Chengdu, 2 juni 2008 Airport: Lekker aan de thee, die steeds bijgeschonken wordt, dus we halen onze 60 yuan er wel uit. Zuinige Nederlanders als we zijn vinden we dit natuurlijk duur want het is het equivalent van Nederland, 100 yuan is 10 Euro, dus reken maar uit! Wat een goede reis hadden we! Een leeg toestel, bijna iedereen had 3 stoelen tot zijn beschikking. Wat heb ik lekker geslapen (moe na Canada en Bonnie’s feest) dus de reis duurde kort. Boudewijn Richel en vriendin Munda zaten ook in het toestel en we babbelden wat over zijn uitgeverij (Byblos) die reisgidsen, vooral Tibet, op de markt bracht. Daarna is hij eigenlijk pas voor zichzelf begonnen. Weet veel van Tibet. Begon meteen over homeopatische hoogteziekte pillen. Chengdu airport is modern met aanwijzingen in twee talen. Leuke winkeltjes, en een prachtige fruitstand, waar we de kleine bananen kopen (type à la Nepal, zelfde smaak). We hebben afscheid genomen van Boudewijn die twee nachten in Chengdu blijft (Sam’s guesthouse dat hij heel gezellig vindt en dat hij kent van zijn eerdere bezoeken) voordat wij naar Urumqi vliegen. Wij konden onze bagage nog niet kwijt, DAT mocht pas 2 uur vantevoren, dus vandaar dat we hier met onze heavy packs neergestreken zijn in en soort koloniaal rieten-terras retreat boven de grote hal met incheck desks, winkels en ATM apparaten die goed werken om yuan eruit te halen. Max. 2500. Dinsdagavond, 3 juni en we zijn aangekomen bij onze Yurt, een grote Mongolentent met schapen om ons heen. Eén werd geselecteerd door Jan en volgens Kazach methode (ritueel islamitisch?) geslacht en geroosterd. Ik wil niet van de partij zijn. Ik mag hier voor de tent aan het reisverslag werken en ik meen moeder schaap te horen klagen. We hadden een fantastische dag. De vlucht van Chengdu naar Urumqi was heet en vol maar duurde gelukkig maar 3 _ uur en we werden ’s avonds om half negen door een leuke mooie jonge dame stralend-glimlachend opgewacht. Met driver en luxe mini-bus naar het hotel over een brede 6-baans weg. Wat is de hoofdstad van Autonomous Region Xinjiang (één van de gele vier sterren op de Chinese vlag) een grote moderne stad met moskeeën, zeer multicultureel wat Yang Zao Dia (in English Josselyn) ons in gebrekkig Engels probeert uit te leggen. Haar Engels is niet echt slecht en ze heeft haar stukken tekst uit haar Tourist Study Book (dat ik later inkeek) keurig geleerd, maar ze is gewoon niet te begrijpen vanwege l/r moeilijkheden bij de uitspraak en totaal verkeerde klemtonen en we zijn doodmoe om er naar te luisteren. Ik wil veel te veel vragen stellen die ze dan weer helemaal niet begrijpt. Ze wilde ons ook nog mee for dinner nemen maar we konden haar om 11 uur afschudden en liepen toen in de hitte in overvolle gezellige straten waar iedereen nog aan het winkelen was, op straat zat (terrassen kun je het niet noemen) overal vlees op barbecue, maar zo lekker met kruiden aangemaakt dat het heerlijk rook. We slaagden er in koud bier te bestellen, nog nooit zulk lekker bier gedronken en Jan waagde zich nog aan bbq schapenvlees dat lekker was. Daarvoor gingen we in een supermarkt flessen water kopen en ik voelde een man aan mijn van Christl gekregen lichtgewicht tas zitten. (early birthday present gekregen in Ottawa). Die had ik speciaal meegenomen voor de flessen mineraalwater. Ik gaf die kerel een vuile blik en schudde hem van me af, maar wat bleek: hij had met een mes de tas opengesneden maar er niks uit kunnen halen. Er zat ook alleen een tasje in met bril, papieren zakdoeken (want nergens is wc papier op statoiletten) enz. My valuables are safely stored in my pockets of my vest. Ook al is het bloedheet, dat vest houd ik aan. (Lidl, vissersvest Euro 10). Over prijzen gesproken, voor die twee verrukkelijke grote flessen pils, more than a pint, en Jans bbq stokken moesten we 3 euro betalen (30 yuan, spreek uit op zijn engels U.N., of fonetisch joe-en) Heerlijk gedouchet en geslapen, en om 7 uur wakker. Van half acht tot 9 uur dwalen we door de stad en treffen een zeer druk bezochte markt met veel groenten, handkarren VOL losse aardbeien, vlees, vis, en vooral kruiden. Prachtig wat er allemaal te zien is EN prachtig om al die verschillende mensen te zien. Ook al is het een islamitische stad met weinig echte Chinezen we zien geen vrouwen gesluierd, wel hoofddoekjes maar moderne kleding. En de Chinezen, rank en slank als ze zijn, lopen er bij als bruidsmeisjes op hoge hakken. Ook mensen van Mongoolse afkomst, ze lijken wel Inuit. Onze Yang Zao Dia heeft die etniciteit met hun eigen taal. Zij moest eerst Chinees leren toen ze op school kwam, en dan Engels op de middelbare school, die verdeeld is in ‘middle school’and ‘high school’. We lopen terug door Urumqi South Park dat vast vroeger een dierentuin geweest is, nu vergane glorie met af en toe lege hokken en Efteling huisjes. We komen er aan de achterkant niet uit en moeten weer terug naar de ingang. We zijn net op tijd voor onze ontbijt afspraak met Yang. Zij brengt ons naar een lege zaal met een overvloed aan rode stoelen en rode lantaarns en veel bedienden. Het is een heerlijk ontbijt met zeker 10 schalen op een ronddraaiend blad in het midden van de tafel. Het smaakt extra goed na zo’n lange wandeling: gekruide komkommer, dumplings met gehakt, hardgekookte eieren, zeer gekruid vlees, 2 soorten rijst soep (wit en bruin), allerlei spicy vegetables. Ik zit zo vol dat ik zelfs geen cake meer neem. Yang Zao Dia gaat aan een andere tafel zitten.
In de mini-bus (met driver mr. Jang) de stad uit en op weg naar de bergen, Heavenly Lake. Lange tocht maar veel te zien voordat we de stad uit zijn. Daarna een onbekend landschap, droog, woestijnachtig en een verschrikkelijk slecht weggetje, meer een karrenspoor, naar de bergen omdat er hard gewerkt wordt aan een nieuwe weg. Het is de moeite waard want het is zo anders, je waant je 2000 jaar terug in de tijd bij het zien van karretjes met zijwaarts bungelende benen erop en ezels ervoor. Soms zijn de karretjes overvol beladen met goederen: bomen, riet, zakken rijst, sprokkelhout en vooral mensen. Het is licht bewolkt wat de gids in haar gele sportieve jas erg vindt omdat altijd de zon schijnt en de kleur van het water natuurlijk mooier is, jade, daar staat het om bekend. Hitte is niks voor mij dus ik vind het best. Gewandeld en met een boot naar een boeddhistische tempel gevaren. Onze Yang moet erg hijgen bij het bestijgen van 100 treden! Na de boottocht willen we naar beneden wandelen waar de auto moest wachten. Alle bezoekers werden met mini-busjes omhoog gereden. Yang neemt niet de bus naar beneden en wandelt dapper de ruwweg 400 meter met ons mee. Vooral een boardwalk langs een waterval en en klein meer zijn erg mooi. De chauffeur staat ons natuurlijk op te wachten. Holder/bolder de slechte weg naar beneden naar dit prachtige Yurt kamp. In onze grote rond Yurt, waar Perzische kleden, afgewisseld door roze kussens aan en tegen de ronde wanden binnen en Lotusafbeeldingen aan de buitenkant, gaan we slapen. Er staat een knots van een tv en een mooi kastje met borden en bestek. Onze Yang legt uit dat the gentlemen aan de ene kant van de lage tafel gaan slapen en the ladies aan de andere kant. Tijdens het thee drinken (en dat gebeurt hier veel, eindeloos bijschenken uit de grote ketels) wordt het avondprogramma besproken en Yang komt met het voorstel van eigen schaap roosteren en een Kazach dans. Onze gastvrouw is een Kazachse dus die loopt natuurlijk even naar haar vriendinnen om iets te regelen voor deze buitenlanders. We zien trouwens geen enkele westerling behalve twee Russen in het mini-busje omhoog die aardig dronken waren. O ja, opschriften bij winkels/wegen ed. in Urumqi zijn in vele talen, ook in ’t Engels af en toe, vooral natuurlijk Chinees en Arabisch (Uygur), maar ook Russisch en Mongools. Wat een rijk geschakeerde multiculturele stad met 2 miljoen inwoners en een goed wegennet. De weg hier in de bergen is minder goed. Er wordt door duizenden mensen aan gewerkt en die hebben allemaal hun tenten en yurts (met daarin soms vrouw en kind) als complete nederzettingen langs de weg. Wat een drukte in dit dal. Over 5 jaar zullen ze allemaal weg zijn en loopt er een prachtig geasfalteerde weg naar de ingang van het eco-gebied the Heavenly Lake. Mooie boardwalks, mooie picknickplaatsen, mooie stenen, zelfs de afvalbakken zijn mooi. Je kan wel merken dat de lonen laag liggen want overal zijn meer dan genoeg mensen beschikbar in winkels, restaurants, parkings, ingang park enz. Morgenochtende 8 uur verlaten we ons Yurt kamp, waar je je in de rivier kan wassen, terug naar Urumqi airport, met het vliegtuig naar Kashgar, ook wel Kashgi (in het Chinees) genoemd, niet ver van de grens Pakistan/Kirzigstan. Dinsdag 3 juni 2008. Urumqi airport, aan de echte koffie, heerlijk na al die thee! Nog vergeten te melden dat we een stop maakten bij ‘medication centre’, volgens Yang, waar dokters allerlei medicijnen voorschrijven. We kwamen binnen in een grote zaal met allemaal mensen in witte jassen achter de toonbanken. Je noemt je klacht, hoofdpijn, maagpijn en allerlei kruiden worden voor je uitgezocht. Op een notice board aan de wand zijn EMS brieven omdat ze overal naar toe gestuurd worden. Heerlijk geslapen op dikke dekens in de yurt. Matrassen kennen ze niet. Ik hoorde Yang, die ’s avonds het ontbijt besprak met de Kazach family, niet meer binnenkomen. Een regenbui ’s nachts, leuk gekletter op het tentdoek. Prachtige ochtendwandeling, na een wasbeurt in de rivier, gemaakt op het weggetje waar we de vorige avond met het geraamte van het schaap in de auto naar de bakoven van de buren reden. Ik kwam om 7 uur a.m. een familie tegen die de koeien naar de pastures bracht, vrij kale hellingen. Ook een grote kudde bruin/wit/zwarte schapen EN natuurlijk de Kazach paarden, niet groot, maar mooie lenige paarden. Ik las net in een boek hier at the airport dat alles in het teken van paarden staat bij de Kazach. Onze Kazach gastvrouw was zwanger en Yang legde in de auto uit dat het eerstgeboren kind van een Kazach familie altijd naar de ouders van de moeder gaat zodat ze niet alleen zijn in hun oude dag. Zou dit kind dan ook de zorg voor die grootouders hebben? Onze Kazach gastvrouw had bij het ontbijt de bekende melkthee klaar (boek: er gaat geen dag voorbij bij de Kazach zonder hun melkthee) en Nan-brood en een zeer gekruide tomaat/komkommer/paprika salade die ik deze keer met de aangeleverde chopsticks at. Mijn in de Royal Ontario Museum gekochte wasknijperchopsticks doen goede dienst want ik ben niet handig in de gewone losse. Jan wel, maar ja, die heeft ook in Japan gewoond. In de auto naar the airport was Yang bezorgd dat ze het niet goed gedaan zou hebben, maar we konden niet genoeg benadrukken hoe fantastisch het allemaal was. Ze bedacht dat we nog naar een carpet factory konden gaan omdat we een uur over hadden. Een gids toonde ons het ingewikkelde zijde weven, dubbele draad, zodat de achterkant ook mooi is. 700 lines a square foot. De oudere dame was zelf ‘designer’ geweest van traditionele ontwerpen met pomegranate apples, birds, flowers etc but I preferred the more modern designs such as Heavenly Lake in my favourite colours green and blue. Er was er ook één van de Beijing Olympic mascottes en de
