Nadere regels subsidieregeling duurzaamheidsmaatregelen De Energieke Stad Lorentz III Het College van B&W van de gemeente Harderwijk Gelet op artikel 2 van de ASV. Overwegende dat: - De gemeente een actief klimaatbeleid kent zoals dat is vastgestelde in de notitie ‘De energieke stad; een routekaart naar klimaatneutraal Harderwijk” van 18 april 2013 (hierna: Routekaart De Energieke stad ); - De gemeente heeft gekozen voor de route ‘Energieke Stad’ met als doel een CO2-reductie van 45% in 2031. De gemeente deze doelstelling mede wil behalen door in te zetten op energiebesparing en het benutten van duurzame energie; - De gemeente dit onder andere wil bereiken door het betrekken van de industrie die jaarlijks 2% energie moet besparen en duurzame energie kan gaan opwekken. De gemeente de energiemaatregelen van de industrie wil stimuleren door middel van een subsidie; - De gemeente het bedrijventerrein Lorentz III beschikbaar heeft. Nieuwe ondernemingen die zich op Lorentz III gaan vestigen zorgen voor een additionele uitstoot van CO2 binnen de gemeente. De gemeente wil stimuleren dat de nieuwe bedrijven hun uitstoot in CO2 minimaliseren. De gemeente specifiek voor bedrijven op Lorentz III een subsidie beschikbaar wil stellen. Besluit de volgende nadere regels vast te stellen: Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Definities In deze nadere regels wordt verstaan onder: a. ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Harderwijk of wijzigingen ervan; b. bedrijfsgebouw: het onroerend registergoed dat alleen gebruikt wordt voor bedrijfsactiviteiten; c. college: het College van B&W; d. collectief energieproject: een energieprojecten waarbij energie wordt opgewekt of vrijkomt en geleverd aan een gesloten aantal energiegebruikers; e. de-minimisverklaring: de verklaring van de aanvrager dat de aanvraag in de afgelopen drie belastingjaren minder dan € 200.000 aan subsidies of andere voordelen van overheden heeft ontvangen, zoals in bepaald in de Verordening (EG) 1998/2006, L379/5, betreffende de-miminissteun of wijzigingen ervan; f. duurzame energie: energie die wordt opgewekt uit hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen, zoals windenergie, zonne-energie, biomassa of geothermische energie; g. gebouwgebonden maatregel: een maatregel die betrekking heeft op het gebouw en waarbij de aangebrachte goederen volledig met het gebouw zijn verbonden; h. gemeente: Gemeente Harderwijk; i. Grote onderneming: een onderneming die geen middelgrote onderneming is; Pagina 1 van 10
j.
k.
l.
m.
n. o.
GPR-score: een score voor gebouwgebonden duurzaamheidsmaatregelen die is gebaseerd op de systematiek van de gemeentelijke praktijkrichtlijn, zoals door het ; Lorentz - III: het bedrijventerrein met als naam Lorentz III zoals afgebakend in het bestemmingsplan zoals opgenomen op de kaart die door het College B & W van de gemeente Harderwijk als bijlage bij de nadere regels is vastgesteld; Middelgrote onderneming: een onderneming met minder dan 250 werknemers, een jaaromzet van minder dan € 50 miljoen of een jaarlijks balanstotaal van minder dan € 43 miljoen, zoals bepaald in bijlage I van de Groepsvrijstellingsverordening; productieproces: het geïndustrialiseerde proces dat behoort bij de primaire bedrijfsactiviteiten om producten of deelproducten te maken, niet zijnde transport en dienstverlening; routekaart De Energieke Stad: de notitie ‘de energieke stad; een routekaart naar klimaatneutraal Harderwijk’ zoals vastgesteld door het college op 18 april 2013; terugverdientijd: de periode waarbinnen de extra investeringen zijn terug te verdienen door een verlaging van de energiekosten of de verkoop van energie of warmte, inclusief verkregen subsidies en fiscale maatregelen.
