E U R O P E S E
C E N T R A L E
B A N K
E U R O S Y S T E E M
maandbericht September 2013
In 2013 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 5.
© Europese Centrale Bank, 2013 Adres Kaiserstrasse 29 60311 Frankfurt am Main Duitsland Postadres Postfach 16 03 19 60066 Frankfurt am Main Deutschland Telefoon +49 69 1344 0 Website: http://www.ecb.europa.eu Fax +49 69 1344 6000
Dit Maandbericht is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Directie van de ECB. De vertalingen worden gemaakt en gepubliceerd door de nationale centrale banken. Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld. De statistieken in deze uitgave zijn afgesloten op 4 september 2013. ISSN 1725-3004 Online versie
inhoud TEN G E L EIDE
5
ECONOMI S CHE EN MONETAIRE ONT W I K K E L IN G EN
S TATI S TIE K EN VOOR HET EURO G EBIED
SI
BI J L A G EN Overzicht van de monetaire-beleids maatregelen van het EurosysteemI
De externe omgeving van het eurogebied 9 Het TARGET (Trans-European Automated Monetaire en financiële ontwikkelingen 2 7 Real-time Gross settlement Express Prijzen en kosten 7 7 Transfer) systeemV Productie, vraag en de arbeidsmarkt 8 9 Publicaties van de Europese Centrale Bank sinds 2003VII Begrotingsontwikkelingen 1 09 Lijst van termenVIII Kaders: 1 Mondiale convergentie van aardgasprijzen? 13 2 China: vooruitzichten korte termijn en beleidsvoornemens op de middellange termijn20 3 Recente ontwikkelingen in de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied 33 4 Liquiditeitsverhoudingen en monetairebeleidstransacties tussen 8 mei 2013 en 6 augustus 201342 5 Balansverlenging centrale banken en financiële soliditeit in tijden van crisis: het eurosysteem46 6 Reactivering van de europese abs-markt: knelpunten en mogelijke oplossingen54 7 Het monetaire beleid van de ecb tijdens de financiële crisis en het verloop van activakoersen61 8 Recente ontwikkelingen in de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen
8 0
9 Recente ontwikkelingen in de inkomensrekening van bepaalde landen van het eurogebied
9 4
10 D oor medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied
1 02
11 Tenuitvoerlegging van de buiten sporigtekortprocedure binnen het versterkte stabiliteits- en groeipact in de landen van het eurogebied 1 13 ECB Maandbericht September 2013
3
a f ko rt i n g e n Landen BE BG CZ DK DE EE IE GR ES FR IT CY LV LT LU
België HU Bulgarije MT Tsjechische Republiek NL Denemarken AT Duitsland PL Estland PT Ierland RO Griekenland SI Spanje SK Frankrijk FI Italië SE Cyprus UK Letland JP Litouwen US Luxemburg
Hongarije Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Japan Verenigde Staten
A n d e r e a f ko rt i n g e n bbp bruto binnenlands product BIS Bank voor International Settlements BPM5 IMF Balance of Payments Manual (5e editie) CD’s depositocertificaten c.i.f. c.i.f. aan de grens van het importerende land CPI consumptieprijsindex ECB Europese Centrale Bank EMI Europees Monetair Instituut EMU Economische en Monetaire Unie ESCB Europees Stelsel van Centrale Banken ESR 95 Europees System van Rekeningen 1995 EU Europese Unie EUR euro f.o.b. f.o.b. aan de grens van het exporterende land HICP geharmoniseerde consumptieprijsindex ILO Internationale Arbeidsorganisatie IMF Internationaal Monetair Fonds MFI’s monetaire financiële instellingen NACE Rev. 1 Statistische indeling van de economische bedrijvigheid in de Europese Gemeenschap OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling PPI Producentenprijsindex SITC Rev. 4 Standard International Trade Classification (revision 4) Conform het binnen de Gemeenschap bestaande gebruik worden de landen van de EU in dit Bericht gerangschikt in alfabetische volgorde van de namen in de nationale talen.
4
ECB Maandbericht September 2013
Ten geleide In zijn op 5 september gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. De binnenkomende informatie en analyses bieden een verdere bevestiging van het vorige oordeel van de Raad van Bestuur. De onderliggende prijsdruk in het eurogebied zal naar verwachting op de middellange termijn gematigd blijven. Overeenkomstig dit beeld blijven de monetaire en, in het bijzonder, de kredietdynamiek gematigd. De inflatieverwachtingen voor het eurogebied blijven stevig verankerd in overeenstemming met de doelstelling van de Raad van Bestuur het inflatiecijfer op de middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. Tegelijkertijd was de reële bbp-groei in het tweede kwartaal positief, na zes kwartalen van negatieve productiegroei, en bevestigen vertrouwensindicatoren tot augustus de verwachte geleidelijke verbetering van de economische bedrijvigheid vanaf laag niveau. De koers van het monetair beleid blijft erop gericht de door de vooruitzichten voor de prijsstabiliteit gerechtvaardigde mate van monetaire accommodatie te handhaven en een stabiele geldmarktsituatie te bevorderen. De monetairbeleidskoers geeft aldus ondersteuning aan een geleidelijk herstel van de economische bedrijvigheid. Vooruitblikkend, zal de monetairbeleidskoers zo lang als noodzakelijk is accommoderend blijven, in overeenstemming met de in juli gegeven indicaties omtrent het rentebeleid. De Raad van Bestuur bevestigt dat hij verwacht dat de basisrentetarieven van de ECB voor een langere periode op het huidige of een lager niveau zullen blijven. Deze verwachting blijft gebaseerd op de onveranderde algehele gematigde vooruitzichten voor de inflatie, ook op middellange termijn, gezien de breed-gedragen zwakte van de economie en de gematigde monetaire dynamiek. De komende periode zal de Raad van Bestuur alle binnenkomende gegevens over economische en monetaire ontwikkelingen volgen en de invloed ervan op de vooruitzichten voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn beoordelen. Wat betreft de situatie op de geldmarkt, deze is ook beïnvloed door de geleidelijke vermindering van surplusliquiditeit. Terugbetalingen van in het kader van de driejaars langerlopende herfinancieringstransacties aangetrokken gelden weerspiegelen een verbetering van het vertrouwen in de financiële markten, enige vermindering van de fragmentatie in de financiële markten en de verdergaande schuldenafbouw door banken in het eurogebied. De Raad van Bestuur zal met name blijven letten op de mogelijke implicaties van deze ontwikkelingen voor de koers van het monetair beleid. Wat de economische analyse betreft: na zes kwartalen van negatieve productiegroei is het reële bbp van het eurogebied in het tweede kwartaal van 2013 kwartaal-op-kwartaal met 0,3% gestegen. Deze stijging wordt deels verklaard door tijdelijke effecten in verband met de weersomstandigheden in de eerste helft van het jaar. Sinds die tijd zijn vertrouwensindicatoren op basis van enquêtegegevens tot augustus vanaf een laag niveau verder verbeterd, en vormen zij een algehele bevestiging van de eerdere verwachting van de Raad van Bestuur dat de economische bedrijvigheid geleidelijk zal verbeteren. Vooruitblikkend naar de rest van het jaar en naar 2014, zal de productie, in overeenstemming met het basisscenario, naar verwachting in langzaam tempo herstellen, met name dankzij een geleidelijke verbetering van de binnenlandse vraag die wordt ondersteund door de accommoderende koers van het monetair beleid. De economische bedrijvigheid in het eurogebied zou daarnaast moeten profiteren van een geleidelijk aantrekken van de externe vraag naar uitvoer. Verder lijken de algehele verbeteringen in de financiële markten sinds de afgelopen zomer geleidelijk door te werken in de reële economie, net als de met begrotingsconsolidatie geboekte vooruitgang dat zou moeten doen. Bovendien hebben de reële inkomens recentelijk baat gehad bij de over het algemeen lage inflatie. Wel is het zo dat de werkloosheid in het eurogebied hoog blijft, en de resterende noodzakelijke balansaanpassingen in de particuliere en overheidssector zullen op de economische bedrijvigheid blijven drukken. ECB Maandbericht September 2013
5
Deze beoordeling wordt tevens weerspiegeld in de in september 2013 door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die voorzien dat het reëel bbp op jaarbasis in 2013 met 0,4% zal dalen en in 2014 met 1,0% zal stijgen. Vergeleken met de in juni 2013 door medewerkers van het Eurosysteem opgestelde macro-economische projecties is de projectie voor 2013 opwaarts bijgesteld, met 0,2 procentpunt, grotendeels op grond van binnenkomende gegevens. Voor 2014 is er sprake van een neerwaartse bijstelling met 0,1 procentpunt. De risico’s voor de economische vooruitzichten van het eurogebied blijven van neerwaartse aard. De recente ontwikkelingen in de mondiale geld- en financiëlemarktvoorwaarden en daarmee samenhangende onzekerheden zouden de economische situatie eventueel negatief kunnen beïnvloeden. Andere neerwaartse risico’s houden verband met de mogelijkheid van hogere grondstoffenprijzen tegen de achtergrond van hernieuwde geopolitieke spanningen, een zwakker dan verwachte mondiale vraag en met een trage of onvoldoende tenuitvoerlegging van structurele hervormingen in landen van het eurogebied. Volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat bedroeg zoals verwacht de HICP-inflatie op jaarbasis in het eurogebied in augustus 2013 1,3%, gedaald ten opzichte van de in juni en juli opgetekende 1,6%. Op basis van de huidige aannames voor de ontwikkelingen in de energieprijzen en wisselkoers, zal het inflatiecijfer op jaarbasis de komende maanden laag blijven, met name ten gevolge van de ontwikkelingen in de energieprijzen. Vanuit het toepasselijke middellangetermijnperspectief bekeken zal de onderliggende prijsdruk naar verwachting beperkt blijven, ten gevolge van de breed-gedragen zwakte van de geaggregeerde vraag en het gematigde tempo van het herstel. De middellange- tot langetermijninflatieverwachtingen blijven stevig verankerd in overeenstemming met prijsstabiliteit. Deze beoordeling wordt tevens weerspiegeld in de in september 2013 door medewerkers van de ECB opgestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een HICP-inflatie op jaarbasis voorzien van 1,5% in 2013 en van 1,3% in 2014. Vergeleken met de in juni 2013 door medewerkers van het Eurosysteem opgestelde macro-economische projecties is de projectie voor de inflatie voor 2013 opwaarts bijgesteld, met 0,1 procentpunt, en is die voor 2014 onveranderd gebleven. De risico’s voor de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling zijn naar verwachting op de middellange termijn, globaal genomen, nog steeds in evenwicht, waarbij de opwaartse risico’s in het bijzonder verband houden met hogere grondstoffenprijzen en met sterker dan verwachte verhogingen van door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belastingen, en waarbij de neerwaartse risico’s voortvloeien uit een zwakker dan verwachte economische bedrijvigheid. Wat de monetaire analyse betreft, bevestigen de gegevens voor juli dat het onderliggende ruime monetaire aggregaat M3 en, in het bijzonder, de kredietgroei gematigd zijn gebleven. Het groeitempo op jaarbasis van M3 daalde in juli verder, naar 2,2%, van 2,4% in juni. De groei op jaarbasis van M1 bleef krachtig, maar daalde in juli naar 7,1%, van 7,5% in juni. De M3-groei bleef voornamelijk worden ondersteund door netto kapitaalstromen naar het eurogebied, terwijl het groeitempo op jaarbasis van leningen aan de particuliere sector verder verzwakte. De groei op jaarbasis van leningen aan huishoudens (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisatie) bleef in juli op 0,3%, globaal genomen onveranderd sinds begin dit jaar. Het groeitempo op jaarbasis van leningen aan niet-financiële vennootschappen (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisatie) bedroeg in juli -2,8%, tegenover -2,3% in
6
ECB Maandbericht September 2013
Ten geleide
juni. De zwakke kredietdynamiek blijft voornamelijk een afspiegeling van de huidige fase van de conjunctuur, verhoogd kredietrisico en de verdergaande aanpassingen van de balansen in de financiële en niet-financiële sector. Sinds de zomer van 2012 is aanzienlijke vooruitgang geboekt met de verbetering van de financieringssituatie van banken en met name met de versterking van de binnenlandse depositobasis in een aantal landen onder druk. Teneinde de toereikende transmissie van het monetair beleid naar de financieringsvoorwaarden in de landen van het eurogebied te waarborgen, is het van essentieel belang dat de fragmentatie van kredietmarkten in het eurogebied verder afneemt en dat de schokbestendigheid van banken waar nodig wordt versterkt. Verdere daadkrachtige stappen in het opzetten van een bankenunie zullen bijdragen tot verwezenlijking van deze doelstelling. Kortom: de economische analyse geeft aan dat de prijsontwikkelingen in overeenstemming zouden moeten blijven met prijsstabiliteit op de middellange termijn. Een toetsing aan de uitkomsten van de monetaire analyse bevestigt dit beeld. Teneinde onevenwichtigheden verder terug te dringen en het concurrentievermogen, de groei en werkgelegenheidscreatie te bevorderen, dienen de landen van het eurogebied verder te gaan met hun hervormingsagenda. Wat betreft het begrotingsbeleid zouden de landen van het eurogebied hun inspanningen om het overheidstekort terug te dringen en de schuldratio’s weer op een neerwaarts traject te brengen, niet moeten verminderen. De begrotingsconsolidatie zou zo samengesteld moeten zijn dat deze is gericht op groeivriendelijke maatregelen voor de middellange termijn en een verbetering van de kwaliteit en efficiëntie van overheidsdiensten combineert met een beperking van de verstorende effecten van belastingen. Ten aanzien van het economisch beleid zullen hervormingen van de productmarkten om het concurrentievermogen te verbeteren het opzetten van nieuwe bedrijven vergemakkelijken, de sector verhandelbare goederen ondersteunen en werkgelegenheidscreatie bevorderen, terwijl de hoge werkloosheid vraagt om doorslaggevende structurele hervormingen om de rigiditeiten op de arbeidsmarkten terug te dringen en de vraag naar arbeid te verhogen.
ECB Maandbericht September 2013
7
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
ECONOMI S CHE EN MONETAIRE ONT W I K K E L IN G EN 1 DE E X TERNE OM G E V IN G VAN HET EURO G EBIED Het mondiale herstel blijft bescheiden en varieert per regio. De enquête-indicatoren lijken te zijn hersteld, hoewel er nog steeds sprake is van een zwak sentiment, wat erop duidt dat de wereldeconomie zich waarschijnlijk slechts langzaam zal herstellen. In de meeste grote ontwikkelde economieën buiten het eurogebied zijn er signalen dat de groeivooruitzichten verbeteren, al blijft een aantal factoren deze op middellange termijn drukken. In de opkomende markten lijken de groeivooruitzichten licht aan kracht in te boeten, hoewel de economie hier naar verwachting sneller blijft groeien dan in de ontwikkelde landen en de komende periode een forse bijdrage aan de mondiale bedrijvigheid zal blijven leveren. Tegelijkertijd blijft de groei van de wereldhandel mager en wijzen enquête-indicatoren nog steeds op een zwak herstel. Wat de consumentenprijzen betreft, was de inflatie in de ontwikkelde economieën in juli globaal stabiel, terwijl de ontwikkelingen in de opkomende markten meer wisselend zijn.
1 . 1 MONDIA L E ECONOMI S CHE BEDRI J V I G HEID EN HANDE L Het mondiale herstel zet door, maar blijft zwak en ongelijk verdeeld. Hoewel de enquêteindicatoren de laatste maanden zijn verbeterd, laat de volatiliteit op de financiële markten zien dat het herstel fragiel is en dat er onzekerheid heerst over de mondiale vooruitzichten. Volgens voorlopige schattingen groeide de economische bedrijvigheid in de G20 (uitgezonderd het eurogebied) in het tweede kwartaal van 2013 met 0,8% op kwartaalbasis. Hoewel het beeld van land tot land nog steeds uiteenloopt (zie Tabel 1), ligt het tempo dus iets hoger dan in het voorgaande kwartaal. Wat de ontwikkelde landen betreft, versnelde de groei in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, met name dankzij de sterke particuliere consumptie en investeringen in beide landen. In Japan bleef de onderliggende bedrijvigheid, ondanks een groeidip in het tweede kwartaal, redelijk veerkrachtig, deels vanwege het soepele monetaire en begrotingsbeleid. Na tabel 1 reële bbp-groei in enkele economieën (mutaties in procenten) Twaalfmaands groeicijfers
Groeicijfers op kwartaalbasis
2011
2012
2012 IV
2013 I
2013 II
2012 IV
2013 I
2013 II 0,7
G20 1)
3,8
2,8
2,5
2,4
2,5
0,6
0,5
G20 m.u.v. het eurogebied 1)
4,4
3,7
3,2
2,9
3,1
0,8
0,7
0,8
Verenigde Staten
1,8
2,8
2,0
1,3
1,6
0,0
0,3
0,6
Japan
-0,6
2,0
0,3
0,1
0,9
0,3
0,9
0,6
1,1
0,2
0,0
0,3
1,5
-0,2
0,3
0,7
Denemarken
1,1
-0,4
-0,4
-0,8
0,5
-0,7
-0,2
0,5
Zweden
3,8
1,1
1,5
1,6
0,6
0,0
0,6
-0,1
Verenigd Koninkrijk
Zwitserland
1,8
1,0
1,4
1,5
2,1
0,3
0,6
0,5
Brazilië
2,7
0,9
1,4
1,9
3,3
0,8
0,6
1,5
China
9,3
7,7
7,9
7,7
7,5
1,9
1,6
1,7
India
7,7
3,8
4,1
3,0
2,4
2,3
0,3
-0,5
Rusland 2)
4,3
3,4
2,1
1,6
1,2
0,6
-0,1
-
Turkije
8,8
2,2
1,4
3,0
-
0,1
1,6
0,4
Polen
4,5
2,0
0,8
0,7
1,1
0,1
0,2
Tsjechië
1,8
-1,2
-1,6
-2,4
-1,3
-0,3
-1,3
0,6
Hongarije
1,6
-1,8
-2,5
-0,5
0,1
-0,5
0,6
0,1
Bronnen: Nationale gegevens, BIS, Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Het tweede kwartaal van 2013 betreft een raming op basis van de meest recente gegevens. 2) Over het tweede kwartaal van 2013 is voor Rusland geen cijfer beschikbaar.
ECB Maandbericht September 2013
9
een krachtige bbp-groei in de laatste maanden van 2012 vertraagde de groei in de opkomende economieën in de eerste helft van dit jaar, met name in India en China. Hoewel wordt verwacht dat de groei in de opkomende landen beter zal zijn dan die in de ontwikkelde landen, zijn er steeds meer signalen dat de groeivooruitzichten in de opkomende landen reent zijn afgenomen. Een zwakkere binnenlandse vraag, een krapper financieel klimaat in sommige landen en de teruglopende buitenlandse vraag drukken de bedrijvigheid. De groei van de wereldhandel was in het tweede kwartaal van 2013 zwak. Volgens gegevens van het Centraal Planbureau (CPB) nam de wereldhandel in goederen op kwartaalbasis met 0,3% toe, na een groei van 0,8% in het eerste kwartaal. Achter deze algehele groeivertraging gaan regionale verschillen schuil. In de ontwikkelde landen trok de handelsdynamiek aan, terwijl de groei van de in- en uitvoer in sommige opkomende regio’s vertraagde of afnam. Dit is in scherp contrast met de afgelopen kwartalen, toen de groei van de wereldhandel vooral werd aangejaagd door de opkomende economieën. Vooruitblikkend zien we dat de enquête-indicatoren zich de laatste maanden, na een terugval in het tweede kwartaal van 2013, breed te lijken te hebben hersteld. Het sentiment blijft echter bedrukt, wat erop duidt dat het groeitempo van de wereldeconomie bescheiden blijft. De Purchasing Managers’ Index (PMI) voor de wereldwijde industrie (uitgezonderd het eurogebied) bleef in juli stabiel, maar trok in augustus aan tot 51,7 (zie Grafiek 1). Uit enquêteresultaten blijkt dat het consumentenvertrouwen blijft groeien, zij het per land in wisselende mate en vanaf een laag niveau. Ondanks de lagere groei van de wereldhandel in de afgelopen maanden blijven enquête-indicatoren wijzen op een geleidelijk herstel. Tegelijkertijd liggen veel handelsindicatoren nog steeds op een historisch laag niveau, een teken dat de handel op korte termijn mat blijft. De wereldwijde PMI voor nieuwe uitvoerorders in de industrie (uitgezonderd het eurogebied) viel in augustus iets terug tot 49,9. Volgens de macro-economische prognoses die in september 2013 door ECB-medewerkers zijn opgesteld (zie Kader 10), trekt de mondiale groei naar verwachting geleidelijk aan, zij het met flinke verschillen per land. Daarmee wordt het mondiale groeiprofiel dat in de prognoses van juni 2013 geschetst werd, globaal bevestigd. Het financiële klimaat is sinds de prognoses van juni vooral in de opkomende landen verkrapt, wat de mondiale bedrijvigheid naar verwachting zal drukken. De verkrapping is deels het gevolg van veranderende inzichten omtrent de omvang van het toekomstige monetaire stimuleringsbeleid in de VS en de veranderingen in de kapitaalstromen tussen de opkomende en ontwikkelde landen. Tegelijkertijd is de samengestelde vooruitlopende indicator van de OESO, die trendafwijkingen in de economische bedrijvigheid signaleert, in juni voor de tiende achtereenvolgende maand gestegen, wat erop duidt dat de groei in het totale OESO-gebied inmiddels meer beklijft (zie Grafiek 2). De samengestelde vooruitlopende indicatoren voor de grootste opkomende economieën wijzen daarentegen op een groeistabilisatie of -vertraging. De Ifo World Economic Climate Indicator is in het derde kwartaal van 2013 licht gedaald als gevolg van ongunstige ontwikkelingen in Azië, die de positievere vooruitzichten in Noord-Amerika en Europa meer dan teniet deden. Op landenniveau wijzen de indicatoren op aantrekkende groeivooruitzichten in de grootste ontwikkelde landen, maar lijken de groeivooruitzichten voor de opkomende markten wat minder sterk. Het mondiale herstel blijft zich naar verwachting zeer geleidelijk ontwikkelen, aangezien de middellange vooruitzichten voor de ontwikkelde landen getemperd blijven door factoren als een zwakke arbeidsmarkt, de voortgaande schuldafbouw in de particuliere sector en aanhoudende bezuinigingen. Intussen is het gezien de toenemende structurele vraagstukken niet waarschijn-
10
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
Grafiek 1 Mondiale productie (PMI) m.u.v. het eurogebied
G r a f i e k 2 S a m e n g e s t e l d e vo o r l o p e n d e i n d i c a t o r e n i n d u s t r i ë l e p ro d u c t i e
(voor seizoen gecorrigeerd; maandgegevens) totaal verwerkende industrie dienstensector
(links: genormaliseerd indexgemiddelde = 100; rechts: driemaands op driemaands mutaties in procenten) industriële productie (links) samengestelde voorlopende indicator (rechts)
65
65
60
60
55
55
50
50
104
4
103
3
102
2
101
1
100
0
99
-1
98
-2
97
-3
96
-4
45
45
40
40
35
35
30
30
95
-5
25 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
94
-6
93
-7 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
25
Bron: Markit.
Bronnen: OESO en berekeningen van de ECB. Toelichting: De indicatoren betreffen de OESO-landen plus Brazilië, China, India, Indonesië, Rusland en ZuidAfrika. De horizotale lijn op 100 toont de trend van economische bedrijvigheid. De industriële productie betreft dezelfde groep landen m.u.v. Indonesië.
lijk dat de opkomende economieën even snel zullen groeien als eerder deze eeuw. Daar komt bij dat de kortetermijnvooruitzichten in een aantal landen nog steeds gebaseerd zijn op stimulerende begrotingsmaatregelen, die gezien de hoge en stijgende schuldniveaus van overheden echter niet tot in het oneindige kunnen worden volgehouden. De vooruitzichten voor de wereldeconomie blijven omgeven door grote onzekerheid en de risico’s voor de mondiale bedrijvigheid blijven per saldo neerwaarts gericht. De recente ontwikkelingen op de wereldwijde geld- en financiële markten en de daarmee gepaard gaande onzekerheid kunnen een negatief effect hebben op het economische klimaat. Andere neerwaartse risico’s zijn hogere grondstofprijzen als gevolg van hernieuwde geopolitieke spanningen en de tegenvallende mondiale vraag.
1 . 2 MONDIA L E PRI J S ONT W I K K E L IN G EN De mondiale inflatie bleef in juli globaal stabiel. De twaalfmaands consumenten-prijsinflatie in de OESO-landen bedroeg in juli 2013 1,9%, ten opzichte van 1,8% in juni (zie Tabel 2). Hoewel dit in zekere zin betekent dat de inflatie in het eerste halfjaar is aangewakkerd, blijft deze onder het niveau van vorig jaar. Exclusief voeding en energie bleef de twaalfmaands CPI-inflatie in de OESO-landen in juli met 1,5% stabiel ten opzichte van mei en juni. Daarmee lijkt de bodem van de recente neerwaartse trend te zijn bereikt. In de opkomende markten was het inflatiebeeld wisselender: de consumentenprijsinflatie nam af in Brazilië en Rusland, maar bleef ongewijzigd in China. ECB Maandbericht September 2013
11
tabel 2 prijsontwikkelingen in enkele economieën (mutaties in procenten per jaar)
2011
2012
2013 feb.
2013 maart
2013 april
2013 mei
2013 juni
2013 juli
OESO
2,9
2,3
1,8
1,6
1,3
1,5
1,8
1,9
Verenigde Staten
3,2
2,1
2,0
1,5
1,1
1,4
1,8
2,0
-0,3
0,0
-0,6
-0,9
-0,7
-0,3
0,2
0,7
4,5
2,8
2,8
2,8
2,4
2,7
2,9
2,8
Japan Verenigd Koninkrijk Denemarken
2,7
2,4
1,0
0,7
0,4
0,6
0,6
0,4
Zweden
1,4
0,9
0,5
0,5
0,0
0,3
0,5
0,8
Zwitserland
0,2
-0,7
-0,3
-0,6
-0,7
-0,5
-0,1
0,0
Brazilië
6,6
5,4
6,3
6,6
6,5
6,5
6,7
6,3 2,7
China
5,4
2,6
3,2
2,1
2,4
2,1
2,7
India 1)
9,5
7,5
7,3
5,7
4,8
4,6
4,9
5,8
Rusland
8,4
5,1
7,3
7,0
7,2
7,4
6,9
6,5
Turkije
6,5
8,9
7,0
7,3
6,1
6,5
8,3
8,9
Polen
3,9
3,7
1,2
1,0
0,8
0,5
0,2
0,9
Tsjechië
2,1
3,5
1,8
1,5
1,7
1,2
1,6
1,4
Hongarije
3,9
5,7
2,9
2,3
1,8
1,8
2,0
1,7
PM: OESO-kerninflatie 2)
1,7
1,8
1,6
1,6
1,4
1,5
1,5
1,5
Bronnen: OESO, nationale gegevens, BIS, Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Groothandelsprijsindex voor India. 2) Ongerekend voedingsmiddelen en energie.
De prijs van ruwe Brent-olie is sinds begin juni 2013 met 14% gestegen. Vanaf medio april lag de prijs per vat tussen USD 100 en USD 106. Begin juli zette een prijsstijging in en deed ruwe Brent-olie op 4 september USD 115 per vat. Brent-olie is daarmee ongeveer even duur als een jaar geleden. Grafiek 3 belangrijke ontwikkelingen op de grondstoffenmarkten De recente stijging van de olieprijzen hangt samen met toenemende geopolitieke spanninruwe olie, Brent (USD per vat; links) gen, minder aanvoer vanuit de OPEC-landen grondstoffen m.u.v. energie (USD; index: 2010 = 100; rechts) en een grotere vraag naar geraffineerde olie. 180 140 Aan de aanbodzijde zorgden de recente ontwikkelingen in Egypte en Syrië voor hogere 160 130 olieprijzen, vanwege de bezorgdheid over een mogelijke aanvoerverstoring. Deze bezorgd140 120 heid werd mede gevoed door een lagere 120 110 aanvoer vanuit Libië, Irak en Nigeria, die niet gecompenseerd kon worden door een 100 100 hogere productie in Saoedi-Arabië, waardoor de totale aanvoer vanuit de OPEC-landen 80 90 terugviel. Aan de vraagzijde bleek de mondiale vraag naar geraffineerde olieproducten, 60 80 vooral in niet-OESO-landen, krachtiger dan verwacht, waardoor verdere opwaartse druk 40 70 op de olieprijzen ontstond. Vooruitblikkend 20 60 verwachten marktpartijen op de middellange 2008 2009 2010 2011 2012 2013 termijn lagere olieprijzen; futures met een Bronnen: Bloomberg en HWWI. looptijd tot december 2014 gaan uit van
12
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
een prijs van USD 103 per vat. In Kader 1 wordt in het kort ingegaan op de effecten van de Amerikaanse schaliegasrevolutie op de gasprijzen. Ondanks enige volatiliteit zijn de prijzen van grondstoffen uitgezonderd energie sinds begin juni in totaal met 1,5% gedaald (zie Grafiek 3). Deze daling werd breed gedragen, maar sterker bij de voedingsgrondstoffen, waar met name de graanprijzen door gunstige aanbodvooruitzichten fors daalden. De geaggregeerde prijsindex voor grondstoffen uitgezonderd energie (uitgedrukt in Amerikaanse dollars) noteerde eind augustus 2013 circa 7% lager dan in dezelfde periode vorig jaar.
Kader 1
MONDIALE CONVERGENTIE VAN AARDGASPRIJZEN? Aardgas is wereldwijd een steeds belangrijkere bron van energie.1 De vooruitzichten voor de aardgasmarkten zijn de afgelopen tien jaar ingrijpend veranderd: door de technologische vooruitgang worden nu grote hoeveelheden schaliegas gewonnen waarvan de winning eerder niet economisch haalbaar was, in het bijzonder in de Verenigde Staten. 2 In dit Kader wordt ingegaan op het effect van de Amerikaanse schaliegasrevolutie op de Amerikaanse gasprijs. Ook worden de gevolgen geëvalueerd voor de mondiale (convergentie van) gasprijzen. De productie van schaliegas in de Verenigde Staten is in de periode 2000 en 2011 meer dan vertwintigvoudigd en is in 2035 naar verwachting goed voor ongeveer de helft van de aardgasproductie in de Verenigde Staten. Deze productieniveaus compenseren ruimschoots de afname van conventionele gasbronnen. De Verenigde Staten zijn hiermee in 2022 naar verwachting uitgegroeid tot netto exporteur van aardgas (zie Grafiek A). De Amerikaanse gasprijzen zijn na de financiële crisis van 2008 gedaald en de hogere productie van Amerikaans schaliegas heeft ook een rol gespeeld in het aanhoudend lage prijsniveau, in een enigszins volatiel klimaat. De Amerikaanse gasprijs ligt op dit moment bijna 80% onder het hoogste niveau dat er in 2005 werd gerealiseerd (zie ook Grafiek B). Gasmarkten zijn overwegend regionaal, waardoor het effect van de Amerikaanse schaliegasrevolutie op gasprijzen in regio’s buiten de Verenigde Staten vooralsnog beperkt is (zie Grafiek B). De segmentatie van de mondiale gasmarkt is het gevolg van transportproblemen, verschillen in de regionale prijsvorming en regelgevende factoren. Allereerst is aardgas lastiger te vervoeren dan olie (een vloeistof). Als de afstand te groot is om met een pijplijn te overbruggen, moet het aardgas voor transport vloeibaar worden gemaakt (liquefied natural gas of LNG). De infrastructuur voor dat proces is erg prijzig. De tweede factor is prijsvorming. Aardgasprijzen worden bepaald door vraag en aanbod op de regionale spotmarkten in de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië. Op het vasteland van Europa wordt gas daarentegen hoofdzakelijk geïmporteerd via pijplijnen en afgezet op basis van langetermijncontracten die gekoppeld zijn aan de olieprijs. Op sommige Europese landen vinden
1 In 2010 was aardgas goed voor circa 20% van het mondiale energieaanbod en voor 20% van de totale uiteindelijk energieconsumptie van de OESO-landen. 2 Schaliegas, een niet-conventionele bron van aardgas, zit vast in gespleten gesteente en kan worden gewonnen met horizontale boortechnieken in combinatie met hydraulisch fractureren (‘fraccen’).
ECB Maandbericht September 2013
13
Grafiek a amerikaanse productie van aardgas en netto gasinvoer in de periode 1990-2035
Grafiek b regionale prijzen voor aardgas en ruwe brent-olie
(biljoen kubieke voet per jaar)
(USD per MMBtu en USD per vat) Verenigde Staten, Henry Hub Verenigd Koninkrijk, National Balancing Point Japan, LNG exportprijs van Russisch gas Brent-olie (rechts)
schaliegas gas uit hard gesteente niet-geassocieerd offshoregas alaska methaan uit steenkoollaag geassocieerd gas niet-geassocieerd onshoregas netto gasinvoer
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
20
160
18
140
16
120
14
100
12 10
80
8
60
6
40
4 0
0
20
2
-5 -5 1990 1995 2000 2005 2010 2015 2020 2025 2030 2035
0 2001
Bron: Jaarlijkse energievooruitzichten uit 2012 van de U.S. Energy Information administration. Toelichting: Jaarlijkse gegevens. De meest recente waarneming betreft 2035. De verticale stippellijn markeert het begin van de projectieperiode.
Bronnen: Bloomberg, Haver en Fame. Toelichting: De exportprijs van Russisch gas is een benadering van de Europese contractprijzen op de lange termijn. MMBtu staat voor een miljoen Britse thermische eenheden. De jongste waarneming voor de maandgegevens over de benchmarkprijzen voor gas betreft juli 2013; voor LNG in Japan is dit mei 2013. Bij de kwartaalgegevens over de uitvoerprijzen van Russisch gas refereert de meest recente waarneming aan het eerste kwartaal van 2013.
2003
2005
2007
2009
2011
2013
0
op de markt gebaseerde prijzen echter steeds meer ingang. 3 Azië voldoet aan zijn gasbehoefte via de import van LNG. Transacties worden veelal afgehandeld via langlopende overeenkomsten die gekoppeld zijn aan de olieprijs. De bouw en exploitatie van exportfaciliteiten voor aardgas in de Verenigde Staten is onderhevig aan de goedkeuring van de wet- en regelgevers. Dat beperkt de mogelijkheden van de Amerikaanse leveranciers om snel in te spelen op ontwikkelingen in het gasaanbod. Als gevolg hiervan is arbitrage op mondiaal niveau op basis van regionale gasprijsverschillen vooralsnog beperkt. Als de regionale gasprijzen echter sterk uiteen gaan lopen, zou dat in combinatie met een snelle groei van de LNG-markten kunnen leiden tot gasprijzen die meer op de markt zijn gebaseerd. Dat zou weer kunnen leiden tot convergentie van de mondiale gasprijzen. Het grote verschil tussen de spotprijs en de gasprijs gekoppeld aan olie sinds 2009 zet gasleveranciers onder druk om wijzigingen in de contractvoorwaarden te accepteren. Gasprijzen
3 De spotmarkt voor gas ontwikkelt zich sneller in Noordwest-Europa. Er bestaat vooralsnog niet één grote Europese gasmarkt: de verhouding op de markt gebaseerde prijsvorming in vergelijking met in langlopende contracten vastgelegde prijzen varieert per land.
14
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
in Europa zijn als gevolg hiervan steeds vaker gekoppeld aan de spotprijs in plaats van de olieprijs; een groeiend aandeel van het internationaal verhandelde aardgas wordt direct op spotbasis verkocht en de gemiddelde duur van een contract wordt korter. Naast de toenemende druk op gasproducenten is de toenemende handel in LNG een factor die kan bijdragen aan grotere prijsflexibiliteit en marktintegratie. De reden is dat er anders dan bij een gaspijplijn voor de levering van LNG geen fysieke link nodig is tussen leverancier en klant. Op dit moment is nog maar een fractie van het huidige LNG-aanbod vrij verhandelbaar op mondiaal niveau. Wel is de handel in LNG de afgelopen tien jaar verdubbeld in volume, omdat het product concurrerender is geworden ten opzichte van gas dat via de traditionele pijplijnen wordt geleverd. Het vooruitzicht van meer LNG-export uit de VS onder invloed van de schaliegasrevolutie kan leiden tot mondiale convergentie van gasprijzen. De vooruitzichten voor Amerikaans aardgas hebben echter te maken met de nodige uitdagingen op het gebied van politiek en regelgeving. Zo maakt de Amerikaanse wetgeving het onmogelijk om de Amerikaanse importfaciliteiten snel om te bouwen tot exportfaciliteiten. De export van gas moet namelijk van geval tot geval worden goedgekeurd. Bovendien draagt het politieke debat over de zekerheid van het energie-aanbod en milieuproblematiek bij aan de onzekerheid rond de vooruitzichten voor de Amerikaanse LNG-export. Ondanks deze onzekerheden zal de mondiale productie van aardgas volgens de prognoses de komende 20 jaar gestaag blijven stijgen, vooral onder invloed van de schaliegasrevolutie in de VS, potentiële schaliegasexploratie in andere regio’s en de ontdekking van een groot gasveld in Qatar. De groei in het aanbod van aardgas uit conventionele en niet-conventionele bronnen zal naar verwachting de hogere vraag naar aardgas ruimschoots compenseren. Afhankelijk van de mate van mondiale prijsconvergentie kan dit de gasprijzen concurrerend houden. Het Internationaal Energie Agentschap gaat uit van aardgasprijzen in de VS, Europa en Japan van resp. USD 8, 12 en 14 per miljoen Britse thermische eenheden (MMBtu) in 2035. Dat ligt redelijk in de buurt van het niveau waarop gas in die regio’s op dit moment wordt verhandeld (zie Grafiek B). 4 Door de relatief concurrerende aardgasprijzen groeit het mondiale verbruik van aardgas de komende 20 jaar sneller dan het verbruik van ruwe aardolie. Het aandeel van aardgas in het mondiale energie-aanbod blijft dan ook stijgen.5
4 Zie ook IEA (2012), ‘Golden Rules for a Golden Age of Gas’. 5 In Europa daalt de vraag naar olie in de periode 2010-2035 naar verwachting met gemiddeld 1% op jaarbasis, terwijl er voor de vraag naar aardgas een toename wordt voorzien van 0,7%, zie ook IEA (2012), ‘World Energy Outlook 2012’.
ECB Maandbericht September 2013
15
1 . 3 ONT W I K K E L IN G EN IN EN K E L E ECONOMIE Ë N
V e r e n i g d e S TATE n In de Verenigde Staten is de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2013 versneld. Volgens de tweede raming van het Bureau of Economic Analysis groeide het reële bbp met 2,5% op jaarbasis, tegen 1,1% in het eerste kwartaal. De reële bbp-groei werd ten opzichte van de eerdere raming met 0,8 procentpunt opgewaardeerd, hoofdzakelijk als gevolg van een opwaartse bijstelling van de voorraad- en handelsmutaties en de bijdrage van de netto handel. De stijging in het tweede kwartaal werd gedragen door de particuliere consumptieve bestedingen, al was het groeitempo lager dan in het eerste kwartaal, krachtige particuliere investeringen in vaste activa, inclusief woningen en commercieel vastgoed, en herstel van de export. De voorraadmutatie leverde op jaarbasis een bijdrage van 0,6 procentpunt aan de groei. De bedrijvigheid werd daarentegen getemperd door de overheidsuitgaven, al was de daling in het tweede kwartaal van 2013 relatief gering, na twee achtereenvolgende kwartalen van een forse uitgavenkrimp. De bijdrage van het uitvoersaldo aan het bbp was neutraal, dankzij een krachtige groei van de in- en uitvoer. Het reëel besteedbare particuliere inkomen steeg op jaarbasis met 3,2%, na een daling van 7,9% in het voorgaande kwartaal, waardoor de particuliere spaarquote toenam tot 4,5%. Wat de toekomst betreft, is de verwachting dat het economische herstel in de tweede helft van 2013 aantrekt, dankzij een groeiend bedrijfs- en consumentenvertrouwen, geleidelijk herstel op de arbeids- en huizenmarkt en wegebbende negatieve effecten van het begrotingsbeleid en het balansherstel van huishoudens. Hoewel de banken over het derde kwartaal een versoepeling van hun kredietvoorwaarden en meer vraag naar leningen melden, bestaat het risico dat het financiële klimaat de komende maanden opnieuw krapper wordt door een stijging van de korte en lange rente, wat een negatief effect kan hebben op de economische bedrijvigheid. Deze verkrapping kan tot op zekere hoogte gecompenseerd worden door hogere huizenprijzen en aandelenkoersen. De jongste gegevens laten een gemengd beeld zien wat betreft de kracht van de Amerikaanse arbeidsmarkt. De groei van de werkgelegenheid viel licht terug; het aantal nieuwe banen kwam in juli uit op 162.000, het laagste niveau sinds maart, ruim onder het gemiddelde van circa 200.000 banen per maand in de afgelopen zes maanden. Daarentegen is de werkloosheid verder gedaald tot 7,4% in juli – de laagste stand sinds de crisis. Verwacht wordt dat de particuliere bestedingen gestut worden door een veerkrachtig consumentenvertrouwen en fors positieve vermogenseffecten, dankzij het aanhoudende herstel op de huizenmarkt en de stijgende aandelenkoersen. Aan de aanbodzijde wijzen op enquête gebaseerde bedrijfsindicatoren op een gestage toename van de groei van de industriële productie. De twaalfmaands CPI-inflatie steeg in juli met 0,2 procentpunt tot 2,0% ten opzichte van 1,8% in juni, de grootste toename op jaarbasis sinds februari 2012. De hogere inflatie is vooral het gevolg van een krachtig basiseffect dat samenhangt met de energieprijzen, die in juli met 4,7% zijn gestegen, en met hogere transportprijzen. De stijging van de voedselprijzen bleef stabiel op 1,4%, terwijl de kerninflatie licht toenam tot 1,7% ten opzichte van 1,6% in juni. Hoewel de twaalfmaands inflatie de afgelopen drie maanden is gestegen, was dit vooral het gevolg van basiseffecten die de komende maanden naar verwachting wegebben. Ook de aanzienlijke reservecapaciteit binnen de economie zorgt naar verwachting voor een lage onderliggende prijsdruk. Op 31 juli 2013 besloot het Federal Open Market Committee (FOMC) om de doelstelling voor de federal funds rate binnen een bandbreedte van 0% tot 0,25% te handhaven. Het FOMC acht een uitzonderlijk lage federal funds rate passend, in ieder geval zolang de werkloosheid
16
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
boven 6,5% blijft, de inflatie op een termijn van 1 tot 2 jaar niet boven 2,5% uitkomt en de inflatieverwachtingen op langere termijn goed verankerd blijven. Zoals eerder aangekondigd, blijft het FOMC de aankopen van door hypotheken gedekte effecten uitgegeven door federale overheidsinstellingen voor USD 40 miljard per maand voortzetten, evenals de aankopen van langlopende staatsobligaties voor USD 45 miljard per maand. Verwacht wordt dat het tempo van de steunaankopen later dit jaar door het FOMC wordt teruggebracht wanneer de economie zich conform de verwachtingen verder herstelt. Het opkoopprogramma wordt naar verwachting medio 2014 stopgezet. Ja pa n In Japan bleef de onderliggende bedrijvigheid redelijk veerkrachtig, deels vanwege het soepele monetaire en begrotingsbeleid. Uit de voorlopige gegevens van de nationale rekeningen blijkt dat het reële bbp opnieuw krachtig is gegroeid. In het tweede kwartaal van 2013 werd een groei op kwartaalbasis genoteerd van 0,6%, na een fractioneel bijgestelde groei van 0,9% in de eerste drie maanden van dit jaar. Zowel de overheidsuitgaven als de particuliere bestedingen droegen bij aan de groei, evenals de uitvoer, terwijl de particuliere investeringen in het tweede kwartaal stagneerden en de voorraden een negatieve bijdrage leverden. Wat de toekomst betreft, wijzen hoogfrequente indicatoren globaal op een ongewijzigde groei van de economische bedrijvigheid. De industriële productie steeg in juli op maandbasis met 3,2%. De synthetische consumptie-index daalde in juni met 0,7%. Tegelijkertijd daalde de reële in- en uitvoer van goederen in juli met respectievelijk 1,5% en 4,9% op maandbasis. De indicatoren van het consumenten- en ondernemersvertrouwen trokken in augustus aan, zowel in de verwerkende industrie als in de dienstensector, waarbij de totale PMI voor de verwerkende industrie steeg van 50,7 naar 52,2. De consumenten-prijsinflatie volgt al sinds begin dit jaar een opwaartse trend; de totale inflatie werd in juni 2013 weer positief. De twaalfmaands CPI steeg in juli tot 0,7%, tegen 0,2% in de voorgaande maand, grotendeels als gevolg van de hogere energieprijzen. De twaalfmaands kerninflatie (uitgezonderd voeding, dranken en energie) nam in juli toe tot -0,1%, tegen -0,3% in de voorgaande maand. Tijdens haar jongste beleidsvergadering van 5 september besloot de Bank of Japan om haar doelstelling voor de monetaire basis onveranderd te laten. V ERENI G D KONIN K RI J K In het Verenigd Koninkrijk trok de economische groei in de eerste helft van 2013 aan. Het reële bbp steeg in het tweede kwartaal van het jaar met 0,7% op kwartaalbasis, dankzij een breed aantrekkende binnenlandse en buitenlands vraag. De sterke verbetering van de belangrijkste enquête-indicatoren in juli en augustus duidt op een aanhoudend krachtige groei op de korte termijn. Op de middellange termijn verloopt het economische herstel waarschijnlijk langzaam. Ondanks de aanhoudende, gestage vooruitgang wordt de binnenlandse vraag voorlopig getemperd door balansaanpassingen in zowel de particuliere als de overheidssector, terwijl de vooruitzichten voor de exportgroei relatief bescheiden blijven. De arbeidsmarkt blijft veerkrachtig; de groei van de werkgelegenheid blijft stabiel en het werkloosheidscijfer kwam in de drie maanden tot en met juni uit op 7,8%. Onder invloed van recente stimuleringsmaatregelen zijn de indicatoren voor de bedrijvigheid en prijzen op de huizenmarkt opnieuw gestegen, al blijft er sprake van een zwakke dynamiek wat de kredietgroei betreft. De twaalfmaands CPI-inflatie lag de afgelopen maanden relatief hoog. De totale inflatie nam in juli 2013 met 0,1 procentpunt af tot 2,8%, aangezien de hogere energieprijzen gecompenECB Maandbericht September 2013
17
seerd werden door een lagere prijsinflatie bij andere goederen en diensten. Wat de toekomst betreft, wordt verwacht dat de inflatiedruk op de middellange termijn beperkt blijft vanwege de bestaande overcapaciteit in de benutting van arbeid en kapitaal. Door de verhoging van de door de overheid gereguleerde prijzen en de waardedaling van het Britse pond eerder dit jaar kan er echter enige opwaartse inflatiedruk ontstaan. Tijdens de vergadering van 1 augustus 2013 hield het Monetary Policy Committee van de Bank of England de beleidsrente ongewijzigd op 0,5% en de omvang van het opkoopprogramma voor obligaties op GBP 375 miljard. Daarnaast deed het MPC voor het eerst een uitspraak over zijn toekomstige beleid, waarbij werd aangegeven dat de beleidsrente in ieder geval niet wordt verhoogd zolang de werkloosheid boven 7% ligt, zulks onder voorwaarde dat de inflatieprognose voor de komende 18 tot 24 maanden onder 2,5% blijft, de inflatie op de middellange termijn stabiel blijft en het monetaire beleid geen significante bedreiging voor de financiële stabiliteit oplevert, wanneer die bedreiging niet door andere beleidsmaatregelen kan worden weggenomen. Ov e r i g e E u ro p e s e e c o n o m i e ë n In Zweden daalde het reële bbp in het tweede kwartaal van 2013 op kwartaalbasis met 0,1% als gevolg van de zwakke binnenlandse vraag en zwakke export. In Denemarken steeg het reële bbp met 0,5%, met name dankzij een sterke export. In Zwitserland bleef de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2013 krachtig met een groei van 0,5% op kwartaalbasis. In de toekomst trekt de reële bbp-groei in Denemarken, Zweden en Zwitserland waarschijnlijk geleidelijk aan. Wat de prijsontwikkelingen betreft, is de twaalfmaands HICP-inflatie in Zweden licht gestegen, maar in Denemarken de afgelopen maanden rond de 0,5% gebleven. In Zwitserland bleef de twaalfmaands CPI na 21 maanden van negatieve inflatie in juli 2013 vlak, met name door de lagere energieprijzen en, meer in het algemeen, de aanhoudend lagere invoerprijzen. In de grootste Midden- en Oost-Europese lidstaten van de EU (de MOE-landen) trok de economische bedrijvigheid aan. Volgens voorlopige cijfers is het reële bbp in Tsjechië, Hongarije, Polen en Roemenië in het tweede kwartaal van 2013 gestegen. Wat de toekomst betreft, blijft de economische bedrijvigheid op de middellange termijn zeer waarschijnlijk geleidelijk aantrekken. De vooruitzichten voor de korte termijn lopen echter uiteen. In sommige landen wordt de groei aangejaagd door de export, terwijl in andere de binnenlandse vraag de motor is, daarbij ondersteund door bijvoorbeeld een goede oogst. De twaalfmaands HICP-inflatie bleef in de grootste MOE-landen de afgelopen maanden gemiddeld laag. De inflatie wordt getemperd door een lage inflatie van de grondstofprijzen en gunstige basiseffecten als gevolg van eerdere verhogingen van indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen en de gematigde binnenlandse vraagdruk. In Turkije steeg het reële bbp in het tweede kwartaal met 1,6% op kwartaalbasis onder invloed van de binnenlandse vraag. In Rusland daalde de productie in de eerste drie maanden van het jaar op kwartaalbasis met 0,1%, waarbij de investeringen en het uitvoersaldo een negatieve groeibijdrage leverden. Net als in andere opkomende markten zijn de financieringsvoorwaarden in beide landen sinds mei aanzienlijk aangescherpt. Er zijn signalen dat de economische bedrijvigheid in het tweede kwartaal in Turkije iets is verzwakt en in Rusland gematigd is gebleven. Voor de komende maanden wordt echter een geleidelijke verbetering verwacht. In Turkije geeft de twaalfmaands CPI-inflatie sinds mei een aanzienlijke stijging te zien, deels als gevolg van de zwakkere Turkse lira. In Rusland is de inflatie in diezelfde periode als gevolg van de lagere voedselprijzen gedaald; de inflatie ligt echter nog steeds boven de door de Russische centrale bank voor 2013 gehanteerde streefmarge.
18
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
OP KOMEND A Z I Ë De economische groei in de opkomende landen in Azië bleef in het tweede kwartaal van 2013 licht achter bij de verwachtingen, hoofdzakelijk als gevolg van de lagere groei in China en India. Bij deze groeivertraging speelden de zwakke buitenlandse vraag en particuliere bestedingen een rol. In de meeste andere landen binnen deze regio was er veelal sprake van een gematigde groeiversnelling. Wat de toekomst betreft, is de verwachting dat de economische groei in opkomend Azië licht versnelt, dankzij een geleidelijke verbetering van de externe omgeving en aantrekkende binnenlandse vraag. In China daalde de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2013 op jaarbasis tot 7,5%, ten opzichte van 7,7% in het eerste kwartaal (zie ook Kader 2). De groei was vooral te danken aan investeringen, die in het tweede kwartaal een bijdrage leverden van 5,9 procentpunt, terwijl het uitvoersaldo negatief bijdroeg. De exportgroei viel in het tweede kwartaal van 2013 scherp terug tot 3,7% ten opzichte van 18,3% in de eerste drie maanden van het jaar. Dit was het gevolg van de afname van de export naar Hongkong, die in het eerste kwartaal te positief was voorgesteld. Uit gegevens over juli en augustus blijkt dat de indicatoren van de bedrijvigheid en handel breed zijn gestegen, waarmee de verwachting wordt bevestigd dat de groei geleidelijk weer aantrekt. Tegelijkertijd lijken de overheidsmaatregelen om de snelle groei van de bancaire en nietbancaire kredietverlening in te tomen, hun vruchten af te werpen. De huizenmarkt bleef in juli robuust en de huizenprijzen gaven voor de vijfde achtereenvolgende maand een stijging te zien. De twaalfmaands CPI-inflatie bleef in juli ongewijzigd op 2,7%. Het overschot op de lopende rekening als percentage van het bbp nam in het tweede kwartaal van 2013 als gevolg van het dalende handelsoverschot af tot 2,1%, maar trekt in het derde kwartaal naar verwachting weer aan dankzij de recente groei van de export. De geleidelijke waardestijging van de renminbi ten opzichte van de Amerikaanse dollar kwam in juni 2013 tot stilstand. De wisselkoers ligt sinds die tijd rond CNY 6,17 per dollar. De totale reserves bedroegen eind juni USD 3,497 biljoen en lagen daarmee USD 257 miljard hoger dan een jaar eerder. Wat de overige belangrijke Aziatische landen betreft, bleef de economische bedrijvigheid in India gematigd en nam de inflatiedruk daar toe. De twaalfmaands reële bbp-groei viel in het tweede kwartaal van 2013 terug tot 2,4% ten opzichte van 3,0% in het eerste kwartaal, als gevolg van zwakkere particuliere bestedingen en investeringen. De twaalfmaands stijging van de groothandelsprijzen – de voornaamste inflatiemaatstaf van de Indiase centrale bank – kwam in juli 2013 uit op 5,8%. De centrale bank houdt haar belangrijkste beleidsrente al sinds mei van dit jaar op 7,25% vanwege de forse neerwaartse druk op de munt op de valutamarkten en de groeiende uitstroom van kapitaal. De Indiase roepie verloor tussen mei en augustus 2013 ten opzichte van de Amerikaanse dollar ruim 23% aan waarde, als gevolg van zwakke macrofundamentele factoren, zoals de hoge tekorten op de lopende rekening en de begroting, zwakke groei en trage hervormingen. In Korea steeg de twaalfmaands reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2013 tot 2,3% ten opzichte van 1,5% in het eerste kwartaal. De overheidsuitgaven stegen fors, terwijl ook de investeringen in de bouw en de hogere export een bijdrage aan de groeiversnelling leverden. De twaalfmaands CPI-inflatie steeg in juli tot 1,4% en bleef daarmee wederom onder de door de Bank of Korea beoogde streefmarge van 2,5-3,5%. De Bank of Korea houdt haar beleidsrente al sinds mei 2013 op 2,5%.
ECB Maandbericht September 2013
19
Kader 2
CHINA: VOORUITZICHTEN KORTE TERMIJN EN BELEIDSVOORNEMENS OP DE MIDDELLANGE TERMIJN? De groei in China is de laatste tijd vertraagd. In dit Kader komen de factoren aan de orde die aan die groeivertraging ten grondslag liggen. Ook wordt ingegaan op de groeivooruitzichten van China op de middellange termijn, in het bijzonder in het licht van de beleidsvoornemens van de nieuwe regering. Zoals de historische ervaring in andere economieën heeft geleerd, beweegt ook het economische groeipotentieel van China zich op de lange termijn naar beneden naarmate het bbp per hoofd van de bevolking stijgt. De enorme groeispurt door een aantal traditionele katalysatoren voor hoge Chinese groei en eenmalige factoren (de demografische ontwikkelingen in China, de toetreding tot de Wereldhandelsorganisatie en het gebruik van buitenlandse technologie) zwakt af. Voor deze factoren komt waarschijnlijk geen volledige compensatie in de vorm van nieuwe groei-aanjagers, zoals snelle verstedelijking of een toename van de particuliere consumptie (een en ander in het kader van de noodzaak voor een nieuw evenwicht in de economie). Uit recente verklaringen van de Chinese overheid valt ook op te maken dat de groei op de middellange termijn lager zou kunnen uitpakken dan eerder werd voorzien. Dit als onderdeel van de inspanningen om met overheidsbeleid de groei op een lager maar duurzamer pad te krijgen. De groei is inmiddels al aanzienlijk gematigd. China blijft vooralsnog een hoeksteen van de mondiale groei, maar het tempo van de economische expansie is wel minder geworden. Na in het eerste kwartaal van 2010 een hoogtepunt van 12,1% te hebben bereikt, is de groei op jaarbasis geleidelijk afgenomen naar 7,9% eind 2012 en 7,5% in het tweede kwartaal van dit jaar. Ter vergelijking: in de periode 2000-2010 bedroeg de groei gemiddeld 10,3% per jaar. Een van de factoren achter de recente conjuncturele vertraging is de lagere exportgroei. Na de crisis in 2008-09 was de jaarlijkse exportgroei weer sterk hersteld naar een niveau van meer dan 30%. Sinds 2010 is de trend echter neerwaarts en inmiddels is de exportgroei in de enkele cijfers terechtgekomen. Dit omdat de bbp-groei op de belangrijkste afzetmarkten is afgenomen. De verbeterde vooruitzichten voor de groei in de Europese Unie en de Verenigde Staten kunnen de komende kwartalen een impuls vormen voor de export. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de hoge groeipercentages van na de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001 opnieuw zullen worden gehaald. De groei van het marktaandeel van China is geleidelijk gematigd doordat de exportgroei werd ingeperkt door de stijging van de renminbi (RMB) en de opkomst van andere lagelonenlanden, zoals in Zuidoost-Azië. Die lagere exportgroei werkt op zijn beurt weer door in de binnenlandse economie. De capaciteit die is gecreëerd door de voortgaande investeringen in op de export gerichte productiesectoren wordt niet meer helemaal geabsorbeerd door groeiende export. Het gevolg is overcapaciteit in bepaalde sectoren. En dat is weer niet gunstig voor de toekomstige investeringsgroei. Volgens de ondernemersenquête van de Chinese centrale bank daalt de bezettingsgraad in het hoogste tempo sinds de crisis van 2008-09. De overcapaciteit lijkt al zichtbaar te worden in de winstontwikkeling in de industriële sector, waarin zich ook een daling aftekent (zie Grafiek A). Dat er inflatoire druk begint te ontstaan, is ook een teken van overcapaciteit.
20
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
Grafiek A Industriële winst en bezettingsgraad
Grafiek B Twaalfmaands PPI-inflatie
(mutaties in procenten per jaar; spreidingsindex, neutraal=50)
(mutaties in procenten per jaar)
twaalfmaands cumulatieve winst (links) bezettingsgraad (rechts)
PPI PPI: kolenmijnbouw PPI: ferrometalen
60
50
50
48
40
46
30
44
20
42
10
40
0
38
-10
2005
2007
2009
2011
36 2013
Bronnen: CEIC, People’s Bank of China, het Chinese Nationale Bureau voor de Statistiek en berekeningen van de ECB.
50
50
25
25
0
0
-25
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
-25
Bronnen: CEIC en het Chinese Nationale Bureau voor de Statistiek.
De jaarlijkse PPI-inflatie is al sinds maart 2012 negatief; de langste periode sinds 2001-02. In de zware industrie, zoals kolenmijnbouw en staalproductie, die volgens fragmentarische gegevens het hardste geraakt zijn door overcapaciteit, zijn de prijsdalingen veel groter (zie Grafiek B). De reactie van de Chinese overheid eerder dit jaar was om banken op te dragen minder krediet te verschaffen aan sectoren die met overcapaciteit te maken hebben. Ondanks de lagere groei bouwen de neerwaartse risico’s in de binnenlandse economie nog steeds verder op. Krediet groeit sinds 2009 bijna twee keer zo snel als het nominale bbp. De verhouding krediet/bbp is hierdoor gestegen tot circa 170%, veel hoger dan in andere landen in hetzelfde stadium van ontwikkeling. Tot op zeker hoogte illustreert dit ook een financiële verdieping van de economie tegen de achtergrond van een toenemende liberalisering van de financiële sector. De vrees bestaat echter dat de kredietgroei deels ook te maken heeft met niet-efficiënte investeringen. En dat leidt weer tot zorgen over risico’s in de financiële sector. Zo hebben sommige lokale investeringsprojecten als onderdeel van het stimuleringspakket van 2008-09 een slecht rendement opgeleverd. Dat pakket ter waarde van RMB 4 biljoen (op dat moment gelijk aan 12% van het bbp) was bedoeld om de effecten van de mondiale conjuncturele neergang tegen te gaan. Volgens een rapport van de Chinese rekenkamer van 2011 levert meer dan de helft van die projecten, waarvan er vele via ‘schaduwbankieren’ zijn gefinancierd, onvoldoende kasstromen op om de schulden af te lossen. Een fundamentele herziening van de vooruitzichten voor bbp-groei en dus ook van de toekomstige groei van de gezinsinkomens kan leiden tot een correctie van de huizenprijzen, die de afgelopen 15 jaar zeer sterk zijn gestegen. Strenge prudente maatregelen, zoals een hoog bedrag aan eigen geld bij het afsluiten van een hypotheek, moeten speculatieve activiteit op de huizenmarkt ontmoedigen. Toch kan een plotselinge daling van de huizenprijzen, hoe tijdelijk dan ook, leiden tot minder investeringen in onroerend goed. En dat zou weer negatief doorwerken in de economie als geheel. ECB Maandbericht September 2013
21
De Chinese autoriteiten zijn doordrongen van de noodzaak om de groei te matigen en een nieuw evenwicht te vinden in de economie. De nieuwe regering, aan het roer sinds maart dit jaar, onderkent dat het huidige model van hoge economische groei op basis van investeringen in de productie en de export niet houdbaar is. Regelmatig is aangegeven dat de groei lager maar houdbaarder moet worden, onder andere door de verkeerde allocatie van middelen in de Chinese economie terug te dingen en door de rol van prijssignalen te versterken. Er is inmiddels al opdracht gegeven tot een verlaging van het aantal administratieve vergunningen voor bedrijfsinvesteringsactiviteiten. Ook is de belasting op activiteiten in de dienstensector inmiddels vervangen door een uniforme omzetbelasting. De nieuwe regering heeft verder toegezegd de hervormingen op vele gebieden te zullen voortzetten. Dat geldt onder andere ook voor de financiële sector (liberalisering van de rente, wisselkoersen en kapitaalrekeningen) en de arbeidsmarkt (om de migratie van het platteland naar stedelijke gebieden te vergemakkelijken), naast de liberalisering van brandstof- en elektriciteitsprijzen en hervormingen van de onroerendgoedbelasting. Gedetailleerde beleidsplannen zijn naar verwachting in het najaar van 2013 beschikbaar. Verder is het streefdoel voor de groei in 2013 verlaagd van 8% vorig jaar naar 7,5% nu. Uit verklaringen van de Chinese overheid dit jaar valt op te maken dat dit nieuwe streefdoel geloofwaardiger lijkt dan eerdere streefcijfers. (Die werden doorgaans ruimschoots overtroffen.) Grootschalige stimuleringsmaatregelen ter bevordering van de groei worden daardoor steeds onwaarschijnlijker. Het stimuleringspakket van 2008-09 heeft geleid tot een grote toename van de lokale overheidsschuld. De uitstaande schuld is gestegen tot circa 20% van het bbp. De bereidheid tot verdere stimulerende begrotingsmaatregelen bij de Chinese overheid is daarmee verminderd. Snelle kredietgroei sluit bovendien uit dat het monetaire beleid belangrijk wordt versoepeld, ondanks het feit dat de inflatie laag is. De Chinese overheid zal een snelle daling van de groei niet zomaar laten gebeuren. Nadat de groei de eerste helft van 2013 iets bleek te zijn weggezakt, kondigde China eind juli aan dat er gerichte stimuleringsmaatregelen zouden worden genomen die ervoor moeten zorgen dat het streefdoel van 7,5% wordt gehaald. Premier Li Keqiang heeft beloofd in 2014-15 de groei op een redelijk niveau te zullen handhaven. Dat betekent waarschijnlijk dat de groei boven het streefdoel van 7% blijft dat in het huidige vijfjarenplan wordt genoemd. Het groeipercentage neemt in de regel af naarmate het bbp per hoofd van de bevolking in een land stijgt. Een en ander hangt samen met het afnemende effect van eenmalige winsten, zoals de verschuiving van ongebruikte arbeid uit de landbouw naar productievere activiteiten en de inzet van buitenlandse technologie. Het bbp per hoofd van de bevolking in China bedraagt nu circa USD 8000 (in termen van koopkrachtpariteit). Het land heeft daarmee een niveau bereikt waarop ook de groei in Japan, Korea en andere Aziatische economieën neerwaarts begon te bewegen. Demografische factoren spelen eveneens een rol: de beroepsbevolking van China is in 2012 licht gekrompen na sinds het begin van de hervormingen in 1978 constant te zijn gegroeid. 1 Daarnaast is het eerste effect van de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001, waardoor de export tegen eind 2008 was verzesvoudigd, tanende.
1 De verschuiving van landbouwarbeid naar productievere activiteiten zet waarschijnlijk nog wel verder door, zeker gezien het feit dat deze sector nog altijd goed is voor een hoog aandeel in de werkgelegenheid (34%) in vergelijking met het aandeel van de toegevoegde waarde (10%).
22
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
Hoewel de groei in China op de middellange termijn waarschijnlijk verder zal afzwakken, lijkt een dramatische daling onwaarschijnlijk. Een afnemend groeitempo hoort bij de inhaalslag die China op dit moment maakt. De vermindering van de Chinese afhankelijkheid van kredietverlening en investeringen zal onvermijdelijk ook tot een lagere groei leiden.
MIDDEN-OOSTEN EN AFRIKA In de eerste helft van 2013 bleef de economische bedrijvigheid in de olie-exporterende landen krachtig. Ondanks aanvoerverstoringen in een aantal landen en de teruglopende vraag naar OPEC-olie, werd de groei gedragen door hogere olieprijzen, krachtige overheidsbestedingen en sterke resultaten in de niet aan olie gerelateerde particuliere sector. Daarentegen hadden de Arabische landen die in een overgangsfase verkeren, opnieuw te maken met instabiliteit, waardoor de productie werd getemperd en de noodzakelijke hervormingen verder zijn vertraagd. Elders in de regio werden opnieuw relatief hoge groeicijfers genoteerd, ondanks tegenwind als gevolg van de zwakkere buitenlandse vraag en de lagere prijzen van grondstoffen uitgezonderd olie. Wat de toekomst betreft, wordt verwacht dat het bbp eind 2013 licht aantrekt, dankzij het gestage herstel in de ontwikkelde landen en een gezonde binnenlandse vraag. L atijns - amerika In Latijns-Amerika zette het herstel van de economische bedrijvigheid in de eerste helft van 2013 tot op zekere hoogte door, hoewel de groei in het tweede kwartaal naar verwachting enigszins werd gedrukt door de recente aanscherping van het financiële klimaat. Het herstel wordt met name gedragen door de binnenlandse vraag, terwijl het uitvoersaldo opnieuw een dempend effect had. Wat de toekomst betreft, wordt verwacht dat de economie in de regio kan profiteren van het gestage herstel van de buitenlandse vraag en van de naijleffecten van de monetaire beleidsversoepeling in de belangrijkste economieën (met name in Brazilië) en van de structurele hervormingen in Mexico. Het groeipotentieel van sommige landen, met name Brazilië, ligt naar verwachting iets lager dan eerder werd aangenomen, na een aanhoudende periode van zwakke investeringen. In Brazilië steeg het reële bbp in het tweede kwartaal van 2013 op kwartaalbasis tot 1,5% ten opzichte van 0,6% in het voorgaande kwartaal. Deze groeispurt kan vooral worden toegeschreven aan een sterke stijging van de bruto investeringen in vaste activa, zij het dat het tempo iets terugviel, en aan het herstel van de uitvoer van goederen en diensten. De overheidsuitgaven en particuliere bestedingen bleven daarbij gematigd. In Mexico daalde het reële bbp in het tweede kwartaal van 2013 op kwartaalbasis met 0,7%, na een vlakke groei in het voorgaande kwartaal in verband met een neerwaartse bijstelling. Aan de aanbodzijde kwam de krimp op het conto van een afname van zowel de secundaire als tertiaire activiteiten. In Argentinië bleef de reële bbp-groei in het tweede kwartaal van 2013 naar verwachting krachtig, gezien de door het nationale bureau voor de statistiek gepubliceerde Economic Activity Monthly Estimator, die over het tweede kwartaal een stijging aangaf van 2% op kwartaalbasis in vergelijking met 1,6% in het voorgaande kwartaal. Wat de prijsontwikkelingen betreft, bleef de twaalfmaandsinflatie in Brazilië hoog, zij het dat die in juli afnam tot 6,3% ten opzichte van 6,7% in de voorgaande maand, terwijl de voedselproductencomponent in de index voor het eerst sinds juli 2011 op maandbasis een daling te zien gaf. De centrale bank handhaafde het tempo van de monetaire verkrapping door de beleidsrente in augustus nog eens met 50 basispunten te verhogen (tot 9%). In Mexico daalde de totale inflatie op jaarbasis van 4,1% in juni naar 3,5% in juli, waarmee de ECB Maandbericht September 2013
23
Grafiek 4 Nominaal-effectieve wisselkoers van de euro, de Amerikaanse dollar en de Japanse yen
inflatie weer binnen de door de centrale bank gehanteerde fluctuatiemarge van circa 1% rond de spilkoers van 3% kwam te liggen. Ook de twaalfmaands kerninflatie daalde, zij het in mindere mate, van 2,8% in juni naar 2,5% in juli.
(daggegevens; index: 1999-I = 100) euro Amerikaanse dollar Japanse yen 140
140
130
130
120
120
110
110
100
100
90
90
1 . 4 W I S S E L KO E R S E N
80
2008
2009
2010
2011
2012
2013
80
Bron: ECB. Toelichting: De nominaal-effectieve wisselkoers van de euro wordt berekend ten opzichte van de valuta’s van 21 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied.
De afgelopen drie maanden is de effectieve wisselkoers van de euro in een klimaat van lage volatiliteit licht gestegen. De wisselkoersschommelingen hielden grotendeels verband met veranderende marktverwachtingen ten aanzien van de economische vooruitzichten voor het eurogebied ten opzichte van andere grote economieën en met de ontwikkeling van de renteverwachtingen. Als gevolg hiervan won de euro begin juli licht aan waarde, waarna de koers gedurende de tweede helft van de maand en begin juli terugviel, om in de periode tot eind augustus weer te stijgen. Op 4 september 2013 stond
Tabel 3 Beloop van de wisselkoers van de euro (daggegevens; eenheden valuta per euro; mutaties in procenten)
Gewicht in de effectieve wisselkoers van de euro (EER-21)
EER-21
Mutaties in de wisselkoers van de euro stand per 4 september 2013 t.o.v. 3 juni 2013
4 september 2012
0,6
5,5 1,0
Chinese renminbi
18,6
1,1
Amerikaanse dollar
16,8
1,3
4,7
Brits pond
14,8
-0,9
6,5
Japanse yen
7,1
0,5
32,9
Zwitserse frank
6,4
-0,9
2,8
Poolse zloty
6,1
0,0
1,6
Tsjechische kroon
5,0
0,1
3,6
Zweedse kroon
4,7
1,7
3,7
Koreaanse won
3,9
-1,8
1,1
Hongaarse forint
3,2
2,0
5,8
Deense kroon
2,6
0,1
0,1
Roemeense leu
2,0
1,1
-0,8
Kroatische kuna
0,6
1,1
1,4
Bron: ECB. Toelichting: De nominaal-effectieve wisselkoers wordt berekend ten opzichte van de valuta’s van 21 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied.
24
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
de nominaal-effectieve wisselkoers van de euro, afgemeten aan de valuta’s van de 21 belangrijkste handelspartners van het eurogebied, 0,6% boven het niveau van begin juni en 5,5% boven het niveau van een jaar geleden (zie Grafiek 4 en Tabel 3). Bilateraal steeg de euro de afgelopen drie maanden met 1,3% ten opzichte van de Amerikaanse dollar en met 0,5% ten opzichte van de Japanse yen, maar verloor de euro 0,9% ten opzichte van het Britse pond. De euro steeg ook in waarde ten opzichte van de meeste andere Europese valuta’s en ten opzichte van de valuta’s van grondstofexporterende landen en opkomende landen in Azië. De aan het ERM-II deelnemende valuta’s bleven globaal stabiel ten opzichte van de euro en noteerden op of rond hun respectievelijke spilkoersen. Wat betreft de indicatoren van het internationale concurrentievermogen van het eurogebied in termen van prijzen en kosten, lag de reëel-effectieve wisselkoers van de euro op basis van consumentenprijzen in augustus 2013 6,9% boven het niveau van een jaar geleden (zie Grafiek 5). Dit was grotendeels het gevolg van de nominale waardestijging van de euro in die periode, die slechts ten dele werd gecompenseerd door een lagere consumptieprijsinflatie in het eurogebied ten opzichte van de belangrijkste handelspartners.
Grafiek 5 Reëel-effectieve wisselkoersen van de euro (maand-/kwartaalgegevens; index: 1999-I = 100) CPI-gedefleerd gedefleerd met de arbeidskosten per eenheid product in de totale economie gedefleerd met de arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie gedefleerd met het bbp PPI-gedefleerd 125
125
120
120
115
115
110
110
105
105
100
100
95
95
90
90
85
85
80
1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
80 2013
Bron: ECB. Toelichting: De reëel-effectieve wisselkoersen van de euro worden berekend ten opzichte van de valuta’s van 21 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied.
ECB Maandbericht September 2013
25
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
2 MONETAIRE EN FINANCI Ë L E ONT W I K K E L IN G EN 2 . 1 DE G E L DVOORRAAD EN DOOR MFI ’ S V ER S TRE K TE K REDIETEN Het groeitempo van de ruime geldhoeveelheid op jaarbasis nam in het tweede kwartaal en in juli 2013 verder af, zij het deels ten gevolge van basiseffecten. Tegelijkertijd werden er tekenen van afnemende – maar nog altijd substantiële –financiële fragmentatie waargenomen in het eurogebied. Betere financieringsvoorwaarden voor banken, een aanhoudende kapitaalinstroom van beleggers van buiten het eurogebied en overheveling van fondsen naar probleemlanden in het eurogebied droegen bij aan de afname van de fragmentatie en maakten een aanzienlijke reductie van het liquiditeitsoverschot van de centrale bank mogelijk. De verbeteringen in de financiële markten en de financiering van banken hebben echter nog niet geleid tot een stijging van de kredietverstrekking aan de niet-financiële particuliere sector. Terwijl leningen aan huishoudens in het tweede kwartaal van het jaar min of meer lijken te zijn gestabiliseerd, namen met name leningen aan niet-financiële vennootschappen in het tweede kwartaal en in juli 2013 fors verder af. De twaalfmaands groei van M3 daalde in juli 2013 tot 2,2%, ten opzichte van 2,8% in het tweede kwartaal en 3,2% in het eerste kwartaal (zie Grafiek 6 en Tabel 4), hoewel een sterke maandinstroom werd opgetekend. Ontwikkelingen in M3 werden opnieuw overwegend bepaald door sterke groei in M1, het aggregaat dat de belangrijkste bijdrage leverde aan de totale groei van M3. Deze ontwikkelingen in de twaalfmaands groei van M1 waren wederom de weerslag van een hardnekkige liquiditeitsvoorkeur in het licht van lage (en dalende) vergoedingen op andere monetaire activa. De meest recente ontwikkelingen in M1 werden hoofdzakelijk veroorzaakt door een omvangrijke instroom voor girale tegoeden, die de uitstroom voor verhandelbare instrumenten en de afname van de inleg in andere kortlopende deposito’s teniet deed. Dergelijke gestage dalingen van het groeitempo van de minder liquide componenten van M3 zijn in de huidige omstandigheden niet ongebruikelijk. Aan dit resultaat Grafiek 6 De groei van M3 draagt een verscheidenheid aan factoren bij, waaronder risico/rendementsoverwegingen op (mutaties in procenten; voor seizoen en kalendereffecten grond waarvan de voorkeur uitging naar activa gecorrigeerd) buiten M3, de afnemende – maar nog altijd M3 (twaalfmaands groei) substantiële – financiële fragmentatie en de M3 (driemaands voortschr. gecentreerd gemiddelde van de twaalfmaands groei) zoektocht naar rendement van beleggers. De M3 (zesmaands groei op jaarbasis) wisselwerking tussen voornoemde effecten 14 14 kwam bijvoorbeeld tot uitdrukking in ontwik12 12 kelingen van diverse aandelenmarktindices, de aanhoudende kapitaalinstroom naar het 10 10 eurogebied (met name naar probleemlanden), 8 8 de verbeterde financiering via bankdeposito's in de landen die het meest in de problemen 6 6 verkeren in het tweede kwartaal van 2013 4 4 en de omvangrijke instroom voor aandelen-, 2 2 obligatie- en gemengde fondsen in de eerste helft van het jaar. 0 0 Deze verbeteringen in de financieringsvoorwaarden van banken hebben echter nog niet geleid tot een hogere groei van de kredietver-
-2 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
-2
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
27
Ta b e l 4 O ve r z i c h t m o n e t a i re va r i a b e l e n (kwartaalcijfers zijn gemiddelden; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) Uitstaand bedrag als percentage van M3 1) M1 53,8 Chartale geldomloop 9,0 Girale deposito’s 44,8 M2 – M1 (= overige kortlopende deposito’s) 39,2 Deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar 17,6 Deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden 21,6 93,0 M2 M3 – M2 (= verhandelbare instrumenten) 7,0 100,0 M3 Kredietverlening aan ingezetenen van het eurogebied Kredietverlening aan de overheid Leningen aan de overheid Kredietverlening aan de private sector Leningen aan de private sector Leningen aan de private sector, gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties 2) Langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves)
Twaalfmaands groei 2012 III 4,6 5,3 4,5 1,3 -0,9 3,5 3,2 1,9 3,1 0,9 9,2 1,5 -1,0 -0,6
2012 IV 6,2 3,0 6,9 1,6 -1,8 4,8 4,2 -2,3 3,6 0,5 8,3 1,9 -1,3 -0,8
2013 I 6,8 1,7 7,8 1,3 -3,7 6,0 4,3 -8,5 3,2 0,0 4,2 -0,8 -1,0 -0,8
2013 II 8,1 2,7 9,3 0,1 -5,9 5,8 4,6 -14,9 2,8 -0,1 3,3 -2,6 -1,0 -1,1
2013 juni 7,5 2,1 8,7 0,1 -5,6 5,4 4,3 -17,0 2,4 -0,3 2,7 -6,0 -1,1 -1,6
2013 juli 7,1 2,4 8,1 0,0 -5,7 5,3 4,0 -16,6 2,2 -0,5 2,2 -5,7 -1,2 -1,9
-0,1
-0,4
-0,3
-0,6
-1,0
-1,4
-4,3
-5,1
-5,1
-4,6
-4,3
-4,0
Bron: ECB. 1) Per ultimo van de laatste maand waarvoor cijfers beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 2) Gecorrigeerd voor het afvoeren van leningen van de statistische balans van de MFI-sector, indien deze zijn verkocht of gesecuritiseerd.
strekking aan de niet-financiële particuliere sector. De kredietverstrekking aan de particuliere sector nam in het tweede kwartaal en in juli verder af. Dat was de weerslag van de nettoaflossing van kredieten aan niet-financiële vennootschappen en een gematigde kredietverlening aan huishoudens vanwege een zwakke vraag, de noodzaak van schuldafbouw na de excessen in het verleden en – met name in bepaalde landen van het eurogebied – aanhoudende beperkingen aan de aanbodkant. De belangrijkste tegenposten die de groei van M3 op peil hielden, waren een aanmerkelijke verbetering van de netto externe activapositie van MFI’s en een uitstroom voor langerlopende financiële verplichtingen die ook in het tweede kwartaal en juli aanhield. Al met al bevestigen de monetaire ontwikkelingen in de eerste zeven maanden van 2013 het gematigd karakter van de onderliggende monetaire groei. Die gematigde groei vloeit met name voort uit de zwakke kredietverstrekking door MFI's aan de particuliere sector. BE L AN G RI J K S TE COMPONENTEN VAN M 3 De ontwikkeling in de liquide monetaire instrumenten die deel uitmaken van M1 bleef de belangrijkste factor achter de instroom voor M3 die zich in het tweede kwartaal en in juli 2013 voordeed (zie Grafiek 7). Het twaalfmaands groeitempo van M1 nam verder toe tot 8,1% in het tweede kwartaal van 2013 ten opzichte van 6,8% in het eerste kwartaal. De laatste tijd is het groeitempo echter afgenomen, waardoor de twaalfmaands groei in juli op 7,1% kwam (zie Tabel 4). Deze sterke groei deed zich voor ondanks een afname van de kwartaalinstroom voor girale deposito’s in het tweede kwartaal, met een sterkere instroom in juli. De robuuste groei van M1 is toe te schijven aan een, gelet op het lage niveau van de vergoedingen voor M3-activa, onverminderde voorkeur van
28
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 8 Kortlopende deposito’s en repo’s
Grafiek 7 Belangrijkste componenten van M3 (mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd)
(mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalender effecten gecorrigeerd)
M1 overige kortlopende deposito’s verhandelbare instrumenten
nietfinanciële vennootschappen huishoudens financiële intermediairs totaal
27
27
30
30
22
22
25
25
17
17
20
20
12
12 7
15
15
7 2
2
10
10
-3
-3
5
5
-8
-8
0
0
-13
-13
-5
-5
-18
-18 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-10
Bron: ECB.
-10 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: ECB. Toelichting: MFIsector m.u.v. het Euro systeem.
huishoudens en niet-financiële vennootschappen voor liquide deposito’s. Tegen deze achtergrond dient te worden opgemerkt dat de onderliggende motivatie van geldaanhoudende instellingen om financiële middelen over te hevelen naar M1 anders is dan eind 2011 en begin 2012, toen – vooral institutionele – beleggers op de heersende onzekerheden in financiële markten reageerden door omvangrijke buffers op te bouwen. Als we deze redenen voor het aanleggen van liquiditeitsbuffers door institutionele beleggers buiten beschouwing laten, en ons dus concentreren op de twaalfmaands groei van M1 aangehouden door de niet-financiële particuliere sector, bevat de nauw gedefinieerde geldhoeveelheid indicaties voor de productiegroei over een periode van ongeveer drie tot vier kwartalen, met name wat omslagpunten betreft.1 De twaalfmaands groei van kortlopende deposito's met uitzondering van girale deposito's (M2-M1) daalde van 1,3% in het eerste kwartaal naar 0,1% in het tweede kwartaal, om daarna verder af te nemen tot 0,0% in juli (zie Grafiek 8). Een omvangrijke kapitaaluitstroom werd in het tweede kwartaal opgetekend voor kortlopende termijndeposito's (deposito's met een vaste looptijd tot en met twee jaar), terwijl de instroom voor kortlopende spaardeposito's (deposito's met een opzegtermijn tot en met drie maanden) zwak bleef, een ontwikkeling die zich in juli doorzette. De twaalfmaands groei van verhandelbare instrumenten (M3-M2) daalde verder van -8,5% in het eerste kwartaal naar -14,9% in het tweede kwartaal, alvorens verder af te nemen tot -16,6% in juli. In het tweede kwartaal deed zich een aanzienlijke afname voor in de kortlopende schuldbewijzen van MFI’s van de geldaanhoudende sector (schuldbewijzen met een oorspronkelijke 1 Zie voor nadere bijzonderheden het Kader “The informational content of real M1 growth for real GDP growth in the euro area” in het Maandbericht van oktober 2008.
ECB Maandbericht September 2013
29
looptijd van meer dan twee jaar). De twaalfmaands groei van deze schuldbewijzen daalde van -17,8% in het eerste kwartaal naar -32,6%. De twaalfmaandsgroei viel daarna verder terug naar -34,9% in juli. Op dezelfde wijze werden ook sterke dalingen opgetekend voor aandelen/participaties in geldmarktfondsen (waarvan de twaalfmaands groei in het tweede kwartaal -9,7% en in juli -11,4% bedroeg, ten opzichte van -4,3% in het eerste kwartaal) en – zij het in mindere mate – voor repo’s (waarvan de twaalfmaands groei in het tweede kwartaal -7,1% en in juli -6,5% bedroeg, ten opzichte van -9,5% in het eerste kwartaal). Al met al hield de uitstroom voor geldmarktfondsen in het tweede kwartaal nog steeds verband met rendementsoverwegingen en de aanhoudende overheveling van financiële middelen naar andere soorten beleggingen, hoewel de volatiliteit op de financiële markten in juni steeg (zie voor meer informatie Paragraaf 2.2). Gegeven de zeer lage korte rente hadden geldmarktfondsen steeds meer moeite om voor beleggers een positief rendement van betekenis te genereren. Deze zeer lage rente maakt ook kortlopende schuldbewijzen van MFI's minder aantrekkelijk. Anderzijds heeft de geringe uitgifte van schuldbewijzen van MFI's (in alle looptijdsegmenten) en aandelen/participaties in geldmarktfondsen ook een structurele dimensie, omdat de regelgeving banken vooral aanmoedigt tot financiering via bankdeposito's in plaats van financiering in de markt. De twaalfmaands groei van M3-deposito's – die kortlopende deposito's en repo's omvatten en het ruimst gedefinieerde monetaire aggregaat vertegenwoordigen waarvoor betrouwbare informatie op sectorniveau beschikbaar is – steeg van 4,3% in het eerste kwartaal naar 4,5% in het tweede kwartaal, alvorens in juli weer te dalen tot 3,9% (zie Grafiek 8). Net zoals in het verleden, leverden huishoudens opnieuw de grootste bijdrage aan dit groeipercentage. De ontwikkelingen in M3-depositostromen, met name in juli, hielden waarschijnlijk verband met een, gegeven de lage rente, afgenomen risicoaversie in de geldaanhoudende sectoren en een geïntensiveerde zoektocht naar rendement. De geldvraag van de kant van OFI's, niet-monetaire intermediairs uitgezonderd verzekeraars en pensioenfondsen (met inbegrip van beleggingsfondsen en securitisatievehikels) kan van tijd tot tijd sterk fluctueren omdat zij sterk worden beïnvloed door volatiele omstandigheden op de financiële markten en verschuivingen in de relatieve rendementen op een brede reeks financiële activa. Als we naar de geografische spreiding van de M3-depositostromen van huishoudens kijken, zien we dat in een aantal probleemlanden de deposito’s in de laatste maanden zijn gestegen; daardoor neemt de financiële fragmentatie in het eurogebied verder af. BE L AN G RI J K S TE TE G ENPO S TEN VAN M 3 Wat de tegenposten van M3 betreft, nam de twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI's aan ingezetenen in het eurogebied af van 0,0% in het eerste kwartaal tot -0,1% in het tweede kwartaal van 2013, om in juli zelfs nog negatiever te worden (zie Tabel 4). Deze ontwikkelingen waren met name het gevolg van verdere inkrimping van de kredietverlening aan de particuliere sector en verdere daling van de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan de overheid. De kredietverlening van MFI's aan de overheid had opnieuw een positief effect op de geldgroei, zij het dat de twaalfmaands groei daalde van 4,2% in het eerste kwartaal en 3,3% in het tweede kwartaal naar 2,2% in juli. De groeivertraging in het tweede kwartaal kwam merendeels voor rekening van een afname van de kredietverlening aan de overheid, terwijl de twaalfmaands groei van de aankopen van staatsobligaties door MFI’s positief bleef. De twaalfmaands groei van de kredietverlening van MFI's aan de particuliere sector bedroeg in juli -1,2%, ten opzichte van -1,0% in zowel het eerste als het tweede kwartaal van 2013. Dit verhult uiteenlopende ontwikkelingen in de diverse subcomponenten. De twaalfmaands groei
30
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
van schuldbewijzen met uitzondering van aandelen nam opnieuw toe en werd positief (+1,1% in juli, ten opzichte van -6,0% in het eerste kwartaal en -3,9% in het tweede kwartaal), terwijl de twaalfmaands groei van aandelen en deelnemingen sterk bleef (+6,2% in het tweede kwartaal en +5,7% in juli, tegen +5,5% in het eerste kwartaal). De twaalfmaands groei van de kredietverlening aan de particuliere sector nam daarentegen opnieuw af, van -0,8% in het eerste kwartaal en -1,1% in het tweede kwartaal naar -1,9% in juli, een daling die vooral voor rekening kwam van een sterke netto-aflossing van door MFI's aan niet-financiële vennootschappen verstrekte leningen. De twaalfmaands groei van aan de particuliere sector verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties) daalde van -0,3% in het eerste kwartaal en -0,6% in het tweede kwartaal tot -1,4% in juli. Naar sector haalden aan niet-financiële vennootschappen verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties) het totaal voor het tweede kwartaal omlaag, terwijl voor aan huishoudens verstrekte leningen een beperkte positieve groei werd opgetekend. Kredieten verstrekt aan niet-monetaire financiële intermediairs namen eveneens af. Deze sectortrends hielden in juli aan. De twaalfmaands groei van door MFI’s aan huishoudens verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) bleef stabiel op ongeveer het niveau rond de jaarwisseling. Deze groei bedroeg in juli 0,3%, ongewijzigd ten opzichte van het tweede kwartaal en slechts iets onder de 0,4% die in het eerste kwartaal werd opgetekend (voor meer informatie wordt verwezen naar Paragraaf 2.7). De twaalfmaands groei van door MFI’s aan niet-financiële vennootschappen verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) daalde van -1,4% in het eerste kwartaal en -1,9% in het tweede kwartaal tot -2,8% in juli (zie Tabel 4). Naar looptijdsegment betrof het merendeel van de aflossingen in zowel het tweede kwartaal als juli kortere looptijden, terwijl de aflossingen breed gespreid waren over de eurolanden (voor meer informatie wordt verwezen naar Paragraaf 2.6). Al met al heeft de verbetering in de financieringsvoorwaarden van banken niet geleid tot een hogere groei van de kredietverstrekking aan de niet-financiële particuliere sector. In feite is de kredietverlening aan de niet-financiële particuliere sector de laatste maanden verder gedaald. De zwakte van de bancaire kredietverlening lijkt hoofdzakelijk te worden veroorzaakt door cyclische en structurele vraagfactoren, hoewel zich in een aantal landen nog steeds aanbodbeperkingen voordoen. Vanuit een meer cyclisch gezichtspunt hebben factoren als de algemene zwakte van de economische bedrijvigheid, de aanhoudende grote mate van onzekerheid en de nog steeds bestaande fragmentatie van de financiële markten (die overigens afneemt) een overwegend negatief effect op de kredietvraag. Bij de interpretatie van het effect van deze factoren op ontwikkelingen in de verschillende sectoren mogen de typische verschillen tussen de groei van leningen aan huishoudens en de groei van kredieten aan ondernemingen niet uit het oog worden verloren. Zo fluctueert eerstgenoemde meestal min of meer in lijn met de conjunctuurcyclus, terwijl laatstgenoemde in de regel drie tot vier kwartalen achterloopt op de cyclus. Aan deze verschillende cyclische patronen liggen diverse factoren ten grondslag. Het typische patroon voor leningen aan niet-financiële vennootschappen kan bijvoorbeeld de weerslag zijn van het gegeven dat ondernemingen in eerste instantie gebruikmaken van eigen middelen en eerder overeengekomen kredietfaciliteiten en pas later overgaan op externe financiering. Aan de aanbodkant kiezen ECB Maandbericht September 2013
31
banken er in eerste instantie wellicht voor om in een herstelfase hun kredietverlening aan huishoudens uit te breiden, dus niet aan ondernemingen, omdat voor leningen aan huishoudens (met name voor woninghypotheken) sterker onderpand wordt gesteld. 2 Op de middellange termijn ligt het in de lijn der verwachting dat de noodzaak voor huishoudens en ondernemingen in een aantal landen om hun schulden af te bouwen een negatieve invloed heeft op de vraag naar krediet. Tot slot, als gevolg van een verscheidenheid aan factoren, waaronder land- en bedrijfsspecifieke kenmerken, nemen bedrijven in toenemende mate hun toevlucht tot alternatieve financieringsbronnen (waaronder intern gegenereerde financiële middelen en directe toegang tot kapitaalmarkten via uitgifte van schuldbewijzen). Aanbodfactoren hebben nog steeds een vertragend effect op de groei van de kredietverlening aan huishoudens en niet-financiële vennootschappen, met name in probleemlanden. Zo blijkt uit de resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied dat risicoperceptie een van de belangrijkste determinanten is van krappere kredietvoorwaarden. In dezelfde zin kan de betrekkelijke terughoudendheid van kredietinstellingen om leningen te verstrekken ook worden veroorzaakt door pogingen van banken om hun kredietverlening af te stemmen op de nieuwe wettelijke voorschriften. Bij de overige tegenposten van M3 bedroeg de twaalfmaands groei van langerlopende financiële verplichtingen (met uitzondering van kapitaal en reserves) van MFI's in juli -4,0%, ten opzichte van -4,6% in het tweede kwartaal en -5,1% in het eerste kwartaal (zie Grafiek 9). Desalniettemin werd in het tweede kwartaal opnieuw een substantiële kwartaaluitstroom opgetekend, die hoofdzakelijk werd veroorzaakt door uitstroom voor door MFI's in het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen met een lange looptijd. Deze ontwikkelingen houden verband met de universele schuldafbouw die zich in de financiële sector voltrekt, met name in probleemlanden, naast wettelijke overwegingen die banken ertoe aanzetten om schuldfinanciering te vervangen door Grafiek 9 M3 en de langerlopende depositofinanciering. De netto-aflossing van financiële passiva van de MFI’s door MFI's in het eurogebied uitgegeven lan(mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalender gerlopende schuldbewijzen hield zowel in het effecten gecorrigeerd) tweede kwartaal als in juli aan. Tegelijkertijd M3 zijn huishoudens in sommige probleemlanden langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) er in toenemende mate toe overgegaan financiële middelen over te hevelen naar langerlopende deposito’s, een tendens die mogelijk verband houdt met de regelgeving in deze 14 14 landen. 12
Wat de tegenposten betreft, nam het vertrouwen in het eurogebied opnieuw toe blijkens kapitaalinstroom, die tot uitdrukking kwam in verbeteringen in de netto externe vermogenspositie van MFI's. In het tweede kwartaal deed zich voor de netto externe activapositie van
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
-4
-6
2 Voor een gedetailleerdere analyse, zie het artikel Recent developments in loans to the private sector, ECB Montly Bulletin, januari 2011.
32
ECB Maandbericht September 2013
12
10
2006
2007
Bron: ECB.
2008
2009
2010
2011
-6 2012 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
MFI's in het eurogebied, waarin de kapitaalstromen van de geldaanhoudende sector als deze via MFI's worden geleid en de overdracht van door de geldaanhoudende sector uitgegeven activa tot uitdrukking komen, inderdaad opnieuw een positieve kwartaalstroom voor, met een verdere instroom in juli (zie Grafiek 10). Dit was een voortzetting van de reeks grote instromen die sinds juli 2012 werden opgetekend. In die periode kwam het totaal op EUR 273 miljard (zie ook Kader 3).
Grafiek 10 Tegenposten van M3 (twaalfmaands stromen; EUR miljard; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) kredietverlening aan de private sector (1) kredietverlening aan de overheid (2) netto externe activa (3) langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) (4) overige tegenposten (m.i.v. kapitaal en reserves) (5) M3
1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 -800
2007
2008
2009
2010
2011
2012
1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 -800 2013
Bron: ECB. Toelichting: M3 is alleen als referentie opgenomen (M3 = 1+2+3–4+5). De langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) zijn met een omgekeerd teken opgenomen, omdat zij passiva van de MFI-sector vormen.
Kader 3
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE FINANCIËLE REKENING VAN DE BETALINGSBALANS VOOR HET EUROGEBIED In dit Kader worden de recente ontwikkelingen in de financiële rekening van de betalingsbalans van het eurogebied tot en met het tweede kwartaal van 2013 geanalyseerd. Gedurende de twaalfmaandsperiode tot en met juni 2013 deed zich bij de directe investeringen en het effectenverkeer samen per saldo een instroom voor van EUR 64,5 miljard, ten opzichte van een netto-uitstroom van EUR 60,0 miljard in het voorgaande jaar (zie onderstaande tabel). Tegenover deze instroom stond een netto-uitstroom van EUR 324,5 miljard bij overige financiële transacties bij een omvangrijk overschot op de lopende rekening van het eurogebied. Na de aankondiging van rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions of OMT's) in september 2012 verbeterde het klimaat op de financiële markten en vergrootten buitenlandse beleggers hun uitzettingen op aandelen en schuldbewijzen van het eurogebied. De verschuiving in het totaal aan directe investeringen en effectenverkeer in het eurogebied in de twaalfmaandsperiode tot en met juni 2013 viel hoofdzakelijk toe te schrijven aan een hogere nettobeleggingsinstroom. Buitenlandse beleggers hebben sinds de aankondiging van de OMT's hun aankopen van effecten uitgegeven door niet-MFI's in het eurogebied aanzienlijk verhoogd. Ook hebben beleggers in het eurogebied meer buitenlandse effecten aangeschaft, zij het in mindere mate. Die toename hield hoofdzakelijk verband met de verwerving ECB Maandbericht September 2013
33
van buitenlandse effecten door niet-MFI's in het eurogebied; MFI's in het eurogebied bleven tegen de achtergrond van de balansherstructureringen per saldo verkopers van buitenlandse schuldinstrumenten. Het saldo uit hoofde van het overige financiële verkeer werd zodanig negatief dat het de instroom aan effectenverkeer meer dan teniet deed, met als oorzaak een aanzienlijke opname door niet-ingezetenen van het eurogebied van deposito's en geldleningen bij MFI's in het eurogebied.
Belangrijkste posten op de financiële rekening (EUR miljard; netto kwartaalstromen) directe investeringen obligaties en notes geldmarktinstrumenten aandelen directe investeringen en effectenverkeer tezamen
200
200
150
150
100
100
50
50
In het tweede kwartaal van 2013 werd in het 0 0 saldo van directe investeringen en effectenverkeer een netto-instroom van EUR 52,3 -50 -50 miljard genoteerd, een stijging ten opzichte -100 -100 van de netto-uitstroom van EUR 13,0 miljard in het eerste kwartaal van 2013. In het -150 -150 tweede kwartaal waren de effectenstromen -200 -200 geringer; zowel ingezetenen als niet-ingeze2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 tenen verrichten netto grensoverschrijdende Bron: ECB. aankopen van aandelen en schuldbewijzen. In juni 2013 (de laatste maand waarover gegevens beschikbaar zijn) verrichtten beleggers in het eurogebied nettoverkopen van buitenlandse aandelen, terwijl buitenlandse beleggers per saldo aandelen uit het eurogebied Belangrijkste posten op de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied (EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens)
2013 mei juni Financiële rekening 1) Netto directe investeringen en effectenverkeer tezamen Netto directe investeringen Netto effectenverkeer Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overig financieel verkeer Waarvan: niet-MFI’s 2) Netto directe investeringen Netto effectenverkeer Aandelen Schuldbewijzen Overig financieel verkeer
Driemaands gecumuleerde cijfers 2012 2013 sept. dec. maart juni
-9,8 39,5 0,2 39,2 41,9 -2,7 -2,6 -0,1 -41,5
-24,8 18,1 -5,1 23,2 26,7 -3,5 -5,4 1,9 -56,5
-41,6 -19,7 -4,9 -14,8 17,5 -32,3 10,5 -42,8 -24,6
-87,8 44,9 -40,4 85,3 36,0 49,3 5,5 43,8 -158,0
-0,6 43,3 44,5 -1,2 21,5
-3,2 23,2 40,4 -17,1 -4,4
-6,9 0,9 20,6 -19,7 9,5
-41,3 89,2 56,5 32,7 -50,2
-37,8 -53,1 -13,0 52,3 -23,6 -11,7 10,7 64,0 -10,3 62,9 20,9 1,1 -3,7 14,2 24,7 -13,1 -34,1 -107,8 -27,4 8,8 11,4 -2,7 3,4
-11,2 65,2 80,6 -15,3 15,6
Twaalfmaands gecumuleerde cijfers 2012 2013 juni juni -68,9 -60,0 -73,3 13,3 126,4 113,1 5,2 -118,3 40,3
-220,2 64,5 -80,6 145,1 106,1 39,0 26,5 12,5 -324,5
-77,9 -5,7 88,3 -94,0 8,9
-86,8 164,1 169,1 -5,0 -21,6
Bron: ECB. Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 1) De cijfers hebben betrekking op saldi (netto stromen). Een positief (negatief) teken geeft een netto instroom (uitstroom) aan. 2) Totale overheid en andere sectoren op de betalingsbalans
34
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
aanschaften. Tegelijkertijd verkleinden buitenlandse beleggers hun bezit aan schuldbewijzen uit het eurogebied, wat deels werd gecompenseerd door nettoverkopen van buitenlandse obligaties en notes door beleggers in het eurogebied. MFI's in het eurogebied noteerden in het tweede kwartaal van 2013 een netto-uitstroom aan passiva uit hoofde van overig financieel verkeer, na een geringe netto-instroom in het eerste kwartaal. Voorts verruimden MFI's in het eurogebied in het tweede kwartaal van 2013 hun aankopen van buitenlandse overige financiële activa, maar verrichtten ze juist nettoverkopen in juni. De omslagen die sommige stromen in juni 2013 te zien gaven ten opzichte van de belangrijkste kwartaalcijfers zijn wellicht gemotiveerd door onzekerheid onder beleggers over de afbouw van het kwantitatieve verruimingsbeleid in de Verenigde Staten. Met het oog op de balansherstructureringen bouwden MFI's in het eurogebied hun deelnemingen in buitenlandse schuldbewijzen in het tweede kwartaal van 2013 verder af. Wel zetten zij de aankoop van buitenlandse aandelen voort. Naar het schijnt hebben niet-ingezetenen van het eurogebied middelen die voorheen waren belegd in aandelen, obligaties en notes van MFI's in het eurogebied verschoven naar geldmarktinstrumenten van dezelfde emittenten, wat resulteerde in een netto-afstoting van effecten uitgegeven door MFI's in het eurogebied. NietMFI's in het eurogebied hebben de netto-aankopen van buitenlandse geldmarktinstrumenten enigszins verhoogd, bij een aanzienlijk geringere aankoop van buitenlandse aandelen, obligaties en notes. De aanschaf door buitenlandse beleggers van effecten uitgegeven door nietMFI's in het eurogebied bleef op een hoog niveau, maar nam enigszins af ten opzichte van het voorgaande kwartaal, ondanks hogere beleggingen in aandelen, als gevolg van geringere beleggingen in obligaties en notes en zelfs een netto-uitstroom uit hoofde van geldmarktinstrumenten. Al met al hebben de netto-investeringsstromen uit hoofde van het effectenverkeer bijgedragen aan een verhoging van de liquiditeit in het eurogebied, wat mede was terug te zien in het beloop van het ruim gedefinieerde monetaire aggregaat M3. Zoals blijkt uit de monetaire opstelling van de betalingsbalans vormden transacties van de niet-MFI-sector een belangrijke factor in de groei van de netto externe vermogenspositie van MFI's in het tweede kwartaal van 2013.
