Naar een Landelijk Opleidingsplan Huisartsgeneeskunde Deelproduct 1: Thema’s Huisartsopleiding Utrecht, Oktober 2012
Colofon Projectgroep Landelijk Opleidingsplan, Huisartsopleiding Nederland: Drs. Kees van der Post, Projectleider Onderwijs Dr. Paul Ram, Projectleider Toetsing Dr. Marcel Reinders, huisarts, beleidsmedewerker Dr. Mirjam Nijveldt, onderwijskundige, beleidsmedewerker Expertgroep Thema’s Huisartsopleiding: Drs. Joop Blaauw, huisartsopleider, LHOV Drs. Carine den Boer, huisartsopleider, LHOV Dr. Jettie Bont, huisarts, LHV Dr. Ben Bottema, huisarts, hoofd Huisartsopleiding Nijmegen Dr. Herman Bueving, huisarts, hoofd Huisartsopleiding Rotterdam Drs. Marc Eyck, huisarts, NHG, Toekomstvisie Prof. Dr. Henriëtte van der Horst, hoogleraar huisartsgeneeskunde, VUmc Drs. Tim Linssen, aios, LOVAH Dr. Bas Maiburg, huisarts, Huisartsopleiding Maastricht Dr. Paul Ram, huisarts, projectleider Toetsing, Huisartsopleiding Nederland Drs. Corry den Rooyen, onderwijskundige, KNMG Prof. Dr. Fedde Scheele, hoogleraar medisch onderwijs, gynaecoloog, Modernisering Medische Vervolgopleidingen Prof. Dr. Margreet Wieringa – de Waard, hoogleraar huisartsgeneeskunde, AMC-Uva.
2
Inhoudsopgave Colofon
2
I. Achtergrond en werkwijze
4
Naar een landelijk opleidingsplan huisartsgeneeskunde
4
Thema’s en beroepsactiviteiten als vervolgstap in het realiseren van een competentiegerichte huisartsopleiding
6
Werkwijze
7
Leeswijzer
9
Literatuur
10
II. Overzicht van thema’s
11
III. Uitwerking thema’s
11
1.
Korte episode zorg
12
2.
Spoedeisende zorg
13
3.
Chronische zorg
15
4.
Zorg voor ouderen met complexe aandoeningen
17
5.
Zorg voor patiënten met Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten 19
6.
Palliatieve zorg
7.
Zorg voor patiënten met psychosociale en psychiatrische klachten en aandoeningen 21
8.
Preventie
22
9.
Management
23
20
3
I.
Achtergrond en werkwijze
1. Naar een landelijk opleidingsplan huisartsgeneeskunde Huisartsopleiding Nederland werkt aan een geactualiseerd Landelijk Opleidingsplan dat het kader vormt voor zowel het cursorisch onderwijs als het leren in de opleidingspraktijk. Dit landelijk opleidingsplan wordt specifieker ingevuld dan het huidige ‘Raamcurriculum’ (2005) en bevat de volgende onderdelen: onderwijskundige uitgangspunten; inhoud van de opleiding; structuur van de opleiding en toetsplan. Inhoud huisartsopleiding Een belangrijk verschil met het huidige ‘Raamcurriculum’ (2005) is dat de inhoud van de opleiding (i.e. onderwijs, toetsing en beoordeling op het instituut en in de opleidingspraktijk) beschreven wordt in termen van ‘beroepsactiviteiten’ van de huisarts, naast de benodigde competenties (Competentieprofiel en eindtermen van de huisarts, 2009). Zie Figuur 1.
Figuur 1. Inhoud Huisartsopleiding Het landelijk opleidingsplan wordt georganiseerd op basis van twee samenhangende invalshoeken: de inhoud van het vak en de benodigde competenties. 1. Inhoud van het vak: thema’s en beroepsactiviteiten De inhoud van het vak van huisarts wordt beschreven aan de hand van logische eenheden: thema’s. Per thema wordt een aantal ‘beroepsactiviteiten’ aangewezen dat in ieder geval in de opleiding aan de orde dient te komen. Om deze beroepsactiviteiten uit te voeren moeten meerdere competenties, veelal uit verschillende competentiegebieden, geïntegreerd worden toegepast. Per beroepsactiviteit wordt benoemd welke competenties essentieel zijn voor het uitvoeren van de specifieke activiteit. 2. Competenties In het competentieprofiel van de huisarts (eindprofiel 2009) is beschreven over welke competenties een huisarts dient te beschikken. Dit profiel bestaat uit de volgende competentiegebieden: 1) Medisch handelen, 2) Communicatie, 3) Samenwerken, 4) Organiseren, 5) Maatschappelijk handelen, 6) Kennis en wetenschap, 7) Professionaliteit. Voor jaar 1 en jaar 2 zijn tussenprofielen beschreven.
4
Structuur opleiding De structuur van de opleiding wordt in het landelijk opleidingsplan als volgt uitgewerkt (figuur 2): per thema wordt weergegeven welke beroepsactiviteiten en competenties in welke opleidingsfase aan de orde komen c.q. beheerst moeten worden (i.e., beoordeeld worden). Voor een drietal thema’s (zie Deel II) is een (fictieve) illustratie van de invulling gegeven: ‘korte episode zorg’, ‘spoedeisende zorg’ en ‘preventie.’
