Jaarverslag 2014
Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel Sainctelette Square 17 1000 Brussel 02/477.60.60
[email protected] 1 www.kindinnood.be
Inhoud: 1. Voorwoord ……………………………………………………………………………………………………………………………3 2. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel ……………………………………………….........6 3. Cijfergegevens……………………………………………………………………………………………………………….….….7 a. Meldingen………………………………………………………………………………………………….……….…..8 b. Kinderen……………………………………………………………………………………….…………………….…15 c. Gevolggeving en diagnostiek……………………………………………………………………….………..18 4. 1712 – Meldpunt geweld, misbruik en kindermishandeling………………………………………………23 5. Opdracht als GV en impact IJH……………………………………………………………………………………….….25 6. Coaching Kind & Gezin……………………………………………………………………………………………………...29 7. Kinderdagverblijven……………………………………………………………………………………………………….…30 8. Nupraatikerover.be……………………………………………………………………………………………………….…32 9. Integrale jeugdzorg………………………………………………………………………………………………………….38 10. Veiligheidsconsulent voor de 6 VK……………………………………………………………………………………40 11. Eerste jaar VK……………………………………………………………………………………………………………………41 12. Samenwerking met het UZ Brussel…………………………………………………………………………………..42 13. Een dag in het leven van de “SOM”………………………………………………………………………………….43 14. Samenwerking opvangcentra GO! en VK………………………………………………………………………….44 15. Kennismaking, overleg, vieringen, debatten……………………………………………………………………45 16. Gevolgde opleidingen, workshops, studiedagen…………………………………………………………….46 17. Opleidingen, workshops,… georganiseerd door VK Brussel……………………………………………49 18. Giften…………………………………………………………………………………………………………………………….51 19. Het team anno 2015………………………………………………………………………………………………………52
2
1. Voorwoord: Het voorbije jaar veranderde er veel voor de VK, de ‘homeostase’ is nog zelden zo sterk doorbroken geweest. En geen verandering zonder dat dit ook emoties oproept. In 2014 was dit een breed palet aan uiteenlopende en soms sterke gevoelens, doorgaans positief en stuwend maar er werd ook gesakkerd. Emotionaliteit getuigend van betrokkenheid verdient respect en dient beluisterd te worden.
toegangspoort IJH duurt te lang, er is een te zware administratieve belasting, niet alleen de VK maar ook de brede instap kreunt onder de overmatige werkdruk, voor cliënten is de kaart van het nieuwe landschap nauwelijks uit te tekenen en te overzien. Hiermee uiten we geen kritiek op de basisbeginselen en doelstellingen van IJH maar wel op een aantal concrete uitwerkingen.
Veel heeft te maken met de opstart van Integrale Jeugdhulp (IJH). Op 1 maart 2014 werden wij wakker in een ingrijpend vernieuwd jeugdhulpverleningslandschap. Voordien was er geïnvesteerd in vorming en het informeren van de sectoren en had OostVlaanderen als pilootregio proef gedraaid. Het is duidelijk dat je hele sectoren en individuele medewerkers op een verandering van dergelijke omvang en complexiteit nooit helemaal kunt voorbereiden. “The map is not the territory” leerde Korzybski ons al en het waren de ervaringen binnen het nieuwe werkveld die het werkelijke leerproces op gang zetten. Iets waar men niet mee vertrouwd is, roept doorgaans weerstand op en dit is bij IJH niet anders, het is dan zaak zichzelf de nodige gewenningstijd te geven. In die periode van opstart waren we zelf zoekende en kregen we op alle niveaus veel vragen van collega’s uit andere sectoren.
Minister Vandeurzen verbond eigen conclusies aan dit eerste jaar en in de concrete acties die de minister voorstelt herkennen we ten dele de eigen bedenkingen. Daaronder ook dat hij wil blijven inzetten op vorming inzake verontrusting en het uitklaren van de erkenning als multidisciplinair centrum.
Toch ging het om veel meer dan een louter gewenningsprobleem: vorig jaar drukten we reeds onze bezorgdheid uit voor het overmatig geprocedureerd kader binnen IJH dat vertragend zou werken en voor de bijkomende workload voor de VK. Intussen zijn we een jaar verder en heeft de realiteit onze initiële bezorgdheden niet ontkracht, integendeel. Er zijn zo mogelijk nog langere wachtlijsten, de doorstroom door de
Het grondig bijsturen van IJH zal nog wel enkele jaren in beslag zal nemen. Intussen plukken we samen met onze cliënten de vruchten binnen dit hertekende landschap. Zo geloven we sterk in onze rol en de mogelijkheden die ons geboden worden als gemandateerde voorziening, naast onze ‘reguliere’ VK-werking. De responsabilisering van alle sectoren in het omgaan met verontrusting creëert een kader van vroegdetectie en maakt dat doorverwijzingen zorgvuldiger kunnen gebeuren. Het intersectoraal kunnen inzetten van verschillende modules creëert de basis voor een echt integraal aanbod. Als het stof nog wat meer gaan liggen is en ieder zijn eigen plek en rol wat beter gevonden heeft, een en ander is bijgestuurd, dan zal men een transparanter en functioneler jeugdhulpaanbod hebben. Kinderen, jongeren en hun gezinnen zullen met deze vernieuwingen beter af zijn – daar is het immers om te doen. Kindermishandeling doet 3
veel met gezinnen en het werken aan beveiliging en herstel vraagt veel van hen. Een halfslachtige aanpak riskeert meer kwaad dan goed te doen. Een professionele, zorgzame en performante hulpverlening dient aldus beschouwd te worden als een basisrecht. Verderop in dit jaarverslag leest u meer over de impact van IJH op onze werking.
vernieuwende projecten. De vorige jaren kunnen we als voorbeelden de “werkgroep misbruik binnen gezagsrelaties” aangeven, waren we lid van de ‘stuurgroep onderzoek kindermishandeling’ in opdracht van het kinderrechtencommissariaat, maakten we deel uit van de werkgroep kindvriendelijk 1712, etc …
Precies een half jaar na de opstart van IJH, op 1 september 2014, startte VK Brussel de chatbox ‘Nupraatikerover.be’. Hier ging een intensieve voorbereiding aan vooraf oa met Child Focus die deze chat twee jaar eerder had opgezet en nu wou overdragen omwille van het hulpverlenende karakter ervan. De vraag van het kabinet om hiervoor beroep te doen op VK-expertise was een logische en terechte keuze. Nupraatikerover.be biedt een Nederlandstalige chatbox voor minderjarigen die slachtoffer of getuige zijn van seksueel misbruik en richt zich op Brusselse en Vlaamse jongeren. Middelen werden gevonden in de afbouw van de hulplijn 1712 voor Brussel door deze te integreren met 1712 Vlaams-Brabant. In concreto worden de initiële 1712-middelen binnen onze dienst voor twee-derden geïnvesteerd in de chat en het resterende derde in het geïntegreerde 1712. Met 0,4 Fte voor de chat is dit echter minder dan de helft van wat we daadwerkelijk investeren. In het relaas over chat en 1712 zal u lezen dat dit niets afdoet aan het enthousiasme en professionalisme waarmee medewerkers deze beide opdrachten vervullen.
Binnen de eigen regio zetten we de voorbije jaren bijzonder in op een cultuursensitief aanbod en onderzoek, maakten we werk van het sensibiliseren van lagere scholen, hebben we een langlopend maar nog steeds zeer zinvol project van ondersteuning van regioverpleegkundigen, investeren we in een actieve afstemming en aanbod t.a.v. het UZ Brussel en nog in 2014 deden we aanzienlijke inspanningen in het bereiken van Kinderdagverblijven. We zijn de VGC erkentelijk voor de extra middelen die dit mede mogelijk maakten. Mijn bijzondere waardering gaat daarbij ook uit naar het voltallige VK Brussel-team: hun engagement, werklust en enthousiasme zijn cruciale succesfactoren! Deze bij wijlen jolige en van VK-DNA doordrongen ‘bende’ werkt hard aan expertiseverdieping en –verbreding. Het is door hen dat het VK een gekende en gewaardeerde partner geworden is in de Brusselse regio. Hun gesmaakte bijdrages, o.a. over de hierboven genoemde projecten, leest u verderop.
In 2014 maakten we samen met drie andere VK ook deel uit van de VAPH-werkgroep die de transitie van de noodinternaten van het GO! begeleidde. Het is een voorbeeld van de inspanningen die we samen met de andere VK leveren om een gepast antwoord op maatschappelijke noden te formuleren. We menen dat VK Brussel op dit vlak een traditie aan het opbouwen is: waar zinvol en haalbaar zijn we betrokken bij diverse initiatieven en
In 2014 zien we echter ook bij VK Brussel het water tot aan de lippen stijgen: de overmatige workload maakt dat er meer dan vroeger tekenen van overspanning zijn, in het afwegen van de aanpak in een dossier dreigt de werkdruk als oneigenlijke overweging binnen te sluipen, cynisme als verdediging tegen de overload steekt af en toe de kop op … Signalen die niet mogen miskend worden en waarmee het beleid rekening moet houden. Een optimale werkdruk is niet weinig werk maar wel een uitdagende hoeveelheid. Wanneer 4
daar nog veel bovenop komt, daalt de efficiëntie en effectiviteit. Het is de overtuiging van VK Brussel dat dit binnen het delicate werk van een VK geen optie kan zijn. Eind 2014 werd een begin gemaakt, op initiatief van K&G, om een nieuw regelgevend en subsidiekader voor de vertrouwenscentra uit te werken. Het huidige erkenningsbesluit dateert van 2002 en het moge duidelijk zijn dat de context waarbinnen dit geschreven werd intussen een hele verandering heeft doorgemaakt. Naast aanpassing aan de gewijzigde context en werking verwachten we van dit nieuwe erkenningsbesluit ook een vereenvoudigde subsidieregelgeving en administratie. De hogergenoemde projecten en initiatieven, hetzij overkoepelend, hetzij regiospecifiek, hebben maar één doel: waar mogelijk sneller en nog beter interveniëren bij kindermishandeling. Nog teveel situaties vallen door de mazen van het net. Brussel is bij uitstek een regio die duidelijk maakt hoe belangrijk het is om daarbij snel en gericht te kunnen inspelen op plaatselijke gegevenheden
en noden. Deze regionale inbedding van relatief kleine en autonome VK-teams is een niet te onderschatten meerwaarde die in het huidige klimaat van schaalvergroting niet verloren mag gaan. Dit neemt niet weg dat we daarnaast de uitdaging moeten aangaan na te denken waar er winst te halen is in een gezamenlijk aanpak. Uit een én-én-verhaal is er meer voordeel te halen dan uit een of-ofbenadering. Dat K&G en het kabinet in de opzet van het nieuwe BVR een hele nauwe afstemming met de vertrouwenscentra beogen verdient appreciatie. Intussen resulteerde dit gezamenlijk werk alvast in een nota van K&G “Het DNA van de VK”. Daarnaast stuurde minister Vandeurzen aan op de oprichting van een koepelvzw voor de VK, deze zou in het najaar van 2015 realiteit moeten zijn. De golven van verandering blijven dus aanspoelen, en al voelt het surfen soms wat wiebelig, bang om nat te worden zijn we nooit geweest!
Erik Van Dooren
5
2. Het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel In 2014 maakten volgende mensen de werking mogelijk:
De Raad van Bestuur: Prof. Dr. Benjamin Van Camp, voorzitter Dr. Jan Schots, ondervoorzitter Filip Sans, penningmeester Christiaan Schotte, secretaris Monica Minner Lieve Pellens
Het team: Erik Van Dooren, directeur Liselot Desmet, orthopedagoog Karolien De Ruyck, psycholoog Karolien François, orthopedagoog Johan Galle, maatschappelijk assistent Goedele Keymolen, maatschappelijk werker
Johan Van Der Sypt
Marieke Priem, vertrouwensarts (uit dienst november 2014)
Frank Van Holen
Anja Ringoot, secretariaat en onthaal Ilse Van Campenhout, psycholoog Jolien Scheers, maatschappelijk werker Eden Venneman, maatschappelijk werker Evi Verdoodt, psycholoog
6
3. Cijfergegevens Er bestaat een grapje dat als volgt gaat: “ Er zijn drie soorten leugens, die steeds toenemen in ernst en in het onrecht dat ze de waarheid aandoen. De eerste categorie is deze van de gewone doordeweekse leugens. Vervolgens heb je de erge tot zeer ernstige en flagrante leugens. En dan heb je nog de statistieken…!”.
De voorbije jaren doen de VK samen met K&G grote inspanningen om de registratiegegevens van de centra overheen alle regio’s te homogeniseren. Bovendien werd de verwerking van deze input onder de loep genomen waardoor ook de uitkomst verandert. Deze aanpassingen zijn gebaseerd op het zo getrouw mogelijk weergeven van wat er zich bij de VK aandient als verontrusting kindermishandeling. In dit jaarverslag baseren we ons op de door K&G aangereikte cijfers. Als voorbeeld geven we het begrip “unieke minderjarige kindmelding”: op een VK worden dezelfde kinderen soms meermaals gemeld (bijvoorbeeld door het CLB maar in dezelfde periode ook onafhankelijk van het CLB door het CAW) en investeren we ook in hulp- en adviesvragen i.v.m. meerderjarige jongeren
(voor de groep tussen 18 en 25 is er een tekort aan specifiek aanbod). Voor elk van deze oproepen registreren we een melding. Na uitfiltering op leeftijd en/of van de hermelding krijg je een beter zicht op het aantal betrokken (minderjarige) kinderen. Hierdoor is een vergelijking met de cijfergegevens van voorgaande jaren echter weinig zinvol en misleidend. Vandaar dat cijfers van voorgaande jaren in de meeste tabellen niet terug te vinden zijn tenzij er hier toch enige relevantie voor bestaat. In de commentaar bij de cijfers wordt er waar mogelijk wel een verband gelegd met de evolutie doorheen de jaren. Indien we een berekeningswijze gebruiken analoog aan deze van de voorgaande jaren dan wordt dit ook als dusdanig vermeld. Door dit alles ziet het cijfermatig gedeelte van onderhavig jaarverslag er wat anders uit dan de edities van voorgaande jaren. Deze manier van verwerking doet meer recht aan de gemelde verontrusting op kindniveau en aan de vergelijkbaarheid van de cijfers tussen de centra maar filtert tegelijk een aantal zaken weg. Zo krijg je minder zicht op de totale instroom op de centra en de belasting van de werking.
