Notitie betreft
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
datum
17 april 2009
1. Inleiding Na afloop van het Groenjaar 2008 in Rotterdam zijn er diverse onderwerpen die nader uitgezocht moeten worden. Een van de vragen die gerezen is, is of Rotterdam een ecologisch beleid nodig heeft en of er ecologische routes in de stad aanwezig zijn en vastgesteld kunnen worden. Hierbij moet de link gelegd worden met reeds opgestelde plannen en het vigerend beleid, maar ook met bestaande en geplande projecten in de stad. Bureau Stadsnatuur Rotterdam heeft dit onderwerp verkend met voorliggende discussienotitie als resultaat.
2. Wat is ecologisch beleid? Om het begrip “ecologisch beleid” af te bakenen is het goed om deze term eerst toe te lichten. Ecologisch beleid is kortweg een verbijzondering van groenbeleid. Groenbeleid gaat onder andere over: • groentypen (van gazon tot boom); • beheer (van intensief tot extensief); • ontwerp (van vormen tot kleuren); • functies (van natuur tot recreatie); • leefbaarheid (van fijnstof tot economische waarde). Ecologisch beleid is echter specifieker en richt zich op dier- en plantensoorten die gebruik maken van het groen en op de natuurlijke processen hierin. Daarom is het aanvullend op bijvoorbeeld het bestaand Groenplan, Bomenstructuurvisie of het Waterplan. Ecologie gaat over: • de verspreiding en wisselwerking van soorten; • de relaties tussen soorten met de abiotiek; • de samenhang van soorten (= levensgemeenschappen); • de opvolging van soorten op natuurlijke wijze (= successie); • de handhaving en ontwikkeling van soorten (= populatiedynamiek). Binnen de stadsecologie wordt juist de wisselwerking bestudeerd tussen de flora en fauna enerzijds en de mens, menselijke activiteiten en bouwwerken anderzijds. Stadsecologie ziet de stad als biotoop. Deze biotoop heeft haar eigen kernmerken zoals een hoge dynamiek, een grote diversiteit aan landschappen, beplantingen en ondergrond en een eigen (warmer) klimaat. Ook is de biodiversiteit in de stad erg hoog. Een ecologisch beleid zou zich daarom kunnen richten op: • bescherming van samenhangende soorten: behoud van levensgemeenschappen; • bescherming van grotere groene oppervlaktes in de stad: leefgebied voor soorten; • behoud en ontwikkeling van een robuuste groenstructuur: mogelijkheid voor uitwisseling tussen populaties zodat deze niet geïsoleerd raken; • mogelijkheid bieden voor variatie, zodat verschillende soorten in gemeenschappen ook in verschillende stadia kunnen voorkomen. Het is bij ecologisch beleid van belang dat de groengebieden in de stad niet alleen als structuur worden gezien, maar veel meer als een systeem. Het gaat er om dat het netwerk van groen in de stad functioneert voor flora en fauna. Dit ecosysteem bestaat uit meerdere gebieden en verbindingen daartussen.
3. Waarom ecologisch beleid / natuurbeleid in Rotterdam? Naast het nut en noodzaak voor flora en fauna, zijn er veel andere redenen om tot een natuurbeleid te komen voor Rotterdam. Natuur in de stad heeft de volgende voordelen:
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
1 / 10
•
•
•
• •
Het zorgt voor een afwisselende en spannende omgeving en draagt zo bij aan een geestelijke gezondheid van mensen (vele referenties van onderzoeken) en lichamelijke gezondheid van volwassenen en in het bijzonder kinderen (bewegen). Natuur geeft woonkwaliteit: seizoensbeleving, beleving landschap waarin de stad zich heeft ontwikkeld, diversiteit in het groen van de stad. Dit sluit aan bij wensbeelden van bepaalde groepen bewoners in Rotterdam (in het onderzoek Groenbeleving Rotterdam 2008 is dit de “rode groep”). De vraag naar groene woonmilieus is dan ook groot. Natuur in de stad biedt talloze mogelijkheden voor educatie. Dit is zeker voor stadsbewoners, maar vooral voor de jeugd van groot belang. Hoofdthema’s hiervoor zijn: flora en fauna, landschap en duurzaamheid. Natuur herbergt de biodiversiteit van de stad. Biodiversiteit heeft ook landelijk grote aandacht. Biedt mogelijkheden voor opvang van regenwater, verbetering luchtkwaliteit, te combineren met recreatie enz.
