Nieuwsbrief 18e jaargang nummer 2
■
juni 2005
Terpstra en De Waal
Geen eenheidsworst Eind april legde Doekle Terpstra de voorzittershamer neer van het CNV. In mei deed Lodewijk de Waal hetzelfde bij de FNV. Beide oud-voorzitters houden zich beschikbaar voor de publieke zaak. De Waal blijft actief binnen de PvdA. Terpstra noemt zich een overtuigd CDA’er. Is de weg vrij voor de politici Terpstra en De Waal? Gezonde concurrentie De Waal en Terpstra vonden elkaar in de strijd tegen het kabinet Balkenende. Ze laten ook een eensgezinde vakbeweging achter zich. Met respect voor elkaars achtergronden en identiteit zijn de verschillen tussen FNV en CNV tot een minimum gereduceerd. “CNV-leden voelen zich senang bij de FNV”, zegt Doekle Terpstra in een interview in deze Nieuwsbrief. Hij ziet desgevraagd niets in een fusie met zijn grote broer de FNV. Pluriformiteit is goed voor de Nederlandse arbeidsverhoudingen. Een eenheidsworst leidt tot niets, tot verspilde energie, is de mening van Lodewijk de Waal. “Een gezonde concurrentie houdt de bonden wakker. In Duitsland zijn geen concurrerende bonden. Dat kan ver-
In dit nummer o.a. pag 2-3 FNV 100 jaar: Kalm begin nieuwe eeuw pag 3 Dwarsligger pag 4 Lodewijk de Waal: FNV en CNV houden elkaar wakker pag 5 Doekle Terpstra: Onze generatie is aan de beurt pag 6+11 100 jaar moderne vakbeweging BIJLAGE pag 7-10 Ger Harmsen 1922-2005 pag 11 De 400-gulden stakingen pag 12-13 De Asschers en de bond pag 13+15 Literatuursignaleringen pag 14-15 Burchtberichten pag 16 VHV bijeen in Vakbondsmuseum pag 16 Steun voor boek over AJC
starring in de hand werken.” Op internationaal vlak ziet De Waal daarentegen wel mogelijkheden voor innige samenwerking op het niveau van de centrales en de bonden. “Op wereldschaal fuseren het IVVV waarbij de FNV is aangesloten, en het WVA, de club van het CNV. Op Europees niveau zijn we aangesloten bij het EVV. En op het niveau van de bonden wordt stevig samengewerkt binnen de verschillende internationale beroepsfederaties.”
Vakbondshistorie Beide ex-voorzitters pleiten voor een groter historisch besef onder hun leden. Maar meer geld uittrekken voor de continuïteit van de activiteiten van het Vakbondsmuseum is er niet bij. “Daar gaat de
penningmeester over”, zegt Terpstra. En De Waal wijst op de recente reorganisatie wegens bezuinigingen binnen zijn vakcentrale, waarbij het personeelsbestand met bijna eenderde is ingekrompen. “Maar dat wil niet zeggen dat we niets doen voor ons verleden. In het kader van het 100-jarig bestaan van de FNV hebben we via internet onze geschiedenis op een moderne wijze toegankelijk gemaakt. Voor het huidige vakbondsbeleid leer ik vooral veel van de activiteiten van de vakbeweging in andere landen. In Italië bijvoorbeeld onderhouden de vakcentrales nauwe contacten met de ouderenbonden. Dat is een interessante ontwikkeling waar we in Nederland misschien ook iets aan hebben.” vervolg op pagina 4
Babs Albrecht overleden De op 1 juni 2005 op 84-jarige leeftijd overleden Babs Albrecht heeft vanaf 1939 als kaderlid van het NVV bij de NS een grote bijdrage geleverd aan de gelijkberechtiging van vrouwen bij het spoor. Nadat ze sectorchef op de afdeling sociaal-juridische zaken werd, kon ze haar werk niet meer combineren met haar vakbondsactiviteiten. Wel bleef ze actief binnen het vrouwenwerk. Zo vertegenwoordigde ze de Vervoersbond in de NVV- en FNV-commissies Vrouwenarbeid, tot ze in 1982 met de VUT ging. Negen jaar later werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Babs Albrecht was een van de zes vrouwen die Henny Schouten in 1994 schilderde naar aanleiding van het 40-jarig bestaan van georganiseerd vrouwenwerk door NVV en FNV. 1
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
FNV 100 jaar
Kalm begin nieuwe eeuw De plek was wonderschoon, het getoonde verrassend nieuw en de sfeer kalm en rimpelloos. De vakcentrale FNV ontvouwde in Zonnestraal in Hilversum de plannen voor de eeuwviering. Aanwezig: pers, de makers en uitvoerders van de plannen en een paar oud-gediende bestuurders.
kunnen”, aldus De Waal, “maar we hebben gekozen voor een toegankelijke vorm. Een vorm die ook beter aansluit bij jongeren.” En dus werd het een ‘album’, zoals de makers dat noemen. Dat album bestaat uit 51 deelonderwerpen, aangeduid als sociale monumenten, verzameld en geordend uit een eeuw vakcentrale. Het is de bedoeling dat FNVleden uit de geboden selectie een keuze maken en stemmen. Dat gebeurt via de website. Een open enquête, waarbij de meeste stemmen het goede antwoord bepalen. Wie het niet snapt kan het beste even de website opzoeken (www.fnv.nl/ geschiedenis).
Safari
Voormalig NKV- en FNV-bestuurder Herman Bode lanceerde op 4 maart 1980 een leus die nog lang zou nagalmen: 'Willen we naar de dam, dan gaan we naar de Dam'. Uit: 'Redelijk Bewogen'. “Ach”, zei vertrekkend voorzitter Lodewijk de Waal, “ik ken de discussie over de oprichting in 1906 van de NVV en dat we dan nu al in 2005 – feitelijk te vroeg – het eeuwfeest vieren, maar de gelegenheid was te mooi om niet aan te grijpen.” Hij doelde op zijn eigen vertrek en de opvolging door Agnes Jongerius, de eerste vrouwelijke voorzitter van de vakcentrale in een eeuw tijd. Dan mag er volgens de laconieke De Waal wel wat gesmokkeld worden. Laat de preciezen zich maar met de feiten bezig houden, wij gaan gewoon door. En zo is het ook gegaan. Dit keer geen vuistdik jubileumboek, iets waar de vakbeweging altijd zo goed in is, maar een totaal andere aanpak. De plek van de presentatie was meer dan bijzonder. Wie Zonnestraal, het oude oord van de Diamantbewerksbond waar tbc-lijders verpleegd werden, een tijd niet gezien heeft, moet beslist de kolonie weer eens opzoeken. Het lag er vroeger al prachtig bij, al is het nu door al die oprukkende
woningbouw sterk ingesloten, maar sinds de grote renovatie ten dele is afgerond, is het echt wonderschoon. Aardig is vooral ook dat sommige gebouwen wel volledig zijn gerestaureerd, maar andere nog als een ruïne ogen. Daar wordt wel aan gewerkt, maar kalmpjes aan, net zo snel als het geld beschikbaar komt. Het verschil met de verwording van die vroegere gebouwen en het opgeknapte gedeelte van Zonnestraal is verbluffend.
Album In de grote zaal boven een presentatie van het project ‘De eeuw van de FNV, 51 sociale monumenten’. Een multimedia-project noemt de vakcentrale dat zelf en bedenkers en uitvoerders Jan Bom en Floor van Gelder, ondersteund door historici als Lex Heerma van Voss en Bob Reinalda, en vele anderen mogen er trots op zijn. Ook VHV-leden konden nog een handje helpen. VHV-bestuurder Henk Mulder zat de FNV-werkgroep voor. “Een boek zou
2
Het is denkbaar dat als álle VHV-leden zich uitspreken voor Edo Fimmen, de oprichter van het IVVV (internationale transportfedereatie), als ‘de internationale bestuurder van de eeuw’, dit getalsmatig het nodige gewicht in de schaal legt. Zo kunnen we elkaar natuurlijk als VHVleden wel de brug over helpen en er voor zorgen dat één van de VHV-leden die prijswinnende safaritocht voor twee personen in de wacht sleept. Die andere reisplek is dan natuurlijk voor een bestuurslid van de vereniging. Waarom een safaritocht? Volgens De Waal heeft dat veel te maken met de ondersteuning die de vakcentrale de vorige eeuw heeft gegeven aan de vakbeweging in Zuid-Afrika. Nelson Mandela is één van de drie kandidaten voor de plek ‘buitenlandse relatie van de eeuw’. De andere twee zijn Lech Walesa en Charles Levinson. Nog een paar voorbeelden van onderwerpclusters, waaruit steeds één persoon, actie of gebeurtenis moet worden gekozen: - Actieleuze van de eeuw - Vrouwelijke vakbondsbestuurder - Bedrijfsbezetting - Onderhandelingsresultaat - Demonstratie. Voor wie de geschiedenis lief heeft valt er veel te struinen en te herkennen in het album en dus op de website. Want op de site staan ook korte filmpjes, toelichtingen en illustraties. �
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
Tentoonstelling
GESCHIEDSCHRIJVER ARBEIDERSBEWEGING
Dwarsl i g g e r
De onlangs overleden Ger Harmsen past in de rij van wetenschappelijk geschoolde baanbrekers over de geschiedschrijving van de arbeidersbeweging. D. Hudig, Jr. gaf in 1904 de aanzet met zijn proefschrift over De vakbeweging in Nederland 1866-1878. Ongeveer dertig jaar later volgde A.J.C. Rüter met De Spoorwegstakingen van 1903. En ook Frits de Jong Edz. met zijn Om de plaats van de arbeid – uitgegeven bij het 50-jarig bestaan van het NVV in 1956 – moeten we in dit verband noemen. Overigens zou Ger Harmsen de laatste zijn om vroege geschiedschrijvers als Heldt en Bymholt te vergeten. Harmsen vond zijn inspiratie als filosoof en historicus niet in de laatste plaats in zijn eigen arbeidersachtergrond. Hoe mooi zou het wel niet zijn geweest als Ger Harmsen het onlangs gehouden FNV-congres had kunnen toespreken? Hij had dan bijvoorbeeld kunnen wijzen op de overeenkomsten en verschillen tussen het huidige dagelijks bestuur van de FNV en het vijftal dat in 1905 het eerste dagelijks bestuur van de vakcentrale NVV vormde. De schetsen van Henri Polak, Jan Oudegeest, Jan van den Tempel, Henri Bruens en Piet Verdorst zijn opgenomen in het onder meer door Ger Harmsen geredigeerde Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland. Ger zou een apart boek hebben moeten schrijven over deze vakbondsmannen, iets met een Amerikaans aandoende titel als Five men who changed the world of labor. Hij had groot respect voor deze autodidactisch geschoolde vakbondsbestuurders. Harmsen was geen heilige. Als jonge communist kon hij flink uithalen. Zo presenteerde hij Karel van het Reve in Politiek & Cultuur van augustus 1949 vanwege zijn Poesjkin-beschouwing als ‘Een kip die op de mesthoop scharrelde’ (zie: Ger Verrips, Denkbeelden uit een dubbelleven. Biografie van Karel van het Reve, p.238). Zelf werd Ger Harmsen 25 jaar later in De Waarheid neergesabeld als ‘Navo-professor’. Het heeft hem diep beledigd. Ger Harmsen heeft talrijke publicaties op zijn naam staan. Naast zijn veel geroemde proefschrift Blauwe en Rode Jeugd uit 1961 noemen we hier het door hem in 1975 samen met Bob Reinalda gepubliceerde Voor de bevrijding van de arbeid. Deze bestseller werd op scholingen voor vakbondskader, op sociale academies en universiteiten niet gelezen, maar gespeld. De fusies tussen NVV en NKV en aangesloten bonden maakten dat daarna in het met Jos Perry en Floor van Gelder geschreven Mensenwerk over de industriële vakbonden en Onderweg (eveneens met Floor) over de Vervoersbonden de rol van de confessionele vakbeweging wat genuanceerder voor het voetlicht kwam. Harmsen was niet alleen een vakkundig schrijver. Hij was eveneens een buitengewoon boeiend spreker. Ik heb hem regelmatig uitgenodigd om lezingen te houden voor vakbondskader. Met slechts een enkele aantekening voor zich kon hij een urenlang meeslepend verhaal houden, waarvan deelnemers zich altijd slechts met moeite wisten los te maken voor een koffiepauze. Ik benijd de studenten die voor langere periodes bij hem college hebben kunnen volgen. Een tijdje geleden bladerde ik bij Harmsen thuis in De Knipe in het toen net door hem voltooide manuscript over sociale romans. Hij had zijn aarzelingen of het lezerspubliek groot genoeg zou zijn om het in boekvorm te publiceren. Hier ligt toch nog een schone taak voor zijn vrienden van de bekende uitgeverij in Nijmegen. Het ‘Ger Harmsen-gevoel’ kunnen we vasthouden door zijn autobiografie Hersttijloos (Colchicum autumnale) nog eens na te lezen. Harry Peer
Daarnaast is er nu een mobiele tentoonstelling met 51 borden (‘sociale monumenten’). De doeken zijn oprolbaar in aluminium kokers die probleemloos in een personenwagen kunnen. Wie voor zijn afdeling gebruik wil maken van deze borden kan dat het beste afspreken met Floor van Gelder, van de vakcentrale. De VHV-werkgroep Rotterdam heeft al een aantal van die borden gereserveerd voor het symposium van 3 september a.s. (terugblik haven- en werfacties van 1970).
