© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Elobase Detailhandel Ondernemingsbeleid/Organisatiebeleid Theorieboek voor het theorie-examen kerntaak 1
Financieel 1 Ondernemer / Manager
Hoofdstuk 2 Consumentenprijs 1
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Theorieboek Kerntaak 1
Ondernemingsbeleid/ Organisatiebeleid:
Hoofdstuk 2 Consumentenprijs Wat ga je doen? Berekenen van de verkoopprijs op basis van verschillende uitgangspunten.
Resultaat Je leert de verkoopprijs te berekenen vanuit kostengerichte, vraaggerichte en concurrentiegerichte berekeningsmethoden. De rekenvaardigheden beoefen je in het rekenwerkboek. Aanbevolen hulpmiddel: Rekenmachine.
Aan bod komen achtereenvolgens: Consumentenprijs dit hoofdstuk 2 • BTW • Van inkoop- naar consumentenprijs • Consumentenprijs op basis omrekenfactor • Begrippenlijst
pag 64 van het gehele boek 65 70 74 80
Kwalificatie, werkprocessen en competenties Opleiding 93490 Manager Handel Werkproces
1.5 Analyseert en interpreteert de verkoopcijfers 1.6 Bewaakt de financiële situatie en rapporteert hierover Beroepscompetentie
K Vakdeskundigheid toepassen Q Plannen en organiseren Y Bedrijfsmatig handelen Opleiding 90290 Ondernemer Detailhandel Werkproces
1.3 Regelt het financiële gedeelte (van het opstarten) van de onderneming 1.4 Maakt een exploitatie- en liquiditeitsbudget 1.6 Analyseert de verkoopcijfers en onderneemt actie Beroepscompetentie
A Beslissen en activiteiten initiëren Y Bedrijfsmatig handelen Trefwoorden Consumentenprijs (dit hoofdstuk)
Backward-pricing Brutoverkoopprijs Consumentenprijs Directe kosten Indirecte kosten Inelastisch Omrekenfactor
Price-lining Prijselasticiteit Prijskorting Primitieve opslagmethode Variabele opslagmethode Vaste opslagmethode Verfijnde opslagmethode
2
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Hoofdstuk 2: Consumentenprijs Inleiding Als klant zul je waarschijnlijk niet zo vaak stilstaan bij de inkoopprijs van het product dat je zojuist hebt gekocht. Voor een ondernemer is het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs de basis voor zijn inkomen. Met het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs zullen alle kosten gedekt moeten worden. Om een goede verkoopprijs te kunnen vaststellen, kan een ondernemer verschillende methoden gebruiken. Consumentenprijs De prijs die voor de winkelier nodig is om de inkoopprijs, bijkomende kosten, winst en de btw mee terug te verdienen. Ook wel brutoverkoopprijs genoemd. brutoverkoopprijs. De prijs die voor de winkelier nodig is om de inkoopprijs, bijkomende kosten, winst en de btw mee terug te verdienen. Ook wel consumentenprijs genoemd. primitieve opslagmethode Het bepalen van de verkoopprijs door de inkoopprijs van alle artikelen in het assortiment te verhogen met hetzelfde opslagpercentage voor het doorberekenen van de indirecte kosten. directe kosten Kosten die een directe relatie hebben met een product. indirecte kosten Kosten die te maken hebben met de onderneming in het algemeen en niet met bepaalde producten of diensten. verfijnde opslagmethode De verkoopprijs van artikelen bepalen door rekening te houden met de mate waarin verschillende soorten indirecte kosten voor de betreffende artikelen gemaakt moeten worden. omrekenfactor Eenvoudige methode om van de inkoopprijs van een product te komen tot een consumentenprijs. vaste opslagmethode De verkoopprijs voor artikelen bepalen door ongeacht de gemaakte kosten de inkoopprijs van artikelen met hetzelfde opslagpercentage te verhogen. variabele opslagmethode De verkoopprijzen voor artikelen in het assortiment bepalen door voor verschillende artikelen de inkoopprijs te verhogen met verschillende opslagpercentages. price-lining Het maken van een logische prijsopbouw van het goedkoopste naar het duurste artikel binnen een artikelgroep.
3
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de vraag naar het artikel wordt beïnvloed door de prijs van het artikel. prijselastisch Een prijsverandering leidt tot een procentueel grotere hoeveelheidverandering. prijsinelastisch Een prijsverandering leidt tot een procentueel kleinere of geen hoeveelheidverandering. prijskorting Een tijdelijk of voor langere tijd verlaagde prijs waarvoor een consument een artikel kan kopen. backward-pricing Op basis van de verkoopprijs van de concurrent dezelfde prijs voor hetzelfde artikel vaststellen en terugrekenen om te bepalen of dat voldoende rendabel is.