Een vastgesteld ecologisch beleid zorgt tevens voor: • Het kader in relatie tot ruimtelijke ingrepen en natuurwetgeving: keuzes waar ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, waar wordt ingezet op natuur en waarom deze keuzes zijn gemaakt. Ook naar andere partijen (woningbouwcoöperaties, Rijkswaterstaat e.d.) maakt dat helder is waar deze in Rotterdam rekening mee dienen te houden. • Eenduidigheid, zodat er op stadsniveau een goed verankerd netwerk aanwezig blijft. • Planologische afspraken om de “urban sprawl” te voorkomen (rommelige stadsranden). • Instrumentarium om te kunnen sturen: geeft aan waar knelpunten liggen en geeft daarmee mogelijkheden om dit aan te pakken en te verweven in nieuwe projecten. • Een status van gebieden, zodat deze voor langere tijd gewaarborgd zijn en populaties duurzaam kunnen herbergen. • Variatie in groen: omdat verschillende soorten verschillende typen groen nodig hebben. • Dat Rotterdam landelijk en internationaal bekend staat als stad die belang en waarde hecht aan natuur. En deze belangrijke waardes aan toekomstige stadsbewonende generaties mee wil geven. • Dat natuur niet alleen wordt gezien als ‘lastig’ in het licht van bestaande wetgeving zoals de Flora- en faunawet. Er wordt juist met natuurbeleid aangegeven dat natuur gewenst is en op welke plekken in de stad. Maar dus ook op welke plekken dit minder van belang is. Klimaatverandering en flora en fauna Een belangrijke reden om juist nu een beleid op te stellen voor ecologische routes is het actuele probleem van klimaatverandering. De huidige klimaatverandering leidt tot grote gevolgen voor planten en dieren. Soorten reageren op water en warmte. Als in deze factoren veranderingen ontstaan, gaan zij verhuizen. Behalve de vraag of soorten deze veranderingen aankunnen en zich hierop aan kunnen passen, is het ook niet zeker of zij wel kunnen verhuizen. Het groen in Nederland is dusdanig versnipperd dat sommige populaties klem zitten in hun omgeving. De vraag is dan, hoe zij noordelijker gelegen gebieden kunnen bereiken. Een natuurbeleidplan kan de klimaatverandering niet tegengaan, maar wel de versnippering van groen en natuur.
In de huidige situatie in Rotterdam kan het gebeuren dat er “toevallig” rekening gehouden wordt met ecologie in projecten. Zowel de ecologen van bSR als de ecologen van het Ingenieursbureau van GW (iedere in hun eigen rol) worden niet automatisch betrokken bij projecten, waardoor er kansen blijven liggen die in een project relatief eenvoudig meegenomen hadden kunnen worden. Dit gaat overigens voor de grotere projecten, zoals in de huidige VIP-projecten, Vlinderstrik, Schieveen en Stadionpark, wel goed, omdat er sinds 2009 een duidelijke rol voor bSR is benoemd.
4. Ecologisch beleid elders Zowel in het buitenland als in Nederland hebben verschillende steden een ecologisch beleid opgesteld. In Nederland hebben onder andere de volgende steden een ecologisch beleid vastgesteld: Alkmaar, Leiden, Schiedam, Amsterdam, Gouda, Delft, De Haag, Eindhoven, Rijswijk (in concept), Amersfoort (gedeeltelijk), Zoetermeer, Lelystad (in concept), Breda, Zwolle en Arnhem.
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
2 / 10
Een aantal steden heeft het ecologisch beleid vastgelegd via een bestemmingsplan, een aantal via een groenstructuurvisie en weer anderen via een groenbeleid. Qua successen is te melden dat het Eindhoven’s Groenbeleid succesvol is en goed te koppelen is aan ruimtelijk beleid (voorwaarde bestemmingsplan). Het Leids Ecologisch Beleidsplan heeft een duidelijk positief effect gehad op het ecologie- en natuurbeleid in Leiden bij haar evaluatie. In Delft is in 2004 al het ecologisch beleid vastgesteld, dit wordt nu opgenomen in de nieuwe stedelijke structuurvisie. Arnhem is momenteel bezig met de evaluatie van haar Groenbeleid, het tweede beleidsplan wordt geschreven.