Artikel 2 Algemene Subsidieverordening Harderwijk 1. De ASV is van toepassing, tenzij daarvan in deze nadere regels uitdrukkelijk wordt afgeweken. 2. De subsidies die op grond van deze nadere regels worden verstrekt zijn aan te merken als eenmalige subsidies, zoals bepaald in artikel 1 onder c. van de ASV. Hoofdstuk 2 Subsidieprogramma Artikel 3 Doel Het doel van de subsidie is om ondernemingen die zich op het bedrijventerrein Lorentz III willen vestigen of zijn gevestigd te stimuleren maatregelen te treffen die een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de routekaart De Energieke Stad. Artikel 4 Subsidiabele activiteiten 1. Het college kan subsidie verlenen voor de volgende activiteiten: a. Gebouwgebonden duurzaamheids maatregelen in nieuwe bedrijfsgebouwen op Lorentz- III; b. optimaliseren van het productieproces om energiebesparing te realiseren; c. duurzame opwekking van energie; d. collectieve energieprojecten met in ieder geval één energieverbruiker die op Lorentz III is gevestigd. 2. Het College kan subsidie verlenen als voldaan is aan alle van de onderstaande criteria: a. de maatregelen zijn additioneel ten opzichte van de op dat moment gangbare energie- en milieunormen; b. de subsidie heeft een stimulerend effect. Er is sprake van een stimulerend effect als: Pagina 2 van 10
i. de aanvraag voor subsidie is ingediend voordat de subsidiabele activiteiten zijn gestart; ii. de subsidie leidt tot een wezenlijke toename van de omvang, reikwijdte of hoogte van de investeringen van de activiteiten of dat de activiteiten aantoonbaar sneller worden uitgevoerd; c. de terugverdientijd bedraagt meer dan 5 jaar; d. de activiteit is economisch haalbaar. Er is voldaan aan dit criterium als aannemelijk is dat: i. de benodigde vergunningen binnen een periode van 18 maanden zijn verkregen; ii. er bij een collectief energieproject binnen een periode van 2 jaar energiecontracten met energiegebruikers zijn afgesloten. Artikel 5 Aanvragers 1. De aanvraag kan worden ingediend door ondernemingen die zich op Lorentz III vestigen of hebben gevestigd of door het collectieve energieproject zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder d. 2. In afwijking van artikel 2 lid 3 ASV kan het College subsidie verlenen aan ondernemingen die geen rechtspersoon zijn. 3. In afwijking van artikel 8 lid 3 ASV kan het College subsidie verlenen aan aanvragers met een winstoogmerk. Artikel 6 Aanvraag tot subsidieverlening De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door middel van het aanvraagformulier dat door het College is vastgesteld. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens en bescheiden zoals opgenomen in het aanvraagformulier. De aanvrager overlegt in ieder geval de duurzaamheidsscan die bij de aankoop van de gronden is gemaakt. Het college kan aanvullende informatie opvragen voor zover noodzakelijk voor de beoordeling van de subsidieaanvraag. Artikel 7 Subsidiabele kosten 1. De subsidiabele kosten bestaan uit de extra investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten in vergelijking met de investeringen voor vergelijkbare activiteiten die niet leiden tot een verbetering van de milieubescherming. 2. De volgende kosten behoren niet tot de subsidiabele kosten: a. te betalen BTW; b. personeelskosten van de aanvrager; c. aanpassingen aan de constructie van het bedrijfsgebouw; d. reguliere onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan het bedrijfsgebouw; e. kosten voor leges, juridische bijstand, notariskosten, kosten voor verwerving en bemiddeling daarbij van onroerend goed; f. inkomstenderving; g. premies voor verzekeringen, rente over leningen, kosten voor bankgaranties; h. investeringen voor transportmiddelen; i. reis en verblijfskosten.
