Met de Inox onderweg Wij, Patty en Rik Moor, waren blij verrast met de mail van onze voorzitter Henny Essenberg over onze nominatie voor de Mijlenmakerstrofee die op vrijdag 7 december tijdens de ALV zou worden uitgereikt. We vroegen ons echter af of wij wel tot de doelgroep gerekend moesten worden. We zien de tochten die we laatste 10 jaar maakten niet als prestatie maar meer als een way of life in de zomermaanden. Daarom hebben we in 2001 bewust, maar met pijn in het hart, onze 38ft stalen klassieker ingeruild voor de INOX, een Hanse 371 met ophaalbare kiel. We wilden nu we er de tijd voor kregen langer met de boot weg en dan is wat meer ruimte en comfort wel zo prettig. Dat gaat niet als je niet allebei van varen en zeilen houdt. Gelukkig is de watersport er bij ons alle twee met de paplepel ingegoten. We weten dus niet beter dan dat er zomers gevaren wordt. Maar waarheen dan? Er zijn drie belangrijke randvoorwaarden bij de planning van onze tochten: 1. we moeten regelmatig aan wal want we hebben Dapper, een Ierse terriër aan boord die het ongeveer 12 uur volhoudt zonder te worden uitgelaten, 2. we zeilen niet ‘s nachts en 3. we zeilen ook niet als er een windje van 6 Bft of meer is voorspeld. Engeland valt af vanwege Dapper, dus gaat het naar het noorden of naar het zuiden. We waren lang geleden al eens in Zweden geweest waaraan we hele mooie herinneringen bewaren. Het is dan ook niet vreemd dat we van de 10 keer er nu 9 naar het noorden zijn geweest. De oostkust tot boven Stockholm, de westkust van Zweden en de zuidkust van Noorwegen, het Gotakanaal van oost naar west en van west naar oost met de prachtige grote meren als het Vanern, het Vattern en het hoogst gelegen meer het Viken. En we zijn daar nog lang niet uitgekeken. Maar vorig jaar wilden we toch eens iets anders doen, de Franse kust afzakken. Met de tijd die we hebben dachten we een heel eind te komen. Maar het weer zat niet mee en verder dan een rondje Seinebaai zijn we niet gekomen. Wel hebben we een week in Honfleur gelegen; de leukste haven aan de Normandische kust (redactie: zie verslag Mark en Karlijn, pagina 26) om de captain’s 70-ste verjaardag te vieren met de familie. Maar ondanks de leuke havens en de Franse joie de vivre zijn we tot de conclusie gekomen dat we Noordgangers zijn. Overigens hebben we bewondering voor de prestatie van Mark en Karlijn die een flink deel van onze tocht hebben gemaakt in ongeveer een derde van de tijd die wij er aan besteed hebben. We zijn dus Noordgangers: zo ook dit jaar. We maken niet echt een planning waar we precies heen willen. Dit jaar hadden we wel het idee om naar de westkust te gaan en dan naar het Vanern. Maar je bent toch voor een groot deel afhankelijk van de wind en als je naar het noorden wilt is een beetje wind uit het zuid tot west kwadrant wel prettig. Zeker omdat je door de Duitse Bocht moet als je ergens in de Oostzee wil komen. Wij hebben nogal wat opties met ons kiel-midzwaard om bij het Kielerkanaal te komen omdat we over het Duitse wad een heel eind naar het oosten kunnen bij ongunstig weer. Maar bij goed, lees vooral rustig, weer gaat het meestal van Lauwersoog naar Norderney, waar Dapper zich kan uitleven door achter de konijnen aan te hollen. En wij kunnen daar ook lekker eten bij het havenrestaurant. We kennen het daar goed want het kan ook wel eens tegenzitten en dan zit je zo een paar dagen vast. Een keer hebben we er 10 dagen moeten blijven maar er
is een aardige golfbaan en ook het dorp is niet verkeerd. Het leukste eiland daar is Spiekeroog dat wel wat lijkt op Vlieland maar dan echt Duits, ruhig und gemütlich erholen. Van Norderney of Spiekeroog moet je wel een flinke hop van 70 tot 80 zeemijl maken naar de Elbemond. Of naar Cuxhafen als je te laat bent om met het tij nog door te varen. Op de Elbe moet je wel de stroom mee plannen en loop je vaak meer dan 8 of 9 knopen. Maar je kunt ook door naar Brunsbüttel waar je voor de sluis van het Kielerkanaal moet wachten, je ziel in lijdzaamheid bezitten en de sluiswachter vooral niet via de marifoon oproepen want