Naaldloos insuline toedieningsysteem
handleiding
INLEIDING Hartelijk dank voor de keuze voor de InsuJet™, een comfortabel en gebruiksvriendelijk medisch hulpmiddel voor het toedienen van insuline. De InsuJet™ is te gebruiken met InsuJet™ spuitstukken en adapters. Het systeem is afgestemd op gebruik van U100 insuline. Voordat u de InsuJet™ gaat gebruiken, zorg er dan voor dat u bekend bent met het systeem, door de volgende stappen te hebben uitgevoerd.
• Lees de volledige InsuJet™ handleiding. Lees de volledige handleiding ook als u eerder met het InsuJet™ systeem hebt gewerkt. • Een instructie van een diabeteszorgspecialist wordt ten zeerste aanbevolen; informeer hiernaar bij uw distributeur. • Nadat u de richtlijnen voor gebruik van de InsuJet™ hebt doorgenomen, dient u eerst met een testoplossing oefenen, zodat u bekend raakt met het InsuJet™ systeem. Voor meer informatie kunt u zich richten tot uw distributeur.
Het eerste deel van de handleiding behandelt het gebruik van het InsuJet™ injectiesysteem. De instructie bestaat uit de volgende onderdelen, die van belang zijn voor correct gebruik: VOORBEREIDING; • Het spuitstuk bevestigen • De adapter bevestigen op een insuline patroon (3mL) of flacon (10mL) • De InsuJet™ gereed maken voor het plaatsen van een toediening. • De adapter bevestigen op het spuitstuk • Insuline opzuigen in het spuitstuk
TOEDIENING; • Insuline toedienen met de InsuJet™ HET SPUITSTUK VERWIJDEREN; • Instructies voor het vervangen van het spuitstuk. Let op! De afbeeldingen hebben betrekking op bediening met de rechterhand. Ervaring heeft ons geleerd dat ook linkshandigen de InsuJet™ op een comfortabele manier kunnen gebruiken. Neem in geval van vragen contact op met onze distributeur of bezoek onze website: www.insujet.com
PRODUCT OVERZICHT
INSUJET™ PEN
Het startpakket bevat de volgende artikelen:
SPUITSTUK BORGRING: voor bevestiging van het spuitstuk.
• • • • • • • •
DOSEERVENSTER: geeft het aantal eenheden opgezogen insuline weer.
1x InsuJet™ pen 1x spuitstuk (Nozzle & Piston) 1x spuitstuk dop 1x 3mL patroon adapter (3mL adaptor) 1x 10mL flacon adapter (10mL adaptor) 1x groene patroondopverwijderaar 1x handleiding 1x etui
RODE VEILIGHEIDSKNOP: zorgt voor het vergrendelen van het veiligheidsmechanisme.
GEBRUIKSARTIKELEN SPUITSTUK DOP; bedekt het spuitstuk.
3ML PATROON ADAPTER (3ML ADAPTOR); koppelstuk voor een 3mL insulinepatroon, om de insuline op te kunnen zuigen in het spuitstuk.
SPUITSTUK (NOZZLE & PISTON); dit onderdeel creëert een zeer fijne straal insuline.
10ML FLACON ADAPTER (10ML ADAPTOR); koppelstuk tussen een 10mL insuline flacon en het spuitstuk. PATROONDOPVERWIJDERAAR; voor het verwijderen van de gekleurde patroondop die op sommige insulinepatronen is geplaatst.