Pagina 3 van 10
3. Het aandeel van de extra investeringskosten dat binnen 5 jaar terugverdient kan worden behoort niet tot de subsidiabele kosten. Artikel 8 Hoogte van de subsidie en betalen voorschot 1. De subsidie bedraagt maximaal € 100.000 voor elke nieuw te vestigen onderneming. Voor ondernemingen die meer dan 2 hectare grond op Lorentz-III in eigendom verkrijgen, bedraagt subsidiebedrag maximaal € 150.000. 2. De subsidie bedraagt maximaal: a. voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 lid 1 onder a: i. € 20.000 bij een GPR-score van 7 – 7,5; ii. € 30.000 bij een GPR-score van 7,5 – 8; iii. € 40.000 bij een GPR-score van 8 – 8,5; iv. € 50.000 bij een GPR-score van meer dan 8,5. b. 50% van de subsidiabele kosten voor de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 lid 1 onder b, c en d. 3. Als de aanvrager geen de-minimisverklaring kan overleggen kan het College besluiten lagere subsidie te verlenen. Het subsidiepercentage voor een grote onderneming bedraagt dan 35% en 45% voor een middelgrote onderneming voor zover de subsidie voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening. 4. Het College kan een voorschot verlenen tot ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Bij de aanvraag voor het voorschot overlegt de aanvrager een kopie van de vergunningverlening. Artikel 9 Subsidieplafond Het subsidieplafond bedraagt € 485.000. Een verlaging van het subsidieplafond heeft geen gevolgen voor aanvragen die ten tijde van het publiceren van het verlaagde plafond al bij de gemeente zijn ingediend. Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger Voor de subsidieontvanger gelden de volgende verplichtingen: a. de vergunning zijn verkregen binnen 18 maanden na het verlenen van de subsidie; b. de activiteiten waarvoor de subsidie zijn verstrekt zijn uitgevoerd binnen twee jaar na het verlenen van de subsidie. Het College kan deze termijn eenmalig verlengen. Artikel 11 Weigeringsgronden Het College kan in ieder geval de aanvraag tot subsidieverlening weigeren als: a. de aanvraag niet voldoet aan de criteria zoals gesteld in de nadere regels; b. de subsidieaanvrager kan geen duurzaamheidsscan van zijn project overleggen c. de aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert of waaraan een uitstaand bevel tot terugvordering van staatssteun is gegeven; d. de activiteiten zijn gericht op transport; e. er reeds is gestart met het project voor het indienen van de aanvraag, tenzij het gaat om een project waarbij de bouwwerkzaamheden voor de publicatie van deze nadere regels zijn uitgevoerd.
Pagina 4 van 10
Artikel 12 Europese regelgeving Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun. Daarbij kunnen onderstaande verordeningen of wijzigingen ervan toegepast worden: a. de Verordening (EG) 1998/2006, PbEU 2006, L379/5, betreffende de-minimissteun. Bij gebruikmaking van deze verordening wordt bij de aanvraag een deminimisverklaring overgelegd; b. Algemene groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 800/2008, Pb EU2008, L214/3; c. Andere verordeningen of regels die ertoe leiden dat de subsidies rechtmatig worden verstrekt. Slotbepalingen Artikel 13 Inwerkingtreding en looptijd Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeentelijke blad waarin het wordt geplaatst, en geldt tot en met 31 december 2020. Artikel 14 Citeertitel Deze subsidieregeling wordt aangehaald als Nadere regels duurzaamheidsmaatregelen De Energieke Stad - Lorentz III-.
Pagina 5 van 10
Toelichting Algemeen De gemeente Harderwijk kent een actief klimaatbeleid. In het in 2013 opgestelde rapport “De energieke stad; een routekaart naar klimaatneutraal Harderwijk” (hierna: Routekaart De Energieke Stad) wordt het doel gesteld in 2031 een reductie van 45% van CO2 te realiseren. Om dit te kunnen bewerkstelligen moet, onder andere, de industrie zorg dragen voor jaarlijks 2% energiebesparing. Hiernaast moet zij ook duurzame energie op gaan wekken. Dit geldt niet alleen voor de in Harderwijk reeds gevestigde ondernemingen, maar ook voor de ondernemingen die zich in de toekomst in Harderwijk willen vestigen. Voor de nieuwe ondernemingen die zich willen vestigen in Harderwijk stelt de gemeente het bedrijventerrein Lorentz III beschikbaar. Het is van belang dat ook deze ondernemingen een bijdrage leveren aan de CO2-reductie. Met deze subsidieregeling richt de gemeente zich tot deze ondernemingen en wil deze stimuleren om de CO2-uitstoot te minimaliseren en duurzame energie op te gaan wekken. Deze verordening is de juridische basis voor het verlenen van de gemeentelijke bijdrage. De manier waarop een onderneming bij kan dragen aan het reduceren van CO2 of duurzame energie op kan wekken is in deze verordening niet vastgelegd. De maatregelen die hiertoe genomen kunnen worden zijn dan ook niet limitatief opgenomen in deze verordening. De reden hiervan is dat de gemeente de ondernemingen niet wil beperken tot het treffen van specifieke maatregelen om in aanmerking te komen voor subsidiëring. De gemeente wil daarentegen juist innovatieve maatregelen stimuleren en hier zo min mogelijk restricties aan verbinden. Op deze manier kan de subsidieregeling mee groeien met innovatieve ontwikkelingen en wordt voorkomen dat de regeling een rigide vorm krijgt. Aan de hand van onafhankelijke factoren zal worden bepaald in hoeverre de te treffen maatregel bij zal dragen aan de doelen. Wat voor soort maatregel dit is, is verder niet van belang. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Definities Er is een definitie opgenomen van een bedrijfsgebouw. Dit moet gaan om een onroerend registergoed dat alleen gebruikt wordt voor de bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. De subsidie richt zich dus niet op woningen. De gemeente stelt subsidie beschikbaar voor een collectief energieproject. Het gaat dan om energieprojecten die opgezet zijn als een lokaal energiebedrijf die levert aan een gesloten aantal energiegebruikers, bijvoorbeeld alleen de bedrijven op Lorentz III of aanliggende bedrijventerreinen. Hieronder valt dus niet de levering van energie aan het openbare net.
