NEWSOnderzoek 2009 Barrières bij de Stap naar het Buitenland
Oktober 2009 © Nederlandse Wereldwijde Studenten
Colofon © 2009 Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten Geschreven door Elisabeth Philipse, Henk van Klaveren en Martine van der Lee Veel dank aan iedereen die bij deze uitgave geholpen heeft. Nederlandse Wereldwijde Studenten www.newstudent.nl
[email protected]
2
Inhoudsopgave
Samenvatting 1. Inleiding 2. Over het onderzoek
5
6
7
7 7 11
Het vertrek: De grootste obstakels
12
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
12 14 15 17 19 20 20
4.
De rol van organisaties en individuen
21
5.
Conclusies en aanbevelingen
24
1. Conclusies 2. Aanbevelingen
24 26
1. Methodiek 2. Respondenten 3. Representativiteit
3.
Grootte van de problemen Informatie verzamelen Aanmeldprocedure Financiën Meeneembare studiefinanciering Accommodatie Tijdsdruk
3
Samenvatting Steeds meer studenten kiezen voor een volledige opleiding (bachelor, master of promotie) in het buitenland. Dit wordt ook in toenemende mate aangemoedigd. Toch blijkt uit dit onderzoek van stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten (NEWS) dat een buitenlandstudie niet makkelijk te regelen is. Studenten worden tegengewerkt door Nederlandse universiteiten, ervaren grote bureaucratie bij de regeling meeneembare studiefinanciering en krijgen maar met moeite de financiën rond. Een onderzoek als dit is nog niet eerder uitgevoerd, en de eerste resultaten zijn erg interessant. Ten eerste hoeven scholieren en studenten met buitenlandambities niet te rekenen op hulp van Nederlandse onderwijsinstellingen. Zij vergaren hun informatie over buitenlandstudies vooral uit hun directe omgeving. Organisaties in het leven geroepen om deze stap te vergemakkelijken worden weinig gebruikt en slecht gewaardeerd. Dit geldt met name voor (international offices op) universiteiten. Begeleiding van Nederlandse onderwijsinstellingen bij de studiekeuze en aanmeldprocedure laat ook te wensen over. Hoewel het verklaarbaar is (studenten gaan immers naar ‘de concurrent’), zijn de gevolgen groot: het leidt niet alleen tot belemmering maar in sommige gevallen zelfs tot verhindering van de buitenlandervaring. Ten tweede is er nog teveel bureaucratie rondom de regeling meeneembare studiefinanciering. De erkenning van buitenlandse studies in Nederland, laat vaak nog te lang op zich wachten. Door een slechte aansluiting van buitenlandse academische kalenders op deadlines voor controles van de IB-‐Groep lopen studenten hun studiefinanciering mis. Een tweede gerelateerd probleem is een juridisch hiaat. Studenten die een opleiding in het buitenland volgen die niet in Nederland aangeboden wordt, komen nog niet altijd in aanmerking voor de regeling studiefinanciering buitenland. Bovendien, ondanks het feit dat ook collegegeldkrediet aangevraagd kan worden voor buitenlandstudies, is dit nog niet toereikend. Ten derde, ondanks de mogelijkheden van de meeneembare studiefinanciering, blijven financiën de grootste zorg onder Nederlandse studenten in het buitenland. Niet alleen kan dit verklaart worden door het feit dat het collegegeld vaak veel hoger in het buitenland is, maar ook doordat bijvoorbeeld relatief veel promovendi kiezen voor een promotieplaats over de grenzen. In tegenstelling tot Nederland, wordt dit meestal niet betaald door de buitenlandse instelling. De stap naar het buitenland is daarom nog niet altijd makkelijk te maken. De obstakels die naar voren komen, komen niet overeen met het beleid om internationalisering van het hoger onderwijs te stimuleren. Immers, de huidige problemen kunnen verholpen worden. Stichting NEWS doet daarom, onder andere, de volgende aanbevelingen: • Informatievoorzieningen moeten structureel verbeterd worden • Aanvragen en controles voor meeneembare studiefinanciering moeten versoepeld worden • Financieringsmogelijkheden voor met name bachelorstudenten en promovendi moeten uitgebreid worden
4
1. Inleiding Steeds meer studenten kiezen voor een volledige opleiding in het buitenland. Met de invoering van de meeneembare studiefinanciering heeft de mogelijkheid om in het buitenland te studeren een flinke impuls gekregen. Gezien de exponentiële groei in aanvragen1 en het feit dat de eerste kinderziektes overwonnen zijn2, kan deze regeling voorzichtig een succes genoemd worden, en het buitenland toegankelijker voor een vervolgstudie. Echter, de stap naar het buitenland behelst vaak veel meer dan alleen een aanvraag bij de IB-‐Groep. Stichting Nederlandse Wereldwijde Studenten, als platform voor Nederlandse studenten in het buitenland, hoort dagelijks verhalen en ervaringen over het (willen) volgen van een studie in het buitenland. Vaak blijkt dat dat proces niet voor iedereen even soepel verloopt. NEWS heeft daarom onderzoek gedaan naar de obstakels bij het volgen van een volledige studie in het Over NEWS buitenland. Deze insteek is vooralsnog niet aan bod Stichting Nederlandse Wereldwijde gekomen in andere studies naar studentenmobiliteit. Studenten (NEWS) is het web van Veel studenten hebben buitenlandambities, maar worden Nederlandse studenten die een daarmee niet altijd even goed op weg geholpen. volledige studie in het buitenland Tegelijkertijd staat in Nederland de internationalisering van doen, willen doen of hebben gedaan. het hoger onderwijs en versterking van de kenniseconomie Ons platform van bachelor, master hoog op de agenda: een studie in het buitenland wordt in en PhD studenten houdt onderling deze context aangemoedigd. De redenatie (en relevantie) contact en vormt een brug naar achter dit onderzoek is daarom simpel: wanneer de grootste Nederland. NEWS opent zo de knelpunten bij de stap naar het buitenland geïdentificeerd deuren naar de wereld voor en waar mogelijk weggenomen kunnen worden, wordt deze ondernemende Nederlanders, terwijl activiteiten de band laagdrempeliger en kunnen studenten nog meer haar onderhouden tussen talentvolle aangemoedigd worden deze stap te nemen, terwijl de situatie vergemakkelijkt kan worden voor studenten die al in studenten en Nederland. NEWS het buitenland zitten. De volgende vraag is dan ook leidend: bestaat momenteel uit meer dan “Welke praktische problemen ondervinden Nederlandse 1.700 leden en 31 lokale clubs studenten bij het voltooien van een studie in het buitenland? wereldwijd. ”.