Btw berekenen Omdat de Btw onderdeel uitmaakt van de consumentenprijs kun je hier de theorie over Btw nog eens doornemen. verkoopprijs. Consumentenprijs - BTW. te vorderen btw De belasting (BTW) die je als ondernemer hebt betaald aan je leveranciers. Als winkelier moet je weten wat er binnenkomt aan omzet en welk deel daarvan behoort tot de btw. Daarbij maakt de winkelier onderscheid tussen: 1. de prijs die de consument moet betalen (consumentenverkoopprijs); 2. de btw die hij moet inhouden; 3. de verkoopprijs exclusief btw.
Verkoopprijs exclusief btw Wat je als winkelier ontvangt, is de consumentenprijs. De opbrengst voor de winkelier is de verkoopprijs. De winkelier moet regelmatig rekenen van consumentenprijs naar verkooprijs en omgekeerd. Voorbeeld: John verkoopt computers bij Complete Systems bv. Hij verkoopt een laptop voor € 2.172. Het btwtarief is 21%. Wat is de omzet en hoeveel btw moet Complete Systems afdragen?
4
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Uitwerking: De computer wordt verkocht voor € 2.172. Dat is de consumentenprijs (verkoopprijs inclusief btw). Om te berekenen hoeveel btw moet worden afgedragen, maken we de volgende berekening: Consumentenprijs 121%
€ 2.172,00
Btw 21%
€
Verkoopprijs 100%
€ 1.795,04
376,96 -/-
De omzet exclusief btw is dus € 1.795,04. Voor deze computer moet € 376,96 btw worden afgedragen. Levensmiddelen vallen onder het 6%-tarief. De berekening van de consumentenprijs, de btw en de verkoopprijs werkt hetzelfde. Alleen het tarief verschilt. We geven een voorbeeld. Vermeld de procenten bij de berekening, dan houd je het overzicht. Supermarkt Super en Laag verkoopt een tros bananen à € 1,98 aan mevrouw De Boer. Het btw-tarief voor bananen bedraagt 6%. Hoeveel btw moet de supermarkt afdragen over de bananen? Uitwerking: De bananen kosten € 1,98. Dit is de consumentenprijs. Het btw-tarief is 6%. De verkoopprijs stellen we op 100%. Nu geldt: Consumentenverkoopprijs 106%
€ 1,98
Btw 6%
€ 0,11 -/-
Verkoopprijs exclusief BTW 100%
€ 1,87
De af te dragen btw is € 0,11. De inkomsten voor de winkelier bedragen € 1,87.
Afdragen btw Je moet bijhouden hoeveel btw je aan de fiscus moet afdragen. De manier waarop je dit vaststelt is eigenlijk heel eenvoudig. Je doorloopt daarbij 3 stappen. Stap 1: bepaal de verschuldigde btw over de door jou verkochte goederen. Stap 2: bepaal de btw die je betaald hebt over de ingekochte goederen, voor de onderneming gemaakte kosten en gedane investeringen. Dit bedrag noemen we ook wel de te vorderen btw . Stap 3: trek de bedragen in stap 1 en stap 2 van elkaar af. Het bedrag dat je overhoudt, is het bedrag dat je aan de Belastingdienst moet betalen. Emile van den Broek heeft in de maand april voor € 45.000 groenten en fruit verkocht in zijn winkel. Hij heeft deze via de veiling ingekocht voor € 21.000. Voor groenten en fruit geldt een tarief van 6%. Bereken hoeveel btw Emile over april moet betalen.
5
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Uitwerking: 1. Verkoopwaarde btw
6% -/-
Omzet exclusief btw
100%
2. Om de verkoopprijs exclusief btw (100%) te berekenen, moet je de verkoopwaarde (106%) delen door 106%. Ofwel: eerst de verkoopwaarde maal 100 en dan delen door 106. Dus: Waarde verkoop exclusief btw = € 45.000 × 100 / 106 = € 42.452,83 De btw van de verkochte goederen bedraagt dus 6% van dit bedrag. 3. Berekening: 6 /100 x € 42.452,83 = € 2.547,17. 4. Vervolgens gaan we na hoeveel voorbelasting (btw) Emile van den Broek heeft betaald over de inkoop. De inkoopwaarde is het bedrag inclusief btw. Om het aandeel van de btw hierin vast te stellen, berekenen we eerst de inkoopwaarde exclusief btw. Nu geldt: Inkoopwaarde 106% btw (voorbelasting) 6% -/Omzet exclusief btw 100% Om de btw vast te stellen moet je eerst de inkoopwaarde exclusief btw berekenen. Dat is: Waarde inkoop exclusie btw = € 21.000 × 100 / 106 = € 19.811,32 De betaalde voorbelasting bedraagt dit bedrag maal 6%, dus: 6 /100 x € 19.811,32 = € 1.188,68. 5. De af te dragen btw bereken je uit btw ingehouden op verkoop minus btw betaald als voorbelasting: € 2.547,17 - € 1.188,68 = € 1.358,49. Over de maand april moet Emile dus € 1.358,49 aan btw aan de Belastingdienst afdragen. Wanneer niet de inkoopfactuurwaarde maar de inkoopwaarde gegeven is kan volstaan worden met het berekenen van 6% of 21% van dat bedrag om de te vorderen btw te berekenen. Verschillende btw-tarieven Zoals gezegd gelden er verschillende btw-tarieven. Als winkelier moet je de administratie daarvan ook apart bijhouden, dus voor het 21%-tarief, het 6%-tarief en, als dat van toepassing is, het 0%-tarief en de vrijgestelde diensten. Je moet de btw-tarieven zowel registreren voor wat je verkoopt, als voor wat je inkoopt. Alle gegevens voor de btw moet je bijhouden in de zogeheten Alle gegevens die nodig zijn voor een juiste aangifte van de BTW, worden vastgelegd in de BTWadministratie.
