MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD

44013

AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR DE VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN

[C − 2013/18310] 17 JUIN 2013. — Arrêté royal relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles

[C − 2013/18310] 17 JUNI 2013. — Koninklijk besluit tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu l’article 108 de la Constitution; Vu la loi relative à la santé des animaux du 24 mars 1987, l’article 6, § 1er, l’article 7, § 1er, et § 2, l’article 8, l’article 9, 1°, 2° et 3°, l’article 9, 5°, modifié par la loi du 28 mars 2003, l’article 15, 1° et 2°, modifié par la loi du 1er mars 2007, l’article 18, l’article 18bis inséré par la loi du 29 décembre 1990 et modifié par la loi du 1er mars 2007, l’article 19, modifié par la loi du 1er mars 2007 et l’article 30; Vu la loi du 4 février 2000 relative à la création de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire, l’article 4, §§ 1er et 2, l’article 4, § 3, modifié par la loi du 22 décembre 2003, l’article 4, § 5, alinéa 1er, l’article 4, § 7, modifié par la loi du 22 décembre 2008 et l’article 5, alinéa 2, 13°; Vu l’arrêté royal du 22 février 2001 organisant les contrôles effectués par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire et modifiant diverses dispositions légales, confirmé par la loi du 19 juillet 2001, l’article 3, § 5, alinéa 3, l’article 3bis, inséré par la loi du 28 mars 2003 et modifié par les lois des 22 décembre 2003 et 23 décembre 2005, l’article 4, § 3, alinéa 2 et l’article 6;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 108 van de Grondwet; Gelet op de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 6, § 1, artikel 7, § 1 en § 2, artikel 8, artikel 9, 1°, 2° en 3°, artikel 9, 5°, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003, artikel 15, 1° en 2°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, artikel 18, artikel 18bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, artikel 19, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007 en artikel 30; Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 en 2, artikel 4, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003, artikel 4, § 5, eerste lid, artikel 4, § 7, gewijzigd bij de wet van 22 december 2008 en artikel 5, tweede lid, 13°; Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001, artikel 3, § 5, derde lid, artikel 3bis, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 23 december 2005, artikel 4, § 3, tweede lid en artikel 6; Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1994 betreffende de bestrijding van de ziekte van Newcastle; Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee; Gelet op het koninklijk besluit van 22 januari 1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee; Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee; Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; Gelet op het koninklijk besluit van 5 mei 2008 betreffende de bestrijding van aviaire influenza; Gelet op het ministerieel besluit van 28 augustus 1970 betreffende de bestrijding van pullorose; Gelet op het ministerieel besluit van 4 februari 1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee; Gelet op het ministerieel besluit van 20 juli 1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee; Gelet op het ministerieel besluit van 21 december 1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren; Gelet op het ministerieel besluit van 25 januari 1993 houdende reglementering van de vaccinatie tegen pseudo-vogelpest en tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1992 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de pseudo-vogelpest; Gelet op het ministerieel besluit van 19 augustus 1998 betreffende de modaliteiten ter toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee; Gelet op het ministerieel besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften; Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 8 november 2011; Gelet op het advies 16-2012 van het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 27 april 2012;

Vu l’arrêté royal du 28 novembre 1994 relatif à la lutte contre la maladie de Newcastle; Vu l’arrêté royal du 12 juin 1970 relatif à la lutte contre les maladies contagieuses des volailles et autres animaux de basse-cour ainsi qu’à la mise dans le commerce d’œufs à couver, de poussins d’un jour et de volailles d’élevage; Vu l’arrêté royal du 22 janvier 1975 concernant le dépistage et la lutte contre la maladie respiratoire chronique des volailles; Vu l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles; Vu l’arrêté royal du 16 janvier 2006 fixant les modalités des agréments, des autorisations et des enregistrements préalables délivrés par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire; Vu l’arrêté royal du 5 mai 2008 relatif à la lutte contre l’influenza aviaire; Vu l’arrêté ministériel du 28 août 1970 relatif à la lutte contre la pullorose; Vu l’arrêté ministériel du 4 février 1975 relatif au dépistage et à la lutte contre la maladie respiratoire chronique des volailles; Vu l’arrêté ministériel du 20 juillet 1992 portant exécution des articles 2, 6, 7 et 11 de l’arrêté royal du 12 juin 1970 relatif à la lutte contre les maladies contagieuses des volailles et autres animaux de basse-cour, ainsi qu’à la mise dans le commerce d’œufs à couver, de poussins d’un jour et de volailles d’élevage; Vu l’arrêté ministériel du 21 décembre 1992 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver; Vu l’arrêté ministériel du 25 janvier 1993 portant réglementation de la vaccination contre la pseudo-peste aviaire et modifiant l’arrêté ministériel du 4 mai 1992 portant des mesures temporaires de lutte contre la pseudo-peste aviaire; Vu l’arrêté ministériel du 19 août 1998 concernant les modalités d’application de l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles; Vu l’arrêté ministériel du 8 juin 2001 arrêtant les conditions de police sanitaire et la certification vétérinaire requises pour les importations d’oiseaux à l’exclusion des volailles ainsi que les conditions de quarantaine; Vu la concertation entre les Gouvernements régionaux et l’Autorité fédérale du 8 novembre 2011; Vu l’avis 16-2012 du comité scientifique, institué auprès de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne Alimentaire, donné le 27 avril 2012;

44014


Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 9 février 2012;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 februari 2012;

Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 6 septembre 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 6 september 2012;

Vu l’examen préalable de la nécessité de réaliser une évaluation d’incidence, concluant qu’une évaluation d’incidence n’est pas requise;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Vu l’avis 52.689/1 du Conseil d’Etat, donné le 4 février 2013, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Gelet op advies 52.689/1 van de Raad van State, gegeven op 4 februari 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Sur la proposition de la Ministre de l’Agriculture et de l’avis des Ministres qui en ont délibéré en Conseil,

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers,

Nous avons arrêté et arrêtons : CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Article 1er. § 1er. Le présent arrêté :

Artikel 1. § 1. Dit besluit :

— fixe les modalités d’autorisation des exploitations avicoles,

— legt de toelatingsvoorwaarden vast voor pluimveebedrijven,

— fixe les règles pour les échanges intracommunautaires et les importations en provenance de pays tiers, conformément à :

— legt de regels vast voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen, overeenkomstig :

i. la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 relative aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver, modifiée par la Décision de la Commission du 1er avril 2011 et la Décision d’exécution 2011/879/UE de la Commission du 21 décembre 2011,

i. de Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren, gewijzigd bij het besluit van de Commissie van 1 april 2011 en het Uitvoeringsbesluit 2011/879/EU van de Commissie van 21 december 2011,

ii. la Décision 92/340/CEE de la Commission, du 2 juin 1992, concernant la réalisation de tests de détection de la maladie de Newcastle chez les volailles avant l’expédition, en application de l’article 12 de la directive 90/539/CEE du Conseil.

ii. de Beschikking 92/340/EEG van de Commissie van 2 juni 1992 met betrekking tot het onderzoek van pluimvee op Newcastle disease vóór verzending, krachtens artikel 12 van Richtlijn 90/539/EEG van de Raad.

§ 2. Les chapitres II et III s’appliquent également à chaque lot de volailles venant des détenteurs visés à l’article 2, § 2, 6° de l’arrêté royal du 16 janvier 2006.

§ 2. Hoofdstukken II en III zijn ook van toepassing op elk lot pluimvee afkomstig van de houders bedoeld bij artikel 2, § 2, 6° van het koninklijk besluit van 16 januari 2006.

Toutefois, les chapitres II et III ne s’appliquent pas aux échanges intracommunautaires et aux importations en provenance de pays tiers, de volailles destinées à des expositions, des concours ou des compétitions.

Hoofdstukken II en III zijn evenwel niet van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen voor pluimvee dat voor tentoonstellingen, concoursen of wedstrijden is bestemd.

Art. 2. Sans préjudice des dispositions de l’article 1er, § 2, premier alinéa, sont valables pour l’application du présent arrêté, les définitions et le champ d’application de l’arrêté royal du 16 janvier 2006 fixant les modalités des agréments, des autorisations et des enregistrements préalables délivrés par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire.

Art. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1, § 2, eerste lid, gelden voor de toepassing van dit besluit de definities en het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Pour l’application du présent arrêté on entend en outre par :

Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder :

1° Volailles : les poules, dindes, pintades, canards, oies, cailles, pigeons, faisans, perdrix et oiseaux coureurs (Ratites) élevés ou détenus en captivité en vue de leur reproduction, de la production de viande ou d’œufs de consommation ou de la fourniture de gibier de repeuplement;

1° Pluimvee : kippen, kalkoenen, parelhoenders, eenden, ganzen, kwartels, duiven, fazanten, patrijzen en loopvogels (Ratites), die in gevangenschap worden opgefokt of gehouden voor de fokkerij, voor de productie van vlees of van consumptie-eieren of om in het wild te worden uitgezet;

2° ufs à couver : les œufs produits par les volailles et destinés à être incubés;

2° Broedeieren : eieren van pluimvee, bestemd om te worden bebroed;

3° Poussins d’un jour : volailles âgées de moins de 72 heures et non encore nourries; toutefois, les canards de Barbarie (Cairana Moschata) ou leurs croisements peuvent être nourris;

3° Eéndagskuikens : pluimvee dat nog geen 72 uur oud is en dat nog niet is gevoerd; muskuseenden (Cairana Moschata) of kruisingen daarvan mogen evenwel gevoerd zijn;

4° Catégories de volailles :

4° Categorieën pluimvee :

a) Volailles d’élevage : volailles dans une exploitation d’élevage,

a) Opfokpluimvee : pluimvee op een opfokbedrijf,

b) Volailles de reproduction (volailles reproductrices) : les volailles âgées de 72 heures ou plus et destinées à la production d’œufs à couver. On peut distinguer : volailles de sélection et volailles de multiplication,

b) Fokpluimvee : pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren. Men kan onderscheiden : selectiepluimvee en vermeerderingspluimvee,

c) Volailles de rente : les volailles âgées de 72 heures ou plus et élevées en vue de la production de viande et/ou d’œufs de consommation (volailles pondeuses) ou de la fourniture de gibier de repeuplement, parmi lesquelles :

c) Gebruikspluimvee : pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt opgefokt voor de productie van vlees en/of van consumptie-eieren (legpluimvee) of om in het wild te worden uitgezet, waaronder :

i) Volailles pondeuses : les volailles de rente à partir du stade de la ponte, qui produisent des œufs de consommation,

i) Legpluimvee : gebruikspluimvee vanaf het legstadium, dat consumptie-eieren produceert,

ii) Poulets de chair : les volailles de rente de l’espèce Gallus gallus dans une exploitation de production de viande,

ii) Braadkippen : gebruikspluimvee van de soort Gallus gallus op een vleesbedrijf,

iii) Poules pondeuses : volailles pondeuses de l’espèce Gallus gallus; d) Volailles d’abattage : les volailles conduites directement à l’abattoir pour y être abattues dans les meilleurs délais, mais au plus tard dans les 72 heures après leur arrivée;

iii) Legkippen : legpluimvee van de soort Gallus gallus; d) Slachtpluimvee : pluimvee dat rechtstreeks naar het slachthuis wordt gevoerd om daar zo snel mogelijk, doch uiterlijk 72 uur na aankomst, te worden geslacht;

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 5° Types de volailles :

44015

5° Types pluimvee :

a) type ponte : races de volailles, spécifiquement élevées en vue de la production d’œufs de consommation,

a) type leg : pluimveerassen, specifiek voor de productie van consumptie-eieren,

b) type chair : races de volailles, spécifiquement élevées en vue de la production de viande,

b) type vlees : pluimveerassen, specifiek voor de productie van vlees,

c) type mixte : races de volailles à double fin : la production d’œufs de consommation et une certaine valeur de viande;

c) type gemengd : pluimveerassen met een dubbel doel : de productie van consumptie-eieren en een zekere vleeswaarde;

6° Troupeau : l’ensemble des lots détenus dans une exploitation avicole, dotés d’un même statut sanitaire, et auxquels un même numéro de troupeau est attribué;

6° Beslag : geheel van tomen op een pluimveebedrijf met dezelfde gezondheidsstatus, waaraan hetzelfde beslagnummer wordt toegekend;

7° Lot : toutes les volailles d’une même espèce, du même type, du même âge, de même statut sanitaire, détenues simultanément dans un même poulailler et constituant une unité épidémiologique. Dans les batteries, ce terme inclut tous les oiseaux partageant le même cubage d’air. Le cas échéant, l’Agence évalue le lien épidémiologique entre les unités;

7° Toom : alle pluimvee van eenzelfde diersoort, eenzelfde type, met dezelfde leeftijd, met dezelfde gezondheidsstatus, dat tegelijkertijd in dezelfde stal wordt gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt. In batterijen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen. In voorkomend geval oordeelt het Agentschap over het epidemiologisch verband tussen de eenheden;

8° Lot de mue : un lot de volailles de reproduction ou de volailles pondeuses qui entre en production pour la deuxième fois après une période d’inactivité;

8° Ruitoom : een toom fokpluimvee of legpluimvee die voor een tweede maal in productie gaat na een periode van inactiviteit;

9° Bande de production : l’ensemble ou une partie d’un lot de volailles de rente dans une exploitation avicole de faible capacité et ceci entre 2 périodes de vide sanitaire. Contrairement au point 7°, l’âge des volailles dans ce lot ne doit pas être le même;

9° Productieronde : het geheel of een deel van een toom gebruikspluimvee op een pluimveebedrijf met geringe capaciteit en dit tussen 2 perioden van sanitaire leegstand. In afwijking op punt 7° dient de leeftijd van het pluimvee in deze toom niet dezelfde te zijn;

10° Lot pour la vente directe de la viande fraîche : un lot de poulets de chair ou dindes de rente du type chair, détenu sur une exploitation avicole de faible capacité, dont la viande fraîche dérivée est vendue directement au consommateur final;

10° Toom voor directe verkoop van vers vlees : een toom braadkippen of vleeskalkoenen, gehouden op een pluimveebedrijf met geringe capaciteit, waarvan het afgeleide vers vlees rechtstreeks verkocht wordt aan de eindverbruiker;

11° Poulailler : l’ensemble des locaux, y compris le parcours extérieur qui abrite un lot de volailles. Un poulailler se compose toujours d’un pré-local et d’un ou plusieurs espaces habitables destinés aux animaux;

11° Stal : het geheel van lokalen, met inbegrip van de uitloopruimte waarin een toom pluimvee gehuisvest is. Een stal bestaat steeds uit een voorruimte en één of meerdere leefruimten;

12° Exploitation avicole : établissement utilisé pour l’élevage ou la détention de volailles de reproduction ou de rente, parmi lesquels :

12° Pluimveebedrijf : inrichting die wordt gebruikt voor het opfokken of het houden van fok- en gebruikspluimvee, waaronder :

a) Exploitation de sélection : l’exploitation avicole avec volailles de reproduction, dont l’activité consiste en la production d’œufs à couver destinés à la production de volailles de reproduction,

a) Selectiebedrijf : pluimveebedrijf met fokpluimvee dat zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van fokpluimvee,

b) Exploitation de multiplication : l’exploitation avicole avec volailles de reproduction, dont l’activité consiste en la production d’œufs à couver destinés à la production de volailles de rente,

b) Vermeerderingsbedrijf : pluimveebedrijf met fokpluimvee dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van gebruikspluimvee,

c) Exploitation d’élevage :

c) Opfokbedrijf :

i) soit une exploitation élevant des volailles de reproduction, c’est-à-dire une exploitation avicole dont l’activité consiste à élever des volailles de reproduction avant le stade de la reproduction,

i) ofwel een opfokbedrijf voor fokpluimvee, d.w.z. een pluimveebedrijf dat zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium,

ii) soit une exploitation élevant des volailles de rente, c’est-à-dire une exploitation avicole dont l’activité consiste à élever des volailles pondeuses avant le stade de la ponte,

ii) ofwel een opfokbedrijf voor gebruikspluimvee, d.w.z. een pluimveebedrijf dat zich toelegt op het opfokken van legpluimvee tot het legstadium,

d) Couvoir : l’établissement dont l’activité consiste en la mise en incubation, l’éclosion d’œufs à couver et la fourniture de poussins d’un jour,

d) Broeierij : inrichting die zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en het opleveren van eendagskuikens,

e) Exploitation de ponte : l’exploitation avicole avec volailles pondeuses,

e) Legbedrijf : pluimveebedrijf met legpluimvee,

f) Exploitation de production de viande : l’exploitation avicole de volailles de rente pour la production de viande;

f) Vleesbedrijf : pluimveebedrijf met gebruikspluimvee voor de productie van vlees;

13° Exploitation avicole de faible capacité : une exploitation avicole avec volailles de rente qui détient à tout moment au maximum 4 999 têtes de volaille, comme enregistré dans SANITEL;

13° Pluimveebedrijf met geringe capaciteit : een pluimveebedrijf met gebruikspluimvee dat op elk moment maximaal 4 999 stuks pluimvee mag houden, zoals geregistreerd in SANITEL;

14° Laboratoire agréé : un laboratoire agréé par l’Agence en application de l’arrêté royal du 3 août 2012 relatif à l’agrément des laboratoires qui effectuent des analyses en rapport avec la sécurité de la chaîne alimentaire;

14° Erkend laboratorium : laboratorium erkend door het Agentschap in toepassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;

15° Visite sanitaire : une visite effectuée par le vétérinaire officiel ou par le vétérinaire habilité et ayant pour objet l’examen de l’état sanitaire de toutes les volailles d’un établissement;

15° Gezondheidsinspectie : inspectiebezoek dat door de officiële dierenarts of door de bevoegde dierenarts wordt afgelegd, ten einde een onderzoek in te stellen naar de gezondheidstoestand van alle pluimvee van een inrichting;

16° Maladies à déclaration obligatoire : les maladies des volailles mentionnées à l’arrêté royal du 25 avril 1988 désignant les maladies des animaux soumises à l’application du chapitre III de la loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux;

16° Aangifteplichtige ziekten : de ziekten bij pluimvee die vermeld staan in het koninklijk besluit van 25 april 1988 tot aanwijzing van de dierenziekten die vallen onder de toepassing van hoofdstuk III van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;

17° Foyer : tout endroit où des volailles sont présentes et où un ou plusieurs cas d’une maladie contagieuse à laquelle les volailles sont sensibles, ont été officiellement constatés;

17° Haard : elke plaats waar pluimvee aanwezig is en waar een of meer gevallen van een ziekte waarvoor het pluimvee vatbaar is, officieel zijn geconstateerd;

44016


18° Station de quarantaine : l’installation où les volailles sont maintenues en isolement complet, sans contact direct ou indirect avec d’autres volatiles, afin d’y être soumises à une observation prolongée et d’y subir divers examens de contrôle à l’égard de l’Influenza aviaire et de la maladie de Newcastle;

18° Quarantainestation : voorziening waar pluimvee volledig afgezonderd wordt gehouden, zonder rechtstreeks of indirect contact met ander pluimvee, ten einde gedurende lange tijd te worden geobserveerd en diverse controletests op Aviaire Influenza en de ziekte van Newcastle te ondergaan;

19° Abattage sanitaire : l’opération sanitaire qui consiste à détruire toutes les volailles et produits atteints ou suspects de contamination en s’entourant de toutes les garanties sanitaires nécessaires, y compris la désinfection.

19° Ruimen : sanitaire actie, waarbij met inachtneming van de nodige gezondheidsmaatregelen, ontsmetting inbegrepen, wordt overgegaan tot vernietiging van alle pluimvee en producten die zijn aangetast of die van besmetting worden verdacht;

20° Vétérinaire officiel : selon le cas :

20° Officiële dierenarts : naargelang het geval :

— un vétérinaire autorisé par l’administration vétérinaire du pays tiers à réaliser des inspections sanitaires concernant les animaux vivants et à procéder à une certification officielle, ou

— een dierenarts die van de veterinaire autoriteiten van het derde land de toestemming heeft gekregen om gezondheidsinspecties op levende dieren te verrichten en een officiële certificering uit te voeren, of

— le vétérinaire de l’Agence ou le vétérinaire visé à l’arrêté royal du 20 décembre 2004 portant fixation des conditions dans lesquelles l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire peut faire exécuter des tâches par des médecins vétérinaires indépendants;

— de dierenarts van het Agentschap of de dierenarts zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 20 december 2004 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen taken door zelfstandige dierenartsen kan laten verrichten;

21° Vétérinaire d’exploitation : le vétérinaire agréé avec lequel le responsable a conclu une convention, conformément à l’article 37;

21° Bedrijfsdierenarts : de erkende dierenarts met wie de verantwoordelijke een overeenkomst is aangegaan, overeenkomstig artikel 37;

22° Vétérinaire habilité : le vétérinaire d’exploitation;

22° Bevoegde dierenarts : de bedrijfsdierenarts;

23° Vétérinaire agréé : le vétérinaire qui est agréé conformément à l’arrêté royal du 20 novembre 2009 relatif à l’agrément des médecins vétérinaires;

23° Erkende dierenarts : de dierenarts die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 20 november 2009 betreffende de erkenning van de dierenartsen;

24° Nettoyage : le fait d’enlever soigneusement toutes les souillures, poussières, débris de litière, excréments, aliments, et autres matières;

24° Reiniging : het zorgvuldig verwijderen van alle vuil, stof, overblijfselen van strooisel, uitwerpselen, voeder en andere materie;

25° Désinfection : l’application, après le nettoyage, d’un désinfectant ou une alternative équivalente, conformément à son mode d’emploi;

25° Ontsmetting : het toepassen, na de reiniging, van een ontsmettingsmiddel of een evenwaardig alternatief, overeenkomstig de gebruiksaanwijzigingen daarvan;

26° Moyen de désinfection : un désinfectant (autorisé) qui, en tant que médicament, dispose d’une autorisation de mise sur le marché ou, en tant que biocide, dispose d’une autorisation ou d’une notification;

26° Ontsmettingsmiddel : een (toegelaten) ontsmettingsmiddel dat als geneesmiddel over een vergunning voor het in de handel brengen beschikt of dat als biocide over een toelating of een notificatie beschikt;

27° Hygiénogramme : un programme de contrôle de qualité microbiologique qui permet d’évaluer l’état sanitaire de l’établissement et la qualité des opérations de nettoyage et de désinfection réalisées;

27° Hygiënogram : een programma inzake microbiologische kwaliteitscontrole dat inzicht verschaft over de gezondheidssituatie van een inrichting en de kwaliteit van de uitgevoerde reiniging en ontsmetting;

28° Notification obligatoire : la notification obligatoire imposée et exécutée conformément au chapitre IV de l’arrêté royal du 14 novembre 2003 relatif à l’autocontrôle, à la notification obligatoire et à la traç abilité dans la chaîne alimentaire et à l’arrêté ministériel du 22 janvier 2004 relatif aux modalités de notification obligatoire dans la chaîne alimentaire;

28° Meldingsplicht : de meldingsplicht opgelegd en uitgevoerd overeenkomstig hoofdstuk IV van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen en het ministerieel besluit van 22 januari 2004 betreffende de modaliteiten voor de meldingsplicht in de voedselketen;

29° Arrêté royal du 16 janvier 2006 : l’arrêté royal du 16 janvier 2006 fixant les modalités des agréments, des autorisations et des enregistrements préalables délivrés par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire;

29° Koninklijk besluit van 16 januari 2006 : het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

30° Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 : Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 relative aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver;

30° Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 : Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren;

31° Association : une association agréée en application de l’arrêté royal du 26 novembre 2006 fixant les conditions d’agrément des associations de lutte contre les maladies des animaux et leur confiant des tâches relevant de la compétence de l’Agence;

31° Vereniging : een vereniging erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren;

32° Ministre : le Ministre qui a la Sécurité de la Chaîne alimentaire dans ses attributions;

32° Minister : de Minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen;

33° Agence : l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire;

33° Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;

34° SANITEL : la base de données informatisée de l’Agence pour l’identification et l’enregistrement des animaux, des exploitations, des établissements et des installations où sont détenus des animaux, ainsi que des détenteurs et des responsables; aussi nommée SANITRACE;

34° SANITEL : het gecomputeriseerd gegevensbestand van het Agentschap voor de identificatie en registratie van de dieren, van de bedrijven, inrichtingen en installaties waar dieren worden gehouden, alsook van de houders en de verantwoordelijken; wordt ook SANITRACE genoemd;

35° Pays tiers : les pays autres que les Etats membres ainsi que les territoires des Etats membres auxquels ne s’appliquent pas la Directive 89/662/CEE du Conseil du 11 décembre 1989 relative aux contrôles vétérinaires applicables dans les échanges intracommunautaires dans la perspective de la réalisation du marché intérieur ni l’arrêté royal du 31 décembre 1992 relatif aux contrôles vétérinaires et zootechniques applicables aux échanges intracommunautaires de certains animaux vivants et produits.

35° Derde landen : andere landen dan Lidstaten en die grondgebieden van Lidstaten waar Richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt en het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van sommige levende dieren en producten niet van toepassing zijn.


44017

Art. 3. Les laboratoires nationaux de référence pour les maladies aviaires désignés par l’arrêté ministériel du 19 avril 2007 portant désignation des laboratoires nationaux de référence, sont responsables de la coordination des méthodes de diagnostic prévues par le présent arrêté. A cet effet, ils :

Art. 3. De nationale referentielaboratoria voor pluimveeziekten, aangewezen bij het ministerieel besluit van 19 april 2007 tot aanduiding van de nationale referentielaboratoria, zijn verantwoordelijk voor de coördinatie van de bij dit besluit vastgestelde diagnosemethoden. Daartoe :

a) peuvent fournir aux laboratoires agréés les réactifs nécessaires pour le diagnostic;

a) kunnen zij aan de erkende laboratoria de voor het stellen van een diagnose vereiste reagentia leveren;

b) contrôlent la qualité des réactifs utilisés par les laboratoires agréés pour la réalisation des tests de diagnostic prescrits par le présent arrêté;

b) controleren zij de kwaliteit van de reagentia die worden gebruikt door de laboratoria die zijn erkend voor de uitvoering van de krachtens dit besluit vereiste diagnosetests;

c) organisent périodiquement des tests comparatifs.

c) organiseren zij geregeld vergelijkende tests.

CHAPITRE II. — Règles pour les échanges intracommunautaires

HOOFDSTUK II. — Voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer

Art. 4. Pour mettre des volailles dans les échanges intracommunautaires, les établissements avec œufs à couver, poussins d’un jour, volailles d’élevage, de reproduction et de rente doivent avoir une autorisation conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, et :

Art. 4. Om pluimvee in het intracommunautaire handelsverkeer te brengen, dienen inrichtingen met broedeieren, eendagskuikens, opfok-, fok- en gebruikspluimvee te beschikken over een toelating overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, en :

a) les :

a) moeten :

i. œufs à couver doivent remplir les conditions énoncées aux articles 5, 6, 13, 14, 15, 16, et 18,

i. broedeieren voldoen aan de in de artikelen 5, 6, 13, 14, 15, 16, en 18 vastgestelde voorwaarden,

ii. poussins d’un jour doivent remplir les conditions énoncées aux articles 5, 7, 13, 14, 15, 16, et 18,

ii. eendagskuikens voldoen aan de in de artikelen 5, 7, 13, 14, 15, 16, en 18 vastgestelde voorwaarden,

iii. volailles de reproduction et de rente doivent remplir les conditions énoncées aux articles 5, 9, 13, 14, 15, 16, et 18;

iii. fok- en gebruikspluimvee voldoen aan de in de artikelen 5, 9, 13, 14, 15, 16, en 18 vastgestelde voorwaarden;

b) les volailles d’abattage doivent remplir les conditions énoncées aux articles 9, 13, 14, 15, 16 et 18;

b) moet slachtpluimvee voldoen aan de in de artikelen 9, 13, 14, 15, 16 en 18 vastgestelde voorwaarden;

c) les volailles, y compris les poussins d’un jour, destinées à la fourniture de gibier de repeuplement doivent remplir les conditions énoncées aux articles 10, 13, 14, 15, 16, et 18;

c) moet pluimvee, met inbegrip van eendagskuikens, dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, voldoen aan de in de artikelen 10, 13, 14, 15, 16, en 18 vastgestelde voorwaarden;

d) en matière de Salmonella, les volailles destinées à la Finlande et la Suède doivent satisfaire aux conditions fixées à l’article 11.

d) wat Salmonella betreft, moet pluimvee met bestemming Finland en Zweden voldoen aan de in artikel 11 gestelde voorwaarden.

