Marian Goossens
Nederlands voor
anderstaligen
NIVEAU 1 beginners
Margoo reeks titels.indd 1
28-03-2012 23:57:06
INHOUD Woord vooraf
5
A Thema’s
7
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Contacten met officiële instanties Leefomstandigheden Afspraken en regelingen Consumptie Openbaar vervoer en privévervoer Voorlichtingsdiensten Vrije tijd Nutsvoorzieningen Ruimtelijke oriëntering Onthaal Gezondheid Klimaat
9 19 27 34 37 47 52 59 66 77 93 101
B Spelling
107
C
Grammatica
119
D Taalhandelingen
145
Oplossingen
151
WOORD VOORAF In 2004 begon ik op verzoek van heel wat studenten aan een website met NT2-oefeningen. Gwennie Debergh zorgde voor de technische ondersteuning en algauw werd de website een succesvol forum voor iedereen die zich wilde oefenen in de Nederlandse taal. Talrijke gebruikers vroegen een aangepaste versie van de website ook op papier beschikbaar te stellen. MARGOO voor beginners is ontstaan als antwoord op deze vraag. Het is de eerste aflevering van een driedelige reeks, waarin telkens een niveau met verschillende thema’s aan bod komt. Het boek bestaat uit vier delen: twaalf thema’s, spelling, grammatica en taalhandelingen. Er zijn moeilijker en gemakkelijker oefeningen. Op www.margoo.be vindt de lezer van dit boek bijkomende oefeningen, bijvoorbeeld over zinsbouw en luistervaardigheid. Mail naar
[email protected]. Je krijgt dan een code die je toegang verschaft tot die oefeningen. Alle bronnen worden op www.margoo.be vermeld. Dit boek zou nooit tot stand gekomen zijn zonder de hulp van An Blommaert, Lieve Rotsaert, Kristin Van den Eynden en An Wouters. Ik wil hen hier dan ook speciaal bedanken. Marian Goossens Leest, maart 2012
5
A Thema’s
1 Contacten met officiële instanties WOORDENSCHAT OEFENING 1 – De bibliotheek. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: de balie – de bibliothecaris – het boekenrek – de dvd – de encyclopedie – het tijdschrift – de roman – het stripverhaal – het woordenboek.
7 het bo………………………………………………………………… 4 het t………………………………………………………………… 1 de d…………………………………………………………………
2 de ba………………………………………………………………… 8 het s…………………………………………………………………
3 het w………………………………………………………………… 6 de e…………………………………………………………………
9 de bi…………………………………………………………………
1 Contacten met officiële instanties
5 de r…………………………………………………………………
9
OEFENING 2 – De bank. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: het alarm – de bankautomaat – de bankbediende – de bankoverval – de betaalkaart – de euro – het geld – de kluis – de lening – de munt – de overschrijving – geld opnemen – pinnen.
1 de e…………………………………………………………………
5 g……………………………… o………………………………………………………
2 het g…………………………………………………………………
9 de k…………………………………………………………………
10 p………………………………………………………………… 6 de ba…………………………………………………………………
A
Thema’s
3 de ba…………………………………………………………………
10
4 het a…………………………………………………………………
7 de o…………………………………………………………………
11 de l…………………………………………………………………
8 de m………………………………………………………………… 12 de b…………………………………………………………………
OEFENING 3 – De politie. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: de boete – de handboeien – de parkeerpolitie – het pistool – de politieagent – de politieauto – het politiebureau – het proces-verbaal – de sirene – de speurhond – de vingerafdruk – het zwaailicht.