6
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
btw-administratie. Btw komt als volgt op de exploitatierekening: Consumentenomzet -Btw Omzet -Inkoopwaarde omzet Brutowinst -Exploitatiekosten Bedrijfsresultaat
Rekentips btw btw Consumentenprijs - BTW. Btw-berekeningen gaan altijd goed als je het volgende in gedachten houdt: de consumentenprijs is gelijk aan de verkoopprijs plus de btw zelf. Anders gezegd: de btw leidt tot een opslag op de verkoopprijs.
Van verkoopprijs naar consumentenprijs Als je de verkoopprijs kent, dan tel je er de btw bij op. Dit kan op twee manieren. 1. Reken eerst de btw uit 6 / 100 (of 21 / 100) maal de verkoopprijs. Tel deze op bij de verkoopprijs exclusief btw. 2. Vermenigvuldig de prijs met 106 / 100 (of 121 / 100) en je krijgt direct de consumentenprijs. In plaats van 121 / 100 kun je ook 1,21 intoetsen. Vincent verkoopt tuinstoelen voor een verkoopprijs van € 20 exclusief btw. Het btw-tarief is 21%. Bereken de consumentenverkoopprijs. Uitwerking: 1. Verkoopprijs tuinstoel exclusief btw 100%
€ 20,00
Btw 21%
€ 4,20 +
Consumentenverkoopprijs 121%
€ 24,20
2. Verkoopprijs exclusief: € 20 Consumentenverkoopprijs: 20 x 121 / 100 = € 24,20.
7
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Van consumentenprijs naar verkoopprijs De consumentenprijs is altijd
hoger dan de verkoopprijs. Je moet dus delen om terug te rekenen.
Dit kan als volgt. Deel de consumentenprijs door 121 en vermenigvuldig vervolgens met 100 of deel door 106 en vermenigvuldig met 100 en je krijgt direct de verkoopprijs. De btw zelf bereken je uit de consumentenverkoopprijs minus de verkoopprijs exclusief btw. Sanne heeft een winterjas gekocht, hij kostte maar liefst € 368,90. 1. Hoeveel omzet levert dit de winkelier? 2. Is dit ook wat hij eraan verdient? Uitwerking: 1. De consumentenprijs is € 374,90. Je moet terugrekenen, dus deel je door 121 en vermenigvuldig je met 100: € 374,90 / 121 x 100 = € 310. De winkelier realiseert een omzet van € 310. 2. Nee, de winkelier heeft de winterjas ook voor een bepaald bedrag ingekocht. Bovendien heeft hij nog exploitatiekosten gemaakt. Deze bedragen moeten er weer van afgetrokken worden.
8
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Van inkoopprijs naar consumentenprijs Er zijn drie methoden om de indirecte kosten toe te rekenen naar een artikel:
De primitieve opslagmethode
De kostenverdeelstaat
De verfijnde opslagmethode
Consumentenprijs op basis van opslagmethode De consumentenprijs is de prijs die een klant aan de kassa betaalt. Een jongen die in de pauze op school snel even naar de supermarkt fietst voor een blikje energy drink, betaalt daarvoor aan de kassa bijvoorbeeld € 0,99. Deze € 0,99 is dan de consumentenprijs. De consumentenprijs is de prijs die consumenten aan een winkelier betalen voor de producten die ze bij de winkelier kopen. De consumentenprijs is de prijs die voor de winkelier nodig is om de inkoopprijs, bijkomende kosten (de exploitatiekosten), winst en de btw mee terug te verdienen. Een andere naam die in plaats van consumentenprijs ook gebruikt wordt is brutoverkoopprijs. De berekening van een consumentenprijs begint voor een winkelier bij de inkoopprijs. De inkoopprijs wordt door een winkelier verhoogd met een zogenaamde opslag. Dit is een bedrag waarmee de winkelier de exploitatiekosten en de winst wil gaan terugverdienen. De opslag kan op verschillende manieren berekend worden:
met de primitieve opslagmethode; met de verfijnde opslagmethode.
