! "
#
"" "
$% & "
"
"
"
" $
'$
"
&
" "
"$ ' "
"" ( " ")
•
* +
•
,
*- +
•
. " "$% * / +
•
0 *1 +
•
2 " * +
•
3! *1 +
&
"" "
' % $% % "
4 " $
,
%
"
" % "
& $% " "
" 5 $
" &
$ 6 "
$ 7 $ " $ *%
+ "
& % "
%$
" %
%
"
2 " ,
" $%
*%
501 +
" %$ $
$ " % %
& $ 2$!
$
. "
8" %
"
$
' "" " . "
"
" "
" 9 " "$% &
"
$ "
" . "
" " " ,
" " "
" "
'" ""
#
"
"
0
& " 0
%
! "
"
%$ & " 0
"
:"" $%
"
,
, $ "
$%
"
& $% $
" $ $
$ % "% $% , " 0
$
%
3
2 $% " & $% $ " $ "
" " ;// <// & $% $ % ""
" //
&
6 66
""
=
: "%
> " & $%
& $ % " & %
"% " " 4
" &
" &"% "
"
" "
")
? " %
@ * +
? "
"
"6
" $ "@ *1 +
! " ! ! # $" %& &
8
" % A
* B +
! ' ( ) ! * ) ! ) ! + ( ) ! , * ) ! * - ) ! . ) ! , ) !
1
8 %" " % % "
%$ *B +
" '
& /
8 %" %%$"" % *B +
/ * & & ! 0 &* &
8 %"
*/ +
' & & ( * & * ( #& $ 1 ( 1 & &
/ 2' !
& ( ! ! & * " & & & / &
-
% & / 3
% & & ( ! & ) ! &
8 %"
" *< +
& ! " 2' " . & * & & % &
1
! ""
*C +
2 ( %
4 ' ) + 4 4 4 & ( 5 6 7 0 4
-
% "
2$!
" */ +
B
' & & " / 8 & " 3 / & & & * " 9 ' / : 8
&
B
"
8 " %" DD
6 * +
; < & & == . & , & ( •
> !
•
' * & !
•
2!
•
? 2! @
C
C
& " " 1 " " ?
" " $% @ *1 +
8 ( ' * * & ( '
& ' A
8
" " " *C +
, " ! A
/
>
&
"%
"
"
$
"
!
$ %" " %" $ $% *;
+
& ( ! ) ! & ) ! ) ! ) ! & ! ) ! )
>
! / 3 &
& '
&
( ! ' B 4 4 ! ' * & C
<
"""
" "
$ */ +
6 ( ! D , ) ! ? ) ! + + ( ( ! .& ) ! .& ) ! E &) ! ! !!
( ! 8 & &) ! 8 " %
( !
;
8 " *C +
( . ( ! '& 3 )
<
! '& ! . : & & 3 . ! ' ! . ( ! 8 ! 8 . ( ! & . ( ! 2 ! <& ! / & ! F
!
;
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Vragen opgave 1 totaal 60 punten 1. Binnen de hotelmarkt opereren organisaties met verschillende marktaandelen. Op basis van de marktaandelen worden vier typen organisaties onderscheiden. a) Geef aan welke vier typen organisaties bedoeld worden en geef van elk type ook een korte omschrijving. 4pt Antwoord 1 Marktleiders hebben het grootste marktaandeel en worden door andere organisaties gezien als oriëntatiepunt 2 Uitdagers hebben als uitdaging om marktleider te worden (market challenger) 3 Volgers streven er niet naar om marktleider te worden maar onderscheiden zich door middel van concurrerende strategien. 4 Specialisten richten zich op een bepaald gedeelte van de markt (Niche). b) Geef gemotiveerd aan onder welk type organisatie CityHub valt als het gaat om de
Amsterdamse hotelmarkt. 4pt noemen is 2pt en motiveren is 2 pt Antwoord Bij City Hub Hotels gaat het om de niche strategie. Het budgethotelconcept die wel een goede kamer willen hebben maar er weinig tijd door brengen. De doelgroep is shoppers, cultuursnuivers en socializers 2. In de organisatieliteratuur worden vier groeistrategieën onderscheiden met behulp van de productmarktmatrix van Ansoff. a) Noem en beschrijf de vier groeistrategieën van Ansoff . 4pt Antwoord: 1. Marktpenetratie: groeistrategie die als doel heeft met bestaande producten dieper in te dringen op bestaande markten. 2. Marktontwikkeling: groeistrategie die gericht is op het vinden van nieuwe markten en/of nieuwe toepassingen voor bestaande producten. 3. Productontwikkeling: groeistrategie waarbij een onderneming probeert te groeien door bestaande producten te vernieuwen of zelfs geheel nieuwe producten op de bestaande markt te introduceren. 4. Diversificatie: groeistrategie die gericht is op de ontwikkeling en introductie van een nieuw product op een voor de onderneming nieuwe markt. In het antwoord moeten de cursief gedrukte woorden worden teruggevonden.
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina1van8
b) Welke groeistrategie is van toepassing op budgethotelconcept, ontwikkeld door
Schuurman en van Tiburg, dat zich richt op stedenbezoekers die wél een goede hotelkamer willen, maar daar weinig tijd willen doorbrengen. Motiveer uw antwoord. 4pt noemen is 2 pt en motiveren is 2 pt Antwoord Het gaat hier om productontwikkeling slaapcabines worden ingezet als hotelkamers. c) Wanneer Schuurman en Van Tilburg over 3 jaren dit concept ook in België en
Luxemburg gaan uitrollen van welke groeistrategie is dan sprake? Motiveer uw antwoord. 2pt. Noemen is 1 pt motiveren is 1 pt Antwoord Marktontwikkeling met het beproefde (hotel)concept gaat men een nieuwe markt betreden. 3. McGregor onderscheidt theorie Y en theorie X als mensbeelden die managers hebben van hun medewerkers. a) Noem twee kenmerken van zowel theorie Y als X. 4pt Antwoord Theorie X: gaat uit van negatieve veronderstellingen m.b.t. het menselijk gedrag - de mens heeft een aangeboren afkeer van werken - de mens moet scherp gecontroleerd worden - de mens zal verantwoordelijkheid proberen te vermijden
Theorie Y: gaat uit van positieve veronderstellingen m.b.t. het menselijk gedrag - voor de mens is werken even natuurlijk als rusten en spelen - de mens staat achter de doelen van het bedrijf - de mens wil verantwoordelijkheid dragen
b) Noem en beschrijf de vier leiderschapsstijlen. 6pt 4 goed is 6 pt, 3 goed is 4 pt, 2 goed is 3 pt, 1 goed is 1 pt Antwoord Participatie de mate waarin de ondergeschikte meewerkt aan de beslissing (wilsbepaling van de leidinggevende Autoritair/ autocratisch er is geen sprake van beïnvloeding, de leider of manager neemt alle besluiten Consultatief de leider raadpleegt de ondergeschikte en trekt daarna zelf zijn conclusies UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina2van8
Democratisch (laissez fair) het leidinggeven is een groepsfunctie geworden c) Er van uitgaande dat Van Tilburg en Schuurman succesvol zullen zijn en over drie jaren 20 medewerkers hebben aangenomen. Welk advies op basis van theorie X of Y in combinatie met de vier leiderschapsstijlen zou u ze dan geven om hun personeel aan te sturen. Motiveer uw antwoord. 5 pt Antwoord Theorie Y geeft mensen verantwoordelijkheid en vertrouwen daar hoort participatief of democratisch leiderschap bij. Dat past ook bij branche en de bijbehorende klantbehandeling in een Cityhubhotel Participatief en democratisch beiden genoemd in relatie tot theorie y is 5 pt. Alleen participatief of democratisch genoemd in relatie tot theorie y is 3 pt 4. Geef van onderstaande beslissingen door Van Tilburg en Schuurman genomen beslissingen aan of het gaat om een strategische, tactische/organisatorische of operationele beslissing a ) De beslissing om met het budgethotelconcept te gaan werken. 2pt Strategisch een beslissing voor de lange termijn met vergaande consequenties b) De beslissing om in plaats van kamers eenvoudig ingerichte, gestandaardiseerde
slaapcabines neer te zetten, met daarin een tweepersoonsbed, een plank voor een koffer, verlichting, ramen en een deur met een cijferslot. 2pt Tactische of Organisatorische beslissing het is een uitvloeisel van de al genomen strategische beslissing. De daadwerkelijke uitvoering is operationeel c) De beslissing om een wervings- en selectiecampagne op te starten om nieuwe medewerkers te krijgen. 2pt Tactische of organisatorische beslissing omdat ook dit een uitvloeisels is van de al genomen strategische beslissing. d) De beslissing om een adviseur in te schakelen met goede contacten bij de gemeente. 2pt Tactisch of organisatorisch beslissing het is een uitvloeisel van het strategische personeelsplan
e) De beslissing om vrijwel alle diensten te gaan uitbesteden. 2pt Strategische beslissing omdat het lange termijn consequenties heeft 5. Porter onderscheidt drie concurrentiestrategieën om concurrentievoordeel te behalen. a) Noem en beschrijf deze drie concurrentiestrategieën.. 3pt Antwoord Kostenleiderschap een lage kostenvloer (essentieel voor het antwoord) leidt tot een prijsvoordeel ten opzichte van de concurrentie Differentiatie het toevoegen van belangrijke of superieure eigenschappen aan het product om het onderscheidender te maken Focus een deel van de markt wordt bewerkt (niche strategie)
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina3van8
d) Vanuit welke concurrentiestrategie werken Schuurman en Van Tiburg? Motiveer uw antwoord 4pt Antwoord Cost focus een selectief deel van de markt gericht op lage prijzen (cost niet genoemd dan – 2pt) 6.Van Tilburg en Schuurman willen als managementteam altijd streven naar consensus. a) Noem en beschrijf de vier communicatiestructuren 8pt Antwoord Kettingstructuur geschakelde hiërarchische verbinding Wielstructuur leider met een aantal ondergeschikten alle lijnen lopen via de centrale leider Cirkelstructuur horizontaal overleg waarbij alle betrokkenen op hetzelfde niveau staan Openkringstructuur horizontaal overleg tussen alle betrokkenen
b) Geef aan of u het verstandig vindt om als managementteam altijd te streven naar consensus.Gebruik in het antwoord minimaal 1 van de 4 communicatiestructuren zoals bedoeld in 2pt Antwoord Dat is niet altijd verstandig omdat besluitvorming via een cirkelstructuur niet altijd leidt tot het goede besluit maar een compromis dat uitgevoerd moet worden. Daarnaast kan consensus leiden tot trage besluitvorming.
Opgave 2 totaal 40 punten 7. In de case wordt gesproken over een overname van Hoffmann Bedrijfsrecherche door Trigion. a) Noem en beschrijf vijf vormen van samenwerking. 5 pt Antwoord: a) 1. Strategische alliantie en organisatorisch netwerk: Twee of meer verschillende ondernemingen gaan op basis van een overeenkomst samenwerken. Beide blijven als zelfstandige onderneming bestaan. Men maakt gebruik van elkaars netwerken, waarbij kennis en capaciteiten met elkaar worden gedeeld. 2. Joint Venture: twee of meer verschillende ondernemingen richten op basis van een zekere gelijkwaardigheid en onder inbreng van management een gezamenlijk dochteronderneming op om gezamenlijk bepaalde activiteiten te ontplooien.
