paardendr e s s e u r Imke Schellekens-Bartels (29): 50.000
mensen in het stadion die applaudisseren. Dat is wel een lekker gevoel.
Wat doet een paardendresseur? De helft van mijn tijd gaat op aan de professionele topsport. Ik train elke dag een paar uur, zeven dagen in de week. Ik word getraind door mijn moeder en door Anky van Grunsven, de huidige Olympisch kampioene. Gemiddeld rijd ik twintig wedstrijden per jaar. De andere helft van mijn tijd gaat op aan het opleiden van een aantal jonge, getalenteerde paarden tot topsportpaard. In de tijd die ik overheb, geef ik ook nog paardrijles en help ik mee met het verzorgen van de paarden. Heet iemand die paardrijdt geen ruiter? Een man die paardrijdt heet inderdaad een ruiter. Een vrouwelijke ruiter heet amazone. Officieel heet iemand als ik een dressuuramazone. Maar als je dat zegt, weten veel mensen niet wat je doet. Paardendresseur is een term die veel wordt gebruikt in het circus, en zelden in de topsport.
Aan wat voor wedstrijden doe je mee? In de paardensport heb je twee takken: de eerste is de springsport, waar het erom gaat zo snel mogelijk en foutloos een parcours af te leggen met je paard. De tweede is dressuur en daar doe ik aan mee. Het komt neer op een soort stijldansen met je paard. Je kunt het ook vergelijken met turnen of ballet met een dier. Na een wedstrijd word ik beoordeeld door een jury; zij bepalen wie er wint. Op welk niveau rijd je? Ik ben nummer twee in Nederland en elfde op de wereldranglijst. Er zijn op wereldniveau twee belangrijke competities: de Olympische Spelen en de Wereldbeker. Bij de Wereldbekercompetitie heb ik verschillende toptienklasseringen behaald. Mijn professionele hoogtepunt was om als elfde te eindigen tijdens de laatste Olympische Spelen in Athene in 2004. Ik ben nu aan het trainen voor de Spelen in Beijing, in 2008. Alleen de beste drie van Nederland mogen mee.
Hoe is jullie relatie? Ik vind dat een paard als een paard behandeld moet worden, en niet als mens. Dus een duidelijke rangorde is belangrijk. Ik ben de baas. Een paard moet nooit denken: wat bedoel je nou? of: wat wil je nou? Ik moet duidelijke instructies geven. Ik behandel mijn paard wel altijd met respect. Ik word nooit boos op haar als een wedstrijd niet goed gaat. Meestal ligt dat namelijk aan de rijder en niet aan het paard. Je bent gespannen of zit niet lekker in je vel en een paard voelt dat meteen. Is het paard van jou? Nee hoor, ik ben niet de eigenaar. Ik heb wel een contract met de eigenaar waarin staat dat het paard nooit verkocht zal worden, anders moet ik weer helemaal opnieuw beginnen met het trainen van een ander paard. Als je een paard koopt, zijn de prijzen relatief laag, zo’n 20.000 à 30.000 euro. Als we het trainen, kan de prijs van een toppaard oplopen tot enkele miljoenen euro’s. Verschilt de paardensport erg van andere topsporten? Ja. Bij bijvoorbeeld voetbal is er plaats voor honderden topsporters, bij de paardensport maar voor zo’n acht professionals. En bij voetbal speel je goed of slecht, in de paardensport ben je volkomen afhankelijk van de samenwerking tussen mens en dier. Een ander verschil is dat een voetballer of tennisser een harde klap kan geven tegen de bal of het racket als hij zich wil afreageren. Ik kan dat niet met mijn paard, omdat dat het vertrouwen tussen ons zou beschadigen.
Wanneer wist je voor het eerst dat je paardendresseur wilde worden? Mijn moeder was topamazone en ik ben tussen de paarden opgegroeid. Vanaf mijn vierde jaar had ik een Shetland pony. Op mijn dertiende ben ik gaan paardrijden en ook begonnen met trainen, elke dag twee tot drie uur. Op mijn zeventiende kwam de beloning: ik won zilver tijdens het Europees Kampioenschap Jeugd. Na mijn eindexamen vwo moest ik een keuze maken: studeren of verder in de paardensport. Ik heb voor het laatste gekozen. Wat vind je het allerleukste aan paardendresseur zijn? Het werken met de paarden. Elke dag is het weer een uitdaging om de paarden te leren wat ze moeten leren. Toen ik vorig jaar in Aken meedeed aan de Wereldkampioenschappen, waren er 50.000 mensen in het stadion die applaudisseerden voor mij en Sunrise. Dat is wel een lekker gevoel. Meedoen aan de Olympische Spelen was natuurlijk ook superspannend en leuk!
paardendresseur
Vertel eens over je paard? Sunrise is een mooie merrie. Ze is twaalf jaar oud en het kostte vijf jaar om haar tot dit niveau te trainen. Ze is een dominant paard, ze barst van de energie en heeft veel looplust. Verder is ze supermooi en heel intelligent. Ze staat erg graag in het middelpunt van de belangstelling, want als ze veel applaus in een stadion krijgt, straalt ze helemaal!
181
paardendresseur 182
En het moeilijkste? Het aantal uren dat ik werk: elke dag van de week twaalf uur. Heel soms heb ik een weekend vrij. Paardrijden is mijn leven, maar soms heb ik net als iedereen geen zin om mijn bed uit te komen. Het is ook moeilijk om ervoor te zorgen dat het paard lol blijft hebben in de training en niet gek wordt van de routine. Soms ga ik dus in de bossen rijden, en soms in de wei of op de renbaan. Afwisseling is erg belangrijk voor het paard. En voor mij ook. Wat is je grootste angst als dresseur? Mijn grootste angst is dat Sunrise geblesseerd raakt, of ikzelf. In Athene was ik bijvoorbeeld reserve, maar door een blessure van iemand anders kon ik meedoen. Als er iets gebeurt met mij of Sunrise, zijn we uitgeschakeld. Een paard kan niet spreken, dus ik moet aanvoelen hoe Sunrise zich voelt. Heeft ze een slechte dag? Is ze ziek? Daar ben ik veel mee bezig. Ben je wel eens gewond geraakt? Een keer toen ik 21 was en een paard plotseling haar hoofd ophief. Mijn kaak was kapot, mijn tanden lagen eruit en ik heb een halfjaar met een beugel gelopen. Hoe goed de band met een paard ook is, je moet op je hoede blijven. Ik val trouwens ook nog geregeld van een paard af. Zeker als ik die jonge paarden aan het trainen ben.
Ook paardendresseur worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een paardendresseur? Ten eerste moet je paardengek zijn en een paard goed kunnen aanvoelen. Je moet fysiek sterk zijn en je spieren onder controle hebben tijdens het rijden. Verder moet je geduldig en stressbestendig zijn. Je doorzettingsvermogen moet groot zijn. Ik ben zelf erg ambitieus en perfectionistisch. Welke opleiding moet je doen, en heb je een eigen paard nodig? Er zijn erkende paardenopleidingen op mbo- en hbo-niveau. Het is gemakkelijk als je een eigen paard hebt als je paardendresseur wilt worden, maar niet noodzakelijk. Tijdens je opleiding kun je stage lopen bij een paardensportstal waar een topamazone of -ruiter werkt, die je dan hopelijk ook traint. Voor mij was het iets anders, omdat mijn ouders in het vak zaten; zodoende ben ik er eigenlijk ingerold. De meeste mensen hebben die luxe niet, dat weet ik. Meer informatie? www.paardensport.nu of www.academybartels.com
07.00 uur Ik sta op en een halfuurtje later sta ik in de stallen om de
13.00 uur Na een korte pauze ga ik door met het trainen van de top-
paarden te voeren. Ze krijgen vier keer per dag eten en worden allemaal bijgevoerd met zemelen, cruesli en vitaminen. Een groot deel van onze paarden wordt getraind voor de topsport. Ze zijn honderdduizenden euro’s en soms zelfs een paar miljoen waard. We zorgen dus erg goed voor ze.
sportpaarden. Tegen halfvijf ben ik klaar. Hun training is gelukkig ook mijn training, ik hoef daar niet nog eens extra voor de bak in.
08.00 uur Ik poets het eerste paard en ga het opzadelen. Om halfnegen rijd ik met het paard in de bak of op de renbaan. Dan train ik ongeveer zeven tot acht toppaarden op een dag, elk een uurtje. Na het rijden worden de paarden afgespoeld en gaan ze onder de zonnebank. Dit doen we elke dag, zodat hun spieren niet te snel afkoelen en spierpijn voorkomen wordt. De paarden zijn verwende dames en heren, hoor!
17.00 uur Bijna elke namiddag geef ik paardrijles. Bij onze manege zitten mensen van elk niveau op les. Sommigen rijden voor hun hobby, anderen zijn semiprofessioneel. Om zeven uur eet ik meestal wat en dan heb ik heel even tijd om te relaxen.
21.00 uur De paarden worden voor de laatste keer vandaag gevoerd. Suikerklontjes krijgen ze trouwens maar twee keer per dag. Alleen als beloning, en niet te veel, want het is slecht voor hun tanden en bovendien worden ze er dik van. En dat kan natuurlijk niet, we zijn met topsport bezig!
paardendresseur
Een dag uit het leven van paardendresseur Imke…
183
chauffeur speciaal t r a n s p or t Obbe van der Bijl (44): Ik
kan bijna alles vervoeren: van treinstel tot vliegtuigmotor.
Wat houdt jouw werk in? Ik ben chauffeur speciaal transport. Ik vervoer groot materieel. Behalve voor het vervoer, ben ik ook verantwoordelijk voor het op- en afladen van het materieel op mijn wagen. En natuurlijk moet alles stevig vastgemaakt worden, anders valt het eraf. Dat is een behoorlijke verantwoordelijkheid. Wat voor dingen vervoer je zoal? Alles wat niet met een auto of een gewone vrachtwagen te vervoeren valt, omdat het te breed, te hoog of te lang is. De vrachtwagen waarmee ik rijd, kan uitschuiven tot 26 meter en ik kan er per keer 30 tot 40 ton op vervoeren. Er past gemakkelijk een treinstel of een vliegtuigmotor op! Om spullen hoger dan 4 meter en breder dan 3,5 meter te mogen vervoeren, moet je een vergunning aanvragen. We vervoeren ook graafmachines, onderdelen voor olieplatforms en soms zelfs complete circussen.
Een circus vervoeren? Ja, eens per zes weken vervoeren we het Cirque du Soleil, dat is een groot circus. Zij hebben geen eigen vervoer. We helpen ook met de op- en afbouw. Zij hebben geen circusdieren, het gaat altijd om het vervoer van groot, zwaar materieel. Dus de circustent, de palen, enzovoort. Met zo’n klus ben je soms wel een week bezig. Ook al omdat het niet altijd binnen Nederland is. Werk je veel in het buitenland? Ik zit zeker de helft van mijn tijd in het buitenland voor mijn werk. Het Cirque du Soleil bijvoorbeeld, moest vorige week van Madrid naar Londen vervoerd worden. Dan ben je zo een hele week zoet. Er zit een kleine slaapcabine in mijn vrachtwagen, dus ik hoef nooit in een hotel te slapen. We zijn meestal met een paar chauffeurs, maar iedereen heeft zijn eigen wagen.
Wat is het grootste dat je ooit hebt vervoerd? Een vleugel van een Boeing 747. Dat ding was 35 meter lang en 10 meter breed. Het moest van Schiphol naar Lelystad, maar kon vanwege de afmetingen niet zomaar over de weg. Het is eerst dwars door Amsterdam met een boot vervoerd en toen overgeheveld naar mijn vrachtwagen. Ik had een escorte voor, achter en naast mijn wagen rijden. Dat was in alle kranten en op televisie te zien! Hoe gaat dat, met die escortes? Bij een speciaal transport worden we begeleid door wagens met zwaailichten. Ze rijden voor en achter ons, en soms naast ons. Dat is nodig omdat wat wij vervoeren vaak uitzonderlijk breed is en dan moet je oppassen dat andere weggebruikers voldoende afstand houden. Ook bij het nemen van bochten heb ik dat escorte nodig. Het zorgt er bijvoorbeeld voor dat andere auto’s op kruispunten wachten, zodat ik erlangs kan. Als het transport heel bijzonder is, wordt de hele weg afgezet. Het escorte wordt niet uitgevoerd door de politie, maar door een particulier begeleidingsbedrijf. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? De moeilijkheid zit hem vooral in bochten en rotondes nemen. Als je auto 35 meter lang is, neem je niet zomaar een bochtje. Als je niet oppast raak je wat. Lage bruggen of viaducten zijn ook lastig, maar omdat we een routeplanner hebben, worden we daar meestal goed omheen geleid. Als je eenmaal rijdt, valt het allemaal best mee.
Maak je wel eens brokken? Je raakt natuurlijk wel eens een paaltje als je langs een krappe bocht moet. Ik heb wel een mooi systeem op de wagen dat dit zoveel mogelijk voorkomt: de achterwielen kunnen onafhankelijk van de voorwielen bewegen. Dus als een bocht krap is, hoef ik niet een paar keer heen en weer te steken. Door de achterwielen dwars te draaien, kan de vrachtwagen zijwaarts bewegen. Is er wel eens iets van je wagen afgevallen? Bij mij nog nooit. We maken alles heel goed vast met stevige kabels. En als je een beetje rustig aan rijdt, komt het allemaal goed. Hoe hard mag je rijden als je bijvoorbeeld een treinstel vervoert? Het hangt een beetje af van wat je vervoert, maar meestal mag ik toch nog 70 of 80 kilometer per uur rijden. Het hangt ook af van welke wegen je kunt nemen. Het fijnste is als je alles over de snelweg kunt vervoeren, dan kun je tenminste een beetje doorrijden. Wanneer wist je dat je dit wilde worden? Ik wist het al op de lagere school. Dit is wat ik altijd heb willen doen.
chauffeur speciaal transport
Kun je overal naartoe rijden? Op zich wel, maar als je iets heel breeds of hoogs op je wagen hebt staan, kun je natuurlijk niet onder alle viaducten of bruggen door. Voor een speciaal transport vragen we altijd ontheffing aan bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer. Zij geven een vergunning af en geven ons ook een route die we moeten rijden. In die route is rekening gehouden met het ontwijken van bruggen of viaducten waar we niet onderdoor kunnen.