Leeswijzer
Dit onderzoek kent drie delen. Ten eerste wordt er meer informatie over de onderzoeksmethode en de respondenten gegeven. Daarna worden de meest belangrijke knelpunten besproken. Vervolgens wordt er gekeken naar de rol van relevante organisaties hierin en ten slotte worden er een aantal conclusies en aanbevelingen gedaan. 1 Nuffic 2009. http://www.nuffic.nl/nederlandse-‐organisaties/docs/kerncijfers/internationaliseringsmonitor-‐ van-‐het-‐onderwijs-‐in-‐nederland-‐2008.pdf 2 Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2009. Antwoorden van minister Plasterk op Kamervragen van lid Van der Ham over problemen met studiefinanciering in het buitenland.
5
2.
Over het onderzoek
2.1 Methodiek Voor het onderzoek zijn NEWStudenten, studenten aangesloten bij stichting NEWS en die een volledige opleiding in het buitenland doen, willen doen of hebben gedaan, aangeschreven om mee te doen aan een online enquête. De vragenlijst bestond uit zowel open en gesloten vragen over de onderwerpen informatievoorzieningen, financiën en de aanmeldingsprocedure. De gesloten vragen hadden tot doel te kunnen beoordelen of en in welke mate een probleem onder Nederlandse studenten in het buitenland voorkomt, of juist incidenteel is. De open vragen gaven ruimte om ervaringen hiermee te beschrijven. Ten slotte zijn enkele gevallen verder onderzocht door middel van een kort, kwalitatief vervolginterview.
2.2 Respondenten
Driehonderdvijftig van de meer dan inmiddels 1.700 NEWStudenten hebben de enquête van het onderzoek ingevuld. Hiervan gaf 58,5% aan op dit moment in het buitenland te studeren. Daarnaast heeft 21.9% van de respondenten in het buitenland gestudeerd en 19,6% wil dit doen. Onderstaand cirkeldiagram geeft deze studiekeuzefases weer.
wil ik in het heb ik in het buitenland buitenland studeren; 20% gestudeerd; 22%
wil ik in het buitenland studeren studeer ik in het buitenland
studeer ik in het buitenland; 59%
heb ik in het buitenland gestudeerd
Fig. 2.1 Op dit moment… Figuur 2.2 laat zien voor welk opleidingsniveau respondenten naar het buitenland gaan. Veel respondenten kiezen voor het buitenland in een vroeg stadium van hun studie: 41.4% wil zijn bachelor over de grenzen volgen, doet dit of heeft dit gedaan. Het grootste deel van de respondenten gaat naar het buitenland in een latere fase: masterstudenten en promovendi
6
zijn met respectievelijk 64,1% en 18,0% vertegenwoordigd. De ondervraagden kiezen vaker dan gemiddeld voor een promotieplaats in het buitenland. Het feit dat het totale aantal boven de 100% uitkomt, wordt verklaard door de doorstroom van bachelor naar master naar promotie die ook mogelijk is in het buitenland. Met andere woorden: een respondent kan aangeven voor alle drie de studiefases in het buitenland te hebben gestudeerd. 70% 60% 50% 40% 64,10%
30% 20%
41,40%
10%
18,00%
0% Bachelor
Fig. 2.2 (Gepland) buitenlands diploma
Master
Promotie
7
Sociale wetenschappers zijn met 29,5% in de grootste mate vertegenwoordigd. De exacte wetenschappen en bedrijfskunde-‐ en economiestudenten bevinden zich met respectievelijk 11,9% en 23,8% onder de ondervraagden, terwijl de humanities (letteren, kunst, muziek) met 16.7% vertegenwoordigd zijn.
0,60%
14,60% 23,80%
Bedrijfskunde; economie Letteren; kunst; muziek Exacte wetenschappen Medicijnen
29,50%
16,70%
Rechten Sociale wetenschappen Sport
11,60%
11,90%
Anders
3,30%
Fig. 2.3: Studierichting Er is sprake van een Angelsaksisch zwaartepunt bij de landenkeuzes. Het merendeel kiest er namelijk voor om een opleiding in het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Canada en/ of Australië te volgen. Internationaal gezien trekken deze landen ook de meeste buitenlandse studenten3. Daarnaast, maar niet zoveel, zijn andere Europese landen – met name Scandinavië – en onze buurlanden België en Duitsland in trek, zoals figuur 2.4 laat zien. Echter, vergeleken met het totaal aantal Nederlandse studenten waarvan momenteel bekend is dat zij in België of Duitsland studeren4, is deze groep ondervertegenwoordigd in de populatie. Hierbij dient te worden opgemerkt dat een studie vlak over de grens vaak al meer laagdrempelig en toegankelijk is, en NEWS zich tot voor kort voornamelijk heeft gericht op de moeilijker binnen te komen studies.
