Vamos Bien / Uitgave #1 / 2013 1 |
We gaan goed
| 2
3 |
antropologie (v.), [gevormd van Gr. anthropos (mens) + -logia (verhandeling)], 1 natuurkennis van de mens, leer van de mens als natuurhistorisch wezen: criminele antropologie, zie bij crimineel1 (2); culturele antropologie, volkenkunde en etnologie; filosofische antropologie, leer van de gehele lichamelijke en geestelijke existentie van de mens; (veroud.) fysische antropologie, antropobiologie; 2(theol.) leer van de mens als religieus wezen; wat de dogmatiek leert aangaande de mens
| 4
5 |
Voorwoord Inleiding 19 23 31 37 43 49 59 65 71 77 83 89 95 103 109 115 119 125
Jori Alkemade in Ghana Josefien de Ridder in Oeganda Rixt Vellenga in Oeganda Emmy Okkema in Oeganda Mark de Waard in Tanzania Nadine Kliffen in Marokko Marjolein Boelens in Colombia Luiza Silva de Andrade in Brazilië Jorge Alves in Brazilië Marit Bakker in Brazilië Charlotte ten Have in Mexico Brecht Zijlstra in Nepal Aarti Baldwesing in India Wouter Ooms in Indonesië Minna Raitapuro in Bangladesh Fennelien Stal in Birma Marly Broertjes in Thailand Anke Anemaet in Madagascar Nawoord Colofon
| 6
7 |
VOORWOORD DE AANLOOP NAAR VAMOS BIEN
September 2008. Het schemerde, terwijl ik op mijn gemak door Panamastad wandelde, een ijsje kocht en de lokale ijscoman me waarschuwde: ‘Ga daar niet langs. Veel te gevaarlijk. Loop via het plein.’ En daar op dat plein had ik eindelijk mijn moment van bezinning. Op een lantaarnpaal zag ik een poster waarop een ijsbeer stond afgebeeld, eenzaam drijvend op een ijsschots in de zee. ‘Waar zijn we mee bezig?’ luidde de ondertitel. Een paar maanden daarvoor zat ik in de Amazone van Colombia in een kano omringd door een brulaap, een paar doodshoofdaapjes en een Amerikaanse biologe. Ze klonk teneergeslagen: ‘Eric, ik heb echt geen 100.000 dollar per jaar nodig om aapjes uit gevangenschap hier een tweede kans te geven. Echt niet. Een paar duizend dollar is genoeg.’ Een schrijnend relaas volgde. De biologe was een paar jaar eerder in contact gekomen met een ecofonds uit Nederland. Ze mocht een voorstel insturen voor een subsidie. Vervolgens kwam er een hele filmploeg van de Postcode Loterij langs. Helemaal goed. Of toch niet? ‘Na een paar jaar stopte de subsidie abrupt, vanwege een beleidswijziging. Het indianendorp al hier begon er net aan te wennen. We kregen veel teveel geld, maar voor minder deden ze het niet. Nu is de geldkraan ineens helemaal dichtgedraaid. Het gevolg: een ontwricht dorp, aapjes die niets meer te eten krijgen en heel veel scheve gezichten. Ik heb weer een verzoek gekregen van een ander fonds. Maar om voor een bijdrage in aanmerking te komen, moet ik naar de grote stad en mijn apen achterlaten. Het kost gewoon teveel energie, tijd en het is altijd alles of niks. Ik word er moedeloos van. Ik zei geef me een paar duizend dollar per jaar. Daarmee ben ik geholpen en houd de rest.’ Eind 2008 nam ik een cruciaal besluit. Na dertien jaar bij een financieel conglomeraat had ik het wel gezien. Ik heb niet zoveel nodig. Als minimalist voel ik me eigenlijk het prettigst in een hotelkamer waar een bed staat, waar het schoon is en ik een gezellig praatje kan maken. Wat moet ik met een kast van een huis en acht vakantiehuizen? Drie auto’s voor de deur, terwijl ik er maar in een tegelijk kan rijden? Bovendien zit ik in Amsterdam toch bij voorkeur op mijn fietsscooter. In het jaar 2009 begon ik aan een nieuw leven. Ik ging weer aan het werk, maar nu op mijn manier. Ik ging ook weer studeren. Het jagen nach Gut und Geld maakte plaats voor een veel dieper liggende interesse: de wereld en haar geschiedenis. Aanvankelijk wilde ik helemaal in mijn eentje de wereld verbeteren. | 8
9 |
De biologe in Colombia had per slot van rekening maar een paar duizend euro per jaar nodig. Als ik die nou eens zou ophoesten? Daniel de Swaan, collega en financieel directeur bij Meijers, had daar zijn bedenkingen bij. ‘Waarom wil jij in je eentje de wereld verbeteren? Ken je de regels, richtlijnen en de obstakels in de praktijk?’ vroeg hij me. ‘Eric, vergeet het. Als je echt wat wilt betekenen, dan moet je aansluiting zoeken en niet opnieuw het wiel willen uitvinden.’
INLEIDING De mogelijkheden van antropologie
In het jaar 2011 zat ik in de collegebanken en luisterde naar de intrigerende colleges van Freek Colombijn en zijn collegae. Over wat er ondanks alle goede bedoelingen toch allemaal mis kan gaan met miljarden dollars aan ontwikkelingsgeld. Ik zat aan tafel met twee uitermate bevlogen antropologen, en de puzzelstukjes vielen op hun plek. Het hele jaar door lezen zij scripties van gepassioneerde studenten die elders in de wereld nijpende problemen in kaart hebben gebracht. Studenten die niet zelden terugkomen vanuit hun onderzoeksgebied met tranen in hun ogen en de prangende vraag om hulp: het aangekaarte probleem valt op te lossen. Echt. Geef me een paar maanden of een jaar en een beetje geld. Ik heb zoveel lokale contacten opgedaan met zoveel goede ideeen. Wat kan een klein beetje steun voor hen veel betekenen. De notariele akte van de stichting Vamos Bien passeerde in mei 2012. Met Ellen Bal, Freek Colombijn en ondergetekende als bestuurleden. Er werden euro’s op de rekening gestort en het begin was daar. Inmiddels zijn we de eerste fase gepasseerd. Achttien enthousiaste masterstudenten zijn begin 2013 op pad gegaan, gesteund door een bijdrage van Vamos Bien. In dit boek leest u over hun aangrijpende belevenissen. Vamos Bien betekent: We gaan goed. We staat voor iedereen. Iedereen kan van iedereen leren. Verbetering. De tijd is voorbij dat we anderen moeten ontwikkelen, als die tijd ooit al echt heeft bestaan. Gewoon doen waar we goed in zijn. Mijn naam is Eric Schuit, ik ben voorzitter van Vamos Bien. Inmiddels 44 jaar. Wereldburger. Samen met Ellen en Freek en vele, vele anderen hoop ik iets extra’s te kunnen betekenen voor onze planeet en alle fantastische inwoners daarvan. Vamos Bien. Eric Schuit
Wij hebben vaak snel ons oordeel over het gedrag van mensen uit een andere cultuur klaar. ‘Mensen in Afrika zijn arm, omdat ze te veel kinderen te krijgen’. ‘Amerikanen zijn bijna allemaal te dik, want eten te vet en drinken literbekers frisdrank’. ‘Vrouwen in het Midden-Oosten lopen gesluierd, omdat ze onderdrukt worden’. ‘Mensen in Zuidoost-Azië zijn ondervoed, want ze eten alleen witte rijst en geen zilvervliesrijst’. ‘Nederlanders die elke dag met de auto in de file staan, hebben geen hart voor het milieu’. We oordelen te snel en meestal zonder ons werkelijk te verdiepen in de vraag waarom mensen doen zoals ze doen. Misschien hebben mensen in Afrika goede redenen om veel kinderen te krijgen of krijgen velen in werkelijkheid hooguit twee kinderen. Wellicht geeft een sluier vrouwen in het Midden-Oosten meer bewegingsvrijheid of kiezen ze zelf voor een sluier uit oprechte religieuze overtuiging. We weten het vaak gewoon niet. Antropologen worden getraind om hun oordeel op te schorten. Voor we verdergaan, geven we meteen maar toe dat antropologen ook vaak snel een oordeel hebben over anderen. Bijvoorbeeld over sociologen met lange vragenlijsten of over Nederlanders die afgeven op Islamitische medelanders. Maar toch, als je het goed doet, oordeel je als antropoloog niet te snel. Elk vak heeft zijn eigen sterke en zwakke kanten. En de kracht van antropologie is begrip opbrengen voor mensen die ogenschijnlijk anders zijn dan jezelf en proberen de wereld te zien door hun ogen. Wat kunnen mensen zelf vertellen over waarom ze bepaalde dingen doen en andere dingen laten? Misschien leggen Thai of Viëtnamezen uit dat zilvervliesrijst weliswaar meer voedingswaarde heeft, maar geslepen (witte) rijst langer goed blijft. Of dat witte rijst meer status geeft en dat voeding belangrijk is, maar zelfrespect ook en ze daarom toch kiezen voor witte rijst. En misschien vinden velen witte rijst gewoon lekkerder of kennen ze geen zilvervliesrijst. Als antropologen onderzoek doen, moeten ze vooral heel goed luisteren. Als ze met iemand praten (interviewen zullen sommigen zeggen), letten ze niet alleen op de vragenlijst die ze van tevoren hebben bedacht, maar ze luisteren vooral goed naar wat de ander belangrijk vindt om over te praten. Waar leidt de ander het gesprek naartoe en wat wil zij of hij graag kwijt over het gespreksonderwerp? En luisteren is slechts de helft van het antropologisch onderzoek. Antropologen dienen ook
| 10
11 |
ontzettend goed te kijken. Mensen gedragen zich vaak anders dan dat ze zeggen (of denken) dat ze doen. ‘Ik discrimineer niet’, maar in de trein gaat ze liever naast iemand met een jasje aan zitten dan naast iemand met een T-shirt en zwaar getatoeëerde armen... ‘Ik geef heel erg om het milieu’, maar hij eet wel vlees. Uit die speling tussen wat mensen zeggen dat ze doen en wat ze werkelijk doen, valt heel veel te leren... Het is daarbij meestal niet zo dat mensen ‘liegen’ over hun leven, hun verhaal is net zo echt als hun gedrag. Wanneer een onderzoek zich beperkt tot het interviewen van mensen, zal de antropoloog weinig te zien krijgen van hun gewone gedrag. Vaak leer je als onderzoeker het meeste door heel veel tijd bij de mensen door te brengen. Participerende observatie noemen antropologen dat: meedoen en kijken. Vaak is participerende observatie niet meer en niet minder dan zoveel mogelijk ‘rondhangen’. Echt meedoen is het niet, maar je bent erbij in jouw rol als onderzoeker. Ook spreken antropologen over veldwerk doen en in het veld zitten, in contrast met literatuurstudie in de bibliotheek of een enquête waarbij de interviewer slechts oppervlakkig contact heeft met de geïnterviewde persoon. Waarschijnlijk zaten de eerste antropologen letterlijk in het veld, bij jagersverzamelaars en boeren, en nooit in een stad. Tegenwoordig vindt veel onderzoek in steden plaats, omdat daar nu eenmaal meer dan de helft van de wereldbevolking woont, maar we noemen het nog steeds veldwerk. Laten we twee voorbeelden geven uit ons eigen werk over hoe antropologen participeren in het leven van de mensen waar ze onderzoek doen. Een van ons deed eens onderzoek naar aanhangers van Pim Fortuyn, die op zijn sterfdag jaarlijks een pelgrimstocht maken. Van zijn laatste woonplaats, Rotterdam, via het Mediapark in Hilversum, waar Fortuyn werd doodgeschoten, naar Driehuis, waar hij de eerste maanden begraven lag, terug naar Rotterdam. Het verzamelpunt was een parkeerplaats in Rotterdam. Toen ik (Freek) naar de verzamelden liep, zagen ze meteen dat ik geen aanhanger van Fortuyn was. Lag het aan mijn kleding - ik had geen stropdas met brede schuine banen om, zoals veel Pim Fortuyn aanhangers in navolging van hun held hadden - of kenden ze elkaar allemaal van vorige bijeenkomsten en was ik daarom een vreemde? ‘Van welke krant kom jij?’ was hun openingszin, voordat ik zelf iets kon zeggen. Ze waren teleurgesteld dat ik maar van een universiteit kwam en hun dus niet veel media aandacht kon schenken. De rest van de dag heb ik met alles meegedaan, ook met de afsluitende mars door Rotterdam, nagestaard door nieuwsgierige of afkeurende blikken van omstanders, en kon ik van dichtbij zien wat er die dag gebeurde. Maar voor alle deelnemers aan de pelgrimstocht was het zonneklaar dat ik meeging als onderzoeker en niet als een Fortuynist. Dit was trouwens ook duidelijk voor de massaal opgekomen pers die mij links liet liggen. Een ander voorbeeld is toen ik (Freek) onderzoek deed naar landbouwvoorlichting in een dorp in West-Java. De dijken van de natte rijstvelden, sawa’s, dreigden op dat moment ondermijnd te worden door ratten. Dus ging het hele dorp – mannen, vrouwen en kinderen – op rattenjacht, wat tot veel hilariteit en opwinding leidde. En ik was erbij, maar ik kon mijn weerzin om ratten dood te knuppelen niet overwinnen. De dorpelingen zagen meteen dat als ze mij een stok in handen zouden drukken, ik de ratten toch zou laten glippen of mijn eigen enkels zou raken. Dus mocht ik niet meedoen met de eigenlijke jacht, maar wel | 12
kreeg ik een andere rol toebedeeld. Drie muzikanten waren met een draagbare accu en versterker de sawa’s ingelopen om de menigte op te zwepen met muziek. De zanger zong over mij en het schalde over de velden: ‘Daar is ook Freek, hij komt kijken hoe wij ratten doodslaan, kom op, laat zien hoe snel we dat kunnen!’ Bijna alle jonge antropologen in dit boek vertellen soortgelijke verhalen, waarbij ze op de ene of andere manier een rol spelen in de lokale samenleving. Door deze werkwijze van goed luisteren, goed kijken en veel tijd doorbrengen met de mensen bij wie je onderzoek doet, leren antropologen welke problemen mensen echt ondervinden. Mede hierom zijn antropologen goed in staat om mee te denken bij het oplossen van problemen. Ontwikkelingsprojecten doen er goed aan om antropologen in te schakelen en dan maakt het niet uit of het gaat om het slaan van de spreekwoordelijke waterput in Afrika, of om een uitwisselingsproject in een Nederlandse stadswijk voor mensen van verschillende culturele achtergronden. Een bijkomend voordeel van het inschakelen van antropologen is dat zij vaak goedkoop werken. Zij zullen als het enigszins kan bij mensen thuis wonen en mee-eten met wat de pot schaft. Zeker wie dat als student voor de eerste keer meemaakt, kan diep onder de indruk zijn van de nieuwe levenservaring. Maar uiteindelijk is die levenservaring voor de antropoloog bijzaak. Het gaat erom dat door de specifieke werkwijze van de antropologen zij vaak goede ideeën hebben over hoe kleine verbeteringen de wereld wat mooier kunnen maken.
Antropologie en Vamos Bien De Master studenten antropologie - formeel ‘Sociale en Culturele Antropologie’ - van de Vrije Universiteit doen elk jaar onderzoek van januari tot en met maart. In de maanden tot januari bereiden ze het onderzoek voor en in de maanden tussen hun terugkeer en het einde van het studiejaar schrijven ze een thesis op basis van hun veldwerk. Stichting Vamos Bien ondersteunt elk jaar het onderzoek van een aantal studenten financieel, in de hoop dat ze met de resultaten van hun onderzoek de wereld een beetje beter kunnen maken.
13 |
In ontwikkelingssamenwerking is - en wordt nog steeds - veel discussie gevoerd over wat we moeten verstaan onder ontwikkeling. Volgens sommigen is het niet meer dan good change, goede verandering dus, en dat is ook de definitie die Vamos Bien aanhoudt. Het onderzoek dat Vamos Bien steunt moet een positieve verandering kunnen bewerkstelligen. Soms zal dat zijn doordat de studenten op basis van hun onderzoek een klein project starten, maar het kan ook al helpen wanneer zij hun resultaten onder een groter publiek dan hun docent, medestudenten en familie verspreiden. Stichting Vamos Bien heeft tot doel antropologen van de Vrije Universiteit te ondersteunen bij het uitvoeren van maatschappelijk relevant onderzoek, het verder verspreiden van hun onderzoeksresultaten en het opzetten van ontwikkelingsprojecten.
Een reis om de wereld in achttien verHALEN Dit boek laat zien wat Vamos Bien probeert te bereiken en is er tevens om onderzoeksresultaten breder te verspreiden. Het geeft een overzicht van het onderzoek van achttien antropologie studenten, die verslag doen van kleine mogelijkheden voor goede verandering. Als we dit schrijven, hopen we dat de studenten hun onderzoek zullen gebruiken voor het maken van kleine projecten voor goede verandering, die Vamos Bien dan weer graag verder ondersteunt. Ondertussen wordt het project van een van de eerste alumni-studenten ondersteund door Vamos Bien. Dit wordt een documentaire die geïnteresseerde vrijwilligers in Nederland wil informeren over hoe hun korte verblijf bij een weeshuis in een Derde Wereldland verwarrende gevoelens bij de wezen kan oproepen, en ook over hoe zo’n negatief effect het beste voorkomen kan worden. Vamos Bien ondersteunt deze onderzoekers met een financiële bijdrage en technisch advies over de productie van de documentaire. Ook zij zullen gaan bloggen op de site en wij kijken uit naar het eerste audio-visuele project. De achttien verhalen in dit boek zijn gebaseerd op blogs geschreven door de studenten tijdens hun veldonderzoek. In hun ruwe vorm zijn deze blogs, evenals de digitale uitgaven van dit boek, te vinden op www.vamosbien.nl. Gezamenlijk vormen deze verhalen een mooie staalkaart van het werk van antropologen, zoals ondersteund door Vamos Bien. We hopen dat het onderzoek hier niet bij blijft en dat er verschillende vervolgprojecten uit voort zullen komen, die streven naar goede verandering. Veel leesplezier! Ellen Bal & Freek Colombijn
| 14
15 |
| 16
17 |
Een reis om de wereld in achttien verhalen
| 18
19 |
HOOFDSTUK 1 JORI ALKEMADE IN GHANA
Akwaaba, ik ben Jori Alkemade (24). Ik ben de afgelopen drie maanden in Ghana geweest om te kijken naar de manier waarop Ghanezen hulp zoeken bij psychische problemen en welke rol de familie en religie hierin speelt.
| 20
21 |
Eerste stappen in de Ghanese psychiatrie 30 januari 2013 In Nederland had ik informatie opgezocht over psychiatrische ziekenhuizen in Ghana, aangezien dit mij uitgelezen locaties leken om mensen met psychische klachten en professionals binnen dit werkveld te vinden. Ik wilde graag toestemming krijgen om bij een van de psychiatrische ziekenhuizen onderzoek te doen. Omdat er maar drie zijn, waren mijn kansen helaas gering. Na contact te hebben gezocht met Accra Psychiatric Hospital in Asylum Down, kreeg ik de contactgegevens van medische directeur/hoofd psychiatrie Akwasie Osei. Hij zou mij verder kunnen helpen, werd gezegd. Na even stil te hebben gestaan bij de naam Akwasie Osei, besefte ik dat dit de man was die ik in alle filmpjes op Youtube over psychiatrie in Ghana had gezien. Eerlijk gezegd was ik best zenuwachtig om contact te leggen met hem, maar ik heb toch vol goede moed de telefoon opgepakt. Meneer Osei bleek gelukkig een vriendelijke man, die aangaf dat ik gelijk op bezoek mocht komen om mijn voorstel uit te leggen. Het was maandag 14 januari en daar stond ik met mijn onderzoeksplan, interviewvragen, brieven van de universiteit en natuurlijk in mijn beste kleding voor de poort van het psychiatrisch ziekenhuis. Maar de heer Osei was nergens te bekennen: hij stond ergens langs de kant van de weg met autopech. Ik kon gelukkig de volgende dag gelijk terugkomen, vroeg in de ochtend stond ik opnieuw voor de poort. Eén van de beveiligers wees mij de weg naar het kantoor van dokter Osei. Deze ligt nabij een grote wachtruimte met bankjes, waar ongeveer 60 Ghanese mannen en vrouwen zaten. Ik zocht een plekje en werd van alle kanten aangestaard. Om mij heen hoor ik meerdere malen het woord obruni vallen; ‘blanke’ in het Ghanees. Om het wachten tussen 60 Ghanezen – die zich allemaal afvroegen wat deze obruni hier deed – iets gemakkelijker te maken, probeerde ik met de vrouw naast mij een gesprekje aan te knopen. Ze gaf aan dat alle mensen die daar zaten, wachten op een consult van een van de drie psychiaters, medicijnen willen of – zoals zij – op zoek zijn naar informatie over het ziekenhuis. Zij zat daar voor haar nicht want zij had ‘very bad mental problems’. Ze zat daar al ruim drie uur te wachten en nog niemand had haar geholpen. Na een uur wachten kwam dokter Osei aangelopen, en wenkte hij me. Ik volgde hem naar zijn kantoor, nam plaats op een van de grote lederen stoelen, legde uit wat mijn onderzoeksplan behelst en meldde dat ik graag contact zou willen met de patiënten en de staf van het ziekenhuis. Hij gaf, zonder al te veel moeite, zijn toestemming. Nu ben ik dan officieel een onderzoeker voor drie maanden in het Accra Psychiatric Hospital. Het ziekenhuis bestaat uit 22 afdelingen, zeven vrouwen-, veertien mannen- en één kinderafdeling. In totaal zijn er 820 patiënten verdeeld over deze afdelingen. De algemene condities hier zijn slecht. Helaas heeft dit voor een groot deel te maken met een gebrek aan financiële middelen. Mensen zient er veelal verwaarloosd uit; hun kleding is erg vies, het haar onverzorgd en er zijn patiënten die naakt rondlopen en naakt op de grond slapen. Ik ben er heilig van overtuigd dat men hier de beste bedoelingen heeft, maar dat maakt de situatie er niet minder schrijnend op. Zowel patiënten als staf lijken erg aardig en open. Dit is een prettig gevoel, want de komende tijd zal ik hier bijna dagelijks aanwezig zijn om met hen te praten. Om het mezelf ‘gemakkelijk’ te maken, heb ik gekozen om te beginnen met de vrouwenafdelingen. Ik begin met de Female Acute Ward, waar vrouwen met acute | 22
problemen worden opgenomen voor een maximale periode van acht weken (in de praktijk is dit helaas bijna altijd langer). Uit gesprekken met een aantal patiënten en verpleegkundigen wordt al gauw duidelijk dat familie een grote rol speelt in de psychiatrie in Ghana. Men wordt veelal door de familie naar het psychiatrisch ziekenhuis gebracht voor hulp, wat in eerste instantie in mijn oren klinkt als iets goeds. Maar helaas betekent dit vaak ook dat men door de familie achtergelaten wordt, terwijl de patiënten op allerlei vlakken afhankelijk zijn van hun familieleden. Men krijgt bijvoorbeeld wel drie keer per dag te eten, maar dit is vaak niet voldoende. Als men extra eten wil of nodig heeft, is het de verantwoordelijkheid van de familie om voor wat geld te zorgen, zodat de patiënt extra eten kan kopen. Nog veel belangrijker is dat de patiënten die ontslagen worden, worden terug gebracht naar het adres dat de familie achterlaat. Vaak blijkt dit adres vals te zijn of is de familie verhuisd, waardoor het psychiatrisch ziekenhuis verplicht is om mensen mee terug te nemen. Dit leidt ertoe dat veel mensen al jaren onnodig in het psychiatrisch ziekenhuis verblijven. Hierdoor vallen ze vaak terug in hun oude gedrag. Er zijn zelfs een soort verblijfsafdelingen ontstaan voor mensen die eigenlijk al lang naar huis hadden gekund. Dit is nog maar het begin van mijn onderzoek en ondanks het schrijnende bestaan van deze patiënten zie ik ook in dat dit voor sommigen de enige optie is. Ik ben dankbaar dat ik dit mag mee maken. Stiekem hoop ik dat ik ergens een bijdrage kan leveren aan de verbetering van dit ziekenhuis. Ook al zal dit voorlopig alleen inhouden dat ik bijvoorbeeld een leuk gesprekje heb of een spelletje doe met patiënten die anders de hele dag geen aanspraak zouden hebben.
Dilemma’s 13 februari 2013 Mijn dagen in het psychiatrisch ziekenhuis zijn van groot belang voor mijn onderzoek. Ik verblijf uren op de verschillende afdelingen, maar merk dat mijn verbazing en frustratie over de gang van zaken mijn objectiviteit soms beïnvloeden. De grote vraag voor mij de afgelopen weken was ‘wat verstaat men onder ‘behandeling’ in dit psychiatrische ziekenhuis?’ Op het ritueel van het ochtendgebed na, slapen de patiënten op de meeste afdelingen vrijwel de hele dag. Er wordt naar mijn mening weinig gedaan om de patiënten te stimuleren activiteiten te ontplooien. Het concept ‘dagbesteding’ als onderdeel van behandeling lijkt hier vrijwel niet te bestaan. De dagen verstrijken en ik krijg de behoefte om een activiteit te introduceren voor de patiënten. Maar moet ik dat wel doen? Kom ik voor drie maanden leuke dingen doen en ga ik daarna gewoon weer weg? Het ziekenhuis heeft niet de middelen om eventuele activiteiten zelf te houden en de verpleegkundigen lijken weinig geïnteresseerd in activiteiten met patiënten. Word ik dan een typische naïeve westerling die in drie maanden ‘verandering’ denkt te kunnen bewerkstelligen? Die de patiënten lekker maakt met allerlei leuke dingen en dan na drie maanden weer vertrekt en hun achterlaat in een deprimerende toestand? Of moet ik het anders benaderen en denken dat ik voor even wat plezier kan brengen in het leven van deze patiënten? De vraag hoe patiënten verwacht worden te resocialiseren als er geen dagbesteding voorkomt in de behandeling, blijft aan mij knagen. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de patiënten met een depressie, denk ik soms: ‘Vind je het gek dat je hier depressief blijft. Je doet de hele dag niets, het is heet en slapen lijkt de enige manier om 23 |
überhaupt de dag door te komen.’ Deze misschien wat naïeve en eenzijdige gedachte, brengt mij ondanks alle dilemma’s toch tot het ambitieuze plan om met een aantal patiënten een sociogram te gaan tekenen. Ik denk: ‘leuk, dan hebben de patiënten wat te doen en heb ik waardevolle informatie voor mijn onderzoek.’ Vol goede moed en met mijn nieuw aangeschafte tekenspullen vind ik mijn weg naar een van de afdelingen, waar ik eerder wat leuke gesprekken heb gevoerd met een aantal patiënten. Eenmaal aangekomen op de afdeling wil helemaal niemand tekenen! Ze slapen liever. De moed zakt me even in de schoenen. Hoe is het mogelijk dat de patiënten liever de hele dag slapen, wat ze dag in dag uit doen, in plaats van met mijn mooie, nieuwe tekenspullen aan de slag te gaan? Na verwoede pogingen om zowel de staf als patiënten te laten zien dat tekenen echt leuk kan zijn, besluit ik om deze afdeling achter mij te laten en mijn ‘tekengeluk’ ergens anders te beproeven. En wel bij Female Ward II; 50 vrouwen met verschillende diagnoses. Ik stal opnieuw mijn spulletjes uit en gelijk is er een aantal vrouwen dat interesse heeft. Mijn plan om een sociogram te maken met deze patiënten blijkt te ambitieus, dus besluit ik mijn tactiek aan te passen en vraag of zij zichzelf, hun familie, huis of het ziekenhuis willen tekenen. Een groep van rond de tien vrouwen gaat pittig aan de slag. Sommigen hebben het zichtbaar naar hun zin en dat is op dat moment voor mij veel waardevoller dan mijn onderzoek en de bruikbaarheid van hun tekeningen. Ik merk aan de vrouwen dat hun concentratieboog opvallend laag is. Ze zijn snel afgeleid en vermoeid. In een gesprek met een patiënt wordt me duidelijk dat het slapen niet alleen met de patiënten, hun diagnose en hun motivatie te maken heeft, maar dat een groot deel van hun gedrag komt door de hoge dosis medicatie, waardoor ze erg vermoeid zijn. Ik denk terug aan de afdeling die ik enigszins gefrustreerd heb achtergelaten; wilde men misschien wel tekenen maar waren zij hier misschien niet toe in staat? Heb ik echt mooie spulletjes voor hun neus gehouden en geprobeerd hen over te halen tot een activiteit die ze misschien wel wilden doen maar niet konden? Horen dit soort dilemma’s er dan echt allemaal bij?
Deze patiënten kunnen dus ook niet thuis bezocht worden. Als hun ‘adres’ wel bekend is, kan de cliënt eens in de zoveel weken rekenen op een bezoek van een community psychiatry verpleegster. Cliënten die thuis bezocht worden zijn patiënten die uit het psychiatrisch ziekenhuis ontslagen zijn of mensen die nooit zijn opgenomen. Deze groep heeft alleen contact met het psychiatrisch ziekenhuis gehad in verband met diagnosestelling en verstrekking van medicatie. Community psychiatry verspreidt zich op het moment over Ghana. Dit om ervoor te zorgen dat mensen in heel Ghana toegang krijgen tot de psychiatrische hulpverlening. Er zijn maar drie psychiatrische ziekenhuizen in Ghana en die liggen allemaal in het zuiden. Door de komst van onder andere community psychiatry kunnen nu ook mensen in andere regio’s ondersteuning krijgen. Bijvoorbeeld bij het vaststellen van een diagnose of het ontvangen van medicatie. Het bijzondere aan dit soort programma’s is dat mensen die anders misschien in de vergetelheid zouden geraken nu in hun eigen omgeving bezocht worden en gestimuleerd worden om op controles te komen. Ondanks dat niet alle cliënten blij zijn met de bezoeken, is het – denk ik – voor hen toch een prettig gevoel dat er altijd mensen zijn die aan hen en hun gezondheid denken.