Opbouw complexiteit Gedurende de opleiding staan dezelfde zeven competentiegebieden centraal, maar het niveau waarop deze door de aios beheerst dienen te worden neemt toe (tussenprofielen jaar 1, jaar 2, eindprofiel), en de context (i.e., beroepsactiviteiten) waarin ze worden getoetst wordt steeds complexer. Het competentiegebied communicatie bijvoorbeeld (comp. 2), kan in het begin van jaar 1 getoetst worden binnen het thema ‘korte episode zorg’ en de
beroepsactiviteit ‘voeren van één of meerdere consulten’. In het cursorisch onderwijs en in de opleidingspraktijk ligt de nadruk dan op ‘basis’ consultvoering. In jaar 3 komt de competentie aan de orde in ingewikkelder contexten, zoals het thema ‘preventie’, en de beroepsactiviteit ‘signaleren en behandelen van patiënten met verhoogd risico op specifieke chronische ziekten’. In het cursorisch onderwijs en de opleidingspraktijk ligt de nadruk dan op motiverende gespreksvoering gericht op leefstijlverandering. Figuur 2. Structuur opleiding Thema’s
Korte
Beroepsactiviteiten
Competenties
Opleidingsfase
Welke competenties zijn essentieel voor specifieke beroepsactiviteiten?
In welke fase van de opleiding moet de activiteit en onderliggende competenties beheerst worden (evt. op welk niveau)?
1
2
Voeren van een ‘basisconsult’
X
X
Behandelen van kleine kwalen
X
3
4
5
6
7
Jaar 1
Jaar 2
Jaar 3
X
episode zorg
Verslagleggen en coderen Spoedeisende zorg
Voeren van het acute consult
X
Verrichten van een acute
X
X X
X
X
X
X
X X X
X
X
visite
Preventie
Telefonische triage
X
X
Signaleren en behandelen van
X
X
X X
patiënten met verhoogd risico op chronische ziekte Bevolkingsonderzoek
X
Genetische screening
X
X
X
X X
X
X
5
2. Thema’s en beroepsactiviteiten als vervolgstap in het realiseren van een competentiegerichte huisartsopleiding Met het Raamcurriculum 2005, de Handreiking voor een Opleidingsplan (2006) en het Landelijk Toetsplan (2011) zijn belangrijke stappen gezet in het ontwerp en de realisatie van een competentiegerichte huisartsopleiding. Kenmerkend voor een competentiegerichte opleiding is dat de opleidingsdoelen omschreven zijn in termen van benodigde competenties en dat het curriculum (i.e. onderwijs, toetsing en beoordeling op het instituut en de opleidingspraktijk) studenten daadwerkelijk in staat stelt om al deze competenties te ontwikkelen tot het gewenste - van te voren gedefinieerd – niveau. Essentieel hierbij is systematische toetsing en feedback op feitelijk handelen in de beroepspraktijk en het ondersteunen van zelfsturend leren (Frank, Snell, Ten Cate e.a., 2010; Swing, 2010). Het formuleren van thema’s en beroepsactiviteiten naast competenties is een belangrijke vervolgstap in het realiseren van een dergelijke opleiding in de praktijk (vgl. Scheele et al., 2008; Mulder, Ten Cate, Daalder, & Berkvens, 2010). Het werken met beroepsactiviteiten komt tegemoet aan de volgende met elkaar samenhangende vraagstukken met betrekking tot competentiegericht opleiden en toetsen: Dekken van inhoud van het vak van huisarts in de huisartsopleiding Het vak van huisarts bevat een grote hoeveelheid aan zorgtaken, die niet allemaal structureel in het curriculum opgenomen kunnen worden. Daarom wordt per thema besloten welke essentiële beroepsactiviteiten in ieder geval aan de orde moeten komen in de opleiding. Aan de hand van een dergelijk overzicht kunnen curriculumontwerpers, docenten, opleiders en aios zorgen dat alles aan bod komt, en sturing geven om eventuele deficiënties te ondervangen. Dekken van competenties van de huisarts in de huisartsopleiding In de huidige situatie, waarin onderwijs en toetsing zijn gebaseerd op de zeven competenties, is niet zondermeer gegarandeerd dat alle competenties daadwerkelijk voldoende aandacht krijgen in de opleiding en beoordeling van de aios. Door competenties te verbinden aan beroepsactiviteiten, en per thema c.q. beroepsactiviteit te focussen op een beperkt aantal met zorg uitgekozen competenties, kan systematisch aan specifieke competenties worden gewerkt (vgl. Mulder et al., 2010; Scheele et al., 2008). Door beroepsactiviteiten te formuleren wordt het in de praktijk eenvoudiger om een ‘concentrisch curriculum’ te organiseren, waarin competenties gedurende de opleiding terugkomen op een steeds hoger niveau. Feedback, toetsing en beoordeling op basis van feitelijk handelen Door competenties te beoordelen binnen de context van beroepsactiviteiten kunnen opleiders specifiekere feedback geven op deze afzonderlijke competenties (vgl. Scheele et al., 2008). Ook is het mogelijk om een beroepsactiviteit op zich te beoordelen, waarin verschillende competenties geïntegreerd worden toegepast. Tenslotte kan het formuleren van beroepsactiviteiten sturing bieden aan het beoordelen van deelaspecten: kennis en vaardigheden die nodig zijn om beroepsactiviteiten uit te voeren. Door het definiëren van
6
beroepsactiviteiten kan het curriculum c.q. individueel opleidingsplan van de aios zo worden ontworpen dat competenties worden beoordeeld in de context van beroepsactiviteiten met een oplopend niveau van complexiteit. Bevorderen van zelfsturend leren , ondersteunen van leren op de werkplek Beroepsactiviteiten sluiten, sterker dan competenties, aan bij de taal van de beroepsgroep (taken, zorgaanbod) en de opleidingspraktijk (‘wat kan aan de aios worden toevertrouwd?’). Het overzicht van beroepsactiviteiten – en de opbouw van complexiteit hierin – kan aios ondersteunen bij het evalueren en plannen van leren in de praktijk, d.m.v. het opstellen van een individueel opleidingsplan (welke activiteiten wil ik wanneer beheersen, op welk niveau). Wanneer blijkt dat een bepaalde activiteit onvoldoende wordt beheerst – op basis van toetsing – dienen opleider en aios te organiseren dat de aios vaker oefent met deze activiteit.