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina4van8
3. Overname en fusie: Bij een fusie gaan twee gelijkwaardige ondernemingen samen. Van een overname of acquisitie is sprake indien een onderneming zich volledig en eenzijdig moet schikken naar de doelstellingen en plannen van de partner. 4. Outsourcing: of uitbesteding. Organisaties bezinnen zich op hun kerntaken en stoten bepaalde activiteiten af naar andere ondernemingen. (uitbetseden van werkzaamheden is fout) 5. Licentievorm en franchising: Bij een licentie geeft een onderneming een andere onderneming het recht om tegen een bepaalde vergoeding haar producten te maken. Franchising is een samenwerking waarbij de franchisenemer strikt gebonden is aan uniforme richtlijnen van de franchisegever. Off shore, licentie, near shoring en het shared service centre zijn ook alternatieven die goed gerekend mogen worden
b) Geef twee redenen aan waarom op de markt van de beveiliging achtereenvolgens
twee grote overnames hebben plaats gevonden. 2pt Antwoord De twee redenen zijn: 1) Te profiteren van schaalvoordelen in een markt waarin de gemiddelde omzet met 5% afneemt 2) Men kan daardoor nieuwe wegen inslaan en nieuwe markten veroveren Andere antwoorden zijn: synergie, financieel sterker, vergroting marktaandeel.
c)
Wat is het verschil tussen directe- en indirecte omgeving. 2pt Antwoord Het verschil is dat de directe omgeving uitgaat van de afzetmarkt en beïnvloedbaar is. De indirecte omgeving is afhankelijk van de ontwikkelingen (economisch, sociaal, maatschappelijk en technisch) op de afzetmarkt en is minder of niet beïnvloedbaar.
d) Noem en beschrijf vier omgevingsfactoren in het kader van de Destep methode. 4pt e) Geef van elke omgevingsfactor aan in hoeverre deze van invloed is op het beleid van Trigion. Doe dit, indien mogelijk, mede naar aanleiding van de case 4pt Antwoord d en e
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina5van8
Demografische variabelen bevolkingsopbouw, leeftijdsopbouw en samenlevingsvormen. Niet zo van invloed Economische variabelen inkomen, koopkracht werkgelegenheid economisch klimaat. Van invloed omdat het economisch klimaat kan leiden tot minder of meer fraude en beveiliging. Sociaal culturele variabelen het denken en handelen van de consument.. Minder van invloed Technologische variabelen automatisering. Zeer van invloed omdat er steeds modernere en betere technieken komen om onderzoeken te bespoedigen en efficiënter te maken. Ecologische variabelen milieu energie en grondstofverbruik. Minder van invloed Politieke variabelen geheel van wetgeving. Zeer van invloed denk aan regels op het gebied van privacy.
8. De managers van Trigion zullen zich van één van de machtsbronnen bedienen om hun medewerkers te beïnvloeden. a) Noem en beschrijf de vijf soorten macht. 5pt Antwoord - Bestraffingsmacht de meerdere heeft de mogelijkheid om met straf te dreigen wanneer er niet naar hem wordt geluisterd - Beloningsmacht de leider kan de beloning van ondergeschikten (mede)bepalen - Hiërarchische macht in deze situatie wordt macht ontleend aan de plaats van de mensen in de organisatie hiërarchie - Expertmacht macht ontleend aan superieure kennis en/of vaardigheden - Referentiemacht de leider ontleent macht aan het feit dat anderen zich aan hem spiegelen.
b) Welk soort macht past het beste bij een bedrijf als Trigion.Motiveer uw antwoord 2pt Antwoord Hiërarchische macht omdat in deze branche risisco ’s en veiligheid zo belangrijk zijn dat er steeds een verantwoordelijke aanspreekbaar moet zijn en kunnen leidinggeven.
9.Bij een grote organisatie als Trigion geldt een divisiestructuur volgens Mintzberg is het belangrijkste coördinatiemechanisme hierbij standaardisatie van output. a) Noem twee voordelen en twee nadelen van een divisiestructuur. 4pt Antwoord Twee voordelen 1) Het kent veel macht toe aan het middle management de strategische bedrijfseenheden zorgen ervoor dat de divisie zijn eigen strategie kan volgen in zijn eigen marktgebied. UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina6van8
2) Het ondernemerschap ligt bij de divisies 3) Er zijn duidelijke richtlijnen en procedures Twee nadelen: 1) Er wordt niet optimaal gebruik gemaakt van de ervaring en deskundigheid van de andere divisies omdat ze allemaal redelijk zelfstandig functioneren. 2) De divisies gaan teveel hun eigen gang en volgen niet voluit de strategie van het concern. Hierbij kan het eigen korte termijn belang van de divisies gaan prevaleren boven het concern belang. 3) Divisies hebben nauwelijks invloed op de bestemming van de bijgedragen winst.
b) Omschrijf wat standaardisatie van output is. 3pt Antwoord De leiding stelt bepaalde eisen vast wat betreft de resultaten van het werk maar geeft de managers een bepaalde mate van vrijheid om dat resultaat te bereiken. Coördinatie vindt plaats door te sturen via de output van de afdelingen zonder dat de “wijze waarop”is gestandaardiseerd.
10. a) Teken de behoeftepyramide van Maslow en geef de juiste rangorde aan. 5pt b) In welke behoeftecategorie zit de dienst beveiligen? Motiveer uw antwoord. 4pt
Antwoord
Zelfrealisatie Waardering en erkenning Sociale acceptatie Veiligheidsbehoeften Fysiologische behoeften
De rangorde in de Maslow behoeftepiramide is: 1) zelfrealisatie 2) waardering/erkenning 3) sociale acceptatie 4) behoefte aan veiligheid en zekerheid 5) fysiologische behoefte
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina7van8
Antwoord Veiligheidsbehoefte
UitwerkingenOrganisatie&Managementjuni2011
Pagina8van8
Uitwerkingen CMA juni 2011 Opgave 1. 1. Uitval treedt op bij de eindkeuring ; het gehele product gaat dan verloren. Afval ontstaat tijdens de productie waardoor een deel van het gebruikte productiemiddel in beginsel verloren gaat. 2. Op 5 manieren te berekenen. ----------€ 32.032.144,= 3. Bestelniveau is het niveau tot waar de voorraadhoeveelheid moet zijn gedaald voordat men weer een bestelling plaatst. De bestelperiode is de periode die de onderneming kan overbruggen met de hoeveelheid die door die bestelling binnenkomt. Opgave 2. 4. € 7,50:2=€ 3,75 5. Standaardprijs per kg materiaal: (€ 76,25 + € 3,75) : 5 = € 16. 6. Endogene factoren zijn factoren die met het gebruik van de machine zelf samenhangen. Voorbeelden: teruglopen van het aantal prestaties en toename van de complementaire kosten. 7. Exogene factoren zijn van buiten optredende factoren. Voorbeelden: introductie nieuwe machine en vraagverandering. 8. Verwacht resultaat AC: x ruilwinst: 48 000 x (€ 130 - € 98,25) = x bezettingsresultaten: x productie: (46 000 – 50 000) x € 6 = x verkoop: (48 000 – 50 000) x € 3 =
€ 1.524.000 € 24.000 V € 6.000 V €1.494.000 W.
9. Verwacht resultaat DC: De voorraad neemt af met 2 000 stuks. Het verwachte resultaat is hoger dan bij AC: 2 000 x € 6 = € 12.000. Verwacht resultaat DC: € 1.494.000 + € 12.000 = € 1.506.000. 10. De veiligheidsmarge is het percentage waarmee de verwachte afzet/omzet kan dalen voordat het break-evenpoint wordt bereikt. 11. Break-evenafzet: 50 000 x (6 + € 3) = 11 043 stuks € 130 - € 89,25
Uitwerkingen CMA juni 2011
Pagina 1 van 3
Veiligheidsmarge: 48 000 – 11 043 x 100% = 77% 48 000 Opgave 3. 12. Kosten per uur verhuur: (€ 80.000 + € 82.500) : 10 000 = € 16,25. 13. Indirecte opbrengstwaarde einde derde gebruiksjaar: (2 x 2 000 x € 25) - € 45.000 = € 55.000. 14. Nieuwe economische levensduur: jaren afschrijvingstotale complekosten mentaire kosten 1 € 80 000 € 20.000 2 € 80.000 € 50.000 3 € 80.000 € 90.000 4 € 80.000 € 140.000 5 € 80.000 € 200.00
totale kosten € 100.000 € 130.000 € 170.000 € 220.000 € 280.000
totaal kosten per uur aantal uren 2 000 € 50 4 000 € 32,50 6 000 € 28,33 8 000 € 27,50 10 000 € 28
De nieuwe economische levensduur is 4 jaar. 15. Gewijzigde kosten per uur: € 27,50. Opgave 4. 16. Doorbelasting aan S2 Van S2 Van S3 Van S1 17.
S3 3/10
S1 3/10 3/9
P1 3/10 4/9 4/5
P2 1/10 2/9 1/5.
Kostenverdeelstaat
Bijzondere kosten
S2 € 10.000
S3 € 33.000
S1 € 20.000
P1 € 100.000
P2 € 80.000
- € 10.000
€ 3.000 - € 36.000
€ 3.000 € 12.000 - € 35.000
€ 3.000 € 16.000 € 28.000 € 147.000
€ 1.000 € 8.000 € 7.000 € 96.000
Doorbelasting S2 S3 S1
Indirecte kosten per eenheid krui 1 € 147.000 : 5 000 = € 29,40 Indirecte kosten per eenheid krui 2 € 96.000 : 3 000 = € 32.
Uitwerkingen CMA juni 2011
Pagina 2 van 3
18. Het essentiële verschil tussen de stapsgewijze methode en de algebraïsche methode is dat bij laatstgenoemde methode rekening wordt gehouden met wederzijdse doorbelastingen. Opgave 5 19. Variabele kosten per eenheid Hal: x grondstof: 10 kg à € 6 per kg = x arbeid: 0,8 uur à € 30 per uur = 3 uur à€ 50 per uur = x machinekosten: 1,5 uur à € 40 per uur = x verkoopkosten
€ 60 € 24 € 150 € 60 € 60 € 354
20. Contributiemarge per eenheid van knelpuntsfactor (machine-uur): Voor product Hal (€ 750 - € 354) : 1,5 = € 264. 21. Het is niet rendabel de overcapaciteit te gebruiken voor de productie van Hal. Contributiemarge: 15000 x € 264 = Extra vaste kosten
-/-
Uitwerkingen CMA juni 2011
€ 3.960.000 € 4.000.000 € 40.000
Pagina 3 van 3
Antwoorden FRMjuni2011 Opgave 1
Vraag 1 Noem drie voorbeelden van statutaire bepalingen waarmee het bestuur deze vorm van oligarchie kan bereiken. Antwoord: - de statuten kunnen het recht van de opstelling van een bindende voordracht voor bestuurders of commissarissen rechtstreeks toebedelen aan bepaalde personen of organen; - de statuten kunnen bepalen dat de onderneming prioriteitsaandelen kan creëren, waarvan de houders de bevoegdheid tot rechtstreekse voordracht krijgen; - de statuten kunnen bepalen dat elke aandeelhouder maximaal slechts x stemmen mag uitbrengen; - de statuten kunnen bepalen dat voor het nemen van bepaalde besluiten door de algemene vergadering van aandeelhouders een verstrekte meerderheid vereist is. Vraag 2 Welke drie vormen van emissie van aandelen zijn te onderscheiden? Antwoord: - de vrije emissie, waarbij iedereen kan inschrijven; - de voorkeursemissie - de onderhandse plaatsing. Vraag 3 Bereken de emissieprijs van de in 2010 geplaatste aandelen. Antwoord: € 500.000 + € 100.000 + € 20.000 De emissieprijs van de in 2010 geplaatste aandelen = ----------------------------------------- = 500 € 1.240 ===== Vraag 4 Bereken na de winstverdeling per 31 december 2010 de intrinsieke waarde per aandeel. Antwoord: Winstverdeling: Totale winst Af: Tantièmes = 40% Af: Vennootschapsbelasting 20% Af: Dividend 3.000 x € 80 Naar reserves
€ 750.000 = € 300.000 -/€ 450.000 € 90.000 -/€ 360.000 € 240.000 -/€ 120.000
€ 3.800.000 + € 120.000 Intrinsieke waarde per aandeel = ----------------------------- = € 1.306,67 3.000
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 1 van 7
Vraag 5 Bereken over 2010 de winst per aandeel, na belastingen en tantèmes. Antwoord Winst na vennootschapsbelasting en tantièmes € 360.000 Winst per aandeel = -------------------------------------------------------- = -------------- = € 120 3.000 3.000 Vraag 6 Bereken op basis van de in vraag 4 berekende intrinsieke waarde per aandeel: * het dividendrendement * de price-earningsratio. * de pay-out-ratio Antwoord Uitgekeerde winst € 80 Dividend rendement = --------------------------------------------------- = --------- x 1% = 6,12 % 1 % van de koerwaarde (= IW) per aandeel € 13,07
Koerwaarde (=IW) per aandeel € 1.307 Price-earningsratio = --------------------------------------- = ------------- = 10,89 Winst per aandeel € 120 Contant dividend per aandeel € 80 Pay-out-ratio = ------------------------------------ = -------- x 1% = 66,67 % 1% van de winst per aandeel € 1,2 Vraag 7 Beoordeel, in algemene zin de price-earningsratio van deze onderneming voor beleggers bij aankoop van deze aandelen in 2010. Antwoord De price-earningsratio in de bedrijfstak was gemiddeld 14, terwijl deze in deze onderneming slechts 10,89 is. Hoe lager de verhouding, des te beter is de uitkomst voor de belegger. Immers hij betaalt dan minder vaak de winst per aandeel. Vraag 8 Bereken voor 2010 de afschrijvingen machines. Antwoord € 900.000 -/- € 600.000 = € 300.000 Of:
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 2 van 7
Cumulatieve afschrijvingen oude machines per 31 december 2009 € 600.000 Boekverlies verkochte machine in 2010 € 35.000 + € 635.000 Cumulatieve afschrijvingen per 31 december 2010 € 900.000 -/Afschrijvingen 2010 € 300.000 = € 265.000 (+ € 35.000) Vraag 9 Beoordeel onder verwerking van de voorgenomen winstverdeling van 2010 de solvabiliteit van deze onderneming per 31 december 2009 en 31 december 2010 met behulp van de debet ratio Antwoord Ev per 31 december 2010 na winstverdeling = € 3.800.000 + € 60.000 = € 3.860.000 Tv per 31 december 2010 (= gegeven) € 4.900.000 Vv per 31 december 2010 € 1.040.000 Ev per 31 december 2009 = € 2.500.000 + € 700.000 = € 3.200.000 Tv per 31 december 2009 ( = gegeven) € 4.700.000 Vv per 31 december 2009 € 1.500.000 Per 31 december 2009 Debt ratio = Vv/Tv = 15/47 = 0,319
Per 31 december 2010 1.040/4.900 = 0,2122
Conclusies: * er was al een prima solvabiliteit door uitstekende debt ratio, maar deze is in 2010 door de aandelenemissie extra verbeterd. Vraag 10 Beschrijf de kwalitatieve elasticiteit en de kwantitatieve elasticiteit van de vermogensstructuur. Antwoord De kwalitatieve elasticiteit van de vermogensstructuur geeft de mogelijkheid aan om de ene financieringsvorm door een andere te vervangen. De kwantitatieve elasticiteit van de vermogensstructuur geeft de mogelijkheid aan om de omvang van het vermogen aan gewijzigde omstandigheden aan te passen. Vraag 11 Beoordeel vanuit de gegeven balansen per 31 december 2009 en 31 december 2010 in welke mate er in deze onderneming in 2010 sprake was van een kwalitatieve elasticiteit van de vermogensstructuur. Antwoord Kwalitatieve elasticiteit van de vermogensstructuur. Motivering: De opbrengst van de aandelenemissie is gebruikt voor aflossing van de 4% lening, de versnelde betalingen aan crediteuren en het laten afnemen van het negatieve banksaldo.