3 Strategische agenda voor het hoger onderwijs-‐, wetenschap-‐ en onderzoeksbeleid. 2007. http://www.nuffic.nl/nederlandse-‐organisaties/docs/inkt/StrategischeAgendaHO2007.pdf 4 Nuffic 2009. http://www.nuffic.nl/nederlandse-‐organisaties/docs/kerncijfers/internationaliseringsmonitor-‐ van-‐het-‐onderwijs-‐in-‐nederland-‐2008.pdf
8
Zwitserland Zweden Zuid-Afrika Verenigde Staten Verenigd Koninkrijk Turkije Tsjechië Taiwan Spanje Singapore Roemenië Portugal Noorwegen Nieuw-Zeeland Nederlandse Antillen Nederland Japan Italië Israel India Ierland Frankrijk Finland Duitsland Denemarken China Canada België Australië Aruba Argentinië 00%
10%
20%
30%
40%
50%
Fig. 2.4: (Beoogd) land van opleiding Ten slotte is het opmerkelijk dat veel respondenten, 87,5%, tot hun 18e levensjaar in Nederland hebben gewoond. Dit ontkracht de stelling – voor deze steekproef in ieder geval – dat Nederlandse studenten in het buitenland al in hun jeugd buitenlandervaring hebben gedaan.
9
2.3 Representativiteit Representativiteit is in deze een lastige kwestie. Dit onderzoek vormt ten eerste een goede bijdrage aan het mobiliteitsvraagstuk vanwege twee redenen. Er wordt weinig onderzoek gedaan naar studenten die een volledige opleiding in het buitenland volgen. Naast de internationaliserings-‐ en mobiliteitsmonitor van onder andere de Nuffic en data van de IB-‐ Groep over aanvragen voor meeneembare studiefinanciering, is deze groep studenten onderbelicht. Ten tweede is er eigenlijk nog helemaal geen (veel)omvattend onderzoek gedaan naar obstakels bij de stap naar het buitenland, terwijl internationalisering van het hoger onderwijs wel een belangrijk politiek beleidspunt vormt. Problemen ten opzichte van buitenlandstudies zijn nog niet verzamelend in kaart gebracht. Daarom, vanwege de onderwerpkeuze en betrokken populatie, durven we ten eerste te stellen dat dit stuk relevant is. Tegenover deze observaties staat echter wel de stelling dat de representativiteit te betwisten valt, omdat het een selectie (respondenten van het onderzoek) betreft binnen een selectie (NEWStudenten) van de gehele populatie (Nederlandse studenten in het buitenland). Dit kan een gekleurd beeld opleveren. Echter, gezien het feit dat verschillende groepen studenten ruimschoots en proportioneel vertegenwoordigd zijn (bachelor, master en PhD; relatief evenredig verdeelde studierichtingen en studenten met buitenlandambities en buitenlandervaringen in een groot aantal verschillende landen), de onderzoeksmethode (zowel kwantitatief als kwalitatief) en haar verkennende/ wegbereidende functie, kan ten minste gesteld worden dat dit onderzoek een waardevolle indicator vormt van de obstakels bij de stap naar het buitenland.
10
3. Het vertrek: de grootste obstakels • • •
Informatie vergaren een van de grootste problemen Financiën buitenlandstudie problematisch Bureaucratie meeneembare studiefinanciering belemmering
Er komt veel kijken bij de organisatie van een volledige studie in het buitenland: van het maken van een studie-‐ en landkeuze, de aanmeldingsprocedure, het sluitend krijgen van de financiën, het regelen van visum en verzekering tot de daadwerkelijke stap naar het buitenland en het opbouwen van een nieuw sociaal netwerk. Om bij deze verschillende onderwerpen ten eerste het kaf van het koren te scheiden, en te bepalen welke stappen echt verbetering nodig hebben en welke minder problematisch zijn, is het dan ook noodzakelijk om te kijken naar wat de grootste obstakels zijn bij de stap naar het buitenland, zodat daarmee de belangrijkste knelpunten en hun oorzaken kunnen worden vastgesteld.
3.1 Grootte van de problemen
Om te meten in hoeverre bepaalde obstakels voorkomen onder studenten, is er ten eerste een ranking gemaakt van de mogelijke problemen bij de stap naar het buitenland. Op een schaal van 1 tot 5 zijn respondenten gevraagd om aan te geven in hoeverre ze problemen hebben ondervonden bij de stappen naar het buitenland, waarbij een 1 staat voor ‘helemaal niet’ en een 5 voor ‘heel erg veel’. De onderstaande diagrammen geven het eerste overzicht weer. Hieruit blijkt dat het rond krijgen van de financiën, en dan met name de aanvraag meeneembare studiefinanciering, als meest problematisch wordt ervaren. Bijna de helft van de respondenten, 48,9%, gaf aan veel tot zeer veel problemen met de studiefinanciering te hebben gehad, terwijl 38,3% meldde dat het lastig was de financiën in het algemeen te regelen. In het kader van de aanvraag rondom de meeneembare studiefinanciering blijkt ook uit deze resultaten dat de erkenning van de buitenlandse studie door de Nuffic en de IB-‐ Groep door meer dan een kwart van de respondenten, 26,3%, als (zeer) problematisch wordt gezien. De minste dan wel kleinste obstakels blijken te zitten bij de visumaanvraag en de immigratieregeling in het buitenland, net als de diploma-‐erkenning van de Nederlandse studie bij buitenlandse instellingen en de aanmeldprocedure bij de buitenlandse universiteit. Respectievelijk 11,6%, 15,2% en 14,1% van de respondenten gaf aan hier veel tot zeer veel problemen mee te hebben gehad. Bovendien, wanneer al deze stappen met elkaar worden vergeleken en gerangschikt, zoals in tabel 3.1, wordt wederom bevestigt dat momenteel de grootste problemen zich nog steeds bevinden onder de financiën. Een interessant gegeven uit dit overzicht is dat ondanks de verschillende administratieve beproevingen die een volledige studie in het buitenland
11
kenmerkt, het missen van praktische zaken en mensen in Nederland ook hoog scoren onder de barrières bij de stap naar het buitenland.