5. Analyse bestaand Rotterdams beleid en onderzoek Het Groenplan (2005) presenteert de ambities van het stedelijk groen in Rotterdam. Het is een strategisch document zonder verdere status. Het is niet verankerd in het RR2020. De doelstellingen zijn: 1. Meer kwaliteit van het groen in de stad: groen in meerdere tinten; 2. Meer kwantiteit van het groen rondom de stad: tekort rondom de stad verminderen; 3. Betere bereikbaarheid en samenhang: groen netwerk en recreatieve verbindingen. De bereikbaarheid en samenhang van de groengebieden in en om de stad dienen vorm te krijgen d.m.v. een netwerk van recreatieve en ecologische verbindingen. Door een goede inrichting en een goed beheer kunnen de potenties van een gebied worden uitgebuit en de natuurwaarden worden vergroot. Door in te spelen op de natuurlijke variatie van de bodem ontstaat een gevarieerde natuur die bijdraagt aan de betekenis en herkenbaarheid van het groen. Voor dieren en planten zijn verbindingen tussen groengebieden van belang. In de kaart “ Ecologische betekenis van Rotterdam groen” wordt aangegeven welke milieutypes in de groenstructuur kunnen worden ontwikkeld (Figuur 1). Dit zijn echter geen verbindingen en primair vooral van belang voor beplantingen en spontane flora.
Figuur 1. Kaart Groenplan: ecologische betekenis.
De Stadsvisie Rotterdam beschrijft dat in 2030 een hoogopgeleide beroepsbevolking met veel kenniswerkers essentieel is om de economie te versterken. De moderne economie is namelijk een kenniseconomie. Om dit te bereiken moet Rotterdam een aantrekkelijk woonstad zijn. Daarom moet geïnvesteerd worden in aantrekkelijke woningen een prettige buitenruimte, uitstekend onderwijs, goede
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
3 / 10
bereikbaarheid en een moderne binnenstad met een gevarieerd aanbod aan culturele en vrijetijdsvoorzieningen. Uit het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 blijkt dat als naar de vigerende plankaart wordt gekeken dat groene verbindingen alleen in de buitengebieden van Rotterdam aanwezig zijn en worden ontwikkeld (bijvoorbeeld Ackerdijkse plassen – Rottemeren) (Figuur 2). Groene verbindingen in zowel noord-zuidelijke als oost- westelijke richting zijn er niet en hoeven volgens dit plan ook niet te worden ontwikkeld. In Rotterdam zijn Polder de Esch en Arboretum Trompenburg als natuurgebieden aangewezen, en daarnaast delen van Hoek van Holland.
Figuur 2. Plankaart RR2020.
Het Regionaal GroenStructuurPlan 2 van de Stadsregio Rotterdam en de Provincie Zuid-Holland is de uitwerking van het RR2020. Het betreft een visie voor een robuuste groen-blauwe structuur in de regio, met daaraan gekoppeld een uitvoeringsprogramma. Het betreft buitengebieden aan de stadsranden van Rotterdam. Natuur wordt gekoppeld aan recreatief gebruik. Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu van de Provincie Zuid-Holland beschrijft wel ecologische verbindingszones. Dit gebeurt echter op provinciaal niveau en gaat vooral over verbindingen tussen natuurgebieden buiten de stad en niet de verbindingen naar kleinere gebieden in de stad. De provincie wil het groen voldoende kwaliteit en diversiteit geven voor inwoners en ondernemers. Dit doen zij via twee sporen, namelijk de PEHS (Provinciale Ecologische Hoofdstructuur) en GIOS (Groen in en om de Stad). In het kader van deze sporen worden groengebieden gerealiseerd en wordt zoveel mogelijk geprobeerd verschillende functies in deze gebieden met elkaar te combineren. Ook wordt geprobeerd om natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar te verbinden. Een belangrijk doel is het creëren van een ecologisch netwerk. In het beleidsplan wordt van gemeenten aandacht gevraagd voor het opstellen van een biodiversiteitsplan. Rotterdam heeft dit niet opgesteld. De Bomenstructuurvisie richt zich op de structuur van bomen, dat bomen voldoende ruimte krijgen om te groeien, alsook dat er een meer evenwichtige bomenbestand ontstaat. Er wordt aandacht gevraagd voor het ontwikkelen van boomstructuren in het centrum, de hoofdwegen, de stadspleinen en de oevers van de Maas. De bomenstructuurvisie richt zich dan ook hoofdzakelijk op groenstructuren langs wegen en is minder aan wandel- en fietspaden gekoppeld. In het concept van de Bomenstructuurvisie wordt duidelijk dat lijnvormige beplantingen, zoals lanen, belangrijk kunnen zijn voor vleermuizen en vogels.