5
INDEX
6
VOORBEREIDING Het spuitstuk bevestigen 8 De adapter bevestigen aan een insulinepatroon of flacon 11 De InsuJet™ gereedmaken voor het toedienen van de insuline 15 De InsuJet™ activeren 15 De adapter op het spuitstuk plaatsen 18 Insuline in het spuitstuk opnemen 20 TOEDIENING Insuline toedienen door middel van de InsuJet™ 25 Het spuitstuk vervangen 30
AANVULLENDE INFORMATIE Belangrijk 36 Toedieningsplaatsen en toedieningstechnieken 38 De gekleurde patroondop verwijderen 40 Veelgestelde vragen en antwoorden 42 Het oplossen van mogelijke problemen 45 Contra-indicaties 53 Waarschuwingen 54 Onderhoud van de InsuJet™ 56 Productspecificaties 58 Symbool legenda 59
7
HET SPUITSTUK BEVESTIGEN
8
Op de bovenzijde van de InsuJet™ ziet u een grijskleurig onderdeel: dit is de borgring waarmee een spuitstuk aan de InsuJet™ wordt vergrendeld. De borgring kan gedraaid worden ten opzichte van de InsuJet™. Om een spuitstuk in de InsuJet™ te plaatsten, houd u de InsuJet™ verticaal, zodat u de twee hangslot-iconen kunt zien. Duw de witte borgknop omhoog en houd de knop in deze positie vast. Draai vervolgens de borgring in de richting van het open hangslot-icoon. Hierna kan de knop worden losgelaten.
Pak een gesteriliseerd spuitstuk. U kunt deze herkennen aan het label op de verpakking. Haal het spuitstuk uit de verpakking en plaats de achterkant van het spuitstuk in de InsuJet™. Zorg ervoor dat het driehoekige uiteinde van het spuitstuk precies in de driehoekige uitsparing van de InsuJet™ valt. Druk het spuitstuk stevig aan totdat u een klik hoort.
9
10
Draai de borgring in de richting van het gesloten hangslot.
Zorg dat de pijl op de borgring naar het gesloten hangslot-icoon wijst. De witte borgknop springt terug naar zijn beginpositie.
DE ADAPTER BEVESTIGEN
11
De InsuJet™-adapters dienen als koppelstuk tussen het spuitstuk en de meeste 3mL insuline patronen en 10mL flacons. •
Wanneer u insuline uit een 3mL patroon wilt toedienen, dient u een 3mL adapter te gebruiken.
• Wanneer u insuline uit een 10mL flacon wilt toedienen, gebruik dan een 10mL adapter. De adapters zijn gesteriliseerd in de verpakking. Controleer het type adapter voordat u de adapter uit de verpakking haalt.
10mL (flacon) adapter
3mL (patroon) adapter
12
Diverse 3mL insuline patronen met een 3mL adapter. Penfill® is een geregistreerd handelsmerk van Novo Nordisk A/S.
Insuline 10mL flacon met een 10mL adapter.
LET OP Voor gebruikers van Novo Nordisk Penfill®: In de aanvullende informatie op pagina 40-41 vindt u een instructie voor het verwijderen van de gekleurde patroondop.
De afbeelding toont een 3mL adapter met een insulinepatroon. Druk de adapter over het uiteinde van de insulinepatroon. Zorg ervoor dat de plastic naald van de adapter volledig door het rubberen membraan aan de bovenkant van de insulinepatroon steekt.
13
14
De adapter klikt stevig op het patroon of de flacon.
DE INSUJET™ GEREEDMAKEN VOOR HET TOEDIENEN VAN DE INSULINE
15
DE INSUJET™ ACTIVEREN Op de InsuJet™ staan nummers en pijlen. Op het bovenste deel van de InsuJet™ staat het cijfer ‘2’ met daaronder een pijl. Op het onderste deel van de InsuJet™ staat het cijfer ‘1’ met daaronder een pijl.
16
Om de InsuJet™ te spannen, houdt u het apparaat met beide handen vast. Met één hand houdt u het bovenste deel van de InsuJet™ vast, met de andere hand de onderkant. U kunt de InsuJet™ vasthouden zoals weergegeven op beide afbeeldingen.
Houd met één hand de bovenkant (met daarop nr. 2) stevig vast. Draai met uw andere hand de onderkant in de richting van pijl ´1´. Voor het draaien van de onderkant is wat kracht nodig. Het aantal eenheden in het doseervenster dient af te nemen tijdens het draaien.
Draai de onderkant totdat u een klik voelt en/of hoort. Een groene markering is dan zichtbaar in het doseervenster.
17
Houd de onderkant (met daarop nr. 1) vast en draai de bovenkant van de InsuJet™ in de richting van pijl ’2’, totdat het nummer ‘0’ opnieuw in het doseervenster verschijnt.