3. Werkwijze Werkwijze actualiseren Landelijk Opleidingsplan Het actualiseren van het Landelijk Opleidingsplan omvat de volgende fasen: 0.
Formuleren onderwijskundige uitgangspunten huisartsopleiding
1.
Vaststellen van de thema’s voor onderwijs en toetsing
2.
Per thema vaststellen van beroepsactiviteiten, te benadrukken competenties en opbouw in complexiteit a. Vaststellen beroepsactiviteiten per thema b. Selecteren te benadrukken competenties per thema c.q. beroepsactiviteit c. Aanbrengen van een opbouw in moeilijkheidsgraad in de beroepsactiviteiten, bepalen in welke fase van de opleiding bepaalde beroepsactiviteiten aan de orde dienen te komen en op welk niveau deze door de aios beheerst dienen te worden.
3.
Vaststellen van (cursorisch) onderwijs en toetsing per thema c.q. beroepsactiviteit
Dit document vormt het eindproduct van fase 1: het betreft een voorstel van de thema’s voor de huisartsopleiding. Daarnaast is een eerste aanzet gedaan voor fase 2. Totstandkoming thema’s huisartsopleiding Dit document is tot stand gekomen volgens de volgende stapsgewijze werkwijze: a. Aanzet door projectgroep De projectgroep heeft een aanzet gedaan voor de indeling van het vak van huisarts in thema’s. Deze aanzet is gebaseerd op een aantal belangrijke kaderdocumenten van de beroepsgroep: Basis- en aanvullend aanbod (LHV, 2009), NHG-standpunten toekomstvisie (2012), Kaderbesluit Huisartsgeneeskunde (2009) en het Raamcurriculum Huisartsopleiding (2005). b. Reactie van expertgroep Deze aanzet is voorgelegd aan een zogenoemde expertgroep van collega’s met relevante ervaring (zie colofon): actieve huisartsen met ervaring in het onderwijs; stafleden en
7
hoofden van de huisartsopleidingen; vertegenwoordigers van beroepsverenigingen (NHG, LOVAH); collega’s uit andere medische vervolgopleidingen met ervaring met het werken in thema’s en onderwijskundigen. Deze collega’s hebben eerst individueel gereageerd, waarna op 21 maart een discussiebijeenkomst werd georganiseerd rondom de volgende vragen: 1. Keuze van thema’s: Is de voorlopige lijst compleet? Zo nee, welke aanvullingen zijn nodig? Bevat de lijst thema’s die volgens u geschrapt kunnen worden? Zo ja, welke? 2. Onderbouwing van de keuze van thema’s: waarom dient een thema al dan niet opgenomen te worden als thema? 3. Kernachtige omschrijving van thema’s: wat is volgens u de kern van dit thema? Wat zijn per thema de meest essentiële onderdelen? c. Opstellen tussenproduct thema’s door projectgroep Op basis van de individuele reacties en de bijeenkomst van de expertgroep heeft de projectgroep een nieuw document opgesteld, waarin de bovengenoemde vragen werden uitgewerkt. De expertgroep heeft nog eenmaal schriftelijk gereageerd op dit document, op basis waarvan de projectgroep een deelproduct heeft vastgesteld.
d. Vaststellen deelproduct thema’s huisartsopleiding door hoofden, Concilium en DB Huisartsopleiding Nederland Indelingsprincipe thema’s Als indelingsprincipe voor de verdeling van het vak van huisarts in logische eenheden (thema’s) is gekozen voor overeenkomende klachten en aandoeningen, met daarnaast management. Selectiecriteria thema’s Elk van de thema's voldoet aan een of meerdere van de volgende criteria: i. ii.
Hoort tot de belangrijkste onderdelen van de huisartsgeneeskunde Hoort tot de activiteiten van ‘de huisarts van de toekomst’ (Toekomstvisie 2022) (bv. vanwege maatschappelijke ontwikkelingen)
iii.
Aios kunnen (de integratie van) kennis en vaardigheden voor de betreffende zorg niet zonder meer ontwikkelen op basis van dagelijkse routine – het vraagt om het managen van de praktijk als opleidingspraktijk (bijv. faciliteren dat aios daar specifieke patiëntgroepen zien), gericht onderwijs en/of gerichte toetsing.
iv.
Kent een eigen set beroepsactiviteiten en daarbij behorende competenties die typerend en uniek zijn voor het betreffende thema, en daarom gericht onderwezen en getoetst dienen te worden.
8
Leeswijzer Deel II van dit document, een lijst van 9 thema’s, vormt de kern van het document. Dit is het resultaat van fase 1 van de actualisering van het landelijk opleidingsplan: het benoemen van de thema’s die in ieder geval in de huisartsopleiding aan de orde dienen te komen. Daarnaast is in deel III een eerste aanzet gegeven voor ‘fase 2’ van het project: per thema vaststellen van beroepsactiviteiten, te benadrukken competenties en opbouw in complexiteit. Per thema zal een expertgroep worden samengesteld die dit uitwerkt. Deze expertgroepen kunnen deze aanzet gebruiken als startpunt. Achtereenvolgens wordt in deel III ingegaan op: Kern Voor elk thema is een kernachtige omschrijving opgenomen, gebaseerd op de inbreng van de expertgroep en relevante bronnen. Beroepsactiviteiten De kern van elk thema is vertaald in een aantal voorlopige beroepsactiviteiten. Opgemerkt moet worden dat de beroepsactiviteiten zoals ze nu geformuleerd zijn nog niet altijd voldoen aan onze (voorlopige) definitie voor beroepsactiviteiten (vgl. Ten Cate, 2005; Scheele et al., 2008):
Een beroepsactiviteit is van het hoogste belang voor de dagelijkse praktijk;
Een beroepsactiviteit is complex en omvat meerdere competentiegebieden;
Een beroepsactiviteit is didactisch zeer geschikt als voorbeeld van de integratie van specifieke competenties in de dagelijkse praktijk;
Een beroepsactiviteit is observeerbaar en toetsbaar binnen afzienbare tijd.