symbolen van de Silk route: traders, camels, tents etc. Ik was (zoals Lorette al zei in Indonesia) TE geïnteresseerd en had te veel vragen zodat de dame dacht dat ik echt wel iets ging kopen en ze zelf 30% korting gaf. 2 jaar werk zit er in zo’n zijden tapijt en voor 27.000 yuan is dat natuurlijk niet veel, maar nee, toch maar niet aan mijn muur of op mijn vloer. Jammer genoeg moesten we naar the airport want the carpet place had ook nog sieraden ter bezichtiging. Bij het oprijden naar de carpet factory moesten we langs een regeringsgebouw met strak-uitziende, in het gelid staande Chinese wachten met geweer, die zeer streng keken toen onze chauffeur het verkeerde hek (uitgang) binnen wilde rijden. We moesten terug, en even tegen het verkeerd inrijdend, manouvreerde onze chauffeur ons naar het andere hek, waar ook weer zo’n strak uitziend mannetje stond. Ondoorgrondelijk! Woensdag 4 juni 2008 . Xiangdu hotel, West Renmin Road 314, 84400 Kasghar, 0998.2585788. 24 uur zitten we in deze fascinerende stad en het lijkt dagen door de overvloed aan indrukken, geuren en kleuren en geluiden. Op het vliegveld van Urumqi gisteren deden ze moeilijk over mijn handbagage waar kleine tubetjes in zaten maar ik kon terug om alsnog mijn kleine rugzak in te checken. Daar bleek bij de controle de batterij van mijn mijnwerkerslampje verdacht te zijn maar na uitvoerige inspectie mocht het door. Volop de tijd om in de ruime, moderne, koele vleugel ECHTE koffie te drinken, in boektentjes snuffelen, waar Jan het prachtige ENTERING XINJIANG kocht, een uitgave van the Ass. Of Cultural Exchanges with Foreign Countries. Bondige teksten met schitterende foto’s EN een DVD version. De vlucht naar Kashgar is vol maar verloopt spoedig; we gaan zelfs te vroeg weg en drinken kokosmelk/sap i.p.v. de gehoopte lunch. Uitstappen in de buitenlucht, verblindend met zoveel zon en 35 graden. We worden niet in de aankomsthal maar buiten opgewacht door Mu, een jonge Han-Chinees die redelijk Engels spreekt (ha ha hij heeft dan ook les gehad, vertelde hij, van een Nederlandse teacher). We worden naar John’s Information Service & Café on the Silk road gebracht waar een oudere Chinees, John, die al 20 jaar in het vak zit, ons prima uitleg geeft over van alles en nog wat. Het geboekte Seman hotel wordt door een Chinese delegatie bevolkt, maar we mogen er wel ontbijten, en we worden naar dit hotel in de hoofdstraat gebracht. Ziet er prima uit, alleen de ramen van Jans kamer kunnen niet open en de airco werkt niet maar toilet en douche en bed en voorraad thee/mineraal water is uitstekend. Sleutelkaarten naar kamers werken niet maar Jans kamer is tegenover het service-centrum, bevolkt door minstens 4 mensen en zij openen de deuren. Kaart werkt gelukkig wel voor elektriciteit. We pakken uit, douchen, verkleden en gaan de stad verkennen, op weg naar de grootse moskee van western China, de Idkah moskee. Eerst zien we de nieuwe shopping mall, in een half jaar de grond uitgestampt, met een Henry Moore achtig beeld bij de ingang waar in Chinees, Uygur en Engels opstaat dat de nieuwe architectuur een stap voorwaarts is. Wat een winkels, wat een kraampjes, wat een karren, wat een koopwaar, b.v. een straatje waar alleen maar allerlei stenen op kleedjes liggen, wel of niet gepolijst, met de hurkende verkopers erbij. I.v.m. de gemiste lunch en de hang naar koud bier strijken we neer in een tentje waar we op borden aan de muur aanwijzen wat we willen hebben. Een heerlijke groenteschotel met vlees waar Conny vooral de groenten uit pikt (en nog steeds onhandig is met de chopsticks, haar ROM-Toronto eet-wasknijper bleef in de rugzak) en Jan het vlees voor zijn rekening neemt. Het bier is lauw maar we krijgen eindeloos thee EN belangstelling van een groep mannen die niet echt weten waar /wat Holland is, Americans yes. Waar kun je zo lekker eten voor 2 Euro? Was het ’s middags rustig op straat, ’s avonds wordt het steeds drukker. Jan kijkt naar een microfoontje in een supergrote mobiele telefoon zaak, Conny probeert het postkantoor voor postzegels voor de kaarten aan zieken/gehandicapten/ouderen, en steeds staan we stil bij dingen die zo anders zijn dan bij ons. Al het rauwe vlees op straat, de thee tentjes, de vele kruidenkramen, de schattige kinderen die ‘hello’ roepen, de meest chique geklede vrouwen, de mannen met allerlei Uygur hoofddeksels, de werkplaatsen waar ze met de hand hout bewerken, muziekinstrumenten maken, koper slaan, en uiteindelijk zijn we op het prachtige plein bij de moskee waar mensen zitten, kinderen spelen, en vooral “kijken en bekeken worden” belangrijk is. We gluren bij de moskee naar binnen en zien een prachtige ruime binnen’tuin’ met plaatsen waar je kunt knielen. Vooral vrijdag is moskee-dag want de 5-keer-per-dag-oproep tot het gebed hoor je niet, noch mensen geknield liggend op straat, zoals wij dat in Istanbul zagen. Op de terugweg proberen we bij het eten ongeveer naast ons hotel nog een koud bier te bemachtigen maar in deze islamitische stad lukt dat niet overal. We hebben een vreselijk trage serveerster die vergeet Jans bestelde te brengen terwijl Conny al worstelt met geroosterde aubergines in een zeer kruidige olijvensaus (maar geen last gehad ’s nachts, alleen van de herrie en de telefoon om 1 uur). Luchtig zijn de Teva sandalen aan de voeten maar leveren vermoeiendere benen op dan wandelschoenen. Het is tot 11 uur licht maar zoals Jan opmerkt: enorme tijdsverschillen tussen zonsopgang en zonsondergang in zo’n groot land dat EÉN tijd aanhoudt! Vanmorgen is het pas half acht licht en ik slaap dan ook tot 8.15. Het ontbijt is een giller, we krijgen een beker water maar geen thee en het meisje zoekt in alle laden van alle wankele kastjes en komt uiteindelijk met een miezerig schaaltje: het lijken muizenkeutels maar het is losse thee die door het kouder geworden water niet zakte! Het Chinese ontbijt met dumplings en gevulde broodjes en smakeloze soep waar we groenten in mikken smaakt heerlijk. Genoeg energie om naar de oude stad te gaan met zijn smalle steegjes. We hebben eerst niet door dat we moeten betalen aan de slecht sprekende Engels gids die ons begeleidt. Ze is alleraardigst en het is
zeer de moeite waard want we gaan huizen binnen, alles heel schoon. Vooral het schooltje waar 3 jarigen al les krijgen in Uygur, Chinees en Engels EN hun dansen zijn een hoogtepunt. De foto’s zullen boekdelen spreken! De man op de ezel met zijn muziekinstrument! De huisvrouw die op haar krakkemikkige tafeltje groenten snijdt! De thee ceremonie met een tafel vol lekkers! De gastvrouw is niet mooi maar ze heeft een enorme uitstraling. Als ze begint te dansen (bij de TV) wordt ze steeds mooier. Oh Jan komt net binnen met een reuze goed voorstel over kamperen in de bergen, dan moet ik de rest kort houden: the Sunday market, te overweldigend voor woorden. Zo groot, gelukkig niet druk want het was het heetst van de dag, alles per artikel gerangschikt, 100 schoenenkramen, 100 ketelkramen, 100 overhemden kramen. Bij het thee/coca cola drinken fotografeert Jan met de telelens wat bijna op een schermutseling uitloopt, maar de cafébaas kan de karrentaxi mijnheer, die geld komt eisen, wel aan en jaagt hem weg van zijn stukkie straat! De avond van 5 juni, een levendige gezelligheid in Kashgar. Nog drukker dan de avond ervoor, er is meer muziek en er zijn meer dansende mensen, o.a. een grote groep Chinese vrouwen in keurige rijen die bewegingen op de plaats op de muziek maken. Ik ga achteraan meedoen maar dan draait de menigte net de andere kant op en ik vlucht. Ik ben geen goed voorbeeld VOOR 100 Chinese vrouwen! Vanmiddag vlug mijn reisrelaas beëindigd omdat we het leuke plan van Jan, nl. overnachten en wandelen in de bergen gingen bespreken met John (tel. +86.998.2581186, fax 86.998.2580096, johncafé@hotmail.com, www.johncafé.net). Eerst leek John niet zo enthousiast maar later enorm en stelde zelfs de gletsjer voor, bijna 2 uur rijden van Kashgar, compleet met chauffeur die bij de spullen blijft en daar ook overnacht, blijkbaar in een yurt tent. (for you good price 1400, minus hotel kwam het uit op 1200 yuan).Even nog wat husselen over de prijs, ook over de 1p. kamers want dat was blijkbaar toch niet goed doorgekomen via de ‘no-permit Tibet’ drukke Boudewijn Richel. John belde met Doko, DE agent van Boudewijn voor heel China, in Lhasa, Tibet, Jan praatte met Doko, John probeerde Boudewijn in the Heavenly lake bergen te bereiken via onze jonge gids Yang Zau Dia maar dat lukte niet. John’s cafe heeft gratis internet en Jan stuurt foto’s naar Herman voor zijn logg. Ik hoef niet op Hermans blogg. Daarna wat boodschappen gedaan voor onze wandeltocht, en geld gepind, wat bij de eerste ATM niet lukt. Ik krijg wel een receipt maar geen geld! Ongelooflijk lekker gegeten bij ons tentje van gisteren, we nemen het dubbele, nl. TWEE grote pilsflessen, en 2 gerechten en dat voor 23 yuan, Euro 2,30. Het is niet voor te stellen! Op de terugweg enorm veel mensen op straat en we zien een fel gekleurde boulevard wat een leuk stadspark blijkt te zijn, waar kinderen spelen op grote stenen, mensen op randen van grote plantenbakken zitten, en twee muzikanten op hun tokkel\snaar instrumenten spelen. Kortom, GEZELLIG. En nu naar bed want morgen worden we met de landcruiser om 9 uur opgehaald, we kamperen waar de auto blijft, en maken een dagtocht in de bergen. Ik heb er zin in, want hoe enig en leuk en fascinerend Kashgar ook is, even echte natuur en wat kou voelen is nog meer genieten. Zaterdagavond 7 juni 2008. De chronologie is wat weg maar eerst even de impressie van aankomst in Hotan na een lange woestijnrit, heet en zanderig maar boeiend. Wat heerlijk om te kunnen douchen, het zandhaar wat soepeler te maken en wat kleren te wassen. BRUIN was het water van al dat stof, en warm is alles wat je uit je rugzak haalt, zelfs de vochtinbrengende crème voor het gezicht voelt als hete kokosmelk. Maar goed, fris gewassen achter de laptop en terug naar 6 juni, omgedraaid een 9, want een wandeltocht in de bergen is een verjaardagscadeau voor mij. Wat een goed idee van Jan om met John te bespreken dat Koshan, (Gao Xiang) de chauffeur ons met de landcruiser naar de bergen brengt. Na 2 uur rijden stoppen we bij de Old Silk Road shoppe, waar een alleraardigst meisje ons van alles wil aansmeren. Als je rechtdoor gaat kom je op de Karakoram highway into Pakistan maar wij gaan rechtsaf een kleinere weg op die langs een rivier de bergen in loopt. Machtige zachte zandsteen (leem) formaties aan de overkant van de weg. Ze zijn de weg aan het teren, we kunnen niet verder, en we besluiten met zware bepakking te gaan lopen. Lekker rustig op die omhoog klimmende weg want er kan geen auto of kar langs. We lopen langs lemen huisjes-dorpen en yurt-dorpjes en na anderhalf uur lunchen we en willen we de tenten opzetten want we hebben met de driver afgesproken dat we de volgende dag om 8 uur weer terug zullen zijn. We hebben net het blik met vis in zware tomatenolijfolie open (waar ik later last van heb) en daar – verrassing – reed ‘onze’ landcruiser voorbij zonder ons te zien. Jan gaat met bord aan de weg zitten eten (keihard brood) en Koshan is vlug terug. Hij rijdt ons alsnog naar het begin van Zhongkun Kezhou Glacier Park, waar Conny een half uur bij 4 beambten zit. Zij mag niet zelf de formulieren invullen d.w.z. later wel maar eerst wil de oudste mijnheer het doen terwijl hij nauwelijks Engels kan lezen, laat staan buitenlandse paspoorten interpreteren! Intussen zet Jan tot grote hilariteit van de omstanders – je weet niet waar ineens de mensen en de jeugd vandaag komen – de tenten op. Met lichtere rugzakken op weg naar de voet van de gletsjer, van 2000 naar 3500 meter met 6-duizenders op de achtergrond, die af en toe door wisselende bewolking zich laten zien. Het is prettig zwaar omhoog sjouwen over smalle paadjes, door zeer verschillend terrein, door bossen, door zwarte steenkool lagen,door beige zandsteenformaties en het allerlaatst op een prachtig aangelegd pad waar de jade stenen o.a. voor gebruikt werden. Het pad eindigt bij een pagoda, weliswaar ondergescheten door schapen, koeien en ezels maar de bankjes zijn niet al te vies. Terwijl Jan zijn hart op kan halen aan fotograferen (hij krijgt er zelfs koude handen van) ligt Conny op schoongemaakte bank in haar