18
DE ADAPTER OP HET SPUITSTUK PLAATSEN
1
2
Haal de transparante dop van de adapter (1) en ook de dop van het spuitstuk (2).
Bevestig de adapter met insulinepatroon op het spuitstuk. Voor eenvoudige bevestiging brengt u eerst de adapter onder een hoek ten opzichte van het spuitstuk, zoals getoond.
Wanneer de klipjes van de adapter aan één zijde op het spuitstuk staan, kantelt en drukt u de adapter op het spuitstuk, totdat de adapter aan het spuitstuk is vastgeklikt.
19
INSULINE IN HET SPUITSTUK OPZUIGEN Houd de InsuJet™ met het insulinepatroon naar boven gericht en zorg ervoor dat u het doseervenster kunt zien. Op het bovenste deel van de InsuJet™ staat het nummer ‘2’ met een pijl.
20
Houd het onderste deel stil en draai het bovenste deel in de richting van pijl ‘2’ totdat het getal voor het benodigde aantal eenheden insuline in het doseervenster verschijnt.
5...40
Merk op dat de InsuJet™ bij het opzuigen van insuline veel lichter draait en u bij elke opgezogen eenheid een klik voelt. Is dit niet het geval, controleer dan of de InsuJet™ op de juiste manier is opgespannen in de paragraaf “de InsuJet™ activeren” (pag.15).
Om te compenseren voor eventuele luchtbelletjes, kan het raadzaam zijn om een aantal extra eenheden op te zuigen.
BELANGRIJK Probeer de InsuJet™ niet verder dan de indicatie 40 eenheden te draaien. Dit kan leiden tot verwondingen en zal de InsuJet™ onherstelbaar beschadigen.
21
22
Om eventuele luchtbelletjes te verwijderen, koppelt u eerst de adapter met patroon los van het spuitstuk. Dit gaat gemakkelijk door de adapter met een kantelende beweging van het spuitstuk te verwijderen.
Houd de InsuJet™ rechtop. Tik stevig met uw vingertoppen tegen het spuitstuk, waardoor alle luchtbellen zich dicht bij de opening verzamelen.
Houd het bovenste deel van de InsuJet™ (met nr. 2) vast en draai het onderste deel (met nr.1) terug in de richting van de pijl, totdat het benodigde aantal eenheden in het doseervenster verschijnt.
Nadat de luchtbelletjes zijn ontsnapt, is een druppeltje insuline zichtbaar aan de bovenzijde van het spuitstuk. Wanneer er geen insuline druppeltje verschijnt, zit er mogelijk nog lucht in het spuitstuk. Bevestig in dat geval de adapter met het patroon opnieuw en neem een aantal extra eenheden insuline op, zoals eerder beschreven in dit hoofdstuk.
23
BELANGRIJK
24
Gebruik de InsuJet™ te allen tijde met een spuitstuk dat is gevuld met insuline of testvloeistof. Controleer altijd op de aanwezigheid van luchtbellen.
Controleer altijd voordat u daadwerkelijk gaat injecteren dat het aantal te injecteren eenheden juist is.
5...40
INSULINE TOEDIENEN DOOR MIDDEL VAN DE INSUJET™
25
Volg voor het toedienen van insuline met de InsuJet™ de volgende 6 stappen: Stap 1 Kies uw toedieningsplaats. Raadpleeg de aanvullende informatie op pagina 38-39 voor toedieningsplaatsen en -technieken.
26
Stap 2 Schuif de rode veiligheidsknop zo ver mogelijk opzij en houd de knop in deze positie vast.
Stap 3 Plaats het uiteinde van het spuitstuk op de gewenste toedieningsplaats. Zorg ervoor dat de InsuJet™ onder een rechte hoek (90°) ten opzichte van de huid wordt gehouden.
Wanneer de InsuJet™ met voldoende druk op de toedieningsplaats wordt gedrukt, activeert de injectie automatisch.
Ervaring heeft geleerd dat de beste resultaten worden bereikt wanneer de beschreven handelingen in een vloeiende beweging worden uitgevoerd.