Ook is het overzicht inhoudelijk nog niet compleet. Complexiteit Onder het kopje complexiteit is een aantal voorlopige uitspraken van de expertgroep opgenomen met betrekking tot de complexiteit van thema’s en ‘onderdelen’ hiervan. In de huidige voorlopige uitwerking komen deze onderdelen nog niet exact overeen met de erboven genoemde beroepsactiviteiten. In de volgende fase zal per beroepsactiviteit een uitspraak gedaan worden over de complexiteit hiervan en/of de opleidingsfase waarin deze beroepsactiviteit beheerst dient te worden. Het uiteindelijke overzicht beroepsactiviteiten dient zo samengesteld te worden dat er een duidelijke opbouw in complexiteit in aangebracht kan worden. Onderwijs en toetsing In de bijeenkomst met de expertgroep kwam per thema een aantal aandachtspunten voor onderwijs en toetsing ter sprake. Deze zijn hieronder opgenomen. In het uiteindelijke opleidingsplan zal systematisch het volgende uitgewerkt dienen te worden: (a) competenties die per beroepsactiviteit benadrukt dienen te worden in onderwijs en toetsing, (b) overige specifieke kennis en vaardigheden die nodig zijn en aan bod moeten komen in met name cursorisch onderwijs en toetsing (i.e., ‘eindtermniveau’).
9
Bronnen Ten slotte zijn per thema een aantal sleutelbronnen opgenomen, die de reikwijdte van het thema beschrijven en essentiële aspecten benoemen, bijvoorbeeld NHG-standaarden en – richtlijnen, multidisciplinaire richtlijnen en overige bronnen.
Literatuur Concilium voor de Huisartsopleiding (CHO) (2009). Competentieprofiel en eindtermen van de huisarts. Utrecht.
College voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuisgeneeskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten (CHVG) (2009). Kaderbesluit Huisartsgeneeskunde. Utrecht, CHVG. Frank, J.R., Snell, L.S., Ten Cate, O, Holmboe, E.S., e.a. (2010). Competency-based medical Education: theory to practice. Medical Teacher, 32, 632-645. Landelijke Huisartsen Vereniging (2009). Aanbod Huisartsgeneeskundige zorg. Utrecht, LHV. Mulder, H., Ten Cate, O., Daalder, R., & Berkvens, J. (2010). Building a competency-based workplace curriculum around entrustable professional activities: The case of physician assistant training. Medical Teacher, 32, e453-e459. Project Vernieuwing Huisartsopleiding (2006). Handreiking voor een Opleidingsplan (HOP). Richtsnoer bij Raamcurriculum 2005. Utrecht, SVUH. Scheele, F., Teunissen, P., Luijk, S. van, Heineman, E., Fluit, L., Mulder, H., Meininger, A., Wijnen-Meijer, M., Glas, G., & Hummel, T., (2008). De introductie van competentiegerichte specialistenopleidingen in Nederland. Tijdschrift voor Medisch
Onderwijs, 27, 5, pp. 221-229. Stichting Verenigde Universitaire Huisartsopleidingen (2005). Raamcurriculum 2005. Utrecht, SVUH. Swing, S.R. (2010). Perspectives on competency-based medical education from the learning sciences. Medical Teacher, 32, pp. 663-668. Ten Cate, O., (2005). Entrustability of professional activities and competency-based training. Medical Education, 39, 12, pp. 1176-1177. Werkgroep Toetsing Huisartsopleiding Nederland (2011). Landelijk Toetsplan. Utrecht, Huisartsopleiding Nederland.
10
II.
Overzicht van thema’s Figuur 3. Thema’s huisartsopleiding
Medisch handelen 1. Korte episode zorg 2. Spoedeisende zorg 3. Chronische zorg 4. Zorg voor ouderen met complexe aandoeningen 5. Zorg voor patiënten met Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) 6. Palliatieve zorg 7. Zorg voor patiënten met psychosociale en psychiatrische klachten en aandoeningen 8. Preventie
Management 9. Management
III.
Uitwerking thema’s
Hieronder volgt de uitwerking per thema. Zie de leeswijzer hierboven voor een toelichting op de gekozen structuur.
11
1. Korte episode zorg Kern Het diagnosticeren en behandelen (inclusief het geven van uitleg en advies) van veel voorkomende klachten en aandoeningen die geen ernstige bedreiging zijn voor de gezondheid, deels self-limiting zijn en doorgaans in een à twee consulten kunnen worden afgehandeld, volgens Evidence Based Medicine richtlijnen c.q. NHG-standaarden. Onderscheid kunnen maken tussen onschuldige kleine kwalen en het beginstadium van ernstige aandoeningen. In het klinisch redeneren en differentiaal diagnostisch denken dient de huisarts epidemiologische kennis omtrent het ziektebeeld te betrekken en een reële inschatting te maken van de inzet van middelen, met in achtneming van het kostenaspect en de belasting voor de patiënt. Korte episode zorg behoort tot de dagelijkse werkzaamheden van de huisarts en is goed in de huisartsenpraktijk zelfstandig af te handelen.
Beroepsactiviteiten i.