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 3 van 7
Vraag 12 Omschrijf deze achterstellingsclausule bij leningen. Antwoord: De achterstellingsclausule bij leningen betekent dat de rechten van deze vermogensverschaffers (aflossing en rente) achtergesteld zijn bij deze rechten van andere crediteuren. Vraag 13 Bespreek voor deze kredietwaardigheidsmetingen drie criteria. Antwoord: - de kwaliteit van het management - de aard van de te financieren bedrijfsactiviteiten - de ontwikkeling van het bedrijfsresultaat van de kredietvragende onderneming getoetst aan de ontwikkeling van de bedrijfsresultaten in de desbetreffende bedrijfstak - de analyse van de financiële structuur van de kredietvragende onderneming met behulp van solvabiliteitskengetallen deanalysevandefinanciëlestructuurvandekredietvragendeondernemingmetbehulpvan liquiditeitskengetallen deanalysevandefinanciëlestructuurvandekredietvragendeondernemingmetbehulpvan rentabiliteitskengetallen. Opgave 2 Deel 1 Vraag 1 De marktwaarde van een obligatie van deze lening bedraagt € 1.038,39. 70/(1,06) + 70/(1,06)2+ 70/(1,06)3+ 500+70/(1,06)4 + 500 +35/(1,06)5 Vraag 2 De duration is 4,0176 jaar (4.171,81/1.038,39). Jaar
Opbrengst
(kolom 1) 1 2 3 4 5
70 70 70 570 535
Contante waarde opbrengst tegen de marktrente (kolom 3) 66,04 62,30 58,77 451,49 399,78 1.038,39
Product van (kolom 1) x (kolom 3) 66,04 124,60 176,31 1.805,96 1.998,90 4.171,81
Ook goed rekenen:
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 4 van 7
Jaar (1)
Bedrag (2)
1 2 3 4 5
70 70 70 570 535
Contante waarde (3) 66,04 62,30 58,77 451,49 399,78 1.038,39
Relatieve waarde (4)
(1) x (4) (5)
0,0636 0,0600 0,0566 0,4348 0,3850
0,0636 0,1200 0,1698 1,7392 1,9250 4,0176
Vraag 3a Een afgeleide van de duration is de modified duration: hierbij wordt de duration gedeeld door 1+i. Vraag 3b Het voordeel van de modified duration is het behoorlijk goed benaderen van wat een verandering van de marktrente betekent voor de rentabiliteitswaarde van een bezitting die toekomstige kasstromen genereert. Vraag 4 Deze zal dalen. Indien de marktrente met 1%-punt stijgt, zal de koers van de obligatie dalen met de modified duration maal de oorspronkelijke koers van de obligatie Vraag 5 Eerste oplossing:
Duration modified duration = ----------1,065 maw: Duration 2,0088 = ------------1,065 Dus: duration = 2,0088 x 1,065 = 2,139372 0,97860628 x de marktwaarde van de obligatie van het antwoord vraag 1 0,97860628 x € 1.038,39 = € 1.016,18 Tweede oplossing: Duration 1+i 2,0088 = 1,8862% 1,065 De marktwaarde de obligatie daalt bij benadering met 1,8862% tot € 1.018,80 (= 1.038,39 x 0,981138)
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 5 van 7
Derde oplossing: € 1.038,39 = 103,839% De modified duration geeft aan hoeveel de koers zal dalen bij een stijging van de rente. Nieuwe koers: 103,839% - (2,0088 x 1,03839 x 0,5) = 103,839% - 1,043% = 102,796% = € 1.027,96 Vraag 6a Onder immunisatie wordt verstaan de afstemming in looptijd tussen de debetposten van de balans en creditposten van de balans. Vraag 6b Met immunisatie tracht men te bereiken dat de balans en dus de onderneming ongevoelig (immuum) wordt voor renteveranderingen. Deel II Vraag 7 Building Contractor Europe B.V. loopt op 1 juni 2010 een valutarisico omdat de inschrijving ook gebaseerd is op de verwachte valutakoersen van de dollar op 1 september 2010 en op 1 maart 2011 die voor de onderneming op 1 juni 2010 onzekere grootheden zijn. De kans dat de dollarkoers op beide data gedaald is, is reëel aanwezig, terwijl de opdracht dan toch voor 3.000.000 moet worden uitgevoerd. Vraag 8a De koersrisicoverzekering is de verzekering tegen het risico dat de koers van een vreemde valuta ten nadele verandert ten opzichte van de binnenlandse valuta. Vraag 8b Een valuta termijncontract is een overeenkomst tussen twee partijen om in de toekomst een bepaald bedrag in vreemde valuta te kopen of verkopen tegen een nu al overeen te komen en vast te pinnen valutakoers. Vraag 8c 1.Een valutafuture is een gestandaardiseerd valutatermijncontract waarbij weer alles gestandaardiseerd is zoals op de termijnmarkt gebruikelijk is. Bij een valutatermijncontract worden over de valutahoeveelheid en de valutatermijnprijs tussen twee parijen onderhandeld. 2. Valutafutures worden op de openbare markt verhandeld, terwijl het valutatermijncontract het resultaat is van een overeenkomst tussen twee marktpartijen. 3. Een valutatermijncontract is maatwerk, maar bij valutafutures is sprake van standaardhoeveelheden, standaardkwaliteit en een standaardregenpartij (= de clearingorganisatie) 4. Bij een valutafuture is het perse niet nodig te leveren en te ontvangen, omdat de partijen de mogelijkheid hebben door een tegengestelde transactie “eruit te stappen”. Vraag 9 Afdekken via de termijnmarkt geeft een opbrengst van: 3.000.000 x 1,10 = € 3.300.000 Vraag 10a Met een valutaswap wordt de ene valuta omgezet in de andere doordat twee partijen overeenkomen om een bepaald valutabedrag te ruilen en tegelijkertijd afspreken op termijn dit bedrag te ruilen. Het is een tijdelijke ruil van valuta inclusief de daarbij behorende rentebetalingen over deze bedragen gedurende de looptijd.
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 6 van 7
Vraag 10b x Tweetal ondernemingen en een bank. Tweetal ondernemingen die de eigen valuta (en de renteverplichtingen daarop) willen ruilen tegen buitenlandse valuta en een bank als intermediair. Vraag 11 Bij een valutaswap wordt steeds tussen partijen vastgelegd: x De bedragen die op de eigen valutamarkten worden geleend en die vervolgens worden doorgeruild tegen de andere valuta. x Het percentage dat over de vreemde valuta (via de ruil ontvangen) aan de ruilpartner moet worden betaald. x De looptijd van de swap. Vraag 12 x Door de valutaswap zal het translatierisico worden verkleind doordat tegenover de nettovermogenswaarde in buitenlandse valuta, nu ook een schuld in buitenlandse valuta staat. x Building Contractor Europe B.V. kan profiteren van een gunstige verandering in de rentetarieven. x Building Contractor Europe B.V. kan juist zichzelf beschermen tegen de veranderingen in de rente door het creëren van leningen met vaste rente.
Antwoorden FRM juni 2011
Pagina 7 van 7
ANTWOORDENMANAGEMENTCONTROLjuni2011 1.
•Resultcontrols:•ROI,EVA •Actioncontrols:•scheidingtussenbeslissingaangaanleningendaadwerkelijkontvangen geld(gedragsbeperking) •voorcalculatieendaarnastriktebewakinguitvoeringprojecten (verantwoordelijkstellingvooractiviteiten) •Personalcontrols:•hanterendiversepersoneelsinstrumenten •Culturalcontrols:•gedragscode •jobroulatie
2.
3.
4.
5.
6.
7.
HetRijnlandsemodel. Bijditmodelligthetaccentophetrekeninghoudenmetdebelangenvanallestakeholders. BijhetAngelsaksischemodelisindividualismedenormeniswinstdevoornaamstedoelstelling vandeorganisatie. a.Dottedlinerelationship.Dottedlineiseenonderbrokenlijnrichtingdegroepscontroller. Dielijngeeftaandatdedivisiecontrollersnietprimairverantwoordingverschuldigdzijnaan degroepscontroller. b.Hetethischeprobleemdatzichkanvoordoenisdatdedivisiecontrollerendivisiemanager onderéénhoedjekunnengaanspelenennaarbepaalderesultatentoewerken (earningmanagement).Dus:manipulerenmetcijfersomeenbeterresultaattelatenzien. a.Dedivisieszijninvesteringscentra.Zijkunnenonbeperktinvesteringsuitgavendoen. b.DeafdelingR&Diseenuitgavencentrum.Erisgeeneenduidigerelatietusseninputen output.Deoutputis(vaak)nietmeetbaarintermenvandedoelstellingen. DestellingvandeCFOisnietjuist.BijEVA(rekeninghoudendmetdeimmateriëlevaste activa),ligtdeaccountingbasisinhetverleden. DoordegedwongenwinkelneringvoordedivisiesBaggerenenWindmolenparkenende beperktecapaciteitvandedivisieTransport,zaldedivisieTransportcontributiemargederven doorhetminderkunnenleverenaanexterneafnemers. Degrondslagvoordeinterneverrekenprijsis: variabelekostenplusopportunitycosts(kostendieontstaandoorhetdervenvan contributiemarge). N.B.Erisgeenmarktprijs,wantdedivisieTransportlevertmaatwerk. Kritischekanttekeningen: •hettoerekenenvandeconcernoverheadisinstrijdmethetprincipevanResponsibility accountingdatdedivisiemanagersallekostenenopbrengstenmoetenkunnenbeïnvloeden; •hetisnieteerlijk,wantnaarmateeendivisiebeterpresteert(meeromzetgenereert),krijgt hetmeerconcernoverheadtoegerekend.Hetomgekeerdegeldtuiteraardook.