slaapzak te lezen en hoort het bekende geluid van een lawine. We zien een geweldige lawine naar beneden donderen, en bewonderen de muren sneeuw die op verschillende hoogtes in allerlei formaties te zien zijn. Het leuke was bij het naar boven klimmen dat we ingehaald werden door een ouder echtpaar en een zoon (hineininterpretieren) en zwaar beladen ezel. Op de steile stukken, en er zaten een paar ECHT steile stukjes bij, vertikte de ezel om omhoog te gaan en vader en zoon namen ieder de helft van de geweldige last op de schouders, gingen voorop en de vrouw sloeg de ezel omhoog terwijl zij ook nog van alles in haar handen, op haar rug en aan haar armen had! Maar wat een tempo. Toen wij zeker nog een uur moesten klimmen waren zij allang linksaf gegaan en kilometers verder bij hun zomerverblijf (1 yurt tent en open schuurtje) aangekomen. We zijn terug in twee uur, Jans rugzak staat er nog, hij had vòòr het steile stuk alleen zijn foto apparatuur meegenomen naar boven, en in plaats van noedels voor de tent te eten op de door John aangeboden brander, nodigt Jan me uit voor een verjaardagsdiner in het hotel/restaurant aan het begin van het Glacier Park. Er is niemand in de grote ongezellige eetzaal, maar wel 4 man personeel die ons een menu in het Chinees onder de neus duwen. Tja, hoe te kiezen als je niks kunt lezen. Jan gaat de keuken in, wijst de uit de diepvries gehaalde kip terug, en dirigeert dat er groenten en eieren klaargemaakt worden. In een mum van tijd staan er 3 heerlijke gerechten voor onze neus: smakelijk gebakken roerei, een soort Chinese kool in een kruidige saus, verrukkelijk bij de rijst en dan nog een warme groenteschotel met dunne slierten knol (het lijken noedels maar ze hebben meer smaak) en paprika. Wat lig ik heerlijk in mijn tent en ik val boven mijn boek in slaap. ’s Nachts lijken wilde honden de tent te verscheuren maar het blijken ezels te zijn die briesende geluiden maken en wild om de tent galopperen. Bijna zo onrustig als de telefoon in de hotelkamer van Kashgar om één uur ’s nachts met een stem die je welterusten wenst (Jans interpretatie). De volgende nacht had ik de telefoon eruit getrokken maar hoorde hem wel in alle naburige kamers rinkelen. Van Boudewijn hoorden we vanmorgen, tijdens het ontbijt in John’s Café, dat bij hen de telefoon ’s nachts niet afging maar wel dat ze het ontzettend warm en benauwd hadden in het hotel. We breken de tenten op om 7 uur terwijl de ezels nog om ons heen galopperen, duidelijk HUN terrein! We moeten voor acht uur de bergweg af om de wegwerkzaamheden voor te zijn en we zijn weer om 9.15 bij John’s Café on the Silk Road die ons een super ontbijt aanbiedt. Eindelijk weer eens koffie, lekker! Jan regelt met Boudewijn de zakelijke kant van de tocht, en we wisselen ervaringen uit. Boudewijn was bij het Heavenly lake ook naar de Boeddhistische tempel gegaan. Hij was NIET naar boven gelopen maar ging met Augustinus Confessions bij het meer lezen terwijl een uur lang een luid-schreeuwende vrouw bij hem bleef. Toen Boudewijn, Munda en Jocelyn weer de boot opgingen was die vrouw niet van hem af te schudden want zij zag in hem haar ‘teacher’! Arme Jocelyn, maar goed, vrouw bleef achter, maar tot grote schrik bij terugkomst haalde ze hen toch weer in. Uiteindelijk door Munda’s opmerking dat ‘the teacher’ INSIDE the woman was konden ze hun weg vervolgen! Wij hebben natuurlijk ONZE ervaringen van de bergen te vertellen, Boudewijn kan ons wel inzetten als pioneers of future hiking trips in unknown Western China. Ik vraag me trouwens af wanneer China dit gedeelte erbij genomen heeft want we zien allerlei verschillende ethniciteiten maar weinig Chinees. Zaterdag 7 juni. Het is al bijna 11 uur als we Boudwijn achterlaten en we wegrijden bij John’s Café nadat we hartelijk afscheid genomen hebben van John, een prima manager. We moeten met een omweg Kashgar uitrijden omdat de weg afgesloten is vanwege entry exams highschool, zoals Mu uitlegt. Als ik naar leeftijd vraag waarop ze dan entry moeten doen, zegt hij 17. Meer final exams denk ik dan. Na de bekende rommelige buitenwijken met grote bedrijven voor tractoren, kranen en weg equipment, rijden we nog niet echt de woestijn in. Er is nog behoorlijk veel groen, en het landschap is vrij vlak. Wel zien we in de verte de toppen van het Kunlun gebergte. Heel attent van onze driver die de zijweg aanwijst waar je bij de Bastan (right spelling?, één van de achtduizenders van de Himalaya), oftewel the K2, (waar Gee’s eerste expeditie was eind jaren zeventig) kan komen. Het is geen heldere dag, en we zien twisters, of kleine cycloontjes prachtige zandcirculaties geven. We merken dat we zelf ook zachtjes gezandstraald worden want het fijne zand zit overal. We stoppen voor lunch (het is dan al 3 uur) in Shache (sja:tsje), bloedheet, en we stappen uit in de hoofdstraat waar een of andere show is met mannen die zingen maar waar zoveel mensen omheen staan dat we naar een backstreet gaan waar de workshops zijn voor allerlei onderdelen (we memoreren Bernhard) en waar ook de oude stad is met de bekende smalle straatjes. We komen op een nieuw plein terecht met prachtige minaretten en een mausoleum. Als Jan een foto maakt komt er meteen een dame op hem af die hem op het bord wijst: entree 50 yuan maar ook voor foto’s maken. We lopen maar snel door op zoek naar iets te eten/te drinken. Het laatste is belangrijker dan het eerste want we hebben totaal geen honger in zo’n hitte. We komen weer in de brede, moderne hoofdstraat terecht en drinken koud kokossap/limonade whatever.. Ik koop nog een meloen en wordt wat afgezet omdat de suikermeloen 7 yuan en de watermeloen 3 is. Ik kies de laatste en de handelaar rekent de prijs van de eerste. In de auto is de overrijpe sappige meloen moeilijk te eten. Achteraf denken we dat Shache de Chinese naam is voor Yarkent dat in het boek aangegeven staat als de stad met 200 minaretten en een bekend mausoleum van 12 Yarkent koningen. Wij namen steeds aan dat dat de
volgende plaats zou zijn: Yecheng omdat die namen meer op elkaar lijken, maar als we niet stoppen in Yecheng en deze plaats veel rommeliger en minder groot is, trekken we de volgende dag bij het zien van de kaart die conclusie. Hoe dan ook, we gaan na Yecheng de echte woestijn in, die onderbroken wordt door telecommunicatie gebouwen en uiteraard heel veel elektricititeits kabels en auto’s, vooral tankauto’s maar er is dan ook wat Mu noemt ‘a refinery’ maar Jan denkt gewoon een oliebron, en verwerking. Af en toe zijn er riviertjes, vooral gekanaliseerd en meteen natuurlijk een nederzetting met irrigatie systemen. In de uitgestrektheid zien we af en toe karretjes met ezels maar natuurlijk in de dorpen veel meer mensen en karren en brommers. Het zand is gevarieerd, soms met stenen, soms donker, soms ook heel licht, wit bijna, en het wordt heuvelachtiger. Op de National Geographic kaart is duidelijk groen te zien rondom Hotan en we zijn verbaasd dat al zeker 30 km vòòr de plaats het groen begint. De driver stopt meteen voor een smoke break en wij kopen een koud flesje Pepsi/iced tea bij een kar. Heerlijk, in al die hitte! Denk je bij Hotan aan een oase in de woestijn, klein en rustig, niets is minder waar. Hotan is een grote moderne stad met brede boulevards en prachtige design lamp posts en grote beelden van Mao en werkers met schoppen en een enorm groot plein. De driver moet even zoeken naar ons hotel,(Jingbing Guan, tel. 869032022824, fax --2027000). dat rustig in een park ligt achter een zijstraat van de hoofdweg. Na het douchen, handwas doen, de stad in, waar op het grote plein allerlei shows zijn, o.a. een dansshow met kleine meisjes in wit en groen. We eten op straat, vlees in deeg wat ik niet te pruimen vind maar ik heb te veel in mijn gedachten de schapendarmen van de Kashgar market die naast afval en vliegen op straat liggen. Daarna Wusu bier gedronken op de andere hoek van het grote plein. De grote straten van Hotan hebben namen (zowaar in het Engels) van grote steden van China: Beijing, Urumqi, XiAn etc., ook voornamelijk Uygur en andere centraal Aziatische rassen, relatief weinig Chinees. Op de terugweg zwaait Jan een zakkenroller weg. De deuren van de hotelkamers gaan moeilijk open, slechte constructie en bij terugkomst slaagt Jan erin de post van de deur los te krijgen. De volgende morgen hoor ik dat hij verhuisd is naar de 4de verdieping want ik moest vlug mijn kamer in om het Wusu bier te lozen. Ik hoorde wel getimmer die nacht en dat was de reparateur! Verder is het hotel prima, het is in ieder geval RUSTIG, geen telefoon, geen warmte, geen ezels deze nacht. We ontbijten met zowaar andere gasten in een joekel van een eetzaal waar een Chinees buffet breakfast klaar staat. Vooral groenten, gekookte eieren, thee en soep. EN droge broodjes. Om 10 uur worden we opgehaald en we rijden een alternatieve route, via de achterkant van het vliegveld, naar Mirikawat. Dit zijn een paar ruines buiten Hotan, waar volgens een gids de eerste Stupa’s waren van Boeddhisten die vanuit India in China kwamen in de 1st century B.C. Jan gelooft weinig van het verhaal want de ruines zijn van leem, een plaatselijke ezelkarmijnheer moet wat geld hebben en iedereen mag op de ruïnes lopen. Maar de plaats is prachtig, ook de weg er naar toe, langs een brede ietwat lege rivier waar mensen naar jade zoeken. Vanuit deze plaats, aldus de gids, verspreidde het Boeddhisme zich naar Kasghar, Iran enz. Later werd het Boeddhisme “verdreven” door de islam in 9e en 10e eeuw, die nog steeds stevig in het zadel zit. 95% van ‘this western region of China’ is islamitisch. Our guide Mu, net geslaagd voor zijn 4 jarige opleiding Teacher Training College, is a non-believer, komt van Ili, 800 km van Urumqi en dan is Urumqi nog eens 1600 km van Kashgar. Hij kan zijn Masters niet doen in Kasghar omdat op dat niveau alles in Uygur is. Hij komt uit een gezin van 3, farming background en volgens hem staat de Chinese regering meerdere kinderen toe bij de etnische minderheden omdat zij hulp nodig hebben bij het intensieve land- en tuinbouw gebruik (rijst, aardbeien, groenten e.d.). Teruglopend van de ruines plukt hij witte mulberries van bomen, een soort framboos. De Mirikawat gids tekende in het zand hoe de Chinese Muur het keizerrijk beschermde. In het westen kwam die muur niet verder dan Dunhuang (waar wij ook naar toe gaan). The western regions hadden hun eigen watch tower systeem waar ze met rooksignalen aan konden geven of iets goed of kwaad was. De handelaren van de Zijderoute maakten ook gebruik van deze wachttorens. Pas in 1879 kreeg deze grote provincie de naam Xinjiang en in 1950, dus ongeveer ten tijde van Tibet, kreeg het de status van Autonomous Province of Xinjiang. Thuis wat Googlen over Tang dynasty (626-909 B.C.) and the Han dynasty (300 B.C.-100 A.D.). Wat ’n oude beschavingen en wat zal er gevochten zijn tussen de verschillende machthebbers! Als we weer bij de chauffeur zijn, laat hij ons een zakje jade stenen zien die hij van locals gekocht heeft voor 1000 yuan. Dat schijnt een spotprijsje te zijn. Jan denkt dat zijn handelsgeest hem parten speelt en dat hij ze misschien wel door wil verkopen aan ons. Wij houden ons aan onze stelregel dat we geen ruimte hebben in onze rugzakken. Maar ik kocht wel in Yarkent een schattig babymutsje voor het dochtertje van Lea, en bij the Heavenly Lake 3 armbandjes voor the girls! Onze Mu vertelt over de Chinese karakters het volgende. Om eenvoudig maar goed te communiceren volstaan 3400 characters, ongeveer het einde van highschool. Kom je van college/university dan heb je ongeveer de kennis van 6000 en een geleerde zou 8000 karakters kennen. Zijn wens is om als teacher Chinees te doceren in het buitenland maar dan moet zijn Engels nog wat opgekrikt worden. Hij legt het systeem uit van hoge eisen met betrekking tot de 4 language skills (reading, writing, listening and speaking) om toegelaten te worden in Engelstalige opleidingen in China. Later zegt hij dat teacher worden misschien niet zo’n goed idee is aangezien hij vlug zijn ‘temper’ verliest! Misschien gaat hij voorlopig wel in de ‘tourist industry.’