27
28
5 sec
Stap 4 Houd na de injectie het spuitstuk nog minimaal 5 seconden stevig tegen de huid.
Stap 5 Verwijder de InsuJet™ van de huid en laat de rode veiligheidsknop los.
Stap 6 Plaats de beschermende dop op de adapter. Bewaar uw insuline volgens de instructies van uw leverancier.
Plaats de dop tevens terug op het spuitstuk.
29
HET SPUITSTUK VERVANGEN
30
BELANGRIJK Een spuitstuk mag niet langer dan 60 injecties of langer dan 14 dagen worden gebruikt. U wordt aangeraden het spuitstuk op hetzelfde moment te vervangen als uw insuline patroon of flacon.
Verwijder de dop van het spuitstuk.
Duw de witte borgknop omhoog en houd de knop in deze positie. Draai tegelijkertijd de borgring linksom, totdat de pijl op de borgring naar het open hangslot icoon wijst.
Trek het spuitstuk met enige kracht recht uit de InsuJet™.
31
32
Maak de zuiger van de InsuJet™ los door deze stevig naar de buitenkant van de borgring te drukken.
Verwijder de zuiger van de InsuJet™. Gooi de zuiger samen met het spuitstuk weg.
Druk een nieuw spuitstuk stevig in de borgring van de InsuJet™. U voelt en hoort een klik.
Nadat u het spuitstuk heeft geplaatst, draait u de grijze borgring rechtsom, totdat de pijl op de borgring naar het gesloten hangslotje wijst. BELANGRIJK Zorg er voor dat de pijl op de grijze borgring naar het gesloten hangslot wijst.
33
35
aanvullende informatie
BELANGRIJK
36
• Behandel de InsuJet™ met zorg. Laat het apparaat of de gebruiksartikelen niet vallen. Bewaar de InsuJet™ in het etui wanneer deze niet wordt gebruikt. • Controleer vóór gebruik de vervaldata van de gebruiksartikelen op de (buiten) verpakking. • Het InsuJet™ systeem is met de grootste zorg ontworpen en gefabriceerd. Echter, de InsuJet™ is een mechanisch instrument en is als zodanig onderhevig aan slijtage. Dit kan na verloop van tijd leiden
tot disfunctioneren. Zorg altijd voor een alternatief voor de toediening van insuline. Dit kan een tweede InsuJet™ zijn. • Probeer de InsuJet™ niet verder dan de indicatie 40 eenheden te draaien. Dit kan leiden tot verwondingen en zal de InsuJet™ onherstelbaar beschadigen. • Gebruik de InsuJet™ niet indien zich luchtbellen in het spuitstuk bevinden. • Laad de InsuJet™ nooit afgaan zonder dat een spuitstuk is geplaatst.
• Controleer de doseerinstelling vóór elke toediening. • Een spuitstuk mag niet langer dan 60 injecties of langer dan 14 dagen worden gebruikt. U wordt aangeraden het spuitstuk op hetzelfde moment te vervangen als uw insulinepatroon of -flacon. • De prestaties en veiligheid van het systeem kunnen negatief worden beïnvloed door de gebruiksartikelen langer te gebruiken dan toegestaan. • Gebruik nooit hetzelfde spuitstuk of adapter voor verschillende patiënten.
• Gebruik nooit dezelfde adapter voor verschillende insulinepatronen of – flacons. • Neem contact op met uw diabeteszorgspecialist of apotheek wanneer u overweegt om over te stappen op een ander insuline toedieningssysteem. Controleer uw bloedsuikerspiegel voordat u de InsuJet™ voor het eerst gaat gebruiken en houd deze na het eerste gebruik zorgvuldig in de gaten. Net als bij elke andere verandering in de behandeling van uw diabetes dient uw situatie in de overstapperiode nauwlettend te worden gevolgd.