7
a. Meldingen Tabel 1:
meldingen en gemelde kinderen over de voorbije werkingsjaren Aantal gemelde kinderen
Aantal meldingen
1995
581
435
1996
710
542
1997
699
517
1998
622
457
1999
657
455
2000
678
506
2001
742
528
2002
868
621
2003
877
615
2004
887
622
2005
1.091
746
2006
997
694
2007
1.027
723
2008
969
708
2009
905
631
2010
965
666
2011
906
607
2012
817
529
Unieke minderjarige kinderen
Unieke meldingen
2013
838
584
2014
740
532
20.532
11.718
NA 2012
TOTAAL
8
Totaal meldingen/kinderen
Belangrijk voor VK Brussel is de vaststelling dat in 2014 meer dan 70% van de inkomende meldingen uit de “eigen regio” kwamen. Ter vergelijking: in 2009 bedroeg deze verhouding slechts 41%! Relevant om op te merken is dat de meldingen uit de aanpalende regio HalleVilvoorde blijven afnemen: vorig jaar waren
dit 73 meldingen waarvan het grootste gedeelte ons bereikte via het UZ Brussel.
In het BHG werd kindermishandeling steeds voornamelijk gemeld door professionelen en in veel mindere mate door burgers. De opstart van IJH in 2014 bracht voor veel hulpverleners een hoop onduidelijkheid inzake het eigen aandeel in het omgaan met verontrustingen kindermishandeling, de werking van de vertrouwenscentra als gemandateerde voorziening en het invullen van een M-doc, etc … Mogelijk leidde dit ook tot enige handelingsverlegenheid in het melden bij het VK. Tegelijk bleef ook de nieuwe instroom Mano-dossiers vanuit het parket nog beperkt. De impact van IJH op het aantal meldingen zal op langere termijn dienen geëvalueerd te worden.
1200
500 450
1000
400 350
800
300 600
250 200
400
150
Meldlingen Brussel/Halle-Vilvoorde
Na de zeer aanzienlijke stijging in 2013 van het aantal meldingen, zowel op kind- als op meldingsniveau kenden we in 2014 globaal een beperkte terugval. Indien we de meldingen vanuit het BHG bekijken spreken we over 438 meldingen in 2013 versus 393 meldingen in 2014 (eigen cijfers, zie grafiek hieronder, rode curve). In beide gevallen spreken we over ongeveer 10% minder meldingen/kindregistraties.
100
200
50 0
0 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Totaal meldingen
Totaal kinderen
Meldingen Brussel
Meldingen Halle-Vilvoorde
9
Meldende Instanties Meldende instantie hoofdcat omschr Bijzondere Jeugdzorg Gezondheidszorg Justitiële instanties Meldpunt Onbekend Primaire omgeving vh K Schoolse en buitenschoolse VZ Voorschoolse voorziening Welzijnsorganisaties
UNIEKE MELDINGEN Percentage: Vlaanderen & Brussel 7,1% 20 3,68% 20,6% 151 27,81% 3,7% 11 2,03% 4,3% 4 0,74% 0,8% 3 0,55% 24,4% 66 12,15% 22,6% 208 38,31% 1,4% 19 3,50% 14,8% 61 11,23%
Som:
543 Percentage:
In bovenstaande tabel presenteren we de instroom van de meldingen. Omdat Brussel een eigen specificiteit heeft vermeld de laatste kolom ter vergelijking de verhoudingen voor alle VK samen. Nieuw voor 2014 zijn de 11 meldingen die we ontvingen van het parket (justitiële instanties). Deze dossiers worden ons gemeld binnen onze opdracht als gemandateerde voorziening (GV), een mogelijkheid die in het leven werd geroepen sedert de invoering van het decreet IJH. Verderop in de verslag leest u meer over onze rol als GV en de impact van IJH (p. 25). De ietwat gewijzigde berekening in 2014 doet niets af aan de tendensen die we ook vorige jaren zagen: zowel gezondheidszorg als schoolse voorzieningen blijven onze belangrijkste melders. Binnen de eerste categorie spelen de regioverpleegkundigen van K&G een belangrijke rol evenals de artsen verbonden aan het UZ Brussel. Op VK Brussel was in 2014 meer dan één op vier meldingen afkomstig uit
100,00%
100,00%
deze sector daar waar dit voor alle VK samen één op de vijf betrof (zie ook p. 29 en p.42). Van alle partners zijn de CLB’s de belangrijkste melders: in 2014 meldden zij 170 keer een situatie aan. Maar ook vanuit het (buiten)gewone onderwijs bereikten ons nog 34 meldingen waarmee schoolse voorzieningen instaan voor nagenoeg twee op de vijf meldingen. Een constatatie t.a.v. de CLB’s als partner is dat zij, zeker sedert de invoering van IJH, gebukt gaan onder een zware werkdruk waardoor er meer gewicht komt te liggen bij de scholen zelf, en dan voornamelijk bij directies, zorgleerkrachten en leerlingenbegeleiders. In vergelijking met de collega-VK krijgt Brussel een aanzienlijk groter deel aangemeld vanuit onderwijsinstanties waarmee ook duidelijk is hoe belangrijk deze partners voor ons zijn! Eveneens van bijzondere betekenis zijn de 19 meldingen vanuit de kinderdagverblijven (26 unieke kindregistraties): de laatste twee jaar investeren we bijzonder in sensibilisering van 10
deze zeer belangrijke sector (zie verder p 30). Net zoals K&G hebben zij bij de allerjongste en meest kwetsbare groep een belangrijke preventieve en detecterende rol. In 2012 ontvingen we 5 meldingen uit deze sector, in 2013 waren dit er 9. Bij de in 2014 door kinderdagverblijven gemelde situaties betrof het één op de vijf keer een zeer ernstige tot levensbedreigende vorm van kindermishandeling. Alhoewel het aandeel van meldingen door kinderdagverblijven eerder beperkt is merken we toch dat Brussel een regio is waar deze sector meer meldt dan in Vlaanderen het geval is. Bovengenoemde sectoren zijn, niet toevallig, diegene waarin we vanuit het VK bijzondere inspanningen doen ter afstemming en/of sensibilisering. Daarover kunt u verderop in dit jaarverslag meer lezen. De vraag over de kip of het ei lijkt ons hier niet aan de orde: die sectoren die belangrijk zijn in het melden van kindermishandeling werden door het VK extra geïnvesteerd waardoor dit een nog sterker bewustzijn van de thematiek bewerkstelligde wat op zijn beurt meer meldingen genereerde. Uit de vele contacten die we met deze partners hebben, blijkt steeds opnieuw de grote nood aan vorming, coaching, ondersteuning en back-up. Het omgaan met verontrustingen kindermishandeling stelt professionelen voor zware en in de praktijk bijna altijd complexe verantwoordelijkheden. Dit maakt de beschikbaarheid van een deskundige partner in alle fasen van het proces van cruciaal belang! Wij bezinnen ons
daarnaast ook over hoe we het netwerk met andere organisaties en sectoren kunnen versterken en verder uitbouwen. Het spreekt voor zich dat dit een tijd,- energie – en middelen-intensieve opdracht is! Het aandeel van meldingen door de “primaire omgeving” valt verder terug. In 2013 registreerden we nog 113 dergelijke meldingen (eigen cijfers). Deze vermindering kan zeker ten dele op het conto geplaatst worden van de hulplijn/meldpunt 1712. Daarbij dienen we aan te stippen dat het BHG een regio is waar de meldingen door burgers, zeker in vergelijking met de 5 Vlaamse Provincies, steeds zeer beperkt geweest zijn: in 2014 was dit 12,15 versus 24,4%! Vermoedelijk heeft dit onder meer te maken met de grotere anonimiteit van de hoofdstedelijke regio, geïsoleerde gezinnen die ook minder vertrouwd zijn met hulpverlening, de culturele diversiteit en meertaligheid. We betreuren dan ook dat 1712 t.a.v. deze uitgesproken Brusselse gegevenheden geen meerwaarde biedt. In 2014 werden er vanuit 1712 slechts 4 situaties doorverwezen naar ons VK. Vanaf begin 2015 worden burgers die ons contacteren voor een melding systematisch en rechtstreeks doorgeschakeld naar 1712. Maar ook dit jaar lijkt de instroom van burgers op het VK, weliswaar dan na vraagverheldering door 1712, beperkt te blijven. In de tabellen op de volgende bladzijden vindt u meer gedetailleerde info.
11
Meldende instantie hoofdcat omschrijving Comité voor bijzondere jeugdzorg en bureau voor bijzondere jeugdbijstand
UNIEKE MELDINGEN 3
% 15,00%
13
65,00%
4
20,00%
Voorziening voor plaatsing en begeleiding : gemeenschapsinstellingen voor bijzondere jeugdbijstand, pleeggezinnendiensten en andere residentiële voorzieningen Niet-residentiële voorzieningen voor BJB (dagcentrum, thuisbegeleidingsdienst, begeleid zelfstandig wonen Bijzondere Jeugdzorg
20 Percentage:
3,68%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN 24
% 15,89%
Andere preventieve gezondheidszorg
1
0,66%
Huisarts
8
5,30%
Thuisverpleging
1
0,66%
Andere algemene gezondheidszorg
2
1,32%
C.G.G. Algemeen
2
1,32%
C.G.G. : kinderdienst
8
5,30%
C.G.G. : volwassendienst
3
1,99%
Andere (privé-therapeut,…)
2
1,32%
Psychiatrie
2
1,32%
12
7,95%
1
0,66%
63
41,72%
Arts van kinerdziekenhuis/pediatrie
6
3,97%
Sociale dienst van het ziekenhuis (volwassenen)
1
0,66%
Sociale dienst van het kinderziekenhuis/pediatrie
6
3,97%
Ander ziekenhuispersoneel
9
5,96%
Kind en Gezin (huisbezoeken door regioverpleegkundigen, consultatiebureaus)
Kinderpsychiatrie Ziekenhuisarts (geen psychiatrie, volwassenen) Ziekenhuisarts, verbonden aan het VK-ziekenhuis
Gezondheidszorg
151 Percentage:
27,81%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN Parket
%
11 100,00%
Justitiële instanties
11 Percentage:
2,03%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN
%
12
Meldpunt Geweld, Misbruik en Kindermishandeling
4 100,00%
Meldpunt
4 Percentage:
0,74%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN Onbekend
%
3 100,00%
Onbekend
3 Percentage:
0,55%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN Vader en moeder van het kind Biologische moeder Partner van de biologische vader Vader van het kind Partner van de biologische moeder Andere grootouders - niet inwonend Ander familielid
%
1
1,52%
21
31,82%
1
1,52%
10
15,15%
1
1,52%
8
12,12%
11
16,67%
7
10,61%
3
4,55%
3
4,55%
Buren, personen uit woonomgeving van het slachtoffer Kennissen Ander persoon uit de primaire omgeving van het kind Primaire omgeving vh K
66 Percentage:
12,15%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN Gewoon onderwijs Buitengewoon onderwijs C.L.B. Andere schoolse voorziening Buitenschoolse voorziening Schoolse en buitenschoolse VZ
%
28
13,46%
6
2,88%
170
81,73%
3
1,44%
1
0,48%
208 Percentage:
38,31%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN Kribbe, peutertuin
%
19 100,00%
Voorschoolse voorziening
19 Percentage:
3,50%
Meldende instantie hoofdcat omschrijving UNIEKE MELDINGEN
%
13
Autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk (C.A.W.) (algemeen)
6
9,84%
C.A.W. : Hulpverlening aan seksueel deliquenten C.A.W. : Ambulante hulpverlening gezin, relaties en seksualiteit
1 2
1,64% 3,28%
C.A.W. : Crisisopvangcentrum (algemeen, minderjarigen,…
1
1,64%
C.A.W. : Residentiële opvang (algemeen, vluchthuizen, jongeren,…)
1
1,64%
C.A.W. : Begeleid zelfstandig wonen C.A.W. : Scheidingsbemiddeling Andere algemeen welzijnswerk
1 1 1
1,64% 1,64% 1,64%
O.C.M.W.
3
4,92%
Andere algemene sociale dienstverlening
2
3,28%
Residentiële opvang van gehandicapten Niet-residentiële dienstverlening aan gehandicapten
3 9
4,92% 14,75%
Centrum kinderzorg en gezinsondersteuning (C.K.G.)
3
4,92%
Ander vertrouwenscentrum kindermishandeling
5
8,20%
Centra voor integrale gezinszorg (C.I.G.)