Adviseren bij en behandelen van kleine kwalen; inzetten op natuurlijk beloop en stimuleren van zelfzorg;
ii.
Voeren van een ‘basisconsult’;
iii.
Verslagleggen/ coderen volgens SOEP/ADEPD;
iv.
…
Complexiteit Basis. Eerste 3-6 maanden van de opleiding.
Onderwijs en toetsing
Consultvoering volgens het binnen de huisartsopleiding gangbare consultmodel (Landelijk curriculum Arts Patiënt Communicatie, 2012; Landelijk Toetsplan, 2011);
Toepassen van principes van Evidence Based Medicine richtlijnen en NHGstandaarden;
Kostenbewust: doelmatigheid; verantwoorde inzet van middelen;
Parate kennis en vaardigheden en overzicht van alle betreffende ICPCs.
Bronnen
Standpunt Kernwaarden NHG/LHV (2012)
Landelijk curriculum Arts Patiënt Communicatie (Huisartsopleiding Nederland, 2012)
Landelijk Toetsplan (Huisartsopleiding Nederland, 2011)
NHG-standaarden
…
12
2. Spoedeisende zorg Kern Verlenen van spoedeisende zorg op de Huisartsenpost (HAP), binnen een huisartsendienstenstructuur (HDS) of tijdens praktijkuren. Kenmerkende elementen zijn: Het afhandelen van de acute zorgvragen op basis van urgentiebepaling, verkregen door middel van triage. Het toepassen van gerichte vraagstelling vanuit het oogpunt van snelle urgentiebepaling bij (vaak onbekende) patiënten zonder toegang tot aanvullende informatie (inzage HIS). Het snel kunnen beoordelen van het toestandsbeeld en bij acuut zieke en/of instabiele patiënten het starten van stabiliserende handelingen. Het hanteren van daarbij soms optredende emoties zoals hevige angst of bezorgdheid. Het aankunnen van een wisselende werkdruk en bewaken van een vlotte afhandeling van de patiëntenstroom. Zorgvuldig vastleggen en overdragen van een behandelbeleid aan collega’s en ketenpartners. Samenwerken met (vaak onbekende) collega’s en instrueren van personeel, het kunnen geven en ontvangen van feedback, en open staan voor vragen (regie nemen en houden).
Beroepsactiviteiten i.
Voeren van het acute consult;
ii.
Verrichten van een acute visite;
iii.
Telefonische triage;
iv.
Regievoering op de huisartspost;
v.
…
Complexiteit
Jaar 1 (start): Basisbekwaamheden spoedeisende zorg (i.e., Basic life support, reanimatie);
Jaar 1 (eind): Consult- en visitearts bekwaamheden (gelet op de zelfstandige periode eind jaar 1);
jaar 2: spoedeisende hulp in de kliniek (+ STARTclass)
Jaar 3: Telefoonarts; Regiearts.
Onderwijs en toetsing
Borgen van training voor laagfrequentie problematiek (levensbedreigende aandoeningen);
Cursorisch onderwijs acute zorg, inclusief STARtclass, over de jaren verdelen. Ordenen naar beroepsactiviteiten, bv. triage en autorisatie (telefoonarts);
Videotoetsing consulten, KPB’s consult- en visitearts;
Kennis- en vaardighedentoetsing triage;
ABCDE-scenariotraining, Basic life support en AED training (jaarlijks herhaald)
STARtclass ter voorbereiding klinische stage (begin 2e jaar)
Voorbereiding werk op huisartspost (triage en autorisatie) o
Het werken met de Nederlandse Triage Standaard (NTS) op de HAP
o
Het kennis nemen van de NHG-Triagewijzer (weten wat je assistente doet)
13
Bronnen
Standpunt kernwaarden NHG/LHV (2012)
NHG-Standpunt De huisartsgeneeskundige inbreng in de acute ketenzorg
Nederlandse Triage Standaard (NTS)
NHG-Triagewijzer
Leidraad voor het leren Dienstdoen (SBOH, 2009)
14
3. Chronische zorg Kern Chronische zorg is een toenemend belangrijk aandachtsgebied voor de huisarts, vanwege demografische en epidemiologische ontwikkelingen. In de zorgverlening aan patiënten met een chronische ziekte staat de generalistische benadering, continuïteit en patiëntgerichtheid centraal. De huisarts betrekt hierin de persoonlijke omstandigheden, voorgeschiedenis en comorbiditeit of multimorbiditeit van de patiënt. Het beleid is planmatig en proactief ter voorkoming van complicaties, gericht op het behoud of herstel van functionaliteit, zelfredzaamheid en ervaren kwaliteit van leven. Kwaliteitsbewaking van en regievoering in de geprotocolleerde (keten) zorg voor patiënten met een chronische aandoening volgens de vastgestelde landelijke richtlijnen. Het bewaken van ziektespecifieke parameters van chronische aandoeningen in het elektronisch medisch dossier en bijstellen van het medisch beleid volgens actuele richtlijnen.
Beroepsactiviteiten i.
Verlenen van zorg aan patiënten met DM
ii.
Verlenen van zorg aan patiënten met COPD
iii.
Verlenen van oncologische zorg
iv.
Verlenen van zorg aan patiënten met hart- en vaatziekten (inclusief hartfalen)
v.
Verlenen van overige chronische zorg (reuma, bewegingsapparaat, pijn)
vi.
Hanteren van second opinion zorgvragen
vii.
Samenwerken met praktijkondersteuners
viii.
Samenwerken met specialisten uit de tweedelijns zorg
ix.
Bespreken gevolgen klachten voor arbeidsparticipatie1;
x.
…
Complexiteit
Jaar 1: Diagnostiek en instellen eerste behandelbeleid; epidemiologie en complexe diagnostiek.