185
chauffeur speciaal transport 186
Waarom ben je geen ‘gewone’ vrachtwagenchauffeur geworden? Als je op een gewone vrachtwagen rijdt, ben je vaak bezig met distributie van goederen en rijd je volgens een vast schema van A naar B. Soms heb je wel dertig klanten op een dag. Het is behoorlijk voorspelbaar wat je gaat doen op een dag. Bij het werk dat ik doe is dat een stuk minder; het is elke dag anders. Op maandag vervoer ik bijvoorbeeld een graafmachine van Noord-Holland naar Brabant, op dinsdag vervoer ik bij wijze van spreke een vliegtuigmotor van Nederland naar Duitsland. Ik weet aan het begin van de week vaak niet wat ik de rest van de week ga doen. Het kan heel goed dat ze me ’s middags vragen of ik die nacht naar Spanje wil rijden om een speciaal vrachtje op te halen. Wat is het leukste aan chauffeur speciaal transport zijn? Die afwisseling. Elke dag kan er anders uitzien omdat ik weer iets anders moet vervoeren. En ik heb geen vaste maandplanning, dat vind ik fijn. Wat heb je altijd bij je als je chauffeur speciaal transport bent? Meestal rijd ik op mijn eigen wagen. Daarin ligt altijd een helm die we op moeten zodra we iets gaan takelen. Ik heb ook altijd een slaapzak bij me, want soms moet ik plotseling naar het buitenland voor een klus.
Ook chauffeur speciaal transport worden? Wat voor opleiding heb je nodig? Je hebt een chauffeursdiploma nodig. Je moet dus op een vrachtwagen kunnen rijden. Je hebt geen aanvullend diploma nodig om chauffeur speciaal transport te worden. Rijden met groot materieel is iets wat je in de praktijk moet leren. Wat zijn de perfecte eigenschappen van een chauffeur speciaal transport? Je moet een beetje gek zijn om dit te durven en te kunnen. Een chauffeur speciaal transport moet ook sterk zijn, want er komt behoorlijk wat sleur- en trekwerk kijken bij het transport van groot materieel. Je bent regelmatig een week of iets langer van huis weg, daar moet je ook tegen kunnen. Meer informatie? www.bedrijfsauto.startpagina.nl (klik op opleiding) en www.saan.nl
08.00 uur Verzamelen met de mannen van Saan transport. Vandaag chauffeur speciaal transport
vervoeren we een beschadigd treinstel vanaf Amersfoort. Het is een paar dagen geleden ontspoord en moet nu naar de sloop in Alphen aan den Rijn. Het treinstel weegt 18 ton, is 26 meter lang, 3.30 meter hoog en een meter of drie breed.
09.00 uur De trein moet eerst van het spoor getakeld worden en vervolgens op de vrachtwagen. Om dat te doen, hebben we twee grote kranen van elk 58 ton bij ons en een speciale vrachtwagen die kan uitschuiven tot 26,5 meter. We hebben een stuk terrein naast het spoor gevonden waar genoeg ruimte is om te takelen. Het beschadigde treinstel wordt hiernaartoe gebracht met een speciale sleeplocomotief. Wij zetten de kranen en de wagen alvast in positie.
187
Een dag uit het leven van chauffeur Obbe… 09.30 uur Van de technische man van de NS horen we dat het nog
12.00 uur Het transport van Amersfoort naar Alphen lijkt niet zo ver,
even gaat duren voordat de trein er is. Er zijn problemen bij station Amersfoort, waardoor de planning iets uitloopt. Nog even wachten in de kou dus. Dat hoort er ook bij! Dan maar een kop warme koffie om wat op temperatuur te blijven.
maar er komt een hoop bij kijken. Mijn vrachtwagen is nu in totaal 4.30 meter hoog. In Nederland zijn veel viaducten en bruggen over de snelweg maar 4 meter hoog. We kunnen dus niet overal rijden. De Rijksdienst voor het Wegverkeer, van wie wij een transportvergunning krijgen, berekent met uiterste precisie de route die we moeten volgen.
10.00 uur Het treinstel is gearriveerd. Aan een zijde zit een flinke deuk. Met de mannen bespreken we hoe we de wagon het beste kunnen optakelen. We kiezen ervoor om het treinstel eerst van het spoor op te tillen en dan de onderkant recht te slijpen. Als we dat niet doen, is de kans groot dat het treinstel tijdens het transport op de wagen begint te wiebelen en dan zou het hele zooitje wel eens om kunnen vallen!
14.00 uur We ontwijken heel wat bruggen en rotondes. Een escorte-
11.30 uur Het optakelen gebeurt met grote kettingen, die we zelf aan
15.30 uur We komen aan bij het sloopterrein, waarvoor ik een laatste
de wagon bevestigen. Een behoorlijke verantwoordelijkheid, want als hij valt, kunnen er mensen gewond raken of zitten we met een enorme rotzooi. Na het slijpen van de onderkant wordt de wagon overgezet naar de vrachtwagen. Dat gaat vrij snel. Om 12 uur kunnen we weg.
scherpe bocht moet nemen. Ik moet een paar keer steken voordat het lukt. Inmiddels is er een flinke file achter ons ontstaan. Veel mensen staan stil om te kijken. Zo’n speciaal transport trekt veel bekijks, zeker als er ineens een treinstel door de straat komt rijden!
wagen met zwaailichten zorgt ervoor dat auto’s op kruispunten wachten, zodat ik een ruime bocht kan nemen, en dat ik veilig kan invoegen op de snelweg. Snel optrekken met een treinstel op je aanhangwagen lukt natuurlijk niet. Een ritje dat met een normale auto ongeveer drie kwartier uur duurt, doen wij in anderhalf uur. Dat valt erg mee.
17.00 uur Het treinstel is afgeladen en mijn werk zit er weer op voor vandaag.
verpleegkundige Hellen van der Weijden (39): Als
je lang voor een kind zorgt, is het soms moeilijk om het los te laten.
Wat doet een verpleegkundige precies? Allereerst verzorg ik patiënten, in mijn geval zieke kinderen in het Leids Universitair Medisch Centrum. Verzorgen houdt in dat je kinderen helpt met wassen, je maakt het bed op en geeft eten, maar je controleert ook de medische apparatuur, geeft medicijnen en neemt bloed af. Als verpleegkundige controleer je continu hoe het met een kind gaat. Verpleegkundigen zijn vaak degenen die als eersten signalen oppikken dat het niet goed gaat met een patiënt. En dan grijp je, na overleg met een arts, zo snel mogelijk in. Wat doe je nog meer? Als verpleegkundige op een kinderafdeling ben je het centrale aanspreekpunt voor het kind en de ouders. Je fungeert vaak als een spin in het web. Dat betekent dat ik de contacten leg met de arts, de fysiotherapeut, de diëtiste en bijvoorbeeld de schooljuf. En ik houd bij wat iedereen zegt, want het kan algauw verwarrend worden voor ouders en kinderen.
Heb je veel contact met patiënten? Op de afdeling waar ik werk is er op bijna elk kind één verpleegkundige. Dat is op andere afdelingen meestal niet zo, maar de kinderen hier zijn zo ziek dat ze heel veel begeleiding en zorg nodig hebben. Het contact is dus heel intensief. Verzorg je altijd dezelfde patiëntjes? We proberen meerdere dagen een verpleegkundige aan hetzelfde kind te koppelen, zodat kinderen en hun ouders een paar dagen achter elkaar hetzelfde gezicht zien. Dat is wel zo fijn. Je verzorgt niet de hele opnameperiode hetzelfde kind. Bij het ochtendoverleg worden de kinderen ‘verdeeld’ over de verpleegkundigen. Is het moeilijk om met heel zieke kinderen te werken? Ja, dat is soms best moeilijk. Mijn gevoel zegt: een kind hoort niet ziek te zijn of dood te gaan. En toch kan het gebeuren. Kinderen op de afdeling waar ik werk hebben bijna allemaal een ernstige vorm van kanker of ze hebben een (aangeboren) afwijking in hun afweersysteem. Gelukkig worden de meeste kinderen hier wel weer beter. En áls een kind bij ons overlijdt, heb ik het gevoel dat we al het mogelijke hebben gedaan om het te redden. Het is mooi om daaraan mee te kunnen helpen.
Wat is het leukste aan werken op de kinderafdeling? Kinderen zijn heel vaak in voor leuke dingen. Als ik niet oppas word ik elke dag natgespoten met waterpistooltjes (ze gebruiken daar trouwens spuiten voor!). We hebben ook een keer sneeuwballen gegooid op de afdeling: aangezien de kinderen niet naar buiten mochten, hadden wij de sneeuw naar binnen gehaald. De CliniClowns komen hier vaak op bezoek en zorgen voor heel wat opschudding. Als verpleegkundige op deze afdeling doe ik om de haverklap mee aan fantasiespelen: regelmatig speel ik voor ridder, clown of olifant. Wat is het leukste aan het vak verpleegkundige? Je begeleidt mensen in een heel moeilijke periode van hun leven. Als ze het even niet zien zitten, vertel je ze dat deze periode voorbijgaat. Het is heel mooi als mensen daardoor volhouden. Ik vind het ook fijn dat je door dit vak betrokken bent bij de nieuwste medische ontwikkelingen. Ik geef daar ook wel eens les over aan collega’s in andere steden en dat is erg leuk. Wanneer wist je dat je verpleegkundige wilde worden? Op de middelbare school wilde ik van alles worden: diëtiste, fysiotherapeut en verzorger. Op een voorlichtingsavond op school hoorde ik over het vak verpleegkundige. Dat sprak mij heel erg aan omdat het alle dingen die ik wilde, integreerde in één vak. Ik vond het ook leuk dat je het vak al werkende kunt leren. Ik hoefde dus niet alleen maar naar school. Dat ik op de kinderafdeling verpleegkundige wilde worden, merkte ik pas tijdens mijn stageperiode.
Verschilt jouw werk erg met dat van een ‘gewone’ verpleegkundige? Ik heb op een dag meestal maar een of twee patiëntjes om voor te zorgen. ‘Gewone verpleegkundigen’ vaak veel meer en daardoor hebben ze veel minder tijd voor hun patiënten. Een ander verschil is dat je op een kinderafdeling niet alleen intensief bezig bent met de patiënt, maar met een heel gezin. Op de volwassenenafdeling heb je daar als verpleegkundige veel minder mee te maken. Werk je veel overdag of ’s nachts? In dit vak moet je goed tegen onregelmatig werk kunnen. De helft van mijn diensten draai ik overdag. De andere helft bestaat uit onregelmatige diensten, dat betekent dat ik ’s avonds, ’s nachts, in het weekend of op feestdagen moet werken. Ik moet dus de helft van alle weekenden in een jaar rekening met mijn werk houden.
verpleegkundige
Hoe zorg je dat je het volhoudt? Soms merk je dat je zo verdrietig wordt dat je nog moeilijk voor de andere kinderen kunt zorgen. Dat is het moment dat je iets meer afstand moet nemen. Je moet continu een balans zien te vinden: aan de ene kant bied je maximale zorg aan een kind, aan de andere kant moet je ervoor zorgen dat je het werk (langdurig) kunt blijven doen. De verpleegkundigen praten elke middag een halfuur met elkaar om te evalueren hoe het met henzelf gaat. Dat halve uurtje heb je echt nodig om je staande te houden op onze afdeling en van elkaar te leren hoe je dat doet.
189
Ook verpleegkundige worden?
verpleegkundige
Wat zijn de ideale eigenschappen van een verpleegkundige? Je moet rustig zijn en geduld hebben. In dit vak gaat niet alles zoals je het plant. Je moet ook tact en doorzettingsvermogen hebben. Soms willen mensen bijvoorbeeld geen pillen slikken en dan zul je ze toch moeten motiveren om het te doen. Elke patiënt vergt een andere aanpak, dus je moet je goed kunnen aanpassen. Tot slot moet je vooral heel menselijk zijn. Doe geen masker op, maar wees jezelf.
190
Vind je dat niet erg? Op onregelmatige tijden werken heeft ook wel iets gezelligs. Als je ’s nachts werkt, slapen de meeste kinderen en ben je samen met één collega aan het werk. In het weekend heb je wat meer tijd voor de kinderen, omdat ze niet naar onderzoeken hoeven. Je kunt dan eens een spelletje met ze spelen. Alles is wat relaxter. Met kerst werken is ook wel gezellig: de verpleging loopt dan niet in witte jas, maar in spijkerbroek rond. En als ik thuiskom, kan ik zo aanschuiven bij het kerstdiner!
Welke opleiding heb je nodig? Je moet een vierjarige opleiding verpleegkunde op mbo- of hbo-niveau doen. De hbo-ers leren iets meer over leiding geven en protocollen schrijven, dat zijn voorschriften hoe je een patiënt moet verzorgen. In de praktijk merk ik niet zo heel veel verschil tussen de taken van een mbo- of een hbo-verpleegkundige. Het salaris verschilt ook niet. Wel hebben hbo-verpleegkundigen meer doorgroeimogelijkheden De opleiding verpleegkunde kun je al werkende volgen. Je werkt dan in het ziekenhuis en af en toe ga je naar school. Je kunt ook de dagopleiding op school volgen, waarnaast je af en toe stage loopt in het ziekenhuis. Om op de kinderafdeling te werken moet je een specialisatie kinderverpleegkunde volgen van negen weken, verdeeld over een jaar. Om te werken met kinderen met kanker volg je gedurende een jaar nog een extra opleiding van vier lesweken. Meer informatie? www.verpleegkunde.startpagina.nl en www.lumc.nl
Wat is het moeilijkste aan dit beroep en heb je wel eens een rotdag? De moeilijkste dagen zijn de dagen dat een kind heel ziek is en overlijdt. Als je lang voor een kind zorgt, is het heel lastig om het los te laten en door te gaan met je werk. Ik heb ook een rotdag als mensen niet goed met elkaar communiceren, waardoor er misverstanden ontstaan. Dat is heel moeilijk voor de ouders en het kind, maar ook voor de collega’s. Daarom wil ik als verpleegkundige graag weten wat er allemaal besproken wordt tussen diëtistes, artsen, de schooljuf en ga zo maar door. Dan wordt de kans op miscommunicatie kleiner.
07.30 uur Er liggen momenteel zeven kinderen op onze afdeling.