Fig. 3.2: Grootte van problemen bij de stap naar het buitenland – I (1 = helemaal niet, 5 = heel erg veel) 300 250 200 150
Anders
3
Missen van praktische dingen in Nederland
0 Missen van mensen in Nederland
4 Aanmeldingsprocedure
50 Toelatingseisen
5
Huisvesting
100
2 1
Fig. 3.3: Grootte van problemen bij de stap naar het buitenland – II (1 = helemaal niet, 5 = heel erg veel)
12
Ranking Obstakel Mate 1 Studiefinanciering – IB-‐Groep 3.18 2 Financiering (algemeen) 2.66 3 Missen van praktische dingen in Nederland 2.41 4 Diploma/ studie (buitenland) erkenning door IB-‐Groep/ Nuffic 2.31 5 Missen van mensen in Nederland 2.29 6 Ziektekostenverzekering 2.08 7 Toelatingseisen 2.03 7 Huisvesting 2.03 8 Aanmeldingsprocedure 1.98 9 Diploma/ studie (Nederland) erkenning door buitenland 1.86 10 Visum/ immigratieregeling land van bestemming 1.71 Anders 2.00 Tabel 3.1: Ranking van barrières bij de stap naar het buitenland (1 = helemaal niet; 5 = heel erg veel)
3.2 Informatie verzamelen
Ten tweede is er gekeken naar de informatievoorzieningen omtrent deze onderwerpen. Het verzamelen van informatie blijkt bij veel respondenten een knelpunt te zijn: bijna driekwart vond het moeilijk zich te laten informeren over (een aantal aspecten van) de stap naar het buitenland. Meer dan een kwart van de respondenten, 26,5%, gaf aan dat op het gebied van informatieverstrekking ze alles wisten wat ze wilde weten. De overige 73,5% gaf aan dat het vooral lastig was om over de financiën, het afsluiten van een juiste verzekering, de aanmeldingsprocedure bij een universiteit in het buitenland en het sociale leven in het buitenland informatie te krijgen. 300 250 200 150 100
Ja
50
Nee
0
Fig. 3.4: Was het moeilijk informatie te krijgen over...
13
3.3 Aanmeldprocedure Bij de aanmeldprocedure bij een opleiding in het buitenland komen nogal wat dingen kijken, die in Nederland vaak onbekend zijn, en daardoor kunnen er ook meerdere problemen ontstaan. 40% van de respondenten heeft hierbij helemaal geen problemen ondervonden, maar de rest wel, variërend van kleinere tot grote problemen. Om te beginnen moet de student zich oriënteren op het buitenland. Het is vaak niet duidelijk hoe de onderwijssystemen in het buitenland werken, waardoor het moeilijk wordt om te weten bij welke opleiding of onderwijsinstituut de student zich moet aanmelden. 15,2% van onze respondenten geeft dan ook aan dat ze graag meer informatie over de studie hadden gehad en 9,1% had graag meer informatie gehad over de universiteit. Als de opleiding eenmaal is gekozen begint het echte werk: de aanmeldingsprocedure. Hier geeft 16,7% van de respondenten aan dat ze graag meer informatie hadden gehad over hoe dit in zijn werk ging. Aan de andere kant vind 83,9% dat het duidelijk was wat ze moesten doen om zich aan te melden in het buitenland. Hen voor wie het niet duidelijk was wat ze moeten doen om zich aan de melden in het buitenland waren de problemen verschillend. Een aantal hadden problemen met diploma erkenning, gestelde eisen die niet duidelijk waren, informatie vergaren over de te volgen procedure en wat ingeleverd moet worden bij welke deadline. Er zijn meerdere studenten die graag informatie hadden gehad over het Britse aanmeldingssysteem, UCAS. Dit geeft overigens een vertekend beeld, aangezien buitenproportioneel veel van de respondenten het Verenigd Koninkrijk kiezen voor hun buitenlandervaring. De eisen waaraan voldaan moet worden kunnen soms niet door de student vervult worden omdat de onderwijssystemen van elkaar verschillen. De eisen worden dan aangepast, maar vaak zonder dat de buitenlandse onderwijs instelling veel kennis heeft over het Nederlandse systeem. Hierdoor zijn de eisen die de buitenlandse onderwijsinstelling stelt aan hun eigen studenten vaak van een ander niveau dan die gesteld worden aan de Nederlandse student.