Huisbezoeken in Ghana 21 maart 2013 Recentelijk is community psychiatry in Ghana geïntroduceerd. Het is ambulant werk wat voornamelijk bestaat uit voorlichting geven over psychiatrische ziektebeelden, bijvoorbeeld op scholen en tijdens huisbezoeken. Sinds een aantal weken vergezel ik Victoria, een community psychiatry verpleegster, iedere week tijdens haar huisbezoeken. We gaan op bezoek bij cliënten die in verschillende buurten van Accra wonen. Iedere maandagochtend rond een uur of zeven, acht haal ik Victoria op bij haar huis. Vervolgens rijden we naar één van de buurten die onder de bevoegdheid van haar polikliniek vallen, zoals: Asylum Down, Osu en Adabraka. Iedere week kiezen we een andere wijk om te bezoeken. Victoria stelt in het weekend een lijst samen met de te bezoeken mensen, zodat we op maandag startklaar zijn. Het doel van de huisbezoeken is vooral cliënten stimuleren om voor controles naar de polikliniek te komen en te kijken hoe zij zich in hun thuissituatie redden. Ghana heeft alleen geen adressen, dus op basis van het goede geheugen van Victoria struinen we de wijken af op zoek naar de huizen van de cliënten. Van een groot deel van de patiënten van de kliniek is niet bekend waar ze wonen. | 24
25 |
HOOFDSTUK 2 josefien de ridder IN OEGANDA
Ik ben Josefien de Ridder (25) en ik ga onderzoek doen naar moderne Ssenga´s in Kampala, Oeganda. Traditioneel gezien is de Ssenga een zus van de vader, die haar nichtje voorbereidt op het huwelijk en seksleven, maar tegenwoordig bestaan er ook commerciële Ssenga´s. Deze ‘sekstantes’ hebben veel invloed op hoe jonge vrouwen met seksualiteit, liefde en hun lichaam omgaan. Ik heb onderzocht hoe de commerciële Ssenga’s hun rol als seksuele voorlichters vervullen en hoe ze traditionele machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen kunnen beïnvloeden.
| 26
27 |
Eerste ontmoeting met een commerciële Ssenga: ‘So why do you want to learn how to pull?’
deze organisaties. Zij mengen de traditionele educatie met modernere issues, zoals HIV-AIDS en soa’s, maar ook met onderwerpen als ondernemers- en leiderschap.
29 januari 2013
Intussen ben ik opnieuw het contact met commerciële Ssenga’s aangegaan. Dit keer heb ik mezelf niet gelijk neergezet als Westerse onderzoeker die informatie komt halen, maar simpelweg als iemand die geïnteresseerd is in de Kiganda cultuur. Ik bezoek regelmatig twee vrouwen, ze zijn nichten maar noemen zich sisters, die gezamenlijk een Ssenga- en een kledingwinkel runnen. Mijn begeleider heeft me aangeraden elke keer iets kleins te kopen van de Ssenga’s om zo een evenwichtige relatie op te bouwen. Ik heb inmiddels een paar hoge hakken en een leuk jasje gekocht in de kledingwinkel.
Daar zit ik dan op een krakkemikkig bankje in een houten hutje van amper een bij drie in een buitenwijk van Kampala. De vrouw die me begeleidt naar deze Ssenga zit uitgebreid met haar te kletsen in het Luganda, de lokale taal. Ik versta er geen snars van. Ik vind het niet erg, want nu heb ik de tijd om goed om me heen te kijken. De wand voor me is versierd met hartvormige papiertjes met christelijke teksten. Achter me hangen plankjes vol met potten in verschillende kleuren en maten. Er staan teksten op die ik ook niet begrijp, maar ik ga er vanuit dat er kruiden en andere wondermiddeltjes in zitten. De Ssenga’s die in dit buurtje werken, promoten zichzelf als herbalisten en hebben de Ssenga tot een money-making business getransformeerd. Op een gegeven moment wendt de Ssenga zich tot mij. Of ik een Muganda (enkelvoud van Baganda, de stam waar de Ssenga-traditie vandaan komt) man ga trouwen? Nee? Of ik een man heb in Nederland? Nee? ‘So why do you want to learn how to pull?’ vraagt ze. Hier heb ik veel over gelezen. De Baganda vrouwen leren op jonge leeftijd van hun Ssenga hoe zij hun binnenste schaamlippen langer kunnen maken. Deze pijnlijke praktijken zouden het seksuele verlangen en genot voor zowel de man als de vrouw verhogen. Wanneer je geen uitgerekte schaamlippen hebt, zou geen Muganda man met je willen trouwen en zou je zelfs niet in staat zijn om kinderen te baren. Ik had verwacht dat het achterhaald zou zijn, maar blijkbaar is het nog een alledaags fenomeen. Mij niet gezien. Na uitgelegd te hebben dat ik niet kom om mijn lichaam seksklaar te maken of alle tips and tricks te leren, maar om meer te weten te komen over haar werk in relatie tot mijn onderzoek, vindt ze dat ik haar 100.000 Oegandese shilling (ongeveer 28 euro) moet betalen. Want als ze mij alles zou vertellen over haar werk, en het hoe en waarom ervan, zou ik het vanzelf ook leren. Ik vertel haar dat ik haar punt begrijp, maar dat ik het eerst met mijn begeleider moet overleggen. Ze geeft me haar visitekaartje en dringt er op aan dat ik haar zal bellen. Mijn eerste confrontatie met een commerciële Ssenga verloopt dus niet heel erg soepel, maar een interessante ervaring is het zeker. Dankzij interviews en alledaagse gesprekken ben ik er achtergekomen dat mijn vooronderstelling over de transformerende Ssenga’s te beperkt was. Ik ging er vanuit dat er eerst traditionele Ssenga’s (de echte tantes) waren en er nu moderne Ssenga’s (de commerciële sekstantes) zijn ontstaan. Maar het is veel sterker met elkaar verbonden dan ik dacht. De commerciële Ssenga’s worden juist vaak gezien als zeer traditioneel. Op dit moment zou ik de Ssenga’s in drie categorieën kunnen indelen. De eerste zijn de biologische tantes, de zussen van de vader die een meisje voorbereid op het huwelijk. Het is hierbij van belang om jezelf te realiseren dat het niet alleen over seks gaat. Zij brengt haar nichtje de normen en waarden van de Baganda bij en leert haar hoe een vrouw zich dient te gedragen. In Kampala is deze rol aan het vervagen, maar in de dorpen is het nog een belangrijke rol. De tweede categorie bestaat uit de commerciële Ssenga’s. Deze zijn voornamelijk gefocust op seks en relatieproblemen. Sommige Oegandezen vinden dat deze vrouwen de naam Ssenga misbruiken om geld te verdienen. De derde groep betreft de professionele Ssenga’s. Dit zijn vrouwen die werken voor ontwikkelingsorganisaties of getraind zijn door | 28
Dit is makkelijker dan iets te kopen in de Ssengawinkel, waar ze enkel kruiden en vreemde brouwsels verkopen. Deze kunnen je genezen van elke ziekte die je maar kan bedenken, of kunnen je lichaam ‘sexier’ maken door bijvoorbeeld je borsten groter, je heupen breder en je kont dikker te maken. Misschien zou ik het toch eens moeten proberen? Voor het moment is het passen van kleren en schoenen terwijl we over hun zaakjes kletsen een relaxte en informele manier om informatie te verzamelen. Bovendien is het goed voor mijn zelfvertrouwen want bij alles wat ik aantrek roepen ze in koor: ‘Wooow you look so smart!’
Zogenaamde maagdelijkheid 15 februari 2013 Ik zit al op de helft van mijn tijd in Oeganda. Alles gaat hier in een Afrikaans tempo en daardoor niet echt snel. Met de commerciële Ssenga’s breng ik flink wat tijd door om een goed beeld te krijgen van hoe zij werken en leven. Eén van hen zou ik daadwerkelijk een vriendin willen noemen. Een hele jaloerse vriendin, dat wel. De Ssenga’s in dit buurtje zijn allemaal kennissen, vriendinnen of zelfs familie van elkaar. Zodra ik een voet in de straat zet, krijgt ze te horen dat haar Mzungu (blanke) vriendin in de buurt is. Vervolgens pakt zij haar telefoon om mij te bombarderen met vragen over waar ik ben en waarom ik daar ben. De laatste keer zat ik net in de rookwalmen van een collega-Ssenga, die me liet zien hoe ze een traditionele pijp rookt om kwade geesten en boze tongen te verdrijven, terwijl ik mijn jaloerse vriendin verzekerde dat ik snel naar haar toe zou komen. Eenmaal bij haar ‘kliniek’ aangekomen, vroeg ze wat mijn probleem was, een oprechte vraag naar het probleem waarvoor ik hulp ben gaan zoeken bij een andere Ssenga. Na uitgelegd te hebben dat ik nog steeds geen probleem heb, verweet ze me dat ik niet meer van haar hield als voorheen. Een lichtelijk problematische relatie dus. Ondanks dat ik geboeid ben door deze vrouwen, die een traditioneel gegeven in een seksgericht en winstgevend bedrijf hebben veranderd, richt ik me ook nog steeds op de andere soorten Ssenga’s. Bijvoorbeeld de getrainde Ssenga’s die ingezet worden op het Ekisaakaate jeugdkamp. Het Buganda Kingdom organiseert dit kamp jaarlijks om het, door hun geïdentificeerde, gat in de opvoeding van jongens en meisjes in de huidige samenleving op te vullen. Het ontstaan van dit gat wordt voornamelijk geweten aan politieke instabiliteit en de consumptiemaatschappij. Ouders, Ssenga’s en Koija’s (de broer van de moeder, die traditioneel belast is met de opvoeding van de zonen) hebben geen tijd om kinderen op te voeden en/of beschikken niet over de traditionele kennis. In de twee weken dat de kinderen naar huis mogen van hun internaten, sturen de rijkere ouders ze naar dit 29 |
opvoedingskamp om de traditionele vaardigheden, normen en waarden te leren. Het onderwerp seksualiteit wordt hier voornamelijk gemeden, ondanks dat de kinderen de leeftijd tot en met achttien jaar hebben. Er wordt vanuit gegaan dat ze geen seks hebben en onthouding wordt sterk aanbevolen. Maar mochten de kinderen toch een probleem hebben rondom het onderwerp, en het durven te uiten, kunnen ze bij de Ssenga’s en Koija’s terecht. Een andere Ssenga die ik deze week heb ontmoet, werkte voor een hulporganisatie die traditionele en moderne gezondheidzorg bundelt in de strijd tegen HIV-AIDS en andere ziektes. Ze vertelde me dat dankzij tribalisme alle Baganda uit de organisatie gewerkt waren sinds er een nieuwe directeur, afkomstig van een andere stam, was aangetreden. Nu werkt ze als acupuncturist in het ziekenhuis en als zelfstandige professionele/commerciële Ssenga. Meisjes komen vlak voor hun huwelijk op consult om alles te leren over wat er van hen verwacht wordt als getrouwde vrouw. Zo kunnen ze bijvoorbeeld beter niet uitgaan, want dan loop je het risico verleid te worden en zou je weleens je familie kunnen besmetten met HIV of syfilis. Vierentwintig wordt gezien als de ideale leeftijd om te trouwen, want dan zou je een diploma kunnen hebben en dat is tegenwoordig ook voor vrouwen belangrijk. Ik vroeg me af of het wel zin heeft om vrouwen van vierentwintig seksuele voorlichting te geven, maar deze Ssenga vertelt me dat ze gewoon doen alsof ze nog maagd zijn, zoals van hun verwacht wordt voor het huwelijk. Maar als ik even later vraag wat ze zou doen als een meisje van achttien naar haar toe zou komen met de vraag hoe ze haar vriendje moet plezieren, haalt ze vol enthousiasme een boekje te voorschijn met tekeningen van allerlei ingewikkelde standjes en uitgebreide uitleg over het hoe, wat en waar. Die zogenaamde maagdelijkheid is dus ver te zoeken.
Een Oegandese variant op de Huishoudbeurs 8 april 2013 Dit keer geef ik jullie een kijkje in mijn onderzoek aan de hand van de zogenaamde Ssenga seminars. Dit zijn evenementen waar, zonder grappen, honderden mensen op afkomen. Ik zou een uitstapje hiernaartoe willen vergelijken met een uitstapje naar de welbekende Huishoudbeurs. Een ontspannen dagje uit met de huisvrouwen uit de buurt. Het stralende middelpunt van dit evenement is Ssenga Sarah, een jonge vrouw die haar eigen radioprogramma heeft waarin zij lezersbrieven behandelt en haar luisteraars adviseert. Als ik bij de Hollywood aankom, betaal ik 5.000 Shilling entreegeld (1,50 Euro) en moet ik mijzelf naar binnenwurmen om te zien wat er gebeurt. Ik zou de Hollywood willen omschrijven als een theaterzaal met een balkon en een opendak, bom- en bomvol met mensen op plastic tuinstoelen. Er komen voornamelijk vrouwen en velen hebben kleine kinderen bij zich. Sommigen beschermen zich tegen de brandende zon met een paraplu, anderen vegen om de minuut de zweetdruppels van het gezicht met een zakdoek. Op het podium zit Ssenga Sarah in een prachtige groene jurk met gouden borduursels en zware gouden sieraden. Ze praat en praat en praat, ik versta niet wat ze zegt, maar ze lijkt ervan te genieten om in het middelpunt van de belangstelling te staan. Het optreden van Sarah wordt gevolgd door dat van een Koija, de mannelijke variant van de Ssenga. De man heeft een zandkleurig pak aan en een dikke riem om met een grote gesp waarop een goudkleurig dollarteken prijkt. Een subtiele | 30
aanwijzing dat deze industrie om geld verdienen draait. Na de Koija komen er verschillende artiesten het publiek vermaken met swingende optredens. Ik besluit me los te maken van mijn plakkerige tuinstoel en verlaat de Hollywood. Buiten stuit ik op een lange rij van tientallen vrouwen. Ik loop langs de rij naar voren om te kijken waarom de vrouwen in de rij staan. Ik zie Sarah zitten met twee meisjes gehurkt voor haar op de grond. Ik blijf staan kijken tot er een vrouw naar me toekomt met de boodschap dat Sarah me bij zich roept. Ik voel me vereerd dat deze beroemdheid mij bij zich roept en kniel bij haar neer. Ze vraagt me wat ik van de show vond. Ze kan niet begrijpen dat ik ervan heb genoten, ondanks dat ik de taal niet spreek. Ze legt me uit dat de vrouwen in de rij staan om haar om advies te vragen over allerlei huiselijke problemen. De meisjes die voor haar zitten, hebben bijvoorbeeld problemen met hun stiefmoeder die hun niet kan luchten of zien. Ik neem afscheid en beloof haar de volgende keer terug te komen met een tolk zodat ik het seminar ook inhoudelijk kan volgen. De volgende dag reis ik toch weer alleen, drie kwartier met de boda boda (motorfietstaxi) naar Kisangati. Opnieuw tref ik hier een grote mensenmassa aan. Sarah staat op het podium. Er zijn zoveel mensen dat er nergens een plekje in de schaduw vrij is. In de brandende zon observeer ik onder andere mannetjes die Ssenga boekjes, cd’s, en sleutelhangers verkopen aan het publiek. Ik koop zelf een sleutelhanger met de foto van Sarah voor 3.000 Shilling en vertrek na een uur weer richting huis. Het volgende weekend neem ik Sheila, een vriendin en informant als tolk mee naar een seminar in het Ngoma Cultural Centre in Kabusu. Het blijkt dat voor Sarah nog een oudere Ssenga op het podium komt. Zij legt uit aan de huisvrouwen hoe je een goede echtgenote bent. De nadruk ligt daarbij op hoe je te gedragen in de slaapkamer. Daarna bestijgt Sarah het podium. Zij besteedt ruim een uur aan het voorlezen van een lezersbrief. De schrijfster vertelt hoe haar echtgenoot haar redde uit de armoede, haar vervolgens bedroog en verliet voor de andere vrouw. Deze nieuwe vrouw behekste vervolgens haar kinderen, die één voor één stierven. Maar het lot keert zich ook tegen de nieuwe vrouw en ook haar kinderen sterven. Een alledaags familiedrama in Oeganda. Vrouwen uit het publiek worden in de gelegenheid gesteld om te reageren en advies te geven. Vervolgens geeft ook Sarah een lesje over hoe een wulpse stoeipoes te zijn, zodat je man niet vreemd gaat, en maakt ze ook nog even reclame voor een kruidenzeep waar intieme delen fris en strak van worden. Als Sarah het podium verlaat, neemt ze weer plaats in een stoel achteraf en vormt er zich snel een lange rij met vrouwen die persoonlijk advies van haar willen. Het podium wordt overgenomen door de Koija, gevolgd door optredens. Waar ik de vorige keer op dit tijdstip de benen nam, omdat ik dacht dat het afgelopen was, blijkt er na de optredens nog een derde Ssenga het podium op te komen. Deze verschijnt al zingend en dansend met een plastic penis in de hand. Opvallend is dat er zich opeens een hele groep mannen verzamelt tussen het voorheen voornamelijk vrouwelijke publiek. De Ssenga op het podium zingt een banaal lied en begint daarna ook adviezen te geven. Ze laat zien hoe je tegen de penis moet praten voor de daad en het publiek proest het uit van het lachen. Het is me niet helemaal duidelijk of het nu cabaret is of dat ze het serieus meent, maar volgens Sheila is het serieus bedoeld. Uiteindelijk komt de show abrupt ten einde, omdat de stroom uitvalt en de schemer inmiddels is ingevallen. Welkom in Afrika. Moe maar voldaan en met pagina’s vol met notities keer ik terug naar huis.
31 |
HOOFDSTUK 3 rixt vellenga IN oeganda
Hoe bouw je weer een leven op, nadat je 20 jaar in de bush en in kampen hebt geleefd, op de vlucht voor de rebellen van de Lord’s Resistance Army (LRA)? En wat als de LRA-conflicten eindelijk voorbij zijn, maar het leven zo veranderd is dat het weer tot nieuwe conflicten leidt? Ik – Rixt Vellenga, 25 jaar – ga onderzoek doen in Acholiland, in het noorden van Oeganda. Mijn onderzoek richt zich op hoe de LRA-conflicten geleid hebben tot landconflicten, en hoe deze landconflicten het opbouwen van bestaanszekerheid beïnvloeden.
| 32
33 |
De dagelijkse realiteit van veldwerk 4 januari 2013 De eerste dagen in Gulu gingen vrij moeizaam, en dan vooral het contact leggen met de bewoners. Al vrij snel kwam ik erachter dat ze in Gulu niet zo positief over mzungu’s (blanken) zijn, voornamelijk omdat Gulu vanaf de millenniumwisseling overspoeld werd door internationale hulporganisaties. Na jaren ‘verstoppertje spelen in de bush’ met de LRA-rebellen – aldus een respondent – werden de Acholi’s gedwongen naar Internally Displaced Persons (IDP) kampen te gaan. Wie weigerde zijn huis te verlaten, werd door het Oegandese leger vermoord. Het kwam erop neer dat alleen al in Acholiland ongeveer 1,6 miljoen mensen gedwongen werden om jarenlang in kampen te leven. En gedurende die jaren waren het de hulporganisaties die massaal naar het noorden van Oeganda kwamen om in de vele kampen te helpen. Het is niet zo dat er geen waardering is voor het werk van deze organisaties. Wat ze niet zo populair maakt, is het gedrag en de houding van hun personeel. De mensen met wie ik hierover gepraat heb, hebben geen flauw idee wat de hulporganisaties hier precies doen; ze weten alleen dat hun personeel altijd langsrijdt in hun grote auto’s en nauwelijks contact zoekt met de bevolking. Maar gelukkig kwamen de meeste bewoners van Gulu er snel achter dat ik niet bij een hulporganisatie werk, maar ‘gewoon’ een student ben die onderzoek doet. Intussen weet iedereen hoe ik heet, waar ik vandaan kom en wat ik hier doe. En dat is ook te danken aan Opiyo; mijn onderzoeksassistent. Hij zat een biertje te drinken bij het guesthouse en vroeg me of ik ook wat wilde drinken. Nadat ik uitgelegd had wat ik hier kom doen, stelde Opiyo voor om de volgende dag met de motor naar omliggende dorpjes te gaan. Dus daar zat ik dan, zondagochtend achterop de motor. En dat is eigenlijk wat ik de afgelopen week gedaan heb, en de komende weken ook ga doen (met zo nu en dan een rustdag voor mijn billen). De meeste dorpjes zijn alleen maar te bereiken met de motor of de fiets, en op regenachtige dagen is dat één groot avontuur – of uitdaging, het is maar net hoe je het bekijkt. Maar achterop de motor doe ik niks anders dan genieten: rijdend door de bush over slechte, smalle zandweggetjes. Zo nu en dan een rond hutje, kindjes die water halen bij de put (die vaak kilometers verderop is, net als scholen en gezondheidscentra), iedereen is druk bezig om land
om te ploegen. En dan is er Opiyo, die het liefst met hoge snelheid over de zandwegen scheurt, soms met een sigaretje in zijn hand en vaak bellend. Een aantal keren ging het net goed, vroeg hij ‘are you still there?’, terwijl ik een meter door de lucht vloog. En in een enkel geval ging het wat minder goed, met als gevolg wat schaafwondjes, vieze kleding, maar gelukkig ook gelach. De verhalen die de respondenten vertellen over wat ze in het verleden meegemaakt hebben zijn schokkend, maar dat zijn de verhalen over het heden eigenlijk ook. Veel mensen denken dat de problemen in Acholiland nu over zijn, omdat de LRA-rebellen weg zijn uit Noord-Oeganda, en de mensen weer teruggekeerd zijn naar hun land. Echter, wanneer ik achterop de motor zit en rondhang in de dorpjes, zie ik dat dit zeker niet het geval is. Scholen, waterbronnen en gezondheidscentra zijn schaars en veel mensen hebben niet de middelen om hun land om te ploegen en te bewerken. De Acholi-cultuur is ‘weggespoeld’ (volgens respondenten), het sociale leven is veranderd. In Acholiland is het vertrouwen in de overheid nihil en bovendien zijn er landconflicten, heel veel landconflicten.
Van LRA-conflicten naar landconflicten 14 februari 2013 Land, wat is land? Voor mijn respondenten is land alles: land is waar mensen leven, waar we op lopen. Land is waar je huis staat, land is waar je voedsel plant, land is inkomen en dus schoolgeld voor je kinderen. Land is waar je de doden begraaft (zo niet, dan zal de geest van de dode in de aarde blijven ‘voortleven’ in een ontbonden staat en niet het hiernamaals bereiken, de geest van de dode zal de familie eeuwig achtervolgen). Dus voor veel Acholi is land alles. Zonder land, geen leven. Land is voor de Acholi gemeenschappelijk goed. Meestal was het een clan (een familie, inclusief ooms en tantes, neefjes en nichtjes) die een stuk land bezat. De grenzen van het land werden gemarkeerd door stenen, rotsen, bomen, stroompjes, etc. Naast landbouwgrond was er land waar verschillende clans hun vee konden laten grazen en was er land om te jagen. De clanoudsten waren degenen die wisten waar de grenzen van het land lagen en wie welk stukje land had om te bewerken. Maar na vele jaren in IDP-kampen is niet alleen de betekenis en het belang van land veranderd, ook het bezitten van land is belangrijker geworden. Wanneer mensen de kampen verlieten, hadden ze over het algemeen niks. Helemaal niks. Het enige wat er was, was land. En in de kampen ‘leerden’ mensen dat alles een economische waarde heeft, zo ook land. De natuurlijke grenzen zijn na 20 jaar verdwenen, wat voor velen een gelegenheid is om de grenzen van hun land uit te breiden. Daarnaast zijn er veel ouderen overleden tijdens de oorlog (zij die de landsgrenzen kenden), en zijn er veel kinderen geboren in de kampen. Deze kinderen - nu rond de 20 jaar - kennen hun oorspronkelijke land niet, alleen van verhalen. Andere landconflicten zijn geschillen waar de overheid bij betrokken is. De overheid wil Acholiland openstellen voor ‘ontwikkeling’, maar je hebt ontwikkeling en je hebt ontwikkeling. Het grootste landconflict dat nu speelt, is die van Madhivani. Madhivani is een bedrijf uit India die 400.000(!) hectare wil voor een suikerrietplantage, om Acholiland te ‘ontwikkelen’. Maar op dit land wonen duizenden mensen. De regering heeft toegezegd dat Madhivani het enorme stuk land mag kopen, zonder te overleggen en te onderhandelen met de mensen die op dit land wonen. Heel toevallig is er recentelijk olie in dit gebied gevonden.
| 34
35 |
Dus al met al zijn er overal in Acholiland landconflicten. Maar dat is nog niet alles. De Acholi hebben hun eigen traditionele systeem voor het bepalen van landrechten en bemiddelingsprocedures. Maar aan de andere kant heb je het nationale landsysteem en wetgeving. Deze twee systemen staan eigenlijk lijnrecht tegenover elkaar. De landjepikkers – als ik ze zo mag noemen – kiezen vaak voor het nationale rechtssysteem. In 1988 zijn Local Councils (LCs) aangesteld die de lokale leiders bijstand verlenen bij de lokale rechtspraak. De LCs zouden minder formeel en toegankelijker zijn. Echter, deze lokale leiders hebben vaak geen onderwijs gehad, zijn niet getraind, en zijn sinds 2001 niet meer gekozen, hoewel de wet voorschrijft dat er iedere vijf jaar verkiezingen worden gehouden. Het grootste probleem is corruptie. De gerechtskosten die 1.500 UGX horen te zijn, zijn in de praktijk vaak veel hoger. En bovenop deze kosten komt nog het geld dat de LCs vragen voor transport naar het land, benzine, eten en drinken, beltegoed etc. Het is dus maar al te vaak zo dat de partij met het meeste geld de zaak ‘wint’. Al met al komt het erop neer dat wanneer iemand je land inpikt, je geen inkomen meer hebt en je dus niet naar de LCs of rechtbank kunt om je land terug te krijgen. En wanneer je wel naar de rechtbank gaat, duurt het vaak vele jaren voordat de rechtbank met een uitspraak komt. Dus veel mensen kunnen niets doen. En er is niemand die hulp biedt. Geen hulporganisatie die wat doet aan deze problemen. Volgens de UN Human Rights heeft het namelijk niets met mensenrechten te maken. De regering doet ook niks, want de regering lijkt alleen maar baat te hebben bij de chaos rondom landconflicten en doet zelf ook aan landjepik. Dus daarom zeggen veel mensen: ‘Het rechtssysteem werkt niet, dus hanteren wij ons eigen systeem, en dat is vechten, hutten in brand steken, vergiftigen en moorden.’ Politie is er toch niet in de meeste dorpjes en zij vragen ook geld wanneer je iemand wilt laten arresteren. Het komt maar al te vaak voor dat een ‘landjepikker’ geld betaalt aan de politie om de werkelijke eigenaar te arresteren. Veel van mijn respondenten zeggen: ‘Dit is een nieuwe oorlog. En deze oorlog is nog vele malen erger dan de LRA-oorlog. Mensen vermoorden hun eigen mensen om land. Dat is waarom deze oorlog erger is dan de LRA-oorlog. En deze oorlog zal nog langer voortduren dan de LRA-oorlog.’