Primitieve opslagmethode De meest gebruikte methodes voor het bepalen van de consumentenprijs zijn de primitieve en de verfijnde opslagmethode. Wanneer een winkelier de primitieve opslagmethode hanteert, dan rekent de winkelier met één opslagpercentage voor het gehele assortiment. Het maakt niet uit om welk product het gaat en hoeveel exploitatiekosten met het product gepaard gaan. Het opslagpercentage wordt bepaald door alle exploitatiekosten uit te drukken in een percentage van de inkoopprijs. Het bedrag dat de winkelier heeft berekend voor de opslag, wordt bij de inkoopprijs opgeteld. Daarmee heeft de winkelier nog niet de consumentprijs berekend. De prijs is nog exclusief btw. Deze moet er dus nog bij opgeteld worden. De berekening is dus als volgt: Inkoopprijs (exclusief btw)
€ ..........
Vast opslagpercentage van de inkoopprijs
€ .......... +
Verkoopprijs (exclusief btw)
€ ..........
Btw
€ .......... +
Consumentenprijs
€ ..........
Het voordeel van de primitieve opslagmethode is dat het een eenvoudige berekeningsmethode is om te komen tot een consumentenprijs.
9
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Voorbeeld 1: bereken de consumentenprijs Een winkelier koopt een artikel voor een inkoopprijs van € 3,50 (exclusief btw). De winkelier hanteert een opslagpercentage van 20% voor het gehele assortiment. Voor het artikel geldt het btw-tarief van 21%. Hoeveel bedraagt de consumentenprijs? We berekenen de consumentenprijs door het overzicht in te vullen: Inkoopprijs (exclusief btw)
€ 3,50
Vast opslagpercentage van de inkoopprijs (20% van € 3,50)
€ 0,70 +
Verkoopprijs (exclusief btw)
€ 4,20
Btw (21% van € 4,20)
€ 0,88 +
Consumentenprijs
€ 5,08
Voorbeeld 2: bereken het opslagpercentage Dierenspeciaalzaak Tweety maakt bij haar onderverdeling van kosten onder andere onderscheid in inkoopkosten en exploitatiekosten. De inkoopkosten zijn gelijk aan de inkoopwaarde van de omzet, die € 215.000 bedraagt. De exploitatiekosten zijn de overige kosten die door de dierenspeciaalzaak worden gemaakt. Deze kosten bedragen € 112.000. Bereken het opslagpercentage (op twee decimalen nauwkeurig) wanneer in het opslagpercentage naast de exploitatiekosten ook een winst van € 58.000 opgenomen dient te worden en het opslagpercentage een percentage van de inkoopkosten moet zijn. De inkoopwaarde van de omzet en de te behalen winst zijn samen € 170.000 (€ 112.000 + € 58.000). Het opslagpercentage wordt = inkoopwaarde van de omzet + winst = € 170.000 × 100 % = 79,07% totale directe kosten € 215.000
Voorbeeld 3: bereken de consumentenprijs per eenheid Drogisterij Body and Mind koopt 12 flessen Bodycare in. De inkoopprijs (inclusief 21% btw) voor deze 12 flessen bedraagt € 29,04. Voor het bepalen van de consumentenprijs rekent de drogisterij met een opslagpercentage van 35% voor het gehele assortiment. Hoeveel bedraagt de consumentenprijs per fles Bodycare? De inkoopprijs inclusief btw dient eerst omgerekend te worden naar een inkoopprijs exclusief btw. Vervolgens kunnen de verschillende stappen van de berekening doorlopen worden. Inkoopprijs exclusief btw: € 29,04 / 121 x 100
€ 24
Opslagpercentage: 35% van € 24
€ 8,40 +
Verkoopprijs (exclusief btw)
€ 32,40
Btw: 21% van € 32,40
€ 6,80 +
Consumentenprijs voor 12 flessen Bodycare
€ 39,20
De consumentenprijs voor 1 fles Bodycare bedraagt € 39,20 = € 3,27 12
10
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Een algemene benadering bij de primitieve opslagmethode is dat de indirecte kosten in een percentage van de directe kosten worden uitgedrukt. Feitelijk gebeurt dat ook bij de wijze waarop een winkelier de primitieve opslagmethode toepast. De directe kosten zijn kosten die een directe relatie hebben met een product. Bij een winkelier hebben we het dan over de inkoopwaarde van een product, die alleen op het betreffende product betrekking kan hebben. De indirecte kosten zijn de kosten die geen directe relatie met het product hebben. Voor een winkelier zijn dit de exploitatiekosten, de kosten die voor de gehele winkel gelden.