1
1,64%
nog invullen
5
8,20%
nog invullen
6
9,84%
Buitenlandse dienstverlening
2
3,28%
Dienstverlening ten aanzien van specifieke groepen
1
1,64%
Andere instelling voor bijzondere opvang (vb. internaat)
1
1,64%
Jeugdvereniging
1
1,64%
Sportvereniging
1
1,64%
Andere dienstverlening ten aanzien van kinderen/jongeren (speelpleinwerking,…)
2
3,28%
Child focus
2
3,28%
Welzijnsorganisaties
61 Percentage:
Som:
11,23%
543 Percentage:
100,00%
14
b. Kinderen Onderstaande tabel geeft aan wat de melder als meest belangrijke problematiek ervaart. Dit kan verschillen van de inschatting van het VK zelf of dat wat na interveniëren voorop komt te staan. Het gaat over het totaal van 793 kindregistraties, wat meer is dan de unieke kindregistraties waarbij hermeldingen bijv. zijn uitgefilterd. Nagenoeg één op drie kinderen wordt gemeld omwille van een verontrusting fysieke mishandeling en nog eens één op 10 omwille van fysieke verwaarlozing. Hiermee staat de bezorgdheid inzake de lichamelijke integriteit van kinderen duidelijk voorop en is het pas in tweede instantie dat de melder ook gewag maakt van emotionele verwaarlozing of mishandeling. Het is een herhaalde bezorgdheid dat ouders die een verhoogde stress ervaren en/of in pedagogische onzekerheid en verlegenheid verkeren sneller overgaan tot fysieke bestraffing en dat in concreto zowel (kans)armoede, relationele stress als culturele aliënatie een belangrijke rol spelen bij deze lichamelijke vormen. Het VK komt enkel tussenbeide wanneer de lichamelijke
Belangrijkste probleem vlg M (P1-M) 01.0 Lichamelijke mishandeling
mishandeling/verwaarlozing ernstig is en/of ouders via andere vormen van hulp onvoldoende bereikt worden. Meldingen die het psychisch welzijn van kinderen betreffen bedragen ongeveer 30% van het totaal. Ook hier kunnen sociale en culturele contexten een belangrijke rol spelen maar toch ook dikwijls de kwetsuren uit het eigen opvoedingsverleden van ouders. Daarnaast betreffen 13% van de meldingen een bedreiging van de seksuele integriteit van kinderen. Meer nog dan rond andere vormen van mishandeling heerst er een sterk taboe omtrent dit type van mishandeling, cultureel en/of religieus. Traditioneel scoort het BHG lager in dit soort meldingen dan de Vlaamse provincies. Hieruit afleiden dat men als kind in Brussel minder gevaar loopt op seksueel misbruik zou echter getuigen van grote naïviteit. In vergelijking met de voorgaande jaren en ondanks de wat andere berekeningswijze blijken deze verhoudingen vrij stabiel doorheen de tijd. Enkel het aandeel van meldingen van een risicosituatie neemt wat af (cijfers VK 2012 en 2013 resp. 13% en 11%).
Aantal kindregistraties
Percentage:
233
29,38%
01.1 Geïnduceerde gefalsificeerde aandoening
2
0,25%
01.2 Niet-accidenteel (intra)cranieel letsel
1
0,13%
02.0 Lichamelijke verwaarlozing
75
9,46%
03.0 Emotionele mishandeling
91
11,48%
03.1 Getuige van geweld
73
9,21%
04.0 Emotionele verwaarlozing
76
9,58%
05.0 Seksueel misbruik
14
1,77%
05.1 Incest
43
5,42%
05.2 Geen incest
47
5,93%
06.0 Risicosituatie
54
6,81%
8
1,01%
07.0 Verwerkingsproblematiek
15
08.0 Onbekende/Onduidelijke/Andere problematiek 09.0 Grensoverschrijdend gedrag door minderjarige zelf
45
5,67%
3
0,38%
09.1 Lichamelijke mishandeling
2
0,25%
09.3 Seksueel misbruik - Incest
3
0,38%
17
2,14%
6
0,76%
09.4 Seksueel misbruik - Geen incest Niet ingevuld Som:
793 Percentage:
Geslacht omschrijving
100,00%
UNIEKE KINDEREN
Percentage:
Vrouwelijk
333
43,76%
Mannelijk
344
45,20%
Onbekend
84
11,04%
Som:
761 Percentage:
0<3 3<6 6 < 12 12 < 18 verlengd jaar jaar jaar jaar minderjarig 119 135 291 154 totaal minderjarigen: totaal meerderjarigen:
100,00%
onbeke > 18 Eindtot nd jaar aal 3 38 21 761
740 (KIV) 21 761
In de twee bovenstaande tabellen zijn ook de meldingen van meerderjarigen. Doorgaans worden meisjes iets meer gemeld dan jongens maar dit kunnen we ditmaal niet uit de cijfers halen. Het relatief groot aantal onbekenden bij geslacht heeft o.a. te maken met anonieme adviesvragen. Qua leeftijd zijn de -12-jarigen, een zeer kwetsbare groep, sterk vertegenwoordigd. In vergelijking met de eigen cijfers van de voorgaande jaren is er een lichte toename in de meldingen 0<3jaar (2013: 12%). De meldin-
gen 12<18 jaar namen ivl met cijfers 2013 met iets meer dan 2% af. Van de in 2014 gemelde kinderen werden er 684 voor de eerste maal gemeld, daarnaast waren er 46 kinderen reeds eenmalig eerder gemeld in het eigen of een ander VK en nog eens 10 kinderen werden vorig jaar voor de 3de keer gemeld. Deze hermeldingen hebben uiteenlopende achtergronden maar het spreekt voor zich dat een hermelding een bijkomende risico-indicatie is.
16
Onderstaande tabel kruist leeftijdsgegevens met type mishandeling: binnen iedere leeftijdsgroep worden de vormen van mishandeling met elkaar in verhouding gebracht.
levensbelang is kunnen de cijfers voor de jongste en oudste groep als dusdanig begrepen worden. Vreemd is de onderrapportering van lichamelijke verwaarlozing in de leeftijdsgroep van 3 <6, er is immers weinig reden aan te nemen dat dit precies voor deze leeftijdsgroep zou afnemen.
Lichamelijke mishandeling wordt verhoudingsgewijs meer gemeld naarmate de leeftijd toeneemt. De druk omtrent het schools presteren (6<12) en de toenemende identiteitsontwikkeling en het streven naar autonomie (12<18) zijn hierbij twee belangrijke dynamieken. Toch blijft het veelvuldig voorkomen van fysieke mishandeling in de adolescentie een opvallend gegeven.
Verhoudingsgewijs wordt emotionele mishandeling in de leeftijdsgroep 3<6-jarigen dan weer het meest gemeld en ook seksueel misbruik komt in een vijfde van de meldingen van deze leeftijdsgroep voor. Dit laatste is, gezien de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van deze kinderen, niet altijd werkbaar te krijgen in een hulpverleningstraject. Verder is het duidelijk dat het aandeel van risico-meldingen afneemt naarmate de kinderen mondiger worden: van 12,9% naar 5% in de adolescentie. Grensoverschrijdend gedrag door de jongere zelf neemt dan weer toe naarmate de leeftijd vordert.
De vormen van lichamelijke verwaarlozing lijken een grillig leeftijdsverloop te kennen. Waar dit in de adolescentie minder een thema zal zijn gezien de zelfredzaamheid eigen aan deze leeftijd en gepaste lichamelijke zorg precies voor baby’s en peuters van
<3
3<6
6 < 12
12 < 18
Lichamelijke mishandeling Lichamelijke verwaarlozing Emotionele mishandeling of verwaarlozing Seksueel misbruik Risico Verwerking onbekend GGM
25,8% 18,5% 26,6% 6,5% 12,9% 0,0% 8,1% 0,0%
26,8% 4,9% 31,0% 19,0% 7,7% 0,7% 5,6% 4,2%
31,3% 11,5% 28,6% 14,1% 5,6% 0,3% 3,9% 4,6%
34,2% 3,1% 34,8% 11,8% 5,0% 2,5% 3,1% 5,6%
TOTAAL
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
17
c. Gevolggeving en diagnostiek De gevolggeving aan meldingen op een VK bevat een veelheid aan activiteiten en is moeilijk te kwantificeren. Mede daardoor is het niet zo eenvoudig om een beeld te schetsen van de activiteiten op een VK. We doen een poging. Het meldingsbegrip zelf is de laatste jaren aan verandering onderhevig: burgers worden doorverwezen naar 1712 terwijl het parket kan melden via onze gemandateerde opdracht. Sedert september 2014 kunnen minderjarige slachtoffers of getuigen van seksueel misbruik zich wenden tot de chat nupraatikerover.be die we vanuit VK Brussel voor Vlaanderen en Brussel bemannen. Een melding kan een zeer algemene en geanonimiseerde verontrusting inzake één of meer kinderen betreffen tot een zeer gedetailleerd dossier met een veelheid aan informatie betreffende een ernstige en concrete situatie van kindermishandeling waar er nog weinig ruimte is om vanuit hulpverlening kansen te creëren. Het kan gaan om intrafamiliale situaties tussen kinderen en (stief)ouders, (stief)broers en –zussen, verder familieleden en inwonenden, Er kunnen situaties worden aangemeld van slachtoffers van extrafamiliale mishandeling door volwassenen extern aan de familie, al dan niet professioneel op het kind betrokken (meestal onderwijsmidden, we krijgen, spijts de aanwezigheid van het thema in de media, weinig meldingen van mishandeling in sporten vrije-tijdsmiddens). Er wordt beroep gedaan op ons wanneer er zich ernstige grensoverschrijdende
problemen voordoen tussen kinderen en jongeren onderling (doorgaans met seksuele connotatie) en we worden geregeld geraadpleegd wanneer men vindt dat organisaties of de maatschappij zich onvoldoende goed of correct van hun taak kwijten en dit kinderen in onveiligheid brengt (vroeger werd dit door de VK geregistreerd als “institutionele mishandeling). Al deze meldingen vragen om een eigen antwoord “op maat” waarbij de veiligheid en belangen van het betrokken kind steeds de belangrijkste overweging zijn. Een meldingsgesprek houdt dan ook dikwijls een element van onderhandeling, van afstemming met de melder in: hoe wordt deze situatie best aangepakt, wat is daar minimaal voor nodig, wie doet wat en op welke termijn? Het vervolgtraject op een VK is minstens even gedifferentieerd. Een melding kan op het VK afgerond worden met een eenvoudig en kort advies aan de melder zowel als dat er een maandenlang traject gegaan worden met veelvuldige contacten met (stief)ouders, al dan niet met huisbezoeken, gesprekken en diagnostiek met kinderen, waar nodig met contacten of observaties op school. Soms zijn we nog langduriger op gezinnen betrokken: spijts de subsidiariteitsidee is dit af en toe een noodzaak. Er wordt veelvuldig en uitgebreid afgestemd met andere betrokken diensten (K&G, CLB, CAW, psychiatrie, …) wat geregeld gepaard gaat met het organiseren van hulpverleners- of cliëntoverleg. Geregeld worden er tolken betrokken in de gesprekken, in 2014 was dit 22 keer. Dit is 18
het geval wanneer het gesprek noch in het Nederlands, Frans of Engels kan doorgaan. We komen ook tussenbeide wanneer er binnen organisaties kindermishandeling optreedt: grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen of van een werknemer naar kinderen. We bieden ondersteuning aan bestuur, directies en leidinggevenden in het omgaan met dergelijke crisissen, inclusief het uitwerken van de communicatie naar alle betrokkenen alsook dat we een actieve gesprekspartner zijn naar betrokken ouders, kinderen en eventueel medewerkers van de organisatie. Al dit maatwerk is moeilijk te kwantificeren en de huidige registratie laat dit ook maar ten dele toe. Ter illustratie van geven twee medewerkers hierna elk een voorbeeld: * Een dinsdagvoormiddag in mei. Het team zit naar wekelijkse gewoonte van 9 tot 12u30 samen om dossiers te bespreken. Onze onthaalmedewerker komt binnen met een dringende vraag vanwege een arts, binnen het kort telefonisch onderhoud werd gesproken van ‘verkrachting’. Om de arts te woord te staan wordt snel beslist welk teamlid zich het makkelijkst uit de bespreking kan vrijmaken: om de situatie in te schatten qua ernst en acuutheid, welke diensten betrokken dienen te worden en het opmaken van een planning. En dit alles in het licht van de veiligheid van het kind. De arts heeft weinig informatie, maar geeft mij mee dat hij bevriend is met dit gezin met drie kinderen. Het middelste meisje heeft enkele dagen geleden aan mama verteld dat ze verkracht is en het gezin is nu in crisis. Gezien de arts weinig informatie kan verschaffen en ik met haar ook geen plan van aanpak kan uitwerken, stellen we voor dat de ouders ons contacteren.