Jaar 3: Diseasemanagement: controlebeleid en effectief (terug)verwijzen; organisatie en bekostiging van de ketenzorg.
Onderwijs en toetsing
De huisarts als medisch expert bij de hoog prevalente aandoeningen;
Aandacht voor veel voorkomende chronische aandoeningen, evidence based practice, competenties samenwerking, organiseren (praktijkmanagement; organiseren en superviseren van categorale zorg binnen de praktijk, zorggroep, ketenzorg) en maatschappelijk handelen.
1
N.B. Deze beroepsactiviteit is niet specifiek voor het thema chronische zorg: volgens de expertgroep dient het onder één of meerdere thema’s te worden ondergebracht. In dit document is deze geplaatst onder de thema’s 3 en 5.
15
Bronnen
NHG-Standpunt Zorg voor patiënten met veelvoorkomende chronische aandoeningen (mei 2005); o
Uitwerking voor cardiovasculiar risicomanagement (mei 2007)
o
Uitwerking voor diabetes mellitus (april 2005)
o
Uitwerking voor astma/COPD (april 2005)
16
4. Zorg voor ouderen met complexe aandoeningen Kern Het behandelen en begeleiden van patiënten met, vaak gelijktijdig voorkomende aandoeningen zoals evenwichtsstoornissen, nierfunctiestoornissen, cognitieve en stemmingsproblemen en zintuiglijke beperkingen door middel van pro-actieve signalering, rekening houdend met beperkingen in de communicatie of mobiliteit. Inzetten van preventief beleid (gericht op functiebehoud) bij kwetsbare ouderen. De zorg dient samenhangend geleverd te worden door middel van een gezamenlijk gedragen zorgplan met inzet van wijkzorg, mantelzorg en gebruik van de ‘sociale kaart’, en van consultatiemogelijkheden met een specialist ouderenzorg. De zorg is op maat, houdt rekening met de wensen van de patiënt, en voorkomt medicalisering, overdiagnostiek en overbehandeling. Problemen door polyfarmacie dienen voorkomen te worden door onder meer een jaarlijkse medicatie review in samenwerking met een apotheek.
Beroepsactiviteiten i.
Pro-actief signaleren van lichamelijke en geestelijke beperkingen;
ii.
Identificeren van kwetsbare ouderen2;
iii.
Organiseren van samenhangende zorg;
iv.
Samenwerken met specialisten (onder wie de specialist ouderengeneeskunde);
v.
Samenwerken met case-manager (dementie);
vi.
Bewaken polyfarmacie;
vii.
Diseasemanagement bij multimorbiditeit.
Complexiteit
Jaar 2: Chronische aandoeningen die minder frequent voorkomen in de huisartspraktijk; kennis t.a.v. intramuraal zorgaanbod en samenwerkingsmogelijkheden; polyfarmacie, planmatig multidisciplinair werken.
Jaar 3: Organisatie van ouderenzorg; populatiegericht werken; dilemma’s in de ouderenzorg.
Onderwijs en toetsing
Aandacht voor samenhang onderwijs tussen stage CCZ, GGZ en jaar 3 ( huisartsstage)
Multidisciplinair onderwijs ouderengeneeskunde en teamtraining eerstelijnszorg op locatie
Differentiatiemodules voor profilering aios
Aandacht voor competenties samenwerking, organiseren en maatschappelijk handelen (praktijkmanagement; organiseren en superviseren van categorale zorg binnen de praktijk, zorggroep, ketenzorg).
Bronnen
2
NHG-Standpunt Huisartsgeneeskunde voor ouderen (mei 2007) o
Regie over complexe zorg vereist zorgplan (H&W, oktober 2007)
o
Polyfarmacie: een veelvoorkomend probleem (H&W, november 2007)
Definitie kwetsbaarheid: nagaan of er inmiddels consensus is.
17
o
Zorg-op-maat in het verzorgingshuis (H&W, december 2007)
o
Beïnvloeding van de ziekenhuiszorg (H&W, januari 2008)
o
Een Praktijkplan Ouderen (H&W, februari 2008)
o
Folder
o
Kaart probleeminventarisatie/zorgbehandelplan (december 2009)
o
Zie ook: NHG-Congres 2009 'Ga voor (G)oud! Huisartsenzorg voor ouderen'
18
5. Zorg voor patiënten met Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) Kern Het onderhouden van een therapeutische relatie met patiënten bij wie lichamelijke klachten langer dan enkele weken duren zonder dat een somatische aandoening wordt gevonden die de klacht voldoende verklaart. Analyseren en positief beïnvloeden van het proces waarbij patiënten inadequaat omgaan met en reageren op ziekte en klachten, die in stand worden gehouden door henzelf, door de gezondheidszorg of door hun sociale omgeving. Het signaleren van de interactie patiënt en systeem (gezinsinvloeden) en de relatie met arbeidsparticipatie. Het signaleren van frequent voorkomende onderliggende problemen van depressie, angststoornissen, dissociatieve stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen. Het toepassen van stepped care als basisprincipe, waarbij geldt dat de diagnostiek en behandeling niet zwaarder wordt ingezet dan noodzakelijk. Onderscheiden van lichte ernst (zelf behandelen), matige ernst, zoals bij langdurig ziekteverzuim (in voorkomende gevallen zelf behandelen met behulp van cognitieve gedragstherapie en motivational interviewing) en ernstig (verwijzing noodzakelijk).
Beroepsactiviteiten i. ii.
Zorg voor patiënten met SOLK met lichte of matige ernst; Gericht doorverwijzen van patiënten met ernstige SOLK, bijvoorbeeld naar speciale revalidatie-programma’s;
iii.
Bespreken gevolgen klachten voor arbeidsparticipatie3;
iv.