12.30-14.30 uur Lunchpauze en gelegenheid om de dossiers van de
De meeste van hen hebben een ernstige vorm van kanker en krijgen heel zware medicatie. Aan het begin van de werkdag is het belangrijk dat we weten hoe de kinderen ervoor staan en wat voor medicijnen of onderzoeken ze die dag moeten krijgen. Een kindje heeft vannacht bijvoorbeeld koorts gekregen en is gestart met antibiotica. Een ander kind start vandaag met een chemokuur. Een extra zware dag voor hem. Als verpleegkundigen verdelen we de patiënten. Meestal verzorg ik één of twee kinderen per dag.
kinderen bij te werken. Behalve dat ik voor een kind zorg, heb ik ook een verantwoordelijkheid naar de ouders toe. Ik probeer minstens een keer per week even rustig met ze te gaan zitten en door te nemen hoe het gaat met hun kind. De meeste ouders komen uit het hele land en logeren tijdelijk in het Ronald McDonald huis, vlak bij het ziekenhuis. Dat heeft nogal wat effect op hun leven en het leven van eventuele andere kinderen in het gezin. Ik praat daar vaak met ze over. Ik vraag ook of alle artsengesprekken duidelijk zijn geweest.
08.00 uur Hoewel de kinderen erg ziek zijn, hebben we ook vaak veel
14.30-16.00 uur Overdracht aan de avondploeg. De verpleegkundi-
lol. De jongen die ik vandaag verzorg maakt continu grapjes en we doen veel spelletjes. Vandaag is hij de cowboy en ben ik zogenaamd de indiaan. In de tussentijd maak ik zijn ontbijt klaar, geef medicijnen, controleer alle medische apparatuur en verschoon zijn bed. Omdat de kinderen op deze afdeling nauwelijks nog een afweersysteem hebben, moet ik speciale beschermende kleding aan en een mondkapje op als ik zijn kamer binnenga. Dat is voor hem natuurlijk niet zo leuk, dus maken we het onderdeel van ons fantasiespel.
gen voor de avond lezen de dossiers van de kinderen door en stellen eventueel vragen aan ons. De dagverpleegkundigen proberen dit moment te gebruiken om de dag te evalueren. Het is best confronterend om met heel zieke kinderen te werken, dus het is fijn om als collega’s onderling even van je af te kunnen praten. Om drie uur hebben we een uurtje bijscholing. De medische wereld verandert continu, dus we blijven altijd leren. Het kan bijvoorbeeld gaan over een nieuw medicijn en hoe kinderen daarop reageren. Om vier uur ga ik meestal naar huis.
10.00 uur Ik bespreek de toestand van het kind dat ik vandaag verzorg met de arts. Ik vertel hem dat het kindje heel misselijk is vandaag. De arts schrijft medicijnen voor en we bespreken het verdere behandelplan.
10.30-12.30 uur Even koffie drinken met de collega’s en vertellen aan elkaar hoe het gaat. Om elf uur breng ik ‘mijn kindje’ samen met een van de ouders naar de ct-scan. Tijdens onderzoeken blijf ik altijd bij ze en leg ik uit wat er gebeurt.
verpleegkundige
Een dag uit het leven van verpleegkundige Hellen…
191
ma r i n i e r Bastiaan (32): Je
moet net even verder kunnen gaan dan je lichaam wil.
Waarom noem je je achternaam niet? Dat mag niet volgens protocol. Het heeft met veiligheid te maken. Wat doet een marinier? Mariniers vormen een eliteclubje binnen de Koninklijke Marine. Eerlijk gezegd wordt er een beetje tegen ons opgekeken. We zijn breed en snel inzetbaar onder allerlei omstandigheden, waar ook ter wereld. Een van de specialiteiten van mariniers is op stranden landen en vervolgens stukken kust veroveren, zodat de militaire versterking aan wal kan. Er zijn ook mariniers die zich specialiseren in duiken of parachutespringen. Mariniers zijn de stoottroepen in oorlogstijd, maar we worden ook ingezet bij vredesmissies. In vredestijd werken we samen met de politie als ‘snelle interventiearrestatieteams’. Ons team bestaat uit acht man. De sergeant heeft de leiding. Als korporaal ben ik plaatsvervangend leider.
Ben je wel eens uitgezonden naar oorlogsgebied? Ik ben naar Bosnië, Irak en Afghanistan uitgezonden voor vredesmissies, elk voor ongeveer vier maanden. In Bosnië maakten we deel uit van de NAVO-troepen die verantwoordelijk waren voor de bescherming en veiligheid van de bevolking. In Irak waren we aanwezig om de verkiezingen veilig te laten verlopen. In Afghanistan waren we betrokken bij de wederopbouw. We vormden sociale patrouilles om contact met de bevolking te hebben en veiligheid te bieden. Wanneer wist je voor het eerst dat je marinier wilde worden? Als klein jongetje speelde ik in het bos soldaatje en wist ik al dat ik het leger in wilde. Ik ben begonnen bij de landmacht, bij de beveiligingsdienst. De mariniers kwamen altijd bij ons trainen en dat sprak me erg aan, daarom heb ik me bij de mariniersopleiding gemeld.
Wat is je grootste angst tijdens je werk? Ik ben niet zo bezig met dingen die mis kunnen gaan tijdens een missie. Je bent hard bezig met je werk en hoewel je je wel bewust bent van de gevaren, ben je getraind om met dat gevaar om te gaan. Natuurlijk heb ik wel eens gedacht tijdens het parachutespringen dat de touwen in de knoop zouden kunnen raken, en dat kan ook best eng zijn. Maar zo’n knoop kun je er weer uithalen door te draaien met je lichaam. Als dat niet lukt, heb je altijd nog een reserveparachute. Je moet ervan uitgaan dat er niks misgaat. Als je die instelling niet hebt, kun je beter een ander beroep kiezen. Wat is het spannendste of moeilijkste dat je ooit hebt meegemaakt als marinier? In Irak had ik de leiding over een konvooi dat voedsel en munitie naar de Nederlandse basis bracht. Tijdens die reis was er een Amerikaanse vrachtwagen in een dorp in het nauw gekomen, omdat de bevolking de inhoud van de wagen was gaan plunderen. Wij zijn er toen op afgestuurd om de vrachtwagen veilig te stellen. Je voelde de spanning toen we aankwamen. Mensen gooiden stenen naar ons en er werd ook een schot gelost. Gelukkig zijn we er veilig uitgekomen. Maak je vaker dat soort dingen mee? Ja. Een keer in Bosnië kwam onze patrouille in de bergen een auto met verdachte mensen tegen. Toen we hen aanhielden reikte een van hen naar een pistool. Op dat moment stormde onze geweergroep uit het voertuig en in no time hadden we hem onder schot. Dat was heel intimiderend voor hem. Ook voor ons zijn dit soort voorvallen best spannend.
Wat neem je altijd mee naar je werk en waarom? Ik heb altijd een ‘global positioning systeem’ bij me, een soort kompas waarmee je via een satellietverbinding kunt zien waar je bent op de aarde. Verder heb ik altijd een wapen bij me. Een C 7, dat is een Canadees geweer. Wat vind je van je uniform? Ik heb heel veel verschillende uniformen en ze zijn allemaal praktisch: een camouflagepak voor jungle en bosrijk gebied, een uniform in woestijnuitvoering en een ‘koudweeruitrusting’. Dat is een warm pak, wit van kleur, want we moeten ook in een sneeuwlandschap ongezien onze opdrachten kunnen uitvoeren. Dan heb ik nog een ‘giley pak’, een zwaar gecamoufleerd graspak voor als we langeafstandsschutter zijn (‘sniper’). Ten slotte hebben we ook een net uniform voor plechtige ceremonies, bijvoorbeeld als de koningin langskomt, en een kazernepak met baret. Als we buiten zijn moeten we altijd de baret op.
marinier
Wat is het allerleukste aan marinier zijn? Het is een heel avontuurlijk beroep. Je maakt reizen over de hele wereld, waardoor je je bewust wordt van andere culturen en van de wereldpolitiek. Je kunt ook een bijdrage leveren aan de wereldvrede als je in vn- of navo-verband wordt uitgezonden naar conflictlanden. Wat ik ook leuk vind, is de nauwe band die je hebt met je collega’s. Je let op elkaar en je hebt een sterk saamhorigheidsgevoel. We zijn als het ware een kleine familie.
193
Ook marinier worden?
marinier
Welke eigenschappen moet je hebben om marinier te worden? Je moet mentaal tegen een stootje kunnen, dus je moet een sterke persoonlijkheid hebben. Verder moet je fysiek erg sterk zijn. Je moet net even verder kunnen gaan dan je lichaam wil. Het houdt in dat je hard moet trainen. Verder moet je bereid zijn ver van huis te gaan, voor drie maanden per keer, soms langer. En je moet dingen kunnen accepteren die niet zo leuk of comfortabel zijn.
194
Welke opleiding heb je nodig en hoe zwaar is de selectie? Je moet minimaal 17,5 jaar oud zijn en een vmbo-opleiding hebben afgerond. Van de honderd mensen die solliciteren bij de mariniersopleiding wordt ongeveer een kwart aangenomen. De opleiding tot marinier duurt dertig weken. Onderdeel van de training is een week amfibische training op Texel, in het water en op het land. Van diegenen die de opleiding beginnen, valt de helft af, omdat het te zwaar is. Om korporaal te worden moet je ongeveer drie of vier jaar ervaring opdoen bij de mariniers. De korporaalsopleiding duurt ook dertig weken. In totaal ben je dus een kleine vijf jaar bezig als je wilt doen wat ik doe.
Kunnen meisjes ook marinier worden? Er zijn geen vrouwen bij de mariniers. De opleiding is fysiek heel erg zwaar, maar op zich hoeft dat geen belemmering te zijn. Er zijn wel praktische bezwaren. We werken bij de mariniers met een buddysysteem. In de praktijk betekent dit dat een vrouwelijke marinier een andere vrouw als buddy moet hebben. Als je maat bijvoorbeeld in een koud klimaat onderkoeld raakt, stop je hem in een slaapzak en kruip je er naakt naast om hem op te warmen met jouw lichaamswarmte. Bij een man en vrouw is dat een beetje lastig. Om vrouwen toe te laten tot de mariniers, zou er een hoop in de werkwijze moeten veranderen. Gezien het kleine aantal fysiek geschikte vrouwen is dat niet haalbaar. Vrouwen worden wel aangenomen voor ondersteunende functies bij marinierseenheden. Meer informatie? www.werkenbijdemarine.nl
marinier 195
Een dag uit het leven van marinier Bastiaan op vredesmissie… 06.30 uur Opstaan en ochtendappel. We ontbijten. Daarna zijn er drie mogelijke taken als marinier: de eerste is dat je wacht loopt voor vier uur, dan acht uur vrij bent en daarna weer vier uur wacht loopt. Tweede mogelijkheid is dat je op patrouille gaat. Laatste mogelijkheid is dat je onderdeel bent van een ‘quick reaction force’. Dat betekent dat je op de basis achterblijft en wacht op alarm van collega’s op patrouille die hulp nodig hebben.
Als het je taak is om gedurende de dag te patrouilleren, ga je er met landrovers één of twee keer per dag op uit. Je gaat dan met een groep van acht man (een geweergroep) of met dertig man (een peloton) zwaarbewapend de conflictzones in. Bij een vredesmissie ben je er in principe om veiligheid te brengen, maar het kan ook wel eens tot confrontaties komen.
18.00 uur Avondeten in de vreetschuur: zo noemen we onze kantine 08.00-17.00 uur Als lid van de ‘quick reaction force’ ruk je bij alarm van je maten uit in een pantservoertuig. Het kan soms saai zijn als er niet veel gebeurt. Maar meestal is er wel veel te doen. Ik heb in Irak een keer moeten uitrukken toen een auto van de Verenigde Naties in de problemen kwam bij een checkpoint, een soort wegversperring. De lokale politie wilde geld zien en deed moeilijk. De VN-troepen hadden een alarmknop in hun auto, waarop wij reageerden. We waren er binnen een paar minuten. Toen de lokale politie-eenheden ons zagen hield het spelletje meteen op. Het is vrij intimiderend als mariniers komen aanstormen.
op de basis. In de avonduren, of op andere momenten dat je op de basis bent, sport je veel in een speciaal ingerichte sportclub. Of je kijkt video’s. Je verveelt je niet snel, er is altijd wel wat te doen. Tegen tien uur ’s avonds lig je meestal in bed, want je moet de volgende dag weer vroeg op.
kunstsc h i l d e r Ciska van der Meer (35): Het
enige beroep waarbij je nooit met pensioen gaat.
Wat doet een kunstschilder? Ik maak schilderijen. Dat klinkt makkelijker dan het is. Eigenlijk ben ik continu een ideaal beeld in mijn hoofd aan het uitwerken op een doek. Soms sta ik uren achter elkaar te schilderen. Ik ben pas blij als ik zie dat het schilderij de goede kant op gaat. Soms is het goed om even afstand te nemen. Dan ga ik naar buiten, de natuur of de stad in. Vaak komt de oplossing voor een schilderij uit onverwachte hoek.
Wat is het voordeel van veel eigen werk maken? Als je in opdracht schildert, gaat een schilderij naar de klant zodra het af is. Ik ben in een fase in mijn leven dat ik graag wil exposeren om zodoende een groter publiek te bereiken. Daar heb ik veel schilderijen voor nodig. Ik kan natuurlijk wel een voormalige klant bellen om een schilderij te lenen voor een expositie, maar het is toch leuker als de doeken nog te koop zijn als je gaat exposeren. Daarom maak ik nu veel nieuw werk.
Bedenk je zelf wat je schildert of schilder je in opdracht? Tot twee jaar geleden schilderde ik voornamelijk in opdracht. Mensen vragen je om een schilderij voor een bepaalde ruimte te maken, zoals een woonkamer of een kantoor. Vaak heeft de opdrachtgever een idee over de kleuren en de afmetingen, maar verder is er niets omlijnd. Zodoende mag ik altijd zelf bepalen wat ik schilder. Dankzij een schetsvoorstel weet ik al bijna zeker dat het kunstwerk in de smaak zal vallen. Ik vind dat leuk om te doen, want zo ontstaat er een heel persoonlijk en passend werk. Maar de laatste tijd maak ik ook bewust tijd vrij om schilderijen voor een expositie te maken.