Congres in De Doelen Op het FNV-Congres in De Doelen in Rotterdam hing een beperkt feestelijke sfeer in verband met de viering van het eeuwfeest. De congresagenda kreeg voorrang en natuurlijk de verkiezing van Agnes Jongerius. De tevreden sfeer was vooral te danken aan de geslaagde demonstratie op 2 oktober 2004 op het Amsterdamse Museumplein. Maar die massale opkomst had mogelijk anders uitgepakt als de demonstratie in september op de Rotterdamse Coolsingel de mist in was gegaan. “Op de Coolsingel begon het succes”, verklaarde De Waal resoluut. FNV-Bondgenoten voorzitter Henk van der Kolk, tijdens het congres: “Onze geschiedenis bepaalt wie we nu zijn. Honderd jaar oud, maar met de energie en levenslust van een twintigjarige.” Bij die doelgroep sluit vooral de viering van de 100-jarige FNV aan. Dat laatste geldt ook voor de illustraties die op de website en in het album te vinden zijn. Pieter Geenen, die ook voor Trouw tekent, verzorgde de illustraties en de teksten. Ze zijn vaak uiterst vermakelijk. Dat is een opvallend verschil en lang niet het enige met de sfeer van een eeuw geleden De tekeningen van Albert Hahn jr., Veth, Rot e.a. waren vaak snijdend, sterk verwijtend en aanklagend. De politieke tekenaars van de laatste decennia zijn vaak eerder humoristisch, minder agressief en steken meer de draak met misstanden en politieke besluiten. Het is niet het enige punt waaruit grote verschillen blijken tussen de vakbeweging van toen en van nu. Vaak zijn de mannen en vrouwen van het eerste uur voor ons allemaal helden, terwijl die van nu gewoon professioneel hun werk doen. Misschien waren de helden van vroeger ook wel meer gewone mensen dan wij wel eens denken en zijn de actieven van vandaag heldhaftiger dan we ons realiseren. Een korte tip tot slot: bij een paar gelegenheden rond de eeuwviering van de FNV is het al opgevallen dat vroegere bondsbestuurders zo weinig direct geïnformeerd worden. Op de verschillende bijeenkomsten waren tot nu toe slechts enkele verdwaalde exbestuurders die vergeefs op zoek waren naar oude strijdmakkers en collega’s. Dat is misschien iets om alsnog ‘recht’ te trekken. Bijvoorbeeld in 2006, als de vakcentrale echt 100 jaar bestaat. Huug Klooster
3
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
Bidden voor een nieuwe baan?
FNV en CNV houden elkaar wakker Voorlopig staat Lodewijk de Waal nog op de loonlijst van de FNV. Op 25 mei droeg hij het voorzitterschap van de vakcentrale over aan Agnes Jongerius. Daags daarvoor had hij al afstand gedaan van zijn auto met chauffeur. Begin juni is hij met vakantie naar de Pyreneeën, in de buurt van Lourdes. Bidden voor een nieuwe baan? Hij heeft zijn oude werkkamer ontruimd. Druk over zijn toekomst maakt hij zich niet. Hij is zich aan het oriënteren. Een baan in de luwte of opnieuw de confrontatie? Hij houdt zich voorlopig bezig met zijn vertegenwoordigingen. De Waal is onder meer commissaris bij de FMO, de financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden, de TU in Delft en bij het IISG. “Ik heb geen haast om die functies over te dragen. Maar als Agnes persé wil, maak ik plaats voor haar bij het IISG. Zij is tenslotte een cum laude afgestudeerde historica”. Het is duidelijk nog wennen in zijn nieuwe rol. Maar spijt heeft hij niet. “Ik werk nu 32 jaar voor de vakbeweging. Die twee termijnen als voorzitter zijn precies genoeg. De ervaring leert dat één termijn te kort is en met drie termijnen zit je te lang op die plek. Met Kerstmis 2003 heb ik besloten te stoppen. Maar ja, als het stormt, verlaat de kapitein het schip niet. Het jaar 2004 was een absoluut hoogtepunt. Dat ik ben gestopt is goed voor mezelf en goed voor de FNV. In Agnes Jongerius hebben we een gekwalificeerde opvolger”. In tegenstelling tot Terpstra heeft De Waal tijdens zijn voorzitterschap niet gesolliciteerd naar een andere functie. Zoals bekend deed de oud-CNV-voorzitter een mislukte gooi naar de vacature Stekelenburg, het burgemeesterschap van Tilburg. Daar zit nu Ruud Vreeman. De Waal: “Dat is ook het verschil tussen ons en het CNV. Als je bij de FNV zegt dat je weggaat, dan wijzen ze je direct het gat van de deur. Dan kan je meteen vertrekken. Er is nu nog niet aan mij getrokken. Maar ik sluit wel een aantal wegen af. Als oud-FNV-voorzitter moet je wel herkenbaar blijven voor je achterban. Ik wil niet dat straks in de krant staat dat ik salarissen heb goedgekeurd van 1 of 2 miljoen euro. Dat wil ik vermijden. Voor een bedrijf als de ING-bank wil ik geen verantwoordelijkheid dragen. Dat zou van mijn kant wel zeer onwaarachtig zijn. Maar als werknemerscommissaris mogen ze me
altijd vragen, mits een dergelijk bedrijf of instelling wel maatschappelijk verantwoord bezig is”. 2004. Voor de vakbeweging een historisch jaar. In meerdere opzichten. Zoals de samenwerking tussen de drie vakcentrales FNV, CNV en MHP. De Waal: “Wat dat betreft heb ik met Terpstra een buitengewoon goed koppel gevormd. De onderlinge samenwerking was nog nooit zo goed. Dat was met zijn voorganger Anton Westerlaken wel anders. Ik kreeg wel opmerkingen dat Doekle zoveel op TV was. Maar dat gezeur heb je altijd. We hebben veel geïnvesteerd in de samenwerking en daardoor zijn we ook niet door de andere partijen uit elkaar gespeeld. Maar er waren ook veel contacten tussen onze bonden. Als Doekle iets anders wilde, dan regelde ik dat met de bonden. De bedrijvenbond van het CNV zette Doekle dan weer op het goede spoor. Andersom liepen die processen bij ons ook zo. Het CNV staakte zelfs bij het spoor. Een historisch feit. Als je nu naar de CNV-bonden kijkt zie je dat ze de smaak van het actievoeren te pakken hebben”.
Fusie In een fusie tussen CNV en FNV ziet De Waal niet veel. “Een dergelijk proces kost veel energie en wat levert het op? Je kunt misschien wat efficiënter werken, maar of je er meer leden door krijgt, betwijfel ik. De organisatiegraad in Nederland is gebaat bij twee afzonderlijke centrales. De Bijenkorf en de Hema hebben toch ook ieder hun eigen klantjes? Ook op politiek vlak is de spreiding mooi. Een ideale situatie dat je tegen het CDA kan zeggen dat ook het CNV ons standpunt inneemt. De huidige situatie behoedt ons voor teveel zelfgenoegzaamheid, het houdt je levendig. In Duitsland is er tussen de bonden geen enkele concurrentie. Dat kan verstarring in de hand werken. Wij kunnen onze energie beter richten op een onderlinge goede verstandhouding. Dat is ook goed voor de organisatiegraad in Nederland. Buiten
4
Nederland is het gezamenlijk optrekken van de vakcentrales overigens wel relevant, zo meent De Waal: “Het IVVV en het WVA gaan samen. In Europa opereren we samen binnen het EVV. Ook de internationale beroepsfederaties gaan samen. Dus internationaal zou je met een delegatie kunnen werken.” Ook de samenwerking van de bonden binnen de FNV kent zijn grenzen. De Waal wijst op de fusie van de bonden werkzaam in de industrie, het vervoer, de voeding en de dienstensector. “Bij de fusie van FNV Bondgenoten heb ik me wel eens afgevraagd of die bond nog wel te managen valt. Herkenbaarheid en identiteit zijn belangrijker dan schaalvergroting. De kappersbond, de politiebond, de NVJ. Het zijn voor de leden herkenbare bonden. En dat werken aan herkenbaarheid zie je nu ook bij Bondgenoten terug.” De Waal heeft het boek van collega Terpstra nog niet gelezen. Hij gaat dat wel doen. Zelf een boek schrijven, daar peinst hij niet over. “Ze hebben het me wel gevraagd. Maar op een boek over mij zit toch niemand te wachten. Ik ben nog niet dood. Over tien jaar misschien. Dat boek over Jan Mertens vond ik prachtig, maar daar is wel een hele tijd overheen gegaan. Nee, de schrijvers hebben het van de lezers gewonnen.” Piet de Vreede
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
Doekle is Doekle
Onze generatie is aan de beurt “Ach, ze zeggen wel dat onze nieuwe voorzitter Paas de verjongde uitgave van Doekle is, maar dat is echt niet zo. Doekle is Doekle. Jammer dat hij weg is. Ik zit hier nu zeven jaar en zal hem missen”. Het is donderdag 19 mei. De receptioniste van het CNV zegt dat Doekle Terpstra er zo aankomt. Het vacuüm dat Terpstra achterlaat is voelbaar aanwezig in de CNV-burelen aan de Ravellaan in Utrecht Afscheid nemen doet pijn, weet Terpstra nu uit eigen ervaring. “Na mijn afscheidsreceptie in april had ik het nog wel even moeilijk. In de zeven jaar van mijn CNVvoorzitterschap ben ik nooit een dag ziek geweest. In mijn laatste week bij het CNV voelde ik me beroerd. Toen heb ik me precies één dag ziek gemeld. Ik liep met mijn ziel onder mijn arm. Zo’n leegte. Het was niet de meest prettige week in mijn leven.” Hij loopt zich inmiddels warm bij de HBO-raad in Den Haag. Een volle agenda maakt de stap van de vakbeweging naar de HBO-raad wat draaglijker. “Het onderwijs is een enerverende omgeving. Er gaat een nieuwe wereld voor mij open.” “Of ik politiek actief word? Ik weet het niet. Voorlopig laat ik de dingen op mij afkomen. Ik kan nu uit diverse functies kiezen. Als het om besturen gaat, is kennelijk onze generatie aan de beurt. Nederland zit te wachten op nieuwe bestuurders. Het kringetje waarin ik verkeer is vreselijk klein. Ik ben overtuigd CDA’er, maar toch hebben verschillende politieke partijen een beroep op mij gedaan. Van André Rouvoet van de ChristenUnie tot Jan Marijnisse van de SP die mij als eerste zijn boek overhandigde…” Terpstra concentreert zich nu op de HBO-raad. Maar één klus heeft hij geaccepteerd. Hij wordt voorzitter van het ICCO, een interkerkelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking. Het ICCO is met 225 medewerkers en een begroting van 125 miljoen euro de evenknie van de NOVIB.