Vertrouwen 28 maart 2013 Vertrouwen, wat is vertrouwen? En wat als je het vertrouwen in iemand, in jezelf, het leven of misschien zelfs in de mensheid verliest? Vertrouwen is een woord dat vaak de revue passeerde tijdens interviews en in mijn gedachten. Veel van de respondenten hebben het vertrouwen in de mensheid verloren vanwege de gruwelijke activiteiten tijdens de 20 jaar durende LRA-oorlog. Sommigen werden aan een boom gebonden en voor dood achtergelaten. Bij anderen werden tong, lippen, neus, oren en/of genitaliën afgesneden. De LRA dwong mensen schadelijke en ‘taboe’ substanties te drinken, zoals petroleum en mensenbloed. Meisjes en vrouwen werden ontvoerd en weggegeven aan LRA-officieren; zij die weigerden seks te hebben, werden mishandeld of vermoord. Vaak braken ze eerst hun benen en armen, en werden ze daarna in het vuur gegooid om vervolgens levend te verbranden. Van anderen werden hun genitaliën en borsten afgesneden of verbrand.
| 36
De verhalen zijn soms echt te schokkend en onmenselijk. En ook nu met de landconflicten worden mensen vermoord en gelyncht. Vaak vertrouwen ze hun buren en soms ook hun eigen familieleden niet meer. Dit heeft natuurlijk tot gevolg dat het sociale leven en de Acholi cultuur behoorlijk veranderd is. Zo werden en worden veel voormalige kindsoldaten en weeskinderen aan hun lot overgelaten, door wat ze gedaan hebben en vanwege landconflicten. Ook wordt er in veel gemeenschappen niet meer gezamenlijk gejaagd op dieren (wat voorheen een belangrijke traditie was) en ploegen ze hun landen niet meer gemeenschappelijk maar alleen met het eigen huishouden. Eerder werd land bijvoorbeeld bewerkt door groepen van 30 vrouwen die de ene dag een akker van de ene groep omploegden, en de volgende dag van een andere groep. Ook het vertrouwen in de overheid is nihil. Het leger van Oeganda heeft tijdens de oorlog eveneens veel moorden gepleegd en vrouwen verkracht. Daarnaast heeft de overheid veel land ingepikt voor investeerders en is een groot deel van het budget van het Peace, Recovery and Development Plan – bijna twintig miljoen euro – ‘verdwenen’. Het gaat nu zelfs zo ver, dat de parlementsleden de gemeenschappen oproepen om te demonstreren. Parlementsleden en politici in Noord-Oeganda maken serieuze plannen om een eigen staat – West Nile State – te creëren. Al voor de koloniale periode was er een tweedeling tussen het zuiden en het noorden. Er is hier dus veel gaande. Parlementsleden en ministers moeten voor de rechtbank verschijnen vanwege corruptie, terwijl burgers die protesteren op bizarre wijze ‘verdwijnen’ of een vaag ‘ongeluk’ krijgen. Maar ook in mijn hoofd is er veel gaande. Zo zijn mijn respondenten soms niet helemaal eerlijk, vooral niet als het over land gaat. Ook het vertrouwen in mijn vriendenkring is gedurende de afgelopen maanden zo nu en dan behoorlijk geschaad. Soms denk je dat je een vriend hebt, maar uiteindelijk blijkt het toch niet zo’n grote vriend te zijn. Dat is soms behoorlijk zwaar, eigenlijk weet je nooit wie je kunt vertrouwen en wie niet. Ook andersom is dit het geval; sommige mensen vertrouwen mij kennelijk niet. Zo beschuldigde een vaste klant van het guesthouse mij ervan dat ik naar Acholiland gekomen was om het leger te bespioneren, omdat mijn onderzoeksassistent bij het leger werkt. Nu klinkt het alsof het één en al ellende is hier, maar gelukkig is dat niet zo. Gulu stad(je) heeft intussen een plekje in mijn hart veroverd. Iedereen kent me hier en ik ken iedereen. Als ik achterop de motor zit, geniet ik. Van de eindeloze discussies over de kleinste dingen met Opiyo, van onze kansloze geintjes, van de kinderen die uitbundig zwaaien, van de vrouwen en mannen die druk bezig zijn met het bewerken van het land. En vaak hoor ik de vrolijke muziek, het gelach en gezang van de mensen. Wat veel mensen hier zeggen is: ‘Vrede hebben we nooit gekend, ook nu niet met de landconflicten. Maar in ieder geval zijn we vrij; zijn we weg uit de kampen en hebben we onze vrijheid terug. En wat is vrede?’ Wat is vrede? Daar heb ik lang over nagedacht. Ik ben er nog niet uit, maar in elk geval had de Dalai Lama gelijk toen hij zei: ‘If we could love even those who have attacked us, and seek to understand why they have done so, what then would be our response? Yet if we meet negativity with negativity, rage with rage, attack with attack, what then will be the outcome?’ En het is waar. Zowel vrede als vertrouwen komen voort uit ons hart. Dus eigenlijk is het heel simpel: volg gewoon je hart, en dan komt alles goed.
37 |
HOOFDSTUK 4 EMMY OKKEMA IN OEGANDA
Dromen en ideeën, wie heeft ze niet? Ontsnappen uit je dagelijkse realiteit en verdwijnen in een andere wereld vol met ontelbare mogelijkheden. In Oeganda neemt een steeds groter deel van de jeugd, met name vrouwen, aanzienlijke risico’s om deze dromen te verwezenlijken, zeker wanneer het migratie betreft. Wat zijn toch die dromen en hoe komen deze dromen tot stand? Mijn naam is Emmy Okkema (30) en als ervaren dromer wordt dit masteronderzoek in Kampala een fascinerende reis door de dromen van Oegandese vrouwen! | 38
39 |
Going with the flow of Kampala 23 januari 2013 Tien jaar na mijn eerste bezoek aan sub-Sahara Afrika ben ik wederom op dit fascinerende continent beland. De go-with-the-flow en it-is-as-it-is mentaliteit komen me dan ook niet vreemd voor en het is onvoorstelbaar hoe snel je deze mentaliteit weer oppakt. Het contact met de lokale mensen is makkelijk gelegd, in ieder geval met de mannen dan. Een mzungu (blanke) is over het algemeen een opvallende verschijning in het straatbeeld van Kampala en als blanke vrouw krijg je meerdere liefdesverklaringen per dag naar je hoofd geslingerd. Eenmaal in gesprek met de mannen neemt dit wel iets af, maar een bijbedoeling ligt vaak op de loer. Het contact met vrouwen verloopt iets anders. Dit varieert van nieuwsgierige blikken, tot afwachtende blikken, bozige blikken en onpeilbare blikken. Maar als ik eenmaal begin te glimlachen en groet verdwijnt dit als een slag bij heldere hemel en blijkt dat vrouwen zich over het algemeen geen houding weten te geven. Later zal blijken dat veel vrouwen graag een vriendschap met een mzungu willen hebben, maar dat ze bang zijn om een verkeerde benadering toe te passen. Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat blanke mensen nog vaak als superieur worden beschouwd. Het maakt het sluiten van vriendschappen er niet altijd gemakkelijker op. Eenmaal in gesprek met de vrouwen passeren vele onderwerpen de revue: mannen en relaties, de slecht betaalde arbeidsmarkt, migratie ideeën en het beste van Kampala en Oeganda. De Oegandezen zijn een trots volk. Ze hebben een goede mentaliteit en een positieve houding. Je ziet dat terug in hun behulpzaamheid en vriendelijkheid. Er valt altijd wel iets te lachen en er wordt veel geouwehoerd. Mijn dagelijkse leven tot nu toe bestaat uit wennen en verkennen. Ik moet wennen aan de temperatuur, de geuren, het eten en de mensen. De temperatuur doet af en toe een aanslag op mijn productiviteit, maar halverwege de middag en ’s avonds is het heel aangenaam en worden de mensen steeds actiever, wat aanstekelijk werkt. Kampala is een stad die dag en nacht doorgaat, altijd is er iets te doen of zitten er mensen ergens te eten aan de kant van de weg. Dankzij een grote stroom Indiase immigranten is er veel heerlijk Indiaas eten, maar ook de lokale gerechten zijn lekker, zoals: rolex (een eiergerecht) en chaps (een soort pannenkoek). Het verkennen bestaat voor mij uit het ontdekken van Kampala, the-way-of-living en de plekken waar mijn onderzoeksgroep, jonge Oegandese vrouwen, zich ophouden. Dit zal met name op en rondom de universiteiten zijn, maar die zijn vanwege een vakantie momenteel gesloten. Dus benader ik nu zo ongeveer elke jonge vrouw die ik tegenkom. De diversiteit zal een goede start zijn om een beeld te krijgen van de jonge vrouwen en hun ideeën over het leven nu en in de toekomst. Na een week heb ik een paar fraaie indrukken opgedaan. Over de relaties tussen mannen en vrouwen. De man is op vele manieren superieur en polygamie bestaat nog in verschillende vormen. Mijn normen en waarden gingen wel lichtelijk protesteren bij verhalen over mannen die met meerdere vrouwen waren getrouwd en bepaalde culturele gewoontes. Het is bijvoorbeeld in sommige lokale culturen normaal dat de vrouw dagelijks knielt voor haar man en het eten op de grond eet terwijl de rest aan tafel zit. De officiële taal is Engels, maar dan wel op z’n Oegandees. Zowel qua uitspraak als woordgebruik is het soms lastig te volgen. Een vrouw bezwangeren heet ballooning a woman (dit komt letterlijk uit de nationale krant). Andere uitspraken zijn voor mij lastig te begrijpen puur vanwege een gebrek aan kennis. ‘You look smart’ heeft dan ook niks met intelligentie te maken, | 40
maar wordt gebruikt als compliment om aan te duiden dat je er goed uitziet.
Een Oegandese kijk op werken 9 februari 2013 Vallen mijn bezigheden onder werken of ontspanning? Misschien gebruik ik teveel de Nederlandse perceptie van werken, waarbij werken en ontspannen vaak niet hand in hand gaan. In Oeganda is dit zeker niet van toepassing, ondanks het feit dat men hard werkt, vergeet men zeker niet te genieten van elke dag. Vandaag is belangrijk en morgen een zorg voor later. Al met al een prima combinatie, wat maakt dat mijn bezigheden als ontspanning voelen. Die bezigheden bestaan uit observeren en veel gesprekken voeren. Het observeren van jonge vrouwen en de invloeden die zij op hun pad tegenkomen. Het voeren van gesprekken met organisaties, met experts op het gebied van gender, maar vooral ook met vrouwen over hun ideeën en dromen over het leven. Het vliegen van hot naar her, nou ja op de boda boda dan (brommer taxi), is een heerlijk moment om deze gesprekken te overdenken. De tochtjes op de boda boda bieden niet alleen een goede kijk op het dagelijkse ritme van de stad, maar ook op de invloeden die de vrouwen dagelijks op hun pad krijgen. Enkele van deze invloeden zijn de billboards die suggereren dat je het perfecte leven kan creëren door over genoeg financiële middelen te beschikken via een lening. Andere invloeden zijn de gadgets waarover de mensen beschikken of willen beschikken. Het straatbeeld varieert hier erg, dit gaat van traditionele lokale kledij tot vrouwen die als look-a-likes van Rihanna of Beyoncé over straat lopen. Bij deze look hoort dan ook een hippe en bovenal glimmende tas, hoge hakken, veel sieraden en een groot horloge, allemaal perfect afgestemd op het jurkje wat de vrouwen dragen. Deze look haal ik bij lange na niet met mijn sjofele het-is-te-warm-voor-strakkekleding-outfit, maar wanneer ik in een geklede bui ben, krijg ik vaak complimenten van lokale vrouwen: ‘you look smart!’ Blijkbaar wordt de Westerse kledingstijl gewaardeerd. Deze kledingstijl wordt in de media ook veel gebruikt en mocht er kleding van toeristen gestolen worden dan zijn dit broeken, strakke jurkjes en shirtjes, en geen wijde gekleurde jurken of rokken. 41 |
De afspraken die ik met de vrouwen heb, verlopen nooit zoals gepland, zowel tijden als locaties wijzigen altijd. Wie verwacht dat een interview hier altijd een formele aangelegenheid is, zit fout. Vaak willen vrouwen afspreken in een bar, biertje erbij en gezellig chillen op de lounge banken. Helemaal prima, want deze setting maakt dat het vaak erg gezellig wordt en de vrouwen honderduit praten over hun leven en toekomstdromen. Veel vrouwen geven aan dat een paar jaar in het buitenland werken vrij logisch is als dat goed verdiend. Ze willen hun eigen geld verdienen, zorgen dat ze financieel onafhankelijk zijn en hopen zo hun positie als vrouw te versterken. Van oorsprong hebben mannen in Oeganda een superieure positie, maken zij de beslissingen en controleren zij de financiële middelen. Dit houdt in dat vrouwen kwetsbaar zijn wanneer de man wegvalt uit hun leven. Daarnaast geven vrouwen aan meer controle over hun eigen leven te willen en gelijkwaardiger aan de man te willen zijn. De manier om hun positie te veranderen, zoeken de vrouwen in financiële onafhankelijkheid, al blijkt dit uit verhalen van oudere vrouwen niet altijd voldoende te zijn. Deze financiële focus maakt dan ook dat vrouwen een eenzijdig beeld hebben bij migratie en hun toekomstige leven. Het is dan soms ook lastig wanneer vrouwen mij vragen ‘hoe het dan echt is’ om te leven in Europa/ Nederland en ik met mijn antwoord toch enigszins hun dromen en misschien hun hoop verstoor. Alhoewel een onderzoeksonderwerp gekozen wordt vanuit een bepaalde persoonlijke interesse en passie ben ik toch verrast over de impact die dit onderzoek heeft op mij als persoon. Veel gesprekken bevatten onderwerpen, twijfels, keuzes, ideeën en dromen die mij niet alleen veel over andere mensen leren maar ook veel over mezelf. Dit maakt mijn tijd in Oeganda nu al een enorme verrijking en daar komt bij dat observeren, mensen leren kennen en eindeloze gesprekken voeren mij prima ligt en de tijd (te snel) voorbij vliegt.
De visumverstrekker 27 maart 2013 Aangezien een groot deel van mijn onderzoeksgroep zich bevindt op de universiteit ben ik vaak te vinden in een café op de campus. In dit café ontvang ik Oegandese studentes en zit ik vaak uren met hun te praten, deels als interview voor mijn onderzoek en deels over het leven in het algemeen. Gezien de frequentie van mijn bezoeken en mijn vele contact met lokale vrouwen is mijn band met de serveersters van het café met de tijd vertrouwder geworden. Waar het in het begin alleen het opnemen van mijn bestelling betrof, werd het op den duur al gauw een praatje over algemene dingen, zoals het eten, verschillen tussen de diverse soorten koffie en het weer. Het werd op prijs gesteld dat ik vaak lokaal eten bestelde en mijn voorkeur gaf aan de Afrikaanse koffie. Mijn keuzes werden onderling besproken en al lachend kwamen de serveersters vaak één voor één bij me langs om te vragen of het smaakte. Hun nieuwsgierigheid naar mij werd waarschijnlijk nog meer gewekt door het feit dat ik alleen met lokale mensen afspraken had, zeker gezien het feit dat een mzungu meestal met andere mzungus het café bezoekt. De afstand werd hierdoor kleiner wat maakte dat het contact toenam. Op een rustige ochtend werd ik geholpen door één van de serveersters, die me het hemd van het lijf vroeg over wat ik nou altijd precies kwam doen. Ik vertelde haar dat het café als mijn kantoor functioneerde en dat ik voor mijn onderzoek in gesprek ga met Oegandese vrouwen over hun migratie-ideeën. Ze was erg enthousiast en vroeg me wanneer ik weer in het café kwam; de volgende dag dus. | 42
Zodra ik de dag erna het café betrad, werd ik door alle serveersters heel hartelijk begroet en vervolgens kwamen ze om de beurt even bij me staan praten. Eén van hen gaf aan graag met me te willen praten maar op een ander tijdstip dan lunchtijd. Ik gaf haar mijn telefoonnummer en zei dat ik de volgende week weer in het café zou komen. Mijn telefoon heeft nog nooit zo vaak gerinkeld als dat weekend. Ik werd gebeld door meerdere vrouwen, allemaal met het verzoek om met mij te praten en met de vraag wanneer ik weer in het café kwam. Overrompeld door de vele telefoontjes en erg nieuwsgierig liep ik er na het weekend weer binnen. De vrouwen kwamen al snel dichterbij geschuifeld en de eerste vraag was waarom het zo lang had geduurd voordat ik weer in het café kwam, ze hadden me al in het weekend verwacht. Ik begreep er niet zoveel van en vroeg waar alle haast vandaan kwam. Al fluisterend vroeg de serveerster die mijn telefoonnummer had gevraagd me of het waar was dat ik visa kon verstrekken en mensen mee kon nemen naar Nederland. Er ging gelijk een lichtje branden en verontschuldigend heb ik uitgelegd dat dit op een misverstand berust. Ik heb mijn onderzoek nog een keer uitgelegd, maar de serveersters bleven het een beetje raar vinden dat ik alleen ideeën over migratie onderzoek. In de ogen van de serveersters is migratie nogal logisch: betere financiële mogelijkheden. Je doet alles voor betere mogelijkheden en die zijn volgens hen in Oeganda lastig te vinden. Als serveerster verdienen ze zo’n 30 euro per maand en de vervoerskosten betalen ze van de fooien die ze ontvangen. Het leven is hard en de meesten werken zes dagen per week, twaalf uur per dag. Hun kinderen worden opgevoed door familie en met een beetje geluk zien ze hun kroost één keer per twee maanden. Deze positie maakt dat vrouwen bereid zijn om alles achter te laten voor een baan met meer inkomsten. Hoe hun leven er dan uit zal zien en wat voor soort werk ze dan willen doen? Dat maakt niet veel uit, hard werken en veel geld verdienen is het motto. Hoe ze dit dan gaan doen? Nou daar was ik eigenlijk voor, de visumverstrekker. Natuurlijk waren ze teleurgesteld dat ik niet over deze mogelijkheden beschikte, maar teleurstelling hoort volgens deze vrouwen bij het leven. Ondanks de hardheid van het leven gaan ze vrolijk verder met de dagelijkse gang van zaken. Nog steeds kletsen we heel wat af als ik in het café kom. Mijn aanstaande vertrek vinden ze veel te vroeg. Het wordt tijd dat ik als dertiger een Oegandese man vind en ga trouwen. Ondanks het feit dat de vrouwen denken dat het leven in een ander land beter voor ze is, zijn ze toch heel trots op hun land en cultuur. Het advies dat ik krijg is dan ook dat ik vooral moet blijven en hier een goed leven moet leiden. De gesprekken, gezelligheid en de humor zal ik zeker missen en maken dat ik veel respect heb ontwikkeld voor de wijze waarop deze vrouwen het leven benaderen en aanpakken. Het onderzoek begon met ideeën van jonge Oegandese vrouwen over migratie en hun toekomst, maar uiteindelijk bleek dat de rolverdeling tussen mannen en vrouwen een grotere rol speelde in hun dagelijkse leven. Migratie werd beschouwd als ‘logisch’ voor betere kansen op een studie of een baan, maar het was niet echt een droom voor veel vrouwen. Tijdelijk even werken of studeren in een ander land werd met name geambieerd om daarmee de kansen in Oeganda te vergroten en daar een succesvolle toekomst op te bouwen. Wat de vrouwen vooral bezighield was hun toekomst in Oeganda en hun positie in de samenleving. Het is deze positie en de snelle modernisering in Kampala die de dromen en ideeën van jonge Oegandese vrouwen kleurt.
43 |
HOOFDSTUK 5 MARK DE WAARD IN TANZANIA
Lokale actieve deelname aan ontwikkelingsprojecten zou leiden tot verbeteringen van het leven van belanghebbenden. Toch gebeurt het vaak dat deze mensen om bepaalde redenen niet meewerken aan deze projecten. Daarom ga ik, Mark de Waard (25), onderzoeken hoe Tanzanianen zelf denken over ontwikkelingsprojecten. Dit ga ik doen in het dorpje Mambo in het noorden van Tanzania.
| 44
45 |
Een ander Tanzania 8 januari 2013 Vandaag is het precies twee weken geleden dat ik aangekomen ben in Tanzania, na een lange reis via Kenia. Voor mij is het de vierde keer dat ik in Tanzania ben en je zou zeggen dat het nu een routineklus voor mij is om hier te zijn. Niets is minder waar. Mijn eerste ervaring met Tanzania was vijf jaar geleden, toen ik na mijn MBO-opleiding besloot wat meer van de wereld te gaan zien. Als backpacker reizend door Tanzania werd ik verliefd op dit land. Dit leidde ertoe dat ik twee jaar later in de stad Arusha stage ben gaan gelopen voor mijn HBO-studie. Tijdens die periode heb ik een geweldige tijd gehad en zoveel leuke mensen leren kennen, dat ik een jaar later alleen maar voor een paar dagen naar Arusha ben gegaan om mijn oude vrienden weer te zien. En twee weken geleden ben ik dus weer in Arusha aangekomen. Na een fantastische week in het vertrouwde Arusha ben ik vertrokken naar Mambo; mijn onderzoekslocatie. Een klein dorpje dat twaalf uur rijden van Arusha ligt en zich midden in het Usambara gebergte bevindt. Ik merk hier tal van verschillen. Arusha is een drukke stad met één tot twee miljoen inwoners, terwijl Mambo een dorp is met ongeveer 5000 inwoners. In Mambo zijn mede vanwege het feit dat de bevolking streng Moslim is geen kroegen, terwijl Arusha voor je gevoel per inwoner één bar telt. Gezien het grote aantal toeristen en hulporganisaties in Arusha, hoef ik me er geen zorgen te maken over de taal. In Mambo ligt dat anders. Daar spreken de meeste mensen Kisambaa (de lokale taal) en Kiswahili (de nationale taal), de hoeveelheid Engelssprekenden is op één hand te tellen. Voor mij is het onderzoek doen in dit kleine dorpje in the middle of nowhere van Tanzania een grote uitdaging. Voor mijn gevoel zit ik in een totaal ander land dan waar ik drie jaar geleden stage heb gelopen.
DogoDogo Stars
opdracht om dit binnen het team te regelen. Aangezien ik ook een Dogodogo Star ben, moest ook ik meehelpen. De eerste werkdag verliep soepel: zes jongens kwamen opdagen en leverden prima werk. Helaas ging het de dagen erna steeds langzamer, kwamen steeds minder jongens opdagen en daalde de werkethiek per dag. Op de vierde werkdag was het zelfs zo erg dat niemand meer kwam. Waarom dit gebeurde was niet duidelijk. Omdat MamboSteunPunt geloofwaardig wil blijven, hielden zij zich strikt aan de afspraak en daarom kreeg het voetbalteam een laatste kans: de volgende dag moest iedereen van het team komen om het werk af te maken, anders moest de bal ingeleverd worden. Maar de volgende ochtend was er, buiten mij, maar één Dogodogo Star aanwezig. Hij liep toevallig langs, en toen hij ons aan het werk zag kwam hij meehelpen. Wij vroegen aan hem waarom hij de enige was die op kwam dagen, en hij vertelde dat niemand ingelicht was. Later werd dit nagevraagd aan Amiri en die bleek het tegen Omari (de coach van het team) gezegd te hebben, zodat hij het verder kon regelen. Op dat moment viel het kwartje. De vrouw van Omari heeft namelijk vroeger bij MamboSteunPunt gewerkt, maar is ontslagen omdat zij slecht werk leverde. Nadat dit aan het licht kwam, zijn alle spelers na een wedstrijd naar MamboSteunPunt gehaald om de afspraak over de geschonken voetbal uit te leggen. Het bleek dat Omari de spelers van het team had opgestookt, zodat ze MamboSteunPunt niet zouden helpen en hij op die manier zijn vrouw kon ‘wreken’. Toen de jongens hoorden wat de afspraak was beloofden ze, onder leiding van hun voorzitter, om de volgende dag het werk af te maken. Ze wilden laten zien dat zij de afspraak zeer serieus namen. Het resultaat de dag erna: binnen twee uur heeft bijna het hele voetbalteam hun taak gedaan en was het land klaar voor gebruik! Deze situatie laat precies zien wat ik hier tot nu toe constant tegenkom. Er zijn veel projecten waarin van de dorpsbewoners verwacht wordt dat zij meewerken. In sommige projecten wordt er heel slecht meegewerkt en in anderen juist heel goed. Uiteindelijk blijkt vaak dat mensen hier graag hun steentje bijdragen, maar zijn het voornamelijk miscommunicaties of individuele personen, zoals corrupte leiders, die het hele proces in de weg staan.
13 februari 2013 Ik zit al bijna op de helft van mijn onderzoek; een mooie gelegenheid om een deel van mijn inzichten te delen. Sinds ik in Mambo ben, ben ik druk bezig om mensen te interviewen. Daarnaast probeer ik me op allerlei informele manieren onder de dorpsbewoners te mengen. Om met de jongere generatie in contact te komen (en natuurlijk om zelf ook iets leuks te doen) heb ik me bij het lokale voetbalteam aangesloten: de Dogodogo Stars. De organisatie MamboSteunPunt, waarmee ik samenwerk voor het onderzoek, is nagenoeg de enige instantie die ontwikkelingsprojecten in deze regio faciliteert. Het verschil tussen deze organisatie en veel andere hulporganisaties is dat MamboSteunPunt geen hulp geeft, maar werkt vanuit het principe ‘voor wat, hoort wat’. Mensen krijgen dus niet zomaar iets aangeboden, maar moeten er altijd iets voor doen. Als er waterleidingen gemaakt moeten worden, financiert MamboSteunPunt een deel, terwijl de dorpsbewoners arbeid en materialen moeten leveren. Zo ook met de Dogodogo Stars, die dringend de behoefte hadden aan een nieuwe voetbal. Deze hebben zij gekregen, en in ruil daarvoor moest elk teamlid twee uur meehelpen in het bewerken van een stuk land voor een bomenproject. Amiri, één van de teamleden die ook werkzaam is bij MamboSteunPunt, kreeg de | 46
Warm Tanzania 31 maart 2013 Voor mijn laatste blog heb ik flink getwijfeld, waarover ik zou schrijven. In eerste instantie was ik al begonnen aan een verhaal over hoe corruptie het leven in Tanzania op alle niveaus beïnvloedt. Ook een optie was om te beschrijven hoe de mensen in Mambo zichzelf in een afhankelijkheidspositie plaatsen ten opzichte van buitenlandse donoren. Toch besloot ik over iets anders te schrijven: het warme gevoel dat de mensen in Mambo mij hebben gegeven. Afgelopen zaterdag ben ik vertrokken vanuit Mambo om mijn laatste dagen in Arusha bij vrienden door te brengen. Dit vertrek viel mij behoorlijk zwaar. Tijdens mijn tijd in Mambo heb ik intensief contact gehad met veel bewoners uit het dorp. Iedereen ontving mij met open armen en als ik iemand had geïnterviewd, bleef ik altijd nog een uurtje hangen om wat te eten en te drinken. Ook was het de laatste weken onmogelijk voor mij om door het dorp te lopen zonder constant praatjes met bekenden te maken. De ongelooflijke mate van vriendelijkheid heeft mij vaak positief verbaasd. Vanwege de geweldige band die ik met de inwoners van Mambo 47 |
heb opgebouwd, heb ik mijn laatste dagen vooral besteed aan het afsluiten van een onvergetelijke tijd. Ik had nooit gedacht dat dit kon binnen zo’n kort tijdsbestek, maar ik heb aan mijn tijd in Mambo hele mooie vriendschappen overgehouden. Tijdens mijn laatste avond had Amiri, mijn voetbalmaatje, er grote moeite mee om gedag te zeggen. Het resultaat was dat we rond de twintig keer elkaars hand hebben geschud en gedag zeiden, voordat Amiri daadwerkelijk naar huis vertrok. Ook Abdrahami, de bewaker van MamboSteunPunt, kwam naar mijn laatste voetbalwedstrijd kijken zodat hij me daarna, met veel moeite, gedag kon zeggen. Van Kipimo, een medewerker van MamboSteunPunt, waarmee ik altijd op een bankje sigaretjes rookte terwijl we probeerden in Kiswahili gesprekken te voeren, kon ik geen afscheid meer nemen op mijn laatste dag. Toen hij hoorde hoe laat ik vertrok, belde hij me gelijk op en zei dat hij vroeg in de ochtend nog langs zou komen om me toch gedag te zeggen. Tijdens mijn laatste wandeling door het dorp kwam ik het dorpshoofd tegen die met een groepje mannen stond te kletsen. Ik ontkwam er niet aan om voor mijn vertrek nog een afscheidsspeech in Kiswahili te geven. Ook grapte een aantal mensen dat ze een vrouw voor me zouden zoeken zodat ik in Mambo kan blijven wonen. Al deze vormen van afscheid symboliseren het warme gevoel dat iedereen mij hier heeft gegeven. Sinds ik in Arusha ben, bel ik elke dag nog even met Hoza, mijn geweldige onderzoeksassistent, maar dit zal in Nederland toch lastig worden. Ik ben bang dat ik in Nederland weer ongelooflijk moet wennen aan het leven in een gesloten, individuele maatschappij. Uiteraard heeft het leven in Nederland ook zijn mooie kanten en ben ik blij om mijn vrienden en familie weer te zien. Toch zal het sociale gedrag van de mensen in Mambo me heel lang bijblijven. Natuurlijk heeft dit gedrag zo zijn redenen, want ook onderling is de sociale interactie belangrijk. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de mensen weinig hebben en daarom altijd proberen hun omgeving te vriend te houden voor het geval zij een ander nodig hebben. De mensen in Mambo kunnen ook redelijk hard zijn tegen elkaar, maar dit gaat zelden op een directe manier. Vaak gebeurt het in de vorm van het verspreiden van roddels en geruchten. Het is misschien een cliché, maar ondanks de enorme armoede die in Mambo heerst, lijkt het er wel op dat de mensen gelukkiger zijn door de sociale warmte. Dit is in ieder geval hoe ik het heb ervaren. Of dit ook de ervaring is van de inwoners van Mambo blijft de vraag.
| 48
49 |
HOOFDSTUK 6 nadine kliffen in marokko
Zinderende zandstormen, hemelsblauwe gewaden, dromedarissen en liters zoete thee: het leven in Merzouga. Of toch niet? Aan de rand van de woestijn, in het zuidoosten van Marokko, wonen mensen wier voorouders nomaden waren. Ik, Nadine Kliffen (26), onderzoek hoe zij omgaan met hun geschiedenis en wat ze hierover delen met bezoekers. Zien deze mensen zichzelf nog steeds als woestijnnomaden, al trekken ze niet meer rond? Dragen ze de blauwe gewaden dagelijks of alleen voor toeristen? Wellicht is hun leven minder ‘traditioneel’ dan ik vermoed…
| 50
51 |
‘Chez les habitant’ 11 januari 2013 Het is al donker als ik voet zet op het zanderige centrale ‘plein’ van Merzouga, toch herken ik Ahmed Amraoui direct onder zijn blauwe tulband. Ik heb hem leren kennen toen ik de Marokkaanse woestijn voor de eerste keer bezocht in 2011. Hij was onze gids en praatte graag over de regio en haar mensen. De aankomende maanden zal hij een belangrijk persoon voor me zijn, zowel in mijn onderzoek als voor dagelijkse praatjes. Ahmed woont met zijn familie in Tiharien, een dorp met ongeveer 200 inwoners. Het ligt vlakbij Merzouga, bekend onder toeristen door de ligging aan de rand van de Sahara woestijn. Veel toeristen komen hier naartoe om het indrukwekkende duingebied Erg Chebbi te bezoeken. De afgelopen 20 jaar is de toeristenindustrie sterk gegroeid en zijn hotels als paddenstoelen uit de grond geschoten. En hiermee de werkgelegenheid. Zoals Ahmed, die een klein gastenverblijf heeft naast het huis van zijn familie. De gasten die hier verblijven, bevinden zich midden in het dorpsleven. Ze zijn, zoals de naam ‘Chez les Habitant’ vertelt, op bezoek bij de inwoners. Ook ik vind mijn tijdelijke thuis bij deze familie.