Hoe lang doe je over een schilderij? Dat varieert. De ene keer vier dagen, de andere keer vier weken. Maar soms is het zelfs na drie maanden nog niet af ! De tijd die ik aan een schilderij besteed, hangt af van mijn inspiratie, maar ook van de afmetingen. Ik maak kleine schilderijen van veertig bij veertig centimeter, maar ik maak ook wandvullende schilderijen van 1.90 bij 2.40 meter. Het duurt natuurlijk langer om die te maken.
Door wie word jij geïnspireerd? Veel mensen zien in mijn werk invloed van Van Gogh, maar dat is nou net een schilder naar wiens schilderijen ik niet veel kijk. Ik kijk graag naar Matisse en naar Picasso. Dat blijven mijn meesters. Ik ben ook veel beïnvloed door docenten op de kunstacademie. De eerste jaren nadat ik van school af was, hoorde ik hun opmerkingen nog als ik aan het schilderen was.
Hoe weet je welke schilderstijl bij je past? De beste manier om je eigen stijl te ontdekken, is door een kwast te pakken en te beginnen met schilderen. Iedereen schildert op zijn eigen manier. Je voelt vanzelf wat bij je past. Je kunt ook kijken naar het werk van andere schilders en jezelf laten inspireren. Een schilderstijl ontwikkel je overigens continu. Je weet eigenlijk nooit precies waar het heen gaat. Daarom denk ik dat je dit beroep je hele leven met plezier kunt doen. Je blijft je ontwikkelen en daardoor blijft het spannend.
Hoe zorg je dat je een schilderij verkoopt? Vroeger ging ik pas schilderen als ik een opdracht kreeg. Mijn eerste klanten kwamen uit mijn eigen kennissenkring. Daarna ontstaat er een sneeuwbaleffect: mensen zien je werk hangen en bellen op. Je kunt ook exposeren om klanten aan te trekken. Exposeren kun je bijvoorbeeld doen in een galerie. Een galerie die bij jou past, vind je door eerst te kijken op internet om in te schatten of jouw werk bij die galerie aansluit. Als je een paar geschikte galeries hebt gevonden, is het verstandig als een bekend iemand uit de kunstwereld de galerie belt om jou te introduceren. Dat heeft meer invloed dan als je zelf belt.
kunstschilder
Hoe noem je jouw schilderstijl? Die wordt vaak ‘impressionistisch’ genoemd. In ieder geval is mijn stijl figuratief. Dat betekent dat het niet heel precies is geschilderd, maar dat je wel duidelijk kunt herkennen wat de afbeelding voorstelt. Abstract is een andere stijl. Dan zie je niet meer wat het voorstelt en mag iedereen voor zichzelf bepalen wat hij of zij erin herkent.
197
kunstschilder
Organiseer je zelf wel eens een expositie? Ik ontvang regelmatig klanten bij mij thuis. Ik zorg dat er altijd veel eigen werk hangt en dat ik foto’s heb van werk dat al verkocht is. Foto’s plak of scan ik in, zodat ik het mooi kan presenteren in een boekwerkje. Een expositie buitenshuis organiseren kost heel veel tijd en geld. Als je wilt dat er mensen komen die je nog niet kent, moet je veel reclame maken.
198
Wat voor soort verf en kwasten gebruik je? Ik gebruik olieverf en acrylverf en varkensharen kwasten. Het is niet per se nodig om de duurste verf aan te schaffen. Het is eigenlijk net als bij een fotograaf: je hoeft niet per se de duurste camera te hebben om een mooie foto te maken. Het succes van een afbeelding hangt volgens mij veel meer af van het idee, de compositie en het licht. Hoeveel kleuren verf heb je nodig om een goede kunstschilder te zijn? Op school wordt kinderen wel eens geleerd dat je maar drie kleuren nodig hebt om alle keuren te kunnen mengen: rood, blauw en geel. Dat klopt niet. Ik gebruik ongeveer twaalf kleuren: drie soorten blauw en rood, twee soorten wit en bruin, en één soort geel en groen. Zwart koop ik nooit, want dat meng je met blauw en bruin.
Klopt het dat echte kunstenaars vooral ’s nachts werken? Nee hoor, ik werk altijd overdag. Ik heb voor een opdracht ooit een keer tot drie uur ’s nachts doorgewerkt en ben toen om vijf uur weer opgestaan, maar dat was een uitzondering. Kun je van dit beroep leven? Ja, ik verkoop genoeg. Het is niet voor alle kunstenaars gemakkelijk. Velen zoeken een bijbaantje of vragen subsidie. Gelukkig heb ik dat nooit hoeven doen. Wanneer wist je voor het eerst dat je dit wilde worden? In de derde klas van de havo. Er was geen specifieke aanleiding. Ik heb van jongs af aan altijd met veel plezier en succes getekend en geschilderd. Naar de kunstacademie gaan leek mij het leukste om te doen. Wat daarna zou komen, zou ik dan wel weer zien. Wat is het leukste aan kunstschilder zijn? Je krijgt veel waardering. Schilderijen maken gevoelens bij mensen los, het heeft met emotie te maken. Soms word je zelfs een beetje gezien als een ster en dat is best leuk. Geen dag die er hetzelfde uitziet. Je mag lekker alles zelf bepalen! Ik geniet van mijn vrijheid. Dat dit beroep je weinig financiële zekerheid geeft, neem ik graag voor lief. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Heel vaak als ik schilder denk ik: Het lukt niet! Telkens als ik aan een nieuw schilderij begin, wil ik dat het beter is, of op zijn minst net zo mooi, als het vorige werk. Dat lukt niet altijd. Soms ben ik dagen aan het zwoegen en dan ben ik nog niets opgeschoten. Is het belangrijk een thema uit te kiezen als schilder? Voor een expositie is het wel aan te bevelen om een paar schilderijen binnen hetzelfde thema te hebben. De werken versterken elkaar dan. Ik schilder vooral landschappen, paarden en de Waddenzee.
kunstschilder
Een dag uit het leven van kunstschilder Ciska… 06.30 uur Soms word ik om halfzeven al wakker met een wild bon-
15.30 uur Ik lijst een paar schetsen die ik heb gemaakt voor het
zend hart en allerlei ideeën. Vandaag is zo’n dag. Er is een lastig schilderij en allerlei oplossingen schieten door mijn hoofd. Ik ben nu zo onrustig dat ik maar opsta en begin met werken. Ik stop niet met werken totdat ik alle nieuwe ideeën heb uitgeprobeerd. Ik ga meestal door totdat mijn benen mij niet meer kunnen dragen. Ik wil door en door schilderen! Een rustiger periode met mindere inspiratie en ideeën, is dan wel eens een verademing.
advocatenkantoor mooi in, en ik schrijf mijn idee achter het schilderij op papier. Ik doe een mooi hoesje om de uitgeprinte tekst heen, zodat ik de klant iets tastbaars mee kan geven na de presentatie. Dat werkt erg goed, merk ik. Het is voor mij ook gemakkelijker, omdat ik dan een rode lijn heb voor mijn presentatie.
13.30 uur Even een luchtje scheppen en een stukje fietsen. Al dat stilstaan achter de schildersezel is slecht voor je lichaam. Even een frisse omgeving, met andere kleuren en geuren, is ook altijd weer een bron voor nieuwe ideeën. Vandaag ga ik ook even naar de boekhandel, want ik moet een presentatie voorbereiden voor morgen. Een advocatenkantoor heeft mij gevraagd een voorstel te doen voor een groot schilderij in hun ontvangsthal.
17.45 uur Klaar met de voorbereiding van de presentatie. Ik ga nog lekker even verder met schilderen. Ik maak er gebruik van dat ik nu zo bomvol energie en inspiratie zit. Een uur later word ik gebeld door een vrouw die interesse heeft in mijn werk. Even de kwasten neerleggen dus. De vrouw heeft net een publicatie in een tijdschrift gelezen waarin mijn schilderijen te zien waren en ze is erg enthousiast. Het is een leuk gesprek en ik nodig haar uit om een keertje langs te komen op mijn atelier en meer werk te komen bekijken. Wie weet weer een nieuwe klant!
kunstschilder
Hoe bepaal je de prijs van een schilderij? Ik denk dat je de prijs moet baseren op het aantal uren dat je werkt aan een schilderij. Als je dat niet doet, kun je er nooit van leven.
200
Op welk schilderij ben je het meest trots? Op een groot schilderij van 1.50 bij 1.90 meter van een steigerend paard. Het werk is verkocht aan een paardenliefhebber. Een ander schilderij waar ik erg trots op ben, is even groot en heet Bloesems. Dat heb ik nog.
Ook kunstschilder worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een kunstschilder? Je moet heel erg gemotiveerd zijn en een behoorlijke creatieve aanleg hebben. Motivatie is zeker even belangrijk als talent. Tijdens het eerste jaar op de kunstacademie wordt die motivatie behoorlijk getest. Je moet het echt leuk vinden om de hele dag te tekenen of te schilderen en je moet goed tegen kritiek op je werk kunnen. Anders red je het niet. Welke opleiding heb je nodig? Je hebt niet per se een opleiding nodig. Maar als je wilt, kun je de kunstacademie doen, waar je goede aanwijzingen krijgt en vier jaar fulltime met je vak bezig bent. Voor de kunstacademie moet je toelatingsexamen doen door een map met zo’n twintig werken van jezelf te presenteren. Meer informatie? www.kunst.startpagina.nl (klik op onderwijs) en www.ciskavandermeer.nl
201
kopregel
chirurg op de traumahelikopter Frank Bloemers (37): Altijd
scherp zijn en klaarstaan om uit te vliegen naar ongelukken…
Wat houdt je baan in? Ik ben chirurg in het vu Medisch Centrum en werk 60 tot 80 uur per week. Ik opereer drie dagen per week en doe de traumagevallen: vooral slachtoffers van ongelukken in het verkeer, thuis of op het werk. Ook sportletsels behandel ik. Ik doe soms wel vier tot vijf operaties per dag, soms ook maar één of twee grote operaties. Daarnaast werk ik drie dagen per maand op de traumahelikopter, dat is een vliegende superambulance. Vertel eens iets meer over die traumahelikopter… Er zijn in Nederland vier van deze helikopters: in Groningen, Amsterdam, Nijmegen en Rotterdam. We vliegen drie tot vier keer per dag uit. We zijn altijd met drie personen op de heli: een piloot, een verpleegkundige en een arts. Er is uiteraard ook plaats voor een brancard met patiënt. Ongeveer tien procent van de patiënten die we zien, gaat ook daadwerkelijk mee terug met de helikopter. Meestal worden ze vervoerd per ambulance en dan ga ik mee. De traumahelikopter is er vooral om snel een medisch team met arts ter plekke te krijgen.
Wat is het verschil tussen een gewone ambulance en de traumahelikopter? Wij worden alleen ingezet voor ernstige gevallen. De meldkamer roept ons bijvoorbeeld op bij grote verkeersongelukken, ongevallen met bouwvakkers, maar ook vaak als kinderen gewond zijn. Twintig procent van de patiënten voor wie we uitvliegen, zijn kinderen. Omdat er een arts op de traumahelikopter zit – in tegenstelling tot de ambulance, waar dat een verpleegkundige is – kunnen we meer doen. We hebben meer apparatuur en kunnen iemand onder narcose brengen. En we komen daar waar een ambulance vaak niet kan komen, zoals op Texel of in de duinen. Hoe snel zijn jullie ter plaatse? We moeten binnen drie minuten na een oproep ‘airborne’ zijn, in de lucht zitten dus. De resterende tijd hangt af van waar we moeten zijn. Onze helikopter wordt ingezet binnen een straal van 100 kilometer rond Amsterdam. Daar hoort Texel ook bij. We vliegen ongeveer 200 tot 250 kilometer per uur, dus binnen een kwartier zijn we meestal wel ter plekke.
Wat vind je het allerleukste aan deze baan? Het mooiste vind ik dat je mensenlevens kunt redden, zowel in het ziekenhuis als op de ambulance. Toch is het werk op de heli heel anders dan het werk met collega’s in witte jassen. Laatst vlogen we uit voor een man die in de bloemenveiling zijn rug had gebroken; we hebben hem toen met de heli naar het ziekenhuis gebracht. De volgende dag moest ik hem opereren en de week erna kwam hij op de poli toen ik dienst had. Dus ik heb hem van A tot Z gevolgd en dat is heel bevredigend. De belangrijkste drijfveer is dat je een patiënt goed kunt helpen. Wanneer had je voor het laatst een rotdag en waarom? Het moeilijkste is als het om kinderen gaat die traumazorg nodig hebben. Laatst had ik een jong kind met hartritmestoornissen. Dat zijn moeilijke gevallen. Dat raakt je toch wel erg. In mijn baan zie ik veel narigheid. Er wordt wel gezegd dat je in deze baan in een jaar tijd evenveel trauma tegenkomt als in tien jaar op de gewone ambulance, omdat wij alleen worden ingezet voor de ernstigste levensbedreigende gevallen. Als collega’s praten we veel met elkaar over wat we meemaken. Maar het gaat je vaak toch niet in de koude kleren zitten.
Wat is het moeilijkste aan chirurg op de traumaheli zijn? Inschatten hoe iemand eraan toe is. We volgen strikte procedures, die je helpen orde en structuur in je werk aan te brengen. Als we landen is er altijd chaos, verwarring, stress en paniek onder de omstanders en slachtoffers. Dan moet je je hoofd koel houden en systematisch te werk gaan. Er moeten keuzes gemaakt worden: Wie help je het eerst? Welke patiënt heeft welke medische hulp nodig? Je moet snel beslissen, maar wel op een verantwoorde manier. Wat neem je altijd mee naar je werk en waarom? Mijn pieper. Daar krijg ik een melding op binnen, met het adres en informatie over het slachtoffer. Ook heb ik altijd alle belangrijkste spuiten bij me. Als ik op de heli zit, heb ik een speciaal, brandveilig uniform aan. Het heeft opvallende rode, groene en gele kleuren. We dragen altijd schoenen met stalen neuzen.
chirurg op de traumahelikopter
Wat zijn de grootste risico’s tijdens het vliegen? De procedures worden zeer streng gevolgd en dan is vliegen uitermate veilig. Natuurlijk moeten we letten op elektriciteitsdraden, masten en kranen. Als we opstijgen is dat altijd met toestemming van Schiphol, want vaak moeten we dwars over de aanvliegroutes van grote Boeings 747 vliegen en een botsing moet natuurlijk voorkomen worden. Na zeven uur ’s avonds, in het donker, of bij heel slecht weer mogen we niet meer vliegen. Dan doen we het werk per ambulance.