Ondertussen gaat de dossierbespreking op het VK verder en sluit ik opnieuw aan. Even terug intunen vooraleer ik weer verder kan. Nog geen halfuurtje later en de mama aan de lijn. Ik verlaat de bespreking om mama telefonisch te woord te staan. Een geëmotioneerde mama drukt haar ongerustheid uit over haar dochter die denkt aan suïcide, niet meer eet en slaapt sinds ze mama op de hoogte bracht van de verkrachting door een vriend des huizes. Het meisje is bang dat ze zwanger is en dan zou haar leven ‘helemaal om zeep zijn’, dixit mama. De vader is nog niet op de hoogte en moeder herhaalt dat haar gezin dit nooit te boven zal komen. Moeder kan haar emoties met moeite de baas en het is moeilijk om het verhaal via de telefoon diepgaander te exploreren. Ze blijft herhalen dat haar dochter moet gezien worden en dat iedereen haar doorstuurt van het kastje naar de muur. Ik probeer samen met moeder te bekijken welke boodschappen mama ondertussen aan haar dochter kan geven en wat ze best doet indien de situatie nog verder escaleert. Ik sluit het telefoongesprek af met de boodschap dat ik mama’s vraag goed gehoord heb en dat ik haar na overleg met mijn team snel terugbel met enkele concrete voorstellen. Ik overschouw snel de elektronische agenda’s van de VK-collega’s om dit gezin zo snel mogelijk een afspraak te kunnen geven. Gezien het meisje, volgens mama, ernstig aan het decompenseren is, lijkt het aangewezen dat er alvast een kinderpsychiatrische inschatting voorzien wordt. Al wachtend op feedback van kinderpsychiatrie informeer ik mij over de mogelijkheden van het begeleiden van tienerzwangerschappen. Ondertussen hangt de kinderpsychiater reeds aan de lijn: we 19
overleggen en beide diensten schuiven in de agenda’s zodat het meisje en haar ouders nog dezelfde dag gezien kunnen worden. Op het VK zal ik de ouders zien samen met een collega die een eerste inschatting van het meisje zal maken. Voor we het gezin ontvangen maak ik al een eerste aantekening in het e-dossier. Op het einde van de dag hebben we wat meer rust in het gezin kunnen brengen en hebben we samen met hen en het meisje een zinvol kader voor vervolghulp kunnen uittekenen. Nadat ik weggeroepen ben uit de teamvergadering ben ik die dag met niets anders meer bezig geweest. * Dinsdagvoormiddag, zelfde teamvergadering in mei. Ik breng verslag uit van het hulpverlenersoverleg vorige week. Het gezin C. werd in 2012 bij VK Brussel aangemeld omwille van zware partnerconflicten tussen ouders en een alcoholverslaving bij vader. In eerste instantie werden de beide ouders toen gezien om zicht te krijgen op de gemelde bezorgdheden en het aanbod van het VK voor te leggen. Omdat het erg moeilijk bleek om beide ouders samen te zien omwille van de koppelproblematiek, werden gesprekken gevoerd met beide ouders apart. Met hen werd voorbereid hoe ook de kinderen betrokken konden worden in het traject op het VK. Ondertussen werd afgestemd met de betrokken CLB’s en de hulpverleners van vader om zicht te krijgen op het functioneren van de kinderen en de alcoholverslaving. De kinderen werden gezien voor een belevingsonderzoek. Ondertussen kwamen ook de ouders verder op gesprek. Zo werd een inschatting gemaakt van het
gezinsfunctioneren, de aangemelde problematiek en de hulpbehoefte van de gezinsleden. Verschillende medewerkers van het VK waren betrokken om het mogelijk te maken om individuele gesprekken te kunnen voeren met alle gezinsleden. Er werd blijvend overlegd met de betrokken hulpverleners. Op basis van de diagnostiek bij ouders en kinderen werd besloten om een psychotherapeutisch proces te starten voor de kinderen en op gezinsniveau. Hiervoor werd doorverwezen naar een CGG en werd een overdracht voorbereid. Omwille van een gebrek aan voldoende medewerking van de ouders op het CGG werden opnieuw gesprekken gepland op het VK. Tijdens dit traject besloten de ouders om hun huwelijk te beëindigen en een echtscheidingsprocedure te starten. Gezien de kinderen vervolgens deeltijds bij moeder en deeltijds bij vader verbleven, was er nauwe opvolging nodig omwille van het alcoholmisbruik door vader. Hiervoor werd overleg gepleegd met de hulpverleners van vader. Omdat de echtscheiding en de bijhorende partnerconflicten heel wat leed veroorzaakten bij de kinderen, werden zij opnieuw gezien op het VK: het is duidelijk dat er nood is aan een aanklampende dienst die het belang van de kinderen centraal stelt, ouders zijn zo opgeslorpt door de eigen problemen dat ze dit voortdurend uit het oog dreigen te verliezen. Op dit moment zijn er nog steeds opvolggesprekken met de gezinsleden, omdat zowel het conflict tussen de ouders als het alcoholprobleem van vader nog steeds aanwezig zijn. Bovendien is de medewerking van ouders aan het therapeutisch traject op het CGG zeer 20
wisselend, waardoor afspraken regelmatig door hen geannuleerd worden of kinderen geen mandaat krijgen om over de problemen te spreken. Om het welzijn en de veiligheid van de kinderen blijvend in te schatten, wordt regelmatig afgestemd en geëvalueerd met het CLB en de hulpverleners van vader. Dit gebeurt zowel telefonisch als via overleg met betrokken hulpverleners. In volgende tabellen worden twee elementen uit de gevolggeving in beeld gebracht: de aard van de gevolggeving en de uitkomst van het diagnostisch proces. In de eerste tabel, gevolggeving bij melding, is voornamelijk de impact zichtbaar van het
sterk terugvallen van meldingen uit de primaire omgeving waardoor er in dit kader ook minder advies en ondersteuning werd gegeven. In de tweede tabel geven we de mishandeling die we zien nadat we met het gezin gewerkt hebben, dit kan verschillen van datgene wat ons aanvankelijk werd gemeld. Zie hiervoor ook tabel “Belangrijkste probleem volgens melding” op bladzijde 15. Zo zien we een geringer aandeel van lichamelijke mishandeling en verwaarlozing en weerhouden we na diagnostiek meer emotionele vormen van mishandeling en verwaarlozing. Wat seksueel misbruik betreft zagen we in 2014 voornamelijk extrafamiliale vormen.
1. Gevolggeving bij melding
2013 Advies aan, ondersteuning van een lid of leden van de familie en/of andere betrokken niet hulpverleners Advies aan, ondersteuning van de hulpverleners * bij de diagnosestelling * bij de behandeling * bij de diagnosestelling en behandeling Coördinatie van de hulpverlening * met tussenkomst in het gezin door het centrum * zonder tussenkomst door het centrum Behandeling : het centrum werkt met een lid of leden van de familie en/of andere betrokkenen niet-hulpverlener(s) * op korte termijn; crisistermijn * op lange termijn; begeleiding * op korte en lange termijn
2014
226
156
595 14 77 504 326 190 136
575 5 59 511 319 193 126
223
211
61 26 136
44 22 145
21
2. Diagnose 2013 Lichamelijke mishandeling Lichamelijke verwaarlozing Emotionele mishandeling * Getuige van geweld Emotionele verwaarlozing Gefalsificeerde geïnduceerde aandoening Seksueel misbruik (onbekend incest of niet) Seksueel misbruik (incest) Seksueel misbruik (extrafamiliaal) Risico Onbekende, onduidelijke, andere problematiek Niet-accidenteel (intra) cranieel letsel Verwerkingsproblematiek Grensoverschrijdend gedrag door minderjarige zelf * seksueel misbruik * lichamelijke mishandeling TOTAAL
5 17 3 3 15 28 1 1 -
% 26% 5% 15% 4% 12% 2% 2% 11% 20% 1% 1% -
137
100%
36 7
21
2014
7 18 3 14 5 15 1 1 4 2
% 21% 5% 17% 6% 15% 2% 12% 4% 12% 1% 1% 3% 2%
121
100%
25 6
20
22
4. 1712 – Meldpunt geweld, misbruik en kindermishandeling 2014 was een bijzonder jaar voor 1712 Brussel. Cijfermatig constateerden we ten opzichte van 2013 meer meldingen. 1712 kreeg ook de opdracht om via mail onlinehulpverlening aan te bieden. Gezien de eigenheid van 1712 verschilt de uitwerking ervan toch van hoe we hiermee op een VK omgaan. Gegeven de beperkte instroom van meldingen voor 1712 Brussel ten opzichte van andere regio’s, werd in 2014 bovendien door het kabinet van Minister Vandeurzen beslist om van 1712 Brussel en 1712 Vlaams-Brabant één meldpunt te maken met ingang op 1 januari 2015. CAW Brussel besloot hier geen deel meer van uit te maken. Het aantal meldingen voor Brussel bleef ook in 2014 beperkt, al was er een stijging ten opzichte van 2013 (131 versus 88). Dit is mogelijks te verklaren door de aandacht die er in de media kwam voor historisch misbruik, waardoor ook 1712 ‘bekender’ werd. De beperkte hoeveelheid meldingen voor regio Brussel kan te wijten zijn aan het feit dat 1712 een Nederlandstalige dienst is. Anderstalige burgers kunnen een drempel ervaren om contact op te nemen.
Wat opvalt in de cijfers is dat net zoals in 2013, ook in 2014 de grootste groep bellers een bezorgdheid of verontrusting uitte rond kindermishandeling, meer bepaald intra-familiale kindermishandeling. Daarnaast werd vaak melding gemaakt van partnergeweld. Vanaf 1 januari 2015 is het de uitdaging om binnen een geïntegreerd aanbod 1712 Vlaams-Brabant/ Brussel voldoende recht te doen aan de eigenheid van de vraagstelling die ons vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bereikt. Brussel is immers een meertalige en culturele smeltkroes met eigen structuren en een regio-specifiek aanbod. Ook al is de instroom vanuit deze hoofdstedelijke regio eerder beperkt, elke hulpvrager heeft recht op een kwalitatieve ondersteuning, informatieverschaffing en doorverwijzing op maat.
Eden Venneman
23
Tabel Belangrijkste problematiek Meldpunt Brussel 2014
Gemelde problematiek 1712 Brussel, 2014 1000 - Kindermishandeling 1100 - intrafamiliaal
Brussel 10 41
1200 - sport 1300 - school
1
1400 - vrije tijdscontext 1500 - gezinsvervangende of -aanvullende zorgcontext
1
1600 - geloof en religie 1999 - andere context
1
2000 - Geweld tussen minderjarigen 2100 - intrafamiliaal 2200 - extrafamiliaal 3000 - partnergeweld en kindermishandeling
2 16
4000 - Eergerelateerd geweld 6000 - geweld tegen volwassenen
5
6100 - oudermishandeling 6200 - (ex-) partnergeweld
12
6300 - op het werk
1
6999 - andere
5
7000 - Ouderenmishandeling
1
7100 - institutioneel 7200 - familiale context 7998 - onduidelijke context 7999 - andere 8000 - verwerkingsproblematiek 9999 - Andere problematiek
2 10 8
Leeg
15
Som:
131
24
5. Opdracht als GV en impact IJH 2014 Is een mijlpaal in de geschiedenis van de VK. De Comités Bijzondere jeugdzorg houden op te bestaan. Vanaf nu zullen voorzieningen helemaal zelf aan de slag gaan met hun moeilijke dossiers, en wanneer zij onvoldoende medewerking bekomen en vermoeden dat er sprake is van maatschappelijke noodzaak zullen ze beroep kunnen doen op de gemandateerde voorzieningen. Die kunnen de maatschappelijke noodzaak onderzoeken en alsnog proberen hulpverlening uit te werken, of doorgeven aan de parketten. Naast de nieuwe ondersteuningscentra Jeugdzorg (OCJ) zullen ook de VK gemandateerde voorziening zijn. Indien er sprake is van mishandeling zullen zij dat onderzoek voeren naar maatschappelijke noodzaak Vanuit de aanwezige expertise inzake kindermishandeling worden de VK zondermeer bekwaam geacht om dit onderzoek te voeren. Het grote verschil met de “reguliere” werking is het sterk formalistisch karakter ervan: ze ontvangen via de Domino-website een aanvraag via een M-document van de hulpverlening. Dit standaarddocument dient eerst beoordeeld te worden op ontvankelijkheid. Vervolgens wordt het toegewezen aan minstens twee teamleden. Die nodigen dan de indiener van het M-document uit, samen met de betrokken familie om in een ‘triadegesprek’ de ongerustheid duidelijk te maken, waarna de gemandateerde voorziening de procedure uitlegt en plant hoe het onderzoek zal verlopen. Binnen de 65 dagen wordt dan dit onderzoek gevoerd, waarna de beslissing valt of er al dan niet maatschappelijke noodzaak is. Indien er maatschappelijke noodzaak is wordt
vervolgens nagegaan of er observerend of interveniërend case-management mogelijk is, en indien niet, of het dossier overgemaakt wordt aan het parket. In dat laatste geval wordt ook nog een “tegensprekelijk” debat voorgesteld met de directie. Eerste probleem waarover we ons bogen was de aanvaarding van de Mdocumenten. Ook voor de hulpverlening gaat het hier om een nieuwe en toch vrij omslachtige procedure. We gaan er van uit dat niemand zomaar die procedure start, dat er altijd een ernstige ongerustheid bij een dienst aan de basis zal liggen. En zelfs als wij bedenkingen hebben bij deze ongerustheid, of over de ontvankelijkheid, denken we dat we met de betrokken hulpverlening best zo direct en zo vlug mogelijk in dialoog moeten gaan om problemen uit te klaren rond dit M-document. Deze taak leggen wij onszelf op bovenop het formeel aanklikken van het knopje op het internetformulier en het mogelijks sturen hier van een mail met onze bedenkingen.Dit strakke kader bezorgde ons kopbrekens: de families waar wij mee werken zijn doorgaans niet de meest stipte qua afspraken en we vreesden dat velen moeite zouden hebben om te begrijpen welke procedure hier opgestart wordt. Je moet je daarbij realiseren dat het Nederlandstalige wetgeving betreft met een heel specifiek jargon terwijl veel van de ouders waar wij mee te maken hebben een andere taal spreken. Maar bovenal vraagt het onderzoek Mano een strakke planning die toelaat het onderzoek binnen de 65 werkdagen af te ronden. Dat staat tegenover de manier van werken van het 25
VK, waarbij we gewoon zijn om het werk te plannen in functie van urgentie en het maximaliseren van hulpverleningskansen, inclusief al het nodige om de doelstellingen van beveiliging , hervalpreventie en waar mogelijk ook herstel te realiseren. Consequentie van deze cliëntgerichte aanpak is dat het doorstromen van dossiers de tijd vraagt die nodig is, met het mogelijke gevolg dat minder urgente zaken (lichtere cases, administratie) gemakkelijk naar de achtergrond verdwijnen wanneer zich zware crisissituaties aandienen. Ervan uitgaande dat Mano-dossiers in regel ernstige verontrusting betreffen zijn deze 65 dagen in de praktijk geregeld te kort. Voeg daar nog aan toe dat vaak andere partners uit de jeugdhulpverlening bij het onderzoek betrokken worden en deze niet altijd te bereiken zijn (met als meest sprekend maar absoluut respectvol voorbeeld de afwezigheid van CLB’s gedurende 6 weken tijdens de zomervakantie). Een ander nieuw aspect is dat de Parketten een vraag kunnen indienen, én
Aanmelder CLB K&G Intern Parket
dat we zelf rechtstreeks een dossier kunnen overmaken aan de Parketten. Vroeger konden we dat enkel voor situaties waarbij we ons konden beroepen op het spreekrecht (art. 458bis van het SW). Voor alle andere situaties waren we afhankelijk van de CBJ en de bemiddelingscommissie. In deze beide nieuwe mogelijkheden zien we veel winst voor het realiseren van de noodzakelijke hulpverlening. Maar laten we even overlopen wat we vorig werkjaar binnen kregen aan Mdocumenten. In totaal kregen we 19 aanvragen voor 34 kinderen. De helft (10) daarvan kwam van het Parket. Vijf dossiers kwamen uit onze eigen reguliere werking, drie van de CLB en ééntje van K&G. Ofwel kent de rest van het werkveld geen situaties van maatschappelijke noodzaak, wat ons heel weinig waarschijnlijk lijkt, ofwel hebben die de procedurele weg naar ons nog niet gevonden. In 1/3e (6) van de situaties speelden de scheidingsconflicten van de ouders een rol.