14
300 250 200 150 100 50 0 De informatie was slechts beschikbaar in een buitenlandse taal
De toelatingseisen waren buitenproportioneel moeilijk
De toelatingseisen waren niet duidelijk
Het was niet duidelijk wat er opgestuurd moest worden aan de buitenlandse instelling
Buitenlandse instelling kent het Nederlandse diploma niet
Buitenlandse instelling kent het Nederlandse onderwijssysteem niet
Buitenlandse instelling kent het Nederlandse cijfersysteem niet
Geven van Tinanciele garantie dat je de hele studie kan betalen
Nee Ja
Fig. 3.5: Problemen bij de aanmeldprocedure (ja = problematisch, nee = verliep goed) Bijna een kwart, 24,9%, van de respondenten geeft aan dat ze problemen hadden bij het geven van een financiële garantie dat ze de studie konden betalen. Dit is voor een deel niet iets waar Nederland iets aan zou kunnen doen. Studeren in het buitenland is nou eenmaal duur. Aan de andere kant, zoals verder toegelicht bij de problemen rondom de financiën, zijn er wel andere verbeterpunten door te voeren. Dat het Nederlandse onderwijssysteem niet bij de buitenlandse instelling bekend was werd door 28,7% van de respondenten als problematisch ervaren en het Nederlandse cijfersysteem wordt ook niet door alle buitenlandse onderwijs instelling even goed begrepen. Dit leidde bij 28,8% van de respondenten tot problemen. Het diploma werd gelukkig bij de meeste respondenten door de buitenlandse onderwijsinstellingen erkend. Toch ondervond 7,1% van de respondenten problemen bij de erkenning van het Nederlandse diploma door de buitenlandse onderwijsinstelling. 21.7% vond het niet duidelijk wat opgestuurd moest worden naar de buitenlandse onderwijs instelling. 16.8% vond de toelatingseisen niet duidelijk en 12,2% vond ze buitenproportioneel moeilijk.
15
300 250 200 150 100
Nee Ja
50 0
Fig. 3.6: Vereiste documenten bij de aanmeldprocedure
3.4 Financiën
Bij de financiering is er onderscheid gemaakt tussen de verschillende manieren waarop undergraduates, postgraduates en promovendi hun studie bekostigen. Bij de bachelorstudenten zijn het vooral de ouders die de grootste bron van inkomsten leveren. Nu de IB-‐Groep ook de mogelijkheid aanbiedt om de studiefinanciering mee te nemen, is het nog wel te verwachten dat de keuzes voor ‘lening van de IB-‐Groep’ en ‘studiefinanciering’ groeien. Opvallend is wel dat er niet veel undergraduates zijn die hun studie financieren met een beurs. Eigen spaargeld; 9% Werk; 4%
Beurs; 12%
Ouders; 33%
Andere lening ; 3% Lening van de IBGroep; 16% StudieTinanciering; 23%
Fig. 3.7: Belangrijkste inkomstenbron bachelorstudenten
16
Bij de postgraduates komen beurzen omvangrijker onder de grootste inkomstenbronnen voor. Wel valt te zien dat er een stuk minder gebruik wordt gemaakt van studiefinanciering om de studie te bekostigen. Bij het lezen van reacties valt op dat dit komt doordat ze de studiefinanciering reeds hebben verbruikt of omdat zij hun postgraduate opleiding hebben gedaan voordat er studiefinanciering was voor het buitenland. Werk; 4% Eigen spaargeld; 4%
Ouders; 29% Beurs; 32% Lening van de IBGroep; 19% Andere lening ; 5% StudieTinanciering; 8%
Fig. 3.8: Belangrijkste inkomstenbron masterstudenten Eigen spaargeld; 4%
Werk; 14%
Ouders; 13%
Lening van de IBGroep; 8% StudieTinanciering; 6%
Beurs; 53%
Andere lening ; 2%
Fig. 3.9: Belangrijkste inkomstenbron promovendi buitenland Bij de promovendi neemt het aantal beursstudenten flink toe. Het feit dat ook promovendi nog aangeven gebruik te maken van de studiefinanciering, kan verklaard worden door het feit dat er een bepaalde doorstroom van bachelor-‐ en master-‐studenten naar PhD-‐studenten is, en deze studenten aangegeven kunnen hebben in een eerder stadium van hun studie studiefinanciering te hebben gebruikt.
17
Nu we een beeld hebben van waar de grootste inkomstenbronnen zitten kunnen we ook kijken waar de grootste problemen liggen. Daarom is gevraagd wat het grootste probleem was dat studenten tegenkwamen toen zij de stap maakten naar het buitenland. 38,3% van de studenten gaf aan dat dit de financiën waren, waarvan 48,9% de IB-‐Groep en de regelgeving of studiefinanciering specifiek noemde. Nu is het natuurlijk zo dat studeren in het buitenland niet goedkoop is. Hierdoor is het niet verrassend dat de financiën de meeste problemen met zich mee brengen. Het is echter wel zo dat de IB-‐Groep slecht uit de verf komt.
3.5 Meeneembare studiefinanciering Bij de focus meeneembare studiefinanciering is ten eerste gevraagd hoeveel van de respondenten gebruik maken van deze regeling: dat is iets meer dan de helft (53.1%). Veel genoemde redenen waarom er vaak geen gebruik wordt gemaakt van de studiefinanciering zijn dat men er niet voor in aanmerking kwam omdat er toen nog geen studiefinanciering was of omdat men de studiefinanciering al op had gebruikt voordat men naar het buitenland ging. Een enkeling liet weten geen studiefinanciering te hebben ontvangen door een afwijzing gebaseerd op waardering van de buitenland problemen. 30.6% geeft aan heel veel problemen te hebben gehad met de studiefinanciering van de IB-‐Groep. Aan de andere kant geeft ook 25.5% aan helemaal geen problemen te hebben gehad met de meeneembare studiefinanciering en de rest bevindt zich daar tussenin. Daarnaast wordt de studiefinanciering vaak gebruikt in combinatie met andere inkomstenbronnen (beurzen, commerciële leningen, bijdrages van ouders).