Zelfgemaakt brood en zandduinpraatjes 16 februari 2013 In de vijf weken die ik nu in Tiharien leef, heb ik een beeld gekregen van het dagelijkse dorpsleven. Als ik samen met mijn gastgezin ontbijt, is dat met brood, olijfolie, olijven en thee. Vervolgens gaan de jongste kinderen naar school, begint de oudste dochter Zahra met moeder Fatima aan hun huishoudelijke taken en gaat vader Hassan aan het werk, mits hij werk heeft voor die dag. Werk vinden in de omgeving van Merzouga is niet gemakkelijk. Met enige uitzondering werken de jongere mannen in het toerisme. Dit betekent voor sommigen een baan in een hotel, maar voor velen losse klussen als gids of kamelenjongen. Deze baantjes zijn erg seizoensafhankelijk: na de drukte rond de jaarwisseling was het in januari heel rustig, nu neemt het werk langzaam weer toe en in maart begint het hoogseizoen. Maar ook indirect zorgen toeristen voor werk. Zoals voor een vriend van Ahmed, die zichzelf computervaardigheden heeft aangeleerd en websites voor hotels maakt. Veel oudere mannen werken in de bouw, waaronder mijn gastvader. Ook dit werk is niet op contractbasis, de mannen worden gevraagd per klus. De dagelijkse bezigheden van vrouwen zijn niet afhankelijk van het beschikbare werk. Hun leven bestaat uit een dagelijkse routine van brood bakken, kleding wassen, schoonmaken en eten bereiden. Brood wordt met de hand gebakken in een traditionele houtoven van klei. In mijn gastgezin is dit de taak van Zahra, aangezien zij de enige volwassen en ongetrouwde (en dus thuiswonende) dochter is. ‘s Ochtends vroeg begint ze al met de eerste stappen van dit dagelijkse ritueel: het mengen en kneden van het deeg. Enkele uren later gaat het deeg mee naar de oven, een aparte ruimte buiten het huis, die zich tussen het schapenhok en het ezelverblijf bevindt. Hier wordt een vuur opgestookt met kamelenpoep en twijgjes, tot de klei heet genoeg is om het voedzame brood te garen. Brood bakken kost veel tijd, iedere dag weer. Het is niet zo dat er geen brood in de buurt gekocht kan worden, want als het zelfgebakken brood op is, gaat men naar de winkel. Maar het brood uit eigen oven is zoals velen zeggen gezonder en | 52
53 |
voedzamer. Het lijkt erop alsof het brood veel meer betekent dan een voedselbron. De bereiding ervan is een onderdeel van de geschiedenis, die de mensen koesteren en graag delen. Op een namiddag vragen Zahra en Fatima me of ik hen wil vergezellen naar de duinen. Gezamenlijk lopen we de 500 meter van het dorp naar de rand van Erg Chebbi, Zahra met een haakwerkje in haar hand. Beide vrouwen proberen me nieuwe Berberwoorden te leren. De duinrand is dé plek voor vrouwen (mannen verzamelen zich elke namiddag in het dorp) om te ontspannen aan het einde van de dag. Als de wind rustig is, zie je dan ook veel groepjes vrouwen en kinderen op de gouden bergen. Gedrieën zitten we een tijdje te kletsen over de bijzondere Litouwse toerist die op dat moment te gast is, dan roept de zus van Fatima ons vanaf een nabijgelegen duin. We voegen ons bij haar en haar kinderen, totdat de zon achter het dorp is gezakt en een indrukwekkende roodpaarse gloed achterlaat. Die avond eten we verse sardines, welke een aantal keren per week per visbusje naar de dorpen in de omgeving worden gebracht. Geen traditioneel maal misschien, maar wel een welkome afwisseling. In tegenstelling tot de lunch (een aardappel-wortel-ui-tomaat-vlees gerecht, bereid in een snelkookpan), is het diner elke dag anders, variërend van couscous tot pasta. Enkele dagen geleden heb ik hutspot gemaakt om iets van Nederland te delen met de familie. En om een keer iets terug te doen. Ik heb namelijk nog niet zo vaak de kans gekregen om te helpen bij het bereiden van maaltijden, of bij andere huishoudelijke klussen. Liever wil mijn gastfamilie dat ik goed onderzoek doe, veel eet en gezond en blij ben.
De harde kant van de Sahara 11 maart 2013 Voor mijn onderzoek kruip ik regelmatig in de huid van een toerist. Aangezien veel toeristen Merzouga bezoeken om één of meerdere nachten in de zandduinen door te brengen, doe ik dat ook. En iedere keer als ik in de oase gewekt wordt door tientallen vogeltjes en de immense rust van de ochtendgloren ervaar, besef ik hoeveel geluk ik heb hier te zijn. Maar de woestijn is niet altijd vriendelijk voor haar bezoekers en bewoners. Zoals veel inwoners van Tiharien me al vertelden, is het vooral de wind die het nomadenleven zo zwaar maakt.
| 54
55 |
Afgelopen week heb ik de andere, meer weerbarstige kant van de Sahara aan den lijve ondervonden. Samen met studiegenoot Najat (die onderzoek doet in Rabat, de hoofdstad van Marokko) en haar vriendin ging ik de duinen in om te lunchen in de oase. De weervoorspelling beloofde niet veel goeds, maar aangepast aan de gedachtegang van hier wilde ik daar niet op vertrouwen; insha-allah. Windstil is het hier niet vaak. In de ruim twee maanden die ik hier nu verblijf, stond er regelmatig een krachtige wind en was er eenmaal een bescheiden zandstorm. De bewuste ochtend waaide het behoorlijk, maar besloten we ons hierdoor niet tegen te laten houden. Begeleid door twee dromedarissen en Saïd (één van mijn gastbroers) trokken drie stadsmeisjes de duinen in. In tegenstelling tot in Nederland, is regenval een zege in deze droge regio. En als de wind woedend aan je lichaam trekt, zand in je kleren gooit en het zicht bijna onmogelijk maakt, ben je heel blij met elke druppel die het zand minder doet opstuiven. Omdat er door het slechte zicht nauwelijks oriëntatiepunten waren, raakten we bijna de weg kwijt. Uiteindelijk, met prikkende ogen en vermoeide lichamen, arriveerden we na een wandeling van ruim drie uur in de oase. Van de lunch konden we nauwelijks genieten; de aan onze tent rukkende wind maakte de zorgen om de terugtocht te groot. Deze oase is een groene plek midden in de Erg Chebbi duinen waar vroeger families woonden. Nu bevinden zich hier meerdere kampen voor toeristen en wonen er alleen kampbeheerders. De woestijn geeft me vaak een nietig en bevrijdend gevoel; het is een plek waar de mens geen controle heeft. Dat nietige gevoel was er tijdens de zandstorm ook, maar in plaats van bevrijd, voelde ik me dit keer bedreigd door de natuur. Gelukkig hadden wij een plek om naar terug te gaan; een comfortabel huis met een warme douche, een bed en goed eten. De nomaden van vroeger hadden geen keuze; zij waren dag in, dag uit, overgeleverd aan de grillen van moeder natuur. Hun belangrijkste bezigheden, eten bereiden en vee hoeden, vonden buitenshuis plaats en waren onmogelijk in een zandstorm. De enige optie voor hen was afwachten in de krappe tent en met de hele familie teren op gespaarde dadels. Steeds minder mensen in de regio leiden een nomadisch bestaan, waardoor dorpen zoals Merzouga en Tiharien snel groeien. Een belangrijke oorzaak hiervoor is het droger wordende klimaat, met als gevolg een schaarste aan gras en dus te weinig eten voor de schapen, geiten en dromedarissen, terwijl vee hét middel van bestaan is voor nomaden. Maar er zijn meer redenen om je in ‘de stad’ te vestigen. Daar ontsnap je ook aan het harde leven, waarin er nooit genoeg te eten is en de wind je grootste vijand vormt. Nu ik deze vijand zelf in de ogen heb gekeken, begrijp ik de behoefte om het ‘vrije’ nomadenbestaan op te geven stukken beter. Hoe onze barre woestijntrip afliep? De terugtocht vanaf de oase ging met meer regen gepaard en dus met minder zand en beter zicht. In het dorp werden we door de bezorgde familie verwelkomd met dekens. En na een heerlijke douche gevolgd door een feestmaal van couscous, keken we met prikkende ogen trots terug op dit avontuur.
Het verleden in het nu 3 april 2013
woestijn, heb ik het gevoel dat die herinneringen niet van mij zijn. Alsof het filmfragmenten zijn die ik vanaf mijn eigen bank heb bekeken. En toch hoef ik alleen maar naar mijn door henna gekleurde vingernagels te kijken om te beseffen dat ik echt aan de rand van de Sahara heb geleefd. Hoewel ik me al weken op het afscheid aan het voorbereiden was, kwam het alsnog snel en onverwachts. Het ene moment zat ik aan mijn zesmaal daagse glaasje thee, het volgende moment zat ik in de bus die me steeds verder wegbracht van Merzouga. Het beeld van mijn geëmotioneerde gastfamilie bleef op mijn netvlies hangen en het kostte behoorlijk wat kilometers voordat de knoop in mijn buik minder werd. Die knoop werd niet alleen veroorzaakt door een gevoel van missen. Mijn onderbuik vertelde me dat ik mijn gastfamilie in de steek liet en het stak me vooral dat zij niet zo gemakkelijk de wereld in konden trekken als ik. Toen Zahra me voor de zoveelste keer duidelijk had gemaakt dat ik snel terug moest komen, samen met mijn familie, wilde ik haar dezelfde gastvrijheid schenken en zei dat ze altijd welkom was in mijn huis. Wetend dat de kans dat ik haar in Nederland mag ontvangen ontzettend klein is. Hoewel ver reizen meestal (nog) niet mogelijk is, is er de afgelopen decennia veel veranderd in de levens van de mensen in zuidoostelijk Marokko. Zoals ik eerder schreef, hebben veel nomaden zich gevestigd in dorpen met elektriciteit en stromend water. In plaats van hele dagen te besteden aan het bereiden van voedsel en vee hoeden, is er ook tijd voor ontspanning. Dit gebeurt vaak bij de televisie en in het geval van jongere mannen, op het internet. De over de vlaktes scheurende brommers laten zien dat ezels een minder belangrijke rol hebben; ze zijn nu huisdieren die zo nu en dan hout moeten dragen, en niet langer het vaste vervoersmiddel van de mensen. Toch is er ook nog veel hetzelfde als in het nomadenleven. Het bakken van het brood in kleiovens, het weven van tapijten van oude kleding en bepaalde bruiloftstradities, zijn hier enkele voorbeelden van. Maar ook het geloof in natuurlijke geneesmiddelen, wat groter lijkt dan het vertrouwen in ziekenhuizen. De relatie met de natuurlijke leefomgeving heeft me geïnspireerd; het leven in Tiharien vindt voor een groot deel buiten plaats en de natuur voorziet mensen direct van essentiële materialen, zoals hout. Maar ook dit verandert, bijvoorbeeld door het gebruik van gasflessen en door huizen te bouwen van cement in plaats van met klei en stro. Daar staat tegenover dat het nu in de mode is om de binnenmuren een natural look te geven, terwijl 20 jaar geleden felgekleurde gepleisterde muren mooi werden gevonden. Een onderdeel van zowel het heden als het verleden is ook het feit dat het bereiden van voedsel de hoofdtaak van vrouwen is. Als ik mensen in Nederland vertel dat brood daar elke dag zelf gebakken wordt – zonder broodbakmachine – en dat het maken van couscous uren kost in plaats van de vijf minuten die wij eraan besteden, wordt dit vaak niet helemaal begrepen. Waarom al die moeite als het ook snel kan? Als ik vervolgens uitleg dat in Tiharien veel waarde wordt gehecht aan het langzaam bereiden van voedsel, omdat het juist de tijd is wat het gezond en lekker maakt, besef ik dat ik deze visie wel begrijp. En door dit begrip en door mijn gekleurde vingernagels, realiseer ik me dat ik echt in een woestijndorp heb gewoond.
Afstand maakt plaats voor reflectie. Nu ik weer terug ben in Nederland, heb ik meer ruimte in mijn hoofd om terug te kijken op mijn ervaringen in Tiharien. Want zo werkt het, toch? Terugdenkend aan de momenten in het kleine dorp in de | 56
57 |
| 58
59 |
HOOFDSTUK 7 marjolein boelens in colombia
Mijn naam is Marjolein Boelens, 27 jaar en ik ga onderzoek doen naar kleinschalige goudwinning in de regio Chocó, Colombia. Ik richt me daarbij op een fair trade/fair mined goud programma. Chocó is ondanks zijn grote biodiversiteit de armste regio van Colombia en wordt bewoond door een grotendeels Afro-Colombiaanse bevolking, waarvoor kleinschalige goudwinning een belangrijke inkomstenbron is.
| 60
61 |
Dichterbij het goud 23 januari 2013 Daar zit ik dan, in mijn kamer bij een super lieve Afro-Colombiaanse gastvrouw die zorgt dat het me aan niets ontbreekt in deze chaotische, drukke en luidruchtige stad midden in het oerwoud. In de stad zelf merk je overigens niets van dit oerwoud, behalve dat het klimaat is zoals dat hoort te zijn; vochtig en heet met af en toe een hoosbui. Bijna drie weken geleden ben ik van Amsterdam naar Medellín vertrokken, een immense stad met ongeveer twee miljoen inwoners. Hier heb ik een week vertoefd en kunnen wennen aan het klimaat, het tempo en de taal. Na een weekje wennen ben ik in een (te) klein vliegtuigje vertrokken naar Quibdo, waar ik nu verblijf. Quibdo ligt in de regio Chocó, waar voornamelijk Afro-Colombianen wonen en een deel indigena (indianen). Het is een totaal andere wereld dan die ik ken en dat maakt het soms enorm spannend. Met mijn witte huid, blonde haren en blauwe ogen val ik hier enorm op. Dat zorgt ervoor dat mensen mij snel herkennen en ik me hier eigenlijk vooral erg welkom voel. Omdat in deze regio nog relatief veel conflicten tussen paramilitairen en guerrilla zijn/waren, zijn hier weinig tot geen toeristen. Dat maakt het voor mij nog veel interessanter, en ik merk tot nu toe nog helemaal niets van deze conflicten. Inmiddels heb ik al negen gesprekken achter de rug met mannen die op welke manier dan ook in contact staan met mijnbouw en/of het programma. Iedereen heeft hier een uitgesproken mening over wat het winnen van goud betekent en kan betekenen voor de regio en deze is vaak niet positief. Het winnen van goud is volgens velen iets van de allerarmsten en zorgt voor veel conflicten. Deze conflicten lijken vaak te maken te hebben met territorio colectivo (collectief grondgebied). Dit betekent dat grote stukken grond toebehoren aan gemeenschappen van AfroColombianen en indigena en waar de leiders van deze gemeenschappen bepalen wat er met het land gebeurt. Omdat dit vaak geen transparant proces is en er binnen deze organisaties veel corruptie lijkt te zijn, levert dit vaak veel conflicten op, zowel binnen de gemeenschappen als nationaal en soms zelfs internationaal. Een van de interessantste gesprekken voer ik met een leider van een gemeenschap ten zuiden van Quibdo, een vriendelijke, kleine man van een jaar of veertig. Voordat het gesprek begint geeft hij aan dat hij het fijn zou vinden als ik kom kijken wat mijnbouw met zijn gemeenschap doet. Tijdens ons gesprek herhaalt hij dit nog een keer of vijf. Hij geeft aan dat zijn gemeenschap jarenlang geleefd heeft van het winnen van goud, door middel van technieken overgenomen van hun voorouders. Echter zijn er vanuit andere departementen van Colombia en vanuit Brazilië mensen naar dit gebied gekomen om goud te zoeken. Zij doen dit voornamelijk met machines en chemicaliën. Dit heeft ervoor gezorgd dat de rivier enorm vervuild is en de mensen hier niet meer in staat zijn de rivier te gebruiken voor bijvoorbeeld het wassen van kleding of het vangen van vis. Ook kunnen de mensen zelf geen goud meer vinden door middel van hun traditionele technieken. Dit heeft een enorme impact op het dorp, aldus de leider van de gemeenschap. De man is wanhopig omdat de overheid en politie niets doen om hem en zijn gemeenschap te helpen. Hij vertelt dat er door de mijnwerkers al meerdere pogingen ondernomen zijn om hem wat aan te doen. Hij zegt hierdoor slecht te slapen, niet goed te eten en benadrukt nogmaals dat we echt moeten langskomen om te zien hoe slecht het gaat. Dit gesprek raakt me, omdat de man duidelijk aangedaan en wanhopig overkomt. Morgen reis ik naar een dorpje waar goud een van de voornaamste inkomens| 62
bronnen is en waar veel gouddelvers aangesloten zijn bij het fair trade programma. Ik hoop daar in gesprek te kunnen gaan met mensen die op welke manier dan ook in contact staan met de goudwinning; mineros (gouddelvers), leiders van gemeenschappen, aangesloten organisaties en mensen uit het dorp zelf.
Mijn leven in het dorp 7 maart 2013 Ik woon 30 minuten per chocho (een lokale tuktuk) buiten een dorp, in een groot open houten huis tussen de gemeenschappen in. Om het woord gemeenschap tastbaarder te maken; eigenlijk zijn dit gewoon twee kleine dorpjes. Het ene telt maximaal 30 huizen. Het andere is wat groter. De huizen hebben meestal geen sanitair en worden bewoond door complete families (opa, oma, overgrootmoeder, overgrootvader, kinderen, kleinkinderen). Beide gemeenschappen grenzen aan de rivier. De rivier wordt voornamelijk gebruikt voor het wassen van kleren, als openbaar toilet en als badplaats. In de buurt van deze gemeenschappen liggen (mechanische) mijnen die er van maandag tot en met zaterdag voor zorgen dat de rivier oranjebruin kleurt. Op zondag is het in deze gemeenschappen verboden om in de mijnen te werken, zodat de gemeenschap gebruik kan maken van de rivier. Het leven in dit huis is gezellig en soms wat traag. Ik leef hier samen met twee jongens van mijn leeftijd. Een jongen komt hier vandaan en wast zich nog steeds bij de waterpoel, ondanks dat we een douche hebben. De ander is een student die in de weekenden terug naar huis gaat. Elke dag komen twee gemeenschapsleiders uit naburige gemeenschappen op het land werken. Met hen voer ik interessante gesprekken. De beide mannen zijn altijd vrolijk en behulpzaam en nadat ik hen heb bezocht in hun gemeenschap zijn ze erg open over wat er gebeurt in hun levens en de gemeenschappen. Wat ik wel vervelend vind, is het feit dat ik vrij afhankelijk ben van de hulp van de mensen hier. Omdat het niet veilig is om de mijnen alleen te bezoeken of alleen te reizen (ik moet namelijk aan de weg gaan staan wachten op een chocho en dit kan soms wel een uur duren), moet ik dit samen met iemand doen, wat niet altijd mogelijk is. Dit maakt me soms wat onrustig maar ik leer hierdoor ook mijn perfectionisme meer los te laten en gewoon de dag op me af te laten komen. Stakingen (in het Spaans een paro), die deel uitmaken van het gewapende conflict in Colombia, hebben de afgelopen weken een belangrijke rol gespeeld bij mijn onderzoek en spelen al jaren een belangrijke rol in de levens van de mensen hier. Na drie weken moest ik het dorp voor onbepaalde tijd verlaten omdat er een paro armado (gewapende staking) was. Wat dit betekende was mij toen nog niet helemaal duidelijk. Het enige wat de mensen mij konden (of wilden) vertellen was dat de strijdkrachten eisten dat niemand de weg op zou gaan. En dat wanneer deze regels verbroken werden dit grote consequenties zou hebben. Na tien dagen kon ik gelukkig terugkeren. Ik hoorde dat er in dit gebied weinig was gebeurd behalve dat de mensen tien dagen lang geen eten konden krijgen in de winkels en immobiel waren omdat er geen chocho’s of andere vervoersmiddelen op de weg waren. Toen ik terugkeerde was er alweer een nieuwe paro begonnen en dit was een paro indigena (een staking van de inheemse mensen) om aandacht te vragen voor de ongelijke rechten. Op dit moment vindt er een paro cafetero plaats, waarbij de koffieboeren staken om meer geld te eisen voor hun koffie. Dit leidt er toe dat er wederom niets te verkrijgen is in de winkels en we moeten leven op rijst, tonijn uit blik en de fruitsoorten in de tuin achter ons huis. Al met al lijkt het leven mij hier erg onzeker. Werken in de goudmijnen levert elke 63 |
dag wat anders op. Je weet nooit wanneer er weer een staking komt. Ook het weer is erg onberekenbaar en beïnvloedt het leven van de mensen hier. Het kan zo ineens een hele ochtend keihard regenen waardoor het werk in de mijn gewoon even niet te doen is. Hierdoor word je gedwongen om met de dag te leven. Dat heeft natuurlijk ook wel zijn schoonheid. Het leert mij in ieder geval om de dingen los te laten en gewoon te zien wat er deze dag weer komen gaat.
Een novena 22 april 2013 In één van de laatste weken mag ik samen met een gemeenschapsleider een novena bezoeken. Dit is een belangrijke traditie rondom de dood van een persoon waarbij negen avonden en nachten aaneengesloten gebeden, gezongen en gedronken wordt om de overledene te eren. Deze novena vindt plaats in een gemeenschap op een half uur reizen van mijn huis in een soort gemeenschapshuis vol met plastic stoelen. Vooraan hangt een foto van de overledene met bloemen en kaarsen eromheen. Het valt me op dat er vooral veel vrouwen aanwezig zijn en dat de mannen meestal buiten zitten met een fles aguardiente (lokale sterkedrank). Moeders leggen kleedjes in een hoek waarop ze hun kinderen laten slapen en de liederen worden ingeleid met een gebed. Hierna worden de liederen luid ingezet. Na ongeveer een kwartier gezongen te hebben, wordt begonnen met het uitdelen van aguardiente en rum. Eén van de mannen naast mij vertelt dat dit de hele nacht doorgaat, tot een uur of vijf in de ochtend, en dat dan negen dagen lang. Mijn vertaalster legt uit dat wanneer een kind overlijdt de ceremonies anders zijn en er vooral kinderliedjes worden gezongen. Het kinderlijkje wordt dan rondgedragen en de familie laat het kindje ‘spelen’ met speelgoed, omdat het deze kans nooit heeft gehad. Ook vertelt ze dat de ceremonies in haar gemeenschap iets anders gaan en dat dit dus ook voor haar interessant is om te zien. Ik merk dat het erg fijn is deze ervaringen op te doen samen met haar, omdat zij hierin weer een ander perspectief laat zien. Helaas moeten we om middernacht alweer naar huis, omdat onze chocho-chauffeur de volgende dag vroeg op moet, maar in die paar uur dat we er waren heb ik alweer een hele andere kant gezien van deze gemeenschap. Nu ik weer thuis ben, realiseer ik mij pas hoe groot de verschillen zijn tussen Nederland en Colombia. Maar ook Colombia zelf kent veel verschillen. Chocó zou een land op zich kunnen zijn en is zoveel anders dan de immense steden zoals Medellín en Bogota. Het is bijzonder dat ik terug kan kijken op een periode waarin ik zowel mijzelf als antropologe heb kunnen ontwikkelen en waarin ik heel duidelijk heb kunnen merken dat het vertrouwen winnen van mensen een van de belangrijkste aspecten is binnen een onderzoek. Ik voel me voldaan, maar ben ook vreselijk nieuwsgierig naar de antwoorden op de vele vragen die ik nog heb.
| 64
65 |
HOOFDSTUK 8 luiza silva de andrade in braziliË
Thousands of Haitians have gone to the Brazilian border with Bolivia to take refuge from social and economic problems caused by the earthquake of 2010. How do they live their lives as refugees and what are their prospects and aspirations for the future? I am Luisa and I will travel to the Haitian refugee house in Brazil.
| 66
67 |
The Haitian refuge February 4, 2013 By the time I reached the city on the border of Bolivia, I was exhausted. It was past midnight when I arrived at my ‘headquarters’: a cheap hotel room of 3×4 square meters (it’s actually quite spacious, if you consider the information that’s coming next). So, I woke up the next morning all excited to reach the ‘refugees’, and remained very excited all through breakfast, and during the ride, on the way to the Haitian Refugee house. It’s difficult to find a word to describe the situation at the refuge, so I will use one that the Haitians themselves have been using on our chats and interviews: It’s pandemic. It’s a four-bedroom house with a big porch and a large front yard. It sounds great, in theory. But try to fit around 400 people in the house, and you will find that one bathroom for 400 people doesn’t even begin to contribute to the description of a proper shelter. There is trash all over the yard, the sewer flows through the back gate, the whole place is covered in dirt and, when it rains, it all becomes one big pool of mud. In the midst of chaos, however, the Haitians seem almost always to be in a good mood (even though, at this point, they sometimes spend three or four days without food). When I was dropped off by my contact in the house for the first time, I was overwhelmed. At first, I thought I was shocked by the living conditions in the shelter. Matrasses and improvised paper carton beds spread all over the porch, suitcases covered in dust, ragged sheets (if there were any), little children playing on the dirty ground, no food, barely any space to sit… However, after having left the shelter for the first time, and after some reflection, I noticed that what puzzled me was not the poor conditions of the refuge, but the need to understand how these people could possibly be in a good mood and be so receptive while sleeping on carton paper boxes and having to ask the neighbors to fill up their bottles of water every couple hours or so (it’s worth mentioning that the temperature fluctuates around 35 degrees Celsius down here). There is no electricity in the house, and barely any water (certainly not drinkable for people who have just come from a country where the threat of cholera is currently an issue).
last from 8 to 20 days, they literally sit and wait for companies to come and take them away from the shelter and into a new life. They are often without any money and generally dissatisfied with the conditions of the new shelter. The shelter is a warehouse with a couple bathrooms and an artificially created well. It now accommodates around 500 migrants sleeping either on old and worn out mattresses or on paper cartons folded into improvised beds. The Haitians who crossed the border have been coming up with creative ways of making some quick cash or getting ahead. They know the competition is fierce and, so it seems, they have been teaching their new-coming friends and family to play by the shelter rules, even though it sometimes conflicts with Brazilian laws and regulations. After gathering endless notes on the informants’ behaviors at the shelter, I have come up with an improvised Quick guide of common strategies to survive the shelter (and make a few bucks) guidebook, created from examples of their own experiences. (Please note that the guidebook was created as a way of reflecting and elaborating on the strategies of the refugees, not to be taken seriously as an actual guideline for survival – although, for them, getting out of the shelter is a most serious concern.) Quick guide of common strategies to survive the shelter (and make a few bucks): 1 – Be quick. If someone leaves the shelter, get his mattress. You can try to sell it to newcomers. 2 – Observe. Anyone who is not a Haitian can be seen as a possible influence on the decisions of the companies. E.g.: the people who make the food; the neighbors; Luiza, the anthropology student who is often seen talking to Damião; Damião himself, the governmental agent; the American researcher who lives in Rio Branco and likes to help out; the girls at the bakery nearby; the younglings who sometimes sell popsicles inside the shelter; anyone who comes in to make a donation; the church minister, who sometimes visits and is also often seen talking to the governmental agent, and so on…
Then, again, there they were. And there they still are: smiling, laughing, playing dominos and continuing their lives in the temporary shelter.
Every man for himself February 7, 2013 There’s a common saying in Haiti that reads Chak kou kou klere pou jew. Literally, it means that each firefly can only light the path for himself. It’s a saying that represents part of the living dynamics one encounters when reaching the Haitian shelter here in Brasiléia, and I’ll tell you why. In the past two years, entrepreneurs and company representatives from all over the country have been coming down to the Haitian shelter to select Haitian workers to fill in job positions that most Brazilians are unwilling to do. Around five thousand Haitians have already entered the country illegally and gotten a Humanitarian Visa through this city alone. Here, after a journey that can | 68
69 |
3 - Learn to be sneaky. The strategy of swiftly placing your Identification Card (CPF) on the pockets or personal bags of the company’s staff has been known to work before. Sometimes they think they are the ones who misplaced them and end up inviting you for an interview. It has worked, but only as far as the interview goes; not in getting the job itself. 4 - Pretend to be someone else. The strategy is especially useful when the line of selectees is boarding the bus to leave the shelter. It has almost worked once. However, they decided to check the ID cards with the people on the list and the person had to get off the bus. 5 - Pay the price. Adding 5 dollars to the pockets of le dirigent - the chief of the Haitian shelter - to be appointed as good workers to the company’s staff has worked sometimes, but fails with companies who feel uneasy at the ‘smell’ of corruption. 6 – Bend the truth. Making up previous professional experiences during interviews is often tried, but fails most of the times. 7 – Act misinformed. This way you can take extra meals from the government and try selling them to those who were not present when the meals were distributed. It has worked a couple times, usually leaving a general feeling of hatred amongst them throughout the whole afternoon. 8 - Resell stuff. Sandwiches, popsicles, overpriced beer and other beverages are sold to other Haitians in the shelter on a daily basis as a source of income.