Pagina 6 van 10
Bij de beschrijving van de de-minimisverklaring sluit de gemeente aan bij Europese regelgeving over staatsteun. Het moet gaan om een verklaring van de aanvrager dat de aanvraag in de afgelopen drie belastingjaren minder dan € 200.000 aan subsidies of andere voordelen van overheden heeft ontvangen, zoals in bepaald in de Verordening (EG) 1998/2006, L379/5, betreffende de-minimissteun. De Europese Commissie is in 2013 de bestaande verordening aan het aanpassen. De nieuwe verordening zal eveneens geldig zijn voor deze subsidieregeling. Bij de definitie van duurzame energie moet het gaan om energie die wordt opgewekt uit hernieuwbare niet-fossiele energiebronnen, zoals windenergie, zonneenergie, biomassa of geothermische energie. Deze definitie is afkomstig uit het Europese recht over staatssteun. De gemeente stelt subsidie beschikbaar voor gebouwgebonden maatregelen. Dit zijn maatregelen die betrekking hebben op het gebouw waarbij de aangebrachte goederen volledig met het gebouw zullen zijn verbonden. De aangebrachte maatregelen zijn dus niet meer los te maken van het gebouw. De gemeente baseert haar subsidie voor gebouwgebonden maatregelen op grond van de GPR-score. Dit is een score die is gebaseerd op de systematiek van de gemeentelijke praktijkrichtlijn. De gemeente heeft voor deze methodiek gekozen, omdat deze al bekend is bij vele architecten en aannemers. Verder blijkt de methodiek goed werkbaar te zijn en leidt het niet te veel tot onnodige administratieve lasten voor de aanvragers. Bij een productieproces moet het gaan om het geïndustrialiseerde proces waar machines en dergelijke worden gebruikt om producten of deelproducten te maken. Het productieproces moet behoren tot de primaire bedrijfsactiviteiten van de aanvrager. Het kan dus niet gaan om secundaire processen. Verder vloeit voort uit de definitie dat de gemeente transport en dienstverlening niet tot het productieproces rekent. In de subsidieregeling is bepaald dat terugverdientijd minder dan 5 jaar moet bedragen. Om die reden is er een definitie hierover opgenomen. Het gaat om de periode waarbinnen de extra investeringen zijn terug te verdienen doordat de energiekosten lager zijn of door de verkoop van energie of warmte. Bij het berekenen van de terugverdientijd rekent de gemeente met alle reeds verkregen subsidies of fiscale maatregelen, zoals de energie investeringsaftrek. Artikel 2 Algemene Subsidieverordening Harderwijk De Algemene Subsidieverordening Harderwijk is terug te vinden op http://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Actueel/Harderwijk/28 6380.html Artikel 4 Subsidiabele activiteiten De gemeente maakt subsidie mogelijk voor vier verschillende maatregelen. De eerste zijn gebouwgebonden energiemaatregelen voor nieuwe bedrijfsgebouwen op Lorentz- III. Dit geldt voor alle gebouwen op het bedrijventerrein. De subsidie is immers bedoeld voor bedrijven die zich in de gemeente op het genoemde Pagina 7 van 10