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
4 / 10
Het Waterplan 2 Rotterdam onderstreept de noodzaak van ecologische waterverbindingen. Watergangen kunnen aantrekkelijker worden voor vissen en andere waterdieren als het water helder en plantenrijk is. Belangrijk hierbij zijn natuurvriendelijke oevers en het zorg dragen voor vismigratie. Het Groenonderzoek Rotterdam 2008 geeft aan dat Rotterdammers behoefte hebben aan meer avontuurlijk (ruige ongerepte natuur), spannender en gevarieerd groen (meer kleur en afwisseling, bloemen). Ook blijkt hieruit dat een aantrekkelijk netwerk van verbindingen tussen de stad en het landschap eromheen ontwikkeld dient te worden. De rivier speelt daarin een belangrijke rol. Overige plannen zoals het concept Natuurbeleidsplan Rotterdam (1994 de verkenning en 1997 het voorstel tot uitwerking) hebben nooit een definitieve status gekregen. In de Deelstudie recreatieve stad Rotterdam uit 1999 wordt tenslotte ook nog aandacht besteed aan ecologische routes in de stad. Conclusie bestaand Rotterdams beleid Geconcludeerd kan worden, dat er op diverse plekken in het bestaand Rotterdams beleid aandacht is voor ecologie, echter zonder duidelijke visie over natuur in de stad en niet als een kader waarbinnen gewerkt kan worden. Het is daarom gewenst dat Rotterdam hiervoor een beleid opstelt, waarin ook de link gemaakt wordt met klimaat(verandering), biodiversiteit, natuurwetgeving als ook het groene gewenste imago voor de stad.
6. Analyse van de Rotterdamse structuur en routes Om te bepalen wat er in Rotterdam nodig zou zijn, is het goed om eerst te analyseren welke kenmerken de stad heeft en of er al routes aanwezig zijn. Daarbij het volgende: • Rotterdams groen bestaat uit zogenaamde “groene eilanden” (Figuur 3). Eilanden van parken, plassen, begraafplaatsen, volkstuincomplexen en dergelijke. Deze opbouw is historisch ontstaan als gevolg van versnippering door dijken, kanalen, (snel)wegen en spoorwegen. Daarnaast is de bestuurlijke opdeling in deelgemeenten, die ieder voor zich verantwoordelijk zijn voor de inrichting van de buitenruimte en de projectmatige manier van financiering medeverantwoordelijk voor de instandhouding van de versnippering. Het resultaat is weinig onderlinge samenhang, zowel ecologisch als recreatief gezien;
Figuur 3. Rotterdamse verdeling groen en rood: groene eilanden zijn zichtbaar.
•
Voor vogels (roofvogels en watervogels) vormt vooral de Nieuwe Maas een oost- west verbinding;
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
5 / 10
• • •
•
•
•
Er zijn geen volledige noord-zuid verbindingen van voldoende maat in de stad aanwezig, de ‘groene corridor’ tussen het Kralingse Bos en de Esch is vrijwel de enige, naast de Rotte en de Schie; Ten aanzien van strikt beschermde soorten gebruiken in Rotterdam voornamelijk vleermuizen en een aantal vogels de aanwezige relaties tussen het stedelijke gebied, de stadsrand alsook het buitengebied; Rotterdam herbergt daarnaast veel andere zeldzame(re) planten- en diersoorten welke geen wettelijke bescherming hebben, maar op de zogenaamde Rode Lijst staan (hierop staan de soorten waarmee het landelijk slecht gaat, of die zelfs dreigen te verdwijnen). Rotterdam heeft een aantal groengebieden met grote ecologische waarde; op deze gebieden moeten we trots zijn. Voorbeelden: o Noord: Kralingse Bos, Eiland van Brienenoord, Rietveldpark in Nesselande, oevers Zevenhuizerplas, Polder de Esch, Bergse Voor- en Achterplas, Polder Schieveen, Algemene begraafplaats Crooswijk, Schiebroeksepark, de Rotte (deels, stedelijk deel wordt opgepakt), de Schie (stedelijk gebied kan nog worden verbeterd), duinen Hoek van Holland. o Zuid: oevers Oude Maas Hoogvliet, Oud havenspoor Charlois, Quarantaineterrein Heijplaat, Landtong Rozenburg, Kabel- en leidingstroken Havengebied, kustrand Maasvlakte. Rotterdam heeft een uitgebreide bomenstuctuur, maar daarbij zijn veel lanen beplant met soorten van lage ecologische kwaliteit (zoals platanen) of gebiedsvreemde soorten waar lokale flora en fauna geen of weinig gebruik van maakt. Rustige groene (en logische) aaneengesloten fiets- en wandelroutes om van het centrum naar het buitengebied te gaan, ontbreken grotendeels. Deze kunnen daarom ook niet door planten of dieren gebruikt worden voor verspreiding en uitwisseling.
