Maatschappijleer VWO 5 Hoofdstuk 1 Elke staat heeft te maken met maatschappelijke problemen (ook wel dilemma’s genoemd), omdat ze vaak erg ingewikkeld zijn. Het zijn problemen die veel mensen tegelijk aangaan. Als burgers te maken krijgen met zo’n maatschappelijk probleem en ze het niet onderling kunnen oplossen, is de staat genoodzaakt zich ermee te bemoeien. Een staat heeft drie algemene kenmerken: - Een staat heeft het hoogste gezag (ook wel soevereiniteit). De regels en wetten die de staat invoert, moeten nageleefd worden. Als die niet gebeurd mag de staat straffen. - Een staat heeft duidelijke grenzen tot waar de wetten gelden. - Het gezag van de staat geldt voor de bevolking die binnen de grenzen leeft. De staat heeft dus macht. Onder macht verstaan we dat je iemand kan dwingen iets wel of juist niet te doen, zelfs als diegene dat niet wil. Elke staat heeft een overheid die bestaat uit een regering, een parlement en ambtenaren. De overheid neemt besluiten en voert die ook uit. Vroeger bestond de overheid uit een klein groepje rijke mensen die alle besluiten namen. Verder was er een leger voor veiligheid, een politie om misdadigers op te pakken en een rechter om hen te straffen. Er waren vooral wetten over strafrecht en belastingrecht. Dit wordt ook wel een nachtwakersstaat genoemd. Later werden veel van deze staten democratieën. Iedereen mocht zijn stem uitbrengen. Ook ging de staat zorgen voor de burgers. Daarom hebben we nu een verzorgingsstaat. In een goed maatschappij hebben burgers rechten en plichten. De belangrijkste daarvan zijn vastgelegd in wetten. Als mensen worden benadeeld in hun rechten kunnen ze naar de recht stappen. Andersom geldt echter hetzelfde voor de plichten: als men zijn plichten niet nakomt, mag de staat hen dwingen dat wel te doen, desnoods met geweld. Het lastige is dat de staat zich alleen mag bemoeien met formele gedragsregels, regels die in de wet zijn vastgelegd, en niet met de morele gedragsregels, regels die mensen zelf belangrijk vinden, maar niet in de wet staan. Zulke gedragsregels heten ook wel waarden. Als je van een waarde een regel maakt, heet het een norm. Sommige normen zijn in de wet opgenomen. Alle maatschappelijke problemen zijn politieke kwesties. Alle situaties waarbij de overheid betrokken is of zou moeten zijn, zijn politiek. Als er een politiek besluit wordt genomen, komt er een beleid. Dat is een plan voor het bereiken van een bepaald doel door middel van doelgericht gebruik van middelen. De regering en het parlement nemen zulke besluiten. Door de verschillende opvattingen over waarden, zijn er ook verschillende opvattingen over wat de staat wel en niet mag doen. Die verschillende opvattingen zijn de grondslag voor politieke stromingen. De drie grootste stromingen zijn die van de:
-
Liberalen: zij vinden vooral de waarde vrijheid belangrijk. De overheid moet zijn burgers ruimte geven, zodat zij hun eigen privéleven kunnen inrichten. Socialisten (of sociaaldemocraten): zij vinden de waarde gelijkheid belangrijk. Zonder gelijkheid vrezen zij voor een groot verschil tussen rijk en arm. Christendemocraten: zij vinden de waarde harmonie belangrijk. De verschillende maatschappelijke groepen moeten onderling zoveel mogelijk afspraken maken.