je kunt nu in het deel 2 van het rekenwerkboek nog enkele voorbeelden doornemen en de opgaven 51 t/m 57 maken. Kostenverdeelstaat Een tweede methode om de indirecte kosten toe te rekenen aan een artikel is het gebruik van een “kostenverdeelstaat”. Een kostenverdeelstaat is een overzicht waarbij de indirecte kosten verdeeld worden naar de afdeling die deze indirecte kosten veroorzaakt. Bij het vaststellen van de consumentenprijs zul je rekening moeten houden met de hoogte van de exploitatiekosten per afdeling of per artikelgroep. Om te komen tot verschillende opslagpercentages voor de verschillende artikelgroepen, kun je de exploitatiekosten via een kostenverdeelstaat over de diverse artikelgroepen verdelen. De verdeelsleutels die hiervoor in een detailhandelsonderneming vaak gehanteerd worden, zijn:
voor de loonkosten: het aantal gewerkte uren per afdeling; voor de huisvestingskosten: de verhouding van de winkelvloeroppervlakte per afdeling; voor de overige exploitatiekosten: de verhouding van de inkoopwaarde van de omzet per afdeling.
je kunt nu in het rekenwerkboek nog enkele voorbeelden doornemen en de opgaven 58 t/m 64 maken. Verfijnde opslagmethode Bij de verfijnde opslagmethode worden de exploitatiekosten (indirecte kosten) door middel van meerdere opslagpercentages in de verkoopprijs verwerkt. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan wanneer er een duidelijk verband is tussen het gemaakte soort exploitatiekosten en de directe kosten. Hiervoor is het uiteraard noodzakelijk dat er verschillende soorten directe kosten onderscheiden worden. Camp Life is een winkel in kampeerartikelen. Voor het bepalen van de prijzen, exclusief brutowinstmarge, wordt de verfijnde opslagmethode gebruikt. Camp Life onderscheidt de volgende soorten indirecte kosten: Indirecte inkoopkosten Indirecte loonkosten Overige indirecte kosten Voor het berekenen van de opslagpercentages voor de indirecte kosten worden de indirecte inkoopkosten gerelateerd aan de directe inkoopkosten, de indirecte loonkosten gerelateerd aan de directe loonkosten en de overige indirecte kosten aan de totale directe kosten.
11
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Met betrekking tot de directe en indirecte kosten is bekend: De indirecte inkoopkosten zijn € 40.000 De indirecte loonkosten zijn € 150.000 De overige indirecte kosten zijn € 60.000 De directe inkoopkosten zijn € 800.000 De directe loonkosten zijn € 75.000 De totale directe kosten zijn € 875.000 Met betrekking tot de Tent Sherpa zijn de volgende gegevens bekend: Directe inkoopkosten: € 35 Directe loonkosten: € 45 Voor welke bedragen worden de indirecte inkoopkosten, de indirecte loonkosten en de overige indirecte kosten in de prijs van de Tent Sherpa opgenomen? Voordat vastgesteld kan worden voor welke bedragen de verschillende indirecte kosten in de prijs opgenomen worden, moet bepaald worden welke percentages voor de indirecte kosten gehanteerd moeten worden (op 1 decimaal nauwkeurig). Dit doen we door middel van de volgende berekeningen: Percentage indirecte inkoopkosten = indirecte inkoopkosten × 100 = € 40.000 × 100 = 5% directe inkoopkosten € 800.000 Percentage indirecte loonkosten = indirecte loonkosten × 100 = € 150.000 × 100 = 200% directe loonkosten € 75.000 Percentage overige indirecte kosten = overige indirecte kosten × 100 = € 60.000 × 100 = 6.9% totale directe kosten € 875.000 Op basis van de percentages kan nu bepaald worden dat:
De indirecte inkoopkosten voor 5% van € 35 in de prijs worden opgenomen, een bedrag van € 1,75. De indirecte loonkosten voor een bedrag van 200% van € 45 in de prijs opgenomen worden, een bedrag van € 90. De overige indirecte kosten voor een bedrag van 6,9% van € 80 in de prijs opgenomen worden, een bedrag van € 5,52.
je kunt nu in het rekenwerkboek nog enkele voorbeelden doornemen en de opgaven 65 t/m 68 maken.
12
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Consumentenprijs op basis van een omrekenfactor Een eenvoudige methode om van de inkoopprijs van een product te komen tot een consumentenprijs, is door de inkoopprijs van een product te vermenigvuldigen met een zogenaamde omrekenfactor. Het resultaat van de berekening is vervolgens de consumentenprijs, dus de prijs inclusief een vergoeding voor de gemaakte indirecte kosten, de gewenste winst per product én de btw. De omrekenfactor kan bepaald worden aan de hand van de volgende formule: Omrekenfactor = (100% + opslagpercentage voor kosten en winst) × 1,21 (of 1,06) 100 De vermenigvuldiging met 1,21 of 1,06 heeft te maken met de btw, die het hoge tarief (21%) of het lage tarief (6%) kan betreffen. De 100% in de formule staat voor de inkoopprijs, die uiteindelijk met de omrekenfactor vermenigvuldigd zal worden.