dan krijg je de Duitse wind van voren. Nu nog een dag op de motor maar soms ook met het fokje bij door het mooie en interessante Noord-Oostzee kanaal en je bent in de Kielerbocht. Wij hadden dit jaar geluk met het weer op de heenreis. Van de buitenhaven in Lauwersoog, nieuw aangelegd door RWS maar niet door een zeiler, naar Norderney met een aardige achterlijke wind. De volgende dag meteen door naar Cuxhafen voor de depressies uit. Daarna zijn er in weken geen Nederlanders meer in Brunsbüttel gesignaleerd. Vrienden van ons hadden nog wel Norderney bereikt via Delfzijl en het wad maar na een week hadden ze alle kurgenoegens wel gezien en zijn ze via dezelfde weg weer naar huis richting IJsselmeer gegaan. Als je in Brunsbüttel overnacht kan je maar beter ‘s avonds een flinke borrel drinken; daar ben je overigens wel aan toe als je er dan 12 vaaruren op hebt zitten Maar die borrel is ook goed om een beetje vast te slapen. Je ligt namelijk vlak naast de grote sluis en ‘s nachts varen die 20.000 tonners dwars door je kajuit. Overdag is het altijd weer een spectaculair gezicht om zo’n gevaarte voorbij te zien schuiven. En de vakantiegangers op de cruisers zwaaien ook nog vrolijk naar je. Eerst tanken, want je wilt op het kanaal niet zonder diesel komen te zitten met al die grote “potten” die voorbij komen. Als je er genoeg van hebt na een uur of 5 tot 6 motoren dan is Rendsburg een prima tussenstop. Meerdere havens, leuke restaurants en goede voorzieningen. Het is de volgende dag dan nog maar 3 uur naar Kiel-Holtenau. Als je daar dan de sluis uitkomt ben je in een andere zeilwereld. Aan de kade in Holtenau liggen wel allemaal Nederlandse bruine vloters die de chartermarkt in de Oostzee domineren maar verder is dit het thuiswater van de Duitse zeilelite. We waren dit jaar op tijd uit de sluis en dan kan je kiezen wat je wilt gaan doen. Overnachten in een van de vele havens aan de Kielerbocht of nog even doorzetten. Er stond een aardig windje rond 3 en het zou net bezeild kunnen zijn naar de Schleimond zo’n 20 mijl verderop. De Schlei is een langgerekte fjord die diep Schleswig Holstein insnijdt. Aan de monding ligt in een natuurgebied een heel leuk passantenhaventje. Normaal volledig bezet want er wordt hier druk gezeild. Maar het was nu 4 juni met harde wind en koud en dat was de reden dat er plaats genoeg was. Je bent nu echt in de Oostzee en zo’n kleine 400 zeemijl onderweg. Het voordeel van het varen hier is dat je zoveel keus hebt waar je naar toe kunt gaan. Bovendien hoef je geen rekening te houden met tij en stroom. Die is er soms wel door windopstuwing maar er is weinig peil op te trekken. We besluiten om via de Kleine Belt noordwaarts te varen. Het is matig tot slecht weer met een harde west-noordwestelijke wind en dan zeil je redelijk beschut onder de oostwal van Jutland en je vindt er hele mooie ankermogelijkheden. We liggen graag voor anker in de vrije natuur; ‘s ochtends even zwemmen en dan met de bijboot naar de kant om de hond uit te laten. Maar het water is 12 graden en de lucht niet veel warmer terwijl de wind behoorlijk onstabiel is qua richting en sterkte. Het worden dus haventjes. We treffen het dat Koningin Margaretha het eiland Fyn bezoekt. Zowel in Faborg als in Mittelfahrt worden we verrast door de aankomst van het Koninklijk Jacht. Een prachtig klassiek megajacht van bijna 80 meter dat de traditie van Denemarken als zeevarende natie hoog houdt. Het is een soort Deense Koninginnedag waarbij het opvalt dat er zo weinig politie en bewaking is. Alles verloopt heel gemoedelijk met een hoog aandoenlijkheidsgehalte. We gaan verder naar Snaptun waar we nog niet eerder geweest zijn en hopen daar de openingswedstrijd van het EK voetbal Nederland-Denemarken te kunnen zien in de Kro. Die blijkt er niet te zijn en in het clubhuis van de