ANTWOORDENMANAGEMENTCONTROLjuni2011
1
8.
9.
10.
a.Eenbezwaarvandegehanteerdebudgetteringsmethodeisdathetbudgetstijgt/daaltmet eenstijging/dalingvandeomzetvanFrieslandN.V.,terwijleenomgekeerdeaanpassing wenselijkzouzijn. b.VrijwelalleactiviteitenbijFrieslandN.V.wordeninprojectvormuitgevoerd.Ervan uitgaandedatditbijdeafdelingR&Dookhetgevalis,kanhetbudgetbeterworden vastgesteldaandehandvandevooreenkomendebudgetperiodeverwachtekostenvan projecten. AnderepunteninhetjaarverslagonderhethoofdCorporateGovernance: •beloningsbeleid; •gedragscodeencodevermeendemisstanden; •risicomanagement; •informatieverstrekking(communicatienaardestakeholders). a.Marktaandeel. Geplandmarktaandeel: X:(100:400)x100%=25% Y:(120:400)x100%=30% Werkelijkmarktaandeel: X:(150:300)x100%=50% Y:(100:500)x100%=20% Marktomvangverschil: X:0,25x(300–400)x€13miljoen=€325miljoen Y:0,30x(500400)x9miljoen=+€270miljoen €55miljoen b.Marktaandeelverschil: X:(0,50–0,25)x300x€13miljoen=+€975miljoen Y:(0,20–0,30)x500x€9miljoen=€450miljoen +€525miljoen c.Conclusie: Persaldoneemtdetotalebrutomargetoemet€470miljoen.Ditwordtvooralveroorzaakt doortypeX.Voordittypeis–bijeenkrimpendemarktomvang–sprakevaneenrelatief grotetoenamevanhetmarktaandeel.
ANTWOORDENMANAGEMENTCONTROLjuni2011
2
UITWERKING fiscale jaarrekening juni 2011
Onderdeel 1 A.
Algemene reserve 31/12/2007 Winstverdeling
€ 671.612,„ 223.780,€ 895.392,-
Vennootschapsbelasting Interimdividend
€ 1.500,+ „ 40.000,– „ 41.500,€ 853.892,-
Algemene reserve 31/12/2008 B.
Gebouwen Voorraad Debiteuren Totaaltelling
Balans 1-1-2008 Winst verkoop loods
€ 550.000,- Fiscaal vermogen € 743.040,€ 1.259.750,€ 3.117.140,Gebouwen (vennootschappelijk) € 751.000,- Opbrengst loods „ 20.000,- Afschrijving Balans 31-1-2008 € 771.000,-
€ 2.232.087,-
€ 60.000,„ 17.000,„ 694.000,€ 771.000,-
€ 60.000,- – (0,50 × € 80.000,-) = € 20.000,(€ 900.000,- – € 50.000,-) × 2% = € 17.000,-
Balans 1-1-2008 Winst verkoop loods
Gebouwen (fiscaal) € 614.500,- Opbrengst loods „ 12.000,- Afschrijving Balans 31-1-2008 € 626.500,-
€ 60.000,„ 16.500,„ 550.000,€ 626.500,-
€ 60.000,- – (0,60 × € 80.000,-) = € 12.000,€ 614.500,- – € 48.000,- – € 550.000,- = € 16.500,Voorraad 31-12-2007 Vennootschappelijk Opslag algemene kosten Exclusief opslag algemene kosten
gegeven
Vennootschapp. € 496.160,„ 53.160,€ 443.000,-
fiscaal € 478.440,„ 35.440,€ 443.000,-
Vennootschapp. € 770.560,„ 82.560,€ 688.000,-
fiscaal € 743.040,„ 55.040,€ 688.000,-
€ 496.160,- × 12/112 = € 53.160,Fiscale opslag (€ 478.440,- – € 443.000,-) = € 35.440,€ 478.440,-/€ 443.000,- = 1,08 Voorraad 31-12-2008 Vennootschappelijk Opslag algemene kosten Exclusief opslag algemene kosten
gegeven
€ 770.560,- × 12/112 = € 82.560,€ 688.000,- × 1,08 = € 743.040,-
UITWERKING fiscale jaarrekening juni 2011
Pagina 1 van 4
Afgeboekt Balans 31-1-2008
Voorziening debiteuren (vennootschappelijk) € 14.320,- Balans 1-1-2008 „ 72.000,- Dotatie W-V-rekening € 86.320,-
€ 77.000,„ 9.320,€ 86.320,-
€ 77.000,- + € 9.320,- – € 72.000,- = € 14.320,-
Afgeboekt Balans 31-1-2008
Voorziening debiteuren (fiscaal) € 14.320,- Balans 1-1-2008 „ 45.340,- Dotatie W-V-rekening € 59.660,-
€ 55.000,„ 4.660,€ 59.660,-
€ 55.000,- gegeven € 9.320,- × 0,05/0,10 = € 4.660,Zie vennootschappelijk € 14.320,-
C.
Debiteuren fiscaal
€ 1.305.090,- – € 45.340,-
€ 1.259.750,-
Fiscaal vermogen
saldo
€ 2.232.087,-
Kostprijs omzet 2008 vennootschappelijk Verschil € 274.400,- – € 264.600,Kostprijs omzet 2008 fiscaal
Balans 1-1-2008 Naar W-V-rekening
Voorraad (vennootschappelijk) € 496.160,„ 274.400,- Balans 31-1-2008 € 770.560,-
€ 7.560.340,„ 9.800,€ 7.570.140,-
€ €
770.560,770.560,-
€ €
743.040,743.040,-
(€ 770.560,- – € 496.160,-) = € 274.400,-
Balans 1-1-2008 Naar W-V-rekening
Voorraad (fiscaal) € 478.440,„ 264.600,- Balans 31-1-2008 € 743.040,-
(€ 743.040,- – € 478.440,-) = € 264.600,-
UITWERKING fiscale jaarrekening juni 2011
Pagina 2 van 4
D.
Fiscaal vermogen 31/12/2008 Fiscaal vermogen 31/12/2007 Kapitaalstortingen
€ 2.232.087,€ 1.296.227,„ 450.000,„ 1.746.227,€ 485.860,-
Vermogensverschil Niet aftrekbare bedragen Vennootschapsbelasting 2006 Interimdividend
€ „
1.500,40.000,„ 41.500,€ 527.360,„ 12.000,€ 515.360,„ 40.400,€ 474.960,-
Saldo fiscale winst Naar herinvesteringsreserve Deelnemingsvrijstelling voor dividend Belastbaar bedrag
Onderdeel 2 E. Inventaris Auto Voorraad Liquide middelen
F.
€ „ „ „ €
fiscaal 28.000 Eigen vermogen 20.000 7% lening 57.000 25.000 130.000
Omzet Inkoopwaarde omzet Afschrijvingskosten inventaris Afschrijvingskosten auto Intrestkosten Overige bedrijfskosten
€ „ „ „ „
Ondernemingsvermogen 31/12 Privé-onttrekkingen
Ondernemingsvermogen 1/1 Privé-stortingen Vermogensverschil = saldo fiscale winstberekening
UITWERKING fiscale jaarrekening juni 2011
€ „ „
€ „
fiscaal 80.000 50.000
€
130.000
€
400.000
„ €
380.350 19.650
€
80.000
„ €
35.150 115.150
„ €
95.500 19.650
345.000 4.000 3.500 3.850 24.000
Saldo fiscale winst/verliesrekening G.
€ „
24.150 7.500 3.500
95.500 0
Pagina 3 van 4
H.
Saldo fisc. Winstber Niet aftrekbare kosten
€ „ € „ € „ € „ €
For 12% Winst uit onderneming Ondernemersaftrek (€ 7.087 + 2% van € 19.492) MKB-winstvrijstelling 10,5% Belastbare winst uit onderneming
19.650 2.500 22.150 2.658 19.492 7.477 12.015 1.262 10.753
Onderdeel 3 Situaties. I. 1. 2. 3. 4. 5.
Resultaatverschillen BE winst > F winst BE winst < F winst BE winst > F winst BE winst < F winst BE winst > F winst
Balansverschillen BE boekwaarde > F boekwaarde BE boekwaarde < F boekwaarde BE boekwaarde > F boekwaarde BE boekwaarde < F boekwaarde BE boekwaarde > F boekwaarde
UITWERKING fiscale jaarrekening juni 2011
BTV VTV BTV WB WB
Commerciële jaarrekening Passieve latentie Actieve latentie Passieve latentie Overdruk Onderdruk
Pagina 4 van 4
Uitwerking SPD-examen Treasury Management 24 juni 2011 Opgave 1 1.
Vaste activa: - Gebouwen - Machines Totaal vaste activa
Vlottende activa: - Voorraden - Debiteuren - Vooruitbetaalde kosten - Liquide middelen Totaal vlottende activa
Geïnduceerd kort vreemd vermogen: - Crediteuren - Nog te betalen kosten Totaal geïnduceerd kort VV
Totaal
Balans per 1 januari 2011 ( x € 1.000) Eigen vermogen: 20.000 - Aandelenkapitaal 16.000 - Reserves Totaal eigen vermogen 36.000 Lang vreemd vermogen: 8.000 Obligatielening o/g 12.000 4.000 2.000 Totaal lang vv 26.000 Autonoom kort vreemd vermogen: - 12.000 - Rekening-courantkrediet - 3.000 Totaal autonoom kort vv - 15.000 47.000 Totaal autonoom vermogen
9.000 15.000 24.000 16.000
16.000
7.000
2. Door de scheiding in operationele activiteiten en financieringsactiviteiten geeft de balans een beter beeld van de vermogensverschaffers die aanspraken kunnen doen gelden op de vrije kasstromen van de onderneming. Aan de creditzijde van de aangepaste balans worden alleen de posten aangegeven die betrekking hebben op de vermogensverschaffers die recht hebben op een vergoeding voor hun vermogensinbreng. Aan de debetzijde worden nu de posten vermeld waarvoor het vermogen is aangewend. 3. GNWK = vlottende activa – geïnduceerd kort vreemd vermogen = 26.000 – 15.000 = 11.000 x € 1.000 = € 11.000.000 4. Deze indeling is gebaseerd op de aard van de financieringsovereenkomst met de vermogensverschaffer. Bij geïnduceerd vreemd vermogen gaat het niet om op een vermogenstransactie gebaseerde vermogentitels. Geïnduceerd vermogen hangt samen met de operationele activiteiten van de onderneming, dus met het inkoop-, productie- en verkoopproces. Bij autonoom vreemd vermogen is sprake van een opzichzelfstaande financieringsovereenkomst.