A L G EMENE BEOORDE L IN G VAN DE MONETAIRE L I Q UIDITEIT IN HET EURO G EBIED Door de tussen eind december 2012 en eind juli 2013 voor M3 waargenomen monetaire ontwikkelingen daalde de vóór de crisis in het eurogebied geaccumuleerde monetaire liquiditeit verder (zie Grafiek 11 en 12). Volgens sommige monetaire liquiditeitsindicatoren van de ECB is een aanzienlijk deel van de vóór de crisis geaccumuleerde overvloedige liquiditeit nu weer geabsorbeerd. In de komende tijd kunnen sommige indicatoren wellicht meer in de buurt komen van het niveau dat wijst op een evenwichtige liquiditeitsverhouding in de economie. Niet vergeten moet echter worden dat deze indicatoren met omzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd omdat zij berusten op een arbitrair bepaald evenwicht met betrekking tot de aangehouden monetaire activa dat met aanzienlijke onzekerheid is omgeven. Per saldo bleef de onderliggende geld- en kredietgroei in het tweede kwartaal en in juli gematigd. De groei van M3 nam in het tweede kwartaal af omdat in de context van afnemende financiële fragmentatie het portefeuillegedrag enigszins normaliseerde en beleggers op zoek gingen naar meer rendement. Tegelijkertijd werd de zwakke groei van de kredietverlening aan de particuliere sector hoofdzakelijk veroorzaakt door cyclische en structurele vraagfactoren – ECB Maandbericht September 2013
35
Grafiek 11 Ramingen van de nominale m o n e y g a p 1)
Grafiek 12 Ramingen van de reële m o n e y g a p 1)
(als percentage van het uitstaande bedrag aan M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = 0)
(als percentage van het uitstaande bedrag aan reëel M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = 0)
26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 1999
nominale money gap op basis van officiële M3-cijfers nominale money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2) 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013
Bron: ECB. 1) De nominale money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3 en het niveau waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van 4½%, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de alge mene benadering zoals behandeld in het artikel “Monetary analysis in real time” in het Monthly Bulletin van oktober 2004.
reële money gap op basis van officiële M3-cijfers reële money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
2)
26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2
Bron: ECB. 1) De reële money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3, gedefleerd met de HICP, en het gedefleerde niveau van M3 waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante nominale M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van 4½% en een HICP-inflatie conform de door de ECB gehanteerde definitie van prijsstabiliteit, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de algemene bena dering zoals behandeld in het artikel “Monetary anal ysis in real time” in het Monthly Bulletin van oktober 2004.
en, in mindere mate, aanbodfactoren. Een belangrijke voorwaarde op middellange termijn voor een duurzame opleving van de kredietverstrekking aan de particuliere sector is dat banken weer risico kunnen nemen en de particuliere sector weer behoefte krijgt aan bankkrediet. Gegeven het neerwaarts effect dat de correctie van excessen uit het verleden heeft op de onderliggende geld- en kredietgroei, wijst de voor het eurogebied als geheel geaggregeerde monetaire dynamiek niet op een bedreiging van de prijsstabiliteit op de middellange termijn.
2 . 2 BE L E G G IN G EN VAN DE NIET- FINANCI Ë L E S ECTOR EN IN S TITUTIONE L E BE L E G G ER S De twaalfmaands groei van de beleggingen door de niet-financiële sector daalde in het eerste kwartaal van 2013 gering tot 2,3% als gevolg van de nog steeds zwakke economische omstandigheden en de afgenomen mogelijkheden om inkomsten te genereren. Als weerslag daarvan nam de twaalfmaands groei van beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen eveneens af; deze daalde tot 3,3% in het eerste kwartaal. Tot slot werd voor beleggingsfondsen in het tweede kwartaal van 2013 opnieuw een instroom opgetekend, maar deze was kleiner dan in de twee voorgaande kwartalen. Dit was voornamelijk het gevolg van een maanduitstroom in juni, die in samenhang moet worden gezien met de tijdelijke toename die maand van de volatiliteit op de financiële markten.
36
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Tabel 5 Financiële activa van de niet-financiële sectoren in het eurogebied
Financiële activa Chartaal geld en deposito’s Schuldbewijzen, m.u.v. financiële derivaten waarvan: kortlopend waarvan: langlopend Aandelen en deelnemingen, m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen waarvan: genoteerde aandelen waarvan: niet-genoteerde aandelen en deelnemingen Aandelen in beleggingsfondsen Verzekeringstechnische reserves Overige 2) M3 3)
Twaalfmaands groei
Uitstaand be drag als percentage van totale financiële activa 1)
2010 IV
2011 I
2011 II
2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
2012 III
2012 IV
2013 I
100 24 5 0 4
3,6 3,2 5,0 -7,7 6,1
3,6 3,8 6,1 0,0 6,7
3,7 4,2 7,1 7,5 7,1
3,3 3,8 7,6 1,9 8,1
2,6 3,3 3,0 20,4 1,7
2,7 4,1 2,0 17,1 0,8
2,3 3,4 1,2 19,7 -0,3
2,2 3,6 0,2 19,9 -1,3
2,5 3,7 -5,5 -5,6 -5,5
2,3 2,9 -8,3 -18,6 -7,4
30 5
3,1 2,9
2,6 0,9
2,7 0,7
2,5 2,5
2,5 1,8
2,7 2,5
2,2 3,0
1,9 1,0
1,8 0,9
2,0 0,5
25 5 16 21
3,2 -3,6 4,4 5,8
3,0 -4,4 3,7 6,0
3,1 -3,1 3,1 5,6
2,4 -4,8 2,6 5,6
2,6 -5,2 2,0 4,1
2,7 -3,8 1,7 3,5
2,0 -3,0 1,7 2,9
2,1 -1,0 1,7 2,6
2,0 0,8 2,1 4,8
2,3 2,6 2,4 4,9
1,1
1,8
1,3
1,7
1,6
2,8
3,0
2,7
3,5
2,5
Bron: ECB. 1) Per ultimo van het laatste kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 2) Overige financiële activa omvatten leningen en overige vorderingen waarin door niet-financiële vennootschappen verstrekt handelskrediet is begrepen. 3) Per kwartaalultimo. Het monetaire aggregaat M3 omvat mede door niet-MFI’s (d.w.z. de niet-financiële sectoren en niet-monetaire financiële intermediairs) in het eurogebied bij MFI’s in het eurogebied en de centrale overheid aangehouden monetaire instrumenten.
NIET- FINANCI Ë L E S ECTOREN In het eerste kwartaal van 2013 (het meest recente kwartaal waarover gegevens van de rekeningen van het eurogebied beschikbaar zijn) daalde de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door de niet-financiële sector gering van 2,5% in het vierde kwartaal van 2012 naar 2,3% (zie Tabel 5). Deze daling werd veroorzaakt door een lagere twaalfmaands groei van valuta’s en deposito’s en een verdere afname van schuldbewijzen. De afname op kwartaalbasis van de Grafiek 13 Financiële activa van niettwaalfmaands groei van deze twee categorieën financiële sectoren beleggingen werd gedeeltelijk gecompenseerd door een marginale stijging van de twaalf(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) maands groei van aandelen in beleggingsfondtotale overheid sen en verzekeringstechnische reserves. niet-financiële vennootschappen Uit een opsplitsing naar sector blijkt dat de opbouw van financiële activa door huishoudens in het eerste kwartaal verder afnam, een voortzetting van de trend sinds eind 2010. Ook de twaalfmaands groei van de beleggingen door de overheidssector nam af, maar bleef hoog. (Sinds medio 2010 zijn de ontwikkelingen in de beleggingen door de overheid in aanzienlijke mate negatief beïnvloed door de overdracht van activa aan ‘bad bank’regelingen en de herkapitalisatie van bepaalde nationale bankstelsels(zie Grafiek 13). De nog steeds gematigde groei van de door huishoudens aangehouden financiële activa was het gevolg van de zwakke ontwikkeling van
huishoudens niet-financiële sectoren
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1 2004
2006
2008
2010
2012
-1
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
37
de inkomens en pogingen van sommige landen om hun schuldpositie af te bouwen. De samenstelling van deze beleggingen impliceert dat huishoudens op zoek zijn naar rendement omdat de vergoeding voor monetaire activa aan de lage kant is – zoals blijkt uit de toename van de beleggingen van huishoudens in aandelen van beleggingsfondsen en de zwakkere groei van M3-deposito’s in het eerste kwartaal van 2013. Niet-financiële vennootschappen voerden de door hen aangehouden financiële activa daarentegen in het eerste kwartaal van 2013 op, een stijging die volledig is toe te schrijven aan beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen en deelnemingen, waarin de ingehouden winst van bedrijven hoogstwaarschijnlijk tot uitdrukking komt. In deposito’s deed zich niet een vergelijkbare stijging voor. Dat zou erop kunnen duiden dat niet-financiële vennootschappen deze intern gegenereerde financiële middelen hebben gebruikt voor financieringsdoeleinden in plaats van een beroep te doen op MFI-leningen. Voor meer informatie over ontwikkelingen in de financiële stromen en balansen van de niet-financiële particuliere sector wordt verwezen naar Paragraaf 2.6 en 2.7. Informatie – over alle institutionele sectoren – is ook te vinden in het Kader 'Integrated euro area accounts for the fourth quarter of 2012' van het Maandbericht van augustus 2013. IN S TITUTIONE L E BE L E G G ER S De twaalfmaands groei van beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen daalde naar 3,3% in het eerste kwartaal van 2013 (het recentste kwartaal waarvoor gegevens uit de geïntegreerde rekeningen van het eurogebied beschikbaar zijn (zie Grafiek 14). Deze daling volgde op de substantiële stijging die werd opgetekend in het vierde kwartaal van 2012 (toen de twaalfmaands groei 3,6% bedroeg). De ontwikkelingen in het eerste kwartaal van 2013 stonden in het teken van een afname van de twaalfmaands groei van zowel schuldbewijzen als, in mindere mate, aandelen in beleggingsfondsen. De twaalfmaands groei van beleggingen in beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen nam daarentegen toe. Ondanks de afname van hun twaalfmaands groei leverden aandelen van beleggingsfondsen en schuldbewijzen opnieuw de grootste bijdrage aan de totale beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Voor beleggingsfondsen zijn al gegevens beschikbaar voor het tweede kwartaal van 2013. De uitgifte van aandelen/participaties door beleggingsfondsen (met uitzondering van geldmarktfondsen) in het eurogebied leverde in dat kwartaal een instroom van EUR 92 miljard op, ten opzichte van EUR 160 miljard in het eerste kwartaal van het jaar. Deze verdere positieve stroom in het tweede kwartaal wijst op een aanhoudende zoektocht van beleggers naar rendement tegen de achtergrond van de normalisatie van de portefeuillebeleggingen en lage rentetarieven. De daling van de kwartaalstroom ten opzichte van het eerste kwartaal laat zich hoofdzakelijk verklaren uit de sterke maandafname in juni, die waarschijnlijk de weerslag is van de tijdelijke toename van de volatiliteit op de financiële markten in die maand. Op langere termijn bezien, bleef de netto jaarinstroom voor dit soort beleggingen groot: EUR 458 miljard in het tweede kwartaal van 2013 (wat neerkomt op een twaalfmaands groei van 7,3%). Uitgesplitst naar soort belegging steeg de uitgifte van obligatiefondsen op jaarbasis opnieuw het sterkst met een geaccumuleerde netto-jaarinstroom van EUR 225 miljard, terwijl de uitgifte van gemengde en aandelenfondsen een netto-jaarinstroom van respectievelijk EUR 134 miljard en EUR 61 miljard opleverde (zie Grafiek 15). Uit analyse van de transacties in het tweede kwartaal van 2013 komt een aanzienlijk sterkere voorkeur naar voren voor fondsen die geheel of gedeeltelijk in obligaties zijn belegd, terwijl obligatie- en gemengde fondsen een aanzienlijke kapitaalinstroom van een vergelijkbare omvang (respectievelijk EUR 38 miljard en EUR 34 miljard) optekenden en aandelenfondsen een verwaarloosbare kwartaalinstroom opleverden. De spanningen op de financiële markten in
38
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 14 Financiële activa van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
Grafiek 15 Netto inleg per jaar bij geldmarkt- en beleggingsfondsen
(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)
(EUR miljard) geldmarktfondsen aandelenfondsen 1) obligatiefondsen 1) gemengde fondsen 1) overige fondsen 1), 2)
schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten genoteerde aandelen nietgenoteerde aandelen en deelnemingen aandelen in beleggingsfondsen overige 1) totaal financiële activa 9
9
300
300
8
8
250
250
7
7
6
6
200
200
5
5
150
150
4
4
100
100 50 0
3
3
50
2
2
0
1
1
-50
-50
0
0
-100
-100
-1
-1
-2 2004
-2
-150
-150
2006
2008
2010
2012
Bron: ECB. 1) Met inbegrip van leningen, deposito’s, verzekerings technische reserves en overige vorderingen.
-200 2002
2004
2006
2008
2010
2012
-200
Bronnen: ECB en EFAMA. 1) Tot het eerste kwartaal van 2009 worden de kwartaalstroomramingen verkregen uit de niet-geharmoniseerde beleggingsfondsstatistieken van de ECB, berekeningen van de ECB op basis van door EFAMA aangeleverde nationale gegevens, en ramingen van de ECB. 2) Met inbegrip van vastgoedfondsen, hedgefondsen en niet elders geclassificeerde fondsen.
juni drukten niettemin het bedrag aan beleggingen dat via zowel aandelen- als obligatiefondsen werd afgewikkeld. In tegenstelling tot de sterke instroom voor aandelen/participaties van beleggingsfondsen in het tweede kwartaal van 2013 deed zich in dat kwartaal opnieuw een uitstroom voor voor van aandelen/participaties van geldmarktfondsen met netto-verkopen door beleggers van in totaal EUR 55 miljard. Dit vanwege de lage rentestand en het magere rendement op dit soort beleggingen.
2 . 3 DE G E L DMAR K TRENTE Tussen juni en begin september 2013 steeg de geldmarktrente licht. Tegelijkertijd oefende de prognose van de ECB in deze periode enige neerwaartse druk uit op de verwachtingen ten aanzien van de geldmarktrentevoeten (bijv. EURIBOR-futures) en hun volatiliteit. Afgezien van een lichte, tijdelijke stijging eind juli bleef de EONIA stabiel op een laag niveau. Dit is een weerspiegeling van de historisch lage basisrentetarieven van de ECB en het feit dat er nog steeds een groot liquiditeitsoverschot in de daggeldmarkt te zien was. De niet door onderpand gedekte geldmarktrente is tussen 5 juni en 4 september 2013 iets gestegen. Op 4 september bedroeg de eenmaands, driemaands, zesmaands en twaalfmaands EURIBOR ECB Maandbericht September 2013
39
Grafiek 16 Geldmarktrente
Grafiek 17 Driemaands EUREPO, EURIBOR en daggeldrenteswap
(procenten per jaar; ecart in procentpunten; daggegevens)
(procenten per jaar; daggegevens)
eenmaands EURIBOR (links) driemaands EURIBOR (links) twaalfmaands EURIBOR (links) ecart tussen twaalfmaands en eenmaands EURIBOR (rechts)
driemaands EUREPO driemaands daggeldrenteswap driemaands EURIBOR
1,50
2,50
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
2,25 1,25
2,00 1,75
1,00
1,50 0,75
1,25 1,00
0,50
0,75 0,50
0,25
0,25 0,00 juli
0,00 okt. jan. april juli okt. 2011 2012
jan. april juli 2013
Bronnen: ECB en Thomson Reuters.
respectievelijk 0,13%, 0,23%, 0,34% en 0,55% en stond daarmee respectievelijk 2, 3, 4 en 7 basispunten hoger dan op 5 juni. Daardoor nam het ecart tussen de twaalfmaands en de eenmaands EURIBOR – een indicator van de helling van de geldmarktrendementscurve – gedurende die periode met 5 basispunten toe tot 42 basispunten op 4 september (zie Grafiek 16).
40
-0,5 april juli okt. jan. april juli okt. jan. april juli 2011 2012 2013
-0,5
Bronnen: ECB, Bloomberg en Thomson Reuters.
Grafiek 18 Driemaands rentetarieven en de rente op futures-contracten in het eurogebied (procenten per jaar; daggegevens) driemaands EURIBOR rente op futures-contracten op 5 juni 2013 rente op futures-contracten op 4 september 2013 2,00
2,00
1,75
1,75
De rente op driemaands daggeldrenteswaps bedroeg op 4 september 0,10%, 3 basispunten hoger dan op 5 juni. Aangezien de hiermee corresponderende EURIBOR ook met 3 basispunten steeg, bleef het ecart tussen de twee ongewijzigd. De door onderpand gedekte EUREPO bedroeg op 4 september 0,05%, 4 basispunten hoger dan op 5 juni (zie Grafiek 17).
1,50
1,50
1,25
1,25
1,00
1,00
0,75
0,75
0,50
0,50
De rentevoeten zoals impliciet begrepen in de prijzen van driemaands EURIBOR-futures met vervaldatum in september en december 2013 en maart en juni 2014 bedroegen op 4 september respectievelijk 0,23%, 0,29%, 0,38% en 0,47%. Vergeleken met de niveaus op 5 juni hielden deze percentages stijgingen in van respectieve-
0,25
0,25
ECB Maandbericht September 2013
0,00 juli
0,00 2011
jan.
juli 2012
jan.
juli 2013
jan. 2014
Bron: Thomson Reuters. Toelichting: Driemaands futures-contracten voor levering aan het eind van het lopende kwartaal en de volgende drie kwartalen, zoals op Liffe genoteerd.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 19 Impliciete volatiliteiten met constante looptijden afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures
Grafiek 20 ECB-rentetarieven en de daggeldrente
(procenten per jaar; daggegevens)
(procenten per jaar; daggegevens)
driemaands constante looptijd zesmaands constante looptijd negenmaands constante looptijd twaalfmaands constante looptijd
vaste rente bij basisherfinancieringstransacties depositorente daggeldrente (EONIA) marginale beleningsrente
0,30
0,30
2,5
2,5
0,25
0,25
2,0
2,0
0,20
0,20
1,5
1,5
0,15
0,15
1,0
1,0
0,10
0,10
0,5
0,5
0,05 0,05 juli nov. maart juli nov. maart juli nov. maart juli 2010 2011 2012 2013
0,0 juli
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Deze maatstaf wordt berekend in twee stappen. Allereerst worden de impliciete volatiliteiten afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures omgezet door deze uit te drukken in termen van prijzen in plaats van rendementen. Vervolgens worden de daaruit resulterende impliciete volatiliteiten, die een constante looptijd kennen, omgezet naar data met een constante resterende looptijd.
Bronnen: ECB en Thomson Reuters.
0,0 okt. 2011
jan. april
juli 2012
okt. jan.
april juli 2013
lijk 3, 5, 9 en 13 basispunten (zie Grafiek 18). Zij waren echter nog steeds respectievelijk 5, 5, 4 en 1 basispunten lager dan de niveaus die werden gezien op 4 juli voorafgaand aan de prognose. De impliciete volatiliteit bij constante looptijden van drie, zes, negen en twaalf maanden, zoals afgeleid uit opties op driemaands EURIBOR-futures, nam na de bekendmaking van de beleidsindicatie van de ECB af en bleef daarna min of meer stabiel (zie Grafiek 19). Wat het daggeldsegment betreft, bedroeg de EONIA gemiddeld 0,09% tussen 5 juni en 4 september; een stijging van 1 basispunt in vergelijking met het gemiddelde dat tussen 6 maart en 5 juni werd opgetekend. Op 4 september bedroeg de EONIA 0,07% (zie Grafiek 20). De ECB bleef liquiditeiten verschaffen via herfinancieringstransacties met looptijden van een week, één aanhoudingsperiode en drie maanden. Al deze transacties werden uitgevoerd als vaste-rentetenders met volledige toewijzing (zie Kader 4). Daarnaast voerde de ECB wekelijks liquiditeitsverkrappende transacties uit met een looptijd van een week via variabele-rentetenders en met een maximale inschrijvingsrente van 0,50% in de zesde, zevende en achtste reserveaanhoudingsperiode van 2013. Via deze transacties heeft de ECB voor een bedrag gelijk aan de restwaarde van de aankopen in het kader van het Programma voor de effectenmarkten (dat op 4 september EUR 190,5 miljard bedroeg) liquiditeit aan de markt onttrokken. ECB Maandbericht September 2013
41
Kader 4
LIQUIDITEITSVERHOUDINGEN EN MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES TUSSEN 8 mei 2013 EN 6 augustus 2013 In dit Kader wordt een beschrijving gegeven van de monetaire-beleidstransacties van de ECB in de reserveaanhoudingsperioden die eindigden op 11 juni, 9 juli en 6 augustus 2013, dat wil zeggen de vijfde, zesde en zevende reserveaanhoudingsperiode van het jaar. Na de besluiten van de Raad van Bestuur van 6 december 2012 en 2 mei 2013 werden de basisherfinancieringstransacties (BHT's) tijdens de verslagperiode opnieuw uitgevoerd als vaste-rentetenders met volledige toewijzing. Dezelfde procedure gold eveneens voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem met een bijzondere termijn, namelijk een termijn van één reserveaanhoudingsperiode. De vaste rente bij deze transacties was telkens dezelfde als de op dat moment gangbare BHT-rente. Bovendien werden ook de driemaands langerlopende herfinancieringstransacties (LHT's) tijdens de verslagperiode uitgevoerd als vaste-rentetenders met volledige toewijzing. De bij deze transacties gehanteerde rente was de gemiddelde rente op de BHT's gedurende de looptijd van de desbetreffende LHT. Tot slot werd na een besluit van de Raad van Bestuur van 2 mei 2013 de BHT-rente met 25 basispunten verlaagd en de rente op de marginale beleningsfaciliteit met 50 basispunten. Liquiditeitsbehoefte Tijdens de verslagperiode bedroeg de gezamenlijke liquiditeitsbehoefte van het bankwezen – gedefinieerd als de som van de autonome factoren en de reserveverplichtingen – gemiddeld EUR 609,8 miljard per dag. Dat was EUR 14,7 miljard hoger dan het gemiddelde dagelijkse niveau in de voorgaande drie aanhoudingsperioden. De reservevereisten bleven ongeveer stabiel op EUR 105,0 miljard, terwijl autonome factoren met EUR 14,9 miljard toenamen, van EUR 490,0 miljard naar EUR 504,9 miljard, wat het grootste deel van de toename van de liquiditeitsbehoefte vertegenwoordigde. Als we kijken naar de individuele bijdragen aan de toename van de gemiddelde autonome factoren dan blijkt dat twee componenten verantwoordelijk waren voor het grootste deel van deze toename. De hoeveelheid bankbiljetten in omloop nam tijdens deze verslagperiode sneller toe dan tijdens de vorige periode als gevolg van normale sei-
42
ECB Maandbericht September 2013
Grafiek A Liquiditeitsbehoefte van het bankwezen en liquiditeitsvoorziening (EUR miljard; daggegevens) langerlopende herfinancieringstransacties: €713,2 miljard basisherfinancieringstransacties: €105,9 miljard CBPP-, CBPP2- en SMP-portefeuilles: €257,4 miljard netto beroep op depositofaciliteit: €87,9 miljard rekeningen-courant: €286,7 miljard autonome factoren: €504,9 miljard Netto `fine-tuning´-transacties: €196,9 miljard reserveverplichtingen: €105,0 miljard 1.500
1.500
Liquiditeits1.200 voorziening
1.200 900
900
600
600
300
300 0
0 -300
-300
-600
-600
-900
-900
-1.200 -1.500
jan.
Bron: ECB.
maart mei 2013
juli
-1.200 Liquiditeitsbehoefte -1.500
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
zoensmatige ontwikkelingen in de zomermaanden. De grotere vraag van het publiek naar bankbiljetten tijdens de reserveaanhoudingsperiodes die afliepen per eind juli en eind augustus zorgde voor een toename van deze component met EUR 16 miljard. Daarnaast zorgden veranderingen in de component ‘overige autonome factoren’ voor een toename van de liquiditeitsbehoeften van het bankenstelsel. Onder deze component valt balanspost A6 (‘Overige vorderingen op kredietinstellingen van het eurogebied, luidende in euro’). Hiertoe behoort onder meer de liquiditeitssteun in noodgevallen (emergency liquidity assistance, ELA). Een afname van ELA leidt tot een toename van de autonome factoren. Voor zover de daling van ELA wordt gecompenseerd door een hoger beroep op operaties binnen het Eurosysteem is het effect op de overliquiditeit neutraal, omdat een toename van de bedragen die uitstaan door monetaire-beleidstransacties en toenemende autonome factoren elkaar opheffen. Veranderingen in de totale overheidsdeposito’s die worden aangehouden binnen het Eurosysteem droegen ook bij aan de ontwikkeling van de autonome factoren tijdens de aanhoudingsperiode waarop dit bericht betrekking heeft. Veranderingen in deze component hebben aanzienlijke gevolgen voor de volatiliteit van autonome factoren, maar hebben een geringer effect op het gemiddelde niveau daarvan. Tijdens de verslagperiode liet deze component een fluctuatie zien van maar liefst EUR 60,2 miljard. Sommige nationale centrale banken vertoonden een regelmatig maandelijks patroon. Banca d’Italia rapporteerde de sterkste variaties. Deze variaties kwamen voort uit de maandelijkse inning van belastingen (tussen de 19e en 23e dag van elke maand) en de uitbetaling van salarissen, pensioenen en sociale uitkeringen (rond de 1e dag van elke maand). 1 Tijdens de verslagperiode bedroegen de aanhoudingen in rekening-courant boven op de reserveverplichtingen gemiddeld EUR 181,6 miljard per dag. Er is duidelijk een dalende tendens zichtbaar: de gemiddelde overreserves daalden van EUR 195,0 miljard in de vijfde aanhoudingsperiode van dit jaar naar EUR 181,4 miljard en EUR 165,1 miljard in respectievelijk de zesde en zevende aanhoudingsperiode. Deze daling, alsmede het lagere gemiddelde nettoberoep op de permanente faciliteiten, hield grotendeels verband met de verdere terugbetaling van liquiditeit die was verkregen via de driejaars LHT’s en een algehele vermindering van de uitstaande liquiditeit, zoals beschreven in de volgende paragraaf. Aanbod van liquiditeit Evenals in de vorige drie aanhoudingsperiodes is het gemiddelde bedrag van de liquiditeit die werd verschaft via openmarktoperaties verder gedaald, van EUR 977,5 miljard naar EUR 879,4 miljard. Dit betekent een daling van EUR 98,1 miljard. Gemiddeld werd in de verslagperiode gemiddeld EUR 622 miljard aan liquiditeit verschaft via tendertransacties.2 Dit is EUR 87 miljard minder dan in de vorige periode. De bedragen die werden verschaft via de wekelijkse BHT’s bleven tijdens de verslagperiode redelijk stabiel, op gemiddeld EUR 105,9 miljard, al lagen ze wel iets lager dan in de drie vorige aanhoudingsperiodes. Tijdens de verslagperiode droegen LHT’s met een looptijd van drie maanden en één aanhoudingsperiode gemiddeld EUR 22,8 miljard bij aan de liquiditeitshoeveelheid – een daling van 1 Voor verdere informatie wordt verwezen naar het artikel ´The Eurosystem’s experience with forecasting autonomous factors and excess reserves´, Monthly Bulletin, ECB, januari 2008. 2 Tot de tendertransacties behoren basisherfinancieringstransacties, langerlopende herfinancieringstransacties en ´finetuningtransacties´. Die laatste categorie kan zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn.
ECB Maandbericht September 2013
43
EUR 4 miljard ten opzichte van de vorige verslagperiode; hiermee werd de trend die zichtbaar is sinds het begin van het jaar, toen deze LHT’s nog EUR 43,8 miljard bijdroegen, voortgezet. De drie-jaars LHT’s leverden gemiddeld EUR 689,9 miljard op, doordat tegenpartijen in de loop van de verslagperiode EUR 41,4 miljard aflosten. De gemiddelde wekelijkse terugbetaling is in de afgelopen aanhoudingsperiodes gedaald, van gemiddeld EUR 4,3 miljard in de vijfde aanhoudingsperiode van dit jaar naar EUR 3,1 miljard in de zesde periode en EUR 1,8 miljard in de zevende. Het totale uitstaande bedrag aan effecten die worden aangehouden voor monetaire-beleidsdoeleinden – d.w.z. effecten die zijn verkregen via het eerste en tweede covered bond purchase programmes (CBPP en CBPP2) en via het Securities Markets Programme (SMP) is met EUR 10,9 miljard afgenomen naar gemiddeld EUR 257,4 miljard. Het uitstaande bedrag aan effecten die zijn gekocht uit hoofde van het CBPP, dat in juni 2010 werd beëindigd, bedroeg aan het einde van de verslagperiode EUR 44,1 miljard – EUR 2,1 miljard minder dan aan het einde van de voorgaande verslagperiode. De daling kwam voort uit de aflossing van effecten. De effecten die zijn aangekocht in het kader van CBPP2, dat op 31 oktober 2012 werd beëindigd, vertegenwoordigden een bedrag van in totaal EUR 15,8 miljard, terwijl een bedrag van EUR 0,2 miljard verviel. De waarde van de afgewikkelde aankopen in het kader van SMP daalde met EUR 8,4 miljard. Hetzelfde gold voor de effecten die het einde van de looptijd bereikten. Het totale uitstaande bedrag aan het einde van de verslagperiode was derhalve EUR 192,6 miljard. De wekelijkse liquiditeitsverkrappende finetuningtransacties neutraliseerden de liquiditeiten die werden geïnjecteerd via het SMP.
Grafiek B Ontwikkeling van overliquiditeit en de verdeling ervan tussen overreserves en de permanente kredietfaciliteiten sinds 11 juli 2012
Grafiek C Enkele rentetarieven van de ECB, de EONIA en de gewogen gemiddelde rente in `fine-tuning´-transacties
(EUR miljard; daggegevens)
(procenten per jaar; daggegevens)
netto beroep op de depositofaciliteit overreserves
800
800
0,8
0,8
700
700
0,7
0,7
600
600
0,6
0,6
500
500
0,5
0,5
400
400
0,4
0,4
300
300
0,3
0,3
200
200
0,2
0,2
100
100
0,1
0,1
0
aug.
Bron: ECB.
44
BHT-rente rente op de depositofaciliteit EONIA gewogen gemiddelde rente in `fine-tuning´-transacties
ECB Maandbericht September 2013
okt. 2012
dec.
feb.
april 2013
juni
0 aug.
0,0
jan.
Bron: ECB.
feb.
maart april 2013
mei
juni
juli
0,0
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Overliquiditeit De overliquiditeit fluctueerde tussen een minimum van EUR 225,7 miljard (op 30 juni) en een maximum van EUR 328,0 miljard (op 13 mei). Zoals hierboven aangegeven, kwamen de fluctuaties met name voort uit veranderingen in de overheidsdeposito’s, een toename van de bankbiljetten in omloop en een daling van de uitstaande liquiditeit die wordt verschaft via openmarktoperaties. Doordat de rente op de depositofaciliteit 0% bedraagt en dus gelijk is aan de vergoeding op overreserves hebben tegenpartijen een vrij neutrale opstelling ten aanzien van de verdeling van hun overliquiditeit. Gedurende de drie aanhoudingsperiodes waarop dit bericht betrekking heeft, bleef dit patroon relatief stabiel. Ongeveer 33% van de overliquiditeit werd aangehouden binnen de depositofaciliteit en 67% werd aangehouden als overreserve (zie Grafiek B). Renteverloop Tijdens de verslagperiode is het tarief voor de marginale beleningsfaciliteit verlaagd van 1,50% naar 1,00% en de BHT-rente naar 0,50%. De rente die wordt vergoed op de depositofaciliteit bleef gehandhaafd op 0%. De aanpassingen werden van kracht per 8 mei 2013. Gegeven de ruime liquiditeitssituatie tijdens de verslagperiode bleef de EONIA in de buurt van het tarief dat geldt voor de depositofaciliteit, met gemiddeld 8,6 basispunten. Dit betekent een lichte stijging ten opzichte van het gemiddelde van 7,4 basispunten in de drie voorgaande aanhoudingsperiodes. In de aanhoudingsperiode die eindigde op 6 augustus 2013 bedroeg de EONIA, als gevolg van variaties in de liquiditeitsverhoudingen, gemiddeld 9,4 basispunten. De gemiddelde overliquiditeit tijdens die aanhoudingsperiode bevond zich op het laagste niveau sinds de afwikkeling van de eerste driejaars LHT. De tarieven voor de wekelijkse liquiditeitsverkrappende finetuningtransacties stegen, waarbij het gewogen gemiddelde toewijzingspercentage opliep naar 13 basispunten aan het einde van de verslagperiode, vergeleken met ongeveer 1 basispunt aan het begin van het jaar (zie Grafiek C). De verslagperiode werd opnieuw gekenmerkt door een hoog, maar dalend liquiditeitsoverschot. De daling in de zesde, zevende en achtste aanhoudingsperiode was toe te schrijven aan vrijwillige vervroegde aflossing van een deel van de liquiditeit die was verkregen via de twee driejaars LHT's en de afgenomen vraag naar herfinancieringstransacties. Tegelijkertijd waren binnen deze aanhoudingsperiodes autonome factoren verantwoordelijk voor de meeste fluctuaties binnen een gegeven aanhoudingsperiode. Als gevolg daarvan bedroeg de overliquiditeit in de zesde, zevende en achtste reserveaanhoudingsperiode van 2013 gemiddeld EUR 251,4 miljard, ten opzichte van EUR 327,3 miljard in de drie voorgaande aanhoudingsperiodes. Het dagelijks beroep op de depositofaciliteit bedroeg gemiddeld EUR 86,1 miljard, terwijl de in rekeningcourant aangehouden tegoeden voor zover die de reserveverplichtingen te boven gaan gemiddeld EUR 173,2 miljard bedroegen. Tot dusverre hebben tegenpartijen vrijwillig EUR 325,2 miljard afgelost van de EUR 1.018,7 miljard die in de twee driejaars LHT's werd verkregen. In Kader 5 worden de ontwikkelingen in de balansen van de centrale banken en hun financiële kracht gedurende de crisis beschreven, waarbij de nadruk ligt op het Eurosysteem.
ECB Maandbericht September 2013
45
Kader 5
BALANSVERLENGING CENTRALE BANKEN EN FINANCIËLE SOLIDITEIT IN TIJDEN VAN CRISIS: HET EUROSYSTEEM De buitengewone aard en omvang van de liquiditeitsondersteuning tegen de achtergrond van de internationale financiële crisis heeft geleid tot vragen over de gevolgen van de financiële risico's op de balans van de centrale banken. Is de perceptie dat een centrale bank buitensporige risico's neemt, dan kan dat van invloed zijn op haar geloofwaardigheid en beleving van het grote publiek of die centrale bank haar mandaat ook kan waarmaken. De balans van de centrale banken is onder invloed van de crisis aanzienlijk verlengd. De liquiditeitsverschaffing is namelijk sterk toegenomen terwijl de bemiddelende rol van de banken tegelijkertijd is gegroeid. Centrale banken fungeren als achtervang voor banken en financiële markten op momenten dat de interbancaire markten, en meer in het algemeen de financiële markten, slecht functioneren. Afhankelijk van het operationele kader van de betreffende centrale bank heeft de liquiditeitsverschaffing de vorm aangenomen van tijdelijke kredietverlening of rechtstreekse aan- of verkopen van activa. Centrale banken die rechtstreeks op de markt optreden, willen vooral het monetaire beleid verder versoepelen (als vervanging voor een verlaging van de beleidsrente zo dicht bij de ondergrens van nul). En van de centrale banken die zich hoofdzakelijk van krediettransacties bedienen, is het streven om het minder goed functionerende transmissiemechanisme van het monetaire beleid aan te pakken. Die uitbreiding van de bemiddelende rol via de balans van de centrale banken komt ofwel tot uitdrukking in een verandering in de samenstelling van de activa en passiva ofwel in een uitbreiding van de totale activa en passiva, of een combinatie daarvan. Dit is de afgelopen periode het geval geweest bij alle belangrijke centrale banken, waardoor ook de omvang en het soort risico waaraan ze blootgesteld staan, is veranderd. 1 Financiële risico´s en financiële soliditeit De uitvoering van monetair beleid is onlosmakelijk verbonden met financieel risico: een centrale bank zorgt immers voor geld, met daar tegenover activa of onderpand van particuliere marktdeelnemers. Afhankelijk van de omvang van de schokken en risico's voor het transmissiemechanisme van het monetaire beleid kunnen de centrale banken hun risicopositie in crisistijd verhogen zodat zij hun mandaat kunnen blijven uitvoeren. Wordt het risicoprofiel van het Eurosysteem in normale tijden vooral overheerst door risico's die samenhangen met de goud- en deviezenreserves, bij spanningen op de binnenlandse markten gaat de toenemende intermediatie in het Eurosysteem gepaard met een prominentere rol voor de risico’s van monetaire beleidstransacties. Zowel in normale tijden als in crisistijd moet een centrale bank natuurlijk financieel solide zijn en blijven. Dat houdt in dat deze altijd over voldoende financiële middelen moet beschikken om het monetaire beleid onafhankelijk uit te voeren en om onder alle omstandigheden de beleidsdoelstellingen waar te maken. Centrale banken realiseren over het algemeen inkomsten in de vorm van 'muntloon' dat met de tijd wordt opgebouwd (bijvoorbeeld uit de uitgifte 1 Zie bijvoorbeeld de analyse van Durré, A. en Pill, H., 'Central bank balance sheets as policy tools', BIS Papers, Vol. 66, 2012, pp. 193-213, evenals Cour-Thimann, P. en Winkler, B., 'The ECB’s non-standard monetary policy measures: the role of institutional factors and financial structure', Oxford Review of Economic Policy, Vol. 28, Nummer 4, 2012, pp. 765–803.
46
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
van bankbiljetten als niet-rentedragende verplichting) en in de vorm van rendement op de aangehouden activa. Bij de beoordeling van de financiële soliditeit van een centrale bank kijkt de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) in een recent rapport niet alleen naar de financiële middelen van die centrale bank, maar ook naar de eventueel aanwezige 'overdrachts- of verzekeringsafspraken en de institutionele inrichting die voor het behoud van de financiële middelen door de tijd heen zorgt'. 2 Met andere woorden, de geloofwaardigheid van de centrale bank staat of valt met de financiële soliditeit door de tijd heen en dus ook met het aanwezige institutionele raamwerk. In het geval van het Eurosysteem versterkt het institutionele kader de integriteit van de balans door middel van specifieke verdragsbepalingen. In artikel 130 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie wordt gesteld dat het Eurosysteem zijn bevoegdheden onafhankelijk uitoefent en zich onafhankelijk van zijn taken en plichten kwijt. Artikel 123 verbiedt daarnaast monetaire financiering. De bepalingen voorkomen dat staatsschulden in geld worden omgezet, bijvoorbeeld dat lidstaten een financiële bijdrage ontvangen die hoger ligt dan hun aandeel in de winst die in het betreffende boekjaar is gerealiseerd. Door prijsstabiliteit op de langere termijn te bevorderen, dragen deze bepalingen indirect bij aan de financiële gezondheid van de balans van het Eurosysteem. De onafhankelijke financiële soliditeit versterkt het vertrouwen dat de centrale bank te allen tijde haar mandaat kan waarmaken en tegelijkertijd eventuele politieke druk kan weerstaan. Dat verankert de verwachtingen van het grote publiek en financiële marktpartijen dat de centrale bank haar mandaat effectief kan waarmaken en dat de monetaire beleidsbeslissingen die de bank neemt niet onnodig worden beperkt door zorgen over financiële middelen. Ontwikkelingen in de balans van het Eurosysteem tijdens de crisis Bij alle grote centrale banken is de balans in de recente crisis per saldo gegroeid (zie Grafiek A). Nadat er in augustus 2007 spanningen op de geldmarkten waren opgetreden, heeft het Eurosysteem zijn bemiddelende rol in de financieringsmarkten voor banken uitgebreid. In eerste instantie gebeurde dat alleen maar op de korte termijn, in de vorm van omgekeerde repotransacties. Overliquiditeit werd vermeden door frequente liquiditeitsverkrappende fine-tuning-transacties. De groei van de balans van het Eurosysteem was tot september 2008 relatief beperkt maar werd veel groter na de teloorgang van Lehman Brothers. De Raad van Bestuur besloot per oktober 2008 volledig tegemoet te komen aan de liquiditeitsvraag van solvabele banken die tegenpartij zijn in herfinancieringsactiviteiten (via een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing). De overliquiditeit werd niet langer geabsorbeerd. Een programma voor de aankoop van gedekte obligaties ter ondersteuning van een belangrijk financieringskanaal in het eurogebied droeg eveneens bij aan de overliquiditeit die volgde op de nieuwe toewijzingsprocedures bij de herfinancieringsactiviteiten. De staatsschuldencrisis leidde nog weer later tot verdere versnippering van de financieringsmarkten voor banken, alsook tot aanzienlijke verdere problemen voor de transmissie van het monetaire beleid naar de reële economie. Het Eurosysteem heeft daarna zijn bemiddelende rol nog verder vergroot: aankopen in het kader van het programma voor de effectenmarkten (een tweede editie van het aankoopprogramma voor gedekte obligaties) en in het bijzonder 2 Volgens dat rapport kunnen die afspraken onder andere de vorm aannemen van begrotingsondersteuning of onafhankelijke financiële soliditeit. Zie Archer, D. en Moser-Boehm, P., 'Central bank finances', BIS Papers, nummer 71, april 2013.
ECB Maandbericht September 2013
47
Grafiek A Omvang van de vereenvoudigde balans
Grafiek B Belangrijkste liquiditeitsverruimende maatregelen van het Eurosysteem
(in procenten bbp)
(in procenten van de vereenvoudigde balansomvang)
Eurosysteem Bank of England Federal Reserve Bank of Japan
basisherfinancieringstransacties CBPP en SMP langerlopende herfinancieringstransacties
45
45
70
70
40
40
60
60
35
35
50
50
30
30
40
40
25
25
20
20
30
30
15
15
20
20
10
10
10
10
5
2007
2008
2009
2010
2011
2012
5 2013
Bron: De desbetreffende centrale banken. Toelichting: Berekeningen van de ECB. Zie voor de definitie van de vereenvoudigde balans het Kader “Simplified balance sheets: methodology” in het Monthly Bulletin van oktober 2009
0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
Bron: ECB. Toelichting: CBPP is het programma voor de aankoop van gedekte obligaties en SMP is het programma voor de effectenmarkten.
ook twee driejarige herfinancieringsactiviteiten voor de langere termijn (LTRO's) via een vaste-rente tenderprocedure met volledige toewijzing.3 Terwijl de balansverlenging bij de andere grote centrale banken vooral het gevolg is van activa-aankopen op grote schaal, weerspiegelt de balans van het Eurosysteem toch vooral de toename en looptijd van tijdelijke kredietactiviteiten onder de vaste-rente-tenderprocedure (Grafiek B). 4 Gezien het feit dat er per saldo geen tekort was aan beleenbaar onderpand gaat de liquiditeitsverschaffing door het Eurosysteem gelijk op met de totale liquiditeitsvraag van banken. De vaste-renteprocedure met volledige toewijzing heeft de facto geleid tot opbouw van liquiditeit die de totale liquiditeitsbehoefte van banken overschrijdt. Medio 2012 is de overliquiditeit en daarmee ook de omvang van de balans van het Eurosysteem weer gaan dalen. De krimp van de balans is te danken aan het groeiende vertrouwen onder marktpartijen, zeker na de aankondiging van de Raad van Bestuur over rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions of OMT's). Dat de nationale overheden voortgang boeken bij de aanpak van de binnenlandse onevenwichtigheden en de invoering van de noodzakelijke structurele en fiscale hervormingen draagt hier ook aan bij. De ingevoerde mogelijkheid om de driejaars langetermijnfinancieringstransacties per januari 3 Z ie voor een verwante analyse de kaders 'De balans van het Euroysteem in tijden van spanningen op de financiële markten', Maandbericht, ECB, september 2011, en 'Gevolgen van de op 8 december 2011 genomen niet-conventionele maatregelen', Jaarverslag, ECB, 2012. 4 Z ie bijvoorbeeld Mercier, P. en Papadia, F., 'The Concrete Euro: Implementing Monetary Policy in the Euro Area', Oxford: Oxford University Press, 2011, evenals Eser, F., M. Carmona Amaro, S. Iacobelli en M. Rubens, 'The use of the Eurosystem’s monetary policy instruments and operational framework since 2009', ECB Occasional Paper No 135, augustus 2012.
48
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
2013 vervroegd af te lossen heeft verder bijgedragen aan de afnemende omvang van de balans van het Eurosysteem. Nog afgezien van die vervroegde aflossingsmogelijkheid zal ook de eerdere balansverlenging van het Eurosysteem op natuurlijke wijze verdwijnen. De niet-standaardmaatregelen in het Eurosysteem zijn tijdelijk van aard en de verschafte liquiditeit in de herfinancieringstransacties vloeit bij het aflopen van de termijn van die activiteiten weer terug naar het Eurosysteem. Op dit moment is de omvang van de geconsolideerde balans van het Eurosysteem gedaald tot een niveau van circa 20% van het bbp van het eurogebied. Beheersing financieel risico: het Eurosysteem Het Eurosysteem verzekert zijn financiële bescherming door financiële buffers op te bouwen, prudente risicobeheer- en verslagleggingskaders in te voeren en de geïnvesteerde activa met beleid toe te wijzen. Kijken we in de praktijk naar één van de kerncomponenten van de risicopositie van het Eurosysteem, dan staan tegenover alle krediettransacties uit hoofde van het beleid van het Eurosysteem afdoende zekerheden. Op die kredietmogelijkheden kan alleen een beroep worden gedaan door financieel gezonde kredietinstellingen die onderworpen zijn aan toezicht in overeenstemming met de geharmoniseerde vereisten van de EU. Beleenbaar onderpand moet voldoen aan passende kredietnormen en is op zijn beurt weer onderworpen aan waarderingen en haircuts. De haircuts zijn afhankelijk van de markt-, krediet- en liquiditeistrisicokenmerken van de activa. Zij worden over het algemeen toegepast om balans van het Eurosysteem te beschermen en ervoor te zorgen dat het restrisico van een tegenpartij die in gebreke blijft vanuit het perspectief van het Eurosysteem gelijkelijk wordt verdeeld over de verschillende soorten onderpand. 5 Door deze risicobeheersingsmaatregelen is het risicoprofiel van de balans van het Eurosysteem goed in de hand gehouden. Dit ondanks de invoering van diverse niet-standaardmaatregelen sinds augustus 2007. Het Eurosysteem als geheel heeft met de tijd ook relatief grote financiële buffers opgebouwd, onder andere uit de stroom inkomsten uit de uitgifte van bankbiljetten ('muntloon'). Die buffers nemen voornamelijk de vorm aan van kapitaal en reserves (dat wil zeggen volgestort kapitaal, wettelijke reserves en overige reserves), herwaarderingsrekeningen (dat wil zeggen niet-gerealiseerde vermogenswinst op bepaalde activa zoals goud) en bepaalde voorzieningen. Ultimo 2012 bedroegen deze posten respectievelijk EUR 88 miljard, EUR 407 miljard en EUR 57 miljard. 6 Ondanks de aanzienlijke groei van de balans tijdens de financiële crisis is de financiële soliditeit van het Eurosysteem toch behouden. Dit versterkt de financiële onafhankelijkheid van het Eurosysteem als geheel (en die van de ECB). De perceptie van financiële soliditeit draagt verder bij aan de overtuiging bij het grote publiek dat het monetaire beleid, inclusief de implementatie van niet-standaardmaatregelen, onverminderd gericht is op prijsstabiliteit. 5 De gemiddelde haircut op de in onderpand gegeven activa is tijdens de crisis gestegen, terwijl ook de voorraad totaal beleenbaar onderpand is vergroot. Zie voor een verwante analyse het artikel met de titel 'The Eurosystem collateral framework throughout the crisis', ECB Monthly Bulletin, juli 2013. Zie persbericht ECB 'ECB further reviews its risk control framework allowing for a new treatment of asset-backed securities', 18 juli 2013. 6 Behalve de financiële buffers op de balans krijgen sommige centrale banken in het Eurosysteem financiële garanties van hun aandeelhouders.
ECB Maandbericht September 2013
49
2 . 4 OB L I G ATIEMAR K TEN Tussen eind mei en 4 september 2013 steeg het rendement op langlopende overheidsobligaties met een AAA-rating in het eurogebied over de hele linie met circa 40 basispunten tot 2,1%. De totale toename was te danken aan de ontwikkelingen in de Verenigde Staten evenals de positieve economische cijfers voor het eurogebied. In de Verenigde Staten steeg het rendement op langlopende overheidsobligaties met circa 80 basispunten naar 2,9% op 4 september, te midden van positieve economische cijfers die werden gepubliceerd en toegenomen verwachtingen dat een afbouw van de obligatieaankopen in het kader van het kwantitatieve versoepelingsprogramma van de Federal Reserve aanstaande is. In het eurogebied namen de meeste rendementsverschillen ten opzichte van Duitse overheidsobligaties licht af. De onzekerheid over de ontwikkelingen op de obligatiemarkt in het eurogebied, afgemeten aan de impliciete volatiliteit van opties, nam licht toe. Marktgerelateerde indicatoren van de inflatieverwachtingen op de lange termijn bleven volledig in overeenstemming met prijsstabiliteit. Tussen eind mei en 4 september steeg het rendement op langlopende overheidsobligaties met een AAA-rating in het eurogebied met circa 40 basispunten tot circa 2,1%. Tegelijkertijd steeg het rendement op langlopende overheidsobligaties in de Verenigde Staten met bijna 80 basispunten naar circa 2,9% (zie Grafiek 21). In Japan daalde het rendement op langlopende overheidsobligaties met zo’n tien basispunten naar circa 0,8% aan het einde van de verslagperiode. In juni wees een scherpe stijging van het rendement op langlopende overheidsobligaties in het eurogebied op een voortzetting van de opwaartse trend die aan het begin van mei inzette, toen de markten begonnen in te zien dat de Federal Reserve zijn obligatieaankopen in de nabije Grafiek 21 Rendement op langlopende toekomst wel eens zou kunnen gaan afbouoverheidsobligaties wen. In juli daalde het rendement op langlo(procenten per jaar; daggegevens) pende overheidsobligaties in het eurogebied eurogebied (links) naar aanleiding van het besluit van de Raad Verenigde Staten (links) van Bestuur van de ECB om een beleidsindiJapan (rechts) catie af te geven voor de basisrentetarieven. 2,2 3,0 De gepubliceerde economische cijfers bleven 2,0 2,8 gemengd, maar sommige cijfers waren beter 1,8 2,6 dan de marktdeelnemers hadden verwacht, 1,6 2,4 waaronder de resultaten van enquêtes naar het consumentenvertrouwen en Purchasing 1,4 2,2 Managers’ Indices (PMI's). Deze meevallers 1,2 2,0 leidden tegen het einde van juli tot een stij1,0 1,8 ging van het rendement. De daling van het 0,8 1,6 rendement op langlopende overheidsobligaties met een AAA-rating in het eurogebied in 0,6 1,4 juli was deels technisch en vloeide voort uit 0,4 1,2 sept. nov. jan. maart mei juli sept. het niet opnemen van Franse overheidsobliga2012 2013 ties in de berekening van de rendementscurve Bronnen: EuroMTS, ECB, Bloomberg en Thomson na de verlaging van de rating door Fitch (zie Reuters. Toelichting: De rendementen op langlopende overheids Paragraaf 2.4 in het Maandbericht van augusobligaties hebben betrekking op tienjaars obligaties of tus 2013). In augustus steeg het rendement obligaties met de meest vergelijkbare looptijd. Het rende ment op in het eurogebied uitgegeven obligaties is geba op langlopende overheidsobligaties in het seerd op gegevens van de ECB over obligaties met een AAArating. Dit betreft thans Duitse, Finse, Nederlandse eurogebied weer sterk. Met name een aantal en Oostenrijkse obligaties.
50
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
gepubliceerde gegevens, waaronder PMI’s en cijfers over de industriële productie en het bbp van het eurogebied in het tweede kwartaal, werd verrassend sterk geacht en droeg bij aan de stijging van het rendement. De stijging met bijna 80 basispunten die werd opgetekend voor het rendement op langlopende Amerikaanse overheidsobligaties was in overeenstemming met het gegeven dat de gepubliceerde cijfers door de bank genomen de verwachtingen overtroffen. In juni stelde de Federal Reserve bovendien zijn verwachtingen voor de werkloosheid naar beneden bij en kondigde men aan dat het gepast zou zijn het tempo van de aankopen onder het kwantitatieve versoepelingsprogramma later dit jaar te matigen, als de economie min of meer als verwacht opleeft. Dat zette een sterke stijging van het rendement in gang. De opwaartse trend in het rendement werd slechts tijdelijk onderbroken, nadat voorzitter Bernanke van de Federal Reserve had verklaard dat de steunaankopen afhankelijk zijn van economische en financiële ontwikkelingen, en dus geenszins op voorhand vaststaan. Vanaf eind juli en gedurende de maand augustus steeg het rendement echter weer tegen de achtergrond van over de hele linie positieve economische geluiden en een opleving van de verwachting dat afbouw van de obligatieaankopen door de Federal Reserve op handen was. In Japan daalde het rendement op tienjaars overheidsobligaties met zo'n 10 basispunten naar circa 0,8% aan het einde van de verslagperiode. De ontwikkelingen op de obligatiemarkt wezen op een geleidelijke terugkeer naar het rendements- en het volatiliteitsniveau die het land kenmerkten voordat de Japanse centrale bank eerder dit jaar substantiële wijzigingen aanbracht Grafiek 22 Impliciete volatiliteit in de markt voor overheidsobligaties in haar monetair beleid. In de verslagperiode waren de ontwikkelingen voor de meest problematische segmenten van de markt voor overheidsobligaties in het eurogebied positief, want het ecart ten opzichte van het rendement op Duitse overheidsobligaties nam af. Bij toegenomen volatiliteit op de financiële markten nam het ecart in juni toe. Gedurende juli en de eerste helft van augustus krompen de meeste ecarts aanzienlijk. De ontwikkelingen in deze periode werden gedragen door de publicatie van enkele gegevens, waaronder PMI’s, waaruit bleek dat de economische bedrijvigheid stabiliseert in landen die recentelijk de diepste economische recessie hebben doorgemaakt. Belangrijk was dat binnenlandse onzekerheden in een paar eurolanden beperkte uitstralingseffecten hadden op het bredere marktsentiment. De afname van de rendementsverschillen vond plaats tegen de achtergrond van lage bedrijvigheid in de markt en het uitblijven van obligatie-emissies in de primaire markt, wat was toe te schrijven aan de zomerperiode.
(procenten; daggegevens) eurogebied Verenigde Staten Japan
9
9
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 sept.
nov. 2012
jan.
maart
mei 2013
juli
0 sept.
Bron: Bloomberg. Toelichting: De impliciete volatiliteit op de obligatiemarkten is een maatstaf voor de onzekerheid op de korte termijn (maximaal drie maanden) voor de koersen van Duitse en Amerikaanse tienjaars overheidsobligaties. Deze is gebaseerd op de marktwaarde van overeenkomstige verhandelde optiecontracten. Bloomberg hanteert voor zowel puts als calls de impliciete volatiliteit van de uitoefenprijs die het dichtst bij de ‘at-the-money’-prijs ligt, daarbij gebruikmakend van futures die de eerstvolgende maand aflopen.
ECB Maandbericht September 2013
51
In de verslagperiode had de onzekerheid onder beleggers over de ontwikkelingen op de markt voor kortlopende obligaties, afgemeten aan de in opties besloten volatiliteit, tot eind juni eerst de neiging toe te nemen in zowel het eurogebied als de Verenigde Staten, in de nasleep van de aankondiging van de Federal Reserve dat het mogelijk gepast zou zijn om het tempo van zijn obligatieaankopen later dit jaar te matigen (zie Grafiek 22). Daarna nam deze volatiliteit in beide regio’s af, alvorens in de tweede helft van augustus weer toe te nemen, met name in de Verenigde Staten, na hernieuwde speculatie over een aanstaande afbouw van obligatieaankopen door de Federal Reserve. In totaal nam de volatiliteit in het eurogebied licht en de in Verenigde Staten sterker toe. In Japan nam de in opties besloten volatiliteit op de obligatiemarkt daarentegen gedurende het grootste deel van de verslagperiode af, alvorens tegen het einde van de verslagperiode toe te nemen. Dit is in overeenstemming met de hogere volatiliteit op veel opkomende Aziatische financiële markten, die verband houdt met zorgen van de marktdeelnemers over beëindiging van onconventioneel monetair beleid, met name in de Verenigde Staten. Het nominale rendement op sommige langlopende overheidsobligaties uit het eurogebied kan worden uitgesplitst in reële rendementen en inflatieverwachtingen. In dat opzicht stegen de reële rendementen op vijf- en tienjaars geïndexeerde overheidsobligaties van het eurogebied in de verslagperiode met respectievelijk circa 50 en 60 basispunten, tegen de achtergrond van over de hele linie positieve economische cijfers. Daardoor werden de tienjaars reële rendementen voor het eerst sinds de zomer van 2012 positief en sloten zij de verslagperiode af op circa 0,5%, terwijl de vijfjaars reële rendementen negatief bleven op circa -0,2% (zie Grafiek 23). Bijgevolg steeg de impliciete toekomstige reële rente in het eurogebied voor langere looptijden (vijfjaars Grafiek 23 Rendement op geïndexeerde nulcouponobligaties in het eurogebied
Grafiek 24 Nulcoupon-‘break-even’inflatie en rente op inflatieswaps in het eurogebied
(procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
(procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
vijfjaars voor de toekomstige inflatie geïndexeerd obligatierendement vijf jaar vooruit vijfjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement tienjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement 2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
-0,5
-1,0
-1,0
-1,5 sept.
nov. 2012
jan.
maart
mei 2013
juli
-1,5 sept.
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: De reële percentages worden berekend als een met het bbp gewogen gemiddelde van de afzonderlijke reële percentages voor Frankrijk en Duitsland.
52
ECB Maandbericht September 2013
vijfjaars toekomstige ‘break-even’-inflatie vijf jaar vooruit vijfjaars toekomstige rente op inflatieswaps vijf jaar vooruit 2,8
2,8
2,6
2,6
2,4
2,4
2,2
2,2
2,0 sept.
nov. 2012
jan.
maart
mei 2013
juli
2,0 sept.
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: De ‘break-even’-inflatie wordt berekend als een met het bbp gewogen gemiddelde van de afzonderlijk geraamde ‘break-even’-inflatie voor Frankrijk en Duitsland.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
inflatie vijf jaar vooruit) met 60 basispunten tot circa 1,2% op 4 september.
Grafiek 25 Impliciete termijndaggeldrente in het eurogebied (procenten per jaar; daggegevens)
Zowel de vijfjaars als de tienjaars marktindicatoren voor de inflatieverwachtingen in 4 september 2013 31 mei 2013 het eurogebied op lange termijn daalde door 4,0 4,0 het verschil in rendement op nominale en geïndexeerde obligaties geïmpliceerde 'break3,5 3,5 even'-inflatie naar respectievelijk circa 1,3% 3,0 3,0 en 1,9% op 4 september. Dit was het nettoresultaat van een iets sterkere stijging van de 2,5 2,5 reële rendementen dan van de nominale ren2,0 2,0 dementen. De vijfjaars toekomstige ‘breakeven’-inflatie vijf jaar vooruit nam bijgevolg 1,5 1,5 licht af tot circa 2,4% aan het einde van de 1,0 1,0 verslagperiode (zie Grafiek 24). In het eerste 0,5 0,5 deel van de periode vertoonde deze scherpe, maar kortstondige schommelingen als gevolg 0,0 0,0 van technische factoren die voortkwamen -0,5 -0,5 uit de hoge volatiliteit op de obligatiemarkt. 2013 2015 2017 2019 2021 2023 Daarna stabiliseerde deze als gevolg van een Bronnen: ECB, EuroMTS (onderliggende gegevens) en normalisatie van de marktomstandigheden en Fitch Ratings (ratings). sloot deze de periode af met over het geheel Toelichting: De impliciete termijnrendementscurve, die is af geleid van de in de markt waargenomen rentetermijn genomen slechts beperkte wijzigingen. De structuur, geeft de marktverwachtingen weer ten aanzien van de toekomstige niveaus van de korte rente. De voor vijfjaars inflatieswaprente vijf jaar vooruit het berekenen van deze impliciete termijnrendements was gedurende de hele periode stabieler en curven gebruikte methode is beschreven in het onderdeel ‘Euro area yield curve’ op de website van de ECB. De voor bedroeg iets minder dan circa 2,2% aan het de raming gebruikte gegevens bestaan uit rendemen ten op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met einde van de periode. Ook dat ondersteunt AAArating. de visie dat zich in de verslagperiode geen wijzigingen van betekenis hebben voorgedaan in de inflatieverwachtingen op lange termijn. Rekening houdend met niet alleen marktvolatiliteit maar ook inflatierisicopremies duiden marktgerelateerde indicatoren per saldo erop dat de inflatieverwachtingen op lange termijn volledig in overeenstemming blijven met prijsstabiliteit. Het rendement op langlopende overheidsobligaties in het eurogebied kan ook worden uitgesplitst naar verwachtingen ten aanzien van de toekomstige korte rente, dat wil zeggen de daggeldrente, en de risicopremies (zie Grafiek 15). Daarbij is in de verslagperiode de kortetermijnrendementscurve opwaarts verschoven voor alle looptijden. Maar het was vooral de lange rente die steeg en dat leidde tot het steiler worden van de rendementscurve. Zoals eerder vermeld, waren deze ontwikkelingen hoofdzakelijk de weerslag van opwaartse bijstellingen van de vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid. Door het niet meenemen van Franse overheidsobligaties in de raming van de rendementscurve schoof de curve iets omlaag. Tussen eind mei en 4 september zijn de rendementsecarts op kredietwaardige bedrijfsobligaties uitgegeven door niet-financiële vennootschappen in het eurogebied (ten opzichte van de Merrill Lynch EMU AAA-rated government bond index) licht gestegen voor alle ratingcategorieën. Relatief gezien, stegen de rendementsecarts op obligaties met een BBB-rating uitgegeven door niet-financiële vennootschappen het meest. Voor financiële emittenten stegen de rendementsecarts relatief scherp in het eerste deel van de periode, in lijn met een uitgesproken daling van de ECB Maandbericht September 2013
53
aandelenkoersen van financiële vennootschappen (zie Paragraaf 2.5), maar na een afname van de rendementsecarts die in het tweede deel plaatsvond, waren zij aan het einde van de periode over het algemeen ongewijzigd. In Kader 6 worden de belangrijkste ontwikkelingen besproken die zich voordeden in de Europese markt voor effecten op onderpand van activa.
Kader 6
REACTIVERING VAN DE EUROPESE ABS-MARKT: KNELPUNTEN EN MOGELIJKE OPLOSSINGEN De Europese markt voor effecten op onderpand van activa (asset-backed securities, ABS's) bevindt zich op een belangrijke tweesprong. In dit Kader worden de voornaamste uitdagingen toegelicht waarvoor de markt op dit moment staat, worden mogelijke oplossingen aangedragen en worden de vorderingen tot op heden besproken. ABS's hebben een belangrijke rol gespeeld in het ontstaan van de mondiale financiële crisis, die werd ontketend door de woninghypotheekmarkt in de VS. Toch wordt algemeen erkend dat goed gereguleerde, transparante securitisatieproducten van hoge kwaliteit een belangrijke rol kunnen spelen op de kapitaalmarkten. Deze producten kunnen voldoen aan de vraag onder beleggers naar gedekte, liquide schuldinstrumenten met een hoge rating en kunnen looptijdconforme funding voor bancaire activa verschaffen. Bovendien kan het gestructureerde karakter van ABS's een gevarieerd koperspubliek aan marktdeelnemers trekken en zo helpen om risico's te spreiden over het financiële stelsel – mits deze risico's voldoende inzichtelijk zijn. Dit laatste bevordert op zijn beurt de schokbestendigheid van de markt. Meer in het algemeen kunnen ABS's het financieringsklimaat voor de reële economie helpen verbeteren, ook voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Ook vanuit centrale-bankperspectief zou een efficiënte, liquide ABS-markt gunstig zijn: door hun vermogen om moeilijk te verhandelen activa liquide te maken, vormt de ABS een belangrijke categorie beleenbare activa. Tijdens een crisis kan het van cruciaal belang zijn dat op die manier voldoende liquiditeit wordt verschaft aan wederpartijen zonder gevaar voor de balans van de centrale bank. Grafiek A illustreert de plotseling toegenomen mobilisatie van ABS's door wederpartijen van het Eurosysteem (vooral de originator-banken zelf) tijdens de mondiale financiële crisis van 2007–2008 en de Europese schuldencrisis. Niettemin staat de Europese ABS-markt voor tal van uitdagingen die haar levensvatbaarheid op de lange termijn kunnen bedreigen, met name regelgeving, een slinkende populatie beleggers en een ongunstig uitgifteklimaat te midden van moeilijke economische omstandigheden. Deze aspecten worden hieronder stuk voor stuk besproken. Regelgeving en optreden van de centrale bank De ABS-markt ondervindt op dit moment gevolgen van talrijke initiatieven van zowel regulerende als beleidsvormende instanties, zoals kapitaal- en liquiditeitseisen en vereisten op het gebied van governance, eigen onderzoek en vreemd vermogen, waarmee alle categorieën van beleggers in securitisatieproducten (banken, verzekeraars, pensioenfondsen en vermogensbeheerders) te maken krijgen. Met deze maatregelen wil men tekortkomingen tegengaan die aan het licht treden sinds 2007–2008, met name tekortschietend beleggingsonderzoek bij beleg-
54
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek A Onderpand beleend bij het Eurosysteem na waardering en haircuts (EUR miljard) niet-verhandelbare activa overige verhandelbare activa effecten op onderpand van activa bedrijfsobligaties gedekte bankobligaties ongedekte bankobligaties effecten van de regionale overheid effecten van de centrale overheid
3.000
gers, die veelal weinig besef hebben van de risico's die aan dergelijke producten kleven. Het moge duidelijk zijn dat het inrichten van effectieve regelgeving op mondiaal en EU-niveau, die tevens rekening houdt met regionale verschillen en een scala aan ABSproducten, die daarnaast zorgt voor risicogevoeligheid en die complexiteit vermijdt, een lastige opgave is.
3.000
De huidige voorstellen inzake kapitaalbeslag voor securitisaties hebben wellicht de 2.500 2.500 beste papieren als middel om de markt te beïnvloeden. Zo wil het Basels Comité 2.000 2.000 voor Bankentoezicht het vermogensraamwerk voor banken prudenter en risicogevoe1.500 1.500 liger maken, de afhankelijkheid van externe kredietbeoordelingen verkleinen en sprong1.000 1.000 effecten 1 verminderen. De eind 2012 ter consultatie aangeboden voorstellen zouden 500 500 leiden tot een beduidende stijging van de kapitaalvereisten, vooral voor de 'senior' 0 0 2005 2007 2009 2011 2013 ABS-tranches met de hoogste kredietbeoordeling. Voor verzekeraars en herverzeBron: ECB. Toelichting: Niet-verhandelbare activa bestaan uit keraars voorziet de Solvency II-richtlijn in kredietvorderingen, en termijndeposito´s en contante stortingen. De gegevens voor 2013 hebben betrekking op een nieuw Europees toezichtsraamwerk dat de periode januari-juni 2013. naar de huidige verwachting begin 2016 van kracht wordt. Volgens het nieuwe raamwerk houden de kapitaalvereisten voor ABS's, ongeacht het type, rekening met de kredietbeoordeling, de looptijd en een overeenkomstige spread-karakteristiek, geijkt aan een schok met een waarschijnlijkheid van eens in de 200 jaar. Tot slot verkennen voorstellen tot wijziging van de IORP-richtlijn (IORP = instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening) nog de mogelijkheid om voor pensioeninstellingen gelijksoortige kapitaalvereisten in te stellen als voor verzekeraars. In mei 2013 zijn deze voorstellen echter opgeschort in afwachting van nader onderzoek. Er is enige bezorgdheid dat de voorgestelde kapitaaleisen niet voldoende rekening houden met de kwaliteit en het historische rendement van individuele producten. Uit onderzoek naar het wereldwijde rendement van ABS's – sedert medio jaren 1990 en opnieuw sinds het oplopen van de financiële spanningen in 2007 – komt namelijk naar voren dat Europese ABS's veel minder last hebben van wanbetaling (vooral tranches op 'senior'-niveau) en veel beter renderen dan soortgelijke ABS-categorieën in andere jurisdicties. 2 Ook zijn er belangrijke 1 Gedefinieerd als sprongsgewijze verschillen in kapitaalvereisten bij graduele bewegingen langs de tranchestructuur van een gesecuritiseerde uitzetting. 2 Z o blijkt uit onderzoek door Standard & Poor's van cumulatieve mutaties in kredietbeoordelingen en wanbetaling bij Europese gestructureerde financiële activa tussen juli 2007 en juli 2012 een cumulatief wanbetalingscijfer van 1,1% sinds 2007 op een oorspronkelijk uitstaand bedrag van EUR 1.884 miljard, tegenover 14,8% wanbetaling in de Verenigde Staten. Fitch kwam eerder tot een vergelijkbaar resultaat, namelijk 1,9% verlies op USD 5,2 biljoen aan gesecuritiseerde obligaties waarvoor Fitch in juli 2007 een beoordeling had afgegeven. Zie Standard & Poor’s ‘Five Years On – The European Structured Finance Cumulative Default Rate is only 1.1 per cent’, augustus 2012; Fitch Ratings ‘The Credit Crisis Four Years On…Structured Finance Research Compendium’, juni 2012; ‘EMEA Structured Finance Losses’, augustus 2011; en rapportages van Moody's Investor Service inzake rendementen tussen 1993 en 2011.
ECB Maandbericht September 2013
55
verschillen tussen jurisdicties wat betreft de juridische en institutionele behandeling van ABS's. Daarnaast is het ook belangrijk te zorgen dat de voorgestelde kapitaaleisen leiden tot een gelijk speelveld ten opzichte van alternatieve beleggingswaarden met vergelijkbare potentiële risico's (zoals omvangrijke kredietportefeuilles, bedrijfsobligaties of gedekte obligaties). Kapitaaleisen moeten natuurlijk voldoende hoog gesteld worden om te zorgen dat banken en andere gereguleerde beleggers voldoende middelen reserveren om zich in te dekken tegen onvoorziene gebeurtenissen. Toch dient ook rekening gehouden te worden met de specifieke eigenschappen van Europese ABS's. Zo niet, dan kunnen de kapitaalvereisten vertekenend gaan werken op het van risico-opslag geschoonde vermogensrendement. Als dat gebeurt, zullen banken, verzekeraars en pensioenfondsen – belangrijke beleggers in Europese ABS's – hogere rendementen gaan eisen, wat kan betekenen dat de uitgifte voor de originator niet langer verantwoord is. Omgekeerd kunnen beleggers ook besluiten de markt de rug toe te keren wegens onvoldoende risico-opslagvrij rendement. In dat geval is het de vraag of er voldoende beleggers zullen overblijven om het gat te vullen. Overige belemmeringen: onzekerheid onder beleggers en het lastige economische klimaat Na een periode van gestage en snelle groei vanaf de late jaren 1990 kelderde de uitgifte van ABS-effecten in 2007 te midden van oplopende financiële spanningen (zie Grafiek B). Hoewel de uitgifte zich vanaf 2010 enigszins heeft hersteld, zijn de sindsdien weer afnemende volumes tekenend voor de zwakte van de markt. Grafiek C illustreert nog eens de grote verschillen per jurisdictie in de spreads op gelijksoortige producten. Op de Europese ABS-markten staat onzekerheid onder beleggers marktherstel in de weg. Door deze onzekerheid, die op een Grafiek B Europese ABS: geplaatste aantal fronten bestaat, is de vraag naar uitgifte sinds 1988 ABS-effecten, behalve die in de hoogst geklasseerde tranches, onderdrukt en zijn de (EUR miljard; tot en met 23 augustus 2013) spreads op de secundaire markten vergroot. 200 200 Op macro-economisch vlak zitten ABS's, als gevolg van gebrek aan vertrouwen in offici180 180 ële gegevens (zoals het percentage wanbeta160 160 ling op leningen in bepaalde zwakke econo140 140 mieën) en onzekerheid over de ontwikkeling 120 120 van grootheden zoals onroerendgoedprijzen en werkloosheid, in de gehele EU op het 100 100 strafbankje, vooral die uit economieën die 80 80 sterk te lijden hebben van de schuldencrisis. Dan is er nog het tanende vertrouwen in de kwaliteit van de onderliggende activa, waardoor de informatiekosten voor de potentiële belegger verder oplopen. Tegen dit laatste wordt nu iets ondernomen door het zogeheten loan level data initiative van de ECB, waar-
56
ECB Maandbericht September 2013
60
60
40
40
20
20
0
1990
1995
2000
2005
2010
0
Bronnen: DB Research, JPMorgan en berekeningen van de ECB.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
bij eisen zijn geformuleerd ten aanzien van transparantie en standaardisering waaraan individuele uitgiften moeten voldoen willen ze beleenbaar zijn als onderpand bij het Eurosysteem. 3 Natuurlijk zal het nog enige tijd duren voordat een bruikbare tijdreeks is opgebouwd waarop beoordelingsmodellen voor individuele kredieten kunnen worden gebaseerd. Toch erkent het Eurosysteem nu al dat het stellen van vereisten op het niveau van individuele kredieten (loan level requirements) verlagend heeft gewerkt op sommige van de risico's die kleven aan het accepteren van ABS-effecten als onderpand. Dit blijkt wel uit het feit dat voor ABS's die aan deze standaarden voldoen de haircut in juli 2013 is verlaagd van 16% tot 10%, en de minimale kredietbeoordeling van tweemaal 'Triple A' naar tweemaal 'Single A'. 4
Grafiek C Vijfjaars AAA RMBS-ecarts (EUR miljard; tot en met 23 augustus 2013) Italië Verenigd Koninkrijk (prime) Spanje Ierland Nederland Portugal
1.200
1.200
1.000
1.000
800
800
600
600
400
400
200
200
0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
0
Intussen ondervindt de ABS-markt, behalve Bron: JPMorgan. de druk van een geringe vraag naar krediet Toelichting: De RMBS-reeks voor Italië kent een looptijd van 6-7 jaar, die van Spanje een looptijd van 5-6 jaar. en strenge acceptatiecriteria, ook de druk van het moeilijke economische klimaat en staat de uitgifte van ABS-effecten in 2013 nog steeds op een matig peil. Daarbij komt dat de spreads sinds 2007–2008 ook beduidend zijn toegenomen, vooral in de zwakke economieën (Grafiek C). Hoewel de spreads de laatste maanden zijn gedaald, blijven veel potentiële ABS-transacties onrendabel, doordat de originator om de rendementen voor beleggers verderop in de ABS-keten op te brengen onrealistisch hoge rentetarieven zou moeten vergen van potentiële kredietnemers. Daarbij komt dat bij veel van de geslaagde uitgiftes de emittent tot beduidende compromissen is gedwongen, zoals het verstrekken van hogere kredietverbetering voor eenzelfde type securitisatie. 5 Het moeizame uitgifteklimaat is wellicht van invloed geweest op de verstrekking van nieuwe kredieten, vooral aan het MKB in bepaalde zwakke economieën, een kwestie die recent is belicht in het Groenboek van de Europese Commissie over de langetermijnfinanciering van de Europese economie. In deze context hebben diverse EU-instanties onderzoek verricht naar beleidsinitiatieven om de kredietverstrekking aan het MKB te stimuleren door reactivering van de markt voor ABS's op basis van zulke kredieten. Deze instanties zouden hun specifieke expertise kunnen aanwenden (bijvoorbeeld door het verstrekken van garanties bij ABS-transacties of door het 3 Het loan level data initiative wordt momenteel uitgewerkt voor de activatypen RMBS, MKB, ABS, CMBS, consumptieve financiering, leasecontracten en Auto ABS. De vereisten op leningniveau hebben betrekking op de activa waarop een ABS is gebaseerd en vormen een lijst met specifieke gegevens omtrent de debiteuren en de kredietvoorwaarden, die beleggers vervolgens zelf verder kunnen analyseren. 4 'Triple A' betekent een duurzame beoordeling met 'AAA' door Fitch, Standard & Poor's of DBRS, of met 'Aaa' door Moody's. 'Single A' betekent een duurzame beoordeling met minimaal 'A-' door Fitch of Standard & Poor's, 'A3' door Moody's of 'AL' door DBRS. 5 Eind juli 2013 vergde de uitgifte van een Italiaanse ABS van EUR 1,6 miljard op basis van MKB-krediet een kredietverbetering van 38% (en desondanks een couponrente van driemaands Euribor plus 240 basispunten op de 'senior' tranche). Hoewel de omvang van de kredietverbetering mede zal afhangen van uitgiftekarakteristieken blijkt uit deze hoge cijfers niettemin de behoefte bij beleggers aan zeer krachtige extra zekerheden wilde deze ABS verhandelbaar zijn.
ECB Maandbericht September 2013
57
wegzetten van overheidsgeld voor specifieke doeleinden) en zo een katalysatorrol kunnen vervullen. Zulke initiatieven kunnen van nut zijn om spreads in sommige jurisdicties te verkleinen, om nieuwe uitgiften en het verkorten van bankbalansen door overheveling van risico's te faciliteren, en om de kredietverstrekking aan bedrijven en huishoudens te stimuleren waar deze ernstig hapert. Voorts is het belangrijk dat verder wordt gewerkt aan het ontwikkelen van eenvoudige, gestandaardiseerde ABS-producten, die profijtelijk zijn voor beleggers en waarmee ook toezichthouders kunnen leven vanuit prudentieel oogpunt. Echter, al deze initiatieven bijeen bieden nog geen wondermiddel voor herstel van de kredietgroei en het reactiveren van de ABS-markt, en het welslagen ervan zal tevens afhangen van bredere economische ontwikkelingen en de terugkeer naar een gezonde bancaire sector. Conclusie De Europese ABS-markt kan in potentie een duurzame en belangrijke rol spelen voor de funding van banken en de financiering van de reële economie. Niettemin heeft de turbulentie van de afgelopen jaren geleid tot initiatieven op het gebied van regelgeving die van cruciaal belang zullen zijn voor de levensvatbaarheid van de markt. Hierbij is weloverwogen besluitvorming geboden opdat voldoende rekening wordt gehouden met belangrijke verschillen tussen jurisdicties onderling en ten opzichte van andere activa. Onzekerheid bij beleggers en de moeizame economische omstandigheden in veel landen vormen bijkomende uitdagingen. In deze context zijn initiatieven ter verbetering van transparantie en standaardisering, met het doel beleggers beter in staat te stellen risico's te beoordelen en in het verlengde daarvan de reële economie te ondersteunen, van cruciaal belang voor het aantrekken van marktdeelnemers en het reactiveren van de Europese ABS-markt.
2 . 5 AANDE L ENMAR K TEN Tussen eind mei en 4 september 2013 stegen de aandelenkoersen in het eurogebied en in de Verenigde Staten met circa 1%. Aan beide zijden van de Atlantische Oceaan werden de aandelenmarkten ondersteund door positieve economische cijfers. De verwachting van een minder accommoderend monetair beleid, met name in de Verenigde Staten, deed hieraan echter afbreuk. In juni daalden in beide regio’s de aandelenkoersen als gevolg van onzekerheid op de financiële markten die verband hield met de verwachting dat de obligatieaankopen door de Federal Reserve onmiddellijk zouden worden afgebouwd. Tegen de achtergrond van de door de Raad van Bestuur van de ECB afgegeven beleidsindicatie en enige opheldering door de Federal Reserve stegen in juli de aandelenkoersen in beide regio’s. Vanwege positieve economische cijfers bleven de aandelenkoersen in het eurogebied gedurende het grootste deel van augustus stijgen. De onzekerheid op de aandelenmarkten in het eurogebied, zoals afgemeten aan de impliciete volatiliteit, nam gedurende de verslagperiode licht toe Tussen eind mei en 4 september steeg de samengestelde aandelenkoersindex in het eurogebied met circa 1%, terwijl de vergelijkbare Amerikaanse index ook met 1% aantrok (zie Grafiek 26). In het eurogebied zijn de aandelenkoersen van financiële en niet-financiële fondsen met 1% gestegen. In de Verenigde Staten presteerden de niet-financiële fondsen (2%) beter dan de aandelenkoersen van de financiële fondsen (-1%). In Japan steeg de brede aandelenkoersindex in de drie maanden tot begin september met circa 2%. De aandelenkoersen in het eurogebied daalden sterk gedurende het grootste deel van juni. Dit was hoofdzakelijk te wijten aan de aankondiging door de Federal Reserve van het voornemen
58
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
om het tempo van de steunaankopen van obligaties onder het kwantitatieve versoepelingsprogramma later dit jaar te matigen indien economie opleeft zoals verwacht. Vanaf eind juni begonnen de aandelenkoersen in het eurogebied echter te stijgen, toen de Raad van Bestuur van de ECB een beleidsindicatie had afgegeven voor de basisrentetarieven van de ECB en de Federal Reserve had laten weten dat de steunaankopen geenszins op voorhand vaststaan. Medio augustus had de samengestelde aandelenindex van het eurogebied het hoogste niveau sinds 2011 bereikt te midden van positieve economische cijfers, zoals een hoger dan verwachte groei van het bbp in het tweede kwartaal van het jaar en meevallende PMI-cijfers. Tegen het einde van de periode drukten geopolitieke spanningen in verband met de situatie in Syrië de risicobereidheid en daalden de aandelenkoersen. In de Verenigde Staten volgden de aandelenkoersen ongeveer hetzelfde patroon, maar waren de schommelingen minder uitgesproken. Begin augustus bereikte de samengestelde index het hoogste niveau ooit. Later in augustus daalden de aandelenkoersen in de Verenigde Staten echter iets tegen de achtergrond van positieve economische cijfers over de hele linie – die de verwachting dat afbouw van de obligatieaankopen door de Federal Reserve aanstaande was weer deden toenemen – en geopolitieke spanningen. In Japan stegen de aandelenkoersen in deze periode bij een hoge volatiliteit met 2%. Deze stijging kwam bovenop een aanzienlijk beter koersverloop dit jaar vergeleken met markten in Europa en de Verenigde Staten; de koersen stegen met 35%, deels als gevolg van de substantiële wijzigingen in het begrotingsbeleid en het monetaire beleid Grafiek 27 Impliciete volatiliteit van de aandelenmarkt
Grafiek 26 Aandelenindices
(procenten per jaar; vijfdaags voortschrijdend gemiddelde van daggegevens)
(index: 1 september 2012 = 100; daggegevens) eurogebied Verenigde Staten Japan (rechts) 125
200
120
180
115
eurogebied Verenigde Staten Japan 45
45
40
40
160
35
35
110
140
30
30
105
120
25
25
100
100
20
20
95
80
15
15
10
10
90 sept.
nov. 2012
jan.
maart
mei 2013
juli
60 sept.
Bronnen: Thomson Reuters. Toelichting: Ruime Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied, Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten en Nikkei 225-index voor Japan.
5 sept.
nov. 2012
jan.
maart
mei 2013
juli
5 sep.
Bron: Bloomberg. Toelichting: De impliciete volatiliteiten geven de verwachte standaarddeviatie weer van de procentuele mutaties van de beurskoersen gedurende een periode van maximaal drie maanden, zoals impliciet begrepen in de koersen van opties op aandelenindices. De koersindices waarop de impliciete volatiliteiten betrekking hebben zijn de Dow Jones EURO STOXX 50-index voor het eurogebied, de Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten en de Nikkei 225-index voor Japan.
ECB Maandbericht September 2013
59
van de Japanse centrale bank. In de meeste opkomende markten vertoonden de aandelenindices grote dalingen als gevolg van de zorgen van de marktdeelnemers over de mogelijke gevolgen voor opkomende economieën van de beëindiging van het onconventionele monetaire beleid, met name in de Verenigde Staten. De onzekerheid op de aandelenmarkten in het eurogebied, zoals afgemeten aan de impliciete volatiliteit, nam gedurende de verslagperiode toe (van 18% eind mei tot 20%). In de Verenigde Staten bleef de onzekerheid op de aandelenmarkten min of meer constant op 14% (zie Grafiek 27). In juni nam de onzekerheid in beide valutagebieden toe in reactie op de eerder genoemde speculatie dat de Federal Reserve de steunaankopen wel eens zou kunnen gaan afbouwen. Daarna nam de onzekerheid echter af, vooral in het eurogebied, nadat de Raad van Bestuur van de ECB een beleidsindicatie had afgegeven en de Federal Reserve had laten weten dat de steunaankopen geenszins op voorhand vaststaan. Ondanks stijgingen in beide economische regio’s tegen het einde van de verslagperiode ligt de impliciete volatiliteit op de aandelenmarkten onder het gemiddelde van 2012. Deze ligt eveneens aanzienlijk onder het gemiddelde van de voorgaande drie jaar. De impliciete volatiliteit in Japan nam sterk af, maar blijft historisch gezien hoog. De meeste sectorale subindices van de aandelenmarkt in het eurogebied gaven in de verslagperiode een stijging te zien, met de opvallende uitzondering van de gezondheidszorg en de nutssector. De stijgingen waren het sterkst in de sectoren technologie en telecommunicatie, waar de aandelenkoersen met respectievelijk circa 6% en 5% stegen. De koersen van financiële aandelen in het eurogebied daalden sterk in juni (met 9%) als gevolg van dalende prijzen van fiGrafiek 28 Verwachte ontwikkeling van nanciële activa, maar zij maakten het verloren de bedrijfswinst per aandeel in het terrein goed en sloten de verslagperiode licht eurogebied en de Verenigde Staten hoger af dan eind mei. In de Verenigde Staten (procenten per jaar; maandgegevens) kwamen de wijzigingen in de sectorale subineurogebied, korte termijn 1) dices met name op het conto van de gezondVerenigde Staten, korte termijn 1) eurogebied, lange termijn 2) heidssector, die met circa 4% toenam. 2) Verenigde Staten, lange termijn
Wat betreft de financiële en niet-financiële vennootschappen in het eurogebied die in de Dow Jones EURO STOXX-index zijn opgenomen, laten de winstcijfers zien dat de daling van de feitelijke winst op jaarbasis in de verslagperiode iets afnam, van circa -6% in mei tot circa -3% in augustus. In de financiële sector verbeterde de winstgroei in de afgelopen drie maanden (van -21% in mei tot -11%), hoewel deze nog steeds negatief was. Ondanks de negatieve winstgroei ondersteunden de winstberichten van financiële vennootschappen over het algemeen de aandelenkoersen, omdat ze beter waren dan de markt had verwacht. Voor niet-financiële vennootschappen was de winstgroei slechts licht negatief en in het algemeen conform de verwachtingen van de markt. Marktdeelnemers verwachten voor de komende twaalf maanden een herstel van
60
ECB Maandbericht September 2013
36
36
30
30
24
24
18
18
12
12
6
6
0
0
-6
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-6
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Verwachte winstgroei van bedrijven opgenomen in de Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied en de Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten. 1) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van twaalf maanden (twaalfmaands groeicijfers). 2) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van drie tot vijf jaar (twaalfmaands groeicijfers).
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Tabel 6 Koersmutaties in de indices voor de verschillende economische sectoren in de Dow Jones EURO STOXX (procenten; einde periode) EURO STOXX Aandeel sector in marktkapitalisatie Koersmutaties 2012-II 2012-III 2012-IV 2013-I 2013-II juli 2013 aug. 2013 31 mei - 4 sept. 2013
Diensten voor Con Grond consu sumptie stoffen menten goederen
Olie en Finan gas cieel
Gezond heids zorg
Indus trie
Tele Tech commu nologie nicatie
Nuts bedrij ven
100,0
10,2
7,2
17,7
6,8
21,8
5,9
15,3
5,3
4,2
5,5
-8,4 7,9 6,8 2,0 -1,1 6,2 -1,0 0,7
-8,3 13,2 6,0 1,1 -2,0 2,9 -0,7 -1,9
-5,3 8,3 9,4 10,1 -1,3 5,9 -1,8 3,2
-4,6 5,7 8,8 7,9 -2,2 6,6 -2,5 -0,6
-9,3 7,7 0,8 -3,7 -4,2 6,9 3,8 4,0
-13,7 12,0 11,5 -5,1 1,9 9,8 -0,1 1,2
5,0 7,4 4,2 10,9 -0,7 1,0 -6,3 -7,3
-8,5 6,5 9,7 4,9 -2,2 7,5 -1,1 2,6
-16,1 10,8 12,1 3,9 1,0 4,2 0,6 5,8
-10,6 -1,0 -8,1 -3,1 -1,9 5,2 1,2 4,8
-8,2 2,1 -4,0 -4,4 -1,4 3,0 -1,7 -3,2
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
de winst per aandeel (11% groei) en gaan voor de lange termijn (vijf jaar) uit van een groei van de winst per aandeel met circa 10% per jaar, een lichte stijging ten opzichte van mei 2013 (zie Grafiek 28). In Kader 7 worden de ontwikkelingen van de vermogensprijzen in het eurogebied besproken. Kader 7
HET MONETAIRE BELEID VAN DE ECB TIJDENS DE FINANCIËLE CRISIS EN HET VERLOOP VAN ACTIVAKOERSEN De ECB heeft vlot en daadkrachtig gereageerd op de financiële crisis en de daaropvolgende verslechtering van de economische, monetaire en financiële omstandigheden, met het doel de prijsstabiliteit op de middellange termijn te handhaven. 1 De ECB heeft een reeks maatregelen getroffen waarmee ze het bankwezen voorzag van een ruime mate van liquiditeit en ernaar streefde de transmissie van het monetaire beleid zeker te stellen in een tijd van gebrekkig functionerende financiële markten, en zo de financiële intermediatie en de beschikbaarheid van krediet voor de reële economie op peil te houden. Tegelijkertijd zouden de historisch lage rentestand en de ongekend omvangrijke liquiditeitssteun aanleiding kunnen geven voor nieuwe bezorgdheid omtrent de kans op overwaardering van activa en financiële onevenwichtigheden. Dit Kader gaat over koersontwikkelingen in het eurogebied. De conclusie luidt dat er weinig tekenen zijn dat er in het eurogebied sprake is van wijdverbreide overwaardering van activa. De invloed van standaard en niet-standaard monetaire beleidsmaatregelen op activaprijzen
Aanpassing van het monetaire beleidsstandpunt van de ECB komen doorgaans tot uiting als aanpassingen van de basisrentetarieven van de ECB. Deze wijzigingen van de beleidsrentetarieven en de daarmee samenhangende wijziging van de toekomstverwachtingen ten aanzien van de beleidsrente is van directe invloed op de korte interbancaire marktrente en het vol1 Zie voor een integraal overzicht het artikel ‘The ECB’s response to the financial crisis’, in het Monthly Bulletin van oktober 2010; en ‘The ECB’s non-standard measures – impact and phasing out’ in het Monthly Bulletin van juli 2011.
ECB Maandbericht September 2013
61
ledige scala aan looptijdgebonden rendementen op financiële-marktinstrumenten. Afgezien van het effect op de prijzen van schuldinstrumenten ondervinden ook alle andere activacategorieën – zoals aandelenkoersen, onroerendgoedprijzen en wisselkoersen – de invloed van veranderingen in beleidsrentetarieven, in de vorm van arbitrage. Variaties in vermogensprijzen vormen dan ook een natuurlijke route waarlangs wijzigingen in de monetaire beleidsopstelling hun weg vinden naar de economie. Ook ontwikkelingen van de geldhoeveelheid en de kredietverstrekking worden door de rentetarieven beïnvloed – via wijziging van de alternatieve kosten van het aanhouden van geld ten opzichte van andere activa en via vermogensprijzen bij herschikking van beleggersportefeuilles naar alternatieve activacategorieën, maar ook via het kanaal van de bancaire kredietverstrekking, in de vorm van aanpassingen van prijzen en volumes op de balans van banken en hun debiteuren. Zo bezien blijkt dat ook de meeste niet-standaard maatregelen van de ECB doorwerken via vermogensprijzen. Zo werkten de herfinancieringstransacties tegen vaste rente en met volledige toewijzing stressverlagend wat betreft de beschikbaarheid en kosten van financiering voor banken, terwijl de aankoop door de ECB van gedekte obligaties een stimulans gaf aan één bepaald bancair financieringskanaal, dat dreigde droog te vallen na het omvallen van Lehman Brothers in de herfst van 2008 en de daarop volgende verstoring van de interbancaire markten. Daarnaast beoogden het programma voor de effectenmarkten en de aankondiging van rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions of OMT's) het functioneel herstel van het transmissiemechanisme voor het monetaire beleid via de secundaire markt voor overheidsobligaties. Door het bieden van steun en garanties aan specifieke vermogensmarkten kunnen niet-standaard maatregelen ook indirect bijdragen aan het versoepelen van kredietvoorwaarden en de liquiditeitsverschaffing, om zodoende belemmeringen voor de monetaire transmissie te helpen wegnemen en daarmee een soepele transmissie van het monetaire beleidsstandpunt van de ECB naar de algemene economie te bewerkstellingen. Mogelijke oorzaken van over- of onderwaardering van vermogenstitels Behalve de normale, ‘wenselijke’ invloed van standaard en niet-standaard monetaire beleidsmaatregelen op vermogensprijzen kunnen deze onder bepaalde omstandigheden ook een klimaat scheppen dat scheeftrekking van vermogensprijsverhoudingen en het ontstaan van financiële onevenwichtigheden in de hand werkt. Zo kan een te lang volgehouden lage rentestand potentieel leiden tot het aangaan van buitensporige risico's en onderwaardering van risico's, wanneer beleggers uit ontevredenheid met het lage rendement op risico-arme activa, hoger renderende activa gaan kopen, ongeacht het risicoprofiel daarvan. Ook grote liquiditeitsoverschotten als gevolg van de irreguliere maatregelen van de ECB kunnen aanleiding geven tot bezorgdheid omtrent overwaardering van activa. In zo'n situatie, en mede afhankelijk van de vraag en hun risicobestendigheid, kunnen banken in de verleiding komen de verstrekking van krediet voor beleggingsdoeleinden aan huishoudens, overheden, niet-financiële ondernemingen of andere financiële instellingen te verruimen, dan wel zelf vermogenstitels aan te schaffen. De vraag naar zulke beleggingsobjecten zal dan toenemen, met stijgende prijzen als gevolg. Bezorgdheid omtrent mogelijke overwaardering van activa zou dus gebaseerd moeten zijn op het tempo van geld- en kredietgroei en niet alleen op een toename van de bancaire reserves. Nu is overwaardering van vermogenstitels uit de aard der zaak moeilijk vast te stellen. Maar toch is het mogelijk om signalen over de ware, fundamentele waarde van een activum af te
62
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
leiden uit de waardering van aandelen en onroerend goed in verhouding tot hun potentiële rendement in termen van dividend/winst, respectievelijk huuropbrengsten. Wanneer zo'n waardering te ver en te lang achtereen afwijkt van een bepaalde ijkwaarde duidt dat doorgaans op een mogelijk onhoudbare koersontwikkeling op de korte of langere termijn. Evenzo zou uit het ecart tussen het rendement op bedrijfsobligaties met een hoge rating en dat op overheidsobligaties een maatstaf moeten zijn voor onzekerheden in verband met de economische vooruitzichten en de verwachtingen omtrent bedrijfsfaillissementen. Een sterke vermindering van de rendementsecarts zonder bijbehorende verbetering van de economische vooruitzichten zou dus kunnen wijzen op een onevenwichtige ontwikkeling van obligatiekoersen. Het ziet ernaar uit dat bepaalde grootheden informatie bevatten omtrent komende hausses en baisses in specifieke vermogensmarkten. De ontwikkelingen van geld- en kredietgroei zijn in dat opzicht opvallend, aangezien een aantal theoretische kanalen deze variabelen relateert aan de activaprijzen en, uiteindelijk, aan de consumptieprijzen.2 Beschouwt men de empirische patronen, dan blijkt er een sterke historische samenhang te bestaan tussen cyclische schommelingen op de activamarkten en sterke bewegingen in monetaire en kredietaggregaten, vooral in periodes van ofwel: i) baisses in activaprijzen, of ii) hausses in activaprijzen die eindigen in financiële onrust. Een betrouwbare bevinding in een aantal recente studies is dat diverse maatstaven van buitensporige kredietschepping goede vooruitlopende indicatoren zijn van toenemende financiële onevenwichtigheden in de economie. Het monetaire onderzoek van de ECB beschouwt daarom onder meer monetaire en kredietontwikkelingen om na te gaan of er in het eurogebied sprake is van onder- of overwaardering van activa. Nauwelijks blijken van wijdverbreide overwaardering van activa in het eurogebied In het algemeen geldt dat ondanks de in de afgelopen jaren fors toegenomen algehele liquiditeitsverstrekking door de ECB, als gevolg van diverse irreguliere maatregelen, de dynamiek van de geldgroei maar met name de kredietverstrekking gematigd is gebleven. 3 Dit doet vermoeden dat de blijvend hoge liquiditeitsoverschotten op de geldmarkten niet, via de kredietverstrekking, hebben geleid tot overwaardering van vermogenstitels. Eerder kan uit de hoeveelheden overtollige liquiditeiten worden afgeleid hoe versnipperd de financiële markten in het eurogebied nog altijd zijn. Meer concreet zijn de geld- en kredietgroei sinds medio 2010 gematigd: de gemiddelde twaalfmaands groei van het ruime monetaire aggregaat M3 is gedaald van 11,2% in 2007 tot 2,3% in het tweede kwartaal van 2013, terwijl de kredietverstrekking aan de private sector in dezelfde periode is gedaald van 10,8% tot -0,9%. Ver vooruitwijzende modellen gebaseerd op de geld- en kredietgroei en de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid leveren een inschatting van de kans op een hausse of baisse in vermogensprijzen. Grafiek A toont dat de waarschijnlijkheid van een hausse of baisse in een vermogensmarkt opgebouwd uit aandelenkoersen en huizenprijzen in het eurogebied voor de komende twee jaar in de afgelopen vier jaar beneden de grens is gebleven waarboven – op basis van historische ondervinding – een risico zou bestaan (aangezien de jongste schattingen zich bevinden in het linker
2 Z ie voor een gedetailleerde bespreking van dit onderzoeksgebied ‘Asset price bubbles and monetary policy’ in het Monthly Bulletin van april 2005 en ‘Asset price bubbles and monetary policy revisited’ in het Monthly Bulletin van november 2010. 3 Zie voor de relatie tussen een liquiditeitsoverschot en geldgroei het kader ‘The relationship between base money, broad money and risks to price stability’ in het Monthly Bulletin van mei 2012.
ECB Maandbericht September 2013
63
Grafiek A Beoordeling van het risico op hausses en baisses in samengestelde activaprijzen in het eurogebied (in procenten)
Waarschijnlijkheid hausse Waarschijnlijkheid hausse > drempel; Waarschijnlijkheid baisse < drempel
Waarschijnlijkheid hausse > drempel; Waarschijnlijkheid baisse > drempel
60 55
Geen gevaar
Gevaar
50 45
2005-III
2006-I
40 0
5
10
15
20
25
30
35
2004-IV
40 30
15
55
60
65
70
Waarschijnlijkheid baisse
2007-III
Gevaar
10
2013-I 2010-IV
50 2006-IV
25 20
Geen gevaar
45
2008-IV
Waarschijnlijkheid hausse < drempel; Waarschijnlijkheid baisse < drempel
5 0 Waarschijnlijkheid hausse < drempel; Waarschijnlijkheid baisse > drempel
Bronnen: Ramingen door medewerkers van de ECB op basis van Gerdesmeier, Reimers en Roffia (2010, 2011) (zie voetnoot 3 bij dit Kader).
benedenkwadrant van Grafiek A). Het gelijkmatige beloop van deze indicator kan echter landelijke enactivum-gebonden risico's op hausses of baisses maskeren als gevolg van de genoemde financiële versnippering. In de obligatiemarkten verbreedden de rendementsecarts op obligaties van niet-financiële ondernemingen en banken ten opzichte van overeenkomstige swap-tarieven zich in het najaar van 2008 sterk als gevolg van ernstige spanningen op de financiële markten. Vanaf medio 2009 en na de ongekend krachtige respons van het monetaire beleid slonken de ecarts weer aanzienlijk. Na eerst weer te zijn opgelopen in verband met de Europese overheidsschuldencrisis zijn de ecarts vervolgens beduidend ingelopen toen het vertrouwen onder marktdeelnemers toenam na de uitvoering van de beide driejaars LTRO's door de ECB in de winter van 2011-2012 en de aankondiging van rechtstreekse monetaire transacties medio 2012. Ook werd deze ontwikkeling gesteund door beduidende vorderingen op het gebied van governance op zowel nationaal als Europees niveau. Zo hebben de herkapitalisering van banken en de beslissing om een bankenunie op te richten bijgedragen aan een positievere stemming onder beleggers. Ten gevolge hiervan bedroegen de ecarts op obligaties van kredietwaardige nietfinanciële ondernemingen en banken ten opzichte van de overeenkomstige swap-tarieven eind juli 2013 gemiddeld 107 respectievelijk 177 basispunten – een niveau dicht boven hun tweejaars dieptepunt (zie Grafiek B). Ook nam het verschil tussen de ecarts op obligaties van banken en van niet-financiële ondernemingen af. Intussen bevinden beide categorieën ecarts zich nog ruim boven de niveaus van vóór de financiële crisis, ten dele wegens verhoogde
64
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek B Spreads op kredietwaardige bankobligaties en bedrijfsobligaties uitgegeven door niet-financiële vennootschappen in het eurogebied, en het verschil daartussen
Grafiek C Koers-winstverhoudingen in het eurogebied op basis van de winst uit het voorgaande jaar en de tienjaars gemiddelde winst
(basispunten)
(verhoudingscijfers)
kredietwaardige bankobligaties uitgegeven in het eurogebied kredietwaardige bedrijfsobligaties uitgegeven door niet financiële vennootschappen in het eurogebied verschil
900
900
800
800
700
700
600
600
500
500
400
400
300
300
200
200
100
100
0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
Bronnen: Merrill Lynch en berekeningen van de ECB. Toelichting: De meest recente waarneming betreft juli 2013. Spreads worden berekend ten opzichte van swaprentes, rekening houdend met bijstelling van de looptijd. De gemiddelde resterende looptijd ligt tussen de drie en zes jaar.
op basis van de winst uit het voorgaande jaar op basis van de tienjaars gemiddelde winst
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0 1983
1987
1991
1995
1999
2003
2007
2011
0
Bronnen: DataStream, OESO, Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De gebruikte indices zijn de brede indices van DataStream. De koers-winstverhoudingen op basis van de gemiddelde winst over tien jaren worden berekend aan de hand van het gemiddelde van de winst over de afgelopen tien jaar, afgemeten aan het koersniveau van de huidige periode.
risicopercepties bij een zwakke economie, en wegens de aanhoudende noodzaak tot balansherstel in de nasleep van de crisis. 4 Op de aandelenmarkten tekent zich aan de beurzen in het eurogebied sinds juli 2012 een gestage opwaartse tendens af. Hierin is een verbeterde risicobereidheid onder beleggers waarneembaar, nu zij hun aandacht naar aandelen verleggen op zoek naar rendement in het huidige klimaat van lage reële rentevoeten. Toch bevinden de aandelenkoersen zich in veel eurolanden nog altijd ver beneden het niveau van vóór de crisis. Daarbij komt dat de koerswinstverhoudingen voor het eurogebied nog historisch aan de lage kant zijn (zie Grafiek C).5 Conclusie Een lage rentestand en niet-standaard monetaire beleidsmaatregelen kunnen onder bepaalde omstandigheden leiden tot een klimaat dat overwaardering van vermogenstitels en het ontstaan van financiële onevenwichtigheden in de hand werkt. Bestudering van een selecte groep indicatoren voor vermogensprijzen heeft echter aangetoond dat in het geval van het euroge4 Zie voor meer bijzonderheden het kader ‘Recente ontwikkelingen in rendementsecarts op bedrijfsobligaties uitgegeven door niet-financiële vennootschappen in het eurogebied’ in het Maandbericht van juni 2013. 5 Zie voor meer bijzonderheden het kader ‘Stock market developments in the light of the current low yield environment’ in het Monthly Bulletin van augustus 2013.
ECB Maandbericht September 2013
65
bied er thans nauwelijks aanwijzingen zijn dat er sprake is van wijdverbreide overwaardering of van oplopende financiële onevenwichtigheden. Over het geheel genomen vertonen vermogensprijzen nog steeds de invloed van een verhoogde risicoperceptie en van een aanhoudende versnippering van de financiële markten in het eurogebied. De inflatievooruitzichten op middellange termijn blijven gematigd, bij een zwakke algehele vraag en een gematigde geld- en kredietgroei.