Free falling March 9, 2013 Solitude is a funny thing. When we were preparing for fieldwork and having classes at the university, our teachers warned us about times like these. They explained that, at a certain point during fieldwork, we would wake up to find ourselves far away from everything that is familiar to us. And that distance would grow and become a part of our routine. Personally, I arrogantly thought to myself: ‘Well, I’m off to my own country, so, it can’t really be that different.’ And I was both right and fairly mistaken and I’ll tell you why. Despite the fact that Brazil is such a large country, ‘It’s as if there were many countries inside itself,’ as the Haitians say. And there are so many cultural differences between north, south, east and west, that I still feel at home down here (well, relatively). However, when the professors talked about distance, they didn’t mean spatial (physical) distance – though that may also be the case in most studies from our group. I’ve recently come to realize that the distance they referred to is a tad more abstract than I was able to imagine at the time. It’s rather about a distance in ideas, thoughts, feelings and perceptions. A distance that could not be imagined within the comfortable context of my own life. One needs to step away from the comfort zone of his own life to understand how differently the world is perceived elsewhere. And, trust me; I’ve been a tourist quite often. But this feeling is different.
9 - Use your skills. Job skills in doing laundry by hand and in the cosmetic industry such as hairstyling, shaving and nail modeling, can be put to use in exchange for a couple of bucks inside the shelter. Haitians like to keep clean and look good.
Fieldwork brings about a kind of solitude inside your own head. It’s an experience that flips your own ideas upside down. And that can be felt on a daily basis (quite painfully sometimes, I must say). It’s not a matter of post-modern social loneliness; it’s as if all ideas that I had carried with me for so long have simply deserted me, leaving a void and luckily room for new ones.
10 - Make money out of newcomers. Many charge 5 dollars to register the newcomers’ entrance at the shelter. However, it only works if you are good friends with le dirigent. Most Haitians arrive without any money, though, which makes it difficult to profit from their lack of information.
You may be in the presence of many people and in constant contact with your friends at home; but, still, the feeling of being completely alone and lost in your thoughts is frequent and, be it in the physical presence of others, your mind wanders in solitude.
Of course, not all Haitians go by the guidebook. Some even get annoyed by these strategies, which often generate all sorts of conflicts in the shelter.
So, one tries to keep busy, and stays connected through technology. I, for one, carry pieces of my friends and families with me every day. I have pictures of my family inside my diary, recorded messages from some friends on my voice recorder and music highly recommended by others on my iPod, to accompany me on my long walks towards the shelter. I consider them my parachutes.
Another common saying in Haiti reads Kou pou kou Bondye ri. The translation of it would be: ‘God applauds reciprocity’, but in a negative sense, meaning there will always be a payback, as in ‘An eye for an eye’. By the sound of it, it seems the Haitians would be constantly fighting in the shelter, hassling one another in an everlasting wave of conflicts.
However, at times, I catch myself feeling completely alone. And, you know what? After countless weeks and some hard times, that is finally starting to feel just fine.
Luckily, however, there is also a third one that goes Nou gen memwa kout. This one, literally means: ‘We have short memory’, and represents the dynamics of the day after, when conflicts are left aside, and strategies are brought back into the game, with no serious harm done.
| 70
71 |
HOOFDSTUK 9 JORGE ALVES IN braziliË
What are the dreams and aspirations of young indigenous people living in a small village in the Brazilian Amazone? Why do they decide to stay or leave their birthplace? Considering the socioeconomic and cultural characteristics of the context that comprises and surrounds the village. My name is Jorge (38) from Portugal. Join me on my trip to Taracuá, Brazil.
| 72
73 |
From Amsterdam to the Brazilian Amazon January 5, 2013 After eighteen hours of flying and four airports, I arrived in Manaus on the evening of December 24th. I stayed in a cheap motel in the old center. The plan was to stay in Manaus for four days. Manaus is a big city, maybe too big for me. The houses are all beautiful and in bright colors. There are people everywhere, especially during the day. I saw some of the magnificent buildings of the rubber golden era, of which the Teatro Amazonas is the most famous; I also saw a chameleon on the sidewalk, finding its way to a tree. I had definitely arrived in the Amazon. Two days later I took the boat to São Gabriel da Cachoeira. I can’t truly express how excited I was. I had seen so many pictures of those boats and now there I was, ready to start a journey of 26 hours, 850 kilometers on the Rio Negro, the main affluent of the Amazon River. The boat departed in the afternoon. A perfect time to enjoy the beautiful sights of calm waters and an endless tree line along the horizon. The air is so incredibly clean, every time I took a breath it felt like I had a tree beneath my nose. At first it was a bit difficult to stand the heat, but after a few days I adapted to the daily average of 30 degrees Celsius and now it is absolutely fine.
On the boat to São Gabriel da Cachoeira January 17, 2013 The boat trip from Manaus to São Gabriel da Cachoeira took 29 hours, three more than expected. The boat cruised on the Rio Negro, a very wide (up to 24 kilometers) and long (1700 kilometers) affluent of the Amazon River. From the air, the whole region looks like a huge puzzle of green and black pieces. The delay was caused by a weird accident… At about midnight, I was sleeping on the floor of the boat’s deck. It was a bit cold, since the boat is quite fast and, if you are at the front, you get no protection from the wind. However, the night views along with the experience of falling asleep while looking at the starry sky in the Amazon make it totally worthwhile. Suddenly, I awoke to a huge noise as I was flipped over. I looked up trying to understand what just happened. I was alone, outside, for a few moments. But then a man came from the inside and said: ‘The boat hit a rock!’
bragging about who had seen or caught the biggest one. But, they also said that the alternative would be to wait twelve hours for another boat. So we all jumped into the water. By then all I could think: ‘I do not want to be the last one to jump.’ Let me just tell you that I was the only Portuguese person there and I did not want to give them more reasons to (tenderly) tease me. I just thought to myself: ´Come on, we are about thirty, what are the odds that the alligators will pick me?´ In the water the jokes about the fishermen and alligators continued. Some men were swimming - the water was so warm - others were drinking beer. And so we pushed and pushed. For half an hour we pushed the boat to one side, we pushed it to the other, until it finally was in deeper parts of the river. We jumped back into the boat, proud of ourselves, and in the end it was all a great adventure. Everybody was talking to each other or congratulating one another as friends usually do. It was like this until the end of the trip. And, in case you’re asking, the answer is: no, the alligators did not show up!
The ajuri in Taracuá February 16, 2013 I would like to introduce you to the ajuri which can be translated as communal work. Taracuá is divided in four vilas. They are the Vila Conceição, Vila Sagrado Coração de Jesus, Vila Santa Cruz and Vila D. Bosco and S. José. The ajuri is being called upon when one of the villagers needs the help of several people for work that he would not be able to do alone, or it would take too much time. For example, building something or cleaning the fields. Each person of any of the vilas can call for an ajuri at any time, once per week and per vila. In lack of a better term, let us call the person who asks for help the ‘caller’. He informs the animador (the leader of the vila) who is in need of some help for some specific task. Depending on the amount of work, he decides if it will be necessary to ask for help from more than one vila. So far I have participated in two ajuris. On the first one we were with 15 men, all from the caller’s vila, in this case the capitão (the leader of the community). On the second one we were with 35 people, men and women. The capitão needed to clean the field to plant manioc while the second ajuri was just to clean the field in the surroundings of the caller’s house.
I stood up and looked inside, now that the lights were on. I saw people looking at one another, trying to comprehend what had happened. I think I didn’t panic because no one else did. I felt that it would have been strange to panic alone. Inside, some people were putting on (or trying to put on) the life vests, others were holding their arms or legs, but, surprisingly, everybody was extremely calm. No yelling, no crying, just a homogenous group of sleepy faces acting like nothing much did happen. Then, one of the members of the crew jumped into the water and that was when we knew what really happened: the water was on his knees, the boat hit a sandbank. Well, that was much better than hitting a rock, but we were still not going anywhere unless we could release the boat to deeper waters. After two hours of failed attempts trying to release the boat with the power of its engines, someone said: ‘The only way is if all the men jump into the water and push.’ I wasn´t thrilled by the idea, especially because a few moments earlier some men were telling stories of all the alligators roaming around in the water. They were actually | 74
75 |
Message from Taracuá, Amazon March 24, 2013 I would like to bring you a message from the people of Taracuá. To say that I am speaking on behalf of all might be too much. However, these are matters that concern many of the persons that I have been talking to here.
The work is hard and very physical. On the first ajuri I practically didn’t do much, because I didn’t have my own big knife. On the second one I really tried to keep up with the others. I tried but I can’t say that I succeeded. After about twenty minutes of cutting bushes and small trees I felt dizzy and had to stop to take some rest by the river. The men suggested in a paternalistic way that I should go home, but I didn’t. I continued, but in my own pace. It all starts very early in the morning. The animador rings the small but loud bell in the community center at around 7.30 a.m. Everyone should be there at 8 a.m. to have breakfast, which is provided by the caller. Anyone can bring food and drinks and that is what happened on the second ajuri. Breakfast is not exactly what we are used to in Europe. They have these thick juices of popunha, juice of açai¸ mingaus of manioc, mujeca (fishsoup), quinhapira (fish in spicy sauce) beiju (some kind of flat bread of manioc) and, of course, caxiri, which is their homemade alcoholic drink.
They do not appreciate to be called ‘indians’. They prefer the word ’indigenous’. A common mistake is to assume that they are always half-naked, wearing beautiful feather ornaments, their bodies painted, and jumping around with bows and arrows. This is absolutely not the case. Only during ceremonial events they paint themselves and wear traditional clothes. It is a way to honor their ancestors and preserve their culture. On their daily activities they wear the same shirts, shorts and flip-flops as everyone else in Brazil. They love to watch telenovelas (soap series) and are as enthusiastic about football as any of their countrymen. Manaus is a host city of the World Cup Soccer 2014 and many people here are excited by the idea to watch a World Cup Soccer match in Manaus. They learned about the new Argentinian Pope on the same day that the rest of the world did. They sing the national anthem in official ceremonies and proudly raise the Brazilian flag. The indigenous peoples of Brazil are not all the same. There are 238 ethnicities (23 in the Rio Negro) and they have different cultural traits, different cosmologies, different languages, and so forth. To think that they are all the same is a mistake. Even in this region, which has a history of close contact between the peoples, there are differences from one group to another that need to be acknowledged. I learned from three persons the same story on different occasions. In all cases it went like this: ‘I arrived in Rio de Janeiro to meet some people there. Once at the airport they were asking for the ‘indians’ from the Amazon. But they were already talking to us… With the difference that we are not ‘indians’, we are indigenous. They were disappointed because we were wearing jeans, sun glasses and digital watches.’
When it gets too hot we return to the community center to drink and eat. If necessary, we go back to work. Otherwise, we stay at the center and enjoy ourselves. There’s always a band playing music on traditional Tukano pan flutes. The people will join in to dance according to the tradition: men stay on one side, women on the other and young men don’t mix at all.
The world has changed and we do not live as our ancestors did. For the same reason, the indigenous do not live like their forefathers. My great-grandmother did not take the car to go somewhere because she could not afford one. I do, because I can. They were introduced to the radio, the television, the internet, hence it is not strange that they live differently. There are isolated tribes in the Amazon, who must be living as ‘indians’, but they do not have their communities in the map, neither do they vote for a mayor or go to school, as people in Taracuá do.
In a world that is becoming more and more individualistic, the ajuri is a reminder of how things used to be in the past. Taracurá is also a modern place in many ways. Almost everyone here has a television, some youngsters have modern cellphones (although they can’t get a signal: ever(!). I asked a young man why he had it and he said it was to listen to music, but I think it was also to look cool). Moreover, practically everyone has or has had contact with cities as São Gabriel, Manaus or even Rio de Janeiro or Brasilia.
I can also add that the youngsters’ dreams and aspirations for the future do not differ much from the rest of the people we know. Despite great differences in lifestyles and socio-economic contexts, they also aim for improvement in their lives, in which education and jobs play an important role. They value their culture and tradition as much as they acknowledge the need to learn non-indigenous skills and practices. Especially the older people in Taracuá believe that intercultural contacts can benefit both indigenous and non-indigenous peoples.
| 76
77 |
HOOFDSTUK 10 marit bakker in braziliË
Mijn naam is Marit Bakker, 23 jaar oud en voor drie maanden verruil ik de winter in Nederland voor het swingende Rio de Janeiro in warm Brazilië. Ik ga daar onderzoek doen naar afvalverzamelaars, in het Portugees catadores genoemd. Braziliaanse catadores spitten het afval door op zoek naar recyclebare materialen die ze kunnen verkopen om zo in hun levensonderhoud te voorzien.
| 78
79 |
Niets is wat het lijkt 8 maart 2013 ‘Ook al denk je goed voorbereid op onderzoek te gaan, het gaat daar toch nooit zoals je had verwacht.’ Dit kregen we vele malen te horen tijdens de colleges in Amsterdam en na bijna twee maanden in Rio de Janeiro kan ik dit alleen maar beamen. Na vele omzwervingen ben ik eindelijk beland bij een reciclagem (een werkplaats voor recyclebaar materiaal) in Rocinha, de grootste favela van Rio de Janeiro. Favela’s spreken bij de meeste mensen erg tot de verbeelding, maar toch weten weinig mensen wat het precies zijn. Bij mijn eerste bezoek had ook ik allerlei vooroordelen. Favela’s zijn getto’s of slums in de grote steden van Brazilië. Rio de Janeiro telt tussen de 600 en 1000 favela’s. Het precieze aantal is onbekend. Favela’s liggen overal verspreid over de stad, soms op ontzettend goede locaties, zoals in Ipanema of Copacabana. De favela’s van Rio de Janeiro zijn het decor geweest van internationaal geprezen films en documentaires. Deze films geven niet het idee dat het veilig is om hier te werken als Braziliaan, laat staan als buitenstaander, maar de laatste jaren is de criminaliteit in de favela’s enorm gedaald. Rio de Janeiro vormt in 2014 het decor voor de Wereldkampioenschappen Voetbal en dit is de aanleiding voor de overheid om favela’s die in het zicht liggen te pacificeren. Dit betekent over het algemeen dat de wijken zijn binnengevallen door de politie en het leger, die (vermeende) drugsbazen hebben opgepakt of ter plekke hebben geliquideerd. Dit heeft positieve en negatieve gevolgen gehad voor de bewoners. Aan de ene kant zijn de favela’s veiliger, bijna drugsvrij, is er minder geweld en is het voor iedereen mogelijk om de favela’s te bezoeken. Aan de andere kant hadden de drugsbaronnen een eigen rechtssysteem ontwikkeld dat bewoners beschermde. Dit systeem is helemaal verdwenen. Bovendien houdt de politie nu constant de wacht in de favela’s, terwijl zij degenen zijn die vele moeders van hun kinderen hebben beroofd. Over het algemeen zijn de bewoners van de favela’s heel trots op hun wijk en willen ze er ook niet weg. Velen vinden het leuk om buitenstaanders te laten zien waar ze wonen. Tijdens mijn bezoek aan de reciclagem werd ik enthousiast ontvangen en bij mijn tweede bezoek werd ik uitgenodigd bij één van de huizen van de werknemers. Aangezien favela’s vaak op de hellingen van bergen zijn gebouwd, was het een hele klim naar boven. Het huisje had in totaal twee kamers en was erg klein, maar met een prachtig uitzicht over de stad. Interessant is dat de diversiteit in de favela’s steeds groter wordt. Zodra het economisch beter gaat met een gezin vertrekken ze meestal niet uit de favela, maar verbeteren ze hun huis. Het eenzijdige beeld van geweld, drugs en armoede, was misschien ooit de waarheid over de favela’s, maar is niet meer van deze tijd. Tegenwoordig zijn de meeste favela’s begaanbaar en enorm divers. Ook hier geldt; niet is wat het lijkt.
Rio, my hometown 17 april 2013 Het afvalmuseum in Florianopolis, een stad zo’n 1.100 kilometer ten zuiden van Rio de Janeiro, is eigenlijk niet veel meer dan een verzameling van tweedehands materiaal wat niemand meer gebruikt. Het bevat oude poppen, tv’s, boeken, kaarten, allerlei verouderde huishoudelijke artikelen, stoelen en tafels. Er is weinig | 80
81 |
licht en door de schemering die in de ruimte hangt, krijgt het schouwspel een trieste aanblik. Het complex om het museum heen is echter ontzettend interessant. Florianopolis staat bekend om zijn goede scheiding van afval en staat zelfs vermeld in het Guinness Book of Records vanwege de enorme hoeveelheid gerecyclede olie. Het eerste gedeelte van het complex bestaat uit verschillende bakken waar mensen hun afval kunnen deponeren, verdeeld in papier/karton, plastic, metaal, organisch en grofvuil. Voor ons in Nederland vanzelfsprekend, maar voor Brazilië ontzettend revolutionair. Verder naar achter toe zijn er werkplekken voor organisch materiaal, vooral hout en grof vuil. Er is ook een apart complex voor catadores dat eigenlijk niet toegankelijk is voor bezoekers, maar na enig aandringen mogen we er toch in. De grond ligt bezaaid met afval en dat kun je ook ruiken. Buiten slepen mannen grote zakken huisafval naar binnen en verzamelen ze materiaal. Binnen staat een tiental vrouwen het vuil te sorteren wat daarna naar de achterkant gebracht wordt. In het achterste gedeelte van dit kleine complex staan weer mannen die plastic bij elkaar binden, batterijen kapotslaan, afval vernietigen en karton versnipperen. Er werken ook kinderen op het complex. Ik mag de catadores een paar vragen stellen en zij vertellen dat ze hier zeven dagen per week werken. Ze ontvangen geen vast salaris, maar krijgen betaald voor het afgeleverde materiaal. De overheid is eigenaar van de grond waarop gewerkt wordt. Het particuliere afvalbedrijf is ingezet door de overheid om de afvalwerking in de stad op zich te nemen en de catadores werken op het terrein om de materialen te recyclen. Het werk is gevaarlijk, omdat ze werken met gevaarlijke machines en giftige stoffen. Mijn gids neemt me mee naar een andere plek op het complex, waar we uitkijken over een rivier. Ze legt me uit dat het hele biosysteem aangetast is door de giftige stoffen van het afval en dat als het zo doorgaat er niks meer overblijft van de natuur. Ik ben onder de indruk van haar verhaal en vraag me tegelijkertijd af waarom het zo verschilt van de werkwijze in Rio de Janeiro. Ik heb weer een nieuw stukje van deze diverse sector ontdekt. Ik ben in Florianopolis om mijn onderzoek te presenteren aan collega’s van mijn begeleider. De universiteit bestaat uit een groot terrein met verschillende gebouwen voor elke faculteit, cafetaria’s, bibliotheken en velden. Mijn presentatie houd ik voor een groep antropologen, zowel docenten als PhD-kandidaten en ik krijg ontzettend veel feedback en suggesties. Ik ontmoet zelfs mensen die naar Nederland reizen voor onderzoek. Het is een fantastische manier om nieuwe input te verkrijgen voor mijn onderzoek. Vol goede ideeën spring ik de volgende dag in het vliegtuig naar Rio. Terug naar mijn hometown; zo voelt het wel al een beetje.
Ik ben voor het eerst bij de reciclagem. Mijn oorspronkelijke onderzoeksgroep had geen tijd meer om mee te werken aan het onderzoek en het was dus zoeken naar nieuwe mensen. Samen met een vriendin ben ik de reciclagem ingestapt en worden we hartelijk ontvangen door Marisa. Marisa is de manager en overziet de taken van de catadores, terwijl ze gasten verwelkomt die tegen een vergoeding materiaal komen afleveren. Ze legt me uit dat deze mannen vaak ongeschoold en/of analfabeet zijn en dat werken bij de reciclagem voor hen een mooie kans is. Dit verhaal hoor ik terug in mijn gesprekken met de catadores. Over het algemeen zijn ze dankbaar voor het werk, maar ze willen een andere toekomst voor hun kinderen. Het mooie aan de Brazilianen die ik tot nu toe ben tegengekomen is dat ze vertrouwen hebben in de toekomst en vastbesloten lijken er iets van te maken.
Até logo, Brasil! 24 april 2013 Onderzoek doen in Brazilië was voor mij een achtbaan van tegenslagen en fantastische ervaringen. Mijn ervaring was dat de moeilijkheden die ik tegenkwam onderweg, mij ook weer de mogelijkheid gaven om nieuwe dingen te ontdekken. Halverwege mijn onderzoek verloor ik de toegang tot mijn oorspronkelijke onderzoeksgroep en hierdoor had ik tijdelijk de moed verloren. Gelukkig heb ik bij de reciclagem nog een interessante en leuke tijd gehad. Een mooie eigenschap van de Brazilianen die ik heb ontmoet is de levenslust en de kunst van het feesten. In de laatste week had ik een barbecue bij één van de dochters van een respondent. De reden voor het barbecuefeest was estamos apenas celebrando a vida oftewel: ‘Wij zijn gewoon het leven aan het vieren.’ Onbeperkt eten en caipirinha’s zorgden natuurlijk voor een gezellige sfeer en zelfs de stortregen die ’s avonds laat uit de hemel viel hield het feest niet tegen. De muziek werd harder gezet. En er werd doorgedanst op het dakterras in de favela, in de stromende regen. Deze vrolijkheid, hartelijkheid en levenslust van de Brazilianen ga ik ontzettend missen in het koude, grauwe Nederland. Tot gauw, Brazilië!
Een nieuwe plek met nieuwe mensen Het is dinsdagmiddag twee uur als ik voor de reciclagem sta. Al het recyclebaar materiaal in Rocinha komt uiteindelijk hier terecht en de kleine ruimte is dan ook tot aan de nok toe gevuld met oude huishoudelijke spullen, plastic waterflessen, blikjes en stangen van koper. Vijf paar verbaasde gezichten kijken mijn kant op. De tien catadores die hier werken hebben nog nooit meegemaakt dat een buitenlandse studente interesse in ze had en na de eerste verbazing ontvangen ze me hartelijk. Ze vinden het leuk om vragen te beantwoorden, maar nog leuker om vragen te stellen. ‘Ben je getrouwd?’ durft er één. Als ik hier op antwoord dat dit niet het geval is, roept mijn ondervrager uit: ‘Single! In Brazilië! Meu deus!’ En klinkt er bulderend gelach in de hele werkplaats.
| 82
83 |
HOOFDSTUK 11 charlotte ten have in mexico
Hola todos! Ik ben Charlotte, 24 jaar. Dit jaar ben ik, na zeven jaar gewerkt, gestudeerd en gereisd te hebben, teruggekeerd naar het eerste land in Latijns Amerika waar ik verliefd op werd: Mexico. Dit keer niet met als voornaamste doel fiesta en mariachi maar voor onderzoek naar geweld en copingmechanismen. Ik heb onderzoek gedaan in San Luis Potosí, een stad in het hart van Mexico met connecties naar de onrustige noordelijke regio’s.
| 84
85 |
Welkom terug in een ander Mexico 16 januari 2013 Daar zit ik dan na een week; als enige klant in het enige hostel en zover ik weet als enige buitenlander in San Luis Potosí, Mexico. Als ik om me heen kijk zie ik een slecht onderhouden hostel in een woestijnstad, die midden in een drugsoorlog ligt tussen de twee grootste kartels. Gek genoeg, voel ik me hier vanaf de eerste dag happy en thuis. Toch fijn om te weten dat, hoewel zowel Mexico als ik veel veranderd zijn in de laatste zeven jaar, we het nog steeds goed met elkaar kunnen vinden. Na een week kan ik de meeste van mijn verwachtingen al redelijk het raam uitgooien. Ik dacht dat geweld een gevoelig onderwerp zou zijn, maar het is hét onderwerp van de dag en de Potosínos zijn ontzettend open over hun angst, ervaringen en ideeën over de toekomst. En geloof me, dat zijn veel verhalen en informatie in één week. Ook mijn plan om niet te veel op de voorgrond te treden in het begin is mislukt. Het blijkt toch vrij lastig te zijn om niet op te vallen als je twee koppen groter bent dan de rest en dus nogal een bezienswaardigheid bent. Wat aan de andere kant wel betekent dat ik overal mee naar toe word genomen en met open armen ben ontvangen. Wat mij tot nu toe nog het meest heeft verbaasd is dat zelfs de lokale bevolking de veiligheidssituatie niet goed kan inschatten. Deze onduidelijkheid zorgt voor veel angst. Dit komt voornamelijk door de corruptie in de berichtgeving, waardoor de berichten in het nieuws op de televisie maar ook in de kranten niet te vertrouwen zijn. Daardoor gaan er veel horrorverhalen rond waarvan niemand weet wat er van waar is en wat niet. Aan de andere kant gaat het leven ook hier gewoon door en zijn salsa en tequila nog steeds onderdeel van het dagelijks leven. Een soort leven waar ik me altijd thuis in heb gevoeld en met veel plezier nu weer deel van uitmaak. Dus als jullie het niet erg vinden spring ik nu achter op de motor om mee naar de markt te gaan. Ik ga boodschappen doen.
Heftig
vertrouwen in de toekomst van de mensen alhier te omschrijven. Mexico raakt dan in één klap haar schoonheid volledig kwijt, terwijl die schoonheid er wel degelijk is. Dus misschien is heftig het enige juiste woord. Ik heb een geweldige maar heftige tijd in een heftige periode van een problematisch maar schitterend land.
De kogel is door de kerk 6 maart 2013 De kogel is door de kerk. Ik vertrek uit San Luis Potosí. Dit nadat de stad sinds vorige week op de zwarte lijst van gevaarlijkste plekken in Mexico is geplaatst door de overheid en nu in één adem wordt genoemd met plekken als Juarez en Tijuana. In de praktijk zal dit leiden tot meer militairen en politie, wat hier helaas eerder leidt tot meer onrust dan tot meer veiligheid. Ik heb in een korte maar heftige tijd een stad leren kennen die in een hoog tempo is veranderd en die ook mijn leven heeft veranderd. De stad heeft in een periode van vier jaar een extreme groei aan geweld meegemaakt, iets wat haast tastbaar is als je er bent. Niet alleen de bewegingsruimte van politici en journalisten is klein, maar ook die van de burgers. Met regels als: ‘Je praat niet over de problematiek’ en ‘Je blijft zoveel mogelijk binnen’ als uitgangspunten. Pas tijdens gesprekken werd mij duidelijk dat iedereen, zelfs als je deze regels naleeft, zijn eigen overweldigende ervaringen heeft met dat geweld. Wat mij nog het meest verbaasd heeft is dat mensen, en ik dus uiteindelijk ook, zelfs aan deze situatie kunnen wennen. Of zoals een taxichauffeur zei: ‘Je went aan alles, behalve aan niet eten.’ Aan de andere kant laat ik een fantastische groep mensen achter die mij, tegen beter weten in, hebben geholpen tijdens mijn tijd in San Luis Potosí. Sterk, liefdevol, gastvrij, open en hartelijk en mijn dank gaat dan ook uit naar hun. Maar goed, zoals een bevriende journalist hier zei: ‘Als je over een brandend huis wilt schrijven, ga je er ook niet instaan maar ernaast.’ Dus zal ik vanaf nu mijn onderzoek voortzetten vanuit een nabij gelegen stad en jullie vanaf daar op de hoogte houden.