Opgave 2 1. Netto contante waarde van project A:
NCW (A) 150.000 50.000 u A1 8 70.000 u A2 8 60.000 u A3 8 150.000 50.000 u 0,9259 70.000 u 0,8573 60.000 u 0,7938 150.000 46.296 60.014 47.630 € 3.940
Netto contante waarde van project B:
Uitwerking SPD Treasury Management
Pagina 1 van 4
7.000 47.000
NCW (B) 150.000 48.000 u a4 8 150.000 48.000 u 3,3121 150.000 158.982 € 8.982 Netto contante waarde van project C:
NCW (C) 90.000 45.000 u A1 8 50.000 u A2 8 90.000 45.000 u 0,9259 50.000 u 0,8573 90.000 41.667 42.867 € 5.466
2. Project C voldoet niet aan de minimale eis van de vermogenskostenvoet. Het project is niet-efficiënt omdat het geen marktwaarde oplevert. De projecten A en B leveren wel marktwaarde op. Beide projecten behoren daarom tot de efficiënte set van alternatieven. 3. Realistische eindwaarden van de projecten op het einde van het vierde jaar worden gevonden door uit te gaan van de opbrengsvoet van 5% van beleggingen (herbeleggingsrendement): Eindwaarde van project A aan het einde van het vierde jaar:
EW (A) 50.000 u S3 5 70.000 u S2 5 60.000 u S1 5
50.000 u1,1576 70.000 u1,1025 60.000 u1,0500 57.881 77.175 63.000 € 198.056 Eindwaarde van project B aan het einde van het vierde jaar:
EW (B)
48.000 u s4 5
48.000 u 4,3101 € 206.886 Eindwaarde van project C aan het einde van het vierde jaar:
EW (C)
45.000 u S3 5 50.000 u S2 5
45.000 u1,1576 50.000 u1,1025 52.093 55.125 € 107.218 4. De herberekende netto contante waarden zijn:
NCW '(A) 150.000 198.056 u A4 8
150.000 198.056 u 0,7350 150.000 145.577 € 4.423 NCW '(B) 150.000 206.886 u A4 8 150.000 206.886 u 0,7350 150.000 152.076 € 2.067 NCW '(C) 90.000 107.218 u A4 8 90.000 107.218 u 0,7350 90.000 78.808 € 11.192 5. Daar alleen project B meerwaarde oplevert, is dit het enige efficiënte alternatief. Omdat de efficiënte set slechts één project bevat, is project B tevens het optimale alternatief. 6. Bij project C moet een aanvullende investering worden ingevoerd ter grootte van € 150.000 – € 90.000 = € 60.000
Uitwerking SPD Treasury Management
Pagina 2 van 4
1 . De aanvullende investering van € 60.000 wordt aangegeven als C 2 . Bij een opbrengstvoet van 5% is de eindwaarde daarvan aan het einde van het vierde jaar:
EW (C2 ) 60.000 u S4 5
60.000 u1,2155
€ 72.930
De netto contante waarde van project C 2 bedraagt:
NCW (C2 ) 60.000 72.930 u A4 8
60.000 72.930 u 0,7350 € 6.394
De netto contante waarde van het aangepaste project C wordt:
NCW (C1 C2 ) € 11.192 € 6.394
€ 17.586
7. Vergelijkbare projecten Project A Project B Projecten C 1 + C 2
Netto contante waarde – € 4.423 + € 2.067 – € 17.586
Nee, project C geeft geen marktwaarde. Project B is het enige dat tot de efficiënte set van alternatieven behoort, en blijft daarom het optimale alternatief. Opgave 3 1. Marktwaarde belegging
3.000.000 3.000.000 3.000.000 103.000.000 1,025 1,025 2 1,025 3 1,025 4
€ 101.880.987 ,10
2. De duration is de gewogen gemiddelde looptijd van de obligaties. Deze is te berekenen uit het product van de contante waarde van de kasstroom in elk jaar met de looptijd als wegingsfactor en dit te delen door de marktwaarde van de obligatie. Jaar (1) 1 2 3 4 Totaal
Kasstroom (2) 3.000.000 3.000.000 3.000.000 103.000.000
Contante waarde à 2,5% (3) 2.926.829,27 2.855.443,19 2.785.798,23 93.312.916,41 101.880.987,10
Gewicht (4) 0,02872892 0,02802724 0,02734365 0,91590118
Gewogen looptijd (5) = (1) x (4) 0,02872792 0,05605449 0,08203096 3,66360472 3,83041809
De Macaulay-duration van deze obligatie is 3,8304 jaar. Alternatief Met behulp van de verkorte methode: Jaar (1) 1 2 3 4 Totaal
Kasstroom Contante waarde (2) (3) 3.000.000 2.926.829,27 3.000.000 2.855.443,19 3.000.000 2.785.798,23 103.000.000 93.312.916,41 101.880.987,10
De Macaulay-duration is
390.246.775,95 101.880.987,10
Gewogen looptijd (4) = (1) x (3) 2.926.829,27 5.710.886,38 8.357.394,70 373.251.665,60 390.246.775,95
3,83 04 jaar.
3. De marktwaarde van de belegging zal dalen tot:
3.000.000 3.000.000 3.000.000 103.000.000 1,035 1,035 2 1,035 3 1,035 4
Uitwerking SPD Treasury Management
€ 98.163.640,40
Pagina 3 van 4
4. De mutatie in de waarde van de belegging bij een rentestijging van 1%-punt berekend met behulp van de Macaulay-duration is: – 3,8304 x 0,01 x € 101.880.987,10 = – € 3.902.449,33 (De waarde wordt dan: € 101.880.987,10 – € 3.902.449,33 = € 97.978.537,77) Bij gebruik van de modified duration is de benadering nauwkeuriger: D mod =
3,8304 1,025
3,7370
Mutatie: – 3,7370 x 0,01 x € 101.880.987,10 = – € 3.807.292,49 (De waarde wordt: € 101.880.987,10 – € 3.807.292,49 = € 98.073.694,61) 5. Indien de marktrente stijgt, neemt de contante waarde van de toekomstige kasstroom af. Naarmate deze kasstromen verder in de toekomst liggen, is deze daling relatief groter. Dit heeft tot gevolg dat bij een stijging van de marktrente in de verdeling van de marktwaarden van de kasstromen de eerdere betalingen in gewicht toenemen, zodat de duration afneemt.
Uitwerking SPD Treasury Management
Pagina 4 van 4
Opgave 2 (50 punten) Loonbelasting 1. Is ten aanzien van het schilderen van de woning van mevrouw Vrolijk sprake van een dienstbetrekking? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Artikel 3, lid 1 letter a veronderstelt hier wel een dienstbetrekking, maar omdat de uitzondering van lid 2 (of art. 2 lid 1 e 2b uitv. Besl LB) (3) hier van toepassing is (“aangegaan met een natuurlijk persoon t.b.v. diens persoonlijke aangelegenheid”) is er geen sprake van een dienstbetrekking. (2) 2. Dient Extrapolis op deze uitkering loonbelasting in te houden? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Hier is sprake van een zogenoemde oneigenlijke dienstbetrekking op grond waarvan loonbelasing dient te worden ingehouden.(2) Art. 34 Wet LB en art. 11.1.a.1° Uitv. besl. LB (3). 3. Voor welk bedrag dient bij de inhouding van loonbelasting rekening te worden gehouden met dit privégebruik. Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Het voordeel bedraagt 14% (2) van de catalogusprijs: € 2.800. Art. 13bis, lid 1a en lid 2a. (3) 4. Heeft deze aanscherping gevolgen voor het antwoord op vraag 3? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Neen (2) de oude regeling blijft gelden zolang Geels in deze auto blijft rijden. Art. 13bis, lid 19.(3)
5. Bepaal het bedrag waarop het fiscale loon van Hans Zwart minimaal moet worden gesteld. (10 punten) Conform art. 12a (3) LB wordt het loon gesteld op minimaal 70% (2) van € 80.000 (2) = € 56.000. Maar op niet minder dan € 60.000. (3) 6. Geef van elk van deze zaken aan of ze bij de bepaling van de hoogte van het loon buiten aanmerking kunnen blijven. Wanneer aan een vrijstelling voorwaarden zijn verbonden, dient u die ook te vermelden. Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. Maakt u gebruik van het Wetboek 2011 dan mag u aannemen dat geen beroep wordt gedaan op de werkkostenregeling. (20 punten) a € 50 in verband met de schade aan zijn kleding tijdens de uitoefening van zijn werk; Onbelast (2) op grond van art. 11.1.k (3) b € 2.500 ter gelegenheid van zijn 25-jarig dienstjubileum; Onbelast (2) wanneer deze niet meer bedraagt dan eenmaal het maandloon, art. 11.1.o (3) c € 2.000 voor de aanschaf van een computer; Belast als privé gebruik > is dan 10% Onbelast wanneer deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Omdat het aanschafbedrag meer dan € 450 bedraagt is niet meer vrijgesteld dan het bedrag van de afschrijving (2). art. 15b, lid 1, letter s, 1° en 2° (3). d Een gratis warme maaltijd (waarde € 17,50) omdat hij moet overwerken. Onbelast (2) op grond van artikel 15a, lid 1 letter ab. (3) Of art 55 Uitv. Reg LB vrije verstrekking per maaltijd bij vergoeding meer dan 4.20. Tot 4.20 vergoeding belast.
Uitwerkingen FAO juni 2011
2
Uitwerkingen Fiscale Aspecten van de Onderneming juni 2011 Opgave 1 (50 punten) Omzetbelasting Alle bedragen zijn exclusief omzetbelasting, tenzij anders vermeld. 1. Welke handeling vereist de wet vervolgens bij een belaste verhuur? Geef ook aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Zie art. 11 lid 1.b.5 (3): een gezamenlijk verzoek (2) aan de inspecteur. 2. Wat is het fiscale voordeel voor Albert Louer van de belaste verhuur? (5 punten) Hij kan de OB op onderhoud verrekenen. (5) NB Het pand bezit Louer al 15 jaar, dus een herziening van aftrek van de OB bij aanschaf is niet aan de orde. 3. Welke gevolgen heeft dit gegeven voor de optie voor belaste verhuur, die is overeengekomen? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (10 punten) Zie art. 11 lid 1.b.5 of art. 6a lid 8 uitv. Besch OB (3) : Er moet sprake zijn van volledig of nagenoeg volledig recht op vooraftrek bij de huurder, oftewel >90%.(2) Daarvan is nu geen sprake meer met 80% (3). Dus is opteren voor belaste verhuur niet meer mogelijk. (2) 4. Biedt de Wet OB aan boer Jaspers een mogelijkheid om dit gat te dichten? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (10 punten) De landbouwregeling van art. 27 Wet OB (3) biedt de mogelijkheid om te opteren (5) voor belastingheffing, in art. 27 lid 6. of 6 Uitv. Besch OB (2) 5. Wat zijn de fiscale gevolgen voor de leveringen van champignons aan de afnemers? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Hij zal 6% OB in rekening (5) moeten brengen bij de levering van champignons. (De teruggaaf van 5,1% OB, van art. 27 lid 4 vervalt.) 6. Geef aan of beide besluiten wettelijk zijn toegestaan. Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (10 punten) Geen specificatie op de papieren factuur: Dit is niet toegestaan (2), zie art. 35a lid 1.f.(3) De hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen moet worden vermeld. Ook goed art 33 lid 1d Uitv besch. OB als de verzamelfactuur op zich niet voldoet aan de factuurvereisten, maar door verwijzing naar de Bonnen en dergelijke samen wel Digitale factuur: Is toegestaan, (2) zie art. 35b (3) van de Wet OB. 7. Mag Hoornbeek het kasstelsel toepassen? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Nee, de groothandel pleegt te leveren aan ondernemers, (2) dan is geen kasstelsel toegestaan. Zie art. 26 Wet OB en art. 26 Uitv.Beschikking (3 voor één van beide).