Art. 5. Les œufs à couver, les poussins d’un jour, les volailles d’élevage, de reproduction et de rente doivent provenir :

Art. 5. Broedeieren, eendagskuikens, alsmede opfok-, fok- en gebruikspluimvee moeten afkomstig zijn :

a) d’établissements satisfaisant aux exigences suivantes :

a) van inrichtingen die aan de volgende eisen voldoen :

i. ils doivent être autorisés conformément aux règles figurant à l’annexe Ire, chapitre Ier,

i. zij moeten toegelaten zijn overeenkomstig de voorschriften van bijlage I, hoofdstuk I,

ii. ils ne peuvent faire l’objet, au moment de l’expédition, d’aucune mesure de police sanitaire applicable à des volailles,

ii. zij mogen op het tijdstip van verzending op generlei wijze voorwerp zijn van veterinairrechtelijke maatregelen voor pluimvee,

iii. ils doivent être situés hors d’une zone soumise, pour des raisons de police sanitaire, à des mesures de restriction conformes à la législation communautaire, prises à la suite de l’apparition d’un foyer d’une maladie à laquelle les volailles sont sensibles,

iii. zij mogen niet gelegen zijn in een gebied waarvoor om veterinairrechtelijke redenen overeenkomstig de communautaire wetgeving beperkende maatregelen gelden in verband met het optreden van een besmettingshaard van een ziekte waarvoor het pluimvee vatbaar is,

iv. ils ne peuvent pas se trouver sous saisie conservatoire conformément à l’annexe Ire, chapitre IV;

iv. zij mogen niet onder bewarend beslag staan overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk IV;

b) de lots ne présentant, au moment de l’expédition, aucun signe clinique ou de suspicion d’une maladie contagieuse des volailles.

b) uit tomen die op het tijdstip van verzending geen klinische ziektesymptomen vertonen, noch van besmetting met een besmettelijke pluimveeziekte worden verdacht.

Une autorisation 10.1 est octroyée aux établissements qui répondent aux dispositions de l’alinéa 1er, point a), i), conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006.

Aan de inrichtingen die voldoen aan het bepaalde in het eerste lid, punt a), i), wordt een toelating 10.1, toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006.

Art. 6. § 1er. Au moment de leur expédition, les œufs à couver doivent :

Art. 6. § 1. Voor broedeieren gelden op het tijdstip van verzending de volgende eisen :

a) provenir de lots :

a) zij moeten afkomstig zijn van tomen :

i. qui ont séjourné depuis plus de six semaines dans un ou plusieurs établissements visés à l’article 5, a), i);

i. die sedert meer dan zes weken hebben verbleven in een of meer inrichtingen bedoeld in artikel 5, a), i);

ii. qui, s’ils ont été vaccinés, l’ont été conformément aux dispositions :

ii. die, indien ingeënt, zijn ingeënt overeenkomstig de bepalingen van :

— de l’arrêté royal du 28 novembre 1994 relatif à la lutte contre la maladie de Newcastle,

— het koninklijk besluit van 28 november 1994 betreffende de bestrijding van de ziekte van Newcastle,

— de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles;

— het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee;

iii. qui :

iii. die :

— soit ont été soumis à un examen sanitaire effectué par un vétérinaire officiel au cours des 72 heures précédant l’expédition et, au moment de cet examen, n’ont présenté aucun signe clinique ou de suspicion d’une maladie contagieuse,

— ofwel in de 72 uur voorafgaande aan de verzending door een officiële dierenarts zijn gekeurd, waarbij geen klinische symptomen zijn gevonden, noch aanwijzingen op grond waarvan de aanwezigheid van een besmettelijke ziekte kan worden vermoed,

— soit ont subi chaque mois une visite sanitaire, effectuée par un vétérinaire officiel, étant entendu que l’inspection la plus récente doit avoir été effectuée au plus tôt 31 jours avant l’expédition. Si cette option est retenue, le vétérinaire officiel doit également avoir examiné les

— ofwel een maandelijkse gezondheidsinspectie door een officiële dierenarts hebben ondergaan met dien verstande dat de laatste inspectie in de 31 dagen voorafgaande aan de verzending moet zijn uitgevoerd. In dit laatste geval moet de officiële dierenarts ook de

44018


registres du statut sanitaire des lots et apprécié leur état sanitaire actuel, sur base d’informations à jour fournies par la personne ayant la charge des lots au cours des 72 heures précédant l’expédition. Au cas où les registres ou toute autre information font suspecter une maladie, les lots doivent avoir subi un examen sanitaire effectué par le vétérinaire officiel, de manière à exclure toute possibilité d’une maladie contagieuse des volailles;

gegevens over de gezondheidsstatus van de tomen hebben onderzocht en de gezondheidsstatus op dat moment hebben geëvalueerd op basis van bijgewerkte informatie die de voor de tomen verantwoordelijke persoon in de 72 uur voorafgaande aan de verzending heeft verstrekt. Wanneer de geregistreerde gegevens of andere informatie een ziekte doen vermoeden, moeten de tomen door de officiële dierenarts zijn gekeurd zodat elke mogelijkheid van een eventuele besmettelijke pluimveeziekte is uitgesloten;

b) être identifiés selon le Règlement (CE) n° 617/2008 de la Commission du 27 juin 2008 portant modalités d’application du Règlement (CE) n° 1234/2007 du Conseil en ce qui concerne les normes de commercialisation pour les œufs à couver et les poussins de volailles de basse-cour;

b) zij moeten worden geïdentificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat betreft de handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee;

c) avoir été soumis à une désinfection conformément aux instructions de l’Agence.

c) zij moeten zijn ontsmet volgens de instructies van het Agentschap.

§ 2. Si, pendant la période d’incubation des œufs à couver, une maladie contagieuse des volailles transmissible par les œufs se déclare dans un lot dont proviennent les œufs à couver concernés, le couvoir concerné et l’unité de contrôle de l’Agence compétente pour le couvoir et le lot d’origine doivent en être informés, conformément aux dispositions de la notification obligatoire.

§ 2. Wanneer in de periode waarin broedeieren worden bebroed, een via eieren overdraagbare besmettelijke pluimveeziekte uitbreekt in een toom waarvan de betrokken broedeieren afkomstig zijn, moeten de betrokken broeierij en de controle-eenheid van het Agentschap die voor die broeierij en voor de toom van oorsprong bevoegd is, daarvan in kennis worden gesteld, overeenkomstig de bepalingen van de meldingsplicht.

Art. 7. Les poussins d’un jour doivent :

Art. 7. Voor eendagskuikens gelden de volgende eisen :

a) être issus d’œufs à couver répondant aux exigences des articles 5 et 6;

a) zij moeten verkregen zijn uit broedeieren die aan de voorschriften van de artikelen 5 en 6 voldoen;

b) s’ils ont été vaccinés, satisfaire aux conditions de vaccination conformément aux dispositions :

b) wanneer zij zijn ingeënt, moeten zij voldoen aan de inentingsvoorschriften overeenkomstig de bepalingen van :





c) ne présenter, au moment de leur expédition, aucun symptôme conduisant à suspecter une maladie sur base de l’annexe Ire, chapitre II, partie B, point 2 sous g) et h).

c) zij mogen op het tijdstip van verzending geen symptomen vertonen, op grond waarvan op basis van bijlage I, hoofdstuk II, punt B, 2 onder g) en h), besmetting kan worden vermoed.

Art. 8. Au moment de leur expédition, les volailles de reproduction et de rente doivent :

Art. 8. Voor fok- en gebruikspluimvee gelden op het tijdstip van verzending de volgende eisen :

a) avoir séjourné depuis leur éclosion ou depuis plus de six semaines dans un ou plusieurs établissements de l’Union européenne visés à l’article 5, a), i);

a) het moet sedert de uitkomst of sedert meer dan zes weken verbleven hebben in een of meer inrichtingen in de Europese Unie bedoeld in artikel 5, a), i);

b) si elles ont été vaccinées, satisfaire aux conditions de vaccination conformément aux dispositions :

b) wanneer het is ingeënt, moet het voldoen aan de inentingsvoorschriften overeenkomstig de bepalingen van :





c) avoir été soumises à un examen sanitaire effectué par un vétérinaire officiel au cours des 48 heures précédant l’expédition et, au moment de cet examen, ne présenter aucun signe clinique ou de suspicion de maladies contagieuses des volailles.

c) het moet in de 48 uur voorafgaande aan de verzending door een officiële dierenarts zijn gekeurd, waarbij geen klinische symptomen zijn gevonden, noch aanwijzingen op grond waarvan een besmettelijke pluimveeziekte kan worden vermoed.

Art. 9. Au moment de leur expédition, les volailles d’abattage doivent provenir d’une exploitation avicole :

Art. 9. Slachtpluimvee moet op het tijdstip van verzending afkomstig zijn van een pluimveebedrijf :

a) dans laquelle elles ont séjourné depuis leur éclosion ou depuis plus de vingt et un jours;

a) waar het sedert de uitkomst of sedert meer dan 21 dagen heeft verbleven;

b) qui n’est soumise à aucune mesure de police sanitaire applicable aux volailles;

b) ten aanzien waarvan geen veterinairrechtelijke maatregelen voor pluimvee van toepassing zijn;

c) dans laquelle, lors de l’examen sanitaire effectué, au cours des cinq jours précédant l’expédition par le vétérinaire officiel, sur le lot dont font partie les volailles destinées à l’abattage, les volailles inspectées n’ont montré aucun signe clinique ou de suspicion de maladie contagieuse des volailles;

c) waar, bij een gezondheidsonderzoek van de toom waartoe het slachtpluimvee behoort door de officiële dierenarts in de vijf dagen voorafgaande aan de verzending, het onderzochte pluimvee geen klinische symptomen van een besmettelijke pluimveeziekte heeft vertoond noch van besmetting is verdacht;

d) située hors d’une zone soumise, pour des raisons de police sanitaire, à des mesures de restriction conformes à la législation communautaire, prises à la suite de l’apparition d’un foyer d’une maladie à laquelle les volailles sont sensibles.

d) dat niet gelegen is in een gebied waarvoor om veterinairrechtelijke redenen overeenkomstig de communautaire wetgeving beperkende maatregelen gelden in verband met het optreden van een besmettingshaard van een ziekte waarvoor het pluimvee vatbaar is.

Art. 10. § 1er. Au moment de leur expédition, les volailles âgées de plus de 72 heures destinées à la fourniture de gibier sauvage de repeuplement doivent provenir d’une exploitation avicole :

Art. 10. § 1. Pluimvee van meer dan 72 uur oud dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, moet op het tijdstip van verzending afkomstig zijn van een pluimveebedrijf :

a) dans laquelle elles ont séjourné depuis leur éclosion ou depuis plus de 21 jours et dans laquelle, au cours des deux semaines qui précèdent l’expédition, elles n’auront pas été en contact avec des volailles nouvellement introduites;

a) waar het sedert het uitkomen of sedert meer dan 21 dagen heeft verbleven en waar het in de twee weken voorafgaande aan de verzending niet in contact is geweest met nieuw aangevoerd pluimvee;

b) qui est exempte de toute mesure de police sanitaire applicable aux volailles;

b) ten aanzien waarvan geen veterinairrechtelijke maatregelen voor pluimvee gelden;


44019

c) dans laquelle, lors de l’examen sanitaire effectué au cours des 48 heures précédant l’expédition par le vétérinaire officiel, sur le lot dont font partie les volailles, les volailles inspectées n’ont montré aucun signe clinique ou de suspicion de maladie contagieuse des volailles;

c) waar, bij een gezondheidsonderzoek van de toom waartoe het pluimvee behoort, door de officiële dierenarts in de 48 uur voorafgaande aan de verzending, het onderzochte pluimvee geen klinische symptomen van een besmettelijke pluimveeziekte heeft vertoond noch van besmetting is verdacht;

d) située hors d’une zone soumise à l’interdiction, pour des raisons de police sanitaire conformément à la législation communautaire, en raison d’un foyer d’une maladie à laquelle les volailles sont sensibles.

d) dat niet gelegen is in een gebied waarvoor om veterinairrechtelijke redenen overeenkomstig de communautaire wetgeving verbodsbepalingen gelden in verband met het optreden van een besmettingshaard van een ziekte waarvoor het pluimvee vatbaar is.

§ 2. Les dispositions de l’article 5 ne s’appliquent pas aux volailles visées au paragraphe 1er.

§ 2. Artikel 5 is niet van toepassing op het in paragraaf 1 bedoelde pluimvee.

Art. 11. En matière de Salmonella et pour les sérotypes qui ne sont pas mentionnés à l’annexe Ire, chapitre III, sous A, les envois de volailles d’abattage à destination de la Finlande et de la Suède sont soumis à un test microbiologique par échantillonnage dans l’établissement d’origine conformément à la Décision 95/410/CE du Conseil du 22 juin 1995 fixant les règles concernant le test microbiologique par échantillonnage dans l’établissement d’origine pour les volailles d’abattage destinées à la Finlande et à la Suède.

Art. 11. Wat Salmonella betreft en voor serotypen die niet zijn vermeld in bijlage I, hoofdstuk III, onder A, worden de zendingen slachtpluimvee met bestemming Finland en Zweden onderworpen aan een steekproefsgewijze microbiologische test in de inrichting van oorsprong, volgens Beschikking 95/410/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot vaststelling van de voorschriften voor de steekproefsgewijze microbiologische test in de inrichting van oorsprong van slachtpluimvee met als bestemming Finland en Zweden.

Art. 12. § 1er. Les dispositions des articles 4 à 9 et de l’article 16 ne s’appliquent pas aux échanges intracommunautaires de volailles et d’œufs à couver lorsqu’il s’agit de petits lots comprenant moins de vingt unités pour autant qu’ils respectent les dispositions visées aux dispositions du paragraphe 2.

Art. 12. § 1. De bepalingen van artikelen 4 tot en met 9 en artikel 16 zijn niet van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in pluimvee en broedeieren, wanneer het kleine partijen van minder dan 20 stuks betreft, mits zij aan de bepalingen van paragraaf 2 voldoen.

§ 2. Les volailles et les œufs à couver visés au paragraphe 1er, doivent, au moment de leur expédition, provenir de lots :

§ 2. Pluimvee en broedeieren als bedoeld in paragraaf 1, moeten op het tijdstip van verzending evenwel afkomstig zijn van tomen :

a) qui ont séjourné dans l’Union européenne depuis leur éclosion ou depuis au moins trois mois;

a) die sedert de uitkomst of sedert ten minste drie maanden in de Europese Unie hebben verbleven;

b) qui sont exempts de signes cliniques de maladies contagieuses des volailles au moment de leur expédition;

b) die op het tijdstip van verzending vrij zijn van klinische symptomen van besmettelijke pluimveeziekten;

c) qui, s’ils ont été vaccinés, ont été vaccinés conformément aux dispositions :

c) die, indien ingeënt, zijn ingeënt overeenkomstig de bepalingen van :





d) qui sont exempts de toute mesure de police sanitaire applicable aux volailles;

d) ten aanzien waarvan geen veterinairrechtelijke maatregelen voor pluimvee van toepassing zijn;

e) qui sont situés hors d’une zone soumise, pour des raisons de police sanitaire, à des mesures de restriction conformes à la législation communautaire, à la suite de l’apparition d’un foyer d’une maladie à laquelle les volailles sont sensibles.

e) die zich niet bevinden in een gebied waarvoor om veterinairrechtelijke redenen overeenkomstig de communautaire wetgeving beperkende maatregelen gelden in verband met het optreden van een besmettingshaard van een ziekte waarvoor het pluimvee vatbaar is.

Toutes les volailles d’une expédition doivent, dans le mois qui précède leur expédition, avoir réagi négativement à des examens sérologiques de recherche des anticorps de Salmonella Pullorum et de Salmonella Gallinarum, conformément aux dispositions de l’annexe Ire, chapitre III. Dans le cas des œufs à couver ou des poussins d’un jour, le lot d’origine doit subir dans les trois mois qui précèdent l’expédition un examen sérologique de recherche de Salmonella Pullorum et Salmonella Gallinarum dans une proportion donnant 95 % de certitude de détecter l’infection pour une prévalence de 5 %.

Alle dieren in een zending moeten in de maand voorafgaande aan de verzending negatief hebben gereageerd op een serologische test op de aanwezigheid van antistoffen tegen Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum, overeenkomstig het bepaalde in bijlage I, hoofdstuk III. Wanneer het gaat om broedeieren of eendagskuikens moet de toom van oorsprong in de drie maanden voorafgaande aan de verzending serologisch op Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum zijn onderzocht met een betrouwbaarheidsdrempel van 95 % bij een prevalentie van 5 %.

§ 3. Les dispositions des paragraphes 1er et 2, ne s’appliquent pas aux lots contenant des ratites ou des œufs à couver de ratites.

§ 3. De bepalingen van paragrafen 1 en 2, gelden niet voor partijen loopvogels of broedeieren van loopvogels.

Art. 13. § 1er. Lorsque des volailles et des œufs à couver, vaccinées contre la maladie de Newcastle ou provenant d’une région où les volailles sont vaccinées contre la maladie de Newcastle, sont expédiés vers un Etat membre ou une région d’un Etat membre dont le statut a été fixé conformément au paragraphe 2, les dispositions suivantes sont d’application :

Art. 13. § 1. Voor de verzending van pluimvee en broedeieren, ingeënt tegen, of komende uit een regio waar pluimvee ingeënt wordt tegen de ziekte van Newcastle, naar een Lidstaat of een gebied van een Lidstaat waarvan de status overeenkomstig paragraaf 2 is vastgesteld, gelden de volgende bepalingen :

a) les œufs à couver doivent provenir de lots qui :

a) broedeieren moeten afkomstig zijn van tomen die :

i) ne sont pas vaccinés, ou

i) hetzij niet zijn ingeënt,

ii) sont vaccinés à l’aide d’un vaccin inactivé, ou

ii) hetzij zijn ingeënt met een geïnactiveerde entstof,

iii) sont vaccinés à l’aide d’un vaccin vivant, à condition que cette vaccination ait eu lieu au moins 30 jours avant la collecte des œufs à couver;

iii) hetzij zijn ingeënt met een levende entstof, indien de inenting ten minste 30 dagen vóór de verzameling van de broedeieren heeft plaatsgevonden;

b) les poussins d’un jour (y compris les poussins destinés à la fourniture de gibier de repeuplement) ne doivent pas avoir été vaccinés contre la maladie de Newcastle et ils doivent provenir :

b) eendagskuikens (inclusief kuikens die bestemd zijn om in het wild te worden uitgezet) mogen niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt en moeten afkomstig zijn van :

i) d’œufs à couver répondant aux conditions énoncées au point a), et ii) d’un couvoir où les méthodes de travail assurent une incubation de ces œufs complètement séparée dans le temps et dans l’espace de celle d’œufs qui ne répondent pas aux conditions énoncées au point a);

i) broedeieren die voldoen aan de onder a), gestelde voorwaarden, ii) een broeierij waar de arbeidsmethoden zodanig zijn dat wordt gegarandeerd dat deze eieren worden uitgebroed op volstrekt ander plaatsen en tijdstippen dan eieren die niet aan de onder a), gestelde voorwaarden voldoen;

44020


c) les volailles de reproduction ou de rente doivent :

c) fok- en gebruikspluimvee :

i) ne pas être vaccinées contre la maladie de Newcastle, et

i) mag niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt, en

ii) avoir été isolées pendant 14 jours avant l’expédition soit dans une exploitation avicole, soit dans une station de quarantaine sous la ` cet égard, aucune volaille se trouvant dans surveillance de l’Agence. A l’exploitation avicole d’origine ou, le cas échéant, dans la station de quarantaine ne peut avoir été vaccinée contre la maladie de Newcastle pendant les vingt et un jours précédant l’expédition, et aucun oiseau autre que ceux faisant partie de l’envoi ne peut avoir été introduit dans l’exploitation avicole ou la station de quarantaine durant cette même période; en outre, aucune vaccination ne peut être pratiquée dans les stations de quarantaine, et

ii) moet in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending onder toezicht van het Agentschap hetzij in een pluimveebedrijf, hetzij in een quarantainestation zijn afgezonderd. In dit verband mag geen enkel dier van het op het pluimveebedrijf van oorsprong of, eventueel, in het quarantainestation aanwezige pluimvee in de laatste 21 dagen voorafgaand aan de verzending tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt en mag er in diezelfde periode, met uitzondering van de dieren die deel uitmaken van de verzending, geen pluimvee op het pluimveebedrijf of in het quarantainestation zijn binnengebracht; voorts mag binnen de quarantainestations geen inenting plaatsvinden, en

iii) avoir fait l’objet, dans les 14 jours précédant l’expédition, d’un contrôle sérologique représentatif ayant donné un résultat négatif, réalisé en vue de la détection des anticorps de la maladie de Newcastle selon les modalités fixées à l’annexe V, chapitre A;

iii) moet in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending aan de hand van een representatieve serologische test met negatief resultaat op de aanwezigheid van antistoffen tegen de ziekte van Newcastle zijn onderzocht overeenkomstig de voorschriften van bijlage V, hoofdstuk A;

d) les volailles d’abattage doivent provenir de lots qui :

d) slachtpluimvee moet afkomstig zijn van tomen die aan de volgende eisen voldoen :

i) s’ils ne sont pas vaccinés contre la maladie de Newcastle, satisfont aux exigences énoncées au point c), iii),

i) wanneer de dieren niet tegen de ziekte van Newcastle zijn ingeënt, moeten zij aan de in punt c), iii), gestelde voorwaarde voldoen,

ii) s’ils sont vaccinés, ont fait l’objet, sur base d’un échantillon représentatif, dans les 14 jours précédant l’expédition, d’un test réalisé en vue de l’isolement du virus de la maladie de Newcastle selon les modalités fixées à l’annexe V, chapitre B.

ii) wanneer de dieren wel ingeënt zijn, moeten zij in de laatste 14 dagen voorafgaand aan de verzending op basis van een representatief monster een test met het oog op de isolatie van het virus van de ziekte van Newcastle hebben ondergaan overeenkomstig de voorschriften van bijlage V, hoofdstuk B.

§ 2. Les volailles et œufs à couver visés par le présent arrêté, doivent le cas échéant répondre aux garanties complémentaires qui peuvent être exigées par l’Etat membre pour les échanges intracommunautaires à destination de son territoire, si cet Etat membre a établi, en application de l’article 15, alinéa 2 de la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009, un programme approuvé par la Commission pour :

§ 2. De bij dit besluit bedoelde pluimvee en broedeieren moeten desgevallend voldoen aan de aanvullende garanties die een Lidstaat mag eisen voor het intracommunautaire handelsverkeer naar haar grondgebied, indien die Lidstaat, in toepassing van artikel 15, tweede lid van de Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009, een door de Commissie goedgekeurd programma heeft opgesteld om :

i) être reconnu comme Etat membre ou région(s) d’un Etat membre où il est souhaité de ne pas vacciner contre la maladie de Newcastle, ou

i) te worden erkend als Lidstaat of gebied(en) ervan waar het gewenst wordt dat niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt, of

ii) être reconnu comme Etat membre ou région(s) d’un Etat membre ne vaccinant pas contre la maladie de Newcastle.

ii) te worden erkend als Lidstaat of gebied(en) ervan waar niet tegen de ziekte van Newcastle wordt ingeënt.

Art. 14. Les volailles et œufs à couver visés par cet arrêté doivent, le cas échéant, répondre aux garanties complémentaires fixées par la Commission, qui peuvent être exigées par un Etat membre pour les échanges intracommunautaires à destination de son territoire, si, en application de l’article 16 de la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009, il établit ou a établi un programme facultatif ou obligatoire de lutte contre une maladie à laquelle les volailles sont sensibles, approuvé par la Commission.

Art. 14. De bij dit besluit bedoelde pluimvee en broedeieren moeten desgevallend voldoen aan de aanvullende garanties, vastgesteld door de Commissie, die een Lidstaat mag eisen voor het intracommunautaire handelsverkeer naar haar grondgebied, indien die Lidstaat, in toepassing van artikel 16 van de Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009, een al dan niet bindend programma, goedgekeurd door de Commissie, opstelt of heeft opgesteld voor de bestrijding van een ziekte waarvoor pluimvee vatbaar is.

Art. 15. Les volailles et les œufs à couver doivent le cas échéant répondre aux garanties complémentaires fixées par la Commission, qui peuvent être exigées par un Etat membre pour les échanges intracommunautaires à destination de son territoire, si, en application de l’article 17 de la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009, cet Etat membre estime qu’il est totalement ou en partie indemne de l’une des maladies auxquelles les volailles sont sensibles.

Art. 15. Het pluimvee en de broedeieren moeten desgevallend voldoen aan de aanvullende garanties, vastgesteld door de Commissie, die een Lidstaat mag eisen voor het intracommunautaire handelsverkeer naar haar grondgebied, indien die Lidstaat, in toepassing van artikel 17 van de Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009, van oordeel is dat hij geheel of gedeeltelijk vrij is van een van de ziekten waarvoor pluimvee vatbaar is.

Art. 16. § 1er. Les poussins d’un jour et les œufs à couver doivent être transportés :

Art. 16. § 1. Eendagskuikens en broedeieren moeten worden vervoerd :

a) soit dans des conteneurs neufs à usage unique conç us à cet effet et utilisés une seule fois puis détruits;

a) hetzij in nieuwe, speciaal voor eenmalig gebruik ontworpen wegwerpverpakkingen die nadien worden vernietigd;

b) soit dans des conteneurs de réemploi, à condition qu’ils soient nettoyés et désinfectés avant toute réutilisation.

b) hetzij in verpakkingen voor hernieuwd gebruik, mits deze voor elk nieuw gebruik worden gereinigd en ontsmet.

§ 2. En tout état de cause :

§ 2. In elk geval : er

a) les conteneurs visés au paragraphe 1 ne doivent contenir que des poussins d’un jour ou des œufs à couver de même espèce, de même catégorie et de même type de volaille et provenant du même établissement;

a) mogen de in paragraaf 1 bedoelde verpakkingen alleen eendagskuikens of broedeieren bevatten van dezelfde soort, dezelfde categorie en hetzelfde type pluimvee, afkomstig van dezelfde inrichting;

b) les conteneurs visés au paragraphe 1er doivent porter une étiquette indiquant :

b) moet op de in paragraaf 1 bedoelde verpakkingen een etiket voorkomen met de volgende vermeldingen :

i) le nom de l’Etat membre et de la région d’origine, ii) le numéro d’autorisation de l’établissement d’origine visé à l’annexe Ire, chapitre Ier, point 2, iii) le nombre de poussins ou d’œufs dans chaque emballage, iv) l’espèce de volaille à laquelle appartiennent les œufs ou les poussins. § 3. Les emballages contenant les poussins d’un jour ou les œufs à couver peuvent être regroupés pour le transport dans des conteneurs prévus à cet effet. Le nombre d’emballages regroupés et les indications

i) de naam van de Lidstaat en het gebied van oorsprong, ii) het toelatingsnummer van de inrichting van oorsprong, als bedoeld in bijlage I, hoofdstuk I, punt 2, iii) het aantal kuikens of eieren per verpakking, iv) de pluimveesoort waartoe de kuikens of de eieren behoren. § 3. Verpakkingen met eendagskuikens of broedeieren mogen voor het vervoer worden bijeengebracht in speciaal daarvoor bestemde containers. Op die containers moet worden aangegeven hoeveel


44021

mentionnées au paragraphe 2, b), doivent être reportés sur ces conteneurs.

verpakkingen daarin zijn bijeengebracht, terwijl ook de in paragraaf 2, b), genoemde gegevens daarop moeten worden vermeld.

§ 4. Les volailles de reproduction ou de rente doivent être transportées dans des boîtes ou cages :

§ 4. Fok- of gebruikspluimvee moet worden vervoerd in dozen of kooien :

a) ne contenant que des volailles de même espèce, de même catégorie et de même type et provenant du même établissement,

a) die uitsluitend pluimvee bevatten van dezelfde soort, dezelfde categorie en hetzelfde type, afkomstig van dezelfde inrichting,

b) portant le numéro d’autorisation de l’établissement d’origine visé à l’annexe Ire, chapitre Ier, point 2.

b) waarop het in bijlage I, hoofdstuk I, punt 2, bedoelde toelatingsnummer van de inrichting van oorsprong is aangebracht.

§ 5. Les volailles de reproduction et de rente et les poussins d’un jour doivent être acheminés dans les meilleurs délais vers l’établissement destinataire sans entrer en contact avec d’autres oiseaux vivants, à l’exception de volailles de reproduction ou de rente ou de poussins d’un jour répondant aux conditions énoncées dans le présent arrêté.

§ 5. Fok- en gebruikspluimvee alsmede eendagskuikens moeten zo snel mogelijk naar de inrichting van bestemming worden vervoerd, zonder in contact te komen met ander levend pluimvee dan fok- of gebruikspluimvee of eendagskuikens die aan het bepaalde in dit besluit voldoen.

Les volailles d’abattage doivent être acheminées dans les meilleurs délais vers l’abattoir de destination sans entrer en contact avec d’autres volailles, à l’exception des volailles d’abattage répondant aux conditions énoncées dans le présent arrêté.

Slachtpluimvee moet zo snel mogelijk naar het slachthuis van bestemming worden vervoerd, zonder in contact te komen met ander pluimvee dan slachtpluimvee dat aan het bepaalde in dit besluit voldoet.