8 februari 2013 Daar zijn we weer! Dit keer niet vanuit de woestijn maar vanuit het overweldigende regenwoud van Xilitla. Het was tijd om er even tussenuit te gaan en het dagelijkse beeld van gemaskerde militairen, m-16’s en lege straten na acht uur voor een weekend in te ruilen voor een hippiedorp. Met niks dan het geluid van vogels en insecten en een waanzinnig uitzicht over de beboste bergen, maar wel in een gebied waar de drugskartels en niet de politie de dienst uitmaken. Wauw, ik wist dat dit een heftige tijd zou worden maar het aanpassingsvermogen van de mensen om mij heen, maar ook van mezelf, doet me versteld staan. Nog geen vier weken later kijk ik zonder dat ik me er bewust van ben weg zodra ik politie of dure auto’s zie, zijn de verhalen over vermoorde vrienden en familie meer regel dan uitzondering en ga ik net als de meesten na acht uur de deur niet meer uit. De grens tussen berekende risico’s, domme pech en roekeloosheid is hier vaag en laat alleen ruimte voor mijn eigen intuïtie als bepalende factor in wat ik wel en niet doe. Aan de andere kant zorgen de problemen en verhalen voor een raar contrast met de schoonheid van de omgeving en de hartelijkheid en gastvrijheid van de mensen. Het valt me moeilijk om de gebeurtenissen, de sluimerende angst en het verloren | 86
87 |
Mijn Mexico 25 april 2013 De ziel reist te paard: drie weken nadat ik de rijst en bonen voor het ontbijt heb ingeruild voor boterhammen met kaas snap ik beter dan ooit wat hiermee wordt bedoeld. Langzaam begin ik weer te wennen aan het feit dat ik cumbia heb ingewisseld voor techno en limoen en chili voor peper en zout. Met pijn in mijn hart heb ik voor de tweede keer afscheid genomen van mijn favoriete land. Waar voordringen de regel is en de hete saus zelfs over je fruit en ijs gaat. Waar je gerust ‘dikke’, ‘dunne’, ‘witte’ of ‘zwarte’ wordt genoemd en waar de muziek nooit te hard staat. Het land waar corruptie en geweld net zo goed deel van de cultuur uitmaken als tequila en mariachi. En waar de rijkste man ter wereld vandaan komt, maar het minimumloon €2,70 per dag bedraagt. Waar witte cowboyhoeden nooit uit de mode zullen raken en tae bo (een vechtsport) helemaal hip is. M-16’s en gemaskerde militairen domineren het straatbeeld, naast straatverkopers, maar de deuren staan er altijd voor je open. Waar je als journalist meer betaald krijgt voor wat je niet dan wel schrijft en soapseries een vaste dagbesteding zijn. Het land van Corona en altijd gestreken kleren. En waar angst en teleurstelling een raar contrast vormen met de open- en hartelijkheid. Het land waar meer slang dan Spaans wordt gesproken en waar de kranten met foto’s van gruwelijk vermoorde mensen naast de stripboeken staan. Het land van woestijn, oerwoud en alles er tussen in. Maar ook het land van 16-jarige buschauffeurs, tacos en kartels. Waar vijf minuten een half uur betekent en vijf meter een kilometer. Waar je tot een maand geleden een baan als leraar kon erven. Het land ook van een ontluikende gastvrijheid, liefde en warmte. Land van sterk zijn, aanpassen en doorgaan. Land van 57.000 doden in zes jaar, een onbetrouwbaar politiecorps en eindeloze barbecues. Land van plezier, terwijl de onzekerheid altijd dicht onder de huid zit. Het land van nieuwe vriendschappen en mijn mooiste maar ook heftigste herinneringen. Dit is het land waar ik gek op werd en zal blijven. Mexico, bedankt voor je goede zorgen, tot snel.
| 88
89 |
HOOFDSTUK 12 brecht zijlstra in nepal
Namaskar! Mijn naam is Brecht Zijlstra, 23 jaar oud en ik ga voor drie maanden naar Nepal. Gedurende deze drie maanden ga ik bij een gastgezin wonen in Imadol, een dorp dicht bij Kathmandu. Vanuit daar ga ik mijn onderzoek uitvoeren. Ik ga mij richten op de uitbuiting van Nepalese arbeidsmigranten in de Golfstaten en Maleisië en op hoe aanstaande arbeidsmigranten met de risico’s en gevaren van arbeidsmigratie omgaan.
| 90
91 |
Tegenstellingen in Nepal
Les 1: de magnetron
18 januari 2013
15 maart 2013
De zon gaat onder als mijn vlucht aankomt op Tribhuvan National Airport. Ravi, mijn gastheer, staat samen met zijn zoontje al op me te wachten als ik het vliegveld afloop. De rit naar mijn nieuwe woonplaats is er één vol met nieuwe en schrikbarende indrukken. Luid toeterende auto’s en motoren, uitlaatgassen, veel stof, slapende mensen en hutjes direct naast de snelweg. Daarbij wordt het langzaam pikkedonker, omdat men hier niet de hele dag over elektriciteit beschikt. Hoe ga ik dit drie maanden volhouden? Gelukkig is het huis van Ravi en zijn familie erg mooi en staat het in het rustige Imadol, slechts tien minuten met de bus vanaf Kathmandu. Ik krijg een enorm warm welkom van de familie Thapa, met een bord dal bhat voor mijn neus, de maaltijd die ik vanaf nu elke dag voorgeschoteld zal krijgen: rijst met linzensoep en een groentencurry. De eerste dagen is het behoorlijk wennen aan mijn nieuwe levensstijl; vegetarisch eten, terwijl ik graag een stukje vlees lust; geen verwarming wanneer het buiten nul graden is; water komt hier uit een put en douchen doe je met een bakje water. Maar dit alles is snel vergeten door de enorme hartelijkheid van de mensen. Nepalezen zijn erg geïnteresseerd in buitenlanders en heel behulpzaam wanneer ik, met mijn Lonely Planet in de hand, verdwaald in Kathmandu rondzwerf. Daarbij nemen Ravi en zijn familie mij geregeld mee op tripjes, heb ik al veel van het mooie Nepal mogen zien en heb ik leuke mensen ontmoet. Toch hoor ik overal om mij heen verhalen van mensen die dromen het mooie Nepal te verlaten. Veel Nepalezen richten hun leven zo in dat ze over een aantal jaren naar (onder andere) het ontwikkelde Europa kunnen om aan hun uitzichtloze situatie te ontsnappen. Het gebrek aan banen, de lage lonen, corrupt leiderschap en een stilstaande ontwikkeling in hun thuisland drijft ze weg uit Nepal. Ravi speelt een belangrijke rol in mijn onderzoek naar dit fenomeen, omdat ik gebruik kan maken van zijn netwerk. Vandaag bezoeken we een Man Power Agency en houd ik een interview met de eigenaar van het bureau. Over twee weken geeft dit agentschap een training aan de meiden die geselecteerd zijn voor een baan in Koeweit. Deze training ga ik observeren en daar krijg ik de kans de meiden te spreken over hun plannen. Na dit bezoekje gaan we naar de Foreign Employment Department in Kathmandu. Hier treffen we een enorme mensenmassa aan. Er is veel politie om de boel rustig te houden. We krijgen toestemming om het terrein te betreden, wat rond te kijken en foto’s te maken. Bij het kantoortje waar ex-migranten hulp kunnen aanvragen na een mislukte migratiepoging, spreek ik een aantal mensen, met Ravi als tolk. De heren die ik heb geïnterviewd, waren bedrogen door hun broker. Na een erg hoog bedrag te hebben betaald, kwamen ze terecht in een totaal andere baan dan verwacht, tegen een veel lager salaris. Sommigen van hen hebben Nepal niet eens verlaten. Van hun bemiddelaar hebben ze nooit meer iets gehoord. Dus ze waren tienduizenden Rupees kwijt én vernederd. Eén man durfde vanwege schaamte niet meer terug naar zijn familie en heeft ze dan ook al een jaar niet meer gezien. Het opvallende is dat de mannen die ik heb gesproken gelijk weer een poging doen om naar het buitenland te vertrekken. Dit zijn mijn eerste indrukken van Nepal. Met aan de ene kant de schoonheid van de natuur en haar mensen, en aan de andere kant de harde werkelijkheid van het dagelijks leven dat veel buitenstaanders nooit zullen zien.
| 92
Ongeveer vijftien vrouwen kijken me nieuwsgierig aan wanneer ik het klamme klaslokaal binnenkom. Op het schoolbord staat één tot en met tien geschreven in het Arabisch met daaronder de Nepalese vertaling. De docente ontvangt me enthousiast en stopt abrupt met lesgeven om me een rondleiding te geven door haar domein. Ze vertelt me dat ze zelf twee jaar in Koeweit heeft gewerkt als huishoudster en nu haar kennis deelt met nieuwe emigrantes. In het lokaal grenzend aan het lokaal waar ik binnenkom, bevindt zich het praktijkgedeelte. Hier staat een lange tafel met daarop een collectie aan huishoudapparatuur zoals een magnetron, een koffiemachine en een waterpijp. Aan de andere kant van de kamer staat een strijkplank en -bout, een koelkast, een stofzuiger en in een klein badkamertje staat een wasmachine. Ik had niet verwacht dat deze praktijktraining zó praktisch zou zijn. De docente vertelt me dat de vrouwen hier kennismaken met deze apparatuur en leren hoe het te gebruiken. Een wereld van verschil uiteraard, gezien het feit dat het grootste deel van de aankomende arbeidsmigranten uit afgelegen gebieden van Nepal komt, waar de was in de rivier wordt gedaan en eten wordt gekookt op een vuurtje. Naast deze housemaid training moeten alle Nepalese arbeidsemigranten voor vertrek ook een verplichte algemene oriëntatietraining bijwonen. De oriëntatietraining is bedoeld om emigranten op hun rechten en plichten te wijzen en ze nuttige informatie over hun bestemming te verstrekken. Naast praktische zaken, is het doel van deze trainingen migranten te beschermen wanneer ze in het buitenland zijn. Met name in de huishoudelijke sector blijkt dit nodig te zijn. Paspoorten worden ingenomen, en gedwongen arbeid en fysiek en seksueel misbruik schijnt vaak voor te komen. Uiteraard overkomt dit niet iedereen, maar het is van belang dat vooral vrouwen zich hiervan bewust zijn en dat ze weten wat ze moeten doen wanneer ze in de problemen raken. In september vorig jaar heeft de Nepalese ambassade in de Golfstaten een plan opgezet dat vrouwen onder de 30 jaar moet weerhouden van een baan als huishoudster. ‘We besloten om een leeftijdsgrens in te voeren, omdat volwassen vrouwen zichzelf beter kunnen beschermen,’ aldus de consul. Deze maatregel kan worden gezien als een stap vooruit na een verbod van twaalf jaar op Nepalese huishoudsters in de Golfstaten. Net als mannen zijn ook veel Nepalese vrouwen op zoek naar manieren om aan de werkloosheid in hun eigen land te ontsnappen. Het doel van dit plan is het beschermen van vrouwen. Na gesprekken met onder andere de International Organization for Migration en Pourakhi, een Nepalese belangenorganisatie voor vrouwelijke migranten, blijkt echter het tegenovergestelde het geval. Een alternatief voor veel van deze vrouwen is migratie via illegale wegen. Brokers bieden jonge vrouwen de optie om via India naar de Golfstaten te reizen en zo het verbod te omzeilen. Door middel van interviews probeer ik erachter te komen hoe negatieve ervaringen van anderen de nieuwe emigranten beïnvloeden in hun beslissing om te migreren. Hoewel de interviews niet altijd even gemakkelijk gaan door de taalbarrière, en het werken met een tolk niet zo soepel gaat als ik vooraf had verwacht, heb ik gelukkig toch een aantal interessante interviews kunnen doen. Een veel gehoord antwoord op de bovengestelde vraag is iets in de trant van: ‘dat overkomt mij niet, ik heb alles goed geregeld.’ Analfabetisme speelt hierbij een grote rol; campagnes van belangenorganisaties en berichten in de krant bereiken deze groep mensen lang niet altijd. 93 |
Een stukje Nepal mee terug naar Nederland 28 april 2013 Het is alweer meer dan drie weken geleden dat ik met tranen in mijn ogen Nepal moest verlaten. ‘Moest’ inderdaad; ik was nog lang niet klaar om naar huis te gaan. Voorafgaand aan het onderzoek had ik wel verwacht dat het een reis zou worden om nooit te vergeten. Maar ik dacht ook dat ik vooral blij zou zijn als het erop zou zitten en ik weer terug kon gaan naar mijn comfortabele leventje in Haarlem. Ik had van tevoren niet durven dromen dat ik er een tweede familie bij zou krijgen in Nepal; dat ik daar zulke bijzondere vriendschappen op zou bouwen; en dat ik alle chaos in Nepal zou gaan missen. Hoewel het intussen voelt alsof ik nooit ben weggeweest, merk ik wel dat bepaalde gebruiken blijven en ik een stukje Nepal heb meegenomen naar Nederland. Het valt me nu op dat auto’s stoppen wanneer ik een zebrapad wil oversteken en dat de wegen zo vlak zijn. Nepal heeft ook een stukje bewustzijn bij me gecreëerd. De beperkte beschikbaarheid van elektriciteit en water bijvoorbeeld. Waar ik voor mijn vertrek naar Nepal nogal slordig met energie omsprong, door erg lange douches te nemen en lichten achteloos te laten branden, let ik hier nu veel meer op. Ook voedselverspilling heb ik achter me gelaten. Na het avondeten spoelde Kabita (de moeder van mijn gastgezin) de borden af met een klein beetje water. Daarna vermengde ze de restjes rijst met water en goot ze het in een bakje dat als avondeten voor de koe dient. In dit bakje werden gedurende de dag alle restjes van alle maaltijden bewaard, waaronder ook bananenschillen, appelklokhuizen enzovoorts. Letterlijk niets voedzaams verdween in de afvalbak. In gedachten dwaalde ik dan af naar mijn half leeggegeten bord Hollandse kost dat ik regelmatig de prullenbak in liet glijden… Ik heb er bewust voor gekozen om bij een gastgezin te gaan wonen in Nepal. Al beperkte het me af en toe in mijn bewegingsvrijheid in de avonduren (na negen uur ‘s avonds werd het huis hermetisch afgesloten en moest ik ze wakker bellen om nog naar binnen te kunnen). Ik heb hier nooit spijt van gehad. Ten eerste hebben ze me vanaf het eerste moment enorm thuis laten voelen en hebben ze me wegwijs gemaakt in de omgeving van Kathmandu. Daarnaast heb ik veel contacten op kunnen doen voor mijn onderzoek en voor in mijn vrije tijd. Het leuke aan de omgang met de lokale bevolking is dat je je minder een toerist voelt. Ik heb de gekste plekken bezocht waar ik als toerist nooit naar binnen zou gaan. Onder andere een lokaal restaurant; een kamer achter in een huis dat overdag dienst doet als eetgelegenheid en waar een aantal matjes op de vloer worden gelegd. Hier kreeg ik dan eten voorgeschoteld waarvan ik nog steeds niet weet wat het nou precies was, samen met een lokaal drankje. Daarnaast was het vooral leuk om met dit lokale gezelschap religieuze feestdagen mee te maken. Shivaratri is één van de 42 feestdagen die mij het meest is bijgebleven (letterlijk vertaald: Shiva’s nacht). Op deze dag wordt Lord Shiva aanbeden en verzamelen mannen zich voor een Shiva tempel waar ze een kampvuur maken en samen wiet roken onder het genot van een Rokhsi (een te sterk shotje alcohol, naar mijn mening). Erg leuk om eens mee te maken, vooral als enige vrouw. Al met al waren het drie maanden om nooit te vergeten. Daar waar ik me in de eerste dagen afvroeg waarom ik hier ooit aan begonnen was, had ik de laatste weken een knoop in mijn buik omdat ik wist dat het einde naderde.
| 94
95 |
HOOFDSTUK 13 aarti baldewsing in india
Waarom doen mensen aan liefdadigheid? Wat motiveert mensen om geld, tijd, kennis of andere middelen te investeren in mensen die minder hebben? Ik ga onderzoek doen naar de motivaties en praktijken van Indiase filantropen en hoe machtsrelaties hierin verweven zijn. Bangalore, Zuid India, is een compleet nieuwe wereld voor mij aangezien ik geboren en getogen ben in Nederland, maar ik heb ontzettend veel zin in deze chaotische veldwerkperiode en waanzinnige leerervaring.
| 96
97 |
Verbonden met Indiase tradities 29 januari 2013 Heel vaak krijg ik de vraag; ‘Wat doe jij hier eigenlijk in Bangalore en waarom een onderzoek naar filantropie?’ (filantropie wordt in de volksmond ook liefdadigheid genoemd). Inmiddels kan ik mijn motivering opdreunen met de bijbehorende feiten waarom Bangalore als booming city and IT capital zo geschikt is als locatie voor mijn onderzoek. Nu ik hier na drie weken gesetteld ben, merk ik dat er meer onderliggende redenen zijn die verklaren wat ik hier doe en waarom ik me eigenlijk heel erg thuis voel hier.  Op 7 januari 2013 kwam ik aan op Bangalore Airport en werd opgewacht door een oudere mevrouw, Mrs. Rao. Zij bleek over een supernetwerk te beschikken, waar ik de komende maanden gebruik van hoop te maken. Na een spectaculaire rit met haar auto (met chauffeur) bij haar gigantische, afgesloten appartementencomplex aangekomen te zijn, werd mij een heerlijke vegetarische lunch voorgezet. Vervolgens werd ik bij mijn toekomstige (gast)familie afgezet, die zij via kennissen in haar ‘gemeenschap’ had kunnen regelen. De gemeenschap blijkt hier heel belangrijk te zijn. Mijn nieuwe auntie en uncle ondervroegen mij meteen waar ik vandaan kwam, vooral wat mijn ‘goede naam’, oftewel achternaam was, zodat men kon afleiden bij welke gemeenschap ik hoor. Ik heb hen eerlijk verteld dat ik het eigenlijk niet zo goed wist en dat ik hier vooral was om zoveel mogelijk te leren, waarop uncle mij meteen de les meegaf om geld altijd met de rechterhand te geven, toen ik de huur overhandigde met mijn linkerhand.
van anderen, ben ik er gaandeweg achtergekomen dat doordat ik de cultuurverschillen (maar ook overeenkomsten) zelf meemaak, ik hier ontzettend veel leer. Niet alleen over de gebruiken en de cultuur, maar ook veel over mijzelf.
Later op de avond ontmoette ik mijn twee Indiase vrouwelijke huisgenootjes, die beiden werkzaam zijn als ingenieur. Net als veel Indiërs in de middenklasse van hun generatie, werken beiden in grote IT-bedrijven, gaan ze in het weekend graag winkelen, moderne Bollywood films kijken en bij familie op bezoek. We hebben het veel gehad over trouwen aangezien één van hen binnenkort in het huwelijksbootje stapt en daar enorm veel voorbereidingen voor moet doen. De ander wordt waarschijnlijk uitgehuwelijkt en op basis van een twee uur durend gesprek zal zij aangeven of ze de gekozen partner geschikt vindt of niet.
Met nog maar één maand voor de boeg, is het hoog tijd om te reflecteren op de ervaringen die ik heb opgedaan in Incredible India. De afgelopen twee maanden waren zowel hectisch als wonderbaarlijk. Vele van die spannende, hilarische en ontroerende momenten zal ik nooit vergeten (dit kan ik met waarheid zeggen aangezien wij antropologiestudenten verplicht een dagboek bijhouden).
Twee dagen heb ik mijzelf gegund om te wennen aan mijn nieuwe omgeving door rond te rijden in autorickshaws (uiteraard veel te veel betaald, aangezien ik niet wist dat men ook op basis van een taximeter kan reizen). Tijdens deze tour, waar ik erg veel heb kunnen zien van ‘mijn’ deel van de stad, werden mijn zintuigen overspoeld door nieuwe impulsen: van loslopende koeien tussen de toeterende auto’s tot geurige wierook in kleurrijke tempels. Waar vooral woonwijken, parken, eetkraampjes, bloemenkarren en de diversiteit aan kleurige kleding het gezichtsbeeld bepalen, viel mij op dat veel werkzaamheden zoals het wassen van kleding, trekken van karren en het bouwen van huizen, flats en metrostations nog steeds met de hand gedaan worden, zowel door mannen als vrouwen. Het grootste contrast met mijn ‘oude’ leefomgeving is dat de schrijnende armoede en verblindende rijkdom letterlijk naast elkaar leven. Ondanks dat deze manier van leven nieuw voor mij is, voel ik mij enorm verbonden met deze nieuwe ‘wereld’. Waarschijnlijk komt dit door het migratieproces dat mijn voorouders en ouders hebben doorgemaakt, die vanuit (Noord) India via Suriname in Nederland terecht zijn gekomen. Ik ben er achtergekomen dat ik me ondanks het gebrek aan kennis van bepaalde culturele gebruiken toch verbonden voel met deze verloren tradities. Door het observeren en interviewen | 98
Wonderbaarlijke hectiek 15 maart 2013
In korte tijd heb ik op wonderbaarlijke wijze veel contacten opgedaan en veel inspirerende mensen ontmoet, die openstonden mij te begeleiden, weliswaar op detectiveachtige wijze met vragen als: ‘What part of India are you from?’, ‘What is your last name?’, ‘Are you married or engaged yet?’, ‘Please come over for lunch’ etc. Door de warme, kleurrijke en bovenal rijk aan cultuur gevulde houding van de inwoners, voelde ik mij onverwachts op de meest intieme plekken verwelkomd als familie. Zo belandde ik op etentjes, trouwerijen, rouwceremonies en sponsorevenementen in andere staten. Bangelore klampte zich ongevraagd aan mij vast. Of ik aan Bangelore? In ieder geval raakten wij door tijd en lot met elkaar verbonden en deelden wij in korte tijd veel met elkaar. Als ik mijzelf betrap op het groeten van bekenden om mij heen, het zelfs kunnen genieten van de tjokvolle bussen realiseer ik me de stiekeme hechting aan deze zo met Nederland contrasterende plek. Over tjokvolle bussen gesproken: het openbaar vervoer is hier heel anders dan in Nederland. Allereerst is de voorzijde van de bus alleen bestemd voor vrouwen en de achterzijde voor mannen. Tijdens spitsuur is de bus extra vol, waardoor men letterlijk uit de bus hangt om toch mee te kunnen rijden. Ik verwonder me dan ook elke keer weer over hoe de (doorgaans onbeleefde) conducteurs zich door die mensenmassa heen weten te persen om kaartjes te verkopen. Terwijl je de geur van bloemen, zweet en kokosolie inhaleert, word je letterlijk heen en weer geslingerd 99 |
en heeft het veel weg van een rit in de achtbaan. Soms wordt je verwelkomd door kakkerlakken in alle vormen en maten, die tevoorschijn komen uit de vele gleuven en gaten van de ‘blikken’ bus. Misschien wel het grootste verschil met de Nederlandse ‘OV-cultuur’, is dat hier zowel jonge als stokoude mensen over de behendigheid beschikken om in en uit een rijdende bus te springen. Omdat ik dit zelf nog niet zo goed kan, maar toch wordt gedwongen om hier aan mee te doen, heeft me dit helaas een gekneusde pols, maar vooral een gekneusd ego opgeleverd. Toen ik daar op een drukke weg op de grond lag, waren de reacties ook heel contrasterend. Zo reed de buschauffeur zonder excuses weg. Een politieagent vertelde me dat ik het verkeer blokkeerde en een vrouw op de scooter bood me een lift aan naar mijn bestemming. Gelukkig was mijn ziekenhuisbezoek een stuk aangenamer. Met alleen mijn voornaam en leeftijd als gegevens werd ik naar een dokter gestuurd, die mij na betaling van 600 Rupees (wat ongeveer gelijk staat aan 9 euro) doorstuurde voor een X-ray scan, waarna hij mijn hand in verband wikkelde en me een dosis pijnstillers gaf. Ongeacht dit incident blijf ik een trotse busrijder en geniet ik nog steeds van de chaos en mensenmassa. Naast het reizen met de bus, ben ik natuurlijk ook nog bezig met mijn onderzoek. Dit verloopt heel goed, ook al denk ik dat elke onderzoeker gedurende het proces ontevreden blijft over de hoeveelheid en kwaliteit van de verzamelde data. Daarnaast ben ik ook nog eens overdreven perfectionistisch en constant onzeker over mijn onderzoekvaardigheden. Gelukkig heeft deze reis naar India me de nodige dosis go-with-the-flow mentaliteit aangeleerd. Ik heb me de afgelopen twee maanden gestort in het bezoeken van vele stichtingen en hulporganisaties, waar ik met veel directeuren en/of oprichters gesproken heb over hun ervaringen in de sociale sector. Vaak zijn dit bijzonder mooie verhalen over hun inspiraties en dromen, of over de omschakeling van het bedrijfsleven naar een bezigheid waarin zij meer persoonlijke voldoening uit halen. Voor veel vrouwelijke filantropen is de onderliggende reden dat filantropie en sociale hulpverlening een alternatief bieden tegen het thuiszitten. Vaak is dit een soort schuld- of verantwoordelijkheidsgevoel van mensen die behoren tot de welvaartsklasse, die zich onder druk van de maatschappij met filantropie bezighouden. Ik heb gesproken met een aantal toegewijde mensen die echt een verschil willen maken door zich geheel bezig te houden met sociaal werk. Het blijft voor mij wel een raadsel waarom sommige sociale ondernemers proberen de minder bedeelden een betere toekomst te bieden, maar tegelijkertijd hun eigen bedienden (een bekend fenomeen in India voor de middenklasse en hogere klassen) nog steeds ongelijk behandelen. Machtsverhoudingen zijn in India nog vaak zichtbaar in deze huiselijke relaties en ook vrouwen worden nog steeds erg ongelijk behandeld. Dit verbaast mij, aangezien zoveel jonge vrouwen in Bangalore de werkvloer betreden (vooral in de IT-sector). In vergelijking met andere steden die ik heb bezocht in India, vind ik Bangalore toch echt één van de modernere en meest vooruitstrevende steden. Dit beeld van Bangalore heb ik gekregen door te reizen naar andere plekken in India. Wat een diepe indruk op mij heeft gemaakt is de armoede en drukte in Mumbai, dat zich uit in de talloze sloppenwijken. Het was een opluchting toen ik na twee dagen doortrok naar Goa om te genieten aan het parelwitte strand tussen de schaduwgevende palmbomen en zonnende koeien. Hoewel Goa de deur opendeed naar relaxation bleek het een week later in Hampi (staat Karnataka) nog fascinerender te zijn. Hampi is één van de steden die op de UNESCO | 100
werelderfgoedlijst staat vanwege de eeuwenoude Indiase (religieuze) monumenten. Tot mijn grote verbazing en blijdschap kreeg ik de mogelijkheid een hulporganisatie te vergezellen naar Ahmedabad (staat Gujarat), om daar te helpen met het organiseren van een alumni-evenement. Ahmedabad or Amazing bad liet een diepe impressie achter door haar oude binnenstad, gekenmerkt door smalle straatjes, kleurrijke huizen, waar je letterlijk naar binnen kijkt en een glimp opvangt van het simpele leven dat men daar leidt. De vele tempels en moskeeën geven deze plaats diepte en spiritualiteit. De typische Gujarati-markten waar de meest opulente, handgemaakte kledingstukken en sieraden worden verkocht maken de ogen rusteloos. Patna (staat Bihar) is een armoedige stad, merkbaar aan het gebrek aan werkgelegenheid, voorzieningen en infrastructuur in tegenstelling tot het ‘ondernemers walhalla’ Bangalore. Het trieste was dat er, op een enkeling na – ik dus – geen vrouwen op straat te bekennen waren in Patna waardoor ik me onveilig en ondergewaardeerd voelde, vooral door mijn westerse achtergrond. Ik was dan ook elke keer opgelucht om terug te keren naar Bangalore om ‘veilig thuis’ te zijn. Een gevoel van vertrouwdheid overspoelt mij als ik mijn straat inloop en de mannen en vrouwen op straat zie eten, werken, winkelen en rondhangen. Naast de moderne winkelcentra en de vele grootschalige techparcs vind je in de straten van Bangalore de bekende primitieve open theehuisjes die wat weg hebben van krakkemikkige claustrofobische vierkante dozen. Onverwachts ben ik van Bangalore gaan houden en hoop ik hier in de toekomst nog terug te keren. Ondanks deze verbondenheid kijk ik stiekem ook uit naar mijn terugkeer naar Nederland en vooral het terugzien van mijn familie. Ik weet namelijk door deze ervaringen met het onbekende, het bekende meer te waarderen.
Dag Incredible India, hallo koud kikkerlandje 17 april 2013 Twee dagen geleden verliet ik mijn vertrouwde buurt Sanjay Nagar en reed met Varun, de neef van mijn gastgezin richting het vliegveld. Uit het raam kijkend, probeerde ik zoveel mogelijk herinneringen op te slaan: de schokkende eerste indrukken van levendigheid op straat en de zintuigen die altijd werden overspoeld door totaal onbekende geuren, kleuren en indrukken. Helaas was het al erg donker en was er lang niet zoveel levendigheid te ontdekken als overdag het geval is. Gelukkig had ik Bangalore en mijn meest bijzondere momenten in India op mijn netvlies (en camera) vastgelegd en wist ik dat ik deze nog vaak zou terugkijken. Toen Varun mij uitzwaaide, ik moederziel alleen door de schuifdeuren van het vliegveld liep met maar liefst drie overvolle koffers (met cadeaus, Indiase etenswaren en een geheel nieuwe Indiase garderobe), kwam het besef dat het onderzoek en daarmee ook mijn tijd in India nu echt voorbij was. Een mengelmoes van verdriet en blijdschap overspoelde mij. Verdriet, omdat ik verschrikkelijk veel van dit fascinerende land ben gaan houden en eigenlijk nog veel langer had willen blijven voor het onderzoek, de mensen en de cultuur. Blijdschap, omdat de belangrijkste mensen in mijn leven helaas in Nederland wonen en ik er toch ook echt naar verlangde om bij hen te zijn. Een uitzondering hierop is mijn zus die twee jaar geleden heeft besloten zich te vestigen in India om daar te gaan werken als lerares in een bijzonder spirituele plaats, Mayapur. Met laptop, notitieboeken en vooral de goede intentie om al mijn interviews en 101 |
observaties uit te typen, bezocht ik haar in het Nadia-district van de staat West-Bengal. Toevallig was het festivalmaand Gaura Purnima; de viering van de verschijningsdag van Sri Chaitanya, een schijnbare reïncarnatie van de Hindoegod Krishna. Mayapur was een feestelijke en spirituele ervaring: dagelijkse grote optochten van dansende mensen die bhajans (spirituele liedjes) zongen; pelgrims en rijen andere voor een bezoek aan de tempel en de beelden en voor geofferd voedsel. De Mayapuri’s, of devoten van Sri Chaitanya, geloven dat het heerlijke, vegetarische, geofferde voedsel (prasadam) gratis uitgedeeld moet worden, zodat iedereen weer in contact komt met God. Zoals in Nederland wordt er tegen een gratis maaltijd geen ‘nee’ gezegd. Hoewel het uitdelen van prasadam misschien een ander doel betreft, vatte ik dit op als een vorm van filantropie in India. Mijn bewondering voor deze plek groeide, ook door de mooie omgeving van Mayapur. Voor mij was dit een paradijs van natuurlijke eenvoud en minimalisme, met uitgestrekte akkerlanden met bananenbomen; rijstvelden waar af en toe een boer doorheen banjerde; kleine dorpjes gevuld met hutjes van bamboe en rieten daken; kinderen die halfnaakt rondrenden en genoten van een duik in de kleine meertjes waar hun moeders kleurige sari’s wasten in de rivieren; en natuurlijk hier en daar een grazende, heilige koe. Hoogtepunt was voor mij de dag dat zowel Gaura Purnima en het Holifestival gevierd werden. Op deze dag wordt iedereen door elkaar beklad met felgekleurde poeders, om vervolgens een duik in de heilige Ganges rivier te nemen. Hoewel ik mijn twijfels had over de duik (gezien de watervervuiling), werd ik totaal verast door de sereniteit die mij omarmde. Mayapur is een plek waarin plezier, zang, dans, feest, lekker eten en spiritualiteit samensmelten tot een geheel. Bangalore, en liever nog India en ik hebben zich aan elkaar vastgeklampt. Ik ben verliefd op het land, voor mij een land van contrasten, verborgen contrasten die men ook in zichzelf tegenkomt. Het onderzoek is dan wel afgelopen, ik ben alweer gewend aan het gehaast, de stress en de gestructureerdheid van Nederland, maar India blijft leven in mijn gedachten. De vraag die na deze reis aan mij blijft knagen is; wanneer ontmoeten wij elkaar weer, Incredible India?
| 102
103 |
HOOFDSTUK 14 wouter ooms IN indonesiË
Riau, een provincie in Indonesië, is de plek waar ik voor drie maanden onderzoek ga doen. Voornamelijk naar de mening van de lokale bevolking over de activiteiten van bedrijven die grote stukken land in hun omgeving verwerven. Voor mijn onderzoek praat ik met de lokale bevolking, hulporganisaties, journalisten, wetenschappers en activisten. Dit vindt voornamelijk plaats in Pekanbaru, Desa Pinang Sebatang en Perawang, en betreft ook Desa Tasik Serai, hoewel het zelf bezoeken van die locatie onmogelijk is.
| 104
105 |
Belajar bahasa Indonesia 6 januari 2013 Ik zit nu alweer twee weken in Indonesië en begin me aardig thuis te voelen in dit land van vriendelijke mensen en druk verkeer. Tot nu toe is de dagelijkse routine simpel: opstaan, naar de taalschool gaan en woordjes en zinnen oefenen totdat je het gevoel hebt dat je hoofd uit elkaar spat. Elke dag zes uur blokken op school en dan ook nog huiswerk maken, is misschien iets te veel van het goede. Daarnaast probeer je ook nog wat van de cultuur mee te maken en afspraken te maken met contacten die interessant zijn voor je onderzoek. Al met al heb ik het gevoel dat ik van hot naar her vlieg en nauwelijks tijd heb om stil te staan en te genieten van het feit dat ik in Azië ben. Voor mijn onderzoek zelf heb ik al een aantal personen geïnterviewd, voornamelijk academici. Zij waren nogal sceptisch over de overheid en de wil om vanuit een ideologie te regeren. Het gaat niet om het goed besturen van het land, maar om het bereiken van een hoge positie. Vervolgens moeten degenen die jou hebben gesteund worden terugbetaald, bijvoorbeeld door het geven van landconcessies. Het echte onderzoek begint pas als ik op locatie in Riau ben. Dit duurt nog tien dagen en in de tussentijd probeer ik zoveel mogelijk contacten te verzamelen via mensen in Jogjakarta, de stad waar ik nu verblijf. Naast werken aan mijn onderzoek en het leren van Indonesisch ben ik twee keer Jogjakarta uitgegaan om rond te kijken. We (de studenten Indonesisch) zijn naar Dieng gegaan om tempels te bekijken, het Dieng plateau te beklimmen en oud en nieuw te vieren. Daarnaast zijn we tijdens kerst naar Solo geweest. Ook Jogjakarta zelf is het bekijken waard.