Het streven moet erop gericht zijn de gebieden waar ecologische potenties aanwezig zijn te benutten. Dit kunnen nog te ontwikkelen gebieden zijn maar ook potenties van bestaande gebieden die nog niet volledig benut zijn: • Rotterdam is een havenstad met veel kademuren in de havens en de stad. Rotterdam herbergt landelijk de meeste Tongvarens; iets om trots op te zijn en te koesteren. • Groen kan het imago van de stad op een positieve manier versterken; Rotterdam heeft een ruig, stoerstedelijk en havengericht imago. In het groenonderzoek 2008 is al geconstateerd dat een van de grote problemen van het Rotterdamse groen, de matige eigen identiteit is. Het aangeplante groen is hier nu vaak niet op toegespitst; veel groen, zelfs langs de rivier, zou je ook in Groningen of Apeldoorn kunnen tegenkomen. Rotterdam heeft een rivier, een haven, een kustzone en riet(moerassen). Landschappelijk is het een deltagebied. Het type groen dat daar van nature thuishoort moet worden ontwikkeld: Polder de Esch, Eiland van Brienenoord, Landtong Rozenburg en de Visserijgriend zijn hier al goede voorbeelden van. Sluit de groeninrichting aan bij het Rotterdamse imago, zodat het een eigen identiteit krijgt, passend bij het imago en met lokale flora en fauna die hier van nature thuishoort.
7. Niveaus van verbindingen Er zijn drie verschillende niveaus van verbindingen te onderscheiden. Hierbij is de vergelijking met een bloedvatenstelsel te maken: er zijn slagaders, aders en haarvaten. Stadsniveau Verbindt grote groengebieden in de stad met elkaar en het buitengebied en/of landelijke en provinciale structuren. Verbreken hiervan verarmt het hele functioneren van de stad, versterken komt het hele systeem ten goede. Dit zijn de slagaders. Deze structuur zou in ieder geval moeten worden vastgelegd. Deel(gemeentelijk) niveau Vormt een essentiële aftakking van de hoofdstructuur en biedt mogelijkheden voor verdere vertakkingen (bijvoorbeeld singels). Verbreking verarmt een stadsdeel en zal delen isoleren, maar beschadigd niet het basisskelet. Vergelijkbaar met de aders. Vastleggen van deze structuur is wenselijk. Detailniveau Groene dooradering “tot aan de achterdeur”. Dynamisch systeem waarin aftakkingen in zekere mate kunnen komen en gaan zonder dat dit effect op een groter gebied dan de aftakking zelf heeft. Hiervan hoeft niets op kaart te worden vastgelegd. Vergelijkbaar met de haarvaten: deze mogen ergens doodlopen zonder nadelig effect.
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
6 / 10
Walkable city Een ecologische structuur is een lijnvormig groengebied. Naast de functie voor flora en fauna geeft dit ruimte voor meer wandelen en bewegen in de stad, geeft routes van en naar gebruiksgroen (in aanvulling op bomenstructuur die vooral langs hoofdroutes ligt) en is te combineren met fietsroutes. Waar de mens kan wandelen, is een ecologische route meestal geslaagd. Waar een mens niet in het groen kan oversteken, zich bewegen of verplaatsen kan een dier of plant dat in het algemeen ook niet.