203
06.30 uur Met mijn team check ik de helikopter en de apparatuur. chirurg op de traumahelikopter
We zorgen dat de heli klaar is voor onmiddellijke inzet. Medicijnen moeten eventueel worden bijgevuld en alle medische spullen moeten aanwezig zijn. Tegen zeven uur zijn we inzetbaar.
08.12 uur We krijgen een melding binnen van een ernstig verkeersongeval op de A2. Er zijn twee auto’s op elkaar gebotst. Onderweg in de heli krijg ik de gegevens van de slachtoffers door. Vooral één man schijnt er heel ernstig aan toe te zijn. Hij zit vast in zijn auto, heeft hoofdletsel en klaagt over gevoelloosheid in zijn benen...
08.25 uur Acht minuten later landen we op de A2. Met de trauma-
204
Ook chirurg op de traumahelikopter worden? Welke eigenschappen heb je nodig om dit werk te doen? Om dit vak uit te oefenen moet je lef hebben, doorzettingsvermogen en gezond verstand. Daarnaast moet je overzicht kunnen houden en systematisch kunnen werken. Tijdens paniek moet je rust kunnen creëren. Als je ook op de traumaheli wilt, moet je natuurlijk geen vliegangst hebben. Een Engelse collega vatte het ooit mooi samen: ‘Voor dit werk heb je de ogen van een adelaar, het hart van een leeuw en de hand van een vrouw nodig.’ Wat voor opleiding heb je nodig? Je moet wiskunde, scheikunde en natuurkunde in je eindexamenpakket van het vwo hebben. Dan moet je zes jaar geneeskunde studeren, waarvan je twee jaar stage loopt (coschappen). Daarna volg je nog eens zes jaar een gespecialiseerde opleiding tot chirurg. Dan werk je ook al gedeeltelijk, dus je zit niet alleen maar achter de boeken. Meer informatie? www.geneeskundestudent.nl of www.vumc.nl
helikopter kunnen we heel snel ter plaatse zijn. Soms vliegen we meer dan 250 km per uur. Na de landing ga ik snel aan de slag. Ik behandel eerst de zwaarstgewonde patiënt: de man met het hoofdletsel. Hij heeft veel bloed in zijn gezicht en ademt moeilijk. Met de hulp van de brandweer wordt hij snel uit de auto gehaald door het dak van de auto af te knippen. Nadat de patiënt onder narcose is gebracht wordt hij beademd en dan gaan we vlug naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis. De patiënt wordt snel overgedragen aan mijn collega’s en naar de operatiekamer gebracht.
19.00 uur De rest van de dag worden we niet meer opgeroepen. Aan
kan wel 600 liter in de tank. Het team van de traumaheli heeft even tijd om weer op adem te komen. Iedere keer nadat we hebben gevlogen, bespreken we samen onze ‘inzet’. Wat ging er goed? Wat had beter of sneller gekund? We horen dat de ernstig gewonde man van het auto-ongeluk een geslaagde operatie heeft ondergaan.
het einde van onze werkdag ruimen we als team altijd samen de helikopter op. We zorgen ook dat alle apparaten opgeladen zijn en klaarstaan voor de volgende dag. Soms moet de helikopter ook schoongemaakt worden. De volgende dag kunnen mijn collega’s dan weer goed werken.
11.00 uur Tijdens het wachten op een nieuwe melding is er tijd om een rapport te schrijven en te studeren. Natuurlijk wordt het weerbericht goed gevolgd. Bij slecht weer, vooral bij dichte mist, mogen we niet uitvliegen. Met veel wind kan de heli wel goed vliegen.
Een dag uit het leven van helikopterchirurg Frank…
chirurg op de traumahelikopter
10.00 uur Terug op de basis. Eerst moeten we kerosine tanken. Er
205
12.21 uur De tweede noodoproep van vandaag komt binnen. Er is een jongen van 4 jaar uit een raam gevallen. Na de landing ren ik met mijn tas met hulpmiddelen naar het huis waar het is gebeurd. Er staan veel mensen te kijken en er is paniek. De politie helpt me door ruimte te maken. De jongen kreunt zacht maar ademt goed. Ik geef hem zuurstof en snel maken we hem klaar voor transport naar het VU Medisch Centrum. Nog geen twintig minuten na het ongeluk komen we aan op de shockroom van het ziekenhuis, waar de jongen verder wordt behandeld. Hij blijkt gelukkig alleen een lichte hersenschudding te hebben.
14.11 uur Terug op de basis eten we snel wat. Zoals wel vaker gebeurt gaat tijdens het eten mijn pieper af. Snel weer op pad. Een bouwvakker in Amsterdam-Oost is van een steiger gevallen. Als we zijn aangekomen blijken de verwondingen van de bouwvakker mee te vallen. Hij heeft een gebroken been en wat kneuzingen. Ik behandel hem ter plaatse en hij gaat met een gewone ambulance naar het VU Medisch Centrum. Ongeveer een op de tien patiënten gaat daadwerkelijk mee terug met de helikopter.
16.00 uur Het is een drukke dag geweest en ik ben best moe. Als chirurg op de traumahelikopter moet ik continu scherp blijven. Een patiënt heeft er niets aan als ik er niet voor de volle 100% bij ben. Tussen de noodoproepen door probeer ik daarom veel te rusten.
d e e j ay 100% Isis (31): Ik
treed op van Apeldoorn tot Tokio.
Hoe oud was je toen je voor het eerst optrad en hoe ging dat? Muziek is mijn grote passie en ook de drijfveer achter mijn carrière. Vanaf mijn zesde heb ik op de muziekschool gezeten. Toen ik zestien jaar oud was ben ik begonnen met draaien. Op mijn zeventiende verjaardag draaide ik voor het eerst voor publiek. Ik was zo nerveus dat ik de naald amper op de plaat kon zetten. Dat was in Hotel de Ville, destijds een bekende club in Leiden. Maak je als dj eigen muziek of draai je vooral muziek van anderen? Ik maak zelf ook muziek. Gemiddeld zit ik één dag per week in de studio. De basis van de studio is meestal een computer met speciale software. Daarnaast kun je natuurlijk elk instrument gebruiken dat je maar wilt. Niet elke deejay maakt ook muziek, maar de meesten doen dat wel. Ik speel voornamelijk keyboard, maar ik heb ook ooit gitaar gespeeld.
Waar haal je ideeën vandaan voor nieuwe muziek? Mijn muziekstijl is sferisch, melodieus en hypnotiserend. De ideeën voor die muziek haal ik uit mijn fantasie. Ik vind eigenlijk alle goede muziek goed. Daarmee bedoel ik dat ik mij niet laat leiden door genre, maar door het gevoel van het geluid. Ik probeer een bepaald artistiek niveau te bereiken als ik speel, zonder het publiek uit het oog te verliezen. Er zijn volgens mij ook deejays die zich slechts met één van deze twee zaken bezighouden. Kun je cd’s van een dj in de winkel kopen? Ja. In totaal zijn er drie officiële Isis-cd’s verschenen. De komende tijd wordt er steeds meer via internet aangeboden. Via mijn website kun je ook altijd muziek beluisteren. Heb je een eigen cd-label? Ja, ik run samen met mijn collega’s het platenlabel All is One. Dit ben ik in 2005 gestart. Als platenlabel verkopen we zelf muziek. Tegenwoordig is het redelijk eenvoudig om via internet muziek aan te bieden. De consument kan zelf de muziek downloaden tegen betaling.
Wat was je beste optreden ooit? Was het het enthousiaste publiek in Bogota, de volle tent op het New Frontier festival, of de geweldige sfeer tijdens een optreden op Ibiza? Dat is moeilijk kiezen...
Hoeveel platen neem je mee naar een concert? Voor een optreden van twee uur een stuk of honderd. Die draai ik niet allemaal, maar je weet van tevoren nooit precies hoe de sfeer op een feest zal zijn. Het handigst is dus om goed voorbereid op pad te gaan. Thuis heb ik een stuk of 10.000 platen. Elke week komen daar zo’n vijftig tot honderd stuks bij. Een plaat op vinyl kost ongeveer tien euro. Als je via internet muziek koopt betaal je tussen de twee en vier euro voor een nummer. Wat is jouw favoriete cd? Een live opname van een Afrikaanse stam die in de jungle woont, geen elektriciteit heeft en de hele dag liedjes zingt. Een van de mooiste dingen die ik ooit gehoord heb.
deejay
Hoe vaak treed je op en waar is dat meestal? Ik treed gemiddeld twee keer per week op. Dat kan in Apeldoorn zijn, maar ook in Tokio. De enige plekken waar ik nog nooit heb gespeeld, zijn Australië en Nieuw-Zeeland. Verder heb ik op elk continent opgetreden. Meestal ga ik alleen naar een optreden, maar soms zijn er nog andere artiesten bij, een agent, vrienden of familie. Op de plekken waar ik naartoe reis om op te treden, staan er altijd mensen op me te wachten, of ik heb er vrienden die mij komen ophalen.
207
deejay
Waar ben je buiten Nederland allemaal bekend? Eigenlijk overal in de westerse wereld, in Noord-Afrika en gedeelten van Azië. Ik krijg mailtjes of cadeautjes van fans uit heel de wereld. Mensen vragen ook vaak handtekeningen.
208
Zijn er veel vrouwelijke deejays? Er moeten duizenden deejays zijn in ons land. Waarschijnlijk zitten daar er enkele honderden vrouwen bij; we leven nog steeds in een door mannen gedomineerde maatschappij. Het voordeel is dat je als meisje meer aandacht krijgt, het nadeel dat mannen daardoor sneller afgunstig staan tegenover vrouwen die deejay zijn. Waar staat Nederland als deejay-land in de wereld? Nederland is een van de belangrijkste deejay-landen ter wereld, onder andere dankzij ons relatief vrije klimaat. In Nederland mag je over het algemeen zelf bepalen wat je doet, zolang je anderen niet lastigvalt. Daarnaast kun je in Nederland met doorzettingsvermogen gemakkelijk succesvol worden. In andere landen is dat vaak alleen voor de rijken weggelegd. Uit Nederland komen meerdere deejays die officieel tot de beste ter wereld behoren. Wat is het leukste aan dit beroep? Dat ik in staat ben om met mijn passie in mijn levensonderhoud te voorzien. Soms maak je ook grappige dingen mee. Ik was eens in Praag aan het draaien toen een stel zich begon uit te kleden en vervolgens naakt ging dansen op het podium. Het was niet ordinair of vulgair, gewoon heel onschuldig. Ik vond dat heel stoer van ze. Wat is het moeilijkste aan deejay zijn? Ik moet altijd heel laat en onregelmatig werken. Dat is erg zwaar voor je lichaam. Je moet bovendien altijd op commando een topprestatie leveren. Ook als je een keertje je bui niet hebt. Je kunt nooit zeggen: ik doe het eventjes opnieuw. Daarnaast heb ik door mijn bekendheid weinig privacy.
Ook deejay worden? Welke eigenschappen moet je hebben om door te breken als dj? Wat is het geheim? Ik denk dat het beste fundament voor een succesvolle carrière in de showbizz een combinatie van talent en voorkomen is. Dat kan een combinatie zijn van uitstraling, intelligentie, gevoel voor humor, charme of zakelijk inzicht en pr-kwaliteiten. Mocht je alleen over talent beschikken, dan is het misschien beter om niet op het podium, maar eerder backstage als producer te proberen succesvol te worden. Er is overigens een verschil tussen goed zijn en bekend zijn als deejay. Zelfs buiten de schijnwerpers zijn er een hoop deejays in staat om in hun levensonderhoud te voorzien. Kun je een opleiding of cursus volgen om deejay te worden? Er zijn wel bepaalde cursussen of workshops die je kunt volgen om wat te leren over deejayen, maar de meeste officiële opleidingen richten zich hoofdzakelijk op de productie van muziek. Ik denk dat het vooral een zaak van veel oefenen is. Talent heb je of je hebt het niet. Meer informatie? www.dj.startpagina.nl (klik op opleidingen) en www.djisis.nl
deejay 209
Een dag uit het leven van deejay Isis… 08.00 uur Ik kom net thuis van een optreden in Antwerpen. Als dee-
21.30-23.30 uur Om halftien vertrek ik vanuit Amsterdam naar
jay heb ik een heel onregelmatig leven. Het ene moment ga ik om acht uur ’s ochtends naar bed. De volgende dag moet ik juist om acht uur op. De ene dag zit ik in de studio, de volgende koop ik mijn platen, soms werk ik op mijn kantoor. In het weekend is het vooral: voorbereiden, reizen, optreden, reizen, slapen, voorbereiden en weer door.
Groningen. Rond halftwaalf kom ik aan in de club. Ik heb geen tijd om te relaxen en bereid mijn platen voor.
24.00 uur Ik draai een twee uur durende set. De zaal is vol en gaat helemaal uit z’n dak. Het is toch altijd weer een heerlijk gevoel voor een deejay als je ziet dat mensen genieten van jouw muziek.
13.00 uur Vandaag ga ik nog even naar de stad om wat platen in te kopen voor vanavond. Ik moet optreden in Groningen en ik wil graag wat nieuwe muziek kunnen draaien.
16.00 uur Weer thuis bereid ik me voor op het optreden van vanavond. Ik zoek mijn platen uit. En probeer een paar mixen uit. Daarna eet ik snel nog wat.
21.00 uur Ik heb een auto gehaald en haal mijn platen op.