Aantal dossiers
TOTAAL
Eén aanvraag door het Parket werd heel kort nadien gevolgd door crisissituatie waarbij de jeugdrechter was ingeschakeld. De jeugdrechter kan dan een maatregel nemen en vervolgens het dossier overmaken aan het OCJ om vrijwillige
3 1 5 10 19
%
Kinderen 16 5 26 53
6 1 7 20 34
hulpverlening uit te proberen, maar omwille van zwaar seksueel misbruik werd hier verkozen om het VK in te schakelen. Hiermee werd een uitzondering gemaakt op de interpretatie van de Brusselse ordonnantie die bepaald 26
dat het OCJ, als “natuurlijke erfgenaam van het CBJ”, bij een hoogdringende maatregel door de jeugdrechter de mogelijkheden tot vrijwillige hulpverlening onderzoekt. In Vlaanderen gebeurt dergelijk onderzoek door de sociale dienst van de jeugdrechtbank.
risico beschouwd (zusje van een broer die aangemeld werd wegens emotionele mishandeling), en één van grensoverschrijdend gedrag naar een ander kind. In onze reguliere werking schatten we alle meldingen bij aanmelding in op een schaal van o (risico, nog geen mishandeling) tot 4. Als we dit toepassen op de M-dossiers schatten we de helft in op 2 (matig), de andere helft op 3 (ernstig). Twee Kinderen kregen risico-inschatting 4 (levensbedreigend), en ééntje 0. Dat laatste was een zus van een jongen die als risico 3 ingeschat werd.
Als we kijken naar de aangemelde vormen van mishandeling springen de actieve vormen er uit: lichamelijke mishandeling (15) en emotionele mishandeling (10). Daarna krijgen we lichamelijke verwaarlozing (5) en emotionele mishandeling (4). Verder was er één zaak van seksueel misbruik, één kind werd als
Uitkomst Geen Mano Parket ICM OCM Niet ontvankelijk
Aantal
Eén aanvraag werd niet ontvankelijk verklaard omdat het gezin volledig Franstalig was. Bij drie dossiers werd geen maatschappelijke noodzaak gevonden. Maar dit houdt niet noodzakelijk in dat er geen hulpverlening werd ingeschakeld. Bij 6 situaties werd interveniërend casemanagement geïnstalleerd. Het is niet nieuw voor de VK-werking om situaties die doorverwezen worden op te volgen om zich er van te verzekeren dat de aangeboden hulp ook effectief gerealiseerd wordt, maar ook hier is het sterk geformaliseerde karakter wel nieuw. De helft van de onderzoeken (9) werden besloten met een doorverwijzing naar het Parket. Bij de meesten daarvan kregen we gewoon geen medewerking van het gezin aan het onderzoek.
% 3 9 6 1
16 47 32 0 5 FRANSTALIG
We kunnen dus besluiten dat, als een gezin aanvaardt om mee te werken aan het MaNo onderzoek, we meestal ook opnieuw hulpverlening kunnen installeren. Merkwaardig is wel dat we daarbij in meerdere gevallen interveniërend casemanagement doen met een doorverwijzing naar onze eigen reguliere werking, en dit omdat er geen echt alternatief voorhanden is. Het zou de moeite waard zijn om op basis van dit gegeven na te gaan welke leemtes bestaan in de hulpverlening. Eén daarvan is zeker de hulp in echtscheidingsconflicten waar de kinderen aanhoudend zwaar slachtoffer van zijn. Binnen de MaNo context blijkt nu dat via strakke afspraken tussen de ouders een nieuwe verstandhouding kan gecreëerd 27
worden die de kinderen veel meer ten goede komt dan eindeloos gerechtelijk procederen tegen elkaar. Zeggen dat we zwaar gewapend aan deze nieuwe functie van gemandateerde voorziening begonnen zijn is wat overdreven. Er waren twee vormingsdagen die uitgewerkt werden door de vormingscel van de VK, met inhoudelijke inbreng van de collega’s van Gent die mochten proefdraaien. En er was een dag waarop we ons in team hebben voorbereid. Maar dat was het. Uiteindelijk hebben we de stiel al doende moeten leren, decreet bij de hand om vaak te raadplegen. Ook administratief was de voorbereiding niet echt top. Nieuwe documenten dienden nog uitgewerkt te worden, we moesten uniformiteit zoeken in het omgaan ermee. En ook de afstemming met het werkveld en de justitiële wereld vroeg veel aandacht.
We kunnen moeilijk stellen dat we met 19 afgehandelde dossiers in 2014 geroutineerd zijn geworden in onderzoek Maatschappelijke Noodzaak. Daartoe zijn de aantallen te klein en de problematieken te divers. Haast een derde kon zelfs niet onderzocht worden. Maar er is wel gezocht om enige consistentie te krijgen in de aanpak. Zo werd gekozen om minstens met twee medewerkers in een dossier te stappen. Wanneer het een intern dossier betrof werd gekozen om andere medewerkers te belasten met het MaNo onderzoek dan diegenen die er vooraf in gewerkt hadden. Geenszins werd gekozen voor een MaNo team, medewerkers die enkel dit soort werk doen. Iedereen kreeg een deel van de MaNo dossiers.
Een belangrijk effect voor de werking van de dienst is dat het debat over welke beslissing zich aandient indien een dossier niet verloopt zoals we verhopen, veel grondiger verloopt. Afwegingen gebeuren nog zorgvuldiger. Voorheen was er misschien de notie dat na doorverwijzing naar CBJ of Parket, het vervolgens de verantwoordelijkheid van deze diensten was om er het maximale uit te halen. Onze verwachting dat, wanneer we doorverwijzen naar Parket en jeugdrechtbank, deze instanties onze doorverwijzing even ernstig zouden nemen als wijzelf heeft als gevolg dat we niet alleen de onmogelijkheid om zelf verder te werken in rekening nemen, maar minstens evenzeer de slaagkansen van Parket en jeugdrechtbank.
De inschatting van onze eigen slaagkansen in een MaNo onderzoek na interne doorverwijzing had dan weer tot gevolg dat we nog kritischer kijken naar onze reguliere werking en nog meer proberen alle kansen te maximaliseren. Maar ook de wetenschap dat we in onze reguliere werking niet afhankelijk zijn van andere diensten om desnoods door te duwen richting Parket maakt ons dan weer sterker in onze reguliere aanpak. Maar dat neemt niet weg dat het ook allemaal dansen is op een slappe koord. Cliënten mogen niet de indruk krijgen dat hulpverlening en justitie één pot nat zijn geworden waar zij altijd maar opnieuw het slachtoffer van zijn. Dat zou het vertrouwen in hulpverlening zodanig ondergraven dat gezinnen opnieuw meer in isolement terecht komen. Johan Galle
28
6. Coaching Kind & Gezin Het samenwerkingsproject tussen Kind & Gezin en VK Brussel bestaat ondertussen 15 jaar. De coaching van de verpleegkundigen van de Brusselse regioteams vormt een belangrijk onderdeel van deze samenwerking. Dit houdt in dat drie afgevaardigden van het team van VK Brussel tijdens het werkjaar op regelmatige basis aanwezig zijn in de drie Brusselse regioteams voor coaching. Deze coaching vindt ongeveer tweemaandelijks plaats. Tijdens de coaching kunnen de verpleegkundigen casussen bespreken waarbij er verontrusting is rond kindermishandeling. Door de aanwezigheid van een VKmedewerker binnen het regioteam wordt de drempel om de verontrusting met het VK te bespreken voor de verpleegkundigen verlaagd. Aan de hand van deze casusbespreking wordt de expertise van de verpleegkundigen m.b.t. kindermishandeling verhoogd, waardoor deze binnen het team casusoverschreidend ingezet kan worden. Daarnaast laat de regelmatige uitwisseling ook toe elkaars werking beter te leren kennen en te appreciëren. In 2014 gaf Goedele Keymolen de fakkel na zes jaar coaching van het regioteam van Brussel-Centrum door aan Liselot Desmet. Johan Galle verzorgde de coaching van
Brussel-Noord en Evi Verdoodt van BrusselZuid. Jaarlijks wordt nagegaan of er nood is aan bijkomende vormingen rond kindermishandeling ten aanzien van de regioverpleegkundigen van de drie Brusselse regio’s en blijft een aanbod wisselleren gelden. Ten opzichte van 2013 is er een daling in het aantal meldingen (36 in 2013 en 24 in 2014). Dit kan enerzijds verklaard worden door de functie van de opvoedingsconsulenten binnen Kind Gezin, waar verpleegkundigen terecht kunnen met hun vragen en dus ook over verontrusting. Anderzijds was een van de vaste coaches van een van de teams gedurende lange tijd afwezig waardoor er binnen dit team minder casussen besproken werden. Daarnaast rijst echter de vraag of VK Brussel de verpleegkundigen voldoende bereikt en of het aanbod naar hen toereikend is. Bij een informele bevraging van verpleegkundigen en leidinggevenden werd hier gunstig op geantwoord, maar verdere opvolging in de toekomst kan hier mogelijks meer duidelijkheid over verschaffen.
Evi Verdoodt
29
7. Kinderdagverblijven 2014 was een intensief en boeiend jaar voor het ‘Stappenplan voor kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling’. Begin februari 2014 was de eerste druk van het Stappenplan een feit. Het voorontwerp had het proefdraaien in de kinderdagverblijven goed doorstaan. Op basis van de voorstellen vanuit de kinderdagverblijven werden de puntjes op de ‘i’ gezet en kon het ontwerp naar de drukker.
Op 18 februari 2014 mochten we een honderdtal mensen verwelkomen op de voorstelling van het ‘Stappenplan voor Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling’. Het werd een rijk gevulde voormiddag waarin het VK, de kinderdagverblijven en de kinderen zelf aan het woord kwamen. De voorstelling werd ingeleid door VGC-collegelid Brigitte Grouwels en werd afgesloten met een feestelijke receptie. Onze dank gaat uit naar alle mensen die aan deze voormiddag hebben bijgedragen.
30
Op 3 april 2014 werd het startschot gegeven voor de workshop ‘Aan de slag met het stappenplan’. We ontwikkelden een workshop voor medewerkers en een workshop voor leidinggevenden op basis van het verschil in taken en verantwoordelijkheden die beide groepen respectievelijk dragen binnen een kinderdagverblijf. De workshop gidst de deelnemers op interactieve wijze langsheen de speerpunten van het stappenplan. Doorheen het jaar 2014 hebben we de workshop verder verfijnd op basis van de opgedane ervaringen. We gaven verscheidene workshops aan leidinggevenden en medewerkers in de kinderdagverblijven zelf, op het VK en binnen het opleidingsprogramma van de VGC. Wij ervaren de workshops als een
boeiende uitwisseling en een intense kennismaking met de kinderdagverblijven. Ten slotte gingen we in 2014 van start met de ontwikkeling van een handleiding bij het stappenplan. De uitwisseling tijdens de workshops bleek hiertoe een rijke inspiratiebron te zijn. We hopen de handleiding in het werkjaar 2015 te finaliseren. Ook in 2015 zullen we workshops aanbieden via de VGC en in kinderdagverblijven. Daarnaast wordt met K&G geëxploreerd op welke wijze het stappenplan ook buiten Brussel aangeboden kan worden.