In elke maatschappij is sprake van sociale ongelijkheid. Die ongelijkheid is er op ongelofelijk veel vlakken. Voorbeelden zijn: inkomen, geslacht, leeftijd, afkomst, ga zo maar door. Er ontstaat een sociale rangorde, of sociale stratificatie. Sociale cohesie is de verbondenheid die mensen onderling voelen. Er wordt gevreesd dat de sociale cohesie erop achteruitgaat, wat kan leiden tot grote afstand tussen verschillende bevolkingsgroepen, wat weer gevaarlijk kan zijn voor de staat. Een rechtsstaat is een staat waarin burgers en overheid zich aan de wet moeten houden en waar gelijke rechten en mensenrechten voor iedereen gegarandeerd zijn. De staat heeft daarin best een lastige rol. Ze moeten de burgers vrijheid bieden, maar ook veiligheid. Een parlementaire democratie helpt een rechtsstaat om problemen op een vreedzame manier op te lossen, omdat alle burgers invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming. Een verzorgingsstaat is een maatschappij waarin de overheid zich ten doel stelt de zorg voor het welzijn van haar bewoners op zicht te nemen. In een pluriforme samenleving leven mensen met verschillende opvattingen en verschillende religieuze, culturele en etnische achtergronden met elkaar samen. Maatschappelijke problemen zijn altijd erg ingewikkeld en hangen samen met een heleboel andere dingen. De oplossingen zijn daardoor ook niet eenvoudig. Om de beste oplossing te vinden, moet je een probleem vanuit verschillende perspectieven bekijken: - Het politiek-juridisch perspectief - Het sociaaleconomisch perspectief - Het sociaal-cultureel perspectief - Het vergelijkende perspectief Hoofdstuk 2 §1 De Nederlandse rechtsstaat heeft gezag. Dat houdt in dat de macht van de staat als redelijk wordt evenaren en dat de mensen het eens zijn met de wetten die de staat hen oplegt. Dat heet ook wel legitimiteit. Als de mensen het niet met de overheid eens zijn, kan een rechtsstaat niet functioneren. De kernelementen van de rechtsstaat zijn: bescherming tegen willekeur van de overheid, rechtszekerheid en gelijke rechten. Een aantal algemene kenmerken van de rechtsstaat zijn:
-
-
Alle burgers hebben gelijke rechten. Burgers kunnen pas voor iets gestraft worden, als het misdrijf in het wetboek staat. Dat heet het legaliteitsbeginsel. Het is belangrijk dat ook de overheid zich aan de wet houdt. Er bestaat een machtenscheiding tussen: • De wetgevende macht -> parlement en regering • De uitvoerende macht -> regering en ambtenaren • De rechterlijke macht -> rechters Deze scheiding heet ook wel de trias politica. Het allerbelangrijkste hierin is de onafhankelijkheid van rechters. De regering kan rechters niet ontslaan. In de grondwet, de belangrijkste wet van een land, staan de grondrechten (of mensenrechten) die de macht van de overheid perken tegenover de mensen.
Tegenover deze rechten staan drie (vier) plichten: - Alle burgers zijn verplicht de wet te kennen en zich daaraan te houden. - Iedereen is verplicht een ander die in levensgevaar te helpen. - Iedereen boven de veertien moet zich kunnen legitimeren. - Er is een morele plicht waarin iedereen de grondrechten van een ander moet respecteren. Dit staat dus niet in de wet, maar het voor iedereen zo vanzelfsprekend dat het wel zo wordt gezien. Veiligheid is prioriteit nummer één voor de rechtsstaat. Door de beeldvorming door verhalen en beelden dat de criminaliteit steeds meer stijgt, voelen mensen zich niet veilig. §2 Grondrechten of mensenrechten zijn de belangrijkste wetten in de grondwet. Ze zijn te onderscheiden klassieke mensenrechten en sociale mensenrechten. De belangrijkste klassieke mensenrechten zijn: - Vrijheid van godsdienst - Vrijheid van meningsuiting - Vrijheid van vereniging, vergadering en demonstratie - Onaantastbaarheid van het lichaam - Bescherming van persoonlijk eigendom - Recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer - Bescherming tegen willekeurige huiszoeking - Bescherming tegen willekeurige arrestatie - Brief-, telefoon- en telegraafgeheim Sociale mensenrechten zijn bijvoorbeeld: - Recht op eten - Recht op onderdak - Recht op onderwijs - Recht op gezondheidszorg De overheid heeft een inspanningsverplichting bij deze laatste vier rechten geen resultaatsverplichting. Als burgers klachten hebben over overheidsoptreden kunnen ze naar de ombudsman gaan. Hij onderzoekt of de klacht wel of niet terecht is en doet er iets aan als hij dat kan. Mocht hier niets uitkomen dan kan diegene hogerop gaan naar
het Europese Hof van de Rechten van de Mens. Als je daar nog geen gelijk krijgt kun je nog naar mensenrechtenorganisaties als Amnesty International gaan. §3 In geen enkel land houdt iedereen zich aan de wet. Overtreding van de wet kan strafbaar zijn. Door de overheid strafbaar gesteld gedrag heet ook wel criminaliteit. Strafbare handelingen, ofwel delicten, zijn vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. Ernstige delicten heten misdrijven. Minder zware delicten overtredingen. Voor een misdrijf krijg je een strafblad, dat vier of acht jaar op je naam blijft staan. Bij het berechten van iemand die een delict heeft gepleegd, gelden een aantal regels. Die staan in het Wetboek van Strafvordering. Onder een tak van de staat, het Ministerie van Justitie, valt het Openbaar Ministerie. De mensen die daarvoor werken, de officieren van justitie, zijn verantwoordelijk voor de vervolging van de dader. Een dader opsporen is soms nog best lastig. Daar hebben we de politie voor. De politie mag, als ze een aannemelijke reden hebben, dwangmiddelen gebruiken. Daarmee maken ze inbreuk op iemands grondrechten, maar kunnen ze vaak wel achter cruciale informatie komen. Nadat de dader verhoort is, kan de minister van justitie drie dingen doen: - Vervolgen: de zaak voor de rechter brengen die de zaak dan verder afhandelt. - Seponeren: de zaak afsluiten zonder veroordeling. - Transactie (schikking): de zaak afdoen met een geldboete. Soms zijn er zaken die niet toegestaan zijn, maar die niet bestraft worden, omdat men bang is dan olie op het vuur te gooien. Iets is dan gedogen. Als iemand wordt vervolgd, moet hij of zij voor de rechter verschijnen. Bij zo’n rechtszaak zijn veel mensen aanwezig. Natuurlijk is de verdachte er met zijn of haar advocaat, die hem of haar gaat verdedigen. De officier van justitie is ook aanwezig, om de bewijzen uit de doeken te doen en te vertellen waarom de dader schuldig is. Ook kunnen er getuigen en andere deskundigen zijn. De rechter gaat een heleboel vragen stellen. Uiteindelijk krijgt de verdachte het laatste woord en doet de rechter zijn uitspraak of vonnis. Niet elke misdaad is even zwaar. Daarom zijn er verschillende rechters. Bij een overtreding moet je voor de kantonrechter verschijnen. Bij een zware voor de strafrechter. Bij heel zware zaken zijn zelfs drie rechters aanwezig. Als verdachten of officieren van justitie niet tevreden zijn over de uitgedeelde straf, kunnen ze in beroep gaan bij het gerechtshof. Die bekijkt de zaak opnieuw en spreek een nieuw vonnis uit. Mochten mensen dan nog niet tevreden zijn, kunnen ze ook nog in cassatie gaan bij De Hoge Raad. Zij kijken of de rechter alles goed heeft uitgevoerd en beslissen of het hierbij blijft of dat de rechter opnieuw uitspraak moet doen. Straffen zijn er om een aantal redenen: - Vergelding: de dader moet boeten voor wat hij gedaan heeft. - Preventie: de straf moet mensen afschrikken het niet nog eens te doen of het überhaupt niet te doen. - Resocialisatie: de straf moet terugkeer in de samenleving mogelijk maken. - Voorkomen van eigenrichting: De overheid wil met het opleggen van straffen voorkomen dat slachtoffers zelf wraak gaan nemen.