2 . 6 FINANCIERIN G S S TROMEN V ENNOOT S CHAPPEN
EN
V ERMO G EN S PO S ITIE
VAN
NIET- FINANCI Ë L E
Tussen april en juli 2013 zijn de reële financieringskosten van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied stabiel gebleven, dankzij lagere kosten van het eigen vermogen en langlopende bancaire leningen enerzijds en hogere kosten van in de markt gefinancierde schuld en kortlopende bancaire leningen anderzijds. De bancaire kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen gaf in het tweede kwartaal van 2013 opnieuw een krimp te zien. Deze afname van de kredietgroei heeft vooral te maken met de zwakke economische bedrijvigheid en de strenge kredietvoorwaarden in delen van Grafiek 29 Reële kosten van de externe het eurogebied. De uitgifte van schuldbewijzen financiering van de niet-financiële in het bedrijfsleven ligt nog steeds op een hoog vennootschappen in het eurogebied niveau, maar is sinds begin dit jaar fors ver(procenten per jaar; maandgegevens) traagd. totale financieringskosten FINANCIERIN G S K L IMAAT De reële kosten van externe financiering voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied – berekend door de kosten van de verschillende financieringsbronnen te wegen op basis van de uitstaande bedragen, gecorrigeerd voor waarderingseffecten – bleven tussen april en juli 2013 stabiel op 3,2% (zie Grafiek 29), aangezien de lagere kosten van het eigen vermogen en langlopende bancaire leningen teniet werden gedaan door de hogere kosten van in de markt gefinancierde schuld en kortlopende bancaire leningen. De reële kosten van het eigen vermogen en langlopende bancaire leningen namen in de verslagperiode met circa 25 basispunten af tot respectievelijk 6,3% en 1,3%. Daarentegen namen de reële kosten van marktfinanciering en kortlopende bancaire leningen aan niet-financiële vennootschappen tussen april en juli 2013 met 26 en 18 basispunten toe tot respectievelijk 0,9% en 1,5%. Uit recentere gegevens blijkt dat de kosten van marktfinanciering zijn gestabiliseerd. Historisch gezien bereikten de totale reële financieringskosten voor niet-financiële
66
ECB Maandbericht September 2013
reële reële reële reële
korte bancaire rente lange bancaire rente kosten van schuldfinanciering in de markt kosten van genoteerde aandelen
9
9
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
0
Bronnen: ECB, Thomson Reuters, Merrill Lynch en prognoses van Consensus Economics. Toelichting: De reële kosten van de externe financiering van de niet-financiële vennootschappen zijn berekend als gewogen gemiddelde van de kosten van bankkrediet, de kosten van schuldbewijzen en de kosten van aandelen, gebaseerd op de daaraan uitstaande bedragen, gedefleerd met de inflatiewerwachtingen (zie het kader genaamd ‘Een maatstaf van de reële kosten van externe financiering van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied’ in het Maandbericht van maart 2005). De invoering van de geharmoniseerde reeks bancaire rentevoeten begin 2003 heeft geleid tot een statistische reeksbreuk. Het is mogelijk dat met ingang van juni 2010 de gegevens niet volledig vergelijkbaar zijn met de gegevens daarvoor in verband met veranderingen in de methodiek als gevolg van de invoering van Verordeningen ECB/2008/32 en ECB/2009/7 (tot wijziging van Verordening ECB/2001/18).
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Ta b e l 7 B a n c a i re re n t e o p n i e u we l e n i n g e n a a n n i e t - f i n a n c i ë l e ve n n o o t s c h a p p e n (procenten per jaar; basispunten)
Mutaties in basispunten tot juli 2013 1) 2012 II
2012 III
2012 IV
2013 I
2013 juni
2013 juli
2012 april
2013 april
2013 juni
Bancaire rente op leningen Bancaire rekening-courantkredieten aan niet-financiële vennootschappen
4,19
3,96
3,94
3,93
3,86
3,81
-44
-10
-5
Leningen aan niet-financiële vennootschappen tot en met EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar
4,08 4,00
3,87 3,64
3,79 3,41
3,75 3,49
3,73 3,29
3,86 3,27
-33 -94
0 -15
13 -2
Leningen aan niet-financiële vennootschappen van meer dan EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar
2,56 3,28
2,21 3,01
2,28 2,90
2,12 2,85
2,16 2,93
2,23 3,06
-31 -48
2 8
7 13
PM Driemaands geldmarktrente Rendement op tweejaars overheidsobligaties Rendement op zevenjaars overheidsobligaties
0,65 0,27 1,69
0,22 0,07 1,26
0,19 -0,01 1,07
0,21 0,07 1,10
0,22 0,30 1,51
0,23 0,18 1,34
-48 -14 -46
2 14 -39
1 -12 -17
Bron: ECB. Toelichting: Het rendement op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties is gebaseerd op gegevens van de ECB over obligaties met een AAA-rating (Fitch Ratings). Dit betreft thans Duitse, Finse, Franse, Nederlandse en Oostenrijkse obligaties. 1) Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen.
vennootschappen in het eurogebied in juli 2013 de laagste stand sinds 1999. Hetzelfde geldt voor de reële kosten van marktfinanciering en de reële kosten van bancaire leningen. In de periode van april tot en met juli 2013 is de nominale bancaire rente op nieuwe leningen van MFI’s aan niet-financiële vennootschappen voor kleine leningen (tot en met EUR 1 miljoen) licht gedaald en voor grote leningen (meer dan EUR 1 miljoen) licht gestegen (zie Tabel 7). De algehele renteontwikkeling voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied tijdens de verslagperiode wijst erop dat de jongste monetaire beleidswijzigingen nog niet volledig in de marginale kosten van de bancaire kredietverlening zijn verdisconteerd. Uit empirische gegevens blijkt dat monetaire beleidsmaatregelen met forse vertraging in de debetrentes worden verwerkt. Ook andere factoren, zoals het hoge risicoprofiel van kredietnemers en het zwakke economische klimaat, spelen wellicht een rol bij het feit dat de bancaire debetrentes niet verder willen dalen. Achter de ontwikkeling van de debetrentes in het eurogebied als geheel gaan echter aanzienlijke verschillen per land schuil. De driemaands geldmarktrente, het rendement op tweejaars overheidsobligaties en het rendement op zevenjaars overheidsobligaties met een AAA-rating in het eurogebied zijn tijdens de verslagperiode met respectievelijk 2, 14 en 39 basispunten gestegen (zie de toelichting bij Tabel 7). Daarnaast is het renteverschil tussen kleine en grote leningen tijdens de verslagperiode bij zowel de korte als lange looptijden afgenomen. De ecarts tussen de totale kosten van in de markt gefinancierde schuld voor niet-financiële vennootschappen en het rendement op zevenjaars overheidsobligaties namen tussen april en juli 2013 met 52 basispunten af, grotendeels als gevolg van de hogere rendementen op overheidsobligaties. De risicoaversie op de financiële markten bleef echter groot, zoals blijkt uit de stijging van de ecarts op bedrijfsobligaties met een BBB-rating met 10 basispunten (zie Grafiek 30). ECB Maandbericht September 2013
67
Grafiek 30 Rendementsecarts tussen obligaties van niet-financiële vennootschappen en overheidsobligaties (basispunten; maandgemiddelden) in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met AA-rating (links) in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met A-rating (links) in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met BBB-rating (links) in euro luidende hoogrenderende obligaties (rechts)
600
2.400
500
2.000
400
1.600
300
1.200
200
800
100
400
0 0 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: De rendementsecarts betreffen die ten opzichte van overheidsobligaties met AAA-rating.
Grafiek 31 Winst per aandeel van genoteerde niet-financiële vennootschappen in het eurogebied (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens) werkelijk verwacht
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30
-40
-40
-50
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
-50
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
68
ECB Maandbericht September 2013
FINANCIERIN G S S TROMEN Tegen de achtergrond van gematigde economische bedrijvigheid in het eerste kwartaal van 2013 en ondanks het daaropvolgende herstel in het tweede kwartaal van 2013 bleef de winstgevendheid – afgemeten aan de groei van de winst per aandeel – van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied in het tweede kwartaal van 2013 en ook in juli en augustus 2013 negatief (zie Grafiek 31). De markt verwacht blijkens van marktbronnen afkomstige indicatoren dat er een geleidelijke verbetering zal optreden en dat begin volgend jaar weer zwarte cijfers worden geschreven. De twaalfmaands groei van leningen van MFI's aan niet-financiële vennootschappen daalde in het tweede kwartaal van 2013 verder tot -3,2%, ten opzichte van -2,4% in het eerste kwartaal van 2013. Aan de vraagzijde had dit te maken met het geringe ondernemersvertrouwen en met de beschikbaarheid van alternatieve interne en externe financieringsbronnen (zoals schuldbewijzen). Anderzijds wordt het aanbod van krediet in de reële economie nog steeds belemmerd door de strenge kredietvoorwaarden in probleemlanden. De relatief hoge uitgifte van schuldbewijzen in het eurogebied als geheel bood compensatie voor de afname van leningen van MFI's aan niet-financiële vennootschappen, wat erop duidt dat er enige verschuiving plaatsvindt van bancaire financiering naar marktfinanciering (zie Grafiek 32). Uitgesplitst naar land en sector blijkt echter dat landen met grote financiële problemen niet sterk van deze grotere inzet van marktfinanciering hebben geprofiteerd. Hoewel de twaalfmaands groei van de uitgifte van schuldpapier door niet-financiële vennootschappen vooral vanwege het gunstige prijsklimaat nog altijd op een hoog niveau ligt, is deze groei sinds begin 2013 licht teruggevallen tot 9,8% in juni 2013. Deze vertraging van de uitgifte van schuldbewijzen houdt met name verband met de lagere uitgifte van langlopende vastrentende schuldbewijzen door niet-financiële vennootschappen, deels gecompenseerd door een licht herstel van
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
de uitgifte van kortlopende schuldbewijzen. Zoals eerder aangegeven, is het gezien de hoge mate van concentratie op de Europese markt voor bedrijfsobligaties mogelijk dat deze bewegingen op totaalniveau het gevolg zijn van de uitgifte-activiteit in een aantal landen. De twaalfmaands groei van de uitgifte van beursgenoteerde aandelen door nietfinanciële vennootschappen nam in dezelfde periode toe tot 0,4%. De afname van de twaalfmaands groei van de bancaire kredietverlening aan niet financiële vennootschappen in het tweede kwartaal van 2013 was het gevolg van een afname van de twaalfmaands groei van leningen met een looptijd van minder dan een jaar – van 1,7% in het eerste kwartaal van 2013 tot -2,1% in het tweede kwartaal van 2013 – en een verdere afname van de twaalfmaands groei bij de middellange en langere looptijden (zie Tabel 8).
Grafiek 32 Uitsplitsing van externe financiering van niet-financiële vennootschappen naar instrument (mutaties in procenten per jaar) leningen van MFI’s genoteerde aandelen schuldbewijzen
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
2013
-5
Bron: ECB. Toelichting: Genoteerde aandelen luiden in euro.
De resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied over het tweede kwartaal van 2013 tonen aan dat de afname van de vraag naar leningen vanuit nietfinanciële vennootschappen per saldo globaal ongewijzigd is gebleven ten opzichte van het Tabel 8 Financiering van niet-financiële vennootschappen (procentuele mutaties; kwartaalultimo)
Leningen van MFI’s tot en met één jaar meer dan één tot en met vijf jaar meer dan vijf jaar Uitgegeven schuldbewijzen kortlopend langlopend, waarvan: 1) met vaste rente met variabele rente Uitgegeven genoteerde aandelen PM 2) Totale financiering Leningen aan niet-financiële vennootschappen Verzekeringstechnische reserves 3)
Twaalfmaands groeipercentages 2012 II 0,6 -1,3 -3,2 0,5 10,6 28,8 8,8 9,7 -2,1 0,3
2012 III -1,5 -1,7 -4,7 -0,4 12,6 3,3 13,6 14,5 0,7 0,4
2012 IV -2,3 0,6 -6,0 -2,3 14,1 2,8 15,2 16,6 -2,1 0,5
2013 I -2,4 1,7 -6,3 -2,9 12,5 8,6 12,8 14,4 -1,0 0,1
2013 II -3,2 -1,8 -6,2 -2,9 9,8 -8,6 11,9 13,0 4,6 0,4
1,4 0,8 1,4
1,1 0,9 1,4
1,0 0,2 1,1
1,0 -0,1 1,1
-
Bronnen: ECB, Eurostat en berekeningen van de ECB, Toelichting: De gegevens in deze tabel (met uitzondering van de PM-posten) zijn ontleend aan de monetaire en bancaire statistieken en de statistieken aangaande effectenuitgiften. Geringe verschillen ten opzichte van de in de statistieken met betrekking tot de financiële rekeningen opgenomen cijfers vloeien in hoofdzaak voort uit verschillen in waarderingsmethoden. 1) Het totaal van de langlopende schuldbewijzen met een vaste en een variabele rente kan verschillen van het totale bedrag aan uitgegeven langlopende schuldbewijzen omdat langlopende nulcouponleningen, waarin waarderingseffecten zijn begrepen, in deze tabel niet apart worden vermeld. 2) De gegevens zijn ontleend aan Europese kwartaalrekeningen per institutionele sector. De totale financiering van nietfinanciële vennootschappen omvat leningen, uitgegeven schuldbewijzen, uitgegeven aandelen en deelnemingen, verzekeringstechnische reserves, overige schulden en financiële derivaten. 3) Met inbegrip van pensioenfondsreserves.
ECB Maandbericht September 2013
69
eerste kwartaal van 2013 (zie Grafiek 33). Uitgesplitst naar bijdrage blijkt echter dat de vraag naar leningen positief beïnvloed wordt door de financieringsbehoefte voor schuldsanering, voorraden en werkkapitaal, maar nog steeds gedrukt wordt door de financieringsbehoefte voor investeringen in vaste activa, fusies en overnames, en interne financiering. Tegelijkertijd bleven de aangescherpte acceptatiecriteria voor leningen aan niet-financiële vennootschappen in het tweede kwartaal van 2013 per saldo globaal stabiel. De risicoperceptie van banken en de financieringskosten en balansrestricties bij banken speelden een iets minder grote rol bij de ontwikkeling van de acceptiecriteria. Toch werd het kredietbeleid nog steeds grotendeels ingegeven door het risicoprofiel van kredietnemers en de onzekerheid over het macro-economische klimaat. Voor het derde kwartaal van 2013 verwachten de banken per saldo iets minder strenge acceptatiecriteria voor bedrijfsleningen. De financieringskloof (of netto-kredietopname) van niet-financiële vennootschappen – dat wil zeggen het verschil tussen de intern gegenereerde financiële middelen (bruto-besparingen) en de bruto-investeringen, ten opzichte van de door niet-financiële vennootschappen gegenereerde Grafiek 33 Groei van en bijdragen aan de vraag naar leningen van nietfinanciële vennootschappen
Grafiek 34 Besparingen, financiering en investeringen van niet-financiële vennootschappen
(mutaties in procenten per jaar; netto percentages)
(vierkwartaals voortschrijdende totalen; procenten bruto toegevoegde waarde)
investeringen in vaste activa (rechts) voorraden en werkkapitaal (rechts) fusies & overnames en herstructureringen (rechts) schuldherstructurering (rechts) interne financiering (rechts) leningen aan nietfinanciële vennootschappen (links) 3,0
30
2,0
20
1,0
10
0,0
0
-1,0
-10
-2,0
-20
-3,0
-30
-4,0
II III IV 2010
I
II III IV 2011
I
II III IV 2012
I II 2013
-40
Bron: ECB. Toelichting: De netto percentages geven het verschil weer tussen het percentage banken dat aangeeft dat de des betreffen de factor bijgedragen heeft tot een toename van de vraag en het percentage dat aangeeft dat deze factor bij ge dragen heeft tot een afname daarvan. De variabelen van de rechterschaal zijn netto percentages.
70
ECB Maandbericht September 2013
bruto besparingen en netto kapitaaloverdrachten uitgifte van genoteerde aandelen bruto investeringen netto verwerving van deelnemingen schuldfinanciering uitgifte van niet-genoteerde aandelen netto verwerving van financiële activa m.u.v. deelnemingen overige financieringskloof (rechts)
60
9,0
40
6,0
20
3,0
0
0,0
-20
-3,0
-40
-6,0
-60
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-9,0
Bron: Rekeningen van het eurogebied. Toelichting: In de schuldfinanciering zijn leningen, schuldbewijzen en pensioenfondsreserves begrepen. In ‘overige’ zijn finan ciële derivaten, het saldo van overige te betalen/ontvangen rekeningen en correcties begrepen. Intragroepsleningen zijn gesaldeerd. De financieringskloof is de netto kredietverlening/kredietopname; dit is ruwweg het verschil tussen bruto besparingen en bruto investeringen.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
bruto toegevoegde waarde – bleef positief en steeg van 0,4% in het vierde kwartaal van 2012 tot 1% in het eerste kwartaal van 2013 (zie Grafiek 34). Deze toename is vooral het gevolg van lagere investeringen in vaste activa en een toename van de spaartegoeden, die daarmee op een hoog niveau blijven. V ERMO G EN S PO S ITIE Volgens integrale gegevens over de rekeningen in het eurogebied nam de schuldenlast van nietfinanciële vennootschappen in het vierde kwartaal van 2012 licht af. De schuldenlast als percentage van het bbp daalde verder van 79,0% in het vierde kwartaal van 2012 tot 78,6% in het eerste kwartaal van 2013 en als percentage van het balanstotaal van 26,1% tot 25,7%. Hoewel het ten opzichte van de eerder waargenomen niveaus om een relatief beperkte afname gaat, is er ondanks de zwakke economische bedrijvigheid blijkbaar toch sprake van enig momentum. Tegelijkertijd is de bruto-rentelast van niet-financiële vennootschappen in het eerste kwartaal van 2013 ten opzichte van het bruto-exploitatieoverschot licht verder gedaald tot 13,3% (zie Grafiek 36).
2 . 7 FINANCIERIN G S S TROMEN EN V ERMO G EN S PO S ITIE VAN DE S ECTOR HUI S HOUDEN S In het tweede kwartaal van 2013 kenmerkten de financieringsvoorwaarden voor huishoudens in het eurogebied zich door een lichte daling van de bancaire debetrentes, met name voor leningen met een middellange en lange looptijd, en door aanhoudend grote verschillen tussen de landen. De twaalfmaands groei van leningen van MFI's aan huishoudens in het eurogebied (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) is sinds de jaarwisseling stabiel gebleven op een laag niveau en kwam in juli 2013 uit op 0,3%. De meest recente gegevens duiden daarom nog steeds op een zwakke Grafiek 35 Schuldquoten van niet-financiële vennootschappen
Grafiek 36 Bancaire rentelast van niet-financiële vennootschappen
(procenten)
(vierkwartaals voortschrijdend totaal; percentage van het bruto exploitatie-overschot)
schuld in verhouding tot het bbp (links) schuld als percentage van het balanstotaal (rechts)
bruto bancaire rentelast (links) netto bancaire rentelast (rechts)
85
32
23
11
80
30
21
10
75
28
19
9
70
26
17
8
15
7
65
24
13
6
60
22
11
5
20
9
55 2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
Bronnen: ECB, Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De gegevens aangaande de schuld zijn ont leend aan de Europese kwartaalrekeningen per insti tutionele sector. De schuld omvat leningen (m.u.v. intra groepsleningen), uitgegeven schuldbewijzen en pensi oenfondsreserves.
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
4
Bron: ECB. Toelichting: De netto bancaire rentelast wordt gedefinieerd als het verschil tussen de debetrente en de depositorente voor niet-finan ciële vennootschappen in relatie tot hun bruto exploitatie overschot.
ECB Maandbericht September 2013
71
ontwikkeling van de kredietopname door huishoudens, in een aantal landen deels als gevolg van de noodzaak tot schuldafbouw. De verhouding tussen de schuldenlast en het bruto besteedbare inkomen van de sector huishoudens is in het tweede kwartaal naar schatting echter licht verder gestegen, bij een gelijkblijvend inkomen en een licht hogere schuldenlast. De rentelast van huishoudens bleef daarbij in grote lijnen ongewijzigd.
FINANCIERIN G S K L IMAAT De financieringskosten van huishoudens in het eurogebied daalden in het tweede kwartaal van 2013 licht, door een daling van de rentetarieven voor leningen met een middellange en lange looptijd. De rente op kortlopende leningen, daarentegen, bleef ongewijzigd of liep iets op. Dit kan te maken hebben met de veelal vertraagde doorwerking van eerdere wijzigingen in de marktrente en het feit dat de doorwerking van de belangrijkste rentetarieven van de ECB in delen van het eurogebied nog wordt belemmerd. Op het niveau van het eurogebied bleef de renteontwikkeling op leningen van MFI's aan huishoudens afhankelijk van de soort lening en de looptijd, waarbij er forse verschillen per land bleven bestaan. Tegelijkertijd daalden de totale financieringskosten in de meeste landen van het eurogebied, waardoor de verschillen per land licht bleven afnemen. Wat betreft nieuwe hypotheekleningen bleef de rente voor kortlopende leningen (d.w.z. leningen met een variabele rente of een initiële rentevaste periode van maximaal één jaar) ongeveer ongewijzigd ten opzichte van het eerste kwartaal van 2013 en het vierde kwartaal van 2012. De rentetarieven voor leningen met een middellange en lange looptijd (d.w.z. leningen met een initiële rentevaste periode van tussen de één en vijf jaar en leningen met een initiële Grafiek 37 Bancaire rente op woningrentevaste periode van tussen de vijf en tien hypotheken voor huishoudens jaar) daalden daarentegen verder en bereikten een historisch dieptepunt (zie Grafiek 37). In (procenten per jaar; ongerekend kosten; nieuwe contracten) juli bleef de rente voor alle looptijden ongemet een variabele rente en een initiële wijzigd ten opzichte van juni. rentevaste periode tot en met één jaar Voor nieuwe consumentenkredieten liepen de rentetarieven voor kortere leningen in het tweede kwartaal van 2013 licht op, terwijl de rente voor leningen met een langere looptijd iets daalde en de tarieven voor leningen met een middellange looptijd vrijwel ongewijzigd bleven. In juli vertoonde de rente op leningen met een kortere looptijd een lichte daling, terwijl de tarieven voor andere looptijden ten opzichte van juni min of meer ongewijzigd bleven. Uit de resultaten van de in juli 2013 gehouden enquête naar bancaire kredietverlening blijkt dat banken in het eurogebied hun acceptatiecriteria voor woninghypotheken in het tweede kwartaal per saldo minder hebben aangescherpt dan in het voorgaande kwartaal. Ook
72
ECB Maandbericht September 2013
met een initiële rentevaste periode van één tot en met vijf jaar met een initiële rentevaste periode van vijf tot en met tien jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan tien jaar
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bron: ECB.
2
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
was de aanscherping minder groot dan verwacht. Een vergelijkbare ontwikkeling was zichtbaar voor de kredietvoorwaarden voor consumentenkrediet. Deze werden in het tweede kwartaal per saldo iets versoepeld. Het was voor het eerst sinds eind 2007 dat deze ontwikkeling zich voordeed. Voor nadere informatie verwijzen wij naar het Kader ‘The results of the euro area bank lending survey for the second quarter of 2013’ in het ECB Maandbericht van augustus 2013. Volgens de enquête naar bancaire kredietverlening werd de ontwikkeling van de kredietstandaarden voornamelijk bepaald door de verwachtingen ten aanzien van de algemene economische vooruitzichten en de vooruitzichten voor de woningmarkt. Dit gold voor beide soorten leningen. De meeste prijs- en niet-prijsgerelateerde voorwaarden voor woningkredieten werden in het tweede kwartaal aangescherpt, waarbij de marges voor zowel gemiddelde als meer risicovolle leningen ruimer werden. De voorwaarden voor consumptief krediet wijzigden minder sterk. Hierbij krompen de marges voor leningen met gemiddeld risico en vertoonden marges voor meer risicovolle leningen een kleinere toename. K APITAA L S TROMEN De groei van de totale kredietverlening aan huishoudens is sinds medio 2012 bescheiden. De totale kredietverlening aan huishoudens in het eurogebied is in het eerste kwartaal van 2013 (het meest recente kwartaal waarvoor gegevens uit de rekeningen van het eurogebied beschikbaar zijn) verder teruggelopen als gevolg van een gematigde kredietverlening in de MFI-sector. Hierdoor nam de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening aan huishoudens af tot 0,0%, ten opzichte van 0,2% in het voorgaande kwartaal. De ramingen voor het eerste kwartaal van 2013 wijzen op een lichte toename van de twaalfmaands groei van de totale kredietGrafiek 38 Totaal leningen aan verlening aan huishoudens (zie Grafiek 38). huishoudens De twaalfmaands groei van de totale krediet(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; verlening door MFI's aan huishoudens (niet kwartaalultimo) gecorrigeerd voor verkopen van leningen en door MFI’s verstrekt consumptief krediet securitisaties) daalde in het eerste kwartaal door MFI’s verstrekte woninghypotheken overige door MFI’s verstrekte leningen naar 0,2%, vergeleken met 0,5% in het voortotaal door MFI’s verstrekte leningen gaande kwartaal. De verkopen van leningen en totaal leningen securitisaties – die vaak tot gevolg hebben dat 10 10 leningen aan huishoudens tussen de MFI- en 9 9 8 8 OFI-sector heen en weer worden geschoven – 7 7 namen in het eerste kwartaal verder af, waar6 6 door de twaalfmaands groei van de krediet5 5 verlening door niet-MFI’s aan huishoudens 4 4 verder afnam tot -1,9%, vergeleken met -1,0% 3 3 2 2 in het voorgaande kwartaal. Op grond van al beschikbare gegevens van MFI's over het tweede kwartaal en juli 2013 lijkt de groei van de kredietverlening aan huishoudens in het eurogebied sinds het begin van het jaar te zijn gestabiliseerd op een licht positief niveau. Zo bedroeg de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan huishoudens (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisatie) zowel in het tweede kwartaal als in juli 0,3%, wat vrijwel gelijk is aan het
1 0 -1
2007
2008
2009
2010
2011
2012
1 0 -1
Bron: ECB. Toelichting: Het totaal van de verstrekte leningen omvat leningen aan huishoudens van alle institutionele sectoren, met inbegrip van de rest van de wereld. Het totaal van de in het tweede kwartaal van 2013 aan huishoudens verstrekte leningen is geraamd op basis van de in de mone taire en bancaire statistieken opgenomen transacties. Voor nadere gegevens over de verschillen tussen de door MFI’s verstrekte leningen en het totaal aan leningen in de wijze van berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de desbetreffende technische aantekeningen.
ECB Maandbericht September 2013
73
niveau van rond de jaarwisseling. Dit wijst erop dat de leningproductie min of meer stabiel is gebleven op een bescheiden niveau (Zie paragraaf 2.1 voor nadere gegevens). Uitgesplitst naar gebruiksdoel nam de twaalfmaands groei van door MFI's aan huishoudens verstrekte hypotheken (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) in juli af tot 0,7%. De neerwaartse tendens die inzette in januari (toen de groei 1,4% bedroeg) en een einde maakte aan het kortstondige en bescheiden herstel van het vierde kwartaal van 2012, zette zich derhalve voort. Deze verdere verzwakking van de groei weerspiegelt de wederom gematigde (gecorrigeerde) maandstromen bij hypotheekleningen in de afgelopen maanden. Desalniettemin bestond het leeuwendeel van de kredietverlening door MFI's aan huishoudens uit woninghypotheken. Bij alle overige kredietverlening aan huishoudens was er sprake van een verdere krimp. De twaalfmaands groei van consumptief krediet bleef ondanks een toename in juli (naar -2,6%, ten opzichte van -3,1% in maart) negatief, zoals al sinds april 2009 het geval is. De twaalfmaands groei van de overige kredietverlening (waaronder de kredietverlening aan ondernemingen zonder rechtspersoonlijkheid) kwam in juli uit op -0,8%, vrijwel gelijk aan het niveau van maart en bleef hiermee dus eveneens negatief (een situatie die al sinds juni 2012 bestaat). Wat betreft de onderliggende oorzaken van de zwakke groei van de kredietverlening door MFI’s aan huishoudens blijven de hoge schuldenlast, de zwakke huizenmarkt en de noodzakelijke correctie, op de middellange termijn, van excessen uit het verleden (vooral in bepaalde landen in het eurogebied) de kredietvraag drukken. Tegelijkertijd blijkt uit de in juli 2013 gehouden enquête naar bancaire kredietverlening dat de krimp van de nettovraag naar hypotheekleningen en consumptief krediet in het tweede kwartaal is afgenomen ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Volgens deze enquête heeft een groot aantal factoren bijgedragen aan de afzwakking van de inkrimping van de nettovraag, waaronder een minder sterke verslechtering van de vooruitzichten voor de huizenmarkt, het Grafiek 39 Financiële activa van aantrekkende consumentenvertrouwen en de huishoudens consumptieve bestedingen aan niet aan woningen gerelateerde artikelen. Voor het derde (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) kwartaal verwachten banken slechts een zeer chartaal geld en deposito’s beperkte verslechtering van de nettovraag schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten naar hypotheekleningen en consumptief kreaandelen en deelnemingen verzekeringstechnische reserves diet. overige 1) totaal financiële activa
Wat betreft de activazijde van de balans van de sector huishoudens in het eurogebied bedroeg de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door huishoudens in het eerste kwartaal van 2013 1,7% (iets lager dan de 1,8% in het voorgaande kwartaal; zie Grafiek 39). Net als in het voorgaande kwartaal hield de daling van de groei in het eerste kwartaal verband met een aanzienlijke vermindering van de investeringen in schuldbewijzen. De beleggingen in verzekeringstechnische reserves en andere beleggingen namen daarentegen toe, terwijl de beleggingen in aandelen en overige deelnemingen, en valuta’s en deposito’s onveranderd bleven. Al met al is de langdurige vertraging
74
ECB Maandbericht September 2013
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Met inbegrip van leningen en overige vorderingen.
-1
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
van de opbouw van financieel vermogen door huishoudens die sinds medio 2010 zichtbaar is de resultante van een zwakke inkomensontwikkeling en, met name in een aantal landen, neerwaartse druk door schuldafbouw.
Grafiek 40 Schuld en rentelast van huishoudens (procenten) rentelasten als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (rechts) schuld van huishoudens als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (links) schuld van huishoudens als percentage van het bbp (links) 4,5
V ERMO G EN S PO S ITIE De schuldenlast van huishoudens in het euro110 gebied heeft zich gestabiliseerd op een hoog niveau. Dit wijst erop dat huishoudens pro100 4,0 blemen ondervinden bij de schuldafbouw. 90 3,5 De verhouding tussen de schuldenlast en het bruto nominaal besteedbare inkomen van 80 3,0 huishoudens bedroeg in het tweede kwartaal van 2013 naar schatting 99,6% (zie Grafiek 70 2,5 40); dit is een lichte stijging ten opzichte van 60 2,0 het voorgaande kwartaal, maar vergelijkbaar met het sinds medio 2010 opgetekende niveau. 50 1,5 Deze stijging was het gevolg van een lichte 40 1,0 toename van de totale schuldenlast van huis2002 2004 2006 2008 2010 2012 houdens bij een stagnerend besteedbaar inkoBronnen: ECB en Eurostat. men als gevolg van de aanhoudend zwakke Toelichting: De schuld van huishoudens omvat de totale leningen aan huishoudens van alle institutionele secto conjunctuur. De rentelast van de sector huisren, met inbegrip van de rest van de wereld. De rentelasten omvatten niet alle door huishoudens betaalde finanhoudens is in het tweede kwartaal van 2013 cieringskosten, omdat de voor financiële dienstverlening naar schatting vrijwel ongewijzigd gebleven verschuldigde vergoedingen niet zijn inbegrepen. De ge ge vens voor het laatste kwartaal zijn deels geraamd. op 2,0% van het besteedbare inkomen, na tussen begin 2012 en begin 2013 geleidelijk te zijn gedaald. De schuldenlast van huishoudens ten opzichte van het bbp bedraagt naar schatting 65,0%, wat slechts een fractionele toename betekent ten opzichte van het voorgaande kwartaal.
ECB Maandbericht September 2013
75
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
3 p r i jz e n e n Ko s t e n Volgens de voorlopige raming van Eurostat bedroeg de twaalfmaands HICP-inflatie van het eurogebied in augustus 2013 1,3%, tegen 1,6% in juli. Op basis van de huidige veronderstellingen voor energie en wisselkoersontwikkelingen is de verwachting dat de inflatie op jaarbasis in de komende maanden laag zal blijven, vooral wegens het verloop van de energieprijzen. Vanuit het passende op de middellange termijn gerichte perspectief wordt verwacht dat de onderliggende prijsdruk gematigd zal blijven, als gevolg van de algemene zwakte van de totale vraag en het bescheiden hersteltempo. De middellange- en langetermijninflatieverwachtingen blijven stevig verankerd in overeenstemming met prijsstabiliteit. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de ECB in september 2013 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een twaalfmaands HICPinflatie voorspellen van 1,5% in 2013 en van 1,3% in 2014. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van juni 2013 is de projectie voor inflatie voor 2013 opwaarts bijgesteld met 0,1 procentpunt, terwijl de projectie voor 2014 onveranderd blijft. De risico’s verbonden met de vooruitzichten voor het prijsverloop worden verwacht op middellange termijn grotendeels in evenwicht te blijven.
3 . 1 CON S UMPTIEPRI J Z EN De twaalfmaands HICP-inflatie van het eurogebied daalde in de eerste helft van 2013 aanzienlijk, hoofdzakelijk als gevolg van een forse daling van de energieprijsinflatie ten opzichte van de hoge cijfers in 2012. De onderliggende inflatoire druk, zoals afgemeten aan de verschillende HICP-maatstaven op basis van uitsluiting, nam tot dusver eveneens af in 2013, door de zwakke ontwikkelingen in de economische bedrijvigheid. Door de verhogingen van de indirecte belastingen en de door de overheid gereguleerde prijzen zijn de inflatiecijfers in sommige landen van het eurogebied daarentegen hoog gebleven. Volgens de flashraming van Eurostat daalde de totale HICP-inflatie in augustus 2013 tot 1,3%, als gevolg van een daling van het mutatietempo op jaarbasis van de componenten energie, voedingsmiddelen en industriële goederen met uitzondering van energie, wat slechts gedeeltelijk werd gecompenseerd door een stijging van de inflatie van de dienstenprijzen (zie Tabel 9). tabel 9 prijsontwikkelingen (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) 2011
2012
2013 maart
2013 april
2013 mei
2013 juni
2013 juli
2013 aug.
Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) en componenten 1) Totale index 2,7 Energie 11,9 Voedingsmiddelen 2,7 Onbewerkt 1,8 Bewerkt 3,3 Industriële goederen m.u.v. energie 0,8 Diensten 1,8
2,5 7,6 3,1 3,0 3,1 1,2 1,8
1,7 1,7 2,7 3,5 2,2 1,0 1,8
1,2 -0,4 2,9 4,2 2,1 0,8 1,1
1,4 -0,2 3,2 5,1 2,1 0,8 1,5
1,6 1,6 3,2 5,0 2,1 0,7 1,4
1,6 1,6 3,5 5,1 2,5 0,4 1,4
1,3 -0,4 3,3 . . 0,3 1,5
3,0 86,6 0,5
0,6 84,2 -1,6
-0,2 79,3 -3,5
-0,2 79,2 -4,8
0,3 78,3 -7,3
0,2 81,9 .
. 82,6 .
Overige prijsindicatoren Industriële producentenprijzen Olieprijzen (EUR per vat) Grondstoffenprijzen m.u.v. energie
5,8 79,7 12,2
Bronnen: Eurostat, ECB en berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Thomson Reuters. 1) De HICP-inflatie en de componenten (m.u.v. onbewerkte en bewerkte voedingsmiddelen) voor augustus 2013 betreffen de voorlopige raming van Eurostat.
ECB Maandbericht September 2013
77
Grafiek 41 uitsplitsing hicp-inflatie naar belangrijkste componenten (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens) totale HICP (links) onbewerkte voedingsmiddelen (links) energie (rechts)
totale HICP m.u.v. energie en onbewerkte voedingsmiddelen (links) bewerkte voedingsmiddelen (rechts) industriële goederen m.u.v. energie (links) diensten (links)
6
30
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
-15 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
4
8
3
6
2
4
1
2
0
0
-1
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-2
Bron: Eurostat.
Wat de hoofdcomponenten van de HICP betreft, nam de prijsinflatie van energie de eerste acht maanden van 2013 sterk af, weliswaar met enige volatiliteit in het olieprijsverloop en positieve en negatieve basiseffecten. Deze over het algemeen neerwaartse tendens hield verband met een combinatie van een dalende olieprijs in Amerikaanse dollars en de appreciatie van de euro gedurende het afgelopen jaar, en met negatieve basiseffecten als gevolg van de wegebbende effecten van eerdere stijgingen van de olieprijs. In de zomermaanden van 2012 zorgden de opverende olieprijs en de lagere wisselkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar voor hogere olieprijzen (luidend in euro) en wakkerden die de jaar-op-jaar stijging van de energieprijzen aan tot in september 2012, toen deze 9,1% beliep. Vanaf oktober 2012 nam de prijsinflatie van energie geleidelijk af; in april en mei 2013 werd die zelfs negatief, toen de energieprijzen jaar-op-jaar met 0,4% en 0,2% daalden. In juni 2013 stuwde een sterk basiseffect het twaalfmaands mutatietempo van de energiecomponent omhoog tot 1,6%. In juli, de laatste maand waarvoor een gedetailleerde uitsplitsing beschikbaar is, bleef het twaalfmaands mutatietempo van de energiecomponent onveranderd, ondanks een negatief basiseffect. Een blik op de voornaamste energiedragers leert dat het twaalfmaands mutatietempo van de autobrandstofprijzen in juli sterk toenam, en voor het eerst sinds februari 2013 positief werd, terwijl de elektriciteits- en gasprijzen ten opzichte van juni een lager jaar-op-jaar groeitempo lieten optekenen. De flashraming van Eurostat duidt op een daling met 0,4% van de prijsinflatie van energie in augustus 2013, komende van 1,6% in de twee voorgaande maanden, vooral als gevolg van een negatief basiseffect. De jaar-op-jaar stijging van de voedselprijzen bleef tijdens de eerste acht maanden van 2013 op een hoog niveau van ongeveer 3%; dit had te maken met het verloop van de internationale prijzen van voedingsgrondstoffen alsook met lokale aanbodvoorwaarden. Per saldo hebben de voedselprijzen in de afgelopen kwartalen relatief weinig effect op het patroon van de HICP-inflatie gehad, aangezien de invloed, op het totale indexcijfer, van het opwaarts prijsverloop voor onbewerkte voedingsmiddelen geneutraliseerd werd door het effect van de vertragende prijsstijging voor bewerkte voedingsmiddelen. De prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen vormen de laat-
78
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
ste tijd de sterkst groeiende hoofdcomponent van de totale HICP, met een jaar-op-jaar stijging van ongeveer 5%. In juli, de laatste maand waarvoor een officiële uitsplitsing van de voedingsmiddeleninflatie beschikbaar is, veerde de inflatie van de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen opnieuw op tot 5,1%, evenveel als in mei en het hoogste peil in meer dan tien jaar. De lichte stijging van de inflatie van de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen in juli, komende van 5,0% in juni, vloeide voornamelijk voort uit een opwaarts basiseffect. Het seizoengecorrigeerde maand-op-maand cijfer was slechts licht positief, 0,1%, en stond in schril contrast met de hoge maand-op-maand cijfers in de afgelopen maanden, die vooral werden teweeggebracht door sterke prijsstijgingen van groenten en fruit als gevolg van de slechte weersomstandigheden. In juli 2013 gaven de fruitprijzen een hoger jaar-op-jaar groeitempo te zien dan in juni, terwijl dat bij de groenten ietwat daalde. Kader 8 ‘Recente ontwikkelingen in de prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen’ onderzoekt de aard van de recente opwaartse druk en beoordeelt de gevolgen daarvan voor de vooruitzichten. In tegenstelling tot de subcomponent onbewerkte voedingsmiddelen daalde de inflatie van de prijzen voor bewerkte voedingsmiddelen geleidelijk, van 2,4% in december 2012 tot 2,1% in april 2013. Die inflatie bleef onveranderd op dat peil in mei en juni, en verzwakte aldus geleidelijk de effecten van de prijsschok van de voedingsgrondstoffen in de zomermaanden van 2012. Dat de inflatie van de prijzen voor bewerkte voedingsmiddelen in juli toenam tot 2,5% kwam vooral door een sterke stijging van het twaalfmaands mutatietempo van de tabaksprijzen van 4,9%, tegenover 3,7% in juni. De flashraming van Eurostat inzake de prijsstijging voor de gezamenlijke voedingsmiddelen (bewerkte en onbewerkte voedingsmiddelen samen) is gedaald tot 3,3% in augustus, tegenover 3,5% in juli 2013. Ongerekend voedingsmiddelen en energieproducten, die ongeveer 30% van de HICP-mand uitmaken, bedroeg de jaar-op-jaar HICP-inflatie in de eerste zeven maanden van 2013 gemiddeld 1,2%, dus iets minder dan het gemiddelde van 1,5% over heel 2012. Nadat de twaalfmaands HICP-inflatie ongerekend voedingsmiddelen en energie in maart 2013 tijdelijk steeg tot 1,5%, schommelt die sinds april rond de 1,1%. De HICP-mand ongerekend deze twee laatste items bestaat uit twee hoofdcomponenten, namelijk industriële goederen (ongerekend energie) en diensten, die de afgelopen maanden elk een ander verloop te zien gaven. De inflatie van de prijzen voor industriële goederen (ongerekend energie), die in het laatste kwartaal van 2012 tot net boven 1,0% gezakt was, bleef vanaf januari 2013 verder dalen. In de eerste helft van 2013 bleef de inflatie van de prijzen voor deze goederen op een lager peil dan in 2012 en 2011. De inflatie zette haar daling voort tot 0,8% in april en mei en nog verder tot 0,7% in juni en 0,4% in juli. De daling met 0,3 procentpunt van het twaalfmaands mutatietempo die in juli voor deze component werd opgetekend, vloeide voort uit een grotere impact van de uitverkoop in de zomer in een aantal landen en had ook te maken met een neerwaarts basiseffect voor farmaceutische producten in Spanje. Algemeen beschouwd was de neerwaartse tendens tijdens de afgelopen paar maanden grotendeels toe te schrijven aan de neerwaartse tendens van het jaar-op-jaar stijgingstempo van de prijzen van kleding en schoeisel, een gevolg van de uitverkoopperiode. Volgens de flashraming van Eurostat daalde de prijsstijging voor industriële goederen ongerekend energie in augustus 2013 verder tot 0,3%. De inflatie van de dienstenprijzen, de grootste HICP-component, liet in het laatste deel van 2011, in 2012, en tot maart 2013 een vrij vlak verloop optekenen ondanks kortstondige stijgingen als gevolg van verhogingen van de indirecte belastingen in een aantal landen, tegen de achtergrond van een algemene vertraging van zowel de vraag als, zij het in mindere mate, de arbeidskosten. In april 2012 was de inflatie van de dienstenprijzen teruggelopen tot 1,7%, het laagste niveau sinds maart 2011, en in de rest van 2012 schommelde die constant rond dat niveau. De volatiliteit van de inflatie in de lente van 2013 had deels te maken met de impact ECB Maandbericht September 2013
79
van de prijzen van reisgebonden diensten. Doordat de paasvakantie in 2013 vroeg viel, was het jaar-op-jaar mutatietempo van de prijzen voor recreatie en persoonlijke diensten (in het bijzonder georganiseerde reizen) sneller in maart, maar trager in april. Volgens de flashraming van Eurostat daalde de inflatie van de dienstenprijzen tot 1,4% in juni en juli 2013 en bedroeg die 1,5% in augustus.
K ADER 8
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE PRIJZEN VAN ONBEWERKTE VOEDINGSMIDDELEN Van de hoofdcomponenten van de HICP lieten de prijzen voor onbewerkte voedingsmiddelen de laatste tijd het krachtigste groeitempo optekenen. Naast de energieprijzen vormen de prijzen voor onbewerkte voedingsmiddelen echter de meest volatiele component van de HICP en opwaartse druk die zich gedurende enkele maanden opbouwt, heeft vaak de neiging om snel af te zwakken in de daaropvolgende maanden. In dit Kader wordt de aard van de recente opwaartse druk besproken en worden de gevolgen voor de inflatievooruitzichten onderzocht. De recente ontwikkelingen in het juiste perspectief Tussen de maanden mei en juli 2013 stegen de prijzen voor onbewerkte voedingsmiddelen met ongeveer 5% op jaarbasis en droegen zo in aanzienlijke mate bij aan de totale HICPinflatie, ondanks hun betrekkelijk lage gewicht (7,3%) in de totale HICP-mand. Een terugblik over de periode sinds 1999 leert dat het groeitempo van deze component op jaarbasis slechts eenmaal hoger lag, namelijk in 2001 en begin 2002, toen risico’s voor de volksgezondheid als Grafiek a prijsinflatie van onbewerkte voedingsmiddelen en bijdragen van subcomponenten (mutaties in procenten per jaar; procentpunten) prijzen van onbewerkte voedingsmiddelen groenteprijzen fruitprijzen visprijzen vleesprijzen 10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
80
ECB Maandbericht September 2013
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-2 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
Grafiek b beloop van groente- en fruitprijzen in het eurogebied gedurende het jaar (index: augustus van het voorgaande jaar = 100) ontwikkeling sinds augustus 2012 gemiddelde ontwikkeling sinds augustus van het voorgaande jaar (1999-2012) plus/min één standaarddeviatie b) Groenteprijzen
a) Fruitprijzen 118
118
118
118
116
116
116
116
114
114
114
114
112
112
112
112
110
110
110
110
108
108
108
108
106
106
106
106
104
104
104
104
102
102
102
102
100
100
100
100
98
98
98
98
96 aug.
okt.
dec.
feb.
april
juni
96 aug.
96 aug.
okt.
dec.
feb.
april
juni
96 aug.
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De gearceerde gebieden tonen per maand een afwijking in het indexniveau van plus of min een standaarddeviatie t.o.v. het niveau in augustus van het voorgaande jaar voor de periode 1999-2012.
gevolg van aandoeningen bij dieren leidde tot opwaartse druk op de rundvleesprijzen en – via substitutie – op de prijzen van overige vleesproducten.1 De recente hoge prijsinflatie voor onbewerkte voedingsmiddelen is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de stijgende bijdragen van de groente- en fruitprijzen (zie Grafiek A). De groente- en fruitprijzen liggen ten grondslag aan het grootste gedeelte van de volatiliteit in de prijsinflatie van onbewerkte voedingsmiddelen en weerspiegelen in ruime mate verschuivingen in het binnenjaarlijkse patroon van de maand-op-maandveranderingen. Dergelijke verschuivingen zijn vaak toe te schrijven aan aanvoerverstoringen als gevolg van de weersinvloeden op de landbouwproductie. Als gevolg van wijzigingen in de methodologie voor de behandeling van seizoensgebonden producten in de HICP 2, is de volatiliteit in de maand-opmaandveranderingen in het eurogebied toegenomen en zijn vergelijkingen met historische binnenjaarlijkse patronen omgeven door grotere onzekerheid. Als we die onzekerheid buiten beschouwing laten, dan is de gecumuleerde verandering in de groente- en fruitprijzen sinds augustus 2012 groter dan die in eerdere vergelijkbare periodes. Meer in het bijzonder ligt die verandering boven het gemiddelde voor 1999-2012 van de vanaf de augustusmaand van het voorgaande jaar opgetekende gecumuleerde verandering en is ze boven de marge van één standaardafwijking aan weerszijden van dit historisch gemiddelde gestegen (zie Grafiek B). 1 Zie het Kader ‘Recente ontwikkelingen van de onbewerkte-voedingsmiddelenprijzen: het effect van BSE en mond-en klauwzeer’, ECB Maandbericht, mei 2001. 2 Zie het Kader ‘Methodological changes in the compilation of the HICP and their impact on recent data’, ECB Monthly Bulletin, april 2011.
72
ECB Maandbericht September 2013
81
Grafiek c boxplots van de spreiding van het twaalfmaands mutatietempo van de groente- en fruitprijzen sinds 1999 en het gemiddelde twaalfmaands mutatietempo van mei tot en met juli 2013 in het eurogebied en in afzonderlijke eurolanden (mutaties in procenten per jaar) gemiddelde mutaties in procenten per jaar van mei tot en met juli 2013 interkwartiel bereik van de spreiding mediaan van de spreiding b) Groenteprijzen
a) Fruitprijzen 80
80
80
80
60
60
60
60
40
40
40
40
20
20
20
20
0
0
0
0
-20 -40
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 1 2 3 4 5 6
BE DE EE IE GR ES
7 8 9 10 11 12
FR IT CY LU MT NL
13 14 15 16 17 18
aT PT SI SK FI eurogebied
-20
-20
-40
-40
-20
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 1 2 3 4 5 6
BE DE EE IE GR ES
7 8 9 10 11 12
FR IT CY LU MT NL
13 14 15 16 17 18
-40
aT PT SI SK FI eurogebied
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De verticale lijnen tonen de minimum- en maximumwaarden sinds 1999. De gegevens zijn gecorrigeerd voor verstoringen in het twaalfmaands mutatietempo als gevolg van de verordening inzake de behandeling van seizoensgebonden producten in de HIPC (zie voetnoot 2).
Deze grotere verandering is voornamelijk toe te schrijven aan de ontwikkelingen in mei en juni 2013. Daarentegen wijzen gegevens voor juli 2013 op een lichte daling van zowel de groente- als de fruitprijzen, wat grotendeels overeenstemt met het normale seizoenspatroon. Bij de groenteprijzen is de recente stijging van de jaarlijkse groeicijfers ook het gevolg van basiseffecten, aangezien de seizoensgebonden daling in de zomer van 2013 enigszins later dan gewoonlijk begon, terwijl die daling in 2012 wat vroeger inzette. De aard van de recente opwaartse druk De stevige opwaartse druk op de groente- en fruitprijzen tijdens het voorjaar van 2013 is zeer waarschijnlijk toe te schrijven aan het aanbodtekort als gevolg van de slechte weersomstandigheden. Door de lange winter en buitensporige neerslag werden landen in zowel het noorden als het zuiden van Europa geconfronteerd met slechte of uitgestelde oogsten voor sommige seizoensgebonden fruit- en groenteproducten. Aangezien de productie en consump-
82
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
tie van groenten en fruit een relatief grote regionale dimensie hebben, leidde dit in de betrokken landen wellicht tot hogere prijzen. In vrijwel alle landen van het eurogebied werd opwaartse druk vanuit de groente- en fruitprijzen opgetekend, zij het in verschillende mate. Voor de fruitprijzen lag het mutatietempo op jaarbasis voor die twee subcomponenten lag tussen mei en juli 2013 in 13 van de 17 landen van het eurogebied boven het derde kwartiel van de historische verdeling van het twaalfmaands mutatietempo sinds 1999 en voor de groenteprijzen was dat in 11 landen het geval (zie Grafiek C). Verschillen in de omvang van de stijging tussen de landen en tussen de fruit- en groenteprijzen bevestigen de zienswijze dat de regionale weersomstandigheden de voornaamste oorzaak vormen van de recente stijging van die prijzen. Ook andere factoren, zoals uiteenlopende aandelen van ingevoerde groenten en fruit, of verschillen in de doorberekening van een weersgebonden aanbodschok in de uiteindelijke consumptieprijzen, kunnen een rol hebben gespeeld. Al met al zijn de recente hoge inflatiecijfers voor onbewerkte voedingsmiddelen waarschijnlijk van tijdelijke aard en weerspiegelen ze veeleer de inherente volatiliteit van de ontwikkelingen van de fruit- en groenteprijzen dan de tendensen op middellange termijn. Als zich geen verdere aanbodschokken voordoen, zouden de groente- en fruitprijzen hun gebruikelijke seizoenpatroon moeten volgen. De beschikbare voorlopige gegevens over de consumentenprijzen voor augustus wijzen immers al op een daling van het groeitempo op jaarbasis van de prijzen voor onbewerkte voedingsmiddelen. De recente ontwikkelingen brengen de huidige vooruitzichten van een gematigde onderliggende prijsdruk in het eurogebied dan ook niet in gevaar.
3 . 2 INDU S TRI Ë L E PRODUCENTENPRI J Z EN In de loop van 2012 en tijdens de eerste helft van 2013 nam de druk op het productieproces binnen de aanbodketen verder af (zie Tabel 9 en Grafiek 42). In het eerste halfjaar van 2013 daalde de inflatie van de industriële producentenprijzen gemiddeld tot 0,6%, tegenover een gemiddelde van 3,0% in 2012. Het enigszins wisselvallige patroon vanaf de tweede helft van 2012 was toe te schrijven aan de energiecomponent, die nauw verbonden is met het verloop van de olieprijzen. De PPI-inflatie (ongerekend de bouwnijverheid) daalde in april 2013 met 0,2%, jaar-op-jaar, en werd voor het eerst sinds februari 2010 negatief. In mei bleef die inflatie met -0,2% negatief; nadien steeg ze licht tot 0,3% in juni en 0,2% in juli. Zonder de bouwnijverheid en energie bleef het twaalfmaands mutatietempo van de PPI voor de industrie in juli 2013 onveranderd op 0,6%. In de latere stadia van de prijsketen is de druk op de HICP-inflatie van de niet-energetische industriële goederen gematigd gebleven. De twaalfmaands PPI-inflatie van consumptiegoederen ongerekend voedingsmiddelen bedroeg in juli 0,3% – waarmee die voor de zesde opeenvolgende maand onveranderd bleef. De PMI-detailhandelsindex van inputprijzen voor niet-voedingsmiddelenwinkels in augustus steeg tot 57,5 (tegenover 54,1 in juli), wat erop duidt dat de inputkosten de afgelopen maand stegen in een tempo dat erg dicht bij het langetermijngemiddelde ligt. De PMI-index voor winstmarges in niet-voedingsmiddelenwinkels steeg de afgelopen maand tot iets boven het langetermijngemiddelde. In de vroegere prijsstadia neemt de druk daarentegen af, omdat het twaalfmaands mutatietempo van de PPI voor prijzen van halffabricaten, invoerprijzen van halffabricaten, grondstoffenprijzen en prijzen van ruwe olie in euro negatief zijn gebleven. In de latere prijsstadia is de druk op de HICP-inflatie van voedingsmiddelenprijzen stabiel gebleven, met waarden onder de hoge niveaus van de eerste paar maanden van het jaar. De druk ECB Maandbericht September 2013
83
begon al in de eerdere stadia af te nemen. In juli daalde de twaalfmaands inflatie van de producentenprijzen voor voedingsmiddelen licht tot 3,2%, tegen 3,3% in juni, terwijl de PMI-enquête aangeeft dat de inputprijzen voor voedingsmiddelenwinkels in augustus sneller stegen dan in juli, maar gematigder dan in juni. Bovendien bleven de winstmarges in augustus afnemen, in grotere mate dan in juli. In de beginstadia van de prijsketen daalde het twaalfmaands mutatietempo van de boerderijprijzen in de EU in juli tot 4,7%, tegenover percentages in de buurt van 10% in de drie voorgaande maanden; bovendien bleven de in euro uitgedrukte internationale prijzen van voedingsgrondstoffen in augustus sterk afnemen, met een daling van 27,2%. Deze forse daling op jaarbasis heeft voor een deel te maken met het feit dat de sterke stijgingen van grondstoffenprijzen in de zomer van 2012 zijn weggevallen uit de vergelijking op jaarbasis. De meest recente informatie uit de PMI-enquêtes en de enquêtes van de Europese Commissie tot augustus bevestigt een beperkte druk op de HICP-inflatie van prijzen voor industriële goederen ongerekend energie en een gematigde druk op de HICP-inflatie van prijzen voor bewerkte voedingsmiddelen. Wat de totale PMI betreft (zie Grafiek 43) steeg het indexcijfer van de inputprijzen voor de verwerkende industrie van 43,1 in juli tot 49,9 in augustus; het indexcijfer van de outputprijzen ging omhoog van 48,4 naar 49,6. Beide indexcijfers stegen tot net onder de drempelwaarde van 50 en bleven onder hun langetermijngemiddelden. De enquêtegegevens van de Europese Commissie met betrekking tot de vooruitzichten voor de verkoopprijzen voor de totale industrie bleven in augustus onveranderd, als gevolg van stijgingen in de vooruitzichten voor de verkoopprijzen voor halffabricaten en consumptiegoederen, die volledig werden geneutraliseerd door een daling van de vooruitzichten voor de verkoopprijzen in de sector investeringsgoederen.
Grafiek 42 uitsplitsing industriële producentenprijzen
Grafiek 43 door producenten betaalde en berekende prijzen
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
(spreidingsindices; maandgegevens)
totale industrie m.u.v. bouwnijverheid (links) halffabricaten (links) investeringsgoederen (links) consumptiegoederen (links) energie (rechts) 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
84
ECB Maandbericht September 2013
verwerkende industrie; betaalde prijzen verwerkende industrie; afzetprijzen dienstensector; betaalde prijzen dienstensector; afzetprijzen 25
90
90
20
80
80
15
70
70
10 0 -10
60
60
50
50
-15
40
40
-20
30
30
-25 2013
20
20 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: Markit. Toelichting: Een indexwaarde hoger dan 50 geeft een prijsstijging aan, een waarde lager dan 50 een prijsdaling.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
3 . 3 ARBEID S KO S TENINDICATOREN Uit de meest recente arbeidskostenindicatoren blijkt dat de binnenlandse kostendruk als gevolg van de arbeidskosten in het eerste kwartaal van 2013 beperkt bleef (zie Tabel 10 en Grafiek 44). Nadat de looncijfers in 2012, ten opzichte van 2011, enkele tekenen van matiging vertoonden, was er in 2013 een lichte stijging van de nominale en de reële lonen op het niveau van het eurogebied. Het herstel van de loongroei in 2013 houdt hoofdzakelijk verband met het terugdraaien van in 2012 genomen tijdelijke maatregelen tot loonsvermindering in de overheidssector, die een daling in de private sector meer dan compenseerden, zij het slechts licht. Terzelfder tijd gaven arbeidskostenindicatoren aanzienlijke afwijkingen te zien van land tot land. Terwijl nominale lonen en arbeidskosten per eenheid product in heel geringe mate stijgen of zelfs dalen in bepaalde eurolanden, blijft de loongroei in andere landen robuust.
Grafiek 44 enkele arbeidskostenindicatoren (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) loonsom per werknemer contractlonen arbeidskosten per uur 4,0
4,0
3,5
3,5
3,0
3,0
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Op het niveau van het eurogebied als geheel steeg de loonsom per werknemer in het eerste kwartaal van 2013 met 1,8% op jaarbasis, nadat die in het voorgaande kwartaal met 1,4% was toegenomen. Een deel van deze recente stijging houdt verband met de loonontwikkelingen in de overheidssector. Aangezien de loonsom per werknemer sneller steeg dan de productiviteit liepen de arbeidskosten per eenheid product verder op, van 1,7% in het vierde kwartaal van 2012 tot 1,9% in het eerste kwartaal van 2013. De contractlonen in het eurogebied, de enige arbeidskostenindicator die voor het tweede kwartaal van 2013 beschikbaar is, stegen in de verslagperiode met 1,7%, op jaarbasis, tegenover een toename met 2,0% in het voorgaande kwartaal. Er wordt evenwel verwacht dat deze vertraging tabel 10 arbeidskostenindicatoren (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
Contractlonen arbeidskosten per uur Loonsom per werknemer PM: arbeidsproductiviteit arbeidskosten per eenheid product
2011
2012
2012 II
2012 III
2012 IV
2013 I
2013 II
2,0 2,1 2,1
2,1 1,5 1,7
2,2 1,7 1,8
2,2 1,7 1,9
2,2 1,3 1,4
2,0 1,6 1,8
1,7 . .
1,2
0,0
0,3
-0,1
-0,2
-0,1
.
0,9
1,7
1,5
1,9
1,7
1,9
.
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht September 2013
85
Grafiek 45 arbeidskosten naar sector (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) Loonsom per werknemer: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening dienstensector
Arbeidskostenindex op uurbasis: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening
6
6
6
6
5
5
5
5
4
4
4
4
3
3
3
3
2
2
2
2
1
1
1
1
0
0
0
0
-1
-1
-1
-1
-2
-2
-2
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-2
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
tijdelijk zal zijn, gelet op de contractloonontwikkelingen in de Duitse verwerkende nijverheid, waar de desbetreffende afspraken voor 2013 pas vanaf de tweede helft van 2013 in loonsverhogingen voorzien. Het twaalfmaands mutatietempo van de arbeidskosten per uur steeg van 1,3% in het vierde kwartaal van 2012 tot 1,6% in het eerste kwartaal van 2013, wegens een daling van het aantal gewerkte uren. Deze versnelling vloeide voornamelijk voort uit de ontwikkelingen in de niet-bedrijfseconomie, die werden gedomineerd door veranderingen in de overheidssector. De loongroei in de sector van de bedrijfseconomie bleef stabiel.
3 . 4 V ER L OOP VAN DE BEDRI J F S W IN S TEN Als gevolg van de stijging van de arbeidskosten per eenheid product en de ongunstige economische omstandigheden zijn de bedrijfswinsten (gemeten naar bruto-exploitatieoverschot) sterk afgenomen in 2012. In het eerste kwartaal van 2013 bleef de indicator weliswaar negatief, maar de daling op jaarbasis was beperkt tot 0,1%. Deze krimp was toe te schrijven aan de afname van het jaarlijkse mutatietempo van het bbp, die gedeeltelijk werd gecompenseerd door een toename van de winsten per eenheid (marge per eenheid product). Al met al bleef het winstpeil, als gevolg van de opleving medio 2009, grotendeels ongewijzigd in 2011 en 2012 (zie Grafiek 46). Wat de belangrijkste economische sectoren betreft, nam de groei van de bedrijfswinsten op jaarbasis in de sector marktgebonden diensten toe met 0,5% in het eerste kwartaal van 2013, na een inkrimping met 0,7% in zowel het derde als het vierde kwartaal van 2012. In de industriële sector (ongerekend de bouwnijverheid) daalden de winsten verder met 1,6% in het eerste kwartaal van 2013, waardoor ze voor het vijfde kwartaal op rij negatief bleven (zie Grafiek 47). Het veranderingspercentage van de bedrijfswinsten op kwartaalbasis was voor het tweede opeenvolgende kwartaal positief in de marktgebonden diensten. In de industriële sector bleef dat percentage voor het tweede kwartaal op rij negatief.
86
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
Grafiek 46 uitsplitsing van de winstgroei in het eurogebied naar productie en winst per eenheid product
Grafiek 47 ontwikkeling van bedrijfswinsten in het eurogebied naar de belangrijkste bedrijfstakken
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
productie (bbp-groei) winst per eenheid product winst (bruto exploitatieoverschot)
gehele economie industrie marktgerichte dienstverlening
10
10
25
25
8
8
20
20
6
6
15
15
4
4
10
10
2
2
5
5
0
0
0
0
-2
-2
-5
-5
-4
-4
-10
-10
-6
-6
-15
-15
-8
-8
-20
-20
-10
-10
-25
-25
-12
-12
-30
2002
2004
2006
2008
2010
2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-30
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
3 . 5 INF L ATIE VOORUIT Z ICHTEN Uitgaande van de huidige aannames met betrekking tot de energieprijzen en de wisselkoersontwikkelingen wordt verwacht dat de inflatie op jaarbasis de eerstkomende maanden laag zal blijven, in het bijzonder als gevolg van het verloop van de energieprijzen. Gezien vanuit het toepasselijke middellangetermijnperspectief wordt ervan uitgegaan dat de onderliggende prijsdruk gematigd zal blijven, als gevolg van de algemene zwakte van de geaggregeerde vraag en het bescheiden hersteltempo. Op middellange tot lange termijn blijven de inflatieverwachtingen stevig verankerd in overeenstemming met de prijsstabiliteit. Nader beschouwd, blijven de inflatievooruitzichten op korte termijn afhankelijk van de bijdrage van de energiecomponent. Verwacht wordt dat de prijsinflatie van de energieproducten gematigd zal blijven in 2013 en 2014, omdat wordt aangenomen dat de olieprijzen, zoals momenteel uit de futuresprijzen kan worden opgemaakt, verder zullen dalen. Het profiel van de energiecomponent zal enige volatiliteit vertonen, hoofdzakelijk als gevolg van positieve en negatieve basiseffecten. De bijdrage van de energiecomponent aan de totale HICP-inflatie zal naar verwachting beduidend lager uitvallen dan de historische gemiddelden, wat zou leiden tot een bescheiden patroon van de totale inflatie. Aangenomen wordt dat de twaalfmaands prijsinflatie voor onbewerkte voedingsmiddelen in de tweede helft van 2013 gaandeweg in neerwaartse zin zal normaliseren, en zich tegen medio 2014 op een lager peil zal stabiliseren. De recente opwaartse prijsschokken voor onbewerkte voedingsmiddelen werden voornamelijk veroorzaakt door aanvoerverstoringen voor fruit en groenten als gevolg van de slechte weersomstandigheden. Die effecten zijn naar verwachting van tijdelijke aard en een gevolg van de inherente volatiliteit van het prijsverloop voor fruit en groenten, veeleer dan een trend op middellange termijn (zie tevens Kader 8). De prijsinflatie ECB Maandbericht September 2013
87
voor bewerkte voedingsmiddelen kan de volgende maanden enigszins aantrekken, waarna deze later in het jaar opnieuw kan afzwakken. De aanvankelijke toename is toe te schrijven aan prijsstijgingen voor tabak in verscheidene landen, alsook aan een vertraagde doorwerking van de stijging van de agrarische producentenprijzen in de EU in het najaar van 2012. De voor het laatste gedeelte van het jaar verwachte neerwaartse trend vloeit voort uit basiseffecten en houdt verband met de lagere kostendruk en de gematigde vraag in een aantal landen van het eurogebied. De prijsinflatie voor industriële goederen ongerekend energie zal naar verwachting gematigd blijven gedurende de rest van 2013, als gevolg van de neerwaartse druk op de prijzen van ingevoerde industriële goederen ongerekend energie en de al met al gematigde loonontwikkelingen. In 2014 kunnen de verbetering van de economische bedrijvigheid en de btw-verhogingen in een aantal landen van het eurogebied leiden tot een opflakkering van de prijsinflatie voor industriële goederen ongerekend energie. Verwacht wordt dat de inflatie van de dienstenprijzen de eerstkomende maanden goeddeels stabiel zal blijven op het huidige niveau, waarna ze zou aantrekken in de loop van 2014. Behalve aan de betere vooruitzichten ten aanzien van de bedrijvigheid en de btw-verhogingen, is de verwachte stijging van de dienstenprijsinflatie in 2014 ook toe te schrijven aan de hogere loonstijgingen en de toegenomen huurprijzen in een aantal landen. De jongste gegevens over de arbeidskostenindicatoren wijzen erop dat de binnenlandse kostendruk wellicht slechts progressief zal toenemen als gevolg van de geleidelijke opleving van de bedrijvigheid. Het vrij vlakke profiel van de loongroei op het niveau van het eurogebied verhult substantiële verschillen tussen de landen onderling. In de eurolanden met een vrij veerkrachtige arbeidsmarkt zal de loongroei waarschijnlijk toenemen, terwijl die groei gematigd zou blijven in de landen die worden geconfronteerd met verdere begrotingsconsolidatie-inspanningen en met een aanhoudend hoge werkloosheid. Onder impuls van de verwachte conjuncturele opleving van de productiviteitsgroei zal de groei van de arbeidskosten per eenheid product naar alle waarschijnlijkheid vertragen in 2013 en 2014. Verwacht wordt dat de groei van de bedrijfswinsten zal stagneren in 2013 als gevolg van de zwakke economische bedrijvigheid. Op de middellange termijn wordt verwacht dat de geringere groei van de arbeidskosten per eenheid product en de geleidelijk verbeterende economische omstandigheden een herstel van de winstmarges ondersteunen. De door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied van september 2013 stellen een HICP-inflatie op jaarbasis voorop van respectievelijk 1,5% in 2013 en 1,3% in 2014. In vergelijking met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties van juni 2013 is de projectie voor de inflatie in 2013 opwaarts herzien met 0,1 procentpunt, terwijl de projectie voor 2014 ongewijzigd blijft. Op de middellange termijn worden de risico’s voor de vooruitzichten inzake het prijsverloop nog steeds gezien als grotendeels in evenwicht. De opwaartse risico’s houden verband met de forser dan verwachte stijgingen van de door de overheid gereguleerde prijzen en van de indirecte belastingen, alsook met de hogere grondstoffenprijzen; de neerwaartse risico’s zijn het resultaat van de zwakkere economische bedrijvigheid.
88
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
4 PRODUCTIE , V RAA G EN DE ARBEID S MAR K T Na zes opeenvolgende kwartalen van negatieve productiegroei steeg het reële bbp van het eurogebied in het tweede kwartaal van 2013 op kwartaalbasis met 0,3%. Deze stijging is deels toe te schrijven aan tijdelijke effecten die samenhingen met de weersomstandigheden in de eerste helft van dit jaar. Sindsdien liepen de op enquêtes gebaseerde vertrouwensindicatoren tot augustus verder op ten opzichte van lage niveaus, waardoor ze al met al de eerdere verwachtingen van een geleidelijk herstel van de economische bedrijvigheid bevestigden. Vooruitblikkend naar de rest van het jaar en naar 2014 kan de productie, in overeenstemming met het basisscenario, langzaam herstellen, vooral dankzij de geleidelijke verbetering van de binnenlandse vraag die wordt geschraagd door de accommoderende monetaire beleidskoers. De economische bedrijvigheid in het eurogebied kan voorts profiteren van een geleidelijk sterkere buitenlandse vraag naar uitvoerproducten. Bovendien lijken de algemene verbeteringen op de financiële markten sinds afgelopen zomer gaandeweg door te sijpelen naar de reële economie, wat ook geldt voor de geboekte vooruitgang in de begrotingsconsolidatie. Daarenboven profiteerde het reëel inkomen onlangs van een doorgaans lagere inflatie. Toch blijft de werkloosheid in het eurogebied hoog; de noodzakelijke balansaanpassingen in de overheidssector en de private sector zullen de economische bedrijvigheid blijven drukken. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de ECB in september 2013 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die voorzien dat de reële bbpgroei op jaarbasis in 2013 met 0,4% zal dalen en in 2014 met 1,0% zal stijgen. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor juni 2013 werd de projectie voor 2013 opwaarts bijgesteld met 0,2 procentpunt, grotendeels op basis van nieuwe gegevens. Voor 2014 werd een neerwaartse herziening met 0,1 procentpunt opgetekend. De risico’s ten aanzien van de economische vooruitzichten voor het eurogebied blijven neerwaarts gericht.
4 . 1 RE Ë E L BBP EN V RAA G COMPONENTEN Het reële bbp steeg tijdens het tweede kwartaal van 2013 met 0,3% op kwartaalbasis, na gedurende zes opeenvolgende kwartalen te zijn gedaald (zie Grafiek 48). Dit resultaat weerspiegelde de positieve bijdragen van de binnenlandse vraag en de netto-uitvoer. De toename van het bbp in het tweede kwartaal is deels toe te schrijven aan tijdelijke factoren die de productie in een aantal landen beïnvloedden, met name een opleving van de bedrijvigheid in de bouwnijverheid, die tijdens het eerste kwartaal zwak was wegens de weersomstandigheden, en het hoge energieverbruik ten gevolge van een ongewoon koud voorjaar. Die recente stijging van het bbp maakt een einde aan de lange periode van negatieve productiegroei in het eurogebied, die voornamelijk valt te verklaren door het verloop van de binnenlandse vraag. De investeringen werden sterk beïnvloed door de bezuinigin-
Grafiek 48 Reële bbp-groei en bijdragen (groei op kwartaalbasis en bijdragen in procentpunten per kwartaal; voor seizoen gecorrigeerd) binnenlandse vraag (m.u.v. voorraden) voorraadmutaties uitvoersaldo totale bbp-groei
0,6
0,6
0,4
0,4
0,2
0,2
0,0
0,0
-0,2
-0,2
-0,4
-0,4
-0,6
-0,6
-0,8
-0,8
-1,0
II
III 2012
IV
I
2013
II
-1,0
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht September 2013
89
gen op de begroting, het voortgezette schuldverminderingsproces in sommige landen en de toegenomen onzekerheid. Daarnaast ondervonden de consumptieve bestedingen de invloed van de afnemende werkgelegenheid op het totale inkomen tegen de achtergrond van de zwakke arbeidsmarkt. De overheidsconsumptie bleef zwak door de begrotingsconsolidatie in verscheidene landen van het eurogebied. De toename van de productie in het tweede kwartaal van 2013 is niet alleen het gevolg van tijdelijke factoren. Recente, op enquêtes gebaseerde vertrouwensindicatoren zijn enigszins verder verbeterd, zij het op een laag peil. In de toekomst kan de economische bedrijvigheid in het eurogebied langzaam verder herstellen. Op korte termijn kan de binnenlandse vraag profiteren van de daling van de grondstoffenprijzen, die op haar beurt het binnenlandse reële inkomen kan ondersteunen. De binnenlandse vraag kan ook minder sterk worden afgeremd door de begrotingsontwikkelingen. Bovendien kan de uitvoergroei worden aangewakkerd door een geleidelijke versterking van de buitenlandse vraag. PARTICU L IERE CON S UMPTIE De particuliere consumptie nam tijdens het tweede kwartaal van 2013 met 0,2% toe en vertoonde voor het eerst sinds het derde kwartaal van 2011 een positieve groei. De cijfers voor het tweede kwartaal zijn het gevolg van een stijging van de consumptie van detailhandelsgoederen en personenauto’s. Naar het zich laat aanzien, is de consumptie van diensten op kwartaalbasis daarentegen afgenomen. Per saldo wijzen de recente ontwikkelingen van de kortetermijnindicatoren en enquêtes op een vlakke, of mogelijk matige groei van de bestedingen van huishoudens in de komende periode. De langdurig zwakke consumptieve bestedingen tijdens de afgelopen jaren weerspiegelen grotendeels het verloop van het reëel beschikbaar inkomen, dat werd uitgehold door de hoge inflatie als gevolg van de stijgende grondstoffen- en energieprijzen. De afnemende werkgelegenheid oefende extra druk uit op het totale reële inkomen van huishoudens. Meer recentelijk profiteerde de particuliere consumptie echter van lagere grondstoffenprijzen en een iets matiger remmend effect van het begrotingsbeleid. Hierdoor vertraagde de daling van het reële inkomen van de huishoudens aanzienlijk tot 1,0% op jaarbasis in het eerste kwartaal van 2013, tegen -2,5% in het voorgaande kwartaal. Tegelijkertijd nam de spaarquote van de huishoudens in het eerste kwartaal van 2013 toe ten opzichte van het laatste kwartaal van 2012. De vergelijkingsbasis voor deze recente opleving van de spaartegoeden, die een toenemend nominaal inkomen in combinatie met een dalende nominale consumptie weerspiegelde, was ging uit van een absoluut dieptepunt. Wat de kortetermijndynamiek in het derde kwartaal van 2013 betreft, blijkt uit de ‘harde’ en de ‘zachte’ gegevens dat de consumptieve bestedingen per saldo verder stabiel zijn gebleven. De detailhandelsverkopen stegen in juli met 0,1% op maandbasis, zodat ze uitkwamen op hetzelfde peil als gemiddeld tijdens het tweede kwartaal van 2013. Bovendien beliep de Purchasing Managers’ Index (PMI) voor detailhandelsverkopen in juli en augustus gemiddeld 49,9, een verbetering ten opzichte van het tweede kwartaal. Gedurende de eerste twee maanden van het derde kwartaal bleef de vertrouwensindicator van de Europese Commissie voor de detailhandel gemiddeld boven het peil in het tweede kwartaal, maar licht onder het langetermijngemiddelde (zie Grafiek 49). Daarnaast steeg het aantal registraties van nieuwe personenauto’s in juni met 1,0% op maandbasis, wat een positief uitgangspunt voor het derde kwartaal biedt. Verwacht wordt dat de aankopen van auto’s en andere dure goederen de komende periode evenwel beperkt zullen blijven. In juli en augustus lag de indicator van de Europese Commissie voor
90
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
de verwachte grote aankopen licht onder het peil van het eerste en tweede kwartaal van 2013. De indicator bleef aldus zwak, in overeenstemming met het aanhoudend futloze verbruik van duurzame goederen. Tot slot nam het consumentenvertrouwen in het eurogebied verder toe in augustus, zodat het negen maanden op rij verbeterde. Deze periode van verbetering kan voornamelijk worden verklaard door de verwachtingen van huishoudens over zowel de toekomstige werkloosheidssituatie als de algemene economische situatie. Hoewel de jongste verbetering ruimschoots de daling tijdens de tweede helft van 2012 compenseert, ligt de index nog steeds ietwat onder het historische gemiddelde.
Grafiek 49 Detailhandelsverkopen, vertrouwen binnen de detailhandel en consumentenvertrouwen (maandgegevens) totale detailhandelsverkopen 1) (links) consumentenvertrouwen 2) (rechts) vertrouwen binnen de detailhandel 2) (rechts) PMI 2) feitelijke verkopen t.o.v. voorgaande maand (rechts)
4
40
3
30
2
20
1
10
0
0
-1
-10
-2
-20
-3
-30
IN V E S TERIN G EN -4 -40 De afname van de bruto-investeringen in 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 vaste activa van de afgelopen twee jaar nam Bronnen: Eurostat, conjuctuurenquêtes van de Europese een eind tijdens het tweede kwartaal van Commissie, Markit en berekeningen van de ECB. 1) Mutaties in procenten per jaar; driemaands voort2013. De investeringen stegen met 0,3% schrijdende gemiddelden; gecorrigeerd voor aantal werkop kwartaalbasis, na een inkrimping met dagen; met inbegrip van brandstof. 2) Procentuele saldi; voor seizoen en afwijkingen van het 2,2% in het eerste kwartaal. De volledige gemiddelde gecorrigeerd. 3) Purchasing managers’ Index; afwijkingen van een uitsplitsing van de investeringen voor het indexwaarde van 50. tweede kwartaal van 2013 was nog niet beschikbaar toen het Maandbericht werd afgerond. De beschikbare gegevens over de niet-bouwinvesteringen (de helft van de totale investeringen) wijzen echter voor de grootste landen van het eurogebied op een herstel in het tweede kwartaal. De kortetermijnindicatoren voor het eurogebied als geheel doen ook vermoeden dat er mogelijk een kentering kwam in de eerdere daling van de niet-bouwinvesteringen doordat het ondernemersvertrouwen tijdens de afgelopen maanden verbeterde, de productie van kapitaalgoederen toenam en de bezettingsgraad van het productievermogen zich in het tweede kwartaal stabiliseerde. Enquêtegegevens, zoals de PMI-index voor de verwerkende industrie en de vertrouwensindicatoren van de EC voor de verwerkende industrie en de sector investeringsgoederen, lieten tijdens het tweede kwartaal een verbetering optekenen. Ook de bouwinvesteringen voor woningen en andere gebouwen zijn in het tweede kwartaal van 2013 waarschijnlijk gestabiliseerd, gelet op de stijgingen van de bouwnijverheidsproductie-index in mei en juni. Uit de weinige beschikbare vroege indicatoren voor het derde kwartaal van 2013 valt op te maken dat de investeringen in vaste activa, exclusief de bouwnijverheid, in het eurogebied per saldo bescheiden blijven groeien. De bezettingsgraad nam in het derde kwartaal toe. De PMI in de verwerkende industrie en de component orderontvangsten van die index kwamen in juli en augustus boven de 50 uit, een niveau dat wijst op een expansie in de sector. De tot augustus beschikbare enquêtegegevens van de Europese Commissie over de beoordeling van de orderportefeuilles en de productieverwachtingen zijn verder verbeterd. Voor de investeringen in de ECB Maandbericht September 2013
91
bouwnijverheid blijkt uit de enquêtegegevens dat ze in het derde kwartaal wellicht vlak zullen blijven of licht zullen toenemen. Op de langere termijn zullen de niet-bouwinvesteringen naar verwachting herstellen, zij het geleidelijk. De algemene onzekerheid en de aanhoudende schuldvermindering in een aantal landen van het eurogebied blijven de niet-bouwinvesteringen drukken. De investeringen in de bouwnijverheid kunnen gedurende heel 2013 zwak blijven wegens de aanhoudende aanpassingen op vele huizenmarkten in het eurogebied en het huidige geringe vertrouwen in de sector. OV ERHEID S CON S UMPTIE De overheidsconsumptie steeg in reële termen tijdens het tweede kwartaal van 2013, in vergelijking met een vlak profiel in het eerste kwartaal. Wanneer de onderliggende trends van de individuele componenten worden onderzocht, blijkt de stijging van de overheidsconsumptie voornamelijk te danken aan de sterke groei van de intermediaire consumptieve bestedingen (die iets minder dan een vierde van de totale consumptieve bestedingen van de overheid uitmaken). Bovendien bleef de groei van de sociale overdrachten in natura, die eveneens bijna een vierde van de overheidsconsumptie vertegenwoordigen, grotendeels onveranderd ten opzichte van het voorgaande kwartaal, in overeenstemming met de empirische patronen. Dit is toe te schrijven aan posten die in de loop der tijd doorgaans in een relatief stabiel tempo groeien, zoals de uitgaven voor de gezondheidszorg. Daarentegen liep de loonsom van het overheidspersoneel, die bijna de helft van de totale overheidsconsumptie omvat, verder terug, zij het in een trager tempo. De aanhoudende daling is het gevolg van de aanhoudende loonaanpassingen in de overheidssector en de verlaging van de werkgelegenheid bij de overheid in een aantal landen van het eurogebied. De bijdrage van de overheidsconsumptie tot de binnenlandse vraag zal de komende kwartalen wellicht beperkt blijven, omdat in een aantal landen van het eurogebied nog aanzienlijke begrotingsconsolidatie-inspanningen noodzakelijk zijn (zie Paragraaf 5). VOORRADEN In het tweede kwartaal van 2013 leverden de voorraadwijzigingen een geringe negatieve bijdrage van 0,1 procentpunt tot de bbp-groei op kwartaalbasis, na een sterke (opwaarts bijgestelde) positieve bijdrage van 0,4 procentpunt in het eerste kwartaal, omdat de voorraadopbouw ietwat vertraagde. Al met al maken de ontwikkelingen in de eerste helft van 2013 een einde aan de opeenvolging van bijna ononderbroken negatieve bijdragen van de voorraden tot de groei tijdens de zes kwartalen sinds medio 2011, die opliepen tot een gecumuleerde -1,0 procentpunt (waardoor ze het leeuwendeel van de gecumuleerde daling van het bbp tijdens die periode voor hun rekening namen). In combinatie met de uitgesproken aanscherping van de financieringsvoorwaarden in een aantal landen van het eurogebied remde de sterke verslechtering van de bedrijfsvooruitzichten in de zomer van 2011 de forse voorraadopbouw tijdens de eerste helft van 2011 snel af, waardoor de voorraden in de tweede helft van 2011 een aanzienlijke negatieve bijdrage van -0,6 procentpunt tot de bbp-groei leverden. In de daaropvolgende kwartalen bleef het tempo van de voorraadopbouw vertragen, zij het in een matiger tempo, wat zorgde voor verdere negatieve bijdragen tot de groei ten belope van in totaal 0,4 procentpunt over de vier kwartalen van 2012. Deze aanzienlijke negatieve bijdragen, gecumuleerd over zes kwartalen, bogen de sterke voorraadopbouw van het tweede kwartaal van 2011 (0,9% bbp, naar waarde uitgedrukt) tegen het laatste kwartaal van 2012 om in een lichte voorraadintering (-0,2% bbp), die omsloeg in een beperkte voorraadopbouw gedurende de eerste helft van 2013 (0,0% bbp in zowel het eerste als het tweede kwartaal).
92
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Recente enquêtegegevens van de PMI voor juli en augustus bevestigen de aanzienlijk tragere voorraadintering dan eind vorig jaar en begin dit jaar, zoals reeds in voorgaande enquêtes werd aangestipt, en wijzen op een ietwat langzamere voorraadafbouw dan in het tweede kwartaal van 2013, en dit voor alle soorten voorraden: inputgoederen en voorraden gereed product in de verwerkende industrie alsook voorraden van detailhandelaars (zie Grafiek 50). Bovendien blijkt uit de enquête van de Europese Commissie dat ondernemingen de voorraden in de verwerkende industrie (gereed product) en in de detailhandel veeleer laag vinden vergeleken met de historische gemiddelden. Dit wijst erop dat de voorraden in de nabije toekomst dan ook een neutrale tot licht positieve bijdrage tot de groei zouden kunnen leveren. BUITEN L AND S E HANDE L Na twee opeenvolgende kwartalen van negatieve groei steeg de uitvoer van het eurogebied in het tweede kwartaal van 2013 met 1,6% (zie Grafiek 51). Deze heropleving kan worden toegeschreven aan een versterking van de buitenlandse vraag, die slechts ten dele werd gecompenseerd door het effect van de appreciatie van de euro in nominale effectieve termen sinds medio 2012. De toegenomen vraag vanuit de ontwikkelde economieën lijkt de uitvoer van het eurogebied te hebben gestimuleerd, terwijl de vraag vanuit de opkomende economieën aan kracht inboette. Dit weerspiegelt een aanzienlijke verandering in de geografische samenstelling van de buitenlandse vraag in vergelijking met de twee voorgaande jaren, die werden gekenmerkt door een relatief krachtige vraag vanuit de opkomende economieën en een geringe vraag vanuit de meest ontwikkelde economieën. De samenstelling van de mondiale vraag in het tweede kwartaal van 2013 stemde meer overeen met het relatieve belang van de markten voor de uitvoer vanuit het eurogebied, waarvan twee derde bestemd is voor de ontwikkelde economieën.
G r a f i e k 5 0 Vo o r r a a d m u t a t i e s i n h e t e u rog e b i e d (EUR miljard; spreidingsindices; maandgegevens per kwartaalultimo) nationale rekeningen (links) PMI (rechts)
24
53
20
52
16
51
12
50
8
49
4
48
0
47
-4
46
-8
45
-12
44
-16
43
-20
42
-24
41 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bronnen: Markit, Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: Nationale rekeningen: voorraadmutatie in waarde. PMI: gemiddelde van de voorraden input- en gereed product van de verwerkende industrie en van detailhandelsvoorraden.
Grafiek 51 Reële invoer, uitvoer en bijdrage van het uitvoersaldo aan de bbp-groei (mutaties in procenten op kwartaalbasis; procentpunten) uitvoersaldo (rechts) invoer (links) uitvoer (links) 10
1,0
8
0,8
6
0,6
4
0,4
2
0,2
0
0,0
-2
-0,2
-4
-0,4
-6
-0,6
-8
-0,8
-10
-1,0 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bronnen: Eurostat en de ECB.
ECB Maandbericht September 2013
93
De invoer van het eurogebied steeg in het tweede kwartaal van 2013 met 1,4%, grotendeels in overeenstemming met het geleidelijk herstel van de binnenlandse vraag. Aangezien de uitvoer sneller steeg dan de invoer was de bijdrage van de netto-uitvoer aan de bbp-groei positief (0,2 procentpunt), net zoals de afgelopen drie jaar. In het tweede kwartaal van 2013 bleef de bijdrage van het uitvoersaldo evenwel onder het gemiddelde voor die driejaars periode. Dit weerspiegelt het kleiner wordende verschil tussen de vraag in het eurogebied en zijn belangrijkste handelspartners, alsook, in mindere mate, de appreciatie van de euro in nominale effectieve termen sedert medio 2012. Uit de beschikbare enquête-indicatoren blijkt dat de uitvoer van het eurogebied in de nabije toekomst zal blijven groeien, onder invloed van een geleidelijk herstel van de buitenlandse vraag. Na een tijdelijke vertraging in het begin van het jaar is de PMI voor nieuwe uitvoerorders de afgelopen maanden duidelijk toegenomen. Het in augustus opgetekende peil, namelijk 53,6, was het hoogste in meer dan twee jaar. Ook de indicator van de Europese Commissie over de uitvoerorderportefeuilles is de voorbije maanden opnieuw gestegen. Beide indicatoren staan op een peil dat overeenstemt met een gematigde uitvoergroei op korte termijn. Ook de invoer van het eurogebied zal in de tweede helft van het jaar wellicht stijgen, zij het in een matig tempo, globaal in overeenstemming met een geleidelijk herstel van de binnenlandse vraag. In de jaren die de mondiale financiële crisis voorafgingen, waren de onevenwichtigheden van de lopende rekeningen binnen het eurogebied toegenomen. Kader 9 verstrekt toelichting bij de externe aanpassing die in een aantal landen van het eurogebied aan de gang is, waarbij de nadruk gelegd wordt op de rol van de inkomensrekening.
Kader 9
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE INKOMENSREKENING VAN BEPAALDE LANDEN VAN HET EUROGEBIED In een aantal eurolanden die vóór het uitbreken van de financiële crisis met grote tekorten op hun lopende rekening kampten, is momenteel een proces van externe aanpassing gaande.1 De meeste van deze landen accumuleerden evenwel ook aanzienlijke netto buitenlandse passiva, die doorgaans verband houden met betalingen aan buitenlandse ingezetenen, bijvoorbeeld in de vorm van rentebetalingen of dividenden. 2 Deze stromen worden geboekt op de (kapitaalopbrengsten)inkomensrekening, die op haar beurt deel uitmaakt van de lopende rekening. De inkomensrekening vormt met andere woorden een terugkoppelingslus waarlangs de in het verleden opgebouwde onevenwichtigheden in de voorraden leiden tot inkomensbetalingen die de correctie van tekorten op de lopende rekening bemoeilijken. Het is tegen deze achtergrond dat in dit Kader de recente ontwikkelingen in de inkomensrekening 1 Grote tekorten op de lopende rekening van meer dan 4% bbp komen overeen met de drempel die wordt gehanteerd in het scorebord voor de Procedure bij macro-economische onevenwichtigheden. In 2008 werden grote tekorten op de lopende rekening opgetekend in Cyprus, Estland, Griekenland, Ierland, Malta, Portugal, Slowakije, Slovenië en Spanje. 2 Kapitaalinkomen kan ook andere vormen aannemen, zoals overdrachten van winsten van bedrijfstakken en ingehouden winsten van directe-investeringsondernemingen. Daarentegen zouden kapitaalwinsten en kapitaalverliezen (bijvoorbeeld als gevolg van prijsveranderingen die de marktwaarde van buitenlandse investeringen beïnvloeden) als een waarderingseffect moeten worden geboekt in de internationale investeringspositie. Hoewel het saldo op de inkomensrekening ook de werknemerslonen omvat, speelt dit element doorgaans slechts een kleine rol in het eurogebied. Voor een analyse van de recente ontwikkelingen in de netto internationale investeringsposities, zie het kader “Net foreign liabilities in selected euro area countries”, Monthly Bulletin, ECB, april 2013.
94
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
worden belicht van eurolanden die een evenwichtsherstel van buitenaf ondergaan. Dit Kader onderzoekt ook wat de implicaties van deze ontwikkelingen zijn voor de houdbaarheid van de externe aanpassing die zich momenteel in het eurogebied voltrekt. De rol van het saldo op de inkomensrekening in de externe aanpassing Tussen 2008 en 2012 wisten alle eurolanden die vóór de crisis een tekort op de lopende rekening van meer dan 4% bbp hadden het saldo van hun lopende rekening aanzienlijk te verbeteren. In de meeste gevallen was de bijdrage van het saldo op de inkomensrekening aan dit externe evenwichtsherstel echter beperkt of negatief (zie Grafiek A). Meer in het bijzonder gaven van de landen die vóór de crisis grote tekorten op hun lopende rekening hadden, Ierland en Malta (en in zekere mate ook Estland) een verslechterende inkomensrekening te zien, terwijl Spanje, Cyprus, Portugal, Slovenië en Slowakije een lichte verbetering lieten optekenen. In Griekenland was die verbetering groter, wat voor een deel te maken had met de bijdrage van de private sector. Al deze landen bleven in 2012 tekorten boeken voor hun saldo op de inkomensrekening (zie Grafiek B). Grafiek A Bijdragen aan de mutatie van het saldo op de lopende rekening, 2008–2012
Grafiek B Uitsplitsing van de lopende rekening in 2012
(in procenten bbp)
(in procenten bbp)
inkomensoverdrachten inkomen goederen en diensten lopende rekening
inkomensoverdrachten inkomen goederen en diensten lopende rekening
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
EE
IE
GR
ES
CY
MT
PT
SI
SK
-10
Bronnen: Eurostat en nationale bureaus voor de statistiek.
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
-4
-6
-6
-8
EE GR ES CY MT PT SI SK
-8
30
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
IE
-30
Bronnen: Eurostat en nationale bureaus voor de statistiek.
Analyse van de recente ontwikkelingen in het saldo op de inkomensrekening Om een beeld te krijgen van de factoren die ten grondslag liggen aan de ontwikkelingen in het saldo op de inkomensrekening is het goed om de verandering van het saldo – ten opzichte van het bbp – tussen 2008 en 2012 in vier hoofdcomponenten uit te splitsen. Ten eerste kunnen veranderingen in het saldo op de inkomensrekening voortvloeien uit een afname of toename van de hoeveelheid buitenlandse activa en passiva waaruit inkomsten ECB Maandbericht September 2013
95
worden geput (voorraadeffect). Ten tweede kunnen beleggers hun middelen verschuiven tussen diverse beleggingscategorieën (bijvoorbeeld aandelen of schuldpapier) die elk een verschillend gemiddeld rendement geven (samenstellingseffect). Ten derde kunnen de gemiddelde rendementen van de verschillende beleggingscategorieën met de tijd variëren (rendementseffect). Zo kunnen overdrachten van winsten van bedrijfstakken bijvoorbeeld afnemen als gevolg van zwakke economische bedrijvigheid, waardoor het rendement op directe investeringen daalt. Ten vierde wijzigen veranderingen in het nominale bbp automatisch de verhouding van inkomen tot bbp (bbp-effect). Voor een aantal van deze effecten is het nuttig de actief- en de passiefzijde afzonderlijk te onderzoeken. De verbetering van het saldo op de inkomensrekening in Griekenland, Spanje, Portugal en Slovenië tussen 2008 en 2012 bleek vooral te maken te hebben met de daling van rendementen op externe passiva (zie Grafiek C).3 (Voor Cyprus en Slowakije zijn geen gegevens beschikbaar.) Dit effect compenseerde ruimschoots de negatieve bijdragen die voortvloeiden uit de verslechterende netto internationale investeringspositie (i.i.p.), lagere rendementen op buitenlandse activa en de daling van het nominale bbp. Ten gevolge daarvan bewogen de inkomensrekening en de netto i.i.p. zich in tegengestelde richting in deze vier landen (zie tabel), en dat is vrij uitzonderlijk. In Ierland en Malta daarentegen was de daling van rendementen op buitenlandse passiva – vooral bij de directe investeringen – niet groot genoeg om de effecten van de verslechterende netto i.i.p. en andere nadelige effecten te compenseren. Als gevolg daarvan verslechterde de inkomensrekening aanzienlijk in deze twee landen. Terzelfder tijd zag Estland zijn inkomensrekening licht achteruitgaan, deels door nadelige samenstellingseffecten.
Netto internationale investeringspositie en kapitaalopbrengstenbalans (in procenten bbp) Netto internationale investeringspositie Estland Ierland Griekenland Spanje Cyprus Malta Portugal Slovenië Slowakije
2008 -76,7 -75,6 -76,8 -79,3 -15,1 2,6 -96,2 -35,9 -59,5
2012 -55,3 -108,2 -114,5 -91,4 -87,7 8,5 -116,7 -44,7 -63,8
Kapitaalopbrengstenbalans 2008 -6,3 -13,6 -4,5 -3,3 -2,7 -3,0 -4,5 -2,8 -4,9
2012 -6,9 -18,3 -1,4 -1,8 -1,7 -5,6 -3,8 -2,6 -4,2
Algemeen beschouwd, profiteerden Bronnen: Eurostat en nationale bureaus voor de statistiek. eurolanden die vóór de crisis met grote tekorten op de lopende rekening kampten van dalende rendementen op hun externe passiva. Deze rendementen daalden doorgaans forser dan die aan de actiefzijde, wat voor een deel de zwakte in de economische bedrijvigheid en de gespannen financiële omstandigheden in eurolanden in moeilijkheden weerspiegelde. Deze oefenden neerwaartse druk uit op dividenden, overdrachten van winsten van bedrijfstakken en andere verplichtingen tegenover buitenlandse ingezetenen. Daarnaast lagen aan de dalende rendementen op externe passiva deels idiosyncratische factoren ten grondslag, zoals de betrokkenheid van de private sector in Griekenland, wat leidde tot een daling van de rente op Griekse overheidsobligaties aangehouden door buitenlandse ingezetenen. 3 Rendementen in jaar t worden berekend als de verhouding van de inkomensbetalingen in t tot de uitstaande voorraad aan het einde van t-1. Tegen een achtergrond van snel afnemende (toenemende) voorraden zal het geïmpliceerde rendement worden onderschat (overschat).
96
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Gevolgen voor de houdbaarheid van de externe aanpassing
Grafiek C Bijdragen aan de mutatie van de kapitaalopbrengstenbalans tussen 2008 en 2012 (in procenten bbp)
Uit deze analyse blijkt dat, in de meeste gevallen, de inkomensrekening tot dusver slechts een kleine of helemaal geen bijdrage leverde aan het aan de gang zijnde evenwichtsherstel in de eurolanden die vóór de crisis grote tekorten op hun lopende rekening hadden. In de landen waar het saldo op de inkomensrekening is verbeterd, vloeide deze bijdrage grotendeels voort uit dalende rendementen op externe passiva. Om te voorkomen dat, zodra de rendementen op buitenlandse passiva opnieuw stijgen, het saldo op de lopende rekening en daardoor de lopende rekening fors zou verslechteren, moeten in eurolanden die een externe aanpassing ondergaan de netto buitenlandse passiva worden verminderd door een duurzame verbetering van de handelsbalans.
voorraadeffect (passiva) samenstellingseffect (passiva) rendementseffect (passiva) bbp-effect (netto)
voorraadeffect (activa) samenstellingseffect (activa) rendementseffect (activa) totaal
6
6
60
60
4
4
40
40
2
2
20
20
0
0
0
0
-2
-2
-20
-20
-4
-4
-40
-40
-6
-60
-6
EE
GR
ES
PT
SI
IE
MT
-60
Bronnen: Eurostat, nationale bureaus voor de statistiek en berekeningen van de ECB. Toelichting: Cyprus en Slowakije zijn niet opgenomen, aangezien er geen gegevens beschikbaar waren voor deze landen.
4 . 2 S ECTORA L E PRODUCTIE Aan de productiezijde van de nationale rekeningen veerde de totale toegevoegde waarde op met een groei van 0,3% op kwartaalbasis in het tweede kwartaal van 2013, na een inkrimping met 0,1% tijdens het eerste kwartaal. Het recente herstel komt na zes opeenvolgende inkrimpingen op kwartaalbasis en is toe te schrijven aan ontwikkelingen in zowel de industriële sector (ongerekend de bouwnijverheid) als de dienstensector. Over een langere termijn beschouwd, geven de verschillende sectoren sinds de piekniveaus van 2007-2008 sterk uiteenlopende ontwikkelingen te zien. In het tweede kwartaal van 2013 kwam de toegevoegde waarde in de industrie (ongerekend de bouwnijverheid) nog steeds meer dan 7% lager uit dan het piekniveau aan het einde van 2007, terwijl de toegevoegde waarde in de bouwnijverheid zowat 23% onder de piek lag. Daarentegen kwam de toegevoegde waarde in de sector dienstverlening licht boven haar hoogteniveau van vóór de crisis van 2008 uit. De kortetermijnindicatoren wijzen op een verdere, breed gespreide verbetering in het derde kwartaal van 2013, min of meer in overeenstemming met, of net iets lager dan het gematigde groeitempo dat werd opgetekend in het tweede kwartaal van het jaar. INDU S TRIE ON G ERE K END DE BOU W NI J V ERHEID De toegevoegde waarde in de industrie ongerekend de bouwnijverheid steeg in het tweede kwartaal van 2013 met 0,4% op kwartaalbasis, na een daling van 0,2% in het voorgaande ECB Maandbericht September 2013
97
Grafiek 52 Groei van de industriële productie en bijdragen (groei in procenten en bijdragen in procentpunten; maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
Grafiek 53 Industriële productie, producentenvertrouwen en PMI (maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) industriële productie 1) (links) producentenvertrouwen 2) (rechts) PMI 3) m.b.t. de productie in de verwerkende industrie (rechts)
investeringsgoederen consumptiegoederen halffabricaten energie totaal m.u.v. bouwnijverheid
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De getoonde gegevens zijn berekend als driemaands voortschrijdende gemiddelden ten opzichte van het overeenkomstige gemiddelde drie maanden eerder.
4
16
2
8
0
0
-2
-8
-4
-16
-6
-24
-8
-32
-10
-40
-12
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-48
Bronnen: Eurostat, conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie, Markit en berekeningen van de ECB. Toelichting: De enquêtegegevens hebben betrekking op de verwerkende industrie. 1) Procentuele mutaties per driemaands periode. 2) Procentuele saldi. 3) Purchasing Managers’ Index; afwijkingen van een indexwaarde van 50.
kwartaal. De productie nam in het tweede kwartaal toe, na een gematigde groei tijdens het voorgaande kwartaal (zie Grafiek 52). De jongste kwartaalgroei van de productie was grotendeels het resultaat van ontwikkelingen in de kapitaalgoederen en, in mindere mate, van bijdragen van de halffabricaten en de energieproductie. De enquêtegegevens van de Europese Commissie geven aan dat de vraag in de driemaands periode tot juli aantrok, zij het vertrekkend vanaf een relatief laag basisniveau. Tijdelijke factoren, zoals de inhaaleffecten als gevolg van de ongewoon koude winter, droegen eveneens bij aan de kwartaal-op-kwartaalgroei van de productie. Vooruitblikkend wijzen kortetermijnindicatoren erop dat de bedrijvigheid in de industrie tijdens het derde kwartaal van 2013 gematigd zal toenemen. De ECB-indicator voor de orderontvangsten in de industrie (met uitzondering van zware transportmiddelen) steeg in het tweede kwartaal op kwartaalbasis met 0,7%, na een daling van dezelfde orde tijdens het voorgaande kwartaal. De PMI-index voor de productie in de verwerkende industrie en de beoordeling van de orderportefeuilles door de bedrijven gingen er in juli en augustus eveneens aanzienlijk op vooruit en staan nu beide enigszins boven de theoretische nulgroeidrempel van 50 (zie Grafiek 53). Bovendien ging de indicator van het producentenvertrouwen van de Europese Commissie in juli en in augustus omhoog ten opzichte van de relatief lage gemiddelde waarde die werd opgetekend in het tweede kwartaal.
98
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
BOU W NI J V ERHEID In het tweede kwartaal van 2013 liep de bedrijvigheid in de bouwnijverheid voor het negende kwartaal op rij terug, namelijk met 0,3% op kwartaalbasis. De jongste cijfers omvatten wellicht een technische verbetering in de bedrijvigheid van de bouwnijverheid, na de koude weersomstandigheden in delen van het eurogebied tijdens het eerste kwartaal van het jaar. De kortetermijnindicatoren bevestigen de zwakke dynamiek in de bouwsector. Hoewel de maandgegevens over de productie in de bouwnijverheid in juni een stijging van 0,7% op maandbasis lieten optekenen, geven de vooruitlopende indicatoren voor het derde kwartaal nog steeds een gemengd beeld te zien. In het begin van het kwartaal verbeterden de PMI-indices voor de bedrijvigheid in de bouwnijverheid en op de woningmarkten enigszins in vergelijking met het tweede kwartaal, evenals de enquête van de Europese Commissie over de bouwnijverheid. De vooruitlopende indicatoren van de vertrouwensindicator van de bouwnijverheid van de Europese Commissie en de orderontvangsten in de bouwnijverheid in de PMI-enquête zijn echter blijven verslechteren, wat wijst op een mogelijke verdere inkrimping van de bedrijvigheid in de volgende kwartalen. DIEN S TEN S ECTOR De toegevoegde waarde van de diensten steeg tijdens het tweede kwartaal van 2013 met 0,3% op kwartaalbasis, na een lichte inkrimping in het eerste kwartaal. De jongste gegevens wijzen erop dat de recente verbetering van de bedrijvigheid in de dienstensector breed gespreid was over zowel de marktdiensten als de niet-marktgebonden diensten (waaronder het openbaar bestuur, het onderwijs, de gezondheidszorg en het welzijnswerk). Ondanks de aan de gang zijnde begrotingsconsolidatie in veel economieën van het eurogebied begon de toegevoegde waarde van het eurogebied in de niet-marktgebonden diensten opnieuw te groeien (+ 0,4% op kwartaalbasis in het tweede kwartaal) na in het eerste kwartaal te zijn gekrompen. Ondertussen groeide de toegevoegde waarde van de marktdiensten in het tweede kwartaal met 0,3% op kwartaalbasis. De eerste drie maanden van het jaar bleef dit cijfer stabiel. De verbetering is voornamelijk toe te schrijven aan de verdere krachtige groei in de subsector zakelijke dienstverlening en vrije beroepen, alsook aan een herstel van de groei in de vastgoedactiviteiten en de grote sector handel, transport, logies en voedingsdiensten. Voor de toekomst wijzen enquêtes op een aanhoudend positieve, zij het gematigde groei van de bedrijvigheid van de dienstensector in het derde kwartaal van 2013. Op basis van de beschikbare resultaten voor de eerste twee maanden van het derde kwartaal steeg de PMIindex voor de bedrijvigheid in de dienstensector verder boven het gemiddelde over het tweede kwartaal, waardoor deze voor het eerst sinds het derde kwartaal van 2011 boven de theoretische nulgroeidrempel van 50 uitkwam. Ook de vertrouwensindicator van de Europese Commissie voor de dienstensector nam tussen juli en augustus licht toe, waarbij het laatst opgetekende peil een duidelijke verbetering toonde ten opzichte van het tweede kwartaal van 2013.