02.00-05.00 uur Het is nog twee uur rijden naar huis, dus ik vertrek snel. Om vier uur ’s nachts kom ik aan in Amsterdam. Een klein uurtje later ga ik slapen. Ik ben doodop.
autocoureur Danny van Dongen (23): Met
281 km per uur een klapband krijgen is best spannend…
In welk type auto rijd je? Ik rijd in het automerk Marcos, in het type LM600 om precies te zijn. Hij haalt meer dan driehonderd kilometer per uur en kost 450.000 euro. Tijdens een race gebruikt de auto 1,5 liter brandstof per minuut, dus na een uurtje racen is mijn tank van honderd liter alweer leeg! Ik race voor de Eurotech Groep, een groot metaalbedrijf dat ook mijn raceauto maakt. Doe je mee aan Formule-races? Nee, ik race in de GT-klasse. Dat zijn straatauto’s die omgebouwd zijn tot raceauto’s, bijvoorbeeld BMW’s, Porsches of Corvettes. Om de auto’s raceklaar te maken, verbeteren en versterken we bijna alle onderdelen, zoals de motor, de versnellingsbak en de banden. In een raceauto kan maar één coureur, terwijl in de straatversie meestal plaats is voor twee of soms wel vier personen. Vaak is alleen nog het model van de raceauto hetzelfde als de straatauto. Verder is alles anders.
Wat is het verschil tussen GT-klasse en de Formule 1? Een Formule 1 auto is geen straatauto zoals bij de gt-klasse, maar de snelst mogelijke raceauto die gebouwd kan worden. De lengte van de wedstrijden is ook verschillend. gt-races duren twee uur of langer en er is een rijderswissel. Er bestaan zelfs 24-uurs races in de gt-klasse. Formule 1 races duren maximaal twee uur. Hoe vaak doe je mee aan races? In een drukke maand heb ik drie races, anders race ik om de twee weken. Afgelopen jaar had ik het heel druk, omdat ik meedeed aan meerdere kampioenschappen. Als ik een wedstrijd heb, train ik de donderdag en vrijdag ervoor. Op zaterdag rijd ik de kwalificatiewedstrijd, om te bepalen op welke positie ik mag starten. Wedstrijden zijn altijd op zondag. Tussen de wedstrijden en trainingen door zit ik op school. Ik ga naar een hbo voor topsporters: de Johan Cruijf Academie. Ik krijg altijd vrij voor wedstrijden en trainingen en mag in mijn eigen tempo leren.
Wat voor soort wedstrijden zijn er zoal? Je hebt sprintraces en langeafstandraces. Bij een sprintrace rijd je twaalf rondes op het circuit. Meestal zijn die races na een klein halfuurtje al afgelopen. De meeste races in de gt-klasse zijn langeafstandraces van twee uur of langer. Bij een race van twee uur wissel je na een uur van coureur. Ik zit in een raceteam met twee andere coureurs: Cor Euser en Marc Goossens. Wisselen van coureur oefenen we vaak, want daar kun je veel tijd mee winnen tijdens een race. Er bestaan ook races in de gt-klasse van vier uur of van 24 uur. Dan wisselen we om de anderhalf uur van rijder. Tenzij er tussendoor iets gebeurt of als je crasht. Dan ga je eerder naar de pitstop. Mag iedereen meedoen aan een race? Als je wilt meedoen aan een race op het circuit, moet je een racelicentie hebben. Die kun je halen bij een raceschool, bijvoorbeeld op het circuit van Zandvoort. Je hebt ook wat race-ervaring nodig voordat je aan een echte wedstrijd mee mag doen. De organisatie van een race test van tevoren of je het circuit binnen een bepaalde tijd kunt rijden. Als je te langzaam gaat mag je niet meedoen, want dat is gevaarlijk voor de andere coureurs: dan knallen we allemaal tegen elkaar op. De dag voor een race is er een kwalificatiewedstrijd. Daarmee wordt je startpositie tijdens de wedstrijd bepaald.
Hoe is jouw carrière begonnen? Mijn vader was autocoureur en mijn broer racet ook. Ik werd dus al vroeg aangestoken met het racevirus. Op mijn zestiende begon ik met racen op Zandvoort. Ik had daarvóór bij een open wedstrijd een aanmoedigingsprijs gewonnen van Citroën, waarmee ik een heel jaar racen kon financieren. Vanaf toen ging het heel snel. Ik werd derde bij het Nederlands kampioenschap en ging in steeds hogere klassen racen. Wat is je favoriete circuit? Het circuit in Zolder in België is erg mooi. Maar het allermooiste waar ik tot nu toe heb geracet is denk ik Spa-Francorchamps in België. Daar zitten mooie snelle bochten in.
autocoureur
Race je ook in het buitenland? Dat hangt af van het kampioenschap waaraan ik meedoe. Ik heb ooit een jaar in Spanje geracet. Iedere maand vloog ik daar twee keer heen voor wedstrijden. Ik heb weinig van het land gezien, want na de wedstrijden vloog ik meteen weer naar huis. Op dit moment doe ik vooral mee aan wedstrijden in België, Nederland en Luxemburg. Ik hoop natuurlijk dat ik steeds beter word en over heel de wereld kan gaan racen. Mijn grootste droom is om een keer mee te doen en te winnen in Le Mans, Frankrijk. Dat is de grootste en bekendste 24-uurs wedstrijd ter wereld.
211
Moet een autocoureur heel fit zijn? Ja, je moet een topconditie hebben voor deze sport. Vooral 24uurs races zijn heel zwaar voor je lichaam. Naast het racen sport ik ongeveer vijftien uur per week om fit te blijven. Ik doe vooral duursporten zoals hardlopen en fietsen. Maar ik doe ook aan squash en als ik in het weekend geen wedstrijd heb, ga ik karten. Ik let erg op wat ik eet en drink en wat mijn gewicht is.
autocoureur 212
Wat is het leukste aan autocoureur zijn? Het racen zelf en de hele competitie eromheen. Die snelheid is geweldig, maar ook de tactiek die je kiest. Hoe zorgen we dat we winnen? Hoe zorg ik dat ik vóór die Corvette kom die ik nu eindelijk een keer wil verslaan? Die spanning. Wat ik ook leuk vind is dat het een echte teamsport is. Ook al zit ik in mijn eentje in de auto, feitelijk ben ik slechts de laatste schakel in het geheel. De monteurs in de pitstop werken net zo hard als ik. We doen zo’n wedstrijd echt samen. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Het optimaal afstellen van de auto. Samen met de monteurs moet ik uitpuzzelen wanneer de auto het hardst gaat. De hoogte van de auto, de schokbrekers en de banden hebben daar allemaal invloed op. Op trainingsdagen testen we de snelheid van de auto door te sleutelen aan verschillende van deze onderdelen. Ik moet als coureur na de aanpassingen voelen of hij beter rijdt. Het zegt niet alles: soms vind ik de auto minder lekker rijden, maar blijkt hij toch sneller te gaan. Dan laten we het zo. Ben je wel eens gecrasht op het circuit? Ja, ik ben wel eens over de kop geslagen of hard in de vangrail terechtgekomen. Vorig jaar kreeg ik met 281 km per uur een klapband, dat was best spannend. Gelukkig had ik niks! Een raceauto is berekend op klappen en je zit strak in de gordels. Ik zeg wel eens: of het gaat heel erg mis bij een crash, of je stapt er bij wijze van spreke lachend uit. In heel mijn carrière heb ik maar één keer een rib gebroken, en dat was met karten! Ik ben nooit bang tijdens het autoracen. Als je dat bent, moet je geen coureur worden.
Ook autocoureur worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een autocoureur? Je moet het echt graag willen en doorzetten. Je moet ook lef hebben en van snelheid houden. Je oog-handcoördinatie moet goed zijn. Alles wat je ziet moet je direct kunnen omzetten in een beweging. Je hoeft niet per se veel talent te hebben: door het veel te doen, kun je het ook leren. Is er een opleiding die je kunt volgen? Als je echt racecoureur wilt worden, kun je het beste beginnen met karten. Daarna kun je een racecursus doen, bijvoorbeeld op Zandvoort of een ander circuit. Daar geef ik ook lessen. Om te racen moet je kunnen autorijden, maar je hoeft niet per se een rijbewijs te hebben. Ik ben op mijn zestiende begonnen met racen. Meer informatie? www.dannyvandongen.nl of www.circuit-zandvoort.nl
12.00-12.45 We besteden extra tijd aan het oefenen van de pitstop.
13.00-14.00 uur Ik eet veel om op krachten te komen voor de race. Ik drink ook veel water met zoutoplossing. In de auto wordt het tijdens de race 60 graden. In mijn helm zit een waterslangetje waaruit ik kan drinken tijdens de race, maar het helpt niet genoeg. Per uur raak ik zo’n twee liter vocht kwijt door zweten.
autocoureur
Tijdens de 24-uurs race moeten we regelmatig stoppen om te tanken en om banden te wisselen. Vandaag oefenen we ook een paar keer het rijders wisselen. Als coureur zit je in de auto volledig vastgegespt, voor de veiligheid. In- en uitstappen is niet zomaar gebeurd. Als we dat snel kunnen, winnen we enorm veel tijd.
213
14.00-14.30 uur Ik krijg een massage om al mijn spieren los te maken voor de race. En ik weeg mezelf: 78,7 kg. Als ik uit de auto kom, moet ik veel drinken om weer op hetzelfde gewicht te komen.
15.00-16.00 uur Met het hele team doen we mee aan de Start Grid: de raceauto’s worden opgesteld op het circuit. Het publiek mag de auto’s dan van dichtbij bekijken. Ik moet veel handtekeningen uitdelen en we poseren voor de auto. Ik ga op de foto met fans en met pitspoezen, dat zijn meisjes in strakke kleding die reclame maken voor een bepaald merk. Dat is best leuk, haha.
Een dag uit het leven van autocoureur Danny van Dongen… 10.00 uur Ontbijt. Vandaag is de 24-uurs race van Zolder in België,
17.00 uur De 24-uurs race begint. Mijn collega-coureur Cor Euser
het hoogtepunt van het jaar. Met drie coureurs gaan we 24 uur racen tegen andere teams. Het gaat erom welk team de meeste laps maakt. We hebben ons gekwalificeerd om als derde te starten. De twee auto’s voor ons zijn Corvettes, die ik het hele jaar nog niet verslagen heb.
start eerst in onze auto, na een uurtje lost Marc Goossens hem af en daarna ben ik. We rijden de hele nacht door. Het is de zwaarste, maar ook de leukste race van het jaar.
Volgende dag 17.00 uur Ik ben tweede geworden! Eindelijk één 11.30 uur Warming-up op het circuit. Om-en-om met de twee andere coureurs uit mijn raceteam rijden we wat rondjes. In ons team zitten ook monteurs, zij zorgen ervoor dat de auto in optimale conditie is. Zij checken de auto tijdens de warming-up vanochtend: alles is goed. Autoracen is echt een teamsport; zonder een goed team in de pits kunnen wij nooit winnen.
van de Corvettes verslagen dus. Nog maar eentje te gaan! Le Mans, hier komen we!
luchtverk e e r sl e i d e r Wendy Weggen (25): In
deze baan is er geen ruimte voor incompetentie, alles moet perfect lopen.
Wat doet een luchtverkeersleider? Ik zorg ervoor dat vliegtuigen veilig landen en opstijgen, en bovendien op tijd. We moeten ons daarbij ook aan strenge regels houden om geluidshinder te beperken. Dat bij elkaar is vaak een hele puzzel. Ik zie elk vliegtuig als een stip op mijn radarscherm. Aan de stipjes is een label ‘geplakt’ met essentiële vluchtinformatie, zoals vliegtuigtype, hoogte en snelheid van de kist. Op basis van deze informatie en factoren zoals de weersomstandigheden, geef ik aanwijzingen aan de piloten. Zo zorgen mijn collega’s en ik ervoor dat er geen botsingen in de lucht plaatsvinden. Hoe weet een piloot met wie hij moet praten? Stel, een vliegtuig vertrekt van Schiphol. Eerst praat de piloot met ground control. Deze verkeersleiders begeleiden vanuit de verkeerstoren het vliegtuig van de gate naar de juiste startbaan. Dan schakelt de piloot over naar radiocontact met de torenverkeersleider, van wie hij toestemming moet krijgen om op te stijgen. Collega’s in de toren houden contact met de piloot totdat het vliegtuig met het blote oog niet meer te zien is.
Vervolgens wordt het vliegtuig overgedragen aan een ‘radarteam’. Dat houdt contact met de piloot tot twee kilometer hoogte en brengt het vliegtuig veilig tot een van de ‘snelwegen’ voor het vliegverkeer. Daarna krijgt de piloot te maken met een derde luchtverkeersleidingteam dat hem begeleidt tot ongeveer 7,5 kilometer hoogte – dat is de grens van het Nederlandse luchtruim. Wat zijn jouw verantwoordelijkheden precies? Ik werk gemiddeld 30% van mijn tijd in de verkeerstoren en 70% ‘op de radarafdeling’. Bij topdrukte begeleiden we ruim honderd vliegtuigen per uur. Ik zorg dat er genoeg afstand tussen de vliegtuigen zit: ongeveer driehonderd meter in hoogte (verticaal) en vijf kilometer in lengte (lateraal) en begeleid ze in de richting van de landingsbaan. Ik werk samen met een planner. Die zorgt ervoor dat niet alle vliegtuigen tegelijkertijd landen of opstijgen; het aanbod van inkomend en uitgaand verkeer wordt dus gedoseerd. Officieel mogen we maximaal twee uur aan een stuk doorwerken. In de praktijk nemen we na een uur intensief werk een pauze van veertig minuten. Dit werk kost veel concentratievermogen en na een uur verslapt je aandacht langzaam. Als ik pauze heb, neemt een collega het van mij over.
Wat vind je het allerleukste aan luchtverkeersleider zijn? Het contact met de piloten. Maar als ik een heel druk schema feilloos afwerk en alle vliegtuigen veilig en zonder vertraging binnenloods, geeft me dat ook een enorme kick. In deze baan is er geen ruimte voor incompetentie, alles moet perfect lopen. Het is ook leuk als je vliegtuigen met bekende mensen binnenloodst. Onlangs was er een vliegtuig met Madonna en een vliegtuig met Robbie Williams aan boord. Een collega van mij had onlangs het vliegtuig met Bono van U2. Bono zong even door de intercom voor ons! Dat zijn toch wel leuke dingen.