Wantrouwen en achterdocht 10 februari 2013 Wantrouwen en achterdocht, deze twee woorden betekenen ongeveer hetzelfde en geven goed weer wat mijn bovenliggende ervaring is na mijn eerste drie weken onderzoek in Pekanbaru. Niet dat de mensen hier onaardig zijn, integendeel. Als ik over straat loop word ik regelmatig aangesproken en als ik een toko binnenloop, laten ze me bijna niet meer gaan voordat ik heel veel vragen heb beantwoord. Voornamelijk over mijn naam en of ik getrouwd ben of een vriendin heb.
overheid wil komen, aangezien ik geen onderzoeksvergunning heb. Na het interview vraag ik Imam waarom hij zo nerveus was. Na enig doorvragen vertelt hij mij dat het gevaarlijk kan zijn voor hem, zijn vader en zijn familie, als Superman erachter was gekomen dat ik geen onderzoeksvergunning heb. We hebben namelijk toegang verkregen tot de BPN via zijn moeder. Zij werkt bij een andere tak van de BPN. Als het bekend is dat ik geen onderzoeksvergunning heb en ze ontdekken dat zij mij hebben geholpen, kan dit worden gezien als landverraad. Verscheidene dagen later vraagt Imam mij indirect of ik wil uitkijken naar een andere verblijfplaats (ik woon nu bij zijn familie). Het is te gevaarlijk voor de familie en er wordt getwijfeld aan mijn status als onderzoeker, zo zegt Imam: ‘Ik hoop dat je echt een student bent.’ Dit voorbeeld geeft goed weer hoeveel wantrouwen er heerst over onderzoek naar dit onderwerp. Deze angst richt zich op twee facetten; namelijk op de informant en zijn of haar veiligheid en op wantrouwen naar mijn status als onderzoeker. Een ander voorbeeld van deze angst is dat de lokale mensen van Tasik Serai mij niet mee durven te nemen naar hun dorp. Het risico zou te groot zijn en intimidaties, mishandeling of zelfs de dood tot gevolg kunnen hebben. Voor mijzelf zou het gevolg minder groot zijn, in het ergste scenario kan ik het land uitgezet worden. Er heerst niet alleen angst bij de lokale bevolking, maar ook bij wetenschappers. Zo vertelden medewerkers van de Universitas Islam Riau mij dat onderzoekers in Aceh het land uit waren gezet en hun begeleiders gedood, omdat ze geen onderzoeksvergunning hadden. Ook vertelden ze me dat mensen die kritiek hebben op bepaalde bedrijven soms vermoord worden. Dit gebeurt door ze simpelweg aan te rijden met een auto en wordt een road kill genoemd. Andere informanten wilden niet met mij praten, omdat ze denken dat ik door een bedrijf gestuurd ben dat land wil verwerven. Ik zou hier enkel zijn om het beste land te selecteren. Gelukkig zijn er ondanks deze problemen ook mogelijkheden, veel mensen willen me echt helpen en nemen echt de tijd om mijn vragen te beantwoorden. Interviews duren al snel drie á vier uur (met uitschieters van zes uur) en vervolginterviews zijn geen probleem. Toch krijg ik de indruk dat mensen na een
Nee, de woorden achterdocht en wantrouwen slaan op het feit dat onderzoek doen naar landconflicten in Indonesië zonder onderzoeksvergunning erg lastig is. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de onderstaande verslagen van interviews in Pekanbaru, de hoofdstad van de provincie Riau in Sumatra. De vertaler, Imam, kijkt me nerveus aan, hij maakt zijn lippen nat met zijn tong en vertaalt mijn meest recente vraag aan Yohannes Supema of, zoals ik hem in mijn hoofd noem: Superman. We hebben met Superman nu ongeveer een uur gepraat in zijn kantoor. Het kantoor is een stuk kleiner en rommeliger dan het kantoor van zijn superieur. Het staat vol met stapels boeken en papier die boven ons uit torenen. Superman is het hoofd van de afdeling ‘conflict en resolutie’ van het Badan Pertanahan Nasional (BPN). Aan het eind van het gesprek wil Superman weten hoe mijn naam geschreven wordt, en hoewel dit geen abnormale vraag is lijkt Imam erg nerveus en huiverig om aan het verzoek te voldoen. Terwijl ik mijn naam noem en Superman deze opschrijft, merk ik dat hij het spelt als: ‘Wauser Ums.’ Ik laat dit zo omdat ik voorlopig nog niet onder de aandacht van de | 106
107 |
aantal keer wel genoeg hebben van die Nederlander met zijn lange interviews. Ik doe gewoon alsof mijn neus bloedt, negeer de hints en blijf doorvragen. Hopelijk kan ik binnenkort naar een gemeenschap waar mensen wonen die zelf middenin het conflict zitten.
Controle door middel van een weg 22 maart 2013 In de districten Siak en Bengkalis (Riau, Sumatra, Indonesië) zijn grote plantages voor de productie van palmolie en hout. De productie van hout bestaat voornamelijk uit acaciaplantages. Deze snelgroeiende boomsoort kan op veel verschillende terreinen goed uit de voeten en is dus uitermate geschikt voor de productie van pulp en papier. In Perawang, een snel groeiende stad in het district Siak, staat een grote pulp- en papierfabriek, die voor de aanvoer van hout afhankelijk is van deze acaciaplantages. De fabriek zorgt voor veel werkgelegenheid en veel Indonesiërs uit andere delen van de archipel komen in Perawang werken, vaak voor een bepaalde tijd. Zo vertelde een lokale vrachtwagenchauffeur dat hij een contract had voor drie maanden en ook geen langer contract wilde. Het belang van deze industrie is erg groot en dus ook het belang van de acaciaplantages. Volgens verschillende informanten heeft iedereen in Perawang direct of indirect voordeel van de aanwezigheid van de pulp- en papierfabriek. De aanwezigheid van deze plantages gaat echter gepaard met conflicten. Lokale gemeenschappen worden omringd door de plantages en beweren dat deze steeds meer land inpikken. Informatie over deze conflicten is lastig te verkrijgen, omdat toegang tot de gemeenschappen geheel gecontroleerd wordt door de veiligheidsdienst van de acaciaplantages. De beheerders van de plantages hebben namelijk de enige weg in gebruik en hebben op die weg verschillende controleposten geplaatst. Zo vertelde een informant uit het dorp Tasik Serai Timur me dat hij langs drie controleposten moest om naar Pekanbaru te komen. Hij moest elke keer zijn naam en functie opgeven aan de veiligheidsdienst. Daarnaast werd zijn nummerbord genoteerd.
dorp in- of uitgaat en wordt eventuele onderzoekers of journalisten het werk moeilijk gemaakt. Ook kan het bedrijf de toestemming voor het gebruik van de weg intrekken waardoor de bewegingsvrijheid van de lokale bevolking wordt beperkt. Het is niet zo dat journalisten, onderzoekers en hulporganisaties niet naar het gebied toe kunnen, maar aanhoudende patrouilles en controles van het verkeer maken vrijuit praten voor de lokale bewoners moeilijk. Een andere informant vertelde mij dat elke keer als hij naar zijn landbouwgrond gaat, hij langs een patrouille moet die hem probeert te intimideren. Zij doen dit door hem te zeggen dat hij niet op dat land mag werken, omdat dit land niet van hem is maar van het bedrijf Arara Abadi. Volgens de informant heeft hij de documenten die bewijzen dat het zijn land is. Het gebied waar de gemeenschap ligt, is erg afgelegen en de weg is de enige manier om van of naar het dorp te komen. Controle over de weg betekent dus ook controle over het gebied en de informatie die er in- of uitgaat. Volgens mijn informanten zijn de bedrijven wettelijk verplicht om een weg aan te leggen die alleen door de gemeenschappen mag worden gebruikt. Deze weg is er echter niet en dus blijft de lokale bevolking afhankelijk van de weg die de acaciaplantages gebruiken om hun hout over te vervoeren. Door de controleposten is het voor mij onmogelijk om naar de gemeenschappen te gaan en de situatie met eigen ogen te aanschouwen. Dit zou voor mij namelijk deportatie uit Indonesië kunnen betekenen en voor mijn begeleiders intimidaties, mishandeling en aangescherpte controle. Bovendien komen toeristen niet naar dit gebied, dus undercoveronderzoek doen gaat ook niet. Dit alles maakt het onderzoek doen naar landconflicten in Indonesië erg lastig. De data van mijn onderzoek is daarom voornamelijk gebaseerd op gesprekken met de lokale bevolking, hulporganisaties, journalisten en wetenschappers uit Indonesië. Een reactie vragen aan de overheid of de plantagebedrijven is riskant, omdat zij een onderzoeksvergunning willen zien. Daarom probeer ik via omwegen de visie van de bedrijven op de conflicten te onderzoeken. Dit gaat echter bijzonder lastig. Afspraken worden vaak niet nagekomen en als ik een nieuwe afspraak probeer te maken, wordt er vaak niet gereageerd of word ik afgescheept met ‘ik bel je nog’. Ik heb zelf de indruk dat ik door de eenzijdige informatie een ietwat te activistisch beeld heb gevormd van de problematiek.
Volgens de lokale bevolking controleert het plantagebedrijf op deze manier wie het
| 108
109 |
HOOFDSTUK 15 minna raitapuro in bangladesh
Imagine yourself sitting in a car in the middle of a chaotic traffic jam of trucks, cars, busses, rickshaws, goats and lots of people. The air is full of traffic sounds, car horns and bells from rickshaws. There I am, Minna Raitapuro (26) from Finland observing curiously the street life and ready to start my field research on migration aspirations among young Garos, one of the indigenous communities living in Bangladesh.
| 110
111 |
Touching upon the ground January 17, 2013 As I stepped out sleepy from the airplane, the warm breath of air welcomed me to Bangladesh. The crowded arrival hall in the airport was totally packed with people waiting for their turn at the passport checkpoint. I could hardly see the end of the queues on the other side of the hall. The walls of the entrance hall were full of colorful commercials, but the picture of a rural girl reading a book by candlelight captured my attention: ‘Turn your aspirations into achievements with DutchBangla Bank´s Tk 1.02 Billion Annual Scholarship.’ I stared at the poster for a moment and understood that I touched the ground of Bangladesh. Dhaka is such a multi-faceted city full of life. It was impossible to focus my gaze anywhere during the first rickshaw ride that I made across the city. So much was happening constantly around me. City dwellers rushing to their destinations, beggars sitting on the roadside and little caravans parked here and there serving street food beside the hectic traffic. I was amazed by the talent with which people drove their vehicles, and took over one another without crashing into each other in the jammed streets. At first all the direct looks and circles of people gathered around me just to stare at my appearance made me feel intimidated. But after a few days I started to relax and respond to the endless inquiries about my name, my purpose to come here and my nationality. Never before did I witness such a celebrity-like feeling. Anyway, I realized that there was not much I could do about it so I thought: ‘Why not enjoy all that sudden attention while it lasts?’ I met my translator Anija, who later became my closest friend in Bangladesh. Together we left busy Dhaka behind and headed to the border belt area in the North of Bangladesh, which is the homeland of the Garos. As we arrived in a village called Birisiri I put down my big bag in the cozy room, had a long bath and dried my hair in the sun. I was quickly introduced to neighbors, relatives and many villagers. In the evening I could not count how many people I had met during my first day. I quickly grasped the slow rhythm of life that young people have in the village. It is hard to find a proper description for Birisiri since on one hand it is a village, a small place where everyone seems to know each other. But, on the other hand, all the basic facilities are here: bazaars full of little shops, bus connections, electricity, plenty of schools and a hospital. So then let me call Birisiri a developed village as one of the locals described it. I guess the word development is pretty central here since there are 56 nongovernmental organizations working in the area. The majority of them is focusing on micro-credit programs and community development, but when I asked what kind of improvements the presence of these micro-credit programs have made to the lives of the villagers, I got a vague answer about the idea that people establish small businesses of their own. Persistent probing made me understand that actually there are not many micro-companies established in the area since people use micro-credit mainly as a loan for their daily needs. This often leads to debt traps since the interest rates of these loans are high (up to 20%). One can wonder what kind of development we are talking about then. However, young people I talked to so far seem to be very optimistic about the future opportunities in the area. Presence of a bus connection to the cities and electricity are highly appreciated, even though long electricity cuts happen on a daily basis here during rice-planting season. When it is dark in the evenings, it is time to gather together with friends to play cards by candlelight or sing popular Bollywood songs accompanied by a guitar. | 112
This
is Bangladesh March 5, 2013
Springtime is the time for rice cultivation in Bangladesh, when most of the electricity (at least around the village where I stayed) is directed to the rice paddies. Thus power cuts are frequent and most of the day, people in the village live without electricity. One evening, after power had been gone for hours, I expected my guide to take me to visit some relatives as we used to do. But, instead, we headed towards the empty rice fields with the moonlight as the only light to illuminate our way. We took a shortcut and continued chatting about the life in the village and how young people spend their time there. ‘We like to walk in the moonlight, especially in the summer,’ my friend explained, and suddenly I understood that we were having a night walk without any particular destination. Living in such a peaceful village, waking up to the birds singing and walking freely around during the night or day feels like being very far from life in the cities. Meanwhile the newspapers reported about an upcoming protest by the largest Islamic political party in Bangladesh: Jamaat-e-Islam. They announced a hartal, which means a strike that involves demonstrations, protests and all sorts of vandalism practiced in the streets. Since most of these often violent hartals take place in the cities, living in the village does not seem to be a bad idea after all. But no matter how peaceful life in the village first seemed to me. I still could not describe it as all quiet either. I learnt a lot about local difficulties, which may vary from livelihood struggles to security threats of the whole village. This night will be the fifth night that all the young boys will stay up all night guarding the village with wooden sticks and flickers, just in case. It all started when someone had tried to break into the house of a villager, whose wall made of tin had been cut during the night. Luckily the villager had woken up to the noise, and scared the thief away. After that episode, the whole village was mobilized to make sure that this would not happen again. ‘This is Bangladesh, anything can happen here,’ my friend sighted while we were watching the TV news for the fifth time that same day. Television was playing a central role in the village life as a source of information, since so much politics-related violence and turbulence happened around the country. 113 |
Situations also changed so rapidly that newspapers would always be late when one needed to consider whether tomorrow would be a good day to travel to another city for business purposes, to visit a friend or whether nationwide exams would be held or cancelled. This time I learnt that Hindus, who are a minority in Bangladesh, were attacked throughout the country. It made me wonder about how safe the Garos would be, since they are Christians. Later I learnt that a fear that ‘something might happen’ indeed followed many in their everyday lives.
Where the wind blows March 31, 2013 During the last weeks that I spent in Dhaka, I realized that there’s one word that has kept coming up in almost every story I´ve been told during my stay here: Struggle. No matter whom I talked to, this one word seemed to be central in most life stories. It´s quite a struggle to find your way into Dhaka, to finance your studies or simply make a living in the city in one way or another. It´s a struggle to get a job and you even need to struggle to get into the bus. You have to struggle to get your children in school, struggle to take care of the family in the village and, above all, struggle to adjust to the everyday life of the unstable political situation which involves nationwide strikes, rising food prices caused by those strikes and cancelled exams, among various other consequences. Still, after listening to many stories that youngsters shared with me, I believe that it is the Garo women who face the biggest struggle. Not only because the responsibility of family inheritance lies on their shoulders, but they also have to face daily harassment on the streets and listen silently to insulting and disgusting comments being shouted at them. Among women working as housekeepers or cosmeticians, physical violence and sexual abuse are not uncommon either. And still these women, who have struggled the most, are the ones that have the biggest smile, the loudest laugh and are always ready to welcome a visitor. I realized that living in a small village among the Garo community, where women are relatively equal to men, did distract from the fact that I was living in a country where what is allowed and ‘appropriate’ for women is limited. I became aware of those limitations during a trip to another village, when we stopped in a small
| 114
village for tea. I did not find any other women at the bazaar, because: ‘They simply don´t have any reason to be there.’ Avoiding direct and curious looks of the local men I sneaked quickly into the back corner of the teahouse holding my scarf while men would order tea for all. Since there was no common language with the driver, except a body language, during the many hours spent on the back of the motorbike, it gave me time to think. Those were the times when I realized that living in a small village among the Garo community, where women are relatively equal to men, sometimes did make me forget that I was now living in a country where what is allowed and ‘appropriate’ for women is limited. This three-month fieldwork has been an eye opener, touching and unforgettable in so many ways, I couldn´t even imagine before leaving everything familiar behind me in order to jump into something totally new and different. The fact that I did not speak the local language made me sometimes feel like I was handicapped. I needed help with every single little thing, and even if I didn´t, there would be someone to help me out anyway. Dependency on others was personally something that I, an independent young woman who could manage everything alone, had not even thought of as an issue before. But being there, helpless and dependent, made me surrender and give up the idea that I could manage everything alone. The truth is that I couldn´t, even if I spoke the language. Despite these social (and often linguistic) limitations of expression, you want to create as many contacts as possible and use the limited time available efficiently. But most importantly you want to establish good relations with the people you encounter and make a good impression. So you smile when everybody else smiles, you talk even though you might feel like being silent and you praise the food even though you actually don´t have any clue what you are eating. As my journey came to end it was time to say farewell to all my new friends. Deeply touched by the hospitality I had witnessed, I felt empty packing my bag again. Suddenly I remembered a metaphor that a local used to describe his view on the future of Garo community: ‘The young generation of our community, they float in the country like a lotus flower. They will float on the water as the wind blows… Sometimes East, sometimes West, sometimes North and sometimes South.’ I hope that whichever direction the wind may blow, the Garos of Bangladesh will achieve their dreams to strengthen their community, continue their struggle to be recognized as fully fledged citizens of the Bangladeshi society and finally witness their rights as indigenous people to be fully recognized, respected and implemented.
115 |
HOOFDSTUK 16 fennelien stal IN thailand en MYANMAR
Sinds 1961 vechten de Kachin, een minderheid in het noordoosten van Myanmar, af en aan tegen het centrale Birmese leger om autonomie. Na een langdurige wapenstilstand is de strijd in 2011 weer opgelaaid. Ondanks dat er in Myanmar een proces is ingezet naar meer democratie. Hoe gaan de Kachin in Thailand en in Myanmar om met gender vraagstukken. Ik ben Fennelien (22) en probeer op die vraag een antwoord te vinden in zowel Thailand als Myanmar. | 116
117 |
Tijd 17 januari 2013 Met de nachttrein vanuit Bangkok kom ik enigszins verdoofd aan in Chiang Mai. Maar ik kom hier al snel weer tot rust. De straatjes in het oude centrum van de stad zijn gevuld met hostels, massagesalons en cafés. Op elke straathoek kun je een trekking tour boeken. Deze plek laat mij makkelijk vergeten dat ik hier ben voor mijn studie. Ik had amper aan mezelf toegegeven dat het toch echt begon, of ik was al onderweg naar mijn eerste afspraak. Zo probeer ik contacten te krijgen bij Birmese vrouwenorganisaties die ik wil onderzoeken. Ik heb namelijk nog geen vrouwenorganisatie gevonden die hiervoor openstaat. Na een paar dagen merkte ik al dat het vrij moeilijk gaat worden, de meeste organisaties zijn vrij gesloten en hebben het altijd te druk om te reageren. Wat ik hier vooral voor nodig heb is tijd. Tijd om mensen te leren kennen en een ingang te vinden bij een vrouwenorganisatie. Als antropoloog ben je je eigen onderzoeksinstrument, zo wordt vaak gezegd. Ik had niet verwacht dat ik als instrument de eerste paar dagen al zou haperen, doordat ik alleen in een stad ben waar ik niemand ken. Maar ik realiseer me dat dit niet van de ene op de andere dag verandert. Ik moet mezelf tijd gunnen om mensen te leren kennen en mijn draai te vinden in een nieuwe stad. Via verschillende mensen krijg ik nu telkens meer contacten en afspraken, dus met een beetje geduld heb ik binnenkort een Birmese vrouwenorganisatie die toestemt en leer ik veel nieuwe mensen kennen.
Welke verandering bedoel je? 22 februari 2013 Ik ben hier nu al anderhalve maand. De tijd vliegt, maar ik doe het juist wat rustiger aan. Ik loop en fiets langzamer door de warmte, ik praat langzamer om begrepen te worden en eet langzamer om de bergen rijst op te kunnen. Ik doe nu onderzoek bij de Kachin Women’s Association Thailand (KWAT). Een van de eerste keren dat ik de vrouwen van KWAT ontmoette was tijdens een demonstratie van de Kachin gemeenschap voor het Amerikaanse en het Chinese consulaat. KWAT is een van de dertien organisaties in Chiang Mai die is opgezet door vrouwen uit verschillende delen van Myanmar, en KWAT is de enige die mij toegang geeft tot hun organisatie. De Kachin is een etnische minderheid in Myanmar, die leeft in de staat Kachin in het noordoosten van het land. Een grote meerderheid van de Kachin is Christen, in een land waar ruim 70 procent Boeddhistisch is. Sinds 1961 strijdt het Kachin Independence Army (KIA) voor onafhankelijkheid van de militaire dictatuur in Myanmar. In 1994 werd een wapenstilstand getekend, die in juni 2011 werd verbroken door het Birmese leger. Daarop volgde een offensief tegen de KIA. Het Birmese leger heeft sindsdien luchtaanvallen uitgevoerd, dorpen platgebrand, moorden gepleegd, vrouwen verkracht, mannen gemarteld en mensen gedwongen om voor het leger te werken. En dit alles heeft zich vrijwel volledig afgespeeld buiten het blikveld van de internationale gemeenschap, die zich meer richt op de veranderingen in en democratisering van Myanmar. Binnen KWAT ga ik me richten op het Political Empowerment Progam. Het kantoor ervan bevindt zich in Chiang Mai in Thailand, terwijl de meeste activiteiten in de staat Kachin zelf worden ontplooid. Ik ben in de afgelopen weken veel | 118
op het kantoor geweest en heb bijna alle vijftien vrouwen die er werken geïnterviewd. Door deze interviews leer ik veel over hun visies op vrouwenrechten en op de huidige politieke situatie. Ze zien absoluut geen positieve veranderingen in Myanmar: ‘Welke verandering bedoel je? Niets is veranderd. Het is alleen maar erger geworden!’ Het is nog veel te vroeg voor deze organisaties om naar Myanmar te verhuizen. Het wantrouwen is groot. Deze week is de Political Empowerment Training van KWAT gestart voor acht vrouwen en twee mannen uit de staat Kachin. Het is een drie maanden durende training die als doel heeft de mannen en vrouwen zo op te leiden dat ze in de staat Kachin het Politcal Empowerment Program kunnen leiden.
My Burmese Days 21 april 2013 Ik ben alweer twee weken terug in Nederland en weer helemaal gewend. Maar de eerste dagen merkte ik dat ik niet meer gewend was aan dat dingen op tijd beginnen, en vooral niet aan dat je er dan ook op tijd moet zijn. Ik stond op het treinstation vol verbazing te luisteren naar de klagende reizigers omdat ze vijf minuten langer moesten wachten. Ik keek met grote ogen naar de prachtige schone en brede stoepen. En door boze blikken van automobilisten werd ik eraan herinnerd dat je hier gewoon op het stoplicht kan wachten als je wilt oversteken als voetganger en je niet baan voor baan tussen de auto’s door hoeft te schuifelen om de overkant te bereiken. Ik ben teruggekomen met 29 interviewopnames, vier volle notitieboekjes, 1.400 foto’s en veel uiteenlopende ervaringen. De laatste drie weken heb ik in Yangon doorgebracht. Via de KWAT kon ik in Yangon mijn onderzoek voortzetten bij het Kachin Peace Network (KPN). Dit is een netwerk van Kachin mensen in Yangon die zich inzetten om het conflict in Kachin onder nationale en internationale aandacht te brengen. Ze streven naar een langdurige vrede, wat volgens hen alleen bereikt kan worden door gerechtigheid. Het was heel interessant om de verschillen op te merken tussen de inside view van KPN in Myanmar en de outside view van KWAT in Thailand. Over het algemeen stond KPN positiever tegenover de veranderingen in Myanmar dan KWAT. Een paar jaar geleden konden organisaties niet zo openlijk werken, want toen was er nog veel controle van de overheid. Ook als het gaat om de manier waarop ze gender issues benaderen in hun werk verschilt KPN van KWAT. Voor de medewerkers van KWAT stond het concept gender gelijk aan discriminatie van vrouwen, terwijl de leden van KPN een meer academische definitie van gender aanhouden, namelijk: de ideeën van de samenleving over mannen en vrouwen. In een korte tijd ben ik me heel erg thuis gaan voelen in Yangon en het was dus heel jammer om weer te moeten vertrekken. Ik heb daar veel mensen leren kennen die behoren tot de groeiende gemeenschap van jonge westerlingen die werken voor de vele hulporganisaties die zich nu op Myanmar richten. Het lijkt me dus een mooi vooruitzicht dat als ik na mijn afstuderen geen baan kan krijgen in Nederland, ik gewoon terug ga naar Yangon.