We laten ons bij het hotel afzetten om 1 uur en hopen dat Koshan benzine kan vinden voor de landcruiser. Veel gas stations zijn dicht op zondag. Bij dat zoeken hoeven wij niet betrokken te worden. Dat geldt ook voor het zoeken naar het hotel last night, of het zoeken naar de ruïnes. Maar die vraagsessies hebben ook een enorme charme want het is kostelijk om te zien hoeveel mensen er meteen bij de auto komen. De een weet het natuurlijk nog beter dan de ander, of ze gaan onderling zitten bakkeleien omdat ieder zijn/haar gelijk wil hebben. Vooral de 4 politieagenten waren mooi bij de afgezette weg, midden in het centrum, alweer voor entry/finale highschool exams. Je stelt een vraag aan één, snel komt er een tweede, gevolgd door een derde, en zo gaat dat maar door. Islamitische mannen zijn hier niet opdringerig, natuurlijk kijken ze, maar dat doen vrouwen ook, en wij kijken nog meer! Om 4 uur gaan we naar de Sunday market and bazaar bij de oude stad. Kashgar market mag dan groter zijn met 5000 stalletjes maar de krioelende mensenmassa die zich een weg baant langs de vele kraampjes buiten EN stalletjes binnen doet aan als een kolkende kleurige woelige zee. De chauffeur weet een parkeerplaatsje te bemachtigen op de overvolle stoep en wij worden door Mu gewaarschuwd voor zakkenrollers. Binnen is het beter uit te houden dan buiten en we vinden interessante stalletjes met schriften, pennen, kaarten, enveloppen. Schriften met blokjes om b.v. het Engelse alfabet op te schrijven, of aparte Engelse woorden. Ik koop een babykaart met hoedje in Uygur om in bruine Chinese envelop op te sturen (met de gekochte mutsjes erbij natuurlijk) voor Lea’s kids: Enne en Marit. Door een smalle straat met prachtige deuren – Jan maakt een deuren foto serie – lopen we naar de grote minaret die bij een nieuwe moskee blijkt te horen, een moskee niet in de traditionele bouw met 4 torens. Ik zou ook wel een foto serie hoge hakken willen hebben. Ik blijf verbaasd hoe elegant geklede dames in flonker/glitter kleren balanceren op die hoge hakken op ongelijke grond en/of stoep. Ook al zijn sommige trottoirtegels mooi in groen, geel en terracotta, ongelijk zijn ze wel! We willen het Hotan Museum bezoeken maar na eindeloos zoeken en vragen, o.a. aan teacher training college Hotan meisjes (‘vraagsessies’ zou ook een foto serie kunnen zijn) komen we aan MAAR het blijkt op zondag gesloten te zijn. Jammer, dan de volgende dag om 11 uur maar proberen. ’s Avonds eten we ontzettend lekker bij een schattige plompe dame die eerst de stoelen afveegt voordat we mogen gaan zitten. Aubergine, vis, dun brood, Jan wat kip, alles heerlijk gekruid op de bbq en dan nog 3 bier erbij, alles voor Euro 2,30. Als ik eraan gedacht had, zouden we waarschijnlijk zo’n zakje met die heerlijke kruiden mee kunnen nemen, net zoals bij de zwangere Kazach vrouw die ons een zakje met HAAR kruidenmix meegaf. Of het is omdat je op vakantie bent dat het zo veel lekkerder smaakt, of het is de versheid en onbekendheid van sommige kruiden dat het eten hier zo verrukkelijk maakt. Koffie is er nauwelijks te krijgen en we voelen ons gezonder met de dag: groenten, fruit en thee. Alleen sommige dumplings, broodballen met niets erin, zijn smakeloos. 9 juni 2008. Conny 60 jaar. Al twee sms-jes binnen van Jolien en Albert&Paula. Bij het ontbijt geeft Jan een cadeau van de wandelvriendinnen: een sjaal in mijn lievelingskleuren, not Made In China but Made in India, kan ook gebruikt worden als rok, omslagdoek, burka. Schitterend. Het cadeau zat in een wereldwinkelzakje met opschriften zoals Speel met Culturen, Proef het Verschil, Verfris je Gedachten, Beleef de Sfeer, Verleg je Grenzen, Omarm de Traditie. En van Greet en Herman: een mini-roosje op een veiligheidsspeld, als substituut voor hun bloemen uit de tuin. Lief! Ik zit midden in Wayson Choy’s All that Matters over Chinezen in Vancouver, een vervolg op zijn The Jade Peony. Boeiend! Ik snap nu waarom Chinezen geen fooien aannemen: het boek legt uit dat ze eerst minimaal tweemaal moeten bedanken voordat ze iets accepteren. Ik wil het boek uithebben voordat ik het als afscheidscadeau kan geven aan onze heerlijke student Mu. Maandagavond 9 juni, 9 uur. Aankomst Minfeng. Jammer, geen nacht in de tent in de woestijn met felrode zon die ondergaat en ’s morgens nog roder opkomt over grote golvende zandduinen. We kwamen om half zeven in deze woestijnstad aan, zelfde patroon als in Hofan, brede, kaarsrechte 4 baanswegen met veel mooie lantaarnpalen die naar een plein leiden waar een beeld van Mao staat, maar dit stadje is veel kleiner en gemoedelijker in de zijstraten, rustiger ook, minder getoeter. We zouden een uur of zo het weer afwachten – luisteren naar een weerbericht kennen ze niet, of willen ze niet kennen. Ik heb het idee dat onze geachte driver en aardige gids helemaal niet zo dol zijn op een nacht kamperen maar na een uur is de lucht inderdaad donker, eerily black, alsof er een onweersbui aankomt. Bij een echte zandstorm zoals in de film The English Patient zouden we weliswaar in de Landcruiser kunnen gaan zitten maar zo’n hotel met een hete douche heeft zijn voordelen! Het zand is zo fijn dat het overal doorheen blaast, je ogen doen pijn, je huid wordt gescrubd en je billen gezandstraald bij een stop langs de weg. We zagen een paar kamelen maar verder veel leegte behalve de electriciteitspalen en de telecommunicationsgebouwtjes met zonnepanelen. Mu laat me klassieke Chinese muziek horen op zijn i-pod en ik zwijmel bij de vioolmuziek maar het blijken bamboe fluiten te zijn! Een compositie op xylofoon en gong vind ik minder geslaagd maar Jan denkt dat deze muziek goed past als achtergrond bij zijn foto presentatie.
De weg zelf was niet aldoor rustig, alleen de laatste 100 km voor Minfeng. Na bezoek aan het splinternieuwe Hofan museum, (weer een cadeau: Jan gaf me een boek over de Silk Road, waar gelukkig Engelse onderschriften zijn bij de archeologische vondsten) duurde het een poos voordat we de stad uitwaren. De oase strekt zich nog zeker 100 km uit met de stofbeladen bomen langs de zijkant van de weg. Een weg met ezelskarretjes vol handelswaar en mensen op hun fietsen, scooters en lopend waar de auto’s omheen zwieren. De woestijn blijft afwisselend omdat we nu ook hele stukken duinlandschap met helm zien, en brede, drooggevallen steenbeddingen van rivieren, en af en toe een eenzame populier, die volgens Mu diepe wortels heeft en zijn voeding uit grondwater haalt. Ook steekt soms uit het landschap ingekerfde zandsteenrots op, geërodeerd door het verdwijnende water. We krijgen een roadblock in the middle of nowhere waar de politie ID’s moet zien, maar gelukkig niet onze paspoorten. Het duurt lang en ik lees, iets wat moeilijk kan in de schokkende Landcruiser op de vrij slechte weg. Eigenlijk is de weg niet echt slecht maar de vering van onze auto is stug. We houden een lunchstop om 3 uur bij een gehucht waar alle leven en vertier zich aan de zijkant van de weg bevindt en je snapt niet dat er geen kindertjes aangereden worden. We gaan eerst binnen zitten bij driver and guide maar Mu manoeuvreert ons beleefd door ons aan te laten wijzen wat we willen hebben. Dat ik geen vlees en alleen maar groente wil gaat er moeilijk in, ook al lijkt het dat Mu de kok zo ver krijgt dat hij het begrijpt. Niet echt dus, maar de gewokte groenten en aparte zelfgemaakte noodles erbij smaken prima en Jan is zo aardig om mijn stukjes beef in ontvangst te nemen. De van Herman en Greet geleende set van opklapbaar mes en opklapbare lepel doen goede diensten. Op mijn verjaardag krijg ik veel smsjes, en nog meer emails. De kinderen, vriendinnen. DE verrassing is Robert Veelo uit Oslo, en een telefoontje van Lies Houtman. Het door de kinderen verstopte cadeau blijkt een Smartie te zijn in mijn toilettas (als grapje denk ik omdat we vroeger de kids op bergwandelingen Smarties lieten zoeken) maar na een telefoontje met Bonnie blijk ik het van Isabel Huggan gekregen minisetje in plastic toilettas NIET bij me te hebben, en daar zat nou juist de verrassing in! Jan fotografeert in Minfeng met telelens – terwijl we midden op de rotonde zitten – scooters met 3 of 4 mensen erop. Hij wil aantonen dat daardoor Chinezen maar 1 of 2 kinderen mogen! Het is onbeschrijfelijk wat er allemaal langs komt: scooters met kindjes voorop, scooters met kindjes tussenin gepropt, kindjes op de kop. De foto’s zullen het tonen. We laten Niya (opgraving van Buddhist settlement tijdens de Han dynasty, 1 B.C. – 2 A.D.) voor wat het is. Op Mu’s programma staat het niet, op het onze wel, maar ja, hoe kunnen wij dat met al die Chinese karakters controleren? Hoera… er blijkt een museum in Minfeng te zijn. Twee mannen bewaken het, de deur wordt speciaal voor ons opengedaan en na 10 minuten komt een keurig in het wit geklede dame ons de toegangskaartjes verkopen. Het museum is kleiner dan dat in Hotan en heeft natuurlijk vooral de Niya opgravingen als tentoonstellingsdoel: 1000 jaar Buddhist culture, nog maar recent opgegraven, eerste archeologische dig was in 1980, daarna in 1995. Alles blijft zo ontzettend goed bewaard in deze gortdroge woestijn. We bewonderen de stupa op een prachtige wandfoto, de gebruiksvoorwerpen, de sieraden en na een half uur zijn we dik tevreden en hebben we “Niya”gedaan! XinXingfu Hotel (=New Happiness Hotel), Minfeng Het hotel is prima, heeft airco met afstandsbediening, een systeem dat zelfs Jan niet door had, en de bekende groene thee zakjes met waterkoker en weggooi tandenborstels met mini tubetjes tandpasta. Ik zou zo al die kleine tubetjes willen verzamelen, zo handig lichtgewicht voor een paar dagen op stap! Na de warme lunch maaltijd (en door de hitte) hebben we ’s avonds weinig trek maar gaan naar buiten op zoek naar koud Wusu bier. Jan komt Zwitsers tegen die met hun auto door Azïe aan het reizen zijn maar ze kwamen met hun voertuig China niet binnen en lieten hun auto bij de grens staan en trekken nu met driver door Xinjiang province. Het aanzicht van de stad is totaal veranderd: de marktstalletjes hebben plaats gemaakt voor voedselkarren met tafels van allerlei makelij eromheen: oranje en groene plastic krukjes, de bekende ouderwetse witte plastic tuinstoelen, houten bedden met Perzische kleden, of plastic picknicktafels-met-bankjes uit één stuk. Als we aan het bier en een gefrituurd knapperig kruidig nan-brood zitten komen Koshan en Mu langs en ze accepteren zowaar onze uitnodiging om aan onze tafel te komen zitten. T.g.v. mijn verjaardag koopt Mu een fles rode wijn: pomegranate wine, net frambozensap en we zingen Happy Birthday, tot grote hilariteit van de omstanders. Jan fotografeert een stel hippe coole jonge Chinezen, die als hang-out de trappen naar de supermarket bemensen. We bespreken de volgende dag. Langs de 800 km weg door de woestijn is er geen gelegenheid om te eten/ te tanken en ik stel voor 7 uur weg te gaan. Mu dacht meer aan 10 uur, en we komen uit op 9 uur. Jan stelt voor de volgende nacht te kamperen bij Korla waar een meer is. This meets with more approval than tonight’s suggestion of desert camping!
10 juni 2008 Minfeng – Korla, ongeveer 800 km We moeten zelf voor ontbijt zorgen en om 8 uur lopen we naar yoghurt te zoeken maar de supermarket is nog niet open. Dan maar een vers, zwaar broodje bij één van de stalletjes die we op de stoep van het hotel opeten na een wandeling tot aan de rand van het dorp. De hotelier vindt het maar niks dat we geen drinken willen en komt met papieren bekertjes water. Jan ziet dat de Landcruiser een lekke band heeft dus 9.00 weg gaat niet lukken. Na zoeken, zoeken naar een garage – Jan legt het vast terwijl ik lees – is de lekke band gerepareerd en kopen we kruidig Nanbrood, bananen en een meloen voor de grote tocht door de woestijn. We rijden 10.00 uur Minfeng uit. We zitten vrij snel op de weg naar het noorden die aan weerszijden lange rijen geplante woestijnstruiken heeft die als lange linten groene tagliatelli de weg van de woestijn scheidt. Het irrigatie systeem is afgekeken van Israël, volgens Mu, en om de 5 km staan schattige betonnen huisjes, blauw geverfd, met rode dakplaten, aflopend genummerd Well no. 140, Well no. 139 enz. enz. (In the National Geographic, May 2008) is daar een foto van) Er zijn af en toe wat zijwegen waar dan een tankstation, een winkel, een eetkar staat, maar alles is verstoft, verwaaid, vervuild. Jan heeft thee, gezet op zijn hotelkamer, meegenomen in zijn thermosfles: een welkome afwisseling van al dat lauwe mineraalwater. Mu’s eerste woestijntocht is zo overweldigend dat hij veel slaapt. Trouwens wij ook, want was is het heet. Jans thermometer wijst in de auto 38 aan en bij korte wandelingen in de woestijn 45! Ik houd het hoofd koel met een natte doek. Alles plakt en kleeft en af en toe worden we zo door elkaar gerammeld dat alle botten schijnen te breken. Maar de korte wandelingen in de woestijn maken veel goed. Hoeveel soorten stiltes zijn er? De stilte van Stad met ruisende populieren is anders dan de stilte in de winterse bergen van de Haute Savoie. De stilte van de Taklimakan woestijn overstijgt deze stiltes, niet vast te leggen in woorden, in beelden waarschijnlijk