1 het po…………………………………………………………………
9 de s………………………………………………………………… 5 de po…………………………………………………………………
10 de s………………………………………………………………… 2 de po…………………………………………………………………
3 het z………………………………………………………………… 7 de pa………………………………………………………………… 11 het pr…………………………………………………………………
4 de h…………………………………………………………………
8 het p…………………………………………………………………
12 de v…………………………………………………………………
1 Contacten met officiële instanties
6 de b…………………………………………………………………
11
OEFENING 4 – De gevangenis. Vul het kruiswoordraadsel in. Kies uit: (de) brits – (de) buitenplaats – (de) cel – (de) celdeur – (de) cipier – (de) gevangenis – (het) kijkgat – (het) plunje – (de) tralies. 1 verticaal 2 horizontaal
3 verticaal
4 horizontaal
5 verticaal
8 horizontaal 6 verticaal
7 verticaal
9 horizontaal
5 1
3
6 4
2
A
Thema’s
7
12
9
8
OEFENING 5 – De regering. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: het parlement – de premier – de regering – het stembiljet – het stemhokje – de verkiezingen.
3 de r…………………………………………………………………
2 de v…………………………………………………………………
4 het s…………………………………………………………………
5 het p…………………………………………………………………
6 het s…………………………………………………………………
1 Contacten met officiële instanties
1 de pr…………………………………………………………………
13
OEFENING 6 – De rechtbank. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: de advocaat – de beklaagdenbank – de eed afleggen – de getuige – de griffier – de rechter – de rechtszaal – de toga – de voorzitter.
7 de gr…………………………………………………………………
1 de r…………………………………………………………………
4 de r…………………………………………………………………
2 de g………………………………………………………………… 8 de a…………………………………………………………………
5 de t…………………………………………………………………
3 de e……………………a…………………………………………
A
Thema’s
6 de v…………………………………………………………………
14
9 de b…………………………………………………………………
OEFENING 7 – De post. Noteer de juiste benaming bij de foto. Je krijgt de eerste letter(s). Kies uit: de aangetekende brief – het adres – de envelop – het loket – het pakket – de postbode – het postkantoor – de postzegel – de stempel.
1 het po…………………………………………………………………
4 het l…………………………………………………………………
7 het pa…………………………………………………………………
2 de po…………………………………………………………………
3 de s…………………………………………………………………
b…………………………………………………………………
8 de e…………………………………………………………………
6 het a…………………………………………………………………
9 de po………………………………………………………………… 1 Contacten met officiële instanties
5 de a…………………………………………………………………
15
TEKSTEN OEFENING 1 – Ik heb een nieuwe buur. Kies het juiste woord uit de linkerkolom.
Getrouwd
Daniël
Hallo, je hebt een nieuwe ………………………………………………………..……………….?
Land
Marita
Dat klopt! Zijn ………………………………………………………..………………. is Fitim.
Naam
Daniël
Uit welk ………………………………………………………..………………. komt hij?
interessant
Marita
Hij komt uit Polen en heeft drie ………………………………………………………..………………..
Nederlands
Daniël
Is Fitim ………………………………………………………..……………….?
Talen
Marita
Ja, zijn vrouw heet Nora. Fitim is 37 jaar ………………………………………………………..………………..
Ziens
Daniël
Hoeveel ………………………………………………………..………………. spreekt hij?
Oud
Marita
Drie! En nu studeert hij ………………………………………………………..………………..
Kinderen
Daniël
Dat is ………………………………………………………..……………….! Ik wil Fitim graag ontmoeten.
Buur
Marita
Geen probleem! Tot ………………………………………………………..………………. !
OEFENING 2 – Aan het loket. Vul het correcte woord in. Kies uit: formulier – geboren – getrouwd – mijnheer – naam – nationaliteit – voornaam – woont. 1
Goedemiddag, ………………………………………………………..………………….
2
We zullen samen dit ………………………………………………………..………………. invullen.
3
Wat is uw ………………………………………………………..……………….? Johnson.
4
En uw ………………………………………………………..……………….? John.
5
Waar ………………………………………………………..………………. u momenteel? In Brussel, Bierstraat 12.
A
Thema’s
6
16
Wat is uw ………………………………………………………..………………? Ik ben Engelsman.
7
Wanneer bent u ………………………………………………………..……………….? Op 7 oktober 1953.