Bij de vraag (die open beantwoord kon worden) of, over het algemeen, studenten tevreden waren met de dienstverlening van de IB-‐Groep gaf 30,9% aan dit wel te zijn, terwijl het overige gedeelte van de respondenten die gebruik maken van de services van de IB-‐Groep dit niet te zijn. Bij de aanvraag voor meeneembare studiefinanciering geeft 30,5% aan heel veel en 18,4% veel problemen te hebben ondervonden. Dit ligt vaak niet aan de wet zelf, maar aan de uitvoering hiervan. Erkenning van de buitenlandse studie door de Nuffic en IB-‐ Groep verliep voor 26,2% van de respondenten moeizaam. Een klein percentage geeft aan dat hun opleiding niet erkend werd, omdat deze niet vergelijkbaar is met Nederlandse opleidingen. Het valt op hoeveel mensen klagen dat hun opleiding eerst niet wordt goedgekeurd en dat pas na veel moeite van de student dit alsnog wordt gedaan. Procentueel het hoogst aantal problemen vindt men bij de masterstudenten: 30.2% van de ondervraagden antwoordt veel tot zeer veel problemen met de studiewaardering te hebben gehad. Iets meer dan een kwart, 25.5%, van de bachelorstudenten zegt hier evenveel problemen mee te hebben ondervonden. Bovendien loopt de timing van de controles, wanneer de student inmiddels in het buitenland studeert en die nodig zijn voor het behouden van de meeneembare studiefinanciering, nog niet synchroon met buitenlandse academische kalenders. Dit kan studenten in problemen brengen de nodige formulieren op tijd in te sturen. Daarbij komt ook dat het
18
controleformulier ondertekend moet worden door de decaan van een studie, in plaats van het international office op de betreffende universiteit. Studenten kunnen meestal niet terecht bij rectoren voor administratieve aangelegenheden. Over het collegegeld en de meeneembare studiefinanciering valt nog het volgende te zeggen. Het collegegeld in het buitenland ligt vaak veel hoger dan in Nederland, en ook is het vaak zo dat buitenlandse opleidingen verwachten dat een student dit in een keer betaalt. Wanneer een student hiervoor afhankelijk is van een collegegeldkrediet, dan is dit problematisch, omdat deze in termijnen wordt uitbetaald en de student dus niet in een keer het volledige bedrag bij elkaar kan krijgen, zonder uit te wijken naar andere financieringsvormen zoals veel duurdere commerciële leningen. Universiteiten als Cambridge en Oxford rekenen naast tuition fees ook ‘college fees’: een bedrag dat een student betaalt aan het college waar hij/ zij ingeschreven staat. Dit kan oplopen tot 2.000 pond per jaar. De college fees kunnen echter niet gefinancierd worden door middel van het collegegeldkrediet.
3.6 Accommodatie in het buitenland
Omdat het vaak een belangrijk aspect is van een studie in het buitenland, is er ook verder onderzocht of het vinden van een woonruimte in het buitenland als problematisch wordt ervaren. 18% van de respondenten geeft aan dat dit moeilijk was, tegenover 83% die daar geen problemen mee ondervond, ofwel omdat woonruimte werd aangeboden door de onderwijsinstelling, dan wel omdat het makkelijk te vinden was.
Ja, het was moeilijk.; 18%
Nee, het makkelijk Nee, het werd te vinden.; 45% aangeboden door de buitenlandse instelling.; 37%
Fig. 3.10: Problemen bij het vinden van woonruimte in het buitenland
19
3.7 Tijdsdruk De tijdsdruk bij de organisatie rondom een buitenlandstudie was gedeeltelijk problematisch. 62% antwoordde dat dit geen probleem vormde; voor de overige 38% bleek dit wel zo te zijn. Verschillende redenen werden hiervoor aangedragen. Meest voorkomend is dat deadlines in het buitenland vaak eerder vallen dan die in Nederland. Dit hebben studenten niet altijd door, waardoor ze zich te laat aanmelden, of te laat beginnen. Er ontstaan ook redelijk wat problemen doordat de collegejaren in verschillende landen niet gelijk lopen. Hierdoor moet soms een diploma al opgestuurd worden naar het buitenland terwijl de Nederlandse universiteit dit pas later uitgeeft. Ook het afronden van de studie voordat de opleiding in het buitenland begint bleek voor meerdere studenten een probleem. Waar ook meerdere malen over geklaagd werd was dat het lang duurde voordat de IB-‐Groep de studie in het buitenland goedkeurde en zij dus pas laat financiële zekerheid kregen. Ook zijn de deadlines van beursaanvragen vaak heel vroeg, waardoor het nog niet zeker is of de student wel is aangenomen en krijgt de student pas heel laat te horen of hij of zij daadwerkelijk een beurs krijgt.