ook niet. Een kamelentocht met ’s ochtends en ’s avonds lopen en overdag slapen lijkt me wel wat. Jammer genoeg zien we geen kamelen, wel hagedissen en een grote roofvogel, een havik? We lunchen in de bloedhitte met het meegebrachte brood, meloen en bananen. Jan eet veel te weinig en zou bij aankomst in het hotel bijna flauwvallen als ik hem geen warme bananenmousse gegeven had. (Ik gooi gaargekookte bananen toch niet weg?) Na uren prachtige golvende woestijnduinen verandert het landschap en zien we nieuwe aanplant langs de weg. Als bruine ruitjes netkousen zien we stukken geplante dorre helmstokjes. De laatste 250 km is alles weer wat dof groen, rafelige struiken en veel dode bomen die af en toe als moderne houtsnijwerken tussen het groen opsteken. We komen langs een enorm olieveld met ja-knikkers, refineries, politie en een schoorsteen waar ze aan het affakkelen zijn. Mu ziet de schoonheid hiervan in en verdenkt Jan ervan een grapje te maken als Jan zegt dat hij de krant kan lezen midden in de nacht op Tiengemeten als ze aan het affakkelen zijn bij Europoort. We voelen ons iets minder geradbraakt door de hitte na koude Pepsi uit een vrieskist langs de weg en genieten van de prachtige kale bergen die oprijzen in de buurt van Korla. Er loopt een spoorlijn naar Urumqi, vooral veel olievervoer. Ik denk een zonnesteek te hebben als ik een vette groene bewegende slang in de verte zie, maar het blijkt een groene trein te zijn die in de zinderende hitte ver weg een bocht maakt in een uitgestrekt kaal landschap. Korla is een moderne stad met modern geklede Chinese mensen. Onze aardige Koshan wil ons voorbij de stad brengen naar het meer. Jan had voorgesteld dit de volgende dag te doen omdat we zo graag willen lopen en kamperen maar dit komt niet uit met hun terugrij-schema naar Kashgar. Extra aardig eigenlijk na zo’n lange dag rijden dat hij nog door wil rijden. Jammer, toch maar niet. Lekker douchen in het 3sterren hotel Shen Zhou Hotel met kleren en al, en om half negen wordt er kip en groenten gegeten, en thee en Wusu bier gedronken. We willen wat opschieten omdat we een winkel-afspraak hebben met Mu. We kiezen verschillende soorten groenten die in een zeer platte pannenkoek gevouwen worden en we denken dat die gefrituurd gaat worden. Nee dus, wordt zo geserveerd en met onze honger eten we dat op. De pittige kruiden doen lippen, mond en maag branden. Ook Jans kippepoot is goed gekruid. Om half tien staat Mu weer bij het hotel (zij zitten in een goedkoper hotel net om de hoek) en hij gaat met ons op zoek naar CD’s waar onze favoriete Chinese klassieke muziek op staat. Leuke avondwandeling maar we vinden niks. 11 juni 2008, Tolweg Korla – Turpan De pittige kruiden van de vorig dag deden Jans darmen branden maar dankzij Lopos en Lorres en een droog ontbijt met een gekookt eitje (terwijl ik me te goed doe aan groentesoep, gebakken eieren en tomaat en allerlei groenten) en thee in zijn meegebrachte thermosflessen gaat het goed. We gaan eerst naar Boston Lake, “the biggest freshwater lake of the whole of China”. We wilden daar gisteren kamperen en vandaag zwemmen maar dat valt tegen. De ingang van het park ziet er niet onaardig uit en we betalen graag de entreeprijs van 30 RMB (yuan). We verbazen ons over de logistieke onhandigheid van onze begeleiders. Staat er duidelijk een pijl naar links en zelfs nog daarbij een grote P, maar hij rijdt naar rechts een
zandpad op en gaat aan schakende mannen vragen waar hij naar toe moet. Hij probeert het te laten regenen door over een grote waterslang te rijden maar een luid protesterende Chinees verhindert dit. Na sloten, riet en vaarten komen we bij wat groter water, en wat blijkt: we moeten een boot nemen om te gaan zwemmen: een langzame boot voor 300, een snelle boot voor 450 yuan. De goedgebekte Chinese vrouw prijst haar meer aan en wijst op foto’s van waterlelies, bloemen en vogels maar deze verwende Nederlanders met hun Tiengemeten en hun boten komen niet aan zwemmen toe in het grootste freshwater lake van China. Het is ook niet een gebied waar een mooie wandeling gemaakt kan worden omdat alle zijweggetjes eindigen in rommelige polyester cactusparken, bonte vlaggetjes gebieden en commune-achtige ongezellige verhuur accommodaties. Over de w.c.’s zullen we het niet hebben. De vraag is moeilijk te beantwoorden hoeveel tip we Koshan en Mu gaan geven aan het einde van deze dag. Jan gaat uit van het democratisch principe: ieder evenveel. Conny, onder invloed van haar Chinees-Canadese boek, denkt aan het senioren principe. Ouderen zijn in de Chinese cultuur belangrijker dan jongeren. Bovendien krijgt Mu mijn boek. De Chinese hoofdpersoon in Vancouver heeft dezelfde familienaam als Mu: Cheng. Na het debacle van het meer razen we over een spiksplinternieuwe 4-baans tolweg, gereed in 2003. “Mu, jongen, verlies niet je tolkaartje”. Onze jonge student (24 jaar) is af en toe een verstrooid mannetje. Turpan staat in “The Ancient Culture in Xinjiang along the Silk Road”aangeprezen als “having the highest concentration of tourist attractions with distinctive features”. Deze stad is na de Dode Zee, de laagste op aarde: 153 meter onder zeeniveau, kent geen regen en wel veel fruit, vooral druiven. 10 km ten westen van Turfan is Jiaoho (Chinees), Yarkhoto (Uygur). De Cheshi stam woonde hier 2 eeuwen B.C. en in de Han dynasty paste een kolonel en zijn leger militaire landbouwpraktijken toe. In de Ming dynasty (5de eeuw A.D.) werd Jiaoho verlaten en pas in de 20e eeuw is het geheel weer opgegraven. (UNESCO World Heritage Site) Hoeveel beschavingen ligger er niet bedolven onder de eindeloze zandvlaktes? In Gaochang (50 km ten oosten van Turpan) zijn Boeddhistische grotten. Gaochang was het op één na grootste Buddha centre van het vroegere Xinjiang. De grootste was in Hotan waar we veel van de Buddha cultuur in het mooie museum zagen. Onderweg is er af en toe strenge controle i.v.m. mogelijke terroristen voor de Olympic Games in Beijing. Vooral I.D. cards van driver and guide and travel permit worden nauwkeurig gecontroleerd, en ook de achterbak moet open. Mu legt uit dat de regering zich bewust is van de ecologie en daarom veel woestijnplanten neergezet heeft. Hij noemt het ‘Plane, Sween the seeds of the grass’ en later lees ik in the National Geographic (special issue on China, May 2008) dat in de laatste 50 jaar boeren een vijfde van hun landbouwgrond kwijtgeraakt zijn aan ‘desertification’ (verwoestijning?). We kunnen ons de zandstormen die de topsoil meenemen, voorstellen, en dankzij beplanting en minder boeren zou, volgens Greenpeace, de toplaag weer wat vaster kunnen worden. Tegen de beige rode rotsen aan de horizon staan die kleine groene woestijnplantjes mooi en geven wat kleur aan het landschap. En een eenzame bordkartonnen stramme politieagent in de berm kijkt streng toe. Vanuit de vlakte, ongeveer 200 km vóór Turpan rijden we door woeste kale bergen. De berghellingen zijn te kaal om woenstijnplantjes neer te zetten, maar de grillige vormen en de verschillende kleuren van de rotsen, variërend van terracotta, beige, zwart, oker enz. laten een niet te benoemen landschap zien. Wat zal het licht in de winter anders zijn bij minus 30. Jan biedt Koshan een smoke stop aan zodat hij foto’s kan nemen in de ruige bergketens die we doorkruisen. We maken er meteen een lichte lunch stop van met het oudbakken nan-brood van gisteren, en meloen, gesneden op een marmeren kristallen tafel. Hoewel alles te zwaar is voor de rugzak (ons excuus bij elke handelaar) neemt Jan wat stenen mee. Ik maak een wandeling door dit aparte maanlandschap. Mu heeft gelezen dat er op de maan bergen ter hoogte van 9000 m. zijn. Deze zijn duidelijk lager maar hebben ook veel meer verschillende kleuren. Dry Valley doet zijn naam eer aan. Bij de hoge stukken gaan we het zelfs koel krijgen! Maar de tolweg met zijn turquoise bermen en afgemeten paaltjes met strak prikkeldraad slingert zich naar beneden. Als we in de vlakte rijden neemt de wind zo toe dat we in de auto ECHT gezandstraald worden en gefascineerd kijken naar de horizontale geel-gierende korrels die het zicht belemmeren en zulke grote hopen op de weg gooien dat het lijkt alsof we over grote verkeersdrempels bonken. Verschillende keren worden hier auto’s omver geworpen, vertelde Mu, en Jan mag dan ook niet de auto uit om te fotograferen. Bij zoveel wind past een windmill park, overgenomen uit Nederland, dat in deze storm stil ligt. We zien overal vrachtauto’s langs de kant van de weg stilstaan om de storm af te wachten. Ook zijn sommige chauffeurs moedig bezig om de plastic bedekking van hun goederen te bevestigen. De één heeft daar meer succes mee dan de ander! Om 6 uur komen we bij het Turpan hotel en het filiaal van John’s Café on the Silk Road. Het ziet er gezellig uit en er is meer dan genoeg ruimte voor auto’s en met druivenbehangen, groenoverwoekerde terrassen. Het is snikheet en het koude bier smaakt goed. Voordat we gaan douchen gaan we eerst op CD jacht wat weer niet meevalt voor onze Mu, maar uiteindelijk, hoera hoera, we kopen dubbel CD’s voor spotprijzen. We weten nog niet hoe ze klinken maar authentiek Chinees zijn ze wel!! John’s Café heeft zeker 10-15 westerse gasten, NL en
Duitsers, en serveert patat. Gezien Jans ervaring van gisteren trakteren we onszelf op een flinke portie patat, zelfs met zout en tomatenketchup!. We emailen, ik heb weer een reeks verjaardags emails, heel gezellig, zelfs van Miranda Hill and Susan Swan. Jan stuurt foto’s van mijn verjaardag aan Herman en Greet. We verkennen om 10 uur de stad en denken dat het wat koeler is, maar het blijkt nog heter dan ooit tevoren. Er wordt zo laat nog druk aan de weg gewerkt, en het is erg stoffig, behalve op een paar wandelpromenades die geheel overgroeid zijn met druiven, en waar gezellige terrassen zijn. Ook is er een mooi stadspark met beelden van dieren, maar de airco kamer met laptop is aantrekkelijker dan deze hitte. Jan heeft zijn thermometer niet bij zich maar het voelt als 40 graden! Donderdagmiddag, 12 juni 2008, half vier en net terug van de lunch in John’s café. De rivierstromen op de rug zijn minder heftig dan gisteravond maar HEET blijft het. Vanmorgen met Uygur driver en Chinese gids, Mrs Wong, die eerst bij het ontbijt hielp, richting het oosten, naar Gaochang, een ruïne van een ommuurde Boeddhistische stad. Onderweg vertelt Wong dat Turpan 53.000 inwoners heeft, waarvan 70% Uygur, wat ons zeer verbaast want we zien veel meer modern geklede Chinezen dan de kleurige lange-jurken dames van de Uygur. We rijden langs een Uygur begraafplaats met ronde lemen stenen en wat grotere koepels voor de Imans. Wong wijst ons ook op de met stenen opengewerkte bouwwerken, een soort ruitjespatroon, bovenop de huizen. “Riping houses for grapes” Ze spreekt ‘grapes’ uit als ‘guests’ dus de gasten hebben aardig gekoelde kamers dacht ik zo. Maar nee, de druiven worden vroeg geplukt en kunnen daar rijpen, DAARLOM zijn klenten en lozijnen zo rekker uit dit gebied.. We rijden langs de Flaming Mountains, een bergrug van rode steen die vooral bij de ondergaande zon gaat ‘branden’. In de auto in het morgenlicht zijn ze al mooi! Wong vertelt ook over het Karez ondergrondse irrigatiesysteem, soms wel 90 meter diep. Het water is als mineral water dat puur gedronken wordt door de lokale bevolking. Jan vertelt dat NL ook veel waterputten heeft, hij had er één op zijn boerderij in Drente. Hoe ouder het water, hoe zuiverder. Aan de rechterzijde van de weg is een grote kale vlakte waar de regering casco huizen neergezet heeft om mensen uit de stad te lokken naar het platteland. Pas kilometers verder beginnen de irrigatiesystemen en begint het groen te worden. Ons lijkt de volgorde van aanleg van water en aanleg van huizen verkeerd! Tijdens de wandeling in de Gaochang ruïne bespreken Wong en ik vrouwenzaken, zoals zwangerschap, abortus en de straf die families van de regering krijgen als er een tweede kind komt: nog net geen killing maar gewoon alles afpakken. Goed voorbeeld voor de buurt! Alles is nu per ziekenhuis beter geregeld waar vrouwen meteen gesteriliseerd worden na hun eerste kind. Wong heeft een dochter van 12, en zij is geboren in het Jaar van het Konijn: 1963. Elke 12 jaar staat in het teken van een dier. Bij de Afsana tombs zijn er beelden van elk dier en Jan fotografeert ze allemaal: het varken, de hond, de kip, de aap, de geit, het paard, de tijger, het schaap, de draak, het konijn, de muis en de slang. Kleinere beelden van deze belangrijke dieren staan ook in het stadspark. We dalen af in drie graftombes. De generaal heeft afbeeldingen van Confucius. De zakenman die naar huis verlangde koos voor fresco’s van vogels en ganzen. De gewone man heeft niks aan de muur maar laat zijn goed gepreserveerde lijf zien met mooie huid en tanden. Op de terugweg doen we de Bezeklik grotten aan, uit de 10e eeuw. Er is veel kapot gemaakt door de islamieten die niet van afbeeldingen houden. Vooral op de gezichten is goed ingehakt. Een Duitse archeoloog sneed grote stukken fresco’s weg die tijdens de Tweede Wereldoorlog in een museum in Berlijn verbrand zijn. (Kunst)Schatten zijn kapotgemaakt door de eeuwen heen; ik denk aan Amerikanen in Baghdad. Toen Wong 20 jaar geleden als lokale tourist guide begon was alles open, en konden ook de cellen van de Boeddhistische monniken bekeken worden. Nu worden er 4 grotten getoond, met glas ervoor en geen foto’s PLEASE dus Jan koopt een boek met afbeeldingen. En Conny kaarten van fresco’s uit de gehele provincie Xinjiang. Een oude man speelt op zijn Uygur muziekinstrument (Sharmmoekam), door jongeren wordt dit niet meer gedaan. Het geeft een extra dimensie aan dit grottenbezoek. De grotten liggen halverwege een helling met in de diepte een rivier met groen dat groener dan groen lijkt door de rode helling daarachter. Op de terugweg bezoeken we de moderne variant van de oude fresco’s. Acrylic and polyester kunst. Lekker kitscherig maar Conny gelooft in brons en bestudeert aandachtig de archeologen, leiders en dichters van dit gebied die levensgroot voor ons staan. Tegelijkertijd legt ze aan Wong het verschil uit tussen ‘poet’, ‘poem’ and poetry. Buiten de expositiezaal staat in het midden van het in polyester uitgebeelde strijdtoneel een reuze thermometer, die 55 graden aanwijst. Het bewijs zit hem in de foto. In juli en augustus kan de temperatuur oplopen tot 70 à 80 graden en de hoogst gemeten temp. is 89 graden! Als echte toerist klimt Conny op een kameel maar een rondje op het platte terrein zit er niet in. Het was interessanter geweest bij de Boeddha grotten waar de kamelen een berg beklimmen. Er zijn zelfs trappen aangelegd, steil omhoog de Flaming Mountains op, maar Wong vindt dit meer een winter- dan een zomeractiviteit. We gaan in de Dunhuang woestijn een kamelenrit maken, vertelt het programma van Byblos, en daar schijnen de ‘sand dunes’ nog mooier te zijn dan hier. Om half drie terug bij het Turpan hotel en