Trots Hij beseft dat hij zijn leven lang zijn vakbondsloopbaan met zich mee zal dragen. Als ballast zal hij dat niet ervaren. “Daar ben ik trots op. En dankbaar. Het CNV heeft ook mij vorm gegeven. De vakbeweging is een deel van mijn bestaan, een deel van mijn identiteit. Het is ook
niet niks wat er zich in de afgelopen jaren heeft afgespeeld. Het jaar 2004 zal in mijn geheugen gegrift blijven. Van dag tot dag, van uur tot uur. We hebben in 2004 als vakbeweging geschiedenis geschreven. Ook in 2015 zal dat jaar genoemd worden. We hebben laten zien dat niemand in dit land om de vakbeweging heen kan. Tegelijkertijd moet je die gebeurtenissen op 2 oktober op het Museumplein ook relativeren. Het echte vakbondswerk vindt plaats binnen de bedrijven en instellingen. Dan heb ik het over het afsluiten van cao’s, sociale contracten, de individuele belangenbehartiging.” De samenwerking van de drie vakcentrales, ook op het niveau van de bonden, is volgens Terpstra de basis van het recente vakbondssucces. “De onderlinge kritische bejegening maakte plaats voor vertrouwen. Onze bonden konden elkaar goed vinden. De politiek heeft gegokt op verdeel en heers. Zo van: dat vakbondsfront splijt wel. Maar wij willen betrouwbare partners zijn. Dat is gelukt. Dat werkt door in onze toekomstige verhoudingen. Een keer per maand komen we als centrales bij elkaar. Die bijeenkomsten zijn vooral informeel. We gunnen elkaar het licht in de ogen.” Een fusie tussen CNV en FNV sluit Terpstra echter uit. “Ik geloof in pluriformiteit, niet in eenheid maakt macht. We werken pragmatisch samen, hebben in alle openheid respect voor elkaar. Dat levert pure winst op. Via pluriformiteit kan je synergie organiseren. Respect voor elkaars identiteit. Dat alles heeft te maken met personen maar ook met bestuurlijke wil. Als CNV’er moet je kunnen accepteren dat de FNV in de Nederlandse arbeidsverhoudingen een sleutelrol vervult. Ga je te werk in de geest van ha, ha, dat FNV, dan wordt het niks. Vertrouwen daar gaat het om. Dat geeft energie. Daarom heb ik ook het volste vertrouwen in de toekomst.
5
De nieuwe voorzitter van de FNV ken ik trouwens veel beter dan mijn opvolger bij het CNV.” Het CNV sluit straks geen verbond met de MHP? “Onze leden voelen zich senang in de samenwerking met de FNV. De MHP is een andere club. Een andere organisatie. Nogmaals, ik kies voor pluriformiteit. Dat is goed voor de Nederlandse arbeidsverhoudingen en dat is ook goed voor het CNV en de FNV. Ik ben trots op de huidige samenwerking tussen de vakcentrales. Bij mijn afscheid heb ik ook veel lovende briefjes gekregen van FNV-leden, waaronder van Henk van de Kolk, de voorzitter van FNV Bondgenoten.” Ook meer fusies tussen de CNV-bonden onderling ziet Terpstra niet zitten. “Je hebt het gezien bij de vorming van FNV Bondgenoten. Ik heb de toenmalige voorzitters van de Industriebond FNV, Bé van der Weg en Henk Krul, nog gewaarschuwd. Het gaat om structuur en cultuur. Die voeg je niet zomaar samen.” Piet de Vreede
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
100 jaar moderne vakbeweging
De ontwikkeling van de lokale vakbondsorganisatie De FNV heeft dit jaar in het teken geplaatst van 100 jaar moderne vakbeweging. ‘Altijd solidair’ heeft zij aan haar beeldmerk toegevoegd. In de Nieuwsbrief wordt sinds 2003 – 100 jaar na de Spoorwegstaking die de stoot tot de oprichting van het NVV, de oudste voorganger van de FNV, heeft gegeven – aandacht besteed aan enkele principiële kenmerken van de moderne vakbeweging. Deze keer wordt de positie van de plaatselijke organisatie belicht. De vakbeweging vindt zijn ontstaan in lokale beroepsgroepen. Plaatselijk hebben verschillende beroepsgroepen hun krachten gebundeld. Beroepsgewijs hebben plaatselijke bonden zich tot landelijke organisaties aaneengesmeed. Hoe nu die zelfstandige ontwikkelingen onder te brengen in één allesomvattende organisatie. Dat is het vraagstuk waar Henri Polak het in de eerste jaren van het NVV druk mee heeft. De inwendige organisatie van de vakbeweging is het zoeken naar de kwadratuur van de cirkel, zou oud-NKV-voorzitter Jan Mertens ooit zeggen. Polak heeft er in de discussies over de oprichting van het NVV mee geworsteld. Hij bestempelde het tot een vraagstuk waar eigenlijk geen algemeen geldende oplossing voor is omdat de verschillen per bedrijfstak te groot zijn. Beroepsgroepen als timmerlieden en metselaars in aparte plaatselijke organisaties, dat kan volstaan, vindt hij. Voor de diamantbewerkers daarentegen – lang georganiseerd in verenigingen voor een enkele beroepsgroep – moet er een gezamenlijke organisatie komen. Maar, zegt Polak: “De organisatievorm was daar makkelijk vast te stellen, omdat nagenoeg alle diamantbewerkers in één stad zijn gevestigd.” Echte problemen ziet hij bij de organisatie van spoorwegarbeiders. Bij de grote stations kan je vakgroepen vormen, maar bij de kleine stations zijn niet zelden verschillende functies in één persoon verenigd.
Onding “Onze Nederlandse vakbonden schijnen aan deze zaak nimmer enige aandacht te hebben geschonken. Het gewone stelsel van plaatselijke afdelingen, dus van aardrijkskundige en niet van industriële indeling, heerst alom. Hoe echter de organi-
hoofdbestuur. De lidverenigingen worden afdelingen en weer later worden de afdelingen vakgroepen, die geen eigen bestuur meer hebben. Het hoofdbestuur is dan niet langer samengesteld uit bestuurders van de lidverenigingen, maar omgevormd tot een bondsraad met gekozen vakgroepvertegenwoordigers. Gladjes verloopt het proces niet. Polak moet regelmatig dreigen met aftreden om de centralisatie af te dwingen. En dan betreft het hier nog slechts een Amsterdamse aangelegenheid, ondanks de pretenties die door de termen ‘algemeen’ en ‘Nederlands’ in de naamgeving van de ANDB worden gewekt.
Bestuurdersbonden
Jan van Zutphen. Foto: collectie VHV satievorm ook moge zijn, aan één hoofdvoorwaarde moet worden voldaan, wil de gehele bond goed werken en wel dat de afdelingen of de vakgroepen niet moeten worden beschouwd als zelfstandige verenigingen, die zich met andere verenigingen tot een soort van losse federatie hebben verbonden, doch dat zij zijn onderdelen van het grote lichaam en daaraan ondergeschikt. Zelf heeft Polak, samen met Jan van Zutphen, in deze geest de Algemene Nederlandse Diamantbewerkerbond (ANDB) gevormd. In 1894 vindt er in het diamantbedrijf een grote staking plaats. Uiteindelijk wordt die gewonnen. Voor Polak en Van Zutphen is dat aanleiding om alle verenigingen voor elke aparte beroepsgroep eerst tot een federatie om te smeden. Zij behouden in eerste aanleg een zekere autonomie, tot uitdrukking komend in een eigen bestuur en eigen bevoegdheden. Geleidelijk aan worden de bevoegdheden echter verlegd naar het 6
Onder invloed van de SDAP zijn rond de overgang van de negentiende naar de twintigste eeuw plaatselijk Bestuurdersbonden opgericht. In die organisaties komen plaatselijke afdelingen van de SDAP samen met plaatselijke vakverenigingen, maar ook met coöperaties en sociaal-culturele arbeidersverenigingen. Met deze organisatievorm probeert de SDAP een tegenhanger te bieden voor de Plaatselijke ArbeidsSecretariaten (PAS) van het NAS. Die Bestuurdersbonden zijn niet onbetekenend. Vaak verzorgen zij gezamenlijke huisvesting voor de deelnemende organisaties of bieden zij hen een vergaderlokaliteit. Stichtingen Eigen Gebouw – ‘de Steg’ – hebben als uitvloeisel van dergelijke activiteiten vele jaren in verschillende gemeenten bestaan. Vanaf 1903 – samenvallend met het begin van de Ongevallenwet – worden daar de Bureau’s van Arbeidsrecht aan toegevoegd. Het is daarom een hachelijke zaak om daar verandering in aan te brengen. Toch gaat Polak de strijd aan. In de slipstream van de vorming van het NVV komen in juli 1905 de Bestuurdersbonden bij elkaar. Aanleiding is de plaats van de politieke partij en de coöperaties in de Bestuurdersbond. In een polemiek die zich ontwikkelt tussen Pieter Lodewijk Tak en Polak naar aanleiding van de heiersstaking van 1905 in Amsterdam wordt de reden daarvan duidelijk. Volgens Tak hadden de Amsterdamse SDAP-afdelingen
vervolg op pagina 11
Ger Harmsen
BIJLAGE bij nummer 2, juni 2005
GER HARMSEN 1922-2005 De historicus, filosoof, mossendeskundige, maar bovenal geschiedschrijver van de arbeidersbeweging Ger Harmsen overleed op 3 april 2005 op 82-jarige leeftijd. Voor de Vakbondshistorische Vereniging is dat reden om in een extra katern van de Nieuwsbrief stil te staan bij de betekenis van deze man, die opklom van fabrieksarbeider tot hoogleraar dialectische filosofie. Oud-collega's, studenten en andere bekenden schetsen in een aantal bijdragen hun herinneringen. Verder is een lijst van Harmsens belangrijkste publicaties opgenomen.