bedrijventerrein gaan vestigen. Dit onderdeel is bedoeld voor alle maatregelen aan de gebouwen die leiden tot een optimale energiehuishouding. De tweede type maatregel is gerelateerd aan het productieproces van de aanvragers. De subsidie is ter stimulering van alle maatregelen die leiden tot een verbetering van het productieproces die verder gaan dan de standaardmaatregelen. De subsidie is bedoeld voor optimaliseren van het productieproces van de aanvrager. Daarnaast is er subsidie mogelijk voor het opwekken van duurzame energie of voor collectieve energieprojecten waarbij er in ieder geval één energieverbruiker is die op Lorentz III is gevestigd. De gemeente wil alleen subsidie verstrekken als dit echt een stimulans is. Om die reden heeft de gemeente een aantal criteria opgenomen waaraan de gemeente dit kan toetsen. Zo moeten alle maatregelen additioneel zijn ten opzichte van de op dat moment gangbare energie- en milieunormen Op basis van de Wet milieubeheer zijn bepaalde projecten verplicht om energiebesparende maatregelen te treffenvoor zover deze binnen 5 jaar terugverdiend kunnen worden. De gemeente wil hierop aansluiten en voor de bedrijven op Lorentz III, alleen subsidie geven als de maatregelen verder gaan. Bovendien moet de subsidie een stimulerend effect hebben. Dit kan worden aangetoond als de aanvraag is ingediend voordat de subsidiabele activiteiten zijn gestart. De subsidie is dan nog bedoeld om de besluitvorming van de aanvrager te beïnvloeden. Verder moet de subsidie leiden tot een wezenlijke toename van de omvang, reikwijdte en hoogte van de investeringen van de activiteiten of dat de activiteiten aantoonbaar sneller worden uitgevoerd. Deze criteria zijn afkomstig van het staatssteunrecht. Bovendien wil de gemeente alleen maatregelen stimuleren die een terugverdientijd hebben van meer dan 5 jaar. De gemeente gaat ervan uit dat maatregelen met een snellere terugverdientijd ook zonder subsidie al genomen worden. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de activiteit economisch haalbaar is. De aanvrager kan dit aantonen als aannemelijk is dat de benodigde vergunningen tijdig verkregen worden. De gemeente houdt daarbij vast aan een periode van 18 maanden zoals ook bij de verplichtingen bij deze subsidie is opgenomen. Een andere manier om de haalbaarheid aan te tonen is dat er bij energieopwekking binnen een periode van 2 jaar energiecontracten met energiegebruikers zijn afgesloten. Alleen als de energie daadwerkelijk wordt verkocht is een maatregel haalbaar. Artikel 5 Aanvragers De aanvraag kan worden ingediend door ondernemingen die zich op Lorentz III vestigen of hebben gevestigd of door het collectieve energieproject zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 onder d. Bij dit laatste kan dus ook de BV die het energieproject uitvoert de aanvraag indienen. In de opvolgende leden is opgenomen dat het College subsidie kan verstrekken aan niet-rechtspersonen en aanvragers met een winstoogmerk. Deze bepalingen zijn nodig omdat dit in de artikelen 2 lid 3 en 8 lid 3 ASV is uitgesloten, tenzij het college dit in een nadere regeling wel toestaat.