John’s café waar we amechtig onder de druivenbomen neerstrijken en Jan aan geroosterd wit brood gaat en Conny gesauteerde 7 Chinese groenten neemt en kaarten schrijft. In de airco kamers even van de hitte bijkomen en lezen, en helaas op de weegschaal, die in elke hotelkamer staat, vaststellen dat ik nog niet afgevallen ben. Jan is al kilo’s kwijt want hij verliest af en toe zijn broek bij het in- en uitstappen van de auto. ’s Avonds Turpan (ook wel Tulfan of Tulufan) in, door de opengebroken straten struinen waar de bulldozers en vrachtwagens volop aan het werk zijn. We ontdekken de Uygur bazaar waar Conny grote zonnekleppen koopt, handig voor het gezicht maar niet handig bij het inpakken! We eten op straat en krijgen de kookster zo ver dat ze kleine plakjes pasta om groenten rolt (mian jiaozi = deegflapjes met vulling, zo zegt Jans schrift. Die heeft zijn prep work goed gedaan!). Jan gaat aan de kip, en we worden vriendelijk bekeken, vooral als mijn rode chopstick te voorschijn komt. Geen Wusu bier op straat en dat nemen we op een groot terras op de hoek van het kruispunt totdat het zicht door de hardwerkende wegwerkers en hun materieel te slecht wordt. De ‘grape corridors’ waar er maar twee van zijn in deze stad ogen mooier dan de volksbuurt, maar er zijn wel veel interessantere mensen te zien in het laatste gebied. Vrijdag 13 juni 2008. Bij het ontbijt in John’s Café on the Silk Road zien we ‘onze’ Boudewijn en Munda. Zij namen de noordelijke zijde route van Kasghar naar Turpan maar kregen in Kucha zo genoeg van hun domme HanChinees gids dat ze driver and guide terugstuurden en de trein namen. “Ik houd trouwens toch veel meer van een trein hoor, al die auto’s (zwaai met zijn hand) niks voor mij”. Zij zijn uiteraard benieuwd naar onze ervaringen op de zuidelijke route en wij vonden die lange autoritten niet erg, zeker niet als je kan zeggen wanneer je wil stoppen, ook al is dat drie keer in een uur! Maar wij vinden onszelf gemakkelijke mensen. Ik kan me voorstellen dat sommigen de lange dagen in een auto zat zijn, ook al trekt er dan een fascinerend landschap aan je voorbij! Eigenlijk was de zuid-noord rit van Minfeng naar Korla qua landschap het boeiendste want het zuidelijke stuk van Kasghar naar Hofan, en van Hofan naar Minfeng was stenig, rommelig, oase-achtig, maar voor ons, Nederlanders, is zo’n onbekend landschap interessant. Mrs Wong wacht op ons om naar Jiaoho, een oude Boeddhistische ruïne op een eiland, 30 meter hoog, te gaan. De huizen, tempels enz. werden uitgegraven en van het leem dat vrij kwam werden de stupa’s en watch towers en tempels nog hoger gemaakt. There is the mystery of the 200 baby corpses. Interpretation one is that parents did not want to surrender their kids to the approaching enemy. Two is that there was a sudden disease. Three is that they were used as objects to accompany the death of a little monarch. Wong and I talk about the difference between a stupa and a pagoda (which she calls a dogoba). I think that a pagoda is the Chinese variant of a Buddhist stupa. Let’s google it at home! In het midden van Jiaoho, 1600 meter lang en 300 meter breed, staan de regeringsgebouwen en aan het einde de tempel en restanten van 101 stupa’s. Vrij veel Chinese en Japanse toeristen maar ook Duitsers, Fransen, Boudewijn en Munda, en Australiërs. Ik praat even met een lange man uit Melbourne die voor de Shell gewerkt had (“I worked for your queen”) en vaak in den Haag kwam. Hij heeft zulke enthousiaste verhalen dat hij struikelt tegen een ruïne waarop ik zeg: ”be careful, don’t ruin the ruins”. His reply: Don’t worry, dear, my limbs are strong. Like the Dutch we call a spade a spade” Als driver hebben we Joe, de zoon van yesterday’s driver die vandaag met Boudewijn en Munda rijdt. Wong en ik praten over scholen. Uygur kids learn Chinese at school. Government pays for 6 years primary school (7 – 13 age groups) plus 3 years middle school (13 – 16). Parents have to pay for books, about 300 yuen per half year. Higschool is from 16 – 19 for which parents have to pay (1000 yuan for half a year). College/university is 4000 yuan for one year. In Turpan there is only a college for teachers and government officials. Het ondergrondse Karez watersysteem, al 2000 jaar oud, is KOEL en ook interessant. Door het slaan van putten op gelijke afstanden en tunnels onder de grond is er een ingewikkeld systeem van “leiding” water. Er is tenslotte meer dan genoeg sneeuw en water in de Tianshan mountains, maar ja, hoe krijg je het in de woestijnen. Het museum en bezoekerscentrum van dit Karez systeem is vrij nieuw en zeker een bezoek waard. (for more info: see brochure Miraculous Xinjiang Karez). Bij in- en uitgang wordt de bezoeker door talloze winkels en stalletjes en langs verkopers geleid die hun waar af en toe bijna te opdringering aanbieden.De laatste sightseeing op ons ‘overall ticket van 240 yuan’ is de Imin minaret, in 1775 gebouwd, 40 meter hoog. Ziet er zeer nieuw uit maar het is de lichte leem that blends in nicely with the landscape dat het bijna modern aandoet. Boudewijn zit al uit te rusten aan de Coke en Munda loopt in hippe kleren en een paarse paraplu (zal je hier wel parasol noemen) rond. We zitten een poos van de wind te genieten in een bovenste open ruimte die het geheel van minaret en moskee en omringend druivenlandschap and grape-drying houses overziet. Later zien we een soort druivenprinses, in prachtige Uygur kleding, in zo’n grape drying house zitten. We zien ook HOE de druiven gedroogd worden tot rozijnen, krenten enz. De trossen worden aan stammetjes met haken gehangen
zodat de wind vrij spel heeft. In drie weken is het hele proces voltooid. Volgens Wong worden de grape drying houses nergens anders voor gebruikt (het lijkt mij wat ‘zonde’, al die gebouwen neer te zetten voor slechts 3 weken per jaar gebruik) maar, aldus Wong, het is heel gemakkelijke ze neer te zetten en de stenen kosten niks. Om half twee nemen we in John’s café afscheid van Wong en chauffeur en nemen soep, friet en een groot bord kousenband. Conny kent het woord niet maar in NL zijn deze lange sperciebonen (wel een halve meter lang) ook te koop, bekend bij Surinamers, en bij Jan die ze altijd al in Amsterdam kocht toen hij daar in het Theo Thijssen huis woonde. Het zwembad is dicht i.v.m. vrijdag (islamieten gaan naar de moskee) maar Conny neemt een douche, onderbroken door een Chinese met een mobieltje en een stem die nauwelijks Engels spreekt. Ik versta er niks van maar ik begrijp dat het niet de bedoeling is dat ik douche. Luieren onder de druiven bij John’s café: foto’s kijken, lezen, thee drinken, DVD van Xianjiang’s province bekeken. Conny huurt een fiets voor 5 yuan bij Wang Xiu Hong, de aardige magere vrouw die alles regelt hier. Zij is de zus van Kashgar John Hu. Haar man helpt maar het is duidelijk dat zij het heft in handen heeft. Ze staat erop dat ik HAAR fiets neem, en al is het zadel wat laag, de vering van de fiets is goed en ik fiets buiten de stad, eerst naar links en dan naar rechts want ten noorden van dit kleine stadje vind ik de weg te ongezellig. Het is absoluut niet druk – waarschijnlijk vanwege de vrijdagavond moskee verplichting, en ik laat heerlijk dit landschap op me inwerken. In de verte zie ik de Flaming Mountains al rood kleuren. Vanavond worden we met een taxi naar het Turpan station, dat zich buiten de stad bevindt, gebracht om de trein van 11 uur te halen. We hebben een softsleeper, tickets zijn er nog niet, schijnen IN de trein te zijn en Wang vertelt ons dat we eerst een perronkaartje moeten kopen voor 1 – 3 yuan en dat het allemaal goed komt. We shall see! Nu eerst de stad in om water te kopen en geld te pinnen en wat te eten! Zaterdag 14 juni 2008. Wat een avonturen met die trein! De tijd gaat vlug. Zelfs de rustige avond gisteren met de aanschaf van biscuits, bananen, gekookte eieren en gebrande pinda’s vliegt voorbij. We moeten geld pinnen, het ene apparaat doet het niet, dan weer naar een ander. We zoeken een restaurant, niemand begrijpt ons totdat een jonge dikke Chinees ons meeneemt, een tentje in zo vies, maar het eten IS vegetarisch, het IS gekookt, en het wordt geserveerd in plastic zakjes OM de vieze borden heen. Het is zo gekruid dat alle bacterieën wel dood moeten zijn. Jan praat bij terugkomst met Boudewijn, en Conny met een Chinese docente die al 26 jaar (ze LEEK 26) Engels geeft aan 1415 jarigen, maar oh oh oh, die uitspraak. Mind you, I wouldn’t do any better after 4 years Chinese. Even my ‘thank yous’ (shi-sè) worden niet verstaan! John’s zus Wang vertelt dat de trein uit Urumqi vertraagd is vanwege zandstormen en dat we ECHT niet voor 10 uur weg hoeven te gaan. De taxi is laat, het is onze jonge Joe, die één jaar Engels gehad heeft en vertelt dat hij twee broers heeft. Hij praat mobiel met zijn vader en zijn vriendin. Dat laatste raad ik want zijn stem is heel anders dan in het eerste telefoongesprek. Hij vindt het prachtig en vertelt blozend dat ze elkaar al TWEE jaar kennen. De rit duurt een uur, het station is in the middle of nowhere en we zijn blij dat Joe mee het perron opgaat. Ook al is hij nooit IN het station geweest en wij de platforms eerder doorhebben dan hij, helpt hij ons enorm want we zouden verzuipen met de honderden Chinezen om ons heen! Het probleem is dat we het perron niet opmogen, pas als de uitstappende treinpassagiers weg zijn. Eerst in krioelende mensenmassa’s wachten totdat we het station IN mogen, dan weer wachten totdat we het perron OP mogen. Soldiers with their warrior cries manage to push themselves through the crowds. We don’t DARE! En hoe die MAN te vinden op het perron die ONZE kaartjes heeft? Het lukt net, we gooien de bagage erin en Joe op tijd eruit, en we rijden. Twee Chinezen (vader en zoon?) zijn aan één kant van de 4 bedbunks, en wij aan de andere. Het voelt vreselijk klein aan en de bagage schijnt meer ruimte in te nemen dan wij. Op het kleine tafeltje staan plastic zakken vol Chinees voedsel en wij proberen onze biscuits, bananen en pinda’s er delicaat naast te leggen. Jan neemt de gekookte eieren mee naar zijn bovenste bunkbed. Ik zie hem ze al uitbroeden en ik kom niet meer bij. Hij weet ook zijn grote rugzak weg te werken in ons mini vier-persoons studiootje. Good Night. Ik word wakker van vuurrode stralen en zie een gekartelde zon vanuit een strakblauwe lucht achter een bergrug de woestijn verlichten. 6 uur. Trein w.c. is slecht maar de wasbakken aan het einde van de gang vallen mee. Om 7.30 fluiten de vogels en ik dacht eerst aan de mobiele telefoon van de buurman maar het is een omroepstem (ni na hot o so) en de buurman begint op zijn bed te gymnastieken. En die trein maar razen door een wisselend woestijn landschap. Jan is intussen wakker en we eten hardgekookte eieren en bananen als de trein stopt. Mrs Wang had gezegd dat we om 10 uur aan zouden komen, en ik vraag aan de buurman wat de naam van dit station is. Er komt een soort Dunhuang uit en we vragen de conducteur en Jan is zo slim onze kaartjes te laten zien. HET IS DUNHUANG, en het is nog maar 8 uur. Vliegensvlug alles inpakken, met losse troep donderen we de trein uit, en de buurman is zo aardig mijn schoenen, keurig onder de bank verstopt, aan te geven!! Had ik bijna