Ger Harmsen en de geschiedenis van de arbeid de vakbeweging met socialistische blik. Logisch, als je weet dat het is bedoeld voor de kadercursussen van de Industriebond NVV, maar onbegrijpelijk en zelfs pijnlijk in het licht van de federatievorming tussen NVV en NKV. Met Vincent Vrooland wijd ik in Student een kritische beschouwing aan dit boek. “De betweterige veroordeling door Harmsen en Reinalda van de confessionele vakbeweging ten spijt, heeft zij een eigen bijdrage geleverd in de sociaal-economische ontwikkeling van Nederland en heeft zij op beslissende momenten een principiëlere houding aangenomen dan het NVV.” Het werd ons niet in dank afgenomen. In Mens-en-werk en Onderweg heeft Harmsen de confessionele vakbeweging echter later een revanche gegund. Mijn waardering voor Harmsen blijft echter onaangetast. In de Voortgezette Kaderopleiding van de Bouw- en Houtbond FNV lees ik in de jaren zeventig en tachtig menigmaal voor uit Inleiding tot de geschiedenis. Vooral die passages die laten zien dat je feiten van verschillende kanten kunt bekijken om vervolgens tot heel andere indrukken te komen. Blijvend is ook de herinnering aan de bespreking van de scriptie over Serrarens. Harmsen staat dan op het punt hoogleraar te worden in Groningen, begin jaren zeventig het mekka van het projectonderwijs… Harmsen, icoon van de progressieve studentenbeweging, is echter bezorgd. Tegenover de voordelen staat een nadeel. De aandacht voor de continuïteit zou wel eens het loodje kunnen leggen. Het Biografisch Woordenboek bijvoorbeeld vergt meerjarige aandacht en zou gemakkelijk koppie onder kunnen gaan in de permanente drang iets nieuws te doen. Binnen een rijksoverheid waar op dit moment het ene project over het andere heenbuitelt, word ik niet alleen dagelijks aan die boodschap herinnerd, ik handel er ook naar. Jeroen Sprenger
De reputatie van Ger Harmsen ging hem vooruit toen ik in september 1968 als eerstejaarsstudent Politicologie op vrijdagmiddag richting het college Sociale geschiedenis ging. Veel studiegenoten hadden gehoord dat hij uit de CPN was gegooid. Of beter gezegd: niet langer gecontribueerd. Dat gaf een bepaalde spanning. In het eerste college werd er niet aan geappelleerd. Maar dat nam niet weg dat na afloop menigeen vol bewondering over Harmsen sprak. Dat was een inspirerende docent! Ger Harmsen kon autoritair zijn. Een nog kale feut van het studentencorps werd enorm voor schut gezet toen hij erop werd betrapt de krant te lezen. Harmsen was in enig opzicht wereldvreemd. Hij doceerde over de hand van Moskou, over de Russische geheime dienst, maar van James Bond had hij nog nooit gehoord. Hetgeen aanleiding was hem Veel liefs uit Moskou cadeau te doen. Bovenal was Harmsen iemand die mensen op sleeptouw kon nemen. Veel mensen wilden hun kandidaatsscriptie bij hem schrijven, meestal over een hoofdpersoon uit de arbeidersbeweging. Je kon daarbij kiezen uit de lijst die door de Sociaal-Historische Studiekring was opgesteld als basis voor het Biografische Woordenboek van het Socialisme en Arbeidersbeweging in Nederland. Ik koos P.J.S. Serrarens die lange tijd internationaal secretaris was van de katholieke arbeidersbeweging en als zodanig grondlegger van het Internationaal Christelijk Vakverbond. Harmsen was blij verrast. Hij had niet zoveel contacten in deze richting. Om die reden mocht ik later ook toetreden tot de Werkgroep Nederlandse Arbeidersbeweging. Vervolgens kreeg ik het verzoek om de portretten te maken van de geschiedschrijvers van de katholieke vakbeweging Willem van de Pas en Wim Versluys. En zo werd ik vanzelf specialist. In 1975 verschijnt Voor de bevrijding van de arbeid. Harmsen en Reinalda bekijken daarin de geschiedenis van
7
Ger Harmsen
BIJLAGE bij nummer 2, juni 2005
‘Voor de bevrijding van de arbeid’ In 1987 ging Harmsen met emeritaat en in 1993 verscheen zijn autobiografie Herfsttijloos (Colchicum autumnale) een levensverhaal, waarin ook zijn werk aan de RUG aan de orde kwam. Harmsen wierp zich met volle kracht op een project dat sinds 1986 enige delen had gepubliceerd: het Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, waarvan het afsluitende negende deel in 2003 verscheen. Hij leverde de meeste bijdragen en schreef niet alleen over de linkse arbeidersbeweging, maar ook over vrijdenkers. De voorzitter van de vrijdenkersvereniging De Dageraad tijdens het Interbellum, Jan Hoving maakte in zijn jeugd grote indruk op hem. Maar Harmsen schreef ook over Spinoza en natuurbeschermers als Jac. P. Thijsse. Harmsen bedreef geschiedschrijving die anderen wel de narratieve-institutionele stijl noemden. Zelf was hij wars van schoolvorming, hoewel de historici en andere academici die hij opleidde wel tot de ‘Groningse School’ werden gerekend. Deze school onderscheidde zich van de structurele en meer kwantitatief gerichte ‘Utrechtse School’ rond de sociaal historicus Theo van Tijn. Harmsen legde de nadruk op het handelen van mensen en niet op de structuren waaruit het menselijke was verdwenen. Studenten die zich afficheerden als aanhangers van de structuralistische marxist Althusser, diende hij van repliek met opmerkingen in de trant van ‘als alles gedetermineerd is stel ik voor naar huis te gaan, want de geschiedenis neemt toch wel zijn loop’. Hij werd niet moe er ook bij op te merken dat hij dan zijn tijd zou besteden aan zijn grote verzameling mossen, die hij dan wel determineerde. De vakbondsgeschiedschrijving zoals door Harmsen bedreven, raakte in de jaren negentig uit de mode. Deze geschiedschrijvers werden volgens Harmsen ‘voor hopeloos ouderwetse vertellers gehouden, die, anders dan de vernieuwers, nog steeds organisatie-geschiedenis bedreven en aandacht hadden voor de levensloop van degenen die hierin een rol speelden. De Gentse hoogleraar Nieuwste Geschiedenis Gita Deneckere brak echter in 2000 voorzichtig een lans voor Harmsen’s opvattingen toen ze opmerkte dat de ‘Groningse school’ weinig aanhang kende, en zij betreurde dit omdat die vorm van betrokken narratieve geschiedschrijving leidde tot levendige beschrijvingen. De directeur van het NIOD, Hans Blom, stelde dat het oeuvre van Harmsen nog lang als ‘Fundgrube’zou functioneren. Harmsen droeg in 2003 zijn uitgebreide archief over aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Maar hij bleef tot het laatste toe productief als schrijver. Hij legde voor zijn plotseling overlijden de laatste hand aan een boek over sociale romans in de Nederlandse literatuur.
Toen wij de studie sociologie in 1977 begonnen bestond er een studentenbeweging onder invloed van de sinds lang verdwenen Communistische Partij Nederland (CPN). Ger Harmsen gaf als hoogleraar drukbezochte colleges bij het Sociologisch Instituut over het historisch materialisme, de geschiedenis van de arbeidersbeweging en over vrouwenemancipatie. Als randverschijnsel was buiten de colleges kritiek van studenten die zich door de Groningse CPN lieten sturen. We begrepen dat dit te maken had met zijn uittreden in 1957. Hij had allang afscheid genomen van zijn vroegere opvattingen. Zijn dissertatie Blauwe en rode jeugd uit 1961 over de geschiedenis van de Nederlandse jeugdbeweging was gebaseerd op gedetailleerd bronnenonderzoek. Zijn kritische benadering van de rol van de CPN in tal van andere publicaties veroorzaakte de oploopjes in de studentenbeweging. Wat opviel was dat een directe confrontatie met hem uit de weg werd gegaan. De CPN-studenten durfden zijn colleges niet stil te leggen, zoals bij andere docenten, om hen de persoonlijke standpunten betreffende het marxisme naar voren te laten brengen. Harmsen wist veel meer dan zij en beschikte bovendien over meer debatvaardigheden. Hij was er trots op een ouderwetse schoolmeester genoemd te worden. Voor ons was hij een erudiete en inspirerende docent die altijd bereid was zijn kennis en bibliotheek ter beschikking te stellen. Toen wij hem eens luchthartig vertelden dat we onze belangstelling voor de arbeidersbeweging een uit de hand gelopen hobby noemden, viel hij even stil en verzuchtte toen dat dat natuurlijk ook kon. Zelf was hij sterk verbonden met de vakbeweging. In 1975 verscheen in samenwerking met Bob Reinalda het boek Voor de bevrijding van de arbeid , dat voortkwam uit de kaderscholing van de Industriebond NVV. Het boek was vaste kost in de werkcolleges. Het is vooral een overzicht van de acties van de linkse vakbeweging. De christelijke en rooms-katholieke vakorganisaties hadden vooral een remmende rol. Later nuanceerde Harmsen de rol van de confessionele vakbeweging. In 1985 werkten wij aan de bundel Een Eeuw socialisme en arbeidersbeweging in Groningen 1885-1985. Harmsen was voor ons een klankbord bij het opzetten van dit boek en bedacht deze eenvoudige titel, waardoor het hoogdravende Een Eeuw van Strijd afviel. Harmsen leverde zijn schets van de Groninger communist Geert Sterringa. Redactionele opmerkingen over het hoofdstuk over de oorlog, geschreven door een rechtgeaarde communist kon de toets der kritiek van het CPN-hoofdkantoor niet doorstaan. De auteur trok zich terug en het hoofdstuk moest door de redactie worden herschreven. Dat iemand zich door een politieke partij liet terugfluiten gaf aanleiding tot humorvolle beschouwingen van Harmsen over zijn eigen verleden bij de CPN. Wij leerden hem toen ook kennen als iemand met een scherp psychologisch inzicht. Hij spaarde zichzelf niet.