Uitwerkingen FAO juni 2011
1
Opgave 2 (50 punten) Loonbelasting 1. Is ten aanzien van het schilderen van de woning van mevrouw Vrolijk sprake van een dienstbetrekking? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Artikel 3, lid 1 letter a veronderstelt hier wel een dienstbetrekking, maar omdat de uitzondering van lid 2 (of art. 2 lid 1 e 2b uitv. Besl LB) (3) hier van toepassing is (“aangegaan met een natuurlijk persoon t.b.v. diens persoonlijke aangelegenheid”) is er geen sprake van een dienstbetrekking. (2) 2. Dient Extrapolis op deze uitkering loonbelasting in te houden? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Hier is sprake van een zogenoemde oneigenlijke dienstbetrekking op grond waarvan loonbelasing dient te worden ingehouden.(2) Art. 34 Wet LB en art. 11.1.a.1° Uitv. besl. LB (3). 3. Voor welk bedrag dient bij de inhouding van loonbelasting rekening te worden gehouden met dit privégebruik. Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Het voordeel bedraagt 14% (2) van de catalogusprijs: € 2.800. Art. 13bis, lid 1a en lid 2a. (3) 4. Heeft deze aanscherping gevolgen voor het antwoord op vraag 3? Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. (5 punten) Neen (2) de oude regeling blijft gelden zolang Geels in deze auto blijft rijden. Art. 13bis, lid 19.(3)
5. Bepaal het bedrag waarop het fiscale loon van Hans Zwart minimaal moet worden gesteld. (10 punten) Conform art. 12a (3) LB wordt het loon gesteld op minimaal 70% (2) van € 80.000 (2) = € 56.000. Maar op niet minder dan € 60.000. (3) 6. Geef van elk van deze zaken aan of ze bij de bepaling van de hoogte van het loon buiten aanmerking kunnen blijven. Wanneer aan een vrijstelling voorwaarden zijn verbonden, dient u die ook te vermelden. Motiveer uw antwoord en geef aan op grond van welk artikel, met eventueel lid en letter. Maakt u gebruik van het Wetboek 2011 dan mag u aannemen dat geen beroep wordt gedaan op de werkkostenregeling. (20 punten) a € 50 in verband met de schade aan zijn kleding tijdens de uitoefening van zijn werk; Onbelast (2) op grond van art. 11.1.k (3) b € 2.500 ter gelegenheid van zijn 25-jarig dienstjubileum; Onbelast (2) wanneer deze niet meer bedraagt dan eenmaal het maandloon, art. 11.1.o (3) c € 2.000 voor de aanschaf van een computer; Belast als privé gebruik > is dan 10% Onbelast wanneer deze geheel of nagenoeg geheel zakelijk wordt gebruikt. Omdat het aanschafbedrag meer dan € 450 bedraagt is niet meer vrijgesteld dan het bedrag van de afschrijving (2). art. 15b, lid 1, letter s, 1° en 2° (3). d Een gratis warme maaltijd (waarde € 17,50) omdat hij moet overwerken. Onbelast (2) op grond van artikel 15a, lid 1 letter ab. (3) Of art 55 Uitv. Reg LB vrije verstrekking per maaltijd bij vergoeding meer dan 4.20. Tot 4.20 vergoeding belast.
Uitwerkingen FAO juni 2011
2
Uitwerking Corporate Governance juni 2011. De Nederlandse Corporate Governance Code is bedoeld voor een aantal ondernemingen. 1. Aan welke drie kenmerken moet een onderneming voldoen om onder de Nederlandse Corporate Governance Code te vallen? (9 punten) De onderneming moet in Nederland gevestigd zijn(statutaire zetel), beursgenoteerd en met een balanstotaal van > € 500 miljoen. (Van Luit, pagina 15) Bij het vaststellen van bestuurdersbeloningen bij een structuurvennootschap spelen de Raad van Commissarissen, de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en de Ondernemingsraad een rol. 2. Geef aan wat de rol van respectievelijk de RvC, de AvA en de OR is ten aanzien van de bestuurdersbeloningen bij structuurvennootschappen.(9 punten) De RvC stelt de beloning vast, de AvA beslist in eerste aanleg op hoofdlijnen(keurt het beloningsbeid zoals opgesteld door de remuneratiecommissie goed), de OR krijgt informatie over het beleid. (Van Luit, pagina 36) In de best practice-bepalingen van de Nederlandse Corporate Governance Code is de vertrekpremie van bestuurders gemaximeerd. 3. Geef aan hoe hoog de maximale vertrekpremie mag zijn. Maak hierbij onderscheid tussen bestuurders die wel/niet na hun eerste benoemingstermijntermijn worden ontslagen.(6 punten) Niet in eerste termijn ontslagen, dan maximaal 1 jaarsalaris. Wel in de eerste termijn dan maximaal 2 jaarsalarissen. (Van Luit, pagina 39) Bij beheerders van een beleggingsfonds kan sprake zijn van een lucratief belang (carried interest). Om excessen te bestrijden heeft het kabinet een belastingmaatregel getroffen ten aanzien van het lucratief belang. 4. Welke belastingmaatregel wordt hier bedoeld? (5 punten) Het lucratief belang is belast in box 1 in plaats van in box 3. (Van Luit, pagina 42) Tegenstrijdige belangen zijn veelal een heet hangijzer. Als vennootschap A een transactie wil aangaan met vennootschap B, wordt in drie situaties een tegenstrijdig belang verondersteld bij een bestuurder van vennootschap A. 5. Welke drie situaties worden hier bedoeld? (9 punten) De bestuurder heeft een materieel financieel belang in vennootschap B. De bestuurder heeft een familierechterlijke verhouding met een bestuurder van B. De bestuurder heeft ooit een besturende of toezichthoudende functie in B uitgeoefend. (Van Luit, pagina 46)
Uitwerking Corporate Governance juni 2011
Page 1 sur 4
Bij de interne beheersing van bedrijfsprocessen worden veelal maatregelen getroffen voor interne controle. Alleen al het bekendmaken van een maatregel is een maatregel op zich. We onderscheiden preventieve en repressieve maatregelen. 6. a. Geef een concreet voorbeeld van een preventieve maatregel.(3 punten) b. Geef een concreet voorbeeld van een repressieve maatregel.(3 punten) Preventief: computertoegang alleen met login-naam en wachtwoord. Repressief: opstellen van nacalculaties en verschillenanalyse. (Van Luit, pagina 53) In het COSO II – ERM-model is een bouwsteen risk response opgenomen. Dit houdt in het reageren op risico’s. 7. Geef alle mogelijke reacties op het constateren van risico’s.(6 punten) Vermijden, accepteren, reduceren, overdragen. (Van Luit, pagina 62) In de rapportage van de externe accountant, bestemd voor een controleplichtige structuurvennootschap, komt onder andere de managementletter voor. 8. a. Aan wie is de managementletter gericht? (2 punten) b. Welke twee elementen moeten ten minste in dit document zijn opgenomen? (4 punten) De managementletter is gericht aan de auditcommissie van de Raad van Commissarissen en bevat minimaal een beoordeling van de betrouwbaarheid en continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking. (Van Luit, pagina 80) In de Verenigde Staten is ten aanzien van duurzaamheidsverslaggeving door leden van het GRI (Global Reporting Initative) een aantal richtlijnen opgesteld. Hierbij worden drie dimensies onderscheiden. 9. Welke drie dimensies worden door GRI onderscheiden? (6 punten) Milieu, sociaal en economisch. (Van Luit, pagina 101) Bij het besturen van ondernemingen wordt onderscheid gemaakt tussen een eenlaags of tweelaags bestuursmodel. 10. a. Beschrijf het verschil tussen het eenlaags en tweelaags model.(5 punten) b. Geef een voordeel van het eenlaags model boven dat van een tweelaagsmodel. (3 punten) Bij het eenlaags model is sprake van bestuurders en toezichthouders in één bestuur. Bij het tweelaags model is er scheiding tussen bestuur en toezicht. Voordeel van het eenlaags model is minder informatieruis. (Van Luit, pagina 110)
Uitwerking Corporate Governance juni 2011
Page 2 sur 4
Casus. Een “match made in heaven” was de uitspraak van Anton Groot toen zijn dochter Sabrina te kennen gaf in het huwelijk te willen treden met Richard Small. Vergenoegd dacht hij aan zijn persoonlijke financiële situatie, die er zeker met sprongen op vooruit zal gaan. Vooralsnog is het voorgenomen huwelijk alleen in beide families bekend, maar gezien de naam Groot zal het niet al te lang duren voor de sensatiepers hier lucht van krijgt. Anton Groot is directeur en 20%-aandeelhouder in de structuurvennootschap Groot NV. Hij heeft de afgelopen jaren als beloning voor zijn uitstekend functioneren een groot aantal optierechten verkregen op aandelen Groot NV, die hij volgend jaar als hij 65 wordt bij zijn aftreden moet verzilveren. Sabrina draait op dit moment al deels mee in de onderneming en zal binnen een paar weken toetreden tot de Raad van Bestuur. Richard Small is de zoon van de oprichter van Small Inc., een in Engeland beursgenoteerde onderneming, werkzaam in dezelfde branche als Groot NV. Richard maakt al deel uit van het bestuurscollege bij Small Inc. Anton ziet de fusie van de ondernemingen al helemaal voor zich. De combinatie wordt een van de meest toonaangevende ondernemingen in Europa op het gebied van gedistilleerde dranken. Het kantoor van de fusievennootschap kan prima worden gehouden op het adres van zijn villa in Aerdenhout. Anton beseft wel dat het een en ander wel fatsoenlijk dient te worden geregeld en vraagt zijn adviseur welke stappen binnen onderneming Groot NV ondernomen moeten worden. De adviseur heeft zijn advies als volgt ingedeeld: - Stappen die onmiddellijk genomen dienen te worden. - Stappen die genomen moeten worden op weg naar de fusie. - Stappen die genomen moeten worden na de fusie. De stappen worden vanuit drie invalshoeken benaderd: - De Raad van Commissarissen. - De Algemene Vergadering van Aandeelhouders. - Overige stakeholders. 11. Beschrijf in hoofdlijnen de onderwerpen van het adviesrapport ingedeeld naar de aangegeven stappen. (3 x 10 punten) Onmiddelijk. RvC: De RvC moet geïnformeerd worden over de plannen van Anton. De RvC houdt toezicht op de algemene gang van zaken en moet tijdig geïnformeerd worden over belangrijke zaken. De relatie tussen Sabrina en Richard kan leiden tot een tegenstrijdig belang. De RvC moet hiervan op de hoogte gesteld worden. AvA: Nu er nog geen reële voornemens zijn om over te gaan tot fusie is het niet noodzakelijke om de aandeelhouders over de gedachte van Anton te informeren. Wel moet de AvA zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd over het voorgenomen huwelijk. Er is sprake van koersgevoelige informatie.
Uitwerking Corporate Governance juni 2011
Page 3 sur 4
Andere stakeholders: Er is sprake van koersgevoelige informatie als gevolg van het voorgenomen huwelijk. Zodra de AvA geïnformeerd is moet het nieuws over het voorgenomen huwelijk z.s.m. openbaar gemaakt worden. Op weg naar de fusie. RvC Informeren over voorgenomen fusie. De RvC dient toestemming te geven voor het aangaan van een duurzame samenwerking met een andere vennootschap. Aan de hand van de uitgangspunten van de voorgenomen fusie moet een plan opgesteld worden waaruit de belangrijkste risico’s van de fusie blijken Nu er sprake kan zijn van een tegenstrijdig belang (Anton bezit opties en is dus gebaat bij een koersstijging als gevolg van de voorgenomen fusie) heeft de RvC de taak om toe te zien op mogelijke tegenstrijdige belangen van het bestuur. De familierelatie tussen Sabrina en Richard verdient in het fusieproces ook strikte aandacht van de RvC. Alle schijn van een tegenstrijdig belang in de fusieonderhandelingen moet vermeden worden. AvA De voorgenomen fusie leidt opnieuw tot koersgevoelige informatie. De AvA moet tijdig geïnformeerd worden over de voorgenomen fusie. De voorgenomen fusie leidt tot een belangrijke wijziging van de identiteit van de vennootschap Besluiten met betrekking tot identiteitswijziging van de vennootschap dienen goedgekeurd te worden door de AvA. Andere stakeholders De voorgenomen fusie leidt opnieuw tot koersgevoelige informatie Zodra de AvA geïnformeerd is moet het nieuws over de voorgenomen fusie z.s.m. openbaar gemaakt worden. De O.R dient geïnformeerd te worden. Na de fusie. RvC Er is sprake van een nieuwe gefuseerde onderneming. De samenstelling van de RvC dient nader te worden beschouwd. Er zal sprake zijn van dubbele bezetting van functies als gevolg van de fusie. De verplichte benoeming-, remuneratie en auditcommissie zullen moeten worden samengesteld. Op basis van kwaliteiten van de leden zal de benoemingscommissie voorstellen doen voor de te benoemen leden van de RvC. Nu er een nieuwe fusievennootschap ontstaat zal de beloningsstructuur opnieuw moeten worden vastgesteld door de remuneratiecommissie. AvA De AvA kan nieuwe kandidaten aandragen voor de nieuw in te richten RvC. De AvA dient het geformuleerde beloningsbeleid goed te keuren. Andere stakeholders De nieuw gevormde OR moet gevraagd worden om kandidaten voor de RvC aan te dragen. De OR moet schriftelijk geïnformeerd worden over het nieuwe beloningsbeleid.