4 . 3 ARBEID S MAR K T De meeste gegevens over de arbeidsmarkt in het eurogebied geven aan dat de werkgelegenheidssituatie de afgelopen kwartalen gestaag verslechterd is als gevolg van de zwakke economische bedrijvigheid en de aanhoudende aanpassingen van de arbeidsmarkt in verschillende landen van het eurogebied. Het werkgelegenheidsverloop volgt doorgaans ECB Maandbericht September 2013
99
Tabel 11 Werkgelegenheidsgroei (procentuele mutaties t.o.v. voorgaande periode; voor seizoen gecorrigeerd) Personen Twaalfmaands cijfers 2011 2012
Gehele economie waarvan: Landbouw en visserij Industrie Industrie m.u.v. bouwnijverheid Bouwnijverheid Dienstensector Handel en transport Informatie en communicatie Financiële dienstverlening en verzekeringen Onroerend-goedactiviteiten Professionele dienstverlening Openbaar bestuur Overige diensten
1)
Uren
Kwartaalcijfers 2012
2012
2013
III
IV
I
Twaalfmaands cijfers 2011 2012
Kwartaalcijfers 2012
2012
2013
III
IV
I
0,3
-0,7
-0,1
-0,3
-0,5
0,3
-1,3
0,1
-0,7
-0,9
-2,1 -1,1 0,1 -3,8 0,8 0,8 1,3 -0,4 3,1 2,7 0,3
-1,6 -2,2 -1,1 -4,8 -0,1 -0,8 1,5 -0,7 0,4 0,7 -0,3
0,6 -0,5 0,0 -1,7 0,1 -0,1 -0,3 -0,8 -1,2 0,8 -0,1
-0,7 -0,9 -0,6 -1,6 -0,1 -0,4 1,1 0,2 0,6 -0,2 -0,1
-1,5 -0,8 -0,5 -1,6 -0,3 -0,3 -0,2 0,0 -1,4 -0,7 -0,2
-2,8 -0,7 0,9 -3,9 0,9 0,6 1,4 -0,3 3,8 2,8 0,4
-2,2 -3,3 -2,0 -6,1 -0,6 -1,4 1,4 -0,8 -0,4 0,5 -0,5
-0,7 -0,5 0,0 -1,6 0,4 0,2 0,6 -0,1 -0,2 0,8 0,1
-0,5 -1,1 -0,7 -2,0 -0,5 -1,0 0,2 -0,6 -1,8 -0,6 0,1
-0,7 -1,5 -1,2 -2,2 -0,7 -0,6 -0,3 -0,6 -1,7 -0,9 -0,9
0,0
0,6
0,7
-0,1
0,0
0,0
-0,1
1,2
-0,7
-0,7
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Met inbegrip van huishoudelijke diensten, de kunst en activiteiten van exraterritoriale organisaties.
met enige vertraging de ontwikkelingen van de economische bedrijvigheid. Vooruitlopende indicatoren, onder meer op basis van enquêtes, wijzen op een verdere verslechtering van de werkgelegenheid in het eurogebied in de tweede helft van 2013, ondanks de verbetering van de economische situatie. Recente maandgegevens over de werkloosheid tonen evenwel een iets gunstiger beeld, aangezien de werkloosheid in het eurogebied sinds maart stabiliseert. Het aantal werkenden kromp tijdens het eerste kwartaal van 2013 met 0,5% op kwartaalbasis, na een iets geringere daling van 0,3% tijdens het voorgaande kwartaal (zie Tabel 11). Het banenverlies in de dienstensector (in het bijzonder de vastgoeddiensten) droeg het meest bij tot de daling van de werkgelegenheid. Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn in het eurogebied al meer dan vier miljoen banen verloren gegaan. Tegelijkertijd nam het totale aantal gewerkte uren in het eerste kwartaal van 2013 met 0,9% af, na een achteruitgang van 0,7% in het vierde kwartaal van 2012. Dit is ten dele te wijten aan de forser teruggelopen werkgelegenheid, maar ook aan een sterkere daling van het aantal gewerkte uren per werknemer. Uit enquêtes blijkt dat de werkgelegenheid waarschijnlijk verder is afgenomen in het tweede kwartaal van 2013 en ook voor het derde kwartaal wordt een inkrimping verwacht (zie Grafiek 54). Zowel voor de industrie als voor de diensten blijven de PMI-enquêteresultaten op een peil onder 50. De enquêtes van de Europese Commissie schetsen een vrij gelijklopend beeld. De arbeidsproductiviteit per werknemer liep in het eerste kwartaal van 2013 terug met 0,1% op jaarbasis, nadat tijdens de twee voorgaande kwartalen een soortgelijke daling was opgetekend (zie Grafiek 55). De groei van de productiviteit per gewerkt uur steeg aanzienlijk, in overeenstemming met de scherpe daling van het totale aantal gewerkte uren. De productiviteitsgroei is in het tweede kwartaal van 2013 naar verwachting laag geweest, als gevolg van de gematigde economische bedrijvigheid.
100
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Grafiek 54 Werkgelegenheidsgroei en -verwachtingen (mutaties in procenten per jaar; procentuele saldi; voor seizoen gecorrigeerd) werkgelegenheidsgroei in de industrie m.u.v. bouwnijverheid (links) werkgelegenheidsverwachtingen in de verwerkende industrie (rechts)
werkgelegenheidsverwachtingen in de bouwnijverheid werkgelegenheidsverwachtingen in de detailhandel werkgelegenheidsverwachtingen in de dienstensector
5
25
25
25
4
20
20
20
3
15
2
10
15
15
1
5
10
10
0
0
5
5
-1
-5
0
0
-2
-10
-3
-15
-4
-20
-5
-25
-5
-5
-10
-10
-15
-15 -20 -25 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-6
-30
-20
-7
-35 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-25
Bronnen: Eurostat en conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie. Toelichting: De procentuele saldi zijn gecorrigeerd voor afwijkingen van het gemiddelde.
In lijn met de achteruitgang van de werkgelegenheid is de werkloosheidsgraad in het eerste kwartaal van het jaar tot 12,0% gestegen. Uit maandgegevens over de werkloosheid kan evenwel worden opgemaakt dat de recente toename van de werkloosheidsgraad mogelijk tot stilstand is gekomen, aangezien het werkloosheidspercentage in het eurogebied sinds maart onveranderd op 12,1% is gebleven (zie Grafiek 56). Grafiek 55 Arbeidsproductiviteit per werkende
Grafiek 56 Werkloosheid
(mutaties in procenten per jaar)
(maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) mutatie per maand in duizenden (links) percentage van de beroepsbevolking (rechts)
gehele economie (links) industrie m.u.v. bouwnijverheid (rechts) dienstensector (links) 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14
800
12,5
700
12,0
600
11,5
500
11,0
400
10,5
300
10,0
200
9,5
100
9,0
0
8,5
-100
8,0
-200
7,5
-300
7,0 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Bron: Eurostat.
ECB Maandbericht September 2013
101
4 . 4 VOORUIT Z ICHTEN VOOR DE ECONOMI S CHE BEDRI J V I G HEID De op enquêtes gebaseerde vertrouwensindicatoren tot augustus geven een verdere verbetering te zien ten opzichte van een laag peil, waardoor ze al met al de eerdere verwachtingen van een geleidelijk herstel van de economische bedrijvigheid bevestigen. Vooruitblikkend naar de rest van het jaar en 2014 zou de productie, in overeenstemming met het basisscenario, zich langzaam herstellen, hoofdzakelijk dankzij de geleidelijke toename van de binnenlandse vraag die wordt geschraagd door de accommoderende monetaire beleidskoers. De economische bedrijvigheid in het eurogebied zou bovendien profiteren van een geleidelijk sterkere buitenlandse vraag naar uitvoer. Voorts lijken de algehele verbeteringen op de financiële markten sinds afgelopen zomer gaandeweg door te sijpelen naar de reële economie, evenals de inzake begrotingsconsolidatie geboekte vooruitgang. Daarenboven profiteerde het reëel inkomen recentelijk van de doorgaans lagere inflatie. Toch blijft de werkloosheid in het eurogebied hoog, en de noodzakelijke balansaanpassingen in de overheidssector en de private sector blijven de economische bedrijvigheid drukken. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van de ECB in september 2013 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die voorzien dat de reële bbp-groei op jaarbasis in 2013 met 0,4% zal dalen en in 2014 met 1,0% zal stijgen. Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor juni 2013 werd de projectie voor 2013 opwaarts bijgesteld met 0,2 procentpunt, grotendeels op basis van nieuwe gegevens. Voor 2014 werd de prognose met 0,1 procentpunt neerwaarts herzien (zie Kader 10). De risico’s ten aanzien van de economische vooruitzichten voor het eurogebied blijven neerwaarts gericht. De recente ontwikkelingen in de situatie op de mondiale geld- en financiële markten en de daarmee samenhangende onzekerheden kunnen de economische omstandigheden mogelijk negatief beïnvloeden. Andere neerwaartse risico’s omvatten hogere grondstoffenprijzen in het licht van de hernieuwde geopolitieke spanningen, de zwakker dan verwachte mondiale vraag en de trage of ontoereikende tenuitvoerlegging van structurele hervormingen in de landen van het eurogebied. Kader 10
DOOR MEDEWERKERS VAN DE ECB SAMENGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED Op basis van de tot 23 augustus 2013 beschikbare informatie, hebben medewerkers van de ECB projecties samengesteld voor de macro-economische ontwikkelingen in het eurogebied.1 Voorzien wordt dat het bbp in 2013 zal dalen met 0,4% en in 2014 zal stijgen met 1,0%. De HICP-inflatie zal volgens de projecties in 2013 gemiddeld 1,5% bedragen en in 2014 1,3%. 1 De door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties vormen een aanvulling op de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties die halfjaarlijks gezamenlijk door deskundigen van de ECB en van de nationale centrale banken van het eurogebied worden geproduceerd. De gebruikte technieken zijn consistent met die van de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties zoals beschreven in de in juni 2001 door de ECB gepubliceerde ‘A guide to Eurosystem staff macroeconomic projection exercises’, die te vinden is op de website van de ECB. De marges rond de projecties zijn gebaseerd op de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en eerdere projecties die gedurende een aantal jaren zijn uitgevoerd. De breedte van de marges is tweemaal de gemiddelde absolute waarde van deze verschillen. De gebruikte methode, waarin een correctie voor uitzonderlijke gebeurtenissen is opgenomen, wordt beschreven in ‘New procedures for constructing Eurosystem and ECB staff projection ranges’, gepubliceerd door de ECB in december 2009 en eveneens te vinden op de website van de ECB.
102
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid De technische aannames met betrekking tot de rente en de prijzen van grondstoffen zijn gebaseerd op marktverwachtingen, waarvoor de afsluitdatum 15 augustus 2013 was. De aanname voor de korte rente is van puur technische aard. De korte rente wordt afgemeten aan de driemaandse EURIBOR, waarbij de marktverwachtingen worden afgeleid van de termijnrentes. Deze methodologie levert een gemiddeld niveau van de korte rente van 0,2% voor 2013 en 0,5% voor 2014 op. De marktverwachtingen betreffende het nominale rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied impliceren een gemiddeld niveau van 3,0% voor 2013 en van 3,5% voor 2014. In lijn met het beloop van de rentetarieven op de termijnmarkten en de geleidelijke doorwerking van wijzigingen in deze marktrentetarieven in de kredietrentetarieven, zullen de samengestelde bancaire debetrente voor leningen aan de non-financiële particuliere sector binnen het eurogebied naar verwachting in de tweede helft van 2013 hun laagste stand bereiken en daarna geleidelijk weer stijgen. De voorwaarden voor kredietverlening zullen in 2013 naar verwachting een negatieve invloed hebben op de economische groei in het eurogebied en in 2014 neutraler zijn. Op grond van het prijsbeloop dat wordt geïmpliceerd door de termijnmarkten in de twee weken tot en met de afsluitdatum wordt voor grondstoffen verondersteld dat de prijs van ruwe Brent-olie in 2013 gemiddeld USD 107,8 per vat zal bedragen en USD 102,8 in 2014. De in Amerikaanse dollar luidende prijzen van grondstoffen anders dan energie 2 zullen, zo is de aanname, in 2013 met 5,4% dalen, en in 2014 met 0,1%. Aangenomen wordt dat de bilaterale wisselkoersen gedurende de projectieperiode onveranderd zullen blijven op het gemiddelde niveau van de twee weken tot en met de afsluitdatum. Dit impliceert een gemiddelde EUR/USD-wisselkoers van 1,32 in 2013 en 1,33 voor 2014, een stijging ten opzichte van EUR/USD-wisselkoers van 1,29 in 2012. Van de gemiddelde effectieve wisselkoers van de euro op jaarbasis wordt aangenomen dat deze in 2013 met 3,6% zal stijgen en in 2014 met 0,7%. De aannames betreffende het begrotingsbeleid zijn gebaseerd op de nationale begrotingsplannen in de afzonderlijke landen van het eurogebied die beschikbaar waren op 23 augustus 2013. Zij omvatten alle beleidsmaatregelen die reeds door het betreffende nationale parlement zijn goedgekeurd of die reeds in detail door overheden zijn uitgewerkt en het wetgevingsproces waarschijnlijk zullen doorstaan. Projecties betreffende het internationale klimaat Volgens de projecties zal de groei van het reële mondiale bbp (exclusief het eurogebied) gedurende de projectieperiode geleidelijk aantrekken en stijgen van 3,4% in 2013 naar 4,0% in 2014. In ontwikkelde economieën is de groei in de eerste helft van 2013 iets in kracht toegenomen, goeddeels in overeenstemming met de in het Maandbericht van juni 2013 2 De aannames voor de olie- en voedselprijzen zijn gebaseerd op de koersen van futures tot en met het einde van de projectieperiode. Voor andere grondstoffen wordt aangenomen dat de prijzen de futures volgen tot het tweede kwartaal van 2014 en zich daarna ontwikkelen in lijn met de mondiale economische bedrijvigheid.
ECB Maandbericht September 2013
103
gepubliceerde projecties. De groei in de opkomende markten is daarentegen wat afgenomen als gevolg van een zwakkere binnenlandse vraag, en omdat de lagere grondstoffenprijzen (die de grondstoffenexporteurs treft) en de trage externe vraag de exportactiviteit drukten. Voor de korte termijn duiden de stemmingsindicatoren op aanhoudend gematigde mondiale bedrijvigheid. Enige verkrapping van de financieringsvoorwaarden sinds de vorige projectie, deels als gevolg van een herziene marktbeoordeling van de omvang van toekomstige Amerikaanse monetaire stimulansen, drukt eveneens op de groeivooruitzichten voor de korte termijn, met name in enkele opkomende economieën. Op de wat langere termijn zal het hersteltempo naar verwachting geleidelijk zijn. Het evenwichtsherstel van de schulden van de niet-financiële sector – dat aan de gang is maar nog niet is voltooid – en begrotingsconsolidatie zullen de groei in de ontwikkelde economieën dempen. De oplevingen in bepaalde grote opkomende markten, in het bijzonder in China, zullen naar verwachting eveneens gematigd blijven omdat structurele factoren de bedrijvigheid beperken. Omdat de vraag van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied langzamer groeit dan de mondiale vraag, is de buitenlandse vraag naar goederen uit het eurogebied wat zwakker en zal, zo is de projectie, in 2013 met 2,9% groeien en in 2014 versnellen tot 5,0%. Projecties voor de reële bbp-groei Het reële bbp steeg in het tweede kwartaal van 2013 met 0,3%, na zes opeenvolgende kwartalen met dalingen. De binnenlandse vraag en het uitvoersaldo droegen positief bij aan de reële bbp-groei in het tweede kwartaal, terwijl de bijdrage van voorraadmutaties licht negatief was. De relatief sterke stijging van de bedrijvigheid in het tweede kwartaal kan tot op zekere hoogte worden verklaard door tijdelijke, voornamelijk weersgebonden, effecten. Naarmate deze tijdelijke factoren verdwijnen, zal de reële bbp-groei in het derde kwartaal van 2013 naar verwachting lager liggen, maar wel positief blijven. Abstraherend van de
Tabel A Macro-economische projecties voor het eurogebied (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) 1), 2) HICP Reëel bbp
2012
2013
2014
2,5
1,5 [1,4 – 1,6] -0,4 [-0,6 – -0,2] -0,7 [-0,9 – -0,5] -0,1 [-0,6 – 0,4] -3,6 [-4,4 – -2,8] 0,9 [-0,4 – 2,2] -0,6
1,3 [0,7 – 1,9] 1,0 [0,0 – 2,0] 0,7 [-0,2 – 1,6] 0,6 [0,0 – 1,2] 1,8 [-0,7 – 4,3] 3,6 [0,1 – 7,1] 3,8
[-1,9 – 0,7]
[0,3 – 7,3]
-0,6
Particuliere consumptie
-1,4
Overheidsconsumptie
-0,5
Bruto-investeringen in vaste activa
-4,0
Uitvoer (goederen en diensten)
2,7
Invoer (goederen en diensten)
-0,9
1) De projecties voor het reële bbp en de componenten daarvan hebben betrekking op voor werkdagen gecorrigeerde gegevens. Bij de projecties voor de invoer en de uitvoer is de handel binnen het eurogebied inbegrepen. 2) In de projecties voor 2014 is Letland is opgenomen. De gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis voor 2014 zijn gebaseerd op een samenstelling van het eurogebied die in 2013 Letland reeds omvat.
104
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
impact van deze tijdelijke factoren, zal de bedrijvigheid gedurende de gehele projectieperiode worden geschraagd door het gunstige effect van een geleidelijke versterking van de externe vraag op de uitvoer. Op de kortere termijn zal de binnenlandse vraag profiteren van een daling in de grondstoffenprijsinflatie, die de reële inkomens zou moeten helpen ondersteunen. Daarnaast zullen de accommoderende monetairbeleidskoers, verder versterkt door de recent door de Raad van Bestuur van de ECB gegeven indicaties omtrent het rentebeleid, en het verbeterde vertrouwen in een klimaat van afnemende onzekerheid naar verwachting de binnenlandse vraag versterken. Op de wat langere termijn zal de binnenlandse vraag tevens profiteren van een minder restrictieve begrotingskoers en het verzwakken van de kredietbeperkingen aan de aanbodzijde. De ongunstige effecten op de binnenlandse vraag die voortvloeien uit de beperkte arbeidsmarktontwikkelingen en de noodzaak tot verdere schuldenafbouw in sommige landen zullen naar verwachting slechts geleidelijk afnemen gedurende de projectieperiode. Al met al zal het herstel, zo is de projectie, naar historische maatstaven gematigd blijven, waardoor de output gap negatief blijft. Het reële bbp zal, uitgedrukt in jaarlijkse gemiddelden, in 2013 naar verwachting met 0,4% dalen, grotendeels ten gevolge van een negatief doorwerkingseffect, alvorens in 2014 met 1,0% te stijgen. Het groeipatroon weerspiegelt een gestaag toenemende bijdrage van de binnenlandse vraag, in combinatie met positieve maar afnemende bijdragen van het uitvoersaldo. Bij het nader bekijken van de vraagcomponenten zal de groei van de uitvoer uit het eurogebied in de rest van 2013 naar verwachting gematigd blijven en in 2014 wat meer aantrekken, vooral als gevolg van de vrij geleidelijke versterking van de buitenlandse vraag van het eurogebied. De projectie is dat de bedrijfsinvesteringen vanaf eind 2013 zullen aantrekken. De verwachte geleidelijke versterking van de binnenlandse en externe vraag, de zeer lage rente, de noodzaak om geleidelijk de kapitaalvoorraad te vervangen na enkele jaren van gematigde investeringen, minder ongunstige kredietverleningseffecten en een versteviging van de winstopslag naarmate de bedrijvigheid herstelt, zullen de bedrijfsinvesteringen naar verwachting ondersteunen. Voorzien wordt echter dat de gecombineerde impact van de lage niveaus van de bezettingsgraad, de noodzaak van verdere herstructurering van de bedrijfsbalansen, en de ongunstige financieringsvoorwaarden in sommige landen en sectoren van het eurogebied, slechts geleidelijk zal afnemen. De investeringen in woningen zullen dit jaar en volgend jaar naar verwachting zwak blijven, voornamelijk als gevolg van verdere noodzakelijke aanpassingen op de woningmarkt in sommige landen, zwakke groei van het besteedbaar inkomen, en de verwachte verdere huizenprijsdalingen. Het negatieve effect van deze factoren zal naar verwachting het effect van de relatieve aantrekkelijkheid van woninginvesteringen in een aantal andere landen, waar deze worden ondersteund door de historisch lage hypotheekrente en de stijgende huizenprijzen, ruimschoots compenseren. De overheidsinvesteringen zullen gedurende de projectieperiode naar verwachting zwak blijven als gevolg van de verwachte begrotingsconsolidatiemaatregelen in verschillende landen van het eurogebied. De particuliere consumptie zal naar verwachting voor de rest van het jaar gematigd zijn, in de context van het gelijktijdig vlakke patroon van het reëel besteedbaar inkomen en een grotendeels ongewijzigde spaarquote. De particuliere consumptie zal in 2014 naar verwachting wat aantrekken, ondersteund door een verzwakking van de negatieve gevolgen van begrotingsconsolidatie en door een herstel van het inkomen uit arbeid naarmate de
ECB Maandbericht September 2013
105
arbeidsmarktomstandigheden verbeteren, ondanks een lichte stijging van de spaarquote. Gedurende de projectieperiode zal het aantal huishoudens waarvan wordt verwacht dat zij hun spaarquote verhogen tegen de achtergrond van een stijgend besteedbaar inkomen en de noodzaak van schuldenafbouw volgens de projectie groter zijn dan het aantal huishoudens dat hun spaarquote blijft verlagen in een klimaat van een dalend besteedbaar inkomen en een laag rendement op spaargeld. De overheidsconsumptie zal in 2013, zo is de projectie, goeddeels stagneren als gevolg van begrotingsconsolidatie-inspanningen, en in 2014 een bescheiden groei vertonen. Naar verwachting zal de invoer van buiten het eurogebied gedurende de projectieperiode weer opleven, zij het dat de matige algehele vraag remmend blijft werken. Het overschot op de lopende rekening zal in 2013 en 2014 naar verwachting toenemen. Projecties betreffende prijzen en kosten Voorzien wordt dat de totale HICP-inflatie, die in augustus 2013 volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat1,3% bedroeg, in 2013 gemiddeld 1,5% zal bedragen en in 2014 1,3%. De HICP-inflatie is in de eerste helft van 2013 duidelijk gedaald, als gevolg van een sterke daling van de energieprijsinflatie ten opzichte van de verhoogde niveaus van 2012. De daling van de energieprijsinflatie is op zijn beurt het gevolg van de daling van de olieprijs en de appreciatie van de euro in het afgelopen jaar, en van de neerwaartse basiseffecten als gevolg van het wegebben van het effect van eerdere olieprijsstijgingen. Vooruitblikkend, is de verwachting dat de energieprijzen gedurende de projectieperiode wat zullen dalen, overeenkomstig het veronderstelde beloop van de olieprijzen. Gedurende de projectieperiode is de bijdrage van de energiecomponent aan de totale HICP-inflatie naar verwachting verwaarloosbaar, en daarmee aanzienlijk lager dan het historisch gemiddelde, wat voor een deel het bescheiden profiel voor de totale inflatie verklaart. De stijging van de prijzen van voedingsmiddelen bleef in de eerste helft van 2013 grotendeels ongewijzigd, ondanks de ongewone pieken in de prijzen voor onbewerkte voedingsmiddelen. Vooruitblikkend, zal de stijging van de prijzen van voedingsmiddelen naar verwachting wat afnemen als gevolg van neerwaartse basiseffecten en de verwachte initiële daling van de internationale en Europese voedingsgrondstoffenprijzen. De HICP-inflatie exclusief voedingsmiddelen en energie is tijdens de eerste helft van 2013 gedaald, als gevolg van zwakke ontwikkelingen in de economische bedrijvigheid. Zij zal in 2014 naar verwachting licht oplopen, als gevolg van het bescheiden herstel van de bedrijvigheid en de toenemende externe prijsdruk. Nader bekeken, is de externe prijsdruk in de eerste helft van 2013 afgenomen als gevolg van de effectieve appreciatie van de euro en dalingen in de prijzen voor olie en grondstoffen exclusief olie, wat heeft geleid tot een daling van de invoerdeflator. De verwachting is echter dat de invoerdeflator in 2014 geleidelijk zal stijgen, naarmate het neerwaartse effect van de eerdere appreciatie van de euro wegebt, de prijzen van grondstoffen exclusief energie worden verondersteld te stijgen en de invoervraag aantrekt. Wat de binnenlandse prijsdruk betreft, zal het jaarlijkse groeitempo van de loonsom per werknemer in 2013 en 2014 naar verwachting gematigd blijven als gevolg van de zwakte van de arbeidsmarkt. Gezien de verwachte sterke daling van de consumptieprijsinflatie dit jaar, zal de groei in de reële loonsom per werknemer in 2013 naar verwachting stijgen en verder een bescheiden herstel vertonen gedurende de projectieperiode, na dalingen in 2011 en 2012. Het jaarlijkse groeitempo van de reële
106
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Macro-economische projecties (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) a) HICP eurogebied
b) Reële bbp van het eurogebied 1)
3,0
3,0
2,5
2,5
2,5
2,5
2,0
2,0
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
1,5
1,5 0,5
0,5
0,0
0,0 -0,5
1,0
1,0
0,5
0,5
-0,5
0,0
-1,0
0,0
2012
2013
2014
2012
2013
2014
-1,0
1) De projecties voor het reële bbp hebben betrekking op voor werkdagen gecorrigeerde gegevens.
loonsom per werknemer zal in 2014 naar verwachting ruim onder die van de productiviteit blijven, als gevolg van de zwakte van de arbeidsmarkt. De arbeidskosten per eenheid product zullen, zo is de projectie, in 2013 en in 2014 afnemen, aangezien een conjuncturele stijging van de productiviteitsgroei de kleine versnelling van het groeitempo van de loonsom per werknemer ruimschoots zal compenseren. Na een sterke daling in 2012, zal de winstmargeindicator (gemeten op basis van de verhouding tussen de bbp-deflator tegen basisprijzen en de arbeidskosten per eenheid product) in 2013 naar verwachting stagneren, als gevolg van de zwakke binnenlandse bedrijvigheid. Daarna zullen de lagere arbeidskosten per eenheid product en de geleidelijke verbetering van de economische omstandigheden naar verwachting een herstel van de winstmarges ondersteunen. De verhogingen van de door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belastingen die zijn opgenomen in de begrotingsconsolidatieplannen, zullen in 2013 en 2014 naar verwachting in belangrijke mate bijdragen aan de HICP-inflatie, zij het iets minder dan in 2012. Vergelijking met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties van juni 2013 Vergeleken met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties die in het Maandbericht van juni 2013 zijn gepubliceerd, is de projectie voor de reële bbp-groei voor 2013 opwaarts herzien met 0,2 procentpunt, voornamelijk op basis van binnenkomende gegevens. De projectie voor 2014 is neerwaarts herzien met 0,1 procentpunt, als gevolg van de impact van de lagere buitenlandse vraag, de sterkere effectieve wisselkoers van de euro en een hogere rente. De projectie voor de totale HICP-inflatie voor 2013 is opwaarts herzien met 0,1 procentpunt, als gevolg van de hoger dan verwachte prijzen van voedingsmiddelen en hogere aannames voor de olieprijzen. De inflatieprojectie voor 2014 blijft onveranderd. ECB Maandbericht September 2013
107
Tabel B Vergelijking met de projecties van juni 2013 (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) Reëel bbp – juni 2013 Reëel bbp – september 2013 HICP – juni 2013 HICP – september 2013
2013
2014
-0,6 [-1,0 – -0,2] -0,4 [-0,6 – -0,2] 1,4 [1,3 – 1,5] 1,5 [1,4 – 1,6]
1,1 [0,0 – 2,2] 1,0 [0,0 – 2,0] 1,3 [0,7 – 1,9] 1,3 [0,7 – 1,9]
Vergelijking met prognoses door andere instellingen Diverse instellingen, zowel internationale organisaties als organisaties in de particuliere sector, hebben prognoses voor het eurogebied uitgebracht (zie tabel C). Strikt genomen zijn deze prognoses echter niet met elkaar of met de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties vergelijkbaar, aangezien zij zijn opgesteld op verschillende tijdstippen. Daarnaast maken zij gebruik van andere (deels niet nader gespecificeerde) methoden om aannames af te leiden betreffende de financiële, externe en begrotingsvariabelen, waaronder de olieprijs en andere grondstoffenprijzen. Tot slot verschillen de prognoses in de gehanteerde methodes voor de correctie van de invloed van het aantal werkdagen. De op dit moment beschikbare voorspellingsmarges van andere organisaties en instellingen voor het reële bbp in het eurogebied liggen in zowel 2013 als 2014 binnen de onzekerheidsmarges van de door medewerkers van de ECB samengestelde projecties. Wat betreft de inflatie liggen de voorspellingsmarges van andere organisaties en instellingen voor de HICP-inflatie in 2013 iets hoger dan de onzekerheidsmarge van de door medewerkers van de ECB samengestelde projecties, en tevens hoger dan hun centrale variant. Voor 2014 liggen de voorspellingsmarges voor de HICP-inflatie van andere instellingen binnen de marge van de door medewerkers van de ECB samengestelde projecties en dicht bij hun centrale variant. Tabel C Vergelijking van prognoses voor de reële bbp-groei en de HICP-inflatie van het eurogebied (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) Publicatiedatum
bbp-groei 2013
OESO Europese Commissie IMF Survey of Professional Forecasters Consensus Economics Forecast Euro Zone Barometer Projecties ECB-medewerkers
mei 2013 mei 2013 juli 2013 augustus 2013 augustus 2013 augustus 2013 september 2013
-0,6 -0,4 -0,6 -0,6 -0,6 -0,6 -0,4 [-0,6 – -0,2]
HICP-inflatie 2014 1,1 1,2 0,9 0,9 0,9 0,9 1,0 [0,0 – 2,0]
2013 1,5 1,6 1,7 1,5 1,5 1,5 1,5 [1,4 – 1,6]
2014 1,2 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5 1,3 [0,7 – 1,9]
Bronnen: European Commission Economic Forecasts, lente 2013; IMF World Economic Outlook Update, juli 2013, voor de reële bbp-groei en World Economic Outlook, april 2013, voor inflatie; OECD Economic Outlook, mei 2013; Consensus Economics Forecasts; MJEconomics; en de “Survey of Professional Forecasters” van de ECB. Toelichting: De door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties en de OESO-prognoses hanteren voor het aantal werkdagen gecorrigeerde groeicijfers op jaarbasis, terwijl bij de Europese Commissie en het IMF de groeicijfers op jaarbasis niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen per jaar. Uit de andere prognoses wordt niet duidelijk of de gegevens al dan niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen.
108
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
5 B E G ROT I N G S O N T W I K K E L I N G E N Volgens de meest recente cijfers over de overheidsfinanciën is de neerwaartse trend in de overheidstekortquote in het eurogebied, die sinds half 2010 te zien was, in het eerste kwartaal van 2013 tot stilstand gekomen, terwijl de stijging van de overheidsschuldquote licht versnelde. In juni 2013 heeft de ECOFIN-Raad besloten om een aantal landen verlenging van de deadline voor het bijstellen van hun buitensporig tekort te verlenen; voor de meerderheid van de landen bedraagt die verlenging meer dan een jaar. Er is vastberaden begrotingsconsolidatie nodig om de overheidsfinanciën weer op een bestendig pad te krijgen. De invoering van het ‘two-pack’ van regels aan de hand waarvan de Europese Commissie de ontwerpbegrotingen beoordeelt, wordt een belangrijk instrument in het begrotingstoezicht. B E G ROT I N G S O N T W I K K E L I N G E N I N 2 0 1 3 Volgens de meest recente cijfers over de overheidsfinanciën is de neerwaartse trend in de overheidstekortquote in het eurogebied, die sinds half 2010 te zien was, in het eerste kwartaal van 2013 tot stilstand gekomen. In Grafiek 57 is te zien dat de vierkwartaals voortschrijdende totalen van het begrotingstekort van het eurogebied, dat wil zeggen het geaccumuleerde tekort over de laatste vier kwartalen, in het eerste kwartaal van 2013 3,8% van het bbp bedroeg, licht hoger dan in het voorafgaande kwartaal. Dit percentage ligt ruim boven de voorjaarsprognose 2013 van de Europese Commissie, die een daling van het tekort van het eurogebied van 3,7% bbp in 2012 naar 2,9% bbp in 2013 voorzag. De stijging van het begrotingstekort van het eurogebied in het eerste kwartaal van 2013 is voornamelijk toe te schrijven aan de voortgaande daling van de overheidsinkomsten en een lichte stijging van de overheidsuitgaven (zie Grafiek 58a). Wat betreft de meest recente cijfers over de gemiddelde bruto overheidsschuld van het eurogebied toonde het vierkwartaals voortschrijdend totaal van de overheidsschuldquote een sterkere stijging in het eerste kwartaal van 2013 (van 4,3%) dan in het voorafgaande kwartaal (zie Grafiek 57). Daar komt bij dat deze stijging ruim boven de in de voorjaarsprognose van de Grafiek 57 Overheidstekort en mutatie Europese Commissie 2013 geraamde toename overheidsschuld in het eurogebied voor het hele jaar ligt. Volgens de prognose van de Europese Commissie stijgt de schuld(vierkwartaals voortschrijnende totalen in procenten bbp) quote in 2013 naar 95,5% van het bbp. Dit tekort door een ongunstig groei/rente-ecart en een schuldmutatie tekort, op jaarbasis (EC-prognose) grote tekort-schuldaanpassing, inclusief het schuldmutatie, op jaarbasis (EC-prognose) effect van de verleende steun aan de financiële 12 12 sector. B E G ROT I N G S O N T W I K K E L I N G E N E N PLANNEN IN INDIVIDUELE LANDEN Medio juli 2013 rondde de Europese Raad het Europees semester af met aanbevelingen ten aanzien van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van 23 EU-landen en hun nationale hervormingsprogramma’s. De aanbeveling van de Raad voor het eurogebied als geheel luidt: ‘streven naar een gedifferentieerd, groeivriendelijk begrotingsconsolidatiebeleid en tegelijkertijd een impuls geven aan het groeipotentieel van het eurogebied’ teneinde ‘de schuldquote op een gestaag afne-
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
-2
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens, en de economische voorjaarsprognose 2013 van de Europese commissie.
ECB Maandbericht September 2013
109
mend pad te krijgen’. 1 Daarnaast heeft de Raad op basis van de voorstellen van de Europese Commissie in juni 2013 nieuwe aanbevelingen gepubliceerd voor acht eurolanden ten aanzien van hun buitensporigtekortprocedures (BTP’s). Voor zes landen voorzien de nieuwe aanbevelingen verlenging – voor het merendeel daarvan met meer dan één jaar – en een vermindering van de aanbevolen corrigerende inspanningen. Spanje, Frankrijk en Slovenië kregen een verlenging van twee jaar, tot 2015 voor Frankrijk en Slovenië en 2016 voor Spanje. De uiterste termijn voor Cyprus werd met vier jaar verlengd naar 2016, terwijl die voor Nederland en Portugal met één jaar tot respectievelijk 2014 en 2015 werden verlengd. De Raad besloot om België een sommatie te geven omdat het land geen effectieve actie heeft ondernomen om zijn buitensporig tekort in 2012 bij te stellen. De Raad verleende België één jaar uitstel om zijn buitensporig tekort in 2013 te corrigeren. Voor Malta werd de BTP in juni 2013 heropend, slechts een half jaar nadat deze was gesloten, met de opdracht om het buitensporig tekort in 2014 te hebben bijgesteld. De BTP voor Italië werd in juni 2013 gesloten. Zie de grafiek in Kader 11 voor een beoordeling van de implementatie van de BTP in het kader van het versterkte Stabiliteits- en Groeipact. Hieronder volgt een kort verslag van de belangrijkste begrotingsontwikkelingen in de vier grootste eurolanden en de landen waarvoor een EU-IMF-aanpassingsprogramma geldt.
Grafiek 58 Kwartaalstatistieken en -projecties met betrekking tot de overheidsfinanciën voor het eurogebied totale totale totale totale
inkomsten, op kwartaalbasis uitgaven, op kwartaalbasis inkomsten, op jaarbasis (EC) uitgaven, op jaarbasis (EC) b) vierkwartaals voortschrijdende totalen in procenten bbp
a) jaar-op-jaar procentuele groei als vier kwartaals voortschrijdende totalen 7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3
-4
-4
-5
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
-5
52
52
50
50
48
48
46
46
44
44
42
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
42
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens, en de economische voorjaarsprognose 2013 van de Europese Commissie. Toelichting: De gegevens betreffen de totale overheid. De grafieken tonen de ontwikkeling van de totale inkomsten en totale uitgaven als vierkwartaals voortschrijdende totalen voor de periode van 2007-I tot en met 2013-I en de jaarlijkse projecties voor 2013 en 2014 uit de economische voorjaarsprognose 2013 van de Europese Commissie.
1 Z ie de Aanbeveling van de Raad van 8 juli 2013 inzake de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economische beleid van de lidstaten die de euro als munt hebben op de website van de Europese Commissie http://register.consilium.europa.eu/pdf/nl/13/st11/st11216.nl13.pdf
110
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
In Duitsland toonde de overheidssector een overschot van 0,6% in de eerste helft van 2013. Op 16 augustus 2013 werd een overheidssteunprogramma van kracht ter compensatie van de door de recente overstromingen veroorzaakte schade. De totale kosten bedragen naar verwachting EUR 8 miljard (0,3% van het bbp) gespreid over 2013-16. Het programma zal naar verwachting een zeer beperkt effect hebben op de begrotingsvooruitzichten, aangezien de aanvullende uitgaven over dezelfde periode gemiddeld beneden de 0,1% van het bbp zullen liggen. De in het stabiliteitsprogramma voor 2013 opgenomen begrotingsdoelstellingen van de overheid blijven realistisch. Voor Frankrijk is de verlenging van de BTP-deadline gebaseerd op een aangepast pad voor het overheidstekort (3,9% bbp in 2013, 3,6% in 2014 en 2,8% in 2015). Dit is een tragere correctie dan geraamd in het geactualiseerde stabiliteitsprogramma voor 2013, waarin de overheid voorzag dat het begrotingstekort in 2014 beneden de drempel van 3% zou komen. De begrotingswet 2014 wordt eind september 2013 gepresenteerd. Het is belangrijk dat vooral aan de uitgavenkant in de wet aannemelijke ombuigingsmaatregelen worden uitgewerkt om de stijging van de overheidsschuldquote, die in 2012 boven de 90% kwam, te doorbreken. De Franse regering kondigde kort geleden pensioenhervormingen aan die zouden moeten bijdragen aan een meer uitgebalanceerd pensioenstelsel tegen 2020. In Italië wijst de voorlopige begrotingsuitvoering op kasbasis bij de centrale overheid tot juli dit jaar op een cumulatieve financieringsbehoefte van EUR 51 miljard (3,3% bbp) in vergelijking met bijna EUR 28 miljard (1,8% bbp) in dezelfde periode van 2012. Deze verslechtering, die voornamelijk is toe te schrijven aan het verlenen van financiële steun en achterstallige betalingen, toont de toenemende risico’s met betrekking tot het waarmaken van de overheidstekortdoelstelling voor 2013 van 2,9% van het bbp. In augustus werd de afschaffing van de eerste schijf van de belasting op koopwoningen met ingang van 2013 bekendgemaakt. Het hiermee samenhangende inkomstenverlies van circa EUR 2,4 miljard (0,1% bbp) zal worden gecompenseerd door een vermindering van de uitgaven en een verhoging van de inkomsten. In augustus besloot het Italiaanse parlement eveneens om de verhoging van het standaard BTW-tarief met 1 procentpunt met drie maanden uit te stellen tot 1 oktober. Het door dit uitstel veroorzaakte inkomstenverlies wordt gecompenseerd door hogere verbruiksbelasting op diverse producten en een tijdelijke verhoging van de directe belastingen. Ten slotte werd het zogenaamde ‘decreto del fare’ aangenomen dat voorziet in een reeks maatregelen met als doel vergroting van de investeringen in de infrastructuur, verkleining van de bureaucratie, verhoging van de kredietverlening aan bedrijven (vooral kleine en middelgrote ondernemingen) en verbetering van de efficiëntie in de burgerlijke rechtspraak. Ultimo juni 2013 werden in Spanje inkomstenverhogende aanpassingen in de vennootschaps- en de verbruiksbelasting goedgekeurd, naast wetsontwerpen voor het opzetten van een onafhankelijke belastingautoriteit en het stroomlijnen van de plaatselijke overheid. Als we kijken naar de begrotingsrealisaties in het eerste kwartaal van 2013 dan bedroeg het overheidstekort 1,2% van het bbp op jaarbasis, in vergelijking met 1,4% in dezelfde periode vorig jaar. De meer recente begrotingsrealisaties voor de centrale overheid, de sociale zekerheid en de regionale overheid tot eind juni/juli zijn over het geheel genomen beter dan een jaar geleden, maar het effect van een aantal genomen consolidatiemaatregelen zal in de laatste maanden van dit jaar wel wegebben. Al met al is de waarschijnlijkheid dat dit jaar zal worden voldaan aan de doelstelling voor het overheidstekort moeilijk in te schatten. Het zal afhangen van een sterker herstel van de belastingbasis in de tweede helft van het jaar. Ultimo juni 2013 bedroeg de overheidsschuld ECB Maandbericht September 2013
111
circa 90% van het bbp op jaarbasis, in vergelijking met 84% ultimo 2012, gedeeltelijk vanwege ‘frontloading’ van de schulduitgifte dit jaar. In Griekenland liet de begroting van de centrale overheid een primair overschot zien van ongeveer EUR 0,5 miljard (exclusief overdrachten van andere eurolanden in het kader van de positie van het Eurosysteem in Griekse staatsobligaties) en circa EUR 2,6 miljard (inclusief dergelijke overdrachten) in de periode januari-juli 2013. Dit is aanzienlijk beter dan de doelstelling van het tweede economische aanpassingsprogramma van de EU en het IMF. Het beter dan verwachte resultaat weerspiegelde echter grotendeels tijdelijke factoren, waaronder meevallende inkomsten uit hoofde van structurele EU-fondsen in juli en het schrappen van investeringsuitgaven. Al met al lijken de uitvoeringscijfers aan te geven dat Griekenland op koers ligt om de doelstelling van een sluitende primaire begroting voor 2013 te gaan halen. In juli 2013 na de implementatie van een aantal eerdere acties door Griekenland besloot de Eurogroep werkgroep toestemming te verlenen voor de betaling van EUR 3,0 miljard in het kader van het Eurogroep-programma. EUR 0,5 miljard van dit bedrag zal naar verwachting pas begin oktober aan Griekenland worden betaald op voorwaarde dat het land bepaalde belangrijke hervormingsmaatregelen op verschillende gebieden realiseert. Eind augustus rondde het IMF-bestuur zijn onderzoek naar het steunprogramma voor Griekenland af en gaf akkoord voor de betaling van nog eens EUR 1,7 miljard. In Portugal werd het achtste kwartaalonderzoek van het ombuigingsprogramma van de EU en het IMF uitgesteld tot september en zal nu worden gecombineerd met het negende onderzoek. De uitvoering van de begroting voor 2013 lijkt tot nu toe conform de verwachtingen, vooral ten aanzien van belastinginning. Wat betreft het door de regering in mei 2013 aangekondigde consolidatiepakket, dat nodig was om de begrotingsdoelstelling voor 2014 waar te kunnen maken, is een kort geleden aangenomen wet ter vergroting van de mobiliteit van ambtenaren door het Constitutionele Hof in strijd met de grondwet verklaard. De Portugese autoriteiten hebben zich verplicht om met een alternatieve maatregel te komen. In Ierland heeft het elfde onderzoek naar het EU-IMF ombuigingsprogramma in juli plaatsgevonden. De gegevens op kasbasis voor de eerste acht maanden van het jaar duiden erop dat de begrotingsuitvoer goed op koers ligt om de tekortdoelstelling van 7,5% bbp voor 2013 te kunnen verwezenlijken. De belastingbasis van Ierland is verbreed met een nieuwe gemeentelijke vastgoedbelasting. De overheidsuitgaven, inclusief uitgaven aan gezondheidszorg en sociale zekerheid bleven onder controle en binnen de regeringsdoelstellingen. Daarnaast zal de breed gedragen loonovereenkomst voor ambtenaren de benodigde besparingen mogelijk maken zonder de continuïteit van de belangrijkste overheidsdiensten in gevaar te brengen. Voor Cyprus werd het eerste onderzoek naar het EU-IMF ombuigingsprogramma afgesloten met de conclusie dat de begrotingsdoelstellingen volledig zijn waargemaakt. Het overheidstekort voor de eerste helft van 2013 kwam beter uit dan de programma-doelstelling, voornamelijk dankzij het voorzichtige uitgavenbeleid. Het tekort over 2013 zal echter naar alle waarschijnlijkheid getroffen worden door een aanzienlijke eenmalige negatieve factor gerelateerd aan de compensatie van pensioenfondsen voor de geleden verliezen na de afwikkeling van Cyprus Popular Bank (ter waarde van circa 1,8% van het bbp). UITDA G IN G EN VOOR HET BE G ROTIN G S BE L EID De landen van het eurogebied hebben aanzienlijke vorderingen gemaakt in het terugbrengen van hun begrotingsonevenwichtigheden, ondanks de grote verschillen van land tot land. Verdere consolidatie-inspanningen zullen echter nodig zijn om de overheidsfinanciën op een houdbaar
112
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
neerwaarts pad te brengen. Hoewel de spanningen op de financiële markten zijn afgenomen in de afgelopen 12 maanden kunnen we niet achteroverleunen: in een aantal landen bestaat nog een fikse consolidatiekloof. De opbouw van consolidatiepakketten dient gericht te zijn op groeibevorderende maatregelen, met prioriteit voor beperking van onproductieve overheidsuitgaven. Landen die verlenging van de BTP-deadlines hebben gekregen dienen voortvarende, structurele hervormingen door te voeren ter vergroting van het groeipotentieel van hun economieën om op die manier bij te dragen aan een houdbare begroting. Als gevolg van de invoering van de ‘two-pack’ regels dienen de eurolanden medio oktober conceptbegrotingen te hebben opgesteld. 2 Deze plannen zullen worden beoordeeld door de Europese Commissie, die tegen eind november uitspraak zal doen of deze landen al dan niet voldoen aan de in het Stabiliteits- en Groeipact opgenomen eisen voor het begrotingsbeleid. Als de Europese Commissie tot de conclusie ‘vergaande niet-naleving’ komt dan wordt verwacht dat de Commissie – na overleg met het betreffende land – een openbaar verzoek om een herziene 2 Z ie ook het Kader ‘The “two-pack” regulations to strengthen economic governance in the euro area.’ ECB Monthly Bulletin, april 2013.
conceptbegroting zal doen. Als deze regels strikt worden toegepast dan zullen zij een belangrijk K ADER 1 1 instrument blijken te zijn ter vergroting van de effectiviteit van de begrotingsbewaking. TENUITVOERLEGGING VAN DE BUITENSPORIGTEKORTPROCEDURE BINNEN HET VERSTERKTE STABILITEITS- EN GROEIPACT IN DE LANDEN VAN HET EUROGEBIED In de afgelopen twee jaar is het stabiliteits- en groeipact (SGP) aanzienlijk versterkt door hervormingen in de bestuursstructuur van Europa, waaronder het ‘six-pack’, het ‘two-pack’ en het begrotingsverdrag.1 Het belangrijkste doel van deze versterking is om de begrotingsdiscipline en de begrotingshoudbaarheid te versterken – vooral voor de lidstaten van het eurogebied.2 Het centrale onderdeel van de correctieve instrumenten van het SGP blijft de buitensporigtekortprocedure (BTP), die tot doel heeft tekorten van boven de 3% bbp en schuldquotes van boven 60% bbp te voorkomen en te corrigeren. Dit Kader bespreekt een aantal belangrijke aspecten van de toepassing van de BTP binnen het versterkte SGP in lidstaten van het eurogebied en biedt een aantal lessen in het licht van de recente ervaringen tijdens het Europees Semester 2013. Het stellen van deadlines en het specificeren van aanpassingsinspanningen voor het corrigeren van buitensporige tekorten De correctieve instrumenten van het SGP bepalen dat een lidstaat moet worden onderworpen aan een BTP als het overheidstekort uitkomt boven 3% bbp en de overschrijding boven de referentiewaarde niet als tijdelijk en uitzonderlijk kan worden beschouwd. Op basis van het ‘six-pack’ wordt onder bepaalde voorwaarden ook een BTP gestart als niet aan het schuldcriterium is voldaan, zelfs wanneer het tekort onder de referentiewaarde blijft. Tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden moet het buitensporig tekort moet in het jaar nadat het 1 Zie het artikel getiteld ‘De hervorming van de economische governance in het eurogebied – essentiële elementen’, Maandbericht, ECB, maart 2011, en ‘A fiscal compact for a stronger Economic and Monetary Union’, Monthly Bulletin, ECB, mei 2012, alsmede het kader getiteld ‘The “two-pack” regulations to strengthen economic governance in the euro area’, Monthly Bulletin, ECB, april 2013. 2 Zie voor een bespreking van het belang van gezond begrotingsbeleid voor een op stabiliteit gericht monetair beleid het artikel getiteld ‘Monetary and fiscal policy interactions in a monetary union’, Monthly Bulletin, ECB, juli 2012.
ECB Maandbericht September 2013
113
Grafiek A Aantal jaren voor correctie van het buitensporig tekort en gemiddeld vereiste jaarlijkse structurele aanpassing per BTP-aanbeveling bij verscheidene BTP-jaargangen voor lopende procedures (in procenten bbp) x-as: aantal jaren voor correctie van het buitensporig tekort y-as: gemiddeld vereiste jaarlijkse structurele aanpassing per BTP-aanbeveling 3,5 GR 2012
3,0 2,5
3,0 2,5
ES 2014
2,0
IE 2014
1,5 1,0
FR 2012 BE 2012 NL 2013 AT 2013
MT 2014 GR 2010
0,5
2,0
IE 2015
PT 2014
ES 2013 IE 2013 PT 2013 BE 2013 FR 2013 SI 2013 NL 2014 SK 2013
CY 2012 ES 2012
0,0
3,5
Jaren achter de landencodes tonen de termijn voorzien voor de correctie van het buitensporig tekort.
GR 2014
1,5
CY 2016 FR 2015 PT 2015
1,0
ES 2016
SI 2015 GR 2016
= beslissingen genomen in het EU-semester van 2013 0
1
2
3
4
5
6
7
8
0,5
1) 9
0,0
1) Het punt “GR 2016” toont de verbetering van de verhouding tussen het voor conjunctuur gecorrigeerde overheidstekort en het bbp zoals vastgesteld in de BTP-aanbeveling aan Griekenland in 2012. Toelichting: Het diagram laat bijvoorbeeld zien dat de BTP-aanbeveling ‘BE 2012’ voor België een structurele aanpassing vereiste van 0,75% van het bbp per jaar en een correctie van het buitensporig tekort binnen drie jaar (2010-2012). De termijn werd vervolgens met één jaar verlengd (tot 2013) en de vereiste structurele aanpassing werd voor dit extra jaar verhoogd tot 1%. Bron: ECB.
is geconstateerd, worden gecorrigeerd (dus doorgaans twee jaar nadat het tekort zich voor het eerst heeft voorgedaan). De minimaal vereiste begrotingsaanpassing op jaarbasis onder de BTP bedraagt ten minste 0,5% bbp, waarbij een verbetering van het structurele saldo als maatstaf geldt. In de context van de financiële crisis werden in alle lidstaten van het eurogebied met uitzondering van Luxemburg en Estland buitensporige tekorten waargenomen. De meeste BTP’s werden gestart in 2009 en 2010. Behalve voor Griekenland en Finland lagen de aanvankelijke deadlines voor het corrigeren van het buitensporig tekort niet in het jaar na signalering ervan, zoals voorzien in het SGP, maar in enkele gevallen veel verder in de tijd. De Commissie constateerde bijzondere omstandigheden die de afwijking van de SGP-regel rechtvaardigde, en die terug te voeren waren op de sterke tekortverhogende impact van de financiële crisis en de noodzaak om gecoördineerd en stimulerend begrotingsbeleid te voeren in het kader van het Europees Economisch Herstelplan. De aan individuele landen verleende tijd voor het corrigeren van het buitensporig tekort varieerde sterk van land tot land, en hetzelfde gold voor de vereiste aanpassingsinspanning. Terwijl van Griekenland werd verwacht dat zij haar buitensporig tekort in het jaar na de vaststelling ervan (2010) zou corrigeren, kregen Oostenrijk, Spanje, Frankrijk, België en Nederland drie jaar de tijd voor de aanpassing. Slovenië, Slowakije, Portugal en Ierland kregen vier jaar voor de vereiste begrotingsaanpassing (zie Grafiek). Terwijl landen waar grotere aanpassingsinspanningen nodig werden geacht, doorgaans langer de tijd kregen om de tekorten te corrigeren, lijken de vereiste begrotingsinspanningen niet volgens een duidelijke
114
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
regel te zijn gedaan. In dit verband moet worden erkend dat het SGP – zelfs de 2011-versie ervan – weinig houvast biedt ten aanzien van de specificatie van aanpassingsinspanningen en het vaststellen van deadlines in geval van afwijking van de ‘jaar na vaststelling’-regel. De crisis heeft aangetoond dat de tekorten ver boven de referentiewaarde van 3% bbp kunnen uitschieten. In dat geval is de minimaal vereiste aanpassingsinspanning die is voorzien in het SGP duidelijk ontoereikend om correctie van de buitensporige tekorten binnen een voldoende korte termijn te garanderen. In de toekomst zou de tenuitvoerlegging van het SGP gebaat zijn bij verdere verduidelijking van de methodologie voor het specificeren van aanpassingsinspanningen en het vaststellen van deadlines – dit zou er ook toe bijdragen dat de regels in alle landen op consistente wijze worden toegepast. Beoordelen van effectief optreden en verlengen van deadlines Ondanks dat de oorspronkelijke BTP-deadlines soms ver na het ‘jaar na vaststelling’ lagen, misten verscheidene lidstaten hun nominale doelen toch met een ruime marge. Sinds de hervorming van 2005 3 biedt het SGP de mogelijkheid tot herziening van de aanbeveling en verlenging van de oorspronkelijke deadline voor de correctie van het buitensporig tekort, mits aan twee voorwaarden wordt voldaan. Ten eerste moet de overheid ‘effectief zijn opgetreden’ om het tekort in lijn met de in het kader van de BTP gedane aanbevelingen te corrigeren en, ten tweede, moeten zich ‘onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën’ hebben voorgedaan in vergelijking met de economische prognose die ten grondslag lag aan de initiële aanbeveling van de Raad.4 Volgens de correctieve instrumenten van het SGP wordt de deadline in de regel met één jaar verlengd. De Commissie en de Raad beoordelen de vraag of effectief is gehandeld met name aan de hand van een verbetering van het structurele saldo, die wordt berekend door het corrigeren van het gehele saldo voor cyclische, eenmalige en overige tijdelijke maatregelen. Als de verbetering van het structurele saldo aanmerkelijk slechter uitvalt dan de krachtens de BTP-aanbeveling vereiste aanpassing, voorziet het SGP in een ‘zorgvuldige analyse van de redenen voor het tekortschieten’. 5 De Commissie heeft onlangs een drie-stappen-methode gepresenteerd voor het operationaliseren van de analyse van effectief optreden in het kader van het SGP, die voor het eerst werd toegepast gedurende het Europees Semester 2013. 6 Als eerste stap wordt de waargenomen verandering in het structurele saldo getoetst aan de vereiste verbetering zoals gespecificeerd in de BTP-aanbeveling. Als tweede stap wordt de waargenomen structurele verbetering gecorrigeerd voor herzieningen van de potentiële productie, voor mee- of tegenvallende inkomsten vergeleken met het tijdstip waarop de aanbeveling werd gedaan, en voor de effecten van andere onverwachte gebeurtenissen, zoals natuurrampen of statistische herzieningen. Als derde stap wordt een ‘bottom-up’-analyse toegepast om de begrotingsinspanning te bepalen. Deze is gebaseerd op de begrotingsimpact van discretionaire maatregelen die door de overheden ten uitvoer worden gelegd. Alleen als uit de ‘bottom-up’-analyse ook blijkt dat de begrotingsinspanning niet voldoet aan de vereisten 3 Zie het artikel getiteld ‘The reform of the Stability and Growth Pact’, Monthly Bulletin, ECB, augustus 2005. 4 Zie Artikel 3, lid 5 van de Verordening (EU) Nr. 1467/97. 5 Zie Europese Commissie, ‘Specifications on the implementation of the Stability and Growth Pact and guidelines on the format and content of Stability and Convergence Programmes’, 3 september 2012. 6 Voor een gedetailleerde bespreking, zie Europese Commissie, ‘Vademecum on the Stability and Growth Pact’, Occasional Papers 151, mei 2013, blz. 65 e.v.
ECB Maandbericht September 2013
115
van de BTP-aanbeveling is sprake van niet-effectief optreden en kan de procedure worden aangescherpt. Deze drie-stappen-methode voor het beoordelen van effectief optreden in een BTP werpt een aantal problemen op. Ten eerste is het binnen deze drie-stappen-methode mogelijk dat bij de beoordeling van de vraag of zij effectief zijn opgetreden, lidstaten bij herhaling te horen krijgen dat dit het geval was, terwijl hun nominale tekort ver boven de referentiewaarde blijft en weinig tekenen van convergentie in de richting van de referentiewaarde vertoont. Als gevolg daarvan kunnen de schuldquotes van landen blijven stijgen. Ten tweede is de aanpak niet volledig transparant, aangezien niet alle berekeningen en onderliggende gegevens openbaar worden gemaakt. Ten derde bestaat het risico dat de methode niet op geheel symmetrische wijze wordt toegepast, waardoor een vertekening van het tekort optreedt. Met name in slechte tijden is de kans aanwezig dat het corrigeren van het structurele saldo voor tegenvallende inkomsten en neerwaartse aanpassingen van de potentiële groei leidt tot het afzwakken van de noodzaak van begrotingsaanpassingen. Het risico bestaat dat de verzwakking van het aanpassingspad in slechte tijden niet wordt gevolgd door een analoge versterking ervan in goede tijden. Dit is een belangrijke les uit de soepele toepassing van het SGP na de herziening ervan in 2005 en vóór de crisis. Ten vierde vereisen neerwaartse herzieningen van de potentiële groei – vanuit het perspectief van een houdbare begrotingspositie – een krachtiger begrotingsaanpassing op de middellange termijn. Dit aspect lijkt bij de methode niet in aanmerking te zijn genomen. Ten vijfde lijkt met name de ‘bottom-up’-aanpak – die tot dusver niet is gestoeld op een gemeenschappelijk overeengekomen methodologie – niet voldoende robuust is om een betrouwbare beoordeling van de begrotingsinspanning te waarborgen. In dit verband blijft het bijvoorbeeld onduidelijk hoe de ramingen van overheden met betrekking tot discretionaire belasting- en uitgavenmaatregelen kunnen en moeten worden gevalideerd, en hoe de neiging bij overheden tot overrapportage van de inspanningen kan worden beperkt. Wat goed uit elkaar zou moeten worden gehouden is het deel van de discretionaire maatregelen dat verbeteringen van het structurele saldo weerspiegelt en het deel van de maatregelen dat nodig is ter compensatie van een verslechtering van het structurele saldo, die bijvoorbeeld voortkomt uit uitgavenstijgingen die inherent zijn aan bestaande beleidsmaatregelen. Het eenvoudigweg bij elkaar optellen van de begrotingseffecten van discretionaire maatregelen kan leiden tot overschatting van de begrotingsinspanning. Bovendien moet rekening worden gehouden met de mogelijke wisselwerking tussen verschillende maatregelen. Ten slotte blijft onduidelijk hoe een consistente toepassing van de ‘bottom-up’-aanpak in alle landen kan worden gegarandeerd. Al met al is het van belang dat het begrip ‘effectief optreden’ op een manier wordt geïnterpreteerd die tijdige correctie van buitensporige tekorten garandeert en niet wordt gebruikt als instrument om de doelstellingen van de aangescherpte begrotingsregels van de EU te ondermijnen, namelijk om de houdbaarheid van de begroting te herstellen en beschermen. Besluiten genomen gedurende het Europees Semester 2013 Tijdens het Europees Semester 2013 heeft de Raad de BTP voor Italië ingetrokken. De meeste BTP’s die zijn gestart in het kader van de begrotings-/financiële crisis, lopen echter nog steeds. Thans zijn 12 van de 17 lidstaten van het eurogebied onderworpen aan een BTP.
116
ECB Maandbericht September 2013
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
Volgens de beoordeling van de Commissie – waarbij de drie-stappen-methode werd gevolgd – zijn alle landen die thans zijn onderworpen aan een BTP effectief opgetreden (behalve België 7). Frankrijk, bijvoorbeeld, had niet de vereiste structurele inspanningen verricht in het kader van de eerste twee stappen van de procedure, maar werd op basis van een ‘bottom-up’beoordeling van genomen discretionaire maatregelen toch geacht effectief te zijn opgetreden.8 Zoals hierboven toegelicht, voorzien de regels van het SGP in de mogelijkheid tot een verlenging van de deadline voor het corrigeren van het buitensporig tekort met ‘in de regel één jaar’ als effectief is opgetreden en zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen hebben voorgedaan. 9 Een dergelijke verlenging van de deadline met één jaar werd echter alleen verleend aan Nederland en Portugal – in laatstgenoemd geval bovenop de verlenging met één jaar die in oktober 2012 was verleend. Verlengingen van de deadline met twee jaar werden verleend aan Frankrijk, Slovenië en Spanje. Tegen de achtergrond van de SGP-bepaling dat een verlenging in de regel één jaar bedraagt, dienen verlengingen van de BTP-deadline met twee jaar alleen in uitzonderlijke omstandigheden te worden overwogen, zoals in het geval van buitensporige onevenwichtigheden op macro-economisch niveau of in financiële sectoren die grote negatieve gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën. Vooruitblikkend, dienen deze verlengingen met twee jaar derhalve gepaard te gaan met geïntensiveerde controles om ervoor te zorgen dat de extra tijd voor het corrigeren van het buitensporig tekort effectief wordt benut, om groeibevorderende en onevenwichtigheidsverminderende structurele hervormingen door te voeren. De nieuwe BTP-aanbevelingen die gedurende het Europees Semester 2013 zijn vastgesteld, maken niet alleen verstrekkende verlengingen van deadlines mogelijk, maar betekenen tevens een duidelijke vertraging van de vereiste begrotingsaanpassing. Vergeleken met eerdere BTP-aanbevelingen, verminderen ze – zoals aangegeven in de Grafiek – de vereiste gemiddelde structurele aanpassingsinspanningen op jaarbasis voor alle landen behalve België. In een aantal gevallen is de vermindering van de vereiste gemiddelde structurele aanpassing op jaarbasis aanzienlijk. Voor sommige landen (met name Portugal en Spanje) is in de meest recente BTP-aanbevelingen zelfs de cumulatieve toekomstige structurele aanpassingsinspanning teruggeschroefd. Hierdoor zouden de risico’s voor houdbare begrotingsposities kunnen toenemen. De ervaringen die zijn opgedaan in het Europees Semester 2013 maken duidelijk voor welke uitdagingen de Europese Commissie en de Raad zich geplaatst zien om het versterkte begrotingskader op een transparante en consistente wijze toe te passen. Bij de toepassing van het begrotingsbestuurskader dient het hoofddoel, namelijk het herstellen en waarborgen van de houdbaarheid van de begroting, leidend te zijn. Tegen deze achtergrond zijn verdere verbeteringen nodig met betrekking tot de verduidelijking van de toegepaste methodieken en de strikte toepassing van de regels om ervoor te zorgen dat ondeugdelijk begrotingsbeleid wordt gecorrigeerd en de geloofwaardigheid van het versterkte SGP wordt gewaarborgd.
7 Het versterkte kader voorziet er (op basis van Verordening (EU) Nr. 1173/2011) in een dergelijk geval in dat de Commissie sancties aanbeveelt binnen 20 dagen na het besluit van de Raad dat een lidstaat geen effectieve actie heeft ondernomen ingevolge Artikel 126, lid 8, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. 8 Z ie het werkdocument over Frankrijk van medewerkers van de Commissie, beschikbaar op http://ec.europa.eu/ economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/30_edps/other_documents/2013-05-29_fr_126-7_commission_-_swd_ en.pdf. 9 Zie Artikel 3, lid 5 van Verordening (EU) Nr. 1467/97.
ECB Maandbericht September 2013
117
S tat i s t i e k e n vo o r h e t e u ro g e b i e d
ECB Maandbericht September 2013
S 1
Inhoud 1 1
2
3
4
5
OVER Z I C HT S TABE L VOOR HET EUROGEBIED Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied
S5
S TATI S TIEKEN M ONETAIR BE L EID 1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem 1.2 Belangrijkste rentetarieven van de ECB 1.3 Monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures 1.4 Statistieken minimumreserves en liquiditeit
S6 S7 S8 S9
M ONETAIRE e n BAN C AIRE ONT W IKKE L INGEN EN ov e r i g e f i n a n c i ë l e v e n n o ot sc h a p p e n 2.1 Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied 2.2 Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied 2.3 Monetaire statistieken 2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 2.6 Door MFI’s aangehouden effecten: uitsplitsing 2.7 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI’s 2.8 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 2.9 Door beleggingsfondsen aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten 2.10 Geaggregeerde balans van de lege financiële instellingen in het eurogebied 2.11 Geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied
S10 S11 S12 S15 S17 S20 S21 S22 S23 S24 S25
REKENINGEN VAN HET EUROGEBIED 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector 3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied 3.3 Huishoudens 3.4 Niet-financiële vennootschappen 3.5 Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
S26 S30 S32 S33 S34
FINAN C IË L E M ARKTEN 4.1 Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta 4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype 4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 4.6 Geldmarktrente 4.7 Rendementscurves in het eurogebied 4.8 Effectenbeursindices
S35 S36 S38 S40
PRI J Z EN , PRODU C TIE , VRAAG EN ARBEID S M ARKT 5.1 HICP, andere prijzen en kosten 5.2 Productie en vraag 5.3 Arbeidsmarkt
S42 S44 S45 S46
S47 S50 S54
1) Nadere gegevens zijn te vinden op:
[email protected]. Op de website van de ECB (in het Statistical Data Warehouse in het Statistics-deel) op http://sdw.ecb. europa.eu zijn langere reeksen en gedetailleerdere gegevens te vinden.
ECB Maandbericht September 2013
S 3
6
7
8
9
OVERHEID S FINAN C IËN 6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 6.2 Schuld 6.3 Schuldmutatie 6.4 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis 6.5 Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis
S56 S57 S58 S59 S60
E X TERNE S TRO M EN EN S TANDEN 7.1 Samenvattende betalingsbalans 7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening 7.3 Financiële rekening 7.4 Monetaire opstelling van de betalingsbalans 7.5 Goederenhandel
S61 S62 S64 S70 S71
W I S S E L KOER S EN 8.1 Effectieve wisselkoersen 8.2 Bilaterale wisselkoersen
S73 S74
ONT W IKKE L INGEN BUITEN HET EUROGEBIED 9.1 In andere EU-lidstaten 9.2 In de Verenigde Staten en Japan
S75 S76
GRAFIEKEN
S77
TE C HNI S C HE AANTEKENINGEN
S79
TOE L I C HTING
S85
Verklaring der tekens “-” geen gegevens beschikbaar “.” gegevens nog niet beschikbaar “…” nul of verwaarloosbaar (v) voorlopig
S 4
ECB Maandbericht September 2013
1
Ov e r z i c h t s ta b e l vo o r h e t e u ro g e b i e d Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Monetaire ontwikkelingen en rentevoeten 1) M1 2)
M2 2)
M3 2), 3)
M3 2), 3) voortschrijdend driemaands gemiddelde (gecentreerd)
Leningen van MFI’s aan ingezetenen van het eurogebied m.u.v. MFI’s en overheid 2)
1 2,1 4,0 4,6 6,2 6,8 8,1 7,1 8,7 8,4 7,5 7,1 .
2 2,3 3,1 3,2 4,2 4,3 4,6 4,2 4,9 4,7 4,3 4,0 .
3 1,5 2,9 3,1 3,6 3,2 2,8 2,5 3,2 2,9 2,4 2,2 .
4 2,9 2,9 2,8 2,5 . .
5 2,2 -0,2 -0,6 -0,8 -0,8 -1,1 -0,7 -0,9 -1,1 -1,6 -1,9 . Industriële p roductie m.u.v. bouw nijverheid 5 3,2 -2,4 -3,1 -2,3 -0,5 -1,4 -0,5 -1,3 0,3 . .
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni juli aug.
In euro luidende effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door niet-financiële en niet-monetaire financiële vennootschappen 2) 6 0,6 1,2 1,0 0,8 1,5 0,3 0,1 -0,1 0,3 1,1 . .
Driemaands rentevoet (EURIBOR; % per jaar; gemiddelden per periode)
10-jaars spot-rente (% per jaar, ultimocijfers) 4)
7 1,39 0,58 0,36 0,20 0,21 0,21 0,21 0,21 0,20 0,21 0,22 0,23
8 2,65 1,72 1,94 1,72 1,76 2,14 1,76 1,55 1,84 2,14 1,95 2,17
Bezettingsgraad Werkgelegenheid in verwerkende (seizoenvrij) industrie (%)
Werkloosheid (% beroeps bevolking; seizoenvrij) 8 10,2 11,4 11,8 12,0 12,1 12,1 12,1 12,1 12,1 12,1 .
2. Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5)
2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 maart april mei juni juli aug.
HICP 1)
Industriële producenten prijzen
Arbeidskosten per uur
Reëel bbp (seizoenvrij)
1 2,7 2,5 2,3 1,9 1,4 1,7 1,2 1,4 1,6 1,6 1,3
2 5,8 3,0 2,4 1,2 0,0 0,6 -0,2 -0,2 0,3 0,2 .
3 2,1 1,5 1,3 1,6 . -
4 1,5 -0,6 -1,0 -1,0 -0,5 -
3. Externe statistieken
6 80,6 78,6 77,4 77,6 77,9 77,5 78,3 -
7 0,3 -0,7 -0,7 -1,0 . -
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven) Betalingsbalans (netto stromen)
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni juli aug.
Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening 1 26,0 137,5 44,9 72,5 34,2 56,4 25,2 17,9 11,6 26,9 . .
Goederen 2 6,8 98,9 30,3 36,2 32,5 52,2 22,9 16,3 17,3 18,6 . .
Directe investeringen en effectenverkeer samengenomen 3 133,9 26,3 -19,7 44,9 -13,0 52,3 -20,3 -5,3 39,5 18,1 . .
Officiële Netto internareserves tionale investe(standen per ringspositie (als ultimo) % van bbp) 4 667,1 689,4 733,8 689,4 687,8 564,3 687,8 640,0 621,4 564,3 588,7 .
5 -13,9 -13,1 -11,9 -13,1 -12,4 . -
Bruto externe Effectieve wisselkoers euro t.o.v. schuld (als % 21 handelspartners 6) (1999 I =.100) van bbp) Nominaal Reëel (CPI) 6 121,3 126,0 126,0 126,0 127,3 . -
7 103,4 97,9 95,9 97,9 100,8 100,9 100,2 100,5 100,6 101,6 101,5 102,2
USD/EUR wisselkoers
8 100,6 95,5 93,7 95,5 98,2 98,2 97,8 97,8 98,0 98,9 98,9 99,5
9 1,3920 1,2848 1,2502 1,2967 1,3206 1,3062 1,2964 1,3026 1,2982 1,3189 1,3080 1,3310
Bronnen: ECB, Europese Commissie (Eurostat en DG Economische en financiële aangelegenheden) en Thomson Reuters. Toelichting: Voor meer gegevens wordt verwezen naar de desbetreffende tabellen verder in deze reeks. 1) D e gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) De mutaties in procenten per jaar in de maandgegevens verwijzen naar de maandultimo, terwijl die in kwartaal- en jaargegevens verwijzen naar de twaalfmaands mutatie in het gemiddelde per periode van de reeks. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. 3) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen. 4) G ebaseerd op eurogebiedrendementscurves voor overheidsobligaties met een AAA-rating. Voor meer informatie, zie Tabel 4.7. 5) De gegevens hebben betrekking op de Euro 17, tenzij anders vermeld. 6) V oor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
ECB Maandbericht September 2013
S 5
1
statistiekEN Monetair beleid
1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem (EUR miljoen)
1. Activa 2 augustus 2013 9 augustus 2013 16 augustus 2013 23 augustus 2013 30 augustus 2013 Goud en goudvorderingen Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Kredietverlening aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Basis-herfinancieringstransacties Langerlopende herfinancieringstransacties “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop Structurele transacties met wederinkoop Marginale beleningsfaciliteit Kredieten u.h.v margestortingen Overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Effecten uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Voor monetaire-beleidsdoeleinden aangehouden effecten Overige effecten Overheidsschuld, luidende in euro Overige activa Totaal
319.968 247.320 25.825 21.660 804.920 109.163 695.734 0 0 19 3 86.813 600.712 252.499 348.213 28.356 255.517
319.968 250.097 24.230 20.846 793.600 99.413 693.974 0 0 212 0 84.322 602.661 252.499 350.162 28.356 255.242
319.968 250.113 22.691 21.876 790.931 97.561 693.258 0 0 111 0 82.123 603.863 252.499 351.364 28.356 248.601
319.968 250.429 22.806 22.275 790.349 97.729 692.604 0 0 15 0 80.848 602.535 250.597 351.938 28.356 243.266
319.969 249.648 23.960 22.304 790.540 97.126 693..292 0 0 131 0 79.674 603.118 250.139 352.979 28.356 243.062
2.391.090
2.379.322
2.368.521
2.360.832
2.360.639
2. Passiva 2 augustus 2013 9 augustus 2013 16 augustus 2013 23 augustus 2013 30 augustus 2013 Bankbiljetten in omloop Verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen) Depositofaciliteit Termijndeposito’s “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop Deposito’s u.h.v. margestortingen Overige verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Uitgegeven schuldbewijzen Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het IMF Overige passiva Herwaarderingsrekeningen Kapitaal en reserves Totaal Bron: ECB.
S 6
ECB Maandbericht September 2013
922.288 555.384 272.329 87.348 195.500 0 208
922.944 553.550 284.035 76.997 192.500 0 17
924.226 555.261 281.539 81.202 192.500 0 20
918.346 535.929 256.148 87.224 192.500 0 56
919.379 533.479 272.260 70.569 190.500 0 149
6.519 0 99.748 135.923 1.387 4.761 54.240 235.742 284.680 90.418
6.431 0 91.206 135.755 1.895 5.156 54.240 233.047 284.680 90.419
6.476 0 81.443 136.797 1.422 5.797 54.240 227.759 284.680 90.419
6.139 0 109.457 131.783 1.590 5.870 54.240 222.378 284.680 90.419
5.565 0 108.765 135.006 1.840 5.762 54.240 221.504 284.680 90.419
2.391.090
2.379.322
2.368.521
2.360.832
2.360.639
statistieken voor het eurogebied
Statistieken monetair beleid
1.2 Belangrijke rentetarieven van de ECB
(niveaus in procenten per jaar; mutaties in procentpunten) Per: 1)
Depositofaciliteit
Basis-herfinancieringstransacties Vasterentetenders Vaste rentevoet
Marginale beleningsfaciliteit
Niveau 1 2,00 2,75 2,00 1,50 2,00
Mutatie 2 0,75 -0,75 -0,50 0,50
Niveau 3 3,00 3,00 3,00 2,50 3,00
Variabelerentetenders Minimale inschrijvingsrente Niveau 4 -
2000 4 feb. 17 maart 28 april 9 juni 283) 1 sept. 6 okt.
2,25 2,50 2,75 3,25 3,25 3,50 3,75
0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25
3,25 3,50 3,75 4,25 -
4,25 4,50 4,75
0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25
4,25 4,50 4,75 5,25 5,25 5,50 5,75
0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25
2001 11 mei 31 aug. 18 sept. 9 nov.
3,50 3,25 2,75 2,25
-0,25 -0,25 -0,50 -0,50
-
4,50 4,25 3,75 3,25
-0,25 -0,25 -0,50 -0,50
5,50 5,25 4,75 4,25
-0,25 -0,25 -0,50 -0,50
2002 6 dec.
1,75
-0,50
-
2,75
-0,50
3,75
-0,50
2003 7 maart 6 juni
1,50 1,00
-0,25 -0,50
-
2,50 2,00
-0,25 -0,50
3,50 3,00
-0,25 -0,50
2005 6 dec.
1,25
0,25
-
2,25
0,25
3,25
0,25
2006 8 maart 15 juni 9 aug. 11 okt. 13 dec.
1,50 1,75 2,00 2,25 2,50
0,25 0,25 0,25 0,25 0,25
-
2,50 2,75 3,00 3,25 3,50
0,25 0,25 0,25 0,25 0,25
3,50 3,75 4,00 4,25 4,50
0,25 0,25 0,25 0,25 0,25
2007 14 maart 13 juni
2,75 3,00
0,25 0,25
-
3,75 4,00
0,25 0,25
4,75 5,00
0,25 0,25
2008 9 juli 8 okt. 94) 155) 12 nov. 10 dec.
3,25 2,75 3,25 3,25 2,75 2,00
0,25 -0,50 0,50 ... -0,50 -0,75
3,75 3,25 2,50
4,25 -
0,25 -0,50 -0,50 -0,75
5,25 4,75 4,25 4,25 3,75 3,00
0,25 -0,50 -0,50 ... -0,50 -0,75
2009 21 jan. 11 maart 8 april 13 mei
1,00 0,50 0,25 0,25
-1,00 -0,50 -0,25 ...
2,00 1,50 1,25 1,00
-
-0,50 -0,50 -0,25 -0,25
3,00 2,50 2,25 1,75
... -0,50 -0,25 -0,50
2011 13 april 13 juli 9 nov. 14 dec.
0,50 0,75 0,50 0,25
0,25 0,25 -0,25 -0,25
1,25 1,50 1,25 1,00
-
0,25 0,25 -0,25 -0,25
2,00 2,25 2,00 1,75
0,25 0,25 -0,25 -0,25
2012 11 juli
0,00
-0,25
0,75
-
-0,25
1,50
-0,25
2013 8 mei
0,00
...
0,50
-
-0,25
1,00
-0,50
1999 1 jan 42) 22 9 april 5 nov.
Mutatie 5 ... ... -0,50 0,50
Niveau 6 4,50 3,25 4,50 3,50 4,00
Mutatie 7 -1,25 1,25 -1,00 0,50
Bron: ECB. 1) Tussen 1 januari.1999 en 9 maart.2004 hebben de data betrekking op de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit. Voor de basis-herfinancieringstransacties gaan mutaties in de rentevoet in per de eerste transactie na de aangegeven datum. De mutatie per 18 september.2001 is op diezelfde dag ingegaan. Met ingang van 10 maart.2004 hebben de data betrekking op zowel de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit, als de basis-herfinancieringstransacties (waarbij de mutaties ingaan per de eerste basis-herfinancieringstransactie die plaatsvindt na het besluit van de Raad van Bestuur) tenzij anders aangegeven. 2) Op 22 december.1998 heeft de ECB aangekondigd dat, bij wijze van uitzondering, tussen 4 en 21 januari.1999 een smalle bandbreedte van 50 basispunten zou gelden tussen de marginale beleningsrente en de depositorente, om de overgang voor de marktdeelnemers naar het nieuwe stelsel te vergemakkelijken. 3) Op 8 juni.2000 heeft de ECB aangekondigd dat de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, met ingang van de op 28 juni.2000 te verrekenen transactie, zouden worden uitgevoerd als variabele-rentetenders. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. 4) D e ECB heeft per 9 oktober.2008 de bandbreedte van de permanente faciliteiten teruggebracht van.200 basispunten tot.100 basispunten rond de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. Per 21 januari.2009 is de bandbreedte van de permanente faciliteiten weer teruggebracht tot.200 basispunten. 5) Op 8 oktober.2008 heeft de ECB aangekondigd dat, met ingang van de op 15 oktober te verrekenen transactie, de wekelijkse basis-herfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. Deze verandering ging voorbij aan de eerdere (op dezelfde dag genomen) beslissing de minimale inschrijvingsrente op de als variabele-rentetenders uitgevoerde basis-herfinancieringstransacties met 50 basispunten te verlagen.
ECB Maandbericht September 2013
S 7
1.3 Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures 1), 2) (EUR miljoen; rentevoeten in procenten per jaar)
1. Basis- en langerlopende herfinancieringstransacties 3) Datum verrekening
2013 29 mei 5 juni 12 19 26 3 juli 10 17 24 31 7 aug. 14 21 28 4 sept. 2013 13 maart 28 10 april 25 8 mei 30 12 juni 276) 10 juli 1 Aug.6) 7 276)
Inschrijvingen (bedrag)
Toewijzing Vaste rente (bedrag) tenderprocedures
Variabele-rentetenderprocedures
Looptijd (...) dagen
Vaste rentevoet
Minimale inschrijvingsrente
Marginale rentevoet 4)
Gewogen gemiddelde rentevoet
4
5
6
7
8
1
2
3
103.192 103.020 108.332 102.040 117.310 107.696 102.064 104.427 102.302 109.163 99.413 97.561 97.729 97.126 95.621
63 70 70 73 99 78 70 73 76 78 73 71 64 63 66
103.192 103.020 108.332 102.040 117.310 107.696 102.064 104.427 102.302 109.163 99.413 97.561 97.729 97.126 95.621
0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50 0,50
-
-
-
7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
4.208 9.113 5.159 2.977 5.230 5.830 3.591 9.477 3.536 2.683 3.910 6.823
19 46 17 40 17 36 20 50 21 43 24 38
4.208 9.113 5.159 2.977 5.230 5.830 3.591 9.477 3.536 2.683 3.910 6.823
0,75 0,61 0,75 0,53 0,50 0,50 0,50 . 0,50 . 0,50 .
-
-
-
28 91 28 98 35 91 28 91 28 91 35 91
2. Overige tendertransacties Datum verrekening
Aantal deelnemers
Soort transactie
Inschrijvingen (bedrag)
Basis-herfinancieringstransacties
Langerlopende herfinancieringstransacties 5)
Aantal deelnemers
Toewijzing Vaste (bedrag) rentetender procedures Vaste rentevoet
Variabele-rentetenderprocedures Minimale inschrijvingsrente
Maximale inschrijvingsrente
Marginale rentevoet 4)
Looptijd (...) dagen
Gewogen gemiddelde rentevoet
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2013 29 mei Aantrekken van termijndeposito’s 235.125 89 197.000 0,50 0,15 0,07 7 5 juni Aantrekken van termijndeposito’s 276.043 106 197.000 0,50 0,09 0,07 7 12 Aantrekken van termijndeposito’s 278.426 101 195.000 0,50 0,08 0,07 7 19 Aantrekken van termijndeposito’s 251.866 102 195.000 0,50 0,08 0,07 7 26 Aantrekken van termijndeposito’s 215.280 83 195.000 0,50 0,45 0,18 7 3 juli Aantrekken van termijndeposito’s 239.734 91 195.000 0,50 0,13 0,09 7 10 Aantrekken van termijndeposito’s 250.588 105 195.500 0,50 0,13 0,09 7 17 Aantrekken van termijndeposito’s 239.283 102 195.500 0,50 0,12 0,10 7 24 Aantrekken van termijndeposito’s 231.318 106 195.500 0,50 0,14 0,11 7 31 Aantrekken van termijndeposito’s 229.883 112 195.500 0,50 0,20 0,13 7 7 aug. Aantrekken van termijndeposito’s 269.313 123 192.500 0,50 0,13 0,11 7 14 Aantrekken van termijndeposito’s 259.301 126 192.500 0,50 0,12 0,10 7 21 Aantrekken van termijndeposito’s 283.979 123 192.500 0,50 0,11 0,10 7 28 Aantrekken van termijndeposito’s 287.539 123 190.500 0,50 0,13 0,11 7 4 sept. Aantrekken van termijndeposito’s 314.840 133 190.500 0,50 0,10 0,09 7 Bron: ECB. 1) De opgenomen bedragen kunnen enigszins afwijken van die in de Tabellenreeks 1.1 als gevolg van wel toegewezen maar niet verrekende transacties. 2) Met ingang van april.2002 worden gesplitste tendertransacties, (d.w.z. transacties met een looptijd van een week die als standaardtenderprocedures worden uitgevoerd naast een basis-herfinancieringstransactie), worden aangemerkt als basis-herfinancieringstransacties. 3) Op 8 juni.2000 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de transactie die op 28 juni.2000 zou worden verrekend, de basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem als variabele-rentetenderprocedures zouden worden uitgevoerd. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. Op 8 oktober.2008 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de op 15 oktober.2008 te verrekenen transactie, de wekelijkse basisherfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetenderprocedure, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basisherfinancieringstransacties. Op 4 maart.2010 heeft de ECB besloten terug te keren naar variabele-rentetenderprocedures bij de reguliere driemaands langerlopende herfinancieringstransacties, met ingang van de transactie die zou worden toegewezen op 28 april.2010 en worden verrekend op 29 april.2010. 4) Bij liquiditeitsverruimende (-verkrappende) transacties is de marginale rentevoet de laagste (hoogste) rente waartegen middelen worden toegewezen. 5) Bij deze langerlopende herfinancieringstransactie is de rentevoet waartegen alle inschrijvingen worden toegewezen geïndexeerd aan de gemiddelde minimale inschrijvingsrente bij de basisherfinancieringstransacties gedurende de looptijd van de transactie. De getoonde rentetarieven voor deze geïndexeerde langerlopende herfinancieringstransacties zijn tot twee decimalen afgerond. Voor de precieze berekeningsmethode wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. 6) Na één jaar hebben tegenpartijen de mogelijkheid welk deel dan ook van de liquiditeit die hen bij deze transactie is toegewezen terug te betalen, op welke dag dan ook die samenvalt met de verrekeningsdag van de basisherfinancieringstransactie.
S 8
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Statistieken monetair beleid
1.4 Statistieken minimumreserves en liquiditeit
(EUR miljard; gemiddelden per periode van dagposities. Tenzij anders aangegeven; rente in procenten per jaar)
1. Reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen Reservebasis per (ultimo):
Totaal
2009 2010 2011 2012
1 18.318,2 18.948,1 18.970,0 18.564,7
2013 feb. maart april mei juni
18.689,3 18.689,6 18.676,1 18.639,0 18.540,3
Passiva waarop een positieve 1) reservecoëfficiënt wordt toegepast
Passiva waarop een reservecoëfficiënt van 0% wordt toegepast
Girale deposito’s en Schuldbewijzen deposito’s met een vaste uitgegeven met een vaste looptijd of opzeg- looptijd tot en met 2 jaar termijn tot en met 2 jaar 2 3 9.808,5 760,4 9.962,6 644,3 9.790,9 687,7 9.971,7 637,5 9.899,3 9.951,8 9.928,0 9.884,9 9.948,3
Deposito’s met vaste looptijd of opzegtermijn van meer dan 2 jaar
Repo’s
4 2.475,7 2.683,3 2.781,2 2.583,9
5 1.170,1 1.335,4 1.303,5 1.163,1
Schuldbewijzen uitgegeven met een vaste looptijd van meer dan 2 jaar 6 4.103,5 4.322,5 4.406,8 4.208,4
2.562,3 2.580,0 2.574,1 2.571,8 2.531,5
1.368,4 1.382,3 1.437,0 1.496,7 1.426,0
4.223,7 4.149,5 4.110,5 4.075,6 4.041,1
635,7 626,1 626,5 610,0 593,5
2. Reserve-aanhoudingen Aanhoudings periode eindigend:
Verplichte reserves
Rekeningen-courant van kredietinstellingen
Overreserves
Tekorten Rente op verplichte reserves
2009 2010 2011 2012
1 210,2 211,8 207,7 106,4
2 211,4 212,5 212,2 509,9
3 1,2 0,7 4,5 403,5
4 0,0 0,5 0,0 0,0
5 1,00 1,00 1,25 0,75
2013 9 april 7 mei 11 juni 9 juli 6 aug. 10 sept.
104,9 104,9 105,3 105,1 104,5 104,9
346,0 322,2 300,3 286,5 269,6 .
241,1 217,3 195,0 181,4 165,1 .
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 .
0,75 0,75 0,50 0,50 0,50 .
3. Liquiditeit Aanhoudings periode eindigend:
Liquiditeitsverruimende factoren
Liquiditeitsverkrappende factoren
Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem Netto activa BasisLangervan het herfinancielopende Eurosysteem ringstrans- herfinanciein goud en acties ringstransvreemde acties valuta
Marginale beleningsfaciliteit
Overige liquiditeitsverruimende transacties 2)
DepositoOverige Bankbiljetten Tegoeden faciliteit liquiditeits- in omloop van de verkrapcentrale pende overheid bij transhet Euro acties 3) systeem
Overige factoren (per saldo)
Rekeningen-courant van kredietinstellingen
Basisgeld
2009 2010 2011 2012
1 407,6 511,1 622,1 708,0
2 55,8 179,5 238,0 74,0
3 593,4 336,3 389,0 1 044,1
4 0,7 1,9 4,4 1,6
5 24,6 130,4 260,3 277,3
6 65,7 44,7 253,7 231,8
7 9,9 70,8 200,5 208,5
8 775,2 815,9 869,4 889,3
9 150,1 94,4 63,8 121,1
10 -130,2 -79,1 -85,9 144,5
11 211,4 212,5 212,2 509,9
12 1.052,3 1.073,1 1.335,3 1.631,0
2013 12 maart 9 april 7 mei 11 juni 9 juli 6 aug.
655,7 656,8 657,3 656,0 615,9 532,3
130,5 123,7 113,0 104,7 108,8 104,5
843,2 782,9 749,9 728,4 708,0 698,6
0,9 0,5 0,9 0,5 1,3 0,2
269,9 269,1 265,7 259,9 256,4 255,0
145,3 133,8 114,5 90,5 92,1 82,6
205,5 205,5 204,3 199,4 195,0 195,5
880,5 889,2 897,1 904,1 909,3 917,6
78,8 89,7 82,5 83,1 92,5 97,1
187,1 168,7 166,2 172,3 115,1 28,2
403,0 346,0 322,2 300,3 286,5 269,6
1.428,8 1.369,1 1.333,8 1.294,9 1.287,9 1.269,8
Bron: ECB. 1) Een coëfficiënt van 1% wordt toegepast met ingang van de aanhoudingsperiode die begint op 18 januari.2012. Een coëfficiënt van 2% wordt toegepast op alle voorgaande aanhoudingsperiodes. 2) Met inbegrip van liquiditeit verschaft via het Eurosysteem-programma voor aankoop van gedekte obligaties en het Eurosysteem-Programma voor de effectenmarkten. 3) Met inbegrip van liquiditeit geabsorbeerd ten gevolge van deviezenswaptransacties van het Eurosysteem. Zie voor meer informatie: http://www.evb.europa.eu/mopo/liq/html/index.en.html
ECB Maandbericht September 2013
S 9
2
Monetaire EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN overige financiële vennootschappen
2.1 Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo)
1. Activa Totaal
Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, AandeAanuitgegeven door ingezetenen van het len/parti- gehouden eurogebied cipaties aandelen/ in gelddeelTotaal Overheid Overige MFI’s markt- nemingen ingezete2) fondsen uitgegenen van ven door het euroingezetegebied nen van het eurogebied 6 7 8 9 10 11
Externe activa
Vaste activa
Overige activa 3)
12
13
14
Totaal
Overheid
Overige ingezetenen van het eurogebied
MFI’s
1
2
3
4
5
2011 2012
4.700,4 5.287,6
2.780,5 3.351,2
18,0 16,9
1,0 1,0
2.761,5 3.333,3
717,2 723,1
556,9 568,3
10,1 10,5
150,2 144,3
-
20,3 23,4
779,2 799,9
8,1. 8,3
395,0 381,8
2013 I II
4.675,5 4.399,4
2.727,4 2.572,6
16,9 15,1.
1,2 1,2
2.709,4 2.556,3
747,5 741,7
590,6 588,8
24,6 25,3
132,4 127,5
-
23,9 23,6
791,7 665,0
8,2 8,3
376,7 388,4
2013 april mei juni juli (v)
4.648,1 4.489,5 4.399,4 4.364,2
2.749,4 2.612,9 2.572,6 2.508,6
15,9 15,9 15,1. 15,0
1,2 1,2 1,2 1,2
2.732,3 2.595,8 2.556,3 2.492,4
744,3 741,4 741,7 737,8
588,8 587,1 588,8 586,7
25,3 25,5 25,3 25,9
130,1 128,7 127,5 125,2
-
24,2 24,3 23,6 23,9
744,2 723,2 665,0 693,9
8,2 8,2 8,3 8,3
377,8 379,5 388,4 391,6
2011 2012
33.533,5 32.700,4
18 476,5 17.995,3
1.159,6 1.153,4
11.163,1 11.044,9
6.153,8 5.796,9
4.765,1 4.901,6
1.395,9 1.627,0
1.517,3 1.423,3
1.852,0 1.851,4
50,2 66,8
1.212,0 1.227,8
4.253,5 4.044,3
232,3 214,6
4.543,9 4.250,0
2013 I II
32.761,3 32.005,8
17.781,1 17.532,3
1.124,3 1.101,8
11.045,8 10.981,2
5.611,1 5.449,3
4.936,5 4.956,6
1.704,1 1.785,2
1.407,5 1.406,6
1.825,0 1.764,8
64,0 50,9
1.234,1 1.246,3
4.051,4 4.000,5
210,1 209,5
4.484,1 4.009,6
2013 april mei juni juli (v)
32.913,0 32.479,9 32.005,8 31.677,7
17.745,4 17.587,0 17.532,3 17.428,2
1.135,1 1.109,4 1.101,8 1.105,3
11.012,1 10.993,0 10.981,2 10.897,6
5.598,1 5.484,5 5.449,3 5.425,3
4.952,0 4.983,1 4.956,6 4.911,9
1.720,4 1.766,4 1.785,2 1.752,6
1.414,3 1.421,1 1.406,6 1.406,3
1.817,3 1.795,6 1.764,8 1.753,0
56,5 59,2 50,9 52,1
1.260,1 1.269,2 1.246,3 1.249,7
4.075,7 4.073,9 4.000,5 3 929,3
210,0 208,9 209,5 210,1
4.613,4 4.298,7 4.009,6 3.896,5
Eurosysteem
MFI’s met uitzondering van het Eurosysteem
2. Passiva Totaal
Chartale geldomloop
Deposito’s van ingezetenen van het eurogebied Totaal Centrale Overige MFI’s overheid overheid/ overige ingezetenen van het eurogebied 3 4 5 6
Aandelen/ participaties in geldmarktfondsen 4)
Uitgegeven schuldbewijzen 5)
Kapitaal en reserves
Externe passiva
Overige passiva 3)
1
2
7
8
9
10
11
2011 2012
4.700,4 5 287,6
913,6 938,2
2.609,0 3 062,2
63,8 81,4
12,1 64,5
2.533,1 2.916,4
-
0,0 0,0
481,3 536,1
284,3 298,7
412,2 452,4
2013 I II
4.675,5 4.399,4
921,9 936,8
2.500,3 2.350,7
93,4 107,9
38,0 45,7
2.368,9 2.197,1
-
0,0 0,0
539,6 421,4
268,2 241,3
445,5 449,3
2013 april mei juni juli (v)
4.648,1 4.489,5 4.399,4 4.364,2
927,1 931,0 936,8 944,3
2.510,1 2.378,0 2.350,7 2.281,6
71,8 97,4 107,9 114,7
66,5 57,7 45,7 50,6
2.371,8 2.222,8 2.197,1 2.116,3
-
0,0 0,0 0,0 0,0
500,6 483,9 421,4 449,5
264,9 251,8 241,3 232,9
445,4 444,9 449,3 455,8
2011 2012
33.533,5 32.700,4
-
17.312,0 17.204,1
195,5 170,8
10.752,1 10.871,5
6.364,4 6.161,9
570,6 534,7
5.008,2 4.849,2
2.230,8 2.345,7
3.803,4 3.489,6
4.608,3 4.277,0
2013 I II
32.761,3 32.005,8
-
17.120,4 17.076,4
209,0 236,7
11.018,2 11.086,3
5.893,3 5.753,5
523,6 485,3
4.733,2 4.590,9
2.349,8 2.394,2
3.525,1 3.402,2
4.509,1 4.056,7
2013 april mei juni juli (v)
32.913,0 32.479,9 32.005,8 31 677,7
-
17.102,9 17.062,2 17.076,4 16 952,1
180,0 216,8 236,7 203,9
11.008,6 11.037,8 11.086,3 11.006,4
5.914,4 5.807,5 5.753,5 5.741,9
515,5 514,9 485,3 485,5
4.695,2 4.646,1 4.590,9 4.537,9
2.360,0 2.378,8 2.394,2 2.406,7
3.562,5 3.498,0 3.402,2 3.346,4
4.676,8 4.380,0 4.056,7 3.949,1
Eurosysteem
MFI’s met uitzondering van het Eurosysteem
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen zijn begrepen in de externe activa. 3) In december.2010.is de door een lidstaat gehanteerde rapportagepraktijk voor derivaten gewijzigd, hetgeen geresulteerd heeft in een stijging van deze positie. 4) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. 5) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva.
S 10
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.2 Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied 1)
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa Totaal
Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
1
Totaal
Overheid
Overige ingezetenen van het eurogebied
2
3
4
Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, Aanuitgegeven door ingezetenen van het gehouden eurogebied aandelen/ deelTotaal Overheid Overige nemingen ingezetenen uitgegeven van het eurogebied door overige ingezetenen van het eurogebied 5
Externe Vaste activa activa
Overige activa 2)
6
7
8
9
10
11
Uitstaande bedragen
2011 2012
26.718,7 26.249,7
12.341,7 12.216,2
1.177,6 1.170,3
11.164,1 11.045,9
3 480,2 3 629,0
1.952,8 2 195,3
1.527,4 1.433,7
741,0 767,0
5.032,7 4.844,2
240,4 222,9
4.882,7 4.570,4
2013 I II
26.567,4 25.928,0
12.188,1 12.099,3
1.141,2 1.116,9
11.046,9 10.982,4
3 726,7 3 805,9
2 294,7 2 374,0
1.432,0 1.431,9
784,7 792,5
4.843,2 4.665,5
218,2 217,7
4.806,5 4.347,1
2013 april mei juni juli (v)
26.705,6 26.371,0 25.928,0 25.654,2
12.164,4 12.119,6 12.099,3 12.019,0
1.151,1 1.125,4 1.116,9 1.120,3
11.013,3 10.994,2 10.982,4 10.898,7
3 748,8 3 800,2 3 805,9 3 771,4
2 309,2 2 353,5 2 374,0 2 339,2
1.439,7 1.446,7 1.431,9 1.432,2
815,4 810,3 792,5 785,5
4.820,0 4.797,1 4.665,5 4.623,2
218,2 217,1 217,7 218,4.
4.938,8 4.626,8 4.347,1 4.236,6
2011 2012
993,1 86,2
60,3 -36,9
-55,6 -4,7
115,9 -32,2
127,7 113,0
151,8 183,6
-24,1 -70,5
-29,9 38,6
-37,2 -153,2
7,8 -14,0
864,3 138,6
2013 I II
-73,7 -442,7
-8,0 -67,3
-29,6 -23,6
21,6 -43,7
98,6 80,7
100,1 79,9
-1,5 0,8
18,4 8,1
7,9 -0,4
-3,5 -0,3
-187,1 -463,6
2013 april mei juni juli (v)
204,2 -304,2 -342,6 -274,9
-13,9 -41,5 -11,8 -73,9
10,0 -25,6 -8,0 2,3
-23,9 -15,9 -3,9 -76,3
-1,9 59,5 23,1 -37,4
-8,8 52,0 36,7 -38,3
7,0 7,4 -13,6 0,9
27,0 -5,7 -13,2 -10,9
61,1 -2,5 -59,0 -41,8
0,1 -1,0 0,7 0,7
131,8 -313,0 -282,5 -111,6
Transacties
2. Passiva Totaal
Chartale geldomloop
1
2
Deposito’s Deposito’s van Aandelen/ van de cen- overige over- participaties trale overheid heid/overige in geldmarktingezetenen fondsen 3) van het eurogebied 3
4
5
Uitgegeven schuldbewijzen 4)
Kapitaal en reserves
Externe passiva
Overige passiva 2)
Overschot inter-MFI passiva t.o.v. inter-MFI activa
6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2011 2012
26.718,7 26.249,7
857,5 876,8
259,3 252,1
10.764,3 10.936,0
520,4 467,9
3.006,1 2.853,5
2.220,8 2.397,7
4.087,7 3.788,3
5.020,5 4.729,4
-17,9 -52,0
2013 I II
26.567,4 25.928,0
867,5 885,9
302,4 344,6
11.056,2 11.132,0
459,6 434,4
2.775,9 2.698,6
2.416,1 2.338,2
3.793,3 3.643,5
4.954,6 4.506,0
-58,3 -55,1
2013 april mei juni juli (v)
26.705,6 26.371,0 25.928,0 25.654,2
874,7 879,6 885,9 892,8
251,7 314,3 344,6 318,6
11.075,1 11.095,5 11.132,0 11.057,0
459,1 455,6 434,4 433,4
2.747,8 2.721,8 2.698,6 2.659,6
2.391,8 2.379,5 2.338,2 2.368,0
3.827,4 3.749,8 3.643,5 3.579,3
5.122,2 4.824,9 4.506,0 4.405,0
-44,3 -50,0 -55,1 -59,5
993,1 86,2
49,1 19,5
-0,8 -5,1
168,1 187,3
-29,0 -18,2
49,9 -124,6
141,4 155,5
-200,0 -253,6
860,6 147,8
-46,1 -22,4
2013 I II
-73,7 -442,7
-9,3 18,4
50,3 42,2
114,6 83,7
7,6 -24,9
-65,8 -65,3
25,5 54,6
-25,7 -110,6
-174,4 -436,7
3,4 -4,1
2013 april mei juni juli (v)
204,2 -304,2 -342,6 -274,9
7,2 4,9 6,3 6,9
-50,7 62,6 30,3 -26,1
24,8 19,7 39,2 -71,0
-0,5 -3,4 -21,1 -1,0
-15,0 -26,8 -23,5 -33,0
3,8 12,2 38,7 -0,6
63,4 -77,8 -96,2 -37,8
158,6 -288,4 -306,8 -108,0
12,6 -7,1 -9,5 -4,3
2011 2012
Transacties
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) In december.2010.is de door een lidstaat gehanteerde rapportagepraktijk voor derivaten gewijzigd, hetgeen geresulteerd heeft in een stijging van deze positie. 3) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. 4) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva.