Jannes Houkes en Piet Hoekman
8
Ger Harmsen
BIJLAGE bij nummer 2, juni 2005
Mensenwerk Ger Harmsen gaf scholing aan de kaderopleiding van de Industriebond NVV. Hij had bovendien in 1975 met ‘Voor de bevrijding van de arbeid’, samen met Bob Reinalda, niet alleen laten zien hoe boeiend geschiedenis van idee en beweging is, maar ook stelling genomen in het debat over wat nu eigenlijk vooruitgang had gebracht en wie er aan de rem hadden getrokken. Ditzelfde boek echter was voor de Industriebond NKV reden om te eisen dat er een tweede schrijver bij moest met meer kennis van zaken over het katholicisme. Dat werd de Nijmeegse historicus Jos Perry, literair gezien de beste schrijver van ons drieën. Ik spitte ondertussen in duistere kelders naar ontbrekende archiefstukken en illustraties, een even romantische als vieze activiteit. We bestudeerden encyclieken, visienota’s en katholieke vakbondsbladen. Wat waren de dilemma’s waar christelijke arbeiders mee worstelden, hoe zat het met de complexiteit van de dubbele emancipatie: ten opzichte van kerk èn werkgevers. Waarom lukte het de katholieke vakbonden wel en de protestantse uiteindelijk niet, om de eenheid te smeden. Om het beeld dat uit de papieren naar boven kwam te checken werd een leesgroep samengesteld uit oudbestuurders van de diverse bonden die in de beide Industriebonden waren opgegaan. Ger deed er alles aan om de diverse gezichtspunten en tegenstellingen boven tafel te krijgen. Zijn vaak krachtige hypotheses lokten behalve weerstand ook de nodige aanvullende informatie uit. Discussies van weleer werden daar herhaald en verduidelijkt. Frustraties werden uitgesproken en toegelicht. Na de onvermijdelijke meningen, kwamen vervolgens feiten boven tafel. Wat telde was uiteindelijk de integriteit van waaruit iedereen naar eer en geweten had gehandeld. Voor de deelnemers een bijzonder produktieve workshop vakbondsgeschiedenis. Voor een eenvoudig academicus als ik toen was, een inspirerend en buitengewoon leerzaam praktijkjaar geschiedschrijving.
Ginkelduin, Nunspeet, Oudenoord. Cursuszaaltjes in vakbondsgebouwen, waar historici en oud-vakbondsbestuurders elkaar troffen om samen uit te zoeken hoe de geschiedenis verlopen was. Niet op zoek naar het gelijk, maar naar een verklaring, naar oorzaak en gevolg. In de jaren zeventig stonden de vakbonden voor de uitdaging om de overeenkomsten te vinden tussen rooms en rood. Waar decennia lang de verschillen waren benadrukt, in visie, wijze van actievoeren, cultuur en zelfs in stijl van overleg en besluitvorming, was het nu opeens noodzakelijk die verdeeldheid vaarwel te zeggen en aan te tonen dat wat ons bindt belangrijker is dan wat ons scheidt. Op vakcentraleniveau lukte dat tussen NVV en NKV eerder – de FNV begon op 1 januari 1976 – dan bij de beide Industriebonden. De kernactiviteit van vakcentrales – onderhandelen op landelijk niveau met werkgevers en politiek – is een andere dan die van de bonden, die elkaar als het cao-overleg stagneert, in het heetst van de strijd op de werkvloer en bij de poort tegenkomen. Dat de NVVleden daarbij vaak waren tegengewerkt vergemakkelijkte het samenwerken naar 1 Industriebond bepaald niet. Verwijten over en weer – onderkruiperij gesteund door de kerken, versus de arrogantie van de macht – hadden in de loop der geschiedenis muren van achterdocht opgeworpen. Breek dat maar eens even af. Het is een oude traditie om een bepaalde periode af te sluiten met een gedegen gedenkboek. In dit geval, de nieuw te vormen Industriebond FNV had immers twee wortels, twee boeken? Eind 1979 werd echter de opmerkelijke stap gezet niet twee afsluitende verhalen op te stellen maar, met het oog op de toekomst, daar één samenhangende geschiedenis van te maken. Bovendien moest het een mooi boek worden, wetenschappelijk verantwoord en goed leesbaar. De tijd was krap, het fusiecongres was gepland op 16 december 1980. Op het congres van de Industriebond FNV, 16 december 1980. Van links naar rechts Piet Zijm, Ger Harmsen en David de Leeuw. Foto: Floor van Gelder
9
Floor van Gelder
Ger Harmsen
BIJLAGE bij nummer 2, juni 2005 15e jaargang nummer 2, juni
Ger Harmsen, mijn geschiedenis in meerdere opzichten opleiding. Dit ging over levende mensen, mensen die ik kende, over hun drijfveren, afwegingen, acties, ruzies, voortgang.
Ger las ik voor het eerst op de Sociale Academie begin jaren ’80. De opleiding werd toen bevolkt door niet voldoende opgeleide leden en bestuurders van de FNV. Ik was er daar één van. Als 15-jarig meisje met een LBOdiploma, begonnen met werken bij Calvé in Delft.
Ger en ik zijn later vrienden geworden toen ik scholing gaf bij de Vervoersbond FNV. Hij verzorgde de gastlessen in de kaderopleiding. We herkenden elkaar in onze achtergrond van ervarend leren. Daar zag ik ook aan de andere cursisten wat mij zo aansprak. De basis van zijn lessen was idee gevolgd door beweging. Daar ging het immers om: vakbeweging. En de vakbeweging, dat waren wij!
Ik heb leren lezen op de Academie. Boeken als ‘Geschiedenis van de filosofie’ van Hans Joachim Störig, of ‘Karl Marx’ door Prof. Fr. W. Banning. Je kreeg daardoor inzicht in denkbeelden en de grote wijde wereld. Maar verder kon je er weinig mee.
Tegenwoordig schrijf ik mijn eigen practice, en ik mis Ger als groot verzamelaar van kennis en ervaring. Hij zou het allemaal opgeschreven hebben.
Neen, dan de boeken van Ger Harmsen, daar stond je eigen geschiedenis in. De geschiedenis van wat toen nog heette ”de arbeider” en dat was ik. Dit was andere koek dan de algemene geschiedenisboekjes op de LBO-
Tonny Groen
Belangrijkste publicaties Algemeen: Blauwe en rode jeugd. Ontstaan, ontwikkeling en teruggang van de Nederlandse jeugdbeweging tussen 1853 en 1940. Proefschrift. SUN Reprint, Nijmegen 1975. Herfsttijloos (Colchicum autumnale). Een levensverhaal. SUN, Nijmegen 1993.
Voor de bevrijding van de arbeid (met Bob Reinalda). SUN, Nijmegen 1975. Hamer of aambeeld. Amsterdam (Industriebond NVV), april 1979. Mensenwerk. Industriële vakbonden op weg naar eenheid (met Jos Perry en Floor van Gelder). Ambo, Baarn 1980. Onderweg. Uit een eeuw actie- en organisatiegeschiedenis van de Vervoersbonden(met Floor van Gelder). Ambo, Baarn 1986. Uit het duister naar het licht! Betekenis en verloop van het genre der vakbondsgedenkboeken, pp. 37-61, in: W. van Agtmaal e.a., De vakbeweging jubileert, VHV, Amsterdam 1986. Van turf en tabak tot plastic buizen. Uit de geschiedenis van de arbeidersbeweging in Steenwijk en omstreken (met Tilly Berkenbosch en Simon Mintjes). Ariadne, De Knipe 1991.
Wij zijn jong, de aard’ligt open (NBAS tussen twee wereldoorlogen). Contact, A’dam 1969. Marx contra de marxistische ideologen. SUN Reprint, Nijmegen, z.j. Natuur, geschiedenis en filosofie. SUN, Nijmegen 1974. Leven en werk van mr. Alex S. de Leeuw, in: Jaarboek voor de geschiedenis van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland 1977, pp. 12-190. SUN, Nijmegen 1977. Rondom Daan Goulooze. Uit het leven van kommunisten. SUN, Nijmegen 1980. Nederlands kommunisme. Gebundelde opstellen. SUN, Nijmegen 1982. Natuurbeleving en arbeidersbeweging. De Nederlandse socialistische arbeidersbeweging in haar relatie tot natuur en milieu. NIVON, Amsterdam 1992. Nieuwe inleiding tot de geschiedenis. SUN, Nijmegen 1998. Passie voor mossen. Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging, Utrecht 1998.
Zie verder: Er is een Bibliografie van Ger Harmsen opgenomen in: Afscheid van de dialectiek. Rondom het afscheid van Ger Harmsen als hoogleraar, pp. 133-189, SUN, Nijmegen 1988. Zie verder de vele schetsen door Ger Harmsen geschreven in de acht delen van het Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, IISG, Amsterdam, uitgegeven tussen 1986 en 2000. De biografie in de geschiedenis van de arbeidersbeweging: plaats en betekenis, pp. 275-295, in: Deel 9 BWSA, AKSANT, Amsterdam 2003 Harry Peer
Vakbeweging: Historisch overzicht van socialisme en arbeidersbeweging in Nederland. Deel 1. Van de begintijd tot het uitbreken van de eerste wereldoorlog. SUN, Nijmegen, z.j.
16
10
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
zich binnen de Bestuurdersbond van stemming moeten onthouden over deze zuivere vakbondsaangelegenheid. Polak is het daar volmondig mee eens en verbindt daaraan de conclusie dat partijafdelingen niet in de Bestuurdersbond thuishoren. Vooralsnog zet Polak in op een beperking van de bevoegdheden van de Bestuurdersbond. Later voert hij de druk op. Het is hem namelijk een doorn in het oog dat Bestuurdersbonden stakingen van plaatselijke vakbondsafdelingen financieel steunen, terwijl de landelijke vakbond dat weigert. Ook de financiële onafhankelijkheid van de lokale vakbeweging zint hem niet. Naar Engels voorbeeld vindt hij dat de plaatselijke bonden de contributie volledig in de landelijke kas moeten storten, in plaats van een ‘povere’ afdracht te doen. “De hooggeprezen autonomie van de afdeling leidt onvermijdelijk naar de afgrond van de directe actie. Het slechte voorbeeld heeft vervolgens weer een uitwerking op het individuele vakbondslid. Totale desorganisatie, die erger is dan in het geheel geen organisatie, is daarvan noodwendig het gevolg.”