plaatselijke zeilclub hebben ze geen televisie. Uiteindelijk belanden we in het grote familiehotel om de hoek, waar we in de lobby tussen de Deense verjaardag vierende families naar de afgang van het Nederlands elftal kijken. We worden nog net niet uitgelachen maar wel een beetje meewarig bekeken. Moet je er ook maar gewoon een paar inschoppen. De volgende dag varen we op de motor naar Horsens met wind tegen in de fjord. Er is ons verteld dat daar een goede werf is en wij hebben een probleem; er staat namelijk water in de boot. Voor geïnteresseerden willen we dat verhaal nog wel eens vertellen, maar in dit bestek zijn we 5 dagen verder die we hoog en droog op het industrieterrein van Horsens hebben doorgebracht. Als we weer drijven gaan we naar Hov. Hier zijn we ook nog nooit geweest maar het is een leuke haven. Gelukkig hebben we weer een ligplaats met de kop op de wind. Tot nu toe is het altijd gelukt, wat het ondanks deze weersomstandigheden een stuk aangenamer maakt achter je buiskap. Het is te koud en te wisselvallig; 1 dag goed, 2 dagen slecht. En toch genieten we van wind, water, mooie kusten en soms spectaculaire luchten. Maar we willen richting de Zweedse scheren. De wind is gunstig voor Anholt en via Tunoe en Grena komen we met prachtig weer aan op het eiland dat zo prettig halverwege Denemarken en Zweden middenin het Kattegat ligt. Het is Deens, het heeft een grote haven, maar het lijkt wel een Duits kuuroord. Niet wat betreft de bebouwing want dat is een Deens rommeltje maar wel als je het hoge gehalte Duitse 60-plussers bekijkt. Er zijn prachtige stranden die, nu het mooi weer is, bevolkt worden door de grijze bemanningen van de zeilboten. Een aantal is kennelijk FKK-aanhanger, wat het uitzicht helaas niet ten goede komt. Dapper laat zich niet afschrikken en we maken een mooie strand- en duinwandeling. De volgende dag ziet er goed uit om de oversteek naar de westkust van Zweden te maken. Het is ongeveer 40 mijl naar Falkenburg, de dichtstbijzijnde haven. Maar als we buiten zijn blijkt dat te hoog gegrepen. Het alternatief is zuidelijker maar ook 15 zeemijl langer naar Varberg. We kiezen voor Laeso, een soort Waddeneiland voor de Deense kust. We waren daar al eerder met de havenfeesten en op die momenten is de haven bomvol maar wel heel gezellig. Met een klein knikje in de schoot en een zonnetje lopen we zo’n 7 knopen tot achter Laeso als de wind plotseling wegvalt. Op de motor om het langgerekte rif en dan nog 4 zeemijl weer terug naar binnen. Opeens is de wind weer terug, recht op kop en hard met een flinke regenbui. Dit is zo’n beetje het vaste patroon tot nu toe met heel wisselvallig weer. We moeten even zoeken naar een prettige ligplaats (kop op de wind) omdat de haven gerenoveerd wordt. Het ziet er niet naar uit dat het voor het komende watersportseizoen klaar zal zijn. Slecht voor de business want er komen hier allemaal Noren die veel te besteden hebben. Even later arriveert ook de Katinka die we in Anholt hadden zien liggen. Het was ons opgevallen dat de schipper daar zo minutieus zijn en haar bootschoenen aan het schoonmaken was. Maar hij had nog een verrassing voor ons. Een foto van de meeuw die, toen wij weg waren, bezig was onze kuiptafel leeg te eten. De volgende dag weer harde wind en regen zegt ons “dagboek”. We houden geheel tegen de regels geen logboek bij. We weten dan ook niet precies hoeveel mijl we gevaren hebben en hoeveel motoruren er bijvoorbeeld gedraaid zijn. Wel checken we regelmatig het oliepijl en de accuconditie. Je wilt per slot van rekening toch wel graag een koud kopstootje en koel glas witte wijn bij de verse visjes, ook al is het nog steeds te koud voor 22 juni. We liggen een dag verwaaid en verregend in Laeso. Er ligt een grote Nederlandse Noordkaper in de haven die wij herkennen van het Lauwersmeer waar we, ongeveer drie weken geleden, mee samen aan een van de eilandjes hebben gelegen. De schipper was met een betalende bemanning op weg naar Noorwegen maar is door slecht weer en wind omgekeerd. Ze liggen hier nu wat bij te komen van een ruige tocht. We doen boodschappen bij de goed gesorteerde Dagli Brugsen en slaan nog een voorraadje gewoon bier in. In Zweden is alles in de super te krijgen en vaak nog beter dan in onze AH, maar bier is nog steeds maar 3,5% in de super en dat proef je toch.