ECB Maandbericht September 2013
S 11
2.3 Monetaire statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo, transacties gedurende de periode)
1. Monetaire aggregaten 2) en tegenposten M3 M2
M3-M2
2
3
4
4.803,1 5.105,4
3.802,6 3.884,9
8.605,6 8.990,3
2013 I II
5.204,1 5.255,9
3 885,8 3.874,7
2013 april mei juni juli (v)
5.233,4 5.283,8 5.255,9 5.304,3
M1
M2-M1
1
2011 2012
2013 I II 2013 april mei juni juli (v)
Langer- Kredietver- Kredietverlening aan overige ingezelopende lening aan tenen van het eurogebied 3) financiële de overheid passiva Leningen PM Leningen gecorrigeerd voor verkopen en securitisatie 5) 7 8 9 10 11
Netto externe activa 4)
5
6
894,1 792,5
9.499,8 9.782,9
-
7.680,6 7.570,9
3.165,2 3.406,1
13.283,4 13.058,2
11.016,6 10.858,9
-
929,1 1.038,6
9.089,8 9.130,6
718,8 683,5
9.808,6 9.814,1
-
7.564,0 7.388,4
3.430,6 3.455,3
13.049,9 12.936,2
10.833,2 10.705,3
-
1.062,8 1.011,0
3.878,0 3.862,8 3.874,7 3.866,6
9.111,4 9.146,6 9.130,6 9.170,9
710,2 702,0 683,5 690,7
9.821,6 9.848,6 9.814,1 9.861,6
-
7.501,8 7.477,9 7.388,4 7.374,9
3.450,4 3.466,6 3.455,3 3.448,6
13.008,2 12.988,7 12.936,2 12.881,2
10.795,2 10.758,6 10.705,3 10.651,9
-
1.023,7 1.068,2 1.011,0 1.043,6
89,5 307,6
70,3 78,7
159,8 386,3
-7,5 -55,3
152,3 330,9
-
211,6 -117,0
95,8 184,5
48,9 -102,1
103,7 -69,9
130,3 -15,9
162,3 98,9
95,3 56,9
0,5 -11,5
95,8 45,4
-45,0 -35,1
50,8 10,2
-
-2,2 -27,6
24,8 25,8
13,1 -91,5
-5,1 -107,1
0,7 -99,2
63,9 86,3
32,8 50,9 -26,8 50,0
-6,7 -15,4 10,6 -6,7
26,1 35,5 -16,2 43,3
-7,7 -9,0 -18,4 6,2
18,4 26,5 -34,7 49,5
-
-20,3 -0,2 -7,1 -35,9
-3,3 23,9 5,2 -11,2
-36,2 -16,4 -38,9 -51,0
-28,3 -33,4 -45,4 -46,0
-28,2 -27,3 -43,7 -37,9
16,0 65,0 5,3 6,8
2011 2012
M3 voortschr. 3-maands gemiddelde (gecentreerd)
Uitstaande bedragen
Transacties
12
Groeipercentages 2011 2012
1,9 6,4
1,9 2,1
1,9 4,5
-0,9 -6,5
1,6 3,5
1,7 3,6
2,9 -1,5
3,2 5,8
0,4 -0,8
0,9 -0,6
1,2 -0,1
162,3 98,9
2013 I II
7,1 7,5
0,5 0,1
4,2 4,3
-13,9 -17,0
2,5 2,4
2,9 2,5
-1,2 -0,9
3,5 2,7
-0,9 -1,1
-0,7 -1,6
-0,3 -1,0
180,0 284,9
2013 april mei juni juli (v)
8,7 8,4 7,5 7,1
0,1 -0,1 0,1 0,0
4,9 4,7 4,3 4,0
-13,8 -15,6 -17,0 -16,6
3,2 2,9 2,4 2,2
2,9 2,8 2,5 .
-1,4 -0,9 -0,9 -0,9
3,5 3,3 2,7 2,2
-0,9 -1,0 -1,1 -1,2
-0,9 -1,1 -1,6 -1,9
-0,5 -0,7 -1,0 -1,4
208,0 269,5 284,9 271,5
G1. Monetaire aggregaten 1)
G2. Tegenposten
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
15
M1 M3
15
10
10
5
5
0
0
-5
1)
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
-5
20
langerlopende financiële passiva leningen aan de overheid leningen aan overige ingezetenen van het eurogebied
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10 -10 2000 2002 2004 2006 2008 2010 2012 Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van de MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van de niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid (voor de definities van M1, M2 en M3 wordt verwezen naar de Lijst van termen). 3) Met uitzondering van repo’s met wederinkoopverplichting met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd. 4) De cijfers in het onderdeel ‘Groeipercentages’ zijn totalen van transacties gedurende de twaalf maanden die aflopen in de aangegeven periode. 5) Correctie voor het niet langer opnemen van leningen in de balans van de MFI-sector ten gevolge van hun verkoop of securitisatie.
S 12
2000
2002
ECB Maandbericht September 2013
2004
2006
2008
2010
2012
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.3 Monetaire statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
2. Componenten van de monetaire aggregaten en van de langerlopende financiële passiva Chartale geldomloop
Girale deposito’s
Deposito’s met vaste looptijd tot en met 2 jaar
Deposito’s met opzegtermijn tot en met 3 maanden
1
2
3
4
Repo’s 2)
Aandelen/ Schuld Schuld Deposito’s Deposito’s particibewijzen bewijzen met opzegmet vaste paties in met looptijd met looptijd termijn van looptijd van geldmarkttot en van meer meer dan meer dan fondsen met 2 jaar dan 2 jaar 3 maanden 2 jaar
5
Kapitaal en reserves
6
7
8
9
10
11
Uitstaande bedragen
2011 2012
844,2 864,0
3 958,9 4.241,4
1.841,6 1.805,4
1.961,0 2.079,5
147,4 124,8
536,8 482,2
209,9 185,5
2.815,7 2.688,2
115,3 106,0
2.543,5 2.394,5
2.206,1 2.382,2
2013 I II
869,1 879,3
4.334,9 4.376,6
1.784,3 1.751,9
2.101,5 2.122,8
122,2 116,9
458,7 436,6
137,9 130,0
2.632,1 2.561,9
100,8 96,6
2.408,5 2.399,4
2.422,5 2.330,5
2013 april mei juni juli (v)
880,0 879,6 879,3 884,3
4.353,3 4.404,2 4.376,6 4.420,0
1.767,3 1.744,0 1.751,9 1.736,8
2.110,7 2.118,8 2.122,8 2.129,8
121,7 122,3 116,9 121,3
451,6 446,3 436,6 434,0
136,8 133,4 130,0 135,5
2.598,9 2.580,5 2.561,9 2.513,0
99,5 97,6 96,6 95,7
2.395,5 2.407,2. 2.399,4 2.403,6
2.407,9 2.392,5 2.330,5 2.362,6
2011 2012
49,2 20,0
40,4 287,6
36,9 -35,8
33,4 114,5
-16,7 -17,0
-29,7 -20,0
38,9 -18,3
18,0 -105,3
-2,5 -10,2
55,9 -156,1
140,2 154,7
2013 I II
5,1 10,1
90,2 46,8
-21,5 -32,9
22,0 21,4
-2,8 -5,1
-7,6 -21,8
-34,5 -8,2
-56,7 -58,0
-5,2 -4,2
12,3 -6,1
47,3 40,7
2013 april mei juni juli (v)
10,9 -0,4 -0,3 5,0
21,9 51,4 -26,5 44,9
-16,0 -23,4 6,6 -14,3
9,3 8,0 4,0 7,6
-0,3 0,6 -5,4 4,5
-6,9 -5,3 -9,6 -2,5
-0,5 -4,3 -3,4 4,1
-20,8 -18,3 -18,9 -41,6
-1,3 -1,9 -1,0 -1,0
-12,0 10,7 -4,8 5,0
13,8 9,2 17,6 1,7
Transacties
Groeipercentages 2011 2012
6,2 2,4
1,0 7,3
2,1 -1,9
1,7 5,8
-9,7 -11,6
-5,1 -4,0
29,0 -9,5
0,7 -3,8
-2,1 -8,8
2,3 -6,1
6,9 6,9
2013 I II
1,9 2,1
8,2 8,7
-5,2 -5,6
5,9 5,4
-7,8 -9,3
-6,7 -11,5
-33,9 -34,9
-4,2 -4,8
-11,7 -14,8
-5,0 -3,2
7,0 6,8
2013 april mei juni juli (v)
3,4 2,6 2,1 2,4
9,8 9,7 8,7 8,1
-6,1 -6,3 -5,6 -5,7
5,9 5,7 5,4 5,3
-6,8 -6,0 -9,3 -6,5
-8,5 -11,3 -11,5 -11,4
-31,0 -32,3 -34,9 -34,9
-4,6 -4,4 -4,8 -6,3
-13,3 -14,4 -14,8 -14,9
-5,1 -3,6 -3,2 -1,0
6,9 6,7 6,8 6,0
G3. Componenten van de monetaire aggregaten 1)
G4. Componenten van de langerlopende financiële passiva 1)
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
60
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd) schuldbewijzen met looptijd van meer dan 2 jaar deposito’s met vaste looptijd van meer dan 2 jaar kapitaal en reserves
chartale geldomloop girale deposito’s deposito’s met vaste looptijd tot en met 2 jaar deposito’s met opzegtermijn tot en met 3 maanden
60
40
40
20
20
0
0 -20
-20 -40
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-40
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-10
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Met uitzondering van repo’s met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd.
ECB Maandbericht September 2013
S 13
2.3 Monetaire Statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Leningen als tegenpost van M3
Verzekerings- Overige instellingen financiële en pensioen- intermedifondsen airs 2) Totaal Totaal
1
2
Niet-financiële vennootschappen
3
Totaal Tot en Meer dan Leningen met 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar gecorrigeerd voor verkopen en securisatie 4) 4 5 6
Huishoudens totaal 3)
Meer dan 5 jaar
7
8
Totaal Leningen gecorrigeerd voor verkopen en securisatie 4) 9
Consumptief krediet
Woning hypotheken
Overige leningen
10
11
12
Uitstaande bedragen
2011 2012
91,0 88,9
969,6 981,7
4.723,7 4.545,6
-
1.147,7 1.134,8
860,7 795,9
2.715,2 2.614,9
5 232,3 5 242,7
-
626,2 602,0
3.777,2 3.824,1
828,9 816,5
2013 I II
92,5 93,4
978,5 929,3
4.511,7 4.447,9
-
1.137,6 1.111,6
778,5 770,0
2.595,5 2.566,3
5 250,5 5 234,7
-
593,2 586,5
3.843,1 3.840,0
814,1 808,1
2013 april mei juni juli (v)
95,4 93,1 93,4 95,7
961,9 955,8 929,3 903,5
4.489,1 4.468,9 4.447,9 4.424,0
-
1.130,1 1.116,0 1.111,6 1.094,6
772,2 774,3 770,0 772,0
2.586,8 2.578,6 2.566,3 2.557,4
5 248,8 5 240,8 5 234,7 5 228,7
-
592,4 591,2 586,5 587,7
3.842,5 3.838,2 3.840,0 3.830,8
813,9 811,5 808,1 810,2
1,3 -2,0
-37,1 13,2
58,0 -106,8
63,9 -61,2
24,0 7,1
-22,9 -51,3
56,8 -62,6
81,6 25,7
102,3 34,3
-11,6 -17,8
85,7 48,2
7,4 -4,8
3,6 0,9
-3,4 -49,4
-14,9 -47,6
-5,4 -48,0
7,3 -24,7
-13,6 -5,7
-8,6 -17,2
9,7 -11,0
4,3 -2,6
-6,7 -5,3
17,3 -1,3
-0,9 -4,5
2,9 -2,3 0,4 2,3
-15,0 -5,8 -28,6 -24,2
-17,6 -17,5 -12,5 -19,4
-18,2 -18,0 -11,8 -21,1
-8,3 -13,4 -3,0 -15,3
-4,8 2,1 -3,0 2,8
-4,5 -6,1 -6,6 -6,9
1,4 -7,7 -4,6 -4,8
2,1 -1,2 -3,5 4,8
0,2 -1,7 -3,8 1,7
0,6 -3,3 1,4 -9,0
0,6 -2,7 -2,3 2,5
2011 2012 2013 I II 2013 april mei juni juli (v)
Transacties
Groeipercentages 2011 2012
1,5 -2,2
-3,8 1,3
1,2 -2,3
1,4 -1,3
2,1 0,6
-2,6 -6,0
2,1 -2,3
1,6 0,5
2,0 0,7
-1,8 -2,9
2,3 1,3
0,9 -0,6
2013 I II
6,2 11,3
0,6 -3,2
-2,4 -3,2
-1,3 -2,3
1,7 -1,8
-6,3 -6,2
-2,9 -2,9
0,4 0,0
0,3 0,3
-3,5 -3,6
1,3 0,8
-0,9 -1,2
2013 april mei juni juli (v)
16,0 12,0 11,3 14,4
0,6 0,3 -3,2 -5,5
-3,0 -3,1 -3,2 -3,7
-1,9 -2,1 -2,3 -2,8
-0,6 -1,4 -1,8 -4,0
-6,7 -6,3 -6,2 -5,5
-2,8 -2,9 -2,9 -3,0
0,4 0,2 0,0 0,1
0,3 0,3 0,3 0,3
-3,2 -3,6 -3,6 -2,6
1,2 1,0 0,8 0,7
-0,8 -1,0 -1,2 -0,8
G5. Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen 1)
G6. Leningen aan huishoudens 1)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) overige financiële intermediairs 2) niet-financiële vennootschappen 30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
15
consumptief krediet woninghypotheken overige leningen
10
10
5
5
0
0
-5 -10 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Met uitzondering van repo’s met wederinkoopverplichting met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. 4) Aanpassing voor het niet langer opnemen van leningen op de MFI-balans ten gevolge van hun verkoop of securitisatie. -10
S 14
ECB Maandbericht September 2013
15
-5 2013
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Leningen aan financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Totaal Tot en met 1 jaar
1
Overige financiële intermediairs 3)
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
3
4
2
Totaal Tot en met 1 jaar Repo’s met weder inkoop met centrale tegen partijen 5 6 7
2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
Meer dan 5 jaar
Totaal Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
8
9
10
11
12
12
599,7 630,6 628,4 629,7 628,4 580,1
229,5 219,6 218,7 219,4 218,7 216,6
340,5 353,7 341,2 346,9 341,2 336,4
4.541,1 4.510,0 4.456,8 4.470,8 4.456,8 4.434,3
1.126,4 1.138,7 1.121,1 1.120,0 1.121,1 1.100,5
794,7 778,9 770,9 776,0 770,9 773,0
2.620,0 2.592,4 2.564,8 2.574,7 2.564,8 2.560,7
21,2 30,8 -1,1 6,0 -1,2 -47,6
13,1 -4,8 -2,9 -1,4 -2,9 0,9
17,7 7,9 -12,0 -1,1 -5,7 -6,8
-107,7 -12,1 -37,0 -13,8 -5,5 -18,0
6,4 16,8 -16,1 -12,0 2,6 -18,8
-51,4 -12,1 -5,1 3,2 -3,8 2,9
-62,7 -16,8 -15,7 -5,0 -4,3 -2,0
3,6 6,6 8,8 9,2 8,8 -4,6
6,1 0,3 -0,7 1,8 -0,7 0,3
5,5 4,1 -1,5 0,6 -1,5 -3,2
-2,3 -2,4 -3,2 -3,1 -3,2 -3,7
0,6 1,7 -1,8 -1,3 -1,8 -4,1
-6,0 -6,3 -6,2 -6,3 -6,2 -5,5
-2,3 -2,9 -2,9 -2,9 -2,9 -3,0
Uitstaande bedragen 81,6 91,5 94,7 94,8 94,7 97,2
64,2 75,4 78,7 78,8 78,7 81,3
4,5 3,9 3,8 3,8 3,8 3,6
12,9 12,2 12,2 12,1 12,2 12,3
1.169,7 1.203,9 1.188,3 1.195,9 1.188,3 1.133,1
-1,7 9,9 3,3 0,3 -0,1 2,5
0,6 11,2 3,3 0,5 -0,1 2,6
-1,8 -0,6 -0,1 -0,2 -0,1 -0,1
-0,5 -0,7 0,1 0,1 0,1 0,1
52,0 33,9 -15,9 3,5 -9,8 -53,5
2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
Niet-financiële vennootschappen
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
196,2 234,9 252,6 238,1 252,6 223,0
Transacties 38,7 38,6 17,8 10,2 14,5 -29,7
Groeipercentages 2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
-2,0 6,1 11,1 11,9 11,1 14,3
0,9 11,7 16,7 19,5 16,7 20,2
-28,6 -27,3 -29,4 -29,8 -29,4 -26,7
-3,5 -8,8 -2,2 -8,6 -2,2 -1,4
4,6 4,6 3,9 5,2 3,9 -3,3
24,7 25,7 42,7 31,6 42,7 6,4
2. Leningen aan huishoudens 3) Totaal
1
Consumptief krediet
Woninghypotheken
Totaal
Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
2
3
4
5
2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Totaal Tot en Meer dan 1 jaar Eenmans met 1 jaar tot en met zaken 5 jaar
Meer dan 5 jaar
6
7
8
9
10
11
12
13
14
14,4 13,5 13,7 13,6 13,7 12,7
56,6 56,0 55,7 55,9 55,7 56,1
3.759,9 3.768,4 3.769,2 3.761,9 3.769,2 3.765,8
817,4 811,5 813,4 810,0 813,4 809,4
419,4 415,1 414,0 414,5 414,0 413,3
139,8 139,2 144,7 137,7 144,7 141,9
80,7 78,5 78,5 79,1 78,5 78,7
596,9 593,8 590,2 593,2 590,2 588,8
0,2 -0,6 0,2 0,0 0,1 -0,9
0,2 -0,9 -0,3 -0,1 -0,2 0,4
47,4 6,9 2,5 -3,9 6,9 -3,2
-4,9 -4,4 3,5 -0,6 4,5 -3,7
-5,7 -4,2 -2,0 -0,3 -0,5 -0,7
-0,3 -0,8 3,7 -2,3 6,6 -2,9
-6,9 -1,9 0,1 0,1 0,1 0,2
2,3 -1,6 -0,3 1,5 -2,2 -0,9
0,3 -1,4 -2,1 -2,0 -2,1 -2,1
1,3 1,4 0,9 1,1 0,9 0,8
-0,6 -0,9 -1,2 -1,0 -1,2 -0,8
-1,4 -1,8 -1,7 -1,6 -1,7 -1,5
-0,3 -0,7 -1,1 -2,1 -1,1 0,3
-7,8 -8,4 -7,2 -7,9 -7,2 -5,5
0,4 0,1 -0,3 0,2 -0,3 -0,4
Uitstaande bedragen 5.252,6 5.240,4 5.241,5 5.231,5 5.241,5 5.233,0
604,3 590,9 589,6 590,2 589,6 589,1
136,4 130,0 131,0 129,3 131,0 129,6
175,2 172,2 171,3 173,0 171,3 171,8
292,7 288,7 287,3 287,9 287,3 287,6
25,1 -10,1 5,9 -5,9 11,5 -7,3
-17,8 -11,2 0,1 -1,3 0,2 0,1
-3,2 -5,0 1,7 -0,8 1,9 -1,2
-6,2 -3,5 -1,0 0,0 -1,4 0,3
-8,4 -2,7 -0,6 -0,5 -0,3 0,9
2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
Overige leningen
Totaal
3.830,9 3.837,9 3.838,5 3.831,3 3.838,5 3.834,6
Transacties 47,8 5,5 2,4 -4,0 6,8 -3,7
Groeipercentages 2012 2013 I II 2013 mei juni juli (v)
0,5 0,4 0,0 0,2 0,0 0,1
-2,8 -3,5 -3,6 -3,5 -3,6 -2,7
-2,2 -2,7 -2,2 -3,4 -2,2 -2,5
-3,4 -4,2 -5,0 -4,0 -5,0 -4,2
-2,8 -3,4 -3,3 -3,3 -3,3 -1,8
1,3 1,3 0,8 1,0 0,8 0,7
1,3 0,0 -0,1 0,0 -0,1 -7,8
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
ECB Maandbericht September 2013
S 15
2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Leningen aan de overheid en aan niet-ingezetenen van het eurogebied Overheid Totaal
Centrale overheid
1
Niet-ingezetenen van het eurogebied
Overige overheid DeelstaatLagere overheid overheid
2
3
4
Totaal Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen 5
Totaal
Niet-banken Overheid
Overige
Banken 3)
6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2011 2012
1.159,6 1.153,4
348,9 341,8
221,7 221,6
567,4 565,9
21,7 24,1
3 021,6 2.866,9
2.022,7 1.908,0
998,9 958,8
62,4 60,7
936,4 898,1
2012 III IV 2013 I II (v)
1.163,0 1.153,4 1.124,3 1.101,8
341,4 341,8 312,4 290,3
231,5 221,6 217,0 218,1
564,0 565,9 568,8 565,1
26,2 24,1 26,0 28,0
3 006,3 2.866,9 2.890,1 2.875,9
1.988,5 1.908,0 1.891,3 1.895,0
1.017,8 958,8 998,8 979,8
59,7 60,7 60,0 58,0
958,1 898,1 938,8 921,8
2011 2012
-54,9 -3,6
-45,9 -4,1
-0,4 -4,9
14,6 2,9
-23,3 2,4
15,6 -130,3
-26,2 -102,3
41,6 -28,0
13,0 -1,0
28,7 -27,0
2012 III IV 2013 I II (v)
-7,9 -9,5 -29,5 -22,1
1,8 0,6 -29,5 -21,8
-9,5 -9,9 -4,5 1,1
-1,3 1,9 2,5 -3,7
1,1 -2,1 1,9 2,0
-54,9 -103,4 11,2 17,7
-59,9 -57,4 -26,3 24,7
5,0 -45,9 37,5 -8,1
2,3 1,9 -1,0 -1,3
2,7 -47,8 38,6 -6,8
Transacties
Groeipercentages 2011 2012
-4,5 -0,3
-11,6 -1,2
-0,2 -2,2
2,7 0,5
-51,6 11,2
0,6 -4,2
-1,1 -5,0
4,4 -2,8
26,7 -1,8
3,2 -2,9
2012 III IV 2013 I II (v)
1,7 -0,3 -1,1 -5,9
0,0 -1,2 -2,4 -14,4
2,8 -2,2 -3,5 -9,5
2,1 0,5 0,2 -0,1
6,9 11,2 8,3 11,5
-5,6 -4,2 -5,2 -4,2
-7,1 -5,0 -7,2 -5,8
-2,6 -2,8 -1,4 -1,1
-7,0 -1,8 0,1 3,1
-2,3 -2,9 -1,4 -1,4
G7. Leningen aan de overheid
G8. Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied
2)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
70
2)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
overheid overige overheid
70
60
60
50
50
40
40
30
40
niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken
40
30
30
20
20
30
10
10
20
20
0
0
10
10
0
0 -10
-10 -20
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-20
-10
-10
-20
-20
-30
2000
2002
2004
2006
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met “banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
S 16
ECB Maandbericht September 2013
2008
2010
2012
-30
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Door financiële intermediairs aangehouden deposito’s Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Totaal
Giraal
1
2
Overige financiële intermediairs
Met vaste looptijd Met opzegtermijn Tot en Meer dan Tot en Meer met 2 2 jaar met 3 dan 3 jaar maanden maanden 3
4
5
Repo’s
Totaal
Giraal
7
8
9
10
11
12
6
Met vaste looptijd Met opzegtermijn Tot en Meer dan Tot en Meer met 2 2 jaar met 3 dan 3 jaar maanden maanden
Repo’s
Met centrale tegen partijen
13
14
15
Uitstaande bedragen
2011 2012
703,8 692,0
91,9 107,1
79,9 81,4
512,4 484,4
4,0 6,4
0,2 0,2
15,5 12,5
2.221,0 2.015,7
390,0 410,3
284,9 236,6
1.190,7 1.020,7
14,7 13,6
0,5 0,3
340,2 334,4
260,0 256,7
2013 I II
697,5 678,8
114,3 104,2
83,3 79,5
480,3 477,9
7,9 7,9
0,3 0,3
11,5 9,0
2.109,4 2.122,4
442,2 455,5
237,8 230,7
1.014,8 992,8
15,0 16,9
0,2 0,2
399,3 426,3
314,1 343,4
2013 april mei juni juli (v)
702,7 696,5 678,8 683,5
119,1 112,6 104,2 109,0
83,0 82,6 79,5 80,4
478,7 481,3 477,9 475,0
8,1 8,3 7,9 8,3
0,3 0,3 0,3 0,3
13,6 11,6 9,0 10,5
2.083,5 2.085,2 2.122,4 2.049,2
447,6 443,9 455,5 435,3
231,2 231,8 230,7 233,1
1.003,1 996,5 992,8 986,2
15,8 15,4 16,9 17,5
0,2 0,2 0,2 0,2
385,6 397,3 426,3 376,9
299,8 310,2 343,4 287,1
2011 2012
0,0 -12,0
11,5 15,7
4,2 2,6
-14,2 -27,6
1,1 2,0
-0,1 0,0
-2,6 -4,7
2,4 -177,2
28,8 23,4
-29,2 -49,5
5,7 -166,0
-2,6 -2,0
0,1 -0,3
-0,4 17,2
5,5 13,3
2013 I II
6,9 -18,7
8,1 -10,0
1,9 -4,3
-4,3 -2,0
1,5 0,0
0,1 0,0
-0,4 -2,5
88,8 15,7
29,0 14,9
0,8 -7,0
-6,6 -21,2
1,5 1,8
-0,1 0,0
64,1 27,2
57,3 29,4
2013 april mei juni juli (v)
5,3 -6,3 -17,8 4,9
4,9 -6,5 -8,3 4,9
-0,4 -0,5 -3,4 1,0
-1,6 2,6 -3,0 -2,9
0,2 0,1 -0,3 0,3
0,0 0,0 0,0 0,0
2,1 -2,0 -2,6 1,6
-23,7 0,8 38,6 -71,5
6,1 -3,3 12,1 -19,4
-6,3 0,3 -1,1 2,5
-10,7 -7,6 -2,9 -5,8
0,7 -0,4 1,5 0,6
0,0 0,0 0,0 0,0
-13,6 11,8 29,0 -49,3
-14,2 10,4 33,2 -56,2
2011 2012
0,0 -1,7
14,1 17,1
5,6 3,4
-2,7 -5,4
43,3 50,8
-
-13,1 -32,1
0,2 -8,1
8,1 6,0
-9,3 -17,4
0,4 -14,0
-10,0 -14,0
-
-0,2 4,3
2,1 4,2
2013 I II
-1,8 -1,9
17,7 6,6
-2,4 1,3
-4,9 -4,4
65,3 27,2
-
-40,0 -8,2
-3,7 -1,2
5,1 12,1
-11,4 -9,0
-11,5 -9,1
-9,6 12,4
-
-17,2 -11,5
20,3 16,3
2013 april mei juni juli (v)
-2,0 -1,6 -1,9 -2,4
14,0 10,0 6,6 3,9
-3,2 -2,2 1,3 -0,6
-5,1 -4,2 -4,4 -4,6
62,2 43,0 27,2 26,6
-
-27,7 -13,9 -8,2 5,1
-4,2 -3,9 -1,2 -2,2
10,7 7,9 12,1 4,7
-14,9 -12,7 -9,0 -5,3
-11,8 -9,8 -9,1 -4,8
-4,0 -0,9 12,4 28,5
-
-11,3 6,4 -11,5 -2,1
14,0 7,4 16,3 -2,6
Transacties
Groeipercentages
G9. Totale deposito’s naar sector 2)
G10. Totale deposito’s en in M3 begrepen deposito’s naar sector 2)
(groeipercentages op jaarbasis)
(groeipercentages op jaarbasis)
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal)
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal) verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (opgenomen in M3) 3) overige financiële intermediairs (opgenomen in M3) 4)
40
40
40
40
30
30
30
30
20
20
20
20
10
10
10
10
0
0
0
0
-10 -20
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-10
-10
-20
-20
-10 2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-20
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Omvat deposito’s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 4) Omvat deposito’s in kolommen 9, 10, 12 en 14.
ECB Maandbericht September 2013
S 17
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
2. Door niet-financiële vennootschappen en huishoudens aangehouden deposito’s Niet-financiële vennootschappen Totaal
Giraal
Met vaste looptijd Tot en Meer dan met 2 jaar 2 jaar
1
2
3
Tot en met 3 maanden
4
Repo’s
Totaal
Giraal
Meer dan 3 maanden
5
2011 2012
Huishoudens 3)
Met opzegtermijn
Met vaste looptijd Tot en Meer dan met 2 jaar 2 jaar
6
7
Met opzegtermijn
Repo’s
Tot en met 3 maanden
Meer dan 3 maanden
8
9
10
11
12
13
14
Uitstaande bedragen
2013 I II
1.686,9 1.766,4 1.753,4 1.764,8
1.054,3 1.153,1 1.128,2 1.154,2
444,3 408,3 409,7 389,7
97,7 106,8 110,8 116,2
72,3 85,4 91,8 92,4
2,0 2,0 1,7 1,7
16,3 10,9 11,2 10,6
5.894,0 6.119,1 6.166,3 6.209,9
2.255,7 2.346,5 2.377,3 2.446,4
948,1 979,1 966,0 928,9
723,7 747,8 758,1 770,3
1.837,1 1.937,3 1.963,5 1.970,0
106,7 98,0 93,1 88,2
22,7 10,4 8,3 6,1
2013 april mei juni juli (v)
1.754,2 1.764,3 1.764,8 1.763,3
1.131,7 1.149,2 1.154,2 1.148,2
404,5 392,0 389,7 392,3
112,9 115,6 116,2 117,3
92,2 92,6 92,4 93,3
1,5 1,6 1,7 1,9
11,2 13,2 10,6 10,3
6.176,3 6.188,0 6.209,9 6.212,3
2.395,5 2.410,0 2.446,4 2.451,6
952,0 942,5 928,9 916,6
762,6 768,7 770,3 779,2
1.967,9 1.970,7 1.970,0 1.971,0
91,5 89,4 88,2 87,1
7,0 6,7 6,1 6,9
9,5 84,5 -13,5 14,9
10,0 101,9 -25,6 28,7
-4,6 -35,5 1,6 -20,4
8,8 12,9 4,2 6,6
-5,0 9,5 6,4 0,6
0,4 0,0 -0,3 0,0
-0,2 -4,3 0,2 -0,5
139,0 224,8 46,6 45,3
7,4 90,4 30,7 69,7
42,4 33,7 -12,5 -36,7
55,3 21,8 9,5 12,9
43,6 100,7 26,0 6,6
-2,6 -9,6 -4,9 -4,9
-7,0 -12,3 -2,1 -2,2
3,4 10,4 1,0 0,0
5,7 17,5 5,5 -5,5
-4,8 -12,2 -3,4 2,9
2,2 2,7 1,7 1,1
0,5 0,4 -0,2 1,4
-0,1 0,1 0,0 0,2
0,1 2,0 -2,6 -0,2
11,0 11,6 22,7 3,1
18,7 14,5 36,4 5,5
-13,7 -9,4 -13,5 -12,0
4,5 6,1 2,3 8,8
4,5 2,8 -0,7 1,2
-1,6 -2,1 -1,2 -1,1
-1,3 -0,2 -0,7 0,8
2011 2012 2013 I II 2013 april mei juni juli (v)
Transacties
Groeipercentages 2011 2012 2013 I II
0,6 5,0 5,5 5,7
1,0 9,7 9,8 8,8
-1,0 -8,0 -7,5 -5,2
10,0 13,4 12,9 15,9
-6,5 13,0 16,4 10,6
28,9 -1,4 -22,8 -4,2
-3,4 -26,5 -11,8 -12,8
2,4 3,8 3,7 3,5
0,3 4,0 6,9 7,0
4,7 3,6 -2,6 -3,9
8,3 3,0 2,4 3,2
2,4 5,5 5,2 4,9
-2,4 -8,9 -11,7 -15,4
-23,6 -54,2 -58,3 -57,7
2013 april mei juni juli (v)
6,5 6,7 5,7 6,0
11,0 10,8 8,8 8,6
-6,5 -6,1 -5,2 -3,5
13,3 15,4 15,9 13,6
15,8 12,5 10,6 12,9
-15,5 -5,5 -4,2 22,3
-12,1 -3,6 -12,8 -13,3
3,5 3,8 3,5 3,6
6,7 7,5 7,0 7,6
-3,4 -3,4 -3,9 -5,2
2,4 3,0 3,2 4,2
5,3 5,2 4,9 4,6
-13,4 -15,0 -15,4 -16,0
-60,2 -58,3 -57,7 -50,8
G11. Totale deposito’s naar sector 2)
G12. Totale deposito’s en in M3 begrepen deposito’s naar sector 2)
(groeicijfers op jaarbasis)
(groeicijfers op jaarbasis)
niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) 14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-2
20
niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) niet-financiële vennootschappen (opgenomen in M3) 4) huishoudens (opgenomen in M3) 5)
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
2000
2002
2004
2006
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. 4) Omvat deposito’s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 5) Omvat deposito’s in kolommen 9, 10, 12 en 14.
S 18
ECB Maandbericht September 2013
20
2008
2010
2012
-5
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s Overheid Totaal
Centrale overheid
1
Niet-ingezetenen van het eurogebied
Overige overheid DeelstaatLagere overheid overheid
2
3
Totaal
4
5
Totaal
Niet-banken Overheid
Overige
Banken 3)
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen 6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2011 2012
442,0 449,1
195,5 170,8
48,6 62,8
112,6 111,7
85,4 103,8
3.153,6 2.892,3
2.175,0 2.013,9
978,6 878,3
44,3 38,7
934,3 839,6
2012 III IV 2013 I II (v)
510,1 449,1 500,6 547,1
202,6 170,8 209,0 236,7
93,1 62,8 67,2 70,9
111,3 111,7 111,8 115,2
103,1 103,8 112,6 124,5
3.131,0 2.892,3 2.901,9 2.803,9
2.176,6 2.013,9 1.987,0 1.870,6
954,4 878,3 914,8 933,3
42,5 38,7 36,5 34,4
912,0 839,6 878,3 899,0
17,1 -7,9
3,3 -22,6
0,6 -0,3
2,3 -0,4
10,8 15,5
-334,9 -242,1
-314,6 -138,5
-20,3 -103,6
-2,1 -5,1
-18,2 -98,5
2,8 50,5 46,6
11,8 -32,3 38,3 27,6
-5,5 -30,2 4,1 3,8
-0,9 0,4 0,1 3,3
-2,7 0,6 8,0 11,8
-93,1 -208,8 -2,3 -70,3
-101,2 -141,6 -32,8 -99,4
8,0 -67,2 30,6 29,1
1,1 -3,4 -2,0 -1,7
6,9 -63,8 32,6 30,8
2011 2012
3,9 -1,4
1,3 -11,7
1,3 10,3
2,1 -0,4
14,6 18,2
-9,8 -7,6
-12,8 -6,4
-1,9 -10,6
-4,4 -11,9
-1,8 -10,5
2012 III IV 2013 I II (v)
6,7 -1,4 3,6 7,5
-2,9 -11,7 9,7 23,7
45,5 10,3 -12,3 -28,2
1,1 -0,4 -1,5 2,6
14,0 18,2 13,0 16,7
-7,9 -7,6 -13,0 -11,7
-6,5 -6,4 -15,0 -16,5
-11,4 -10,6 -8,6 0,1
-16,4 -11,9 -33,1 -14,6
-11,2 -10,5 -7,2 0,8
Transacties
2011 2012 2012 III IV 2013 I II (v)
Groeipercentages
G13. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s 2) (groeipercentages)
overheid niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
-10
-15
-15
-20
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-20
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met “banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
ECB Maandbericht September 2013
S 19
2.6 Door MFI’s aangehouden effecten: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) Effecten m.u.v. aandelen Totaal
MFI’s Euro
Andere valuta’s
2
3
1
Aandelen en deelnemingen
NietOverheid Overige ingezetenen van ingezetenen het eurogebied van het Euro Andere Euro Andere eurogebied valuta’s valuta’s 4
5
6
Totaal
MFI’s Niet-MFI’s
Nietingezetenen van het eurogebied
7
8
9
10
11
12
Uitstaande bedragen
2011 2012
5.697,6 5.774,4
1.764,2 1.748,5
87,8 102,9
1.373,0 1.594,2
22,9 32,8
1.489,0 1.399,6
28,3 23,6
932,5 872,8
1.507,4 1.528,5
484,0 475,7
728,0 752,1
295,4 300,7
2013 I II
5.784,0 5.769,8
1.704,1 1.649,3
120,8 115,5
1.672,4 1.755,9
31,7 29,3
1.380,4 1.379,9
27,1 26,6
847,5 813,3
1.544,0 1.554,7
464,8 468,9
769,3 777,4
309,9 308,4
2013 april mei juni juli (v)
5.785,6 5.818,1 5.769,8 5.714,0
1.700,2 1.680,3 1.649,3 1.637,6
117,0 115,2 115,5 115,4
1.689,5 1.735,9 1.755,9 1.723,9
30,9 30,5 29,3 28,7
1.385,8 1.392,6 1.379,9 1.378,9
28,6 28,5 26,6 27,4
833,6 834,9 813,3 802,1
1.570,7 1.583,5 1.554,7 1.560,8
460,4 474,7 468,9 479,7
799,7 794,5 777,4 770,1
310,6 314,3 308,4 311,1
-29,2 82,5
45,1 -17,8
7,8 15,9
-2,6 191,7
5,5 10,5
-24,8 -67,6
-0,1 -3,9
-60,1 -46,3
17,0 49,9
60,2 6,6
-31,5 38,0
-11,7 5,3
7,8 5,2
-59,2 -49,1
17,8 -6,5
78,8 83,7
-1,4 -1,7
-18,9 0,0
3,4 0,0
-12,7 -21,0
21,6 18,2
-9,9 9,6
18,0 8,2
13,6 0,4
-10,1 42,5 -27,1 -50,5
-5,7 -18,9 -24,5 -12,2
-2,8 -1,0 -2,8 1,8
-0,1 52,2 31,5 -34,5
-0,4 -0,2 -1,1 -0,2
4,5 7,3 -11,8 -0,8
1,7 -0,1 -1,7 1,1
-7,4 3,1 -16,7 -5,8
24,5 13,7 -19,9 0,8
-3,0 15,3 -2,6 10,0
26,9 -5,6 -13,1 -10,9
0,5 4,0 -4,2 1,7
Transacties
2011 2012 2013 I II 2013 april mei juni juli (v)
Groeipercentages 2011 2012
-0,5 1,5
2,7 -1,0
7,7 18,1
-0,2 14,1
33,7 47,7
-1,6 -4,6
-0,8 -14,2
-6,2 -4,9
1,1 3,3
13,8 1,3
-4,1 5,2
-3,8 1,8
2013 I II
-2,8 -1,2
-7,5 -7,6
20,9 18,3
8,7 10,4
-4,3 -8,8
-6,2 -3,6
4,8 7,3
-9,3 -7,4
2,6 5,3
-3,3 -1,4
5,0 8,0
6,5 9,7
2013 april mei juni juli (v)
-2,1 -1,6 -1,2 -1,1
-6,6 -7,1 -7,6 -9,4
18,9 18,3 18,3 20,1
8,5 9,7 10,4 9,5
-6,8 -6,1 -8,8 -13,3
-5,7 -5,2 -3,6 -0,3
18,0 18,9 7,3 13,9
-7,6 -6,9 -7,4 -6,5
2,9 4,4 5,3 4,6
-4,0 -1,2 -1,4 0,4
5,7 6,4 8,0 5,7
7,1 8,8 9,7 9,1
G14. Door MFI’s aangehouden effecten 2) (twaalfmaands groeipercentages)
effecten m.u.v. aandelen aandelen en deelnemingen
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 20
ECB Maandbericht September 2013
2011
2012
-10 2013
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.7 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI’s 1), 2) (percentages van totaal; uitstaande bedragen in EUR miljard; ultimocijfers)
1. Leningen, aangehouden effecten met uitzondering van aandelen, en deposito’s MFI’s 3) Alle valuta’s (uitstaand bedrag)
Euro 4)
1
2
Niet-MFI’s Andere valuta’s
Totaal
3
USD
JPY
CHF
GBP
4
5
6
7
Alle valuta’s (uitstaand bedrag)
Euro 4)
USD
JPY
CHF
GBP
8
9
10
11
12
13
14
Andere valuta’s Totaal
Leningen Aan ingezetenen van het eurogebied 2011 2012
6.153,8 5.796,9
-
-
-
-
-
-
12.322,7 12.198,3
96,2 96,4
3,8 3,6
1,9 1,7
0,3 0,2
1,1 0,9
0,4 0,5
2013 I II (v)
5.611,1 5.449,3
-
-
-
-
-
-
12.170,0 12.083,0
96,4 96,5
3,6 3,5
1,8 1,8
0,2 0,2
0,9 0,9
0,5 0,4
2011 2012
2.022,7 1.908,0
44,5 47,3
55,5 52,7
35,6 31,8
2,5 1,9
2,7 3,5
9,3 10,3
998,9 958,8
38,2 40,2
61,8 59,8
41,2 38,3
2,6 2,0
3,3 2,9
7,8 9,7
2013 I II (v)
1.891,3 1.895,0
45,7 44,1
54,3 55,9
33,1 35,8
2,2 2,1
3,1 2,8
9,8 9,5
998,8 979,8
39,4 39,7
60,6 60,3
39,5 39,4
2,6 2,6
2,6 2,6
8,8 9,0
Aan niet-ingezetenen van het eurogebied
Aangehouden effecten met uitzondering van aandelen Uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
2011 2012
1.852,0 1.851,4
95,3 94,4
4,7 5,6
2,5 2,7
0,1 0,1
0,3 0,4
1,5 2,0
2.913,1 3.050,2
98,2 98,1
1,8 1,9
1,0 1,2
0,2 0,1
0,1 0,1
0,4 0,4
2013 I II (v)
1.825,0 1.764,8
93,4 93,5
6,6 6,5
3,1 2,9
0,1 0,1
0,3 0,3
2,7 2,8
3.111,5 3.191,7
98,1 98,2
1,9 1,8
1,1 1,0
0,1 0,1
0,1 0,1
0,5 0,5
2011 2012
457,0 434,0
56,4 54,9
43,6 45,1
21,1 19,8
0,3 0,3
0,3 0,3
16,0 19,1
475,5 438,8
32,2 34,1
67,8 65,9
39,4 39,1
5,8 5,4
0,7 0,9
13,7 11,8
2013 I II (v)
418,9 406,2
55,4 55,2
44,6 44,8
22,2 21,0
0,2 0,2
0,3 0,2
15,9 16,9
428,6 407,3
32,8 34,7
67,2 65,3
41,8 40,5
4,6 4,8
1,0 0,9
10,6 10,4
Uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
Deposito’s Door ingezetenen van het eurogebied 2011 2012
6.364,4 6.161,9
92,1 93,8
7,9 6,2
5,1 3,9
0,2 0,2
1,2 1,0
0,7 0,6
10.947,6 11.042,3
97,0 97,0
3,0 3,0
2,0 2,0
0,1 0,1
0,1 0,1
0,4 0,4
2013 I II (v)
5.893,3 5.753,5
93,3 93,1
6,7 6,9
4,2 4,4
0,2 0,2
1,1 1,0
0,6 0,6
11.227,2 11.323,0
96,9 96,9
3,1 3,1
2,1 2,1
0,1 0,1
0,1 0,1
0,4 0,4
2011 2012
2.175,0 2.013,9
59,2 58,3
40,8 41,7
25,6 27,7
2,1 1,6
1,8 1,0
7,2 7,3
978,6 878,3
56,1 52,3
43,9 47,7
30,0 31,3
2,0 1,9
1,5 1,2
5,1 6,3
2013 I II (v)
1.987,0 1.870,6
56,3 56,4
43,7 43,6
29,5 28,9
1,9 1,3
1,0 0,9
6,7 7,4
914,8 933,3
51,3 50,2
48,7 49,8
32,7 33,3
1,9 2,5
1,0 1,0
5,7 6,4
Door niet-ingezetenen van het eurogebied
2. Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s in het eurogebied Alle valuta’s (uitstaand bedrag)
Euro 4)
Andere valuta’s Totaal USD
JPY
CHF
GBP
2011 2012
1 5.236,8 5.068,3
2 82,0 81,8
3 18,0 18,2
4 9,4 9,6
5 1,7 1,6
6 2,0 1,9
7 2,6 2,5
2013 I II (v)
4.969,7 4.825,5
81,0 81,0
19,0 19,0
10,6 10,9
1,4 1,2
1,8 1,8
2,5 2,6
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) Gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Zie voor aanvullende informatie de Toelichting. 3) Voor niet-ingezetenen van het eurogebied duidt de term “MFI’s” op instellingen die vergelijkbaar zijn met MFI’s in het eurogebied. 4) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
ECB Maandbericht September 2013
S 21
2.8 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa Totaal
Deposito’s en leningsvorderingen
1
2
Effecten m.u.v. Aandelen en overige aandelen deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen/ geldmarktfondsen) 3 4
Aandelen in beleggingsfondsen/ geldmarktfondsen
Niet-financiële activa
Overige activa (m.i.v. financiële derivaten)
5
6
7
Uitstaande bedragen
2012 dec.
7.180,7
476,0
2.968,2
1.986,0
962,8
247,2
540,5
2013 jan. feb. maart april mei juni (v)
7.290,6 7.464,9 7.607,0 7.759,1 7.816,5 7.585,5
494,1 511,2 503,7 519,8 519,7 523,9
2.952,8 3.006,4 3.069,6 3.133,9 3.128,7 3.044,1
2.035,9 2.084,4 2.142,1 2.160,1 2.190,5 2.094,3
975,4 996,1 1.026,1 1.039,8 1.046,4 1.016,5
247,8 248,3 247,9 248,6 248,1 248,4
584,7 618,4 617,7 656,9 683,1 658,3
42,7 227,3 150,2
-23,4 25,4 32,7
82,9 82,1 52,3
21,6 34,2 16,1
29,2 32,3 1,8
2,9 0,4 1,0
-70,4 52,9 46,3
Transacties
2012 IV 2013 I II (v)
2. Passiva Totaal
Ontvangen deposito’s en leningen
Totaal
2
3
1
Uitgegeven aandelen in beleggingsfondsen
Aangehouden door ingezetenen van het eurogebied Beleggingsfondsen 5
4
Overige passiva (m.i.v. financiële derivaten)
Aangehouden door niet-ingezetenen van het eurogebied 6
7
Uitstaande bedragen
2012 dec.
7.180,7
148,6
6.560,8
4.797,7
757,5
1.763,1
471,3
2013 jan. feb. maart april mei juni (v)
7.290,6 7.464,9 7.607,0 7.759,1 7.816,5 7.585,5
153,0 157,4 158,1 166,1 169,0 164,3
6.625,3 6.743,4 6.890,1 6.999,5 7.027,8 6.811,9
4.849,7 4.915,2 5.000,8 5.079,2 5.089,2 4.985,4
770,5 785,5 814,2 826,5 828,9 792,4
1.775,7 1.828,2 1.889,3 1.920,3 1.938,6 1.826,5
512,3 564,1 558,8 593,5 619,8 609,3
42,7 227,3 150,2
-5,8 9,4 8,6
124,9 159,7 92,0
64,4 95,6 89,0
32,9 31,1 -8,1
60,6 64,1 3,1
-76,4 58,2 49,6
Transacties
2012 IV 2013 I II (v)
3. Aandelen in beleggingsfondsen uitgesplitst naar beleggingsbeleid en type fonds Totaal
Fonds naar beleggingsbeleid Gemengde Vastgoedfondsen fondsen 3 4 5
Obligatiefondsen Aandelenfondsen 1
2
2012 nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni (v)
2013 jan. feb. maart april mei juni (v)
Fondsen naar typen PM: GeldOpen-endClosed-end- marktfondsen fondsen fondsen 8 9 10
6
Overige fondsen 7
136,6 141,2 140,0 143,7 150,3 151,6 153,9 153,4
414,9 418,2 420,8 429,7 438,9 444,1 450,7 451,0
6.382,2 6.477,2 6.539,8 6.657,8 6.804,0 6.913,2 6.939,4 6.724,7
83,2 83,5 85,6 85,6 86,1 86,4 88,4 87,2
947,5 912,9 896,9 901,2 910,3 899,8 893,1 849,0
52,8 59,5 46,2 52,5 66,6 43,0 -18,3
0,8 0,9 0,0 0,6 0,1 0,0 0,6
-29,5 -2,9 -0,9 1,3 -0,9 -5,9 -42,2
Uitstaande bedragen 6.465,4 6.560,8 6.625,3 6.743,4 6.890,1 6.999,5 7.027,8 6.811,9
2.354,0 2.378,2 2.371,2 2.406,9 2.447,1 2.504,0 2.496,8 2.413,3
1.665,7 1.705,1 1.750,3 1.792,0 1.840,7 1.853,8 1.873,6 1.780,2
1.574,4 1.597,7 1.620,2 1.645,6 1.685,4 1.716,0 1.721,7 1.683,1
53,6
17,9
18,2
11,4
0,7
3,9
1,5
60,4 46,2 53,1 66,7 43,1 -17,7
22,5 13,9 18,6 39,1 24,2 -25,1
25,5 10,7 6,6 5,9 6,1 -11,6
13,3 15,8 19,8 17,6 6,3 10,4
1,9 0,9 0,7 0,9 1,6 2,3
-1,2 -0,1 2,8 -0,7 0,9 1,1
-1,7 5,1 4,5 3,9 3,9 5,3
2012 dec.
Hedge funds
319,8 320,4 322,8 325,5 327,6 330,0 331,0 330,9
Transacties
Bron: ECB. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen (die als PM-post worden getoond in kolom 10 van Tabel 3 in deze reeks). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
S 22
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.9 Door beleggingsfondsen 1) aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Effecten m.u.v. aandelen Totaal Totaal
MFI’s
2
3
1
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs en pensioen fondsen 4
2012 III IV 2013 I II (v)
EU-lidstaten buiten het eurogebied
Verenigde Staten
Japan
6
7
8
9
10
11
6,0 7,7 8,2 8,4
201,8 211,0 219,3 218,4
1.288,7 1.344,6 1.436,6 1.394,4
323,8 332,2 332,6 323,9
493,8 510,2 563,4 551,5
18,3 16,2 16,0 15,2
1,2 0,5 0,1
6,6 12,9 0,4
52,5 63,2 25,7
7,8 -1,0 2,4
16,5 32,8 12,3
-1,3 -0,4 0,1
Uitstaande bedragen 2.857,7 2.968,2 3.069,6 3.044,1
1.568,9 1.623,6 1.632,9 1.649,6
414,5 416,1 407,4 404,7
713,9 747,1 752,7 771,2
82,9 82,1 52,3
30,4 18,9 26,5
-3,1 -9,9 -0,5
22,1 7,9 22,7
2012 IV 2013 I II (v)
5
Rest van de wereld Nietfinanciële vennoot schappen
232,7 241,6 245,2 246,9
Transacties 3,5 7,5 3,9
2. Aandelen en overige deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen) Totaal
Totaal
MFI’s
2
3
1
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs en pensioen fondsen 4
2012 III IV 2013 I II (v)
Verenigde Staten
Japan
7
8
9
10
11
24,1 27,6 27,0 28,2
563,4 582,3 605,6 600,6
1.234,8 1.264,3 1.403,2 1.355,4
172,0 175,6 187,7 182,2
412,5 407,8 479,0 480,9
72,1 78,1 95,0 109,6
0,5 -1,2 0,2
-5,6 -0,9 -0,1
20,6 38,5 16,2
0,7 3,7 1,2
6,4 16,8 5,5
4,5 5,8 13,7
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs 2) en pensioen fondsen
Nietfinanciële vennoot schappen
Uitstaande bedragen 1.920,3 1.986,0 2.142,1 2.094,3
685,5 721,7 738,8 738,9
52,8 60,8 56,4 58,9
-
21,6 34,2 16,1
1,0 -4,4 0,0
2,0 -0,5 1,4
-
2012 IV 2013 I II (v)
EU-lidstaten buiten het eurogebied
6
5
Rest van de wereld Nietfinanciële vennoot schappen
45,1 50,9 49,9 51,2
Transacties 4,0 -1,7 -1,5
3. Aandelen in beleggingsfondsen/geldmarktfondsen Totaal
1
Totaal
MFI’s 2)
2
3
4
2012 III IV 2013 I II (v)
Verenigde Staten
Japan
6
7
8
9
10
11
-
-
133,7 133,2 137,5 137,2
27,4 28,9 32,5 31,0
41,3 41,3 43,5 45,3
0,6 0,6 0,6 0,6
-
-
-0,3 -0,8 -2,0
1,2 2,1 -0,7
0,6 0,9 -0,1
0,0 0,0 0,0
Uitstaande bedragen 926,2 962,8 1.026,1 1.016,5
792,5 829,6 888,7 879,4
75,1 72,1 74,5 87,0
-
29,2 32,3 1,8
29,5 33,2 3,8
-3,4 2,0 11,9
-
2012 IV 2013 I II (v)
5
Rest van de wereld EU-lidstaten buiten het eurogebied
717,4 757,5 814,2 792,4
Transacties 32,9 31,1 -8,1
Bron: ECB. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen (die als PM-post worden getoond in kolom 10 van Tabel 3 in deze reeks). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Aandelen in beleggingsfondsen (m.u.v. aandelen in geldmarktfondsen) worden uitgegeven door overige financiële intermediairs. Aandelen in geldmarktfondsen worden uitgegeven door MFI’s.
ECB Maandbericht September 2013
S 23
2.10 Geaggregeerde balans van de lege financiële instellingen in het eurogebied
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa
Totaal Deposito’s en leningsvorderingen
Effecten Overige Aandelen m.u.v. gesecuri- en overige Afkomstig aandelen tiseerde deelnevan buiten aandelen mingen het euro gebied
Gesecuritiseerde leningen Totaal
Afkomstig van binnen het eurogebied MFI’s Overige Nietfinanciële financiële Op de MFIvennootbalans intermediairs, schappen blijvend 1) verzekeringsinstellingen en pensioen fondsen 4 5 6 7
1
2
3
2012 II III IV 2013 I II
2.161,8 2.084,5 2.051,3 2.020,6 1.986,2
307,7 303,4 285,5 293,5 277,3
1.459,7 1.399,8 1.380,7 1.349,6 1.332,6
1.150,9 1.087,6 1.065,6 1.037,0 1.032,1
513,2 476,1 469,8 462,7 456,5
2012 II III IV 2013 I II
-81,4 -81,1 -36,8 -29,9 -34,0
-14,8 -3,8 -17,6 8,1 -16,1
-49,4 -61,3 -17,7 -30,7 -16,2
-50,4 -64,2 -21,1 -28,0 -4,8
-
Overheid
Uitstaande bedragen 154,1 158,7 163,4 163,3 158,0
22,9 23,9 24,9 24,8 23,2
Overige activa
8
9
10
11
12
13
4,4 4,4 4,0 4,0 3,6
127,4 125,3 122,8 120,4 115,8
209,3 195,7 199,6 195,1 195,2
85,2 86,3 88,4 87,0 89,7
33,4 31,4 30,4 30,5 28,5
66,4 68,0 66,6 64,9 62,8
-0,4 0,0 -0,4 0,0 -0,4
-1,9 -2,0 -2,0 -2,7 -4,4
-2,0 -14,9 2,7 -2,1 0,9
-1,3 1,3 2,4 -1,2 2,7
-5,3 -2,0 -0,8 0,1 -2,0
-8,5 -0,4 -5,8 -4,0 -3,3
Transacties
2. Passiva
Totaal
4,0 4,5 4,7 -0,2 -5,2
-0,7 0,5 1,2 0,2 -1,5
Uitgegeven schuldbewijzen
Ontvangen leningen en deposito’s
Totaal
1
2
3
2012 II III IV 2013 I II
2.161,8 2.084,5 2.051,3 2.020,6 1.986,2
151,0 145,2 139,5 140,2 128,0
1.754,3 1.685,4 1.661,7 1.625,6 1.608,8
2012 II III IV 2013 I II
-81,4 -81,1 -36,8 -29,9 -34,0
-5,3 -5,6 -5,4 1,7 -11,7
-71,2 -71,0 -23,6 -34,1 -15,9
Kapitaal en reserves
Overige passiva
5
6
7
54,3 52,2 53,1 55,4 54,2
1.700,1 1.633,2 1.608,7 1.570,2 1.554,6
28,9 27,5 27,5 27,1 23,7
227,5 226,5 222,5 227,8 225,6
-4,6 -2,4 0,0 2,3 -1,1
-66,6 -68,6 -23,6 -36,4 -14,8
-5,8 -1,3 -0,1 -0,9 -3,2
1,0 -3,2 -7,6 3,5 -3,1
Tot en met 2 jaar
Meer dan 2 jaar
4
Uitstaande bedragen
Transacties
3. Aangehouden gesecuritiseerde leningen afkomstig van MFI’s in het eurogebied en effecten m.u.v. aandelen Totaal
Gesecuritiseerde leningen afkomstig van MFI’s in het eurogebied Kredietnemende Kredietnemende sector binnen het eurogebied 2) Huis- Niet-financiële Overige VerzekeringsOverheid sector buiten het eurogebied houdens vennootfinanciële instellingen en schappen intermediairs pensioenfondsen
1
2
3
4
5
2012 II III IV 2013 I II
1.150,9 1.087,6 1.065,6 1.037,0 1.032,1
833,0 787,5 770,2 750,9 762,1
245,8 233,1 230,0 226,6 221,4
18,7 17,1 17,5 14,9 15,0
2012 II III IV 2013 I II
-50,4 -64,2 -21,1 -28,0 -4,8
-48,5 -47,0 -17,8 -19,1 10,9
-0,5 -12,6 -2,3 -3,6 -5,1
0,5 -1,0 0,4 -2,3 0,2
Totaal
Effecten m.u.v. aandelen Ingezetenen van het eurogebied Nietingezetenen Totaal MFI’s Niet-MFI’s van het Lege financiële eurogebied instellingen 9 10 11 12 13
6
7
8
0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
6,3 5,5 5,4 5,4 5,1
33,3 31,6 31,3 28,9 28,3
209,3 195,7 199,6 195,1 195,2
116,2 109,9 114,5 110,9 113,1
42,9 38,9 39,4 36,9 38,8
73,3 71,0 75,0 74,1 74,2
29,1 27,8 29,6 30,0 29,9
93,1 85,8 85,2 84,2 82,2
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-0,1 -0,8 -0,1 0,0 -0,3
0,3 -1,8 0,3 -1,9 -0,4
-2,0 -14,9 2,7 -2,1 0,9
0,7 -6,9 5,3 -2,5 2,3
1,0 -4,3 1,0 -2,5 2,1
-0,2 -2,6 4,3 0,0 0,2
-1,4 -1,1 1,8 -0,6 -0,1
-2,8 -8,0 -2,6 0,4 -1,4
Uitstaande bedragen
Transacties
Bron: ECB. 1) Leningen aan niet-MFI’s die zijn gesecuritiseerd middels lege financiële instellingen in het eurogebied die op de balans van de desbetreffende MFI blijven, m.a.w. die niet niet langer op de balans worden opgenomen. Of leningen al dan niet niet op de balans van de MFI worden opgenomen hangt af van de desbetreffende financieel-administratieve regels. Voor verdere informatie, zie de Toelichting. 2) Met uitzondering van securitisaties van leningen tussen MFI’s onderling.
S 24
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.11 Geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo)
1. Activa Totaal Chartaal geld en deposito’s
2010 II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I (v)
1 6.885,8 7.061,0 7.034,7 7.137,3 7.153,6 7.153,7 7.162,9 7.449,6 7.477,0 7.696,2 7.787,8 7.996,9
Leningen
Effecten m.u.v. aandelen
Aandelen en overige deelnemingen
Aandelen in beleggingsfondsen
Aandelen in geldmarktfondsen
3 439,0 447,4 453,1 454,7 462,4 461,8 471,2 468,4 468,3 478,8 481,1 483,9
4 2.645,8 2.734,7 2.672,9 2.733,7 2.744,6 2.770,0 2.730,8 2.873,5 2.884,7 3.000,2 3.042,4 3.130,1
5 776,8 792,6 825,7 842,7 840,7 785,9 794,9 809,0 805,5 825,7 828,2 859,4
6 1.515,0 1.555,5 1.611,4 1.623,2 1.626,9 1.583,1 1.614,6 1.716,8 1.717,3 1.792,7 1.837,3 1.911,7
7 88,3 86,1 76,9 76,2 79,3 88,5 91,3 98,3 102,9 106,5 105,7 111,5
2 781,8 780,2 768,3 769,2 772,1 789,2 781,8 793,1 782,4 782,5 786,2 790,3
Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken 8 251,0 253,1 253,8 261,7 254,1 255,5 253,4 255,1 258,1 259,9 258,7 261,4
Overige te Niet-financiële ontvangen/ activa betalen rekeningen en financiële derivaten 9 241,9 264,9 223,6 225,2 223,9 270,7 274,2 284,8 306,4 298,1 294,9 294,2
10 146,2 146,5 149,0 150,8 149,5 149,1 150,7 150,6 151,5 151,9 153,4 154,4
2. Aangehouden effecten m.u.v. aandelen Totaal
2010 II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I (v)
Uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
1 2.645,8 2.734,7 2.672,9 2.733,7 2.744,6 2.770,0 2.730,8 2.873,5 2.884,7 3.000,2 3.042,4 3.130,1
Totaal
MFI’s
Overheid
Overige financiële intermediairs
2 2.223,6 2.307,9 2.249,3 2.317,2 2.328,4 2.349,1 2.307,0 2.423,5 2.420,7 2.506,0 2.534,0 2.614,2
3 583,2 601,5 599,0 624,0 629,1 640,1 635,5 665,6 666,9 696,8 676,0 698,4
4 1.227,2 1.279,8 1.242,6 1.285,8 1.290,0 1.305,2 1.266,7 1.329,1 1.315,7 1.347,0 1.384,3 1.430,7
5 245,5 254,5 234,2 236,6 235,5 227,1 223,9 231,5 234,5 243,6 246,8 251,9
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen 6 16,2 18,6 17,5 17,2 16,8 16,9 16,5 17,0 16,8 17,4 17,9 17,6
Niet-financiële vennootschappen
Uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
7 151,5 153,5 155,9 153,6 157,1 159,8 164,3 180,3 186,7 201,2 208,9 215,7
8 422,2 426,9 423,6 416,4 416,2 420,9 423,8 450,0 464,0 494,3 508,4 515,9
3. Passiva en netto waarde Netto waarde
Passiva Totaal
2010 II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I (v)
1 6.710,7 6.873,6 6.867,6 6.914,0 6.935,8 7.044,7 7.065,9 7.228,9 7.296,3 7.373,4 7.478,9 7.588,5
Ontvangen leningen
Effecten m.u.v. aandelen
Aandelen en overige deelnemingen
2 251,1 276,2 250,3 262,7 262,1 269,5 263,8 271,8 279,1 290,3 267,3 280,7
3 39,5 38,6 39,6 39,4 42,0 41,0 40,9 45,0 43,7 45,3 49,7 49,6
4 431,7 441,4 451,7 466,2 455,0 410,4 409,2 438,9 420,9 452,7 481,0 495,0
Verzekeringstechnische reserves Totaal Netto aandelen van huishoudens in levensverzekeringsreserves
5 5.796,2 5.938,5 5.957,4 5.970,6 6.000,7 6.134,4 6.164,0 6.281,7 6.346,4 6.388,2 6.459,4 6.535,6
6 3.156,9 3.220,7 3.257,8 3.283,7 3.304,6 3.286,5 3.297,9 3.339,7 3.340,9 3.388,8 3.422,4 3.472,0
Netto Vooruitaandelen van betalingen van huishoudens verzekeringsin pensioenpremies en fondsreserves reserves voor uitstaande aanspraken 7 1.826,1 1.908,4 1.889,6 1.861,0 1.874,1 2.026,6 2.050,4 2.108,6 2.172,1 2.163,6 2.200,7 2.201,4
8 813,2 809,4 809,9 825,9 822,0 821,3 815,7 833,4 833,4 835,8 836,3 862,2
Overige te ontvangen/ betalen rekeningen en financiële derivaten
9 192,2 178,9 168,6 175,2 176,0 189,3 188,1 191,5 206,2 196,9 221,5 227,6
10 175,2 187,4 167,1 223,3 217,8 109,1 96,9 220,6 180,7 322,9 309,0 408,4
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 25
3
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector
(EUR miljard)
Aanwendingen
Eurogebied
Huishoudens
2013 I
Nietfinanciële vennootschappen
Financiële vennootschappen
Overheid
Externe rekening Uitvoer van goederen en diensten Handelsbalans 1)
Rest van de wereld
608 -47
Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1)
1.116 21 377 558
110 8 100 274
707 5 215 254
57 5 11 31
242 4 51 0
Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen 1)
7 627 336 291 1.960
32 30 2 1.596
249 58 191 109
281 183 98 33
65 65 0 222
114 48 67
258 437 469 205 46 47 113 1.919
219 437 1 70 35
31
8
0
18 24 10
413 62 1
35 1.423
14 67
37 49 1 47 1 40
1 1 1 10 2 1 8
Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen 1)
62 388
Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen / lopende externe rekening 1)
1.852 1.669 183
1.358 1.358
495 312 183
15
0
1
14
0
0
67
81
67
25
-107
-26
418 402 16
129 125 4
234 222 12
13 13 0
42 42 0
2 35 6 28
-1 8 6 2
7 0 0 -1
0 2 0 2
-3 25 25
-2 4 0 4
25 0
55 36
56 -36
28 0
-114 0
-25 0
Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1) Statistische discrepantie
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten.
S 26
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Middelen
Externe rekening Invoer van goederen en diensten Handelsbalans Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven
Eurogebied
Huishoudens
2013 I
Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen / lopende externe rekening Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) Statistische discrepantie
Nietfinanciële vennootschappen
Financiële vennootschappen
Overheid
Rest van de wereld
561
2.073 243 2.317
491
1.182
104
297
558 1.121 264 645 330 315
274 1.121
254
31
0
234 54 179
103 33 70
284 234 50
264 24 8 15
1.960 259 436 467 166 47 45 74
1.596
109
33
1 467 86
18
52
13
18
35 51
8 5
48 47 1 0
1.919
1.423
67
40
388
15
15
67
81
67
25
-107
377
100
215
11
51
36 6 29
10
14
7
10
14
7
5 6 -1
2 1 97 54 43
222 259 365
1 2 3 50 1 3 46
0 18
0
-26
3 0 3
Bronnen: ECB en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten.
ECB Maandbericht September 2013
S 27
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Activa
Eurogebied
Huishoudens
Nietfinanciële vennootschappen
MFI’s
Overige financiële inter mediairs
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
19.731
17.215
16.737
7.417
4 279
18.136
7.041 47 1.282 83 63 4.519 777 2.344 1.399 6.210 549
2.157 81 257 2.966 1.878 7.973 1.101 6.488 384 175 3.606
34.676 490 11.240 553 6.488 13.213 10.306 1.844 367 1.176 300 3 845
2.234 388 2.891 4.061 2.807 6.841 2.157 3.578 1.106 0 321
805 68 2.984 492 364 2.683 408 410 1.865 235 151
748 37 432 818 720 1.513 210 1.131 173 4 726
3.335 612 4.143 2.409 . 6.814 . . . 276 547
91
63
370
123
80
39 -2 -53 1 0 22 -5 0 27 63 21
-30 -14 -2 -11 -13 92 8 79 5 5 24
-717 0 -847 5 28 28 -31 19 26 -4 -4 0 50
114 29 84 29 16 74 34 12 28 0 40
9 -3 47 5 2 44 -4 2 46 12 9
31 0 -12 16 18 10 -1 9 3 0 34
189 0 -34 42 29 25 . 89 . . . -3 40
100
275
110
44
6
150
-5 -5 -28 0 0 101 21 60 20 42 -5
7 0 2 13 10 222 47 172 3 0 30
-1 -4 9 12 -29 -17 -4 26 4 24 -1 0 3
2 -4 -3 -39 -39 151 113 18 20 0 2
-2 1 0 0 -1 56 9 4 44 -8 -2
2 0 0 -7 -9 13 -2 9 5 0 -1
14 -9 29 -9 . 113 . . . 3 9
19.922
17.553
17.217
7.585
4.365
18.474
7.076 40 1.200 84 63 4.642 793 2.403 1.446 6.316 565
2.134 66 258 2.967 1.874 8.286 1.155 6.739 392 181 3.660
33.958 485 10.401 570 6.487 13.224 10.271 1.888 397 1.197 295 3 898
2.350 413 2.973 4.051 2.784 7.067 2.305 3.608 1.154 0 364
811 66 3.032 496 365 2.783 413 416 1.955 238 158
781 37 420 827 728 1.536 207 1.149 180 4 759
3.315 646 4.201 2.425 . 7.015 . . . 276 596
2013 I
Overheid Rest van de wereld
Openingsbalans, financiële activa Totaal financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde Financiële rekening, transacties in financiële activa Totaal transacties in financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties Overige mutaties-rekening, financiële activa Totaal overige mutaties in financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Overige mutaties in netto financiële waarde Eindbalans, financiële activa Totaal financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde Bron: ECB.
S 28
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Passiva
Eurogebied
Huishoudens
Nietfinanciële vennootschappen
MFI’s
6.827
26.674
33.629
16.416
7.387
10.529
16.239
24.513 634 4.677
8
32 83 964 8.334 6.104 13.292 3.747 9.545
0 3 52 282 109 466 133 332
281 670 6.723 2.273 1.972 4 0 4
2.697 295 3.205 3.184 . 6.202 . .
36 597 12.904
349 3.621 -9.459
2.620 403 1.304 913 65 1.120 1.047
37 101 2.857 3.784 2.108 9.594 234 3.015 6.345 1 41 321
6.452 131 30
1 579 -6.250
656
0
43
-732
366
113
193
214
-694 -3 -101
0
2 9 14 -14 -21 40 -13 53
0 0 1 15 1 1 0 1
-10 21 173 -22 -8 0 0 0
-12 3 32 55 . 119 . .
0 22 91
1 -9 20
4 0 6 -3 0 63 15
-3 26 4 80 15 186 0 22 164 0 74 3
77 20 10
0 32 -114
17 -25
-7
376
-48
181
50
-39
176
18 1 -19
0
0 0 -2 -13 -8 385 156 228
0 0 0 -1 0 13 3 10
0 0 -38 0 0 0 0 0
0 -4 107
0 7 -102
-38 -23 -15 0 0 -11 47
0 0 1 -18 -12 166 7 -7 166 0 32 -71
37 0 -5
0 -2 45
8 -6 27 -24 . 157 . . .
6.820
27.093
32.849
16.963
7.550
10.684
16.629
23.837 632 4.557
8
33 93 975 8.306 6.076 13.717 3.891 9.827
0 3 53 296 110 480 136 343
271 691 6.858 2.251 1.963 4 0 4
36 615 13.102
349 3.619 -9.541
33 128 2.863 3.846 2.111 9.946 241 3.030 6.675 1 148 253
6.566 151 35
1 609 -6.319
2.694 292 3.264 3.215 . 6.477 . . .
2013 I
Overige Verzekefinanciële ringsinstelinter lingen en mediairs pensioenfondsen
Overheid Rest van de wereld
Openingsbalans, passiva Totaal passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde 1)
6.186 5.834 8
-1.407
Financiële rekening, transacties in passiva Totaal transacties in passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties
-21 -15 0
1)
25
Overige mutaties-rekening, passiva Totaal overige mutaties in passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Overige mutaties in netto financiële waarde 1)
-3 -1 0
22
14 -26
Eindbalans, passiva Totaal passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde
1)
6.161 5.817 8
-1.360
2.586 381 1.295 911 64 1.172 1.109
686
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 29
3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd)
Aanwendingen
2009
2010
2011
2011 II2012 I
2011 III2012 II
2011 IV2012 III
2012 I2012 IV
2012 II2013 I
4.448 85 1.387 2.099
4.508 83 1.419 2.203
4.621 95 1.467 2.250
4.638 103 1.477 2.246
4.650 110 1.485 2.232
4.663 115 1.493 2.214
4.668 124 1.500 2.193
4.677 124 1.505 2.180
2.964 1.596 1.369 7.540
2.819 1.386 1.433 7.761
3.019 1.556 1.463 7.968
3.033 1.570 1.462 7.993
3.019 1.555 1.465 7.998
2.989 1.524 1.465 8.003
2.926 1.473 1.453 8.026
2.877 1.426 1.451 8.032
1.028 1.677 1.768 773 180 182 410 7.432
1.055 1.704 1.813 777 181 182 413 7.650
1.111 1.753 1.840 787 185 186 416 7.859
1.123 1.762 1.850 790 186 187 417 7.882
1.139 1.772 1.861 792 186 188 418 7.884
1.154 1.778 1.873 793 187 189 418 7.889
1.175 1.787 1.884 789 186 189 415 7.916
1.180 1.795 1.896 790 185 188 417 7.919
7.151 6.382 769
7.317 6.542 774
7.477 6.700 777
7.506 6.728 778
7.517 6.738 779
7.524 6.744 780
7.528 6.750 778
7.530 6.751 779
61 281
56 333
59 382
60 376
60 367
58 365
58 388
58 389
1.705 1.752 -48
1.785 1.762 22
1.870 1.825 44
1.852 1.822 30
1.820 1.808 12
1.789 1.791 -2
1.768 1.771 -3
1.737 1.742 -6
1 184 34 150
1 222 25 197
0 176 31 145
0 171 30 141
1 177 29 148
1 184 29 155
0 197 26 171
3 205 26 179
-28
-23
-10
10
42
81
131
167
Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1) Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen 1) Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen 1) Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen 1) Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiëleactiva Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1)
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten.
S 30
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied (vervolg)
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd)
Middelen
2009
2010
2011
2011 II2012 I
2011 III2012 II
2011 IV2012 III
2012 I2012 IV
2012 II2013 I
8.019 894 8.914
8.212 943 9.154
8.433 974 9.407
8.463 976 9.439
8.477 974 9.450
8.485 973 9.458
8.485 978. 9.463
8.486 976 9.462
Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening
2.099 4.459 997 2.950 1.551 1.399
2.203 4.520 1.038 2.819 1.337 1.482
2.250 4.634 1.080 3.023 1.504 1.519
2.246 4.651 1.089 3.040 1.521 1.519
2.232 4.663 1.093 3.029 1.513 1.516
2.214 4.677 1.098 3.004 1.490 1.514
2.193 4.682 1.112 2.965 1.447 1.518
2.180 4.691 1.112 2.926 1.404 1.522
Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen
7.540 1.033 1.675 1.762 668 182 178 308
7.761 1.059 1.702 1.807 669 182 178 309
7.968 1.117 1.752 1.834 678 186 180 312
7.993 1.129 1.761 1.844 680 187 181 312
7.998 1.144 1.770 1.855 682 188 182 312
8.003 1.158 1.775 1.867 685 189 182 313
8.026 1.179 1.784 1.878 684 189 181 314
8.032 1.184 1.793 1.890 682 188 180 314
7.432
7.650
7.859
7.882
7.884
7.889
7.916
7.919
61
56
59
60
60
59
58
58
281
333
382
376
367
365
388
389
1.387
1.419
1.467
1.477
1.485
1.493
1.500
1.505
193 34 159
232 25 207
187 31 155
181 30 151
189 29 160
197 29 168
210 26 184
217 26 191
Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen
Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening)
Bronnen: ECB en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten.
ECB Maandbericht September 2013
S 31
3.3 Huishoudens
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd; uitstaande bedragen aan het einde van de periode)
Inkomsten, besparingen en mutaties in netto waarde Loonsom (+) Bruto exploitatieoverschot en gemengd inkomen (+) Te ontvangen rente (+) Te betalen rente (-) Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) Overige te betalen inkomsten uit onroerend goed (-) Lopende belastingen op inkomen en vermogen (-). Netto sociale bijdragen (-) Netto sociale uitkeringen (+) Netto te ontvangen inkomensoverdrachten (+) = Bruto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven (-) Mutaties in netto waarde in pensioenfondsen (+) = Bruto besparingen Verbruik vast kapitaal (-) Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (+) Overige mutaties in netto waarde (+) = Mutaties in netto waarde Investeringen, financiering en mutaties in netto waarde Netto verwerving van niet-financiële activa (+) Verbruik vast kapitaal (-) Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Financiering (-) Leningen waarvan: Bij MFI’s binnen het eurogebied Overige mutaties in activa (+) Niet-financiële activa Financiële activa Aandelen en overige deelnemingen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Resterende netto stromen (+) = Mutaties in netto waarde Balans Niet-financiële activa Financiële activa (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Resterende netto activa (+) Passiva (-) Leningen waarvan: Bij MFI’s binnen het eurogebied = Netto waarde
2009
2010
2011
2011 II2012 I
2011 III2012 II
2011 IV2012 III
2012 I2012 IV
2012 II2013 I
4.459 1.441 233 146 726 10 842 1.672 1.757 72 6.016 5.156 60 921 379 10 -126 426
4.520 1.440 201 124 724 10 848 1.699 1.801 71 6.076 5.293 55 839 386 13 805 1.271
4.634 1.477 229 146 747 10 881 1.749 1.829 70 6.201 5.439 58 820 396 9 -54 380
4.651 1.482 232 146 758 10 891 1.757 1.839 69 6.226 5.463 60 823 397 7 -88 345
4.663 1.481 231 142 754 10 906 1.767 1.850 70 6.223 5.471 60 813 399 7 -520 -99
4.677 1.481 228 137 750 10 920 1.773 1.862 68 6.225 5.474 58 809 400 5 -397 17
4.682 1.478 223 130 747 10 935 1.782 1.873 70 6.215 5.479 58 793 401 5 -233 164
4.691 1.482 219 125 741 10 943 1.790 1.885 70 6.221 5.476 57 802 401 3 -609 -204
554 379
555 386
576 396
573 397
567 399
561 400
555 401
548 401
6 121 -40 -75 471 81 0 160
38 118 -60 -20 410 58 -7 110
124 118 -21 28 210 55 53 -11
156 155 -15 16 220 53 39 29
167 164 -13 15 189 45 -7 53
170 175 -28 23 175 29 -13 58
189 224 -33 -3 131 12 -94 92
165 226 -49 -11 133 9 -133 114
118 42 230
101 9 249
38 -50 113
67 -38 99
88 -35 97
59 -1 101
55 37 122
35 79 143
107 65
114 147
86 81
69 34
40 13
19 1
15 25
3 21
-410 250 82 186 40 426
707 138 45 124 -77 1.271
306 -415 -347 12 60 380
13 -169 -267 97 17 345
-344 -223 -286 96 -17 -99
-967 514 324 180 -17 17
-884 595 368 173 -4 164
-1.090 412 314 150 32 -204
25.291
26.167
26.654
26.472
26.404
26.117
25.923
25.528
5.771 5.474 247 51 11.596 972 1.376 4.131
5.813 5.596 189 28 12.121 1.029 1.318 4.284
5.951 5.727 172 52 11.924 1.079 1.309 3.920
5.978 5.755 166 57 12.272 1.089 1.371 4.098
6.029 5.821 155 54 12.187 1.101 1.309 4.034
6.031 5.838 136 57 12.436 1.096 1.289 4.222
6.116 5.948 120 47 12.684 1.093 1.282 4.399
6.132 5.980 113 40 12.832 1.096 1.200 4.530
2.988 1.143 5.117 294
3.062 1.222 5.490 297
2.811 1.110 5.615 330
2.923 1.175 5.713 294
2.868 1.166 5.742 306
2.988 1.234 5.830 330
3.121 1.278 5.911 290
3.196 1.333 6.007 298
5.939 4.976 37.012
6.115 5.220 38.283
6.195 5.281 38.663
6.180 5.269 38.835
6.193 5.294 38.733
6.183 5.283 38.731
6.186 5.291 38.827
6.161 5.279 38.630
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan.2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
S 32
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.4 Niet-financiële vennootschappen
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd; uitstaande bedragen aan het einde van de periode)
2009
2010
2011
2011 II2012 I
2011 III2012 II
2011 IV2012 III
2012 I2012 IV
2012 II2013 I
4.519 2.787 40 1.691 782 910 528 168 360 299 1.139 927 151 71 68 47 16
4.669 2.827 34 1.808 800 1.008 560 160 400 259 1.309 933 168 69 69 45 163
4.829 2.923 42 1.863 830 1.033 576 169 407 295 1.314 980 188 73 69 49 101
4.848 2.938 44 1.866 837 1.029 574 169 405 298 1.306 984 190 73 69 49 86
4.857 2.950 47 1.860 842 1.018 573 166 408 292 1.299 995 192 73 70 48 67
4.863 2.962 48 1.854 847 1.006 570 159 411 285 1.292 994 193 73 70 49 59
4.867 2.970 51 1.846 852 994 563 151 412 273 1.284 975 199 73 70 48 65
4.863 2.975 51 1.837 856 981 562 145 417 263 1.280 968 196 73 70 48 71
70 901 782 -50
155 933 800 22
202 989 830 43
185 991 837 31
162 988 842 16
136 980 847 3
113 969 852 -3
91 950 856 -3
95 88 38 -31 130 0 24 96 11 61
34 68 -32 -1 415 20 4 236 156 2
-28 6 -46 12 480 87 -5 265 133 -22
4 16 -29 16 445 80 -16 258 124 -36
7 16 -24 14 357 52 0 161 144 -12
32 39 -12 5 288 1 -4 144 148 40
68 77 -2 -7 197 15 -8 96 94 65
50 85 -5 -30 180 -16 -8 146 58 66
15 -108 90 240 59 181 82 16
160 -17 66 217 31 185 66 163
236 73 49 226 27 199 69 101
213 -2 73 232 19 213 67 86
165 -43 90 213 15 198 68 67
183 -89 105 181 16 166 69 59
137 -143 115 168 27 142 68 65
100 -123 103 139 11 128 71 71
1.932 1.632 213 87 10.239 239 228 7.145 2.628 312
1.957 1.695 182 80 10.703 249 240 7.462 2.753 147
1.931 1.706 134 91 10.679 319 249 7.221 2.890 165
1.919 1.681 140 98 11.079 369 253 7.556 2.901 228
1.923 1.697 134 91 10.979 367 259 7.381 2.972 171
1.933 1.717 130 86 11.311 365 262 7.683 3.001 226
1.994 1.782 132 81 11.440 376 257 7.841 2.966 192
1.962 1.766 130 66 11.750 369 258 8.157 2.967 255
9.213 4.708 815 12.425 3.502 8.922
9.482 4.682 883 12.977 3.799 9.179
9.632 4.718 886 12.299 3.281 9.018
9.670 4.684 943 12.830 3.569 9.261
9.745 4.689 969 12.442 3.331 9.111
9.792 4.630 1.025 12.892 3.550 9.342
9.729 4.496 1.047 13.292 3.747 9.545
9.724 4.476 1.068 13.717 3.891 9.827
Inkomsten en besparingen Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) (+) Loonsom (-) Overige belastingen minus productiesubsidies (-) = Bruto exploitatieoverschot (+) Verbruik van vast kapitaal (-) = Netto exploitatieoverschot (+) Te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) Te ontvangen rente Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed Te betalen rente en huren (-) = Netto inkomsten uit onderneming (+) Uitgekeerde inkomsten (-) Te betalen belastingen op inkomen en vermogen (-) Te ontvangen sociale bijdragen (+) Te betalen sociale uitkeringen (-) Netto overige te betalen inkomensoverdrachten (-) = Netto besparingen Investeringen, financiering en besparingen Netto verwerving van niet-financiële activa (+) Bruto investeringen in vaste activa (+) Verbruik van vast kapitaal (-) Netto verwerving van overige niet-financiële activa (+) Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Overige (voornamelijk intragroepsleningen) Resterende netto activa (+) Financiering (-) Schuld waarvan: Leningen bij MFI’s binnen het eurogebied waarvan: Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (-) = Netto besparingen Financiële balans Financiële activa Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Overige (voornamelijk intragroepsleningen) Resterende netto activa Passiva Schuld waarvan: Leningen bij MFI’s binnen het eurogebied waarvan: Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
ECB Maandbericht September 2013
S 33
3.5 Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
(EUR miljard; gecumuleerde stromen op jaarbasis; uitstaande bedragen ultimo
2009
2010
2011
2011 II2012 I
2011 III2012 II
2011 IV2012 III
2012 I2012 IV
2012 II2013 I
-47 -33 0 -14 297 14 105 8 -50 -14 234 18
-6 -9 -8 11 287 -4 183 32 -2 11 68 9
52 14 14 24 140 9 47 11 -11 14 70 -43
79 29 39 12 105 -4 31 8 -14 10 74 -51
67 15 39 13 100 -5 41 3 -11 13 60 -10
52 3 39 10 109 -15 75 16 -14 4 44 -5
44 16 34 -6 191 -16 129 13 -3 2 65 -41
25 12 15 -1 192 -18 104 19 1 4 82 -25
5 -4 5 246
1 7 7 281
3 11 3 115
5 3 2 104
1 7 4 109
3 9 3 124
7 -12 1 152
6 4 1 178
240
262
110
102
100
112
130
151
6 16
19 -4
5 18
2 20
9 36
12 18
22 46
27 2
199 38
117 -1
-105 25
4 146
-11 113
216 153
171 225
124 128
13 165
-1 141
-46 13
-30 101
-36 102
40 187
66 178
48 147
192
130
12
98
103
190
183
153
-28 60
11 -24
1 -48
3 79
0 36
-3 141
-5 153
-5 57
324 195 90 39 5.669 613 2.467 434 399 413 1.342 222
323 190 84 49 6.059 607 2.637 467 423 417 1.508 245
363 193 96 74 6.065 612 2.658 478 377 420 1.519 266
385 208 110 66 6.349 611 2.812 478 387 434 1.626 257
376 195 113 68 6.347 609 2.821 477 375 438 1.627 269
394 200 121 74 6.556 605 2.930 488 393 440 1.699 266
399 209 121 68 6.633 595 2.984 492 408 410 1.744 254
405 219 120 66 6.783 592 3.032 496 413 416 1.834 245
42 275 437 5.574
43 286 442 5.995
46 295 400 6.122
49 293 431 6.241
48 299 413 6.274
50 309 442 6.369
55 282 466 6.452
56 296 480 6.566
4.795
5.186
5.308
5.413
5.446
5.539
5.621
5 717
778 -112
808 -139
814 -169
828 -24
828 -42
829 46
831 30
850 35
Financiële rekening, financiële transacties Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Leningen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Resterende netto activa (+) Financiering (-) Schuldbewijzen Leningen Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties Overige-mutatiesrekening Overige mutaties in financiële activa (+) Aandelen en overige deelnemingen Resterende netto activa Overige mutaties in passiva (-) Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Overige mutaties in netto financiële waarde Financiële balans Financiële activa (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Leningen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Resterende netto activa (+) Passiva (-) Schuldbewijzen Leningen Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto aandeel van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Netto financieel vermogen
Bron: ECB. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
S 34
ECB Maandbericht September 2013
4
Financiële markten 4.1 Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta
(EUR miljard en groeipercentages gedurende de periode; voor seizoen gecorrigeerd; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen) Totaal in euro 1)
Door ingezetenen van het eurogebied
Uitstaande bedragen
Bruto uitgiften
Netto uitgiften
Uitstaande bedragen
In euro Bruto uitgiften
1
2
3
4
5
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
In alle valuta’s Netto Twaalf uitgiften maands groei
Netto uitgiften
Uitstaande bedragen
Bruto uitgiften
Seizoenvrij 2) Netto Zesmaands uitgiften groei
6
7
8
9
10
11
12
-1,2 -8,0 -12,6 -11,8 8,6 27,9 -118,5 -3,4 4,7 -21,8 -8,0 83,2 -45,3
16.703,5 16.755,7 16.702,5 16.653,5 16.673,5 16.720,9 16.605,7 16.581,1 16.654,4 16.650,3 16.634,0 16.731,6 16.673,2
962,4 958,4 800,8 844,0 901,9 796,1 673,4 898,2 811,9 766,1 845,6 804,5 671,9
-18,0 29,3 -35,9 -24,5 28,6 47,6 -135,2 5,3 40,5 -19,1 -1,0 101,8 -55,7
3,7 4,0 3,6 3,4 3,2 2,8 1,7 1,2 0,4 -0,1 -0,1 0,1 -0,1
26,7 46,4 -2,0 22,7 13,2 -16,6 -32,5 -17,6 -19,2 -15,6 -6,8 22,5 -17,2
3,0 2,8 1,5 0,8 1,1 1,1 0,4 -0,4 -0,6 -1,1 -1,3 -0,8 -0,6
15.105,6 15.126,2 15.089,5 15.091,1 15.122,8 15.180,0 15.113,1 15.079,0 15.132,3 15.146,6 15.135,8 15.227,3 15.211,3
262,4 271,7 142,0 251,1 249,8 223,3 193,0 259,7 244,4 249,5 248,0 261,0 196,4
20,9 0,0 -21,2 23,0 38,7 59,8 -76,0 -7,2 25,3 2,2 2,9 95,7 -13,7
3,8 3,9 3,9 4,1 3,8 3,6 2,7 2,2 1,4 0,9 0,9 1,1 0,9
27,9 35,6 20,5 65,7 28,8 2,7 -19,9 1,7 -31,1 7,7 -4,0 27,8 -6,5
3,6 3,1 2,1 1,9 2,4 2,4 1,8 1,3 0,6 -0,1 -0,6 -0,2 -0,1
Totaal 17.119,7 17.115,1 17.097,2 17.080,1 17.077,1 17.108,6 17.027,3 17.018,0 17.028,2 16.957,7 . . .
933,2 891,3 752,8 809,9 817,9 720,9 631,6 816,5 706,3 683,4 . . .
6,5 -4,3 -20,2 -7,9 -1,5 28,2 -115,4 -8,8 -4,4 -68,0 . . .
14.820,1 14.811,7 14.801,3 14.780,3 14.787,3 14.818,5 14.734,2 14.730,3 14.749,9 14.725,6 14.717,7 14.799,7 14.754,0
872,0 834,1 708,8 758,0 778,8 681,2 591,8 768,3 666,0 634,3 707,7 665,9 556,2
Langlopend 2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
15.658,3 15.638,1 15.629,6 15.644,9 15.671,6 15.726,1 15.685,5 15.680,9 15.685,9 15.628,7 . . .
278,6 264,9 147,0 256,1 237,3 219,9 197,3 257,1 229,8 246,6 . . .
35,3 -20,2 -10,2 23,4 27,0 53,7 -62,6 -4,2 -6,6 -54,4 . . .
13.464,0 13.435,6 13.428,8 13.444,8 13.467,9 13.514,7 13.472,0 13.468,5 13.479,2 13.477,1 13.467,5 13.548,5 13.545,2
246,3 233,1 126,8 224,7 212,5 195,1 173,3 226,9 204,5 216,4 216,5 223,9 177,9
38,9 -28,3 -8,6 24,0 23,4 46,1 -64,6 -3,1 -1,1 0,7 -9,7 82,2 -2,7
G15. Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied (EUR miljard)
totale bruto uitgiften (rechter schaal) totale uitstaande bedragen (linker schaal) uitstaande bedragen in euro (linker schaal)
18.000
1.800
16.000
1.600
14.000
1.400
12.000
1.200
10.000
1.000
8.000
800
6.000
600
4.000
400
2.000
200
0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
Bronnen: ECB en BIS (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied). 1) Totale in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen, uitgegeven door ingezetenen en niet-ingezetenen van het eurogebied. 2) Voor details betreffende de berekening van de groei wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis.
ECB Maandbericht September 2013
S 35
4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype
(EUR miljard; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen)
1. Uitstaande bedragen en bruto uitgiften Uitstaande bedragen Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3 4
1
2
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
16.421 16.606 16.654 16.606 16.650 16.673 16.650 16.634 16.732 16.673
5.525 5.427 5.559 5.427 5.286 5.146 5.286 5.244 5.204 5.146
3.173 3.226 3.116 3.226 3.222 3.254 3.222 3.248 3.271 3.254
881 1.000 980 1.000 1.028 1.037 1.028 1.041 1.039 1.037
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
1.595 1.493 1.562 1.493 1.504 1.462 1.504 1.498 1.504 1.462
702 601 667 601 582 560 582 581 575 560
103 136 103 136 139 135 139 144 145 135
79 81 89 81 90 88 90 93 98 88
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
14.826 15.113 15.091 15.113 15.147 15.211 15.147 15.136 15.227 15.211
4.823 4.826 4.892 4.826 4.704 4.585 4.704 4.663 4.630 4.585
3.070 3.089 3.013 3.089 3.083 3.119 3.083 3.104 3.126 3.119
802 919 891 919 938 948 938 947 941 948
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
9.987 10.544 10.471 10.544 10.679 10.789 10.679 10.697 10.772 10.789
2.764 2.838 2.860 2.838 2.791 2.739 2.791 2.779 2.757 2.739
1.115 1.292 1.242 1.292 1.343 1.388 1.343 1.364 1.382 1.388
705 821 795 821 838 847 838 847 841 847
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
4.340 4.142 4.177 4.142 4.021 3.986 4.021 4.007 4.021 3.986
1.789 1.734 1.767 1.734 1.660 1.606 1.660 1.639 1.630 1.606
1.806 1.702 1.671 1.702 1.642 1.630 1.642 1.639 1.642 1.630
93 94 93 94 96 98 96 97 97 98
Bruto uitgiften 1) Overheid Centrale Overige overheid overheid
5
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
6 7 Totaal 6.217 625 1.001 6.268 684 956 6.299 699 868 6.268 684 790 6.425 690 825 6.559 678 774 6.425 690 766 6.410 691 846 6.532 685 804 6.559 678 672 Kortlopend 634 77 748 610 64 702 626 77 646 610 64 568 624 68 574 624 54 539 624 68 517 613 66 598 625 61 543 624 54 476 Langlopend 2) 5.583 548 253 5.658 621 254 5.673 622 222 5.658 621 222 5.801 621 251 5.934 624 235 5.801 621 250 5.797 624 248 5.906 624 261 5.934 624 196 waarvan: Langlopend met vaste rente 4.994 408 150 5.149 444 165 5.132 442 139 5.149 444 143 5.257 450 165 5.360 455 154 5.257 450 153 5.254 453 157 5.338 455 169 5.360 455 136 waarvan: Langlopend met variabele rente 513 139 85 437 175 77 467 179 72 437 175 70 453 170 69 483 169 68 453 170 79 461 171 78 483 168 79 483 169 47
8
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 9 10
Overheid Centrale Overige overheid overheid
11
12
609 587 538 463 439 408 368 469 404 350
99 82 64 74 81 64 96 63 75 53
62 67 64 64 61 66 69 69 62 68
191 187 177 164 212 202 197 202 230 175
39 32 26 25 32 34 36 43 33 25
511 489 455 392 361 338 307 398 329 287
48 37 25 27 31 25 25 27 25 24
53 52 48 46 47 51 51 51 50 52
107 104 100 88 112 102 105 97 113 95
29 21 17 16 23 23 29 25 27 18
98 99 82 71 78 70 61 71 75 64
51 45 38 47 50 39 71 37 50 30
9 16 16 18 14 15 18 18 12 16
84 83 77 77 100 101 92 105 118 80
10 12 8 9 9 10 7 18 6 7
54 54 37 36 41 34 28 33 37 32
12 18 14 21 25 20 24 16 26 17
8 15 15 17 12 13 16 16 10 14
70 71 68 64 80 79 83 78 91 68
7 7 4 6 7 8 2 14 5 5
37 38 40 30 30 31 22 32 33 27
32 24 23 25 22 16 45 16 21 10
1 1 1 1 1 2 2 2 2 3
11 8 4 10 13 17 4 24 22 6
3 5 4 4 3 2 5 4 1 2
Bron: ECB. 1) Maandgegevens betreffende bruto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden. 2) Het verschil tussen het totaal aan langlopende schuldbewijzen en langlopende schuldbewijzen met een vaste of variabele rente bestaat uit obligaties met een nul-couponrente en herwaarderingseffecten.
S 36
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype
(EUR miljard tenzij anders aangegeven; transacties gedurende de periode; nominale bedragen)
2. Netto uitgiften Niet seizoenvrij Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
1
2
Seizoenvrij
1)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3 4
Overheid Centrale Overige overheid overheid
5
6
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
7
8
1)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 9 10
Overheid Centrale Overige overheid overheid
11
12
Totaal 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
51,1 23,0 -10,4 -19,6 8,9 15,0
22,3 -6,5 -4,8 -39,5 -47,1 -41,5
-3,6 3,0 -21,3 26,2 -6,3 11,1
3,7 10,3 10,7 8,1 9,0 3,3
23,2 13,1 4,3 -9,5 51,9 45,4
5,6 3,1 0,8 -4,9 1,5 -3,3
22,4 -12,0 -17,5 -0,5
-3,1 -27,6 -61,8 -40,4
-8,0 6,0 1,3 10,4
11,3 11,1 6,5 2,1
20,4 4,7 35,9 30,4
1,8 -6,2 0,7 -3,0
-19,1 -1,0 101,8 -55,7
-75,2 -33,6 -37,0 -53,9
-11,9 28,8 22,8 -18,3
9,0 14,9 -0,9 -4,2
50,0 -13,3 122,3 27,2
8,9 2,2 -5,5 -6,5
-15,6 -6,8 22,5 -17,2
-67,1 -38,4 -50,5 -32,3
-11,1 14,4 13,4 3,3
7,8 8,5 -4,4 2,4
51,9 5,1 69,5 16,5
2,9 3,5 -5,5 -7,2
47,0 32,7
11,6 2,1
-2,3 1,1
2,8 10,1
31,0 15,1
3,9 4,2
-
-
-
-
-
-
0,6 7,5 6,8 28,3
-2,0 -17,1 -40,1 -34,7
-16,8 18,8 -5,7 12,6
13,3 10,5 5,9 4,0
3,4 -4,1 46,7 45,1
2,7 -0,7 0,0 1,4
40,6 3,8 -7,2 5,8
2,0 -6,7 -47,8 -40,7
-6,0 0,8 1,5 12,7
13,9 11,3 5,7 3,0
25,7 -1,5 34,9 31,0
5,0 -0,1 -1,5 -0,2
2,2 2,9 95,7 -13,7
-63,2 -33,8 -30,0 -40,2
8,8 23,3 22,2 -7,8
8,6 12,0 -5,8 5,8
47,6 -2,6 109,5 28,2
0,4 3,9 -0,2 0,3
7,7 -4,0 27,8 -6,5
-55,9 -39,2 -42,9 -40,0
12,4 12,8 14,1 11,1
7,2 8,4 -5,0 5,5
47,6 11,6 61,9 19,6
-3,5 2,4 -0,3 -2,7
Langlopend 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni
G16. Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd (EUR miljard; transacties gedurende de maand; nominale bedragen)
250
netto uitgiften netto uitgiften, seizoenvrij
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
0
-50
-50
-100
-100
-150
-150
-200
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-200
Bron: ECB. 1) Maandgegevens betreffende netto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden.
ECB Maandbericht September 2013
S 37
4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1)
(mutaties in procenten)
Twaalfmaands groei (niet seizoenvrij) Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
1
2
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3
Zesmaands groei (seizoenvrij)
Overheid Centrale Overige overheid overheid
4
5
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
3,7 4,0 3,6 3,4 3,2 2,8 1,7 1,2 0,4 -0,1 -0,1 0,1 -0,1
3,3 4,1 3,6 2,4 2,0 1,1 -1,4 -2,1 -4,2 -5,9 -6,0 -6,3 -7,2
1,5 1,2 0,6 0,5 0,0 0,2 1,2 0,9 0,8 -0,7 -0,7 -0,3 0,9
10,6 10,5 10,9 12,6 12,7 12,5 14,1 13,5 13,2 12,5 12,3 10,7 9,8
3,5 3,4 3,3 3,9 3,8 3,9 2,5 2,2 2,6 3,6 3,5 4,5 4,4
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
3,8 3,9 3,9 4,1 3,8 3,6 2,7 2,2 1,4 0,9 0,9 1,1 0,9
1,9 2,2 2,2 1,6 1,7 1,6 0,5 -0,1 -2,2 -4,1 -4,2 -4,6 -5,8
1,6 1,2 0,7 0,6 0,0 0,1 0,5 0,3 -0,3 -0,9 -0,9 -0,5 0,9
8,8 9,8 10,7 13,6 14,0 14,0 15,2 14,8 13,9 12,8 13,8 12,6 11,9
5,4 5,3 5,3 6,0 5,7 5,2 3,3 2,8 3,3 4,3 4,3 5,0 4,8
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
7
8
9
10
11
12
3,0 2,8 1,5 0,8 1,1 1,1 0,4 -0,4 -0,6 -1,1 -1,3 -0,8 -0,6
0,4 1,7 0,1 -2,3 -1,3 -0,7 -3,3 -5,7 -8,3 -9,4 -10,5 -11,4 -10,9
2,9 1,6 -1,0 -2,7 -3,8 -4,4 -0,4 0,2 2,7 1,4 2,4 3,8 2,2
13,2 12,4 12,7 13,7 13,5 13,2 14,7 14,6 13,6 11,2 10,8 8,4 5,2
2,6 1,9 1,9 3,2 3,7 3,7 2,4 2,4 3,3 3,9 3,5 5,3 6,4
17,5 14,3 7,5 3,2 3,4 2,0 -3,8 -4,0 -6,1 -4,7 -2,7 -2,9 -2,1
3,6 3,1 2,1 1,9 2,4 2,4 1,8 1,3 0,6 -0,1 -0,6 -0,2 -0,1
1,6 1,8 0,4 -1,5 -0,1 1,0 -0,6 -2,0 -4,7 -6,6 -8,2 -9,9 -10,7
2,1 1,0 -1,0 -2,2 -3,1 -4,0 -1,0 -0,4 0,5 0,5 1,3 2,9 2,8
11,8 11,8 12,1 13,7 16,6 17,7 18,6 17,9 15,7 11,8 10,9 7,7 5,7
4,0 3,1 3,4 5,0 5,3 4,6 2,6 2,5 3,2 3,6 3,3 5,5 7,1
13,8 13,8 8,1 7,6 6,8 7,0 4,9 3,8 1,0 -1,6 -0,1 -1,0 -1,7
6
Totaal
11,7 14,7 12,4 10,9 10,8 8,0 6,1 4,6 0,3 -0,8 0,4 -0,4 -2,6
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen
Overheid Centrale Overige overheid overheid
Langlopend 10,7 12,1 11,4 11,8 10,7 9,5 9,2 8,6 4,5 2,9 3,2 2,9 1,6
G17. Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen (mutaties in procenten per jaar)
overheid MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-MFI’s
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: ECB. 1) Voor details betreffende de berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis.