37
TOEDIENINGSPLAATSEN EN TOEDIENINGSTECHNIEKEN
38
Het is aan te raden om de eerste insulinetoediening met de InsuJet™ onder toezicht van een diabeteszorgspecialist te laten plaatsvinden. Voor toediening van insuline met de InsuJet™ kunnen reguliere toedieningsplaatsen worden gebruikt. Kies een toedieningsplaats waar zich enig vetweefsel bevindt. Vermijd plaatsen met weinig vetweefsel (bv. de scheen of de onderarm). Onderbuik: gebruik het deel ter hoogte van of iets onder de navel, zoals
aangegeven met de lichtblauwe vlakken op de afbeelding. Let op: Als het contact tussen het spuitstuk en de huid tijdens de injectie onvoldoende stevig is, kan er een zogenaamde ‘natte injectie’ ontstaan. Om dit te voorkomen dient u een toedieningsplaats te selecteren waar de huid niet te zacht is. Plaats het spuitstuk altijd op een stevig huidoppervlak (bv. een huidplooi). Lukt het niet een geschikte toedieningsplaats op de onderbuik te vinden, selecteer dan een andere, meer stevige toedieningsplaats, bijvoorbeeld op de dij.
Bovenbenen: neem plaats op een stoel, houd beide voeten plat op de grond en zorg dat het bovenbeen goed ondersteund is. Ontspan uw dijspier. Dien de insuline aan de voor- of buitenkant van de dij toe. Billen: Gebruik het stevige, buitenste deel aan de bovenkant van uw bil als injectieplaats om de insuline toe te dienen. Bij sommige patiënten komt er een klein druppeltje bloed vrij of is tijdelijk een wit of rood plekje zichtbaar. Dit is niet ongebruikelijk aangezien de huid goed doorbloed is.
39
EEN GEKLEURDE PATROONDOP VERWIJDEREN
40
Voor gebruikers van Novo Nordisk Penfill® insuline: Verwijder de gekleurde patroondop met behulp van de bijgeleverde patroondopverwijderaar. Schroef de patroondop-verwijderaar op de gekleurde patroondop.
Penfill® is een geregistreerd handelsmerk van Novo Nordisk A/S.
Trek de gekleurde patroondop met een stevige rechte beweging van de Penfill® af.
Draai de gekleurde patroondop uit de patroondop-verwijderaar en gooi deze weg.
41
VEELGESTELDE VRAGEN EN ANTWOORDEN
42
Hoe dient de InsuJet™ insuline toe? Door het onderste deel van de InsuJet™ te verdraaien spant u een sterke veer aan. Na ontgrendeling van deze veer komt kracht op de zuiger van het spuitstuk te staan. Deze zuiger duwt met grote snelheid insuline door een kleine opening in het spuitstuk, waardoor een dunne straal ontstaat, die de huid ‘opzij’ duwt. De insuline komt in het onderliggende weefsel terecht waaruit het door het lichaam wordt opgenomen. Ik gebruik momenteel een ander systeem. Kan ik overstappen op de
InsuJet™? Ja, u kunt overstappen op de InsuJet™. Net als bij elke andere verandering in de behandeling van uw diabetes dient uw situatie in de overstapperiode nauwlettend te worden gevolgd. Ik ben geïnteresseerd in het gebruik van de InsuJet™. Als ik ervoor kies op de InsuJet™ over te stappen, moet ik dit dan met mijn diabeteszorgspecialist bespreken? Ja, het is verstandig uw behandelaar bij alle zaken die verband houden met uw diabetes te informeren.
Moet ik het type insuline dat ik gebruik, aanpassen om de InsuJet™ te kunnen gebruiken? Nee, u kunt de aan u voorgeschreven insuline blijven gebruiken. Het type insuline verandert dus niet. Welke insulineflacons en patronen zijn geschikt voor gebruik met de InsuJet™? Momenteel is één type adapter beschikbaar voor patronen die 3 milliliter insuline bevatten. Daarnaast is een adapter voor flacons met een inhoud van 10 milliliter beschikbaar. De insulines kunnen met behulp van de juiste adapter in het spuitstuk van de InsuJet™ worden opgezogen.