Pagina 8 van 10
Artikel 6 Aanvraag tot subsidieverlening De aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door middel van het aanvraagformulier dat door het College is vastgesteld. Bij de aanvraag overlegt de aanvrager alle gegevens en bescheiden zoals opgenomen in het aanvraagformulier. De aanvrager overlegt in ieder geval de duurzaamheidsscan die bij de aankoop van de gronden is gemaakt. Deze is verplicht bij de aankoop van de gronden van de gemeente. De duurzaamheidsscan is de basis voor alle energiemaatregelen. Als een aanvrager deze duurzaamheidsscan niet kan of wil overleggen dan kan dit een reden voor de gemeente zijn de aanvraag niet in behandeling te nemen. Artikel 7 Subsidiabele kosten De subsidiabele kosten bestaan uit de extra investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van de activiteiten in vergelijking met de investeringen voor vergelijkbare activiteiten die niet leiden tot CO2-reductie. Op deze manier geeft de gemeente aan dat zij alleen maatregelen wil ondersteunen die daadwerkelijk extra investeringen vergen. Een aantal kosten behoren niet tot de subsidiabele kosten. Deze zijn in de regeling opgenomen. Artikel 8 Hoogte van de subsidie en betalen voorschot De subsidie bedraagt maximaal € 100.000 voor elke onderneming. Ondernemingen die meer dan 2 hectare grond op Lorentz-III in eigendom verkrijgen, bedraagt subsidiebedrag maximaal € 150.000. De aanvrager kan subsidie aanvragen voor elk van de activiteiten zoals opgenomen in artikel 4 lid 1 van deze regeling. De subsidie zal voor het totaal van de activiteiten gemaximeerd worden op 100.000,- voor elke onderneming of € 150.000 bij afname van meer dan 2 hectare grond. In dit lid zijn de subsidies opgesomd voor de verschillende maatregelen. Voor de gebouwgebonden duurzaamheidsmaatregelen heeft de gemeente de subsidie gerelateerd aan de zogenoemde GPR-systematiek. De hoogte van de score geeft de mate van duurzaamheid van een gebouw aan. Voor de andere activiteiten bedraagt de subsidie niet meer dan 50% van de subsidiabele kosten. Op grond van de Europese staatssteunregels kan de gemeente genoodzaakt zijn een lagere subsidie te verlenen. Dit geldt als de aanvrager geen deminimisverklaring kan overleggen. Het College kan een voorschot verlenen tot ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten. Bij de aanvraag voor het voorschot overlegt de aanvrager een kopie van de vergunningverlening. Dit betekent dat de gemeente pas tot betaling overgaat als er een vergunning is verleend. Artikel 9 Subsidieplafond Het subsidieplafond bedraagt € 485.000. Een verlaging van het subsidieplafond heeft geen gevolgen voor aanvragen die ten tijde van het publiceren van het verlaagde plafond al bij de gemeente zijn ingediend.
Pagina 9 van 10
Artikel 10 Verplichtingen subsidieontvanger Voor de subsidieontvanger geldt een aantal verplichtingen. Als niet aan deze verplichtingen is voldaan dan kan dit een reden voor de gemeente zijn de subsidie in te trekken en deze terug te vorderen. De eerste verplichting is gekoppeld aan het verkrijgen van de subsidie. Hiervoor is een termijn gesteld van 18 maanden. Verder moet het project binnen twee jaar zijn uitgevoerd. Artikel 11 Weigeringsgronden In de regeling is een aantal weigeringsgronden opgenomen. Uiteraard kan de gemeente de subsidie weigeren als niet is voldaan aan de criteria zoals gesteld in de nadere regels. De weigeringsgrond over de financiële moeilijkheden en het uitstaande bevel tot terugvordering van staatssteun is ingegeven door Europese regelgeving. Daarnaast wil de gemeente geen subsidie verstrekken voor transport. Deze weigering is volledigheidshalve opgenomen. Tevens wil de gemeente voorkomen subsidie te verstrekken aan activiteiten die al zijn gestart voor de toezegging van de subsidie. Artikel 12 Europese regelgeving Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun. Daarbij kunnen onderstaande verordeningen of wijzigingen ervan toegepast worden. De Verordening (EG) 1998/2006, PbEU 2006, L379/5, betreffende de-minimissteun. Gebruikmaking van deze verordening is mogelijk tot € 200.000 aan subsidie. De voorwaarde is dan wel dat de aanvrager een de-minimisverklaring overlegt. Dit houdt in dat de aanvrager verklaart in de afgelopen 3 belastingjaren geen andere subsidies van de gemeente of andere overheden te hebben verkregen. De deminimisgrens geldt overigens mede in concernverband. In de Algemene groepsvrijstellingsverordening (EG) nr. 800/2008, Pb EU2008, L214/3 is subsidie mogelijk gemaakt voor een aantal categorieën zoals duurzame energie of maatregelen die verder gaan dan de geldende normen. De gemeente kan op basis van deze verordening subsidie verstrekken als blijkt dat de aanvrager geen deminimisverklaring kan overleggen. De consequentie kan wel zijn dat er een lagere subsidie mogelijk is. Voor duurzame energie is de maximale subsidie bijvoorbeeld begrensd op 45% van de extra investeringen voor een grote onderneming. Voor het MKB ligt de grens hoger. Bovendien moet bij de berekening van de hoogte van de subsidie rekening worden gehouden met het exploitatieresultaat van de eerste vijf jaar.
Pagina 10 van 10