S 38
ECB Maandbericht September 2013
-10
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (vervolg)
(mutaties in procenten) Totaal
Langlopend met vaste rente MFI’s Niet-MFI’s (m.i.v. het NietNietEuro monetaire financiële systeem) financiële vennootvennootschappen schappen
13
14
15
16
Overheid Centrale Overige overheid overheid
17
Totaal
18
Langlopend met variabele rente MFI’s Niet-MFI’s Overheid (m.i.v. het NietNietCentrale Overige Euro monetaire financiële overheid overheid systeem) financiële vennootvennootschappen schappen
19
20
21
22
23
24
In alle valuta’s tezamen 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 jan. feb. maart april mei juni
6,4 5,4 5,1 5,7 4,5 3,8 4,9 4,1 3,8 3,9 3,8 3,6
4,8 4,4 4,0 3,5 0,8 -2,9 2,3 0,0 -2,6 -2,6 -3,1 -3,7
3,5 2,3 1,2 3,9 6,5 7,7 5,9 7,0 7,6 8,0 7,2 8,2
6,4 10,5 11,3 15,4 15,7 14,4 16,3 15,2 14,4 15,3 14,1 13,0
7,8 5,8 5,5 5,9 4,3 5,0 4,2 4,0 5,0 4,8 5,2 5,1
2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 jan. feb. maart april mei juni
6,5 5,7 5,3 5,8 4,3 3,6 4,7 3,8 3,6 3,7 3,5 3,3
4,0 5,0 4,9 3,9 0,6 -3,6 2,3 -0,6 -3,3 -3,0 -3,8 -4,7
3,6 2,0 0,7 3,3 4,8 5,3 4,7 5,0 5,3 5,9 4,9 5,2
6,7 10,8 11,4 16,4 17,6 16,3 18,2 17,3 16,6 17,4 15,8 15,0
8,1 5,9 5,5 5,9 4,3 5,0 4,2 4,0 4,9 4,8 5,1 5,1
7,7 7,3 6,9 6,8 6,0 4,5 7,5 5,1 4,1 4,6 5,0 3,9
-0,9 -0,8 -0,1 -3,3 -6,8 -7,6 -6,2 -7,5 -7,8 -7,6 -7,4 -7,7
-1,4 -0,2 -0,2 -0,7 -4,2 -6,7 -3,1 -4,8 -6,3 -6,4 -6,4 -8,6
-6,1 -4,9 -3,6 -8,1 -10,6 -11,0 -9,8 -11,9 -11,2 -10,9 -11,6 -9,9
-2,1 -1,1 0,0 -1,4 -1,4 1,2 -1,7 -1,1 -1,0 0,6 1,4 4,6
22,3 6,6 6,6 -2,4 -7,6 -1,8 -10,4 -5,7 -5,0 -3,9 1,3 -0,6
16,1 23,3 25,5 20,3 7,8 -0,8 11,6 3,9 0,7 0,5 -1,6 -3,5
7,3 7,2 6,4 6,3 5,3 4,4 6,4 4,7 3,6 4,6 4,9 3,9
-0,4 -0,5 0,2 -3,3 -7,0 -7,8 -6,4 -8,0 -7,9 -7,7 -7,5 -8,1
0,1 2,1 2,6 1,4 -2,9 -6,0 -1,7 -3,7 -5,1 -5,3 -5,8 -8,3
-6,7 -6,6 -5,9 -10,1 -12,3 -12,3 -11,2 -14,1 -12,5 -12,3 -12,7 -11,1
-3,0 -1,9 -0,1 -1,7 -1,2 2,9 -1,6 -1,1 0,3 2,7 3,0 5,6
22,2 6,3 6,3 -2,9 -8,4 -2,4 -11,2 -6,4 -5,7 -4,6 0,8 -1,0
15,3 22,9 25,5 20,5 7,9 -1,4 11,4 4,2 0,4 -0,3 -1,9 -4,1
In euro
G18. Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen (mutaties in procenten per jaar)
overheid MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-MFI’s
80
80
60
60
40
40
20
20
0
0
-20
-20
-40
-40
-60
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-60
Bron: ECB. 1) De mutaties in procenten per jaar in maandgegevens hebben betrekking op het einde van de maand, die in de kwartaal- en jaargegevens hebben daarentegen betrekking op de mutatie op jaarbasis van het periodegemiddelde. Zie voor details de Technische aantekeningen.
ECB Maandbericht September 2013
S 39
4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1)
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven; marktwaarde)
1. Uitstaande bedragen en twaalfmaands groeipercentages (uitstaande bedragen per ultimo)
Totaal Totaal
MFI’s
Index: dec. 2008 = 100
Twaalfmaands groeipercentage
Totaal
Twaalfsmaands groeipercentage
Niet-monetaire financiële Niet-financiële vennootschappen vennootschappen Totaal Twaalfsmaands Totaal Twaalfsmaands groeipercentage groeipercentage
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2011 juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
4.703,3 4.485,9 3.958,3 3.724,7 4.017,0 3.866,3 3.878,2
105,5 105,7 105,9 105,9 105,9 106,0 106,1
1,7 1,9 2,1 2,0 1,7 1,5 1,6
491,5 458,6 382,9 350,5 360,5 329,8 339,3
10,2 12,1 13,4 13,1 9,9 8,9 9,3
350,5 325,5 281,6 264,1 287,6 271,2 270,4
4,6 4,9 4,9 5,8 5,8 4,6 4,9
3.861,3 3.701,7 3.293,9 3.110,1 3.369,0 3.265,3 3.268,5
0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3 0,4
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
4.091,3 4.257,4 4.241,3 4.068,4 3.762,9 3.925,6 4.051,7 4.176,4 4.242,3 4.309,6 4.397,5 4.497,8 4.644,2 4.629,2 4.632,1 4.731,5 4.852,6 4.651,5
106,3 106,3 106,4 106,5 106,5 106,6 106,8 106,8 106,9 107,0 106,9 107,2 107,3 107,1 106,9 106,8 107,1 107,9
1,7 1,5 1,5 1,4 1,5 1,1 1,0 0,9 0,9 1,0 0,9 1,0 0,9 0,8 0,5 0,3 0,5 1,2
375,5 394,7 373,1 327,3 280,9 317,6 309,9 349,7 365,0 383,6 395,7 402,4 441,6 416,1 380,4 410,8 443,0 418,8
11,4 10,7 11,3 10,7 10,0 7,7 5,8 4,6 4,9 5,0 5,5 4,9 2,7 2,7 2,2 0,9 1,9 7,6
297,7 310,9 310,7 291,6 259,8 279,9 287,1 304,3 319,2 329,5 337,8 352,9 365,5 359,1 363,4 383,7 396,5 382,3
4,0 3,1 2,8 3,1 3,4 2,8 2,8 3,3 2,8 2,9 2,4 2,4 2,5 2,7 2,6 2,7 2,5 2,6
3.418,2 3.551,9 3.557,5 3.449,5 3.222,1 3.328,0 3.454,7 3.522,5 3.558,1 3.596,5 3.664,0 3.742,5 3.837,1 3.854,0 3.888,3 3.936,9 4.013,1 3.850,4
0,4 0,3 0,3 0,2 0,4 0,3 0,3 0,3 0,4 0,4 0,3 0,5 0,6 0,4 0,1 0,1 0,2 0,4
G19. Twaalfmaandse groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied (mutaties in procenten per jaar)
MFI’s niet-monetaire financiële vennootschappen niet-financiële vennootschappen
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: ECB. 1) Voor details betreffende de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
S 40
ECB Maandbericht September 2013
2010
2011
2012
-4
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
(EUR miljard; marktwaarde)
2. Transacties gedurende de maand Totaal
2011 juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni
Bruto Aflossingen uitgiften 1 2 23,7 1,3 12,5 0,7 7,1 1,0 2,9 2,9 2,4 0,4 2,6 1,5 5,5 1,1 8,4 1,1 4,9 3,1 4,7 4,8 4,7 3,7 2,9 6,3 3,9 21,6 4,6 4,2 0,7 3,6 13,1 39,0
MFI’s Netto uitgiften 3 22,5 11,8 6,1 0,0 2,0 1,1 4,4
0,4 1,4 0,7 0,3 1,8 1,2 0,3 1,8 0,5 1,8 5,9 11,4 0,3 11,4 10,6 5,9 1,8 1,7
Bruto Aflossingen uitgiften 4 5 14,7 0,0 9,3 0,0 5,5 0,0 0,0 0,9 0,0 0,0 0,7 0,0 1,5 0,0
7,9 -0,3 4,3 2,8 2,9 3,6 4,4 1,8 2,3 4,5 -2,0 10,2 4,3 -7,2 -9,9 -2,3 11,3 37,4
7,5 0,0 2,0 0,0 1,1 2,6 0,2 0,4 0,1 0,5 2,5 0,0 0,0 0,3 0,0 0,4 5,5 29,2
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,5 0,0 0,0 0,1 5,2 0,0 0,0
Netto uitgiften 6 14,7 9,3 5,5 -0,9 0,0 0,7 1,5
Niet-monetaire financiële vennootschappen Bruto Aflossingen Netto uitgiften uitgiften 7 8 9 2,3 0,3 2,0 1,6 0,0 1,6 0,3 0,2 0,1 2,3 0,0 2,3 0,1 0,0 0,1 1,4 0,0 1,4 1,2 0,0 1,2
7,5 0,0 2,0 0,0 1,1 2,6 0,2 0,4 0,1 0,5 2,5 -0,5 0,0 0,3 -0,1 -4,8 5,5 29,1
0,0 0,0 0,0 1,1 1,0 0,0 1,1 1,6 1,2 0,5 0,1 1,8 0,2 0,3 0,0 1,7 0,6 0,3
0,1 0,2 0,1 0,0 0,1 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0 0,3 0,0 0,0 0,1
-0,1 -0,2 -0,1 1,1 1,0 -0,1 1,1 1,5 1,0 0,4 0,0 1,8 0,1 0,3 -0,3 1,6 0,5 0,3
Niet-financiële vennootschappen Bruto Aflossingen uitgiften 10 11 6,7 1,0 1,6 0,7 1,3 0,8 0,5 2,0 2,3 0,4 0,6 1,5 2,8 1,1 0,9 1,0 2,9 2,0 2,5 2,2 3,5 1,6 1,7 5,3 1,3 19,7 4,3 3,6 0,6 1,6 7,0 9,6
Netto uitgiften 12 5,7 0,9 0,5 -1,4 1,9 -1,0 1,7
0,3 1,2 0,6 0,3 1,7 1,1 0,3 1,7 0,4 1,7 5,8 10,8 0,2 11,4 10,1 0,7 1,8 1,6
0,6 -0,1 2,3 1,7 0,8 1,1 3,2 -0,1 1,3 3,6 -4,5 8,9 4,1 -7,8 -9,4 0,9 5,2 8,0
G20. Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent (EUR miljard; transacties gedurende de maand; marktwaarde) niet-financiële vennootschappen MFI’s niet-monetaire financiële vennootschappen
45
45
40
40
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 41
4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1)
(procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven)
1. Rente op deposito’s (nieuwe contracten) Deposito’s van huishoudens Met vaste looptijd
Giraal
Tot en met 1 jaar 2012 aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni juli
1 0,44 0,42 0,41 0,40 0,39 0,37 0,36 0,36 0,34 0,33 0,32 0,31
2 2,66 2,80 2,74 2,73 2,73 2,61 2,44 2,29 2,33 2,04 1,88 1,88
Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar 3 2,76 2,83 2,56 2,46 2,59 2,37 2,23 2,17 2,10 2,06 1,88 1,90
Deposito’s van niet-financiële vennootschappen Giraal Met vaste looptijd
Met opzegtermijn 2)
Meer dan 2 jaar
Tot en met 3 maanden
Meer dan 3 maanden
4 2,51 2,43 2,50 2,35 2,25 2,42 2,29 2,28 2,25 2,25 2,12 2,09
5 1,68 1,65 1,62 1,61 1,59 1,53 1,39 1,37 1,36 1,31 1,30 1,28
6 1,82 1,78 1,73 1,65 1,59 1,53 1,48 1,43 1,36 1,30 1,27 1,23
Tot en met 1 jaar 7 0,46 0,46 0,45 0,43 0,42 0,39 0,40 0,40 0,38 0,38 0,38 0,37
8 1,10 1,11 1,05 1,03 1,08 1,09 1,05 0,93 0,96 0,83 0,83 0,82
Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar 9 2,12 2,37 2,18 2,03 1,92 2,00 1,99 1,85 1,70 1,86 1,65 1,61
Repo’s
Meer dan 2 jaar 10 2,42 2,53 2,21 2,21 2,16 2,16 2,08 1,99 1,90 1,98 1,77 1,78
11 1,01 1,41 1,50 1,12 1,53 1,17 0,63 1,00 0,68 0,48 0,72 0,88
2. Rente op leningen aan huishoudens (nieuwe contracten)
2012 aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni juli
Doorlopende kredieten en rekening courant kredieten
Verlengde kredietkaartschuld 3)
1 8,12 8,14 8,04 7,96 7,94 7,97 7,97 7,95 7,93 7,91 7,84 7,75
2 16,96 16,96 16,97 16,95 16,93 17,06 17,04 17,06 17,08 17,08 17,04 16,93
Consumptief krediet
Woninghypotheken
Naar oorspronkelijke rentelooptijd Effectieve Naar oorspronkelijke renteEffectieve rente in looptijd rente in Variabele Meer dan Meer dan procenten4) Variabele Meer dan Meer dan Meer dan procenten4) per jaar per jaar rente tot 1 jaar tot 5 jaar rente tot 1 jaar tot 5 jaar tot 10 jaar en met 1 en met en met 1 en met en met jaar 5 jaar jaar 5 jaar 10 jaar 3 4 5 6 7 8 9 10 11 5,79 6,28 7,67 7,37 2,94 3,33 3,21 3,52 3,48 5,78 6,18 7,62 7,25 2,92 3,27 3,21 3,49 3,45 5,62 6,13 7,67 7,15 2,88 3,24 3,15 3,49 3,42 5,62 6,09 7,67 7,13 2,87 3,18 3,14 3,40 3,35 5,35 6,05 7,55 6,94 2,87 3,25 3,25 3,45 3,41 5,76 6,11 7,88 7,26 2,87 3,17 3,03 3,35 3,34 5,89 6,03 7,83 7,25 2,88 3,17 3,05 3,35 3,35 5,86 5,98 7,75 7,15 2,86 3,19 3,13 3,34 3,38 5,73 5,92 7,75 7,06 2,87 3,13 3,06 3,34 3,38 6,00 6,09 7,71 7,20 2,87 3,09 2,95 3,22 3,32 5,85 6,02 7,56 7,07 2,82 2,99 2,87 3,16 3,25 5,61 6,11 7,64 7,11 2,84 2,97 2,90 3,17 3,28
Leningen aan eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid Naar oorspronkelijke rentelooptijd Variabele Meer dan Meer dan rente tot 1 jaar tot 5 jaar en met 1 en met jaar 5 jaar 12 13 14 3,43 4,45 3,32 3,23 4,48 3,31 3,24 4,25 3,33 3,33 4,23 3,23 3,15 4,12 3,01 3,19 4,06 3,08 3,16 4,07 3,21 3,16 4,16 3,17 3,26 3,97 3,11 3,32 4,11 3,14 3,10 4,08 3,01 3,19 3,75 3,18
3. Rente op leningen aan niet-financiële vennootschappen (nieuwe contracten) Doorlopende kredieten en rekeningcourant kredieten
2012 aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni juli
1 4,20 4,18 4,21 4,17 4,18 4,21 4,20 4,16 4,15 4,10 4,11 4,09
Variabele rente tot en met 3 maanden 2 4,84 4,69 4,74 4,65 4,62 4,68 4,70 4,56 4,78 4,76 4,54 4,65
Overige leningen tot en met EUR 0,25 miljoen naar oorspronkelijke rentelooptijd Meer dan Meer dan Meer dan Meer dan 3 maanden 1 jaar tot 3 jaar tot 5 jaar tot tot en met en met en met en met 1 jaar 3 jaar 5 jaar 10 jaar 3 4 5 6 4,95 4,31 4,50 3,92 4,75 4,26 4,45 3,88 4,89 4,29 4,31 3,79 4,82 4,16 4,31 3,79 4,55 4,24 4,24 3,68 4,70 4,03 4,16 3,62 4,69 4,05 4,25 3,70 4,71 4,11 4,25 3,75 4,73 4,16 4,07 3,62 4,76 4,12 4,12 3,61 4,60 4,40 4,34 3,56 4,82 4,34 4,09 3,48
Meer dan 10 jaar 7 3,88 3,93 3,94 3,78 3,51 3,68 3,66 3,61 3,58 3,48 3,41 3,45
Variabele rente tot en met 3 maanden 8 2,05 2,15 2,12 2,11 2,17 2,09 2,02 2,00 2,14 2,10 2,05 2,13
Overige leningen van meer dan EUR 1 miljoen naar oorspronkelijke rentelooptijd Meer dan Meer dan Meer dan Meer dan 3 maanden 1 jaar tot 3 jaar tot 5 jaar tot tot en met en met en met en met 1 jaar 3 jaar 5 jaar 10 jaar 9 10 11 12 2,96 3,08 3,21 3,16 2,57 2,93 2,73 2,95 2,91 3,30 3,01 2,93 2,68 3,76 3,26 2,90 2,79 2,84 3,32 2,79 2,88 3,32 4,29 2,92 2,85 3,13 4,42 2,93 2,91 3,07 4,06 2,85 2,77 3,21 4,16 3,00 2,71 3,21 3,52 2,68 2,59 3,01 2,96 2,71 2,72 2,72 2,82 2,98
Meer dan 10 jaar 13 3,01 3,06 3,20 2,91 3,01 3,02 3,14 2,85 2,94 2,79 3,12 3,17
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Voor deze categorie zijn de huishoudens en de niet-financiële vennootschappen tezamen genomen en toegewezen aan huishoudens, omdat de uitstaande bedragen van de niet-financiële vennootschappen te verwaarlozen zijn, vergeleken bij die van huishoudens wanneer alle deelnemende lidstaten tezamen worden genomen. 3) Onder deze categorie valt niet de verleende gemakskredietkaartschuld, d.w.z. krediet verleend tegen 0% rente gedurende de factureringscyclus. 4) De effectieve rente in procenten per jaar omvat de totale kosten van een lening. dece totale kosten omvatten zowel rente als andere (aanverwante) kosten zoals informatiekosten, beheerskosten, documentaire kosten en garanties.
S 42
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1) *
(procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven)
4. Rente op deposito’s (uitstaande bedragen) Giraal 2)
2012 aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni juli
1 0,44 0,42 0,41 0,40 0,39 0,37 0,36 0,36 0,34 0,33 0,32 0,31
Deposito’s van huishoudens Met vaste looptijd Met opzegtermijn 2), 3) Tot en met Meer dan Tot en met Meer dan 2 jaar 2 jaar 3 maanden 3 maanden 2 3 4 5 2,70 2,78 1,68 1,82 2,69 2,79 1,65 1,78 2,67 2,74 1,62 1,73 2,66 2,75 1,61 1,65 2,64 2,73 1,59 1,59 2,58 2,71 1,53 1,53 2,58 2,75 1,39 1,48 2,53 2,70 1,37 1,43 2,47 2,70 1,36 1,36 2,41 2,67 1,31 1,30 2,36 2,67 1,30 1,27 2,28 2,65 1,28 1,23
Deposito’s van niet-financiële vennootschappen Giraal 2) Met vaste looptijd Tot en met Meer dan 2 jaar 2 jaar 6 7 8 0,46 1,84 3,01 0,46 1,82 3,02 0,45 1,78 2,95 0,43 1,79 2,96 0,42 1,80 2,91 0,39 1,75 2,88 0,40 1,72 2,93 0,40 1,65 2,89 0,38 1,60 2,83 0,38 1,57 2,79 0,38 1,51 2,80 0,37 1,46 2,77
Repo’s
9 2,46 2,61 2,55 2,54 2,65 2,32 1,99 2,18 1,99 1,62 1,72 1,66
5. Rente op leningen (uitstaande bedragen) Leningen aan huishoudens
2012 aug. sept. okt. nov. dec. 2013 jan. feb. maart april mei juni juli
Woninghypotheken, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar 1 2 3 3,73 3,52 3,67 3,71 3,51 3,67 3,64 3,45 3,61 3,53 3,42 3,60 3,49 3,39 3,56 3,46 3,36 3,52 3,45 3,35 3,51 3,50 3,36 3,49 3,49 3,33 3,49 3,47 3,30 3,46 3,50 3,29 3,43 3,51 3,24 3,40
G21. Nieuwe deposito’s met vaste looptijd
Met een looptijd van Tot en met 1 jaar 7 3,81 3,78 3,76 3,72 3,71 3,73 3,72 3,68 3,66 3,65 3,61 3,62
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar 8 3,41 3,40 3,29 3,30 3,28 3,26 3,26 3,25 3,25 3,24 3,24 3,26
Meer dan 5 jaar 9 3,36 3,34 3,26 3,25 3,22 3,17 3,19 3,16 3,15 3,13 3,14 3,15
G22. Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente
(procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode)
huishoudens, tot en met 1 jaar niet-financiële vennootschappen, tot en met 1 jaar huishoudens, meer dan 2 jaar niet-financiële vennootschappen, meer dan 2 jaar
Leningen aan niet-financiële vennootschappen
Consumptief krediet en overige leningen, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar 4 5 6 7,77 6,23 5,05 7,80 6,30 5,03 7,75 6,25 4,97 7,59 6,23 4,95 7,75 6,18 4,92 7,76 6,21 4,89 7,77 6,24 4,91 7,79 6,21 4,89 7,74 6,19 4,88 7,65 6,14 4,86 7,62 6,18 4,87 7,62 6,18 4,84
(procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode)
huishoudens, consumptief krediet huishoudens, woninghypotheken niet-financiële vennootschappen, tot en met EUR 1 miljoen niet-financiële vennootschappen, meer dan EUR 1 miljoen
5,00
9,00
4,50
4,50
8,00
8,00
4,00
4,00
7,00
7,00
3,50
3,50
3,00
3,00
6,00
6,00
2,50
2,50
5,00
5,00
2,00
2,00
4,00
4,00
1,50
1,50
3,00
3,00
1,00
1,00
2,00
2,00
0,50
0,50 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
1,00
1,00 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
5,00
9,00
Bron: ECB. * Voor de bron van de gegevens in de tabel en de daarmee verband houdende voetnoten, zie blz. S42.
ECB Maandbericht September 2013
S 43
4.6 Geldmarktrente
(procenten per jaar; gemiddelden per periode)
Girale deposito’s (EONIA)
Eenmaands deposito’s (EURIBOR)
Eurogebied 1), 2) Driemaands deposito’s (EURIBOR)
Zesmaands deposito’s (EURIBOR)
Twaalfmaands (EURIBOR)
Verenigde Staten Driemaands deposito’s (LIBOR)
Japan Driemaands deposito’s (LIBOR)
2010 2011 2012
1 0,44 0,87 0,23
2 0,57 1,18 0,33
3 0,81 1,39 0,58
4 1,08 1,64 0,83
5 1,35 2,01 1,11
6 0,34 0,34 0,43
7 0,23 0,19 0,19
2012 II III IV 2013 I II
0,34 0,13 0,08 0,07 0,08
0,39 0,16 0,11 0,12 0,12
0,69 0,36 0,20 0,21 0,21
0,98 0,63 0,37 0,34 0,31
1,28 0,90 0,60 0,57 0,51
0,47 0,43 0,32 0,29 0,28
0,20 0,19 0,19 0,16 0,16
2012 aug. sept. okt. nov. dec.
0,11 0,10 0,09 0,08 0,07
0,13 0,12 0,11 0,11 0,11
0,33 0,25 0,21 0,19 0,19
0,61 0,48 0,41 0,36 0,32
0,88 0,74 0,65 0,59 0,55
0,43 0,39 0,33 0,31 0,31
0,19 0,19 0,19 0,19 0,18
2013 jan. feb. maart april mei juni juli aug.
0,07 0,07 0,07 0,08 0,08 0,09 0,09 0,08
0,11 0,12 0,12 0,12 0,11 0,12 0,13 0,13
0,20 0,22 0,21 0,21 0,20 0,21 0,22 0,23
0,34 0,36 0,33 0,32 0,30 0,32 0,34 0,34
0,58 0,59 0,54 0,53 0,48 0,51 0,53 0,54
0,30 0,29 0,28 0,28 0,27 0,27 0,27 0,26
0,17 0,16 0,16 0,16 0,16 0,15 0,16 0,15
G23. Geldmarktrente in het eurogebied 1), 2)
G24. Driemaands geldmarktrente
(maandgemiddelden; procenten per jaar)
(maandgemiddelden; procenten per jaar)
eenmaands driemaands twaalfmaands
9,00
eurogebied 1), 2) Japan Verenigde Staten
9,00
9,00
8,00
8,00
8,00
8,00
7,00
7,00
7,00
7,00
6,00
6,00
6,00
6,00
5,00
5,00
5,00
5,00
4,00
4,00
4,00
4,00
3,00
3,00
3,00
3,00
2,00
2,00
2,00
2,00
1,00
1,00
1,00
1,00
0,00
0,00
0,00
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
1994
1996
1998
2000
9,00
2002
2004
2006
2008
2010
2012
0,00
Bron: ECB. 1) Vóór januari 1999 werden op basis van de nationale, met het bbp gewogen rentevoeten, rentevoeten voor het eurogebied geconstrueerd. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
S 44
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.7 Rendementscurves in het eurogebied 1)
(overheidsobligaties, eurogebied met AAA-rating; ultimo rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten)
3 maanden
1 jaar
2 jaar
Spot-rentes 5 jaar 7 jaar
10 jaar
10 jaar - 3 maanden (ecart) 6 7
10 jaar - 2 jaar (ecart) 8
Onmiddellijke termijnrentes 1 jaar 2 jaar 5 jaar
10 jaar
1
2
3
4
5
9
10
11
12
2010 2011 2012
0,49 0,00 0,06
0,60 0,09 -0,04
0,93 0,41 -0,01
2,15 1,56 0,58
2,78 2,13 1,09
3,36 2,65 1,72
2,87 2,65 1,66
2,43 2,24 1,74
0,85 0,32 -0,09
1,70 1,15 0,17
3,99 3,24 1,84
4,69 3,84 3,50
2012 II III IV 2013 I II
0,04 0,02 0,06 0,04 0,03
0,08 -0,01 -0,04 0,00 0,11
0,27 0,07 -0,01 0,07 0,30
1,17 0,76 0,58 0,65 1,05
1,73 1,29 1,09 1,12 1,54
2,32 1,94 1,72 1,76 2,14
2,27 1,92 1,66 1,72 2,11
2,05 1,87 1,74 1,69 1,84
0,20 0,00 -0,09 0,01 0,27
0,76 0,36 0,17 0,29 0,73
2,69 2,10 1,84 1,83 2,35
3,82 3,75 3,50 3,60 3,78
2012 aug. sept. okt. nov. dec.
0,03 0,02 0,01 0,04 0,06
-0,05 -0,01 -0,01 -0,02 -0,04
0,01 0,07 0,09 0,04 -0,01
0,75 0,76 0,78 0,65 0,58
1,29 1,29 1,31 1,15 1,09
1,91 1,94 1,95 1,80 1,72
1,88 1,92 1,94 1,76 1,66
1,90 1,87 1,86 1,76 1,74
-0,08 0,00 0,02 -0,03 -0,09
0,30 0,36 0,39 0,27 0,17
2,17 2,10 2,13 1,91 1,84
3,55 3,75 3,72 3,60 3,50
2013 jan. feb. maart april mei juni juli aug.
0,07 0,03 0,04 0,03 0,02 0,03 0,01 0,02
0,15 0,01 0,00 -0,01 0,03 0,11 0,04 0,09
0,32 0,10 0,07 0,04 0,13 0,30 0,18 0,27
0,99 0,74 0,65 0,54 0,75 1,05 0,88 1,06
1,45 1,24 1,12 0,96 1,22 1,54 1,36 1,58
2,02 1,88 1,76 1,55 1,84 2,14 1,95 2,17
1,95 1,86 1,72 1,52 1,82 2,11 1,95 2,16
1,71 1,78 1,69 1,51 1,71 1,84 1,77 1,90
0,28 0,05 0,01 -0,01 0,08 0,27 0,14 0,23
0,70 0,38 0,29 0,23 0,41 0,73 0,54 0,71
2,18 1,99 1,83 1,58 1,95 2,35 2,14 2,43
3,62 3,72 3,60 3,28 3,62 3,78 3,59 3,78
G25. Spot-rendementscurves, eurogebied 2)
G26. Spot-rentes en ecarts, eurogebied 2)
(procenten per jaar; ultimo)
(daggegevens; rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten)
1-jaars rente 10-jaars rente ecart tussen 10-jaars en 3-maandsrentes ecart tussen 10-jaars en 2-jaarsrentes
augustus 2013 juli 2013 juni 2013 4,0
4.0
3,5
3.5
3,0
3.0
2,5
2.5
2,0
2.0
1,5
1.5
1,0
1.0
0,5
0.5
0,0
0.0
-0,5
0
5 jaars
10 jaars
15 jaars
20 jaars
25 jaars
30 jaars
-0.5
II
III 2011
IV
I
II
2012
III
IV
I
II 2013
III
Bron: ECB-berekeningen gebaseerd op onderliggende gegevens verschaft door EuroMTS en op ratings verschaft door Fitch Ratings. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) De gegevens hebben betrekking op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met een AAA-rating.
ECB Maandbericht September 2013
S 45
4.8 Effectenbeursindices
(indices in punten; gemiddelden per periode)
Referentie Ruime index
50
Dow Jones EURO STOXX indices 1) Belangrijkste sectoren Grond- Diensten Consump- Olie en gas Financieel Industrie stoffen voor contiegoesumenten deren
Verenigde Staten Technologie
Nuts- Telecom- Gezondbedrijven municatie heidszorg
Japan
Standard Nikkei 225 & Poor’s 500
2010 2011 2012
1 265,5 256,0 239,7
2 2.779,3 2.611,0 2.411,9
3 463,1 493,4 503,7
4 166,2 158,1 151,9
5 323,4 351,2 385,7
6 307,2 311,6 307,2
7 182,8 152,6 122,1
8 337,6 349,4 330,2
9 224,1 222,5 219,2
10 344,9 301,7 235,9
11 389,6 358,4 268,5
12 408,4 432,7 523,3
13 1.140,0 1.267,6 1.379,4
14 10.006,5 9.425,4 9.102,6
2012 II III IV 2013 I II
224,0 238,7 252,0 268,2 271,8
2.226,2 2.400,9 2.543,3 2.676,6 2.696,1
472,5 505,9 536,8 568,7 574,6
140,8 152,7 163,6 181,2 188,6
370,7 392,3 407,4 443,1 458,8
285,3 307,8 310,5 309,8 303,7
108,2 117,2 133,0 144,1 141,5
311,6 327,7 347,7 378,1 383,0
207,4 215,9 231,6 257,2 259,3
223,4 234,0 232,0 222,9 226,1
261,9 265,6 245,4 241,3 239,3
493,2 548,5 570,7 600,1 653,6
1.349,7 1.400,9 1.418,1 1.514,0 1.609,5
9.026,5 8.886,4 9.208,6 11.457,6 13.629,3
2012 aug. sept. okt. nov. dec.
240,5 250,1 248,7 248,7 259,7
2.424,5 2.530,7 2.503,5 2.514,0 2.625,6
509,4 531,4 528,4 526,1 559,5
154,6 158,2 159,1 162,8 170,0
399,7 398,1 398,3 403,8 422,7
313,0 321,0 311,7 308,0 312,0
116,8 129,5 130,2 131,2 138,5
330,3 339,8 340,2 343,7 361,5
220,8 223,0 219,9 230,6 246,8
231,8 247,2 241,9 226,9 225,8
265,7 274,6 255,9 239,0 240,2
552,5 559,7 567,6 563,3 583,1
1.403,4 1.443,4 1.437,8 1.394,5 1.422,3
8.949,9 8.948,6 8.827,4 9.059,9 9.814,4
2013 jan. feb. maart april mei juni juli aug.
269,1 264,7 270,8 265,9 280,2 268,3 272,4 284,2
2.715,3 2.630,4 2.680,2 2.636,3 2.785,8 2.655,8 2.686,5 2.803,8
568,4 561,0 576,6 560,9 590,1 571,1 569,6 581,8
176,4 180,7 187,2 187,0 192,5 185,9 193,1 198,2
434,1 439,1 457,1 449,8 472,0 453,0 465,9 482,8
319,7 301,4 307,4 299,6 315,0 294,9 298,7 314,9
148,6 143,2 140,1 136,0 147,5 140,4 142,0 153,2
373,9 372,7 388,2 374,1 392,7 381,3 389,5 407,0
255,3 256,0 260,6 250,5 267,1 259,5 268,1 276,1
228,5 218,5 221,0 225,2 232,0 220,4 215,1 223,8
251,7 231,1 240,2 238,6 248,7 229,2 231,5 245,6
588,6 586,7 626,1 650,8 668,7 639,2 642,5 636,8
1.480,4 1.512,3 1.550,8 1.570,7 1.639,8 1.618,8 1.668,7 1.670,1
10.750,9 11.336,4 12.244,0 13.224,1 14.532,4 13.106,6 14.317,5 13.726,7
G27. Dow Jones EURO STOXX ruime index, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225 (januari 1994 = 100; maandgemiddelden)
Dow Jones EURO STOXX ruime index 1) Standard & Poor’s 500 Nikkei 225
400
400
350
350
300
300
250
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Bron: ECB 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting
S 46
ECB Maandbericht September 2013
2011
2012
2013
0
5
PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT 5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Geharmoniseerde consumptieprijsindex 1) Totaal Goederen Totaal Totaal m.u.v. onbewerkte voedingsmiddelen en energie
Index: 2005 = 100
% totaal 2012
Diensten
Memorandumpost: Door de overheid Totaal (seizoenvrij; procentuele mutatie t.o.v. voorgaande periode) gereguleerde prijzen 2) Totaal Bewerkte Onbewerkte Industriële Energie Diensten Totaal HICP Door de voedings- voedingsgoederen (niet uitgezonderd overheid middelen middelen m.u.v. seizoendoor de gereguenergie vrij) overheid leerde gereguleerde prijzen prijzen
2009 2010 2011 2012
100,0 1 108,1 109,8 112,8 115,6
100,0 2 0,3 1,6 2,7 2,5
81,7 3 1,3 1,0 1,7 1,8
57,7 4 -0,9 1,8 3,3 3,0
42,3 5 2,0 1,4 1,8 1,8
100,0 6 -
12,0 7 -
7,3 8 -
27,4 9 -
11,0 10 -
42,3 11 -
87,9 12 0,1 1,6 2,6 2,3
12,3 13 1,7 1,7 3,6 3,8
2012 II III IV 2013 I II
115,9 115,7 116,7 116,4 117,5
2,5 2,5 2,3 1,9 1,4
1,8 1,7 1,6 1,5 1,3
3,0 3,1 2,7 2,0 1,5
1,8 1,8 1,7 1,7 1,3
0,5 0,5 0,4 0,4 0,1
0,6 0,4 0,7 0,6 0,5
0,7 1,1 1,6 0,6 1,5
0,3 0,1 0,3 0,1 0,1
1,0 1,2 -0,1 1,0 -1,8
0,5 0,5 0,3 0,4 0,2
2,3 2,3 2,0 1,7 1,3
3,5 4,0 4,1 3,1 2,2
2013 maart april mei juni juli aug. 3)
117,5 117,4 117,5 117,6 117,0 117,1
1,7 1,2 1,4 1,6 1,6 1,3
1,6 1,1 1,3 1,3 1,3 .
1,7 1,2 1,4 1,7 1,7 .
1,8 1,1 1,5 1,4 1,4 1,5
0,1 -0,3 0,2 0,1 0,2 .
0,2 0,1 0,2 0,2 0,4 .
0,3 0,6 0,8 0,7 0,2 .
0,1 0,0 0,0 0,0 -0,2 .
-0,6 -1,0 -1,2 0,1 0,8 0,4
0,3 -0,5 0,5 0,2 0,2 .
1,5 1,0 1,3 1,5 1,6 .
3,1 2,3 2,2 2,1 1,7 .
Goederen Voedingsmiddelen (m.i.v. alcoholische dranken en tabak) Totaal Bewerkte Onbewerkte voedingsmid- voedingsmiddelen delen % totaal 2012
Diensten Industriële goederen
Huisvesting
Totaal
Industriële goederen m.u.v. energie
Energie
Transport Communicatie
Huur
Recreatie en persoonlijke diensten
Diversen
19,4 14 0,7 1,1 2,7 3,1
12,0 15 1,1 0,9 3,3 3,1
7,3 16 0,2 1,3 1,8 3,0
38,3 17 -1,7 2,2 3,7 3,0
27,4 18 0,6 0,5 0,8 1,2
11,0 19 -8,1 7,4 11,9 7,6
10,3 20 2,0 1,8 1,8 1,8
6,0 21 1,8 1,5 1,4 1,5
7,2 22 2,9 2,3 2,9 2,9
3,1 23 -1,0 -0,8 -1,3 -3,2
14,7 24 2,1 1,0 2,0 2,2
7,1 25 2,1 1,5 2,1 2,0
2012 II III IV 2013 I II
3,0 3,0 3,1 2,9 3,1
3,5 2,7 2,4 2,3 2,1
2,3 3,4 4,3 3,9 4,8
2,9 3,2 2,5 1,5 0,6
1,3 1,3 1,1 0,8 0,8
7,2 8,0 6,3 3,2 0,3
1,7 1,9 1,8 1,8 1,6
1,4 1,5 1,5 1,5 1,3
2,7 3,0 3,1 3,1 2,5
-3,1 -3,1 -3,8 -4,6 -4,5
2,2 2,2 2,1 2,8 2,0
2,0 1,9 1,9 0,7 0,9
2013 maart april mei juni juli aug. 3)
2,7 2,9 3,2 3,2 3,5 3,3
2,2 2,1 2,1 2,1 2,5 .
3,5 4,2 5,1 5,0 5,1 .
1,2 0,5 0,5 1,0 0,8 .
1,0 0,8 0,8 0,7 0,4 0,3
1,7 -0,4 -0,2 1,6 1,6 -0,4
1,8 1,7 1,6 1,6 1,8 .
1,5 1,3 1,4 1,3 1,7 .
3,0 2,4 2,8 2,4 2,3 .
-5,0 -4,8 -4,2 -4,6 -4,0 .
3,4 1,5 2,2 2,4 2,1 .
0,8 0,8 1,0 0,9 0,8 .
2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Deze experimentele statistieken bieden slechts een ruwe maatstaf voor prijsregulering aangezien wijzigingen in door de overheid gereguleerde prijzen niet volledig kunnen worden geïsoleerd van de andere invloeden. Zie de website van Eurostat (http://epp.eurostat.ec.europe.eu/portal/page/portal/hicp/introduction), waar de methodologie wordt toegelicht die is gebruikt bij het samenstellen van deze indicator. 3) Een raming op basis van voorlopige nationale cijfers, die gewoonlijk rond 95% van het eurogebied dekken, alsmede vroege gegevens omtrent energieprijzen.
ECB Maandbericht September 2013
S 47
5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
2. Industrie, bouwnijverheid en woningen Totaal (index: 2010 = 100) % totaal 2010
Totaal
Industriële producentenprijzen m.u.v. bouwnijverheid Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector VerwerTotaal Half- InvesteringsConsumptiegoederen kende fabrikaten goederen Totaal Duurzaam Nietindustrie duurzaam 75,4 68,1 27,5 18,7 21,9 2,2 19,7 3 4 5 6 7 8 9 -5,1 -2,8 -5,4 0,4 -2,1 1,2 -2,5 3,3 1,7 3,6 0,3 0,4 0,7 0,4 5,4 3,9 5,9 1,5 3,3 1,9 3,4 2,1 1,4 0,8 1,0 2,5 1,6 2,6
2009 2010 2011 2012
100,0 1 97,4 100,0 105,8 108,9
100,0 2 -4,8 2,7 5,8 3,0
2012 II III IV 2013 I II
108,7 109,3 109,4 109,7 108,7
2,7 2,7 2,4 1,2 0,0
1,7 1,9 2,0 0,8 -0,1
1,2 1,1 1,6 1,2 0,6
0,4 0,3 1,4 0,8 -0,4
1,1 0,9 0,8 0,8 0,6
2,1 2,3 2,5 2,1 1,9
1,7 1,5 1,1 0,7 0,7
2013 feb. maart april mei juni juli
109,8 109,6 108,9 108,6 108,6 108,9
1,3 0,6 -0,2 -0,2 0,3 0,2
1,0 0,2 -0,5 -0,2 0,4 0,3
1,3 1,0 0,6 0,5 0,6 0,6
0,8 0,4 -0,3 -0,5 -0,4 -0,5
0,8 0,7 0,6 0,6 0,6 0,5
2,1 1,9 1,8 1,9 2,1 2,0
0,6 0,6 0,7 0,8 0,7 0,6
Bouw- Woningen 2) 1) Energie nijverheid
31,9 10 -10,9 5,5 11,0 6,4
11 0,3 2,0 3,3 1,7
12 -3,4 1,2 1,3 -1,7
2,2 2,4 2,6 2,3 2,1
6,2 6,1 4,3 1,2 -1,5
1,8 1,4 1,3 1,0 .
-1,2 -2,8 -2,2 -2,9 .
2,3 2,1 1,9 2,1 2,3 2,2
1,6 -0,3 -2,0 -1,8 -0,5 -0,6
-
-
3. Grondstoffen en bbp-deflatoren OlieGrondstoffenprijzen exclusief energie prijzen 3) Invoergewogen 4) Aanwendingsgewogen 5) (EUR per Totaal Voedings NietTotaal Voedings Nietvat) middelen voedings middelen voedings middelen middelen % totaal
Bbp deflatoren Totaal Totaal Binnenlandse vraag Uitvoer 6) (seizoensTotaal Particuliere OverheidsBruto vrij consumptie consumptie investeindex: ringen 2000 = 100) in vaste activa
Invoer 6)
2009 2010 2011 2012
1 44,6 60,7 79,7 86,6
100,0 2 -18,5 44,6 12,2 0,5
35,0 3 -8,9 21,4 22,4 1,1
65,0 4 -23,1 57,9 7,7 0,3
100,0 5 -18,0 42,1 12,8 2,6
45,0 6 -11,4 27,1 20,7 6,4
55,0 7 -22,8 54,5 7,5 -0,3
8 107,2 108,0 109,4 110,8
9 0,9 0,8 1,2 1,3
10 -0,2 1,5 2,1 1,6
11 -0,4 1,6 2,5 2,1
12 2,1 0,8 0,8 1,1
13 -0,3 0,8 1,7 1,1
14 -3,4 3,1 3,6 1,6
15 -6,3 5,0 5,8 2,4
2012 II III IV 2013 I II
84,6 87,3 84,4 85,0 79,0
-1,1 5,3 4,4 -3,0 -5,2
-3,4 10,4 6,0 -2,4 -4,1
0,1 2,7 3,7 -3,3 -5,8
1,1 7,8 7,0 -1,6 -4,3
4,1 16,0 10,2 0,0 -2,1
-1,2 1,6 4,5 -2,8 -6,2
110,6 110,9 111,4 111,9 112,5
1,3 1,3 1,4 1,6 1,8
1,6 1,6 1,5 1,3 1,3
2,1 2,0 1,8 1,5 1,5
1,2 1,4 0,6 1,8 1,2
1,1 0,9 0,8 0,5 0,6
1,4 1,6 1,4 0,3 0,2
2,3 2,3 1,6 -0,4 -0,9
2013 maart april mei juni juli aug.
84,2 79,3 79,2 78,3 81,9 82,6
-1,6 -3,5 -4,8 -7,4 -12,2 -12,8
-0,4 -3,1 -3,3 -5,8 -16,7 -20,3
-2,2 -3,7 -5,5 -8,2 -9,8 -8,7
-0,7 -2,0 -4,0 -6,9 -11,8 -12,2
1,2 0,3 -1,5 -4,8 -13,4 -15,9
-2,2 -3,8 -6,0 -8,6 -10,3 -8,9
-
-
-
-
-
-
-
-
Bronnen: Eurostat, berekeningen van de ECB op basis van Eurostat-gegevens (kolom 7 in Tabel 5.1.2 en kolommen 8-15 in Tabel 5.1.3), berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Thomson Reuters (kolom 1 in Tabel 5.1.3) en berekeningen van de ECB (kolom 12 in Tabel 5.1.2 en kolommen 2-7 in Tabel 5.1.3). 1) Inputprijzen voor woningen. 2) Experimentele gegevens op basis van niet-geharmoniseerde nationale bronnen (zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details). 3) Brent Blend (voor éénmaands-termijnlevering). 4) Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de structuur van de invoer van het eurogebied in de periode.2004-2006. 5) Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de binnenlandse vraag van het eurogebied (binnenlandse productie plus invoer minus uitvoer) in de periode.2004-2006. Experimentele gegevens (zie zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details). 6) De deflatoren voor de uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten, met inbegrip van de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied.
S 48
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar)
4. Arbeidskosten per eenheid product, loonsom per arbeidsinzet en arbeidsproductiviteit (kwartaalgegevens, voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd) Totaal (index: 2005 = 100)
Totaal
1
2
Naar bedrijfstak Landbouw, Verwerken- Bouwnijverbosbouw de industrie, heid en visserij energie en nutsbedrijven
3
4
Handel, transport en horeca
5
6
Informatie Financiële en commu- dienstverlenicatie ning en verzekeringen
7
Onroerend Professio goed nele, zakelijke en ondersteunende diensten
8
9
10
Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en sociale dienstverlening 11
Kunst- en entertainmentsector en overige dienstverlening
0,3 1,3 1,2 0,7 -0,8 -1,0
3,3 0,6 1,3 0,7 -0,8 -1,6
2,9 2,0 1,6 2,6 1,9 1,9
0,3 0,5 0,7 1,1 -0,5 0,6
1,2 2,2 1,5 2,6 3,1 1,1
1,3 1,3 0,9 1,1 1,5 1,9
2,3 1,1 0,7 0,5 1,4 0,8
2,9 2,1 2,3 2,2 1,5 1,9
1,1 0,9 1,0 1,4 0,1 1,5
1,7 1,8 1,7 1,4 1,7 0,7
1,0 0,0 -0,3 0,4 2,3 2,9
-0,9 0,4 -0,5 -0,2 2,2 2,4
0,0 0,1 0,6 -0,5 -0,4 0,0
0,8 0,4 0,2 0,3 0,6 1,0
0,5 -0,4 0,2 -1,2 -1,4 -0,4
1,1 1,4 0,9 1,1 2,1 3,3
1,6 1,6 0,3 0,5 3,9 3,8
2,7 2,2 2,2 2,2 1,9 2,6
1,0 1,0 1,3 1,7 0,0 2,3
1,7 2,5 2,5 1,9 2,7 2,0
0,9 0,0 -0,3 0,3 2,9 4,1
-1,6 1,2 -0,3 0,4 4,0 4,5
-0,1 0,3 0,7 -0,5 0,3 1,1
0,7 0,6 0,6 0,5 0,6 1,8
0,5 0,3 1,1 -0,6 -0,3 1,1
12
Arbeidskosten per eenheid product 1) 2011 2012 2012 II III IV 2013 I
110,5 112,4 112,3 112,6 113,0 113,8
0,9 1,7 1,5 1,9 1,7 1,9
-0,6 4,6 4,1 6,1 6,8 2,1
0,4 2,6 2,6 2,4 2,9 3,5
1,6 2,5 1,8 2,0 3,8 2,3
2011 2012 2012 II III IV 2013 I
114,3 116,2 116,1 116,5 116,8 117,8
2,1 1,7 1,8 1,9 1,4 1,8
2,0 1,3 1,3 1,1 1,1 1,9
3,3 2,6 2,9 2,8 2,8 2,9
3,9 2,9 2,7 3,2 3,4 2,9
2011 2012 2012 II III IV 2013 I
103,4 103,4 103,5 103,4 103,3 103,6
1,2 0,0 0,3 -0,1 -0,2 -0,1
2,6 -3,2 -2,7 -4,7 -5,3 -0,2
2,9 0,0 0,3 0,4 -0,1 -0,6
2,2 0,4 0,9 1,2 -0,4 0,6
2011 2012 2012 II III IV 2013 I
115,8 118,6 118,8 118,9 119,5 121,1
1,9 2,4 2,6 2,6 2,1 3,1
0,5 3,1 2,4 2,4 3,6 3,8
2,4 3,6 4,1 4,0 3,9 4,8
4,4 4,7 4,9 5,1 4,9 5,8
2011 2012 2012 II III IV 2013 I
105,4 106,0 106,3 106,1 106,3 107,1
1,2 0,7 1,0 0,5 0,5 1,2
3,4 -2,6 -2,3 -4,5 -4,6 -0,3
2,1 1,0 1,4 1,6 1,1 1,3
2,3 1,8 2,7 2,7 0,8 3,3
0,8 1,4 0,8 1,7 1,9 2,2
0,6 3,2 2,3 3,2 5,2 3,9
Loonsom per werknemer 1,6 1,5 1,6 1,7 1,4 1,1
2,6 2,1 2,1 2,1 1,9 1,3
Arbeidsproductiviteit per werknemer 2) 0,8 0,1 0,8 0,0 -0,6 -1,1
2,0 -1,1 -0,2 -1,1 -3,2 -2,5
Loonsom per gewerkt uur 1,8 2,2 2,4 2,5 2,1 2,3
2,5 2,1 1,8 1,9 2,1 1,9
Arbeidsproductiviteit per uur 2) 1,0 0,8 1,5 0,4 0,2 -0,3
1,8 -1,0 -0,2 -1,4 -2,7 -1,8
5. Arbeidskosten per uur 3)
% totaal in 2008 2011 2012 2012 III IV 2013 I II
Totaal (seizoenvrij, index: 2008 = 100)
Totaal
Naar component
100,0
100,0
75,2
24,8
1 106,5 108,2 105,7 114,4 102,1 .
2 2,1 1,5 1,7 1,3 1,6 .
3 2,0 1,7 1,9 1,4 1,7 .
4 2,8 1,2 1,2 0,9 1,4 .
Lonen
Naar bedrijfstak
Door werkgevers Delfstoffenwinning, betaalde socialeverwerkende verzekerings industrie en energie premies
Bouwnijverheid
Dienstensector
32,4
9,0
58,6
5 3,1 2,4 2,8 2,7 3,3 .
6 2,6 2,3 2,4 2,1 1,8 .
7 2,5 1,9 1,9 1,7 1,3 .
PM: indicatoren van contractlonen 4)
8 2,0 2,1 2,2 2,2 2,0 1,7
Bronnen: Eurostat, berekeningen van de ECB op basis van Eurostat-gegevens (Tabel 5.1.4) en berekeningen van de ECB (kolom 8 in Tabel 5.1.5). 1) Loonsom (tegen lopende prijzen) per werknemer gedeeld door de arbeidsproductiviteit per werknemer. 2) Totale bbp en toegevoegde waarde per bedrijfstak (volumes) per arbeidsinzet (werknemers en gewerkte uren). 3) De arbeidskosten per uur voor de gehele economie, met uitzondering van landbouw, openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en diensten die niet elders zijn gerubriceerd. Door verschillen in dekking kan het voorkomen dat de schattingen voor de componenten niet consistent zijn met het totaal. 4) Experimentele gegevens (zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details).
ECB Maandbericht September 2013
S 49
5.2 Productie en vraag
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd)
1. Bbp en uitgavencomponenten Bbp Totaal Totaal
1
2
Binnenlandse vraag Particuliere OverheidsBruto consumptie consumpties investeringen in vaste activa 3
4
Voorraadmutaties 2)
Totaal
Extern saldo 1) Uitvoer 1)
Invoer 1)
6
7
8
9
5
Lopende prijzen (EUR miljard) 2009 2010 2011 2012
8.921,8 9.168,4 9.423,7 9.484,6
8.803,9 9.046,0 9.293,4 9.233,7
5.135,3 5.271,4 5.418,8 5.453,2
1.988,2 2.016,2 2.029,6 2.039,0
1.730,6 1.737,5 1.795,6 1.744,6
-50,3 20,9 49,4 -3,0
117,8 122,4 130,3 250,8
3.287,1 3.786,6 4.173,0 4.344,5
3.169,2 3.664,2 4.042,7 4.093,7
2012 II III IV 2013 I II
2.369,9 2.374,9 2.372,7 2.381,4 2.400,6
2.308,7 2.306,3 2.299,8 2.303,4 2.315,6
1.360,4 1.362,7 1.363,3 1.366,3 1.373,1
510,3 510,5 510,2 514,8 518,1
436,1 435,2 430,8 421,5 423,3
1,9 -2,2 -4,4 0,8 1,1
61,2 68,7 72,9 78,0 85,0
1.085,2 1.097,2 1.090,9 1.079,6 1.095,7
1.024,1 1.028,6 1.018,0 1.001,6 1.010,7
100,0
97,4
57,5
21,5
18,4
0,0
2,6
-
-
-
-
1,1 0,6 -0,5 -1,0 1,6
-0,2 0,2 -0,9 -1,1 1,4
% bbp
2012
Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 2012 II III IV 2013 I II
-0,3 -0,1 -0,5 -0,2 0,3
-0,9 -0,3 -0,6 -0,2 0,1
-0,6 -0,1 -0,5 -0,2 0,2
-0,3 -0,2 0,1 0,0 0,4
-1,9 -0,4 -1,2 -2,2 0,3
2009 2010 2011 2012
-4,4 2,0 1,5 -0,6
-3,7 1,2 0,7 -2,2
-1,0 1,0 0,3 -1,4
2,6 0,6 -0,1 -0,6
-12,8 -0,4 1,6 -3,9
-
-
-12,5 11,7 6,4 2,5
-11,0 10,1 4,3 -1,1
2012 II III IV 2013 I II
-0,5 -0,7 -1,0 -1,0 -0,5
-2,4 -2,5 -2,3 -2,0 -1,0
-1,3 -1,7 -1,5 -1,3 -0,6
-0,7 -0,6 -0,7 -0,4 0,3
-3,7 -3,9 -4,5 -5,6 -3,5
-
-
3,4 2,8 2,0 0,1 0,7
-0,8 -1,2 -0,9 -1,9 -0,4
2012 II III IV 2013 I II
-0,3 -0,1 -0,5 -0,2 0,3
-0,8 -0,3 -0,6 -0,2 0,1
0,6 0,2 0,1 0,0 0,2
-
-
2009 2010 2011 2012
-4,4 2,0 1,5 -0,6
-3,7 1,2 0,7 -2,2
-0,5 0,6 0,2 -0,8
0,5 0,1 0,0 -0,1
-2,7 -0,1 0,3 -0,7
-0,9 0,6 0,2 -0,5
-0,7 0,7 0,9 1,6
-
-
2012 II III IV 2013 I II
-0,5 -0,7 -1,0 -1,0 -0,5
-2,4 -2,4 -2,2 -1,9 -1,0
-0,8 -1,0 -0,8 -0,8 -0,3
-0,2 -0,1 -0,2 -0,1 0,1
-0,7 -0,7 -0,9 -1,0 -0,6
-0,7 -0,6 -0,4 0,0 -0,1
1,8 1,8 1,3 0,9 0,5
-
-
mutaties in procenten per jaar
bijdrage tot de mutaties in procenten in het bbp van kwartaal op kwartaal; procentpunten -0,3 0,0 -0,3 -0,1 0,1
-0,1 0,0 0,0 0,0 0,1
-0,4 -0,1 -0,2 -0,4 0,0
-0,1 -0,2 -0,2 0,4 -0,1
bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in het bbp; procentpunten
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten mede de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. Zij stemmen niet geheel overeen met de gegevens in Tabellen 3.1, 7.1.1, 7.2.3 en 7.5.1 en 7.5.3. 2) Inclusief aankopen minus verkopen van waarden.
S 50
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.2 Productie en vraag
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd)
2. Toegevoegde waarde naar bedrijfstak Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Totaal
1
Landbouw, Verwerken- BouwnijverHandel, bosbouw de industrie, heid transport en en visserij energie en horeca nutsbedrijven
2
3
4
5
Informatie Financiële en commu- dienstverlenicatie ning en verzekeringen
6
Onroerend goed
7
8
Belastingen minus Openbaar Kunst- en subsidies op bestuur, entertain- producten onderwijs, mentsector gezonden overige heidszorg dienstverleen sociale ning dienstverlening 9 10 11 12
Professio nele, zakelijke en ondersteunende diensten
Lopende prijzen (EUR miljard) 2009 2010 2011 2012
8.028,5 8.226,9 8.450,9 8.507,5
124,0 136,2 141,2 143,8
1.464,5 1.578,7 1.640,4 1.642,1
530,2 498,4 500,9 490,2
1.532,5 1.547,9 1.589,9 1.602,3
370,1 370,4 372,0 367,8
421,4 438,2 436,5 429,7
902,8 917,7 964,7 981,5
806,4 826,5 860,1 878,5
1.581,7 1.612,6 1.637,1 1.657,5
294,8 300,2 308,1 314,1
893,3 941,5 972,7 977,0
2012 II III IV 2013 I II
2.125,8 2.130,6 2.129,6 2.140,2 2.154,1
35,3 36,0 37,0 37,1 37,2
411,1 412,8 409,8 410,9 414,9
123,1 122,2 120,9 120,2 120,3
399,7 400,9 402,3 401,9 404,3
92,3 91,9 90,8 89,9 89,7
108,4 106,2 106,7 109,0 110,2
244,3 245,8 247,9 248,9 251,0
218,7 220,5 221,0 221,8 224,0
415,0 415,5 413,9 420,8 422,3
78,0 78,8 79,2 79,7 80,2
244,1 244,3 243,1 241,1 246,4
100,0
1,7
19,3
5,8
18,8
11,5
10,3
19,5
3,7
-
0,1 0,3 0,5 0,0 0,5
-0,3 0,3 -0,3 0,5 0,5
0,1 0,0 0,5 0,0 0,4
-0,6 0,1 0,3 0,2 0,0
-1,1 -0,2 -1,0 -0,3 0,7
% toegevoegde waarde 2012
4,3
5,1
Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 2012 II III IV 2013 I II
-0,2 -0,1 -0,4 -0,1 0,3
-1,7 -1,5 -0,3 0,8 -0,4
-0,2 0,0 -1,6 -0,2 0,4
-1,3 -1,0 -1,6 -1,1 -0,3
-0,4 -0,5 -0,9 -0,3 0,4
-0,2 0,1 -0,9 -0,5 0,0
0,8 0,1 1,0 -0,4 -1,0
2009 2010 2011 2012
-4,4 2,0 1,7 -0,5
1,3 -3,0 0,5 -4,7
-12,9 9,5 3,0 -1,1
-8,0 -5,7 -1,7 -4,4
-5,1 0,7 1,6 -0,6
2,9 1,9 3,3 0,4
0,4 0,2 0,6 -0,8
0,4 -0,1 2,1 0,8
-7,9 2,3 2,7 0,8
1,5 1,3 1,1 0,1
-0,6 0,4 0,5 0,2
-4,2 1,4 0,1 -2,0
2012 II III IV 2013 I II
-0,3 -0,6 -0,8 -0,8 -0,4
-4,2 -6,1 -6,6 -2,7 -1,3
-0,9 -0,8 -1,4 -2,0 -1,5
-3,8 -3,9 -5,3 -4,9 -4,0
-0,2 -0,9 -1,6 -2,1 -1,3
1,1 0,4 -1,2 -1,5 -1,3
-0,8 -0,7 1,2 1,6 -0,3
0,7 0,7 0,9 1,0 1,4
0,9 0,8 0,1 0,2 1,0
0,0 -0,2 0,3 0,7 0,9
0,3 0,1 -0,1 0,0 0,6
-2,1 -1,9 -2,2 -2,7 -0,9
2012 II III IV 2013 I II
-0,2 -0,1 -0,4 -0,1 0,3
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 -0,3 0,0 0,1
0,0 0,0 0,1 0,0 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-
2009 2010 2011 2012
-4,4 2,0 1,7 -0,5
0,0 0,0 0,0 -0,1
-2,6 1,7 0,6 -0,2
-0,5 -0,4 -0,1 -0,3
-1,0 0,1 0,3 -0,1
0,1 0,1 0,1 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,2 0,1
-0,8 0,2 0,3 0,1
0,3 0,3 0,2 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0
-
2012 II III IV 2013 I II
-0,3 -0,6 -0,8 -0,8 -0,4
-0,1 -0,1 -0,1 0,0 0,0
-0,2 -0,1 -0,3 -0,4 -0,3
-0,2 -0,2 -0,3 -0,3 -0,2
0,0 -0,2 -0,3 -0,4 -0,3
0,0 0,0 -0,1 -0,1 -0,1
0,0 0,0 0,1 0,1 0,0
0,1 0,1 0,1 0,1 0,2
0,1 0,1 0,0 0,0 0,1
0,0 0,0 0,1 0,1 0,2
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-
mutaties in procenten per jaar
bijdrage tot de mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal in de toegevoegde waarde, procentpunten -0,1 -0,1 -0,1 -0,1 0,0
-0,1 -0,1 -0,2 -0,1 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,1 0,0 -0,1
0,0 0,0 0,1 0,0 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,1
bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in de toegevoegde waarde, procentpunten
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 51
5.2 Productie en vraag
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
3. Industriële productie Totaal
Industrie m.u.v. bouwnijverheid Totaal (seizoenvrij; index: 2010 = 100
Totaal Verwerkende industrie
Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Totaal HalfInveste Consumptiegoederen fabrikaten ringsTotaal Duurzaam Nietgoederen duurzaam
Bouw nijverheid
Energie
100,0
79,4
79,4
68,3
67,7
26,7
23,2
17,8
2,3
15,5
11,7
20,6
2010 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni
1 4,0 2,1 -3,0 -2,7 -3,3 -2,9 -1,7 -2,3 -2,5 -1,7 -1,6 -0,5
2 100,0 103,2 100,8 101,2 99,2 99,4 100,6 99,2 100,1 100,5 100,3 101,0
3 7,3 3,2 -2,4 -2,2 -3,1 -2,3 -0,5 -3,2 -1,4 -0,5 -1,3 0,3
4 7,7 4,4 -2,6 -2,3 -3,4 -2,7 -0,4 -2,5 -3,0 -0,4 -1,4 0,6
5 7,7 4,5 -2,7 -2,5 -3,6 -2,9 -0,5 -2,7 -3,3 -0,5 -1,4 0,5
6 10,0 3,8 -4,3 -4,2 -4,8 -3,6 -2,1 -2,9 -4,1 -2,5 -2,6 -1,3
7 8,9 8,2 -1,1 -0,8 -3,3 -3,6 1,4 -3,9 -3,1 1,5 -0,6 3,3
8 2,8 0,8 -2,4 -2,2 -2,0 -0,9 -0,7 -0,5 -2,4 -0,2 -0,9 -1,1
9 2,7 0,6 -4,5 -5,4 -5,1 -4,5 -3,8 -4,9 -1,9 -4,5 -6,1 -1,0
10 2,9 0,9 -2,1 -1,8 -1,6 -0,5 -0,2 -0,1 -2,6 0,6 -0,1 -1,1
11 3,9 -4,7 -0,2 0,0 -0,3 0,0 -0,7 -6,7 8,7 -0,7 0,2 -1,7
12 -7,8 -2,1 -5,4 -4,7 -4,3 -5,7 -5,0 2,1 -7,6 -6,3 -3,8 -3,0
2013 feb. maart april mei juni
0,4 0,1 0,7 -0,3 0,6
-
0,2 0,9 0,4 -0,2 0,7
0,1 0,2 1,0 -0,2 1,1
0,8 1,8 -1,6 -1,9 4,9
-1,5 0,0 0,9 0,7 -0,6
1,7 3,7 -1,4 0,1 -1,6
0,7 -1,8 1,3 0,5 0,7
% totaal in 2010
mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) -0,2 0,3 0,7 -0,1 1,2
-0,2 0,0 0,1 0,6 0,5
0,8 1,0 2,2 -1,1 2,5
-1,4 0,1 0,4 0,3 0,2
4. Orderontvangsten en omzet in de industrie, detailhandelsverkopen en registratie nieuwe personenauto’s Indicator orderontvangsten in de industrie 1)
Omzet in de Industrie
Detailhandelsverkopen m.u.v. autobrandstoffen
Verwerkende industrie Verwerkende industrie Lopende (lopende prijzen) prijzen Totaal (seizoenvrij; index: 2005 = 100)
Totaal
Totaal (seizoenvrij; index: 2010 = 100)
Totaal
% totaal in 2010
100,0 1
100,0 2
100,0 3
100,0 4
2010 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 maart april mei juni juli
100,0 108,6 104,6 104,7 103,2 102,9 103,8 103,8 102,7 103,6 105,1 .
17,7 8,6 -3,7 -2,9 -2,3 -2,3 -1,2 -2,3 -2,5 -1,9 0,8 .
100,0 109,2 108,7 109,2 107,2 106,9 106,8 107,4 106,7 106,5 107,1 .
10,3 9,1 -0,5 -0,7 -1,7 -2,7 -1,7 -2,8 -2,0 -2,7 -0,5 .
2013 maart april mei juni juli
-
1,3 -1,0 0,9 1,4 .
-
0,7 -0,6 -0,2 0,6 .
Totaal
100,0 5
Registratie nieuwe personenauto’s
Constante prijzen Totaal (seizoenvrij; index: 2010 = 100) 100,0 6
Totaal Voedings middelen, dranken en tabak 100,0 7
40,1 8
Niet-voedingsmiddelen Textiel, Huishoud kleding en artikelen schoeisel 51,1 9
2,1 100,0 0,6 0,3 1,4 1,8 99,7 -0,3 -1,0 0,5 0,5 98,0 -1,7 -1,2 -1,7 0,8 98,2 -1,4 -0,8 -1,4 -0,8 96,8 -2,7 -2,0 -2,8 -1,2 97,1 -2,0 -1,7 -2,2 -0,2 97,3 -0,7 -1,7 0,1 -1,7 96,8 -2,2 -0,6 -3,4 -0,7 96,8 -1,1 -2,5 0,1 0,5 97,9 0,1 -0,8 0,6 -0,4 97,2 -1,1 -1,8 -0,3 -0,5 97,4 -1,3 -0,6 -1,6 mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) -0,1 -0,2 0,8 -0,7 -0,1 0,0 -1,5 1,0 1,2 1,1 1,2 0,8 -0,5 -0,7 -0,5 -0,6 0,2 0,1 1,0 -0,4
TankTotaal stations (seizoen vrij; duizenden) 2)
Totaal
9,4 10
11,9 11
8,8 12
13
14
2,2 1,3 -4,2 -2,6 -4,7 -3,6 2,3 -9,4 3,3 0,5 3,0 .
0,2 -0,2 -2,6 -1,9 -4,3 -4,6 -3,1 -5,6 -3,6 -1,9 -3,8 .
-3,0 -3,3 -5,2 -4,6 -5,7 -3,6 -0,9 -2,1 0,3 -0,4 -2,5 -4,9
843 838 744 721 709 688 708 700 710 704 711 .
-8,5 -1,1 -11,0 -12,7 -14,2 -11,3 -7,2 -10,9 -6,5 -8,0 -7,2 .
-3,1 2,5 0,9 1,3 .
-0,5 -0,1 1,0 -1,0 .
1,0 0,6 0,3 0,6 -1,0
-
0,3 1,5 -1,0 1,0 .
Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 1 en 2 in Tabel 5.2.4, die bestaan uit op nationale gegevens gebaseerde experimentele statistieken van de ECB, en kolommen 13 en 14 in Tabel 5.2.4, die bestaan uit berekeningen van de ECB op basis van gegevens van de European Automobile Manufacturers’ Association. 1) Zie voor nadere details: de Bondt, G.J., Dieden, H.C., Muzikarova, S. en Vincze, I., “Introducing the ECB indicator on euro area industrial new orders”, Occasional Paper Series, Nr. 149, ECB, Frankfurt am Main, juni 2013. 2) De jaar- en kwartaalcijfers zijn gemiddelden van maandcijfers in de desbetreffende periode.
S 52
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.2 Productie en vraag
(procentuele saldi 1) , tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
5. Conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten Conjunctuurindicator 2) (langlopend gemiddelde = 100)
Indicator van consumentenvertrouwen
Verwerkende industrie Indicator van producentenvertrouwen OrderVoorraden ProductieTotaal 4) portefeuille gereed verwach product tingen
Bezettingsgraad 3) (%)
Totaal 4)
Financiële Economische Werkloosheid situatie in situatie in in komende komende komende 12 maanden 12 maanden 12 maanden
Besparing in komende 12 maanden
1 80,7 101,1 101,8 90,4
2 -28,7 -4,5 0,3 -11,7
3 -56,6 -24,2 -6,4 -24,3
4 14,8 1,0 2,3 6,8
5 -14,9 11,7 9,4 -4,0
6 71,0 77,1 80,6 78,6
7 -24,8 -14,2 -14,5 -22,3
8 -7,0 -5,3 -7,4 -11,3
9 -26,1 -12,3 -18,1 -27,6
10 55,3 31,2 23,2 38,4
11 -10,7 -8,0 -9,1 -12,0
2012 II III IV 2013 I II
92,3 87,4 86,8 90,1 89,8
-10,5 -14,9 -15,4 -12,2 -12,6
-21,9 -28,6 -32,0 -29,6 -30,9
6,5 8,1 6,8 5,4 6,1
-3,0 -8,1 -7,4 -1,6 -0,9
79,2 77,7 77,4 77,6 77,9
-19,5 -23,8 -26,2 -23,7 -20,9
-10,3 -11,8 -12,9 -11,4 -10,2
-24,2 -30,4 -31,7 -27,3 -24,9
32,3 40,7 46,3 42,6 35,9
-10,9 -12,4 -13,7 -13,3 -12,8
2013 maart april mei juni juli aug.
90,1 88,6 89,5 91,3 92,5 95,2
-12,2 -13,7 -13,0 -11,2 -10,6 -7,9
-30,2 -33,5 -30,9 -28,4 -27,8 -23,8
6,0 6,3 6,2 5,9 5,5 4,4
-0,4 -1,4 -1,9 0,7 1,5 4,6
77,5 78,3 -
-23,5 -22,2 -21,8 -18,8 -17,4 -15,6
-11,3 -10,9 -10,3 -9,5 -8,9 -8,0
-26,6 -26,4 -26,8 -21,5 -20,9 -15,8
42,0 37,9 36,5 33,3 30,4 30,4
-14,0 -13,7 -13,7 -11,0 -9,4 -8,2
2009 2010 2011 2012
Indicator van vertrouwen bouwnijverheid Totaal 4)
Indicator van vertrouwen detailhandel
Order- Verwachtingen portefeuille ten aanzien van werk gelegenheid
Indicator van vertrouwen dienstensector
Totaal 4)
Huidig onder nemings klimaat
Volume voorraden
Verwacht onder nemings klimaat
Totaal 4)
Ondernemingsklimaat
Vraag afgelopen maanden
Vraag komende maanden
2009 2010 2011 2012
12 -33,1 -28,8 -26,2 -28,4
13 -42,1 -39,4 -33,9 -34,9
14 -24,1 -18,2 -18,5 -22,0
15 -15,5 -4,1 -5,4 -15,2
16 -21,4 -6,6 -5,6 -18,9
17 9,8 7,2 11,1 14,2
18 -15,4 1,6 0,6 -12,6
19 -16,1 4,0 5,3 -6,9
20 -21,2 1,5 2,2 -11,9
21 -18,0 3,1 5,3 -7,8
22 -9,3 7,4 8,3 -1,1
2012 II III IV 2013 I II
-26,9 -29,4 -32,7 -29,1 -31,9
-32,0 -36,6 -40,2 -37,0 -38,8
-21,7 -22,2 -25,2 -21,2 -24,9
-14,4 -16,8 -16,0 -16,2 -16,6
-18,1 -21,8 -21,3 -24,4 -24,7
14,8 14,5 11,4 10,7 11,1
-10,4 -14,1 -15,4 -13,6 -13,9
-4,5 -10,6 -11,1 -7,8 -10,0
-10,1 -15,8 -15,4 -12,7 -14,6
-4,8 -11,7 -13,0 -9,0 -13,4
1,3 -4,2 -5,0 -1,8 -2,0
2013 maart april mei juni juli aug.
-29,9 -31,1 -33,0 -31,5 -32,6 -33,5
-37,9 -38,7 -39,8 -38,0 -41,3 -42,1
-21,9 -23,5 -26,2 -25,1 -23,8 -24,8
-17,1 -18,4 -16,7 -14,6 -14,0 -10,7
-25,2 -26,4 -25,9 -21,9 -21,1 -17,9
10,5 12,1 11,0 10,2 10,3 8,3
-15,6 -16,8 -13,2 -11,6 -10,4 -5,9
-7,1 -11,1 -9,3 -9,6 -7,8 -5,3
-11,2 -16,0 -13,2 -14,7 -11,6 -7,7
-7,9 -14,8 -12,9 -12,5 -10,4 -8,4
-2,1 -2,7 -1,7 -1,5 -1,3 0,2
Bron: Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden). 1) Het verschil tussen het percentage positieve en het percentage negatieve antwoorden. 2) De conjunctuurindicator is samengesteld uit de vertrouwensindicatoren voor producenten, diensten, consumenten, de bouwnijverheid en de detailhandel; aan de indicator van producentenvertrouwen wordt een gewicht van 40% toegekend, aan de indicator van vertrouwen in de dienstensector een gewicht van 30%, aan de indicator van consumentenvertrouwen een gewicht van 20% en aan de overige twee indicatoren een gewicht van elk 5%. Waarden van de conjunctuurindicator van meer (minder) dan.100 geven een boven (beneden) gemiddelde beoordeling van het economisch sentiment voor de periode vanaf 1990. 3) De gegevens worden jaarlijks verzameld in januari, april, juli en oktober. De kwartaalcijfers zijn het gemiddelde van twee opeenvolgende enqûetes. De jaarcijfers zijn afgeleid uit kwartaalgemiddelden. 4) De vertrouwensindicatoren worden berekend als enkelvoudig gemiddelde van de aangegeven componenten; de beoordelingen van de voorraden (de kolommen 4 en 17) en de werkloosheid (kolom 10) krijgen bij de berekening van de vertrouwensindicatoren een omgekeerd teken.
ECB Maandbericht September 2013
S 53
5.3 Arbeidsmarkt 1)
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet seizoen gecorrigeerd)
1. Werkgelegenheid Totaal
Naar soort werkgelegenheid Werk Zelf Landbouw, Verwer- BouwnijverHandel, nemers standigen bosbouw en kende indusheid transport en visserij trie, energie horeca en nutsbedrijven
Naar bedrijfstak Informatie en communicatie
Financiële dienstverlening en verzekeringen
Onroerend Professionele, goed zakelijke en ondersteunende diensten
7 Werknemers
8
9
10
Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en sociale dienstverlening
Kunst- en entertainmentsector en overige dienstverlening
11
12
13
1
2
3
4
5
6
2012
146.197
125.044
21.153
4.991
22.922
9.489
35.931
4.076
4.053
1.322
18.225
34.365
10.822
2012
100,0
85,5
14,5
3,4
15,7
6,5
24,6
2,8
2,8
0,9
12,5
23,5
7,4
2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I
-0,5 0,3 -0,7 -0,8 -0,6 -0,7 -1,0
-0,5 0,4 -0,7 -0,8 -0,8 -0,8 -1,0
-0,4 -0,4 -0,3 -0,6 0,2 -0,3 -0,9
-1,0 -2,1 -1,6 -1,5 -1,5 -1,4 -2,5
-2,9 0,1 -1,1 -1,1 -1,1 -1,4 -1,5
-3,8 -3,8 -4,8 -4,7 -5,1 -5,0 -5,5
-0,6 0,8 -0,8 -1,0 -0,9 -1,0 -1,0
-1,4 1,3 1,5 1,3 1,5 2,1 1,1
-0,9 -0,4 -0,7 -0,5 -1,1 -1,2 -1,2
-0,1 3,1 0,4 1,2 0,9 -1,3 -1,4
1,6 2,7 0,7 0,2 1,2 0,5 0,2
1,0 0,3 -0,3 -0,3 -0,5 -0,3 -0,3
0,8 0,0 0,6 0,1 1,3 1,4 0,4
2012 II III IV 2013 I
-0,1 -0,1 -0,3 -0,5
0,0 -0,1 -0,3 -0,5
-0,5 0,1 -0,4 -0,1
0,3 -0,6 -0,7 -1,5
-0,4 0,0 -0,6 -0,5
-0,8 -0,1 -1,7 -0,1 -1,6 -0,4 -1,6 -0,3 Gewerkte uren
0,5 -0,3 1,1 -0,2
-0,7 -0,8 0,2 0,0
0,6 -1,2 0,6 -1,4
0,3 0,8 -0,2 -0,7
0,0 -0,1 -0,1 -0,2
-0,2 0,7 -0,1 0,0
2012
230.222
185.189
45.033
10.036
36.090
2012
100,0
80,4
19,6
4,4
15,7
2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I
0,0 0,3 -1,3 -1,5 -1,2 -1,5 -2,2
0,1 0,6 -1,3 -1,5 -1,4 -1,5 -2,2
-0,4 -0,7 -1,0 -1,3 -0,1 -1,5 -2,0
-1,2 -2,8 -2,2 -1,9 -1,7 -2,1 -2,4
-0,4 0,9 -2,0 -2,3 -2,3 -2,5 -3,3
2012 II III IV 2013 I
-0,8 0,1 -0,7 -0,9
-0,8 0,0 -0,5 -1,0
-0,5 0,5 -1,3 -0,6
-0,6 -0,7 -0,5 -0,7
-1,5 0,0 -0,7 -1,2
1.575
1.481
2.129
2.011
1.574
2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I
0,5 0,0 -0,6 -0,7 -0,6 -0,8 -1,2
0,6 0,2 -0,6 -0,7 -0,7 -0,7 -1,3
0,0 -0,2 -0,7 -0,7 -0,3 -1,2 -1,0
-0,2 -0,7 -0,6 -0,4 -0,2 -0,8 0,1
2012 II III IV 2013 I
-0,7 0,2 -0,3 -0,5
-0,8 0,2 -0,2 -0,5
0,0 0,4 -0,9 -0,6
-0,9 0,0 0,2 0,8
2012
Bron: Eurostat 1) De werkgelegenheidscijfers zijn gebaseerd op ESR 95.
S 54
ECB Maandbericht September 2013
niveaus (duizenden)
% van totale werknemers
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal
niveaus (miljoenen)
16.552
59.918
6.562
6.416
2.029
28.410
49.005
15.204
7,2
26,0
2,9
2,8
0,9
12,3
21,3
6,6
-3,9 -3,9 -6,1 -6,4 -6,4 -6,1 -8,0
-0,3 0,6 -1,4 -1,6 -1,3 -1,8 -1,8
-0,8 1,4 1,4 1,3 1,8 1,6 0,3
-0,4 -0,3 -0,8 -0,6 -1,0 -1,7 -2,4
0,9 3,8 -0,4 1,0 0,2 -3,0 -3,3
2,5 2,8 0,5 0,1 1,2 -0,2 -0,8
1,0 0,4 -0,5 -0,6 -0,7 -0,3 -1,1
0,5 0,0 -0,1 -0,8 0,7 0,3 -1,1
-0,1 0,6 0,2 -0,3
-1,2 -0,1 -0,6 -0,6
0,3 -0,2 -1,8 -1,7
-0,2 0,8 -0,6 -0,9
-0,5 0,1 0,1 -0,9
-1,0 1,2 -0,7 -0,7
% van totale gewerkte uren
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal -2,5 -0,4 -1,6 0,2 -2,0 -1,0 -2,2 -0,6 Gewerkte uren per werknemer
niveaus (duizenden)
1.744
1.668
1.610
1.583
1.535
1.559
1.426
1.405
2,5 0,7 -1,0 -1,2 -1,2 -1,1 -1,9
-0,1 -0,1 -1,3 -1,8 -1,4 -1,2 -2,6
0,2 -0,2 -0,7 -0,7 -0,4 -0,8 -0,8
0,6 0,1 -0,1 0,0 0,3 -0,5 -0,8
0,5 0,1 -0,1 0,0 0,1 -0,5 -1,2
1,1 0,7 -0,8 -0,3 -0,6 -1,7 -2,0
0,8 0,2 -0,2 -0,1 0,0 -0,7 -1,0
0,1 0,1 -0,2 -0,4 -0,2 0,0 -0,8
-0,3 0,0 -0,7 -0,9 -0,6 -1,1 -1,5
-1,1 0,0 -0,2 -0,6
-1,7 0,1 -0,4 -0,6
-0,3 0,4 -0,6 -0,3
-0,6 0,9 -0,9 -0,1
-0,5 0,7 -0,8 -0,6
-0,4 1,0 -2,4 -0,3
-0,5 0,1 -0,4 -0,2
-0,5 0,2 0,2 -0,7
-0,8 0,5 -0,6 -0,6
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.3 Arbeidsmarkt
(voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven)
2. Werkloosheid en vacatures 1) Werkloosheid Totaal Miljoenen
% totaal in 2010
Naar leeftijd 3)
% beroeps bevolking
Volwassenen Miljoenen % beroeps bevolking
Vacature cijfers 2)
Naar geslacht 4)
Jeugd Miljoenen % beroeps bevolking
Mannen Miljoenen % beroeps bevolking
Vrouwen Miljoenen % beroeps bevolking
% totaal aantal banen
2009 2010 2011 2012
100,0 1 15,054 15,938 16,037 18,069
2 9,6 10,1 10,2 11,4
79,4 3 11,767 12,657 12,825 14,580
4 8,4 8,9 9,0 10,1
20,6 5 3,288 3,281 3,212 3,489
6 20,3 20,9 20,9 23,1
54,0 7 8,146 8,605 8,547 9,703
8 9,4 10,0 9,9 11,2
46,0 9 6,908 7,333 7,490 8,366
10 9,8 10,3 10,5 11,6
11 1,4 1,5 1,7 1,6
2012 II III IV 2013 I II
17,912 18,333 18,786 19,132 19,251
11,3 11,5 11,8 12,0 12,1
14,452 14,804 15,197 15,539 15,727
10,1 10,3 10,5 10,8 10,9
3,461 3,529 3,589 3,593 3,524
22,9 23,4 23,8 24,0 23,9
9,640 9,851 10,082 10,272 10,302
11,1 11,4 11,7 11,9 12,0
8,273 8,483 8,704 8,860 8,949
11,4 11,7 12,0 12,2 12,3
1,7 1,4 1,6 1,5 .
2013 feb. maart april mei juni juli
19,135 19,157 19,225 19,281 19,246 19,231
12,0 12,1 12,1 12,1 12,1 12,1
15,533 15,606 15,685 15,766 15,731 15,730
10,8 10,8 10,9 10,9 10,9 10,9
3,602 3,551 3,540 3,516 3,516 3,500
24,1 23,9 23,9 23,8 23,9 24,0
10,282 10,272 10,285 10,317 10,304 10,277
11,9 11,9 11,9 12,0 12,0 11,9
8,853 8,885 8,940 8,964 8,942 8,953
12,2 12,2 12,3 12,3 12,3 12,3
-
G28. Werkgelegenheid – werknemers en gewerkte uren
G29. Werkloosheidscijfers en vacaturecijfers 2)
(mutaties in procenten per jaar)
2,0
werkgelegenheid in termen van werknemers werkgelegenheid in termen van gewerkte uren
2,0
1,0
1,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-2,0
-2,0
-3,0
-3,0
-4,0
-4,0
-5,0
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-5,0
werkloosheidscijfer (linkerschaal) vacaturecijfer (rechterschaal)
12,5
5,5
12,0
5,0
11,5
4,5
11,0
4,0
10,5
3,5
10,0
3,0
9,5
2,5
9,0
2,0
8,5
1,5
8,0
1,0
7,5
0,5
7,0
2006
2007
2008
2009
2010
2011
0,0
2012
Bron: Eurostat. 1) De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn berekend volgens de aanbevelingen van de ILO. 2) Industrie, bouwnijverheid en diensten (m.u.v. huishoudens als werkgevers en buiten het eurogebied gevestigde organisaties en organen); niet voor seizoen gecorrigeerd. 3) Volwassenen: 25 jaar en ouder; jeugd; onder de 25; de cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor de desbetreffende leeftijdsgroep. 4) De cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor het desbetreffende geslacht.
ECB Maandbericht September 2013
S 55
6
Overheidsfinanciën
6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – ontvangsten Totaal
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Directe belastingen
1 44,5 44,8 45,3 45,3 45,1 44,9 44,8 45,3 46,2
2 44,0 44,3 45,0 45,1 44,9 44,6 44,5 45,0 46,0
Huishoudens
Bedrijven
4 8,5 8,6 8,7 8,9 9,1 9,2 8,9 9,1 9,6
5 2,9 3,0 3,4 3,6 3,2 2,3 2,5 2,7 2,7
3 11,5 11,7 12,3 12,7 12,5 11,6 11,5 11,9 12,4
Lopende ontvangsten Indirecte belastinOntvangen gen door EUinstellingen 6 7 13,2 0,3 13,3 0,3 13,4 0,3 13,3 0,3 12,9 0,3 12,8 0,3 12,9 0,3 13,0 0,3 13,3 0,3
Socialeverzekeringspremies
Verkopen Werk gevers
Werk nemers
8 15,5 15,4 15,3 15,1 15,3 15,8 15,7 15,7 15,9
9 8,1 8,1 8,0 8,0 8,1 8,3 8,2 8,2 8,3
10 4,5 4,5 4,5 4,4 4,5 4,5 4,5 4,5 4,7
Kapitaalontvangsten Vermogensbelasting
11 2,2 2,3 2,3 2,3 2,3 2,5 2,6 2,6 2,6
12 0,5 0,5 0,3 0,3 0,2 0,3 0,3 0,3 0,2
PM: belastingdruk 2)
13 0,4 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 0,3 0,3 0,3
14 40,6 40,7 41,3 41,3 40,9 40,6 40,4 40,9 41,8
2. Eurogebied – uitgaven Totaal
Totaal
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
1 47,4 47,3 46,7 46,0 47,3 51,3 51,0 49,5 49,9
2 43,5 43,4 42,8 42,2 43,3 47,0 46,6 46,0 46,2
Loonsom
Lopende uitgaven Rente Inkomens over drachten
Inter mediaire con sumptie
3 10,5 10,5 10,3 10,1 10,3 11,1 10,9 10,6 10,5
4 5,0 5,0 5,0 5,0 5,2 5,7 5,7 5,5 5,5
5 3,1 3,0 2,9 3,0 3,0 2,9 2,8 3,0 3,1
Sociale uit keringen
Subsidies
7 22,1 22,1 21,8 21,4 21,9 24,3 24,2 23,9 24,3
8 1,7 1,7 1,6 1,6 1,6 1,8 1,8 1,7 1,6
6 24,9 24,9 24,6 24,2 24,8 27,4 27,2 26,9 27,1
Kapitaaluitgaven Inves Kapitaal teringen over drachten
Betaald door EUinstellingen
PM: primaire uitgaven 3) Betaald door EUinstellingen
9 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4
10 3,9 3,9 3,9 3,8 3,9 4,3 4,4 3,5 3,7
11 2,5 2,5 2,5 2,6 2,6 2,8 2,6 2,3 2,1
12 1,5 1,4 1,4 1,2 1,3 1,4 1,8 1,2 1,6
13 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1
14 44,3 44,3 43,8 43,1 44,2 48,4 48,1 46,5 46,9
CollecVerkopen tieve consumptie (–)
Individuele consumptie
3. Eurogebied – tekort/overschot, primair tekort/overschot en overheidsconsumptie Totaal
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Tekort (-)/overschot (+) Centrale DeelstaatLagere overheid overheid overheid
1 -2,9 -2,5 -1,4 -0,7 -2,1 -6,4 -6,2 -4,1 -3,7
2 -2,5 -2,3 -1,5 -1,2 -2,3 -5,2 -5,1 -3,3 -3,4
3 -0,4 -0,3 -0,1 0,0 -0,2 -0,5 -0,7 -0,7 -0,3
Primair Wettelijke tekort (-)/ oversociale schot (+) verzekeringsinstellingen
4 -0,3 -0,2 -0,2 0,0 -0,2 -0,3 -0,3 -0,2 0,0
5 0,2 0,2 0,4 0,6 0,5 -0,4 -0,1 0,0 0,0
6 0,2 0,5 1,5 2,3 0,9 -3,5 -3,4 -1,1 -0,6
Overheidsconsumptie 4) Totaal
Loonsom
7 20,4 20,5 20,3 20,1 20,6 22,4 22,1 21,6 21,6
Inter Ovedrachten mediaire in natura via consumptie marktproducenten
8 10,5 10,5 10,3 10,1 10,3 11,1 10,9 10,6 10,5
9 5,0 5,0 5,0 5,0 5,2 5,7 5,7 5,5 5,5
Verbruik vast kapitaal
10 5,1 5,2 5,3 5,2 5,4 5,9 5,9 5,8 5,9
11 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 2,1 2,1 2,1 2,1
12 2,2 2,3 2,3 2,3 2,3 2,5 2,6 2,6 2,6
13 8,1 8,0 7,9 7,7 8,0 8,6 8,4 8,2 8,2
14 12,3 12,5 12,5 12,3 12,7 13,7 13,6 13,4 13,4
SK 16 -8,0 -7,7 -5,1 -4,3
FI 17 -2,5 -2,5 -0,8 -1,9
4. Landen van het eurogebied – tekort (-)/overschot (+) 5) 2009 2010 2011 2012
BE 1 -5,6 -3,8 -3,7 -3,9
DE 2 -3,1 -4,1 -0,8 0,2
EE 3 -2,0 0,2 1,2 -0,3
IE 4 -13,9 -30,8 -13,4 -7,6
GR 5 -15,6 -10,7 -9,5 -10,0
ES 6 -11,2 -9,7 -9,4 -10,6
FR 7 -7,5 -7,1 -5,3 -4,8
IT 8 -5,5 -4,5 -3,8 -3,0
CY 9 -6,1 -5,3 -6,3 -6,3
LU 10 -0,8 -0,9 -0,2 -0,8
MT 11 -3,7 -3,6 -2,8 -3,3
NL 12 -5,6 -5,1 -4,5 -4,1
AT 13 -4,1 -4,5 -2,5 -2,5
PT 14 -10,2 -9,8 -4,4 -6,4
SI 15 -6,2 -5,9 -6,4 -4,0
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende het tekort/overschot van landen. 1) De begrippen ‘ontvangsten’, ‘uitgaven’ en ‘tekort/overschot’ zijn op basis van ESR 95. Transacties waarbij de begroting van de EU is betrokken zijn inbegrepen en geconsolideerd. Transacties tussen overheden van lidstaten zijn niet geconsolideerd. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies. 3) Omvat totale uitgaven minus rentebetalingen. 4) Komt overeen met de finale-consumptie-uitgaven (P.3) van de overheid in ESR 95. 5) Met inbegrip van verrekeningen van swaps en rente-termijntransacties.
S 56
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën
6.2 Schuld 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – naar financieel instrument en houderschap Totaal
Financiële instrumenten Munten en deposito’s
Leningen
2 2,1 2,2 2,4 2,5 2,2 2,3 2,5 2,4 2,4 2,6
3 12,5 12,2 12,3 11,9 11,3 11,6 12,7 15,4 15,4 17,4
1 69,2 69,7 70,5 68,7 66,4 70,2 80,0 85,4 87,3 90,7
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Houders Binnenlandse crediteuren 2)
Kortlopende effecten
Langlopende effecten
Totaal
MFI’s
Overige financiële vennoot schappen
Overige sectoren
4 5,1 4,8 4,5 4,0 3,9 6,5 8,3 7,3 7,4 6,8
5 49,6 50,5 51,3 50,3 48,9 49,8 56,5 60,2 62,1 63,9
6 40,2 38,7 37,0 34,9 32,7 33,2 37,4 40,5 42,8 46,6
7 20,5 19,7 19,0 19,1 17,8 18,4 21,4 24,3 24,7 26,5
8 11,3 11,2 11,3 9,3 8,6 7,9 9,2 10,6 11,3 12,4
9 8,4 7,9 6,8 6,5 6,3 6,9 6,8 5,6 6,9 7,7
Overige crediteuren 3)
10 29,1 30,9 33,5 33,7 33,6 37,0 42,6 44,9 44,5 44,0
2. Eurogebied – naar emittent, looptijd en valuta Totaal
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Uitgegeven door 4) Centrale overheid
Deelstaatoverheid
Lagere overheid
2 56,7 56,7 57,2 55,4 53,5 56,9 64,8 69,2 70,7 73,6
3 6,5 6,6 6,7 6,5 6,3 6,7 7,7 8,3 8,5 8,9
4 5,1 5,1 5,2 5,3 5,3 5,3 5,8 5,9 5,9 6,0
1 69,2 69,7 70,5 68,7 66,4 70,2 80,0 85,4 87,3 90,7
Oorspronkelijke looptijd Wettelijke Tot en met sociale1 jaar verzekeringsinstellingen 5 1,0 1,3 1,4 1,4 1,4 1,3 1,7 1,9 2,2 2,3
Meer dan 1 jaar
6 7,9 7,7 7,8 7,3 7,1 10,0 12,0 13,0 12,6 11,7
7 61,4 61,9 62,8 61,4 59,2 60,2 68,0 72,3 74,7 78,9
Resterende looptijd
Tot en met 1 jaar Variabele rente 8 5,0 4,7 4,6 4,3 4,2 4,9 5,0 5,1 6,0 7,0
Valuta’s
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Euro of deelnemende valuta’s
Overige valuta’s
10 26,1 26,3 25,8 24,2 23,6 23,5 27,3 29,3 30,4 32,1
11 28,3 28,6 29,9 30,1 28,2 29,1 33,2 34,9 36,1 37,9
12 68,4 68,7 69,4 67,9 65,8 69,3 78,8 84,2 85,6 88,7
13 0,9 1,0 1,1 0,7 0,5 1,0 1,2 1,2 1,7 2,0
9 14,9 14,7 14,8 14,3 14,5 17,7 19,5 21,2 20,8 20,6
3. Landen van het eurogebied
2009 2010 2011 2012
BE
DE
EE
IE
GR
ES
FR
IT
CY
LU
MT
NL
AT
PT
SI
SK
FI
1 95,7 95,5 97,8 99,6
2 74,5 82,4 80,4 81,9
3 7,2 6,7 6,2 10,1
4 64,8 92,1 106,4 117,6
5 129,7 148,3 170,3 156,9
6 53,9 61,5 69,3 84,2
7 79,2 82,4 85,8 90,2
8 116,4 119,3 120,8 127,0
9 58,5 61,3 71,1 85,8
10 15,3 19,2 18,3 20,8
11 66,4 67,4 70,3 72,1
12 60,8 63,1 65,5 71,2
13 69,2 72,0 72,5 73,4
14 83,7 94,0 108,3 123,6
15 35,0 38,6 46,9 54,1
16 35,6 41,0 43,3 52,1
17 43,5 48,6 49,0 53,0
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende de schulden van landen. 1) Bruto, tussen subsectoren van de overheid geconsolideerde, nominale overheidsschuld. De door niet-ingezeten overheden aangehouden schuld is niet geconsolideerd. De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd. De gegevens zijn deels geraamd. 2) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 3) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 4) Uitgezonderd schuld aangehouden door overheidsinstanties in het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
ECB Maandbericht September 2013
S 57
6.3 Schuldmutatie 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – naar bron, financieel instrument en houderschap Totaal
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Mutatiebron
Financiële instrumenten
Finan cierings behoefte 2)
Waarde ringseffecten 3)
Overige volumemutaties 4)
Chartaal geld en deposito’s
2 3,3 3,1 1,5 1,2 5,2 7,5 7,7 4,0 5,4
3 -0,1 0,2 0,1 0,0 0,1 -0,2 -0,1 0,1 -1,4
4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
5 0,2 0,3 0,2 -0,1 0,1 0,1 0,0 0,0 0,2
1 3,2 3,3 1,6 1,2 5,3 7,3 7,6 4,2 4,0
Leningen Kortlopende effecten
6 0,1 0,5 0,2 0,0 0,5 0,7 3,0 0,4 2,1
Houders LangBinnenlopende landse credieffecten teuren 5)
7 -0,1 -0,1 -0,3 0,1 2,7 1,6 -0,7 0,2 -0,5
8 2,9 2,6 1,5 1,2 2,0 4,9 5,2 3,5 2,2
9 0,2 -0,4 -0,3 -0,4 1,3 3,0 4,1 3,4 4,1
MFI’s
Overige financiële vennootschappen
10 0,0 0,0 1,1 -0,4 1,0 2,3 3,5 1,0 2,0
11 0,3 0,5 -1,4 -0,3 -0,5 1,0 1,6 1,0 1,2
Overige crediteu ren 6)
12 3,0 3,7 1,9 1,6 4,1 4,3 3,4 0,8 -0,2
2. Eurogebied – tekort-schuldaanpassing Schuldmutaties
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
1 3,2 3,3 1,6 1,2 5,3 7,3 7,6 4,2 4,0
Tekort (-)/ overschot (+)
2 -2,9 -2,5 -1,4 -0,7 -2,1 -6,4 -6,2 -4,1 -3,7
Tekort-schuldaanpassing 7) Totaal
3 0,3 0,8 0,2 0,5 3,2 0,9 1,4 0,0 0,2
Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa Totaal
Chartaal geld en deposito’s
4 0,2 0,6 0,2 0,6 3,0 1,0 1,8 -0,3 1,4
5 0,2 0,3 0,3 0,2 0,8 0,3 0,0 0,2 0,3
Leningen Effecten
9)
6 0,0 0,0 -0,1 0,0 0,7 0,0 0,5 -0,2 0,6
7 0,1 0,1 0,2 0,2 0,7 0,3 1,0 -0,2 -0,1
Aandelen en overige deelnemingen
Privatiseringen
Kapitaaldonaties
8 0,0 0,1 -0,2 0,1 0,9 0,4 0,2 -0,1 0,6
9 -0,5 -0,3 -0,4 -0,3 -0,1 -0,3 0,0 -0,1 -0,1
10 0,2 0,2 0,1 0,2 0,7 0,5 0,2 0,2 0,3
Waarde ringseffecten
11 -0,1 0,2 0,1 0,0 0,1 -0,2 -0,1 0,1 -1,4
Wissel koers effecten 12 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige Overige 8) volumemutaties
13 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
14 0,1 0,0 -0,1 -0,1 0,0 0,1 -0,3 0,2 0,3
Bron: ECB. 1) De gegevens zijn deels geraamd. Jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld als percentage van het bbp [schuld(t) – schuld (t-1)] ÷ bbp(t). De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd. 2) De financieringsbehoefte is per definitie gelijk aan de transacties in de schuld. 3) Waaronder, naast het effect van wisselkoersontwikkelingen, effecten die verband houden met de meting tegen nominale waarde (bijvoorbeeld agio en disagio op uitgegeven effecten). 4) Omvat met name het effect van herrubriceringen van participaties en bepaalde soorten schuldverwerving. 5) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 6) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 7) Het verschil tussen de jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld en het tekort als percentage van het bbp. 8) Omvat voornamelijk transacties in andere activa en passiva (handelskrediet, overige te ontvangen of betalen bedragen en financiële derivaten). 9) Met uitzondering van financiële derivaten.
S 58
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën
6.4 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis
1)
(% bbp)
1. Eurogebied – ontvangsten op kwartaalbasis Totaal
2007 I II III IV 2008 I II III IV 2009 I II III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I
1 42,2 45,8 43,6 49,2 42,4 45,3 43,4 48,8 42,5 45,4 42,8 48,7 42,2 45,1 43,0 48,5 42,9 45,3 43,7 49,2 43,3 46,2 44,7 50,6 43,9
2 41,9 45,4 43,2 48,7 42,1 45,0 43,0 48,3 42,3 44,8 42,5 47,8 42,0 44,7 42,6 47,8 42,7 45,0 43,4 48,2 43,2 45,8 44,3 49,9 43,7
Lopende ontvangsten
Kapitaalontvangsten
Directe belastingen
Indirecte belastingen
Socialeverzekeringspremies
Verkopen
Inkomsten uit onroerend goed
3 10,4 13,0 12,3 14,8 10,9 12,9 12,2 13,9 10,4 11,8 10,9 13,0 10,1 11,9 10,9 13,2 10,6 12,1 11,4 13,3 10,9 12,6 11,9 14,2 11,2
4 12,8 13,0 12,4 13,8 12,3 12,4 12,0 13,4 12,0 12,5 12,0 13,6 12,2 12,6 12,5 13,4 12,5 12,7 12,5 13,4 12,6 12,8 12,6 13,9 12,6
5 14,7 15,0 14,8 15,7 14,8 15,1 15,0 16,4 15,6 15,7 15,5 16,4 15,5 15,4 15,2 16,4 15,3 15,4 15,3 16,7 15,4 15,6 15,5 16,9 15,7
6 2,2 2,2 2,2 2,5 2,2 2,3 2,3 2,6 2,4 2,5 2,5 2,7 2,4 2,6 2,5 2,8 2,5 2,5 2,5 2,8 2,4 2,5 2,6 2,8 2,5
7 0,9 1,4 0,7 1,0 1,1 1,5 0,8 1,1 1,1 1,4 0,7 1,0 0,9 1,3 0,7 1,0 1,0 1,5 0,8 1,0 1,0 1,4 0,8 1,0 1,0
PM: belastingdruk 2)
Vermogensbelasting 8 0,4 0,4 0,5 0,6 0,3 0,4 0,4 0,5 0,1 0,6 0,3 0,8 0,2 0,5 0,3 0,7 0,3 0,3 0,3 1,0 0,2 0,3 0,4 0,7 0,2
9 0,3 0,3 0,3 0,3 0,2 0,3 0,3 0,3 0,2 0,5 0,3 0,5 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 0,2 0,3 0,3 0,3 0,3
10 38,3 41,2 39,7 44,6 38,2 40,6 39,5 43,9 38,2 40,5 38,7 43,5 38,1 40,2 38,9 43,3 38,7 40,4 39,5 43,8 39,1 41,3 40,4 45,3 39,7
2. Eurogebied – uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis Totaal
2007 I II III IV 2008 I II III IV 2009 I II III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I
1 44,9 45,0 44,6 49,3 45,4 46,0 45,7 51,4 49,3 50,7 50,1 54,7 50,4 49,6 50,4 53,4 48,5 48,5 48,0 52,6 48,1 49,1 48,5 53,9 48,8
Lopende uitgaven Totaal
Loonsom
2 41,4 41,6 41,0 44,7 41,8 42,4 42,1 46,7 45,5 46,5 46,0 49,8 46,5 46,1 45,2 48,7 45,4 45,3 44,6 48,7 45,5 45,8 44,9 48,8 46,1
3 9,9 10,0 9,6 10,8 9,9 10,2 9,8 11,2 10,7 11,1 10,6 11,8 10,8 11,0 10,3 11,4 10,4 10,6 10,1 11,2 10,3 10,5 10,0 11,0 10,4
Inter mediaire consumptie 4 4,5 4,8 4,8 5,9 4,5 5,0 5,0 6,3 5,1 5,5 5,5 6,7 5,1 5,5 5,4 6,6 5,0 5,3 5,2 6,5 4,9 5,3 5,3 6,5 4,9
Rente Inkomens Sociale over uitkeringen drachten 5 6 7 2,9 24,1 20,7 3,2 23,6 20,6 2,9 23,8 20,6 2,9 25,1 21,2 3,0 24,4 20,8 3,3 23,9 20,8 3,0 24,4 21,2 2,9 26,3 22,3 2,8 26,9 22,9 3,0 26,9 23,3 2,8 27,1 23,5 2,8 28,4 24,0 2,7 27,9 23,6 3,0 26,7 23,2 2,7 26,8 23,1 2,9 27,7 23,6 2,9 27,2 23,1 3,2 26,2 22,8 2,9 26,4 22,9 3,2 27,7 23,6 3,0 27,3 23,3 3,3 26,7 23,2 2,9 26,7 23,4 3,2 28,1 24,1 2,8 27,9 23,8
Kapitaaluitgaven Subsidies 8 1,1 1,1 1,2 1,5 1,2 1,1 1,2 1,4 1,3 1,3 1,3 1,5 1,4 1,3 1,3 1,5 1,3 1,2 1,2 1,5 1,2 1,2 1,2 1,4 1,2
Inves teringen 9 3,5 3,4 3,6 4,5 3,6 3,6 3,7 4,6 3,8 4,2 4,1 4,9 3,9 3,5 5,2 4,7 3,1 3,3 3,5 3,9 2,7 3,3 3,6 5,0 2,7
10 2,3 2,5 2,6 2,8 2,3 2,6 2,7 2,9 2,6 2,8 2,9 3,0 2,4 2,5 2,6 2,7 2,1 2,3 2,3 2,5 1,9 2,1 2,2 2,3 1,8
Kapitaal over drachten 11 1,2 0,9 0,9 1,7 1,2 1,0 1,0 1,7 1,2 1,3 1,1 1,9 1,5 1,1 2,6 2,0 1,0 0,9 1,1 1,7 0,8 1,2 1,4 2,8 1,1
Tekort (-)/ overschot (+)
Primair tekort (-)/ overschot (+)
12 -2,6 0,8 -1,0 0,0 -3,0 -0,6 -2,4 -2,5 -6,9 -5,3 -7,2 -6,0 -8,2 -4,5 -7,4 -4,9 -5,6 -3,3 -4,4 -3,4 -4,8 -3,0 -3,9 -3,3 -4,9
13 0,3 4,0 1,9 2,9 0,0 2,7 0,6 0,4 -4,1 -2,3 -4,4 -3,2 -5,5 -1,5 -4,7 -2,0 -2,7 0,0 -1,5 -0,2 -1,8 0,3 -1,0 -0,1 -2,1
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens. 1) De begrippen ‘ontvangsten’, ‘uitgaven’ en ‘tekort/overschot’ zijn op basis van ESR 95. Transacties tussen de begroting van de EU en entiteiten buiten de overheidssector zijn niet inbegrepen. Voor het overige zijn, met uitzondering van verschillende uiterste data voor de aanlevering van de gegevens, de kwartaalgegevens in overeenstemming met de gegevens op jaarbasis. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies.