119 |
HOOFDSTUK 17 Marly broertjes IN thailand
Ik ben Marly (24) en 2013 kon voor mij niet beter beginnen dan met een avontuur in het grensgebied tussen Thailand en Myanmar. Ik had hier zo lang naar uitgekeken en nu was het dan eindelijk zover. Voor drie maanden (die voorbij zouden vliegen) zou ik me storten op de kwestie die mij zo had gegrepen. De kwestie van de ruim 200.000 vluchtelingen uit Myanmar die door recente politieke ontwikkelingen na decennia worden geacht na te denken over een mogelijke toekomst in hun land van herkomst. Wat nu?
| 120
121 |
Eerste indrukken 26 januari 2013 Het is nu alweer bijna een maand geleden dat ik in Thailand aankwam. De tijd vliegt voorbij en het lijkt alweer zo lang geleden dat ik met Fennelien in Thailand aankwam en we samen een paar dagen Bangkok verkenden. Vooral de eerste dagen maakten grote indruk. Mijn eerste keer in Azië. Alles twas nieuw, interessant, grappig. Constant stonden we te kijken van de bijzondere gewoontes van de Aziaten, waren we overdonderd door de mooie tempels, verbaasd over de drukte en gecontroleerde chaos, én verrast door het lekkere eten. Bangkok is een drukke stad met veel smog en files maar heeft een bijzonder goede indruk op me achtergelaten. Er zijn namelijk ook veel mooie tempels en leuke buurten te vinden waar je dagen in kunt verdwalen. Maar Bangkok was enkel een korte tussenstop voordat we verder zouden reizen naar onze eindbestemmingen. Na een paar dagen in Bangkok te hebben verbleven om een visum voor Myanmar in orde te maken, vertrokken we met de trein richting Chiang Mai. De trein bleek een hele ervaring op zich. Onze coupé was prima met een lekker bed voor ’s nachts. Maar vooral de restauratiewagon/discocabine bleek speciaal. Hier dineerden de passagiers al deinend op het spoor en werd de whisky per fles besteld. Na één nachtje pret in de feesttrein kwamen we aan in Chiang Mai. De eindbestemming van Fennelien. Omdat het te laat was om nog een bus te pakken, besloot ik een nachtje te blijven en de volgende ochtend vroeg te vertrekken naar mijn eindbestemming: Mae Sot. Na een lange (maar toch veel te korte) periode van voorbereiding begon het echt. In de bus kwam ik erachter dat ik de praktische zaken wel iets beter had kunnen organiseren. Ik had het zoeken naar een geschikte accommodatie tot het laatste moment uitgesteld en uiteindelijk was het er eigelijk niet meer van gekomen. Ook werd ik een beetje onrustig van de vele stops die werden gemaakt met de bus en de onmogelijkheid om uit te vinden waar ik er precies uit moest omdat niemand om me heen Engels sprak. Maar veel zorgen maakte ik me niet. Het uitzicht was waanzinnig en meer dan wat ik ervan verwachtte. Het bergachtige groene landschap met mooie rotsformaties en af ten toe een gouden tempel te midden van de natuur. Vele uren heb ik zo in stilte zitten genieten. Vooral ook in stilte omdat mijn buurvrouw bij elke poging van mijn kant om iets te vragen of te
zeggen angstig uit haar ooghoek naar me keek, waarschijnlijk omdat ze de Engelse taal eng vond. De juiste halte Mae Sot bleek duidelijk te worden aangegeven. Voor velen in de bus was dit de eindhalte en ook ik stapte hier uit. Maar de bushalte was natuurlijk niet in de stad. Hoe ver was dit eigenlijk van het centrum? Waar zijn de tuktuk’s? Hoeveel betaal je eigenlijk voor een ritje? Gelukkig waren daar twee Westers uitziende mannen waarvan ik hoopte dat ze me konden helpen. Zij bleken onwijs vriendelijk en ook nog eens bekend in het gebied. Een fotograaf en een journalist, beiden uit Spanje, die samen reisden met een Thaise vrouw. We deelden een tuktuk en vonden na enig zoeken een leuk pension in het centrum van de stad. Het pension waar ik gedurende mijn bezoek zou verblijven en steeds weer terugkeerde. De eerste week in Mae Sot leer ik vooral veel mensen kennen en probeer ik een beeld te krijgen van mijn nieuwe omgeving. Mae Sot valt niet onder de hoogtepunten van Thailand qua schoonheid maar het is een bijzondere stad. Verschillende etnische groepen wonen naast elkaar en hebben allen hun stempel gedrukt op de omgeving. Ook de Karen, mijn onderzoeksgroep, zijn in grote aantallen aanwezig. De Karen kennen een lange geschiedenis van conflict met de heersende militaire macht in Myanmar. Het conflict gaat ruim 60 jaar terug tot de onafhankelijkheidsverklaring van Myanmar. Door deze lange periode van onrusten zijn er veel Karen de grens over gevlucht naar Thailand. Ik geef Engelse les aan een Karen jongen. De lessen zijn leerzaam voor ons beiden, omdat ik zo veel te weten kom over de situatie en de achtergrond van het vluchtelingenprobleem. Mede door hem en door mijn ervaringen tijdens de eerste interviews besef ik dat het niet gemakkelijk zal gaan worden.
Grensverleggend 22 februari 2013 Na het anderhalve maand te hebben gemist, was ik gisteren weer terug op een universiteit. Niet in Amsterdam maar in Chiang Mai. Hier werd een seminar georganiseerd over grens studies. Dit bezoek heeft me nieuwe inspiratie gegeven, en vandaag kijk ik terug op de eerste helft van mijn onderzoek. Om mijn verhaal in de stijl van het seminar te schrijven, heb ik mijn ervaringen opgedeeld in drie delen. Op de grens. Mijn onderzoek begon de eerste weken in en rondom de grensplaats Mae Sot. De aanwezigheid van de Birmese bevolking, een groot vluchtelingenkamp in de buurt, en de vele internationale hulporganisaties die hier werken, zorgden ervoor dat het een goede plek is om kennis te maken met de betrokkenen en een idee te krijgen van de situatie. In de eerste weken (en eigenlijk is dit probleem nog niet geheel verholpen) was het onduidelijk voor mij wie mijn doelgroep precies is. In de stad bleek de definitie vluchteling opeens te vervagen en werd dit een ingewikkelde kwestie. De eerste interviews waren erg lastig. Wat thuis zo duidelijk leek, was hier zo ingewikkeld. Voor veel mensen hoort de vluchtelingenstatus bij een vluchtelingenkamp en ook officieel zijn het alleen diegene met een VN-registratie (alleen te verkrijgen in het kamp). Maar hoe zit het dan met diegenen die buiten een vluchtelingenkamp wonen, zoals in Mae Sot? Officieel zijn de mensen buiten een kamp, of wanneer je niet bent geregistreerd illegale immigranten, onafhankelijk van andere factoren. Deze grote aanwezigheid van illegalen uit Myanmar in de stad zorgt voor een zekere spanning. De stad is omsingeld door een groot aantal check-points waar de Thaise politieagenten
| 122
123 |
dagelijks flink bijverdienen door het oppakken van personen die de juiste papieren niet hebben. Hoewel vele inwoners van Mae Sot hier al jaren verblijven, hebben ze nog vaak angst om opgepakt te worden en leven in onzekerheid. Over de grens. Ik had niet gedacht dat ik na een aantal weken al de grens voor de eerste keer zou oversteken. Het was een lastige beslissing om het wel of niet te doen, maar achteraf ben ik blij. Als Hollandse met paspoort en alle benodigde visa erin gestempeld, ben ik niet zenuwachtig tijdens de vele check-points die in het gebied staan opgesteld en ik maak me niet druk als ik politie op straat zie. Maar voor veel Karen is dit heel anders; zij hebben wel iets om zich zorgen over te maken. Toen we illegaal de grens overstaken, kon ik me iets meer indenken hoe het voor deze mensen moet zijn om constant bang te zijn dat je in de problemen raakt. Samen met drie andere Westerlingen maakte ik nu deel uit van een expeditie naar een militaire basiskamp met de vrijheidsstrijders van Myanmar. Een grijs gebied. Mijn laatste bezoek was aan een vluchtelingenkamp. Ik noem het hier een grijs gebied omdat velen die hier wonen geen Thais noch Birmees paspoort hebben. Maar eigenlijk leek het kamp waar ik zat op een groot Karen dorp. Er wonen alleen maar Karen, de voertaal is Karen en ze houden Karen tradities in stand zoals het Karen nieuwjaar en Revolution Day. Mijn eerste indruk was dat het een magische omgeving is, midden in de jungle met een rivier en met gelukkige inwoners. Maar zelfs na een kort verblijf van tien dagen kom je erachter dat er vele beperkingen zijn. De mensen die er wonen zijn totaal afhankelijk van de hulp van anderen en velen hebben een uitzichtloos en onzeker bestaan. In gesprekken werd mij duidelijk hoe beperkt de bewegingsruimte van deze mensen is. Bij het zien van toeristische plaatsen in Myanmar vertelt iemand mij dat hij zich soms schaamt wanneer hij zegt uit welk land hij komt. Omdat hij nooit één van deze toeristische plaatsen heeft gezien en niet welkom is in het land waar hij vandaan komt. Hij is niet vrij om te gaan waar hij wil in het land waar hij vandaan komt en niet vrij in het land waar hij is. Hoewel er af en toe een teken is van een mogelijke terugkeer, zoals posters met slogan’s, geloven de meeste bewoners niet in een spoedige oplossing voor de problemen in de staat Karen.
Om mijn laatste weken nuttig te besteden nam ik de tijd om te reflecteren en te zien welk van de meest belangrijke onderzoeksvragen onbeantwoord waren gebleven. Toen pas realiseerde ik me dat er nog zoveel vragen waren. Eigenlijk veel meer vragen dan toen ik hier aankwam en dacht alles te begrijpen. Maar de blauwdruk voor mijn scriptie werd ook langzamerhand duidelijker. Mijn langdurige verwarring over de vluchteling is kenmerkend voor mijn ervaring en dit zal ik dan ook verwerken in mijn scriptie. Voor nu lijkt het me verstandig om enige afstand te nemen van mijn onderzoek en de verzamelde data op me te laten inwerken. Tijd voor wat ontspanning als afsluiter.
Nu ik terug ben in een grote, drukke stad en weer op een moderne universiteit rondloop, moet ik even wennen aan de omgeving. Ook heb ik de tijd om terug te kijken op de eerste helft van mijn onderzoek. Ik ben bij, op en over de grens geweest en toch ben ik pas op de helft.
Een bijzonder afscheid 9 april 2013 Ik denk dat velen uit onze mastergroep vaak hebben gedacht: ‘jeetje, hoe ben ik hier nou weer beland?’ Voor onze onderzoeken zijn we naar plaatsen gereisd die ons verbazen en verrassen en die voor veel van ons onbekend waren voor januari dit jaar. De mensen die ik ben tegengekomen tijdens mijn verblijf in het grensgebied tussen Myanmar en Thailand hebben voor een groot deel de richting van mijn onderzoek bepaald, omdat zij mijn toegang waren tot de boeiende plekken en verhalen. Mijn ervaring in het vluchtelingenkamp is er zeker één om nooit te vergeten. De fotograaf die me had uitgenodigd om mee te gaan liet me deze wereld zien. De hartelijkheid van de mensen was oneindig en dat bleek uit alles. Zelfs het weinige voedsel dat ze hadden, waren ze bereid te delen met een vreemde. Ook de bijzondere vriendschap die was ontstaan met de Karen zal altijd bij me blijven. | 124
125 |
HOOFDSTUK 18 anke anemaet in madagaskar
In een samenleving die continue verandert door globalisatie, politieke gevoeligheid en onderlinge sociale problemen spelen toekomstbeelden een belangrijke rol. Ook op Madagaskar, waar daarnaast ook landonteigening de samenleving bezighoudt. Ik ben Anke (23) en reis af naar Madagaskar om daar te onderzoeken hoe boeren uit Tamatave Ville, Madagaskar hun toekomst zien.
| 126
127 |
Akuri Vahaza! 2 januari 2013 Na een reis van vijftien uur kom ik dan eindelijk aan in Antananarivo, de hoofdstad van Madagaskar. Het verschil tussen Nederland en het eiland is gelijk te merken. De heerlijke temperatuur die je omarmt als een warme deken, de verplichte rust die je op een bepaalde manier wordt opgedrongen omdat de lijn van de paspoortcontrole echt niet sneller zal gaan verdwijnen, de Franse taal die je opeens de ganse tijd moet spreken en natuurlijk de mensen. Niet het uiterlijk, dat helemaal niet, maar meer de Malagasy namen. Hoewel ze er ontzettend mooi uitzien op papier, echt heel indrukwekkend, zijn ze wel moeilijk uit te spreken. Menigmaal heb ik geprobeerd de mensen die ik ontmoet zo foutloos mogelijk aan te spreken, maar de enige naam die ik in één keer goed zeg is Tina, en daarmee spreek ik toch echt een mannelijke taxichauffeur aan. Dat het een groot avontuur zou gaan worden, dacht ik al te weten voor vertrek. Alleen al het reizen naar de plaats van bestemming is een sensatie die je gewoon over je heen moet laten komen. Na twee dagen rust in de hoofdstad begint mijn avontuur echt. Per minibus reis ik in acht uur naar de op één na grootste stad van Madagaskar, genaamd: Toamasina. Het is een geweldige reis door de bananenplantages, langs alle soorten fruitbomen die je je maar kunt voorstellen, terwijl je continu supervriendelijke reacties in ontvangst neemt van de vele kinderen, die een vahaza (een buitenlander) willen begroeten. Na aankomst in Toamasina word ik opgehaald door Carole die mij – zoals zij het noemt – mee naar mijn nieuwe ‘thuis’ neemt. De komende 2,5 maand woon ik dus in een houten Malagasy huis waarin minimaal drie generaties gewoond hebben, met mijn tweede vader en moeder en een tweede zus. Er is een pomp waarmee je een emmer kunt vullen om mee te douchen, zowaar een toilet waar je niet boven hoeft te hurken, kippen die door de tuin heen rennen, fruitbomen met de lekkerste mango’s en er is heel veel liefde. Mijn nieuwe Malagasy moeder zegt gelijk: ‘We hebben niet veel in spullen, maar wel veel in liefde.’
Hoe vertaal je humor? 30 januari 2013 Ik ben van nature een persoon die er van houdt om te lachen. De meest slechte grappen vind ik leuk, een sarcastische opmerking heb ik zo gemaakt en meer dan eens huil ik van het lachen (letterlijk). Humor zit in mij, ik ben er mee opgegroeid en het is een belangrijk deel van mijn persoonlijkheid. Dat is dan ook het enige waar ik ontzettend veel moeite mee heb in de Malagasy cultuur: de humor. Want een Hollandse grap is niet zomaar vertaald in het Frans zonder de clou geheel te verpesten. Hoe kan je de humor van thuis vertalen? Welke taalbarrières komen erbij kijken en hoe kan je deze overwinnen? Daarmee word ik nu dagelijks geconfronteerd. Het is een uitdaging die ik maar al te graag aan ga! Hopelijk kan ik na een verblijf van drie maanden in Madagaskar net zo grappig zijn in het Frans als in het Nederlands. Het motto mur-a-mur (rustig aan) is iets dat de Malagasy koesteren. In Nederland ben je gewend dat alles snel gaat. We zijn altijd bezig met tijd en afspraken, terwijl ik hier in Madagaskar niet één keer echt een tijd heb afgesproken om ergens heen te gaan. Geduld is een schone zaak en dat moet je leren hebben. Het is iets waar ik toch wel wat moeite mee heb. Het wordt mij hier op een bepaalde manier echt opgelegd en na vier weken begin ik het te waarderen. Ook heb ik moeten wennen | 128
aan de taal; waar ik in Nederland dacht dat ik wel even snel mijn Frans op hoog niveau kon oppakken, heb ik helaas op de harde manier moeten leren dat ook ik niet alles weet. Nu na vier weken kan ik eindelijk zeggen dat ik de taal weer goed spreek, maar er zijn dagelijks woorden die ik niet ken en dan snel moet opzoeken in mijn woordenboekje. Om mezelf te introduceren in het dorp waar ik mijn onderzoek doe, hebben we besloten om eerst te observeren en basisvragen te stellen. Op deze manier leer ik de manier van leven van de Malagasy boeren veel beter begrijpen. Waar hechten zij nou waarde aan? wat is essentieel in hun leven? en natuurlijk de prangende vraag: Wat kan ik van hen leren? Tijdens een gesprek met de dorpsoudste vraag ik hem wat zijn dromen voor de toekomst zijn. Hij antwoordt dat hij geen dromen heeft, want al zijn wensen zijn al uitgekomen. Hij heeft zes kinderen die allemaal getrouwd zijn met mensen uit het dorp en al twaalf kleinkinderen die hij dagelijks ziet. Iedereen in zijn familie is gezond, zelf is hij ook gezond en het leven is goed. Ik schrik, want dit is totaal niet wat ik als antwoord verwacht. In mijn wereld stop je nooit met dromen. Je streeft altijd wel naar het behalen van iets in de nabije toekomst, hetzij je diploma, hetzij een mooie baan. Dat iemand zo content is met zijn leven en er niets aan wil veranderen, kan ik gewoon niet plaatsen. Er is toch altijd iets beters verderop te vinden, waarom stoppen met kijken of dromen? Tijdens mijn veldwerk woon ik in bij een Malagasy familie en daar prijs ik mezelf erg gelukkig mee. Iedere avond als ik terug kom uit het veld bespreken we als familie wat er allemaal gebeurd is. Hoe de mensen reageerden op mij, wat zij als antwoord gaven op mijn vragen en wat ik denk over het antwoord. Toen ik aangaf dat ik het zo vreemd vond dat de mensen geen dromen hebben, zei de familie dat het hebben van dromen een luxe is. Want wanneer je een dromer bent, ben je geen realist. En soms moet je in de realiteit leven, omdat je het jezelf niet kunt permitteren om te dromen. Bij mijn gastfamilie heeft iedereen dromen die variëren van studeren in België tot het bouwen van een huis op het land van de voorouders. Maar zij hebben betere levensomstandigheden dan de mensen in het dorp. Dat levert een groot verschil op in hun toekomstplannen. Iedere dag brengt nieuwe en mooie dingen met zich mee, die ik allemaal als een spons absorbeer en met mij mee terug wil nemen naar Nederland. Een ding is zeker, ook Madagaskar laat zijn teken achter op mijn ziel, want beetje bij beetje 129 |
begint dit land mij steeds meer te bevallen en voel ik mij er thuis. Thuis in de cultuur waar men om vijf uur ‘s ochtends opstaat, waar men iedere dag rijst eet, waar het leven zo conservatief is dat je jezelf afvraagt of mensen wel willen leren en waar je de warmte om je heen voelt. Warmte van de zon die iedere dag heerlijk schijnt maar ook de warmte van de mensen om mij heen. Omdat ik toch echt een deel van de samenleving ben geworden hier in Tamatave Ville.
Veloma Madagasikara! 29 maart 2013 Tijdens mijn tijd in Madagaskar heb ik er bewust voor gekozen om zoveel als mogelijk sociaal-politieke onderwerpen te mijden. Mede gelet op de aanstaande verkiezingen in Madagaskar en het feit dat ik onderzoek heb gedaan in een regio waar internationale mijnbouwbedrijven werkzaam zijn. Daarom heb ik gemeend om hierover pas bij thuiskomst te verhalen. Noem het voorbarig of misschien wantrouwend, maar de informatie die ik op het internet heb geplaatst, is openbaar en zou zomaar verkeerd geïnterpreteerd kunnen worden. Vandaar mijn terughoudendheid. Ik heb mij namelijk bezig gehouden met de invloed die internationale mijnbouwbedrijven hebben op het construeren van een mogelijk stabiele toekomst in Madagaskar voor rurale boeren in de Atsinanana regio, nabij Tamatave Ville. In hoeverre kunnen deze boeren nog vasthouden aan hun tradities met betrekking tot land en wanneer wordt verandering hen feitelijk opgelegd door andere partijen zoals de Malagasy overheid en de internationale mijnbouw? Dit onderzoek was voor mij persoonlijk echt een openbaring, omdat ik van deze mensen geleerd heb hoe je ook naar het leven en dus ook de toekomst kunt kijken. In de aankomende tijd waarin de verkiezingen van Madagaskar plaatsvinden, zullen de levens van de mensen wéér een verandering gaan mee maken. Iets waar ik mij maar al te goed bewust van ben…
| 130
131 |
Fotografie
| 132
133 |
| 134
135 |
| 136
137 |
| 138
139 |
NAWOORD EEN WOORD VAN DANK
Het idee voor dit boek kwam in me op, toen ik Jeffrey Croese in februari 2013 sprak. Hij liet me een bijzonder fraai opzetje zien voor een digitale versie. Ik was er gelijk helemaal weg van. Toch vond ik dat er in ieder geval voor de eerste keer ook een gedrukt exemplaar diende te komen. De eerste verhalen van de achttien masterstudenten waren inmiddels wereldkundig gemaakt op onze website: www. vamosbien.nl. Er kwamen heel veel positieve reacties op binnen. Uit al die reacties sprak een grote mate van bewondering en verwondering. ‘Ik wist niet dat ze zo goed bezig waren. Eerlijk gezegd wist ik helemaal niet wat antropologen nou precies uitspoken. Nu heb ik er een beeld bij, een heel positief beeld. Wat een lef en doorzettingsvermogen tonen deze studenten. En wat een verhalen, die moet iedereen eigenlijk lezen!!!’ luidde de tekst van een van de reacties. Nadine verstuurde een email naar de studenten in alle windstreken om het boek aan te kondigen: Dear bloggers, As announced earlier, your inspiring blog posts will be shaped into a book. We believe this publication is a possible contribution to the development of your careers and of course is a beautiful remembrance of your fieldwork experience. Because a book has different demands compared to a website, you will have to adjust your writings. De email was helder, maar riep ook veel vragen op. De blogs op de website waren spontaan tot stand gekomen. Hoewel het vooraf een vereiste was voor de bijdrage van de stichting om te bloggen in begrijpelijk Nederlands of Engels en daarbij antropologenjargon zoveel mogelijk te vermijden, bleek dit in de praktijk erg lastig. Daarnaast was er misschien nog wel een veel groter probleem. Toen de verhalen binnenstroomden als samenvatting van een drietal blogs, begonnen er veel rode draden door de verhalen te lopen. Bij het redigeren van de teksten zat ik veelvuldig in een tweestrijd. Na een verhaal of tien werd ik zelfs af en toe wat kregelig. Maar wie kon ik wat verwijten? Het idee voor het boek was veel later ontstaan en was zoals Nadine al stelde een ander verhaal dan een paar blogs op het internet. De gecorrigeerde versies gingen terug naar de studenten, die veelal nog in een roes verkeerden. Ze waren net teruggekeerd uit hun onderzoeksgebied of veld (om maar twee antropologentermen te noemen) en hun hoofden zaten boordevol. Ze waren net weer gewend of nog aan het wennen aan Nederland regelland. Met het veelal emotionele afscheid nog heel vers in het geheugen en de gedachte aan ruim drie maanden in een totaal andere samenleving te hebben geslapen, gegeten, gelachen | 140
141 |
en hier en daar toch zeker ook een traan of wat te hebben weggepinkt. In een samenleving die anders was, niet beter of slechter. Gewoon anders. In veel gevallen zelfs veel menselijker, socialer en vriendelijker. En meestal kwam de reflectie (ook zo’n antropologenbegrip) pas bij thuiskomst. En soms ook tragischer. Dieptragisch zelfs. Toch bleven de studenten voor alles realistisch in hun berichtgeving. Sommigen lieten zich gewoon meeslepen. Wat is daar mis mee? Wie doet het je na? Hoeveel mensen op deze wereld reizen af naar een dorp in Mexico, Oeganda of Bangladesh? Om aan den lijve te ondervinden hoe het daar is? Om erachter te komen dat er daar net zoveel gedroomd wordt of soms nog meer? Achteraf moet het echt een heerlijk gevoel geven. Fantastisch. Als je amper twintig of iets ouder bent en zoiets hebt kunnen doen en ervaren. Je bent jezelf ontelbaar vaak tegenkomen, daar. Daar, ver in den vreemde. Maar, je hebt het gedaan. Ik had met ze willen ruilen, echt. En eerlijk gezegd weet ik niet of ik er op die leeftijd al aan toe was. Een diepe buiging resteert aan al deze bevlogen wereldverbeteraars. Namens het bestuur van Vamos Bien en zeker ook namens de hopelijk duizenden lezers van dit boek: BEDANKT.  Daarmee ben ik er nog niet, want er waren heel veel rode draden die aan elkaar geknoopt moesten worden. Op 6 mei 2013 kreeg ik daarvoor gelukkig de mogelijkheid. Met dank aan Marjo de Theije, die haar college aan de masterstudenten antropologie een kwartier inkortte. In de collegezaal op de Vrije Universiteit mocht ik vrijwel alle bloggers in een keer toespreken. Het was lastig, maar ik geloof dat ik er wel in slaagde om de boodschap uit te dragen. Letterlijk heb ik het niet meer op mijn vizier staan, maar dit was de strekking van mijn verhaal. ‘Beste aanwezigen, jullie hebben allemaal een unieke ervaring gehad. Van begin tot eind. Echt. Stuk voor stuk zijn jullie naar het dorp aan het einde van de wereld geweest op een ezel, in een tuktuk of een minibus. Een tas vol theorie hebben jullie aangevuld met een tas vol praktijk. En stuk voor stuk zijn jullie teruggekeerd in Nederland met een knoop in jullie maag. Wat zeiken we toch over een trein die vijf minuten vertraagd is? Waarom gooien we alle eetbare afvalresten in de vuilnisbak, terwijl die elders dikwijls worden verzameld voor de huiskoe? Uiteindelijk lijken we geslaagd te zijn in onze missie. Het boek dat nu voor u ligt is een getrouwe samenvatting van heel veel verbazing, emoties, onverkwikkelijkheden en boven alles menselijkheid. Daar waar de teksten soms ingekort zijn, omdat het unieke verhaal van de aankomst of de uittocht elders al aan bod kwam en niet achttien keer kon worden herhaald, spreken de foto’s.
drietal ambitieuze projecten om onze wereld beter te maken. ‘Wat fijn! Ik ben ontzettend blij om onderdeel van het Vamos Bien netwerk te worden! Na afloop zou ik graag mijn ervaringen willen delen, helpen met nieuwe aanvragen en een aantal blogs schrijven. In de bijlage vind je de officiële ‘letter of invitation’ van de conferentie van het CCCS,’ aldus Anne Dirks. Anne ging dankzij een bijdrage van Vamos Bien van 5 tot 7 september 2013 haar onderzoeksresultaten delen op een international conferentie in Skopje, Macedonië. ‘On behalf of the organizing committee of the Centre for Culture and Cultural Studies Annual International Conference “Cultural Memory” (CCCS Conference 2013), we take great pleasure in inviting you to attend the conference and present your paper titled: ‘Behind the Squares, Streets and Corners: A research into the places of memory of Porteños’. Volg onze website, want Anne schrijft op onze website. Anne is niet de enige die een bijdrage van Vamos Bien tegemoet kan zien. Houd onze website in de gaten. We zijn echt goed bezig. Tot slot wil ik uw aandacht vestigen op het bedrijf dat dit alles financieel mogelijk heeft gemaakt. Er zijn namelijk veel manieren om aan het populaire fenomeen ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ invulling te geven. Het is een ruim begrip. Zoals u ook uit de vele verhalen in dit boek heeft kunnen opmaken. Het is daarom ook een voorrecht om vanuit de gedachte van onze stichting slechts op een sponsor te kunnen teren. Wat een weelde. Echt. We hoeven niet met de pet rond. Hoe goedbedoeld al die initiatieven ook zijn. En dus resteert een woord van dank aan Meijers Assurantiën te Amstelveen, die de druk van dit boek heeft bekostigd. De medewerkers van dit bedrijf, dat Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen hoog in haar vaandel heeft staan, krijgen dit boek als kerstgeschenk. We gaan goed. Echt. Maar het kan altijd beter. Eric Schuit Voorzitter Vamos Bien
Sara Mattens en Jeffrey Croese hebben zich ontfermd over de verhalen en de foto’s. Ook zij hebben de wereld verbeterd. Zonder hen was er niets geweest. Floor Wesseling leverde ons fantastische logo. Het bestuur van Vamos Bien maakte vele overuren. Ellen Bal en Freek Colombijn, mijn medebestuursleden, waren vrijwel continu in de weer. Geweldig. Nadine Kliffen verzorgde de blogs, sprak haar medestudenten toe, en vergat soms dat ze ook zelf een van de masterstudenten was. ‘Ik ben de laatste tijd eigenlijk alleen maar bezig geweest om alles voor het boek te regelen.’ ‘Nadine, stop ermee, we gaan het echt wel redden. Leg het naast je neer. Je hebt fantastisch werk geleverd, maar nu is het tijd om aan jezelf te denken,’ zei ik. Ik ben er bijna. Vamos Bien is niet toevallig tot stand gekomen. Soms komen dingen gewoon op je pad. Is dat toeval? Inmiddels mogen we ons verheugen op veel belangstelling. Op het moment van schrijven ondersteunt Vamos Bien een | 142
143 |
Dit boek is een uitgave van Vamos Bien. Deze uitgave is ook digitaal beschikbaar via www.vamosbien.nl Vamos Bien is een onafhankelijke stichting, opgericht op 23 mei 2012 en gevestigd te Amsterdam. De stichting krijgt haar inkomsten voornamelijk uit donaties van sponsors en is ANBI geregistreerd. Het stichtingsbestuur, met leden van binnen en buiten de afdeling Sociale en Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit, ziet toe op een verantwoorde uitgave van de beschikbare middelen. Vamos Bien De Boelelaan 1081 1081 HV Amsterdam
[email protected] www.vamosbien.nl Bestuur Ellen Bal Freek Colombijn Eric Schuit Redactie Nadine Kliffen, Sara Mattens & Eric Schuit Productie Sara Mattens & Jeffrey Croese / Vinger.nl Vormgeving Jeffrey Croese / Vinger.nl Logo ontwerp Floor Wesseling / Ixopusada Lithografie & druk Tuijtel , Hardinxveld-Giessendam, Nederland Met dank aan Bertrand Sabas, Herve Hubert, Robbert Doelwijt & Marques Malacia Met speciale dank aan Meijers Registermakelaars in Assurantiën ISBN 978-90-821214-0-7 © stichting Vamos Bien, Amsterdam 2013 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, geluidsband, elektronisch of op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van je moeder.
| 144
145 |
| 146
147 |
VAMOS BIEN wetenschap en betrokkenheid Wetenschap is ontdekken en inzicht krijgen. Met als doel? De wereld leefbaar te houden en - waar mogelijk - de kwaliteit ervan te verbeteren. Al schrijven veel wetenschappers in tijdschriften voor wetenschappers, het doel ligt daarbuiten, dat anderen er hun voordeel mee doen. Dit boek van Vamos Bien getuigt van deze taakopvatting. Masterstudenten sociale en culturele antropologie zijn in dit boek aan het woord en laten zien wat wetenschap voor anderen kan betekenen. Antropologie heeft een prachtige aanpak, die mij jaren geleden door de - helaas veel te vroeg overleden - antropoloog Peter Kloos is duidelijk gemaakt. ”Een socioloog werkt met vragenlijsten die in een survey met een n=1000 aan respondenten worden voorgelegd, waarop dezen zeggen wat ze doen. Een antropoloog daarentegen kijkt en beschrijft wat ze werkelijk doen.” Antroplogie is door haar aanpak per definitie een betrokken wetenschap. De stichting Vamos Bien maakt dat nog eens extra zichtbaar; een fonds dat eigen private gelden weet te genereren als extra voor studenten. Daar kunnen andere disciplines en universiteiten een voorbeeld aan nemen (en dat doen ze in toenemende mate ook).
prof. dr. Theo Schuyt Hoogleraar Filantropische Studies VU Amsterdam
| 148