Wat is het spannendste of moeilijkste dat je ooit hebt meegemaakt op je werk? De opleiding! In de simulator oefenen we noodsituaties en dat is zwaar. Een vliegtuig met een technisch probleem moet je intensief begeleiden om het veilig te kunnen laten landen. Als er echt een serieus probleem is met een kist – wat zelden voorkomt – dan krijgt dit vliegtuig een ‘eigen’ verkeersleider die verder geen andere vliegtuigen begeleidt. Wat ook moeilijk is, is slecht weer. Je moet dan extra scherp zijn en dat is vermoeiend. Wat is je grootste angst als luchtverkeersleider? Dat er een botsing plaatsvindt tussen vliegtuigen. Ik weet dat het eigenlijk niet kan gebeuren, maar je denkt er wel eens aan.
luchtverkeersleider
Wanneer is het topdrukte? Vliegverkeer lijkt erg op autoverkeer: als het ergens op een kruispunt vastloopt, loopt het hele verkeer vast. Als er op een vliegveld ergens in Europa een baan niet gebruikt kan worden, of er is dichte mist, dan merken we dat overal. ’s Ochtends vanaf zeven uur tot halftien, tussen de middag en ’s avonds vanaf een uur of zes tot ongeveer halftien, is het spitsuur.
215
luchtverkeersleider 216
Wanneer had je voor het laatst een rotdag en waarom? Dat was in de zomermaanden, in augustus, toen het ontzettend slecht weer was. Er waren toen veel zware buien, vaak met harde wind. Vliegers willen liever niet door die buien vliegen en moeten daaromheen geleid worden. Dat vergt meer concentratie en na twee weken ‘zwaar weer’ was ik echt moe. Het liefst werk ik met een strakblauwe lucht. Je merkt dan dat de piloten ook in een beter humeur zijn. Wat neem je altijd mee naar je werk en waarom? Een boek, want zodra ik een pauze heb en een collega het werk even van me overneemt, ga ik lezen om lekker te ontspannen. Heb je een mooi uniform? Nee, we dragen gewoon burgerkleding. Iets waar je je gemakkelijk en lekker in voelt.
Wanneer wist je voor het eerst dat je luchtverkeersleider wilde worden? Mijn vader en mijn broer zijn allebei piloot, dus ik kwam al vroeg in aanraking met de luchtvaart. Als kind trok het me al ontzettend aan en toen ik zeventien was, wist ik zeker dat ik in deze branche wilde werken. Ik was te jong om luchtverkeersleider te worden, dus ben ik eerst een andere studie gaan doen. Op mijn twintigste heb ik alsnog gesolliciteerd bij Luchtverkeersleiding Nederland.
Ook luchtverkeersleider worden? Wat zijn de ideale eigenschappen die je moet hebben voor dit beroep? Je moet goed inzicht hebben in wat er om je heen gebeurt en driedimensionaal kunnen denken. En je moet meerdere taken tegelijk kunnen uitvoeren, multitasken noemen we dat. In de praktijk blijkt dat niet zoveel mensen dit kunnen. Je moet ook langere tijd heel geconcentreerd bezig kunnen zijn en snel beslissingen kunnen nemen. Daarnaast moet je goed Engels kennen. Dat is de basis voor de ‘taal’ die we met de piloten spreken en die we tijdens onze opleiding leren. Wat voor opleiding moet je hebben? Je moet minimaal een havo-diploma op zak hebben met een voldoende voor wiskunde. Als je negentien jaar bent, kun je solliciteren. Voldoe je aan de eisen, dan volgt een tamelijk zware selectie. Als je die goed bent doorgekomen begin je aan de opleiding. De luchtverkeersleiding betaalt deze opleiding van vier jaar helemaal en je krijgt zelfs al een salaris. Tijdens je studie werk je namelijk al; het is een praktijkopleiding. Hoeveel luchtverkeersleiders zijn er in Nederland? Bij Luchtverkeersleiding Nederland werken ongeveer 200 luchtverkeersleiders en 100 assistenten. Daarvan werken er ongeveer 170 op Schiphol. De anderen werken op de luchthavens van Groningen, Maastricht, Rotterdam of Twente. Ongeveer een kwart van alle luchtverkeersleiders is vrouw. Meer informatie? www.luchtverkeersleider.nl
luchtverkeersleider 217
Een dag uit het leven van luchtverkeersleider Wendy… 06.30 uur Begin van mijn werkdag op Schiphol-Oost. Naarmate
11.00 uur Tegen de middag wordt het even iets minder druk en ga ik
de dag vordert wordt het drukker en komen steeds meer mensen in dienst. Tegen acht uur is het al topdrukte en werken er wel vijftien mensen in het ‘snelweg’-team. Zij begeleiden vliegtuigen tot 7,5 kilometer hoogte. Ik begeleid vandaag met vijf anderen de vliegtuigen in de richting van de landingsbaan. Als luchtverkeersleider word ik ieder uur afgelost door een collega. Ik ga dan even een halfuurtje lezen om te ontspannen.
even lunchen in ons bedrijfrestaurant. We kunnen ook in de ontspanningsruimte gaan biljarten of wat lezen, maar ik blijf meestal op de operationele zaal zelf en ga daar lezen. Het is er lekker rustig en een beetje donker. Dat is wel fijn voor je ogen, omdat je niet steeds opnieuw aan het weinige licht in de radarruimte hoeft te wennen.
09.05 uur De gesprekken die je voert met de piloten zijn zakelijk, maar af en toe hoor je wat bijzonders. Dit stipje op de radar bijvoorbeeld, dat is KL 654, die heeft het nationale dameshockeyteam aan boord. Ze zijn net wereldkampioen geworden. Het zal wel groot feest zijn aan boord!
13.00 uur Vandaag ben ik om één uur klaar met mijn werk en ik ga lekker naar huis. Als luchtverkeersleider werk je nooit langer dan zes uur op een dag, omdat je anders niet geconcentreerd genoeg meer bent. Soms ben ik mentaal zo moe dat ik gewoon niks anders meer kan doen die dag. Overigens moet ik ook geregeld avond- en nachtdiensten draaien. Die worden eerlijk verdeeld; iedereen krijgt ze even vaak.
reddingswerker Marcel van den Nieuwendijk (34):
Ook met golven van acht meter hoog varen we uit.
Wat houdt jouw werk in? Ik help mensen op zee die in nood zijn geraakt. Dat varieert van mensen op een schip dat vastzit op een zandbank, tot aan surfers met een gebroken been. Reddingswerkers hebben zeven dagen per week dienst en ze kunnen elk moment van de dag opgepiept worden. Als je pieper afgaat, laat je alles uit je handen vallen en scheur je naar de haven. De regel is dat we binnen tien minuten na een noodmelding uitvaren. Alle reddingswerkers wonen dus dicht bij de haven. Zijn jullie een soort Baywatch die zwemmers redden? Nee, dat klopt niet. De Reddingsbrigade helpt vooral mensen in het kustwater, dicht bij het strand dus. Ik werk bij de Reddingmaatschappij. Wij zijn er vooral voor mensen op zee die hulp nodig hebben.
Is reddingswerker een fulltime beroep? De meeste reddingswerkers zijn vrijwilliger en hebben er een ander beroep naast. Zij hebben met hun werkgever afgesproken dat ze weg mogen zodra er een noodoproep is. Er is ook een schipper. Hij of zij is wel elke dag op het reddingsstation aanwezig en wordt ook betaald. Hij zorgt voor het onderhoud van alle spullen, zoals de boten en de pakken van de reddingswerkers. Als je uit moet varen, moet alles natuurlijk perfect in orde zijn. We zijn eigenlijk net zo georganiseerd als de brandweer in kleinere dorpen. Die werken ook allemaal met vrijwilligers. Hoe vaak moeten jullie uitrukken? Dat verschilt per seizoen. In de zomer is het soms wel twee of drie keer per dag. In ongeveer driekwart van de gevallen gaat het om recreanten zoals afgedreven surfers die uitgeput zijn of mensen op plezierjachtjes die niet meer terug kunnen naar de kust. Per jaar rukken we ongeveer 110 keer uit. Twee tot drie keer per jaar gaat het om heel ernstige gevallen, zoals mensen die ernstig onderkoeld of bijna verdronken zijn.
Hoe weet je de exacte locatie van een schip in de problemen? Dat horen we van de kustwacht. Als een schip een noodsignaal afgeeft, worden via de radio automatisch de exacte coördinaten en het registratienummer van het schip meegezonden. Vuurtorenwachters waarschuwen de kustwacht ook wel eens. Als een schip lang stilligt op een locatie, weten vuurtorenwachters vaak dat er iets mis is. De exacte coördinaten kun je dan op de radar zien. Heb je zelf wel eens iemand gered? Ja, al moet ik zeggen dat ik dat niet alleen doe, maar met een heel team. De laatste keer dat we iemand hebben gered, ging het om een kitesurfer die verstrikt was geraakt in zijn eigen lijnen. Er zat touw om zijn benen en armen. Mensen op het strand hadden hem zien spartelen en 112 gebeld. De jongen was volledig uitgeput. Toen we aankwamen met de reddingboot gaf hij het op. Hij zonk weg en ik kon hem nog net naar boven trekken. Die jongen was zeker verdronken als wij er niet waren geweest. Hoeveel bemanningsleden heeft een reddingboot? Er zitten minimaal vier mensen op een reddingboot, maar liever werken we met zes of zeven man. Zeker bij een ernstige melding. In totaal heeft het reddingsstation in Stellendam één schipper en veertien vrijwilligers.
Oefenen jullie vaak? We oefenen twee keer per maand, een keer op zaterdag overdag en een keer op donderdagavond. In het donker en in het licht dus. We oefenen dan bijvoorbeeld hoe je iemand oppikt uit het water, hoe je overstapt op schepen en waar je aan moet denken voor je eigen veiligheid. Vaar je ook uit bij heel slecht weer? Soms zijn de golven wel acht meter hoog en is het windkracht acht of negen. Maar onze vuistregel is: hoe slecht het weer ook is, als iemand onze hulp nodig heeft, varen we altijd uit! Kan de reddingboot zinken? De boot is zo ontworpen dat ze niet kan zinken. In principe kan de boot ook niet omslaan, zelfs niet bij golven van twaalf meter hoog. Als het in een uitzonderlijk geval toch zou gebeuren, dan is de boot zo ontworpen dat ze vanzelf weer rechtop gaat drijven.
reddingswerker
Hoe weet je dat iemand op zee in nood is? Mensen die op een boot zitten bellen vaak zelf het noodnummer 112. Een mobiele telefoon doet het namelijk nog tot een paar kilometer vanaf de kust. Soms zijn er ook mensen op het strand die 112 bellen als ze zien dat iemand op zee in de problemen zit. De centrale van 112 schakelt de kustwacht in en die drukken de piepers in van de reddingswerkers. De meeste schepen hebben trouwens een radioverbinding, waarmee ze direct een noodsignaal naar de kustwacht kunnen versturen. Sommige jachtjes schieten ook een vuurpijl af om te laten zien dat ze hulp nodig hebben.
219
reddingswerker 220
Wat is het leukste aan reddingswerker zijn? Ik vind het leuk om bezig te zijn op het water. Dat komt omdat ik vroeger visser ben geweest. Ik vind het ook heel leuk dat ik andere mensen kan helpen. Veel reddingswerkers doen dit werk ook vanwege de adrenalinekick die je ervan kunt krijgen: je rukt met groot materieel uit en elke seconde telt. Het is wat spannends naast een gewone baan. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Voor een schipper is het ’t moeilijkst om een groep mensen bij elkaar te vinden en te houden die dit werk willen doen. Reddingswerkers zijn vooral vrijwilligers, dus die moeten er zin in blijven houden. Reddingswerkers moeten bovendien 24 uur per dag dicht bij de haven zijn; ze moeten dus dichtbij wonen en werken. Dat komt steeds minder vaak voor. Hoe werven jullie reddingswerkers? Vaak gaat het via vrienden. Als je hoort dat iemand interesse heeft, ga je eens langs om een praatje te maken. Heel soms, als de nood echt hoog is, zetten we een advertentie dat we nieuwe reddingswerkers zoeken. Wat heb je altijd bij je? Mijn pieper waarmee ik opgeroepen kan worden. Als ik op vakantie ga, dan nemen de andere reddingswerkers voor mij waar. Op zee heb ik altijd een waterdicht pak aan dat blijft drijven als ik in het water spring. Het is lekker warm vanbinnen en ik kan er met al mijn kleren zo instappen.
Ook reddingswerker worden? Wat zijn de ideale eigenschappen van een reddingswerker? Je moet sociaal zijn en om je medemens geven. Je wordt namelijk meestal niet betaald. Je moet rustig zijn, want je komt vaak in panieksituaties terecht. Als je schipper van de reddingboot bent, moet je enigszins technisch aangelegd zijn, zodat je kleine reparaties kunt uitvoeren. Wat voor opleiding heb je nodig? Je hebt geen specifieke opleiding nodig, je moet vooral beschikbaar zijn. Reddingswerkers zijn zeven dagen per week, 24 uur per dag oproepbaar; ze moeten binnen tien minuten na een noodoproep in de haven kunnen zijn. Als je er drie maanden bij zit en je vindt het nog steeds leuk en je past in het team, krijg je een opleiding van de Koninklijk Nederlandse Redding Maatschappij (knrm). Je leert dan mensen uit het water trekken, varen met de boot, zoeken naar drenkelingen, enzovoort. De knrm heeft veertig reddingsstations van Cadzand tot Eemshaven. Er zijn ongeveer tien betaalde schippers in Nederland en achthonderd vrijwillige reddingswerkers. In de zomer is ook de Reddingsbrigade actief. Zij werken met extra bemande posten op de stranden. Meer informatie? www.knrm.nl
09.00 uur Sinds kort ben ik schipper van de KNRM in Breskens. Als
09.40 uur Eenmaal op weg horen we via de radio van de kustwacht
vrijwilliger werkte ik jaren in Stellendam, dus het vak is niet nieuw voor mij. Wat wel nieuw is, is dat ik nu elke dag naar het reddingsstation ga. Ook als er geen noodoproep is. Ik begin de dag met het opruimen van het station.
wat er aan de hand is. Een schip is door een navigatiefout op een zandbank terechtgekomen. Gelukkig niet iets heel ernstigs. Volgens de kustwacht is er wel slecht weer op komst, dus de boot moet snel worden los gesleept en naar de haven toe. We krijgen de coördinaten door en typen die in op ons eigen navigatiesysteem.