Het Deense, Zweedse en Duitse weerbericht zijn het er over eens dat het morgen een mooie dag wordt en ze krijgen zowaar gelijk. Met een mooie bakstagwind zeilen we naar de eilanden en rotsen van het scherengebied bij Gothenburg. We herkennen de bekende kust al van ver en meren aan het eind van de dag af in de vissershaven van Styrso, een pittoresk echt Zweeds rotseiland. Er zijn wat meer ligplaatsen bijgekomen en het heet nu Marina maar gelukkig is de sfeer niet veranderd. Het is de thuishaven van een paar grote trawlers die thuis midzomer gevierd hebben en van een paar kleinere vissersbootjes en wat zeil- en motorboten van de lokale bevolking, lees Gothenburgers met buitenhuizen. Bij het aanvaren van de kust hebben we voor het eerst echt ons nieuwe speeltje kunnen gebruiken. We hebben nu een plotter voor het varen tussen de rotsen en hier komt het wel aan op zorgvuldig navigeren. Tot nog toe hebben we in Zweden en Noorwegen alleen op de kaart gevaren en dat is weliswaar met wat stress altijd goed gegaan. We hebben nu een plotter met digitale kaarten van heel Scandinavië. De detaillering is goed en we zien ons zelf netjes door de smalle ingang manoeuvreren. Voor de zekerheid houden we wel de kaart erbij voor het overzicht. Styrso is voor ons het begin van het scherengebied met de honderden eilanden waartussen je altijd wel een beschutte route vindt met prachtige ankerplaatsen en leuke haventjes. Het Zweedse deel loopt van iets onder Gothenburg tot Stromstadt op de grens met Noorwegen, hemelsbreed zo’n 100 zeemijl, maar eindeloos om te varen. We horen en zien de weerberichten en die waarschuwen voor overvloedige regenval, overstromingen in het binnenland en hoog water op de grote meren. We besluiten om niet naar het Vanern te gaan en dan moet je de gekanaliseerde Gota Alv opvaren die al het overtollige water van het Vanern afvoert. Wij verwachten dat we een sterke stroom tegen zullen hebben. Nee, we gaan lekker de westkust wat beter verkennen dan de vorige keren want toen waren we op weg naar Noorwegen en zijn redelijk snel doorgevaren. Na een paar dagen Styrso, het is weer 1 dag goed en 2 dagen slecht, varen we op zo’n goede dag verder. We hebben 10 dagen de tijd om een beetje rond te varen en leuke plekjes en haventjes uit te zoeken want dan komen de kinderen. Onze dochter heeft een klein kajuitbootje gehuurd in Dragsmark ergens midden in het scherengebied. Ze komen met z’n vijven en wij zagen het niet zo zitten met 7 man (waarvan 5 vrouwen) bij ons aan boord te bivakkeren vandaar dat ze zelf een bootje gehuurd hebben. Zo scharrelen we wat naar het noorden met bekende, minder bekende en onbekende haventjes. In Grundsund zien we de EK finale in een overvolle kroeg met veel bier. We ankeren met mooi weer en liggen langszij de rotsen bij het eiland waar het voormalige zomerhuis van Ingrid Bergman staat. Ondanks onze 1.10 meter diepgang hebben we niet veel water onder de kiel en we zien het zakken. Twee kanoërs stellen ons
gerust want het water zakt niet meer dan 20 centimeter. Bij de uitgang van de Hamburgsund komen twee zeehonden even nieuwsgierig een kijkje nemen. Uiteindelijk wordt Fjallbacka het meest noordelijke havenplaatsje dat we aandoen. Het is dan prachtig weer en we lunchen op een druk terras aan de haven. We hebben het in 10 jaar steeds gezelliger zien worden in de Zweedse haventjes en je kunt nu ook op heel veel plaatsen echt lekker eten: Scandinavisch met veel vis en pure smaken. Zondag 8 juli komen de kinderen dus moeten we richting Orust, het eiland van de jachtbouwers Hallberg Rassy, Najad, Malo en Vindo, allemaal van Orust. We steken nu 7 zeemijl het land in, een fjord met smalle doorgangen en brede stukken tussen een beboste rotskust. Wat hebben ze hier toch een prachtig vaarwater en we genieten van de rust. Er moeten boodschappen gedaan worden voor 7 man en in Henan is een hele grote supermarkt. Het laatste stukje gaat op de motor. We nemen de kortste weg want daarvoor hebben we nu ook die plotter aan boord. Met een enorme klap lopen we met ruim 4 knopen op de rotsen. Patty ramt de motor vol achteruit maar er komt geen beweging in de boot. We kijken voor de zekerheid eerst even onder vlonders maar zien gelukkig geen water binnen stromen. We proberen nog eens achteruit maar er gebeurt helemaal niks en tenslotte breekt de gaskabel. Vanaf de kant horen we iemand roepen en vanaf een hoge rots wordt aangegeven dat ze er aankomen. Even later verschijnt een visboot met een stoere Zweed en als we zijn verhaal aanhoren begrijpen we dat wij niet de eersten zijn waarbij de plotter 3 meter water aangeeft in plaats van 1 