Liselot Desmet
31
8. Nupraatikerover.be Op 1 september 2014 nam het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel de chatbox “nupraatikerover.be” over van Child Focus. Deze chatbox is bedoeld voor minderjarigen uit Vlaanderen en Brussel die slachtoffer zijn van of vragen hebben over seksueel misbruik. Vanuit de vaststelling dat jongeren de weg naar hulpverlening via de ‘klassieke kanalen’ niet vonden, startte Child Focus in 2012 met de chatbox nupraatikerover.be. Omdat het louter ondersteunen, informeren en doorverwijzen van jongeren echter ontoereikend bleek, was er nood aan een meer hulpverlenend kader voor de chatbox. Vanuit de expertise in hulpverlening bij seksueel misbruik bij jongeren en kinderen werd het VK als de geschikte dienst bevonden om nupraatikerover.be over te nemen. Aan deze overname ging een intense periode van voorbereiding vooraf. Zo diende deze nieuwe opdracht ingepast te worden in het bestaande werkkader, moesten de medewerkers getraind worden in en vertrouwd raken met deze nieuwe werkmethodiek en moest er op de website van VK Brussel ruimte gemaakt worden voor een link naar de chatbox. Gezien de chatbox zich richt naar alle jongeren uit Vlaanderen en Brussel, werden ook afspraken gemaakt met de Vertrouwenscentra uit de vijf Vlaamse provincies. Steunend op de bevindingen van Child Focus wil VK Brussel naast ondersteunen, informeren en doorverwijzen ook advies verlenen en jongeren toeleiden naar hulpverlening. Nupraatikerover.be binnen het VK impliceert van bij aanvang een hulpverlenend engagement met de nodige aanklampendheid en het centraal stellen van
de veiligheid van de betrokken minderjarige(n). De chatbox was in 2014 toegankelijk op maandag- en donderdagavond en woensdagnamiddag. In totaal is de chatbox acht uur per week bereikbaar. Wanneer de chatbox gesloten is kunnen jongeren per mail contact opnemen via
[email protected]. Telefonisch contact wordt niet aangeboden, aangezien anonimiteit niet mogelijk is en het VK niet beschikt over een gratis nummer. In dit jaarverslag presenteren we de eerste cijfers van nupraatikerover.be vanaf de start op 1 september 2014 tot en met 31 december 2014. Aangezien het een beperkte periode betreft en bijgevolg een beperkt databestand, dienen de cijfers met enige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De verdere ontwikkeling van de chat in 2015 zal meer duidelijkheid brengen.
1. Aantal chatgesprekken en profiel van de oproepers Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gevoerde chatgesprekken per maand. In totaal werden er in deze periode 41 chatgesprekken gevoerd met 18 verschillende oproepers. De specifieke problematiek en de specificiteit van het medium vragen vaak om een proces met de oproeper. Dit houdt in dat er meerdere gesprekken nodig zijn om tot een doorverwijzing of tot toeleiding naar hulpverlening te komen. Jongeren krijgen de mogelijkheid om dit proces met één vaste chatmedewerker aan te gaan. In december was er een sterke stijging van het aantal 32
gesprekken. We vermoeden dat de nood aan gesprekken tijdens deze periode groter is
omwille van de stress die de examenperiode en de feestdagen met zich mee kan brengen.
Overzicht chatgesprekken per maand 20 15 10 5 0
aantal gesprekken
Hieronder worden enkele cijfergegevens over de oproepers weergegeven. De oproepers hebben de mogelijkheid om hun naam of nickname, woonplaats, geslacht en leeftijd in te vullen. Dit is niet verplicht, jongeren zijn vrij om informatie te delen, informatie anders door te geven dan dit in werkelijkheid is of om anoniem te blijven. Mogelijks stemmen de gegevens zoals ingevuld door de jongeren dus niet steeds overeen met de realiteit.
De leeftijd en het geslacht van de oproepers in 2014 werd door de oproepers steeds ingevuld, de regio niet. Uit de gegevens blijkt de meerderheid van de oproepers meisjes/vrouwen te zijn (77.7%). Van de 18 oproepers in 2014 zijn er vier mannelijk (22%). De regioverdeling ziet er als volgt uit:
Woonplaats oproepers 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
aantal
33
De chatbox is bedoeld voor minderjarigen. We stellen vast dat er ook meerderjarigen beroep doen op nupraatikerover.be (61%). Bij de meerderjarigen is het vooral de leeftijdsgroep 18 tot 25 jaar die de chat bezoekt (44,4%).
problematiek van seksueel misbruik of doordat deze groep meerderjarigen geen aansluiting vinden bij de chatkanalen die bedoeld zijn voor volwassenen (CAW, Teleonthaal).
Mogelijks is dit door een gebrek aan andere chatkanalen die zich specifiek richten tot de
Leeftijd oproepers 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0
aantal
-12
12-13
14-15
16-17
18-24
+25
2. Thematieken Het merendeel van de oproepers is of was zelf slachtoffer van seksueel misbruik (12, 66,6%). Vier oproepers waren een kennis van het slachtoffer (22,2%) en twee oproepers kwamen op de chat terecht voor een andere reden dan seksueel misbruik (11,1%). Volgende grafiek toont de verdeling van de thematieken waarover de oproepers chatten. Binnen de categorie van seksueel misbruik wordt een onderscheid gemaakt tussen extraen intrafamiliaal seksueel misbruik, seksueel grensoverschrijdend gedrag en viraal misbruik.
Extrafamiliaal en intrafamiliaal duidt op de persoon die het misbruik pleegt, waarbij met extrafamiliaal een persoon buiten het gezinsysteem bedoeld wordt en met intrafamiliaal een persoon buiten het gezin. De term ‘seksueel misbruik’ wordt gehanteerd bij misbruik door een volwassene terwijl bij een minderjarige pleger gesproken wordt over ‘seksueel grensoverschrijdend gedrag’. Met viraal misbruik wordt het misbruik via internet bedoeld (het online plaatsen van naaktfoto’s, grooming via sociale media, …).
34
Problematieken 8 7 6 5 4 3 2 1 0
aantal
In deze grafiek is het duidelijk dat het grootste deel van de oproepers chat over extra-familiaal seksueel misbruik of viraal misbruik (50%). Daarnaast toont deze grafiek dat er ook oproepers chatten over fysieke en emotionele kindermishandeling. Uiteraard worden deze jongeren ook zo goed mogelijk geholpen.
3. Hulpvraag van de oproeper De redenen waarom jongeren chatten, lopen uiteen. Sommige jongeren willen enkel hun verhaal kwijt, anderen wensen juridisch, psychosociaal en medisch advies. Daarnaast stellen sommige jongeren de vraag hoe ze zelf hun situatie kunnen veranderen, terwijl anderen willen weten bij welke diensten ze terechtkunnen met hun problematiek. Niet elke oproeper heeft een duidelijke hulpvraag. Bij een onduidelijke hulpvraag is het de taak van de chatmedewerker om via vraagverheldering de vraag van de jongere duidelijk te krijgen.
Er dient voorzichtig omgesprongen te worden met de cijfergegevens van de hulpvragen van de jongeren aangezien de hulpvraag niet steeds duidelijk is en de indeling van de hulpvragen door de chatmedewerkers zelf gebeurt. In 2014 werd voornamelijk advies gevraagd door de jongeren (55%). 11% vroeg naar algemene informatie, 22% van de oproepers vroeg specifiek bij welke diensten ze terecht konden met hun problemen en twee oproepers hadden de vraag om enkel naar hun verhaal te luisteren (11%). 35
4. Gevolggeving vanuit de chat Nupraatikerover.be wil jongeren zo goed mogelijk helpen. Indien er meer hulp aangewezen is dan de chat kan bieden, wordt nagegaan welke eerste stap het meest aangewezen en haalbaar is vanuit de beleving van de minderjarige zelf. Voordat een jongere toegeleid kan worden naar hulp wordt ruim aandacht besteed aan wat deze zelf wil en wordt een analyse gemaakt van de situatie. Dit betekent dat de problematiek in kaart gebracht wordt, alsook het algemeen en psychisch functioneren. Dit houdt ook in dat er oog is voor symptomen van trauma en indien nodig wordt er psycho-educatie gegeven. Daarnaast wordt continu een inschatting van de veiligheid gemaakt. Deze analyse is nodig om de jongere zo goed mogelijk door te verwijzen. Nadat er voldoende een beeld gevormd is van de situatie, worden uiteenlopende acties ondernomen. Dit gaat van het informeren, naar het adviseren (afgestemd op de ervaren noden) tot passief en actief doorverwijzen, face-to-face gesprek voeren of melden bij het
parket. Een groot deel kan samengevat worden onder de noemer “pre-therapeutisch werk”, namelijk jongeren voorbereiden op face-to-face hulpverlening. Daarnaast zijn er ook vaak oproepers die al bij een therapeut gaan waarbij de bestaande hulpverlening gefaciliteerd wordt zodat de oproeper opnieuw aansluiting vindt bij de hulpverlening. In 2014 werd met zes van de achttien oproepers een chatproces doorlopen (33%). Het aantal gesprekken per oproeper in deze groep varieerde van twee tot negen gesprekken. Bij drie oproepers was het proces nog niet afgerond in 2014. Deze processen resulteerden meestal in adviesverlening en passieve en actieve doorverwijzingen. Er vond nog geen persoonlijk gesprek plaats met een oproeper. Het blijkt niet evident voor jongeren om de overstap te maken van chat naar “live” hulpverlening. Voor sommige minderjarigen voelt het veiliger om via een computer over hun emoties te praten dan face-to-face. In 2014 werd geen melding gedaan bij parket.
Gevolggeving vanuit chat 16 14 12 10 8 6 4 2 0
aantal
36
5. Enkele conclusies en een vooruitblik Op basis van deze eerste cijfers kan gesteld worden dat de chatbox nupraatikerover.be een meerwaarde is in het (online) hulpverleningslandschap. Minderjarigen die slachtoffer zijn van of vragen hebben over seksueel misbruik doen sneller beroep op een chatbox die zich specifiek op deze problematiek richt. Het lijkt een antwoord te bieden op hun noden. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om meerdere chatgesprekken te voeren en indien gewenst zelfs met dezelfde chatmedewerker. Deze zaken zijn niet steeds realiseerbaar bij de reeds bestaande chatboxen. De eerste cijfers wijzen ook aan dat jongeren vragen hebben over of advies wensen met betrekking tot de problematiek van seksueel misbruik. Daarnaast is deze chatbox helpend voor jongeren die al in therapie zijn, maar waar de begeleiding spaak loopt. Ten slotte biedt de chatbox ook een meerwaarde voor personen met een verwerkingsproblematiek van seksueel misbruik. Zij geven aan moeilijk aansluiting te vinden bij andere chatkanalen. In 2014 slaagden we er via nupraatikerover.be al een aantal keren om te fungeren als brugfunctie tussen de minderjarige en de faceto-face hulpverlening. In 2015 staan we voor de uitdaging om dit verder uit te bouwen. Om dit te realiseren wordt in 2015 sterk ingezet op de uitbouw van ‘chatspecifieke’ vaardigheden en expertise. De medewerkers worden getraind in deze vaardigheden en
verdiepen zich in de problematiek van seksueel misbruik via opleidingen en vormingen. Er wordt ook geïnvesteerd in de expertise-uitwisseling met andere online hulpverlening, zo werd een aanvraag ingediend tot lidmaatschap van het OHUP (Online Hulpverlening Uitwisselingsplatform) en OHIL (Overleg-, Hulp- en Informatielijnen). Daarnaast wordt in 2015 werk gemaakt van een uitgeschreven missie en visie. De cijfers tonen ook het belang van naambekendheid aan. De instroom bleef in 2014 eerder beperkt, vermoedelijk door het gebrek aan bekendmaking. In het voorjaar van 2015 is daarom een affichecampagne georganiseerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in Vlaams-Brabant. Er is gestart met deze afgebakende regio om de input vanuit de bekendmakingscampagne na te gaan en een overbevraging van de chatbox te vermijden. Medio 2015 zal de eerste bekendmakingscampagne geëvalueerd worden. Het blijkt alvast duidelijk dat een blijvende bekendmaking onontbeerlijk is voor een geslaagde chatbox.
Karolien Francois
37
9. Integrale jeugdzorg De installatie van de toegangspoort werd in 2014 een feit. Vanaf dan is het A-document het formulier waarmee voorzieningen achter de toegangspoort kunnen aangeboord worden. Dat moet via de website Insisto ingevuld worden en verzonden naar het team indicatiestelling. Als die het OK vinden gaat de poort open en stromen we door naar de dienst jeugdhulpregie, en zo gauw als er plaats is kan de gevraagde hulp opstarten. Tot zover de theorie.
De praktijk is een paar andere mouwen en het vertrouwd geraken met de nieuwe en niet altijd als relevant ervaren procedures vraagt veel gewenning! Eerst moet voor alle collega’s de toegang tot Insisto geregeld worden, daarna is het wat zoeken om ingelogd te geraken, en het invullen van het dossier vraagt veel werk. Er staan een aantal vragen in waar we tot nog toe niet mee bezig waren, en anderzijds hebben we niet het aanvoelen dat het document uitnodigt om op een duidelijke manier het probleem te schetsen. Ook wanneer je wenst aan te klikken welke hulp exact gewenst is kom je een aantal termen tegen die je onbekend zijn: ook de modulering van het hulpverleningslandschap is immers nieuw. Zonder in details te treden merken we dat wat ogenschijnlijk een simpele procedure lijkt, in praktijk een weg is met vele drempels waar je al dan niet met vallen en opstaan over sukkelt maar als je volhardend bent raak je op een wachtlijst voor de gevraagde zorg.