Is de InsuJet™ geschikt voor kinderen en ouderen? Uw behandelaar is in staat per persoon de geschiktheid van de InsuJet™ te beoordelen. Is de InsuJet™ geschikt voor gebruik door personen waarbij het zicht enigszins achteruit is gegaan? Het doseervenster en het kliksysteem voor dosering stelt de meeste mensen in staat de doseereenheden eenvoudig in te stellen en af te lezen. European Pharma Group BV raadt mensen met een ernstige visuele
43
44
handicap af om zichzelf insuline met de InsuJet™ toe te dienen, maar adviseert om hierbij altijd assistentie te vragen. Veroorzaakt de InsuJet™ complicaties? De InsuJet™ kan, met de nodige voorzichtigheid, worden gebruikt door personen bij wie gemakkelijk bloedingen of bloeduitstortingen optreden. Het gebruik van de InsuJet™ dient in geval van overmatige bloeduitstortingen te worden gestaakt. Indien er sprake is van een huidaandoening, dient u contact met uw behandelaar op te nemen voordat u op de InsuJet™ overstapt.
HET OPLOSSEN VAN MOGELIJKE PROBLEMEN Het InsuJet™ systeem is met de grootste zorg ontworpen en gefabriceerd. De InsuJet™ is een mechanisch instrument en is als zodanig onderhevig aan slijtage. Dit kan na verloop van tijd leiden tot mindere mate van functioneren. Zorg er altijd voor dat u een alternatief voor de toediening van insuline bij de hand hebt. Dit kan een tweede InsuJet™ zijn. In dit hoofdstuk worden tips aangereikt voor het oplossen van mogelijke problemen bij het gebruik van de InsuJet™.
Natte injectie Opvallend veel vocht plek rond de injectieplek is een indicatie dat er een onvolledige toediening (natte injectie) heeft plaatsgevonden. Natte injecties kunnen in de meeste gevallen worden voorkomen door een correcte toedieningstechniek en het op tijd vervangen van het spuitstuk. Volg hiervoor de instructies in de handleiding. De belangrijkste aandachtspunten voor het perfectioneren van de toedieningstechniek zijn als volgt: • Voer de handeling uit in een vloeiende beweging zoals weergegeven op pagina 15.
45
46
• Houd het spuitstuk loodrecht (in een hoek van 90º) ten opzichte van de injectieplek op het moment van injecteren. • Houd de InsuJet™ stil tijdens de toediening. • Houd de InsuJet™ na de toediening nog minimaal 5 seconden tegen de injectieplek gedrukt. • Verzekert u zich te allen tijde vóór injectie op de afwezigheid van luchtbellen in het spuitstuk. In het geval van een natte injectie is het belangrijk dat u uw bloedglucosewaarden in de gaten houdt en corrigerende maatregelen neemt om een hoge bloedglucosewaarde te voorkomen.
Als het niet lukt een vrijwel droge injectie te realiseren en uw bloedglucosewaarden hierdoor stijgen, is het InsuJet™ systeem voor u wellicht geen goede keuze voor het toedienen van insuline. U wordt in dat geval aangeraden op een alternatief toedieningssysteem over te stappen en contact op te nemen met uw behandelaar. Witte bult Een verhoging van de huid (bult) na injectie kan duiden op een oppervlakkige injectie. De injectie is dan wel succesvol verlopen. Bloeding Een klein druppeltje bloed na toediening is niet ongebruikelijk en kan gewoon
worden weggeveegd. Indien sprake is van een klein puntbloeding, dan heeft u waarschijnlijk een haarvaatje geraakt. Oefen druk uit op de toedieningsplaats, waardoor het bloeden zal staken. Bloeduitstorting Als u een persoon bent bij wie gemakkelijk bloeduitstortingen optreden na het injecteren van insuline met een injectienaald, kan dit bij het gebruik van de InsuJet™ ook optreden. Ongemakkelijk gevoel na toediening Indien u de insuline dicht bij een zenuwuiteinde injecteert, kan na toediening een ongemakkelijk gevoel optreden. Toediening
van insuline met een naald kan hetzelfde gevoel veroorzaken. Dit is niet te voorzien, hoewel sommige personen vinden dat bepaalde toedieningsplaatsen gevoeliger zijn. Deze toedieningsplaatsen dienen in dat geval te worden vermeden.