Voorbeeld 1: Bereken de omrekenfactor Kaasboetiek Uit het vuistje wil de consumentenprijzen voor de Nederlandse kazen in het assortiment gaan bepalen met behulp van een omrekenfactor. Uit het vuistje hanteert tot op heden een opslag van 35% voor de kosten en de winst. Voor Nederlandse kazen geldt het lage tarief voor btw. Wat wordt de omrekenfactor voor Nederlandse kazen (op twee decimalen nauwkeurig)? Wanneer we de formule voor het bepalen van de omrekenfactor invullen, dan komen we tot het volgende antwoord: (100% + opslagpercentage voor kosten en winst) × 1,06 = ( 100 % + 35 % ) × 1 , 06 = 1,43 100 100
Voorbeeld 2: Bereken de opslag op basis van de omrekenfactor Computershop Data werkt voor haar assortiment met een omrekenfactor om vanuit de inkoopprijs consumentenprijzen te bepalen. De omrekenfactor is 1,50. Hoeveel bedraagt de opslag voor kosten en winst (op twee decimalen nauwkeurig) voor een laptop met een consumentenprijs van € 799 (inclusief 21% btw)? De opslag bedraagt 23,97% Berekening: De opslag is onbekend, maar wat wel bekend is, is: (100 + opslagpercentage voor kosten en winst) × 1,21 = 1,50 100 Dit kan herleid worden naar: 1,50 × 100 = ( 100 + opslag) × 1,21 en dus (100 + opslag) × 1,21 = 150 Gesteld mag worden dat het deel tussen haakjes, gedeeld door 1,21, de inkoop plus de opslag oplevert. Dus: 1,21 x onbekend getal = 150. Delen we aan beide zijden door 1,21 dan levert het antwoord de inkoopprijs plus opslag op: 150 = 123,9669 1,21
de opslag is dit getal minus 100, is 23,97.
13
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Voorbeeld 3: Bereken de inkoopprijs op basis van de omrekenfactor In telefoonwinkel Phone Home wordt een nieuw model telefoon verkocht, waarvan de verkoopprijs is vastgesteld op € 595, inclusief btw. Hoeveel bedraagt de inkoopprijs, wanneer de verkoopprijs tot stand gekomen is door middel van een omrekenfactor van 1,3? Om de inkoopprijs te bepalen kan de consumentenprijs gedeeld worden door de omrekenfactor: € 595 = € 457,69 1,3
je kunt nu in het rekenwerkboek nog een extra voorbeeld doornemen.
Kostengericht, vraaggericht en concurrentiegericht Bij het vaststellen van verkoopprijzen kunnen verschillende uitgangspunten gehanteerd worden. De uitgangspunten zijn: de kosten die de onderneming maakt; de vraag naar de producten (de consument is het uitgangspunt); de concurrentie. We zullen hier aandacht besteden aan de vormen van prijsvaststelling binnen die uitgangspunten die gevolgen hebben voor de berekening van de verkoopprijs.
Kostengericht Vaste en variabele opslagmethode Behalve de primitieve en verfijnde opslagmethode wordt ook onderscheid gemaakt in de vaste en variabele opslagmethode. Bij de vaste opslagmethode wordt één opslagpercentage gehanteerd voor het gehele assortiment, ongeacht welk artikel het betreft. De inkoopprijs wordt in dat geval verhoogd met het opslagpercentage en vervolgens wordt het bedrag verhoogd met btw.
Voorbeeld 1: Bereken de consumentenprijs op basis van het vaste opslagpercentage Een winkelier hanteert voor zijn gehele assortiment een opslagpercentage van 25% ter dekking van de kosten en de winst. Voor welke prijs inclusief btw zal een artikel verkocht worden dat ingekocht wordt voor een prijs van € 25 en waarvoor 21% btw geldt? De verkoopprijs inclusief btw wordt: Inkoopprijs
€ 25,00
Opslagpercentage 25% van € 25
€ 5,00 +
Verkoopprijs exclusief btw
€ 30,00
btw 21% van € 30
€ 6,30 +
Verkoopprijs inclusief btw
€ 36,30
14
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Bij de variabele opslagmethode worden meerdere opslagpercentages gebruikt. Het opslagpercentage is dan afhankelijk van het artikel of de artikelgroep. De verschillende opslagpercentages kunnen te maken hebben met verschillende soorten kosten, verschillende omzetsnelheden en dergelijke. Het bepalen van de verschillende percentages gaat op een vergelijkbare manier als bij de verfijnde opslagmethode.