Uitwerking Corporate Governance juni 2011
Page 4 sur 4
Antwoordsleutelexamenrechtjuni2011 Opgave1 1.Dekantonrechter,art.93subaRv. 2.Verstekvonnis,art.139Rv. 3.Executoriaalbeslag;art.434Rv. 4.Verzetprocedure,art.143Rv. 5.Eenvonnisdatuitvoerbaarbijvoorraadisverklaardisdadelijkteexecuterenniettegenstaande eeningesteldrechtsmiddel,art.233Rv.Hetantwoordisdus:neen,nietinallegevallen. Opgave2 1.Eriseenstatutenwijzigingnodigvoordenoodzakelijkeverhogingvanhetmaatschappelijk kapitaal,art.2:67BW.Dewijzigingvandestatutenterverhogingvanhetmaatschappelijkkapitaal vereisteenbesluitvandeava,art.2:121en121aBW. 2.Deava,art.2:96BW. 3.Debeperkingis,datermoetzijnbepaaldhoeveelaandelendoorhet(andere)orgaan,gewoonlijk hetbestuur,mogenwordenuitgegeven.Dezebevoegdheidgeldtvoordeduurvanmaximaalvijf jaar(telkensteverlengenvoormaximaalvijfjaar).Art.2:96BW. 4.Deledenvanderaadvanbestuurvormennietalleentezamenhetvennootschappelijkorgaan ‘bestuur’,maarzijzijnookwerknemers.Ingevolgeart.2:96alid1BWmogendeaandelenin beginselbijdeledenvanderaadvanbestuurwordengeplaatstmetvoorbijgaanaande voorkeursrechtenvandehuidigeaandeelhouders. 5.Doormiddelvaneennotariëleakte,art.2:86BW.
Opgave3 1.EeneenmanszaakisgeenrechtspersoonenerisdanookgeenscheidingtussenErics privévermogenenzijnzakelijkvermogenvoorzoverhetzijncrediteurenbetreft(art.3:276BW). DeschuldsaneringsregelingkandustenaanzienvanEricwordenuitgesproken,art.284Fw. 2.Ja,debankmagverkoopdoorzetten.Art.299lid3Fwjo57lid1Fwjo3:268lid1BW. NB:executiesenbeslagendienietbijzonderlijkzijnverbondenvoorvorderingenwaarvoorhet hypotheekrechtisgevestigdwordengeschorst(art.301lid5Fw).Hetwoonhuisisnujuistwel zo’nhypothecairgoed,endatkanwordenuitgewonnendoordehypotheekhoudendebankals separatist.Ditisevenweleenmoeilijkteduidenwetsartikelendekandidaatdiekoosvoordeweg vandeschorsingvande(parate)executiebevoegdheidvandehypotheekhouderkrijgt2punten,al ishetantwoordonjuist. 3.Ja,wantverbodtotopschortinggeldtalleenvooroudeschulden,art304Fw.Voordeschuldendie zijnontstaannatoepassingvandeschuldsaneringsregeling(decasusspreektvanvoorschotten tijdensdeschudsaneringsregeling)geldtdehoofdregeldatopschortingistoegestaan(art.6:262 BW). 4.Hetakkoordinhetkadervandeschuldsaneringiseendwangakkoordenbindtookde tegenstemmers,art.340lid2Fw. Eenbuitengerechtelijkakkoordmoetdeinstemmingvanalleschuldeisershebben. Antwoordendieandereverschillenvermeldenworden,alszijsteekhoudendzijnmet2punten gehonoreerd.Hétverschilisechterhetgeenhierbovenisgesteld. 5.Hetdeelvandevorderingdatuitgaatbovenhetakkoordpercentageisnietmeerafdwingbaar. Art.358lid1Fw.(Erresteertslechtseennatuurlijkeverbintenis). Opgave4 1.Neen,wantzijisnietindienstbijMecbv.Flexiondienthaarhet(minimum)loontebetalen,want FrankaisindienstvanFlexion(art.7:690BW).HetantwoorddatnaastFlexiononder omstandighedenookMECaangesprokenkanwordentotbetalingondervermeldingvanart.7:692 BWwordtgehonoreerdmet2punten,alishetonjuistaangezienaansprakelijkzijnvoorde betaling(dooreenander)niethetzelfdeisals(loon)betalingsplichtigzijn.Dieplichtrustalleenop Flexion(art.7:616BW). 2.Ja,wantwettelijkgeregeld,art.7:690en691BW. 3.Tweeuur.Art.7:628aBWishiernietvantoepassing,omdatnuerdezeweekalis overeengekomendatzijmeerdan15uurwerkt,dedrieuurloonregelnietgeldt. “Nietofnieteenduidigvastgelegd”heefthetoogopeenandersoortoproepcontract,het zogenoemdenulurencontract.
4.Art.14WcaoverplichtMECbvomookaandeongeorganiseerdeFrankahetcaoloontebetalen. 5.Neen,hetinroepenvandenietigheidvaneenvandecaoafwijkendbedingisvoorbehoudenaan caopartijen(art.12Wcao);ookkanFrankageenrechtsvorderinginstellenopgrondvanart.14 WcaoaangezienzijgeenlidisvandeNVJ.Zeheeftrechtophethogerecaoloonmaarzeheeft nietzelfeenactieinrechtetegenhaarwerkgever.ZezoulidkunnenwordenvandeNVJ. Opgave5 1.1)eenpersoonlijkeverplichtingtothetverrichtenvandebedongenarbeid;2)loon; 3)gezagsverhouding.Aanaldezedrieeisendienttewordenvoldaanomtekunnensprekenvan eenarbeidsovereenkomst.Art.7:610BW.Geletopdebovenstaandecriteriaishiergeensprake vaneenarbeidsovereenkomst(geenloon,geenpersoonlijkeverplichting). 2.Art.7:658lid4BW.DestichtingisaansprakelijktenzijMauricegroveschuldofopzetkanworden verweten.Hiervanreptdecasusniet.Eenenkeleinstructieaanhetbeginvandewerkzaamheden isonvoldoendeomdeaansprakelijkheidvandestichtingopteheffen. 3.Alsvrijwilligerdieeenonkostenvergoedingkrijgtvanminderdan€1500perjaarishijniet verzekerdvoordeZiektewet.Terzijde:ookdeWulbzisnietvantoepassing,omdatMauritsgeen werknemeris.KG,2011.1pag.34. 4.InditgevalzouMauritsverzekerdzijnkrachtensdeZiektewet,omdathijeenvergoedingkrijgt(en eenberoepsopleidingvolgt).KG,2011.1,pag.33. 5.Dekansdathetoctrooizalwordenverleendisgelijkaannul,omdathetfluitjenietnieuwis. VoortsberusthetnietopuitvinderwerkzaamhedenvanMauritsenheefthethoogstwaarschijnlijk onvoldoendetechnischekenmerken.
Uitwerking examen Geconsolideerde jaarrekening juni 2011 A) 60%*(100000+80000+20000+80000) 10%*(100000+80000+20000+100000) 10%*(100000+80000+20000+120000) Verkrijgingsprijs Positieve goodwill
€ € € € € €
168.000 30.000 32.000 230.000 245.000 15.000
B) De netto-vermogenswaarde van de deelneming per 31/12/10: 80%*(100000+80000+20000+130000) € 264.000 C)
boekingen
1-3-2010 Deelneming Goodwill aan Bank 1-5-2010 Deelneming aan Bank 1-10-2010 Deelneming Goodwill aan Bank
€ €
€
€ €
D) 80%*130000 af: meegekochte winst: (60%*80000+10%*100000+10%*120000) Resultaat deelneming 2010 Boeking: Deelneming aan resultaat deelneming E: Deelneming aan Goodwill
€
104.000
€ €
-70.000 34.000
€
(245000-230000)
F: a) Geplaatst en gestort kapitaal 80%*100000 Winstreserve 80%*80000 Wettelijke reserve 80%*20000 Winst 2010 (zie D) Goodwill aan Deelneming
UitwerkingenGeconsolideerdeJaarrekeningjuni2011
€
€ € € € €
168.000 12.000 €
180.000
€
30.000
€
35.000
€
34.000
€
15.000
€
245.000
30.000
32.000 3.000
34.000
15.000
80.000 64.000 16.000 70.000 15.000
1
b) Geplaatst en gestort kapitaal 20%*100000 Winstreserve 20%*80000 Wettelijke reserve 20%*20000 Winst 2010 20%*130000 aan Minderheidsbelang 20%*(100000+80000+20000+130000) c) Winst 2010 aan Goodwill d) Actieve belastinglatenties Winst 2010 Minderheidsbelang aan Voorraden
15000-12000
25%*30/130*260000 80%*75%*30/130*260000 20%*75%*30/130*260000 30/130*260000
e) gemakshalve per post. 24-dec Voorraden 100/130*52000 Actieve latenties 25%*30/130*52000 Winst 2010 80%*75%*30/130*52000 Minderheidsbelang 20%*75%*30/130*52000 aan Rek.crt- Megeman NV (D)
€ € € €
€
30-dec liquide middelen aan Rek.crt- Megeman NV (D)
€
G: Geconsolideerde omzet 2010: 8000000+1300000-1300000 Geconsolideerde inkoopprijs van de omzet: 6000000+1000000-100/130*(260000+52000+39000) af: 1300000-260000-52000-39000 Geconsolideerde inkoopprijs van de omzet:
UitwerkingenGeconsolideerdeJaarrekeningjuni2011
€
3.000
€
60.000
€
52.000
€
39.000
€
78.000
€
26.000
€ € € € € € €
2.785.000 12.000 20.250 € 1.290.000 € 180.000 110.000 338.000 € 125.000 640.000 354.000 280.000 € €
40.000 3.000 7.200 1.800
30.000 2.250 5.400 1.350
78.000
€
26.000
€
8.000.000
€ € €
6.730.000 -949.000 5.781.000
H: Overzicht berekening groepsvermogen per 31 december 2010: Materiële vaste activa 2465000+320000 Goodwill 15000-3000 Actieve latente belastingen 25%*30/130*(260000+52000+39000) Voorraden 1200000+80000+52000+39000-30/130*(260000+52000+39000) Debiteuren 180000 Overige vlottende activa 40000+70000 Liquide middelen 200000+60000+78000 Totale activa Voorzieningen 80000+45000 Schulden lang 500000+140000 Crediteuren 250000+130000-26000 Overige kortl.verpl. 200000+80000 Groepsvermogen
66.000
15.000 36.000 9.000
€ € € €
€ € € €
€
3.000
€ € €
28-dec Voorraden 100/130*39000 Actieve latenties 25%*30/130*39000 Winst 2010 80%*75%*30/130*39000 Minderheidsbelang 20%*75%*30/130*39000 aan Rek.crt- Megeman NV (D)
Eliminatie onderlinge vorderingen en schulden Crediteuren aan Rek crt. Megeman NV (195000-52000-39000-78000)
20.000 16.000 4.000 26.000
€ € € €
20.250 1.290.000
4.735.250
1.399.000 3.336.250
2
Controle (wordt niet gevraagd!) Geplaatst en gestort kapitaal 1800000 Megeman Winstreserve (zie Fa) Wettelijke reserves 10000 Megeman Winst 2010 (na belastingen) 900000+130000-70000-26000-3000-36000-7200-5400 Aandeel van derden (66000-9000-1800-1350) Groepsvermogen
Aanvullende berekeningen (worden niet gevraagd) Winstreserve geconsolideerd per 31/12/2010 Winstreserve Megeman Winstreserve Daniel Meerderheidsbelang 80%*80000 Aandeel derden 20%*80000 Totaal winstreserve geconsolideerd geconsolideerde winst 2010 Winst 2010 na belastingen Megeman Winst 2010 na belastingen Daniel Meegekochte winst (zie D) Intercomp.winst in voorraden: 80%*75%*30/130*(260000+52000+39000) Winstaandeel derden: 20%*130000 Afschrijvingskosten goodwill 15000-12000 Totaal geconsolideerde winst na belastingen Aandeel derden (minderheidsbelang) 20%*(100000+80000+20000+130000) af: intercomp.winst voorraden 20%*75%*30/130*(260000+52000+39000) Totaal aandeel van derden
UitwerkingenGeconsolideerdeJaarrekeningjuni2011
€ € € € €
590.000 80.000 -64.000 -16.000 590.000
€ € €
900.000 130.000 -70.000
€
-48.600
€
-26.000
€ €
-3.000 882.400
€
66.000
€ €
-12.150 53.850
€ € € € € €
1.800.000 590.000 10.000 882.400 53.850 3.336.250
3
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011 A. 1.