20
4. De rol van organisaties en individuen • • •
Studenten met buitenlandambities vergaren informatie vooral uit de directe omgeving (vrienden en familie) Scholen en universiteiten in Nederland, de Nuffic en de IB-‐Groep worden veel gebruikt voor hulp bij de stap naar het buitenland, maar krijgen een lage waardering Scholieren en studenten verwachten meer van hun eigen universiteit/ school in Nederland bij hun buitenlandstudie
Nederlandse studenten met buitenlandambities kunnen aanspraak maken op een groot aantal individuen en organisaties die hulp bieden bij de keuze voor en de organisatie van een buitenlandse studie. Om barrières bij de stap naar het buitenland te identificeren en zo mogelijk te verkleinen, en gezien de hierboven genoemde problematiek, is het dan ook nuttig om deze infrastructuur tegen het licht te houden en eerste vergelijkingen te maken. In hoeverre zijn studenten tevreden met de hulp die ze geboden wordt om een volledige studie in het buitenland te volgen, en in hoeverre vindt men dat er veel meer gedaan zou moeten worden? Om informatie in te zamelen en om begeleiding in te roepen van anderen, kiezen bijna alle (92,8%), respondenten ervoor om zich op de eerste plaats te wenden tot de beoogde universiteit in het buitenland. Op de tweede en derde plaats volgt het eigen netwerk: vrienden en/ of familie en de eigen school/ universiteit in Nederland. Organisaties die hiervoor het minst gebruikt worden zijn de Nederlandse ambassades en buitenlandse instellingen. Ranking Organisatie/ Persoon Gebruik 1 Beoogde universiteit in het buitenland 92.8% 2 Vrienden en/ of familie 87.2% 3 Eigen school/ universiteit in Nederland 76.7% 4 IB-‐Groep 73.6% 5 Docenten (persoonlijk contact) 71.6% 6 Medestudenten 69.6% 7 Nuffic 63.1% 8 Buitenlandse instellingen (UCAS, Alliance Française, etc.) 39.1% 9 Nederlandse ambassades 32.1% Overige bronnen 36.7% Tabel 4.1: Gebruik van organisaties/ personen Naast het gebruik van deze verschillende bronnen, is er ook gekeken naar de evaluatie hiervan, door te vragen of deze organisaties en individuen de stap naar het buitenland makkelijker hebben gemaakt, of juist helemaal niet. De waardering met betrekking tot deze behulpzaamheid laat een ander patroon zien dan de mate waarin ze gebruikt worden. De antwoorden zijn gemeten op een schaal van 1 tot 5, waarbij een 5 er voor staat dat de instanties en personen de stap ‘heel veel makkelijker’ hebben gemaakt een 4 ‘makkelijker’, een 3 ‘enigszins’, een 2 voor ‘een klein gedeelte’ en een 1 voor ‘helemaal niet’.
21
Hoewel vrienden en/ of familie ook nu hoog scoren – met een 3.65 uit 5 staan ze op een eerste plaats – worden docenten (persoonlijk contact) ook goed gewaardeerd (contrasterend met de mate waarin hierop aanspraak wordt gemaakt), net als de universiteit in het buitenland en medestudenten. Dit zijn de enige vier organisaties/ personen die hoger dan een 3 uit 5 scoren. Onder deze grens vinden we de Nederlandse ambassades, de IB-‐ Groep, buitenlandse instellingen, de eigen school/ universiteit in Nederland en de Nuffic. Ranking Organisatie/ Persoon Waardering 1 Vrienden en/ of familie 3.65 2 Beoogde universiteit in het buitenland 3.63 3 Docenten/ persoonlijk contact 3.25 4 Medestudenten 3.18 5 Nuffic 2.86 6 Eigen school/ universiteit in Nederland 2.78 7 Buitenlandse instellingen (UCAS, Alliance Française, etc.) 2.56 8 IB-‐Groep 2.05 9 Nederlandse ambassades 1.70 Overige bronnen 3.42 Tabel 4.2: Waardering van organisaties/ personen Ten slotte is er naar de verwachtingen van de respondenten gevraagd ten aanzien van deze organisaties en personen. Dit is wederom op een schaal van 1 tot 5 gemeten, waarbij een 1 staat voor ‘ze zouden veel meer moeten doen’ en een 5 voor ‘het was precies goed’. De ranking is nu bijna 180 graden gedraaid. Het persoonlijk contact (docenten, vrienden en/ of familie en medestudenten) worden de laatste plaatsen toebedeeld. Het meest wordt verwacht van de instanties die het laagst scoorden op de evaluaties. De IB-‐Groep voert de lijst aan, gevolgd door de beoogde universiteit in het buitenland en de eigen school/ universiteit in Nederland. Buitenlandse instellingen, net als alle persoonlijke contacten, scoren boven een 3. Ranking Organisatie/ Persoon Verwachting 1 IB-‐Groep 2.28 2 Beoogde universiteit buitenland 2.70 3 Eigen school/ universiteit in Nederland 2.75 4 Nuffic 2.93 5 Nederlandse ambassades 2.86 6 Buitenlandse instellingen (UCAS, Alliance Francoise, etc.) 3.20 7 Docenten (persoonlijk contact) 3.44 8 Vrienden en/ of familie 3.61 9 Medestudenten 3.69 Overige bronnen 3.66 Tabel 4.3: Verwachtingen over organisaties/ personen
22
Wanneer we kijken naar de hulp geboden door de eigen onderwijsinstelling van de hoogst genoten opleiding in Nederland van de respondenten, dan zien we dat de hierboven genoemde waardering bevestigt wordt. Meer dan de helft van de studenten, 54%, vindt dat hun onderwijsinstelling ze weinig tot zeer weinig geholpen heeft met de stap naar het buitenland. 30% was iets meer tevreden, terwijl voor 12% gold dat hun Nederlandse opleiding ze heel veel geholpen heeft. In vervolginterviews gaven een aantal respondenten aan dat wanneer ze hun universiteit benaderden, ze weinig hulp kregen bij de aanmeldprocedure.