Les volailles destinées à la fourniture de gibier de repeuplement doivent être acheminées dans les meilleurs délais vers leur lieu de destination sans entrer en contact avec d’autres volailles, à l’exception de volailles destinées à la fourniture de gibier de repeuplement répondant aux conditions énoncées dans le présent arrêté.

Pluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet, moet zo spoedig mogelijk naar de plaats van bestemming worden gebracht, zonder daarbij in contact te komen met ander pluimvee dan pluimvee dat bestemd is om in het wild te worden uitgezet en dat aan de in dit besluit vastgestelde voorwaarden voldoet.

§ 6. Les boîtes, cages et moyens de transport doivent être conç us de manière à :

§ 6. De dozen, kooien en transportmiddelen moeten zodanig zijn ontworpen dat :

a) éviter la perte d’excréments et réduire le plus possible la perte de plumes au cours du transport,

a) tijdens het vervoer geen uitwerpselen worden verloren en het verlies van veren zoveel mogelijk wordt beperkt,

b) faciliter l’observation des volailles,

b) het pluimvee gemakkelijk kan worden geschouwd,

c) permettre le nettoyage et la désinfection.

c) reiniging en ontsmetting mogelijk zijn.

§ 7. Les moyens de transport et, s’ils ne sont pas à usage unique, les conteneurs, boîtes et cages doivent, avant leur chargement et après leur déchargement, être nettoyés et désinfectés selon les instructions de l’Agence.

§ 7. Transportmiddelen en niet voor eenmalig gebruik bestemde containers, dozen en kooien moeten, alvorens zij worden ingeladen en nadat zij zijn gelost, volgens de instructies van het Agentschap worden gereinigd en ontsmet.

Art. 17. Le transport des volailles visées à l’article 16, § 5, est interdit à travers une zone infectée d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle, sauf si ce transport est effectué par les grands axes routiers ou ferroviaires.

Art. 17. Het is verboden pluimvee als bedoeld in artikel 16, § 5, te vervoeren door een zone die besmet is met aviaire influenza of met de ziekte van Newcastle, tenzij dat vervoer over de hoofdwegen of over de hoofdlijnen van de spoorwegen geschiedt.

Art. 18. Les volailles et les œufs à couver faisant l’objet d’échanges intracommunautaires doivent, pendant leur transport vers le lieu de destination, être accompagnés d’un certificat sanitaire :

Art. 18. Pluimvee en broedeieren die zich in intracommunautair handelsverkeer bevinden, moeten tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming vergezeld gaan van een veterinair certificaat dat :

a) conforme au modèle approprié prévu à l’annexe IV de la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 et complété conformément au Règlement (CE) n° 599/2004 de la Commission du 30 mars 2004 relatif à l’adoption d’un modèle harmonisé de certificat et de compte rendu d’inspection liés aux échanges intracommunautaires d’animaux et de produits d’origine animale;

a) overeenkomt met het desbetreffende model van bijlage IV van Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 en ingevuld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 599/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 tot vaststelling van een geharmoniseerd model voor een certificaat en inspectieverslag voor het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en producten van dierl?ke oorsprong;

b) signé par un vétérinaire officiel; c) établi, le jour de l’embarquement, dans la ou les langues officielles de l’Etat membre expéditeur et dans la ou les langues officielles de l’Etat membre de destination;

b) ondertekend is door een officiële dierenarts; c) op de dag van inlading is opgesteld in de officiële taal of talen van de Lidstaat van verzending en in de officiële taal of talen van de Lidstaat van bestemming;

d) valable pour une durée de cinq jours;

d) een geldigheidsduur van vijf dagen heeft;

e) comportant un seul feuillet;

e) uit één blad bestaat;

f) prévu en principe pour un seul destinataire;

f) in beginsel voor één geadresseerde is bestemd;

g) portant un cachet et une signature d’une couleur différente de celle du certificat.

g) een stempel en een handtekening draagt in een andere kleur dan die van de tekst van het certificaat.

CHAPITRE III. — Règles pour les importations en provenance de pays tiers

HOOFDSTUK III. — Voorschriften voor de invoer uit derde landen

Art. 19. Les volailles et les œufs à couver importés doivent remplir les conditions fixées aux articles 20 à 23.

Art. 19. Pluimvee en broedeieren die worden ingevoerd, moeten voldoen aan de in de artikelen 20 tot en met 23 vastgestelde voorwaarden.

Art. 20. Les volailles et les œufs à couver doivent provenir de pays tiers ou de parties de pays tiers figurant sur la liste du Règlement (CE) n° 798/2008 de la Commission du 8 août 2008 établissant une liste des pays tiers, territoires, zones ou compartiments en provenance desquels les volailles et les produits de volailles peuvent être importés dans la Communauté et transiter par celle-ci ainsi que les règles en matière de certification vétérinaire.

Art. 20. Het pluimvee en de broedeieren moeten afkomstig zijn uit derde landen of uit delen van derde landen die voorkomen op de lijst in de Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering.

Art. 21. Sans préjudice des dispositions de l’article 20, les volailles et les œufs à couver doivent provenir de pays tiers :

Art. 21. Onverminderd de bepalingen van artikel 20, moeten pluimvee en broedeieren afkomstig zijn uit derde landen :

a) dans lesquels l’influenza aviaire et la maladie de Newcastle, telles qu’elles sont définies respectivement par la Directive 2005/94/CE du 20 décembre 2005 concernant des mesures communautaires de lutte contre l’influenza aviaire, et par la Directive 92/66/CEE du Conseil, du

a) waar voor aviaire influenza en de ziekte van Newcastle, als omschreven in Richtlijn 2005/94/EG van de Raad van 20 december 2005 betreffende communautaire maatregelen ter bestrijding van aviaire influenza, respectievelijk Richtlijn 92/66/EEG van de Raad van

44022


14 juillet 1992, établissant des mesures communautaires de lutte contre la maladie de Newcastle, sont des maladies à notification obligatoire;

14 juli 1992 tot vaststelling van communautaire maatregelen voor de bestrijding van de ziekte van Newcastle, een meldingsplicht geldt;

b) indemnes d’influenza aviaire et de maladie de Newcastle ou qui, sans être indemnes de ces maladies, les combattent à l’aide de mesures au moins équivalentes à celles prévues respectivement par les Directives 2005/94/CE et 92/66/CEE précitées.

b) die vrij zijn van aviaire influenza en van de ziekte van Newcastle of die, hoewel zij niet vrij zijn van deze ziekten, bestrijdingsmaatregelen toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan de bij voornoemde Richtlijn 2005/94/EG, respectievelijk Richtlijn 92/66/EEG, vastgestelde maatregelen.

Art. 22. § 1er. L’importation des volailles et des œufs à couver du territoire d’un pays tiers ou d’une partie de territoire d’un pays tiers figurant sur la liste établie conformément à l’article 20, n’est autorisée que si ces volailles et œufs à couver proviennent de lots qui :

Art. 22. § 1. De invoer van pluimvee en broedeieren uit het grondgebied van een derde land of een deel van het grondgebied van een derde land dat voorkomt op de overeenkomstig artikel 20 opgestelde lijst, is slechts toegestaan indien het pluimvee en de broedeieren afkomstig zijn van tomen die :

a) avant l’expédition, ont séjourné sans interruption sur le territoire ou la partie de territoire en question de ce pays depuis une période déterminée par le Règlement (CE) n° 798/2008 de la Commission du 8 août 2008 précité;

a) voorafgaand aan de verzending gedurende een in voornoemde Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 bepaalde periode zonder onderbreking op het grondgebied of op het betrokken deel van het grondgebied van dit land hebben verbleven;

b) répondent aux conditions de police sanitaire arrêtées dans le Règlement (CE) n° 798/2008 de la Commission du 8 août 2008 précité, pour les importations de volailles et d’œufs à couver de ce pays. Ces conditions peuvent être différentes selon les espèces et les catégories de volailles.

b) voldoen aan de in voornoemde Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer van pluimvee en broedeieren uit dit land. Deze voorschriften kunnen verschillen naar gelang van de soort en categorie pluimvee.

§ 2. Pour la fixation des conditions de police sanitaire, la base de référence utilisée est celle des règles définies au chapitre II de cet arrêté et aux annexes correspondantes. Conformément au Règlement (CE) n° 798/2008 de la Commission du 8 août 2008 précité, il peut être décidé, cas par cas, de déroger à ces dispositions si le pays tiers intéressé fournit des garanties similaires au moins équivalentes en matière de police sanitaire.

§ 2. Voor de vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften wordt uitgegaan van de regels die zijn opgenomen in hoofdstuk II van dit besluit en de desbetreffende bijlagen. Overeenkomstig voornoemde Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008, kan per geval worden besloten om van deze bepalingen af te wijken, indien het betrokken derde land gelijksoortige veterinairrechtelijke garanties biedt die ten minste gelijkwaardig zijn.

Art. 23. Les volailles et les œufs à couver doivent être accompagnés d’un certificat établi et signé par un vétérinaire officiel du pays tiers exportateur.

Art. 23. Het pluimvee en de broedeieren moeten vergezeld gaan van een certificaat dat is opgesteld en ondertekend door een officiële dierenarts van het exporterende derde land.

Le modèle de certificat correspond au modèle prévu par le Règlement (CE) n° 282/2004 de la Commission du 18 février 2004 relatif à l’établissement d’un document pour la déclaration et le contrôle vétérinaire des animaux en provenance des pays tiers et introduits dans la Communauté.

Het model van certificaat komt overeen met het model voorzien bij Verordening (EG) 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht.

Le certificat doit :

Het certificaat moet :

a) être délivré le jour du chargement en vue de l’expédition vers l’Etat membre de destination;

a) zijn afgegeven op de dag van inlading met het oog op verzending naar de Lidstaat van bestemming;

b) être rédigé dans la ou les langues officielles de l’Etat membre de destination;

b) zijn opgesteld in de officiële taal of talen van de Lidstaat van bestemming;

c) accompagner l’envoi dans son exemplaire original; d) attester que les volailles ou les œufs à couver répondent aux conditions énoncées dans le présent arrêté et à celles fixées en application de la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 pour l’importation en provenance du pays tiers;

c) als origineel exemplaar bij de zending gaan; d) een verklaring bevatten dat het pluimvee of de broedeieren voldoen aan de voorwaarden die voor de invoer uit het betrokken derde land in Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 zijn opgenomen en ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld;

e) avoir un délai de validité de 5 jours;

e) een geldigheidsduur van 5 dagen hebben;

f) comporter un seul feuillet;

f) uit één blad bestaan;

g) être prévu pour un seul destinataire;

g) voor één geadresseerde zijn bestemd;

h) porter un cachet et une signature d’une couleur différente de celle du certificat.

h) een stempel en een handtekening dragen van een andere kleur dan die van de tekst van het certificaat.

Art. 24. Dès leur arrivée à destination, les volailles d’abattage doivent être conduites directement dans un abattoir pour y être abattues dans les meilleurs délais.

Art. 24. Bij aankomst op de bestemming moet het slachtpluimvee rechtstreeks naar een slachthuis worden gebracht om daar zo spoedig mogelijk te worden geslacht.

Sans préjudice des conditions particulières éventuellement fixées par la Commission, l’Agence peut, en raison d’exigences de police sanitaire, désigner l’abattoir vers lequel ces volailles doivent être acheminées.

Onverminderd de eventueel door de Commissie vastgestelde bijzondere voorschriften, kan het Agentschap op veterinairrechtelijke gronden bepalen naar welk slachthuis het pluimvee moet worden vervoerd.

CHAPITRE IV. — Règles pour le commerce national des œufs à couver, poussins d’un jour, volailles d’élevage et de reproduction

HOOFDSTUK IV. — Voorschriften voor de nationale handel in broedeieren, eendagskuikens, opfok-, en fokpluimvee

Art. 25. Pour détenir des volailles et les mettre dans le commerce national, les établissements détenteurs :

Art. 25. Om pluimvee te houden en in de nationale handel te brengen, dienen inrichtingen met :

— d’œufs à couver et de poussins d’un jour,

— broedeieren en eendagskuikens

— de volailles de reproduction,

— fokpluimvee,

— de volailles d’élevage des volailles de reproduction,

— opfokpluimvee van fokpluimvee,

doivent avoir une autorisation 10.1, octroyée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, qu’ils reç oivent s’ils satisfont aux dispositions de l’article 5, alinéa premier, a), i.

te beschikken over een toelating 10.1, toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, die zij bekomen wanneer zij voldoen aan de bepalingen van artikel 5, eerste lid, a), i.


44023

CHAPITRE V. — Règles pour le commerce national des volailles de rente

HOOFDSTUK V. — Voorschriften voor de nationale handel in gebruikspluimvee

Art. 26. Ce chapitre V est applicable à la détention et au commerce national des volailles dans les exploitations autres que celles visées au chapitre VI.

Art. 26. Dit hoofdstuk V is van toepassing op het houden van en de nationale handel in pluimvee, op bedrijven, andere dan bedoeld in hoofdstuk VI.

Art. 27. § 1er. Pour détenir des volailles et les mettre dans le commerce national, les établissements détenteurs de volailles de rente, des espèces et catégories :

Art. 27. § 1. Om pluimvee te houden en in de nationale handel te brengen, dienen inrichtingen met gebruikspluimvee van de soorten en categorieën :

— poules pondeuses et les volailles d’élevage de celles-ci,

— legkippen en de opfok daarvan,

— poulets de chair,

— braadkippen,

— dindes de chair,

— kalkoenen van het type vlees,

doivent avoir une autorisation 10.2, octroyée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, qu’ils reç oivent s’ils satisfont aux dispositions de l’annexe II, à l’exception des points 2 et 7 de la partie A et du point 7 de la partie B.

te beschikken over een toelating 10.2, toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, die zij bekomen wanneer zij voldoen aan de bepalingen van bijlage II, met uitzondering van punten 2 en 7 onder deel A en punt 7 onder deel B.

§ 2. Le paragraphe 1er n’est pas applicable aux établissements qui ne font que démarrer des lots pour la vente directe de la viande fraîche.

§ 2. De paragraaf 1 is niet van toepassing op inrichtingen die enkel tomen opzetten voor de directe verkoop van vers vlees.

Art. 28. Pour détenir des volailles et les mettre dans le commerce national :

Art. 28. Om pluimvee te houden en in de nationale handel te brengen, dienen :

— les établissements détenteurs de volailles de rente des espèces et catégories autres que celles mentionnées à l’article 27, § 1er,

— inrichtingen met gebruikspluimvee van de andere dan in artikel 27, § 1, vermelde soorten en categorieën,

— les établissements qui ne font que démarrer des lots pour la vente directe de la viande fraîche,

— inrichtingen die enkel tomen opzetten voor de directe verkoop van vers vlees,

doivent avoir une autorisation 10.2, octroyée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, qu’ils reç oivent s’ils satisfont aux dispositions de l’annexe II, à l’exception des points 2 et 7 de la partie A et des points 7 et 8 de la partie B.

te beschikken over een toelating 10.2, toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, die zij bekomen wanneer zij voldoen aan de bepalingen van bijlage II met uitzondering van punten 2 en 7 onder deel A, en punten 7 en 8 onder deel B.

CHAPITRE VI. — Règles pour les exploitations avicoles de faible capacité

HOOFDSTUK VI. — Voorschriften voor pluimveebedrijven met geringe capaciteit

Art. 29. Ce chapitre VI est seulement applicable aux exploitations avicoles de faible capacité.

Art. 29. Dit hoofdstuk VI is enkel van toepassing op pluimveebedrijven met geringe capaciteit.

Art. 30. Pour détenir des volailles et les mettre dans le commerce national, les établissements détenteurs de volailles de rente doivent avoir une autorisation 10.2, octroyée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, qu’ils reç oivent s’ils satisfont aux dispositions de l’annexe II, à l’exception des points 2 et 7 de la partie A et des points 7 et 8 de la partie B.

Art. 30. Om pluimvee te houden en in de nationale handel te brengen, dienen inrichtingen met gebruikspluimvee te beschikken over een toelating 10.2, toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, die zij bekomen wanneer zij voldoen aan de bepalingen van bijlage II met uitzondering van punten 2 en 7 onder deel A, en punten 7 en 8 onder deel B.

Art. 31. Une exploitation avicole de faible capacité doit établir un plan d’exploitation dans lequel elle fixe la composition des bandes de production.

Art. 31. Een pluimveebedrijf met geringe capaciteit dient een bedrijfsplan op te stellen waarin de samenstelling van de productieronden wordt vastgelegd.

CHAPITRE VII. — Dispositions pour les laboratoires et pour les prélèvements

HOOFDSTUK VII. — Bepalingen voor de laboratoria en voor de bemonsteringen

Art. 32. Seules sont valables pour l’application de cet arrêté, les analyses effectuées, selon le cas, par :

Art. 32. Voor de toepassing van dit besluit zijn enkel geldig, de analyses, naar gelang het geval, uitgevoerd door :

1° les associations,

1° de verenigingen,

2° les laboratoires nationaux de référence visés à l’article 3,

2° de nationale referentielaboratoria als bedoeld in artikel 3,

3° les laboratoires agréés.

3° de erkende laboratoria.

Conformément au programme, mentionné à l’annexe III, seules les analyses réalisées par les laboratoires repris dans cette annexe, sont valables.

Naargelang het programma, bedoeld in bijlage III, zijn enkel die analyses geldig die uitgevoerd werden in de in deze bijlage aangeduide laboratoria.

Art. 33. § 1er. L’échantillonnage en application du présent arrêté est exécuté suivant les instructions de l’Agence.

Art. 33. § 1. Het nemen van monsters in toepassing van dit besluit wordt uitgevoerd volgens de instructies van het Agentschap.

Le responsable doit toujours prévoir les moyens et, le cas échéant, le personnel nécessaires en vue d’une réalisation rapide et aisée des prélèvements prévus par le présent arrêté.

De verantwoordelijke moet steeds de nodige middelen, desgevallend personeel, voorzien met het oog op een vlotte en snelle uitvoering van de bemonsteringen bedoeld bij dit besluit.

§ 2. Les analyses nécessaires pour l’exécution du présent arrêté peuvent également être exécutées sur des échantillons qui sont prélevés dans le cadre d’autres examens réglementés, pour autant que :

§ 2. De voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke analyses mogen ook uitgevoerd worden op bemonsteringen die genomen worden in het kader van andere gereglementeerde onderzoeken, voor zover :

i. ces échantillonnages soient exécutés par le même échantillonneur compétent,

i. deze bemonsteringen uitgevoerd worden door dezelfde bevoegde monsternemer,

ii. les analyses aient lieu dans le même laboratoire compétent. § 3. Le responsable de l’exploitation avicole est tenu de faire exécuter à temps les programmes de contrôle sanitaire et les analyses qui sont imposés par le présent arrêté.

ii. de analyses plaatsvinden in hetzelfde bevoegde laboratorium. § 3. De verantwoordelijke van het pluimveebedrijf staat in voor het tijdig laten uitvoeren van de gezondheidscontroleprogramma’s en analyses die bij dit besluit worden opgelegd.

44024


Art. 34. Pour tous les résultats des analyses qu’ils exécutent en application du présent arrêté, les laboratoires sont tenus :

Art. 34. De laboratoria zijn gehouden al de uitslagen van de analyses die zij uitvoeren in toepassing van dit besluit :

i. de les communiquer le plus vite possible à l’Agence si la notification obligatoire est applicable,

i. zo snel als mogelijk mee te delen aan het Agentschap indien de meldingsplicht van toepassing is,

ii. de les tenir à disposition de l’Agence,

ii. ter beschikking te houden van het Agentschap,

iii. de les communiquer le jour ouvrable suivant au responsable de l’exploitation avicole, ainsi qu’au vétérinaire d’exploitation.

iii. de eerstvolgende werkdag mee te delen aan de verantwoordelijke van het pluimveebedrijf en aan de bedrijfsdierenarts daarvan.

CHAPITRE VIII. — Programme de contrôle sanitaire

HOOFDSTUK VIII. — Gezondheidscontroleprogramma’s

Art. 35. Les associations organisent les programmes de contrôle sanitaire prévus à l’annexe Ire, chapitre III et ils les exécutent. Ces opérations ont lieu conformément au protocole conclu avec l’Agence en application de l’article 3, point 4°, de l’arrêté royal du 26 novembre 2006 fixant les conditions d’agrément des associations de lutte contre les maladies des animaux et leur confiant des tâches relevant de la compétence de l’Agence.

Art. 35. De verenigingen organiseren de in bijlage I, hoofdstuk III, bedoelde gezondheidscontroleprogramma’s en voeren ze uit. Deze programma’s gebeuren overeenkomstig een protocol dat is afgesloten met het Agentschap in toepassing van artikel 3, punt 4° van het koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren.

Par exploitation avicole, les associations tiennent à jour un dossier informatisé. Elles y enregistrent pour ces programmes de contrôle sanitaire, toutes les données concernant les échantillonnages, les analyses et l’état sanitaire de chaque troupeau et couvoir.

De verenigingen houden per pluimveebedrijf een geïnformatiseerd dossier bij. Hierin registreren zij voor deze gezondheidscontroleprogramma’s alle gegevens aangaande de bemonsteringen en analyses en de sanitaire toestand van elk beslag en elke broeierij.

Art. 36. § 1er. Le responsable d’une exploitation avicole qui doit faire exécuter le programme de contrôle sanitaire prévu à l’annexe Ire, chapitre III, A, notifie dans les 8 jours à l’association chaque entrée d’un lot de volailles de reproduction. Cette notification a lieu par la poste ou sous forme informatisée, selon les modalités de l’association.

Art. 36. § 1. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf die het in bijlage I, hoofdstuk III. A, bedoelde gezondheidscontroleprogramma moet laten uitvoeren, deelt binnen de 8 dagen elke nieuwe opzet van een toom fokpluimvee mee aan de vereniging. Deze melding gebeurt per post of op een geïnformatiseerde wijze volgens de modaliteiten van de vereniging.

§ 2. Le responsable d’un couvoir qui doit faire exécuter le programme de contrôle sanitaire prévu à l’annexe I, chapitre III, B, transmet chaque premier jour ouvrable de chaque mois un récapitulatif chronologique des livraisons de poussins d’un jour de poules et de dindes aux exploitations de reproduction du mois écoulé, en indiquant :

§ 2. De verantwoordelijke van een broeierij die het in bijlage I, hoofdstuk III. B, bedoelde gezondheidscontroleprogramma moet laten uitvoeren, maakt elke eerste werkdag van elke maand een chronologisch overzicht over aan de vereniging van de in de voorgaande maand aan fokbedrijven geleverde eendagskuikens van kippen en kalkoenen, met vermelding van :

i. la date de chaque livraison,

i. de datum van elke levering,

ii. le nombre de poussins d’un jour livrés,

ii. het aantal afgeleverde eendagskuikens,

iii. le numéro de troupeau de l’exploitation de reproduction de destination,

iii. het beslagnummer van het fokbedrijf van bestemming,

iv. le nom et l’adresse du responsable de l’exploitation de reproduction.

iv. naam en adres van de verantwoordelijke van het fokbedrijf.

CHAPITRE IX. — Dispositions diverses pour les exploitations avicoles autorisées

HOOFDSTUK IX. — Diverse bepalingen voor toegelaten pluimveebedrijven

Art. 37. Le responsable d’une exploitation avicole désigne un vétérinaire de son choix comme vétérinaire d’exploitation.

Art. 37. Voor elk pluimveebedrijf dient de verantwoordelijke een erkend dierenarts van zijn keuze aan te wijzen als bedrijfsdierenarts.

Le vétérinaire ainsi désigné et qui accepte cette mission, envoie sans délai à l’Agence une convention, signée par lui-même et par le responsable, conformément à l’annexe IV. Cette convention est enregistrée dans SANITEL.

De aldus aangewezen dierenarts die de opdracht aanvaardt, zendt zonder verwijl een door hemzelf en door de betrokken verantwoordelijke ondertekende overeenkomst, die overeenstemt met bijlage IV, aan het Agentschap. Deze overeenkomst wordt geregistreerd in SANITEL.

Le vétérinaire s’engage à désigner en cas d’empêchement ou de maladie un vétérinaire agréé en remplacement.

De dierenarts verbindt zich ertoe om in geval van verhindering of ziekte een erkend dierenarts ter vervanging aan te wijzen.

Les parties contractantes peuvent mettre fin à la convention visée à l’alinéa 2, par envoi recommandé à la poste, adressé à l’autre partie et notifié simultanément à l’Agence.

De verbintenissluitende partijen kunnen de in het tweede lid bedoelde overeenkomst beëindigen door een ter post aangetekend schrijven aan de andere partij, dat gelijktijdig aan het Agentschap wordt betekend.

En attendant une nouvelle convention, les deux parties contractantes visées à l’alinéa 2 sont tenues de continuer la convention pendant une durée d’au moins un mois après la date de la dénonciation. Le responsable est tenu de désigner dans ce délai un autre vétérinaire conformément à l’alinéa premier.

In afwachting van een nieuwe overeenkomst, zijn beide partijen bedoeld bij het tweede lid verplicht de overeenkomst nog ten minste een maand na de datum van de opzegging voor te zetten. De verantwoordelijke moet binnen die termijn een andere dierenarts aanwijzen overeenkomstig het eerste lid.

L’Agence peut décider de déléguer la gestion de ces conventions aux associations.

Het Agentschap kan beslissen om het beheer van deze overeenkomsten te delegeren naar de verenigingen.

Art. 38. § 1er. Le responsable d’un couvoir tient à jour un registre sous forme informatisée où doivent être mentionnées dans l’ordre chronologique, par couveuse et par lot, les données suivantes :

Art. 38. § 1. De verantwoordelijke van een broeierij dient een register bij te houden op geïnformatiseerde wijze en waarin, per broedkas en per lot, de volgende gegevens chronologisch dienen vermeld te worden :

a) date d’arrivée et, le cas échéant, de départ des œufs à couver,

a) datum van aanvoer en desgevallend afvoer van de broedeieren,

b) les résultats d’éclosion,

b) de uitkomstresultaten,

c) les anomalies constatées,

c) de geconstateerde anomalieën,

d) les examens de laboratoire exécutés et les résultats obtenus, e) les programmes de vaccination éventuels, f) le nombre et la destination des œufs incubés non éclos,

d) de uitgevoerde laboratoriumonderzoeken en de resultaten daarvan, e) de eventuele inentingsprogramma’s, f) het aantal en de bestemming van de niet uitgekomen bebroede eieren,

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD g) la destination des poussins d’un jour,

44025

g) de bestemming van eendagskuikens,

h) les données du nettoyage et de la désinfection (des sections) de l’installation, conformément à l’annexe Ire, chapitre II, B, 2. c).

h) de data van de reiniging en ontsmetting van de (onderdelen van de) inrichting overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk II, B, 2. c).

§ 2. Le responsable d’une exploitation avicole autre qu’un couvoir tient à jour un registre sur papier ou sous forme informatisée où doivent être mentionnées dans l’ordre chronologique, par lot ou par bande de production, les données suivantes :

§ 2. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf, andere dan een broeierij dient een register bij te houden op papier of op geïnformatiseerde wijze waarin, per lot of per productieronde, de volgende gegevens chronologisch dienen vermeld te worden :

a) date d’arrivée et de départ des animaux,

a) datum van aanvoer en afvoer van de dieren,

b) nombre d’animaux,

b) aantal dieren,

c) provenance et destination des animaux,

c) herkomst en bestemming van de dieren,

d) performances de production du lot, dont :

d) productiviteit van de toom, waaronder :

— consommation d’aliments,

— verbruik van voeder,

— gain de poids pendant la période d’engraissement,

— gewichtstoename tijdens de periode van vetmesting,

e) la morbidité et la mortalité et leurs causes,

e) de ziekte, de sterfte en de oorzaken daarvan,

f) le rapport de l’abattoir sur les résultats des expertises ante mortem et post mortem, g) la destination des œufs (le cas échéant),

f) het verslag van het slachthuis over de resultaten van de antemortemen postmortemkeuringen, g) de bestemming van de eieren (in voorkomend geval),

h) les données visées à l’annexe Ire, Partie A, III, point 8 du Règlement (CE) N° 852/2004 du Parlement européen et du Conseil du 29 avril 2004 relatif à l’hygiène des denrées alimentaires.

h) de gegevens bedoeld in bijlage I, Deel A, III, punt 8 van Verordening (EG) Nr. 852/2004 van het Europees parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne.

Art. 39. § 1er. Lors de la constitution d’un lot de volailles, l’intervalle entre l’arrivée du premier et du dernier animal peut être au maximum de 72 heures.

Art. 39. § 1. Bij het samenstellen van een toom pluimvee mag het tijdsverschil tussen het eerst en laatst aangekomen dier maximaal 72 uur bedragen.

En dérogation à l’alinéa premier, l’intervalle entre l’arrivée du premier et du dernier animal peut être au maximum de 7 jours pour la constitution d’un lot de volailles pondeuses.