Voorbeeld 2: Bereken de consumentenprijs op basis van variabele opslagpercentages Multimediashop AVEE verkoopt Blu-ray discs, DVD’s, CD’s en games. Voor elk van de groepen artikelen hanteert AVEE verschillende opslagpercentages, terug te vinden in de volgende tabel:
Artikelgroep
Opslagpercentage
Blu-ray
40%
DVD
25%
CD
15%
Games
30%
Hoeveel bedraagt de verkoopprijs inclusief 21% btw van:
Een Blu-ray disc met een inkoopprijs van € 35 Een DVD met een inkoopprijs van € 30 Een CD met een inkoopprijs van € 7,50 Een game met een inkoopprijs van € 30
De verkoopprijs van de verschillende artikelen is: Blu-ray disc
DVD
CD
Game
Inkoopprijs
€ 35,00
€ 30,00
€ 7,50
€ 30,00
Opslag 40%/25%/15%/30%
€ 14,00
€ 7,50
€ 1,13
€ 9,00
€ 49,00
€ 37,50
€ 8,63
€ 39,00
btw 21%
€ 10,29
€ 7,88
€ 1,81
€ 8,19
Verkoopprijs inclusief btw
€ 59,29
€ 45,38
€ 10,44
€ 47,19
15
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Voorbeeld 3: Bereken het vaste opslagpercentage op basis van de inkoopprijs Een klein deel van het assortiment van AVEE zijn de koptelefoons. Het is een beperkt assortiment, met 3 verschillende kwaliteiten. De duurste kwaliteit koptelefoon kost € 100,55 (inclusief 21% btw). Welk opslagpercentage zal voor koptelefoons gehanteerd worden, wanneer de inkoopprijs van de duurste koptelefoon € 69,25 is? De duurste koptelefoon kost exclusief btw € 100,55 × 100 = € 83,10 121 De verkoopprijs exclusief btw is inclusief het opslagpercentage, de inkoopprijs staat dus gelijk aan 100%. De opslag kan berekend worden door het verschil tussen de verkoopprijs exclusief btw en de inkoopprijs te delen door de inkoopprijs en vervolgens te vermenigvuldigen met 100: Opslagpercentage = € 13,85 × 100 = 20 % € 69,25
je kunt nu in het rekenwerkboek nog enkele voorbeelden doornemen en de opgaven 69 t/m 80 maken.
Vraaggericht Een prijsvaststellingsmethode waarbij de vraag als uitgangspunt genomen wordt, is een prijsvaststellingsmethode die de consument centraal stelt. Vanuit dat uitgangspunt besteden we aandacht aan:
price-lining; prijselasticiteit; prijskortingen.
Price-lining Bij price-lining is het de bedoeling dat er sprake is van een logische prijsopbouw van het goedkoopste naar het duurste artikel binnen een artikelgroep. Deze logische prijsopbouw kan bereikt worden door het verschil in prijs tussen het goedkoopste en het duurste artikel in de artikelgroep vast te stellen en het verschil te delen door het aantal artikelen binnen de artikelgroep minus 1. In de artikelgroep mp3-spelers is de prijs van de goedkoopste mp3-speler € 49. De duurste mp3speler heeft een prijs van € 349. Er worden in totaal 8 soorten mp3-spelers verkocht. Hoe verloopt de prijsopbouw voor mp3-spelers? De eerste stap is het bepalen van het verschil tussen de goedkoopste en duurste mp3-speler. Dit verschil is: € 349 − € 49 = € 300 Vervolgens kunnen we dit bedrag delen door het aantal artikelen minus 1 = 7.
16
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Stappen in de prijsopbouw zullen daardoor € 300 = € 42,86 7 groot zijn. De prijsopbouw wordt: € 49 − € 91,86 − € 134,72 − € 177,58 − € 220,44 − € 263,30 − € 306,16 − € 349 Prijskortingen Winkeliers kunnen de prijs waarvoor een consument een artikel dient te kopen tijdelijk of voor langere tijd verlagen door middel van een prijskorting. De korting kan gegeven worden in de vorm van een prijsverlaging (bijvoorbeeld 10% korting op de verkoopprijs). Een andere mogelijkheid is om een tweede artikel voor de halve prijs te verkopen (of bij een bepaalde hoeveelheidafname zelfs een artikel geheel gratis).
Voorbeeld 1: Bereken de prijskorting als percentage In het kader van een feestelijke heropening van zijn winkel verkoopt John Waarkens een week lang de eigen merk pizza’s uit zijn assortiment niet voor een prijs van € 3,95 maar voor een prijs van € 2,95. Hoeveel procent korting (op 1 decimaal nauwkeurig) geeft John? John geeft € 1 korting op een oorspronkelijke prijs van € 3,95. Wanneer we dat in een percentage willen uitdrukken, dan rekenen we dit als volgt uit: Korting in procenten = korting in geldbedrag oorspronkelijke prijs × 100 = € 1 × 100 = 25,3 % € 3,95
Voorbeeld 2: Bereken de prijskorting als bedrag Om ook de verkoop van frisdrank te stimuleren heeft John Waarkens een prijskorting op alle frisdranken van Coca Cola. Bij aankoop van een fles Coca Cola kan een klant de tweede fles voor de halve prijs kopen. Hoeveel korting ontvangt een klant die 2 flessen Coca Cola koopt met een verkoopprijs van € 1,50 per fles? De klant zou normaal voor 2 flessen Coca Cola € 3 betalen. Doordat echter de tweede fles voor de halve prijs gekocht kan worden, betaalt de klant voor de tweede fles maar € 0,75 en ontvangt dus ook € 0,75 korting. Korting in procenten = korting in geldbedrag × 100 = € 0,75 × 100 = 25 % oorspronkelijke prijs €3
Concurrentiegericht Bij de concurrentiegerichte prijsstellingsmethoden is de prijs die de concurrentie voor een artikel vraagt het uitgangspunt voor een winkelier om zelf de prijs voor dat artikel vast te stellen. Bij backward-pricing heeft dit tot gevolg dat er een berekening uitgevoerd zal worden, om bijvoorbeeld te bepalen of de winstmarge voldoende hoog zal zijn.