Nederland kent een daderstrafrecht. Dat houdt in dat de rechter in Nederland niet alleen naar de daad, maar ook naar de dader kijkt. De omstandigheden waar hij zich in bevindt kunnen bijvoorbeeld erg slecht zijn en hem of haar hebben aangezet tot zijn of haar daad. Mensen met bijvoorbeeld ene psychiatrische stoornis en gedragsstoornis kunnen zo gevaarlijk zijn dat ze nooit meer terug kunnen de maatschappij in. Zij gaan naar een tbs-kliniek. Tbs betekent ter beschikking stellen van de dader. Hij of zij wordt daar verpleegd. Soms kunnen zulke mensen terug de maatschappij in, anderen kunnen dat niet. §4 In sommige situaties is het gelijkheidsbeginsel erg lastig. De wetten ‘Vrijheid van Meningsuiting’ en de ‘Antidiscriminatiewet’ kunnen nog wel een botsen. Daarom is de Algemene Wet Gelijke Behandeling gemaakt. Hierin staat wanneer er van het gelijkheidsbeginsel mag worden afgeweken. Als mensen vinden dat ze alsnog benadeeld worden, kunnen ze een klacht indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling. Bij het berechten van mensen wordt dit beginsel ook wel eens geschaad. Vaak gaat het doen om klassenjustitie: mensen uit een lagere klassen worden strenger berecht dan mensen uit een hogere klasse. Lage klassen criminaliteit zijn meestal dingen als: - Diefstal - Mishandeling - Geweldpleging Door deze criminaliteit voelen veel mensen zich onzeker. De politie pakt de lage klasse vaak hard aan. De hoge klassen of witteboordencriminaliteit zijn meestal dingen als: - Fraude - Milieuzaken Het zijn vaak dingen die lastig te bewijzen zijn en er zijn geen directe slachtoffers. De politie laat zulke zaken vaak schieten. De laatste jaren is de wereld erg op zijn hoede voor terrorisme. We spreken daarvan als door het treffen van grote aantallen willekeurige slachtoffers geprobeerd wordt de bevolking angst aan te jagen of de samenleving te ontwrichten. §5 In de VS gaat het allemaal heel anders. Maar heel weinig straffen komen voor de rechter. De meeste verdachten bekennen schuld in ruil voor strafvermindering. Dit heet ook wel plea bargaining. Als er wel een rechtszaak komt, beslist niet de rechter of de dader strafbaar is, maar de jury. Dat zijn een aantal willekeurige burgers die de rechtszaak bijwonen. De rechter bepaalt uiteindelijk de straf. In de VS is het bijvoorbeeld ook toegestaan om een vuurwapen in je bezit te hebben. De straffen zijn er veel hogen en een aantal staten kent het three time, you’re out-systeem. Na drie keer dezelfde misdaad begaan te hebben, krijg je een onwijs hoge gevangenisstraf. Een aantal staten van de VS kent ook nog de doodstraf.
Extra -> aantekeningen De grootste uitdaging van de staat/democratie is consensus. Dat betekent dat iedereen het met alles eens is. Dat is onmogelijk omdat iedereen andere normen en waarden heeft en dus een eigen mening. De grondwet is gemaakt om de macht van de koning in te perken. In 1814 kreeg Nederland een grondwet. Ontwikkelingen van de Nederlandse rechtstaat: 1848-1917 -> Liberale rechtsstaat (vrijheid!) 1849 -> Democratie 1917-1950 -> Democratische rechtsstaat (kiesrecht!) • Feminisme • Arbeiders 1950-nu -> Sociale rechtsstaat (zorg!) Montesquieu bedacht de Trias Politica. De drie machten moeten volgens hem elkaar in balans houden. Politie Recherche
officier van justitie openbare aanklager
Opsporen
vervolgen
uitspraak
Uitvoerende macht
rechterlijke macht (staand)
rechterlijke macht (zittend)
Openbaar Ministerie
Verloop rechtszaak: - Onderzoek rechter (vragen) - Requisitoir officier van justitie (geëiste straf) - Advocaat (pleidooi) - Laatste woord verdachte - Vonnis (uitspraak) Vragen rechter: - Wat is er gebeurd? (feiten) - Is dit ook bewezen? (bewijsvoering) - Is dit strafbaar? (wetboek van strafrecht) - Is de verdachte strafbaar? (strafuitsluitingsgronden) - Welke straf (uitspraak)
rechter
Los
Doelen van straffen: - Vergelding - Preventie - Resocialisatie - Voorkomen eigenrichting - Veiligheid van de samenleving Soorten straffen: - Gevangenis (TBS) - Hechtenis - Taakstraf - Geldboete Steeds zwaardere straffen werken niet. Het maakt de dader niet veel uit of hij tien of twintig jaar zit. Daderstrafrecht -> kijken naar de dader Daadstrafrecht -> kijken naar de daad Minimumstraf -> als je vaker dezelfde misdaad hebt gedaan wordt je straf steeds hoger. In Nederland hebben we dit niet. Gevangenisstraffen werken niet altijd. Sommige criminelen worden crimineler doordat ze andere criminelen ontmoeten. Rechters hebben fijngevoeligheid nodig om personen in te schatten. De minimumstraf ontneemt de rechters dit. Hogere straffen benadelen de lage klasse, omdat zij vaker en harder aangepakt worden. In de VS stelt de president de hoogste rechters aan. Het three strikes you’re out law-systeem is een vorm van minimunstraf.