In afwijking op het eerste lid, bedraagt het tijdsverschil tussen het eerst en laatst aangekomen dier maximaal 7 dagen bij het samenstellen van een toom legpluimvee.

§ 2. Le paragraphe 1er n’est pas applicable :

§ 2. De paragraaf 1 is niet van toepassing op :

1) au renouvellement des coqs dans le cas des volailles de reproduction,

1) het vernieuwen van de hanen bij fokpluimvee,

2) à la mise en place de volailles pondeuses supplémentaires dans le cas de lots de mue,

2) het bijzetten van legpluimvee bij ruitomen,

3) aux bandes de production.

3) productieronden.

§ 3. En dérogation de l’article 2, point 7°, des lots différents peuvent être logés dans un même poulailler dans une exploitation avicole de faible capacité, pour autant que les espaces habitables des lots dans ce poulailler soient scindés de manière à ce que chaque espace habitable puisse être nettoyé et désinfecté séparément. Un lot est au moins composé des volailles d’un même espace habitable.

§ 3. In afwijking op artikel 2, punt 7° mogen op een pluimveebedrijf met geringe capaciteit verschillende tomen in eenzelfde stal gehuisvest worden, voor zover de leefruimten van de tomen in deze stal zodanig van elkaar gescheiden zijn dat elke leefruimte apart kan worden gereinigd en ontsmet. Een toom bestaat dan minstens uit al het pluimvee in dezelfde leefruimte.

Art. 40. Les exploitations avicoles avec bandes de production sont obligées :

Art. 40. De pluimveebedrijven met productie-ronden zijn verplicht :

a) de vider complètement chaque poulailler ou espace habitable au moins deux fois par an, pour les poulaillers utilisés pour la détention des volailles de rente destinées à la production de viande,

a) om elk hok of leefruimte minstens tweemaal per jaar volledig te laten leeg komen voor die hokken die gebruikt worden voor het houden van gebruikspluimvee voor de productie van vlees,

b) de vider complètement chaque poulailler ou espace habitable au moins une fois tous les deux ans, pour les poulaillers utilisés pour la détention des volailles de rente destinées à la production d’œufs de consommation.

b) om elk hok of leefruimte minstens eenmaal per twee jaar volledig te laten leeg komen voor die hokken die gebruikt worden voor het houden van gebruikspluimvee voor de productie van consumptieeieren.

Art. 41. § 1er. Les opérations de nettoyage et de désinfection d’un poulailler visées à l’annexe II, partie B, 6°, doivent toujours se faire dans un poulailler ou espace habitable complètement vide, et concerner toute l’infrastructure dudit poulailler.

Art. 41. § 1. De reiniging en ontsmetting van een hok, zoals bedoeld in bijlage II, deel B, 6°, dient steeds te gebeuren op een volledig leeg hok of leefruimte, en op alle infrastructuur daarvan.

§ 2. Si l’hygiénogramme d’un couvoir, conformément à l’annexe Ire, chapitre II, B, 2. f), donne un résultat insatisfaisant, le couvoir fera l’objet d’un nouvel examen de contrôle tous les 14 jours et ce jusqu’à ce que les résultats soient satisfaisants.

§ 2. Indien het hygiënogram in een broeierij, overeenkomstig bijlage I, hoofdstuk II, B, 2. f), een onbevredigend resultaat oplevert, wordt elke 14 dagen opnieuw een hygiënogram uitgevoerd in de broeierij en dit totdat de resultaten bevredigend zijn.

44026


Le résultat d’un hygiénogramme est insatisfaisant si le score du nombre de germes ou du nombre de moisissures est évalué comme ″insuffisant″, conformément aux dispositions techniques fixées par l’Agence.

Het resultaat van een hygiënogram is onbevredigend wanneer de score voor het kiemgetal of het schimmelgetal, overeenkomstig de technische bepalingen vastgelegd door het Agentschap, als « onvoldoende » wordt beoordeeld.

Art. 42. Toute exploitation avicole qui est obligée de faire examiner la qualité de l’eau, conformément à l’annexe II, partie B, 8°, doit être en possession d’une analyse effectuée avant l’arrivée du tout premier lot.

Art. 42. Elk pluimveebedrijf dat verplicht is om de kwaliteit van het water te laten onderzoeken conform bijlage II, deel B, 8°, moet bij de aanvraag voor toelating in het bezit zijn van een analyse, uitgevoerd voor de opzet van de allereerste toom.

CHAPITRE X. — Dispositions abrogatoires

HOOFDSTUK X. — Opheffingsbepalingen

Art. 43. Sont abrogés :

Art. 43. Worden opgeheven :

1° l’arrêté royal du 12 juin 1970 relatif à la lutte contre les maladies contagieuses des volailles et autres animaux de basse-cour ainsi qu’à la mise dans le commerce d’œufs à couver, de poussins d’un jour et de volailles d’élevage, modifié par les arrêtés royaux des 17 juillet 1992, 6 juillet 1997, 16 janvier 2006 et 30 juillet 2008;

1° het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 1992, 6 juli 1997, 16 januari 2006 en 30 juli 2008;

2° l’arrêté royal du 22 janvier 1975 concernant le dépistage et la lutte contre la maladie respiratoire chronique des volailles, modifié par les arrêtés royaux des 17 juillet 1992, 8 juillet 1993 et 30 juillet 2008;

2° het koninklijk besluit van 22 januari 1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 juli 1992, 8 juli 1993 en 30 juli 2008;

3° l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles, modifié par les arrêtés royaux des 22 décembre 2005, 16 janvier 2006 et 5 octobre 2011 et modifié par l’arrêté ministériel du 2 juin 1999;

3° het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 december 2005, 16 januari 2006 en 5 oktober 2011 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 2 juni 1999;

4° l’arrêté ministériel du 28 août 1970 relatif à la lutte contre la pullorose, modifié par les arrêtés ministériels des 20 juillet 1992 et 21 décembre 1992;

4° het ministerieel besluit van 28 augustus 1970 betreffende de bestrijding van pullorose, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1992 en 21 december 1992;

5° l’arrêté ministériel du 4 février 1975 relatif au dépistage et à la lutte contre la maladie respiratoire chronique des volailles, modifié par les arrêtés ministériels des 20 juillet 1992 et 14 juillet 1993;

5° het ministerieel besluit van 4 februari 1975 betreffende de opsporing en de bestrijding van de chronische ademhalingsziekte bij het pluimvee, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 20 juli 1992 en 14 juli 1993;

6° l’arrêté ministériel du 20 juillet 1992 portant exécution des articles 2, 6, 7 et 11 de l’arrêté royal du 12 juin 1970 relatif à la lutte contre les maladies contagieuses des volailles et autres animaux de basse-cour, ainsi qu’à la mise dans le commerce d’œufs à couver, de poussins d’un jour et de volailles d’élevage, modifié par l’arrêté ministériel du 15 septembre 2005 et l’arrêté royal du 16 janvier 2006;

6° het ministerieel besluit van 20 juli 1992 tot uitvoering van de artikelen 2, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 betreffende de bestrijding van de besmettelijke ziekten van pluimvee en andere neerhofdieren, alsook het in de handel brengen van broedeieren, eendagskuikens en fokpluimvee, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 15 september 2005 en het koninklijk besluit van 16 januari 2006;

7° l’arrêté ministériel du 21 décembre 1992 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver, modifié par les arrêtés ministériels des 14 juillet 1997, 22 mai 2000 et 28 février 2001;

7° het ministerieel besluit van 21 december 1992 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 14 juli 1997, 22 mei 2000 en 28 februari 2001;

8° l’arrêté ministériel du 19 août 1998 concernant les modalités d’application de l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles, modifié par les arrêtés ministériels des 18 avril 2003 et 5 octobre 2011;

8° het ministerieel besluit van 19 augustus 1998 betreffende de modaliteiten ter toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 april 2003 en 5 oktober 2011;

9° l’arrêté ministériel du 8 juin 2001 arrêtant les conditions de police sanitaire et la certification vétérinaire requises pour les importations d’oiseaux à l’exclusion des volailles ainsi que les conditions de quarantaine.

9° het ministerieel besluit van 8 juni 2001 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften.

CHAPITRE XI. — Dispositions modificatives

HOOFDSTUK XI. — Wijzigingsbepalingen

Section 1ère. — Modification de l’arrêté royal du 28 novembre 1994 relatif à la lutte contre la maladie de Newcastle

Afdeling 1. — Wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1994 betreffende de bestrijding van de ziekte van Newcastle

Art. 44. Dans l’arrêté royal du 28 novembre 1994 relatif à la lutte contre la maladie de Newcastle, la première phrase de l’article 1er est remplacée par ce qui suit :

Art. 44. In het koninklijk besluit van 28 november 1994 betreffende de bestrijding van de ziekte van Newcastle, wordt in artikel 1 de eerste zin vervangen als volgt :

« Pour l’application du présent arrêté, sont valables les définitions de l’article 2 de l’arrêté royal du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles. ».

« Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities gegeven in artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee. ».


44027

Section 2. — Modification de l’arrêté royal du 16 janvier 2006 fixant les modalités des agréments, des autorisations et des enregistrements préalables délivrés par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire

Afdeling 2. — Wijziging van het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Art. 45. Dans l’arrêté royal du 16 janvier 2006 fixant les modalités des agréments, des autorisations et des enregistrements préalables délivrés par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire, dans l’annexe III, le point 10 est remplacé par ce qui suit :

Art. 45. In het koninklijk besluit van 16 januari 2006 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, wordt in bijlage III, het punt 10 vervangen als volgt :

Section 3. — Modification de l’arrêté royal du 5 mai 2008 relatif à la lutte contre l’influenza aviaire

Afdeling 3. — Wijziging van het koninklijk besluit van 5 mei 2008 betreffende de bestrijding van aviaire influenza

Art. 46. Dans l’arrêté royal du 5 mai 2008 relatif à la lutte contre l’influenza aviaire, l’article 2, point 23° est remplacé par ce qui suit :

Art. 46. In het koninklijk besluit van 5 mei 2008 betreffende de bestrijding van aviaire influenza, wordt artikel 2, punt 23°, vervangen als volgt :

« 23. Vétérinaire d’exploitation : le vétérinaire prévu à l’article 2, point 21°, de l’arrêté royal du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles; ».

« 23. Bedrijfsdierenarts : de dierenarts zoals bedoeld in artikel 2, punt 21°, van het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee; ».

Section 4. — Modification de l’arrêté ministériel du 25 janvier 1993 portant réglementation de la vaccination contre la pseudo-peste aviaire et modifiant l’arrêté ministériel du 4 mai 1992 portant des mesures temporaires de lutte contre la pseudo-peste aviaire

Afdeling 4. — Wijziging van het ministerieel besluit van 25 januari 1993 houdende reglementering van de vaccinatie tegen pseudo-vogelpest en tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1992 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de pseudo-vogelpest

Art. 47. Dans l’arrêté ministériel du 25 janvier 1993 portant réglementation de la vaccination contre la pseudo-peste aviaire et modifiant l’arrêté ministériel du 4 mai 1992 portant des mesures temporaires de lutte contre la pseudo-peste aviaire, les modifications suivantes sont apportées :

Art. 47. In het ministerieel besluit van 25 januari 1993 houdende reglementering van de vaccinatie tegen pseudo-vogelpest en tot wijziging van het ministerieel besluit van 4 mei 1992 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de pseudo-vogelpest, worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° L’article 5 est remplacé comme suit :

1° Artikel 5 wordt vervangen als volgt :

« Art. 5. La vaccination des volailles détenues dans une exploitation visée à l’article 5, alinéa premier, a), i), de l’arrêté royal du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles, est effectuée par le vétérinaire d’exploitation comme visé à l’article 2, point 21°, du même arrêté. »;

« Art. 5. De vaccinatie van het pluimvee gehouden op een bedrijf als bedoeld in artikel 5, eerste lid, a), i), van het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee, wordt verricht door de bedrijfsdierenarts zoals bedoeld in artikel 2, punt 21°, van hetzelfde besluit. »;

2° A l’article 8, les mots « agréées en application de l’article 1er de l’arrêté royal du 12 juin 1970 » sont remplacés par les mots « autorisées en application de l’arrêté royal du 17 juin 2013 précité ».

2° In artikel 8 worden de woorden « zijn erkend in toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juni 1970 » vervangen door de woorden « een toelating hebben in toepassing van het voornoemde koninklijk besluit van 17 juni 2013».

44028

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE XII. — Dispositions finales

HOOFDSTUK XII. — Slotbepalingen

Art. 48. Les coûts liés à la réalisation des programmes de contrôle sanitaire visés à l’annexe Ire, chapitre III, sont à charge de l’Agence dans les limites des crédits budgétaires, à l’exception de l’éventuelle intervention du vétérinaire d’exploitation.

Art. 48. De kosten voor het uitvoeren van de in bijlage I, hoofdstuk III bedoelde gezondheidscontroleprogramma’s, vallen, met uitzondering van de eventuele tussenkomst van de bedrijfsdierenarts, binnen de perken van de begrotingskredieten ten laste van het Agentschap.

Art. 49. L’exploitation avicole à laquelle, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, une autorisation 10.1. est attribuée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, obtient automatiquement l’autorisation 10.1. conformément au même arrêté.

Art. 49. Het pluimveebedrijf waaraan voor de datum van het in voege treden van dit besluit een toelating 10.1. is toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, verwerft automatisch de toelating 10.1. van ditzelfde besluit.

L’exploitation avicole à laquelle, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, une autorisation 10.2. est attribuée conformément à l’arrêté royal du 16 janvier 2006, obtient automatiquement l’autorisation 10.1. dans ce même arrêté.

Het pluimveebedrijf waaraan voor de datum van het in voege treden van dit besluit een toelating 10.2 is toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 januari 2006, verwerft automatisch de toelating 10.1. in ditzelfde besluit.

L’exploitation avicole à laquelle, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, une qualification B*, B, C* et C a été attribuée conformément à l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles, obtient automatiquement l’autorisation 10.2. dans l’arrêté royal du 16 janvier 2006.

Het pluimveebedrijf waaraan op datum van het in voege treden van dit besluit een kwalificatie B*, B, C* en C is toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee, verwerft automatisch de toelating 10.2 in het koninklijk besluit van 16 januari 2006.

L’exploitation avicole qui, à la date d’entrée en vigueur du présent arrêté, est enregistrée auprès de l’Agence et qui, avant cette date, ne devait pas avoir une qualification conformément à l’arrêté royal du 10 août 1998 établissant certaines conditions pour la qualification sanitaire des volailles, doit mettre son établissement en conformité avec les dispositions du présent arrêté dans les 12 mois après son entrée en vigueur.

Het pluimveebedrijf dat op datum van het in voege treden van dit besluit geregistreerd is bij het Agentschap en dat, voor die datum, niet over een kwalificatie diende te beschikken overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee, dient zijn inrichting in overeenstemming te brengen met de bepalingen van dit besluit binnen de 12 maanden na zijn in voege treding.

Art. 50. Les maladies, nommées spécifiquement dans cet arrêté, relèvent du chapitre III de la Loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux.

Art. 50. De ziekten, specifiek met naam genoemd in dit besluit, vallen onder hoofdstuk III van de Dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 51. Le ministre qui a la Sécurité de la Chaîne alimentaire dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 51. De minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 17 juni 2013.

Donné à Bruxelles, le 17 juin 2013.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

La Ministre de l’Agriculture, Mme S. LARUELLE

De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

ANNEXE Ire. — AUTORISATION DES ETABLISSEMENTS. CHAPITRE Ier. — Règles générales. 1. Pour être autorisés en vue des échanges intracommunautaires, les établissements doivent répondre aux conditions suivantes : a) satisfaire aux conditions d’installation et de fonctionnement définies au chapitre II; b) mettre en application et se conformer aux conditions d’un programme de contrôle sanitaire des maladies conformément aux exigences du chapitre III; c) donner toutes les facilités pour la réalisation des opérations prévues sous d); d) Le contrôle sanitaire, prévu au point b), comprend notamment : i) au moins une visite sanitaire annuelle, effectuée par le vétérinaire officiel et complétée par un contrôle de l’application des mesures d’hygiène et du fonctionnement de l’établissement conformément aux conditions du chapitre II, ii) l’enregistrement, par le responsable de l’établissement, de tous les renseignements nécessaires au suivi permanent de l’état sanitaire par l’Agence. Ceci comprend au moins les enregistrements prévus à l’article 38; e) ne contenir que des volailles; f) suivant l’espèce, la catégorie ou le type, conformément aux articles 25 à 31, satisfaire aux dispositions fixées à l’annexe II en matière d’installations et de fonctionnement; g) conclure une convention avec un vétérinaire d’exploitation, conformément à l’article 37. 2. Chaque établissement qui répond aux conditions énoncées au point 1, reç oit un numéro d’autorisation distinctif de l’Agence conformément à la procédure et aux dispositions de l’arrêté royal du 16 janvier 2006.

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD CHAPITRE II. — Installations et fonctionnement A. Etablissements de sélection, de multiplication et d’élevage. 1. Les installations. a) La situation et la disposition des installations devront convenir au type d’exploitation avicole et permettre d’éviter l’introduction des maladies ou d’en assurer le contrôle en cas d’apparition. Si les établissements hébergent plusieurs espèces de volailles, ces espèces seront nettement séparées dans des lots distincts. b) Les installations devront assurer de bonnes conditions d’hygiène et permettre l’exercice du contrôle sanitaire et de la visite sanitaire. c) Le matériel devra convenir au type d’exploitation avicole et permettre le nettoyage et la désinfection des installations et des moyens de transport des volailles et des œufs au lieu le plus approprié. 2. La conduite de l’élevage. a) La détention des volailles sera basée sur les principes de l’ « élevage isolé » et du système « all in / all out ». Les opérations de nettoyage et de désinfection, suivies d’un vide sanitaire, sont pratiquées avant la mise en place d’un nouveau lot. b) Ces établissements ne doivent héberger que des volailles provenant : i) de l’établissement lui-même et/ou ii) d’autres établissements de sélection, de multiplication ou d’élevage de l’Union européenne également agréés ou autorisés conformément à l’article 5 ou à l’article 25 ou à la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009 et/ou iii) d’importations à partir de pays tiers réalisées conformément au chapitre III ou à la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009. c) Les règles d’hygiène seront arrêtées par l’opérateur de l’établissement. Le personnel devra porter des vêtements de travail et les visiteurs des vêtements de protection. d) Les bâtiments, les enclos et le matériel seront maintenus en bon état d’entretien. e) Les œufs seront : i. collectés à intervalles réguliers, au moins une fois par jour et dès que possible après la ponte; ii. nettoyés et désinfectés dans les meilleurs délais, sauf si la désinfection est réalisée dans un couvoir situé dans le même Etat membre; iii. placés dans du matériel d’emballage neuf ou propre et désinfecté. f) Le responsable est tenu à une notification obligatoire de toute variation des performances de rendement ou de tout autre symptôme pouvant constituer une suspicion de maladie contagieuse des volailles. Dès qu’il y a suspicion, le vétérinaire d’exploitation envoie à l’association les prélèvements nécessaires à l’établissement ou à la confirmation du diagnostic. g) Un registre (cahier d’élevage, fichier ou support informatique) sera tenu par lot et gardé pendant au moins cinq ans après l’élimination des lots, conformément à l’article 38. h) En cas de maladie contagieuse des volailles, la notification obligatoire est d’application pour les résultats des examens de laboratoire à l’Agence et au vétérinaire d’exploitation. i) Sans préjudice des dispositions des points a) à h) inclus, les dispositions de l’annexe II sont d’application. B. Couvoirs. 1. Les installations. a) Une séparation physique et fonctionnelle devra exister entre le couvoir et les installations d’élevage. La disposition permettra la séparation des divers secteurs fonctionnels : i) stockage et classement des œufs, ii) désinfection, iii) pré-incubation, iv) éclosion, v) préparation et conditionnement des expéditions. b) Les bâtiments devront être protégés contre les oiseaux venant de l’extérieur et les rongeurs. Les sols et les murs devront être en matériau résistant, imperméable et lavable. Les conditions d’éclairage naturel ou artificiel et les systèmes de régulation de l’air et de la température devront être adaptés. L’élimination hygiénique des déchets (œufs et poussins) devra être prévue. c) Le matériel devra avoir des parois lisses et étanches. d) Sans préjudice des dispositions des points a) à h) inclus, les dispositions de l’annexe II sont d’application. 2. Le fonctionnement. a) Le fonctionnement sera basé sur le principe de la circulation en sens unique des œufs, du matériel en service et du personnel.

44029

44030

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD b) Les œufs à couver devront provenir : i) d’établissements de sélection ou de multiplication de l’Union européenne agréés ou autorisés conformément à l’article 5 ou à l’article 25 ou à la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009, ii) d’importations à partir de pays tiers réalisées conformément au présent arrêté ou à la Directive 2009/158/CE du Conseil du 30 novembre 2009. c) Les règles d’hygiène, y compris un programme de nettoyage et de désinfection, seront arrêtées par l’opérateur de l’établissement. Le personnel devra porter des vêtements de travail et les visiteurs des vêtements de protection. d) Les bâtiments et le matériel seront maintenus en bon état d’entretien. e) Les opérations de désinfection concerneront : i) les œufs, entre leur arrivée au couvoir et la mise en couveuse ou au moment de leur expédition dans l’Union européenne à des fins commerciales ou de leur exportation vers un pays tiers, sauf s’ils ont été préalablement désinfectés dans l’établissement de multiplication d’origine, ii) les incubateurs, régulièrement, iii) les éclosoirs et le matériel, après chaque éclosion. f) Un programme de contrôle de qualité microbiologique (hygiénogramme), conformément à l’annexe II, B, 7), permettra d’évaluer l’état sanitaire du couvoir. g) Le responsable est tenu à une notification obligatoire de toute variation des performances de production ou tout autre symptôme pouvant constituer une suspicion de maladie contagieuse de la volaille. Dès qu’il y a suspicion de maladie contagieuse, le vétérinaire d’exploitation envoie à l’association les prélèvements nécessaires à l’établissement ou à la confirmation du diagnostic et il informe l’Agence, qui décide des mesures appropriées à prendre. h) Dans un registre (cahier de couvoir, fichier ou support informatique) gardé pendant au moins cinq ans, sont indiquées, si possible par lot, les données conformément à l’article 38. i) En cas de maladie contagieuse des volailles, la notification obligatoire est d’application pour les résultats des examens de laboratoire à l’Agence et au vétérinaire d’exploitation. j) Sans préjudice des dispositions des points a) à i) inclus, les dispositions de l’annexe II sont d’application. CHAPITRE III. — Programme de contrôle sanitaire des maladies Les programmes de contrôle sanitaire des maladies doivent, sans préjudice des mesures de salubrité et des articles 14 et 15, prévoir au moins des conditions de contrôle pour les infections et les espèces mentionnées ci-dessous. A. Infections à Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum et Salmonella enterica subsp. arizonae. 1. Espèces concernées. a) pour Salmonella Pullorum et Salmonella Gallinarum : poules, dindes, pintades, cailles, faisans, perdrix et canards, b) pour Salmonella enterica subsp. arizonae : dindes. 2. Programme de contrôle sanitaire. Le programme de contrôle sanitaire des Salmonella mentionnées au point 1 est exécuté conformément aux articles 35 et 36, § 1er et à l’annexe III, B. B. Infections à Mycoplasma gallisepticum et Mycoplasma meleagridis. 1. Espèces concernées. a) Poules et dindes pour Mycoplasma gallisepticum, b) Dindes pour Mycoplasma meleagridis. 2. Programme de contrôle sanitaire. Le programme de contrôle sanitaire des mycoplasmoses mentionnées au point 1 est exécuté conformément aux articles 35 et 36, § 2 et à l’annexe III, C. C. Résultats et mesures à prendre. En l’absence d’animaux réagissant, les résultats des tests sont considérés comme négatifs. Dans le cas contraire, le lot est réputé suspect et les mesures prévues au chapitre IV doivent lui être appliquées. D. Dans le cas d’une exploitation avicole comprenant plusieurs troupeaux distincts, l’autorité vétérinaire compétente peut, pour les troupeaux sains d’une exploitation infectée, déroger aux mesures visées au point C, pour autant que le vétérinaire habilité ait confirmé que la structure et la taille de ces troupeaux ainsi que les opérations qui y sont effectuées sont telles que ces troupeaux sont dotés d’installations d’hébergement, d’entretien et d’alimentation complètement séparées, de manière à ce que la maladie concernée ne puisse pas se propager d’un troupeau à l’autre. CHAPITRE IV. — Critères de suspension, de retrait et de saisie conservatoire de l’autorisation d’un établissement 1. Un établissement sera mis en saisie conservatoire, conformément à l’article 6 de l’arrêté royal du 22 février 2001 organisant les contrôles effectués par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire et modifiant diverses dispositions légales : a) jusqu’à l’achèvement d’une enquête appropriée à la maladie : i) en cas de suspicion d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle dans l’établissement, ii) si l’établissement a reç u des volailles ou des œufs à couver provenant d’un établissement où un foyer d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle est suspecté ou a été confirmé,

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD iii) si un contact susceptible de transmettre l’infection a eu lieu entre l’établissement et un foyer d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle; b) jusqu’à la réalisation de nouveaux examens, si les résultats des contrôles entrepris conformément aux conditions établies aux chapitres II et III concernant les infections à Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum, Salmonella enterica subsp. arizonae, Mycoplasma gallisepticum ou Mycoplasma meleagridis témoignent d’une éventuelle infection; c) si un foyer d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle est confirmé dans l’établissement; d) si un second examen approprié confirme la présence d’une infection à Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum, Salmonella enterica subsp. arizonae, Mycoplasma gallisepticum ou Mycoplasma meleagridis. 2. Conditions de levée de la saisie conservatoire : a) lorsque la saisie conservatoire a été instaurée pour cause d’apparition d’influenza aviaire ou de maladie de Newcastle, elle pourra être levée vingt et un jours après les opérations de nettoyage et de désinfection suivant l’abattage sanitaire du lot; b) lorsque la saisie conservatoire a été instaurée en raison d’un foyer : i) de Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum ou Salmonella enterica subsp. arizonae, elle peut être levée après que l’établissement ait été soumis, après l’abattage sanitaire du lot infecté et après une désinfection dont l’efficacité a été vérifiée par des tests appropriés sur des surfaces sèches, à deux contrôles réalisés à vingt et un jours d’intervalle au moins et ayant produit des résultats négatifs; ii) de Mycoplasma gallisepticum ou Mycoplasma meleagridis, elle peut être levée après que l’établissement ait été soumis à deux tests réalisés à soixante jours d’intervalle ou, après l’abattage sanitaire de l’intégralité du lot infecté et après désinfection, à deux tests réalisés à vingt et un jours d’intervalle au moins, si les tests réalisés dans les deux cas ont produit des résultats négatifs. Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles.

ALBERT Par le Roi : La Ministre de l’Agriculture, Mme S. LARUELLE

ANNEXE II. — Conditions d’autorisation PARTIE A. — CONDITIONS D’INFRASTRUCTURE 1. Sas d’hygiène L’exploitation avicole doit disposer d’au moins un sas d’hygiène équipé et dûment séparé de l’espace destiné aux animaux. Un sas d’hygiène contient : i. un lavabo équipé pour le lavage des mains, ii. un local d’habillement pourvu de vêtements appartenant à l’exploitation et destinés au personnel de soins et aux visiteurs. Pour une exploitation avicole comptant plusieurs troupeaux, un sas d’hygiène est obligatoire pour chaque troupeau. 2. Le sas d’hygiène doit être pourvu d’une douche. Cette condition est obligatoire pour les nouvelles constructions à partir du 01/01/2012. 3. Poulailler : a. Sauf pour les exploitations avicoles relevant du point b) : Chaque poulailler dispose d’un pré-local qui est constitué d’une partie sale visuellement distincte de la partie propre. A ce niveau, des chaussures appartenant au poulailler sont mises à disposition du personnel de soins et des visiteurs. b. Dans une exploitation avicole de faible capacité : i. il doit y avoir au minimum un pré-local pour toute l’exploitation, ii. les chaussures appartenant au poulailler peuvent être remplacées par un pédiluve désinfectant fonctionnant correctement et qui doit être renouvelé quotidiennement. 4. Le lieu de chargement et de déchargement des animaux doit être construit en dur. Ce lieu doit être nettoyable et désinfectable.