Witkielen In 1907 wordt door de ANDB binnen het NVV het voorstel ingediend om de Bestuurdersbonden tot plaatselijke afdelingen van de nog jonge vakcentrale om te vormen. De eerste richtlijnen daarvoor worden in 1908 uitgevaardigd. Twee jaar later volgt er een duidelijke instructie aan de bonden. Naast de eerder genoemde bezwaren tegen de ‘oude’ Bestuurdersbonden wordt dan opgemerkt dat ze laks zijn in het aanleveren van de vereiste statistische gegevens voor het jaarverslag. Maar ook de ondeugdelijkheid van de gegevens zelf speelt een rol. Vanwege de gevoelige relatie met de SDAP gaat de ontwikkeling echter moeizaam. Dat komt tot uitdrukking op een bijeenkomst in 1912. “We willen niet de witkielen worden van het NVV”, valt daar te horen. En ook: “wijziging is goed, maar we moeten de geschiedenis eerbiedigen.” Dan gooit Polak zijn gewicht in de strijd. In 1913 zegt hij resoluut: “we schaffen de oude Bestuurdersbonden af en richten nieuwe op, omdat we die nodig hebben!” Vervolgens verschijnen in De Vakbeweging de modelstatuten voor de nieuwe Bestuurdersbonden, met daarin een plaats voor de Bureau’s voor Arbeidsrecht en voor “Centrale commissies voor Arbeidersontwikkeling”. Op papier is de centralisatie een feit. De spanningen tussen de landelijke leiding en de plaatselijke organisatie zijn daarmee overigens nog niet ten einde. Netzomin als de spanning tussen de beroeps- of de bedrijfsorganisatorische opbouw van de vakbeweging. De volgende bijdrage zal daaraan worden gewijd. Jeroen Sprenger
Actueel historisch symposium op 3 september
De 400-gulden stakingen Wie er in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw bij was herinnert zich, ook als niet-Rotterdammer, de 400-gulden acties. Al enkele jaren was de arbeidsmarkt oververhit geraakt. Minister Roolvink greep in met een loonmaatregel. De scheepswerven zaten wel goed in hun werk, maar slecht in hun personeel. De koppelbazen hadden het goed en sprongen in het gat. Bij Wilton-Fijenoord sloeg op 25 augustus 1970 de vlam in de pan. Binnen drie dagen legden 3000 man het werk neer. Als eis gold 400 gulden netto er bij van 1 september tot en met 31 december. Oftewel 25 gulden per week. Die 400 gulden zijn er gekomen, maar dan niet netto maar bruto. Toch betekende het een enorme winst voor de stakers die de bonden aan alle kanten passeerden. De 400-gulden acties leidde tot een landelijke loongolf, want wat in Rotterdam kan, moest nu natuurlijk ook in de rest van Nederland. Die sfeer van actie en verbondenheid heeft de VHV-werkgroep Rotterdam aangegrepen om een aantal bijzondere activiteiten te organiseren en in gang te zetten. De werkgroep staat onder voorzitterschap van Nico Sannes, sinds Ton Broere om gezondheidsredenen een stapje terug moest doen, maar wel actief is gebleven als lid van de werkgroep. Andere leden van de groep zijn onder meer Piet Boogaard, Ab van Ispelen, Kees Marges, Henk van der Pols, Koos Schoonens en Sjaak van der Velden. Het VHV-bestuur draait mee via Wim de Vrind en Huug Klooster. De groep is de afgelopen anderhalf jaar op verschillende plaatsen bij elkaar gekomen, zoals in het Historisch Museum Rotterdam, het Maritiem Museum, het Gemeente-archief, FNV Bondgenoten (Alexanderpolder) en in The Mission in Schiedam. Dat gaf gelijk de gelegenheid om her en der kennis te maken met de verschillende organisaties en die ook op het bestaan van de VHV te wijzen.
Symposium Een belangrijk initiatief van de werkgroep is de organisatie van het symposium op zaterdagmiddag 3 september a.s. Dat symposium vindt plaats tijdens de Wereld Open Havendagen in Rotterdam en dus op een moment dat er van alles te doen is in en rond de haven. De werkgroep is er in geslaagd de medewerking van de Kamer 11
van Koophandel te krijgen, zodat van het fraaie auditorium gebruikt kan worden gemaakt. De zaalcapaciteit is beperkt, maar verder is alles voortreffelijk geregeld. In de hal zal een deel te zien zijn van de mobiele tentoonstelling die de FNV heeft georganiseerd ter gelegenheid van de viering van haar 100-jarig bestaan. Eén van de aanwezige hoogtepunten in die geschiedenis waren de stakingen van 1970. Onder aan deze pagina staat waar u zich kunt aanmelden om er bij te zijn op 3 september. Wie nog een klein zetje nodig heeft moet weten dat de Kamer van Koophandel vlakbij de Leuvenhaven ligt en dus bij het Maritiem Museum en het Historisch Museum Rotterdam en natuurlijk kort op de Coolsingel, het stadhuis en de indrukwekkende Erasmus Brug met uitzicht op de 'Kop van Zuid'. Kortom, het symposium zorgt voor de herkenning, de verdieping en het ontmoeten, de omgeving zorgt voor aanvullende mogelijkheden en plezier. Tot de sprekers op het symposium behoren Foeke Kuiper (oud-werkgever), Henk van der Kolk (FNV Bondgenoten), Kees Marges (ITF) en Sjaak van der Velden (IISG). Paul van der Laar, hoogleraar Erasmus Universiteit, is voorzitter.
Boek Wie het symposium bezoekt is ook getuige van de verschijning van het boek over de havenstakingen, dat Sjaak van der Velden, lid van de werkgroep, met medewerking van Nico Sannes e.a. heeft samengesteld. In dat boek bijdragen van ‘mensen die er bij waren’ en van enkele anderen die terugblikken op de acties en naar de betekenis ervan kijken. Voor toen, maar ook met het oog op wat nu gebeurt en actueel is. De werkgroep heeft nog meer potjes op het vuur staan en bezint zich op verdere uitvoering. Zo wordt gekeken naar mogelijkheden van ondersteuning bij de presentatie van vakbondswerk op mbo-scholen. Meer informatie over dat laatste onderwerp bij Kees Marges (010 - 212 43 24). Aanmelden voor het symposium van 3 september kan telefonisch, per e-mail of schriftelijk bij Nico Sannes, Rigoletto 75, 2907 JG Capelle a/d IJssel. Telf/fax 010 458 12 98 of e-mail:
[email protected] Huug Klooster
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
De Asschers en de bond
Abraham Asscher: van parvenu tot huisvriend Polak Zijn grootvader was bevriend met Henri Polak, zijn vader liep in 1936 stage bij de Algemene Nederlandse Diamantbewerkers Bond en hijzelf nam met pijn in het hart afscheid van wat hij noemt de laatste echte vakbondsbestuurder in de Nederlandse diamantindustrie, Gijs Honing. Edward Asscher zal zijn onderhandelingspartner missen. Zoals nu nog bij FNV Bondgenoten gebruikelijk is, gaan bestuurders met 60 jaar met pensioen. Voor Gijs Honing was dat op 1 juni het geval. Daarmee komt er een einde aan een historische periode in de sociale verhoudingen in de Nederlandse diamantindustrie. Het hoofdkantoor van de Koninklijke Asscher Diamant Maatschappij BV zetelt in een statig pand aan de Tolstraat in het hart van de Amsterdamse diamantbuurt. Veel diamanten worden er niet meer geslepen. De onderneming heeft in het begin van de jaren tachtig de productie verplaatst naar de Verenigde Staten, ZuidAfrika en België. Outsourcing heet dat verplaatsen van de productie nu. Toch is het hoofdkantoor al 151 jaar in Amsterdam gevestigd en men is niet van plan de hoofdstad van het land te verlaten. Daar staat de vijfde generatie Asscher borg voor.
Asscher Al sinds het einde van de achttiende eeuw zijn er contacten tussen de arbeidersbeweging en de familie Asscher. De grootvader van Edward, Abraham Asscher, richt in 1895 de Algemene Juweliers Vereniging (AJV) op. Hij wordt de eerste voorzitter.
Zoon Lodewijk Asscher volgt hem na de Tweede Wereldoorlog op. Edward is de derde Asscher op rij die nu de voorzittershamer van de AJV hanteert. In die hoedanigheid spreekt hij Gijs Honing toe op zijn afscheidsreceptie in het Vakbondsmuseum aan de Henri Polaklaan . “Voor mij was dat een heel bijzonder moment. Ik sprak op een plek waar ooit ook mijn vader en grootvader hadden gestaan. Voor mij is dat historische en heilige grond. Het gebouw en de ANDB hebben een grote rol gespeeld in de geschiedenis van ons bedrijf en onze familie. Ook mijn vader Lodewijk Asscher en mijn grootvader hebben jarenlang onderhandeld met de bestuurders van de ANDB. Soms met genoegen, vaak ook niet.” Hij staat op en pakt uit de kast het boek van Salvador Bloemgarten over Henri Polak. “Een prachtig boek met voor mij een bijzondere betekenis.” Hij wijst op de grote staking in 1894. Er staakten toen duizend diamantbewerkers. In een brief aan het Algemeen Handelsblad wijst de firma Asscher erop dat ‘al hun vastgeld-werkers een behoorlijk loon verdienen’. Henri Polak dient Asscher van repliek: ‘deze goedbetaalde vastgeldwerkers staakten niet uit angst maar uit solidariteit met Asschers slecht betaalde
Het bestuur van de ANDB omstreeks 1910. Van links naar rechts S. Ph. de Miranda, Bern. A. Wins, Jan A. van Zutphen, Bern. van Praag, Henri Polak, D.P. de Vries, C.A. van der Velde, J. Theeboom en J. Brouwer. Foto: Collectie VHV 12
losse werklieden. Uit vrije beweging wagen een 50-tal goed betaalde werklieden om een 50-tal welke zij persoonlijk allicht niet eens kennen en die het zeer slecht hebben, te steunen in hun strijd om betere arbeidsvoorwaarden. Dat is een daad van solidariteit, zoals alleen de arbeidersbeweging kan aanwijzen: dat is een heldendaad’. “Je ziet, de Asschers hadden altijd al een gezellige ‘verhouding’ met de vakbeweging. Zo noemde Henri Polak mijn grootvader Abraham in 1901 ‘een opgeblazen parvenuutje van den miserabelsten soort’. Maar Henri Polak werd later wel een grote huisvriend van deze parvenu. Tot aan hun dood zijn beiden als vrienden met elkaar omgegaan. Toen mijn vader in 1936 in de diamant begon, liet mijn grootvader hem stage lopen bij de bond van Polak. Zo leerde hij het werk van de bond ook van binnenuit kennen. We spreken wel over de crisistijd. Zeer opmerkelijk.” “Tussen de twee wereldoorlogen werkten hier joodse en christelijke slijpers. We waren toen deels op zaterdag en deels op zondag dicht. Zo konden joden en christenen aan hun religieuze plichten voldoen. Zo zou dat nu met de islam ook moeten kunnen.”
De grote staking De Spaanse furie in 1586 leidt tot de komst van veel Portugese joden naar Amsterdam. Het is het begin van de diamantnijverheid in Amsterdam. Honderden jaren later zorgt de Germaanse furie ervoor dat de Amsterdamse diamantindustrie na 1945 helemaal opnieuw moet beginnen. Begin jaren vijftig telt de stad nog drieduizend slijpers. De grote diamantstaking in 1953 en de Korea-crisis doen de diamantindustrie wankelen. Edward Asscher: “In ’53 was mijn vader de onderhandelaar voor de werkgevers. De staking begon toen mijn vader op de boot naar New York stapte. Tja, dat is moeilijk onderhandelen vanaf zo’n schip.” De staking was desastreus voor de bedrijfstak, maar ook voor de ANDB. De ledentallen kelderden. In 1958 ging de ANDB op in de metaalbedrijfsbond van het NVV, � nu FNV Bondgenoten.