Vervolgens is de grote valkuil dat je zou veronderstellen dat, eens door de poort geraakt, alles nu in orde komt Dit is helaas niet steeds het geval . Niet alleen weet je niet hoe
lang het nog zal duren vooraleer de hulp kan opstarten, je mag je ook specialiseren in het bewaken van de wachtlijsten, het maken van priors, het “slepen” , het bellen naar diensten om te kijken of alles nog wel juist zit, en na te gaan welke kunstgrepen nog mogelijk zijn om je hulpaanbod te realiseren. Intussen verstrijken weken en maanden. En ofwel ga je in crisis, en boor je crisishulp aan, ofwel lossen de problemen zich ondertussen vanzelf op… Dit is natuurlijk een cynische benadering van een hervorming die op een aantal toe te juichen basisprincipes en terechte doelstellingen gebaseerd is. Maar niemand krijgt hier aan de mensen uitgelegd dat een kind niet meer kan thuisblijven omdat het te onveilig is, maar dat je wel een onbepaalde tijd moet wachten na het doorlopen van alle paperassen vooraleer er een plaats vrij komt. Dit werkt niet. Het is geen toeval dat er weinig A-documenten afgewerkt geraken, en dat er slechts enkele gerealiseerd worden. Een zwaar misbruikte en getraumatiseerde jongen diende na een wekenlange lijdensweg met eerst crisisopvang (Bed – Bad - Brood!) en vervolgens een hospitalisatie gewoon terug naar huis omdat er in al die tijd niet de minste hoop kwam op een plaats in een geschikte voorziening , alle papieren en telefoons ten spijt. In IJH dient de cliënt centraal te staan maar de kennismaking met de procedures geeft ons een ander aanvoelen en zolang er niets gebeurt aan de wachtlijsten en beschikbare plaatsen betekent dit geen verbetering voor de betrokken kinderen, jongeren en hun gezinnen.
Een poort moet goed sluiten, maar dient evenzeer goed open te gaan. Geen huis wordt opgeleverd zonder dit na te gaan. De poort van IJZ moet echter in de eerste plaats 38
opengaan als het nodig is, en effectief leiden naar de noodzakelijke hulp binnen een redelijke termijn. Anders werkt ze demotiverend voor hulpverlening én cliënten.
Er is heel wat olie nodig om de poort beter te laten werken. Daartoe wil VK Brussel bijdragen zoveel het kan. Want als er één ding is duidelijk geworden met het nieuwe decreet is het wel dat het VK/gemandateerde voorziening een belangrijke rol toebedeeld krijgt binnen het nieuwe plaatje van IJZ. We hechten dan ook bijzonder veel belang aan alle overleg dat vanuit IJZ georganiseerd wordt. We kregen automatisch een vast zitje in het IROJ, we zijn vertegenwoordigd in het crisisnetwerk, en we krijgen ook een centrale
plaats in alle discussies over vorming maatschappelijke noodzaak. Bovendien vraagt de positie van GV ook heel veel overleg en afstemming met de collega’s van het OCJ, het Parket en de sociale dienst jeugdrechtbank zodat alle partijen op de best mogelijke manier binnen het wettelijke kader aan elkaars verwachtingen kunnen voldoen. In al dit overleg blijft onze voornaamste zorg er over te waken dat onze belangrijkste cliënt, het kind in nood, er beter van wordt. We hopen dan ook dat snel gepaste conclusies getrokken worden na de opstart van IJH en de nodige bijsturingen gebeuren.
Johan Galle
39
10. Veiligheidsconsulent voor de 6 VK Er wordt steeds meer en meer belang gehecht aan informatieveiligheid, ook binnen de hulpverlening. Bij informatieveiligheid staat de vraag ‘hoe kunnen we ervoor zorgen dat de vertrouwelijke gegevens van onze cliënten op een veilige manier verwerkt worden’ centraal. Als VK vallen we onder de privacywet van 08/12/1992 (Wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens). Daarnaast dienen de VK’s te voldoen aan het e-gov decreet van 18/07/2008, gezien er elektronische persoonsgegevens worden uitgewisseld (bv. via het E-dossier, Domino en Insisto). Volgens artikel 9 van dit decreet dient een veiligheidsconsulent te waken over het veiligheidsbeleid. Aangezien er op dit vlak heel wat overeenkomsten zijn tussen de verschillende VK’s, kwam er de idee om één veiligheidsconsulent aan te stellen voor de zes centra. De vraag werd aan mij gesteld, aangezien ik reeds mijn interesse rond ICT en het opvolgen van ontwikkelingen binnen Domino en Insisto had kenbaar gemaakt. In het najaar van 2014 volgde ik een driedaagse opleiding georganiseerd door Kind & Gezin rond het thema informatieveiligheid. Tijdens deze opleiding werd er gewerkt rond het
opstellen van een veiligheidsplan, het herkennen van aandachtspunten binnen de organisatie en het aanbrengen van verbeteringen in de informatieveiligheid. Vijf collega’s uit de andere centra volgden ook deze driedaagse opleiding en vormen daar mijn aanspreekpunten. Vanaf 01/11/2014 nam ik dan ook de functie van veiligheidsconsulent voor de zes centra op mij. Ik word één dag per week vrijgesteld van het gewone VK-werk om te investeren in deze nieuwe opdracht. Er werd een overeenkomst opgesteld met de andere centra. Als veiligheidsconsulent zal ik de gemeenschappelijke delen van het veiligheidsplan voor alle VK uitwerken. Met betrekking tot de onderdelen van het veiligheidsplan die voor elk VK specifiek zijn, zal ik een ondersteunende rol op mij nemen. Zo worden er een aantal sjablonen voorzien en zal ik de verantwoordelijke informatieveiligheid van elk VK coachen in de specifieke uitwerking van het plan. In 2015 wordt het veiligheidsplan verder uitgewerkt en zal er op regelmatige basis contact zijn met de collega’s uit de andere VK.
Ilse Van Campenhout
40
11. Eerste jaar VK Op 12 mei 2014 startte ik vol spanning aan mijn eerste werkdag op het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel. Na een korte rondleiding zette ik me aan mijn nieuw bureau, waar ik een ‘welkom’kaartje van de collega’s terugvond. Tijdens de middagpauze ontdekte ik al snel de gemoedelijke sfeer binnen het team. Lachen en ontspannen, het kan dus ook op een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling! Om me mijn weg te helpen vinden binnen het VK-landschap, kreeg ik een persoonlijke coach toegewezen. Ik zou voldoende tijd en ondersteuning krijgen om me in te werken. Als jonge werknemer met een beperkte ervaring was het een opluchting dat te horen. Tijdens de maanden die hierop volgden, zag ik mijn eerste indrukken bevestigd. De middagpauzes bleven even geanimeerd. Ik werd niet aan mijn lot overgelaten. Integendeel, ik kon rekenen op een intensieve coaching en een graduele opbouw van mijn taken. Ondanks hun drukke agenda’s, kon ik ook steeds bij andere teamleden terecht voor vragen, hulp of coaching. Mede hierdoor heb ik het afgelopen jaar zeer veel bijgeleerd. Een broeihaard aan expertise, zo omschrijf ik mijn (nieuwe) job wanneer buitenstaanders ernaar polsen. Naast het aanscherpen van mijn professionele vaardigheden, blijf ik ook mijn talenkennis uitbreiden: Frans, Engels, maar ook Turks, Arabisch, Roemeens of Portugees.
Verder kan ik de inhoud van de job op zijn minst boeiend noemen. De variatie aan thema’s en de eigenheid van de complexe casussen stellen me steeds voor nieuwe uitdagingen. Het uitgebreide takenpakket zorgt dan weer voor een aangename afwisseling. Wat dacht je bijvoorbeeld van het geven van een gastcollege aan de Vrije Universiteit Brussel? Naast de vormingsopdracht en het werken binnen individuele casussen, gaat er de nodige tijd naar het denken op beleidsniveau. Discussiëren en debatteren, één van de talenten van VK Brussel... Een hele opdracht om je stem te laten horen binnen zo’n gedreven expertenteam! Uiteraard is het afgelopen jaar niet altijd gemakkelijk geweest. Ingrijpende beslissingen bleven niet uit. Zo wekte een uithuisplaatsing van kinderen zeer tegenstrijdige gevoelens bij me op. Een job op het VK is duidelijk geen kinderspel. Kortom, een jaar werken binnen VK Brussel leverde me een mooie professionele en persoonlijke ervaring op. Dankzij de goede ondersteuning voel ik me nu een volwaardig lid binnen het team. Met groot enthousiasme en vooral heel veel zin, blijf ik me inzetten bij VK Brussel.
Jolien Scheers
41
12. Samenwerking met het UZ Brussel Ook in het jaar 2014 werd er verder ingezet op de samenwerking met het UZ Brussel. Uit de cijfers blijkt opnieuw dat dit zijn vruchten afgeworpen heeft. Er werden in totaal 105 situaties van verontrusting gemeld (17,8% van het totaal aantal meldingen). Procentueel gezien kunnen we van een status quo ten opzichte van 2013 spreken. Het grootste aantal vragen komt van de afdeling Spoed Pediatrie. De reeds geïnstalleerde initiatieven zoals wekelijkse aanwezigheid van een VKmedewerker op de stafvergadering pediatrie op donderdag, overleg met de sociale dienst en de supervisoren van de spoed pediatrie bleven behouden. De assistenten pediatrie blijven er vaak voor kiezen de VK-medewerker individueel aan te spreken buiten de voorziene momenten, vermoedelijk omdat dit voor hen een veiliger kader is dan het bespreken in grote groep. Hier wordt dan ook tijd voor gemaakt op donderdagochtend. Uit de feedback die we krijgen wordt de wekelijkse aanwezigheid van een VKmedewerker in het ziekenhuis bijna over de gehele lijn positief ervaren. In de loop van het jaar 2014 startten de spoed pediatrie en het VK samen met het
ontwikkelen van een stappenplan ‘ aanpak kindermishandeling op een spoedafdeling’. Gezien de omvang van dit stappenplan werd er voor gekozen om voorrang te geven aan het onderdeel “Aanpak van Seksueel Misbruik”. Er werd samengewerkt met meerdere disciplines uit het ziekenhuis (gynaecologie, urologie, labo,…) om intern tot een werkbare aanpak te komen bij situaties van seksueel misbruik. Daarnaast was er overleg met de magistraten van het parket (afdeling zeden en jeugd) die het juridische luik hebben toegelicht. Er werd daarbij nagegaan hoe het juridische luik kon geïmplementeerd worden binnen het stappenplan van de spoedafdeling. Een voorstelling van het stappenplan “Aanpak van Seksueel Misbruik” wordt gepland op een seminarie in het UZ Brussel tijdens de zomer van 2015, vanaf wanneer het dan ook van kracht zal zijn. Wanneer dit onderdeel van het stappenplan uitgewerkt is, zal verder gewerkt worden aan de voltooiing van de rest van het stappenplan.
Goedele Keymolen
42
13. Een dag in het leven van de “SOM”* Mijn werkdag begint met iedereen goedemorgen te wensen, op die manier begin ik de werkdag op een positieve manier en weet ik ook onmiddellijk wie al dan niet al op kantoor is. Vanaf 9u gaat de telefoonlijn op het secretariaat open en dan kan het soms allemaal heel snel op me afkomen. Op een drukke dag kom ik weleens handen en oren tekort: ik heb iemand aan de lijn, tegelijkertijd belt een cliënt aan de deur en staat een collega te wachten om iets te vragen. Multitasken is de boodschap.
en voorbereiden van vergaderzalen, voorzien van attenties bij speciale gelegenheden, cijferverwerking en lay-out van het jaarverslag… Verder zorgt de SOM ervoor dat wie zich aanmeldt bij het VK Brussel steeds vriendelijk en beleefd wordt onthaald. De meeste cliënten vinden het niet evident om zich hier aan te melden, dus ik kan er als onthaalmedewerker toe bijdragen dat de drempel een beetje verlaagd wordt door de mensen op een rustige manier en met een zekere empathie te ontvangen.
Elke ochtend check ik de elektronische agenda’s van de dienst, zodat ik een beeld krijg van de planning van de collega’s. Dit helpt me ook om een overzicht te hebben over het aantal afspraken van die dag. Binnen VK Brussel wordt er op aangedrongen om de elektronische agenda optimaal te benutten. Zo gebruiken wij onder andere vaste kleurencodes voor de verschillende activiteiten omdat dit makkelijker werken is voor iedereen.
Het is uiteraard niet alleen maar rozengeur en maneschijn. Een crisissituatie is evengoed bij de SOM voelbaar: de telefoon staat niet stil, er moeten dringend faxen verstuurd worden, er moeten onverwacht mensen ontvangen worden die soms geagiteerd zijn… Maar dit alles maakt het werk net zo interessant en afwisselend. Een beetje “gezonde druk” kan absoluut geen kwaad.