44031

44032

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 5. Il y a un entrepôt fixe pour les cadavres. La collecte des cadavres doit se faire sans contaminer l’exploitation. Cet entrepôt est nettoyé et désinfecté après chaque collecte. 6. L’équipement de nettoyage et de désinfection doit être adapté aux besoins de l’exploitation, sauf en cas de preuve de l’intervention d’une entreprise spécialisée à cet effet. Il y a toutefois toujours un équipement minimal pour le nettoyage et la désinfection des locaux et des véhicules : i. au moins 5 litres d’un désinfectant autorisé, ii. un nettoyeur à haute pression. 7. L’entreposage des cadavres doit se faire dans des conditions réfrigérées. 8. En cas d’utilisation d’aliments avec additifs pour lesquels un délai d’attente doit être respecté, un entrepôt d’aliment séparé doit être prévu. PARTIE B. — CONDITIONS D’EXPLOITATION 1. L’exploitation doit être close de faç on à rendre les poulaillers uniquement accessibles après s’être annoncé chez le responsable ou son délégué et après utilisation du sas d’hygiène et du pré-local. Lorsqu’une douche doit être obligatoirement présente, celle-ci doit être utilisée avant l’accès aux poulaillers. 2. Les bâtiments d’exploitation doivent être tenus à l’abri d’oiseaux sauvages, à l’exception de ce qui concerne les trappes de sortie vers le parcours en plein air pour des exploitations avicoles avec parcours extérieur. 3. Un programme efficace de lutte contre la vermine et les insectes doit être appliqué. 4. La litière doit être propre et sèche et être dépourvue de matières toxiques. 5. Le transport se fait conformément aux dispositions de l’article 16. 6. Nettoyage et désinfection : a) Sauf pour les exploitations avicoles relevant des points b) ou c) : après le départ d’un lot, et en tout cas avant la mise en place d’un nouveau lot, chaque poulailler est nettoyé et désinfecté. La désinfection peut être remplacée par une opération avec un résultat d’efficacité équivalente; b) pour une exploitation avicole avec des bandes de production de volailles de rente pour la production de viande, les opérations de nettoyage et de désinfection décrites au point a) doivent être effectuées au moins 2 fois par an sur chaque espace habitable; c) pour une exploitation avicole avec des bandes de production de volailles de rente pour la production d’œufs de consommation, les opérations de nettoyage et de désinfection décrites au point a) doivent être effectuées au moins tous les deux ans sur chaque espace habitable; d) Un poulailler ou un espace habitable ne peut être repeuplé qu’après avoir été complètement séché après le nettoyage et la désinfection. 7. Hygiénogramme : Un couvoir doit procéder à un contrôle de l’efficacité des opérations de nettoyage et de désinfection visées au point 6 de chaque local, selon une fréquence et selon la méthode de l’annexe III, A. 8. Si de l’eau autre que l’eau de distribution est utilisée : a. comme eau potable, elle doit satisfaire aux normes microbiologiques et chimiques, conformément à l’annexe III, D, b. comme eau de nettoyage, elle doit satisfaire aux normes chimiques, conformément à l’annexe III, D, et ce selon la fréquence et la méthode précisées dans cette annexe III, D. Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles.



44033

44034



44035

44036



44037

44038



44039

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de vollailes.

ALBERT Par le Roi :


44040

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE V. — La réalisation de tests de détection de la maladie de Newcastle chez les volailles avant l’expédition, en application de l’article 13 CHAPITRE A. — Contrôle serologique destiné à detecter les anticorps de la maladie de newcastle chez les volailles 1. Prélèvement d’échantillons de sang. Les volailles soumises aux conditions reprises dans ce chapitre doivent provenir de lots au sein desquels des échantillons de sang ont été prélevés sur au moins 60 oiseaux choisis au hasard et soumis au test HI (test d’inhibition de l’hémagglutination) décrit au point 2 ci-dessous. 2. Méthode. a) Distribuer 0,025 ml de PBS dans tous les puits d’une microplaque plastique (puits à fond en V). b) Verser 0,025 ml de sérum dans le premier puits de la plaque. c) Utiliser un microdilueur pour réaliser les dilutions doubles de sérum de puits en puits. d) Ajouter 0,025 ml de liquide allantoïdien dilué contenant 4 ou 8 unités hémagglutinantes. e) Mélanger en tapotant doucement et laisser reposer la plaque à 4°C pendant un minimum de 60 minutes ou à température ambiante pendant un minimum de 30 minutes. f) Ajouter 0,025 ml d’hématies à 1 % dans tous les puits. g) Mélanger en tapotant doucement et laisser reposer à 4 °C. h) Lire les plaques après 30 à 40 minutes lorsque la sédimentation des hématies témoins est terminée. Lire en inclinant la plaque pour observer la présence ou l’absence d’un flux en forme de larme s’écoulant au même rythme que les puits témoins contenant des hématies (0,025 ml) et du PBS (0,025 ml) uniquement. i) Le titre HI correspond à la dilution la plus élevée d’antisérum entraînant une inhibition complète de 4 à 8 unités du virus (le titrage du HA pour confirmer la présence du nombre requis d’unités hémagglutinantes doit être inclus pour chaque test HI). j) La validité des résultats dépend de l’obtention d’un titre inférieur à 23 pour 4 unités hémagglutinantes ou 22 pour 8 unités hémagglutinantes avec le sérum témoin négatif et d’un titre d’une dilution immédiatement supérieure ou immédiatement inférieure au titre connu du sérum témoin positif. 3. Interprétation des tests. L’antigène utilisé influence la détermination du niveau auquel un sérum est considéré comme positif (un titre d’au moins 24 pour 4 unités hémagglutinantes et d’au moins 23 pour 8 unités hémagglutinantes). CHAPITRE B. — Isolement du virus de la maladie de newcastle chez les volailles d’abattage Les volailles soumises aux conditions reprises dans ce chapitre doivent provenir de lots ayant réagi négativement (aucun virus isolé) aux tests de détection du virus de la maladie de Newcastle réalisés comme suit. 1. Echantillonnage. Au moins 60 échantillons comprenant des écouvillonnages cloacaux (ou des échantillons de fèces) doivent être prélevés dans chaque lot. 2. Traitement des échantillons. Les échantillons peuvent être groupés par 5 au maximum. Les écouvillonnages doivent être placés dans une quantité de milieu antibiotique suffisante pour assurer leur immersion totale. Les échantillons de fèces doivent être homogénéisés (à l’aide d’un mélangeur fermé, d’un pilon et d’un mortier et de sable stérile) dans un milieu antibiotique jusqu’à l’obtention de suspensions à 10-20 % p/v dans ce dernier. Laisser reposer les suspensions pendant 2 heures environ à température ambiante (ou plus longtemps à 4 °C), puis les clarifier par centrifugation (par exemple, 800 à 1 000 × g pendant 10 minutes). Des concentrations élevées d’antibiotiques sont nécessaires pour les échantillons de fèces. Un mélange typique est constitué comme suit : 10 000 unités/ml de pénicilline, 10 mg/ml de streptomycine, 0,25 mg/ml de gentamycine et 5 000 unités/ml de mycostatine dans une solution tamponnée au phosphate. Pour le contrôle des Chlamydia, l’addition de 50 mg/ml d’oxytétracycline est autorisée. Lors de la confection du milieu, il est impératif que le pH soit contrôlé après addition des antibiotiques et ajusté pour atteindre un niveau compris entre 7,0 et 7,4. 3. Isolement du virus dans les œufs embryonnés de poules. Inoculer entre 0,1 et 0,2 millilitre du surnageant clarifié dans la cavité allantoïdienne d’au moins 4 œufs embryonnés de poules, mis à incuber pendant 8 à 10 jours. Idéalement, ces œufs devraient être issus d’un lot exempt d’organes pathogènes spécifiques (EOPS) mais si cela n’est pas possible, il est admis d’utiliser des œufs issus d’un lot reconnu exempt d’anticorps du virus de la maladie de Newcastle. Les œufs inoculés sont conservés à 37 °C et mirés quotidiennement. Au fur et à mesure, les œufs contenant des embryons morts ou mourants et tous les œufs restant après six jours d’inoculation doivent être réfrigérés à 4 °C et faire l’objet d’une recherche d’hémagglutinines à partir du liquide allantoïdien/amniotique. En l’absence d’hémagglutination, la procédure ci-dessus est répétée en utilisant comme inoculum le liquide allantoïdien/amniotique non dilué. Lorsqu’il y a hémagglutination, la présence de bactéries doit être exclue par culture. S’il y a des bactéries, il est admis de passer les liquides par un filtre à membrane de 450 nm, d’ajouter un complément d’antibiotiques et d’inoculer les œufs embryonnés comme ci-dessus. Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles.


MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD BIJLAGE I. — TOELATING VAN DE INRICHTINGEN HOOFDSTUK I. — Algemene voorschriften 1. Om voor het intracommunautaire handelsverkeer te worden toegelaten, moeten de inrichtingen aan de volgende eisen voldoen : a) zij moeten voldoen aan de in hoofdstuk II vastgestelde voorschriften inzake voorzieningen en werking; b) zij moeten beantwoorden aan het programma voor gezondheidscontrole op ziekten overeenkomstig de eisen van hoofdstuk III; c) zij moeten de nodige schikkingen treffen voor de uitvoering van de onder d) genoemde maatregelen; d) de in punt b) bedoelde gezondheidscontrole omvat met name : i) ten minste één jaarlijkse gezondheidsinspectie, uitgevoerd door de officiële dierenarts en aangevuld door een controle op de toepassing van de hygiënische maatregelen en de werking van de inrichting overeenkomstig hoofdstuk II; ii) de registratie door de verantwoordelijke van de inrichting van alle inlichtingen die nodig zijn om het Agentschap in de gelegenheid te stellen de gezondheidssituatie permanent te volgen. Dit omvat minstens de registraties bedoeld in artikel 38; e) er mag alleen pluimvee aanwezig zijn; f) zij moeten naargelang de soort, categorie of type, overeenkomstig artikelen 25 tot 31, voldoen aan de in bijlage II vastgestelde voorschriften inzake voorzieningen en werking; g) zij moeten een overeenkomst afsluiten met een bedrijfsdierenarts, overeenkomstig artikel 37. 2. Elke inrichting die aan de in punt 1 vastgestelde voorwaarden voldoet, wordt geregistreerd en ontvangt een toelatingsnummer van het Agentschap overeenkomstig de procedure en de bepalingen in het koninklijk besluit van 16 januari 2006. HOOFDSTUK II. — Voorzieningen en werking A. Selectie-, vermeerderings- en opfokbedrijven. 1. Voorzieningen. a) De ligging en de schikking van de voorzieningen moeten afgestemd zijn op het type pluimveebedrijf en ervoor zorgen dat de insleep van ziekten wordt voorkomen of dat de ziekte in geval van insleep kan worden beteugeld. Indien in de inrichtingen verscheidene pluimveesoorten zijn ondergebracht, moeten deze soorten duidelijk gescheiden blijven in aparte tomen. b) De voorzieningen moeten goede hygiënische omstandigheden garanderen en de mogelijkheid bieden om de gezondheidscontrole en de gezondheidsinspectie uit te voeren. c) Het materiaal moet aangepast zijn aan het type pluimveebedrijf en de mogelijkheid bieden om de voorzieningen en de transportmiddelen voor pluimvee en eieren op de meest geschikte plaats te reinigen en te ontsmetten. 2. Bedrijfsvoering. a) Het houden van het pluimvee moet gebaseerd zijn op de principes van « geïsoleerde opfok » en van het « all in/all out-systeem ». Er wordt gezorgd voor reiniging, ontsmetting, gevolgd door een sanitaire leegstand, voordat een nieuwe toom wordt opgezet. b) In deze bedrijven mag uitsluitend pluimvee worden ondergebracht dat afkomstig is van : i) de inrichting zelf, en/of ii) andere selectie-, vermeerderings- en opfokbedrijven in de Europese Unie die eveneens zijn erkend of toegelaten overeenkomstig artikel 5 of artikel 25 of overeenkomstig Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009 en/of iii) partijen die uit derde landen zijn ingevoerd overeenkomstig hoofdstuk III of Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009. c) De hygiënische voorschriften worden vastgesteld door de operator van de inrichting. Het personeel moet werkkleding dragen en bezoekers moeten van beschermende kleding zijn voorzien. d) Gebouwen, uitloopruimten en materiaal moeten goed worden onderhouden. e) De eieren moeten : i. geregeld worden verzameld, ten minste eenmaal per dag en zo spoedig mogelijk na het leggen; ii. zo spoedig mogelijk gereinigd en ontsmet worden, tenzij zij op een broeierij in dezelfde lidstaat worden ontsmet; iii. in een nieuwe of een schone, ontsmette verpakking worden verpakt. f) De verantwoordelijke is gehouden tot een meldingsplicht bij elke wijziging in het rendement of van elk ander symptoom op grond waarvan besmetting met een besmettelijke pluimveeziekte kan worden vermoed. Zodra er een dergelijk vermoeden bestaat, zendt de bedrijfsdierenarts de nodige monsters voor het stellen of bevestigen van de diagnose aan de vereniging toe. g) Per toom wordt een gedurende ten minste vijf jaar na de verwijdering van de toom te bewaren register (opfokregister, computerbestand of elektronisch verwerkbaar medium) bijgehouden, overeenkomstig artikel 38. h) In geval van een besmettelijke pluimveeziekte geldt de meldingsplicht voor de resultaten van het laboratoriumonderzoek aan het Agentschap en aan de bedrijfsdierenarts. i) Onverminderd het bepaalde in punten a) tot en met h), gelden de bepalingen van bijlage II. B. Broeierijen. 1. Voorzieningen. a) De broeierij en de opfokvoorzieningen moeten materieel en functioneel van elkaar gescheiden zijn. Het geheel moet zodanig zijn ingericht dat de verschillende hieronder genoemde activiteiten gescheiden kunnen plaatsvinden : i) opslag en indeling van de eieren, ii) ontsmetting, iii) voorbebroeding, iv) uitkomst, v) klaarmaken en verpakken van de zendingen.

44041

44042

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD b) De gebouwen moeten beschermd zijn tegen binnenvliegende vogels en tegen knaagdieren. De vloeren en de muren moeten vervaardigd zijn uit stevig materiaal, dat ondoordringbaar en afwasbaar is. De natuurlijke of kunstmatige verlichting en de systemen voor lucht- en temperatuurregeling moeten afgestemd zijn op de behoeften. Er moet voor een hygiënische afvoer van afval (eieren en kuikens) zijn gezorgd. c) Het materiaal moet glad en waterdicht afgewerkt zijn. d) Onverminderd het bepaalde in punten a) tot en met c), gelden de bepalingen van bijlage II. 2. Werking. a) Er moet worden uitgegaan van het principe dat de eieren, het gebruikte materiaal en het personeel zich steeds in één richting verplaatsen. b) De broedeieren moeten afkomstig zijn van : i) Selectie- of vermeerderingsbedrijven in de Europese Unie die zijn erkend of toegelaten overeenkomstig artikel 5 of artikel 25 of overeenkomstig Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009, ii) partijen die uit derde landen zijn ingevoerd overeenkomstig dit besluit of Richtlijn 2009/158/EG van de Raad van 30 november 2009. c) De hygiënische voorschriften, met inbegrip van een programma voor reiniging en ontsmetting, worden vastgesteld door de operator van de inrichting. Het personeel moet werkkleding dragen en bezoekers moeten van beschermende kleding zijn voorzien. d) De gebouwen en het materiaal moeten goed worden onderhouden. e) De ontsmettingswerkzaamheden moeten betrekking hebben op : i) de eieren, tussen aankomst en inleggen of op het tijdstip van verzending voor het handelsverkeer binnen de Europese Unie of de uitvoer naar een derde land, tenzij zij al op het vermeerderingsbedrijf van oorsprong zijn ontsmet, ii) de voorbroeders, regelmatig, iii) de uitkomstkasten en het materiaal, na elke uitkomst. f) Aan de hand van een programma inzake microbiologische kwaliteitscontrole (hygiënogram), overeenkomstig bijlage II, B, 7), moet inzicht kunnen worden verkregen in de gezondheidssituatie in de broeierij. g) De verantwoordelijke is gehouden tot een meldingsplicht bij elke wijziging in de productieprestaties of van elk ander symptoom op grond waarvan besmetting met een besmettelijke pluimveeziekte kan worden vermoed. Zodra er een vermoeden van een besmettelijke ziekte bestaat, zendt de bedrijfsdierenarts de nodige monsters voor het stellen of bevestigen van de diagnose aan de vereniging toe en meldt hij dat aan het Agentschap, dat een besluit neemt over de te nemen maatregelen. h) In een gedurende ten minste vijf jaar te bewaren register (broeierijregister, computerbestand of elektronisch verwerkbaar medium) moeten — indien mogelijk per toom — de gegevens bijgehouden worden overeenkomstig artikel 38. i) In geval van een besmettelijke pluimveeziekte geldt de meldingsplicht voor de resultaten van het laboratoriumonderzoek aan het Agentschap en aan de bedrijfsdierenarts. j) Onverminderd het bepaalde in punten a) tot en met i), gelden de bepalingen van bijlage II. HOOFDSTUK III. — Programma voor gezondheidscontrole op ziekten De programma’s voor gezondheidscontrole op ziekten moeten, onverminderd de hygiënische maatregelen en de artikelen 14 en 15, ten minste voorzien in controlevoorschriften voor de hieronder aangegeven ziekten en pluimveesoorten. A. Besmetting met Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum en Salmonella enterica subsp. arizonae. 1. Betrokken soorten. a) Voor Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum : kippen, kalkoenen, parelhoenders, kwartels, fazanten, patrijzen en eenden, b) Voor Salmonella enterica subsp. arizonae : kalkoenen. 2. Gezondheidscontroleprogramma. Het gezondheidscontroleprogramma voor de onder punt 1 vermelde Salmonella wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 35 en 36, § 1 en bijlage III, B. B. Besmetting met Mycoplasma gallisepticum en Mycoplasma meleagridis. 1. Betrokken soorten. a) Voor Mycoplasma gallisepticum : kippen en kalkoenen. b) Voor Mycoplasma meleagridis : kalkoenen. 2. Gezondheidscontroleprogramma. Het gezondheidscontroleprogramma voor de onder punt 1 vermelde mycoplasmosen wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 35 en 36, § 2 en bijlage III, C. C. Resultaten en te nemen maatregelen. Het resultaat van de controle wordt als negatief aangemerkt indien geen enkel dier positief reageert. Is er wel een positieve reactie, dan wordt de toom van besmetting verdacht en moeten de maatregelen van hoofdstuk IV erop worden toegepast.

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD D. Indien een pluimveebedrijf meerdere afzonderlijke beslagen heeft, kan de bevoegde veterinaire instantie voor de gezonde beslagen van een bedrijf waar de besmetting aanwezig is, afwijken van de maatregelen zoals bedoeld onder punt C, mits de bevoegde dierenarts heeft bevestigd dat de structuur en de omvang van deze beslagen, alsmede de aldaar uitgevoerde verrichtingen van zodanige aard zijn dat deze beslagen, op het vlak van huisvesting, verzorging en voederen, volledig apart staan zodat de betrokken ziekte zich niet van het ene beslag naar het andere kan verspreiden. HOOFDSTUK IV. — Criteria voor schorsing, intrekking en bewarend beslag van de toelating van een inrichting 1. Een inrichting wordt onder bewarend beslag geplaatst overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen : a) totdat een adequaat onderzoek naar de ziekte is ingesteld : i) indien wordt vermoed dat de inrichting met aviaire influenza of met de ziekte van Newcastle is besmet, ii) indien in de inrichting pluimvee of broedeieren zijn binnengebracht die afkomstig zijn van een inrichting waarbij een besmetting door aviaire influenza of de ziekte van Newcastle vermoed wordt of bevestigd is, iii) indien is geconstateerd dat tussen de inrichting en een haard van aviaire influenza of van de ziekte van Newcastle contacten hebben plaatsgevonden waardoor de besmetting eventueel kan zijn overgebracht; b) totdat nieuwe onderzoeken zijn verricht, indien de resultaten van de controles die overeenkomstig de hoofdstukken II en III zijn uitgevoerd in verband met een mogelijke besmetting met Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum, Salmonella enterica subsp. arizonae, Mycoplasma gallisepticum of Mycoplasma meleagridis, aanleiding geven tot het vermoeden van een besmetting; c) indien wordt bevestigd dat de inrichting met aviaire influenza of met de ziekte van Newcastle is besmet; d) indien een besmettingshaard met Salmonella Pullorum, Salmonella Gallinarum, Salmonella enterica subsp. arizonae, Mycoplasma gallisepticum of Mycoplasma meleagridis bij een nieuw onderzoek wordt bevestigd. 2. Voorwaarden voor het opheffen van het, onder punt 2 bedoelde bewarend beslag : a) wanneer het bewarend beslag werd ingesteld wegens het uitbreken van aviaire influenza of de ziekte van Newcastle, kan dit worden opgeheven 21 dagen nadat reiniging en ontsmetting hebben plaatsgevonden, indien er is geruimd; b) wanneer het bewarend beslag werd ingesteld wegens het uitbreken van : i) Salmonella Pullorum en Salmonella Gallinarum of Salmonella enterica subsp. arizonae, kan dit worden opgeheven nadat de inrichting negatief is bevonden bij twee controles die met een tussenpoos van ten minste 21 dagen zijn verricht, nadat de toom is geruimd en na ontsmetting van de inrichting, waarvan de doeltreffendheid is aangetoond met geschikte tests op droge oppervlakken, ii) Mycoplasma gallisepticum of Mycoplasma meleagridis, kan dit worden opgeheven nadat de gehele toom negatief is bevonden bij twee controles die met een tussenpoos van ten minste 60 dagen zijn verricht, dan wel nadat de inrichting negatief is bevonden bij twee controles die met een tussenpoos van ten minste 21 dagen zijn verricht na ontsmetting nadat de hele besmette toom is geruimd. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S.LARUELLE

BIJLAGE II. — Toelatingsvoorwaarden DEEL A. — UITRUSTINGSVOORWAARDEN 1. Hygiënesluis. Het pluimveebedrijf dient te beschikken over minstens één hygiënesluis die degelijk gescheiden is van de hokken van de dieren. Een hygiënesluis omvat : i. een degelijk ingerichte handwasgelegenheid, ii. een kledingruimte voorzien van bedrijfseigen kleding bestemd voor verzorgers en voor bezoekers. Voor een pluimveebedrijf met meerdere beslagen, is een hygiënesluis verplicht voor elk beslag. 2. Elke hygiënesluis dient voorzien te zijn van een douche. Deze voorwaarde is verplicht bij nieuwbouw vanaf 01/01/2012. 3. Stal : a. Tenzij voor de pluimveebedrijven die vallen onder b) : Elke stal beschikt over een voorruimte die bestaat uit een visueel onderscheidbaar vuil en schoon gedeelte. Op de scheiding is eigen schoeisel beschikbaar voor verzorgers en bezoekers. b. Op een pluimveebedrijf met geringe capaciteit : i. moet voor gans het bedrijf minimaal één voorruimte aanwezig zijn,

44043

44044

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD ii. mag het eigen schoeisel vervangen worden door een goed werkend desinfecterend voetbad dat dagelijks wordt ververst. 4. Er dient een verharde laad- en losplaats te zijn voor de dieren. Deze plaats dient reinigbaar en ontsmetbaar te zijn. 5. Er is een vaste opslagplaats voor krengen. De ophaling van de krengen moet kunnen gebeuren zonder het bedrijf te besmetten. Deze opslagplaats wordt na elke ophaling gereinigd en ontsmet. 6. De uitrusting voor reiniging en ontsmetting moet aangepast zijn aan de noden van het bedrijf, tenzij het bewijs geleverd wordt van de tussenkomst van een daarvoor gespecialiseerde onderneming. Er is evenwel steeds een minimale uitrusting voor reiniging en ontsmetting van het bedrijf en van voertuigen : i. minimum 5 liter toegelaten ontsmettingsmiddel, ii. een hogedrukreiniger. 7. De opslag van krengen dient te gebeuren onder gekoelde omstandigheden. 8. Ingeval voeders worden gebruikt met toevoegingmiddelen waarvoor een wachttijd dient in acht genomen te worden, dienen deze voeders afzonderlijk opgeslagen te worden. DEEL B. — UITBATINGSVOORWAARDEN 1. Het bedrijf dient zodanig afgesloten te zijn dat het betreden van de hokken enkel mogelijk gemaakt wordt na aanmelding bij de verantwoordelijke of diens afgevaardigde en na gebruik van de hygiënesluis en de voorruimte. Wanneer een douche verplicht aanwezig is, dient deze gebruikt te worden voor het betreden van de stallen. 2. De bedrijfsgebouwen dienen vogeldicht gehouden te worden, met uitzondering voor wat betreft de luiken naar de uitloop in open lucht voor pluimveebedrijven met buitenbeloop. 3. Tegen ongedierte en insecten dient een doeltreffend bestrijdingsprogramma te worden toegepast. 4. Het strooisel moet schoon, droog en vrij zijn van toxische stoffen. 5. Het vervoer gebeurt overeenkomstig de bepalingen van artikel 16. 6. Reiniging en ontsmetting : a) Tenzij voor de pluimveebedrijven die vallen onder b) of c) : elk hok wordt na elke afvoer van een toom en zeker voor de opzet van een nieuwe toom gereinigd en ontsmet. De ontsmetting kan vervangen worden door een behandeling met bewezen evenwaardig eindresultaat; b) voor een pluimveebedrijf met productierondes van gebruikspluimvee voor productie van vlees, dient de in punt a) beschreven reiniging en ontsmetting minstens 2 x per jaar te gebeuren op elke leefruimte; c) voor een pluimveebedrijf met productierondes van gebruikspluimvee voor productie consumptie-eieren, dient de in punt a) beschreven reiniging en ontsmetting minstens 1x per 2 jaar te gebeuren op elke leefruimte; d) Een hok of leefruimte mag pas opnieuw bevolkt worden nadat het volledig is opgedroogd na de reiniging en ontsmetting. 7. Hygiënogram : Een broeierij moet controle uitvoeren op de doeltreffendheid van de in punt 6 bedoelde reiniging en ontsmetting van elk lokaal met een frequentie en volgens de werkwijze van bijlage III, A. 8. Indien ander water wordt gebruikt dan leidingwater : a) als drinkwater, dient dit aan de microbiologische en chemische normen, overeenkomstig bijlage III, D te voldoen, b) als reinigingswater, dient aan de chemische normen, overeenkomstig bijlage III, D voldaan te worden; en dit met een frequentie en volgens de werkwijze van die bijlage III, D. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE


44045

44046



44047

44048



44049

44050



44051

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee.