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
Literatuursignaleringen Koffiehuis Mokum (Amsterdam 2005) Michel Pellanders & Martin Bril, ISBN 90 5260 172 0, 48 pagina’s, geïllustreerd, gebonden, 15,00 euro Koffiehuis Mokum is een fictieve naam voor een nooit bestaand koffiehuis. Eind jaren ’70, toen Michel Pellanders veel koffiehuizen fotografeerde, waren er wel het koffiehuis Hans en Dien, Koffiehuis Klein maar Dapper, De Oude Kerk, De Barbier, De Bus, De Hoek, café-koffiehuis Albert Cuyp, Adri 2, T. Zeeman, Leo’s Koffiehuis, en Volkskoffiehuis Spaarndammerstraat 872; sterk op de buurt gerichte zaken. Het waren ontmoetingsplekken van koop- en marktlieden, taxi- en vrachtwagenchauffeurs, schilders en slachters, arbeiders en werklozen. Er waren kleine ritselaars, Chinezen en alcoholisten; het gewone volk zoals dat toen heette. Om 6 uur ’s ochtends kocht je er je eerste koffie. Rond 12 uur een uitsmijter, een broodje bal, een kadetje kaas of warm vlees. Aan het eind van de dag dronk je er je laatste pilsje of de koffie die nog altijd vers was. Er werd een kaartje gelegd, de krant gelezen, gegokt, gedronken, gerookt, gegeten en veel, veel gepraat. Koffiehuis Mokum is een serie foto’s over Amsterdamse koffiehuizen die bijna niet meer bestaan en gaat vergezeld van een tekst van Martin Bril.
De Prof.Tulpstraat in Amsterdam, gezien vanuit de richting van het Amstelhotel, eens een centrum voor diamantbewerkers. Foto: E.-J. Weterings Asscher strooit met anekdotes als hij vertelt over de cao-onder handelingen die hij heeft gevoerd met Chris Coersen, Henk Vos en tenslotte Gijs Honing. Een ouderwetse socialist en communistenvreter, zo typeert hij Chris Coersen. “Hij was zelf een oud diamantslijper. Van hem heb ik veel geleerd en veel mee gelachen. Uiteindelijk sloten we de cao af op de gang. Over Henk Vos kan ik een boek schrijven. Die man zat vol humor. Hij is later in de Tweede Kamer gekozen. En dan als laatste kreeg ik te maken met Gijs Honing. Hij was in alle opzichten mijn natuurlijke antagonist. We zijn het echt al twintig jaar lang oneens met elkaar. Bij Gijs zat het venijn in de staart. Net als bij Coersen werd het resultaat op de gang bereikt en niet aan de onderhandelingstafel. Maar op één punt waren we het wel eens: dat is de solidariteit. Gijs en ik vinden dat je de sociale verhoudingen en de individuele belangenbehartiging niet mag overlaten aan de vrije krachten van de maatschappij. “ Piet de Vreede
100 jaar KSF Gijs Honing en Edward Asscher vormen samen het bestuur van het KSF, het Koperen Stelen Fonds. Dit fonds kent een paritair bestuur. Om de twee jaar wisselen voorzitter en penningmeester van functie. Nu is Honing voorzitter, Asscher penningmeester. Maar voor Asscher hoeft de bestuurswisseling niet: “Gijs vindt het mooi om voorzitter te zijn en ik heb meer verstand van geld.” Het Koperen Stelen Fonds bestaat dit jaar ook 100 jaar. Het geld dat het fonds te besteden heeft, wordt niet meer aangewend voor de bestrijding van TBC. Wel worden er projecten in de Indiase diamantindustrie mee gefinancierd. Edward Asscher: “Met weemoed neem ik afscheid van Honing. De laatste echte vakbondsman in de Nederlandse diamantindustrie. Op eigen houtje trekt hij nu ten strijde tegen de kinderarbeid in India. Hij gaat daar zelf op onderzoek. En is betrokken bij het oprichten van een slijperscollectief.”
13
Onvoltooid Verleden. Kwartaalblad voor de geschiedenis van sociale bewegingen. Nummer 20 December 2004, 48 pagina’s, ISSN 1387-618X In dit nummer van Onvoltooid Verleden onder meer: Sjaak van der Velden, Geheim agent verdedigt arbeidersbelangen. De bouwstaking van 1951; Jack Otsen, Klaas Schilder: pionier van het socialisme in Purmerend en Paul Werkman, Groot onderzoeksproject aan de VU. Geschiedenis van de christelijk-sociale beweging.
Niet voor het Gewin. G.J. Schutte e.a. (red.) Not-for-profit ondernemingen van de christelijk-sociale beweging in Nederland Cahier over de geschiedenis van de christelijk-sociale beweging 6 (Amsterdam 2005) ISBN 90 5260 178 X, 152 pagina’s, geïllustreerd, 17,50 euro De christelijk-sociale beweging in Nederland richtte zich van oudsher op meer dan alleen de zorg voor goede arbeidsvoorwaarden en politieke beïnvloeding. Héél de mens was haar oogmerk. Het resultaat was een breed scala aan niet-commerciële nevenactiviteiten, variërend van sanatoria tot vakantiereizen en van werklozenkassen tot spaarfondsen. Dit Cahier haalt tot nu toe onderbelicht gebleven not-for-profit activiteiten van de protestantse en katholieke arbeidersbeweging voor het voetlicht. Het bevat bijdragen over tbc-bestrijding, verzekeringsmaatschappijen, dagbladen, coöperaties, vakantieoorden, beleggingfondsen en spaarbanken, een landbouwschool en een filmdienst. De uitbouw van de welvaartstaat maakte na de Tweede Wereldoorlog een einde aan veel van deze eigen ondernemingen. Een verzekerd bestaan, van de wieg tot het graf, was immers voor iedereen weggelegd. Maar vergrijzing, 9/11, tuimelende beurskoersen en groeiende concurrentie uit China en India dreigen deze droom nu ruw te verstoren. WAO, WW, (pre)pensioen; geen verworvenheid lijkt meer zeker. Moeten CNV en FNV – ook nu de staat zich terugtrekt – zich weer sterk maken voor private alternatieven? Deze actualiteit maakt een studie van de nevenactiviteiten van middenveld-organisaties extra de moeite waard.
vervolg op pagina 11
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
Programma
Muziek
Schoonheid na het Werk 2005 De Burcht op zondag Onder de titel ‘Schoonheid na het werk’ organiseert de Burcht in 2005 een nieuwe reeks literair-culturele bijeenkomsten op de ‘zachte uren’ van de zondag. Deze uitdrukking heeft zijn oorsprong in de rijke historie van de arbeidersontwikkeling. De strijders voor de achturige werkdag hadden duidelijke ideeën over een regelmatige indeling van de dag: naast acht ‘sterke uren’ van arbeid, waren er acht ‘diepe uren’ van de rust en tenslotte acht ‘zachte uren’ voor ontspanning en ontwikkeling. De Burcht biedt een interessante invulling van die ‘zachte uren’. De Burcht Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel: 020-6241166 fax: 020-6237331 E-mail:
[email protected] www.deburcht-vakbondsmuseum.nl
• • • • •
18 september Ensemble van het Conservatorium o.l.v. Gustavo Gimeno bestaande uit: viool, klarinet, fagot, contrabas, trombone, trompet en slagwerk, speelt o.a. L’ Histoire du Soldat van Igor Strawinsky.
Lezingen Excursie KnipKaartZingen Muziek Stadswandelingen
Theatervoorstelling 4 september 14.00 uur Adres onbekend Het Joods Toneelgezelschap speelt Adres onbekend naar een verhaal van Kathrine Kressmann Taylor. Adres onbekend veroorzaakte in 1938, toen het verhaal in de Verenigde Staten gepubliceerd werd, een sensatie. Het verhaal, geschreven in de vorm van een briefwisseling tussen een joodse Amerikaan in San Francisco en zijn voormalige zakenpartner die naar Duits-
De muziekvoorstellingen beginnen altijd op zondagmiddag om 14.00 uur en worden georganiseerd in samenwerking met het Conservatorium van Amsterdam en zijn gratis (m.u.v. het optreden van L’Chayim) voor museumbezoekers: u betaalt dus alleen de entreeprijs voor het museum (MJK gratis). Bij het ter perse gaan van deze folder waren alle ensembles en alle programma’s nog niet bekend: voor inlichtingen kunt u t.z.t. contact opnemen met de Burcht (020-6241166).
Stadswandelingen land was teruggekeerd, toonde al vroeg het abjecte karakter en het gevaar van het nationaal-socialisme voor het Amerikaanse publiek. Het verhaal verscheen al snel in boekvorm en werd een groot succes. Het stuk dient niet alleen als herinnering aan de nazi-periode maar ook als waarschuwing voor deze tijd. Het stuk wordt gespeeld door Brendele Hertzberger en Abraham Schuster, regie Leonard Frank. Toegangsprijs € 8,–
EXTRA in het kader van Plantage aan het water
Fietstocht Kadraaiers en Zeekastelen Fietstocht door het Oostelijk Havengebied met aandacht voor de bewogen geschiedenis van dit gebied: vanaf eind 19e eeuw een bruisend havengebied waar hard werd gewerkt en als dat nodig was ook gestaakt, tegenwoordig een woonwijk met vaak hoogwaardige architectuur. Data: zaterdag 25 juni en 23 juli Startpunt: De Burcht Aanvang: 14 uur Eindpunt: Molen de Gooyer (Funenkade, naast Brouwerij ’t IJ) Duur: ca 2 uur Prijs: € 6,– (normaal zijn onze wandelingen altijd € 8,-) Aanmelden: bij de Burcht 020-6241166 Maximaal aantal deelnemers: 20 U dient zich van te voren op te geven voor deze fietstocht U dient uw eigen fiets mee te nemen! Organisatie: De Burcht i.s.m. Stichting De Golf 14
De wandelingen beginnen steeds om 14.00 uur en beginnen bij de Burcht, tenzij anders aangegeven. Prijs per stadswandeling € 8,–: gaarne reserveren! Op aanvraag is ook een stadswandeling op een andere datum mogelijk: inlichtingen bij de Burcht (020-6241166). 3 juli KNSM/Java eiland Rond de jaren 80 verdwijnen steeds meer havenfuncties uit het Oostelijk havengebied naar elders, waardoor er ruimte komt om het KNSM-eiland en later ook het Java-eiland tot een woonwijk te ontwikkelen. Spraakmakende architecten als Hans Kollhoff, Jo Coenen en Bruno Albert ontwerpen grootschalige projecten op het KNSM-eiland en het Java-eiland wordt onder de stedenbouwkundige supervisie van Sjoerd Soeters getransformeerd tot een bonte verzameling wooncomplexen die ondanks de diversiteit toch een eenheid vormen. De wandeling voert langs moderne staaltjes architectuur maar ook langs enkele bewaard gebleven gebouwen die herinneren aan de vroegere functie van het gebied. Startpunt: café Kanis & Meiland aan de � Levantkade.