47
48
Rode markering in doseerlens Een rode markering is zichtbaar in de doseerlens wanneer de InsuJet™ per ongeluk voorbij de 40 eenheden is gedraaid.
Om weer terug te keren naar de 40 eenheden en lager, verwijderd u eerst de adapter met insulinepatroon van het spuitstuk. Houd de achterkant van de InsuJet™ vast en draai de voorkant in de tegenovergestelde richting van pijl Nr.2 om het aantal eenheden te verminderen.
Het lukt niet om insuline uit een insulinepatroon of flacon te zuigen Wanneer u problemen ondervindt met het opzuigen van insuline, controleer dan eerst of de plastic naald van de adapter volledig door de rubber stopper (septum) van het patroon of flacon is geprikt. De punt van de naald moet zichtbaar zijn aan de binnenzijde van het patroon of flacon, zoals afgebeeld. In het geval de punt van de adapter niet door de rubber stopper (septum) is geprikt, combineer dan een draaiende en drukkende beweging in de richting van de rubber stopper. De plastic punt zal op deze manier door de stopper (septum) snijden.
49
50
Lucht in het spuitstuk In het geval u problemen ondervindt met het opzuigen van insuline, is het waarschijnlijk dat zich lucht in het spuitstuk bevindt.
BELANGRIJK Laat de InsuJet™ nooit afgaan met lucht in het spuitstuk. Dit wordt DRY-FIRING (droog afvuren) genoemd en kan de InsuJet™ onherstelbaar beschadigen.
Om lucht uit het spuitstuk te verwijderen, verwijderd u eerst de adapter met de insulinepatroon of – flacon.
Houd de InsuJet™ rechtop. Houd de voorzijde van de InsuJet™ vast, en draai de achterzijde in de richting van pijl Nr.1, totdat de groene markering zichtbaar is in het doseervenster. Volg daarna de instructies in het hoofdstuk ‘DE INSUJET GEREEDMAKEN VOOR TOEDIENING’ om insuline in het spuitstuk op te nemen.
51
Het lukt niet om een (nieuw) spuitstuk in de InsuJet™ te plaatsen. In het geval u een spuitstuk niet volledig in de InsuJet™ kunt plaatsen, is het mogelijk dat de grijze borgring nog in de gesloten positie staat, of niet volledig in open positie staat. Voordat u een spuitstuk plaatst, verzeker u zich ervan dat de pijl op de grijze borgring naar het icoon met het open hangslot wijst,
52
OPEN
GESLOTEN
POSITIE
POSITIE
Naast de icoontjes op het borgsysteem, kunt u de instelling van het borgsysteem ook beoordelen door van bovenaf in de InsuJet™ te kijken. U ziet één of twee driehoekige onderdelen. In open positie ziet u een driehoekige vorm. In gesloten positie een zeshoek.
CONTRA-INDICATIES Dit product is niet geschikt om zelf door patiënten te gebruiken: • met een ernstige visuele handicap; • met een verminderde behendigheid en/of met neuromusculaire of gewrichtsaandoeningen waardoor er bij het aanspannen van de mechanische veer en het gebruiken van de InsuJet™ problemen kunnen ontstaan; • met afwijkende huidtypen (bv. patiënten met psoriasis), aangezien
sommige huidtypen een succesvol gebruik van de InsuJet™ kunnen beïnvloeden;
53
WAARSCHUWINGEN
54
• Zorg dat u te allen tijde toegang heeft tot een alternatief insuline toedieningssysteem, voor het geval uw InsuJet™ beschadigd of zoek raakt. Dit kan een tweede InsuJet™ systeem zijn. • De InsuJet™ mag alleen gebruikt worden voor het subcutaan toedienen van vloeistoffen. Klinische studies zijn verricht voor insuline. • Gebruik de InsuJet™ niet om een andere wijze als beschreven in deze handleiding. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor mogelijke
problemen met de InsuJet™, wanneer de instructies in deze handleiding niet of onvoldoende zijn gevolgd. • Probeer nooit een beschadigde InsuJet™ te repareren. • Patiënten waarbij gemakkelijk bloedingen of bloeduitstortingen optreden (bv. mensen die medicijnen tegen trombose gebruiken) dienen de InsuJet™ met de nodige voorzichtigheid te gebruiken. In geval van overmatige bloedingen en bloeduitstortingen dient het
gebruik van de InsuJet™ te worden stopgezet. • Het gebruik van de InsuJet™ kan mogelijk leiden tot verminderde dagelijkse insulinebehoefte. Houd uw bloedglucosespiegel nauwkeurig in de gaten om een hypoglykemie (hypo) te voorkomen. • Ouderlijk toezicht wordt aangeraden wanneer een kind de InsuJet™ gebruikt. Kinderen dient duidelijk gemaakt te worden dat de InsuJet™ geen speelgoed is.