ALBERT Van Koningswege :

De Mininster van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

44052

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD BIJLAGE V. — Het onderzoek van pluimvee op de ziekte van Newcastle vóór verzending, krachtens artikel 13 HOOFDSTUK A. — Serologische test voor de opsporing van antistoffen tegen newcastle disease bij pluimvee 1. Het nemen van bloedmonsters. Pluimvee, dat onderworpen is aan de voorwaarden zoals die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd, moet afkomstig zijn uit tomen waarbij bij ten minste 60 willekeurig gekozen dieren bloedmonsters zijn genomen die vervolgens met de hemagglutinatieremmingstest (HAR) zijn onderzocht volgens de in punt 2 beschreven werkwijze. 2. Werkwijze. a) Breng in ieder putje van een plastic microtiterplaat (met V-vormige putjes) 0,025 ml PBS. b) Breng 0,025 ml serum in het eerste putje van de plaat. c) Leg in duplo een verdunningsreeks aan van het serum over de hele plaat met behulp van een microtitratiediluter. d) Voeg 0,025 ml verdund allantoïsvocht dat 4 of 8 HAE bevat, toe. e) Meng door zachtjes te tikken en laat de plaat staan bij 4 °C gedurende ten minste 60 minuten of bij kamertemperatuur gedurende ten minste 30 minuten. f) Voeg aan ieder putje 0,025 ml van een 1 %-suspensie RBC toe. g) Meng door zachtjes te tikken en laat de plaat staan bij 4 °C. h) De platen worden 30 tot 40 minuten daarna afgelezen wanneer de RBC-controles tot rust zijn gekomen. Bij het aflezen worden de platen lichtjes schuin gehouden en wordt nagegaan of in de putjes al dan niet een traanvormige stroming optreedt met dezelfde snelheid als in de controleputjes die uitsluitend RBC (0,025 ml) en PBS (0,05 ml) bevatten. i) De HAR-titer is de hoogste verdunning van het antiserum die nog in staat is de hemagglutinatie van 4 of 8 eenheden virus volledig te remmen (een HA-titratie om de aanwezigheid van de vereiste HAE te bevestigen, maakt deel uit van iedere test). j) De resultaten zijn alleen geldig als met het negatieve controleserum een titer wordt verkregen die lager is dan 23 voor 4 HAE of lager dan 22 voor 8 HAE en als de titer die met het positieve controleserum wordt verkregen, maximaal één verdunning afwijkt van de bekende titer van dat serum. 3. Interpretatie van de test. Om te bepalen of een serum al dan niet positief is, dient ook rekening te worden gehouden met het gebruikte antigeen : met 4 HAE is een positief serum een serum met een titer van ten minste 24, bij 8 HAE is een positief serum een serum met een titer van ten minste 23. HOOFDSTUK B. — Isolatie van het ncd-virus bij slachtpluimvee Pluimvee, dat onderworpen is aan de voorwaarden zoals die in dit hoofdstuk zijn vastgelegd, moet afkomstig zijn uit tomen die met negatief resultaat op de aanwezigheid van NCD-virus zijn getest, dat wil zeggen waarbij geen virus is geïsoleerd, volgens de hierna beschreven werkwijze. 1. Bemonstering. Bij elke toom moeten ten minste 60 monsters (cloaca-swabs of faeces-monsters) worden genomen. 2. Behandeling van de monsters. Ten hoogste vijf monsters mogen worden samengevoegd. De swabs moeten volledig worden ondergedompeld in een voldoende hoeveelheid antibiotisch medium. Monsters van faeces moeten worden gehomogeniseerd (in een laboratoriummixer of met stamper en vijzel en steriel zand) in een antibiotisch medium zodat een 10 tot 20 %-ige m/v-suspensie in het medium ontstaat. De suspensies worden gedurende ongeveer twee uur bij omgevingstemperatuur (of gedurende een langere tijd bij 4 °C) gehouden en daarna door middel van centrifugeren (bij voorbeeld 800 tot 1 000 g gedurende 10 minuten) gezuiverd. Monsters van faeces vereisen hoge antibioticaconcentraties; een typische formulering daarvoor is : 10 000 eenheden/ml penicilline, 10 mg/ml streptomycine, 0,25 mg/ml gentamycine en 5 000 eenheden/ml mycostatine in PBS. Voor Chlamydia-organismen mag 50 mg/ml oxytetracycline worden toegevoegd. Voor het bereiden van het medium is het van essentieel belang dat na toevoeging van de antibiotica de pH wordt gecontroleerd en op 7,0 tot 7,4 wordt gebracht. 3. Virusisolatie in bebroede kippenëieren. Bij ten minste vier kippenëieren, die gedurende acht tot tien dagen zijn bebroed, wordt telkens 0,1 tot 0,2 ml van het gezuiverde en vloeibare supernatant in de allantoïsholte geënt. Deze eieren zijn bij voorkeur afkomstig van een specifiek pathogeenvrije (SPF) toom, maar wanneer dit onmogelijk is, mogen eieren worden gebruikt van een toom waarvan is aangetoond dat deze geen antistoffen tegen NCD-virus bevat. De geënte eieren worden bij 37 °C gehouden en dagelijks geschouwd. Eieren waarin bij schouwen dode of stervende embryo’s worden opgemerkt en alle eieren die op de zesde dag na enten nog overblijven, worden gekoeld tot 4 °C en het allantoïs- of amnionvocht daarvan wordt getest op hemagglutinatieactiviteit. Als geen hemagglutinatie wordt geconstateerd, wordt de hierboven beschreven procedure herhaald met onverdund allantoïs- of amnionvocht als inoculum. Wanneer hemagglutinatie wordt geconstateerd, moet de aanwezigheid van bacteriën worden uitgesloten door middel van kweek. Als bacteriën aanwezig zijn, kan het vocht op een membraanfilter van 450 nm worden gefiltreerd; vervolgens worden opnieuw antibiotica toegevoegd en worden bebroede eieren met de aldus verkregen entstof geënt volgens de hierboven beschreven methode. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE

44053


[C − 2013/18311]

[C − 2013/18311]

17 JUIN 2013. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles

17 JUNI 2013. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu le Règlement (UE) n° 200/2012 de la Commission du 8 mars 2012 concernant un objectif de l’Union pour la réduction de la prévalence de Salmonella enteritidis et de Salmonella typhimurium dans les cheptels de poulets de chair, dont la fixation est prévue au Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil;

Gelet op de Verordening (EU) nr. 200/2012 van de Commissie van 8 maart 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels slachtkuikens, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad;

Vu le Règlement (UE) n° 1190/2012 de la Commission du 12 décembre 2012 concernant un objectif de l’Union pour la réduction de la prévalence de Salmonella Enteritidis et de Salmonella Typhimurium dans les cheptels de dindes, tel que prévu par le Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil;

Gelet op de Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels kalkoenen, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad;

Vu la loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux, l’article 8, alinéa premier, 1°, 2° et 3° et alinéa 2, l’article 9, 2° et 3°, l’article 9, 5°, modifié par la loi du 28 mars 2003, l’article 15, 1°, modifié par la loi du 1er mars 2007, et les articles 18 et 18bis;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 8, eerste lid, 1°, 2° en 3° en tweede lid, artikel 9, 2° en 3°, artikel 9, 5° gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003, artikel 15, 1°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007, en artikels 18 en 18bis;

Vu la loi du 4 février 2000 relative à la création de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la chaîne alimentaire, l’article 4, §§ 1er et 2, l’article 4, § 3, modifié par la loi du 22 décembre 2003 et l’article 5, alinéa 2, 13°;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 en 2, artikel 4, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003 en artikel 5, tweede lid, 13°;

Vu l’arrêté royal du 22 février 2001 organisant les contrôles effectués par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire et modifiant diverses dispositions légales, confirmé par la loi du 19 juillet 2001, l’article 3, § 5, alinéa 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001, artikel 3, § 5, derde lid;

Vu l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee;

Vu l’avis du Conseil du Fonds budgétaire pour la santé et la qualité des animaux et des produits animaux, donné le 31 mars 2011;

Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 31 maart 2011;

Vu la concertation entre les Gouvernements régionaux et l’Autorité fédérale du 8 novembre 2011 et du 30 novembre 2011;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 8 november 2011 en van 30 november 2011;

Vu l’avis n° 01-2012 du Comité scientifique institué auprès de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire, donné le 20 janvier 2012;

Gelet op het advies nr. 01-2012 van het Wetenschappelijk Comité ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 20 januari 2012;



Vu l’accord du Ministre du Budget, donné le 29 mars 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 29 maart 2012;

Vu qu’en vertu de l’article 19/1 de la loi du 5 mai 1997 relative à la coordination de la politique fédérale de développement durable, un examen préalable de la nécessité de réaliser une évaluation d’incidence (le « test EIDD ») a été effectué et qu’il ressort de cet examen préliminaire qu’un test EIDD n’est pas requis;

Gelet op het feit dat overeenkomstig artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling (de « DOEB-test ») werd uitgevoerd en dat uit dit voorafgaand onderzoek gebleken is dat een DOEB-test niet noodzakelijk is;



Considérant le Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil du 17 novembre 2003 sur le contrôle des salmonelles et d’autres agents zoonotiques spécifiques présents dans la chaîne alimentaire;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers;

Considérant le Règlement (UE) n° 517/2011 de la Commission portant application du Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne la fixation de l’objectif de l’Union en matière de réduction de la prévalence de certains sérotypes de salmonelles chez les poules pondeuses de l’espèce Gallus gallus et portant modification du Règlement (CE) n° 2160/2003 et du Règlement (UE) n° 200/2010;

Overwegende de Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2160/2003 en (EU) nr. 200/2010;

44054


Sur la proposition de la Ministre de la Santé publique et de la Ministre de l’Agriculture, Nous avons arrêté et arrêtons :

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1er. Dans l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles, l’article 1er est remplacé comme suit :

Artikel 1. In het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee, wordt artikel 1 vervangen luidende als volgt :

« Article 1er. § 1er. Sans préjudice des dispositions de l’article 2 du Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil du 17 novembre 2003 sur le contrôle des salmonelles et d’autres agents zoonotiques spécifiques présents dans la chaîne alimentaire, pour l’application du présent arrêté, les définitions de l’article 2 de l’arrêté royal du 17 juin 2013 relatif aux conditions de police sanitaire régissant les échanges intracommunautaires et les importations en provenance des pays tiers de volailles et d’œufs à couver et relatif aux conditions d’autorisation pour les établissements de volailles sont d’application.

« Artikel 1. § 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers, gelden voor de toepassing van dit besluit de definities van artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer uit derde landen van pluimvee en broedeieren en tot vaststelling van de toelatingsvoorwaarden voor inrichtingen voor pluimvee.

§ 2. Pour l’application du présent arrêté, on entend en outre par :

§ 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verder verstaan onder :

1° Négociant : toute personne physique ou morale qui commercialise directement ou indirectement des animaux et qui procède à une rotation régulière de ces animaux;

1° Handelaar : ieder natuurlijk of rechtspersoon die rechtstreeks of onrechtstreeks pluimvee koopt en verkoopt voor handelsdoeleinden en die een regelmatige omzet heeft van deze dieren;

2° Salmonella zoonotiques : tous les types de Salmonella qui sont importants pour la santé publique;

2° Zoönotische Salmonella : alle serotypes Salmonella die van belang zijn voor de volksgezondheid;

3° Positif : un lot est positif lorsqu’un examen bactériologique met en évidence un sérotype de Salmonella à combattre;

3° Positief : een toom is positief indien bacteriologisch onderzoek een te bestrijden serotype Salmonella aantoont;

4° Le Fonds : le Fonds budgétaire pour la Santé et la qualité des animaux et des produits animaux;

4° Het Fonds : het Begrotingsfonds voor de Gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;

5° Arrêté royal du 23 mai 2000 : l’arrêté royal du 23 mai 2000 portant des dispositions particulières concernant l’acquisition, la détention d’un dépôt, la prescription, la fourniture et l’administration de médicaments destinés aux animaux par le médecin vétérinaire et concernant la détention et l’administration de médicaments destinés aux animaux par le responsable des animaux;

5° Koninklijk besluit van 23 mei 2000 : het koninklijk besluit van 23 mei 2000 houdende bijzondere bepalingen inzake het verwerven, het in depot houden, het voorschrijven, het verschaffen en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de dierenarts en inzake het bezit en het toedienen van geneesmiddelen bestemd voor dieren door de verantwoordelijke voor de dieren;

6° Captage d’eau : l’eau de n’importe quelle provenance, autre que l’eau de distribution, utilisée pour les activités dans l’exploitation avicole;

6° Waterwinning : water van gelijk welke herkomst, andere dan leidingwater, gebruikt voor de activiteiten op het pluimveebedrijf;

7° Règlement (CE) n° 2160/2003 : Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil du 17 novembre 2003 sur le contrôle des salmonelles et d’autres agents zoonotiques spécifiques présents dans la chaîne alimentaire;

7° Verordening (EG) nr. 2160/2003 : Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers;

8° Règlement (UE) n° 200/2012 : Règlement (UE) n° 200/2012 de la Commission du 8 mars 2012 concernant un objectif de l’Union pour la réduction de la prévalence de Salmonella enteritidis et de Salmonella typhimurium dans les cheptels de poulets de chair, dont la fixation est prévue au Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil;

8° Verordening (EU) nr. 200/2012 : Verordening (EU) nr. 200/2012 van de Commissie van 8 maart 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels slachtkuikens, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad;

9° Règlement (UE) n° 1190/2012 : Règlement (UE) n° 1190/2012 de la Commission du 12 décembre 2012 concernant un objectif de l’Union pour la réduction de la prévalence de Salmonella Enteritidis et de Salmonella Typhimurium dans les cheptels de dindes, tel que prévu par le Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil;

9° Verordening (EU) nr. 1190/2012 : Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels kalkoenen, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad;

10° Règlement (UE) n° 200/2010 : Règlement (UE) n° 200/2010 de la Commission du 10 mars 2010 portant application du Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne la fixation de l’objectif de l’Union en matière de réduction de la prévalence de sérotypes de salmonelles dans les cheptels d’animaux adultes de reproduction de l’espèce Gallus gallus;

10° Verordening (EU) nr. 200/2010 : Verordening (EU) nr. 200/2010 van de Commissie van 10 maart 2010 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van serotypen Salmonella bij volwassen vermeerderingskoppels van Gallus gallus;

11° Règlement (UE) n° 517/2011 : Règlement (UE) n° 517/2011 de la Commission du 25 mai 2011 portant application du Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil en ce qui concerne la fixation de l’objectif de l’Union en matière de réduction de la prévalence de certains sérotypes de salmonelles chez les poules pondeuses de l’espèce Gallus gallus et portant modification du Règlement (CE) n° 2160/2003 et du Règlement (UE) n° 200/2010. ».

11° Verordening (EU) nr. 517/2011 : Verordening (EU) nr. 517/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft een doelstelling van de Unie voor het verminderen van de prevalentie van bepaalde serotypes van salmonella bij legkippen van Gallus gallus en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2160/2003 en (EU) nr. 200/2010. ».


44055

Art. 2. Dans le même arrêté, l’article 2, § 1er, est remplacé comme suit :

Art. 2. In hetzelfde besluit wordt artikel 2, § 1, vervangen als volgt :

« Art. 2. § 1er. A l’exception du chapitre V/2, le présent arrêté s’applique à toutes les exploitations avicoles où sont détenues des volailles de l’espèce Gallus gallus et/ou dindes, à l’exception de celles dont la taille est inférieure à 200 animaux de la même espèce, de la même catégorie et du même type, ou celles qui détiennent seulement des lots pour la vente directe de viandes fraîches au consommateur final. ».

« Art. 2. § 1. Dit besluit is, met uitzondering van het hoofdstuk V/2, van toepassing op alle pluimveebedrijven waar pluimvee van de soort Gallus gallus en/of kalkoenen gehouden worden, met uitsluiting van deze waarvan de bedrijfsgrootte kleiner is dan 200 dieren van dezelfde soort, dezelfde categorie en hetzelfde type of deze die enkel tomen houden voor de directe verkoop van vers vlees aan de eindverbruiker. ».

Art. 3. Dans l’article 2 du même arrêté, un paragraphe 1er/1 est inséré après le paragraphe 1er, rédigé comme suit :

Art. 3. In hetzelfde besluit wordt in artikel 2 een paragraaf 1/1 ingevoegd na paragraaf 1, als volgt :

« § 1/1. Le chapitre V/2 est applicable :

« § 1/1. Hoofdstuk V/2 is van toepassing op :

1° aux exploitations avicoles détentrices de volailles de reproduction des espèces pintades, canards, oies, à l’exception de celles dont la capacité enregistrée dans SANITEL est inférieure à 200 animaux de la même espèce, de la même catégorie et du même type;

1° pluimveebedrijven met fokpluimvee voor de soorten parelhoenders, eenden, ganzen, met uitsluiting van deze waarvan de in SANITEL geregistreerde capaciteit kleiner is dan 200 dieren van dezelfde soort, dezelfde categorie en hetzelfde type;

2° aux exploitations avicoles détentrices de volailles de rente des espèces pintades, canards, oies, à l’exception des exploitations avicoles de faible capacité;

2° pluimveebedrijven met gebruikspluimvee van de soorten parelhoenders, eenden, ganzen, met uitsluiting van de pluimveebedrijven met geringe capaciteit;

3° aux exploitations avicoles détentrices de volailles de rente de l’espèce Gallus gallus et/ou dindes, qui détiennent seulement des lots pour la vente directe de viandes fraîches au consommateur final. ».

3° pluimveebedrijven met gebruikspluimvee van de soort Gallus gallus en/of kalkoenen, die enkel tomen houden voor de directe verkoop van vers vlees aan de eindverbruiker. ».

Art. 4. Dans le même arrêté, après l’article 2, un article 2/1 est inséré sous le chapitre II, rédigé comme suit :

Art. 4. In hetzelfde besluit wordt na artikel 2 onder hoofdstuk II een artikel 2/1 ingevoegd, als volgt :

« Art. 2/1. Pour la vaccination des volailles contre les salmonelles, les conditions générales de l’annexe VIII doivent être suivies. ».

« Art. 2/1. Voor het vaccineren van pluimvee tegen Salmonella dienen de algemene voorschriften van bijlage VIII gevolgd te worden. ».

Art. 5. Dans le même arrêté, les modifications suivantes sont apportées à l’article 3 :

Art. 5. In hetzelfde besluit worden in artikel 3 de volgende wijzigingen aangebracht :

1° le paragraphe 1er est remplacé comme suit :

1° de paragraaf 1 wordt vervangen als volgt :

er

« § 1 . La vaccination contre Salmonella enterica sérotype Enteritidis des volailles des catégories suivantes est obligatoire :

« § 1. Het is verplicht het pluimvee van de volgende categorieën te vaccineren tegen Salmonella enterica serovar Enteritidis :

a) les poules pondeuses,

a) legkippen,

b) les volailles de multiplication de l’espèce Gallus gallus. »;

b) vermeerderingspluimvee van de soort Gallus gallus. »;

2° après le paragraphe 1er, un paragraphe 1er/1 est inséré, rédigé comme suit :

2° na paragraaf 1 wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, als volgt :

« § 1er/1. La vaccination des volailles visées au paragraphe 1er contre d’autres Salmonella zoonotiques que Salmonella enterica sérotype Enteritidis, est facultative. »;

« § 1/1. De vaccinatie van het in paragraaf 1 bedoelde pluimvee tegen andere zoönotische Salmonella’s dan Salmonella enterica serovar Enteritidis, is facultatief. »;

3° le paragraphe 4 est remplacé comme suit : er

3° de paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : er

« § 4. Par dérogation aux paragraphe 1 et paragraphe 1 /1, il est interdit d’administrer un vaccin contre la Salmonella aux volailles de sélection de l’espèce Gallus gallus. ».

« § 4. In afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 1/1 is het verboden selectiepluimvee van de soort Gallus gallus te vaccineren met een vaccin tegen Salmonella. ».



1° le point 1° est remplacé comme suit : « 1° en application de l’article 3, § 1er, les animaux sont vaccinés au moyen d’un vaccin pour lequel une autorisation de mise sur le marché a été obtenue pour l’espèce animale ou la catégorie d’animaux en question et qui offre une protection contre Salmonella enterica serovar Enteritidis; »; 2° après le point 1°, un point 1°/1 est inséré, rédigé comme suit :

1° punt 1° wordt vervangen als volgt : « 1° in toepassing van artikel 3, § 1, worden de dieren gevaccineerd met een vaccin waarvoor een toelating voor het in de handel brengen werd bekomen voor de betrokken diersoort of diercategorie en dat bescherming biedt tegen Salmonella enterica serotype Enteritidis; »; 2° na punt 1° wordt een punt 1°/1 ingevoegd als volgt :

« 1°/1. en application de l’article 3, § 1er/1, les animaux sont vaccinés au moyen d’un vaccin pour lequel une autorisation de mise sur le marché a été obtenue pour l’espèce animale ou la catégorie d’animaux en question et qui offre une protection contre un ou plusieurs sérotypes de Salmonella zoonotiques. ».

« 1°/1. in toepassing van artikel 3, § 1/1 worden de dieren gevaccineerd met een vaccin waarvoor een toelating voor het in de handel brengen werd bekomen voor de betrokken diersoort of diercategorie en dat bescherming biedt tegen één of meerdere serotypes zoönotische Salmonella. ».



1° au paragraphe 1er, les mots « toutes les 2 semaines jusqu’au moment où les animaux sont abattus » sont remplacés par les mots « toutes les deux semaines conformément au point 2.1.1, alinéa premier, b), de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2010 »;

1° in paragraaf 1, worden de woorden « om de 2 weken tot de dieren geslacht worden » vervangen door de woorden « om de twee weken, overeenkomstig punt 2.1.1, eerste alinea, b), van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2010 »;

2° le paragraphe 3 est remplacé comme suit : « § 3. Le responsable fait échantillonner chaque lot de volailles reproductrices par une association dans les deux semaines avant le transfert vers l’unité de ponte et conformément au point 2.1.2.2. de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2010. »; 3° le paragraphe 4 est abrogé;

2° de paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3. De verantwoordelijke laat elke toom fokpluimvee bemonsteren door een vereniging binnen de 2 weken voor de overplaatsing naar de legeenheid en overeenkomstig punt 2.1.2.2. van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2010. »; 3° de paragraaf 4 wordt opgeheven;

44056


4° au paragraphe 5, première phrase, les mots « Sans préjudice des dispositions du paragraphe 1er, » sont insérés avant les mots « Le responsable fait »; 5° au paragraphe 5, point a), la deuxième phrase est abrogée;

4° in paragraaf 5, eerste zin, worden de woorden « De verantwoordelijk laat » vervangen door de woorden « Onverminderd de bepalingen in paragraaf 1 laat de verantwoordelijke »; 5° in paragraaf 5, onder punt a), wordt de 2e zin opgeheven;

6° au paragraphe 5, point c), les mots « au cours de la 15e semaine de la 2epériode de production ou » sont abrogés;

6° in paragraaf 5, onder punt c), worden de woorden « in de 15e week van de 2e productieperiode of » opgeheven;

7° au paragraphe 5, point d), le chiffre « 3 » est remplacé par le chiffre « 8 ».

7° in paragraaf 5, onder punt d), wordt het getal « 3 » vervangen door het getal « 8 ».



1° au paragraphe 1er, les mots « à l’âge de 24, 39 et 54 semaines » sont remplacés par les mots « aux stades conformément au point 2.1. de l’annexe du Règlement (UE) n° 517/2011, »;

1° in paragraaf 1 worden de woorden « op de leeftijd van 24, 39 en 54 weken » vervangen door de woorden « op de tijdstippen overeenkomstig punt 2.1. van de bijlage van Verordening (EU) nr. 517/2011, »;

2° la dernière phrase du paragraphe 1er est abrogée;

2° in paragraaf 1 wordt de laatste zin opgeheven;

3° le paragraphe 2 est abrogé.

3° de paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 9. Dans le même arrêté, l’article 15 est remplacé comme suit :

Art. 9. In hetzelfde besluit wordt artikel 15 vervangen als volgt :

er

« Art. 15. § 1 . Chaque lot de poulets de chair ou dindes de chair est échantillonné par le responsable à l’exploitation au stade ’poussin d’un jour’ et au stade conformément au point 2. 1, a), de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2012 pour les poulets de chair et conformément au point 2.1. a), i), de l’annexe du Règlement (UE) n° 1190/2012 pour les dindes de chair où le prélèvement d’échantillons au cours des six semaines qui précèdent la date de l’abattage est autorisé si les conditions sont remplies. Le responsable peut également faire appel au vétérinaire d’exploitation ou à un laboratoire agréé pour l’échantillonnage.

« Art. 15. § 1. Elke toom braadkippen of vleeskalkoenen wordt bemonsterd door de verantwoordelijke op het bedrijf als eendagskuiken en op het tijdstip overeenkomstig punt 2. 1, a), van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2012 voor braadkippen en overeenkomstig punt 2.1, a), i) van de bijlage van Verordening (EU) nr. 1190/2012 voor vleeskalkoenen waarbij toegestaan wordt dat de bemonstering in de laatste zes weken vóór de datum van de slacht plaatsvindt indien aan de voorwaarden wordt voldaan. De verantwoordelijke kan voor de bemonstering eveneens beroep doen op de bedrijfsdierenarts of op een erkend laboratorium.

§ 2. La méthode d’échantillonnage pour le monitoring prévu au paragraphe 1er, est décrite à l’annexe III.

§ 2. De bemonsteringsmethode voor de monitoring bedoeld in paragraaf 1, is beschreven in bijlage III.

§ 3. La méthode d’échantillonnage prévue aux paragraphes 1er et 2, chez les poussins d’un jour ne doit pas être exécutée si l’échantillonnage sur ces animaux a déjà été exécuté au couvoir conformément à l’annexe III. Le résultat de cet échantillonnage est valable pour l’application du présent arrêté.

§ 3. De bemonstering bij eendagskuikens voorzien bij paragrafen 1 en 2, dient niet te worden uitgevoerd indien de bemonstering op deze dieren reeds werd uitgevoerd als eendagskuikens in de broeierij overeenkomstig bijlage III. Het resultaat van die bemonstering is geldig voor de toepassing van dit besluit.

Sans préjudice de l’article 18, le couvoir doit fournir au responsable de l’exploitation avicole les données de l’échantillonnage et son résultat prévus à l’alinéa 1er. ».

Onverminderd artikel 18, dient de broeierij de gegevens van de in het eerste lid bedoelde bemonstering en het resultaat ervan over te maken aan de verantwoordelijke van het pluimveebedrijf. ».



1° le paragraphe 2 est remplacé comme suit : « § 2. Le responsable d’une exploitation d’élevage de volailles de reproduction informe l’association de la date du transfert du lot vers l’unité de ponte au plus tard 6 semaines avant ce transfert. »; 2° le paragraphe 3 est remplacé comme suit : « § 3. Le responsable d’une exploitation avicole détentrice de volailles de reproduction, informe l’association de la date d’abattage au plus tard 8 semaines avant l’abattage. »; 3° le paragraphe 5 est abrogé.

1° de paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2. De verantwoordelijke van een opfokbedrijf voor fokpluimvee meldt aan de vereniging de datum van overplaatsing van een toom naar de legeenheid ten laatste 6 weken voor de overplaatsing. »; 2° de paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : « § 3. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf met fokpluimvee meldt de slachtdatum aan de vereniging ten laatste 8 weken vóór het slachten. »; 3° de paragraaf 5 wordt opgeheven.

Art. 11. Dans l’article 18 du même arrêté, les mots « d’un couvoir ou » sont insérés entre les mots « Le responsable » et les mots « d’une exploitation avicole ».

Art. 11. In hetzelfde besluit worden in artikel 18 de woorden « broeierij of een » ingevoegd tussen de woorden « De verantwoordelijke van een » en het woord « pluimveebedrijf ».



1° le point g) est remplacé comme suit :

1° het punt g) wordt vervangen als volgt :

« g) après les opérations de nettoyage et de désinfection et l’instauration du vide sanitaire obligatoire, on procède à un hygiénogramme et à un contrôle par écouvillonnage dans le poulailler conformément à l’annexe V. Les échantillonnages, les analyses et l’évaluation de l’hygiénogramme sont effectués par l’association conformément à l’annexe V. Si le résultat :

« g) na het reinigen en ontsmetten en de verplichte sanitaire leegstand wordt een hygiënogram en een swabcontrole uitgevoerd op de stal overeenkomstig bijlage V. De bemonsteringen, de analyses ervan en het beoordelen van het hygiënogram worden uitgevoerd door de vereniging overeenkomstig bijlage V. Indien de uitslag :

i) révèle la présence de Salmonella zoonotique, le poulailler doit être à nouveau nettoyé et désinfecté. Ces opérations sont répétées jusqu’à ce qu’on ne détecte plus de Salmonella. Un nouveau lot ne peut être mis en place qu’en l’absence de Salmonella,

i) de aanwezigheid van zoönotische Salmonella aantoont, dient de stal opnieuw gereinigd en ontsmet te worden. Dit wordt herhaald tot Salmonella niet meer kan teruggevonden worden. Enkel bij afwezigheid van Salmonella kan een nieuwe toom worden opgezet,

ii) donne un score supérieur à 1,5, le poulailler doit être à nouveau nettoyé et désinfecté, et on procède à un nouvel hygiénogramme. Un nouveau lot ne peut être mis en place que lorsqu’un score inférieur ou égal à 1,5 est obtenu; »;

ii) een score krijgt die hoger is dan 1,5, dient de stal opnieuw gereinigd en ontsmet te worden en wordt een nieuw hygiënogram uitgevoerd. Enkel bij een score gelijk aan of kleiner dan 1,5 kan een nieuwe toom worden opgezet; »;

2° un point h) est ajouté après le point g), rédigé comme suit :

2° een punt h) wordt toegevoegd na punt g), als volgt :


44057

« h) lorsque les résultats des opérations mentionnées au point g) imposent une nouvelle opération de nettoyage et de désinfection, et si l’eau utilisée pour le nettoyage est prélevée par captage, une analyse bactériologique du captage d’eau est également obligatoire. L’échantillonnage doit être effectué par le laboratoire agréé ou par le vétérinaire d’exploitation. La bactériologie doit être effectuée par le laboratoire agréé. En cas de résultat non conforme, son utilisation est interdite jusqu’à ce que de nouvelles analyses démontrent que l’eau du captage est conforme.

« h) wanneer door de resultaten in punt g) een nieuwe reiniging en ontsmetting wordt opgelegd en indien voor reinigingswater water uit de waterwinning wordt gebruikt, is tevens een bacteriologisch onderzoek verplicht op de waterwinning. De bemonstering dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium of de bedrijfsdierenarts. De bacteriologie dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium. Bij een niet-conform resultaat is het gebruik ervan verboden totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat het water uit de waterwinning conform is.

Le ministre détermine le mode d’échantillonnage et les normes de l’analyse. ».

De minister bepaalt de wijze van monsterneming en de normen van het onderzoek. ».