8
Bent u ………………………………………………………..………………? Ja, met de Belgische Petra Dewit.
OEFENING 3 – Zoek het juiste antwoord. 1
Anna … op de trein naar Antwerpen.
a
stopt
2
De trein … om 10.15 uur.
b
treinkaartje
3
Hij stopt op … 6.
c
vertraging
4
Onderweg … de trein enkele keren.
d
arriveert
5
Anna heeft aan het loket al een … gekocht.
e
wacht
6
Het ticket … 6 euro.
f
reductie
7
Anna heeft drie kinderen en krijgt (een) … .
g
spoor
8
Als de trein in Antwerpen aankomt, … Anna … .
h
kost
9
Wat een geluk: de trein heeft geen … !
i
stapt af
1
2
3
4
5
6
7
8
9
OEFENING 4 – Dialoog met de politie. Zet de zinnen in de juiste volgorde. De eerste zin staat al op zijn juiste plaats. P = politieagent, M = man. 1
8 9 10 11 12
P
Dag mijnheer. U hebt te snel gereden! Mag ik uw boorddocumenten zien? 2 M Dat zal ik doen, mijnheer. 3 P Waarom bent u niet vroeger vertrokken? 4 M Oh, excuseer, ik moet me haasten. Ik kom te laat op mijn werk! 5 P Tot ziens, mijnheer. Let een beetje op uw snelheid in de toekomst! 6 M Die zijn nooit op tijd in België, mijnheer! 7 P Dat klopt! Toch moet ik u een boete geven. M Ik ben op tijd vertrokken, maar er was file! P Neem beter de trein, mijnheer! M Tot ziens, mijnheer de agent. P 75 euro. U mag later met een overschrijving betalen. M Dat is jammer. Ik heb niet zoveel geld. Hoe duur is de boete?
1
1
Hoelang mag ik het boek lenen?
a
In het zwembad.
2
Ik wil een ticket voor een uur, voor mij en mijn zoontje.
b
In de bioscoop.
3
Mijn telefoon werkt niet meer. Wanneer kunt u langskomen?
c
Tegen iemand van een rijschool.
4
Hoe laat begint de film?
d
In de bibliotheek.
5
Hoe rijd ik naar de Grote Markt?
e
Tegen een medewerker van Telenet of Belgacom.
6
Wanneer kan ik het examen afleggen?
f
Tegen een politieagent.
1
2
3
4
5
6
1 Contacten met officiële instanties
OEFENING 5 – Waar of tegen wie zeg je het volgende? Combineer.
17
LEESPLEZIER Lees de tekst en let op de verklaring van de onderstreepte woorden.
De Duitse politie heeft tien personen een boete gegeven. Zij zaten in een Renault Twingo. De drie volwassenen en zeven kinderen reden met de kleine auto naar een verjaardagsfeestje. Iedereen kreeg een boete van 40 euro. Niemand droeg zijn gordel. Er waren ook geen kinderzitjes. Bovendien reed de 29-jarige bestuurster zonder rijbewijs. ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒ ‒
A
Thema’s
boete (de): financiële straf zaten: verleden tijd van ‘zitten’ – 3de persoon meervoud reden: verleden tijd van ‘rijden’ – 3de persoon meervoud verjaardagsfeestje (het): feestje dat georganiseerd wordt als iemand jarig is iedereen: elke persoon kreeg: verleden tijd van ‘krijgen’ – 3de persoon enkelvoud droeg: verleden tijd van ‘dragen’ – 3de persoon enkelvoud gordel (de): smalle band, die je in de auto draagt voor je veiligheid waren: verleden tijd van ‘zijn’ – 3de persoon meervoud kinderzitje (het): stoeltje voor een kind in een auto bovendien: ook, verder, daarnaast reed: verleden tijd van ‘rijden’ – 3de persoon enkelvoud bestuurster (de): vrouwelijke bestuurder (= chauffeur) ‒ rijbewijs (het): officieel document dat je nodig hebt om met de auto te mogen rijden
18