Nieuwsb r i e f
18e jaargang nummer 2, juni 2005
17 juli Vermakelijke hartstochten: drie eeuwen Amsterdams theaterleven Stadswandeling langs theaters van toen en nu. Drie eeuwen roerig Amsterdams theaterleven, met o.a. de coryfeeën van het Muiderslot, de schouwburgbrand van 11 mei 1772, de onverwoestbare Gijsbrecht van Amstel, de melodrama’s van de Botermarkt, de triomfen van het classicisme, de bestorming van Felix Meritis, het pluche van de Romantiek en de tomaten van de jaren zestig. 31 juli Uitgaan in Amsterdam rond 1900 Wandeling door het Amsterdamse uitgaansgebied waar in de 19e eeuw het uitgaansleven bloeide: van de theaters in de Plantagebuurt via de Amstelstraat en het Rembrandtplein naar het Rokin en de Nes. 14 augustus De Pijp De Pijp is de eerste buurt die buiten de 17e-eeuwse stad is gebouwd. Een buurt die volgens de plannen van Sarphati voor de elite had moeten worden, maar grotendeels een typische arbeidersbuurt werd. Lange, rechte straten, vandaar de naam. Er zijn echter ook gouden randen te bewonderen, zoals langs de Amstel en het Sarphatipark. En verder was het een ideale buurt voor kunstenaars, prostituees, marktkooplui en minderheidsgroepen. We vinden er Mondriaan en andere theosofen, joden en islamieten, allen redelijk broederlijk naast elkaar. Een buurt met een grote sociale cohesie, met een roemrijk aksieverleden en een toekomst als de meest multiculturele omgeving van Amsterdam. Startpunt: Ceintuurbaan, achter het bejaardenhuis Tabitha (bij de Amstel) 28 augustus Sarphatistraat Deze wandeling schenkt aandacht aan Samuel Sarphati, oprichter van talloze instellingen die bij moesten dragen aan de economische, hygiënische en morele verheffing van het volk, en gaat in op de geschiedenis van de deftige straat die naar hen vernoemd is. Sarphati was in feite de eerste projectontwikkelaar van Amsterdam: hij ontwikkelde het Amstelhotel en daarop aansluitend een deftig bedoelde wijk die slechts gedeeltelijk (rond het Frederiksplein) is gerealiseerd. 25 september Westerpark en Staatsliedenbuurt Iedereen kent het Nieuwe Westerpark, op het terrein van de Westergasfabriek, als de meest hippe en artistieke plek van Amsterdam, tevens een groene verbinding tussen de binnenstad en Sloterdijk. Maar er is veel meer in de Staatsliedenbuurt te zien en te doen. Uiteraard is er de Milieuwijk, waar vroeger het Gemeente Waterleidingterrein was. En natuurlijk allerlei andere, bijzondere nieuwbouwprojecten van toparchitecten. Maar het is ook een buurt met een strijdbaar (krakers)verleden, waar nu nog de sporen van zijn te zien in diverse werk- en kunstinitiatieven. De sfeer is er duidelijk anders dan elders in Amsterdam, door zijn vele kunstenaars en theaters, maar ook sociale projecten en strijdbare anarchisten. Startpunt: onder de Haarlemmerpoort
Nieuwsbrief Vakbondshistorische Vereniging
� vervolg van pagina 9
Literatuursignaleringen vervolg Studies over de sociaal-economische geschiedenis van Limburg. Jaarboek van het Sociaal Historisch Centrum voor Limburg (SHCL), Deel XLIX-2004, 270 pagina’s, ISSN 0923-2842. Naast artikelen over het industrieel erfgoed in de Euregio Maas-Rijn bevat dit jaarboek drie bijdragen over de Limburgse mijnen en de oorlog: F. van Buren, Kolenwinning onder Duitse druk: productie- en arbeidsverhoudingen in de Limburgse mijnen tijdens de bezetting 1940-1944; W. Rutten, Russen niet gewenst: de mislukte inzet van Russische dwangarbeiders in de Nederlandse steenkoolmijnen in de Tweede Wereldoorlog en W. van der Linde, De naoorlogse zuiveringen in het mijnbedrijf als reactie op sociale en religieuze tegenstellingen. Voor de vaandelliefhebbers: het jaarverslag van het SHCL over 2003 maakt melding van het feit dat gedurende het verslagjaar enkele nieuwe vaandels zijn verworven waardoor de collectie nu 142 stuks omvat. In 2003 zijn 32 vlaggen geconserveerd en 39 vaandels overgedragen aan het Limburgs Museum.
Werken, werken, werken! Paul Spapens en Henk van Doremalen, De geschiedenis van de gastarbeiders in Tilburg en omstreken 1963-1975 (Utrecht 2004), 18,75 euro Dit boek is het eerste resultaat van een project dat beoogt meer onderling begrip tussen oude en nieuwe Nederlanders tot stand te brengen, bijvoorbeeld door meer inzicht te krijgen in de geschiedenis die ze met elkaar delen. In deze gezamenlijke geschiedschrijving komen de eerste gastarbeiders in Midden-Brabant samen met autochtone Nederlanders (personeelchefs, maatschappelijk werkers, buurtbewoners) aan het woord. Met welke verwachtingen kwamen gastarbeiders naar Nederland? Tegen welke problemen liepen ze hier op? Hoe verliep hun integratie in de Nederlandse samenleving? En hoe keken Nederlanders zelf aan tegen de komst van nieuwkomers? Het boek is te bestellen door 18,75 euro over te maken op giro 810806 t.n.v. het Nederlands Centrum voor Volkscultuur te Utrecht o.v.v. gastarbeiders.
Ingelijst Werk. De verbeelding van arbeid en beroep in de vroegmoderne Nederlanden. Annette de Vries, prijs 42,50 euro Ingelijst Werk is een cultuur-historische verkenning naar de verbeelding van de homo faber – de werkende mens – in de vroegmoderne Nederlanden (1500-1700). Het rijke beeldmateriaal met economische motieven uit die tijd (van beroepsportret tot gildenattribuut) vertelt ons niet alleen veel over de toenmalige maatschappelijke opvattingen over menselijke arbeid, beroepen en beroepsuitoefening, maar laat ook zien dat dit beeldmateriaal een rol speelde bij de ontwikkeling en verspreiding van dit gedachtegoed. Naast een algemene verkenning van de verbeelding van vlijt en ledigheid, bevat het boek zes casestudies van beroepen (notaris, predikant, koopman-bankier, schoenmaker, zakkendrager en spinster). Door het beeld steeds in zijn historische context te plaatsen (beeldtraditie, opdrachtgeverschap en beroepsontwikkeling) krijgen we toegang tot de idealen (arbeidzaamheid, professionaliteit) en broken dreams (ledigheid, oneervolle beroepspraktijken) van onze toenmalige landgenoten.
Jacques van Gerwen
15
Nieuwsb r i e f
17e jaargang nummer 4, december 2004
VHV bijeen in Vakbondsmuseum
Arbeid, Kapitaal en Jongeren Zo'n tachtig leden van de Vakbonds Historische Vereniging waren op zaterdag 9 april bijeen in het vakbondsmuseum te Amsterdam. Stakingsdeskundige Sjaak van der Velden en Henri-Polakhoogleraar Paul de Beer bogen zich over ‘kantelpunten’ in de geschiedenis van de vakbeweging. Vooral De Beer wist de tongen los te maken met zijn mening over de verhouding kapitaal-arbeid. Eerder op de dag kwamen op dezelfde locatie aan de Henri Polaklaan twintig leden van de VHV-ledenraad bijeen. Voornaamste punt van bespreking was: Waar blijven de jongeren? De VHV had per 31 december 2004 zo'n 860 leden en dat zijn er iets minder dan het jaar ervoor. Die daling is vooral een
Colofon De Nieuwsbrief is een uitgave van de Stichting FNV-pers te Amsterdam in opdracht van de VHV en verschijnt vier keer per jaar. 18e jaargang, nr. 2, juni 2005 Redactie:
Jacques van Gerwen Harry Peer Jeroen Sprenger Piet de Vreede Eric-Jan Weterings (eindredactie, tel. 020-6648296) Wim de Vrind (redactiesecretaris, tel. 020 - 640 41 07)
Redactieadres: Palestrinastraat 13HS 1071 LC Amsterdam tel. 020 - 664 82 96
[email protected] Secretariaatsadres VHV: Henri Polaklaan 9 1018 CP Amsterdam tel. 020 - 624 11 66 Internet
www.vakbondshistorie.nl
Vormgeving:
ACI Ontwerpstudio Amsterdam
Druk:
ACI Offsetdrukkerij Amsterdam
gevolg van vergrijzing, zo meldde voorzitter Jaap van der Linden de ledenraad. De vereniging probeert een jongere generatie te bereiken door meer aandacht te besteden aan de recente geschiedenis. Zo wil in Rotterdam een groep een activiteit organiseren rond de acties die in 1970 in de haven en de metaal plaatsvonden. Een aantal toenmalige actievoerders is bij die plannen betrokken.
Kantelpunten ‘Kantelpunten’ in de geschiedenis van de vakbeweging vertaalde Sjaak van der Velden eenvoudig als ‘momenten dat er iets veranderde’. Hij had er tien op een rij gezet, een willekeurig 'mooi' getal. Het eerste jaartal dat Van der velden noemde was 1866, toen met de Algemene Nederlandse Typografenbond de eerste landelijke vakbond ontstond. Daarna volgde in 1893 met de oprichting van het NAS de eerste landelijke centrale. Vervolgens ging het in twintig minuten met grote stappen door de geschiedenis, met onder meer de oprichting van het NVV in 1905-06, de radicalisering in de jaren zeventig, het akkoord van Wassenaar
in 1982 tot de manifestatie op het Museumplein in 2004. De vraag of dat laatste 'kantelpunt' er wel bijhoorde, liet de spreker open, want daarvoor is deze geschiedenis nog te recent. Paul de Beer zette daarop zijn denkbeelden over de rol van de vakbeweging uiteen, zoals hij eerder deed in het vorige nummer van deze Nieuwsbrief. Zijn pleidooi dat de vakbond moet zoeken naar vormen van samenwerking tussen arbeid en kapitaal leidde tot een stevige discussie met de zaal. Zo zou hij veel te weinig oog hebben voor de effecten van globalisering, wat hij “inderdaad een moeilijk punt” noemde. Toch viel de ontvangst van zijn denkbeelden De Beer alleszins mee. “Door een vergadering van FNV-kaderleden werd ik laatst nog onthaald op boegeroep.”
Ger Harmsen In zijn welkomstwoord stond Jaap van der Linden stil bij het overlijden van Ger Harmsen, van wie in de vorige Nieuwsbrief nog een artikel verscheen met herinneringen aan Theun de Vries. Achteraf blijkt dat het laatste stuk dat Harmsen in zijn lange loopbaan schreef. In een apart extra katern staat de Nieuwsbrief stil bij deze veelzijdige man, die als geen ander zijn stempel drukte op de na-oorlogse geschiedschrijving van de arbeidersbeweging. Eric-Jan Weterings
Steun gevraagd voor boek over AJC 'En nooit gaan de stonden der vriendschap voorbij'. Onder die titel publiceerde Herman van der Lee een artikel over de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) in Vlaardingen in het Historisch Jaarboek van zijn woonplaats. Een artikel is voor de in 1919 in Vlaardingen geboren Van der Lee echter niet genoeg. De auteur wil in eigen beheer een boek gaan uitgeven over de Vlaardingse AJC in de jaren 1920-1958. Om die uitgave te kunnen financieren, verkoopt hij brochures met een overdruk van zijn artikel. Die zijn bij de auteur te bestellen door 5 euro over te maken op giro 1413657, ten name van H. van der Lee, Stadhouderslaan 26, 3136 BN Vlaardingen. Van der Lee begon in 1935 als jongste bediende bij het Coöperatieve Bakkerijen levensmiddelenbedrijf en beëindigde zijn loopbaan in 1984 als directeur van COOP Nieuwe Waterweg te Schiedam. Na zijn pensionering schreef hij boeken over de (arbeiders-) geschiedenis van zijn woonplaats. EJW
ISSN 1384-7457 16