…
Complexiteit
Eind jaar 1: definiëring, diagnostiek en differentiaal diagnostiek waaronder depressie, angststoornissen, etc.; Inzet van SCEGS.
Jaar 2: diagnostiek en behandeling van veelvoorkomende psychische stoornissen als depressie, angststoornis, persoonlijkheidsstoornissen.
Jaar 3: behandeling van licht tot matig ernstige SOLK (zie standaard); inzetten motivational interviewing en aspecten van CGT.
Onderwijs en toetsing
Basistechnieken SOLK consultvoering (jaar 1)
Verdieping van basistechnieken (stage GGZ en toegepast in jaar 3)
Differentiatiemodules voor profilering aios
Bronnen
Multidisciplinaire richtlijn Somatisch Onvoldoende Verklaarde Lichamelijke Klachten (SOLK) en Somatoforme Stoornissen (2010)
NHG-standaard SOLK (in ontwikkeling, 2013)
3
N.B. Deze beroepsactiviteit is niet specifiek voor het thema SOLK: volgens de expertgroep dient het onder één of meerdere thema’s te worden ondergebracht. In dit document is deze geplaatst onder de thema’s 3 en 5.
19
6. Palliatieve zorg Kern Het anticiperen op en behandelen van problemen en klachten tijdens de palliatieve fase van levensbedreigende aandoeningen, gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven van patiënt en naasten. Het verlenen van intensieve palliatieve zorg in de terminale fase waaronder het beantwoorden van vragen rondom het levenseinde inclusief euthanasie en palliatieve sedatie. Het betrekken van (gezins)systemen bij het gevoerde beleid en het leveren van nazorg en rouwbegeleiding aan naasten. Het waarborgen van persoonlijke continuïteit in de zorgverlening is hierbij een wezenlijke beroepsnorm en vormt onderdeel van de professionele identiteit. Het onderhouden en inzetten van een zorgnetwerk is van belang voor de professionele uitvoering van de palliatieve zorg gelet op de complexiteit hiervan.
Beroepsactiviteiten i.
Het verlenen van palliatie;
ii.
Stervensbegeleiding;
iii.
Rouwbegeleiding en nazorg van naasten;
iv.
Waarborgen persoonlijke continuïteit van zorg;
v.
…
Complexiteit Voorbereiden: stage jaar 2. Toepassen: jaar 3.
Onderwijs en toetsing
Jaar 2: Stage palliatieve zorg in het verpleeghuis
Jaar 3: o
diagnosticeren en behandelen van veel voorkomende problemen in de palliatieve fase (bijvoorbeeld, pijn, tractus digestivus problemen, vermoeidheid, depressie, delier, kortademigheid);
o
Training medisch technische vaardigheden in de palliatieve fase;
o
Bespreken van eind levenswensen incl. euthanasie/palliatieve sedatie;
o
Uitvoeren van een verzoek tot euthanasie/ palliatieve sedatie volgens de richtlijnen en wettelijke kaders;
o
Opzetten, vastleggen en overdragen van een proactief planmatig palliatief beleid.
Differentiatiemodules voor profilering aios
Bronnen
Standpunt kernwaarden NHG/LHV (2012)
NHG-Standpunt Huisarts en Palliatieve Zorg (2009)
20
7. Zorg voor patiënten met psychosociale en psychiatrische klachten en aandoeningen Kern Het signaleren van psychiatrische en of psychosociale problemen - ook bij somatische klachten - en het identificeren van patiënten(groepen) met risicofactoren voor psychische problematiek (disfunctionerend systeem (gezin/relatie), verslavingsproblematiek, werkgerelateerde problematiek of verwaarlozing). Het tijdig onderkennen van gevaarcriteria voor de patiënt zelf (suïcidaliteit) en/ of de omgeving (agressie), en daarbij kunnen interveniëren. Het creëren van een therapeutische basis bij psychiatrische ziektebeelden zoals depressie en angststoornissen, en disfunctioneren op basis van persoonlijkheidsproblemen. Opbouwen en onderhouden van sociaal maatschappelijk netwerk en verwijzen naar aangewezen instanties met gerichte taakdelegatie van POH/GGZ verpleegkundige. Het vervullen van een vertrouwensfunctie.
Beroepsactiviteiten i.
Diagnosticeren en opstellen eerste behandelbeleid bij psychiatrische en psychosociale problemen en hanteren van acute bedreigende situaties.
ii.
Signaleren van risicofactoren, zoals gezinsproblematiek, verslaving, of verwaarlozing
iii.
Bieden van psychosociale begeleiding gerelateerd aan werk en omgeving, verwaarlozing, disfunctioneren gezin (geweld, mishandeling) of verslavingsproblematiek;
iv.
Samenwerken met aangewezen GGZ instanties;
v. vi.
Toepassen van psychotherapeutische vaardigheden; …
Complexiteit
Jaar 1: diagnosticeren van veel voorkomende psychiatrische en psychosociale problemen waaronder depressie en angststoornissen. Hanteren van ‘tweesporenbeleid’
Jaar 2: diagnosticeren en (tweedelijns)behandeling van meer ernstige psychiatrische problematiek en persoonlijkheidsstoornissen
Jaar 3: begeleiding van psychiatrische problematiek; inzet van voor de huisarts relevante psychotherapeutische vaardigheden
Onderwijs en toetsing
Gezamenlijke definitie van psychotherapeutische vaardigheden (bijv. CGT) is noodzakelijk, op basis van NHG-standpunt GGZ in de Huisartsenzorg (2007).