meter. Later blijkt de kaart het wel bij het rechte eind te hebben en we lezen 1 meter. Dom, dom, dom. Op Google Earth kan je precies zien waar het fout ging. Onze rescueman zegt, dat hij eerst even gaat kijken wat de schade onder water is om te voorkomen dat we niet zinken als we losgetrokken worden want we zitten echt muuren muurvast. Hij heeft een duikpak bij zich en na zijn inspectie horen we dat wij met de voorkant van de kiel op de rotsen geschoven zijn zodat er geen schade is aan de romp of de saildrive. Ondertussen is er een maatje van de Zweed gearriveerd met een speedboot met 120 pk aan de spiegel. Het grote sleuren gaat beginnen: recht achteruit, scheef achteruit, vanuit de mast achteruit en er is geen beweging in te krijgen. Na een uur ploeteren schieten we toch eindelijk los. Onze whisky wil onze berger wel hebben maar we moeten ook beloven een dotatie te doen aan de Zweedse reddingsdienst. Dat beloven we graag en na een hartelijk afscheid van deze uiterst behulpzame Zweden sukkelen we stationair naar de haven van Henan. Het waait gelukkig niet hard en we landen keurig in de box maar nog wel met de schrik in de benen. Als we onze buurman van onze escapades vertellen heeft hij een pleister op de wonde. Hij komt uit de omgeving, vaart al 45 jaar en biecht op nog eens in de 5 jaar een rots te raken. Het is zoals ze het daar zeggen: er zijn 2 soorten zeilers in Zweden, zij die de rots geraakt hebben en zij die de rots nog gaan raken. We drinken er maar een flinke borrel op. Op zondag zijn hier de winkels ook open. Het doen van boodschappen is een feest want van het assortiment en de kwaliteit kunnen de Nederlandse supers nog wat leren. Of komt het omdat de kwaliteit van leven hier toch echt belangrijker en beter is dan bij ons. De kinderen komen vanmiddag aan in het haventje (met een kerkje) van Dragsmark. We maken een nood-gaskabel en zijn op tijd klaar maar er verschijnt geen familie en ook het gele bootje, een soort kleine Marieholm, zien we nog niet in het haventje liggen. Helaas hebben we geen bereik voor onze mobiele telefoon en we varen nog naar een paar andere haventjes in de buurt, maar ook daar geen hoi, Opa of Oma. Eindelijk doet de telefoon het even. “Oh, de haven is bij de pont 2 mijl verder om de hoek”. Het weerzien is
heerlijk, dochter, schoonzoon en 3 meiden zwaaien ons binnen. We gaan een leuke week tegemoet en plannen met moeder- en dochterboot leuke tochtjes te maken. Het blijft de hele week aardig weer en meestal regent het alleen ‘s nachts. We liggen langszij de rotsen bij onze privé eilandjes en we gaan lekker eten in het pittoreske Fiskebacksil waar een Hollandse molen op het hoogste punt staat, zwemmen bij de zeehondjes en varen met de bijboot naar geheime strandjes. Dapper gaat overal mee naar toe. Het is varen zoals in Friesland en het IJsselmeer maar dan tussen de rotsen en zonder de drukte, dus eigenlijk heel anders. De week vliegt voorbij en dan zitten we weer met z’n tweeën en de rust overvalt ons een beetje. Het weer blijft op z’n zachts gezegd erg wisselvallig en dus besluiten we langzaam aan maar eens terug te gaan naar het zuiden. Binnendoor om Orust heen eerst naar Slussen aan de oostkust van het eiland. Er liggen maar een paar boten en we liggen lekker rustig aan de kade. Dat hadden we dus gedacht want er arriveren steeds meer boten en ’s avonds liggen we vier dik. Niet zo erg als je Enkhuizen gewend bent maar ook hier blijken ze tot vier uur over je dek te stampen. Zo iets hebben we nog niet eerder meegemaakt in Scandinavië. Ze zijn ‘s ochtends wel erg beleefd tegen die Hollandse oudjes, zeker als we ze laten zien hoe je netjes met 4 dik van de kant wegvaart. ‘s Middags begint het steeds harder te waaien en uiteindelijk wijken we uit naar St.Dyron. We lagen hier op de heenweg ook al met storm en nu is het nog wat onrustiger in het voorhaventje. Maar er is een aardig en lekker restaurant vlak tegenover ons. Met live muziek en een deel van de eilandbewoners wordt het een leuke avond. Op de terugtocht doen we op aanraden van een Zweedse buurman Vinga aan (22). De vuurtoren van Vinga is het baken van de aanloop vanuit het Kattegat naar Gothenburg en een historische bezienswaardigheid. Het is een loodshaven en niet veel meer dan een paar steigers in de doorgang tussen twee eilandjes die met een deur naar de zeekant kan worden afgesloten. Alleen aan te raden bij mooi weer. Dat is het nu en het ligt er vol maar op aanwijzing van de vriendelijke havenmeester krijgen we nog een mooi plekje aan de buitenkant. Er heerst een ontspannen sfeer van zomervierende zeilers. Er worden hele kreeften geroosterd