een excuus gehad om in de vele schoenenzaken iets te mogen kopen! Dit is weer een station in the middle of nowhere maar we worden keurig met een ROEDOE JOHANNES bordje opgewacht. Wat blijkt? Dit station is 130 km verwijderd van het stadje Dunhuang en we komen om 10 uur aan bij ons hotel in Dunhuang. Dus DAT bedoelde onze dame in Turpan! We zien zeker een uur lang schitterende bergen, the famous ‘sanddunes’, lichtgeel afsteken met daarnaast een donkere bergrug en daarachter wit-besneeuwde toppen (of zijn het toch wolkjes?). Hoe dan ook, een werkelijk schitterend gezicht. We gaan naar de broer van John, Wang Hu, die hier zijn toko aan de Silk road heeft. Onze gids is vandaag de lieftallige Mee, 29 jaar, 2 jaar Engels gestudeerd in Xian (1800 km verwijderd van haar hometown Dunhuang) en we verstaan haar! We gaan eerst naar de ‘sanddunes’, waar we een kamelenrit maken. Zij legt het verschil uit tussen gobi (de platte stukken met stenen en grond) en woestijn (rul los zand en heuvelachtig). De kamelen sjokken heerlijk en schrikken niet van gemotoriseerde sandbuggies en quats en light-weight vliegtuigjes. Het gebied is zo groot en zo prachtig dat we dit toeristenvertier op de koop toenemen. Er komen 800.000 toeristen per jaar in deze stad van 20.000 inwoners, die op 1100 meter hoogte ligt. De hoogste piek van de zandduinen is 1700 meter. Dit jaar zijn er aanzienlijk minder gasten vanwege de Olympics en de aardbeving bij Chengdu. De vrees bestaat dat DunHuang gaat verdwijnen door de oprukkende zandduinen. Sommigen vinden die vrees gegrond en wijzen op de verdwijning van honderden steden onder het zand in de afgelopen 3000 jaar. De regering neemt twee maatregelen: geen immigratie meer naar deze stad EN enorm hoge watertarieven (100 yuan voor 1000 kuub, in andere gebieden 1 yuan voor 1000 kuub). Anderen vinden de vrees ongegrond want de Mingsha zandduinen liggen beschermd tussen twee hoge bergruggen and the prevailing wind is from a different direction! Aan het einde van de kamelenrit komen we bij een klein meer waar we wel mogen pootje baden maar niet zwemmen want dan schrikken de vissen! Dit meer heeft elk jaar minder water. Er is een klimclub, vooral ouderen klimmen ’s morgens vroeg de zandduinen op, graven zich in, en gaan ’s avonds weer terug. Dit woestijnzand is erg goed tegen artrose. Hup, Con, hier gaan wonen! We lunchen bij John’s Café on the Silk Road. Jan als echte toerist neemt een hamburger en ik ga weer aan de lekker klaargemaakte groene bonen, yoghurt toe als toetje. Het middagprogramma is de Mogao caves, ook wel bekend als the Thousand Buddha Caves. Er zijn 735 bestaande grotten waarvan de oudste stamt uit 3e eeuw. Het hoogtepunt is de 35 meter hoge Boeddha maar het dieptepunt is onze Mogao gids. Helaas mag Mee dit niet doen en we zijn overgeleverd aan een niet te verstane dame die aldoor ratelt als een mitrailleur en met haar kleine zaklantaarn rondschijnt op de prachtige fresco’s, zodat we maar een minuscuul deel zien. Toch maar naar The British Museum gaan, waar een Engelse archeoloog 150 jaar geleden het een en ander gedeponeerd heeft?? Doodvermoeiend, deze gids, en ik maar steeds denken hoe je daar nou op een beleefde manier vanaf kan komen! Flauwvallen? Maar dat lukt me niet. Deze schitterende site is duidelijk op toeristen ingesteld – het ziet er allemaal welverzorgd uit, compleet met grote bookstore and artists’ works painted on silk. Er is ook een Dunhuang Academy in charge of the conservation, research and promotion of the Mogao grotten.. In 1987 werd het op de UNESCO lijst gezet van World Heritage Site, net zoals the ruins of Jiaoho city. Nederland heeft 5 UNESCO sites geloof ik, waarvan de molens van Kinderdijk er één is. Mee vraagt vriendelijk of we op de terugweg PLEASE even een tapijtfabriek willen bezoeken, 5 minuten maar, dat is beter voor haar werk. Natuurlijk stemmen we toe, en we blijven er veel langer dan gepland. Jan koopt een zijden kleedje voor zijn buurvrouw en onderzetters voor hem zelf en ik vind zowaar eindelijk zijden blouses. De kleuren so-so maar ze zijn in ieder geval van echte zijde. We nemen hartelijk afscheid van Mee en frissen ons op in ons hotel, dit keer een 4-sterren Fei Tun hotel, niet ver verwijderd van John’s Café on the Silk Road, waar we weer gratis kunnen internetten. Jan stuurt een kamelenfoto naar Stad en ik doe alleen het allernoodzakelijkste want we willen op de fiets naar de zandduinen waar Jan het licht van de ondergaande zon wil fotograferen. Het is verder dan we denken EN de weg is vals plat maar het is een prachtige fietsronde, vooral het stuk over betonplaten langs keuterboertjes die hun kamelen verhuren aan de toeristenbusiness. We zien de nummers van de verschillende zadels liggen terwijl de kamelen aan het kauwen zijn op vers hooi. Dunhuang is een schone stad met brede trottoirs met andere tegels dan in de voorgaande plaatsen. Er wordt gebadmintond op straat en we eten in een lokale tent, heel wat netter dan de tent van de vorige dag! We spreken met John’s broer af dat we de volgende dag om 8 uur vertrekken naar Golmud. Hij regelt twee chauffeurs die zullen bellen met een dame in Golmud die onze tickets heeft voor de trein naar Beijing. Zondag 15 juni 2008 6.00 uur wakker. Ik loop richting zandduinen en zie door de opkomende zon de schaduwen aan de andere kant van de grillige kammen. Waren ze gisteren links, nu natuurlijk rechts. Er worden al aardappelkoekjes gebakken op straat en er is een ongeluk gebeurd tussen taxi en mini-bus met resultaat dat het busje op zijn kant ligt. Toch zien we verbazend weinig ongelukken in dit “ik neem voorrang” verkeer.
In een Volkswagen Santana, ZONDER veiligheidsgordels achter, rijden we richting Golmud. Net buiten DunHuang, at the foothills of the sanddunes, is een ommuurd stadje gebouwd, filmset voor een bekende film. We merken aan de langzame vrachtwagens, die het wegbeeld bepalen, hoe sterk we omhoog gaan en na 2 uur zijn we op een pas van 3648 meter hoogte. Het landschap is afwisselend omdat we verschillende bergruggen doorkruisen. Daartussenin liggen grote gobi’s (wat fijn dat we Mee’s kennis kunnen gebruiken) met daarin ook weer woestijnen en in de verre achtergrond hoge sneeuwkappen. Soms zijn er rotsmassa’s die als dinosaurussen in het landschap lijken te liggen en de bergkammen zijn zo gekarteld dat ze me aan Tyrosaurussen Rex doen denken. Op de gobi vlaktes zijn werkers, landmeters en tentenkampen. De weg zal verbeterd worden en er worden hoge masten voor hoogspanningskabels gebouwd. Er zouden ook strafkampen kunnen zijn (zo lijken ze op Aleksander Solshenitsyn’s beschrijvingen in The Gulag Archipelago). We passeren één dorp: Da Qaidam. Het is een vreselijk gore grensplaats (3300 hoog) met veel vrachtwagens, meer kapot dan heel en soldaten met geweren. Duidelijk niet een plaats om gezellig te lunchen. De chauffeur haalt de papieren tevoorschijn want een permit is nodig voor Tibet. Maar soldaten wijzen ons de hoofdweg af en we rijden door het vieze dorp om later weer op de doorgaande weg te komen. Achterom kijkend zien we een konvooi vrachtwagens dat aan scherpe controle onderhevig is. De soldaten vinden die duidelijk belangrijker dan een personenwagen. 10 minuten later moeten we stoppen bij een politiepost. Iedereen moet een zwart klapperende tent in waar één politieman op een laptop, met voorover buigende Chinezen die om hem heen hangen, de papieren controleert en ze probeert in te typen. Grappig, gewone letters op een gewoon toetsenbord MAAR er komt Chinees op het scherm. Geen wonder dat het lang duurt, achter elke letter gaan ongeveer 100 Chinese karakters schuil en met de muis tikt hij er dan één aan. We worden verzocht op een bed te gaan zitten. Na een half uur zijn onze drivers aan de beurt en ze laten ook onze paspoorten zien. We krijgen ze snel terug en nemen aan dat het alleen om autopapieren, permits, I.D. gaat. Maar nee, we mogen niet verder. Na nog een half uur wachten duwt Conny zich naar voren en zegt in haar beste Chinese-English (Chinglish) `Please, train, Golmud, Beijing`en duwt het Chinese visum van het paspoort boven op de stapel kaartjes die zijn laptop versieren. De hangende Chinezen blijven stoìcijns kalm. Na anderhalf uur kunnen we de weg vervolgen. De weg is ineens nieuw en breed en de elektriciteitskabels en telefoonlijnen staan strakgespannen in het landschap. Prachtig om een paar kamelen opgejaagd te zien worden door een ouder echtpaar hobbelend op een motorfiets in het ruige terrein. We passeren meren die aan de film `Die Salzmànner vom Tibet` doen denken. Onnoemelijk kaal is dit landschap. Zal dit de aanloop zijn naar the Tibetan plateau dat op 5000 hoogte ligt. Dan…… zien we zo veel zoutvelden en enorme exploitatie daarvan, rangeerterreinen van treinen, gebouwen, vrachtwagen, kantoren, fabrieken, niet bepaald wat wij van ´schoon´ Tibet verwachten! Om 4 uur rijden we Golmud binnen, ongeveer 550 km na DunHuang. Wat opvalt bij het binnenrijden van de stad, naast de gebruikelijke troep, zijn omgekeerde schotels, bekleed met spiegels, met daarboven precies in het midden waterketels. Een handige manier om die zo te laten koken! De dame MET de kaartjes staat ons voor het hotel op te wachten. Maar de chauffeur had dan ook van te voren gebeld. Alles gaat hier met de mobiele telefoon. De kaartjes, die we uiteraard controleren, hebben in ons alfabet Geermu/Beijingxi. Cijfers zijn hetzelfde en we kunnen tijd 10.25 en wagon en bednummer ontwaren. We zijn blij dat we de bagage in het hotel mogen stallen. We blijven in de stad en storten ons in de drukte van de zondagsmarkt waar we bij een stalletje een heerlijk gekruid aardappelkoekje en bij een ander stalletje een gefrituurd visje kopen. We lopen over de kitscherige grote pleinen en zien een ´spook´paleis voor de kids en honderden snooker tables waar Chinese en Tibetaanse jeugd zich op uit leeft. We zijn duidelijk de vreemdelingen hier want zelfs de ouderen zeggen ´hello´. De Tibetaanse vrouwen hebben een eigenaardige hoofdtooi, een soort hoed met lang zwart kant aan de achterzijde en aan de voorkant een rand, of ruche van wit. Het maakt hun rode appelronde gezichten nog vriendelijker. We lopen wat af want NA een autorit van 7 uur en VOOR een treinrit van 32 uur is het lekker om de benen te strekken. We eten in een luxe restaurant met een grote wok in het midden vol garnalen, groenten en noodles maar zo sterk gekruid dat het vocht de porièn en ogen uitspringt. We blussen met bier en warme kokosmelk die steeds ingeschonken wordt. De 7 bedienden die we om de tafel hebben weten niet hoe vlug ze dat moeten doen, ook al heb je nog maar één slokje op! Ik word wat kriegelig van zoveel aandacht! Per taxi, met chauffeur in een kooi, naar het station, voor zo weinig geld dat we het dubbele geven. Zo weinig tijd we op het station van Turpan hadden, zoveel tijd om in te stappen hebben we hier. Treinreis Gulmod (=Geermu) – Beijing. De trein is op tijd. Aan de buitenkant staat een elegant bordje Lasa-Beijingxi. We zoeken de coupé. Een jonge man neemt mijn bed in. Hij moet uit Lasa gekomen zijn want dit station is het eerste na de aanvang van de trein. Hij is vast een partijbons, een keurig precies mannetje, dat meteen netjes boven in zijn bed gaat liggen en geen Engels spreekt, en de nodige mobiele telefoongesprekken voert. We slapen goed. De trein voert ons door valleien met rivieren en wegen, soms smal, soms wat breder, meer en meer dorpjes die er steeds ‘meer als zuidelijk Europa’ uit gaan zien. De eerste stop is Xinjing, aankomt 9.05 en vertrek 9.29. Conny probeert zo veel