Bronnen
NHG-Standpunt GGZ in de Huisartsenzorg (2007)
21
8. Preventie Kern Proactief signaleren (screening en casefinding) en behandelen van patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten op basis van het opstellen van een risicoprofiel (geïndiceerde primaire preventie). Het verstrekken van voorlichting en leefstijladviezen aan patiënten met vragen over hun persoonlijke risico op hart- en vaatziekten; het bevorderen van therapietrouw en stimuleren van leefstijlverandering (roken, bewegen), d.m.v. bijvoorbeeld motiverende gespreksvoering en shared decision making. Het opzetten van een genetisch risicoprofiel op basis van familiaire belasting. Participatie in bevolkingsonderzoek (cervixcytologie, mammografie, hielprik). Samenwerking met gezondheidszorginstanties zoals GGD en RIVM, en actieve signalering openbare gezondheidsrisico’s en epidemieën. Vormgeven van wijkgebonden preventie, en gebruikmaken van de wijk- of dorpsscan van de GGD.
Beroepsactiviteiten i.
Signaleren en behandelen van patiënten met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten en DM;
ii.
Participeren in bevolkingsonderzoek;
iii.
Verrichten van genetische screening;
iv.
Uitvoeren van vaccinatieprogramma’s (influenza);
v.
Bevorderen van een gezonde leefstijl door middel van voorlichting en advies.
Complexiteit
Jaar 1: principes van CVRM, risicoprofiel
Jaar 3: programmatische opzet en uitvoering van preventief beleid in de huisartspraktijk. Leefstijlverandering
Onderwijs en toetsing
Specifieke communicatieve vaardigheden: Motiverende gespreksvoering bij ontbrekende zorgvraag, counseling
Vaststellen en bespreken van individuele risico’s
Bronnen
NHG-Standpunt Huisartsenzorg en jeugd
NHG-standaard PreventieConsult (2011)
22
9. Management Kern De activiteiten van de huisarts op het gebied van management kunnen worden beschreven aan de hand van het INK-model, waarin de volgende ‘organisatievelden’ worden onderscheiden (Werkgroep Onderwijs in Praktijkmanagement, 2007): 1. Management van processen Het ontwerpen, beheersen en verbeteren van de manier waarop de onderneming vanuit de strategie het beleid uitzet, zoals tot uiting komt in de patiëntenstroom en kwaliteitsbeleid. Dat betekent o.a. geprotocolleerd werken, implementeren van richtlijnen en standaarden, het maken van een jaarplan en jaarverslag, deelnemen aan praktijkaccreditering, delegeren van taken aan andere disciplines binnen de huisartsgeneeskunde en daarbuiten en het voortdurend toetsen van de kwaliteit van de organisatie. 2. Leiderschap Het inspireren van de praktijk tot voortdurende verbetering, door middel van een visie op de toekomstige ontwikkeling, de structuur en cultuur van de praktijk om de visie te kunnen realiseren, en het vatstellen welke faciliteiten en ondersteuning worden verleend. 3. Management van praktijkmedewerkers en collega’s Het optimaliseren van kennis en inzet van de medewerkers, door middel van investering in kennis en vaardigheden van medewerkers, het tonen van waardering en respect voor de inspanningen, en de zorg voor hun welzijn. Het onderhouden van goede collegiale relaties en werkafspraken en het kunnen geven en ontvangen van kritische feedback. Het zorgen voor continuïteit en waarneming bij afwezigheid. 4. Management van middelen Het beleidsmatig aanwenden van beschikbare middelen (geld, kennis, technologie, materialen en faciliteiten) om de activiteiten van de praktijk efficiënt en effectief uit te voeren. Onderhouden van de relatie met verzekeraars op basis van inzicht in de financiële bekostiging van de eerstelijns gezondheidszorg. 5. Management van patiëntrelaties en informatievoorziening Het faciliteren van adequate communicatie met patiënten, het leveren van patiëntenvoorlichting. Het bewaken van de rechtspositie van zichzelf, de medewerkers en de patiënten, met strikte waarborg voor privacy.
Beroepsactiviteiten i.
Kwaliteitsbeleid en - bewaking (managen van processen);
ii.
Leidinggeven;
iii.
Managen van praktijkmedewerkers en collega’s;
iv.
Ondernemen/ managen van middelen;
v. vi.
Managen van patiëntrelaties en informatievoorziening; Leveren van een bijdrage aan afstemming van het zorgaanbod binnen de regio op de behoefte van de populatie;
vii.
…
Beroepsactiviteiten i–v zijn gebaseerd op de 5 ‘organisatievelden’ uit het ‘INK-model’ (zie advies Werkgroep Onderwijs in praktijkmanagement voor de huisartsopleiding, 2007).
23
Complexiteit
Jaar 1: Samenwerken binnen de praktijk/ HAP (collega’s, PA, POH andere disciplines; gebruik maken van de sociale kaart; algemene aspecten van kwaliteitsdenken.
Jaar 2: wet- en regelgeving, Klacht- en tuchtrecht/inspectie; Veilig incidenten melden.
Jaar 3: Organisatievormen, Financiering, Management van praktijkmedewerkers en collega’s.
Onderwijs en toetsing
Onderwijs en toetsing zo veel mogelijk integreren met de overige thema’s (als benodigde competentie). Niet alles is te koppelen, apart onderwijs voor organiseren;
Onderwijs organiseren volgens het INK-model, 5 organisatievelden: Leiderschap, Strategie en beleid, management van praktijkmedewerkers en collega’s, management van middelen, management van processen (Werkgroep Onderwijs in Praktijkmanagement voor de Huisartsopleiding, 2007).
Bronnen
Onderwijs in praktijkmanagement voor de huisartsopleiding (SVUH, 2007)
NHG-standaard Huisarts en EPD
NHG-standaard Het ondersteunend team
NHG-standaard Farmacotherapiebeleid
24