op een grote barbecue en iedereen kletst met elkaar. Dat maken we overal mee in Zweden en dat bevalt ons eigenlijk heel goed. Na nog een onrustig nachtje voor anker in Skallahamn waarbij de wind weer eens 90 graden draait verzeilen we in Glommen. De rotsen zijn hier weg en het is een vlakke kust met zandbanken. De oren waaien weer eens van je kop en de pilot zegt dat er brekers voor de ingang kunnen staan. Dat valt gelukkig wel mee maar voor het aanleggen hebben we wel even de hulp van de buurman nodig en die blijkt niet zo bereidwillig. Hij heeft een Nederlandse vlag maar het blijkt een Luxemburger te zijn. Ik weet hem echter te overtuigen dat we met deze wind geen andere keus hebben dan bij hem langszij te komen. Even later komt de Katinka (die van de heenreis) binnen en maakt aan ons vast. We nemen onze tochten door. Zij zijn ook op weg naar huis in Strande aan de Kielerbocht. Glommen heeft weinig te bieden behalve een paar buitenhuisjes en een visverwerkend bedrijf. Daar staat overigens wel een koelwagen uit Urk voor de deur. Bij het uitlaten van de hond blijkt even verderop aan de baai een leuk luxe lounge-restaurant. De kaart ziet er heel aantrekkelijk uit. We eten daar ‘s avonds culinair op hoog niveau en in een leuke sfeer. Zo heeft Glommen toch zijn aangename verrassingen. Het weerbericht is goed genoeg voor de trip van 50 zeemijl naar Gilleleje aan de noordkust van Sjaelland. Denemarken dus en een geliefde bestemming merken we na een prachtige zeiltocht. Het was wel werken aan boord; “rif erin, rif eruit. rif erin, houdt fit” zegt Patty. Gelukkig gaat het
allemaal vrij soepel vanuit de kuip maar we gaan toch maar eens sparen voor een elektrische lier. De haven is barstensvol en later blijkt dat het de laatste dag van de havenfeesten is. Uiteindelijk gaan we dwars tegen de palen voor een Nederlander die we al eerder ontmoet hebben. Gelukkig nog wel met de neus tegen de steiger want Dapper vindt dat hij er nodig uit moet. De volgende dag vertrekken veel havenfeestgangers en bemachtigen we een plaatsje aan de kade achter een grote Nederlandse Contest. We drinken daar ‘s avonds een borrel en het blijkt dat de eigenaar het schip zelf heeft gebouwd. Wij maken kennis met Frits Conijn, de eigenaar van Contest. Het is mooi weer en we gaan maar weer eens verder kijken. De keus is nu via de Sont met al zijn mogelijkheden of de andere kant naar de Islefjord. De wind is gunstiger om naar het westen te gaan en bovendien hebben we de Islefjord nog nooit verkend. Het blijft mooi met weinig wind en aan het eind van de middag ankeren we in 3 meter diep prachtig helder water voor zo’n mooie glooiende Deense kust met een reep strand ervoor. Het is eindelijk echt zomer en we zwemmen veel en maken de boot schoon. Drie dagen blijven we een beetje luieren en verkennen de omgeving wat. Het is verrassend rustig behalve in Rorvig waar we willen gaan lunchen voor mijn verjaardag. Nummertje trekken en een uur wachten is niet wat wij ons hadden voorgesteld. De viswinkel is ook stampvol, maar daar gaat het sneller en met allerlei heerlijkheden gaan we weer aan boord om daar uitgebreid te lunchen. De haven is een gezellige en levendige boel maar met dit lekkere weer gaan we toch maar weer gauw voor anker. Helaas raakt het mooie weer een beetje op en gaan we verder naar Sejero, een eiland in de Grote Belt met een prettige haven en een prachtig oud Deens kerkje. We beginnen met weinig wind maar als we aankomen staat er weer een dikke 6. De volgende dag is het broeierig warm en begint het in de middag flink te hozen. We halen vis met frites bij de havensnackbar zoals je ze in veel Deense haventjes tegen komt. We willen eigenlijk de volgende dag golfen op de goedkoopste baan van Denemarken zoals ze zelf zeggen. Het is een 9 holes baan die door een boer is aangelegd tussen zijn bouwland, zonder clubhuis. Maar het regent en dat zien we dus niet zitten. Morgen gaan we verder de Grote Belt op en kijken hoe ver we naar het zuiden komen. Het is aardig weer ’s ochtends, met niet veel wind doen we nog 5 tot 6 knopen en we hebben een beetje stroom mee. In de verte komt er een heel gemene lucht aan en we strijken uit voorzorg het grootzeil. Dat is net op tijd voor de enorme windvlaag die ons uit het niets overvalt. En daarna barst de bui los met alleen bakken regen waar gelukkig geen harde wind meer in zit. Je ziet geen hand voor ogen. Na een uur is het voorbij maar de wind is gedraaid en staat nu op de kop. We hadden Kerteminde aan de oostkant in het hoofd maar het wordt Reerso aan de westkant dat nog net bezeild is. Het waait weer stevig door zodat we blij zijn