mogelijk te lopen en frisse lucht in te ademen. Er is een restauratie wagon waar we ontbijten, lunchen en avondeten; het eerste is niet veel (gekookt ei, rauwe groenten en 2 droge broodjes). De lunch met vis met wonderlijke graten en gekookte groenten is lekker, en ook het avondeten: kip voor Jan, groenten voor Conny. De trein heeft vertraging zodat Conny weinig kan lopen op het Lanzou station (arr. 13.00, dep. 13.10, grootste universiteit for computer science) en Xian (arr. 21.00 dep. 20.50 zoals het bord aangeeft. Xian bekend om zijn terracotta leger, Mee studeerde er 2 jaar en Dieke’s vriendin Lee-an komt er vandaan). We zien een prachtig verlichte muur, waarschijnlijk polyester, met rode lantaarns erop voordat we het station van Xian binnenlopen. Meer mensen hebben last van zitbillen en doen hun Taichi oefeningen in pyama terwijl ze sigaretten roken en in een mobiel praten. Wat vooral opvalt op deze 35 urige treinreis zijn de enorme bouwprojecten en onnoemelijk veel oude, lage gebouwen vlak bij het spoor en meteen daarachter nieuwe, hoge flatgebouwen. We lezen, we rusten, “een tussenstop voor de laatste sprint” noemt Jan dat. Jan slaapt wat af en ik geniet van het uitlezen van de 500 pagina dikke Robertson Davies “What’s Bred in the Bone´ over visuele kunst en literatuur, een soort Canadese Mulish en zijn Ontdekking van de Hemel. De tweede nacht in de trein is onrustiger omdat er veel meer treinen vlak langs je hoofd denderen. Dit is duidelijk een drukker stuk met al die grote steden in het oosten. Om 5 uur is het licht en de trein stopt in Shijiazhuang, laatste stop voor Beijing. Weinig tijd om te lopen op het perron want de trein gaat meteen door. Ook al is de opgaande zon mooi, het landschap is het niet. Een en al urbanisatie en af en toe akkers met daarop werkende mensen met strohoeden op. Het heeft geregend en er staat veel water op het land. We slaan het ontbijt over en denken dat in Beijing te doen waar we om 8.40 hopen aan te komen volgens onze aardige Tibetaans uitziende conducteur die 48 uur dienst doet op het gehele traject. De digitale aanwijzingen in de trein zijn ook in het Engels, en zo weten we wanneer de trein 50 km, 80 of 125 rijdt! Onze coupée is uitgerust met een grote thermoskan heet water en videoschermen waar niks op te zien is, zelfs geen Chinees! Wel zien we slangen die je aan kan sluiten op de zuurstof tank voor de grote hoogte van het Tibet plateau. Dinsdag 17 juni 2008. Aankomst Bejijng Western Railway Station. 9.00 uur. In de stuwende mensenmassa’s die dit grote station bemensen proberen we een Information kiosk te ontdekken. We zien Engelse opschriften zoals Baggage Depot, Exit, Hotel Reservation, Bank, maar niets van info. Op het stationsplein is een kiosk Olympic 2008 Beijing maar als we een map/city plan/street plan vragen, giechelen de 3 Chinese meisjes maar één wijst naar de taxi’s. De taxi chauffeur kent het adres van het hotel (Shatan) niet, spreekt geen Engels maar bij het tevoorschijn halen van mijn mobiel gaat hij bellen. We hebben gelukkig het tel.no. van het hotel bij ons. Brede wegen, veel verkeer, hoge flats. Een man met handkar negeert verkeerslichten en steekt rustig de 8-baans weg over en het voortrazende verkeer ontwijkt hem. Maar of hij nu nog in leven is? We zien Metrolijn 2 parallel lopen. Na een kwartier links af, weer een grote verkeersader. Nergens borden centrum of Tiannaman Square (Plein van de Hemelse Vrede) maar alle verkeersborden zijn twee-talig. We passeren een prachtig park, water, pagoda’s, mooie sierlijke daken, (blijkt later De Verboden Stad te zijn!),een welkome afwisseling na al die hoge flatgebouwen. Twee dwarsstraten in met laagbouw, en we zijn bij ons hotel dat in een gezellige straat ligt met kleine winkeltjes en wandelende Chinezen, EN vlakbij een park met op een heuvel een pagoda. Uitpakken, opfrissen en de stad verkennen. We komen er vlug achter dat het water de slotgracht is; zullen ze hier wel de keizerlijke gracht noemen die in een grote, brede rechthoek om de hoge muren van de paleizen van de Verboden Stad ligt. We lopen er helemaal omheen en we verbazen ons over de rust en het groen zo midden in deze stad van bijna 20 miljoen inwoners. De Ming dynasty begon te bouwen in de 15e eeuw, werd in de 16e eeuw door Manchur overheersers van de troon verdrongen (Ching dynasty) en zo ging het nog even door tot 1911. De werkelijkheid is mooier dan de 3-uur durende film The Little Emperor. Er zijn veel bezoekers op de grote pleinen maar in de straatjes tussen de muren – er zijn er ontelbare – loop ik soms alleen. Ik heb een audio guide gehuurd, elektronisch bestuurd, die het automatisch doet als je een bepaald gebied betreedt. Zo is er b.v. Hall of Supreme Harmony met de grootste bronzen leeuwen van China ervoor, the Hall of Preserving Harmony met de schildpad ervoor, the Hall of Mental Cultivation, Hall of Music (wat een gongen, wat ’n slaginstrumenten), Hall of Literary Brilliance en zo gaat het nog 40 keer door. Ik zou 40 bladzijden kunnen vullen met de eigenaardigheden per keizer, die in keurig Engels op de ‘audio guide’ staan. De één bemoeide zich totaal niet met staatszaken, de ander alleen maar met militaire, terwijl de derde de kunsten prefereerde. Ze hielden allemaal wel van vrouwen en concubines en hadden een leger van eunuchs nodig om de kijvende wijven rustig te houden. Er was ook een keizer die één keer per jaar in the great banqueting hall een diner aanbood aan mensen die OUDER DAN 60 waren, en in één bepaald jaar waren dat er meer dan 1000! Zou je nu eens mee aan moeten komen! De Imperial Garden vind ik mooi met bomen die honderden jaren oud zijn. Je zou verdwalen. Jan en ik raken elkaar kwijt en tegen sluitingstijd sta ik bij de North exit te wachten (dichter bij het hotel) en hij bij de South. Het is leuk om alle mensen naar buiten te zien stromen tegen sluitingstijd. De helft draait zich om en maakt de laatste foto’s van de dag van deze indrukwekkende Noordpoort van de Forbidden City. The Tiannaman Square tower, aan de zuidzijde, is eigenijk onderdeel van dit paleizencomplex maar schijnt ingelijfd te zijn bij het grootste plein ter wereld. Op de zuidwand hang een uitvergroot portret van Mao Zedung, met
daartegenover zijn mausoleum/museum. Aan de linkerkant is het National Museum en aan de rechterkant regeringsgebouwen voor staatsiebezoek en plechtig ceremonieel. Elke morgen bij zonsopgang en ’s avonds bij ‘sunset’ is er officieel vlaghijsen met marsmuziek en parmantig gemarcheer van de soldaten, volgens horen zeggen. Jan onderhandelt op het Tiannaman Sq over 2 Mao horloges en spreuken van Mao (Engels EN Chinees). Het is drukkend weer, zelfs nog wat regen, en doodmoe kom ik om half zes bij het hotel. Opfrissen en uit eten in onze gezellige straat. Jan koopt prachtige Chinese mutsjes, met zwarte vlecht aan de achterkant, in de Stadse kleuren geel en rood, voor zijn buurkinderen. Hij laat zijn haar knippen waar hij een schoudermassage bij krijgt. Ik ga voor de body massage en verdwijn in een kamertje achter de kapsalon. Mijn semi-comateuze staat wordt wreed verstoord als Jan met zijn masseuse binnenkomt en de meiden enorm gaan zitten kleppen. Weg rust! Ik val om half elf in slaap, en wordt om vijf uur wakker van de zon. Woensdag 18 juni 2008 Jan heeft een taxi geregeld voor de Mutianyu Great Wall. Om 9 uur worden we opgehaald en we gaan via grote verkeersaders verbazingwekkend vlug de stad uit. De chauffeur houdt de snelheid er goed in – wat zal die man razendsnel kunnen slalom skiën. Hij heeft een folder bij zich van dit stuk Great Wall, dat minder toeristisch schijnt te zijn dan de dichter bij de stad gelegen Badaling. Tot mijn schrik zie ik een ‘télécabine’ op de folder. Zouden we omheeg gehesen moeten worden? Simatai is het mooiste stuk van the Great Wall maar dat is 3 uur rijden ‘one way’. De chauffeur stopt bij the Olympic village waar we het Vogelnest zien. Wat ’n architectuur – wat groot! Ook het aquatisch centrum met de grote ‘bubbles’aan de buitenkant staat er indrukwekkend bij. Jammer dat het nevelig (smog?) is. Aandacht vraagt ook een gebouw dat een bovenkant van pakweg 15 verdiepingen heeft die gevouwen zijn. Staat sierlijk tussen al die vierkante en rechthoekige reuzen van torenflats in het woud van hoogbouw. Wat een pandemonium van winkeltjes bij aankomst! We moeten de verkopers van ons afschudden om door te kunnen lopen. Je kan per telecabine, per stoeltjeslift maar ook te voet naar boven. Ook al zijn het duizend treden, we kiezen voor het laatste, niet wetend dat dit stuk Great Wall ook nog eens duizend treden golvend over de grillige kliffen van deze bergrug telt. Jan ‘hè-hè’t’ wat af, vast weer een kilo eraf, en kan gelukkig veel foto’s maken al is het weer niet optimaal. De zon wil niet echt doorkomen. 26 wachttorens op 3 km muur! Overdag gaven ze rooksignalen, ’s nachts vuur, om Beijing te waarschuwen als de vijand aankwam. We nemen een andere route naar beneden en moeten ons weer een weg banen door de verkopers en hun waar. Jan is nog een stuggere onderhandelaar dan Joop en we kopen heel wat cadeaus: Mao horloges, Mao spreuken, T-shirts, mini Majong, cadeau Greet enz. Om 4 uur terug bij het hotel, opfrissen en een ander gedeelte van de stad verkennen. We vinden een ontzettend gezellig gedeelte bij de meertjes, een straat waar geen auto’s mogen en waar winkels zijn met design spullen, art and artistry. Hier geen neon-verlichte eetzalen met rode lantaarns maar eetcafés met rieten stoelen en wat gedempt licht. Geen harde Chinese ho-na-to muziek maar jazzy or licht klassiek. Bij het meer zelf staan comfortabele bankstellen buiten. Als je daar in gaat zit, kom je gewoon niet meer overeind! Levende muziek in cocktail bars, mojito’s voor 2 euro enz. De elektrische boten varen je fluisterend voorbij. Zij zijn wel behangen met rode lantaarns maar dat staat op het water romantischer dan op het land. Bij het verlaten van deze gezellige buurt wordt er op het brede plein bij stereo muziek gestijldanst. Stellen (man-vrouw, vrouw-vrouw, man-man), een vrouw alleen en een man met twee vrouwen dansen gracieus, stijlvol en elegant. Mooi om zo te kunnen dansen. Conny huurt fiets om de volgende morgen vroeg door de stad te fietsen. Het meisje bij de hotelbalie komt niet meer bij als ik vraag waar ik mijn fiets veilig kan stallen. Dubbelklappend giechelend begeleidt ze me naar de fietsenstalling van het personeel. Fiets mee naar de kamer, zoals in Canada, mag hier niet. Donderdag 19 juni 2008 Rumoerige nacht i.v.m. puin scheppen en afvoeren per vrachtauto. Om 5.15 op de fiets, de marktstalletjes worden al geopend, de trolleybussen rijden en talloze mensen doen hun Tai Chi of LionGong op straat/in het park. In alle straten staan fitness toestellen waar goed gebruik van gemaakt wordt. Ook wordt er enorm veel en GOED gepingpongd. Op Xianmen (Tiannamen Square) is de vlag al gehesen met het ceremonieel gedoe. Op de Zuid-oost hoek van het immense plein zie ik B.C. Canada Pavillion, groot gebouw maar natuurlijk nog niet open. Het grote park mag ik niet in. Er staan allemaal wachten, jonge soldaten stram in de houding, en daarachter paleis-achtige regeringsgebouwen. De stad is in nevelen gehuld en het is erg vochtig. Ik fiets ook door oude gedeeltes: hutongs. (ommuurde gemeenschappen met alleen maar laagbouw). Binnen de buitenmuren zijn smalle straatjes waar men in pyama naar het badhuis of w.c. loopt, of, net als op het platteland, gehurkt met een schaal
zich wast, of gehurkt een ontbijt met groenten kookt. Om half acht is het auto verkeer op volle sterkte en we gaan ontbijten. Om 9 uur lopen we naar het National Center for the Performing Arts, gereed in 2007, op de plaats waar hutongs stonden. In dit NCPA zien we grote posters van het Rotterdam Phil. Orkest (gespeld: Rottendaum) met Yannick Neget Séquin. Architect van dit wonderlijke ei-vormige gebouw is Paul Andieu en hij heeft dit als symbool van ‘rebirth’ uit willen drukken. Geen wonder dat het “The Egg” genoemd wordt (foto: zie National Geographic, Ma 2008). Het is gemaakt van titanium en ik zie ook het yinyang principe erin. Er is een magnifieke entrée met uitwaaierende trappen met bomen daartussen en het geheel staat ook nog eens bijna geheel rondom in het water. Wat is het broeierig drukkend snikheet vochtig weer. Eerst jasmijn thee drinken in een gezellig theehuis voordat we de cultuurstraat induiken. Schildersspullen, kalligrafie, rijstpapier, kwasten, galleries, boekenzaken – meer dn genoeg te zien en te kopen! De cultuurstraat gaat over in een ‘hutong’ waar Jan zijstraatjes fotografeert. Als we eruit zijn drinken we koude yoghurt en gaan we het B.C/Canada pavillion bezoeken. Die zijn hier neergestreken omdat ‘”well, B.C. is not very far away from China, you know and this year Beijing has the Olympics but we have them in 2010 and we can work together’”, aldus een Chinese studente die in Newfoundland gewoond heeft en nu biologie studeert aan UBC in Vancouver. Dus eigenlijk alleen maar Canada, en dan vooral British Columbia, promoten, b.v. op de foto met een echte Mountie!!!! (Zal Ans leuk vinden dat de B.C. regering hier zo veel geld voor uitgeeft) Na een vleeshap voor Jan en een aubergine-knoflook schotel voor Conny gaan we per taxi naar het zomerpaleis aan het Kunmin meer in het noordwesten van de stad. We koelen wat af met de voeten in het water maar we vinden het te vermoeiend om de paleizen binnen te bekijken. Per taxi terug en op broekenjacht voor Jan en zijden blousjes voor Conny. Jan vindt er een met zoveel ritsen, zakken en vakken dat hij ze nauwelijks allemaal kan vullen. Wij zijn niet de enige toeristen die met ritsen-vesten lopen om alle ‘valuables’ veilig te houden. Eén mijnheer droeg een mooie: met netstof op de rug, afgunstig luchtig op zo’n hete dag! Pils drinken aan het water, en maar niet meer te veel lopen op zo’n vochtig-hete dag. We eten aan de andere kant van het water en dan is het inpakken geblazen. Jan koopt een rugzak erbij om al zijn gekochte spullen mee te kunnen nemen! Vrijdag 20 juni 2008. Om 6.30 per taxi naar het vliegveld. Veel te vroeg op Beijing Capital International Airport waar we nog niet eens in kunnen checken maar we vermaken ons prima met laptop en boek (Jan foto’s, Conny tekst van Simone van der Vlugt’s De Reünie (Amboanthos), slecht geschreven maar spannend. Het KLM toestel is niet vol, we vertrekken op tijd, ik lees het boek uit en beëindig dit reisverslag. 6 uur tijdsverschil, ruim negen uur vliegen maar we vliegen met de zon mee. Bonnie en Lorette komen naar Schiphol maar we nemen de trein naar Rotterdam waar Herman ons ophaalt. Morgen komen de dames met mijn auto en de jarige Malcolm om zijn verjaardag te vieren op Stad. Ze kunnen niet om 7 uur op Schiphol zijn om Christl and Frances op te halen. Ik zal wel slapen vannacht en dan haal ik ze op in een auto die een opgeladen accu heeft, hoop ik.