Terwijl de collega’s ’s morgens de nieuwe meldingen bespreken, lees ik mijn inkomende mails en de mails die zijn binnengekomen op de mailbox van de dienst,
[email protected]. De e-mails die op dit adres binnenkomen, worden door mij gefilterd en doorgestuurd naar de betrokken collega. Het takenpakket van de SOM omvat uiteraard alle taken die met administratie, maar eveneens met organisatie te maken hebben: inkomende en uitgaande correspondentie, cijferverwerking vanuit het e-dossier, voorbereiding van de boekhouding, opmaken van facturen, reserveren van vergaderzalen, notuleren tijdens de Raad van Bestuur en Algemene Vergadering, uitwerken van vergaderverslagen, verzorgen van catering
Vaak krijgen administratieve medewerkers niet de erkenning die ze verdienen. Dit is binnen het VK Brussel helemaal niet het geval. De SOM wordt bij alles betrokken waar dit nodig is. Er is regelmatig een woordje van dank of een teken van appreciatie voor het geleverde werk. Ook heb ik op regelmatige basis een administratief overleg met de directeur om de stand van zaken te bekijken en krijg ik de mogelijkheid om hier en daar een vorming te volgen die binnen mijn functie nuttig is. De functie van SOM binnen het VK Brussel is zeer boeiend, er is een aangename werksfeer en dit alles werkt alleen maar motiverend en inspirerend! Anja Ringoot * SOM: Secretariaats- en Onthaalmedewerker 43
14. Samenwerking opvangcentra GO! en VK De VK’s kregen de opdracht om een ondersteuningsaanbod uit te werken voor de vier opvancentra van het GO!. Hiervoor werd een team samengesteld van 4 personen met medewerkers uit de VK’S van WestVlaanderen, Vlaams-Brabant, Limburg en Brussel. Er werd expliciet gekozen voor de formule van een outreachend vormingsaanbod en dit vanuit de principes van nabijheid, aanwezigheid, ondersteuning en erkenning. Anderzijds vroeg dit van de personeelsleden van de opvangcentra een groot engagement om zich steeds te verplaatsen wanneer de vorming niet plaatsvond in het eigen centrum. De inhoud van de aangeboden vorming werd grotendeels samengesteld in overleg met de personeelsleden van de opvangcentra. Gekozen werd voor de thema’s trauma, kindermishandeling en agressie. Er werd zowel een gezamenlijk aanbod gedaan voor opvoeders en stafleden als een specifiek aanbod voor beide groepen. In totaal werden er 24 vormingsmomenten georganiseerd
waarvan 2 onderwerpen door externe sprekers werden verzorgd. Tevens werd ervoor gekozen om in ieder centrum een vorming te organiseren zodat medewerkers konden kennismaken met elkaars werkomgeving. Dit werd als zeer verrijkend ervaren. Bij aanvang van het project was er bij de medewerkers van de opvangcentra enige terughoudendheid om met de VK’s aan de slag te gaan. Na evaluatie bleek dat het project quasi over de gehele lijn zeer positief onthaald geweest is. Ook voor de betrokken VKmedewerkers was het project in 2014 een zeer fijne en verrijkende ervaring. Naast de wisselwerking met de opvangcentra was er de evenzeer boeiende afstemming en uitwisseling met de collega’s van de andere vertrouwenscentra!
Goedele Keymolen
44
15. Kennismaking, overleg, vieringen, vertegenwoordiging
Voorzitterschap Forum, overleg directies VK – Erik Van Dooren
Sectoroverleg, overleg Forum – K&G – Erik Van Dooren
Voorzitterschap Vormingscel VK – Johan Galle
BIKA, Brussels ppo – Karolien François , Johan Galle(voorzitter)
Denkdag 1712 – Eden Venneman, Erik Van Dooren, Karolien François
Werkgroep communicatie 1712 – Erik Van Dooren
Overleg SAJ - OCJ – Erik Van Dooren
Overleg chat met kabinet WVG – Eden Venneman, Erik Van Dooren
Afstemming IJH met parket – Erik Van Dooren, Johan Galle
IROJ – Erik Van Dooren, Johan Galle
Voorstelling IJH aan politiediensten BHV – Karolien De Ruyck, Johan Galle
Overleg SOS Enfants – Erik van Dooren
Dialoogmoment departement WVG: cliëntgebonden overleg welzijn – politie-justitie - Erik Van Dooren
Vlaams Forum Kindermishandeling – Erik Van Dooren
Voorstelling VK aan Familiehulp – Karolien De Ruyck
PPO voorzittersvergadering – Johan Galle
Sectoroverleg ITER – Johan Galle
25 jaar VK Oost-Vlaanderen – Erik Van Dooren, Johan Galle, Karolien François
Studiedag Huizen van het Kind – Erik Van Dooren, Liselot Desmet
Overleg 1712 met andere partners – Erik Van Dooren
ITER bemiddeling bij misbruik – Johan Galle
De centralisering van de familiale geschillen voor de familie- en jeugdrechtbank – Erik Van Dooren
Voorstelling Gemandateerde Voorziening aan sector Gezinszorg – Erik Van Dooren 45
Taskforce 1712 – Erik Van Dooren
Werkgroep registratie e-dossier - Karolien François
Overleg VK met CGG en OCJ – Erik Van Dooren
Bespreking juridische vragen chatbox nupraatikerover.be – Erik Van Dooren
Werkgroep scenario’s filmpjes historisch misbruik – Karolien François
Dialoog met thuishulpdiensten – Liselot Desmet
Zorg voor personeel OC’s – Erik Van Dooren
Voorstelling jaarverslag 2013-2014 KRC – Erik Van Dooren
Kwaliteitscel – Ilse Van Campenhout
Netwerkstuurgroep crisis Vlaams-Brabant en Brussel – Ilse Van Campenhout – Karolien De Ruyck
16. Gevolgde opleidingen, workshops, studiedagen
Opleiding “Systeemtheoretische psychotherapie”, Interactie- Academie, Antwerpen 4-jarige opleiding 2011 – 2015 Evi Verdoodt
“Hulp bij complexe verwerkingsprocessen en trauma”, Interactie Academie, Antwerpen Jaaropleiding 2013 – 2014 Karolien De Ruyck
“Begeleiden van verwerking van verschillende vormen van seksueel misbruik”, Educatieve Academie, Antwerpen Jaaropleiding 2014 – 2015 Karolien François
Opleiding “Nieuwe VK-medewerkers”, VK-Vormingscel mei - december 2014 Ilse Van Campenhout, Eden Venneman, Jolien Scheers
Vorming MaNo, Integrale Jeugdhulp 23 januari 2014 Goedele Keymolen, Karolien De Ruyck
VK-dag “Start to MaNo”, VK-Vormingscel 28 januari 2014 Team VK Brussel 46
“Allochtone seksuele daders”, Universitair Forensisch Centrum, Antwerpen 10 februari 2014 Johan Galle, Karolien De Ruyck
“Training: attachment based therapeutic interviewing”, Clark Baim, Beernem 19 – 20 en 21 februari 2014 Karolien François, Liselot Desmet
“Risicotaxatie bij minderjarigen”, Kinderpsychiatrie De Korbeel, Kortrijk 26 februari en 12 – 13 maart 2014 Liselot Desmet, Karolien De Ruyck
“Kind en Trauma”, SWP en Logacom, Amsterdam 11 maart 2014 Liselot Desmet
“Eer, gender en geweld: kenmerken en achtergronden van eergerelateerd geweld in Vlaanderen”, Steunpunt Cultuursensitieve zorg, Brussel 13 maart 2014 Johan Galle
“Communiceren over vermoedens van kindermishandeling”, NFI Faculty, Den Haag 14 maart 2014 Marieke Priem
“Evidence Based behandelen van getraumatiseerde kinderen en jongeren”, Vlaamse Vereniging voor Gedragstherapie, Drongen 14 maart 2014 – 4 april 2014 en 9 mei 2014 Karolien De Ruyck
“Inspiratie psychosomatiek en onverklaarbare lichamelijke klachten, anders benaderd”, Interactie Academie, Antwerpen 18 maart 2014 Eden Venneman
Opleiding: e-mailhulpverlening 1712 – SAW 20 maart 2014 Karolien François, Eden Venneman(chatteam)
“Loon- en Personeelsadministratie”, Syntra West, Drongen 29 april tot 27 mei 2014 (iedere dinsdag) Anja Ringoot
“Studiedag Opvoedingswinkel”, Huis van het Kind, Brussel 9 mei 2014 Liselot Desmet, Erik Van Dooren
Colloque “Violences relationnelles & Santé: quels liens, quels soins?”, Femmes Prévoyantes, Brussel 9 en 14 mei 2014 47
Eden Venneman
“Nieuwe hoop – over echtscheiding en psychotherapie”, UPC, KUL 12 en 13 mei 2014 Johan Galle
“Conference on Child Abuse and Neglect”, Eucan, Amsterdam 22 – 23 en 24 mei 2014 Goedele Keymolen, Marieke Priem, Erik Van Dooren
“Supervisie KOPP” door Similes, Jana De Beul, samen met Solentra, on site 27 mei 2014 Team VK Brussel
Vorming Chat, Stijn Tondeur, on site 2 juli 2014 Ilse Van Campenhout, Eden Venneman, Karolien De Ruyck, Johan Galle, Jolien Scheers
“Het swingt de pan uit”, Antwerpen 19 september 2014 Karolien De Ruyck
Opleiding “Veiligheidsconsulent”, Kind en Gezin, Brussel 25 september, 30 oktober en 11 december 2014 Ilse Van Campenhout
Studiedag “Tien om te zien”, Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Gent 3 oktober 2014 Eden Venneman
“Awel ik zie het niet meer zitten”, Kenniscentrum Kinderrechten, Brussel 9 oktober 2014 Ilse Van Campenhout, Karolien François, Eden Venneman(chatteam)
Ochtendconferentie “Roma in beweging”, De Foyer, Brussel 7 november 2014 Karolien De Ruyck, Jolien Scheers
Supervisie Chat, Stijn Tondeur, on site 12 november 2014 Ilse Van Campenhout, Karolien François, Eden Venneman (chatteam)
“Attachment and psychopathology”, Tavistock and Portman NHS Foundation Trust, Londen 13 – 15 november 2014 Liselot Desmet
“Opvang en nazorg bij schokkende gebeurtenissen op het werk”, The Human Link, Antwerpen 17 en 14 november, 1 december 2014 Erik Van Dooren
48
17. Opleidingen, workshops, … georganiseerd door VK Brussel
“Kindermishandeling” – HUB – Studenten leerkracht lager onderwijs 8 januari 2014 Evi Verdoodt
Vorming aan CLB-medewerkers m.b.t. kindermishandeling en spreken met kinderen en ouders over verontrusting 14 januari 2014 en 21 februari 2014 Evi Verdoodt, Karolien De Ruyck, Johan Galle, Liselot Desmet
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Algemene voorstelling stappenplan 18 februari 2014 VK Brussel
“De kracht van de leerkracht!” – BS Floralia Woluwe – leerkrachten en directie 25 februari 2014 en 24 maart 2014 Karolien De Ruyck
“De kracht van de leerkracht!” – Regenboogschool Sint-Jans-Molenbeek – leerkrachten en directie 26 maart 2014 Karolien De Ruyck, Johan Galle
“Basisinzichten Kindermishandeling” – 1e jaar Orthopsychologie VUB 1 april 2014 Johan Galle
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV en team IBO 3 april 2014 Karolien François, Liselot Desmet
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV Minimabo 16 april 2014 Liselot Desmet, Karolien De Ruyck
Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling – Leidinggevenden KDV – VGC 24 april en 15 mei 2014 Liselot Desmet, Karolien De Ruyck
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV VUB 30 april 2014 Karolien François, Liselot Desmet
49
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV Elsene 2 mei 2014 Karolien De Ruyck, Liselot Desmet
Workshop op studiedag “Partnergeweld - met mannen als slachtoffer: omgaan met dader en slachtoffer” 16 mei 2014 Johan Galle
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV ’t Prutske 16 mei 2014 Liselot Desmet, Karolien De Ruyck
Voorstelling VK aan Solentra 3 juni 2014 Johan Galle
Voorstelling van het VK – Slachtofferbejegenaars politie Brussel 17 juni 2014 Eden Venneman, Johan Galle
“Omgaan met verontrusting kindermishandeling” – Team Baboes 2 juli 2014 Liselot Desmet
Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling – Team KDV De Hummeltjes 8 oktober 2014 Karolien François, Liselot Desmet
“Kindermishandeling: signalen en aanpak” – ASO’s pediatrie UZ Brussel 24 oktober 2014 Goedele Keymolen
Training “Spreken over kindermishandeling” – laatste jaar Orhtopsychologie VUB 10, 14 en 21 november 2014 Johan Galle
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team KDV Haren en psychologe Stad Brussel 17 november 2014 Karolien De Ruyck
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Team CKO ‘t Breugelkind 19 november 2014 Liselot Desmet
50
“Spreken rond verontrusting kindermishandeling” – Erasmus Hogeschool Brussel – BaNaBa in de pediatrische en neonatale gezondheidszorg 19 en 26 november 2014 Liselot Desmet
“Stappenplan Kinderdagverblijven: aanpak van verontrusting en vroegdetectie van kindermishandeling” – Directie en team kinderdagverblijf VUB, Elsene 20 november 2014 Evi Verdoodt
Ontmoetingsdag CLB/Paika en VK Brussel – CLB medewerkers 25 november 2014 Karolien De Ruyck, Liselot Desmet
Kindermishandeling – vzw Wereldvrouwen 28 november 2014 Karolien De Ruyck, Johan Galle
“Kindermishandeling zien en bespreekbaar stellen”– Odyssee Hogeschool Brussel, Erasmushogeschool – Studenten leerkrachten lager onderwijs en middelbaar onderwijs 4 en 8 december 2014 Evi Verdoodt
Opleiding nieuwe VK medewerkers – Cultuursensitief werken 12 december 2014 Johan Galle
18. Giften VK Brussel ontvangst een enveloppesubsidiëring van K&G. Daarnaast maakte de bijkomende financiële ondersteuning van de Vlaamse Gemeenschapscommissie het mogelijk om extra inspanningen te doen ten aanzien van de complexe realiteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
51
19. Het team anno 2015: Van links naar rechts: Erik Van Dooren, Goedele Keymolen, Johan Galle, Anja Ringoot, Karolien François, Karolien De Ruyck, Eden Venneman, Ilse Van Campenhout, Jolien Scheers, Liselot Desmet, Evi Verdoodt, Fabian Colle.
52
Met de steun van:
Brusselse Hoofdstedelijke Regering
© Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel 2014
53