09.20 uur Net als ik wil beginnen aan klein onderhoud van een van de boten, gaat mijn pieper af. Een noodoproep van de kustwacht! Terwijl de kustwacht ook de andere vrijwillige bemanningsleden oppiept, trek ik razendsnel mijn overlevingspak aan. Het is een waterdicht pak waar ik met al mijn kleren aan in kan. Daaroverheen trek ik een reddingsvest. Ongeveer twee minuten later sta ik buiten; ik spring in de boot en leg alles klaar voor de andere mannen.
09.45 uur Als we aankomen bij het schip, regent het hard en zijn de golven al zo’n twee meter hoog. Voordat we de boot van de zandbank slepen, moeten de mensen van boord. Met het slechte weer is het nog een hele toer om de mensen op de reddingboot te krijgen. Het zijn twee mannen en twee vrouwen en ze zijn een beetje in paniek geraakt. Het gevaarlijkste is als er mensen tussen de twee schepen in vallen. Ze kunnen geraakt worden door de romp of schieten onder de boot.
09.30 uur De eerste collega-reddingswerker arriveert vijf minuten na de eerste noodoproep. In het dagelijks leven is hij timmerman en hij heeft zijn werkkleding nog aan. Zodra de pieper van een reddingswerker afgaat, komt hij zo snel mogelijk naar de haven. Exact tien minuten later zijn we met zes man op de boot, we gooien de trossen los en varen met volle kracht de haven uit.
10.15 uur Alle mensen zijn veilig van de boot gehaald en we slepen het vastgelopen schip van de zandbank terug naar de haven. De mensen die we gered hebben, krijgen een warme kop chocomel en kunnen even bijkomen van de schrik. Ze zijn niet gewond, dus de ambulance hoeft niet te komen. De reddingswerkers gaan weer uit de pakken en we praten met de mensen na over wat er mis is gegaan.
12.00-15.00 uur Iedereen is weer weg en als schipper blijf ik achter op het station. Ik maak de boot en het station schoon en ruim alles op. Op de boot verricht ik wat klein onderhoudswerk. Ik stuur ook nog twee reddingspakken op naar ons hoofdkantoor in IJmuiden, want ze zijn lek. Rond drie uur ga ik naar huis. Uiteraard neem ik mijn pieper mee, want het werk van een reddingswerker houdt nooit op…
reddingswerker
Een dag uit het leven van reddingswerker Marcel…
221
dolfijn e n t r a i n e r Mariska Rinkel (23): Ik
zie ’s ochtends meteen welke dolfijn een slechte bui heeft en welke blij is.
Wat doet een dolfijnentrainer? Vooral veel trainen met de dolfijnen en shows geven. In de zomer geef je vaak vijf shows per dag. Daarnaast voer je en verzorg je de dieren. Je voert ook kleine medische handelingen uit, zoals het opnemen van de temperatuur, het afnemen van een bloedmonster, het controleren van de huid op krasjes. Schoonmaken van het dolfijnenbad hoort er natuurlijk ook bij. Uiteraard speel je ook met ze! Hoeveel dolfijnen heeft het dolfinarium? We hebben 27 dolfijnen. Ze zijn verdeeld in één groep van tien mannetjes en één gemengde groep van zeventien jonge en oude dieren, mannetjes en vrouwtjes. De groep van tien mannetjes doet bijna alle shows. Vrouwtjes zijn vaak drachtig, waardoor ze niet mee kunnen doen. In een gemengde groep dolfijnen kan het bovendien zo zijn dat ze tijdens een show meer oog hebben voor elkaar dan voor de trainers! De zeventien dolfijnen die meestal niet meedoen aan de show, zwemmen in een ander bad en zijn vooral bedoeld voor de voortplanting. Sinds een paar jaar mag je geen wilde dieren meer vangen voor in het dolfinarium, dus daarom fokken we eigen dolfijnen.
Hoeveel dolfijnen verzorg jij? We hebben geen eigen dolfijn om voor te zorgen en ik heb ook geen favoriete dolfijn. Ik vind ze allemaal even leuk. Elke dolfijn heeft zijn eigen karakter. Als ik ’s ochtends binnenkom zie ik meteen welke dolfijn een slechte bui heeft, welke blij is en welke ziek. Je kunt dat zien aan de manier waarop ze reageren, en aan hun ogen. Vanochtend was een dolfijn bijvoorbeeld erg chagrijnig: hij reageert zich dan echt een beetje af op mij. Ik denk dat er net iets gebeurd is binnen de groep waar hij knorrig van is geworden. Er heerst een heel strenge hiërarchie binnen de kudde. Hoe communiceer je met dolfijnen? Ze herkennen mij en ik gebruik mijn stem. Maar ik communiceer vooral door oogcontact te hebben, en met handgebaren. We hebben verschillende gebaren die ze kennen. Als ik mijn handen duidelijk openvouw, betekent dat ‘op je rug liggen’. Een gewone hand open betekent einde sessie of einde voedering. Een hand naar links betekent naar links gaan en met de vingers zwaaien betekent zingen. Als je op het water klopt met je hand, komen ze bij je. Als ik op mijn fluitje blaas, weet de dolfijn dat hij iets goed heeft gedaan en mag terugkomen naar de trainer voor zijn beloning. Dat gebruik je in shows, maar ook tijdens het trainen.
Hoe train je een dolfijn? We trainen dolfijnen zodra ze geen melk meer drinken bij de moeder, maar zelfstandig vis kunnen eten. Ze zijn dan meestal acht maanden oud. We trainen ze spelenderwijs en we trainen door te belonen. Iedere keer als ze iets goed doen, krijgen ze een vis, knuffel of ijsblokje. Doen ze iets niet goed, dan krijgen ze geen beloning en dan kijken we ze neutraal aan. We geven nooit straf en we worden nooit boos. Geen beloning en geen reactie, dat is voldoende voor een dolfijn om te snappen dat hij iets niet goed heeft gedaan. Het zijn lange trainingsprocessen en je moet echt geduld hebben. Gelukkig zijn we met twintig trainers!
dolfijnentrainer
Kunnen dolfijnen ook met elkaar communiceren en begrijpen jullie dat? Er wordt veel onderzoek gedaan naar communicatie tussen dolfijnen. We weten dat ze goed met elkaar kunnen communiceren, maar heel veel weten we er nog niet over. Het is wel bekend dat dolfijnen een ingebouwde sonar hebben, waarmee ze onder andere signalen naar elkaar kunnen uitsturen en weer opvangen. De sonar is de bobbel boven hun neus en heet officieel meloen.
223
dolfijnentrainer
Omschrijf eens een dolfijnenkarakter? Ze hebben allemaal hun eigen karakter. Maar ze zijn allemaal heel slim, ontzettend nieuwsgierig en leergierig. Ze willen altijd aandacht en het liefst de hele dag spelen. Verveling is het ergste dat je een dolfijn kunt aandoen. De show vinden ze helemaal te gek om te doen. Je kunt niet met alle dolfijnen op hetzelfde moment bezig zijn, dus geven we vaak een bal of hoepel zodat ze zelf kunnen spelen en zich niet vervelen. Wat eet een dolfijn per dag? Een dolfijn eet zes tot acht kilo vis per dag. Iedere dolfijn heeft een eigen visdieet. Ze eten meestal haring, makreel, capelin, blauwe wijting, sprot en inktvis. Dolfijnen drinken geen zoutwater: ze halen hun drinkvocht uit de vis die ze eten. Het meeste vocht zit in inktvis. De dolfijnen krijgen van ons nooit extra drinkwater.
224
Wat zijn de moeilijkste acts? Alles wat eigenlijk niet natuurlijk is. Bijvoorbeeld als ze met hun buik plat op het water vallen. In de natuur doen ze dat nooit, dan gaan ze met de neus eerst het water in. Een salto maken is ook wel moeilijk. We trainen met behulp van een stok met een rode kop. Die moeten ze volgen en daar maken we de beweging mee onder en boven water. Als ze een opdracht niet begrijpen, raken ze erg gefrustreerd. Ik moet dus heel duidelijk zijn met instructies. Hoe oud zijn dolfijnen die een show geven? Vanaf ongeveer acht jaar oud mag een dolfijn meedoen aan de show. Een dolfijn kan tussen de vijfentwintig en veertig jaar worden. Ook de oudere dolfijnen doen mee aan shows. Houden alle dolfijnen van knuffelen? Er zitten een paar echte knuffelaars tussen! Maar er zijn ook dolfijnen die er niet zoveel om geven.
Is dolfijnentrainer een gevaarlijk beroep? In principe zijn dolfijnen niet gevaarlijk, maar het blijven heel sterke dieren van 250 kilo. We volgen vaste procedures voordat we met ze gaan zwemmen. Je springt bijvoorbeeld nooit zomaar in het water. Daar kunnen ze van schrikken. Of ze gaan met je spelen en trekken je plotseling onder water. Dat kan gevaarlijk zijn, want zij kunnen vijftien minuten onder water blijven – ik niet! Dolfijnen kunnen ook bijten, dat doen ze vaak alleen om je te groeten of om te spelen, maar ze kunnen je wel verwonden. Ze weten niet hoe kwetsbaar een mens is. Wat is het moeilijkste aan dit beroep? Het is lichamelijk heel zwaar. Je loopt bijna altijd in een wetsuit en meestal is het water koud. Zeker in de wintermaanden – want dan trainen we ook – sta je soms te rillen van de kou. De meeste dolfijnentrainers zijn daarom erg jong en fit.
08.00 uur Iedere dolfijn heeft een eigen dieet. Ik vul voor elk van hen
11.00-12.00 uur Een van de dolfijnen ziet er een beetje ziek uit. We
een emmertje met verschillende soorten vis. Ik voer ze maar een gedeelte direct uit de hand. De meeste vis krijgen ze gevoerd tijdens het trainen, als beloning. Als we dit niet zouden doen, eten ze te veel en dan worden ze te dik.
roepen de dierenarts van het dolfinarium erbij en hij komt meteen. We halen de dolfijn op het droge zodat de arts hem kan onderzoeken. Het blijkt een bacteriële infectie te zijn. Daarvoor krijgt hij een antibioticum.
09.00-11.00 uur Nadat ik de emmers heb schoongemaakt en even
13.00-16.00 uur Na de lunch beginnen we met de training van
met een paar dolfijnen heb gespeeld, gaan we koffie drinken met alle collega’s en verdelen we de taken van vandaag. Na de koffie beginnen we met het grondig schoonmaken van de buitenpoel en de tegels eromheen. De dolfijnen worden in een ander gedeelte van de poel gehouden door hekken in het water. Terwijl wij bezig zijn, houden we de dolfijnen in de gaten en zij ons. Af en toe spelen we wat met ze.
vandaag. We oefenen salto’s en achteruit zwemmen. De dolfijnen hebben er zin in: ze popelen achter het hek. We voeren ook een medische check uit, nemen bloed af en nemen de temperatuur op van een aantal dolfijnen.
dolfijnentrainer
Een dag uit het leven van dolfijnentrainer Mariska…
225
16.00 uur De training is afgelopen. Het ging prima en de dolfijnen hebben weer goed geoefend deze week. Ik ruim de boel op, geef de resterende vis en blijf nog even met de dolfijnen spelen. Dan ga ik douchen en is het alweer tijd om naar huis te gaan!
dolfijnentrainer
Wat is het leukste aan het beroep dolfijnentrainer? De emotionele band met de dieren!
226
Wat is het spannendste dat je ooit hebt meegemaakt in dit beroep? Dat was mijn eerste show voor een volle zaal. In het dolfinarium kunnen 2200 toeschouwers per show, dus in de zomer heb je dagelijks publiek van meer dan tienduizend mensen. Wanneer wist je voor het eerst dat je dolfijnentrainer wilde worden? Toen ik heel jong was, rond de vier of vijf jaar. En dat terwijl ik nog nooit in een dolfinarium was geweest. Ik heb nooit iets anders gewild dan dolfijnentrainer zijn. Na mijn middelbare school heb ik de opleiding dierenverzorging gevolgd en daarna heb ik direct gesolliciteerd bij het dolfinarium. Ik werk hier nu bijna vier jaar.
Ook dolfijnentrainer worden? Welke ideale eigenschappen heeft een dolfijnentrainer? Je moet erg geduldig zijn, want het trainen van dolfijnen kost veel tijd. Daarnaast moet je lichamelijk goed getraind zijn, goed tegen kou kunnen en goed kunnen zwemmen. Een goede dolfijnentrainer is ook representatief, want je staat dagelijks voor een groot publiek. Wat voor opleiding heb je nodig? Je hebt geen specifieke opleiding nodig, zelfs de opleiding tot dierenverzorger is niet verplicht. Er zijn zat dolfijnentrainers die hiervóór iets heel anders hebben gedaan, zoals balletdansen! Het belangrijkste is dat je erg gemotiveerd bent om met dolfijnen te werken en ze te verzorgen. Meer informatie? www.dolfijn.startpagina.nl en www.dolfinarium.nl
227
kopregel
over de a u t e u r s
228
natalie righton (1976) studeerde journalistiek en werkte zes jaar lang als persvoorlichter voor hulporganisaties, waaronder Artsen zonder Grenzen en icco. Voor dit werk was ze regelmatig te vinden in landen als Congo, India en Zambia. Ze schreef erover in tijdschriften en kranten. In 2006 vestigde zij zich als freelance journaliste en begon met het publiceren van menselijke reportages en portretten: van oude-ambachtsman tot oorlogsslachtoffer.
ton koene (1963) volgde humanitaire ontwikkelingsstudies in Oxford en leerde zichzelf fotograferen. Hij werkte zestien jaar lang bij Artsen zonder Grenzen als landencoördinator in crisisgebieden, waaronder Rwanda, Sudan en Afghanistan. Sinds 2006 richt hij zich volledig op de fotojournalistiek. Zijn reportages variëren van indringende humanitaire onderwerpen tot spannende reportages voor kinderen. Hij publiceerde in tijdschriften en kranten in binnenen buitenland.
Fotoverantwoording
Fotografie Ton Koene. Bijdrage van andere bronnen: p. 20 Paul Termorshuizen, p. 23 Transavia, p. 72 Brandweer Amsterdam, p. 111 Playlogic, p. 143 Anneke van Heteren, p. 148 Barbara Bosma, p. 163 Staatsbosbeheer, p. 164 Dick Elings, p. 171, 172 Joris-Jan Bos, p. 176 Ministerie van Defensie, p. 199 Ciska van der Meer, p. 204 L. van Wieringen, p. 219 Arnold Keizer