als we netjes aan de kade liggen in dit kleine vissersplaatsje. De volgende dag blijft het hard waaien met eerst regen maar dan komt de zon met prachtige Hollandse depressieluchten. We maken een fietstocht rond het schiereiland en ontdekken de Kro die hier ergens moest zijn. ‘s Avonds gaan we daar eten op aanraden van Zweedse buren. Het zit er tot onze verrassing helemaal vol terwijl het hier in onze ogen toch een beetje een uithoek is. Het eten uit de Deense burgerlijke keuken is prima. We worden bediend door een broer en zus met naar blijkt een Nederlandse grootmoeder. Ze herkennen ons als Nederlanders aan de taal. Gelukkig is het droog als we terugfietsen. Als de vissersboten alweer terug zijn, vertrekken we naar het zuiden. Eerst met weinig wind tegen op de motor maar als we bij de grote brug over de Store Belt zijn krimpt de wind wat en zeilen we hoog met een windje 3 langs de beboste oostkust van Fyn naar Lundeberg (24). Met een zonnetje erbij is het een prachtige zeildag. Het is weer voor een ijsje en dat is in Scandinavië nooit een
probleem. Bier en ijs zijn twee belangrijke levensbehoeften voor de Denen. Het is pas begin augustus en wij zijn hier eigenlijk aan de vroege kant. We hebben echter de ervaring dat het verstandig is om op tijd terug te zijn in de Kielerbocht om daar een mooi weergat af te wachten om de Elbe uit te komen. We willen niet varen met een windje meer dan 4 en met stroom tegen. En omdat we ook niet ‘s nachts doorvaren vraagt dat om wind tussen Noord-Oost en Zuid of helemaal geen wind. En dat lijkt er nu in te zitten volgens de lange termijnberichten. De vraag is dan ook of we nog wat rond gaan varen in de Deense Zuidzee of dat we naar huis gaan en eventueel nog wat Waddeneilanden aandoen. Ook onze kleinkinderen trekken. We gaan richting huis via het vaarwater langs Langeland onder de brug door bij Rudkoping naar het bekende Marstall. Je moet hier wel de tonnen houden want het is net de Waddenzee zonder tij. Allemaal leuke eilandjes, haventjes en ankerplekken. Langs Marstall met een aardige maar behoorlijk wisselvallige wind gaan we door richting Kielerbocht. Met nog 5 zeemijl naar Strande aan de noordkant van de Kielerbocht krijgen we nog een dreigende onweersbui. De wind valt weg en de zeilen gaan naar beneden. Gelukkig valt het mee. Als we op de motor de haven van de Kieler yachtclub invaren worden we naar een ligplaats geloodst door onze vrienden van de Katinka die ook weer net thuis zijn gekomen. We ervaren weer dat je in Duitsland voor heel aangename prijzen lekker kunt eten. Het stabiele weerbericht houdt zowaar stand en we constateren dat het over 2 dagen de beste dag is om over te steken naar Spiekeroog. Dan hebben we geen haast en varen eerst naar Rendsburg en de volgende dag naar Cuxhaven. Het loopt een beetje anders. Als we vrijdag in het haventje van Marina Schreiber liggen controleer ik nog even de olie. Nog 40 mijl kanaal en dan met hoogstwaarschijnlijk weinig wind op de Elbe en in de Duitse bocht betekent nog eens 60 mijl op de motor. Motorolie is prima maar de olie van de saildrive is wit en dan weet je dat er water in zit. Na wat aarzeling en overwegen van alternatieven, zoals uitpompen en vervangen maar dat durven we toch niet aan. Bovendien is hier een uitstekende Volvo Penta dealer weten we uit overlevering en ervaring. Het is vrijdagavond en in het weekend werken ze ook in Duitsland niet. Nu is het niet zo erg om daar te liggen want het zijn aardige mensen, ze hebben de beste en de schoonste douches van het westelijk halfrond en er is een broodjes-service. Het water is er schoon genoeg om te zwemmen als het mooi weer is en je kunt prima wandelen op het Radereiland en langs het kanaal. Op de fiets doen we uitgebreid boodschappen en met heerlijke Duitse specialiteiten komen we thuis. Maandagochtend in een telefoontje om 8 uur wordt het probleem uit de doeken gedaan. We kunnen woensdag even verderop waar een helling is uit het water en dan is er ook een monteur beschikbaar. Dat wordt tijd want het begint toch wel te schurken. Gelukkig ziet er naar uit dat er weer een periode met goed weer aankomt. Woensdag om 10.30 uur gaan we op de helling en 2 uur later liggen we er weer in. Nylon visdraad heeft zich in de uitgaande as van de saildrive gevreten en zo de schroefaspakking vernield. De as wordt nog gecontroleerd in de werkplaats maar blijkt gelukkig niet beschadigd te zijn. De keerring hebben ze in voorraad en zo is het snel gepiept. De totale schade blijft onder ons eigen risicobedrag dus moeten we dat wel kunnen dragen. We drinken een borrel met de Triton die hier hun mast hebben laten strijken en door de kanalen terug varen naar Nederland. Ook wij hebben dat een keer gedaan