17
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Backward-pricing Wanneer een winkelier bij het vaststellen van de verkoopprijs backward-pricing toepast, kijkt hij naar de verkoopprijs van de concurrent en zal dezelfde prijs voor hetzelfde artikel gaan vragen. De winkelier zal daarbij wel uitrekenen of en hoeveel winst hij dan nog op het artikel maakt. Omdat het een artikel kan zijn dat binnen zijn assortiment noodzakelijk is, kan het zijn dat de winkelier een prijs moet vragen waarop hij verlies maakt.
Voorbeeld: Bereken de inkoopprijs op basis van de brutowinstmarge Computerfabrikant Apple brengt een nieuw model computer op de markt. De prijs die Apple voor de computer op haar website vraagt is € 587,40 exclusief 21% btw. Winkeliers mogen het model ook in het assortiment opnemen maar moeten dan dezelfde verkoopprijs vragen. Een winkelier wil graag het model in zijn assortiment, maar hoopt er dan wel een brutowinst marge op te hebben van 25%. Wat mag de inkoopprijs voor het nieuwe model van Apple zijn, wanneer de winkelier er inderdaad 25% brutowinst op zal hebben? Wanneer de winkelier 25% brutowinst op het nieuwe model heeft, bedraagt de inkoopprijs van het model 75% van de verkoopprijs. De inkoopprijs is dus: € 587,40 × 75 % = € 440,55
Heb je alle sommen uit het Rekenwerkboek deel 2 gemaakt?
18
© Noordhoff Uitgevers
Elobase Detailhandel Ondernemer/Manager KT 1 Theorieboek (Financieel 1 Hoofdstuk 2 Consumentenprijs)
Begrippen Consumentenprijs ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ Backward-pricing Op basis van de verkoopprijs van de concurrent dezelfde prijs voor hetzelfde artikel vaststellen en terugrekenen om te bepalen of dat voldoende rendabel is. Brutoverkoopprijs De prijs die voor de winkelier nodig is om de inkoopprijs, bijkomende kosten, winst en de btw mee terug te verdienen. Ook wel consumentenprijs genoemd. Consumentenprijs De prijs die voor de winkelier nodig is om de inkoopprijs, bijkomende kosten, winst en de btw mee terug te verdienen. Ook wel brutoverkoopprijs genoemd. Directe kosten Kosten die een directe relatie hebben met een product. Indirecte kosten Kosten die te maken hebben met de onderneming in het algemeen en niet met bepaalde producten of diensten. Kostenverdeelstaat Opslagmethode waarmee indirecte kosten per afdeling aan een artikel worden toegerekend. Omrekenfactor Eenvoudige methode om van de inkoopprijs van een product te komen tot een consumentenprijs. Price-lining Het maken van een logische prijsopbouw van het goedkoopste naar het duurste artikel binnen een artikelgroep. Prijselasticiteit van de vraag De mate waarin de vraag naar het artikel wordt beïnvloed door de prijs van het artikel. Prijselastisch Een prijsverandering leidt tot een procentueel grotere hoeveelheidverandering. Prijsinelastisch Een prijsverandering leidt tot een procentueel kleinere of geen hoeveelheidverandering. Prijskorting Een tijdelijk of voor langere tijd verlaagde prijs waarvoor een consument een artikel kan kopen. Het bepalen van de verkoopprijs door de inkoopprijs van alle artikelen in het assortiment te verhogen met hetzelfde opslagpercentage voor het doorberekenen van de indirecte kosten. De verkoopprijzen voor artikelen in het assortiment bepalen door voor verschillende artikelen de inkoopprijs te verhogen met verschillende opslagpercentages. De verkoopprijs voor artikelen bepalen door ongeacht de gemaakte kosten de inkoopprijs van artikelen met hetzelfde opslagpercentage te verhogen. De verkoopprijs van artikelen bepalen door rekening te houden met de mate waarin verschillende soorten indirecte kosten voor de betreffende artikelen gemaakt moeten worden.
19