Publicatie-eisen Controle-eisen Vrijstellingen; rechtspersonen onderscheiden aard; consolidatie, enz.
A. 2.
Voorzichtigheidsbeginsel Realisatiebeginsel Matchingbeginsel Toerekeningsbeginsel Continuïteitsbeginsel Bestendige gedragslijn Individuele waardering Afschrijvingen en waardevermindering moeten onafhankelijk zijn van het resultaat
A. 3.
Indien het inzicht dat vereist, danwel beursgenoteerd of vallend onder IFRS
B. 1.
Voorraad materialen
10.000 × € 14,25 6.000 × € 14,80
Balanswaarde B. 2. Naar balans
C. 1.
Prijsverschillen bij inkoop € 8.700 Saldo Naar winst en verlies € 8.700
Waarde debiteuren Oninbaar
60% × € 11.900
Verwacht verlies op vorderingen per 31 december Balanswaarde C. 2. Saldo Afgeboekt als oninbaar Naar balans
D. 1.
€ „ „ €
Afschrijving debiteuren 12.400 Naar winst en verlies 6.000 7.200 25.600
Gereedheidspercentage 09/17 (€ 960.000 / € 1.280.000) × 100% = 75% Balanswaardering 09/17 € 960.000 + 0,75× € 220.000 (winst) – € 1.000.000 (termijnen) Gereedheidspercentage 10/04 (€ 105.000 / € 525.000) × 100% = 20% Balanswaardering 10/04 € 105.000 + 0,20× € 75.000 (winst) – € 30.000 (termijnen) Balanswaarde onderhanden werken
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011
€ „ €
142.500 88.800 231.300
€ „ €
7.300 1.400 8.700
€ „ € „ €
216.580 7.140 209.440 7.200 202.240
€
25.600
€
25.600
€
125.000
„ €
90.000 215.000
Pagina 1 van 51
D. 2.
D. 3.
Op de winst- en verliesrekening 2010 moet de voorraadmutatie van de langlopende onderhanden werken worden verantwoord. Gereedheidspercentage 09/17 (€ 375.000 / € 1.250.000) × 100% = 30% Balanswaardering 09/17 € 375.000 + 0,30 × € 250.000 (winst) = € 450.000 Project 09/17 € 1.125.000 – € 450.000
€
675.000
Project 10/04 Toename langlopende onderhanden werken
„ €
120.000 795.000
€ „ €
90.000 15.000 105.000
Totaal gerealiseerde winst 09/17 tot en met 2010 Totaal gerealiseerde winst 09/17 in 2009 Gerealiseerde winst 09/17 in 2010 Gerealiseerde winst 10/04 in 2010
€ „
165.000 75.000
D. 4.
Betaalde termijnen op langlopende onderhanden werken kunnen apart aan de creditzijde van de balans opgenomen worden.
D. 5.
Een gegronde reden. Ook een voorbeeld van een gegronde reden is goed.
E.
Bedragen rubriek 5 Bedragen rubriek 6 Bedragen rubriek 8 Bedragen rubriek 9
„ „ €
1.248.000 5.520.000 6.000.000 248.000 13.016.000
Resultaat voor belasting € 12.300.000 – € 13.016.000 Vennootschapsbelasting 25% Resultaat na belasting 2010
€ „ €
716.000 179.000 537.000
F.
Telling creditsaldo rubriek 6 Saldo rekening 800 Kostprijs verkopen Wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk
€ „ €
5.520.000 5.025.000 495.000
G.
Netto-omzet (€ 6.000.000 – € 16.000 + € 200.000 + € 48.000) Wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk Som der bedrijfsopbrengsten Kosten van grond- en hulpstoffen € 1.720.000 Lonen en salarissen „ 2.751.000 Sociale lasten „ 917.000 Afschrijvingskosten „ 132.000 Overige bedrijfskosten „ 437.000 Som van de bedrijfslasten Netto-omzetresultaat Interestkosten Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening voor belasting Vennootschapsbelasting Resultaat uit gewone bedrijfsuitoefening na belasting
€ „ €
6.232.000 495.000 6.727.000
„ € „ € ,, €
5.957.000 770.000 54.000 716.000 179.000 537.000
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011
€ ,, „ „ €
1.147.200 5.528.000 5.458.800 166.000 12.300.000
€ ,,
Pagina 2 van 52
€ 1.638.000,-/€ 210,- per uur € 882.000,-/€ 210,- per uur € 2.520.000,-/€ 210,- per uur
7 800 uren 4 200 uren 12 000 uren
H. 1.
Spiegels type E-3 Spiegels type Lux-3 Totaal
H. 2.
Saldo rekening 040 Seizoencorrectie op 1 oktober 2010. Indien in het vierde kwartaal de seizoenindex 108 is, moet die van de kwartalen 1, 2 en 3 uitkomen op 292. De seizoencorrectie is derhalve 0,08 debet. Vaste kosten op kwartaalbasis € 2.520.000,- × € 150,-/€ 210,- × 3/12 € 450.000,Seizoencorrectie kwartalen 1, 2 en 3 € 450.000,- × 0,08 € 36.000,-
I. 1. a. Budget machinekosten: N × T C = 12 000/4 × € 150,W × T V = 3 300 × € 60,-
Constante kosten Variabele kosten € 450.000,€ 198.000,-
I. 1. b. 0,08 × 12 000/4 × € 150,(zie ook H2.)
€
36.000,-
I. 1. c. Dekking machinekosten
€
495.000,-
I. 2. a. Budgetresultaat machinekosten vierde kwartaal van 2010 Werkelijke machinekosten gegeven Budget machinekosten zie 1.a. Budgetresultaat
€
198.000,-
Totaal € 450.000,„ 198.000,€ 648.000,„
36.000,-
€
693.000,-
nadelig
€ 656.700,„ 648.000,€ 8.700,-
I. 2. b. Bezettingsresultaat machinekosten vierde kwartaal van 2010 Te dekken constante machinekosten zie 4.b. Dekking constante machinekosten 3 300 × € 150,Bezettingsresultaat voordelig
€ 486.000,„ 495.000,€ 9.000,-
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011
Pagina 3 van 53
I. 3.
Resultaat over het vierde kwartaal van 2010. (18 720 stuks) Type E-3 Werkelijke opbrengst € 1.029.600,Standaardkosten „ 950.040,Ruilwinst € 79.560,Kostenverschillen Directe materialen 1) Efficiencyresultaat Prijsresultaat Directe productielonen 2) Efficiencyresultaat Prijsresultaat Indirecte kosten 3) Efficiencyresultaat Bezettingsresultaat Seizoencorrectie
(5 670 stuks) Type Lux-3 € 793.800,„ 584.010,€ 209.790,-
€ 1.823.400,„ 1.534.050,€ 289.350,-
– € „
720,0,-
– € „
720,0,-
– € „
1.440,0,-
– „ – „
4.400,4.850,-
– „ – „
400,1.900,-
– „ – „
4.800,6.750,-
+ – + +
„ „ „ €
11.340,15.900,23.400,8.870,-
– + + +
„ „ „ €
8.400,24.900,12.600,26.080,-
Budgetresultaat Totaal Resultaat Type E-3
Totaal
+ + + + – +
„ „ „ € „ €
2.940,9.000,36.000,34.950,8.700,26.250,-
€
315.600,-
Type Lux-3
1)
H S × P S = 18 960 × € 18,H W × P S = gegeven
€ 341.280,- H S × P S = 5 400 × € 40,„ 342.000,- H W × P S = gegeven –€ 720,-
€ 216.000,„ 216.720,–€ 720,-
H W × P S = 4 850 × € 40,H W × P W = 4 850 × € 41,-
€ 194.000,- 1 900 × € 40,„ 198.850,- 1 900 × € 41,– € 4.850,-
€ 76.000,„ 77.900,– € 1.900,-
H S × P S = 18 960 × 0,25 × € 40,H W × P S = 4 850 × € 40,-
€ 189.600,- 5 400 × 0,35 × € 40,„ 194.000,- 1 900 × € 40,– € 4.400,-
€ 75.600,„ 76.000,–€ 400,-
2)
3)
H S × P S = 18 960 × 6½/60 × € 210,H W × P S = 2 000 × € 210,-
€ 431.340,- 5 400 × 14/60 × € 210,„ 420.000,- 1 300 × € 210,+ € 11.340,-
€ 264.600,„ 273 000,– € 8.400,-
(W – N S ) × T C (2 000 – 2 106) × € 150,-
– € 15.900,- (1 300 – 1 134) × € 150,-
+ € 24.900,-
0,08 × 1 950 × € 150,-
+ € 23.400,- 0,08 × 1 050 × € 150,-
+ € 12.600,-
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011
Pagina 4 van 54
J.
Er kan bij de indirecte productiekosten sprake zijn van een interdependentie tussen efficiencyresultaat en bezettingsresultaat, omdat een inefficiënt gebruik van de machines leidt tot een hogere bezetting en andersom.
K.
Begrote verkoopresultaat 18 000 × € 4,25 4 500 × € 37,22 500 Werkelijke verkoopresultaat 18 720 × € 4,25 5 670 × € 37,24 390 Verschil
€ 76.500,„ 166.500,€ 243.000,- (€ 243.00,- ÷ 22 500 = € 10,80) € 79.560,„ 209.790,€ 289.350,+ € 46.350,-
K. a.
Resultaat als gevolg van de afwijkende verkoophoeveelheid op basis van het gemiddeld begrote verkoopresultaat per product: (24 390 – 22 500) × € 10,80 + € 20.412,-
K. b.
Mix-variance: E-3 Lux-3 (18 720 – 19 512) × € 4,25 ( 5 670 – 4 878) × € 37,-
24 390 × 4/5 24 390 × 1/5
19 512 stuks 4 878 stuks – € 3.366,+ „ 29.304,+ „ 25.938,+ € 46.350,-
L.
Type E-3 € 18,00 „ 10,00 „ 1,00 „ 1,65 „ 18,56 „ 0,52 € 49,73
Directe materialen Directe productielonen Schoonmaakkosten 1) Instelkosten 2) Operationele machinekosten 3) Verzendkosten 4) Kostprijs per product 1) 2)
3)
4)
M.
€ 72.000,-/72 000 = € 90.000,-/18 000 = € 594.000,-/3 000 = (600 × € 198,-)/72 000 (2 400 × € 198,-)/18 000 € 1.670.400,-/9 000 = (7 200 × € 185,60)/72 000 = (1 800 × € 185,60)/18 000 = € 93.600,-/200 = (80 × € 468,-)/72 000 = (120 × € 468,-)/18 000 =
€ 1,00 € 5,00 € 198,00 € 1,65 € 26,40 € 185,60 € 18,56 € 18,56 € 468,00 € 0,52 € 3,12
Type Lux-3 € 40,00 „ 14,00 „ 5,00 „ 26,40 „ 18,56 „ 3,12 € 107,08
per product per product per insteluur per product per product per machine-uur per product per product per verzending per product per product
Het verwachte resultaat over 2010 is onder ABC gelijk. De totale kosten blijven gelijk, alleen de marge per product is anders.
Uitwerkingen Jaarrekening juni 2011
Pagina 5 van 5