8. Ecologische route: hoe en voor wat? Zoals uit bovenstaande paragrafen blijkt, zijn er voor een biodiverse stad met een goede ecologische structuur twee dingen nodig: een groengebied (kerngebied) met geschikt leefmilieu voor verschillende soorten en soortgroepen flora en fauna en de verbindingen daartussen (de routes). In de kerngebieden zal voor vele soortgroepen ruimte zijn als leefgebied. Vervolgens stelt iedere soort(groep) specifieke eisen aan de verbinding tussen deze gebieden. Daarom is het nodig om per ecologische route een doel te stellen voor welke soort(groep) deze ontwikkeld wordt. De reden hiervoor is eenvoudig: wat voor de een een verbinding is (water voor vis) is voor de ander een barrière (water voor kever). Een verbinding voor de ene soort kan isolatie voor de andere betekenen. Ecologische routes kunnen bestaan uit of bevatten: brede grasstroken/bermen langs wegen, poelen, natuurlijk beheerd grasland, een vistrap/paaiplek, bomenrijen met inheemse soorten (liefst zonder veel verlichting en/of naar boven uitstralend), oude bomen met holtes, kademuren met een juiste mortel/voeg, water met riet en/of natuurvriendelijke oever, floatlands, faunatunnel, duiker met loopruimte, huizen met ruimtes onder dakpan en/of alternatieve nestgelegenheid. Daarom de volgende aanbevelingen bij ecologische routes: • Hoofddoel is altijd uitwisseling tussen populaties en vergroten van het totale leefgebied zodat er geen isolatie of een te klein habitat ontstaat. • Er kan steeds gezocht worden naar een win-win situatie. Niet alleen de combinatie met recreatie maar ook een voorbeeld als rietkragen: zowel zuiverende werking van het water als een leefgebied voor soorten. • Waar een hele ecologische route niet mogelijk is, zijn stepping stones mogelijk. • Een kerngebied (eiland) of route is niet in korte tijd goed in te richten en functioneel te maken. Daarom zuinig zijn op aanwezig natuurkapitaal. Natuurontwikkeling vraagt tijd en verkeerde ingrepen kunnen ontwikkelingen weer jaren terugwerpen in de tijd. • Zorg voor gradiënten: hoogte, voedsel, bezonning, nat-droog, rijk-arm. • Bij waterverbindingen goed opletten; voedselrijk wil je niet met voedselarm verbinden. • Inzet op soorten die hier van nature voorkomen; ze zijn beter bestand tegen ziekten en plagen maar ook specifieke omstandigheden als zout en harde wind (planten en bomen). Daarmee spaart de gemeente uiteindelijk geld uit en het draagt bij aan het karakter van de omgeving. De soortgroepen waarvoor ecologische routes in Rotterdam nuttig zijn: • vogels (zoals huismus, gierzwaluw: bomen, struiken en gebouwen) • vissen (schone watergangen) • vleermuizen (gebruiken gebouwen, boomholtes, water, bomenrijen, graslanden met insecten) • kleine grondgebonden zoogdieren (zoals muizen, marterachtigen: gebruiken bermen) • insecten: dagvlinders, libellen, sprinkhanen (bloemrijke graslanden, bermen, zandige ondergrond) • amfibieën (poelen, watergangen) • planten (zoals orchideeën en muurplanten: vochtige graslanden, oevers, kades en muren)
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
7 / 10
9. Aanbevelingen Samenvattend worden de volgende aanbevelingen gegeven: 1. 2. 3. 4.
Koester wat je hebt. Een dynamische stad heeft dynamische natuur. Verbeter met relatief simpele inrichtings- en of beheermaatregelen de groene gebieden en routes. Koppel ecologische routes aan recreatieve routes: de walkable city.