ECB Maandbericht September 2013
S 59
6.5 Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – Maastricht-schuld naar financieel instrument Totaal
Financiële instrumenten Chartaal geld en deposito’s 2 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,5 2,5 2,5 2,6 2,6
1 82,9 83,0 85,4 86,3 87,2 86,8 87,3 88,2 89,9 89,9 90,7 92,3
2010 II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I
Leningen 3 13,5 13,4 15,4 15,2 15,0 15,1 15,4 15,8 16,7 16,5 17,4 16,9
Kortlopende effecten 4 7,8 7,9 7,3 7,4 7,5 7,8 7,4 7,6 7,3 7,2 6,8 7,0
Langlopende effecten 5 59,2 59,3 60,2 61,2 62,3 61,4 62,1 62,3 63,4 63,6 63,9 65,7
2. Eurogebied – tekort-schuldaanpassing Schuld mutaties
Tekort (-)/ overschot (+)
1 7,7 2,7 11,6 6,9 6,0 0,7 3,2 5,1 7,1 0,6 3,0 6,4
2010 II III IV 2011 I II III IV 2012 I II III IV 2013 I
2 -4,5 -7,4 -4,9 -5,6 -3,3 -4,4 -3,4 -4,8 -3,0 -3,9 -3,3 -4,9
Tekort-schuldaanpassing Totaal Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa
3 3,2 -4,7 6,7 1,3 2,8 -3,6 -0,2 0,3 4,1 -3,3 -0,2 1,5
Totaal
Chartaal geld en deposito’s
Leningen
Effecten
Aandelen en overige deelnemingen
Waarderings effecten en overige volumemutaties
4 3,3 -2,9 5,6 0,7 2,6 -3,7 -0,6 3,8 3,8 -1,3 -0,7 1,6
5 2,0 -2,3 -0,4 2,1 2,8 -3,7 -0,3 4,2 1,6 -1,7 -2,9 1,7
6 1,1 -0,6 1,6 -0,8 0,6 -0,4 -0,2 0,0 1,1 0,6 0,5 -0,2
7 -0,2 -0,1 4,4 -0,6 -0,3 0,2 -0,1 -0,4 0,4 -0,4 0,1 -0,3
8 0,4 0,1 0,0 -0,1 -0,5 0,2 0,1 0,0 0,7 0,1 1,6 0,4
9 -0,1 0,0 0,0 0,2 0,1 0,5 -0,1 -3,9 -0,5 0,0 -1,3 -0,2
G30. Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie
Overige
PM: Financieringsbehoefte
10 0,0 -1,8 1,1 0,4 0,1 -0,4 0,5 0,4 0,8 -2,0 1,8 0,1
11 7,7 2,8 11,6 6,7 5,9 0,3 3,3 8,9 7,6 0,6 4,4 6,6
G31. Maastricht-schuld
(voortschrijdend vierkwartaals totaal als % bbp)
(jaarlijkse mutatie van de schuldquote en onderliggende factoren)
tekort schuldmutatie financieringsbehoefte
12,0
tekort-schuldaanpassing primair tekort/overschot groei/renteverschil mutatie van de schuldquote
12,0
10,0
10,0
9,0
9,0
10,0
10,0
8,0
8,0
8,0
8,0
7,0
7,0
6,0
6,0
6,0
6,0
5,0
5,0
4,0
4,0
4,0
4,0
2,0
2,0
3,0
3,0
0,0
0,0
2,0
2,0
1,0
1,0
-2,0
-2,0
0,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
0,0
-4,0
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en van nationale gegevens. 1) De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd.
S 60
ECB Maandbericht September 2013
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-4,0
7
externe STROMEN EN STANDEN 7.1 Samenvattende betalingsbalans 1)
(EUR miljard; netto stromen) Lopende rekening Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensover drachten
VermogensVorderinoverdrachgensaldo tenrekening t.o.v. rest van de wereld (kolommen 1+6)
Financiële rekening Totaal
Directe Effecten- Financiële Overige Officiële investe- verkeer derivaten financiële reserves ringen transacties
Statis tische verschillen
1 3,5 14,9 122,4
2 17,2 6,8 98,9
3 56,5 73,2 92,2
4 38,9 42,1 38,5
5 -109,2 -107,2 -107,2
6 5,7 11,2 15,1
7 9,2 26,0 137,5
8 9,1 -42,7 -146,8
9 -88,8 -118,7 -64,1
10 119,5 252,5 90,4
11 18,4 -5,3 17,8
12 -29,5 -161,0 -176,8
13 -10,5 -10,2 -14,1
14 -18,3 16,6 9,3
2012 II III IV 2013 I II
18,3 40,8 66,1 32,5 52,1
25,7 30,3 36,2 32,5 52,2
26,3 27,0 22,3 18,9 26,8
-8,6 13,0 21,6 22,7 0,4
-25,1 -29,4 -14,0 -41,6 -27,3
1,4 4,0 6,4 1,7 4,3
19,8 44,9 72,5 34,2 56,4
-19,5 -41,6 -87,8 -37,8 -53,1
-15,2 -4,9 -40,4 -23,6 -11,7
96,7 -14,8 85,3 10,7 64,0
-8,0 2,8 28,3 9,3 3,4
-84,0 -24,6 -158,0 -34,1 -107,8
-9,0 -0,1 -3,0 0,0 -1,0
-0,3 -3,2 15,3 3,5 -3,3
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
18,2 21,8 8,8 10,2 15,0 22,4 28,6
13,9 14,5 5,6 10,2 10,5 14,0 11,8
9,9 9,9 7,9 9,1 7,0 5,7 9,5
2,1 5,2 5,9 1,9 6,4 7,5 7,6
-7,7 -7,9 -10,6 -11,0 -8,8 -4,8 -0,3
-0,2 0,7 1,6 1,7 2,4 2,3 1,7
18,0 22,4 10,5 11,9 17,4 24,7 30,4
-16,7 -17,5 -7,7 -16,4 -19,0 -34,3 -34,5
-16,1 2,5 12,6 -20,0 -7,7 11,1 -43,8
63,2 4,8 -19,1 -0,5 60,4 18,3 6,6
-2,2 -1,7 6,2 -1,7 10,3 7,4 10,6
-57,0 -23,6 -5,9 4,9 -79,3 -70,0 -8,7
-4,5 0,5 -1,6 1,0 -2,6 -1,0 0,7
-1,3 -5,0 -2,8 4,5 1,5 9,6 4,1
2013 jan. feb. maart april mei juni
-4,2 11,9 24,8 16,6 9,3 26,1
-2,3 11,9 22,9 16,3 17,3 18,6
4,7 6,4 7,8 7,5 8,2 11,1
6,7 9,2 6,8 2,4 -7,5 5,6
-13,2 -15,6 -12,7 -9,5 -8,7 -9,1
0,1 1,2 0,4 1,3 2,3 0,7
-4,0 13,1 25,2 17,9 11,6 26,9
-3,9 -9,0 -24,9 -18,5 -9,8 -24,8
-10,0 11,0 -24,6 -6,9 0,2 -5,1
24,7 -18,4 4,4 1,5 39,2 23,2
5,0 3,0 1,2 -3,4 -7,2 14,0
-18,8 -7,2 -8,1 -9,7 -41,5 -56,5
-4,8 2,6 2,2 -0,1 -0,6 -0,3
7,9 -4,1 -0,3 0,6 -1,8 -2,1
191,5
151,2
95,0
57,6
-112,3
145,1
43,8
-324,5
-4,0
12,3
1,5
0,5
-3,4
0,0
0,1
2010 2011 2012
twaalfmaands gecumuleerde transacties 2013 juni
16,4
208,0
-220,2
-80,6
twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 2013 juni
2,0
1,6
1,0
0,6
-1,2
0,2
G32. Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening
2,2
(twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp)
lopende rekening balans
netto directe investeringen netto effectenverkeer
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
-0,5
-1,0
-1,0
-1,5
-1,5
-2,0
-2,0
2004
2006
-0,8
G33. Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp)
2002
-2,3
2008
2010
2012
5,0
5,0
4,0
4,0
3,0
3,0
2,0
2,0
1,0
1,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-2,0
-2,0
-3,0
-3,0
-4,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-4,0
Bron: ECB. 1) De tekens worden verklaard in de Toelichting.
ECB Maandbericht September 2013
S 61
7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening
(EUR miljard; stromen)
1. Samenvattende lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening Totaal Ont Uitgaven vangsten
Lopende rekening Diensten Inkomens
Goederen Netto
Uitvoer
Invoer
Vermogens overdrachten rekening Uitgaven Ont Uitgaven Over vangsten boeking door werk nemers 12 13 14 15 196,3 27,1 20,3 14,7 201,7 27,8 25,4 14,2 205,3 26,2 29,0 13,9
Inkomensoverdrachten
Ont Uitgaven Ont Uitgaven vangsten vangsten
Ontvangsten Overboeking door werk nemers
1 2.710,8 2.985,1 3.150,0
2 2.707,3 2.970,2 3.027,6
3 3,5 14,9 122,4
4 1.576,9 1.787,9 1.918,3
5 1.559,6 1.781,1 1.819,4
6 543,9 581,5 626,0
7 487,5 508,4 533,8
8 502,8 521,2 507,6
9 463,9 479,1 469,1
10 87,1 94,5 98,1
11 6,3 6,6 6,8
2012 II III IV 2013 I II
791,5 789,7 812,4 764,3 804,9
773,1 748,9 746,3 731,8 752,8
18,3 40,8 66,1 32,5 52,1
480,5 480,1 489,5 471,0 489,7
454,8 449,8 453,3 438,5 437,5
156,8 167,2 161,5 145,0 159,9
130,4 140,2 139,2 126,1 133,1
133,0 125,1 127,9 120,4 134,1
141,6 112,2 106,3 97,6 133,7
21,2 17,3 33,5 28,0 21,2
1,6 1,9 1,7 1,6 .
46,3 46,7 47,5 69,6 48,5
6,6 6,6 6,7 5,9 .
5,8 7,0 10,8 5,8 7,1
4,3 2,9 4,4 4,2 2,8
2013 april mei juni
265,1 266,1 273,6
248,5 256,8 247,5
16,6 9,3 26,1
165,4 162,9 161,4
149,1 145,6 142,8
50,9 52,3 56,6
43,4 44,1 45,5
42,2 43,9 48,0
39,9 51,4 42,4
6,5 7,0 7,6
-
16,1 15,7 16,7
-
2,3 3,1 1,7
0,9 0,8 1,0
2012 IV 2013 I II
794,1 792,8 800,1
750,6 735,6 740,0
43,5 57,2 60,1
483,7 483,5 486,8
451,5 440,2 438,8
158,6 158,7 159,9
135,3 132,9 136,5
126,2 125,5 128,1
112,5 108,0 112,0
25,6 25,0 25,3
-
51,3 54,5 52,7
-
-
-
2013 april mei juni
268,2 264,5 267,3
244,5 245,0 250,5
23,8 19,5 16,9
163,3 163,0 160,5
145,4 144,7 148,7
53,1 52,6 54,2
44,9 46,1 45,5
43,6 41,6 42,9
38,4 37,1 36,5
8,2 7,3 9,7
-
15,7 17,2 19,8
-
-
-
2013 juni
3.181,7
2.985,6
196,1
1 938,9
1 786,2
100,7
-
210,2
-
-
-
-
2,2
-
-
-
2010 2011 2012
Voor seizoen gecorrigeerd
twaalfmaands gecumuleerde transacties 634,6
539,6
507,6
449,6
twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 2013 juni
33,4
31,3
2,1
20,3
18,7
6,7
5,7
G34. Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer
4,7
1,1
G35. Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven)
5,3
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven)
22,0
7,0
20,0
20,0
6,5
6,5
18,0
18,0
6,0
6,0
16,0
16,0
5,5
5,5
14,0
14,0
5,0
5,0
12,0
12,0
4,5
4,5
4,0
4,0
10,0
10,0
3,5
3,5
8,0
8,0
3,0
3,0
6,0
2,5
22,0
6,0
2000
2002
Bron: ECB.
S 62
ECB Maandbericht September 2013
2004
2006
2008
2010
2012
2000
2002
2004
7,0
2006
2008
2010
2012
2,5
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening
(EUR miljard)
2. Inkomensrekening (stromen)
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit kapitaal
Ont Uitgaven vangsten
Totaal
Directe investeringen
Ont Uitgaven vangsten
2010 2011 2012 2012 I II III IV 2013 I
Aandelen Ontvangsten
Schuld Uitgaven
1 25,1 27,1 28,6
2 12,4 13,0 13,2
3 477,7 494,1 478,9
4 451,5 466,1 455,9
5 245,8 248,9 233,4
Herinvestering van winsten 6 48,6 25,6 51,1
6,9 7,2 7,1 7,5 7,1
2,5 3,5 3,9 3,3 2,4
114,7 125,8 118,0 120,4 113,3
106,5 138,1 108,2 103,0 95,2
55,4 59,1 56,9 61,9 57,3
23,1 -0,4 15,7 12,7 24,5
Inkomen uit effecten
7 154,7 154,0 153,7
Herinvestering van winsten 8 45,2 53,2 24,1
36,8 44,2 38,7 34,1 32,4
17,5 8,0 13,9 -15,3 15,5
Aandelen
Schuld
Ont Uitgaven Ont Uitgaven Ont Uitgaven vangsten vangsten vangsten
Overige financiële transacties Ont Uitgaven vangsten
9 23,4 24,7 25,5
10 24,3 23,0 24,0
11 28,8 35,3 42,4
12 84,0 97,6 104,1
13 102,1 103,3 98,5
14 123,8 127,0 118,8
15 77,6 81,9 79,2
16 64,7 64,6 55,3
5,7 6,3 6,7 6,9 6,2
5,4 5,8 5,5 7,3 5,3
8,9 15,6 9,9 8,0 7,5
16,8 45,4 21,2 20,7 17,6
24,2 24,7 24,9 24,7 24,6
32,3 28,7 29,8 27,9 28,2
20,6 20,1 19,5 18,9 17,6
15,3 14,1 13,0 12,9 11,7
3. Geografische uitsplitsing (gecumuleerde stromen)
Totaal Totaal 2012 II - 2013 I
1
2
EU-lidstaten buiten het eurogebied Brazi- Canada lië EU- Dene Zwe Ver. Overige marken den Konink EU- instel rijk landen1) lingen 3
4
5
6
7
8
9
China
India
Japan
Rus Zwitser Ver- Overige land land enigde landen Staten
10
11
12
13
14
15
16
Ontvangsten Lopende rekening 3.157,9 1.001,0 Goederen 1.921,2 590,8 Diensten 630,4 190,1 Inkomens 506,3 155,2 waarvan inkomen uit kapitaal 477,5 147,5 Inkomensoverdrachten 100,0 65,0 Vermogensoverdrachtenrekening 29,4 25,4
54,6 35,3 12,3 6,1 5,3 1,0
90,9 57,2 17,4 14,0 13,9 2,3
481,8 253,3 118,9 98,4 96,7 11,2
309,3 244,8 34,7 26,7 25,9 3,2
64,3 0,2 6,8 10,1 5,7 47,3
0,0
0,0
2,4
0,7
22,2
62,4 32,9 10,3 18,8 18,7 0,4
46,8 23,1 10,5 12,3 12,2 0,9
151,6 117,7 22,1 11,1 11,1 0,7
39,4 29,4 7,4 2,4 2,4 0,2
72,2 44,7 15,3 11,3 11,3 0,8
123,7 90,6 21,4 11,2 11,1 0,5
251,4 134,7 62,1 45,2 30,2 9,4
420,3 227,3 95,5 90,3 88,7 7,1
989,2 630,0 195,8 148,4 144,3 15,1
0,1
0,0
0,0
0,0
0,0
0,2
0,9
0,4
2,4
Uitgaven Lopende rekening 3.000,1 Goederen 1.796,5 Diensten 535,9 Inkomens 457,7 waarvan inkomen uit kapitaal 444,6 Inkomensoverdrachten 210,1 Vermogensoverdrachtenrekening 15,9
947,6 507,2 154,2 160,2 153,1 126,0
48,8 29,9 9,0 8,8 8,7 1,1
88,8 50,4 14,6 21,9 21,8 1,9
419,6 201,0 91,3 114,9 113,3 12,3
279,9 225,8 39,0 9,9 4,6 5,3
110,3 0,0 0,3 4,6 4,6 105,4
38,1 28,7 5,6 2,4 2,4 1,3
31,4 13,9 7,1 8,3 8,1 2,0
201,9 15,5 4,1
34,6 26,0 6,8 0,9 0,7 1,0
95,2 46,1 9,7 38,8 38,7 0,6
155,9 137,8 11,1 6,2 6,0 0,9
210,5 107,4 48,3 45,0 44,5 9,9
395,3 149,4 110,4 128,8 127,6 6,6
578,2 167,1 57,6
4,0
0,1
0,1
3,2
0,5
0,2
0,2
0,1
0,4
0,2
0,0
0,1
0,6
3,5
6,8
Netto Lopende rekening Goederen Diensten Inkomens waarvan inkomen uit kapitaal Inkomensoverdrachten Vermogensoverdrachtenrekening
157,8 124,7 94,5 48,6 32,9 -110,1
53,5 83,6 35,9 -4,9 -5,6 -61,1
5,8 5,4 3,3 -2,8 -3,5 -0,1
2,1 6,8 2,8 -7,9 -7,9 0,4
62,2 52,2 27,6 -16,5 -16,6 -1,2
29,4 19,0 -4,3 16,8 21,3 -2,1
-46,0 0,2 6,4 5,4 1,1 -58,1
24,3 4,2 4,7 16,3 16,4 -0,9
15,4 9,1 3,4 4,0 4,1 -1,1
-84,2 6,6 -3,4
4,8 3,4 0,6 1,5 1,7 -0,7
-23,0 -1,3 5,7 -27,5 -27,4 0,2
-32,2 -47,2 10,2 5,1 5,1 -0,3
40,9 27,3 13,8 0,3 -14,3 -0,5
25,0 77,9 -14,9 -38,4 -38,9 0,5
51,8 28,7 -42,6
13,5
21,4
0,0
0,0
-0,9
0,2
22,0
-0,2
0,0
-0,4
-0,2
0,0
0,1
0,4
-3,1
-4,4
Bron: ECB. 1) Exclusief Kroatië.
ECB Maandbericht September 2013
S 63
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen en andere mutaties gedurende periode)
1. Samenvattende financiële rekening Totaal 1)
Activa 1
Passiva 2
Totaal als % bbp
Netto 3
Activa 4
Passiva 5
Directe investeringen Netto 6
Activa 7
Effectenverkeer
Passiva 8
Activa 9
Netto financiële derivaten
Passiva 10
Overige investeringen
Officiële reserves
11
Activa 12
Passiva 13
14
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 2009 2010 2011
13.739,1 15.216,8 15.843,0
15.225,6 16.479,1 17.152,6
-1.486,4 -1.262,3 -1.309,6
154,0 166,0 168,1
170,7 179,7 182,0
-16,7 -13,8 -13,9
4.412,8 4.946,7 5.564,7
3.532,5 3.908,6 4.392,0
4.340,9 4.907,3 4.762,6
6.863,8 7.470,9 7.628,4
-1,3 -32,6 -24,3
4.527,2 4.807,6 4.876,7
4.829,3 5.099,5 5.132,3
459,6 587,8 663,4
2012 III IV 2013 I
16.469,2 16.587,8 16.993,9
17.596,5 17.827,3 18.171,3
-1.127,3 -1.239,6 -1.177,4
173,8 174,9 179,3
185,7 188,0 191,7
-11,9 -13,1 -12,4
5.645,1 5.830,0 5.919,9
4.254,9 4.421,6 4.457,6
5.187,8 5.266,7 5.523,6
8.122,4 8.316,4 8.558,5
-21,2 -19,5 -31,4
4.923,7 4.821,2 4.894,0
5.219,2 5.089,3 5.155,2
733,8 689,4 687,8
504,2 1.477,7 626,2 744,7
387,6 1.253,5 673,6 674,7
116,6 224,2 -47,3 70,1
5,7 16,1 6,6 7,9
4,3 13,7 7,1 7,1
1,3 2,4 -0,5 0,7
497,0 533,9 618,0 265,4
272,5 376,1 483,3 29,7
513,7 566,4 -144,7 504,1
896,9 607,1 157,5 688,0
-0,9 -31,2 8,3 4,8
-591,0 280,4 69,1 -55,5
-781,8 270,2 32,8 -43,0
85,4 128,2 75,6 26,0
2012 IV 2013 I
118,5 406,1
230,8 344,0
-112,3 62,1
4,9 17,5
9,5 14,8
-4,6 2,7
185,0 89,8
166,7 36,0
78,8 256,9
194,0 242,1
1,7 -11,9
-102,5 72,8
-130,0 65,9
-44,4 -1,5
2009 2010 2011 2012
-89,4 657,7 583,2 429,9
-74,4 666,8 540,6 283,0
-15,0 -9,1 42,7 146,8
-1,0 7,2 6,2 4,5
-0,8 7,3 5,7 3,0
-0,2 -0,1 0,5 1,5
352,9 362,4 447,0 268,4
285,9 273,6 328,4 204,3
96,0 134,2 -55,9 184,1
342,8 253,7 196,6 274,5
-19,0 -18,4 5,3 -17,8
-514,7 169,0 176,6 -19,0
-703,1 139,5 15,6 -195,8
-4,6 10,5 10,2 14,1
2012 IV 2013 I II
-3,5 227,0 9,3
-91,3 189,2 -43,8
87,8 37,8 53,1
-0,1 9,8 0,4
-3,8 8,1 -1,8
3,6 1,6 2,2
70,0 65,9 14,7
29,6 42,3 3,0
79,7 105,6 13,0
165,0 116,3 76,9
-28,3 -9,3 -3,4
-127,9 64,7 -16,0
-285,9 30,6 -123,8
3,0 0,0 1,0
100,7 8,2 139,4 -10,9 -119,2
91,7 -16,7 120,9 -20,7 -144,0
9,0 24,9 18,5 9,8 24,8
-
-
-
24,8 24,9 12,9 -0,1 1,9
35,8 0,3 6,1 0,2 -3,2
43,8 31,3 41,9 18,0 -46,9
25,3 35,7 43,4 57,3 -23,7
-3,0 -1,2 3,4 7,2 -14,0
37,7 -44,5 81,2 -36,6 -60,5
30,5 -52,6 71,4 -78,2 -117,0
-2,6 -2,2 0,1 0,6 0,3
2009 2010 2011 2012
593,6 819,9 43,0 314,9
462,0 586,7 133,0 391,6
131,6 233,3 -90,0 -76,7
6,7 8,9 0,5 3,3
5,2 6,4 1,4 4,1
1,5 2,5 -1,0 -0,8
417,6 432,2 -88,8 320,0
554,1 353,5 -39,2 413,5
18,2 -12,8 3,0 22,6
-76,3 111,4 -107,5 -36,5
-78,7 130,7 17,2 152,8
90,0 117,7 65,4 11,8
2009 2010 2011 2012
-49,3 537,3 221,9 -
-56,1 325,5 172,3 -
6,8 211,8 49,6 188,7
-0,6 5,9 2,4 .
-0,6 3,5 1,8 .
0,1 2,3 0,5 2,0
-29,8 199,0 87,9 -
-34,5 115,1 60,1 -
. . . .
-11,6 159,8 62,4 -
-27,2 160,3 89,1 -
-2,7 12,9 7,6 16,7
2009 2010 2011 2012
634,8 300,8 -442,5 -
492,7 153,8 -250,9 -
142,1 147,0 -191,6 568,0
7,1 3,3 -4,7 .
5,5 1,7 -2,7 .
1,6 1,6 -2,0 6,0
423,5 165,1 -409,2 -
463,4 151,8 -250,9 -
18,2 -12,8 3,0 22,6
. . . .
. . . .
45,8 101,5 59,3 30,0
2009 2010 2011 2012
8,4 -18,2 263,6 -820,6
25,5 107,4 211,6 -407,8
-17,1 -125,6 52,0 -412,8
0,1 -0,2 2,8 -8,7
0,3 1,2 2,2 -4,3
-0,2 -1,4 0,6 -4,4
24,0 68,1 232,5 -391,2
124,6 86,6 151,5 182,3
. . . .
-64,4 -48,4 -169,9 -215,0
-50,8 -29,5 -71,9 -372,2
46,9 3,3 -1,5 -13,1
2008 2009 2010 2011
3,0 -0,7 4,6 3,9
3,6 -0,5 4,3 3,3
-
. . . .
. . . .
. . . .
9,2 8,9 7,9 9,1
3,7 8,8 7,5 8,5
-0,2 2,4 3,0 -1,2
3,9 5,6 3,6 2,6
. . . .
-0,2 -10,1 3,7 3,8
3,3 -12,5 2,8 0,4
1,0 -1,3 2,0 1,6
2,7 2,2 1,8
1,7 1,0 0,4
.
. . .
. . .
. . .
4,8 4,5 3,6
4,7 3,8 2,8
3,8 3,1 4,6
3,5 4,3 4,7
. . .
-0,4 -0,8 -2,0
-3,8 -6,5 -8,0
2,1 1,8 0,6
Mutaties uitstaande bedragen 2009 2010 2011 2012
Transacties
2013 feb. maart april mei juni
Overige mutaties 144,1 171,5 170,9 -3,0
-13,4 102,5 154,9 -174,6
t.g.v. wisselkoersmutaties -5,3 165,6 64,0 -
5,6 50,1 23,0 -
t.g.v. prijsmutaties 147,4 47,0 -95,5 -
29,4 2,1 0,0 -
t.g.v. andere aanpassingen 2,0 -41,2 202,4 -201,3
-48,3 50,3 131,9 -217,9
Groeipercentages van de uitstaande bedragen
2012 IV 2013 I II
Bron: ECB. 1) Netto financiële derivaten zijn opgenomen in activa.
S 64
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
2. Directe investeringen Door ingezetenen buiten het eurogebied Totaal
Door niet-ingezetenen in het eurogebied
Kapitaaldeelnemingen en Overig kapitaal herinvestering van winsten (voornamelijk intragroepsleningen) Totaal MFI’s NietTotaal MFI’s NietMFI’s MFI’s
1
2
3
4
5
6
7
Totaal
Kapitaaldeelnemingen en Overig kapitaal herinvestering van winsten (voornamelijk intragroepsleningen) Totaal MFI’s NietTotaal MFI’s NietMFI’s MFI’s
8
9
10
11
12
13
14
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 2010 2011
4.946,7 5.564,7
3.825,3 4.230,1
275,3 287,6
3.550,0 3.942,5
1.121,4 1.334,6
17,0 13,5
1.104,4 1.321,0
3.908,6 4.392,0
2.940,6 3.337,2
90,4 92,6
2.850,3 3.244,6
968,0 1.054,7
14,7 11,2
953,2 1.043,5
2012 IV 2013 I
5.830,0 5.919,9
4.376,0 4.461,4
289,1 283,8
4.086,9 4.177,6
1.454,1 1.458,5
13,5 14,6
1.440,6 1.443,9
4.421,6 4.457,6
3.154,5 3.203,5
108,3 110,8
3.046,2 3.092,7
1.267,1 1.254,1
11,3 12,2
1.255,8 1.241,9
362,4 447,0 268,4
231,2 380,7 208,0
21,2 22,5 -1,1
210,0 358,2 209,1
131,2 66,3 60,4
1,6 -3,5 0,3
129,6 69,8 60,1
273,6 328,4 204,3
294,8 332,5 201,2
8,8 5,1 6,6
286,0 327,4 194,6
-21,2 -4,1 3,1
-7,7 -0,9 0,6
-13,5 -3,3 2,5
2012 IV 2013 I II
70,0 65,9 14,7
58,9 58,5 11,9
-0,2 -0,9 2,3
59,1 59,4 9,6
11,2 7,4 2,8
0,2 1,1 -0,8
11,0 6,4 3,6
29,6 42,3 3,0
52,7 41,1 4,4
1,3 3,3 0,8
51,4 37,8 3,6
-23,2 1,2 -1,4
-0,6 0,7 0,2
-22,6 0,5 -1,6
2013 feb. maart april mei juni
24,8 24,9 12,9 -0,1 1,9
21,8 7,1 10,5 8,6 -7,2
0,0 -0,8 2,0 0,1 0,3
21,8 7,8 8,5 8,5 -7,4
3,0 17,8 2,4 -8,7 9,0
0,3 0,1 -0,6 -0,9 0,7
2,8 17,7 3,1 -7,8 8,3
35,8 0,3 6,1 0,2 -3,2
15,1 10,6 2,2 2,9 -0,6
1,1 1,2 0,5 -0,1 0,4
14,0 9,3 1,6 3,0 -1,1
20,7 -10,3 3,9 -2,7 -2,6
0,2 -0,6 1,4 0,1 -1,3
20,6 -9,6 2,5 -2,8 -1,3
2010 2011
7,9 9,1
6,4 10,1
8,9 8,4
6,2 10,2
13,2 6,0
10,6 -21,4
13,3 6,4
7,5 8,5
11,0 11,3
11,1 5,7
11,0 11,5
-2,5 -0,6
-37,9 -7,6
-1,8 -0,5
2012 IV 2013 I II
4,8 4,5 3,6
4,9 4,7 3,7
-0,4 -0,1 0,9
5,3 5,1 3,9
4,4 3,9 3,1
1,4 2,0 4,3
4,5 3,9 3,1
4,7 3,8 2,8
6,3 5,6 4,3
7,2 8,1 7,4
6,2 5,5 4,2
0,5 -0,6 -1,1
6,0 19,1 19,6
0,5 -0,7 -1,2
Transacties 2010 2011 2012
Groeipercentages
G36. Internationale investeringpositie van het eurogebied (uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp)
G37. Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied (uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp) netto directe investeringen netto effectenverkeer
netto internationale investeringpositie -4,0
-4,0
-6,0
-6,0
-8,0
-8,0
-10,0
-10,0
-12,0
-12,0
-14,0
-14,0
-16,0
-16,0
-18,0
-18,0
-20,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-20,0
20,0
20,0
10,0
10,0
0,0
0,0
-10,0
-10,0
-20,0
-20,0
-30,0
-30,0
-40,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-40,0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 65
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
3. Effectenverkeer: activa Totaal
Aandelen
Schuldbewijzen Obligaties en notes
Totaal
MFI’s
Niet-MFI’s
Euro system
Totaal
MFI’s
Overheid
1
2
3
4
5
2010 2011
4.907,3 4.762,6
1.907,7 1.703,4
81,2 62,5
3,6 3,1
2012 IV 2013 I
5.266,7 5.523,6
1.947,5 2.141,8
70,7 88,2
2010 2011 2012
134,2 -55,9 184,1
77,3 -70,8 58,3
2012 IV 2013 I II
79,7 105,6 13,0
2013 feb. maart april mei juni
Geldmarktinstrumenten Niet-MFI’s
Euro system
Totaal
MFI’s
Overheid
Niet-MFI’s
Euro system
Overheid
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1.826,5 1.640,8
47,6 39,6
2.579,3 2.592,9
807,6 725,7
15,6 16,0
1.771,7 1.867,2
74,5 94,2
420,3 466,3
316,3 300,6
41,7 57,5
104,0 165,7
0,2 0,5
2,8 3,1
1.876,7 2.053,5
42,4 48,3
2.852,4 2.915,8
674,9 655,7
15,6 16,6
2.177,5 2.260,1
97,8 98,3
466,8 466,0
288,0 279,9
53,8 51,1
178,8 186,0
1,5 0,5
4,1 -15,7 4,9
-0,2 -0,2 0,1
73,2 -55,1 53,4
1,7 -7,3 0,0
59,7 62,1 8,1
10,1 13,9 2,3
0,0 0,1 0,0
49,6 48,3 5,9
43,8 31,3 41,9 18,0 -46,9
17,3 27,2 17,3 9,2 -18,4
0,6 12,4 -0,1 4,6 -2,2
0,0 0,1 0,0 0,0 0,0
3,0 -1,2
4,9 -4,1
5,6 -20,3
3,8 3,1 4,6
3,2 5,2 7,1
8,0 21,4 39,7
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
Transacties 103,0 -126,3 -15,7 -55,1 123,4 -39,5
-0,8 0,3 -0,9
229,3 39,4 162,8
51,5 -3,0 -8,0
-46,1 30,6 2,5
-64,9 24,3 -18,0
-11,7 10,5 2,3
18,8 6,4 20,5
-1,9 0,2 0,2
0,9 3,4 .
38,5 35,0 -16,4
7,1 -15,6 -19,1
0,5 1,1 -6,3
31,5 50,6 2,7
-3,5 0,7 .
-18,5 8,5 21,3
-20,6 4,5 12,7
5,6 0,6 19,9
2,1 3,9 8,5
0,3 -0,2 .
16,8 14,9 17,4 4,6 -16,2
-
17,7 6,7 5,7 5,6 -27,7
-5,7 -2,4 -9,8 -1,0 -8,3
-0,3 0,4 -6,4 0,1 0,0
23,4 9,1 15,5 6,5 -19,3
-
8,7 -2,7 18,8 3,3 -0,9
4,9 0,2 11,3 3,8 -2,4
1,3 -3,4 15,5 1,1 3,3
3,8 -2,8 7,6 -0,5 1,5
-
-5,1 -6,0
4,8 -3,4
4,8 -15,9
4,1 -0,6
-13,6 -7,0
-4,9 2,2
14,7 2,2
124,1 -3,1
-10,3 7,5
-17,9 8,0
-25,4 26,6
22,3 6,1
-91,7 120,7
2,8 5,8 5,2
3,0 4,6 6,0
-0,2 13,0 .
4,6 3,6 3,3
-5,5 -6,6 -5,6
-5,5 4,8 -33,9
8,5 7,2 6,2
-7,8 -6,0 .
0,6 -6,7 2,7
-5,5 -12,0 -1,5
3,4 12,8 63,0
12,4 3,4 10,5
37,9 55,1 .
Groeipercentages 2010 2011 2012 IV 2013 I II
4. Effectenverkeer: passiva Totaal
Aandelen
Schuldbewijzen Obligaties en notes
Totaal
MFI’s
MFI’s
Geldmarktinstrumenten
Niet-MFI’s
Totaal
Niet-MFI’s
Totaal
MFI’s
Niet-MFI’s
4
5
6
7
Overheid 8
9
10
11
Overheid 12
1
2
3
2010 2011
7.470,9 7.628,4
3.175,5 3.042,7
665,8 556,9
2.509,7 2.485,7
3.841,4 4.142,3
1.189,9 1.273,5
2.651,5 2.868,7
1.648,3 1.772,1
454,0 443,5
69,5 87,2
384,6 356,2
347,4 316,5
2012 IV 2013 I
8.316,4 8.558,5
3.499,3 3.648,9
539,4 523,6
2.959,8 3.125,3
4.353,0 4.415,9
1.181,4 1.184,9
3.171,6 3.231,0
1.963,4 2.009,6
464,2 493,7
90,6 94,5
373,6 399,2
301,0 326,3
2010 2011 2012
253,7 196,6 274,5
123,1 78,7 154,4
-13,1 19,5 -18,3
136,2 59,2 172,8
175,1 165,4 120,4
55,8 78,5 -52,7
119,3 87,0 173,2
186,8 89,1 154,8
-44,5 -47,5 -0,3
15,0 2,2 3,4
-59,5 -49,7 -3,8
-38,9 -37,5 -25,5
2012 IV 2013 I II
165,0 116,3 76,9
95,7 51,9 71,0
-10,4 -7,8 -15,4
106,1 59,7 86,4
44,0 31,3 -2,2
-5,1 -1,1 -11,4
49,1 32,4 9,2
32,0 45,4 .
25,3 33,2 8,1
8,1 13,7 21,4
17,2 19,5 -13,3
-7,3 24,5 .
2013 feb. maart april mei juni
25,3 35,7 43,4 57,3 -23,7
7,4 15,0 11,6 51,1 8,3
3,8 -2,9 -1,6 2,0 -15,8
3,6 17,9 13,2 49,1 24,1
4,0 10,7 27,9 2,9 -33,0
2,8 -12,4 0,8 -0,2 -11,9
1,2 23,1 27,1 3,1 -21,1
-
14,0 9,9 3,9 3,2 1,0
11,3 2,7 5,0 1,6 14,8
2,7 7,3 -1,1 1,7 -13,9
-
2010 2011
3,6 2,6
4,3 2,5
-2,0 3,1
6,2 2,2
4,9 4,4
4,9 6,9
4,8 3,3
12,4 5,5
-8,8 -9,1
18,5 5,2
-13,4 -12,1
-9,8 -10,9
2012 IV 2013 I II
3,5 4,3 4,7
4,8 5,0 7,1
-3,4 -6,2 -7,0
6,5 7,3 9,9
2,9 3,7 2,8
-4,2 -2,6 -2,1
6,0 6,3 4,8
8,7 9,9 .
-0,1 4,9 5,1
3,5 14,6 28,2
-1,0 2,5 -0,4
-7,7 -2,2 .
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
Transacties
Groeipercentages
Bron: ECB.
S 66
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
5. Overige financiële transacties: activa Totaal
Eurosystem Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
1
2
MFI’s (m.u.v. Eurosysteem) Overige Activa
3
4
2010 2011 2012 IV 2013 I 2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni 2010 2011 2012 IV 2013 I II
Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
5
Overheid
Overige Activa
Handelskrediet
Overige sectoren
Leningen/chartaal geld en deposito’s
Handelskrediet
Leningen/chartaal geld en deposito’s
Chartaal geld en deposito’s
6
7
8
9
Chartaal geld en deposito’s
10
11
12
13
14
15
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 4.807,6 4.876,7 4.821,2 4.894,0
32,9 35,7 40,1 33,0
32,2 35,4 39,9 32,7
0,7 0,3 0,3 0,3
2.972,0 3.067,6 2.923,3 2.954,5
2.932,7 3.006,6 2.853,2 2.884,5
169,0 176,6 -19,0 -127,9 64,7 -16,0 37,7 -44,5 81,2 -36,6 -60,5
-2,9 -2,7 10,7 5,8 -6,9 -11,2 1,3 -6,6 -3,1 -5,2 -2,9
-2,8 -2,8 10,7 5,8 -6,9 . -
0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 . -
10,1 50,4 -121,3 -114,5 11,8 20,1 -9,6 -39,3 65,0 -1,7 -43,1
1,3 20,6 -130,5 -107,2 12,6 . -
3,7 3,8 -0,4 -0,8 -2,0
-12,7 -5,4 31,2 5,2 -25,8
-12,5 -5,5 31,5 5,2 .
-9,9 40,4 -0,7 -1,0 .
0,4 1,8 -3,9 -4,6 -3,9
0,1 0,8 -4,3 -5,1 .
39,4 61,0 70,1 70,0
161,9 162,8 166,2 152,4
7,6 6,7 5,1 5,1
115,4 116,4 121,4 107,4
19,8 30,2 29,2 23,5
1.640,7 1.610,6 1.691,5 1.754,1
213,3 228,4 263,0 262,4
1.279,5 1.214,6 1.227,3 1.249,9
441,6 506,9 580,9 606,1
8,9 29,9 9,2 -7,3 -0,8 . -
41,5 4,4 4,7 18,4 -11,0 -4,4 -0,8 -1,3 1,4 -3,9 -1,9
-0,3 -0,2 -1,6 0,1 -0,2 . -
41,1 4,2 6,4 17,9 -11,0 . -
4,9 10,3 -1,0 4,2 -5,1 -0,1 2,8 -1,7 1,9 -1,4 -0,6
120,3 124,4 86,8 -37,7 70,8 -20,4 46,7 2,7 17,9 -25,8 -12,5
8,7 8,1 8,9 -1,1 0,4 . -
87,8 91,2 61,7 -23,3 44,0 . -
53,6 47,7 28,4 -24,5 26,2 0,3 2,8 12,4 22,2 -7,9 -13,9
23,6 76,6 15,6 25,0 .
33,9 3,0 3,1 3,1 -3,8
-3,1 -3,2 -23,5 -25,1 .
53,7 4,2 5,8 5,3 .
32,8 51,5 -3,3 -1,9 -20,0
7,8 7,8 5,5 5,8 2,0
4,2 3,8 4,3 -2,1 .
7,3 7,4 5,2 6,6 .
13,0 11,1 5,9 5,0 1,8
Transacties
Groeipercentages
6. Overige financiële transacties: passiva Totaal
Eurosystem Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
1
2
3
MFI’s (m.u.v. Eurosysteem) Overige Passiva
4
2010 2011 2012 IV 2013 I 2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni 2010 2011 2012 IV 2013 I II
Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s 5
6
Overheid
Overige Passiva
Overige sectoren
Totaal Handels- Leningen krediet
7
8
9
Overige Passiva
Totaal Handels- Leningen krediet
Overige Passiva
10
11
12
13
14
15
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 5.099,5 5.132,3 5.089,3 5.155,2
269,1 411,3 428,9 398,6
266,1 408,5 428,0 397,8
3,0 2,8 0,9 0,9
3.491,0 3.208,3 2.958,0 2.977,2
3.445,0 3.140,6 2.875,1 2.893,6
139,5 15,6 -195,8 -285,9 30,6 -123,8 30,5 -52,6 71,4 -78,2 -117,0
9,4 135,1 19,0 -0,2 -33,2 -21,5 -10,3 -0,7 -1,1 -11,3 -9,1
6,8 135,3 20,9 0,2 -33,2 . -
2,6 -0,2 -1,8 -0,3 0,0 . -
-8,7 -289,1 -238,7 -216,4 0,6 -93,0 13,5 -47,6 54,6 -58,6 -89,1
-14,6 -327,7 -255,9 -219,1 1,3 . -
2,8 0,4 -3,8 -6,5 -8,0
3,6 50,4 4,8 18,3 -8,3
2,6 51,0 5,2 19,0 .
. . . . .
-0,2 -8,3 -7,4 -12,5 -12,1
-0,3 -9,6 -8,1 -13,3 .
46,0 67,6 83,0 83,6
148,0 223,9 227,4 224,3
0,0 0,1 0,1 0,1
141,8 217,1 219,8 217,5
6,2 6,8 7,5 6,8
1.191,5 1.288,8 1.475,0 1.555,0
202,7 224,0 230,2 233,9
842,1 871,7 1.013,3 1.046,4
146,7 193,2 231,5 274,7
5,9 38,7 17,2 2,7 -0,7 . -
65,1 74,1 4,4 -5,6 -0,4 1,2 -1,9 -0,3 -1,7 -0,6 3,6
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 . -
64,6 74,1 3,4 -5,9 -0,1 . -
0,5 0,0 1,0 0,3 -0,3 . -
73,7 95,4 19,5 -63,8 63,6 -10,4 29,3 -4,0 19,6 -7,6 -22,4
15,9 10,4 4,6 1,1 2,2 . -
31,6 65,2 3,2 -42,6 25,8 . -
26,2 19,9 11,7 -22,2 35,6 . -
15,5 89,7 25,6 31,5 .
78,8 50,5 2,0 -1,4 -3,9
. . . . .
83,7 52,6 1,6 -1,7 .
5,8 0,2 15,4 11,0 .
6,4 8,2 1,5 1,5 0,8
8,8 5,1 2,1 -0,2 .
3,7 7,9 0,3 0,2 .
17,8 13,7 6,5 8,7 .
Transacties
Groeipercentages
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 67
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
7. Officiële reserves 1)
Totaal
Officiële reserves
Monetair goud In EUR miljard
In troy ounces fijn (miljoenen)
2
3
1
Aange- ReserveDeviezen houden positie bijzon in het Totaal Chartaal geld en Effecten dere IMF deposito’s trek Bij mone Bij Totaal Aan- Obliga Geld kings taire auto- banken delen ties en markt rechten riteiten en notes instru (SDR’s) het BIB menten 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2009 2010 2011 2012 III IV 2013 I 2013 juni juli
Overige vorde Finan ringen ciële deri vaten
13
14
Overige activa in vreemde valuta
Reeds bekende netto kortlopende verplichtingen op vreemde valuta 15 16
SDRtoewijzingen
17
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 462,4 591,2 667,1 733,8 689,4 687,8 564,3 588,7
266,1 366,2 422,1 476,4 437,2 432,7 315,9 343,3
347,180 346,962 346,846 346,827 346,693 346,696 346,672 346,674
50,8 54,2 54,0 53,8 52,8 52,5 51,3 50,7
10,5 15,8 30,2 34,2 31,9 32,4 31,5 31,4
134,9 155,0 160,9 168,9 166,8 169,6 164,7 162,5
11,7 7,7 5,3 5,4 6,1 5,3 5,5 7,8
10,5 10,2 14,1 3,0 0,0 1,0
0,0 0,1 0,0 0,0 0,0 .
-
-0,1 -1,6 -0,3 0,3 -0,5 .
4,9 12,9 3,4 -1,5 0,3 .
5,6 -1,2 10,3 4,2 0,2 .
-5,4 -2,3 0,8 0,6 -1,1 .
2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II
PM:
8,1 16,0 7,8 8,2 8,8 10,0 7,6 5,0
115,2 131,3 148,1 155,2 151,3 154,4 151,6 149,5
0,5 0,5 0,8 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2
92,0 111,2 134,1 136,1 130,9 132,6 133,9 132,0
22,7 19,5 13,3 18,9 20,2 21,6 17,6 17,3
-0,1 0,0 -0,4 0,2 0,6 -0,1 0,0 0,2
0,0 0,0 0,0 0,5 0,6 0,6 0,8 0,9
32,1 26,3 97,4 39,9 32,8 31,2 27,3 26,3
-24,2 -24,4 -86,0 -39,5 -35,0 -35,8 -31,0 -28,6
51,2 54,5 55,9 56,2 55,0 55,1 54,2 53,8
0,0 0,1 -0,4 0,0 0,0 .
10,6 15,9 -0,7 -0,5 -0,8 .
-6,3 -6,8 9,1 2,9 1,7 .
0,0 0,1 0,4 0,1 -0,5 .
0,0 0,0 0,7 0,1 0,0 .
-
-
-
1,0 -5,2 27,4 -53,5 -50,1 .
-12,8 10,3 14,3 -0,6 -0,4 .
25,3 -24,5 -45,2 82,8 68,3 .
-
-
-
-
-
Transacties 6,6 -8,3 1,2 1,0 0,8 .
4,3 9,3 8,0 2,4 0,9 .
Groeipercentages 2009 2010 2011 2012 IV 2013 I II
-1,3 2,0 1,6 2,1 1,8 0,6
-0,9 0,0 0,0 0,0 0,0 .
-
-2,6 -0,1 -3,0 -0,5 -0,9 .
45,5 46,7 82,3 11,1 7,5 .
8. Bruto externe schuld Totaal
2
2009 2010 2011 2012 III IV 2013 I
Geldmarkt Obligaties en instrumenten notes
-21,3 75,9 -52,7 15,2 30,5 .
-7,3 3,6 6,9 5,6 5,6 .
3
4
Naar sector (m.u.v. directe investeringen)
Handels krediet 5
Overige Directe schuldver- investeringen: plichtingen intragroeps leningen 6 7
Overheid
Eurosysteem MFI’s (m.u.v. Eurosysteem)
Overige sectoren
8
9
10
11
1.462,1 1.522,3 1.703,3 1.960,8 2.041,5 2.031,7
1.966,1 2.143,7 2.312,6 2.453,3 2.491,7 2.560,2
253,4 271,0 411,3 432,0 428,9 398,6
4.579,8 4.750,4 4.569,0 4.504,5 4.229,9 4.256,6
2.080,3 2.231,8 2.425,2 2.588,4 2.755,9 2.849,3
16,4 16,6 18,1 20,7 21,5 21,4
22,0 23,4 24,6 25,9 26,3 27,0
2,8 3,0 4,4 4,6 4,5 4,2
51,3 51,9 48,5 47,5 44,6 44,8
23,3 24,4 25,7 27,3 29,1 30,0
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 10.341,7 10.919,2 11.421,3 11.939,1 11.947,9 12.096,5
4.469,0 4.696,9 4.637,9 4.661,4 4.536,2 4.555,3
525,7 454,0 443,5 434,6 464,2 493,7
3.523,2 3.841,4 4.142,3 4.324,5 4.353,0 4.415,9
115,9 119,2 121,3 126,0 126,0 127,3
50,1 51,3 49,2 49,2 47,8 48,0
5,9 5,0 4,7 4,6 4,9 5,2
39,5 41,9 44,0 45,6 45,9 46,5
2009 2010 2011 2012 III IV 2013 I
41,1 -43,3 -30,0 15,1 -4,1 .
Naar instrument Leningen, chartaal geld en deposito’s
1
-4,4 3,7 -1,2 6,6 6,2 .
176,9 202,7 224,0 230,5 230,2 233,9
184,9 201,9 270,4 327,3 322,9 366,0
Uitstaande bedragen als % bbp 2,0 2,2 2,4 2,4 2,4 2,5
2,1 2,2 2,9 3,5 3,4 3,9
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied, overeenkomstig de voor de reserves van het eurosysteem gehanteerde beleid. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
S 68
ECB Maandbericht September 2013
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
9. Geografische splitsing Totaal
EU-lidstaten buiten het eurogebied Totaal
1
2
Dene- Zweden Ver. Overige marken Konink EUrijk landen1) 3 4 5 6
Overheid
MFI’s Overige sectoren
Overheid
MFI’s Overige sectoren
8
9
Japan Zwitser land
10
Verenigde Staten
OffInter Overige shore natio landen finan nale ciële organi centra saties
11
12
13
14
15
1.172,7 5.564,7
260,7 1.541,1
-10,6 28,7
-13,0 142,2
11,4 1.049,2
274,1 321,1
-1,3 0,0
84,4 183,8
73,2 85,1
-22,1 74,5
125,2 526,0
40,0 1.082,9
-146,5 487,1
-0,3 0,0
758,2 1 584,3
4.230,1 1.334,6 4.392,0
1.128,4 412,8 1.280,4
23,9 4,7 39,2
78,5 63,7 155,2
776,0 273,2 1.037,8
249,9 71,1 47,0
0,0 0,0 1,3
146,2 37,5 99,4
68,4 16,6 11,9
53,7 20,8 96,6
394,6 131,4 400,8
743,1 339,8 1.042,9
402,2 84,9 633,5
0,0 0,0 0,4
1 293,5 290,7 826,0
3.337,2 1.054,7 4.762,6 1.703,4 3.059,2 2.592,9 466,3 -255,6 4.876,7 162,8 3.103,3 1.610,6 5.132,3 223,9 3.619,5 1.288,8
1.052,4 228,0 1.536,9 341,8 1.195,1 1.050,8 144,3 -287,7 2.159,9 63,9 1.497,4 598,7 2.447,6 118,2 1.758,6 570,8
26,1 13,2 84,5 10,9 73,6 68,5 5,1 45,5 92,3 1,5 71,9 19,0 46,8 0,1 36,4 10,3
142,6 12,6 199,5 41,6 157,9 124,8 33,0 -30,0 91,0 4,1 49,7 37,2 121,0 0,4 84,8 35,8
855,5 182,2 1.005,5 275,9 729,6 629,5 100,1 -154,0 1.777,6 44,3 1.225,7 507,7 1.931,6 53,5 1.436,3 441,8
27,0 20,0 99,4 13,2 86,2 83,8 2,4 71,4 182,7 1,3 147,2 34,2 111,3 0,1 86,2 25,0
1,2 0,0 148,0 0,1 147,9 144,2 3,7 -220,6 16,3 12,7 2,9 0,7 236,9 64,1 115,0 57,8
83,4 16,0 100,7 39,1 61,6 56,8 4,8 -10,1 26,8 1,8 14,7 10,2 36,8 0,1 24,8 11,9
6,3 5,6 52,5 48,7 3,9 2,7 1,2 -13,5 46,1 3,2 20,9 22,0 59,6 0,1 30,8 28,8
76,9 19,7 208,0 90,4 117,6 46,3 71,3 10,9 99,5 2,3 80,2 17,0 88,6 0,1 61,4 27,0
236,0 164,8 124,3 102,0 22,2 15,4 6,9 -75,1 257,4 1,0 130,1 126,3 332,5 1,2 256,7 74,6
789,1 253,8 1.557,1 553,1 1.004,0 828,0 175,9 63,8 763,5 8,5 473,3 281,6 699,7 33,2 416,0 250,4
370,2 263,3 384,9 215,8 169,1 155,1 13,9 82,5 588,8 2,4 439,6 146,8 506,3 1,4 414,0 91,0
0,1 0,3 35,2 1,4 33,8 32,7 1,0 -71,6 36,7 30,4 5,7 0,6 108,3 66,6 38,8 3,0
722,7 103,3 763,0 311,0 452,0 405,1 46,9 45,2 898,0 49,3 441,4 407,4 852,8 3,1 618,3 231,4
84,1 254,4
46,1 113,5
-7,6 1,7
-11,0 14,5
50,1 81,8
14,6 15,4
0,0 0,0
-8,1 5,1
6,1 7,2
-1,6 4,3
5,5 -2,5
-39,3 34,9
14,7 -4,9
0,1 0,0
60,8 96,7
200,8 53,5 170,2
119,4 -5,9 67,4
1,9 -0,1 9,3
16,4 -1,9 25,5
88,2 -6,4 31,8
12,9 2,6 0,9
0,0 0,0 0,0
7,9 -2,8 13,2
6,0 1,2 1,1
1,7 2,7 6,0
-7,1 4,7 -7,9
29,0 5,9 74,2
-17,1 12,1 -19,6
0,0 0,0 0,0
61,0 35,7 35,9
178,3 -8,1 165,2 99,6 65,5 100,0 -34,5 300,7 -40,2 4,6 -140,8 96,0 -340,9 -3,1 -365,3 27,5
35,3 32,1 -37,5 30,9 -68,4 -40,1 -28,3 251,1 -17,4 2,8 -54,9 34,7 -268,4 -20,8 -234,2 -13,4
11,0 -1,7 7,0 1,4 5,6 3,7 1,8 -20,7 -5,2 1,3 -9,0 2,6 15,6 0,1 12,6 2,8
18,8 6,7 7,4 3,2 4,2 3,2 1,0 9,9 10,2 0,2 6,0 4,1 0,3 0,3 1,9 -1,9
3,8 28,0 -72,2 25,4 -97,6 -68,6 -29,0 291,5 -4,5 1,2 -34,0 28,3 -296,0 -27,1 -250,0 -19,0
1,8 -0,9 7,3 0,9 6,5 7,7 -1,3 -22,9 -17,3 -0,4 -16,6 -0,3 5,6 0,0 3,6 2,0
0,0 0,0 13,0 0,0 13,0 13,9 -0,9 -6,7 -0,6 0,6 -1,3 0,1 6,1 5,8 -2,4 2,7
16,4 -3,2 7,3 3,3 4,0 1,6 2,4 4,1 5,0 0,1 0,3 4,7 1,0 0,3 -5,8 6,5
0,9 0,2 3,0 3,0 0,0 0,1 0,0 32,6 3,0 -0,1 6,2 -3,2 -29,6 0,0 -29,5 -0,1
6,7 -0,7 12,4 10,6 1,8 -4,1 5,9 -20,7 -23,3 -1,3 -18,9 -3,1 -2,6 0,0 -4,6 2,0
7,3 -15,3 -6,7 3,7 -10,3 -1,6 -8,8 0,0 8,1 0,4 10,5 -2,9 8,1 -0,1 -8,4 16,6
91,1 -16,9 68,5 30,9 37,6 39,8 -2,3 17,4 -11,5 0,7 -28,3 16,1 -28,9 -3,6 -36,7 11,4
-0,7 -18,9 -14,2 -11,1 -3,1 -1,9 -1,1 -4,4 -34,6 0,6 -44,6 9,4 -30,2 -0,1 -36,9 6,8
0,0 0,0 -1,4 0,0 -1,4 -1,8 0,4 -17,1 0,5 0,1 0,4 0,0 17,6 20,0 -3,0 0,6
21,3 14,6 133,7 28,4 105,3 108,0 -2,7 37,8 30,0 1,2 -11,5 40,3 -7,8 1,2 -6,1 -2,9
Gecumuleerde transacties
2012 II - 2013 I Directe investeringen In het buitenland Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal In het eurogebied Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal Portfolio investeringsactiva Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overige investeringen Activa Overheid MFI’s Overige sectoren Passiva
China
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
2011 Directe investeringen In het buitenland Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal In het eurogebied Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal Portfolio investeringsactiva Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overige investeringen Activa Overheid MFI’s Overige sectoren Passiva
EUinsti tuten 7
Canada
Bron: ECB. 1) Exclusief Kroatië.
ECB Maandbericht September 2013
S 69
7.4 Monetaire opstelling van de betalingsbalans 1)
(EUR miljard; stromen)
Betalingbalansposten die de netto transacties van MFI’s weerspiegelen Transacties door niet-MFI’s Directe investeringen Effectenverkeer Overige financiële transacties Activa Passiva Activa Passiva Door Door Aandelen Schuld Aandelen Schuld ingezetenen ingezetenen bewijzen bewijzen buiten het in het euroeurogebied gebied 3 4 5 6 7 8 9 10 -339,3 272,2 -73,0 -248,0 136,2 59,8 -160,9 138,6 -428,0 324,1 55,1 -45,8 59,2 37,3 -128,8 169,6 -269,2 197,0 -53,4 -183,3 172,8 169,4 -91,5 23,9
Totaal
Lopende rekening en vermogens overdrachtenrekening
1 -207,0 80,0 130,3
2 7,8 26,0 137,5
13,7 48,0 113,8 31,8 126,1
19,8 44,9 72,5 34,2 56,4
-67,5 -50,9 -70,1 -65,8 -13,2
49,2 44,0 28,8 38,4 2,0
19,1 -6,0 -49,6 -48,3 -5,9
-16,7 -48,2 -33,6 -54,5 -11,2
9,6 26,6 106,1 59,7 86,4
47,6 28,5 66,2 51,8 -4,1
-46,7 -13,3 19,2 -59,8 24,9
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
14,3 12,8 25,5 9,7 8,8 66,4 38,6
18,0 22,4 10,5 11,9 17,4 24,7 30,4
-22,3 -15,8 -24,4 -10,7 -11,7 -15,6 -42,9
5,1 20,0 38,2 -14,1 6,2 23,1 -0,5
12,5 3,5 -0,2 -9,4 -8,7 -8,3 -32,6
0,2 -19,2 -15,6 -13,4 -12,3 -21,2 -0,1
15,7 -0,2 3,2 23,7 41,6 24,9 39,6
19,1 10,8 3,4 14,2 5,1 37,8 23,3
2013 jan. feb. maart april mei juni
43,1 -33,1 21,7 4,9 66,9 54,3
-4,0 13,1 25,2 17,9 11,6 26,9
-15,7 -24,6 -25,6 -11,6 -0,7 -0,9
4,1 34,6 -0,3 4,1 0,2 -2,3
-16,6 -16,8 -14,9 -17,4 -4,6 16,2
-21,0 -27,2 -6,3 -23,1 -6,0 17,8
38,2 3,6 17,9 13,2 49,1 24,1
2013 juni
319,6
208,0
-200,0
113,2
2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I II
Finan ciële deri vaten
Statistische verschillen
11 18,3 -5,3 17,8
12 -18,8 16,6 9,3
7,7 22,8 -69,4 63,2 -9,2
-8,0 2,8 28,3 9,3 3,4
-0,3 -3,2 15,3 3,5 -3,3
-22,3 -28,4 10,3 4,8 -27,1 -6,9 53,2
-8,2 26,2 -3,3 -0,1 -13,6 -9,1 -46,6
-2,2 -1,7 6,2 -1,7 10,3 7,4 10,6
-1,3 -5,0 -2,8 4,5 1,5 9,6 4,1
17,5 4,0 30,4 26,1 4,8 -35,0
-12,5 -46,0 -1,4 -19,3 29,8 14,4
40,1 27,4 -4,3 17,9 -8,2 -18,8
5,0 3,0 1,2 -3,4 -7,2 14,0
7,9 -4,1 -0,3 0,6 -1,8 -2,1
142,5
-29,1
7,4
43,8
12,3
twaalfmaands gecumuleerde transacties -109,8
-147,5
278,9
G38. Belangrijkste betalingsbalanstransacties die de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI’s weerspiegelen 1) (EUR miljard; twaalfmaands gecumuleerde transacties)
600
totaal dat de netto externe activa van MFI’s weerspiegelt saldo lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening directe investeringen en effectenverkeer buiten het eurogebied door niet-MFI’s effectenverkeer (passiva) van niet-MFI’s in de vorm van schuldbewijzen
600
400
400
200
200
0
0
-200
-200
-400
-400
-600
2007
2008
2009
2010
2011
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 70
ECB Maandbericht September 2013
2012
-600
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.5 Goederenhandel
1. Waarde, volume en waarde per eenheid naar categorie goederen 1) (voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven) Totaal (niet seizoenvrij) Uitvoer Invoer
1
2
Uitvoer (f.o.b.)
Half fabrikaten
Totaal Investerings goederen
4
5
3
Invoer (c.i.f.) PM: Con Verwerkende industrie sumptie goederen 6
Half fabrikaten
7
8
Totaal PM: Inves- Consumptie Verwerkende terings goederen industrie goederen
9
10
Olie
11
12
13
367,6 368,4 92,8 91,7 90,6 . 30,6 30,0 30,0 30,2 29,7 .
1 104,8 1 091,6 273,8 268,6 268,3 265,2 91,4 86,5 90,5 87,8 90,1 87,3
324,3 360,6 90,3 89,8 86,0 . 29,7 28,9 27,4 28,3 27,5 .
144,6 137,9 138,8 136,4 136,3 135,9 133,7 137,4 135,6 134,8 135,0 133,3
133,5 127,1 129,5 125,7 124,5 125,5 122,9 128,2 121,7 126,5 122,0 126,7
102,6 103,6 103,3 104,9 104,4 100,8 101,5 105,2 100,0 97,3 103,9 104,2
Waarde (EUR miljard; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 2011 2012 2012 III IV 2013 I II 2013 jan. feb. maart april mei juni
13,0 7,4 7,5 5,7 1,2 1,9 5,2 -1,2 0,1 9,0 -0,2 -2,5
13,3 1,7 0,4 1,0 -5,1 -3,3 2,0 -6,9 -10,0 1,7 -5,7 -5,8
7,5 3,3 3,6 2,9 2,4 0,2 -6,0 3,5 -1,4 -1,2 8,5 0,0
3,5 -3,1 -3,0 -5,6 -2,5 -4,4 -7,4 2,0 -6,1 -8,9 3,0 -3,6
2011 2012 2012 II III IV 2013 I 2012 dec. 2013 jan. feb. maart april mei
1 746,1 1 870,7 474,0 466,2 475,6 475,0 157,1 157,2 161,4 159,6 155,4 160,0
880,5 928,9 233,4 230,8 236,2 . 78,1 77,7 80,4 77,9 75,9 .
353,1 384,7 96,6 96,5 95,6 . 31,4 31,1 33,1 32,9 31,6 .
474,3 516,1 131,9 129,1 133,3 . 44,3 44,3 44,7 44,4 43,2 .
1 426,9 1 524,5 386,6 379,5 384,3 385,0 127,5 125,0 131,8 127,4 130,3 127,4
1 762,5 1 791,1 448,0 439,4 436,6 431,3 148,1 145,0 143,4 144,6 141,6 145,2
1 129,2 1 147,7 285,3 281,2 278,4 . 93,5 93,8 91,1 91,8 89,5 .
241,0 245,1 62,0 58,9 58,9 . 20,8 19,0 19,0 20,0 19,2 .
Volume (index 2000 = 100; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 148,6 153,0 153,2 154,0 151,9 155,7 149,6 154,0 154,8 158,5 156,8 153,0
143,3 146,1 145,5 146,3 144,8 148,7 141,9 147,4 147,1 151,7 147,4 144,9
153,4 160,8 162,3 159,3 161,1 159,4 159,0 157,2 156,0 164,9 163,3 156,1
155,5 161,2 161,9 163,4 160,4 167,2 158,5 165,7 167,3 168,5 167,6 162,2
145,3 150,2 151,0 151,3 149,0 151,7 146,8 150,6 148,7 156,0 150,5 154,2
126,4 122,3 123,4 121,2 120,2 120,5 118,0 123,0 120,0 118,6 120,2 119,4
119,5 116,0 116,7 114,7 114,2 114,5 112,6 115,9 115,0 112,6 115,0 114,0
136,2 130,0 133,0 129,5 125,2 124,3 122,2 132,4 122,0 118,7 123,2 120,9
2. Prijzen 2)
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) Industriële producentenuitvoerprijzen (f.o.b.) 3) Totaal Totaal PM: Totaal (index: (index: Half InvesCon Energie Fabrikaten 2010=100) 2005=100) fabrikaten terings sumptie goederen goederen % totaal 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 jan. feb. maart april mei juni
100,0 1 104,1 106,8 106,6 106,5 105,8 106,4 106,6 106,6 106,1 105,9 105,5
100,0 2 4,1 2,6 1,6 0,1 -0,9 0,3 0,1 -0,3 -0,9 -1,0 -0,8
30,1 3 5,6 1,0 0,6 -0,5 -1,7 -0,3 -0,6 -0,6 -1,3 -1,8 -1,9
42,0 4 1,3 1,8 1,2 0,4 0,2 0,3 0,2 0,6 0,6 0,2 -0,3
18,5 5 1,5 2,2 2,0 1,3 1,1 1,4 1,2 1,4 1,4 1,1 0,7
9,4 6 23,0 9,8 3,7 -4,2 -8,2 -1,7 -2,2 -8,2 -11,6 -9,1 -3,5
96,4 7 3,8 2,4 1,6 0,0 -0,7 0,2 0,1 -0,3 -0,8 -0,7 -0,7
100,0 8 108,2 111,4 110,5 110,2 108,4 110,0 110,3 110,3 109,0 108,3 107,9
Industriële invoerprijzen (c.i.f.) Totaal Half InvesCon fabrikaten terings sumptie goederen goederen 100,0 9 8,1 3,0 1,2 -1,4 -2,6 -0,8 -1,3 -2,2 -3,1 -2,9 -1,9
29,0 10 4,8 0,0 0,4 -0,9 -2,1 -0,5 -1,2 -1,0 -1,5 -2,1 -2,8
25,4 11 -0,7 1,5 0,5 -0,6 -1,1 -1,3 -0,9 0,3 -0,3 -1,2 -1,7
23,3 12 3,6 2,5 2,0 0,9 0,4 0,7 0,8 1,2 1,1 0,6 -0,4
PM: Energie Fabrikaten 22,4 13 25,5 7,2 2,0 -3,9 -5,7 -1,7 -2,9 -6,9 -8,9 -6,6 -1,5
80,4 14 3,5 1,8 1,3 -0,5 -1,3 -0,5 -0,6 -0,3 -0,9 -1,4 -1,6
Bron: Eurostat. 1) D e productgroepen zoals gerubriceeerd in de Broad Economic Categories. In tegenstelling tot de in Tabel 2 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten- en consumptieproductgroepen landbouw- en energieproducten inbegrepen. 2) D e productgroepen zoals gerubriceerd in de Main Industrial Groupings (industriële hoofdsectoren). In tegenstelling tot de in Tabel 1 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten en consumptiegoederen energie- en landbouwproducten niet inbegrepen. De component ‘Fabrikaten’ heeft vergeleken met de in kolommen 7 en 12 van Tabel 1 getoonde gegevens een andere samenstelling. De getoonde gegevens zijn prijsindices die voor een productenmandje de zuivere prijsmutatie volgen, en het zijn niet eenvoudige ratio’s van de in Tabel 1 getoonde waarde- en volumegegevens, die onderhevig zijn aan veranderingen in de samenstelling en kwaliteit van verhandelde goederen. Deze indices verschillen van de bbp-deflatoren voor de invoer en uitvoer (getoond in Tabel 5.1.3), voornamelijk omdat deze deflatoren zowel op alle goederen en diensten als op de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied betrekking hebben. 3) D e industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op de rechtstreekse transacties tussen binnenlandse producenten en niet-binnenlandse cliënten. In tegenstelling tot de in Tabel 1 voor de waardes en volumes getoonde gegevens, worden hier uitvoer vanuit de groothandel en wederuitvoer buiten beschouwing gelaten.
ECB Maandbericht September 2013
S 71
7.5 Goederenhandel
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
3. Geografische uitsplitsing Totaal
EU-lidstaten buiten het eurogebied Denemarken
1
2
Zweden Verenigd Konink rijk 3
4
Rusland Zwitser land
Turkije
Overige EUlanden1) 5
6
7
Verenigde Staten
8
Azië
Afrika
China
Japan
Latijns Overige Amerika landen
9
10
11
12
13
14
15
Uitvoer (f.o.b.) 2011 2012
1.746,1 1.870,7
32,9 34,0
60,5 59,1
213,5 230,4
241,6 245,1
79,9 90,0
109,2 116,4
56,8 59,4
200,6 224,0
405,6 439,3
115,7 120,7
39,4 44,7
112,3 126,2
84,6 97,3
148,8 149,3
2012 I II III IV
463,3 467,3 474,0 466,2
8,4 8,6 8,5 8,6
15,0 14,9 14,8 14,4
56,5 57,1 58,4 58,5
61,3 61,3 61,6 60,9
22,1 22,8 22,8 22,4
29,3 29,2 29,2 28,7
14,6 14,6 15,0 15,2
55,7 56,0 58,3 53,9
108,4 109,0 110,6 111,4
31,4 30,3 29,9 29,1
10,6 11,3 11,6 11,2
31,1 31,5 31,2 32,5
23,6 24,5 24,5 24,8
37,3 37,9 39,1 35,0
2013 I II
475,6 475,0
8,6 .
14,5 .
58,6 .
61,9 .
23,2 22,6
28,2 27,4
15,7 15,6
55,6 54,8
111,1 109,9
29,6 29,8
11,0 10,7
34,2 33,2
25,0 24,7
39,2 .
2013 jan. feb. maart april mei juni
157,1 157,2 161,4 159,6 155,4 160,0
2,9 2,8 2,9 2,8 2,9 .
5,1 4,6 4,7 4,8 5,0 .
19,5 18,9 20,1 19,0 20,1 .
20,9 20,4 20,6 20,0 20,5 .
8,0 7,6 7,6 7,6 7,7 7,3
9,8 8,9 9,6 9,2 9,3 8,9
5,4 5,1 5,2 5,1 5,3 5,2
18,3 17,6 19,7 18,4 18,8 17,7
37,0 35,4 38,7 36,7 37,3 36,0
10,1 9,3 10,1 10,0 10,0 9,8
3,7 3,5 3,8 3,5 3,6 3,6
11,5 11,5 11,2 11,0 11,1 11,0
8,2 7,8 8,9 8,0 8,6 8,1
10,4 16,5 12,2 17,0 8,9 .
100,0
1,8
3,2
12,3
13,1
3,2
12,0
23,5
6,5
2,4
6,7
5,2
8,0
aandeel in totale uitvoer, %
2012
4,8
2011 2012
6,2
Invoer (c.i.f.) 1.762,5 1.791,1
29,9 29,0
53,2 52,9
166,9 168,0
226,8 229,8
138,7 143,2
81,6 81,0
35,0 33,9
140,8 150,3
553,5 538,7
218,5 213,6
52,6 48,5
129,1 157,0
91,2 92,8
115,7 114,6
2012 I II III IV
454,4 449,3 448,0 439,4
7,2 7,3 7,3 7,2
13,3 13,1 13,7 12,9
42,6 41,3 42,4 41,7
57,4 57,0 57,8 57,6
37,5 34,9 33,9 36,8
20,1 19,7 21,2 20,0
8,4 8,4 8,4 8,6
37,7 37,6 39,0 35,9
137,8 137,2 133,2 130,6
53,2 55,9 53,5 51,0
12,6 12,6 12,1 11,2
39,7 38,5 39,3 39,5
23,8 23,1 23,2 22,5
28,8 31,1 28,5 26,1
2013 I II
436,6 431,3
7,4 .
13,2 .
41,8 .
58,0 .
38,7 33,9
20,2 20,4
8,8 8,7
35,5 37,3
127,2 126,2
51,7 50,6
10,7 10,6
38,5 36,3
21,2 20,2
26,0 .
2013 jan. feb. maart april mei juni
148,1 145,0 143,4 144,6 141,6 145,2
2,5 2,4 2,5 2,3 2,4 .
4,3 4,3 4,6 4,4 4,5 .
14,2 13,7 13,9 13,1 14,1 .
19,5 18,9 19,6 18,9 19,1 .
13,2 12,8 12,7 12,1 11,4 10,3
7,0 6,3 6,8 6,3 7,1 7,1
2,9 2,9 2,9 2,9 2,9 2,9
11,9 11,7 11,9 12,3 12,6 12,4
44,2 41,2 41,8 42,2 43,0 41,0
17,6 16,5 17,5 16,4 17,7 16,4
3,7 3,5 3,5 3,5 3,7 3,4
13,4 12,9 12,2 12,6 11,7 12,0
7,2 6,9 7,1 6,6 6,8 6,8
7,6 11,0 7,4 10,9 5,9 .
100,0
1,6
3,0
9,4
12,8
1,9
8,4
30,1
11,9
2,7
8,8
5,2
6,4
2012
aandeel in totale invoer, % 8,0
4,5
Netto 2011 2012
-16,4 79,6
3,0 5,0
7,2 6,2
46,6 62,4
14,7 15,2
-58,9 -53,1
27,6 35,5
21,7 25,5
59,8 73,7
-147,9 -99,4
-102,9 -92,9
-13,2 -3,8
-16,9 -30,8
-6,5 4,6
33,2 34,8
2012 I II III IV
8,9 18,0 25,9 26,8
1,2 1,3 1,2 1,4
1,8 1,7 1,2 1,5
13,8 15,8 16,0 16,7
3,9 4,2 3,8 3,3
-15,5 -12,1 -11,2 -14,4
9,3 9,4 8,0 8,8
6,2 6,2 6,6 6,6
18,0 18,4 19,3 18,1
-29,4 -28,2 -22,6 -19,2
-21,9 -25,5 -23,7 -21,9
-2,0 -1,2 -0,5 0,0
-8,6 -7,1 -8,1 -7,1
-0,3 1,3 1,3 2,3
8,5 6,8 10,6 8,9
2013 I II
39,1 43,7
1,2 .
1,3 .
16,7 .
3,8 .
-15,5 -11,2
8,0 6,9
6,9 6,9
20,1 17,6
-16,2 -16,2
-22,1 -20,7
0,3 0,1
-4,3 -3,1
3,8 4,5
13,2 .
2013 jan. feb. maart april mei juni
8,9 12,2 18,0 15,0 13,8 14,9
0,5 0,4 0,3 0,5 0,4 .
0,8 0,4 0,1 0,4 0,5 .
5,3 5,2 6,2 5,9 6,0 .
1,4 1,5 0,9 1,1 1,4 .
-5,2 -5,2 -5,1 -4,6 -3,7 -3,0
2,8 2,5 2,7 2,9 2,2 1,8
2,5 2,2 2,3 2,2 2,4 2,3
6,3 6,0 7,8 6,1 6,2 5,3
-7,2 -5,8 -3,1 -5,6 -5,7 -5,0
-7,5 -7,2 -7,4 -6,4 -7,7 -6,6
0,1 0,0 0,3 0,0 0,0 0,2
-1,9 -1,4 -1,0 -1,6 -0,6 -0,9
1,0 1,0 1,8 1,5 1,7 1,3
2,8 5,5 4,9 6,0 3,0 .
Bron: Eurostat. 1) Exclusief Kroatië.
S 72
ECB Maandbericht September 2013
8
wisselkoersen 8.1 Effectieve wisselkoersen 1)
(gemiddelden per periode; index: 1999 I = 100) 21 handelspartners Nominaal
40 handelspartners
2010 2011 2012
1 103,6 103,4 97,9
Reëel CPI 2 101,5 100,6 95,5
Reëel PPI 3 98,2 97,6 93,4
Reëel bbp-deflator 4 96,7 95,0 89,7
Reëel AEPVI2) 5 109,5 108,2 103,7
Reëel AEPGE 6 98,1 96,1 90,9
Nominaal 7 111,5 112,2 107,1
Reëel CPI 8 98,1 97,6 92,8
2012 II III IV 2013 I II
98,2 95,9 97,9 100,8 100,9
95,8 93,7 95,5 98,2 98,2
93,5 91,9 93,8 96,2 96,0
90,2 87,9 89,5 92,1 .
104,2 101,5 103,8 106,7 .
91,3 89,0 90,6 93,5 .
107,5 105,0 107,4 110,2 110,6
93,2 91,2 92,9 94,9 95,0
2012 aug. sept. okt. nov. dec.
95,3 97,2 97,8 97,3 98,7
93,1 94,9 95,4 94,8 96,2
91,3 93,2 93,7 93,1 94,5
-
-
-
104,5 106,6 107,3 106,7 108,3
90,6 92,5 92,8 92,3 93,5
2013 jan. feb. maart april mei juni juli aug.
100,4 101,7 100,2 100,5 100,6 101,6 101,5 102,2
97,9 99,0 97,8 97,8 98,0 98,9 98,9 99,5
96,0 97,1 95,6 95,8 95,7 96,6 96,5 97,1
-
-
-
109,9 111,2 109,5 109,8 110,0 112,0 112,0 113,4
94,8 95,7 94,4 94,3 94,6 96,1 96,1 97,3
0,7
0,6
-
-
1,3
1,2
-
-
8,6
7,3
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 2013 aug.
0,6
-
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 2013 aug.
7,3
6,9
6,3
-
G39. Effectieve wisselkoersen
G40. Bilaterale wisselkoersen
(maandgemiddelden; index: 1999 I = 100)
(maandgemiddelden; index: 1999 I = 100)
nominaal-effectieve wisselkoersen, 21 handelspartners reëel met de CPI gedefleerde effectieve wisselkoersen, 21 handelspartners
USD/EUR JPY/EUR GBP/EUR
150
150
150
140
140
140
140
130
130
130
130
120
120
120
120
110
110
110
110
100
100
100
100
90
90
90
90
80
80
80
80
70
70
70
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2000
2002
150
2004
2006
2008
2010
2012
70
Bron: ECB. 1) Voor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) AEPVI-gedeflateerde reeksen zijn alleen beschikbaar voor de groep van 20 handelspartners
ECB Maandbericht September 2013
S 73
8.2 Bilaterale wisselkoersen
(gemiddelden per periode; eenheden van de nationale valuta per euro) Bulgaarse Tsjechische lev kroon
2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni juli aug.
Deense Kroatische kroon kuna
1 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558
2 25,284 24,590 25,149 25,167 25,565 25,831 25,475 25,659 25,841 25,888 25,759 25,944 25,818
3 7,4473 7,4506 7,4437 7,4590 7,4589 7,4555 7,4598 7,4553 7,4553 7,4536 7,4576 7,4579 7,4580
4 7,2891 7,4390 7,5217 7,5290 7,5838 7,5566 7,5868 7,5909 7,6076 7,5684 7,4901 7,5061 7,5372
0,0
-0,5
0,0
0,4
3,2
0,2
0,7
Letlandse lat
Litouwse litas
Hongaarse forint
5 0,7087 0,7063 0,6973 0,6963 0,6996 0,7009 0,6999 0,7013 0,7006 0,7002 0,7019 0,7024 0,7027
6 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528
7 275,48 279,37 289,25 283,25 296,50 295,53 292,73 303,01 298,67 292,38 295,70 294,90 299,46
Poolse Nieuwe zloty Roemeense leu 8 9 3,9947 4,2122 4,1206 4,2391 4,1847 4,4593 4,1123 4,5288 4,1558 4,3865 4,1982 4,3958 4,1700 4,3839 4,1565 4,3923 4,1359 4,3780 4,1799 4,3360 4,2839 4,4803 4,2745 4,4244 4,2299 4,4371
Zweedse kroon
Pond
Nieuwe Turkse lira
10 9,5373 9,0298 8,7041 8,6230 8,4965 8,5652 8,5083 8,3470 8,4449 8,5725 8,6836 8,6609 8,7034
11 0,85784 0,86788 0,81087 0,80740 0,85111 0,85056 0,86250 0,85996 0,85076 0,84914 0,85191 0,86192 0,85904
12 1,9965 2,3378 2,3135 2,3272 2,3577 2,4037 2,3738 2,3453 2,3406 2,3739 2,5028 2,5274 2,6125 3,4
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand 2013 aug. 2013 aug.
0,0 Australische dollar
Braziliaanse real
Canadese dollar
13 1,4423 1,3484 1,2407 1,2484 1,2714 1,3203 1,2951 1,2537 1,2539 1,3133 1,3978 1,4279 1,4742
14 2,3314 2,3265 2,5084 2,6671 2,6368 2,6994 2,6354 2,5694 2,6060 2,6414 2,8613 2,9438 3,1170
15 1,3651 1,3761 1,2842 1,2850 1,3313 1,3368 1,3477 1,3285 1,3268 1,3257 1,3596 1,3619 1,3853
3,2
5,9
1,7
2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni juli aug. 2013 aug.
0,0
0,0
1,5
-1,0
0,3
0,5
-0,3
-1,8
5,1
8,9
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 7,4
3,3
Chinese yuan renminbi 16 8,9712 8,9960 8,1052 8,1036 8,2209 8,0376 8,3282 8,0599 8,0564 7,9715 8,0905 8,0234 8,1477
0,9
Hong Kong dollar
0,0
Indiase roepie 1)
Indonesische roepiah
Israelische shekel
Japanse Yen
Maleisische ringgit
17 10,2994 10,8362 9,9663 10,0506 10,2428 10,1383 10,3608 10,0588 10,1110 10,0766 10,2349 10,1455 10,3223
18 60,5878 64,8859 68,5973 70,2047 71,5390 73,0046 71,9342 70,5579 70,7738 71,4760 77,0284 78,1762 83,9480
19 12.041,70 12.206,51 12.045,73 12.473,53 12.789,08 12.784,60 12.933,75 12.590,61 12.664,51 12.673,13 13.033,31 13.189,17 14.168,72
20 4,9457 4,9775 4,9536 4,9853 4,8969 4,7407 4,9359 4,7769 4,7164 4,7223 4,7865 4,7153 4,7610
21 116,24 110,96 102,49 105,12 121,80 129,07 124,40 122,99 127,54 131,13 128,40 130,39 130,34
22 4,2668 4,2558 3,9672 3,9632 4,0699 4,0088 4,1403 4,0309 3,9686 3,9200 4,1488 4,1746 4,3631
1,5
1,7
7,4
7,4
1,0
0,0
4,5
20,3
-4,4
33,6
12,9
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand
17,2
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 2013 aug.
24,5
23,8
12,5
3,3
7,3
21,9
Mexicaanse peso
Nieuw Zeelandse dollar
Noorse kroon
Filipijnse peso
Russische roebel
Singapore dollar
ZuidAfrikaanse rand
Zuid Koreaanse won
Zwitserse frank
Thaise bath
US dollar
23 16,7373 17,2877 16,9029 16,7805 16,7042 16,2956 16,9872 16,2322 15,8895 15,9776 17,0716 16,6893 17,1996
24 1,8377 1,7600 1,5867 1,5751 1,5823 1,5920 1,5929 1,5657 1,5348 1,5774 1,6682 1,6590 1,6829
25 8,0043 7,7934 7,4751 7,3664 7,4290 7,6114 7,4232 7,4863 7,5444 7,5589 7,7394 7,8837 7,9386
26 59,739 60,260 54,246 53,387 53,769 54,620 54,355 52,813 53,649 53,693 56,658 56,698 58,471
27 40,2629 40,8846 39,9262 40,3064 40,1518 41,3464 40,3342 39,9332 40,7995 40,6842 42,6490 42,8590 43,9748
28 1,8055 1,7489 1,6055 1,5855 1,6345 1,6311 1,6546 1,6164 1,6120 1,6219 1,6613 1,6595 1,6941
29 9,6984 10,0970 10,5511 11,2766 11,8264 12,3996 11,8796 11,9169 11,8592 12,1798 13,2088 12,9674 13,4190
30 1.531,82 1.541,23 1.447,69 1.414,42 1.433,09 1.467,08 1.452,82 1.430,31 1.460,89 1.444,56 1.498,33 1.473,35 1.485,93
31 1,3803 1,2326 1,2053 1,2080 1,2284 1,2315 1,2298 1,2266 1,2199 1,2418 1,2322 1,2366 1,2338
32 42,014 42,429 39,928 39,778 39,361 39,031 39,839 38,264 37,857 38,667 40,664 40,714 42,072
33 1,3257 1,3920 1,2848 1,2967 1,3206 1,3062 1,3359 1,2964 1,3026 1,2982 1,3189 1,3080 1,3310
2013 aug.
3,1
1,4
0,7
3,1
2,6
2,1
3,5
0,9
-0,2
3,3
1,8
2013 aug.
5,1
10,0
8,4
12,1
11,0
9,4
30,8
5,8
2,7
7,9
7,3
2010 2011 2012 2012 IV 2013 I II 2013 feb. maart april mei juni juli aug.
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar
Bron: ECB. 1) Voor deze valuta’s berekent en publiceert de ECB referentiewisselkoersen t.o.v. de euro per 1 januari 2009. Eerdere gegevens zijn ter indicatie.
S 74
ECB Maandbericht September 2013
9
ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED 9.1 Economische en financiële ontwikkelingen in andere EU-lidstaten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) Bulgarijë
Tsjechië Denemarken
Kroatië
Letland
1
2
3
4
5
3,4 2,4 2,1 1,1 1,0 1,2 0,0
2,1 3,5 1,7 1,5 1,2 1,6 1,4
2,7 2,4 0,9 0,5 0,6 0,6 0,4
2,2 3,4 4,2 2,3 1,8 2,2 2,7
4,2 2,3 0,4 -0,1 -0,2 0,2 0,5
2010 2011 2012
-3,1 -2,0 -0,8
-4,8 -3,3 -4,4
-2,5 -1,8 -4,0
. . .
2010 2011 2012
16,2 16,3 18,5
37,8 40,8 45,8
42,7 46,4 45,8
. . .
2013 feb. maart april mei juni juli
3,25 3,54 3,47 3,36 3,40 3,46
2,01 1,98 1,82 1,67 2,14 2,23
1,73 1,59 1,42 1,45 1,72 1,77
2013 feb. maart april mei juni juli
1,23 1,23 1,22 1,21 1,20 1,18
0,50 0,49 0,47 0,46 0,46 0,46
0,33 0,27 0,26 0,24 0,26 0,27
1,31 1,17 1,03 1,14 1,71 2,22
0,49 0,47 0,44 0,41 0,39 0,33
2011 2012 2012 IV 2013 I II
1,8 0,8 0,6 0,4 0,2
1,8 -1,2 -1,6 -2,4 -1,3
1,1 -0,4 -0,4 -0,8 0,5
0,0 -2,0 -2,0 -1,2 .
5,5 5,6 5,8 6,0 .
2011 2012 2012 IV 2013 I II
1,4 0,0 -1,7 -4,3 6,8
-2,3 -1,1 0,8 1,6 -0,5
5,9 5,6 5,9 2,2 7,3
-0,8 0,1 -6,1 -14,3 .
2011 2012 2012 III IV 2013 I
94,1 94,8 96,5 94,8 93,4
59,6 60,5 60,1 60,5 62,2
183,2 182,9 187,2 182,9 185,3
102,9 101,6 103,6 101,6 101,9
2011 2012 2012 IV 2013 I II
2,5 -0,5 0,3 12,9 .
0,5 3,2 3,3 1,1 1,1
-0,1 1,6 1,4 1,7 0,9
0,7 1,2 1,2 3,5 .
2011 2012 2013 I II 2013 mei juni juli
11,3 12,3 12,9 12,8 12,7 12,7 12,7
6,7 7,0 7,2 7,0 7,1 6,8 6,8
2011 2012 2013 I II 2013 mei juni juli
Litouwen
Hongarije
Polen
Roemenië
Zweden
6
7
8
9
10
Verenigd Koninkrijk 11
4,1 3,2 2,2 1,4 1,5 1,3 0,6
3,9 5,7 2,7 1,9 1,8 2,0 1,7
3,9 3,7 1,3 0,5 0,5 0,2 0,9
5,8 3,4 4,8 4,4 4,4 4,5 3,4
1,4 0,9 0,6 0,3 0,3 0,5 0,8
4,5 2,8 2,8 2,7 2,7 2,9 2,8
-4,3 4,3 -1,9
-7,9 -5,0 -3,9
-6,8 -5,6 -2,9
0,3 0,2 -0,5
-10,2 -7,8 -6,3
81,8 81,4 79,2
54,8 56,2 55,6
30,5 34,7 37,8
39,4 38,4 38,2
79,4 85,5 90,0
HICP
Begrotingssaldo overheid, tekort (-)/overschot (+), % bbp -8,1 -3,6 -1,2
-7,2 -5,5 -3,2
Bruto schuld overheid, % bbp 44,4 41,9 40,7
37,9 38,5 40,7
Rendement op langlopende overheidsobligaties als % per jaar; gemiddelde per periode 4,28 4,32 4,34 4,38 4,63 4,91
3,22 3,17 3,15 3,10 3,17 3,25
4,06 4,15 3,95 3,54 3,54 3,54
6,29 6,38 5,65 5,08 6,02 5,78
3,99 3,93 3,50 3,28 3,95 3,97
5,72 5,86 5,46 5,23 5,43 5,26
2,00 1,92 1,66 1,79 2,05 2,16
1,92 1,65 1,46 1,62 1,96 2,09
4,57 4,71 4,48 4,36
3,80 3,48 3,29 2,86 2,69 2,70
5,60 5,10 4,31 3,83 4,20 .
1,19 1,25 1,24 1,20 1,22 1,20
0,51 0,51 0,51 0,51 0,51 0,51
1,6 -1,7 -2,5 -0,5 0,1
4,5 1,9 0,8 0,7 1,1
2,3 0,4 0,8 2,3 1,4
3,7 0,7 1,5 1,6 0,6
1,1 0,2 0,0 0,3 1,5
Driemaands rente, % per jaar; gemiddelde per periode 0,47 0,47 0,62 0,74 0,73 0,55
Reëel bbp 5,9 3,7 3,1 4,2 4,2
Netto op lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening als % bbp 0,0 1,3 3,5 1,1 .
-1,3 1,7 4,9 -2,8 6,6
3,1 4,4 5,3 5,1 6,4
-2,9 -1,3 -0,8 -1,4 5,0
-4,0 -2,6 -0,9 2,2 2,9
6,9 6,8 6,6 7,7 4,8
-1,1 -3,5 -3,0 -3,8 .
147,7 128,0 128,8 128,0 131,8
71,7 70,9 70,8 70,9 72,6
77,2 74,6 78,0 74,6 75,0
195,3 189,8 202,6 189,8 194,2
419,6 384,3 388,4 384,3 392,5
1,1 0,9 -0,1 2,8 .
0,7 6,8 7,1 1,3 .
-0,6 3,2 3,9 2,1 .
1,4 2,9 1,8 -0,4 .
7,4 7,0 7,1 7,4 7,3 7,5 7,5
7,8 8,0 8,1 8,0 7,9 7,9 7,8
8,0 7,9 7,8 . 7,7 . .
Bruto externe schuld als % bbp 145,0 136,2 139,2 136,2 138,6
77,8 75,4 78,8 75,4 73,7
Arbeidskosten per eenheid product 2,1 2,8 1,0 0,6 .
-0,1 2,0 0,4 -0,6 .
1,8 4,8 4,2 2,1 .
Gestandaardiseerd werkloosheidspercentage, % beroepsbevolking (seizoenvrij) 7,6 7,5 7,1 6,8 6,8 6,7 6,7
13,5 15,9 16,7 16,5 16,4 16,5 16,7
16,4 14,9 12,6 11,5 11,5 11,5 .
15,3 13,3 12,5 12,0 11,9 11,9 12,1
11,0 10,9 10,9 10,4 10,4 10,4 .
9,6 10,1 10,6 10,5 10,6 10,5 10,4
Bronnen: ECB, Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden en Eurostat), nationale gegevens, Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht September 2013
S 75
9.2 Economische en financiële ontwikkelingen in de Verenigde Staten en Japan (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Economische en financiële ontwikkelingen Consumptieprijsindex
Arbeidskosten per eenheid product 1)
Reëel bbp
1
2
3
WerkloosIndustriëleRuim Driemaands Rendement heid, % productiegedefiniinter10-jaars beroepsindex eerde bancaire overheids(verwer- bevolking, 2) geldhoeveeldepositoobligaties kende (seizoenvrij) heid 3) rente 4) met industrie) nulcoupon; 4) ultimocijfers 4
2009 2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I II 2013 april mei juni juli aug. 2009 2010 2011 2012 2012 II III IV 2013 I II 2013 april mei juni juli aug.
5
Overheidsschuld 6) % bbp
6
7
8
9
10
11
-0,4 1,6 3,2 2,1 1,9 1,7 1,9 1,7 1,4 1,1 1,4 1,8 2,0 .
-2,0 -1,2 2,0 1,1 0,8 -0,4 4,3 1,5 1,7 -
-2,8 2,5 1,8 2,8 2,8 3,1 2,0 1,3 1,6 -
-13,6 6,6 3,6 4,2 5,2 3,9 3,3 2,5 1,9 1,7 2,1 1,9 1,5 .
9,3 9,6 8,9 8,1 8,2 8,0 7,8 7,7 7,6 7,5 7,6 7,6 7,4 .
8,0 2,5 7,3 8,5 9,6 7,0 7,5 7,1 6,9 7,1 6,9 6,8 7,0 .
0,69 0,34 0,34 0,43 0,47 0,43 0,32 0,29 0,28 0,28 0,27 0,27 0,27 0,26
4,17 3,57 2,10 1,88 1,83 1,77 1,88 2,09 2,82 1,92 2,40 2,82 2,91 3,11
1,3948 1,3257 1,3920 1,2848 1,2814 1,2502 1,2967 1,3206 1,3062 1,3026 1,2982 1,3189 1,3080 1,3310
-11,9 -11,4 -10,2 -8,7 -8,8 -8,6 -8,5 . . -
73,3 82,1 86,0 90,0 88,2 88,7 90,0 . . -
-1,3 -0,7 -0,3 0,0 0,1 -0,4 -0,2 -0,6 -0,3 -0,7 -0,3 0,2 0,7 .
0,3 -4,8 0,8 -2,3 -4,2 -0,8 -1,1 -0,5 . -
-5,5 4,7 -0,6 2,0 3,9 0,4 0,3 0,1 0,9 -
-21,9 15,6 -2,8 0,6 6,8 -3,9 -6,0 -7,8 -3,1 -3,4 -1,1 -4,7 1,6 .
5,1 5,1 4,6 4,4 4,4 4,3 4,2 4,2 4,0 4,1 4,1 3,9 . .
2,7 2,8 2,7 2,5 2,4 2,4 2,3 2,9 3,5 3,2 3,5 3,8 3,7 .
0,47 0,23 0,19 0,19 0,20 0,19 0,19 0,16 0,16 0,16 0,16 0,15 0,16 0,15
1,42 1,18 1,00 0,84 0,84 0,78 0,84 0,70 1,02 0,76 1,05 1,02 1,01 0,93
130,34 116,24 110,96 102,49 102,59 98,30 105,12 121,80 129,07 127,54 131,13 128,40 130,39 130,34
-8,8 -8,3 -8,9 . . . . . . -
180,1 188,3 204,4 . . . . . . -
Japan
G42. Consumptieprijsindices
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalcijfers)
(mutaties in procenten per jaar; maandcijfers)
eurogebied Verenigde Staten Japan
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
Overheids tekort (-) / overschot (+), % bbp
Verenigde Staten
G41. Reëel bbp
10
Wisselkoers 5) t.o.v. euro
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-10
6
eurogebied 7) Verenigde Staten Japan
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-4
Bronnen: Nationale gegevens (de kolommen 1, 2 (Verenigde Staten), 3, 4, 5 (Verenigde Staten), 6, 9 en 10); OESO (kolom 2 (Japan)); Eurostat (kolom 5 (Japan), gegevens voor het eurogebied in de grafieken); Thomson Reuters (de kolommen 7 en 8), berekeningen van de ECB (kolom 11). 1) Voor seizoen gecorrigeerd. De gegevens voor de Verenigde Staten hebben betrekking op de particuliere bedrijvensector met uitzondering van de landbouw. 2) Japanse gegevens over de periode maart-augustus 2011 omvatten ook ramingen voor de drie prefecturen die het zwaarst zijn getroffen door de aardbeving aldaar. Vanaf september 2011 is de verzameling van gegevens hervat. 3) G emiddelden per periode; M2 voor de Verenigde Staten, M2 plus CD’s voor Japan. 4) Procenten per jaar. Voor nadere gegevens over de driemaands interbancaire depositorente, zie Paragraaf 4.6. 5) Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Tabellenreeks 8.2. 6) Overheidsschuld bestaat uit deposito’s, waardepapieren anders dan aandelen en tegen nominale waarde uitstaande leningen, en wordt geconsolideerd binnen de overheidssector (per periode-ultimo). 7) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 76
ECB Maandbericht September 2013
Grafieken G1 G2 G3 G4 G5 G6 G7 G8 G9 G10 G11 G12 G13 G14 G15 G16 G17 G18 G19 G20 G21 G22 G23 G24 G25 G26 G27 G28 G29 G30 G31 G32 G33 G34 G35 G36 G37 G38 G39 G40 G41 G42
Monetaire aggregaten Tegenposten Componenten van de monetaire aggregaten Componenten van de langerlopende financiële passiva Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen Leningen aan huishoudens Leningen aan de overheid Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied Totale deposito’s naar sector (financiële intermediairs) Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (financiële intermediairs) Totale deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s Door MFI’s aangehouden effecten Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen Twaalfmaands groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent Nieuwe deposito’s met vaste looptijd Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente Geldmarktrente in het eurogebied Driemaands geldmarktrente Spot-rendementscurves, eurogebied Spot-rentes en -ecarts, eurogebied Dow Jones EURO STOXX Ruim, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225 Werkgelegenheid - werknemers en gewerkte uren Werkloosheidscijfer en vacaturecijfer Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie Maastricht-schuld Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer Internationale investeringspositie van het eurogebied Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied Belangrijkste betalingsbalanstransacties die ten grondslag liggen aan de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI’s Effectieve wisselkoersen Bilaterale wisselkoersen Reëel bbp Consumptieprijsindices
ECB Maandbericht September 2013
S 12 S 12 S 13 S 13 S 14 S 14 S 16 S 16 S 17 S 17 S18 S18 S 19 S20 S35 S37 S38 S39 S40 S 41 S43 S43 S44 S44 S45 S45 S46 S55 S55 S60 S60 S 61 S 61 S62 S62 S65 S65 S70 S73 S73 S 76 S 76
S 77
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Technische aantekeningen
T e c h n i sc h e a a n t e k e n i n g e n de overzichtstabel voor het eurogebied
Tabellenreeksen 2.1 tot en met 2.6
BEREKENING VAN GROEICIJFERS VOOR MONETAIRE ONTWIKKELINGEN
Berekening van stroomgegevens
Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als:
Stroomgegevens op maandbasis worden berekend uit verschillen van maand op maand in uitstaande bedragen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel- koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
Als Lt het uitstaande bedrag per de ultimo van maand t is, CMt de herrubriceringsmutatie in maand t, EMt de wisselkoersmutatie en VMt de ovewaar It de index van de gecorrigeerde uitstaande rige herwaarderingsmutaties, dan wordt stroom bedragen per maand t is (zie ook hieronder). FMt in maand t gedefinieerd als: Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als: Evenzo wordt stroom FQt op kwartaalbasis, voor het kwartaal tot en met maand t, gedefinieerd als:
Tabel 1.3
waar Lt-3 het per de ultimo van maand t-3 (de ultimo van het voorgaande kwartaal) uitstaande bedrag is en bijvoorbeeld CQt de herrubriceringsmutatie in het kwartaal tot en met maand t.
BEREKENING VAN RENTETARIEVEN OP GEÏNDEXEERDE LANGERLOPENDE HERFINANCIERINGSTRANSACTIES
Voor die kwartaalreeksen waarvoor thans maandgegevens beschikbaar zijn (zie hieronder), kan de stroom op kwartaalbasis worden afgeleid als Het rentetarief op een geïndexeerde langer de som van de drie stromen op maandbasis gedulopende herfinancieringstransactie (longer-term rende het kwartaal. refinancing operation ofwel LTRO) is gelijk aan het gemiddelde van de minimale inschrijvingsrentes op de basisherfinancieringstrans a cties Berekening van groeicijfers voor (main refinancing operations ofwel MROs) maandreeksen gedurende de looptijd van die langerlopende herfinancieringstransactie. Conform deze Groeicijfers kunnen worden berekend uit stroomdefinitie wordt, indien een langerlopende her gegevens of uit de index van de gecorrigeerde financieringstransactie voor het aantal dagen D uitstaande bedragen. Als FMt en Lt als hierboven uitstaat en de minimale inschrijvingsrentes bij gedefinieerd worden, dan wordt index It van de de basisherfinancieringstransacties R 1,MRO (over gecorrigeerde uitstaande bedragen in maand t D 1 dagen), R 2,MRO (over D 2 dagen) enz. zijn, tot- gedefinieerd als: dat R i,MRO (over D i dagen), waarbij D 1,+D 2+…+ D i=D, de toepasselijke rente op jaarbasis (R LTRO) berekend als: De basis van de index (voor de niet-seizoenvrije D1R 1,MRO +D2 R 2,MRO + ...+Di R i,MRO reeks) wordt thans gesteld op december 2010 = R LTRO = D 100. Tijdreeksen voor de index van de gecorriECB Maandbericht September 2013
S 79
geerde uitstaande bedragen zijn beschikbaar in Het twaalfmaands groeipercentage in de vier het onderdeel “Monetary and financial statis- kwartalen tot en met maand t, dat wil zeggen at, tics” in het statistische deel van de website van kan berekend worden met behulp van formule g). de ECB (www.ecb.europa.eu). Het twaalfmaands groeipercentage at voor maand Seizoencorrectie van de monetaire t, d.w.z. de mutatie in de twaalf maanden tot en statistieken voor het eurogebied 1) met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee formules: De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA.2) In de seizoencorrectie is voor sommige componenten een correctie voor de dag van de week begrepen. De seizoencorrectie wordt voor sommige reeksen indirect uitgevoerd via een lineaire combinatie van componenten. Dit is het geval voor M3, waarvoor de afleiding plaatsvindt door de seizoenvrije reeksen voor M1, M2 minus M1, Tenzij anders aangegeven, verwijzen twaalf- en M3 minus M2 te aggregeren. mands groeipercentages naar het eind van de aangegeven periode. Bijvoorbeeld, de procentu- De seizoencorrectie wordt eerst toegepast op de ele mutatie op jaarbasis voor het jaar 2002 wordt index van de gecorrigeerde uitstaande bedraberekend in g) door de index voor december gen.3) De daaruitvolgende schattingen van sei2002 te delen door de index voor december 2001. zoenfactoren worden vervolgens toegepast op Procentuele mutaties van groeicijfers binnen een de standen en op de uit herrubriceringen en herperiode van een jaar kunnen worden verkregen waarderingen voortvloeiende mutaties, zodat door aanpassing van formule g). Bijvoorbeeld, seizoenvrije stromen worden verkregen. De seide procentuele mutatie aMt op maandbasis kan zoeninvloeden (en de correcties voor beursdaworden berekend als: gen) worden jaarlijks, of zoveel vaker als nodig, herzien. Ten slotte wordt het driemaands voortschrijdend gemiddelde voor de twaalfmaands mutatie van M3 verkregen als (at + at-1 + at-2 )/3, waarbij at wordt gedefinieerd als hierboven bij f) of g).