55 • De prestaties en veiligheid van het systeem kunnen negatief beïnvloedt worden wanneer de gebruiksartikelen langer worden gebruikt dan toegestaan.
ONDERHOUD VAN DE INSUJET™
56
• Maak de InsuJet™ regelmatig schoon met een vochtige doek. • Dompel de InsuJet™ niet onder in water of een andere vloeistof. • Bewaar de InsuJet™ op een droge plek tussen de 5°C en 40°C. • Bewaar de InsuJet™ bij voorkeur in het meegeleverde etui. • Bescherm de InsuJet™ tegen de zon en bewaar hem niet in de koelkast.
• Een spuitstuk mag niet langer dan 60 injecties of langer dan 14 dagen worden gebruikt. U wordt aangeraden het spuitstuk op hetzelfde moment te vervangen als uw insuline patroon of flacon. • Vervang het spuitstuk wanneer u deze langer dan drie dagen niet heeft gebruikt. • Tijdens het vliegen of in het geval van plotselinge druk- of temperatuurverschillen dient u adapters met insuline patronen
of –flacons rechtop te houden om lekkage te voorkomen. • Plaats na elke toediening de dop terug op het spuitstuk. • Plaats na gebruik de dop terug op de adapter om vervuiling te voorkomen. • Gooi de 3mL patroon- of 10mL flaconadapter samen met het lege insulinepatroon of insulineflacon weg. • Maak tijdens het vervangen van het spuitstuk het metaalkleurige onderdeel schoon, dat zichtbaar
is wanneer u van bovenaf in de InsuJet™ kijkt. Gebruik een droge tissue om het onderdeel schoon te vegen, zoals getoond.
57
PRODUCTSPECIFICATIES
58
Omschrijving: De InsuJet™ is een jetstream toedieningsysteem voorzien van een veermechanisme. De InsuJet™ is ontworpen voor de onderhuidse subcutane toediening van insuline. De InsuJet™ is ontworpen voor gebruik door één persoon. Gewicht: circa 140 g lengte 140 mm - 160 mm Afmeting: 4 - 40 internationale eenheden per toediening Doseerbereik: stappen van 1 eenheid Verdeling doseerschaal: minder dan 0,3 seconden Toedieningduur: De InsuJet™ is afgestemd op gebruik van U100 insuline Insuline concentratie: ultra kort- en of snelwerkende insuline Insulinetypen: kortwerkende insuline middellangwerkende insuline langwerkende insuline gemengde insuline tussen 5 en 40 °C Opslag:
SYMBOOL LEGENDA
59 RAADPLEEG HANDLEIDING LET OP FABRIKANT PARTIJNUMMER EXPIRATIE DATUM GESTERILISEERD DOOR MIDDEL VAN ETHYLEENOXIDE TEMPERATUURLIMIETEN NIET GEBRUIKEN INDIEN DE VERPAKKING IS BESCHADIGD NIET OPNIEUW STERILISEREN
European Pharma Group BV Euro Offices Building 3rd Floor Beechavenue 127, 1119 RB Schiphol Rijk The Netherlands
012000-NL-6.0
www.insujet.com |
[email protected]
Copyright © European Pharma Group BV