1° dans la première phrase, les mots « ou de poussins d’un jour du type ponte » sont insérés entre les mots « d’un lot de poules pondeuses » et les mots « est positif »;

1° in de eerste zin worden de woorden « of bij eendagskuikens van het type leg » ingevoegd tussen de woorden « van een toom legkippen » en de woorden « positief is »;

2° un point b)/1 est ajouté après le point b), rédigé comme suit : « b)/1 lors d’un résultat positif de l’examen chez les poussins d’un jour, ces animaux sont détruits dans une période d’un mois après l’échantillonnage positif; »; 3° le point g) est remplacé comme suit :

2° een punt b)/1 wordt toegevoegd na punt b), als volgt : « b)/1 bij een positief resultaat van het onderzoek van eendagskuikens worden deze dieren binnen de periode van één maand na de positieve staalname vernietigd; »; 3° het punt g) wordt vervangen als volgt :

« g) après les opérations de nettoyage et de désinfection et l’instauration du vide sanitaire obligatoire, on procède à un hygiénogramme et à un contrôle par écouvillonnage dans le poulailler conformément à l’annexe V. L’écouvillonnage doit être réalisé par le laboratoire agréé ou par le vétérinaire d’exploitation. L’hygiénogramme doit être effectué par le laboratoire agréé. Les échantillonnages, les analyses et l’évaluation de l’hygiénogramme sont effectués conformément à l’annexe V. Si le résultat :

« g) na het reinigen en ontsmetten en de verplichte sanitaire leegstand wordt een hygiënogram en een swabcontrole uitgevoerd op de stal overeenkomstig bijlage V. De swabbemonstering dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium of de bedrijfsdierenarts. Het hygiënogram dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium. De bemonsteringen, de analyses ervan en het beoordelen van het hygiënogram worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage V. Indien de uitslag :

i) révèle la présence de Salmonella zoonotique, le poulailler doit être à nouveau nettoyé et désinfecté. Ces opérations sont répétées jusqu’à ce qu’on ne détecte plus de Salmonella. Un nouveau lot ne peut être mis en place qu’en l’absence de Salmonella,

i) de aanwezigheid van zoönotische Salmonella aantoont, dient de stal opnieuw gereinigd en ontsmet te worden. Dit wordt herhaald tot Salmonella niet meer kan teruggevonden worden. Enkel bij afwezigheid van Salmonella kan een nieuwe toom worden opgezet,

ii) donne un score supérieur à 1,5, le poulailler doit être à nouveau nettoyé et désinfecté, et on procède à un nouvel hygiénogramme. Un nouveau lot ne peut être mis en place que lorsqu’un score inférieur ou égal à 1,5 est obtenu; »;

ii) een score krijgt die hoger is dan 1,5, dient de stal opnieuw gereinigd en ontsmet te worden en wordt een nieuw hygiënogram uitgevoerd. Enkel bij een score gelijk aan of kleiner dan 1,5 kan een nieuwe toom worden opgezet; »;

4° un point h) est ajouté après le point g), rédigé comme suit :

4° een punt h) wordt toegevoegd na punt g), als volgt :

« h) lorsque les résultats des opérations mentionnées au point g) imposent une nouvelle opération de nettoyage et de désinfection, et si l’eau utilisée pour le nettoyage est prélevée par captage, une analyse bactériologique du captage d’eau est également obligatoire. L’échantillonnage doit être effectué par le laboratoire agréé ou par le vétérinaire d’exploitation. La bactériologie doit être effectuée par le laboratoire agréé. En cas de résultat non conforme, son utilisation est interdite jusqu’à ce que de nouvelles analyses démontrent que l’eau du captage est conforme.

« h) wanneer door de resultaten in punt g) een nieuwe reiniging en ontsmetting wordt opgelegd en indien voor reinigingswater water uit de waterwinning wordt gebruikt, is tevens een bacteriologisch onderzoek verplicht op de waterwinning. De bemonstering dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium of de bedrijfsdierenarts. De bacteriologie dient te worden uitgevoerd door het erkend laboratorium. Bij een niet-conform resultaat is het gebruik ervan verboden totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat het water uit de waterwinning conform is.



Art. 14. A l’article 22 du même arrêté, le point a) est abrogé.

Art. 14. In artikel 22 van hetzelfde besluit, wordt het punt a) opgeheven.

Art. 15. Dans le même arrêté, les modifications suivantes sont apportées à l’article 22bis :

Art. 15. In hetzelfde besluit worden in artikel 22bis de volgende wijzigingen aangebracht :

1° dans le paragraphe 1er, point c), les mots « selon les instructions de l’Agence » sont remplacés par les mots « conformément à l’annexe V »;

1° in paragraaf 1, punt c), worden de woorden « volgens de instructies van het Agentschap » vervangen door de woorden « overeenkomstig bijlage V »;

2° dans le paragraphe 1er, point e), les mots « et exécutés conformément l’annexe V par un laboratoire agréé » sont ajoutés après les mots « Vbis sont imposées » et la deuxième phrase est abrogée.

2° in paragraaf 1, punt e), worden de woorden « en uitgevoerd overeenkomstig bijlage V door een erkend laboratorium » toegevoegd na de woorden « overeenkomstig bijlage Vbis » en wordt de tweede zin opgeheven.

3° un paragraphe 4 est ajouté comme suit :

3° een paragraaf 4 wordt toegevoegd als volgt :

« § 4. Lorsque l’analyse bactériologique de l’eau de nettoyage prélevée par captage, imposée en application de l’annexe Vbis, donne un résultat non conforme, son utilisation est interdite jusqu’à ce que de nouvelles analyses démontrent que l’eau du captage est conforme.

« § 4. Wanneer het bacteriologisch onderzoek op het reinigingswater afkomstig van waterwinning, opgelegd in toepassing van bijlage Vbis, een niet-conform resultaat oplevert, is het gebruik ervan verboden totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat het water uit de waterwinning conform is.

L’échantillonnage pour cette bactériologie doit être effectué par le vétérinaire d’exploitation ou par un laboratoire agréé.

De bemonstering voor deze bacteriologie dient te worden uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts of door een erkend laboratorium.



44058


Art. 16. A l’article 23, § 1er du même arrêté, la première phrase est remplacée comme suit :

Art. 16. In hetzelfde besluit wordt in artikel 23, § 1, de eerste zin vervangen als volgt :

« En application du présent arrêté, le Fonds peut, dans les limites de l’article du budget prévu à cette fin, octroyer une indemnité au propriétaire pour la perte de valeur enregistrée à la suite de la destruction ou du traitement d’œufs à couver et de l’abattage prématuré ou de la destruction d’un lot de volailles de reproduction, ou pour la perte de valeur enregistrée à la suite de la destruction d’un lot de poules pondeuses conformément à l’article 21, point b)/1. ».

« In toepassing van dit besluit kan het Fonds, binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel, aan de eigenaar een vergoeding toekennen voor het waardeverlies geleden als gevolg van de destructie of verwerking van broedeieren en het vervroegd slachten of vernietigen van een toom van fokpluimvee, of voor het waardeverlies geleden als gevolg van de destructie van een toom legkippen overeenkomstig artikel 21, punt b)/1. ».

Art. 17. A l’article 24, § 2, dernière phrase, du même arrêté, les mots « Chez les poules pondeuses » sont abrogés.

Art. 17. In hetzelfde besluit worden in artikel 24, § 2, laatste zin, de woorden « bij leghennen » opgeheven.

Art. 18. A l’article 27, § 3, point 2°, du même arrêté, les mots « à la procédure d’échantillonnage à 24 semaines » sont remplacés par les mots « au point 2 de l’annexe III ».

Art. 18. In hetzelfde besluit worden in artikel 27, § 3, punt 2°, de woorden « de bemonstering op 24 weken » vervangen door de woorden « punt 2 van bijlage III ».

Art. 19. Dans le même arrêté, un nouveau chapitre V/2 est inséré après l’article 28, rédigé comme suit :

Art. 19. In hetzelfde besluit wordt na artikel 28 een nieuw hoofdstuk ingevoegd, als volgt :

« CHAPITRE V/2. – Mesures de contrôle diverses

« HOOFDSTUK V/2. – Diverse controlemaatregelen

Art. 28.1. Il est interdit de traiter des volailles avec des produits antimicrobiens contre les Salmonella zoonotiques.

Art. 28.1. Het is verboden pluimvee met antimicrobiële middelen tegen zoönotische Salmonella te behandelen.

Art. 28.2. § 1er. Le responsable soumet les volailles visées à l’article 2, § 1er/1, 1°, aux contrôles suivants visant à détecter la présence de Salmonella zoonotiques :

Art. 28.2. § 1. Op het pluimvee bedoeld in artikel 2, § 1/1, 1°, voert de verantwoordelijke volgende controles uit op de aanwezigheid van zoönotische Salmonella :

1° un contrôle d’entrée effectué sur les poussins d’un jour conformément à l’annexe Ire, point 1er;

1° een ingangscontrole op de eendagskuikens uitgevoerd overeenkomstig bijlage I, punt 1;

2° un contrôle de sortie effectué dans les 2 semaines précédant le transfert vers les unités de ponte, dans les 3 semaines précédant l’abattage, tous deux effectués conformément à l’annexe Ire, point 2.

2° een uitgangscontrole in de 2 weken voor de overplaatsing naar de legeenheid en binnen de 3 weken voor het slachten, beiden uitgevoerd overeenkomstig bijlage I, punt 2.

§ 2. Le responsable soumet les volailles visées à l’article 2, § 1er/1, 2°, à un contrôle de sortie visant à détecter la présence de Salmonella zoonotiques, dans les 3 semaines précédant l’abattage. Cet échantillonnage est effectué comme l’échantillonnage prévu pour le contrôle des poulets de chair au point 3 de l’annexe du Règlement (CE) n° 200/2012.

§ 2. De verantwoordelijke voert op het pluimvee bedoeld in artikel 2, § 1/1, 2°, een uitgangscontrole uit op de aanwezigheid van zoönotische Salmonella, binnen de laatste 3 weken voor het slachten. Deze bemonstering wordt uitgevoerd zoals de bemonstering voorzien voor de controle bij braadkippen in punt 3 van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2012.

§ 3. Le responsable peut également faire appel à un vétérinaire d’exploitation ou à un laboratoire agréé pour les contrôles visés aux paragraphes 1er et 2.

§ 3. De verantwoordelijke kan eveneens een beroep doen op een bedrijfsdierenarts of op een erkend laboratorium voor de controles bedoeld bij paragrafen 1 en 2.

Art. 28.3. Pour les volailles visées à l’article 2, § 1er/1, 3°, le responsable procède deux fois par an, sur tous les lots ou bandes de production présents à ce moment contenant des animaux âgés d’au moins 3 semaines, à un contrôle de la présence de Salmonella zoonotiques conformément à l’annexe VII du présent arrêté. Pour l’exécution de ce contrôle, le responsable peut également faire appel à un vétérinaire d’exploitation ou à un laboratoire agréé.

Art. 28.3. Voor het pluimvee bedoeld in artikel 2, § 1/1, 3°, voert de verantwoordelijke twee maal per jaar, bij alle op dat ogenblik aanwezige tomen of productieronden met dieren van minimaal 3 weken oud, een controle uit op de aanwezigheid van zoönotische Salmonella overeenkomstig bijlage VII van dit besluit. De verantwoordelijke kan eveneens een beroep doen op een bedrijfsdierenarts of op een erkend laboratorium voor de uitvoering van deze controle.

Art. 28.4. Lorsque le contrôle visé à l’article 28.3 détecte la présence d’un sérotype à combattre de Salmonella zoonotique, les mesures ci-après sont applicables :

Art. 28.4. Wanneer de controle bedoeld bij artikel 28.3. de aanwezigheid van een te bestrijden serotype zoönotische Salmonella aantoont, gelden volgende maatregelen :

1° de nouveaux lots ne peuvent être mise en place qu’après instauration d’un vide sanitaire des parties de poulailler concernées;

1° er mogen enkel nieuwe tomen worden opgezet na leegstand van de betrokken hokgedeelten;

2° pendant le vide sanitaire, les parties de poulailler concernées sont entièrement nettoyées, désinfectées et séchées;

2° tijdens de leegstand worden de betrokken hokgedeelten volledig gereinigd, ontsmet en opgedroogd;

3° après le séchage, le vétérinaire d’exploitation procède à un contrôle de la présence dans les poulaillers des sérotypes de Salmonella à combattre, conformément à l’annexe V du présent arrêté. En présence du(des) sérotype(s) à combattre de Salmonella zoonotique, une analyse bactériologique de l’eau du captage est imposée en application de l’annexe Vbis. L’échantillonnage pour cette bactériologie doit être effectué par le vétérinaire d’exploitation ou par un laboratoire agréé. En cas de résultat non conforme, l’utilisation de l’eau du captage est interdite jusqu’à ce que de nouvelles analyses démontrent que cette eau est conforme.

3° na het drogen voert de bedrijfsdierenarts een controle uit op de aanwezigheid van de te bestrijden serotypes zoönotische Salmonella in de hokken, overeenkomstig bijlage V van dit besluit. Bij de aanwezigheid van te bestrijden serotype(s) zoönotische Salmonella, wordt een bacteriologisch onderzoek op het water van de waterwinning opgelegd in toepassing van bijlage Vbis. De bemonstering voor deze bacteriologie dient te worden uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts of door een erkend laboratorium. Bij een niet-conform resultaat, is het gebruik van het water van de waterwinning verboden totdat nieuwe onderzoeken aantonen dat dit water conform is.

Le ministre détermine le mode d’échantillonnage et les normes de l’analyse.

De minister bepaalt de wijze van monsterneming en de normen van het onderzoek.

4° le lot ou la bande de production suivant le lot ou la bande de production positive est contrôlée quant à la présence de Salmonella zoonotiques conformément à l’annexe VII dans les 3 semaines précédant l’abattage des premiers animaux du lot ou de la bande de production.

4° de toom of productieronde volgend op de positieve toom of productieronde wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van zoönotische Salmonella overeenkomstig bijlage VII binnen de 3 weken voor het slachten van de eerste dieren uit de toom of productieronde.


44059

Art. 28.5. Le responsable transmet les échantillons, accompagnés du formulaire d’envoi au laboratoire agréé pour la détection de Salmonella, pendant les heures d’ouverture, dans les 48 heures suivant l’échantillonnage.

Art. 28.5. De verantwoordelijke maakt de stalen, samen met het inzendformulier, over aan het erkende laboratorium voor de detectie van Salmonella, tijdens de openingsuren, binnen de 48 uur na staalname.

Les échantillons sont conservés au frais avant le transport vers le laboratoire.

De stalen worden koel bewaard vóór het transport naar het laboratorium.

Les données minimales devant figurer sur le formulaire d’envoi sont décrites à l’annexe IV.

De minimale gegevens van het inzendformulier worden beschreven in bijlage IV.

Art. 28.6. Le responsable d’une exploitation avicole communique les résultats de tous les contrôles de Salmonella effectués au segment suivant de la chaîne alimentaire, avant le déplacement des animaux ou des produits. Ceci peut se faire sous forme électronique, par fax ou sur papier. Le destinataire conserve les résultats durant 5 ans. ».

Art. 28.6. De verantwoordelijke van een pluimveebedrijf deelt de resultaten van alle uitgevoerde controles op Salmonella mee aan de volgende schakel in de voedselketen, voor het verplaatsen van dieren of producten. Dit kan onder elektronische vorm, per fax of op papier. De ontvanger houdt de resultaten bij gedurende 5 jaar. ».

Art. 20. Dans l’annexe Ire du même arrêté, le texte complet du point 2, est remplacé comme suit :

Art. 20. In hetzelfde besluit wordt in bijlage I, onder punt 2, de volledige tekst vervangen als volgt :

« Conformément au point 2.2.2.1. de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2010. ».

« Overeenkomstig punt 2.2.2.1. van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2010. ».

Art. 21. L’annexe III du même arrêté, est remplacée par l’annexe Ire, jointe au présent arrêté.

Art. 21. In hetzelfde besluit wordt bijlage III, vervangen door bijlage I gevoegd bij dit besluit.

Art. 22. Dans le même arrêté, les modifications suivantes sont apportées à l’annexe IV :

Art. 22. In hetzelfde besluit worden in bijlage IV, de volgende wijzigingen aangebracht :

1° dans le point 4), les mots « numéro de bâtiment et » sont abrogés;

1° in punt 4), worden de woorden « stalnummer en » opgeheven;

2° un point 5.1), est inséré après le point 5), rédigé comme suit :

2° een punt 5.1), wordt ingevoegd na punt 5), als volgt :

« 5.1) la date de naissance du lot; »;

« 5.1) geboortedatum van de toom; »;

3° le point 7), est remplacé comme suit :

3° punt 7), wordt vervangen als volgt :

« 7) identité de l’échantillonneur (responsable, vétérinaire d’exploitation, labo agréé); »;

« 7) identificatie van de staalnemer (verantwoordelijke, bedrijfsdierenarts, erkend labo); »;

4° au point 13), les mots « ou de premier contrôle » sont insérés entre les mots « à l’entrée » et les mots « : exploitation ».

4° in punt 13) worden de woorden « of eerste controle » ingevoegd tussen het woord « ingangscontrole » en het woord « : bedrijf ».

Art. 23. Dans le même arrêté, l’annexe V est remplacée par l’annexe II, jointe au présent arrêté.

Art. 23. In hetzelfde besluit wordt de bijlage V vervangen door de bijlage II, gevoegd bij dit besluit.

Art. 24. Dans le même arrêté, l’annexe Vbis est remplacée par l’annexe III, jointe au présent arrêté.

Art. 24. In hetzelfde besluit wordt de bijlage Vbis vervangen door de bijlage III, gevoegd bij dit besluit.

Art. 25. Dans le même arrêté, les modifications suivantes sont apportées à l’annexe VI :

Art. 25. In hetzelfde besluit worden in bijlage VI, de volgende wijzigingen aangebracht :

1° le point 1° est remplacé comme suit :

1° punt 1° wordt vervangen als volgt :

« 1° Echantillons de déjections et échantillons de poussière.

« 1° Mestmonsters en stofmonsters.

L’échantillonnage est effectué conformément à l’annexe II, D, 4, b), du Règlement (CE) n° 2160/2003. »; 2° le point 2° est abrogé.

De bemonstering wordt uitgevoerd overeenkomstig bijlage II, D, 4, b), van Verordening (EG) nr. 2160/2003. »; 2° punt 2° wordt opgeheven.

Art. 26. Dans le même arrêté, il est inséré une annexe VII, jointe en annexe IV au présent arrêté.

Art. 26. In hetzelfde besluit wordt een bijlage VII ingevoegd die als bijlage IV is gevoegd bij dit besluit.

Art. 27. Dans le même arrêté, il est inséré une annexe VIII, jointe en annexe V au présent arrêté.

Art. 27. In hetzelfde besluit wordt een bijlage VIII ingevoegd die als bijlage V is gevoegd bij dit besluit.

Art. 28. Le ministre qui a la Santé publique dans ses attributions et le ministre qui a la Sécurité de la Chaîne alimentaire dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté.

Art. 28. De minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Donné à Bruxelles, le 17 juin 2013.

ALBERT

Gegeven te Brussel, 17 juni 2013.

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

La Ministre de la Santé publique, Mme L. ONKELINX

De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX


De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

44060

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe Ire de l’arrêté royal du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe III de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Méthode d’échantillonnage des poules pondeuses, poules de chair et dindes de chair par le responsable. 1. Poussins d’un jour Feuilles de recouvrement : lors de la livraison, on constitue un échantillon composé de 20 morceaux de feuilles de recouvrement souillées de fèces. Ces morceaux ont une dimension minimale de 5 cm sur 5 cm et maximale de 10 cm sur 10 cm. Ces morceaux doivent constituer un échantillon représentatif de l’ensemble du lot. Les morceaux sont rassemblés dans un pot (ou un sac en plastique) stérile et livrés au laboratoire compétent par le responsable. Si l’échantillonnage est effectué au couvoir (uniquement pour les poulets de chair et dindes de chair) : l’échantillon, constitué de feuilles de recouvrement des paniers d’éclosoirs, de duvet ou de débris de coquilles, doit concerner le lot de poussins d’un jour livré et doit être pris conformément aux instructions de l’Agence. Si un lot contient plus de 50 000 poussins d’un jour, au moins 2 échantillons doivent être pris. 2. Pendant la période d’élevage et de production Conforme au point 2.2.1 de l’annexe du Règlement (UE) n° 517/2011 pour les poules pondeuses. Conforme au point 2.2. de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2012 pour les poulets de chair. Conforme au point 2.2. de l’annexe du Règlement (UE) n° 1190/2012 pour les dindes de chair. 3. Etiquetage Sur chaque échantillon, les données suivantes sont mentionnées : 1) numéro de troupeau, 2) numéro de bâtiment et/ou de poulailler, 3) date d’échantillonnage, 4) nature de l’échantillon (feuilles de recouvrement, pédisacs, déjections). » Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles.

ALBERT Par le Roi : La Ministre de la Santé publique, Mme L. ONKELINX La Ministre de l’Agriculture, Mme S. LARUELLE

Annexe II de l’arrêté royal du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe V de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Hygiénogramme et écouvillonnage 1. Méthode d’échantillonnage. a) Ecouvillons 2 échantillons composés chacun de 25 écouvillons d’environnement récoltés dans les endroits où le lot positif était logé. Les swabs sont récoltés dans les endroits les plus souillés et les plus critiques du poulailler. b) Hygiénogramme 25 plaquettes de rodac sont imprimées suivant les instructions de l’Agence. c) Etiquetage Sur chaque échantillon, les données suivantes sont mentionnées : 1) Numéro de troupeau, 2) Numéro de bâtiment et/ou de poulailler, 3) Date de prélèvement, 4) Nom du préleveur, 5) Nature de l’échantillon (écouvillons d’environnement).

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Evaluation de l’hygiénogramme et score. Pour chaque plaquette, on attribue un score en fonction du nombre d’unités formant colonie (ufc) présentes sur la plaquette. Le score de l’hygiénogramme est la moyenne de tous les scores attribués aux plaquettes individuelles. 0 ufc/plaquette :

score 0

1 à 40 ufc/plaquette :

score 1


score 2


score 3

plus de 400 ufc/plaquette :

score 4

nombre incalculable :

score 5 »

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles.


Annexe III de l’arrêté royal du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe Vbis de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Mesures à prendre dans les exploitations de poulets de chair et les exploitations de dindes d’engraissement après un lot positif pour les salmonelles, en fonction du résultat de l’hygiénogramme et de l’écouvillonnage de contrôle Mesures concernant l’hygiénogramme et le contrôle par écouvillonnage En fonction du score de l’hygiénogramme et du résultat de l’écouvillonnage de contrôle, les mesures ci-après sont imposées : Résultat hygiénogramme

Résultat écouvillonnage

Mesures

X ≤ 1,5

Négatif pour Salmonella spp.

Pas de mesure.

X ≤ 1,5

Positif pour Salmonella spp.

Analyse bactériologique de l’eau du captage d’eau. Ecouvillonnage après la période de vide sanitaire suivante.

1,5 < X ≤ 3,0

Négatif pour Salmonella spp.

Analyse bactériologique de l’eau du captage d’eau. Hygiénogramme après la période de vide sanitaire suivante.

1,5 < X = 3,0

Positif pour Salmonella spp.

Analyse bactériologique de l’eau du captage d’eau. Hygiénogramme et écouvillonnage après la période de vide sanitaire suivante.

X > 3,0

Négatif ou positif pour Salmonella spp.

Analyse bactériologique de l’eau du captage d’eau. Après la période de vide sanitaire suivante : • faire désinfecter par firme externe, • hygiénogramme, • écouvillonnage.

X est la moyenne de tous les scores attribués aux plaquettes individuelles. » Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles.


44061

44062

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe IV de l’arrêté royal du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe VII de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Protocole d’échantillonnage pour le contrôle de salmonella pour les exploitations qui détiennent seulement des lots pour la vente directe de viandes fraîches au consommateur final 1. Echantillons de déjections. Les échantillons de déjections sont prélevés par lot ou par bande de production conformément au point 2 de l’annexe du Règlement (UE) n° 200/2012. 2. Etiquetage. Sur chaque échantillon, les données suivantes doivent être mentionnées : 1) Numéro de troupeau, 2) Numéro de bâtiment et/ou de poulailler, 3) Date de prélèvement, 4) Nature de l’échantillon (pédisacs, déjections). » Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles.


Annexe V de l’arrêté royal du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe VIII de l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Conditions relatives à la vaccination de volailles Concernant la vaccination contre tous les sérotypes de Salmonella, les conditions suivantes s’appliquent : a) les programmes de vaccination contre Salmonella ne doivent pas interférer avec le dépistage sérologique dans le cadre des enquêtes de terrain ni provoquer de tests faussement positifs; b) les vaccins vivants contre Salmonella ne doivent pas être utilisés dans le cadre des programmes nationaux de contrôle : i) chez les volailles de reproduction et de rente pendant la phase de reproduction ou de ponte, sauf si leur innocuité a été démontrée et qu’une telle utilisation a été autorisée conformément à l’arrêté royal du 14 décembre 2007 relatif aux médicaments à usage humain et vétérinaire, ii) lorsque le fabricant ne fournit pas une méthode appropriée qui permette de discriminer, sur le plan bactériologique, les souches sauvages de salmonelles des souches vaccinales. » Vu pour être annexé à Notre arrêté du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles.


Bijlage I bij het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bijlage III bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bemonsteringsmethode bij legkippen, braadkippen en vleeskalkoenen door de verantwoordelijke 1. Eendagskuikens Inlegvellen : bij levering wordt een monster samengesteld bestaande uit 20 stukken van met feces bevuilde inlegvellen. De stukken zijn minimaal 5 op 5 cm en maximaal 10 op 10 cm. De stukken moeten een representatief monster vormen voor de ganse toom. De stukken worden in een steriele pot (plastiek zak) verzameld en afgeleverd op het bevoegde laboratorium door de verantwoordelijke. Indien de bemonstering wordt uitgevoerd op de broeierij (enkel voor braadkippen en vleeskalkoenen) : het monster, bestaande uit inlegvellen van de uitkomstladen, dons of gebroken eischalen moet betrekking hebben op de afgeleverde toom eendagskuikens en dient te worden genomen volgens de instructies van het Agentschap. Indien een toom uit meer dan 50 000 eendagskuikens bestaat, moeten minstens 2 stalen genomen worden.

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Tijdens de opfok en productieperiode Overeenkomstig punt 2.2.1 van de bijlage van Verordening (EU) nr. 517/2011 voor leghennen. Overeenkomstig punt 2.2. van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2012 voor braadkippen. Overeenkomstig punt 2.2. van de bijlage van Verordening (EU) nr. 1190/2012 voor vleeskalkoenen. 3. Etikettering Op elk monster worden volgende gegevens vermeld : 1) Beslagnummer, 2) Stal en/of hoknummer, 3) Datum staalname, 4) Aard van het staal (inlegvel, overschoenen, mest). » Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage II bij het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bijlage V bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Hygiënogram en swabcontrole 1. Methode van bemonstering a) Swabs 2 mengstalen van elk 25 omgevingsswabs worden verzameld op de plaatsen waar de positieve toom gehuisvest was. Swabs worden genomen van de meest bevuilde en meest kritische plaatsen in de stal. b) Hygiënogram Er worden 25 rodacplaatjes afgedrukt volgens de instructies van het Agentschap. c) Etikettering : Op elk monster worden volgende gegevens vermeld : 1) Beslagnummer, 2) Stal en/of hoknummer, 3) Datum staalname, 4) Naam staalnemer, 5) Aard van het staal (omgevingsswabs). 2. Beoordeling van het hygiënogram en de score. Per plaatje wordt een score toegekend afhankelijk van het aantal kolonievormende eenheden (kve) op het plaatje. De score van het hygiënogram is het gemiddelde van alle scores toegekend aan de individuele plaatjes. 0 kve/plaatje :

score 0

1 t/m 40 kve/plaatje :

score 1


score 2


score 3

meer dan 400 kve/plaatje :

score 4

ontelbaar :

score 5

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee.


44063

44064

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage III bij het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bijlage Vbis bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Maatregelen te nemen op braadkippenbedrijven en bedrijven met vleeskalkoenen na een salmonellapositieve toom, afhankelijk van het resultaat van het hygiënogram en de swabcontrole Maatregelen in verband met het hygiënogram en de swabcontrole Afhankelijk van de score van het hygiënogram en het resultaat van de swabcontrole, worden volgende maatregelen opgelegd : Resultaat hygienogram

Resultaat swabcontrole

Maatregelen

X ≤ 1,5

Negatief voor Salmonella spp.

Geen maatregelen.

X ≤ 1,5

Positief voor Salmonella spp.

Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning. Na volgende leegstandperiode swabcontrole.

1,5 < X ≤ 3,0

Negatief voor Salmonella spp.

Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning. Na volgende leegstandperiode hygiënogram.

1,5 < X ≤ 3,0

Positief voor Salmonella spp.

Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning. Na volgende leegstandperiode hygiënogram en swabcontrole.

X > 3,0

Negatief of positief voor Salmonella spp.

Bacteriologisch onderzoek van water uit de waterwinning. Na volgende leegstandperiode : — laten ontsmetten door een externe firma, — hygiënogram, — swabcontrole.