Berekening van groeicijfers voor kwartaalreeksen Als FQt en Lt-3 als hierboven gedefinieerd worden, dan wordt index It van de gecorrigeerde uitstaande bedragen voor het kwartaal tot en met maand t gedefinieerd als:
S 80
ECB Maandbericht September 2013
1) Zie voor meer gegevens “Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area”, ECB (augustus 2000) en het statistische deel, onderdeel “Monetary and financial statistics”, op de website van de ECB (www.ecb. europa.eu). 2) Zie voor meer gegevens Findley, D., Monsell, B., Bell, W., Otto, M. en Chen, B.C. (1998) “New Capabilities and Methods of the X-12-ARIMA Seasonal Adjustment Program”, Journal of Business and Economics Statistics, 16, 2, blz. 127-152, of “X-12-ARIMA Reference Manual”, Time Series Staff, Bureau of the Census, Washington, D.C. Voor interne doeleinden wordt tevens de modelmatige benadering TRAMO-SEATS gebruikt. Zie voor meer gegevens over TRAMO-SEATS, Gomez, V. en Maravall, A. (1996), “Programs TRAMO and SEATS: Instructions for the User”, Banco de España, Working Paper nr 9628, Madrid. 3) Het logische gevolg hiervan is dat voor de seizoenvrije reeks het niveau van de index voor de basisperiode, dat wil zeggen december 2010, over het algemeen verschilt van 100, hetgeen aangeeft in hoeverre die maand aan seizoeninvloeden onderhevig is.
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Technische aantekeningen
Tabellenreeksen 3.1 tot en met 3.5 GELIJKHEID VAN aanwendingen EN MIDDELEN In Tabellenreeks 3.1 zijn de gegevens conform een boekhoudkundige basisidentiteit. Voor de niet-financiële transacties is voor elke transactiecategorie het totaal aanwendingen gelijk aan het totaal middelen. Deze boekhoudidentiteit wordt eveneens in de financiële rekening weerspiegeld, d.w.z. voor elke categorie van financiële instrumenten zijn de totale transacties in financiële activa gelijk aan de totale transacties in passiva. In de overige mutaties in de activarekening en de financiële balansen zijn de totale financiële activa gelijk aan de totale passiva voor elke categorie van financiële instrumenten, met uitzondering van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s), die per definitie van geen enkele sector een passivum zijn. berekening van sluitposten De sluitposten aan het einde van elke rekening in Tabellenreeksen 3.1, 3.2 en 3.3 worden als volgt berekend: De handelsbalans is gelijk aan de invoer van het eurogebied minus de uitvoer ten opzichte van de rest voor de wereld van goederen en diensten. Het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als de bruto toegevoegde waarde (bruto binnenlands product tegen de marktprijzen voor het eurogebied) minus de loonsom (aanwendingen) minus overige belastingen na saldering met productiesubsidies (aanwendingen) minus verbruik van vast kapitaal (aanwendingen). Het netto nationale inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen plus de loonsom (middelen) plus belastingen na saldering met productiesubsidies (middelen) plus de netto inkomsten uit onroerend goed (middelen minus aanwendingen).
Het netto besteedbaar inkomen is eveneens uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en is gelijk aan het netto nationale inkomen plus de netto lopende belastingen op inkomen en vermogen (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale-verzekeringspremies (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura (middelen minus aanwendingen) plus netto overige inkomensoverdrachten (middelen minus aanwendingen). De netto besparingen zijn uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en worden berekend als het netto besteedbaar inkomen plus de netto aanpassing voor de mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves (middelen minus aanwendingen) minus de finale-consumptie-uitgaven (aanwendingen). Voor de rest van de wereld wordt de lopende externe rekening samengesteld als de handelsbalans plus alle netto inkomens (middelen minus aanwendingen). De netto kredietverlening/netto kredietneming wordt berekend uit de inkomensoverdrachtenrekening als de netto besparingen plus de netto kapitaaloverdrachten (middelen minus aanwendingen) minus de bruto investeringen (aanwendingen) minus aankopen na saldering met verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (aanwendingen) plus verbruik van vast kapitaal (middelen). Het kan eveneens worden berekend in de financiële rekening als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva (ook wel bekend als mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties). Voor de sectoren huishoudens en niet-financiële vennootschappen is er sprake van een statistische discrepantie tussen de uit de inkomensoverdrachtenrekening en de financiële rekening berekende sluitposten. De mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties worden berekend als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva, terwijl overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) worden berekend als de (totale) ECB Maandbericht September 2013
S 81
overige mutaties in financiële activa minus de maand t, dat wil zeggen de mutatie in de twaalf (totale) overige mutaties in passiva. maanden tot en met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee De netto financiële waarde (vermogen) wordt formules: berekend als de totale financiële activa minus de totale passiva, terwijl mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) gelijk zijn aan de som van de mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties (kredietverlening/netto kredietneming van de financiële rekening) en overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen). De mutaties in de netto waarde (vermogen) worden berekend als de mutaties in de netto waarde (vermogen) ten gevolge van besparingen en kapitaaloverdrachten plus overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) en overige mutaties in niet-financiële activa.
De berekeningsmethode voor de groeicijfers voor effecten met uitzondering van aandelen is dezelfde als die voor de monetaire aggregaten, met dien verstande dat hier een ‘N’ gebruikt wordt in plaats van een ‘F’. Dit is om duidelijk te maken dat er verschil bestaat tussen de manier waarop de ‘netto uitgiften’ voor de statistieken De netto waarde (vermogen) van huishoudens betreffende de effectenuitgiften worden verkrewordt berekend als de som van de niet-financiële gen en de manier waarop de overeenkomende activa en de netto financiële waarde (vermogen) ‘stromen’ voor de monetaire aggregaten worden van huishoudens. berekend.
Tabellenreeksen 4.3 en 4.4
Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als:
Berekening van groeicijfers voor schuldbewijzen en genoteerde aandelen Groeicijfers worden berekend op basis van financiële transacties en zijn derhalve niet gecorrigeerd voor herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. Zij kunnen worden berekend uit stromen of uit de index van de fictieve standen. Als NtM de stroom (netto uitgiften) in maand t vertegenwoordigt en Lt het per de ultimo van maand t uitstaande niveau, dan wordt de index It van de fictieve standen in maand t berekend als:
waar It de index van de fictieve standen per maand t is. Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als:
De voor de Tabellenreeks 4.3 gebruikte bere keningsformule wordt ook voor de Tabellen reeks 4.4 gebruikt, en is eveneens gebaseerd op de formule voor de monetaire aggregaten. De Als basis wordt de index gelijkgesteld aan 100 Tabellenreeks 4.4 is op basis van marktwaarden, per december 2008. Het groepercentage at voor en de berekeningen zijn gebaseerd op finan
S 82
ECB Maandbericht September 2013
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Technische aantekeningen
ciële transacties, die niet gecorrigeerd zijn voor herrubriceringen, her waarderingen en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. De cijfers zijn ook niet gecorrigeerd voor wisselkoersmutaties omdat alle door de Tabellenreeks gedekte genoteerde aandelen in euro luiden.
delen, onbewerkte voedingsmiddelen, industriële goederen m.u.v. energie, en diensten te aggregeren. Energie wordt ongecorrigeerd toegevoegd omdat er geen statistische aanwijzingen voorhanden zijn dat zich hier seizoeninvloeden doen gevoelen. De seizoeninvloeden worden jaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien.
Seizoencorrectie van de statistieken betreffende effectenuitgiften 4
Tabel 7.1
De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA. De seizoencorrectie van de totale uitgiften van effecten wordt indirect uitgevoerd met behulp van een lineaire combinatie van uitsplitsingen naar sector en looptijd. De seizoencorrectieprocedures worden toegepast op de index van fictieve standen. De daaruit resulterende ramingen van seizoensinvloeden worden vervolgens toegepast op de uitstaande bedragen, waaruit seizoenvrij netto uitgiften worden afgeleid. De seizoensinvloeden worden jaarlijks of zo vaak als nodig herzien. Evenals in de formules k) en l), kan het groeitempo a voor maand t dat overeenkomt met de t mutatie in de zes maanden tot en met maand t, berekend worden met behulp van een van de volgende twee formules:
Seizoencorrectie van de lopende rekening van de betalingsbalans De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA of TRAMO-SEATS, afhankelijk van de post. De ruwe gegevens voor goederen, diensten, inkomsten en inkomensoverdrachten worden vooraf gecorrigeerd om rekening te kunnen houden met significante werkdageneffecten. Bij de correctie voor werkdagen voor goederen en diensten wordt rekening gehouden met nationale feestdagen. De seizoencorrectie van deze posten wordt uitgevoerd op deze vooraf gecorrigeerde reeksen. De seizoencorrectie van de totale lopende rekening wordt uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied voor goederen, diensten, inkomens en inkomensoverdrachten te aggregeren. De seizoeninvloeden (en beursdageffecten) worden halfjaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien.
tabellenreeks 7.3 Berekening van groeicijfers voor de kwartaal- en jaarreeksen Tabel 5.1 Seizoencorrectie van de HICP 4 De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA (zie voetnoot 2 op blz. S81). De seizoencorrectie van de totale HICP voor het eurogebied wordt indirect uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied van bewerkte voedingsmid-
Het twaalfmaands groeipercentage voor kwartaal t wordt berekend op basis van de transacties (Ft) en de posities (Lt) op kwartaalbasis, en wel als volgt:
4 Zie voor meer gegevens “Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area”, ECB (augustus 2000) en het statistische deel, onderdeel “Monetary and financial markets”, op de website van de ECB (www.ecb. europa.eu).
ECB Maandbericht September 2013
S 83
Het groeipercentage voor de jaarreeks is gelijk aan het groeipercentage in het laatste kwartaal van het jaar.
S 84
ECB Maandbericht September 2013
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
to e l i c h t i n g De in het Maandbericht vervatte ‘Statistieken voor het eurogebied’ richten zich primair op het eurogebied als geheel. Meer gedetailleerde en langere reeksen zijn, met toelichting, op de website van de ECB (www.ecb.europa.eu) te vinden onder ‘Statistics’. Hier is, via het Statistical Data Warehouse van de ECB (http://sdw.ecb.europa.eu/), gebruikersvriendelijke toegang mogelijk tot gegevens, waarbij gebruik kan worden gemaakt van zoek- en downloadmogelijkheden. Onder ‘Data services’ zijn verdere diensten beschikbaar, waaronder inschrijving op verschillende gegevensreeksen en een opslagplaats van gecomprimeerde Comma Separated Value (CSV)-bestanden. Voor verdere informatie kan contact met ons worden opgenomen op:
[email protected]. De afsluitingsdatum voor de in het Maandbericht opgenomen statistieken is in het algemeen de dag vóór de eerste bijeenkomst in de maand van de Raad van Bestuur van de ECB. Voor deze uitgave was dat 5 juni 2013. Tenzij anders vermeld, hebben alle gegevensreeksen met waarnemingen voor 2011 en daarna betrekking op de Euro 17 (het eurogebied met inbegrip van Estland) voor de gehele tijdreeks. Wat betreft rentetarieven, monetaire statistieken, de HICP en reserves (en, omwille van de consistentie, de componenten en tegenposten van M3 en de componenten van de HICP), hebben de statistische reeksen voor het eurogebied betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. De samenstelling van het eurogebied is in de loop der tijd een aantal keren veranderd. Bij de introductie van de euro in 1999 bestond het eurogebied uit de volgende elf landen (de Euro 11): België, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland. Daarna trad in 2001 Griekenland toe, waardoor de Euro 12 ontstond. In 2007 trad Slovenië toe en werd de Euro 13 gevormd. Door de toetreding van Cyprus en Malta in 2008 ontstond de Euro 15. De Euro 16 ontstond door de toetreding van Slowakije in 2009, en Estland trad in 2011 toe en bracht zo het aantal landen van het eurogebied op 17. Vanaf oktober 2012 hebben de statistieken voor het eurogebied ook betrekking op het Europees
Stabiliteitsmechanisme, een voor statistische doeleinden in het eurogebied gevestigde internationale organisatie. EUROGEBIED-REEKSEN MET EEN VASTE SAMENSTELLING Geaggregeerde statistische reeksen voor de vaste samenstellingen van het eurogebied hebben betrekking op een bepaalde vaste samenstelling voor de gehele tijdreeks, ongeacht de samenstelling ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben. Zo worden bijvoorbeeld geaggregeerde reeksen berekend voor de Euro 17 (door de gegevens voor alle 17 landen van het eurogebied te aggregeren) voor alle jaren, ondanks het feit dat het eurogebied die samenstelling alleen maar had sinds 1 januari 2011. Tenzij anders vermeld, verschaft het Maandbericht van de ECB statistische reeksen voor de huidige samenstelling. EUROGEBIED-REEKSEN MET EEN VERANDERENDE SAMENSTELLING Geaggregeerde statistische reeksen met een veranderende samenstelling hebben betrekking op de samenstelling van het eurogebied ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben. Zo aggregeren bijvoorbeeld de statistische reeksen voor het eurogebied met een veranderende samenstelling de gegevens voor de Euro 11 voor de periode tot en met eind 2000, die voor de Euro 12 voor de periode 2001 tot en met eind 2006, enzovoort. Door deze benadering heeft elke individuele statistische reeks betrekking op alle verschillende samenstellingen van het eurogebied. Voor de HICP, en voor de op de balans van de MFI-sector gebaseerde statistieken (de “monetaire statistieken”), wordt het mutatietempo samengesteld uit ketting-indices, waarbij de nieuwe samenstelling door de koppelingsfactor wordt ingevoerd op het punt van uitbreiding. Zo hebben, als een land tot het eurogebied toetreedt in de maand januari van een bepaald jaar, de factoren die bijdragen aan de ketting-indices betrekking op de voorgaande samenstelling van ECB Maandbericht September 2013
S 85
het eurogebied tot en met de maand december van het voorafgaande jaar, en op de uitgebreide samenstelling van het eurogebied daarna. Voor nadere details van monetaire statistieken, zie de “Manual on MFI balance sheet statistics” in het “Statistics”-deel van de website van de ECB.
OVERZICHT De ontwikkelingen in de belangrijkste indicatoren voor het eurogebied worden in een overzichtstabel uiteengezet. STATISTIEKEN MONETAIR BELEID
Omdat de samenstelling van de Europese valutaeenheid, de ecu, niet overeenkomt met de vroegere valuta’s van de landen die op de euro zijn overgegaan, worden de bedragen voor perioden vóór 1999, oorspronkelijk uitgedrukt in de deelnemende valuta’s en in ecu omgerekend tegen lopende ecuwisselkoersen, beïnvloed door het beloop van de valuta’s van de EU-lidstaten die niet op de euro zijn overgegaan. Om dit effect op de monetaire statistieken te elimineren, zijn gegevens voor de perioden vóór 1999 uitgedrukt in eenheden verkregen door omrekening van de nationale valuta’s tegen de onherroepelijke, op 31 december 1998 vastgestelde wisselkoersen ten opzichte van de euro.1) Tenzij anders aangegeven, zijn de statistieken aangaande prijzen en kosten vóór 1999 gebaseerd op gegevens in de nationale valuta’s.
Waar toepasselijk zijn aggregatie- en/of consolidatiemethoden (met inbegrip van consolidatie tussen landen) toegepast. Recente gegevens zijn veelal voorlopig en kunnen onderhevig zijn aan wijziging. Als gevolg van afronding kunnen zich tussen de totalen en de afzonderlijke posten verschillen voordoen. De ‘Overige EU-Lidstaten’ zijn Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Kroatië, Letland, Litouwen, Hongarije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. In de meeste gevallen volgt de in de tabellen gebruikte terminologie de internationale standaarden vervat in onder meer het Europees Systeem van Rekeningen 1995 en de IMF Balance of Payments Manual. Transacties hebben betrekking op (hetzij direct gemeten of afgeleid) vrijwillig verkeer, terwijl stromen ook mutaties in uitstaande bedragen omvatten die het gevolg zijn van prijs- en wisselkoersmutaties, afboekingen en andere mutaties.
S 86
ECB Maandbericht September 2013
In de Tabellenreeks 1.4 worden statistieken met betrekking tot de minimumreserves en de liquiditeit gepresenteerd. De reserve-aanhoudingsperioden voor de reserveverplichtingen beginnen elke maand op de dag waarop de basis-herfinancieringstransactie wordt verrekend die volgt op de vergadering van de Raad van Bestuur waarin de maandelijkse beoordeling van de monetairebeleidskoers op de agenda staat. Zij eindigen op de dag voorafgaand aan de overeenkomstige dag in de volgende maand. De jaarlijkse kwartaalcijfers zijn gemiddelden voor de laatste reserveaanhoudingsperiode van het jaar/kwartaal. Tabel 1.4.1 toont de componenten van de reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen. In de reservebasis zijn geen passiva ten opzichte van andere kredietinstellingen die onderhevig zijn aan de reserveverplichtingen van het ESCB, de ECB en de deelnemende nationale centrale banken begrepen. Een kredietinstelling die niet kan aantonen welk bedrag aan uitgiften van schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar door bovengenoemde instellingen wordt aangehouden, mag een bepaald percentage van deze passiva van de reservebasis aftrekken. Voor de berekening van de reservebasis tot en met november 1999 was dit percentage 10%, en vanaf die datum 30%. Tabel 1.4.2 bevat gemiddelden voor volledige reserve-aanhoudingsperioden. Eerst wordt het bedrag van de reserveverplichtingen van elke individuele kredietinstelling berekend door de reservecoëfficiënt voor de overeenkomstige
1) Gegevens betreffende de monetaire statistieken in Tabellenreeks 2.1 tot en met 2.8 kunnen voor perioden vóór januari 1999 worden gevonden op de website van de ECB (http://www.ecb.europa.eu/stats/services/downloads/ html/index.en/html) en in het Statistical Data Warehouse (http://sdw.ecb.europa.eu/browse.do?node=2018811).
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
categorieën passiva toe te passen op de desbetreffende passiva, waarbij gebruik gemaakt wordt van de balansgegevens per de ultimo van elke kalendermaand; van de uitkomst wordt vervolgens door iedere kredietinstelling een vast bedrag van EUR 100.000 afgetrokken. De resulterende reserveverplichtingen worden vervolgens op het niveau van het eurogebied geaggregeerd (kolom 1). De rekeningen-courant (kolom 2) zijn de geaggregeerde gemiddelde door kredietinstellingen dagelijks op rekening-courant aangehouden tegoeden; hierin zijn de tegoeden die ter voldoening van de reserveverplichtingen dienen begrepen. De overreserves (kolom 3) zijn de gemiddelde rekening-couranttegoeden die gedurende de reserve-aanhoudingsperiode naast de verplichte reserves aangehouden worden. De tekorten (kolom 4) tonen de mate waarin de aangehouden tegoeden de reserveverplichtingen gedurende de reserve-aanhoudingsperiode gemiddeld onderschrijden, en worden berekend op basis van die kredietinstellingen die niet aan hun reserveverplichtingen hebben voldaan. De rente op verplichte reserves (kolom 5) is gelijk aan de gemiddelde gedurende de reserve-aanhoudingsperiode door de ECB op de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem toegepaste rente (gewogen op basis van het aantal kalenderdagen) (zie de Tabellenreeks 1.3).
10). Het basisgeld (kolom 12) wordt berekend als de som van de depositofaciliteit (kolom 6), de bankbiljetten in omloop (kolom 8) en de door kredietinstellingen aangehouden rekening-couranttegoeden (kolom 11). MONETAIRE EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN overige financiële vennootschappen Hoofdstuk 2 toont de balansstatistieken voor MFI’s en overige financiële vennootschappen. Overige financiële vennootschappen omvatten beleggingsfondsen (met uitzondering van geldmarktfondsen die deel uitmaken van de MFI-sector), lege financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen.
De Tabellenreeks 2.1 toont de geaggregeerde balans van de sector Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s), zijnde de som van de geharmoniseerde balansen van alle in het eurogebied gevestigde MFI’s. MFI’s zijn centrale banken, kredietinstellingen zoals in EU-wetgeving gedefinieerd, geldmarktfondsen en overige instellingen die hun bedrijf maken van het ter beschikking krijgen van deposito’s en/of daarmee vergelijkbare gelden van niet-MFI’s en van het voor eigen rekening (althans in economische zin) krediet verlenen en/of in effecten beleggen. Op de website van de ECB is een volledige lijst Tabel 1.4.3 toont de liquiditeitspositie van het MFI’s te vinden. bankwezen, die gedefinieerd wordt als de, in euro luidende, door kredietinstellingen in het De Tabellenreeks 2.2 toont de geconsolideerde eurogebied bij het Eurosysteem aangehouden balans van de MFI-sector, die wordt verkregen rekening-couranttegoeden. Alle bedragen zijn door saldering van de geaggregeerde balansposiafgeleid uit de geconsolideerde financiële reke- ties van MFI’s in het eurogebied. Als gevolg van ning van het Eurosysteem. In de overige liquidi- enige heterogeniteit bij de rapportage is de som teitsverkrappende transacties (kolom 7) is niet de van de inter-MFI-posities niet noodzakelijkerwijs in de Tweede Fase van de EMU door nationale nul; het saldo is opgenomen in kolom 10 aan de centrale banken geïnitieerde uitgifte van schuld- passiefzijde van de Tabellenreeks 2.2. De Tabelbewijzen begrepen. De netto overige factoren lenreeks 2.3 toont de monetaire aggregaten voor (kolom 10) vertegenwoordigen de gesaldeerde het eurogebied en de tegenposten daarvan. Deze overige posten op de geconsolideerde financiële zijn afgeleid uit de geconsolideerde balans van rekening van het Eurosysteem. De rekeningen- de MFI’s en omvatten tevens de bij in het eurogecourant van kredietinstellingen (kolom 11) zijn bied gevestigde MFI’s aangehouden posities van gelijk aan het verschil tussen de som van de in het eurogebied gevestigde niet-MFI’s; ook zijn liquiditeitsverruimende factoren (de kolommen enkele monetaire activa/passiva van de centrale 1 tot en met 5) en de som van de liquiditeitsver- overheid opgenomen. De statistieken aangaande krappende factoren (de kolommen 6 tot en met de monetaire aggregaten en de tegenposten ervan ECB Maandbericht September 2013
S 87
zijn voor seizoen en aantal beursdagen gecorrigeerd. In de Tabellenreeksen 2.1 en 2.2 zijn, onder de externe passiva, de door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden (i) aandelen/ participaties uitgegeven door in het eurogebied gevestigde geldmarktfondsen opgenomen alsook (ii) door in het eurogebied gevestigde MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar. In de Tabellenreeks 2.3 daarentegen zijn deze aangehouden waarden niet in de monetaire aggregaten opgenomen en maken zij onderdeel uit van de netto externe activa.
gingsfonds is een collectieve beleggingsonderneming die door consumenten ingelegde gelden belegt in financiële en/of niet-financiële activa. Een complete lijst van beleggingsfondsen in het eurogebied wordt gepubliceerd op de website van de ECB. De balans is geaggregeerd, en dus vallen onder de activa van beleggingsfondsen de door hen aangehouden aandelen/participaties die zijn uitgegeven door andere beleggingsfondsen. Door andere beleggingsfondsen uitgegeven aandelen/participaties worden eveneens uitgesplitst op grond van het beleggingsbeleid (d.w.z. naar obligatiefondsen, aandelenfondsen, gemengde fondsen, vastgoedfondsen, hedge funds en andere fondsen) en naar type (d.w.z. naar open-end fondsen en closed-end fondsen). Tabellenreeks 2.9 verschaft nadere details betreffende de belangrijkste categorieën activa die door beleggingsfondsen in het eurogebied worden aangehouden. Deze Tabellenreeks bevat een geografische uitsplitsing van de emittenten van door beleggingsfondsen aangehouden effecten, alsook een uitsplitsing van emittenten naar economische sector wanneer deze ingezetenen zijn van het eurogebied.
In de Tabellenreeks 2.4 wordt een uitsplitsing gegeven van door in het eurogebied gevestigde MFI’s, met uitzondering van het Eurosysteem (het bankwezen), verstrekte leningen, naar sector, categorie en oorspronkelijke looptijd. De Tabellenreeks 2.5 bevat een analyse van de bij het bankwezen in het eurogebied aangehouden deposito’s, naar sector en instrument. De Tabellenreeks 2.6 toont de door het bankwezen in het eurogebied aangehouden effecten, naar sector van de emittent. Tabellenreeks 2.7 toont een uitsplitsing naar valuta op kwartaalbasis van enkele Sinds december 2008 worden geharmoniseerde posten op de balans van de MFI’s. statistische gegevens verzameld en samengesteld De Tabellenreeksen 2.2 tot en met 2.6 veschaffen op basis van Verordening ECB/2007/8 3) houtevens op de stroomgegevens gebaseerde groei- dende statistieken betreffende de activa en pascijfers in de vorm van twaalfmaands groeiper- siva van beleggingsfondsen. Verdere informatie betreffende deze beleggingsfondsstatistieken kan centages. worden gevonden in de ‘Manual on investment Sinds 1 januari 1999 worden de statistische fund statistics’ (ECB, mei 2009). gegevens verzameld en samengesteld op basis van verschillende ECB-verordeningen met Tabellenreeks 2.10 toont de geaggregeerde betrekking tot de geconsolideerde balans van de balans van de zogenoemde lege financiële instelsector monetaire financiële instellingen. Sinds lingen (financial vehicle corporations ofwel juli 2010 vindt dit plaats op grond van Veror- FVC’s) die ingezetene zijn van het eurogebied. dening ECB/2008/32. 2) Gedetaillerde sectorde- Deze FVC’s zijn eenheden die zijn opgezet om finities worden verschaft in de derde editie van securitisatietransacties uit te voeren. Securitisade “Monetary institutions and markets statistics tie betreft over het algemeen de overdracht van sector manual – Guidance for the statistical clas- een activum of “pool” van activa aan een FVC, sification of customers’ (ECB, maart 2007). waarbij deze activa op de balans van de FVC worden opgenomen als gesecuritiseerde leninTabellenreeks 2.8 toont de uitstaande bedragen en gen, effecten met uitzondering van aandelen of stromen op de balans van de beleggingsfondsen (anders dan geldmarktfondsen, die worden opgenomen onder de statistieken met betrekking tot de 2) PB L 15, 20.01.2009, blz. 14. balans van MFI’s) in het eurogebied. Een beleg- 3) PB L 211, 11.08.2007, blz. 8.
S 88
ECB Maandbericht September 2013
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
overige gesecuritiseerde activa. Het kredietrisico met betrekking tot een activum of “pool” van activa kan, als alternatief, ook worden overgedragen aan een FVC door middel van credit default swaps, garanties of andere soortgelijke mechanismen. Het door de FVC ten opzichten van deze mechanismen aangehouden onderpand is als regel een bij een MFI aangehouden deposito of een belegd in effecten met uitzondering van aandelen. FVC’s securitiseren als regel leningen die voortkomen uit de MFI-sector en moeten deze leningen op hun statistische balans opnemen, ongeacht of de relevante financieeladministratieve regels de MFI toestaan de leningen niet op de balans op te nemen. De gegevens betreffende leningen die door FVC’s gesecuritiseerd zijn maar op de balans van de desbetreffende MFI blijven (en dus in de MFI-statistieken blijven worden opgenomen) worden apart vermeld. Deze gegevens op kwartaalbasis worden sinds december 2009 verzameld krachtens Verordening ECB/2008/30. 4) Tabellenreeks 2.11 toont de geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied. Onder de verzekeringsinstellingen valt zowel de verzekerings- als de herverzekeringssector, terwijl de pensioenfondsen eenheden omvatten die in termen van besluitvorming autonoom zijn en er een volledige reeks rekeningen op nahouden (d.w.z. autonome pensioenfondsen). Deze Tabellenreeks bevat tevens een geografische en sectorale uitsplitsing van de uitgevende tegenpartijen voor door de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen aangehouden effecten met uitzondering van aandelen.
de wereld. De niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens tegen lopende prijzen worden voor het laatst beschikbare kwartaal getoond aan de hand van een vereenvoudigde reeks van rekeningen overeenkomstig het methodologische kader van het Europees Systeem van Rekeningen 1995. In het kort omvat de reeks van rekeningen (transacties): (1) de gegenereerde inkomsten-rekening, die laat zien hoe de productie-activiteit zich vertaalt in verschillende inkomenscategorieën; (2) de toedeling van primair inkomen-rekening, die de ontvangsten en kosten met betrekking tot de verschillende vormen van inkomsten uit onroerend goed registreert (voor de economie als geheel is de sluitpost van de primaire-inkomensrekening het nationale inkomen); (3) de secundaire inkomensverdelingsrekening, die laat zien hoe het nationale inkomen van een institutionele sector verandert ten gevolge van inkomensoverdrachten; (4) de inkomensbestedingsrekening, die toont hoe het besteedbaar inkomen wordt uitgegeven aan consumptie of bespaard; (5) de inkomensoverdrachtenrekening, die laat zien hoe de besparingen en de netto kapitaaloverdrachten worden uitgegeven aan de aankoop van niet-financiële activa (de sluitpost van de inkomensoverdrachtenrekening is netto kredietverlening/netto kredietneming); en (6) de financiële rekening, die de netto aankopen van financiële activa en de netto schuldwerving toont. Aangezien tegenover elke niet-financiële transactie een financiële transactie staat, is de sluitpost van de financiële rekening conceptueel eveneens gelijk aan netto kredietverlening/netto kredietneming zoals berekend op grond van de inkomensoverdrachtenrekening.
REKENINGEN VAN HET EUROGEBIED Tabellenreeks 3.1 toont geïntegreerde kwartaalgegevens met betrekking tot de rekeningen van het eurogebied, die veelomvattende informatie verschaffen betreffende de economische activiteiten van huishoudens (met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens), niet-financiële vennootschappen, financiële vennootschappen en de overheid, alsook betreffende de interactie tussen deze sectoren en zowel het eurogebied als de rest van
Daarnaast worden openings- en eindbalansen gepresenteerd die een beeld geven van het financiële vermogen van elke individuele sector op een bepaald tijdstip. Eveneens worden, ten slotte, overige mutaties in financiële activa en passiva (bijvoorbeeld die welke het resultaat zijn van de invloed van veranderingen in de activaprijzen) getoond.
4) PB L 15, 20.01.2009, blz. 1.
ECB Maandbericht September 2013
S 89
De dekking per sector van de financiële rekening en van de financiële balansen is in het geval van de sector financiële vennootschappen gedetailleerder en laat een uitsplitsing zien in MFI’s, overige financiële intermediairs (met inbegrip van financiële hulpbedrijven), en verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Tabellenreeks 3.2 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de zogeheten niet-financiële rekeningen van het eurogebied (d.w.z. de hierboven vermelde rekeningen (1) tot en met (5)), eveneens aan de hand van de vereenvoudigde reeks van rekeningen. Tabellenreeks 3.3 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties en overige mutaties) voor de inkomsten, uitgaven en accumulatierekeningen van huishoudens, en de uitstaande bedragen in de financiële en niet-financiële balans rekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. De sectorspecifieke transacties en sluitposten zijn zo geordend dat zij gemakkelijker inzicht geven in de financieringsen beleggingsbeslissingen van huishoudens, terwijl daarbij de in Tabellenreeksen 3.1 en 3.2 gepresenteerde rekeningidentiteiten in acht worden genomen. Tabellenreeks 3.4 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de inkomsten en accumulatierekeningen van niet-financiële vennootschappen, en de uitstaande bedragen voor de financiële balansrekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. Tabellenreeks 3.5 toont vierkwartaals gecumuleerde financiële stromen (transacties en andere mutaties) en uitstaande bedragen voor de financiële balans van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. FINANCIËLE MARKTEN
euro waren overgegaan (veranderende samenstelling), met uitzondering van de statistieken betreffende effectenuitgiften (Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4), die voor de gehele tijdreeks (vaste samenstelling) betrekking hebben op de Euro 17. Statistieken betreffende effecten met uitzondering van aandelen, en genoteerde aandelen (de Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4) worden door de ECB samengesteld op basis van gegevens van het ESCB en de BIB. De Tabellenreeks 4.5 toont de door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven. Statistieken betreffende de geldmarktrente, rendementen op langlopende overheidsobligaties en effectenbeursindices (de Tabellenreeksen 4.6 tot en met 4.8) worden door de ECB samengesteld op basis van gegevens van nieuwsagentschappen. De statistieken omtrent uitgiften van effecten hebben betrekking op effecten met uitzondering van aandelen (schuldbewijzen), die in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 worden getoond, en op genoteerde aandelen, die in de Tabellenreeks 4.4 te vinden zijn. Schuldbewijzen worden uitgesplitst naar kort- en langlopend. ‘Kortlopend’ verwijst naar effecten met een oorspronkelijke looptijd van een jaar of minder (in uitzonderlijke gevallen twee jaar of minder). Effecten met een langere looptijd, of met een vervaldatum naar keuze, waarvan de laatste meer dan een jaar in de toekomst ligt, of met een onbepaalde looptijd worden gerubriceerd onder ‘langlopend’. De langlopende door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten worden verder uitgesplitst naar vaste en variabele rente. De effecten met een vaste rente hebben een couponrente die onveranderd blijft gedurende de looptijd. De effecten met een variabele rente omvatten alle uitgiften waarvan de coupon periodiek gewijzigd wordt conform een onafhankelijke rentevoet of index. De in euro luidende effecten opgenomen in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 omvatten ook effecten die in de nationale uitdrukkingen van de euro luiden.
De serie statistieken betreffende de financiële markten van het eurogebied heeft betrekking op de EU-lidstaten die in de periode waarop De Tabellenreeks 4.1 toont effecten met uitzonde statistieken betrekking hebben reeds op de dering van aandelen, uitgesplitst naar oorspron-
S 90
ECB Maandbericht September 2013
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
kelijke looptijd, ingezetenschap van de emittent en valuta. Getoond worden uitstaande bedragen, in euro luidende bruto uitgiften en netto uitgiften van effecten met uitzondering van aandelen, en in euro en alle valuta’s luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. De netto uitgiften verschillen van de mutaties in de uitstaande bedragen als gevolg van herwaarderingen, herrubriceringen en andere aanpassingen. Ook worden voor seizoen gecorrigeerde statistieken getoond, waaronder seizoenvrije zesmaands groeipercentages op jaarbasis voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. Die laatste worden berekend uit de voor seizoen gecorrigeerde index van fictieve standen waaruit de seizoensinvloeden verwijderd zijn. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
couponrente en herwaarderingseffecten. De Tabellenreeks 4.3 toont wel en niet voor seizoen gecorrigeerde groeipercentages van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen (uitgesplitst naar looptijd, instrumenttype, sector van de emittent en valuta), op basis van financiële transacties die plaatsvinden wanneer een instelling passiva aangaat of aflost. In de groeicijfers zijn derhalve geen herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties begrepen. De seizoenvrije groeipercentages zijn (omwille van de presentatie) op jaarbasis. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De kolommen 1, 4, 6 en 8 in de Tabellenreeks 4.4 tonen de uitstaande bedragen aan door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven genoteerde aandelen, uitgesplitst naar de sector van de emittent. De maandgegevens met betrekking tot door nietfinanciële vennootschappen uitgegeven genoteerde aandelen komen overeen met de kwartaalreeksen die in de Tabellenreeks 3.4 te vinden zijn (financiële balans, beursgenoteerde aandelen).
De Tabellenreeks 4.2 bevat een uitsplitsing naar sector van de uitstaande bedragen, bruto uitgiften en netto uitgiften van in het eurogebied gevestigde emittenten, die in overeenstemming is met het ESR 95. De ECB is in het Eurosysteem begrepen. De kolommen 3, 5, 7 en 9 in de Tabellenreeks 4.4 tonen twaalfmaands groeipercentages van De totale uitstaande bedragen aan alle schuldbe- door ingezetenen van het eurogebied uitgegewijzen en langlopende schuldbewijzen in kolom ven genoteerde aandelen (uitgesplitst naar de 1 van Tabel 4.2.1 zijn identiek aan de gegevens sector van de emittent), op basis van financiële met betrekking tot de uitstaande bedragen aan alle transacties die plaatsvinden wanneer een emitschuldbewijzen en langlopende door ingezetenen tent aandelen tegen contanten uitgeeft of aflost, van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen in met uitzondering van beleggingen in de eigen kolom 7 in de Tabellenreeks 4.1. De uitstaande aandelen van de emittent. In de twaalfmaands bedragen aan alle schuldbewijzen en langlopende groeipercentages zijn geen herrubriceringen, door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen in kolom 2 herwaardingen en andere niet uit transacties in Tabel 4.2.1 komen globaal overeen met de uit- voortvloeiende mutaties begrepen. gegeven schuldbewijzen aan de passiefzijde van de geaggregeerde balans van de MFI’s in kolom 8 De Tabellenreeks 4.5 bevat statistieken betrefvan Tabel 2.1.2. De totale netto uitgiften voor de fende alle rentetarieven die MFI’s in het eurogetotale schuldbewijzen in kolom 1 van Tabel 4.2.2 bied toepassen op in euro luidende deposito’s van komen overeen met de gegevens met betrekking tot en leningen aan huishoudens en niet-financiële de totale netto uitgiften door ingezetenen van het vennootschappen in het eurogebied. Deze renteeurogebied in kolom 9 van de Tabellenreeks 4.1. tarieven worden berekend als gewogen gemidHet verschil tussen de langlopende schuldbewijzen delde (op volumebasis) van de in de landen van en het totaal van de langlopende schuldbewijzen het eurogebied geldende rentevoeten voor elke met een vaste en een variabele rente in Tabel 4.2.1 categorie. wordt veroorzaakt door obligaties met een nulECB Maandbericht September 2013
S 91
De statistieken betreffende de door MFI’s toegepaste rentetarieven worden uitgesplitst naar nieuwe contracten dan wel uitstaande bedragen, sector, instrumentcategorie en looptijd, opzegtermijn of oorspronkelijke rentelooptijd. De nieuwe statistieken met betrekking tot de door MFI’s toegepaste rentetarieven zijn in de plaats gekomen van de tien voorlopige statistische reeksen betreffende bancaire rentevoeten in het eurogebied die sinds januari 1999 in het Maandbericht waren gepubliceerd. De Tabellenreeks 4.6 toont de geldmarktrente voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. Voor het eurogebied wordt een brede reeks geldmarktrentevoeten getoond, van de rente op girale deposito’s tot die op twaalfmaands deposito’s. Vóór januari 1999 zijn voor het eurogebied rentevoeten geconstrueerd op basis van nationale, met het bbp gewogen, rentevoeten. Met uitzondering van de rente op girale deposito’s tot en met december 1998, zijn de maand-, kwartaal- en jaarcijfers gemiddelden per periode. Tot en met december 1998 wordt de rente op girale deposito’s weergegeven door de rente op interbancaire deposito’s (biedkoersen) per ultimo, na die datum wordt die weergegeven door gemiddelden per periode voor de EONIA (euro overnight index average). Met ingang van januari 1999 zijn de rentevoeten op een-, drie-, zesen twaalfmaands deposito’s EURIBOR-tarieven (euro interbank offered rates), vóór die datum waar beschikbaar LIBOR-tarieven (London interbank offered rates). Voor de Verenigde Staten en Japan wordt de rente op driemaands deposito’s weergegeven door LIBOR-tarieven.
op http://www.ecb.europa.eu/stats/money/yc/ html/index.en.html. Daggegevens kunnen eveneens worden gedownload. De Tabellenreeks 4.8 toont de effectenbeursindices voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT Het merendeel van de in deze tabellenreeks vermelde gegevens is samengesteld door de Europese Commissie (hoofdzakelijk Eurostat) en de nationale bureaus voor de statistiek. De gegevens voor het eurogebied zijn verkregen door aggregatie van de gegevens voor de afzonderlijke landen. Waar mogelijk zijn de gegevens geharmoniseerd en vergelijkbaar. De statistieken betreffende de arbeidskostenindices, het bbp en de uitgavencomponenten van het bbp, de toegevoegde waarde naar bedrijfstak, de industriële productie, detailhandelsverkopen, de registratie van nieuwe personenauto’s en werkgelegenheid in termen van gewerkte uren zijn gecorrigeerd voor verschillen in het aantal werkdagen. De Geharmoniseerde Consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied (Tabel 1 in Tabellenreeks 5.1) is vanaf 1995 beschikbaar. De index is gebaseerd op de nationale HICP’s waarbij in alle landen van het eurogebied dezelfde methodiek wordt toegepast. De uitsplitsing naar goederenen dienstencomponenten is afgeleid uit de ‘Classification of individual consumption by purpose’ (Coicop/HICP). De HICP dekt monetaire uitgaven terzake van consumptie door huishoudens op het economisch grondgebied van het eurogebied. De Tabellenreeks omvat ook voor seizoen gecorrigeerde gegevens met betrekking tot de HICP die door de ECB zijn samengesteld, en experimentele op de HICP gebaseerde indices van door de overheid gereguleerde prijzen.
De Tabellenreeks 4.7 toont de ultimocijfers die zijn geschat uit de nominale spot-rendementscurves gebaseerd op in euro luidende obligaties met AAA-rating die zijn uitgegeven door overheden in het eurogebied. De rendementscurves worden geschat door gebruik te maken van het Svensson-model.5) De ecarts tussen de tienjaars De industriële producentenprijzen (Tabel 5.1.2), en de driemaands en tweejaars rentes worden de industriële productie, de omzet in de industrie eveneens gepubliceerd. Extra rendementscurves (dagelijkse publicaties, met inbegrip van grafie- 5) Svensson, L. E., 1994, “Estimating and Interpreting Forward Interest Rates: Sweden 1992-1994”, CEPR Disken en tabellen) en de daarmee verband houdencussion Papars, Nr. 1051, Centre for Economic Policy Research, Londen, 1994. de methodologische informatie zijn beschikbaar
S 92
ECB Maandbericht September 2013
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
en de detailhandelsverkopen (de Tabellenreeks 5.2) worden samengesteld op basis van Raadsverordening (EG) nr. 1165/98 van 19 mei 1998 omtrent korte-termijnstatistieken .6) Vanaf januari 2009 wordt bij de productie van korte-termijnstatistieken de herziene classificatie van economische activiteiten (NACE-Herziening 2), zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden, toegepast.7) De uitsplitsing naar eindgebruik van de producten voor de industriële producentenprijzen en de industriële productie is de geharmoniseerde onderverdeling van de industrie met uitzondering van de bouwnijverheid (NACE-Herziening 2-categorieën B tot en met E) in industriële hoofdsectoren zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/2007 van de Commissie (EG) van 14 juni 2007.8) De industriële producentenprijzen zijn de prijzen af-fabriek. Hierin zijn indirecte belastingen begrepen met uitzondering van de btw en andere aftrekbare belastingen. In de industriële productie is de door de desbetreffende sectoren toegevoegde waarde begrepen. De twee prijsindices voor grondstoffen met uitzondering van energie in Tabellenreeks 5.1.3 worden samengesteld met betrekking tot dezelfde grondstoffen maar maken gebruik van twee verschillende wegingsmethoden: een die is gebaseerd op de desbetreffende grondstoffeninvoer van het eurogebied (kolommen 2-4) en een tweede (kolommen 5-7) die is gebaseerd op de geschatte binnenlandse vraag van het eurogebied, of “aanwending”, waarbij rekening wordt gehouden met gegevens aangaande de invoer, uitvoer en binnenlandse productie van elke grondstof (maar waarbij voor de eenvoudigheid geen rekening wordt gehouden met voorraden, waarvan wordt aangenomen dat zij gedurende de verslagperiode relatief stabiel zijn). De invoergewogen grondstoffenprijsindex is geschikt voor de analyse van externe ontwikkelingen, terwijl de aanwendingsgewogen index specifiek geschikt is voor de analyse van de druk die door
de internationale grondstoffenprijzen wordt uitgeoefend op de inflatie in het eurogebied. De aanwendingsgewogen grondstoffenprijsindices zijn experimentele gegevens. Voor nadere details omtrent de samenstelling van de grondstoffenprijsindices van de ECB, zie Kader 11 in het Maandbericht van december 2008. De arbeidskostenindices (Tabel 5.1.5) tonen de mutaties in de arbeidskosten per in de industrie (met inbegrip van de bouwnijverheid) en marktdiensten gewerkt uur. De methodiek hiervoor wordt uiteengezet in Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex 9) en in Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie tot uitvoering van Verordening nr. 450/2003.10) De arbeidskostenindices in het eurogebied worden uitgesplitst naar component (lonen, door werkgevers betaalde socialeverzekeringspremies plus belasting op arbeid, na saldering met subsidies) en naar bedrijfstak. De ECB berekent de indicator van contractlonen (de PM-post in Tabel 5.1.5) op basis van nietgeharmoniseerde nationale gegevens. De componenten van de arbeidskosten per eenheid product (Tabel 5.1.4), het bbp en de componenten ervan (Tabellen 5.2.1 en 5.2.2), de bbp-deflatoren (Tabel 5.1.3) en de werkgelegenheidsstatistieken (Tabel 5.3.1) zijn afgeleid uit de nationale kwartaalrekeningen volgens ESR 95.11) ESR 95 is gewijzigd bij Verordening (EU) Nr. 715/2010 van de Commissie van 10 augustus 201012) ter invoering van NACE Revisie 2, de geactualiseerde statistische classificatie van economische activiteiten. Met de publicatie van gegevens ten aanzien van de nationale rekeningen voor het eurogebied waarbij deze nieuwe classificatie wordt toegepast, is begonnen in december 2011.
6) PB 7) PB 8) PB 9) PB 10) PB 11) PB 12) PB
L L L L L L L
162, 5.6.1998, blz. 1. 393, 30.12.2006, blz. 1. 155, 15.6.2007, blz. 3. 69, 13.3.2003, blz. 1. 169, 8.7.2003, blz. 37. 310, 30.11.1996, blz. 1. 210, 11.8.2010, blz. 1.
ECB Maandbericht September 2013
S 93
De indices voor de omzet in de industrie en detailhandelsverkopen (Tabel 5.2.4) geven de gedurende de referentieperiode gefactureerde omzet weer, met inbegrip van alle accijnzen en belastingen behalve de btw. De omzet van de detailhandel geeft de gehele detailhandel weer (met uitzondering van de verkopen van motorvoertuigen en motorfietsen), met inbegrip van autobrandstoffen. De registratie van nieuwe personenauto’s dekt de registratie van zowel particuliere als commerciële personenauto’s. De kwalitatieve gegevens met betrekking tot de conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten (Tabel 5.2.5) worden afgeleid uit de conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten. De werkloosheidscijfers (Tabel 5.3.4) zijn conform de richtlijnen van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie). Zij betreffen personen die actief werk zoeken, als percentage van de beroepsbevolking, waarbij gebruik gemaakt wordt van geharmoniseerde criteria en definities. De aan het werkloosheidscijfer ten grondslag liggende ramingen van de beroepsbevolking verschillen van het totaal van de in de Tabellenreeks 5.3 gepubliceerde werkgelegenheids- en werkloosheidsniveaus. OVERHEIDSFINANCIËN De Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.5 tonen de overheidsfinanciën in het eurogebied. De gegevens zijn grotendeels geconsolideerd en op basis van ESR 95. De voor het eurogebied geaggregeerde gegevens op jaarbasis in de Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.3 zijn door de ECB samengesteld op basis van door de nationale centrale banken aangeleverde geharmoniseerde gegevens, die regelmatig worden geactualiseerd. De gegevens met betrekking tot het tekort en de schuld van de landen van het eurogebied kunnen daardoor verschillen van de door de Europese Commissie in het kader van de buitensporigetekortprocedure gebruikte gegevens. De in de Tabellenreeksen 6.4 en 6.5 getoonde aggregaten voor het eurogebied op kwartaalbasis zijn door de ECB samengesteld uit gegevens van Eurostat.
S 94
ECB Maandbericht September 2013
De Tabellenreeks 6.1 toont de ontvangsten en uitgaven van de overheid op jaarbasis conform de definities die in de Verordening van de Commissie (EG) nr. 1500/2000 van 10 juli 2000 13) ter amendering van ESR 95 zijn vastgelegd. De Tabellenreeks 6.2 bevat de bruto geconsolideerde overheidsschuld (nominale waarde), overeenkomstig de Verdragsbepalingen inzake de buitensporige-tekortprocedure. De Tabellenreeksen 6.1 en 6.2 bevatten overzichtsgegevens voor de afzonderlijke landen van het eurogebied in het kader van het Pact voor Stabiliteit en Groei. De tekorten/overschotten van de individuele landen van het eurogebied worden getoond conform buitensporige-tekortenprocedure B.9, zoals in de definitie in Verordening van de Raad nr. 479/2009 inzake verwijzingen naar ESR 95 is vastgelegd. De Tabellenreeks 6.3 toont de mutaties in de overheidsschuld. Het verschil tussen de mutatie in de overheidsschuld en die in het overheidstekort, de tekort-schuldaanpassing, wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door overheidstransacties in financiële activa en wisselkoerseffecten. De Tabellenreeks 6.4 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de overheidsinkomsten en -uitgaven op basis van de definities vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid.14) De Tabellenreeks 6.5 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de bruto geconsolideerde overheidsschuld, de tekort-schuldaanpassing en de financieringsbehoefte van de overheid. Deze cijfers zijn samengesteld op basis van door de lidstaten, krachtens de Verordeningen (EG) nr. 501/ 2004 en nr. 222/2004, en de nationale centrale banken verschafte gegevens.
13) PB L 172, 12.7.2000, blz. 3. 14) PB L 179, 9.7.2002, blz. 1.
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
EXTERNE STROMEN EN STANDEN De gebruikte begrippen en definities met betrekking tot de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (de Tabellenreeksen 7.1 tot en met 7.4) komen in het algemeen overeen met die in de 5e editie van het IMF Balance of Payments Manual (oktober 1993), het Richtsnoer van de ECB van 16 juli 2004 (ECB/2004/15) 15) betreffende de statistische rapportagevereisten van de ECB en het Richtsnoer van de ECB van 31 mei 2007 (ECB/2007/3) 16) ter wijziging daarvan. Meer informatie over de voor de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied gebruikte methodieken en bronnen is te vinden in de publicatie van de ECB getiteld ‘European Union balance of payments/international investment position statistical methods’ (mei 2007) en in de rapporten van de Task Force betreffende Portfolio investment collection systems (juni 2002), de Task Force betreffende Portfolio investment income (augustus 2003) en de Task Force betreffende Foreign direct investment (maart 2004), die allemaal van de website van de ECB gedownload kunnen worden. Daarnaast is het rapport van de Task Force van de ECB/Europese Commissie (Eurostat) aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (juni 2004) beschikbaar op de website van het Committee on Monetary, Financial and Balance of Payments Statistics (www.cmfb.org). Het rapport aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie, dat is gebaseerd op de aanbevelingen van de Task Force en dat de basisbeginselen van het in april 2008 gepubliceerde ‘ECB Statistical Quality Framework’ aanhoudt, is beschikbaar op de website van de ECB. Op 9 december 2011 is door de Raad van Bestuur het Richtsnoer van de ECB betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2011/23)17) goedgekeurd. In dit rechtsinstrument zijn nieuwe rapportagevereisten vastgelegd op het terrein van externe statistieken, welke vereisten voornamelijk het
gevolg zijn van methodologische veranderingen in de zesde editie van de Balance of Payments and International Investment Position Manual (BPM6) van het IMF. De ECB zal de statistieken betreffende de betalingsbalans, de internationale investeringspositie en de internationale reserves in 2014 beginnen te publiceren overeenkomstig Richtsnoer ECB/2011/23 en de BPM6, met daarbij gegevens uit het verleden. In de Tabellenreeksen 7.1 en 7.4 worden de door het IMF Balance of Payments Manual voorgeschreven tekens gebruikt: overschotten in de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening hebben een plusteken, terwijl in de financiële rekening een plusteken een stijging van passiva of een daling van activa aangeeft. In de Tabellenreeks 7.2 worden zowel ontvangsten als uitgaven met een plusteken getoond. Daarnaast is, met ingang van het februari 2008-nummer van het Maandbericht, de Tabellenreeks 7.3 geherstructureerd om de gegevens betreffende de betalingsbalans, de internationale investeringspositie en de daarmee verband houdende groeipercentages samen te kunnen presenteren; in de nieuwe tabellen worden transacties in activa en passiva die overeenkomen met stijgingen van de posities getoond met een plusteken. De betalingsbalans voor het eurogebied wordt door de ECB samengesteld. Recente maandcijfers voor de betalingsbalans moeten als voorlopig worden beschouwd. De cijfers worden herzien wanneer cijfers voor de volgende maand en/of de uitgebreide kwartaalgegevens voor de betalingsbalans gepubliceerd worden. Eerdere cijfers worden periodiek herzien of als gevolg van methodologische wijzigingen in de samenstelling van de brongevens. In de Tabellenreeks 7.2 bevat Tabel 7.2.1 eveneens voor seizoen gecorrigeerde gegevens voor de lopende rekening. Waar nodig wordt tevens gecorrigeerd voor aantal werkdagen, schrikkeljaar en Pasen. Tabel 7.2.3 en Tabel 7.3.9 tonen 15) PB L 354, 30.11.2004, blz. 34. 16) PB L 159, 20.6.2007, blz. 48. 17) PB L 65, 3.3.2012, blz. 1.
ECB Maandbericht September 2013
S 95
een uitsplitsing van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied ten opzichte van belangrijke handelspartners afzonderlijk en als groep, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen EU-lidstaten buiten het eurogebied en landen of gebieden buiten de Europese Unie. De uitsplitsing toont ook de stromen en standen ten opzichte van EUinstellingen en internationale organisaties (die, de ECB en het Europees Stabiliteitsmechanisme daargelaten, om statistische redenen worden behandeld alsof zij zich buiten het eurogebied bevinden, ongeacht hun fysieke locatie), en offshore centra. De uitsplitsing dekt geen stromen en standen voor de passiefzijde van het effectenverkeer, financiële derivaten of internationale reserves. Daarnaast worden geen afzonderlijke gegevens verschaft voor inkomen uit kapitaal verschuldigd aan Brazilië, het vasteland van China, India of Rusland. De geografische uitsplitsing is uiteengezet in het artikel “Euro area balance of payments and international investment position vis-à-vis main counterparts” in het ECB Monthly Bulletin van februari 2005. De gegevens betreffende de financiële rekening van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied in Tabellenreeks 7.3 zijn gebaseerd op stromen en standen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied, waarbij het eurogebied als één economisch geheel wordt gezien (zie ook Kader 9 in het Maandbericht van december 2002, Box 5 in het Monthly Bulletin van januari 2007 en Box 6 in het Monthly Bulletin van januari 2008). De internationale investeringspositie wordt gewaardeerd tegen lopende marktprijzen, behalve de directe investeringen, waar tegen boekwaarde wordt gewaardeerd voor niet-genoteerde aandelen en overige beleggingen (bijvoorbeeld leningen en deposito’s). De kwartaalgegevens betreffende de internationale investeringspositie worden volgens dezelfde methodologie samengesteld als de jaargegevens. Aangezien sommige gegevens niet op kwartaalbasis beschikbaar zijn of met vertraging beschikbaar komen, wordt de internationale investeringspositie op kwartaalbasis deels geraamd op basis van financiële transacties, activaprijzen en valutaontwikkelingen.
S 96
ECB Maandbericht September 2013
Tabel 7.3.1 vormt een samenvatting van de internationale investeringspositie en financiële transacties in de betalingsbalans van het eurogebied. De uitsplitsing van de mutatie in de internationale investeringspositie op jaarbasis wordt verkregen door toepassing van een statistisch model op de mutaties in de internationale investeringspositie anders dan transacties op grond van informatie vanuit de geografische uitsplitsing en de valutasamenstelling van de activa en passiva, alsook prijsindices voor verschillende financiële activa. In deze Tabel hebben de kolommen 5 en 6 betrekking op directe investeringen door ingezeten eenheden buiten het eurogebied en directe investeringen door niet-ingezeten eenheden in het eurogebied. In Tabel 7.3.5 is de uitsplitsing naar “leningen” and “chartaal geld en deposito’s” gebaseerd op de sector van de niet-ingezeten tegenpartij, wat betekent dat activa ten opzichte van niet-ingezeten banken worden opgenomen als deposito’s, terwijl activa ten opzichte van andere niet-ingezeten sectoren worden opgenomen als leningen. Deze uitsplitsing komt overeen met het onderscheid gemaakt in andere statistieken, zoals de geconsolideerde balans van de MFI-sector, en is conform het Balance of Payments Manual van het IMF. De uitstaande bedragen betreffende de officiële reserves van het Eurosysteem en aanverwante activa en passiva zijn in Tabel 7.3.7 opgenomen. Door verschillen in dekking en waardering zijn deze gegevens niet geheel vergelijkbaar met die in de door het Eurosysteem wekelijks opgestelde financiële rekening. De gegevens in Tabel 7 zijn in overeenstemming met het sjabloon voor de internationale reserves en in vreemde valuta’s luidende liquide middelen. De in de officiële reserves van het Eurosysteem opgenomen activa hebben per definitie betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Alvorens landen toetreden tot het eurogebied worden de activa van hun nationale centrale banken opgenomen onder effectenverkeer (in het geval van waardepapieren) of overige financiële transacties (in het geval van overige activa). Mutaties in de door het Eurosysteem aangehouden goudre-
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
serves (kolom 3) zijn het gevolg van goudtransacties conform de Overeenkomst tussen Centrale Banken inzake goud van 26 september 1999, die op 27 september 2009 geactualiseerd is. Nadere gegevens over de statistische behandeling van de internationale reserves van het Eurosysteem zijn te vinden in een publicatie getiteld ‘Statistical treatment of the Eurosystem’s international reserves’ (oktober 2000), die van de website van de ECB kan worden gedownload. Op de website staan uitgebreidere gegevens die in overeenstemming zijn met de bovengenoemde opstelling voor de internationale reserves en in vreemde valuta’s luidende liquide middelen. De statistieken betreffende de bruto externe schuld van het eurogebied in Tabel 7.3.8 tonen de uitstaande werkelijke (in plaats van voorwaardelijke) verplichtingen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied die op enig of meerdere tijdstippen in de toekomst betaling van de hoofdsom en/of rente door de debiteur vereisen. Tabel 8 biedt een uitsplitsing van de bruto externe schuld naar instrument en institutionele sector. De Tabellenreeks 7.4 bevat een monetaire presentatie van de betalingsbalans van het eurogebied, waarin de door niet-MFI’s uitgevoerde transacties die de netto externe transacties die door MFI’s worden uitgevoerd weerspiegelen, worden getoond. In de door niet-MFI’s uitgevoerde transacties zijn begrepen betalingsbalanstransacties waarvoor een uitsplitsing naar sector niet beschikbaar is. Deze betreffen de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening (kolom 2) en financiële derivaten (kolom 11). Een geactualiseerde methodologische toelichting op de monetaire opstelling van de betalingsbalans voor het eurogebied is te vinden onder ‘Statistics’ op de website van de ECB. Zie ook Kader 1 in het Maandbericht van juni 2003. In de Tabellenreeks 7.5 wordt de externe goederenhandel van het eurogebied getoond. De bron is Eurostat. De waardecijfers en de volumeindices zijn gecorrigeerd voor seizoensinvloeden en het aantal werkdagen. De indeling van
de goederen in de kolommen 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11 in Tabel 7.5.1 is conform de indeling van de Broad Economic Categories en komt overeen met de basisrubriceringen van goederen in het Systeem van Nationale Rekeningen. Die voor fabrikaten (de kolommen 7 en 12) en olie (kolom 13) is conform de definitie volgens SITC Rev. 3. De geografische uitsplitsing (Tabel 7.5.3) betreft belangrijke handelspartners hetzij afzonderlijk hetzij regionaal gecombineerd. Bij China is Hongkong niet inbegrepen. Als gevolg van verschillen in definitie, rubricering, dekking en tijdstip van registratie zijn de gegevens omtrent de externe handel, met name de invoer, niet geheel vergelijkbaar met de goederenpost in de betalingsbalansstatistieken (de Tabellenreeksen 7.1 en 7.2). Een deel van het verschil is het gevolg van het feit dat verzekerings- en vrachtdiensten in de registratie van de goedereninvoer in de gegevens omtrent de externe handel worden meegerekend. De industriële invoerprijzen en de industriële producentenuitvoerprijzen (ofwel de industriële productieprijzen voor de niet-binnenlandse markt) die in Tabellenreeks 7.5.2 worden getoond worden samengesteld op basis van Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en van de Raad van 6 juli 2005 ter wijziging van Verordening van de Raad (EG) nr. 1165/98, die de belangrijkste juridische basis vormt voor de korte-termijnstatistieken. De industriële invoerprijsindex heeft betrekking op de industriële producten die van buiten het eurogebied worden ingevoerd in het kader van secties B t/m E van de zogeheten Statistical Classification of Products by Activity in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) en alle institutionele invoerssectoren met uitzondering van huishoudens, overheden en instellingen zonder winstoogmerk. Deze index weerspiegelt de kost-, verzekerings- en vrachtvervoersprijs exclusief invoeraccijnzen en belastingen en heeft betrekking op de werkelijke transacties in euro opgetekend op het moment waarop de eigendom van de goederen wordt overgedragen. De industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op alle industriële producten die rechtstreeks door producenten in het eurogebied worden uitgevoerd naar de markt buiten ECB Maandbericht September 2013
S 97
het eurogebied in het kader van secties B t/m E van NACE-Herziening 2. De uitvoer vanuit de groothandel en de wederuitvoer worden buiten beschouwing gelaten. De indices weerspiegelen de free-on-board-prijs uitgedrukt in euro en berekend bij de eurogebiedgrens, met inbegrip van indirecte belastingen exclusief btw en andere aftrekbare belastingen. De industriële invoerprijzen en industriële producentenuitvoerprijzen zijn beschikbaar per industriële hoofdsector zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/2007 van de Commissie (EG) van 14 juni 2007. Voor nadere details, zie Kader 11 in het Maandbericht van december 2008.
van consumptieprijsindices, producentenprijsindices, deflatoren van het bruto binnenlandse product, arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie en arbeidskosten per eenheid product in de economie als geheel. Voor arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie gedeflateerde effectieve wisselkoersen zijn alleen beschikbaar voor de groep van 20 handelspartners.
Voor nadere gegevens over de berekening van de effectieve wisselkoersen wordt verwezen naar de desbetreffende methodologische toelichting en naar Occasional Paper 134 van de ECB (“Revisiting the effective exchange rates of the WISSELKOERSEN euro” door Martin Schmitz, Maarten De Clercq, Michael Fidora, Bernadette Lauro en Cristina In Tabel 8.1 zijn de nominale en de reëel-effec- Pinheiro, juni 2012), dat van de website van de tieve wisselkoersindices van de euro opgeno- ECB kan worden gedownload. men, zoals die door de ECB worden berekend op basis van gewogen gemiddelden van de bila- De in de Tabellenreeks 8.2 getoonde bilaterale terale koersen van de euro ten opzichte van de wisselkoersen zijn maandgemiddelden van de valuta’s van de handelspartners van het euroge- dagelijks gepubliceerde referentiekoersen voor bied. Een positieve mutatie geeft een appreciatie de desbetreffende valuta’s. De meest recente van de euro aan. De gewichten zijn gebaseerd op wisselkoers voor de IJslandse kroon is 290,0 per de handel in fabrikaten met die handelspartners euro en heeft betrekking op 3 december 2008. in de perioden 1995-1997, 1998-2000, 20012003, 2004-2006 en 2007-2009, en omvatten ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED ook effecten op derde markten. De indices van de effectieve wisselkoersen worden verkregen Bij de statistieken voor de overige lidstaten van door de indicatoren op basis van elk van deze de EU (Tabellenreeks 9.1) zijn dezelfde grondvijf sets handelsgewichten aan het eind van elke slagen gebruikt als bij de gegevens voor het driejaars periode te koppelen. De basisperiode eurogebied. Dientengevolge hebben de gegevan de hieruit voortkomende index van de effec- vens betreffende de lopende rekening en de tieve wisselkoersen is het eerste kwartaal van vermogensoverdrachtenrekening en de bruto 1999. De groep van 21 handelspartners bestaat externe schuld ook betrekking op de zogeheten uit de elf niet aan het eurogebied deelnemende “special-purpose vehicles”. De gegevens voor de lid staten van de EU plus Australië, Canada, Verenigde Staten en Japan (de Tabellenreeks 9.2) China, Hongkong, Japan, Noorwegen, Singa- zijn afkomstig uit nationale bronnen. pore, Zuid-Korea, Zwitserland en de Verenigde Staten. De groep van 20 handels partners omvat niet Kroatië. De groep van 40 handelspartners omvat naast de groep van 21 handelspartners nog de volgende landen: Algerije, Argentinië, Brazilië, Chili, I Jsland, India, Indonesië, Israël, Maleisië, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, de Filippijnen, Rusland, Zuid-Afrika, Taiwan, Thailand, Turkije en Venezuela. De reëel-effectieve koersen worden berekend aan de hand
S 98
ECB Maandbericht September 2013
Ov e r z i c h t va n d e m o n e ta i r e b e l e i d sm a at r e g e l e n va n h e t E u ro s ys t e e m 1 1 3 ja n ua r i e n 3 f e b r ua r i 2 0 1 1
9 juni 2011
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,25%, 2,00% en 0,50%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur 3 m a a rt 2 0 1 1 een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 11 oktober De Raad van Bestuur van de ECB besluit de 2011 toe te passen tenderprocedures en modalirente op de basis-herfinancieringstransacties en teiten. Dit behelst met name de voortzetting van de rentetarieven voor de marginale belenings- de vaste-rentetenders met volledige toewijzing. faciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 7 j u l i 2 0 1 1 0,25%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de her- De Raad van Bestuur van de ECB besluit de financieringstransacties tot en met 12 juli 2011 rente op de basis-herfinancieringstransacties toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. met ingang van de op 13 juli 2011 te verrichten Dit behelst met name de voortzetting van de transacties met 25 basispunten te verhogen tot vaste-rentetenders met volledige toewijzing. 1,50%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 13 juli 2011 7 april 2011 met 25 basispunten te verhogen tot respectieDe Raad van Bestuur van de ECB besluit de velijk 2,25% en 0,75%. rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 13 april 2011 te verrichten transacties met 25 basispunten te verhogen tot 1,25%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 13 april 2011 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 2,00% en 0,50%. 5 mei 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,25%, 2,00% en 0,50%.
1) Het overzicht van de tussen de jaren 1999 en 2009 door het Eurosysteem genomen monetaire-beleidsmaatregelen kan worden gevonden in de Jaarverslagen van de ECB over de desbetreffende jaren
ECB Maandbericht September 2013
I
4 augustus 2011
6 o k to b e r 2 0 1 1
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%. Daarnaast besluit de Raad van Bestuur om een aantal maatregelen te treffen om de hernieuwde spanningen op sommige financiële markten het hoofd te bieden. Met name besluit de Raad van Bestuur een extra liquiditeitsverruimende langerlopende herfinancieringstransactie te verrichten met een looptijd van ongeveer zes maanden, uit te voeren door middel van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing. Voorts neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 17 januari 2012 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. Dit behelst met name de voortzetting van de vaste-rentetenders met volledige toewijzing.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van haar herfinancieringstransacties in de periode oktober 2011 tot en met 10 juli 2012. Dit behelst met name de uitvoering van twee langerlopende herfinancieringstransacties – één met een looptijd van ongeveer 12 maanden in oktober 2011 en één met een looptijd van ongeveer 13 maanden in december 2011 – en de voortzetting van vasterentetenderprocedures met volledige toew ijzing bij alle herfinancieringstransacties. Voorts besluit de Raad een nieuw aankoopprogramma van gedekte obligaties in te voeren in november 2011. 3 n ov e m b e r 2 0 1 1
8 september 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%.
II
ECB Maandbericht September 2013
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met 25 basispunten te verlagen naar 1,25%, met ingang van de op 9 november 2011 uit te voeren transactie. Daarnaast besluit de Raad de rentetarieven voor zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met 25 basispunten te verlagen tot respectievelijk 2,00% en 0,50%, beide met ingang van 9 november 2011.
Overzicht van de monetairebeleidsmaatregelen van het Eurosysteem
8 december 2011
8 m a a rt, 4 a p r i l e n 3 m e i 2 0 1 2
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met 25 basispunten te verlagen naar 1,00%, met ingang van de op 14 december 2011 uit te voeren transactie. Voorts besluit de Raad de rentetarieven voor zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met 25 basispunten te verlagen tot respectievelijk 1,75% en 0,25%, beide met ingang van 14 december 2011. Daarnaast besluit de Raad verdere bijzondere maatregelen te treffen, met name: (i) twee langerlopende herfinancieringstransacties uit te voeren met een looptijd van ongeveer 3 jaar; (ii) de beschikbaarheid van onderpand uit te breiden; (iii) de reserveratio te verlagen tot 1%; en (iv) de ‘fine-tuning’-transacties die op de laatste dag van elke aanhoudingsperiode worden uitgevoerd, voorlopig op te schorten.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. 6 juni 2012 De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Daarnaast besluit de Raad van Bestuur over de precieze inrichting van de tenderprocedures en modaliteiten voor de herfinancieringstransacties tot en met 15 januari 2013, met name dat het systeem van vasterentetender-procedures met volledige toewijzing wordt gehandhaafd.
1 2 ja n ua r i 2 0 1 2 5 juli 2012 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. 9 f e b r ua r i 2 0 1 2 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Voorts hecht de Raad zijn goedkeuring aan specifieke nationale beleenbaarheidscriteria en risicobeheersmaatregelen voor de tijdelijke acceptatie in een aantal landen van additionele kredietvorderingen als onderpand bij de krediettransacties van het Eurosysteem.
De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties met 0,25% te verlagen tot 0,75%, met ingang van de op 11 juli 2012 te verrekenen transactie. Daarnaast werd besloten met ingang van 11 juli 2012 de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit elk met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 1,50% en 0,00%. 2 augustus 2012 De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%.
ECB Maandbericht September 2013
III
6 september 2012 De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. Tevens besluit de Raad ten aanzien van de modaliteiten voor het verrichten van Rechtstreekse Monetaire Transacties (Outright Monetary Transactions of OMT’s) in secundaire markten voor overheidsobligaties in het eurogebied.
2 M EI 2 0 1 3
De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties met 0,25% te verlagen tot 0,50%, met ingang van de op woensdag 8 mei 2013 te verrekenen transactie. Tevens besluit de Raad de rante op de marginale beleningsfaciliteit met 50 basispunten te verlagen tot 1,00% met ingang van 8 mei 2012, en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op 0,00%. Voorts besluit de Raad over de precieze inrichting van de tenderprocedures en modaliteiten voor de herfinancieringstransacties tot en met dinsdag 8 juli 2014, met name dat 4 OKTOBER EN 8 NOVE M BER 2 0 1 2 het systeem van vasterentetender-procedures De Raad van Bestuur besluit de rente op de met volledige toewijzing wordt gehandhaafd. basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de 6 JUNI, 4 JULI, 1 AUGUSTUS EN 5 SEPTEMBER depositofaciliteit onveranderd te laten op respec- 2 0 1 3 tievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. De Raad van Bestuur besluit de rente op de 6 DE C e m b e r 2 0 1 2 basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de De Raad van Bestuur besluit de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op resbasisherfinancieringstransacties, de rente op de pectievelijk 0,50%, 1,00% en 0,00%. marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. Daarnaast besluit de Raad van Bestuur over de precieze inrichting van de tenderprocedures en modaliteiten voor de herfinancieringstransacties tot en met dinsdag 9 juli 2013, met name dat het systeem van vasterentetender-procedures met volledige toewijzing wordt gehandhaafd. 1 0 JANUARI , 7 FEBRUARI EN 7 M AART 2 0 1 3 en 4 april 2013 De Raad van Bestuur besluit de rente op de basisherfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%.
IV
ECB Maandbericht September 2013
H e t TARGET ( T r a n s - E u ro p e a n A u to m at e d R e a l - t i m e G ro ss s e t t l e m e n t Ex p r e ss T r a n s f e r ) s ys t e e m TARGET2 1 speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van een geïntegreerde geldmarkt van het eurogebied, wat een eerste vereiste is voor een doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid. Voorts draagt het bij aan de integratie van de financiële markten van het eurogebied. TARGET2 is toegankelijk voor een groot aantal deelnemers. De meeste kredietinstellingen gebruiken TARGET2 voor het verrichten van betalingen van henzelf of namens andere (niet-rechtstreekse) deelnemers. Bijna 1000 banken in Europa maken gebruik van TARGET2 voor het verrichten van betalingen hetzij voor eigen rekening hetzij ten behoeve van hun cliënten. Met inbegrip van bijkantoren en dochtermaatschappijen zijn bijna 60.000 banken over de gehele wereld (en dus alle cliënten van die banken) via TARGET2 te bereiken.
betalingen werd verwerkt. TARGET2 behield zijn dominante positie op de markt voor grote eurobetalingen, met een marktaandeel van 59% naar volume en 91% naar waarde. De omvang van het marktaandeel van TARGET2 bevestigt het grote belang dat afwikkeling in centralebankgeld heeft voor banken, met name in een turbulente markt. Naar volume bedroeg het gemiddelde aandeel van de interbancaire betalingen 35% en naar waarde 91%. De gemiddelde waarde van een via TARGET2 verwerkte interbancaire betaling was EUR 13,6 miljoen, terwijl de gemiddelde waarde van een cliëntbetaling EUR 0,8 miljoen bedroeg. Van de betalingen had 68% een waarde van minder dan EUR 50.000, terwijl 12% een waarde had van meer dan EUR 1 miljoen. Gemiddeld per dag hadden 231 betalingen een waarde van meer dan EUR 1 miljard. Al deze cijfers liggen dicht bij de waarden die voor het voorgaande kwartaal TARGET2 wordt gebruikt om grote en tijd- zijn opgetekend. kritische betalingen te verrichten, zoals betalingen voor de afwikkeling binnen andere interbancaire betalingssystemen (bijvoorbeeld Continuous Linked Settlement of EURO1), en voor de afwikkeling van geldmarkt-, valuta- en effectentransacties. Het wordt tevens gebruikt voor kleinere cliëntenbetalingen. TARGET2 B e l o o p ove r d e we r k d a g h e e n voorziet in onherroepelijke afwikkeling van transacties gedurende de dag, waarbij de op de (percentages) rekening van een deelnemer bijgeschreven gelII 2013 volume den onmiddellijk gebruikt kunnen worden voor II 2013 waarde andere betalingen. lineaire verdeling
BETA L ING S S TRO M EN VIA TARGET 2 In het vierde kwartaal van 2013 verwerkte TARGET2 23.600.140 transacties met een totale waarde van EUR 139.527 miljard. Dit komt overeen met een daggemiddelde van 374.605 transacties voor een bedrag van gemiddeld EUR 1.988 miljard per dag. De drukste dag voor TARGET2 gedurende dit kwartaal was 2 april, toen het absolute recordaantal van 596.940
100
100
80
80
60
60
40
40
20
20
0
1) T ARGET2 is de tweede versie van TARGET. Het systeem is in gebruik sinds 2007.
7
8
9
10 a.m.
11
12
1
2
3
4 p.m.
5
6
0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht September 2013
V
VO L U M E - E N WA A R D E b eloo p G E D U R E N D E dat betalingen met een hogere waarde in TARD E DA G GET2 tegen het einde van de werkdag worden verricht. De grafiek toont de verdeling over de dag van het in TARGET2 verwerkte betalingsverkeer B E S C H I K B A A R H E I D E N F U N C T I O N E R E N VA N tijdens het tweede kwartaal van 2013, dat wil TA R G E T 2 zeggen het percentage van de dagelijkse transactievolumes en -waarden dat gemiddeld op In het vierde kwartaal van 2013 bereikte TARelk tijdstip werd verwerkt. Naar volume bezien GET2 een algeheel beschikbaarheidspercenbevindt de curve zich ruim boven de lineaire tage van 100%. Storingen die meetellen voor distributie: 71% van het aantal betalingen was het beschikbaarheidspercentage van TARGET2 om 13:00 uur reeds verwerkt en 99,7% één uur zijn die waarbij op TARGET2-werkdagen tusvoor de sluitingstijd van TARGET2. Geme- sen 7:00 uur en 18:45 uur gedurende 10 minuten ten naar waarde sluit de curve tot het midden of meer in het geheel geen betalingen kunnen van de dag nauw aan bij de lineaire distributie, worden verwerkt. Bijgevolg werden alle betawaarbij rond 13.00 uur nagenoeg 60% van de lingen in minder dan vijf minuten verwerkt, waarde is verevend. Vervolgens daalt de curve waarmee het systeem volledig aan de gestelde tot onder de lineaire distributie, wat erop wijst eisen voldeed.
Ta b e l 1 B e t a l i n g s o p d r a c h t e n ve r we r k t i n TA R G E T 2 e n E U RO 1 : t r a n s a c t i evo l u m e (aantal betalingen) 2012 II
2012 III
2012 IV
2013 I
2013 II
22.565.695 363.963
22.301.632 343.102
23.167.441 361.991
22.321.754 360.028
23.600.140 374.605
16.900.076 272,582
16.269.790 250.304
16.667.334 260.427
15.800.866 254.853
16.614.190 263.717
TARGET2 Volume, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Volume, totaal Daggemiddelde
Toelichting: Met ingang van januari 2013 wordt ten behoeve van de kwaliteit van de TARGET2 data een nieuwe methodiek voor het verzamelen en rapporteren van gegevens gehanteerd. Deze aanpassing heeft een verlaging van de waarde-indicatoren tot gevolg gehad. Dit dient in aanmerking te worden genomen bij vergelijking van gegevens over perioden voor en na de invoeringsdatum.
Ta b e l 2 B e t a l i n g s o p d r a c h t e n ve r we r k t i n TA R G E T 2 e n E U RO 1 : t r a n s a c t i ew a a rd e (EUR miljard) 2012 II
2012 III
2012 IV
2013 I
2013 II
170.300 2.747
146.625 2.256
139.527 2.180
122.916 1.983
125.266 1.988
16.099 248
15.289 247
12.988 203
12.794 206
12.514 199
TARGET2 Waarde, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Waarde, totaal Daggemiddelde
VI
ECB Maandbericht September 2013
Publicaties van de europese centrale bank sinds 2005
P u b l i c at i e s va n d e e u ro p e s e centrale bank De ECB geeft diverse publicaties uit die informatie verschaffen over haar kernactiviteiten: monetair beleid, statistiek, betalings- en effectenverkeer, financiële stabiliteit en toezicht, internationale en Europese samenwerking en juridische zaken. Hiertoe behoren onder meer: OFFI C IË L E PUB L I C ATIE S - Jaarverslag - Convergentieverslag - Maandbericht
W ETEN S C HAPPE L I J KE PUB L I C ATIE S - Legal Working Papers - Occasional Papers - Research Bulletin - Working Papers
OVERIGE / TAAKGEBONDEN PUB L I C ATIE S - Enhancing monetary analysis - Financial integration in Europe - Financial Stability Review - Statistics Pocket Book - The European Central Bank: geschiedenis, rol en functies - The international role of the euro - De uitvoering van het monetaire beleid in het eurogebied (‘Algemene Documentatie’) - Het monetaire beleid van de ECB - The payment system Hiernaast publiceert de ECB brochures en informatiematieraal over een breed scala van onderwerpen, waaronder de eurobankbiljetten en -munten, en verslagen van seminars en conferenties. Een compleet overzicht van documenten (in pdf-vorm) gepubliceerd door de ECB en het Europees Monetair Instituut, de voorganger van de ECB van 1994 tot 1998, is te vinden op de website van de ECB, www.ecb.europa.eu/pub/. Met taalcodes is aangegeven in welke talen elk van de publicaties beschikbaar is. Tenzij anders vermeld, zijn overdrukken gratis te verkrijgen, los dan wel per abonnement, en zolang de voorraad strekt, via e-mail aan
[email protected].
ECB Maandbericht September 2013
VII
L i js t va n t e r m e n Deze lijst bevat een selectie van termen die dikwijls voorkomen in het Maandbericht. Op de website van de ECB staat een meer uitgebreide en uitvoeriger begrippenlijst (www.ecb.int/home/glossary/html/index.en.html). Aandelen: effecten die een eigendomsrecht in een onderneming vertegenwoordigen. De term omvat aandelen die worden verhandeld op aandelenbeurzen (genoteerde aandelen), ongenoteerde aandelen en andere vormen van aandelenkapitaal. Aandelen genereren gewoonlijk inkomen in de vorm van dividend. Afschrijving: de verwijdering van de waarde van leningen van de betalingsbalans van MFI’s wanneer de leningen als volstrekt oninbaar worden beschouwd. Afwaardering: een neerwaartse aanpassing van de waarde van leningen op de balans van MFI’s wanneer vastgesteld wordt dat de leningen deels oninbaar zijn geworden. Arbeidskosten per eenheid product: een maatstaf van de totale arbeidskosten per eenheid product, berekend voor het eurogebied als de verhouding tussen de totale loonsom per werknemer en de arbeidsproductiviteit (berekend als het bbp-volume per werknemer). Arbeidsproductiviteit: een maatstaf van de productie die met een gegeven arbeidsinzet kan worden bereikt. De arbeidsproductiviteit kan op verschillende manieren worden gemeten. Gewoonlijk wordt de arbeidsproductiviteit gemeten als het bbp-volume gedeeld door hetzij de totale werkgelegenheid hetzij het totaal aantal gewerkte uren. Autonome liquiditeitsfactoren: liquiditeitsfactoren die gewoonlijk niet voortvloeien uit het gebruik van monetaire-beleidsinstrumenten. Omvatten bijvoorbeeld bankbiljetten in omloop, overheidsdeposito’s bij de centrale bank en de netto externe activa van de centrale bank. Basis-herfinancieringstransactie: een reguliere door het Eurosysteem in de vorm van een repotransactie uitgevoerde open-markttransactie met een looptijd van een week. De transacties worden uitgevoerd als standaardtenders. Belangrijkste rentetarieven van de ECB: de door de Raad van Bestuur vastgestelde rentetarieven die de monetaire-beleidskoers van de ECB tot uitdrukking brengen. Dit zijn de rentetarieven voor de basis-herfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit. Beleggingsfondsen (niet zijnde geldmarktfondsen): financiële instellingen die door consumenten ingelegde gelden bundelen en beleggen in financiële en niet-financiële activa. Zie ook MFI’s. Beroepsbevolking: het totaal van het aantal werkenden en het aantal werklozen. Betalingsbalans: een statistisch overzicht van de waarde van alle transacties van een economie met de rest van de wereld in een bepaalde periode. Break-even inflatie: het verschil tussen het rendement op een nominale obligatie en dat op een geïndexeerde obligatie met dezelfde (of zoveel mogelijk vergelijkbare) looptijd.
VIII
ECB Maandbericht September 2013
Bruto binnenlands product (bbp): de waarde van de totale productie van goederen en diensten binnen de economie minus het intermediaire verbruik, plus netto belastingen op producten en invoer. Het bbp kan worden uitgesplitst naar productie-, uitgaven- en inkomstencomponenten. De belangrijkste uitgaven die tezamen het bbp vormen zijn de consumptie van huishoudens, de consumptie van de overheid, de bruto investeringen, de voorraadmutaties, en de in- en uitvoer van goederen en diensten (met inbegrip van de handel tussen de landen van het eurogebied). Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie: in opdracht van de Europese Commissie onder producenten en consumenten in alle EU-landen gehouden geharmoniseerde enquêtes. De vragen zijn gericht aan hoge functionarissen in de verwerkende industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de dienstensector alsmede aan consumenten. Op basis van elke maandelijkse enquête worden samengestelde indicatoren berekend, waarbij de antwoorden op een aantal vragen worden samengevat in één indicator (vertrouwensindicatoren). Deflatie: een algemene, aanhoudende en zichzelf versterkende daling van een brede reeks prijzen die het resultaat is van een afname van de totale vraag en verankerd raakt in de verwachtingen. Depositofaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegenpartijen kan worden benut om bij een nationale centrale bank kortlopende deposito’s te plaatsen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet. Desinflatie: een proces van vertraging van de inflatie dat tijdelijk kan leiden tot negatieve inflatiecijfers. Directe investeringen: grensoverschrijdende investeringen met het oogmerk een blijvend belang in een onderneming in een andere economie (in de praktijk een eigendomsrecht gelijk aan tenminste 10% van de stemrechten) te verwerven. Directe investeringen omvatten kapitaaldeelnemingen, herinvestering van winsten en overige financiële transacties in verband met leningen tussen gelieerde ondernemingen. In de directe-investeringsrekening worden de netto verwerving van activa buiten het eurogebied door ingezetenen van het eurogebied (‘directe investeringen buiten het eurogebied’) en de netto verwerving van activa in het eurogebied door niet-ingezetenen (‘directe investeringen in het eurogebied’) vastgelegd. Effectenverkeer: de netto verwerving door ingezetenen van het eurogebied van door nietingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (‘activa’) en de netto verwerving door niet-ingezetenen van het eurogebied van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (‘passiva’). Omvat aandelen, schuldbewijzen in de vorm van obligaties en notes en geldmarktinstrumenten. De transacties worden geregistreerd tegen de effectief betaalde of ontvangen prijs, minus provisie en kosten. Om te worden beschouwd als beleggingen moeten de aldus verworden eigendomsrechten in een onderneming minder dan 10% van de gewone aandelen of stemrechten vertegenwoordigen. Effectieve wisselkoersen van de euro (nominaal/reëel): nominaal-effectieve wisselkoersen van de euro zijn gewogen gemiddelden van de bilaterale wisselkoersen van de euro ten opzichte van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied. De indices van de effectieve wisselkoersen van de euro worden berekend ten opzichte van de valuta’s van twee groepen handelspartners: de zogeheten EER-21 (omvat de 11 niet-eurolanden binnen de EU en 10 handelspartners buiten de EU); en de zogeheten EER-41 (omvat de EER-21 en nog 20 andere landen). De daarbij gehanteerde ECB Maandbericht September 2013
IX
gewichten geven het aandeel van elk van de handelspartners in de handel in fabrikaten van het eurogebied weer en vormen zo een maatstaf van de concurrentie op derde markten. Reëel-effectieve wisselkoersen zijn nominaal-effectieve wisselkoersen gedefleerd met een gewogen gemiddelde van de buitenlandse prijzen of kosten ten opzichte van de binnenlandse, en vormen dan ook een maatstaf voor het prijzen- en kostenconcurrentievermogen op buitenlandse markten. Enquête bancaire kredietverlening (Bank lending survey / BLS): een sinds januari 2003 elk kwartaal gehouden enquête van het Eurosysteem naar het kredietbeleid van banken. Aan de orde komen kwalitatieve gegevens omtrent ontwikkelingen in krediet-acceptatiecriteria, kredietvoorwaarden en kredietvraag van de kant van zowel ondernemingen als huishoudens bij een vooraf bepaalde representatieve groep banken in het eurogebied. Enquête onder professionele voorspellers (Survey of Professional Forecasters / SPF): een sinds 1999 op kwartaalbasis door de ECB gehouden enquête onder een selectie van deskundigen verbonden aan in de EU gevestigde financiële en niet-financiële organisaties, ter verkrijging van macro-economische voorspellingen van de inflatie, de reële bbp-groei en de werkloosheid in het eurogebied. EONIA (euro overnight index average): een maatstaf van de effectieve rente op de interbancaire eurodaggeldmarkt. De EONIA wordt berekend als een gewogen gemiddelde van de daggeldrente op kredieten zonder onderpand luidend in euro zoals gerapporteerd door een panel van banken. ERM-II (exchange rate mechanism II): het wisselkoersarrangement dat het kader vormt voor de samenwerking op het terrein van het wisselkoersbeleid tussen de landen van het eurogebied en die lidstaten van de EU die niet deelnemen aan de derde fase van de EMU. EURIBOR (euro interbank offered rate): de rente waartegen een eersteklasbank bereid is krediet in euro te verlenen aan een andere eersteklasbank, dagelijks berekend voor interbancaire deposito’s met verschillende looptijden tot en met twaalf maanden. Eurogebied: het gebied gevormd door de EU-lidstaten die conform het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn overgegaan op de euro als gezamenlijke munt. Eurosysteem: het stelsel bestaande uit de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de EU-lidstaten die op de euro zijn overgegaan. Externe goederenhandel: uitvoer en invoer van goederen tussen het eurogebied en de landen buiten het eurogebied, gemeten in termen van waarde, en als indices van volume en waarde per eenheid. De statistieken aangaande de externe handel zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar met de in de nationale rekeningen opgenomen in- en uitvoer, aangezien daarin zowel de handel tussen de eurolanden onderling als die met landen buiten het eurogebied is opgenomen en daarin ook geen onderscheid wordt gemaakt tussen de handel in goederen en handel in diensten. Ook zijn ze niet zonder meer te vergelijken met de post goederen in betalingsbalansstatistieken. Afgezien van methodologische aanpassingen is het belangrijkste verschil gelegen in het feit dat de post invoer in de externe-goederenhandelstatistieken wordt opgenomen inclusief verzekering en vervoer (‘af fabriek’), terwijl de invoer bij de betalingsbalansstatistieken op basis van ‘franco aan boord’prijzen wordt berekend.
X
ECB Maandbericht September 2013
Lijst van termen
Financiële rekening: een rekening op de betalingsbalans die transacties met betrekking tot de directe investeringen, het effectenverkeer, overige financiële transacties, financiële derivaten en officiële reserves tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat. Financiële rekening (nationale rekeningen): onderdeel van het stelsel van nationale rekeningen (of van de rekeningen van het eurogebied) dat de financiële posities (standen of balansen), transacties in financiële activa en de overige mutaties van de diverse institutionele sectoren van een economie, uitgesplitst naar type financieel activum, omvat. Financieringsbehoefte (overheid): netto-schuldaanvaarding door de overheid. Geconsolideerde balans van de MFI-sector: wordt verkregen door het salderen van de posities tussen MFI’s onderling (bv. door MFI’s aan andere MFI’s verstrekte leningen en bij andere MFI’s uitgezette deposito’s) op de geaggregeerde balans van de MFI-sector. Deze balans verschaft statistische informatie over de activa en passiva van de MFI-sector ten opzichte van de overige ingezetenen van het eurogebied (dus: de overheid en andere ingezetenen van het eurogebied) en ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied. Het is de belangrijkste statistische bron bij de berekening van monetaire aggregaten en levert de grondslag voor de reguliere analyse van de tegenposten van M3. Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP): een maatstaf van de ontwikkeling van de con sumptieprijzen die wordt samengesteld door Eurostat en voor alle landen van de EU is geharmoni seerd. Geïndexeerde overheidsobligaties: schuldbewijzen uitgegeven door de overheid waarvan de couponbetalingen en de hoofdsom zijn gekoppeld aan een bepaalde consumptieprijsindex. Impliciete volatiliteit: de verwachte volatiliteit (d.w.z. de standaarddeviatie) in het mutatietempo van de koers van een activum (bijvoorbeeld een obligatie of aandeel). De impliciete volatiliteit is af te leiden uit de koers van het activum, de (resterende) looptijd en de uitoefenkoers van opties op het activum, en voorts uit een risicoloos rendement berekend met een optie-koersbepalingsmodel zoals het Black-Scholes-model. Index van de arbeidskosten per uur: een maatstaf van de arbeidskosten, waaronder de bruto lonen en salarissen (in geld en in natura, met inbegrip van emolumenten), en overige arbeidskosten (zoals werkgeverspremies voor de sociale verzekering en met de werkgelegenheid verband houdende door de werkgever betaalde belastingen, onder aftrek van subsidies aan de werkgever), per werkelijk gewerkt uur (met inbegrip van overwerk). Index van de contractlonen: de rechtstreekse uitkomst van arbeidsvoorwaardenonderhandelingen in termen van basisloon (d.w.z. ongerekend emolumenten) op het niveau van het eurogebied. Het begrip heeft betrekking op de impliciete gemiddelde mutatie van de maandlonen. Industriële producentenprijzen: de prijzen af fabriek (ongerekend vervoerskosten) van alle door de industrie met uitzondering van de bouwnijverheid op de binnenlandse markt van de eurolanden verkochte producten, ongerekend invoerproducten. Industriële productie: de door de industrie toegevoegde waarde tegen constante prijzen. ECB Maandbericht September 2013
XI
Inflatie: een stijging van het algemene prijsniveau (uitgedrukt als bv. de consumptieprijsindex). Internationale investeringspositie: de waarde en samenstelling van de uitstaande netto financiële vorderingen (en financiële verplichtingen) van een economie ten opzichte van de rest van de wereld. Internationale reserves: externe activa die worden beheerd door monetaire autoriteiten en hun ter beschikking staan voor rechtstreekse financiering of voor het reguleren van evenwichtsversto ringen in de betalingsbalans door middel van interventie op de valutamarkten. De internationale reserves van het eurogebied omvatten vorderingen niet luidend in euro op niet-ingezetenen van het eurogebied, goud, speciale trekkingsrechten en de reserveposities bij het IMF die worden aan gehouden door het Eurosysteem. Kapitaalrekening: een rekening op de betalingsbalans die alle kapitaaloverdrachten en aankopen/verkopen van niet-geproduceerde, niet-financiële activa tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat. Koopkrachtpariteit: de wisselkoers waartegen een munteenheid omgewisseld wordt voor een andere om de koopkracht van de twee munteenheden gelijk te stellen door de verschillen in de prijs niveaus in de desbetreffende landen te elimineren. In hun eenvoudigste vorm geven koopkracht pariteiten de verhouding weer tussen de prijzen in de nationale munteenheid van hetzelfde goed of dienst in verschillende landen. Kredietverlening door MFI’s aan ingezetenen van het eurogebied: omvat leningen van MFI’s aan, en door MFI’s aangehouden effecten (aandelen, deelnemingen en schuldbewijzen) die zijn uitgegeven door, ingezetenen van het eurogebied (waaronder de overheid en de particuliere sector) uitgezonderd andere MFI’s. Langerlopende financiële passiva van MFI’s: omvatten deposito’s met een vaste looptijd van meer dan twee jaar, deposito’s met een opzegtermijn van meer dan drie maanden, en voorts schuld bewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan twee jaar uitgegeven door de MFI-sector van het eurogebied, en het kapitaal plus reserves van deze sector. Langerlopende herfinancieringstransacties: de door het Eurosysteem in de vorm van repotransacties uitgevoerde krediettransacties met een looptijd van meer dan één week. De reguliere maandelijkse transacties worden met een looptijd van drie maanden uitgevoerd. Tijdens de turbulentie op de financiële markten die in augustus 2007 begon, werden aanvullende transacties uitgevoerd met looptijden van één aanhoudingsperiode tot één jaar, waarvan de frequentie varieerde. Loonsom per werknemer of per gewerkt uur: de totale beloning, in geld of in natura, die door werkgevers aan werknemers wordt betaald. De loonsom omvat de bruto lonen en salarissen, alsmede emolumenten, betaling voor overwerk en werkgeverspremies voor de sociale verzekering, gedeeld door het totale aantal werknemers of door het totaal aantal gewerkte uren. Lopende rekening: een rekening op de betalingsbalans die alle transacties met betrekking tot goederen en diensten, inkomens en inkomensoverdrachten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat.
XII
ECB Maandbericht September 2013
Lijst van termen
M1: eng gedefinieerd monetair aggregaat. Omvat de chartale geldomloop plus bij MFI’s en de centrale overheid (bijvoorbeeld een staatsbedrijf of de schatkist) aangehouden girale deposito’s. M2: intermediair monetair aggregaat. Omvat M1 en deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden (d.w.z. kortlopende spaartegoeden) en bij MFI’s en de centrale overheid aangehouden deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar (d.w.z. kortlopende termijndeposito’s). M3: ruim gedefinieerd monetair aggregaat. Omvat M2 plus verhandelbare instrumenten, met name repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen en door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar. Marginale beleningsfaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegen partijen kan worden benut voor het verkrijgen van krediet op onderpand tot de volgende ochtend bij een nationale centrale bank, tegen een tevoren vastgestelde rentevoet. MFI’s (Monetaire financiële instellingen): financiële instellingen die tezamen de geldscheppende sector van het eurogebied vormen. Deze sector omvat het Eurosysteem, ingezeten kredietinstellingen (zoals omschreven in EU-wetgeving) en alle overige in het eurogebied gevestigde financiële instellingen die hun bedrijf maken van het aantrekken van deposito’s en/of daaraan nauw verwante instrumenten van (rechts)personen niet zijnde MFI’s, en van het verstrekken van kredieten en/of het beleggen in effecten voor eigen rekening (althans in economische zin). Laatstgenoemde activiteiten worden meest verricht door geldmarktfondsen, d.w.z. fondsen die beleggen in kortlopende instru menten met een laag risico en doorgaans een looptijd van één jaar of minder. MFI-rentetarieven: rentetarieven die door ingezeten kredietinstellingen en andere MFI’s, uitgezonderd centrale banken en geldmarktfondsen, worden berekend over in euro luidende deposito’s van en leningen aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen die ingezetenen zijn van het eurogebied. Minimale inschrijvingsrente: de minimale rente waartegen tegenpartijen in kunnen schrijven op variabele-rentetenders. Monetaire beleidskoers: de posities die door monetaire-beleidsmakers worden ingenomen om de economische, financiële en monetaire ontwikkelingen te beïnvloeden. Netto externe activa van MFI’s: omvatten de externe activa van de MFI’s in het eurogebied (zoals goud, bankbiljetten en munten in andere valuta’s dan de euro, effecten uitgegeven door nietingezetenen van het eurogebied en leningen verstrekt aan niet-ingezetenen van het eurogebied) minus de externe passiva van de MFI-sector in het eurogebied (zoals door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s, repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, en door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar). Overheid: Deze sector wordt in ESR 95 gedefinieerd als omvattende ingezeten institutionele eenheden met als hoofdactiviteiten de productie van niet-commerciële goederen en diensten bestemd voor individuele en collectieve consumptie en/of de herverdeling van nationaal inkomen en vermogen. Hiertoe behoren centrale overheid, deelstaatoverheid, lagere overheid en wettelijke sociale-verzekeringsinstellingen. Institutionele eenheden in handen van de overheid die een commercieel bedrijf uitoefenen, zoals overheidsbedrijven, maken geen deel uit van de overheid. ECB Maandbericht September 2013
X III
Overheidsschuld: de nominale waarde van de tussen en binnen de overheidssectoren geconsolideerde bruto overheidsschuld (chartaal geld en deposito’s, leningen en schuldbewijzen) aan het eind van het jaar. Overheidstekort: de netto schuldaanvaarding door de overheid, ook vorderingensaldo geheten. Dit komt overeen met het saldo van de totale overheidsinkomsten en de totale overheidsuitgaven. Overige financiële transacties: een post op de betalingsbalans en de internationale-investerings positie die de financiële transacties met/posities t.o.v. niet-ingezetenen met betrekking tot handels krediet, deposito’s en leningen, en overige vorderingen en verplichtingen omvat. Prijsstabiliteit: het handhaven van prijsstabiliteit is de voornaamste doelstelling van het Euro systeem. De Raad van Bestuur definieert prijsstabiliteit als een jaarlijkse stijging van de gehar moniseerde consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied van minder dan 2%. De Raad van Bestuur heeft ook duidelijk gemaakt dat bij het nastreven van prijsstabiliteit wordt getracht op de middellange termijn de inflatie onder, maar dichtbij, een niveau van 2% te handhaven. Purchasing Managers-enquêtes: in een aantal eurolanden worden enquêtes gehouden in de verwerkende industrie en de dienstensector, op grond waarvan indices worden samengesteld. De Eurozone Purchasing Managers’ Index (PMI) voor de verwerkende industrie is een gewogen indicator, berekend op basis van indices van de productie, de orderontvangsten, de werkgelegenheid, de levertijden van leveranciers en de voorraden ingekocht product. Bij de enquête in de dienstensector worden vragen gesteld met betrekking tot de bedrijvigheid, de verwachtingen ten aanzien van de bedrijvigheid in de toekomst, de orderportefeuille, de orderontvangsten, de werkgelegenheid, de prijzen van ingekochte goederen en diensten en de in rekening gebrachte prijzen. De samengestelde index voor het eurogebied wordt berekend door de resultaten van de enquête in de verwerkende industrie en die in de dienstensector te combineren. Referentiewaarde voor de groei van M3: het jaarlijkse groeitempo van M3 op de middellange termijn dat verenigbaar is met het handhaven van prijsstabiliteit. Thans is de referentiewaarde voor de jaarlijkse groei van M3 41⁄2%. Rendementscurve: grafische voorstelling van de op zeker moment bestaande verhouding tussen rentevoet (rendement) en resterende looptijd van nagenoeg homogene schuldbewijzen met een verschillende resterende looptijd. De heffing van de rendementscurve kan worden gemeten als het ecart tussen de rentevoeten of het rendement die gelden bij twee te kiezen looptijden. Reserveverplichting: het door een kredietinstelling bij het Eurosysteem gedurende een van tevoren vastgestelde periode aan te houden minimale bedrag aan reserves. Of een instelling aan de reserveverplichting voldoet wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de dagelijks op de reserverekeningen aangehouden saldi gedurende de aanhoudingsperiode. Ruimere kredietondersteuning: de door de ECB c.q. het Eurosysteem tijdens de financiële crisis genomen bijzondere maatregelen om steun te verlenen aan het financieringsklimaat en de kredietstroom die uitgaat boven wat bereikt kon worden via alleen verlagingen van de belangrijkste rentetarieven van de ECB.
XIV
ECB Maandbericht September 2013
Lijst van termen
Schuld (financiële rekeningen): omvat leningen afgesloten door huishoudens alsmede leningen, schuldbewijzen en pensioenreserves (resulterend uit rechtstreekse pensioentoezeggingen van werkgevers aan hun medewerkers) van niet-financiële vennootschappen, gewaardeerd op marktwaarde per de ultimo van de periode. Schuldbewijzen: vertegenwoordigen een belofte van de emittent (kredietnemer) om op een bepaald tijdstip of bepaalde tijdstippen in de toekomst een of meerdere betalingen aan de houder (kredietverstrekker) te verrichten. Schuldbewijzen kennen doorgaans een specifieke rentevoet (coupon) en/of worden verkocht tegen een lager bedrag dan het op de vervaldatum af te lossen bedrag. Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar worden als langlopend beschouwd. Schuldquote (overheid): De overheidsschuldquote wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product tegen lopende marktprijzen en vormt het onderwerp van één van de in artikel 126, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde begrotingscriteria voor het vaststellen van een buitensporig tekort. Spilkoers: de wisselkoers van de aan het ERM-II deelnemende valuta’s ten opzichte van de euro, waaromheen de fluctuatiemarges binnen het ERM-II zijn vastgesteld. Tekortquote (overheid): De tekortquote wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het overheidstekort en het bruto binnenlands product tegen lopende marktprijzen en vormt het onderwerp van één van de in artikel 126, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde begrotingscriteria voor het vaststellen van een buitensporig tekort. Ook wel begrotingstekortquote genoemd. Tekort-schuldaanpassing: het verschil tussen het overheidstekort en de mutatie van de overheidsschuld. Vacatures: een maatstaf van nieuw geschapen banen, onvervulde banen of banen die in de nabije toekomst zullen vrijkomen, waarvoor de werkgever onlangs actief stappen heeft genomen om een geschikte kandidaat te vinden. Variabele-rentetender: Een tenderprocedure waarbij de tegenpartijen inschrijven voor zowel het bedrag waarvoor als de rentevoet waartegen zij een transactie met de centrale bank wensen aan te gaan. Vaste-rentetender: een tenderprocedure waarbij de rentevoet tevoren door de centrale bank is vastgesteld en waarbij deelnemende tegenpartijen inschrijven voor het bedrag waarvoor zij tegen die vaste rentevoet een transactie wensen aan te gaan. Vaste-rentetender met volledige toewijzing: een tenderprocedure waarbij de rentevoet van tevoren door de centrale bank is vastgesteld en waarbij de deelnemende tegenpartijen inschrijven voor het bedrag waarvoor zij tegen die rentevoet een transactie wensen aan te gaan, in de wetenschap dat al hun inschrijvingen zullen worden toegewezen.
ECB Maandbericht September 2013
XV
Vermogensoverdrachtenrekening (nationale rekeningen): onderdeel van het stelsel van nationale rekeningen (of van de rekeningen van het eurogebied) dat de mutaties in de netto waarde die voortvloeien uit de netto besparingen, de netto kapitaaloverdrachten en het saldo van de aan- en verkoop van niet-financiële activa omvat. Volatiliteit: de mate van fluctuatie in een bepaalde variabele. Vorderingensaldo (overheid): het saldo van de totale overheidsinkomsten en de totale overheidsuitgaven (wordt ook overheidstekort genoemd).
XVI
ECB Maandbericht September 2013