5 zeer veel; 12% 1 zeer weinig 4 veel; 18%
1 zeer weinig; 35%
2 weinig 3 neutraal 4 veel 5 zeer veel
3 neutraal; 16% 2 weinig; 19%
Fig. 4.1: Mate van hulp van instelling hoogst genoten opleiding in Nederland
23
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 Conclusies Een buitenlandstudie wordt door de huidige struikelblokken niet aangemoedigd. Bovendien zijn deze obstakels niet nodig. Meest belemmerend zijn de huidige informatievoorzieningen: hier valt nog een hele slag te winnen. Dit geldt met name voor de aanmeldprocedure, financieringsmogelijkheden en het afsluiten van een juiste verzekering. Tevens valt onder deze informatievoorzieningen ook hulp en begeleiding van onderwijsinstellingen in Nederland. Informatie over studeren in het buitenland op scholen en universiteiten in Nederland vormt vaak nog een gemiste kans. Dit geldt evenzoveel voor begeleiding bij de stap naar het buitenland. Op het moment dat studenten aankloppen bij hun onderwijsinstelling in Nederland krijgen ze niet de hulp waar ze om vragen. Daarnaast ontbreekt de expertise bij een bureau buitenland op de universiteit of decaan op de middelbare school. De crux in deze kwestie is een evident dilemma: universiteiten zien hun studenten liever niet vertrekken naar de concurrent. Het eindresultaat is echter dusdanig dat internationalisering door middel van uitgaande mobiliteit wordt ondersteund noch bemoedigd. Doeltreffende informatievoorzieningen dragen bij aan een goede voorbereiding. Daarnaast, en meer speculatief geredeneerd, kan goede voorlichting bijdragen aan het ‘over de streep trekken’ van die groep studenten die twijfelt over de keuze om in het buitenland te studeren. Huidige voorlichtingscampagnes zijn vaak enthousiasmerend, maar maken nog geen stappenplan duidelijk. Zo merkte een van de respondenten op: “doordat je niet goed weet waar je moet beginnen, werkt het hele proces erg ontmoedigend.” Los van de informatievoorzieningen, zijn er ook niet voor alle groepen studenten evenveel mogelijkheden om hun studie in het buitenland voort te zetten. Zeker op het gebied van financiering is het bijvoorbeeld voor masterstudenten het ‘makkelijkst’ om een (tweede) studie in het buitenland te volgen. Zowel bachelorstudenten als promovendi geven aan veel minder mogelijkheden te kennen voor de bekostiging van hun opleiding. Het feit dat het collegegeldkrediet in maandelijkse termijnen wordt uitgekeerd draagt hier aan bij. Daarnaast komen studenten die een studie in het buitenland willen volgen die niet in Nederland wordt aangeboden (een valide reden om naar het buitenland te willen), nog niet altijd in aanmerking voor de regeling meeneembare studiefinanciering, omdat de opleiding vergelijkbaar moet zijn met Nederlandse opleidingen. Ook is er nog teveel bureaucratie rondom de regeling meeneembare studiefinanciering. Hoewel belemmerend, vormt dit niet het grootste obstakel. Wij zijn redelijk hoopvol dat een deel van de problemen met de diploma-‐erkenning na verloop van tijd zal verdwijnen, omdat ze nog steeds kunnen horen bij de kinderziektes van de regeling. Het onderwerp Nederlandse promovendi in het buitenland verdient ook meer aandacht. Hier zijn weinig tot geen cijfers over, omdat deze groep studenten veelal niet geregistreerd
24
staat bij een centrale instantie als de IB-‐Groep. Het lijkt tegenstrijdig dat terwijl Nederland buitenlands talent voor onder andere promotieplekken probeert aan te trekken (zoals via bijvoorbeeld het project 1000 PhDs), veel Nederlands talent over de grenzen lijkt weg te vloeien. Ten slotte valt er over NEWS als organisatie iets te zeggen. Voor NEWS geldt dat respondenten over het algemeen tevreden zijn, maar dat er ook voor ons ruimte voor verbetering is, bijvoorbeeld door het direct verstrekken van informatie gebaseerd op de ervaringen die het netwerk rijk is. Daarnaast zal NEWS een vinger aan de pols blijven houden bij de obstakels die wereldwijde studenten tegenkomen bij hun stap naar het buitenland, alsmede de overname van de aanbevelingen die uit dit onderzoek voortkomen.
25
5.2 Aanbevelingen •
•
•
Betaaldata voor het collegegeldkrediet moeten flexibeler worden; zo zou dit voor buitenlandstudies in een keer uitbetaald moeten kunnen worden.
•
De huidige informatievoorzieningen schieten te kort op het gebied van financiën, verzekeringen en de aanmeldingsprocedure. Hiervoor moeten stevigere voorzieningen worden opgezet.
•
Nederlandse scholen en universiteiten moeten beter inspelen op de ambities van scholieren en studenten om een volledige opleiding in het buitenland te volgen, door hen hiertoe stimuleren met het verstrekken van relevante informatie over verschillende studies en universiteiten, de toelatingsprocedure en financieringsmogelijkheden en het aanbieden van adequate begeleiding bij, onder andere, de studiekeuze en het aanmeldingsproces. Informatieverstrekking over diploma-‐erkenning door de Nuffic en de IB-‐Groep moet helderder naar buiten gebracht worden en contact met studenten hierover moet beter en regelmatiger onderhouden worden. Beursmogelijkheden voor zowel bachelorstudenten als promovendi moeten structureel verbeteren. Problemen bij de stap naar het buitenland moeten inzichtelijk en vergelijkend in kaart gebracht blijven worden.
•
•
•
Studenten die een opleiding in het buitenland volgen die niet in Nederland gevolgd kan worden, moeten, wanneer deze opleiding van vergelijkbare kwaliteit is, wel in aanmerking kunnen komen voor meeneembare studiefinanciering. Administratie rondom de meeneembare studiefinanciering moet vergemakkelijkt worden. Deadlines van in te sturen formulieren – zoals de jaarlijkse controle – moeten beter aansluiten op buitenlandse academische kalenders. Marges waarbinnen deze ingestuurd moeten worden, moeten verruimd worden.
26
© 2009 Nederlandse Wereldwijde Studenten www.newstudent.nl
[email protected]
27