X is het gemiddelde van alle scores toegekend aan de individuele plaatjes. » Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee


Bijlage IV bij het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee. Bijlage VII bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee. Bemonsteringsprotocol voor de controle op salmonella voor bedrijven die enkel tomen houden voor de directe verkoop van vers vlees aan de eindverbruiker 1. Mestmonsters De mestmonsters worden genomen per toom of per productieronde overeenkomstig punt 2 van de bijlage van Verordening (EU) nr. 200/2012. 2. Etikettering Op elk monster worden volgende gegevens vermeld : 1) Beslagnummer, 2) Stal en/of hoknummers, 3) Datum staalname, 4) Aard van het staal (overschoenen, mest). » Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee


44065

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage V bij het koninklijk besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bijlage VIII bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee. Voorschriften voor het vaccineren van pluimvee tegen Salmonella Ten aanzien van inenting tegen ongeacht welk serovar van Salmonella moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan : a) de salmonella-inentingsprogramma’s mogen niet van invloed zijn op de serologische opsporing in het kader van veldonderzoek of leiden tot vals positieve testresultaten; b) in het kader van nationale bestrijdingsprogramma’s mogen geen levende salmonellavaccins worden gebruikt : i) bij fok- of gebruikspluimvee gedurende het voortplantings-, respectievelijk legstadium, tenzij is aangetoond dat het gebruik van de vaccins veilig is en zij voor dat doel zijn toegelaten overeenkomstig het koninklijk besluit van 14 december 2007 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik,als de fabrikant geen geschikte methode biedt om veldstammen van salmonella bacteriologisch van vaccinstammen te onderscheiden. » Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee


* AGENCE FEDERALE POUR LA SECURITE DE LA CHAINE ALIMENTAIRE


[C − 2013/18312]

[C − 2013/18312]

17 JUIN 2013. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles

17 JUNI 2013. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee

La Ministre de l’Agriculture,

De Minister van Landbouw,

Vu la loi du 24 mars 1987 relative à la santé des animaux, l’article 8, alinéa premier, 1° et l’article 9, 5°, modifié par la loi du 28 mars 2003;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 8, eerste lid, 1° en artikel 9, 5° gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003;

Vu la loi du 4 février 2000 relative à la création de l’Agence fédérale pour la Sécurité de la chaîne alimentaire, l’article 4, §§ 1er et 2, l’article 4, § 3, modifié par la loi du 22 décembre 2003, et l’article 5, alinéa 2, 13°;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, artikel 4, §§ 1 en 2, artikel 4, § 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003 en artikel 5, tweede lid, 13°;

Vu l’arrêté royal du 22 février 2001 organisant les contrôles effectués par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire et modifiant diverses dispositions légales, confirmé par la loi du 19 juillet 2001, l’article 3, § 5, troisième et quatrième alinéas;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen, bekrachtigd bij de wet van 19 juli 2001, artikel 3, § 5, derde en vierde lid;

Vu l’arrêté royal du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les Salmonelles chez les volailles, l’ article 2, § 2, les articles 20 et 21, modifiés par l’arrêté royal 14 janvier 2010, l’article 22bis, incéré par l’arrêté royal 14 janvier 2010 et l’article 28/4, inséré par l’arrêté royal du 17 juin 2013;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van Salmonella bij pluimvee, op artikel 2, § 2, artikelen 20 en 21, gewijzigd bij koninklijk besluit van 14 januari 2010, artikel 22bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 14 januari 2010 en artikel 28/4, ingevoegd bij koninklijk besluit van 17 juni 2013;

Vu l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee;

Vu la concertation entre les Gouvernements régionaux et l’Autorité fédérale du 8 novembre 2011;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 8 november 2011;

Vu qu’en vertu de l’article 19/1 de la loi du 5 mai 1997 relative à la coordination de la politique fédérale de développement durable, un examen préalable de la nécessité de réaliser une évaluation d’incidence (le « test EIDD ») a été effectué et qu’il ressort de cet examen préliminaire qu’un test EIDD n’est pas requis;

Gelet op het feit dat overeenkomstig artikel 19/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzakelijkheid van de uitvoering van een effectbeoordeling (de « DOEB-test ») werd uitgevoerd en dat uit dit voorafgaand onderzoek gebleken is dat een DOEB-test niet noodzakelijk is;





Considérant le Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil du 17 novembre 2003 sur le contrôle des salmonelles et d’autres agents zoonotiques spécifiques présents dans la chaîne alimentaire;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifiek door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers;

44066


Considérant le Règlement (UE) n° 1190/2012 de la Commission du 12 décembre 2012 concernant un objectif de l’Union pour la réduction de la prévalence de Salmonella Enteritidis et de Salmonella Typhimurium dans les cheptels de dindes, tel que prévu par le Règlement (CE) n° 2160/2003 du Parlement européen et du Conseil;

Overwegende de Verordening (EU) nr. 1190/2012 van de Commissie van 12 december 2012 tot vaststelling van een doelstelling van de Unie voor het terugdringen van Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium bij koppels kalkoenen, als vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad, Besluit :

Arrête : er

Article 1 . Dans l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles, à l’article 2, au point c), remplacé par l’arrêté ministériel du 8 mars 2010, les mots « , à partir du 1er janvier 2010, pour les dindes d’engraissement » sont remplacées par les mots « les dindes du type chair, y compris les exploitations avicoles qui détiennent seulement des lots pour la vente directe de viandes fraîches au consommateur final, ».

Artikel 1. In het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee, worden in artikel 2, onder punt c), vervangen bij ministerieel besluit van 8 maart 2010, de woorden « vanaf 1 januari 2010 voor vleeskalkoenen » vervangen door de woorden « kalkoenen van het type vlees, met inbegrip van de pluimveebedrijven die enkel tomen houden voor de directe verkoop van vers vlees aan de eindverbruiker, ».

Art. 2. A l’article 5 du même arrêté, les modifications suivantes sont apportées :


1° au paragraphe 1er, remplacé par l’arrêté ministériel du 8 mars 2010, les mots « des échantillons prélevés en application de l’arrêté royal du 27 avril 2007, » sont insérés entre les mots « La détection bactériologique » et les mots « est réalisée »;

1° in paragraaf 1, vervangen bij ministerieel besluit van 8 maart 2010, worden de woorden « van de monsters genomen in toepassing van het koninklijk besluit van 27 april 2007 » ingevoegd tussen de woorden « De bacteriologische detectie » en de woorden « wordt uitgevoerd »;

2° Au paragraphe 2, le mot « Kaufmann-White » est remplacés par le mot « Kauffmann-White-LeMinor »;

2° in paragraaf 2, wordt het woord « Kaufmann-White » vervangen door het woord « Kauffmann-White-LeMinor »;

3° un paragraphe 4 est ajouté comme suit :

3° een paragraaf 4 wordt toegevoegd als volgt :

« § 4. L’analyse bactériologique de l’eau du captage d’eau est réalisée et évaluée conformément à l’annexe IV. ».

« § 4. Het bacteriologisch onderzoek op water uit de waterwinning wordt uitgevoerd en beoordeeld conform de bijlage IV. ».

Art. 3. Dans le même arrêté, il est inséré une annexe IV, qui est jointe en annexe au présent arrêté.

Art. 3. In hetzelfde besluit, wordt een bijlage IV ingevoegd die als bijlage is gevoegd bij dit besluit.

Bruxelles, le 17 juin 2013.

Brussel, 17 juni 2013.

Mme S. LARUELLE

Mevr. S. LARUELLE

Annexe Ire de l’arrêté ministériel du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles Annexe IV de l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles 200 ml sont prélevés de chaque captage d’eau et mis dans un récipient stérile suivant les modalités techniques fixées par l’Agence. L’analyse bactériologique de l’eau comprend : Analyse

Résultat

i. nombre total de germes à 22 °C :

≤ 100.000 ufc/ml

ii. E. coli totaux :

≤ 1000 ufc/100 ml

iii. enterococques intestinaux :

≤ 1000 ufc/100 ml

Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel du 17 juin 2013 modifiant l’arrêté ministériel du 27 avril 2007 relatif à la lutte contre les salmonelles chez les volailles. Mme S. LARUELLE

Bijlage bij het ministerieel besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Bijlage IV bij het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee Er wordt 200ml water uit elke waterwinning genomen in een steriel recipiënt volgens de technische modaliteiten vastgelegd door het Agentschap. Het bacteriologisch wateronderzoek omvat : Onderzoek

Resultaat

i. totaal kiemgetal bij 22 °C :

≤ 100.000 kve/ml

ii. totaal E.Coli :

≤ 1000 kve/100 ml

iii. intestinale enterococcen :

≤ 1000 kve/100 ml

Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 17 juni 2013 tot wijziging van het ministerieel besluit van 27 april 2007 betreffende de bestrijding van salmonella bij pluimvee. Mevr. S. LARUELLE

44067


GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [2013/203900] 7 JUNI 2013. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende opheffing van Watering der Zeven Heerlijkheden De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, gewijzigd bij decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 2, 6 en 7; Gelet op de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, artikel 2 en 7; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, laatst gewijzigd bij decreet van 1 maart 2013; Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1958 houdende bepaling van de datum waarop de wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders in werking treden, en houdende afbakening van de polderzones; Overwegende dat de opheffing van kleine en geïsoleerde wateringen bijdraagt tot administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten en provincies, en tot een betere dienstverlening voor de burgers; dat het voorstel tot opheffing van Watering der Zeven Heerlijkheden hiertoe bijdraagt; Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 29 november 2012 tot en met 18 december 2012 in de gemeente Mol, geen bezwaren werden ingediend; Overwegende dat de gemeente Mol reeds advies verleende in de voorafgaande adviesronde; dat het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Mol in zitting van 16 mei 2012 een gunstig advies geeft voor de afschaffing van Watering der Zeven Heerlijkheden waarbij het volledige beheer van de waterlopen wordt overgedragen aan de provincie Antwerpen vanaf 1 januari 2013 en waterlopen van 3e categorie worden geklasseerd in 2e categorie; Overwegende dat een mogelijke herklassering van de waterlopen dient te gebeuren via een afzonderlijke procedure; Overwegende dat de Watering der Zeven Heerlijkheden in algemene vergadering van 21 december 2011 akkoord is gegaan met de opheffing van de watering; Overwegende dat de Watering der Zeven Heerlijkheden met een oppervlakte van 353 ha te klein is om als afzonderlijke bestuur te blijven functioneren, dat een fusie met een andere watering uitgesloten is omwille van de geïsoleerde ligging en de watering instemt met de opheffing; Gelet op het gunstig advies van de deputatie van de provincie Antwerpen, gegeven op 28 februari 2013; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 juni 2013; Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De Watering der Zeven Heerlijkheden wordt opgeheven. Art. 2. Na opheffing van Watering der Zeven Heerlijkheden worden de waterlopen beheerd zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen. Art. 3. Het vermogen van de in artikel 1 opgeheven watering wordt verdeeld onder de provincie Antwerpen en de gemeente Mol naar rato van het aantal kilometer te beheren waterlopen en wordt aangewend voor het beheer van de waterlopen binnen het ambtsgebied van de opgeheven watering. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu en het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 7 juni 2013. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

44068

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [2013/203900] 7 JUIN 2013. — Arrêté du Gouvernement flamand abrogeant la Wateringue ″der Zeven Heerlijkheden″ Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 5 juillet 1956 relative aux polders, modifié par le décret du 18 juillet 2003 relatif à la Politique intégrée de l’eau, notamment les articles 2, 6 et 7; Vu la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non navigables, notamment les articles 2 et 7; Vu le décret du 18 juillet 2003 relatif à la Politique intégrée de l’eau, modifié en dernier lieu par le décret du 1er mars 2013; Vu l’arrêté royal du 23 janvier 1958 fixant l’entrée en vigueur de la loi relative aux wateringues et de la loi relative aux polders et délimitant les zones poldériennes; Considérant que l’abrogation de petites wateringues isolées contribue à une simplification administrative pour les communes et provinces et à un meilleur service pour les citoyens; que la proposition d’abrogation de la Wateringue ″der Zeven Heerlijkheden″ y contribue; Considérant qu’aucune objection n’a été introduite au cours de l’enquête publique organisée du 29 novembre 2012 au 18 décembre 2012 inclus dans la commune de Mol; Considérant que la commune de Mol a déjà émis un avis dans le tour d’avis précédent; que le collège des bourgmestre et échevins de la commune de Mol dans sa session du 16 mai 2012 a émis un avis favorable pour l’abrogation de la Wateringue ″der Zeven Zaligheden″ transférant l’entière gestion des cours d’eau à la province d’Anvers à partir du 1er janvier 2013 et classant les cours d’eau de la 3e catégorie en des cours d’eau de 2e catégorie; Considérant qu’une éventuelle reclassification des cours d’eaux doit se faire par une procédure séparée. Considérant que la Wateringue ″der Zeven Heerlijkheden″ a marqué son accord avec l’abrogation de la wateringue lors de l’assemblée générale du 21 décembre 2011; Considérant la Wateringue ″der Zeven Heerlijkheden″ avec une superficie de 353 ha est trop petite pour continuer à fonctionner comme administration séparée, qu’une fusion avec une autre wateringue est exclue étant donnée la localisation isolée et que la wateringue consent à l’abrogation de la wateringue; Vu l’avis favorable de la députation de la province d’Anvers, rendu le 28 février 2013; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu le 3 juin 2013; Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture; Après délibération, Arrête : Article 1er. La Wateringue ″der Zeven Heerlijkheden″ est abrogée. Art. 2. Après l’abrogation de la Wateringue ″der Zeven heerlijkheden″, les cours d’eau seront gérés tel que fixé dans la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non-navigables. Art. 3. Les capitaux de la wateringue abrogée à l’article 1er sont répartis entre la province d’Anvers et la commune de Mol au prorata du nombre de kilomètres de cours d’eau à gérer, et seront affectés à la gestion des cours d’eau au sein de la circonscription administrative de la wateringue abrogée. Art. 4. Le Ministre flamand ayant l’Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 7 juin 2013. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture, J. SCHAUVLIEGE

* VLAAMSE OVERHEID [2013/203901] 7 JUNI 2013. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende opheffing van Watering de Zegge De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 5 juli 1956 betreffende de wateringen, gewijzigd bij decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, artikel 2, 6 en 7; Gelet op de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen, artikel 2 en 7; Gelet op het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, laatst gewijzigd bij decreet van 1 maart 2013; Gelet op het koninklijk besluit van 23 januari 1958 houdende bepaling van de datum waarop de wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders in werking treden, en houdende afbakening van de polderzones; Overwegende dat de opheffing van kleine en geïsoleerde wateringen bijdraagt tot administratieve vereenvoudiging voor de gemeenten en provincies, en tot een betere dienstverlening voor de burgers; dat het voorstel tot opheffing van Watering de Zegge hiertoe bijdraagt;

44069

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 10 december 2012 tot en met 8 januari 2013 in de gemeente Kasterlee, geen bezwaren werden ingediend; Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 7 december 2012 tot en met 4 januari 2013 in de stad Geel, geen bezwaren werden ingediend; Overwegende dat tijdens het openbaar onderzoek dat werd georganiseerd van 6 december 2012 tot en met 4 januari 2013 in de gemeente Olen, geen bezwaren werden ingediend; Overwegende dat de gemeente Kasterlee reeds advies verleende in de voorafgaande adviesronde; dat het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Kasterlee in zitting van 16 april 2012 een gunstig advies geeft voor de afschaffing van Watering de Zegge waarbij het volledige beheer van de waterlopen wordt overgedragen aan de provincie Antwerpen vanaf 1 januari 2013 en waterlopen van 3de categorie worden geklasseerd in 2de categorie; Overwegende dat de stad Geel reeds advies verleende in de voorafgaande adviesronde; dat het college van burgemeester en schepenen van de stad Geel in zitting van 2 april 2012 een gunstig advies geeft voor de afschaffing van Watering de Zegge waarbij het volledige beheer van de waterlopen wordt overgedragen aan de provincie Antwerpen vanaf 1 januari 2013 en waterlopen van 3e categorie worden geklasseerd in 2e categorie; Overwegende dat de gemeente Olen reeds advies verleende in de voorafgaande adviesronde; dat het college van burgemeester en schepenen van de gemeente Olen bij brief van 20 juni 2012 een gunstig advies geeft voor de afschaffing van Watering De Zegge; Overwegende dat een mogelijke herklassering van de waterlopen moet gebeuren via een afzonderlijke procedure; Overwegende dat Watering de Zegge in algemene vergadering van 16 december 2011 akkoord is gegaan met de opheffing van de watering; Overwegende dat de Watering de Zegge met een oppervlakte van 998 ha te klein is om als afzonderlijke bestuur te blijven functioneren, dat een fusie met een andere watering uitgesloten is omwille van de geïsoleerde ligging en de watering instemt met de opheffing; Gelet op het gunstig advies van de deputatie van de provincie Antwerpen, gegeven op 28 februari 2013; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 juni 2013; Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Watering de Zegge wordt opgeheven. Art. 2. Na opheffing van Watering de Zegge worden de waterlopen beheerd zoals bepaald in de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen. Art. 3. Het vermogen van de in artikel 1 opgeheven watering wordt verdeeld onder de provincie Antwerpen en de gemeenten Kasterlee en Olen en stad Geel naar rato van het aantal kilometer te beheren waterlopen en wordt aangewend voor het beheer van de waterlopen binnen het ambtsgebied van de opgeheven watering. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 7 juni 2013. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [2013/203901] 7 JUIN 2013. — Arrêté du Gouvernement flamand abrogeant la Wateringue ″de Zegge″ Le Gouvernement flamand, Vu la loi du 5 juillet 1956 relative aux polders, modifié par le décret du 18 juillet 2003 relatif à la politique intégrée de l’eau, notamment les articles 2, 6 et 7; Vu la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non navigables, notamment les articles 2 et 7; Vu le décret du 18 juillet 2003 relatif à la Politique intégrée de l’eau, modifié en dernier lieu par le décret du 1er mars 2013; Vu l’arrêté royal du 23 janvier 1958 fixant l’entrée en vigueur de la loi relative aux wateringues et de la loi relative aux polders et délimitant les zones poldériennes; Considérant que l’abrogation de petites wateringues isolées contribue à une simplification administrative pour les communes et provinces et à un meilleur service pour les citoyens; que la proposition d’abrogation de la wateringue ″de Zegge″ y contribue; Considérant qu’aucune objection n’a été introduite au cours de l’enquête publique organisée du 10 décembre 2012 au 8 janvier 2013 inclus dans la commune de Kasterlee;

44070

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant qu’aucune objection n’a été introduite au cours de l’enquête publique organisée du 7 décembre 2012 au 4 janvier 2013 inclus dans la ville de Geel; Considérant qu’aucune objection n’a été introduite au cours de l’enquête publique organisée du 6 décembre 2012 au 4 janvier 2013 inclus dans la commune de Olen; Considérant que la commune de Kasterlee a déjà émis un avis dans le tour d’avis précédent; que le collège des bourgmestre et échevins de la commune de Kasterlee dans sa session du 16 avril 20012 a émis un avis favorable pour l’abrogation de la Wateringue ″de Zegge″ transférant l’entière gestion des cours d’eau à la province d’Anvers à partir du 1er janvier 2013 et classant les cours d’eau de la 3ème catégorie en des cours d’eau de 2ème catégorie; Considérant que la ville de Geel a déjà émis un avis dans le tour d’avis précédent; que le collège des bourgmestre et échevins de la ville de Geel dans sa session du 2 avril 2012 a émis un avis favorable pour l’abrogation de la Wateringue ″de Zegge″ transférant l’entière gestion des cours d’eau à la province d’Anvers à partir du 1er janvier 2013 et classant les cours d’eau de la 3e catégorie en des cours d’eau de 2e catégorie; Considérant que la commune de Olen a déjà émis un avis dans le tour d’avis précédent; que le collège des bourgmestre et échevins de la commune de Olen a émis un avis favorable dans sa lettre du 20 juin 2012 en vue de l’abrogation de la Wateringue ″de Zegge″; Considérant qu’une éventuelle reclassification des cours d’eaux doit se faire par une procédure séparée. Considérant que la Wateringue ″de Zegge″ a marqué son accord avec l’abrogation de la wateringue lors de l’assemblée générale du 16 décembre 2011; Considérant la Wateringue ″de Zegge″avec une superficie de 998 ha est trop petite pour continuer à fonctionner comme administration séparée, qu’une fusion avec une autre wateringue est exclue étant donnée la localisation isolée et que la wateringue consent à l’abrogation de la wateringue; Vu l’avis favorable de la députation de la province d’Anvers, rendu le 28 février 2013; Vu l’avis de l’Inspection des Finances, rendu le 3 juin 2013; Sur la proposition de la Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture; Après délibération, Arrête : Article 1er. La Wateringue ″de Zegge″ est abrogée Art. 2. Après l’abrogation de la Wateringue ″de Zegge″, les cours d’eau seront gérés tel que fixé dans la loi du 28 décembre 1967 relative aux cours d’eau non-navigables. Art. 3. Les capitaux de la wateringue abrogée à l’article 1er sont répartis entre la province d’Anvers et les communes de Kasterlee et Olen et la ville de Geel au prorata du nombre de kilomètres de cours d’eau à gérer, et seront affectés à la gestion des cours d’eau au sein de la circonscription administrative de la wateringue abrogée. Art. 4. Le Ministre flamand ayant l’Environnement et la Politique des Eaux dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 7 juin 2013. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS La Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de la Culture, J. SCHAUVLIEGE

*

VLAAMSE OVERHEID [C − 2013/35621] 14 JUNI 2013. — Besluit van de Vlaamse Regering houdende de herverdeling van begrotingsartikel GB0/1GB-D2-Z/PR van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013 De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof, gewijzigd bij decreet van 13 juli 2012 en 9 november 2012; Gelet op het decreet van 21 december 2012 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2012, artikel 62; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juni 2013; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

44071

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. De kredieten, ingeschreven onder de begrotingsartikelen van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2013, worden herverdeeld overeenkomstig de onderstaande tabel : (in duizend EUR) begrotingsartikel

Kredietsoort

basisallocatie

van VAK

naar VEK

446

VAK

VEK

GB0/1GB-D-2-Z/PR

GB0 GB007 0100

VAK/VEK

GB0/1GC-D-2-A/WT

GB0 GC008 1211

VAK/VEK

250

250

GB0/1GC-D-2-A/WT

GB0 GC009 1211

VAK/VEK

66

66

GB0/1GC-D-2-D/WT

GB0 GC038 3300

VAK/VEK

totaal

446

446

446

130

130

446

446

Art. 2. Een afschrift van dit besluit wordt ter kennisgeving toegestuurd aan het Vlaams Parlement, het Rekenhof en het Departement Financiën en Begroting. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel,14 juni 2013. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C − 2013/35621] 14 JUIN 2013. — Arrêté du Gouvernement flamand relatif à la redistribution de l’article budgétaire GB0/1GB-D2-Z/PR du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l’année budgétaire 2013 Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 8 juillet 2011 réglant le budget, la comptabilité, l’attribution de subventions et le contrôle de leur utilisation, et le contrôle par la Cour des Comptes, modifié par les décrets des 13 juillet 2012 et 9 novembre 2012; Vu le décret du 21 décembre 2012 contenant le budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l’année budgétaire 2012, notamment l’article 62; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 7 juin 2013; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille; Après délibération, Arrête : Article 1er. Les crédits inscrits aux articles budgétaires du budget général des dépenses de la Communauté flamande pour l’année budgétaire 2013 sont redistribués conformément au tableau ci-dessous : (en milliers d’euros) article budgétaire

allocation de base

Sorte de crédit

de CE

vers CL

CL

GB0/1GB-D-2-Z/PR

GB0 GB007 0100

CE/CL

GB0/1GC-D-2-A/WT

GB0 GC008 1211

CE/CL

GB0/1GC-D-2-A/WT

GB0 GC009 1211

CE/CL

66

66

GB0/1GC-D-2-D/WT

GB0 GC038 3300

CE/CL

130

130

446

446

total

446

CE 446 250

446

446

250

Art. 2. Une copie du présent arrêté est transmise, à titre d’information, au Parlement flamand, à la Cour des Comptes et au Département des Finances et du Budget. Art. 3. Le Ministre flamand qui a l’assistance aux personnes et la politique de santé dans ses attributions, est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 14 juin 2013. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

44072


COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2013/29410] 4 JUILLET 2013. — Décret modifiant le décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise Le Parlement de la Communauté franç aise a adopté et Nous, Gouvernement, sanctionnons ce qui suit : Article 1er. Dans l’article 3, § 1er, alinéa 1er, 1°, du décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise, les mots « de master, » sont insérés entre les mots « de licencié, » et « d’ingénieur ». Art. 2. Dans l’article 3, § 1er, alinéa 1er, 2°, du même décret, les mots « , de master » sont insérés entre les mots « d’ingénieur » et « ou de licencié ». Art. 3. Dans le tableau figurant à l’annexe 2 du même décret, sous la colonne « Titres requis », à la ligne « Musique et éducation musicale », les mots « le diplôme de Master en musique » sont remplacés par l’énumération suivante : « a. le diplôme de Master en musique; b. le diplôme de capacité pour l’enseignement de la musique vocale dans les établissements d’enseignement moyen et d’enseignement normal de l’Etat du troisième degré, délivré par le jury institué par le Gouvernement, au plus tard avant l’entrée en vigueur du décret du 19 février 2009 ». Art. 4. Dans le tableau figurant à l’annexe 2 du même décret, sous la colonne « Titres requis », à la ligne « Sciences sociales », sont apportées les modifications suivantes : — le n. est complété par les mots « , ou »; — l’énumération est complétée par les o., p., q, r. et s. rédigés comme suit : « o. le diplôme de Master en criminologie, ou p. le diplôme de Master en sciences de l’éducation, ou; q. le diplôme de Master en sciences de la famille et de la sexualité, ou; r. le diplôme de Master en sciences psychologiques, ou; s. le diplôme de Master en ingénierie et action sociales ». Art. 5. Le présent décret entre en vigueur le 1er juin 2013. Promulguons le présent décret, ordonnons qu’il soit publié au Moniteur belge. Bruxelles, le 4 juillet 2013. Le Ministre-Président du Gouvernement de la Communauté franç aise, R. DEMOTTE Le Vice-Président et Ministre de l’Enfance, de la Recherche et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Vice-Président et Ministre du Budget, des Finances et des Sports, A. ANTOINE Le Vice-Président et Ministre de l’Enseignement supérieur, J.-Cl. MARCOURT La Ministre de la Jeunesse, Mme E. HUYTEBROECK La Ministre de la Culture, de l’Audiovisuel, de la Santé et de l’Egalité des Chances, Mme F. LAANAN La Ministre de l’Enseignement obligatoire et de Promotion sociale Mme M.-D. SIMONET Note Session 2012-2013 : Documents du Parlement. — Projet de décret, n° 482-1. — Rapport, n° 482-2 Compte rendu intégral. — Discussion et adoption. — Séance du 3 juillet 2013.

44073

MONITEUR BELGE — 15.07.2013 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING MINISTERIE VAN DE FRANSE GEMEENSCHAP [C − 2013/29410] 4 JULI 2013. — Decreet houdende wijziging van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen, en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Artikel 1. In artikel 3, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 8 februari 1999 betreffende de ambten en bekwaamheidsbewijzen van de leden van het onderwijzend personeel in de Hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, worden de woorden « meester, licentiaat, ingenieur » vervangen door de woorden « meester, licentiaat, master, ingenieur ». Art. 2. In artikel 3, § 1, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet, worden de woorden « meester, ingenieur of licentiaat » vervangen door de woorden « meester, ingenieur, master of licentiaat ». Art. 3. In de tabel als bijlage 2 bij hetzelfde decreet, in de kolom « Vereiste bekwaamheidsbewijzen », in de regel « Muziek en muziekopvoeding » worden de woorden « Masterdiploma Muziek » vervangen door de woorden : « a. het Masterdiploma Muziek; b. het diploma bekwaamheid voor het onderwijs van zangmuziek in de inrichtingen van het middelbaar onderwijs en het gewoon Staatsonderwijs van de derde graad, uitgereikt door de examencommissie ingesteld door de Regering, ten laatste vóór de inwerkingtreding van het decreet van 19 februari 2009 ». Art. 4. In de tabel als bijlage 2 bij hetzelfde decreet, in de kolom « Vereiste bekwaamheidsbewijzen », in de regel « Sociale wetenschappen », worden de volgende wijzigingen aangebracht : — punt n. wordt aangevuld met de woorden « , of »; — de opsomming wordt aangevuld met de punten o., p., q., r. en s., luidend als volgt : « o. het Masterdiploma in de criminologie, of; p. het Masterdiploma in de opvoedingswetenschappen, of; q. het Masterdiploma in de wetenschappen van het gezin en de seksualiteit, of; r. het Masterdiploma in de psychologische wetenschappen, of; s. het Masterdiploma in sociale engineering en actie ». Art. 5. Dit decreet treedt in werking op 1 juni 2013. Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt. Brussel, 4 juli 2013. De Minister-President, R. DEMOTTE De Vicepresident en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vicepresident en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET Nota Zitting 2012-2013 : Stukken van het Parlement. — Ontwerp van decreet, nr. 482-1. — Verslag nr. 482-2. Integraal verslag. — Bespreking en aanneming. — Vergadering van 3 juli 2013.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Recommend Documents