Hieronder staat de uitwerking van de bovengenoemde aanbevelingen. 1. Koester wat je hebt; koester de groene gebieden waarin de ecologische potentie is benut: • Kerngebieden moeten op orde zijn voor de verschillende soort(groep)en. Het leefgebied moet voldoende groot zijn en er moet ruimte zijn in delen van deze gebieden voor natuurlijke ontwikkeling. Aanwezige ecologische routes moeten een status krijgen om beschermd te worden. • Leg vast in welke gebieden (eilanden en routes) het beheer dient te zijn afgestemd op het ontwikkelen van ecologische potenties en welke natuurdoelen daar worden nagestreefd (zodat dit gekoppeld kan worden aan eenmalige inrichtingsmaatregelen en vervolgens beheermaatregelen). In het Kralingse bos vindt dit bijvoorbeeld voor de bosgebieden al plaats. 2. Een dynamische stad heeft dynamische natuur; veel voor Rotterdam karakteristieke natuur zoals kust- en riviernatuur maar ook stadsnatuur is heel dynamisch; er zou in verschillende Rotterdamse groengebieden meer dynamiek kunnen worden toegestaan. • Eiland van Brienenoord (is al goed maar kan nog beter) • Polder de Esch (is al goed, maar kans voor getijdenatuur) • Oevers langs de Nieuwe Maas; meer natuurlijke oevers en strandjes • Oevers Oude Maas; gebieden verlagen, kreken • Stadshavens • Bossen en parken; vervangen deel asfaltpaden door zand en halfverhardingspaden, meer struinpaden (zoals bijvoorbeeld Polder De Esch) • Duinen Hoek van Holland; stuiven. 3. Verbeter met relatief simpele inrichtings- en of beheermaatregelen de groene gebieden waarin de ecologische potentie nog niet is benut en de routes die er al liggen: • Tijdig dunnen bosbestanden, meer gradiënten en volledige lagenopbouw en beheer gericht op ontwikkeling van natuurlijke bostypen; veel jonge bossen zijn nu erg eenzijdig stakerig • Aanplant/zaaien/maaisel uitleggen of spontane ontwikkeling van grotere variatie van (inheemse) bloemrijke/kleurige soorten met aandacht voor vlinders en bijen (gaat het wereldwijd slecht mee, terwijl ze essentieel voor bestuiving zijn). • Zonering in intensieve en extensieve gebieden; in deze laatste natuurlijke processen hier de ruimte geven. • Staand dood hout voor vogels en vleermuizen • Aanwezigheid struiklaag voor vogels zoals huismus. 4. Veranker de groene eilanden meer in de stad, breng meer samenhang tussen de groene eilanden door middel van ecologische routes en combineer dit met het optimaliseren van recreatieve verbindingen vanuit het centrum de stad uit: • vlinderroutes te definiëren en deze bijvoorbeeld bij gevel tot gevel projecten te realiseren of middels beheer van grasland naar bloemrijk grasland om te vormen; • doorsnijdingen van vliegroutes van vogels en vleermuizen door wegen of watergangen te verzachten door bomen in middenberm aan te brengen, als het ware hop-overs (bijvoorbeeld door planten van bomen in de middenberm van de Stadhoudersweg tussen Vroesenpark en Diergaarde Blijdorp) ; • watergangen voorzien van water- en oeverbeplanting; desnoods kunstmatige drijvende oeverzones
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
8 / 10
•
• •
•
recreatieve fiets- en wandelroutes vanuit het stadscentrum naar het buitengebied herkenbaar te maken/ontwikkelen, logischer in te richten en een oase van groen te laten blijven en op sommige plekken te ontwikkelen; onder viaducten stobbewallen aan te brengen met vrijgekomen hout van kapwerkzaamheden (bijv. onder N209 bij landscheiding) op viaducten aan één zijde ongebruikte wandelpaden om te vormen in een vlinderberm (bijvoorbeeld Horvatweg viaduct over de Tjalkaan, alsook viaduct Noorderbocht over A20 en Schiekanaal) op plekken met weinig ruimte gevelgroen of stoepnatuur introduceren.
10. Scenario’s voor ecologisch beleid Op basis van de bovengenoemde verkenning en het advies, zijn er een vijftal scenario’s mogelijk. 1. Niets doen. 2. Uitgangspuntennota opstellen en koppelen aan het Besluitvormingsmodel en de Organisatie Buitenruimte 3. Aanhaken aan beleid dat in ontwikkeling is, of nog moet worden vastgesteld. 4. Vernieuwen/updaten bestaand Groenplan en ecologie daarin een plek geven. 5. Nieuw beleid maken: Ecologisch Beleid Rotterdam. 1. Niets doen In dit scenario wordt geen enkele actie ondernomen. Nadelen: versnippering en isolatie van leefgebieden, achteruitgang van biodiversiteit, verslechtering leefklimaat en een zeer verschillende manier van ecologische inrichting en beheer in de stad (geen eenduidigheid). Ook worden kansen gemist die in projecten nu meegenomen kunnen worden. Voordelen: er zijn geen bijkomende kosten, er hoeft organisatorisch niets veranderd te worden, er is geen inspanning en het heeft geen gevolgen voor de huidige planprocedures. 