maar de mast toen hier gelaten en het volgende jaar weer opgehaald. De volgende dag gaan we gerustgesteld naar Brunsbüttel en de dag daarop met gunstig tij naar Cux voor de oversteek. Het tij gaat op een christelijke tijd meelopen en er is niet veel wind voorspeld. ‘s Nachts is daar nog geen sprake van maar de volgende morgen zwakt de wind snel af en als wij vertrekken valt er niet veel meer te zeilen. Het worden 9 saaie uren naar Spiekeroog. Het zeil blijft wel op omdat er nog een aardige golfslag staat en het dempt een beetje het schommelen. Alles staat snaarstrak anders slaat het teveel. Onder het land bij Spiekeroog is het warm en behoorlijk vol. We willen eigenlijk de volgende dag door over het wad, maar er staat een harde oostenwind die wel heel gunstig is maar ook zorgt voor een verlaging van het water met meer dan een halve meter bij hoogwater. Een ortskundige zegt dat hij met 1.10 meter wel naar Langeland gaat. Wij laten hem graag voorgaan maar uiteindelijk durft hij het niet aan en wie zijn wij om het beter te weten. Dan maar de volgende dag buitenom naar Norderney. Het is nog steeds Oost 5 tot 6, prachtig om naar het westen te varen maar we moeten eerst het zeegat uit. We gaan rond hoogwater weg en ankeren buiten nog een uurtje voordat we het zeegat uitgaan. We willen met deze wind niet met laagwater het Dovetief in. Maar ook hier in de Otzumerbalje blijkt weinig water te staan. We hebben een stuk met niet meer dan 2.5 meter onder ons. Hier moet je dus niet zijn met een stevige noord-wester wind. Gelukkig gaat het allemaal goed met de oostenwind die langs de kust staat. Maar we zijn wel gewaarschuwd want met wind achter en alleen het grootzeil met twee reven lopen we nog steeds 7 knopen en dat is veel te hard. Als we de aanloopton van het Dovetief naderen, zijn we dan ook veel te vroeg en we willen zeker nu niet met laagwater naar binnen. We gaan bijliggen iets dat we nog nooit hebben gedaan maar het werkt perfect. Je drijft wel af maar dan ga je een keer overstag en dan kom je weer in de richting. Het is gelukkig prachtig weer en dat maakt het allemaal meer ontspannen. Na een uur of twee vinden we het wel mooi en wagen het erop. Met meer dan voldoende water arriveren we weer in Norderney. Het is zoiets als een thuiskomst want vanaf hier kom je altijd in Nederland buitenom of via het Wad naar Borkum of Delfzijl. Het havenrestaurant heeft nog steeds de kaart niet veranderd en Dapper gaat weer achter de familie Konijn aan. Morgen gaan we richting Lauwersoog. Met een in de loop van de dag afzwakkende oostenwind komen we de volgende dag te laat voor de sluis in Lauwersoog aan en meren af in de RWS buitenhaven. We zijn terug en gaan op het Lauwersmeer ontzouten en zwemmen want het is prachtig warm zomerweer. Wel wordt er gewaarschuwd voor heftig onweer en we besluiten onze ankerplaats te verruilen voor een steiger. Wel zo rustig blijkt later. Naar huis via Dokkum en een nachtje aan een Marrekrite steiger in de Dokkumer Ee waar ze trouwens wel weten hoe je een goede steiger moet aanleggen. Nederland is ook mooi en leeg hier in Noordoost Friesland (29). De volgende dag drinken we een borrel met vrienden in Workum in het kommetje voor de sluis waar het aangenaam warm is. Het wordt tropisch en de
kinderen claimen hun komst. We gaan met het hele stel naar het Gaastmeer voor anker, zwemmen en ‘s avonds liggen we voor anker op de Fluessen. Er wordt buiten geslapen. De volgende dag is het warm maar er staat wel wat wind. De kinderen willen naar het IJsselmeer een klassiek rondje Workum-Stavoren-Workum. Dochter zeilt iedereen eruit op weg naar de Galamadammen. Kunst, we zijn de grootste boot, maar ze is heel tevreden met zichzelf. Op het IJsselmeer geen zuchtje wind meer te vinden en iedereen gaat te water tot er een donkere lucht aankomt. Het valt allemaal wel mee maar het meer is gauw leeg. Met nog een rifje erin zeilen we terug naar Workum om het spul weer af te zetten. Ja, en dat was het dan wel. Maandag bij Marken en het Paard nog een nachtje voor anker. Dinsdag naar Durgerdam, ‘s nachts door Amsterdam en woensdag 22 augustus weer op de Westeinder. We hebben ons landje gemaaid en hier en daar nog wat gesnoeid. Donderdag varen we naar de haven van de Nieuwe Meer waar Remco ons begroet en we hem van onze escapades vertellen. We laden de boot uit en gaan op huis aan. Precies 3 maanden zijn we weggeweest en hebben zo’n 1800 zeemijl gevaren. Zoals al gezegd: het is een way of life die we nog een tijdje hopen vol te houden. Patty en Rik Moor