2. Uitgangsnota opstellen Bij dit scenario wordt een kort document opgesteld. Hierin worden uitgangspunten geformuleerd voor het opstellen van ruimtelijke plannen en voor (groen)beheer. Gedacht wordt aan een kaart met knelpunten in de stad, welke in nieuwe projecten opgelost dienen te worden. Richtingen voor standaardoplossingen worden in het document gegeven. De nota met uitgangspunten moet gekoppeld worden aan het Besluitvormingsmodel en de Organisatie Buitenruimte, zodat dit in het planproces is verankerd. Nadelen: de ambitie is betrekkelijk laag (weinig relatie met thema’s klimaat en biodiversiteit), er kan nog steeds versnipperd worden opgetreden omdat er geen overkoepelend beleid is. Voordelen: dit scenario heeft snel effect, is relatief gemakkelijk te organiseren zowel in besluitvorming als bij het opstellen van de uitgangspuntennota. Kosten zijn beperkt qua uitvoering, omdat dit in lopende en nieuwe projecten gecombineerd wordt. Ook de kosten voor het opstellen van de nota zullen beperkt zijn. Voor externe partijen die in Rotterdam werken kan dit tot duidelijker randvoorwaarden leiden bij gebiedsontwikkeling. 3. Aanhaken aan beleid dat nu ontwikkeld wordt In dit scenario wordt ecologie geïncorporeerd in beleid dat nu wordt gemaakt en nog niet is vastgesteld. Een voorbeeld is de Bomenstructuurvisie. Nadelen: het grootste nadeel is dat in dit scenario nog steeds ecologie in verschillende plannen terecht komt. De kans is aanwezig dat het nog steeds “vlees noch vis” is, omdat ecologie slechts een onderdeel vormt. Ook kunnen aan ecologie gerelateerde onderwerpen als klimaat en biodiversiteit niet ook nog eens meegenomen worden; dit zal het oorspronkelijke beleidsdocument verzwakken. Organisatorisch is dit een lastig scenario, omdat het in reeds lopende processen meegenomen moet worden. Echter qua inspanning is het makkelijker dan nieuw beleid. Ten slotte is het een nadeel dat de planning van het reeds in gang gezette beleid verschoven zal worden en vertraging oploopt.
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
9 / 10
Voordelen: de kosten zullen beperkt zijn, daar het meelift op bestaande beleidsvorming. Voor de planprocedure is het gemakkelijker omdat ecologie geen apart onderdeel vormt maar op ander beleid meevaart. 4. Verbeteren/updaten Groenplan In dit scenario wordt het Groenplan uit 2005 vernieuwd en uitgebreid. In het “Groenplan 2” krijgt ecologie een volwaardige plaats en worden concrete opgaven (kansen en knelpunten) beschreven en vastgesteld. Omdat in het Groenplan ook aandacht voor recreatieve routes ligt, is de koppeling met ecologische routes goed te maken: de walkable city. Het Groenplan 2 moet geen strategisch plan worden maar als beleid worden vastgesteld. Nadelen: dit scenario kost relatief veel tijd en capaciteit en vraagt organisatorisch aandacht. Voordelen: er is sprake van een win-win situatie voor zowel recreatie als ecologie. In het Groenplan 2 kunnen ook de thema’s klimaat en biodiversiteit voor het eerst in Rotterdam worden meegenomen. Aandacht voor ecologisch groenbeheer kan op een goede manier in het Groenplan 2 terecht komen. In dit scenario kan versnippering van beleidsterreinen worden opgelost. Het geeft een duidelijk kader, ook naar externe partijen toe. Ook is de ambitie voor natuur helder en is dit goed voor het imago van Rotterdam. Omdat het Groenplan al in planprocedures en toetsen verankerd was, zal dit voor Groenplan 2 geen nieuwe inspanning vergen. 5. Nieuw ecologisch beleid maken Dit is het meest ambitieuze scenario van de vijf. Er wordt specifiek een ecologisch beleid ontwikkeld, waarin ook biodiversiteit en klimaat een rol krijgen. Ook wordt een koppeling met recreatieve routes gemaakt Nadelen: kost veel tijd, inspanning en geld (meer dan meenemen in update Groenplan). Organisatorisch vraagt het veel aandacht. Omdat het beleid vooral op ecologie gericht zal zijn, is er minder samenhang met bijvoorbeeld recreatie. Voor de besluitvorming kost dit extra tijd, omdat het een nieuw onderdeel is. Voordelen: duidelijk kader, goed voor groen imago Rotterdam, samenhangend beleid voor natuur in de stad.
Scenario’s voor ecologisch beleid Rotterdam
10 / 10