E U R O P E S E
C E N T R A L E
B A N K
E U R O S Y S T E E M
MAANDBERICHT DECEMBER 2012
In 2012 verschijnt in alle publicaties van de ECB een motief van het bankbiljet van EUR 50.
© Europese Centrale Bank, 2012 Adres Kaiserstrasse 29 60311 Frankfurt am Main Duitsland Postadres Postfach 16 03 19 60066 Frankfurt am Main Deutschland Telefoon +49 69 1344 0 Website: http://www.ecb.europa.eu Fax +49 69 1344 6000
Dit Maandbericht is tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van de Directie van de ECB. De vertalingen worden gemaakt en gepubliceerd door de nationale centrale banken. Alle rechten voorbehouden. Reproductie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan op voorwaarde dat de bron wordt vermeld. De statistieken in deze uitgave zijn afgesloten op 5 december 2012. ISSN 1725-3004 Online versie
INHOUD TEN GELEIDE
5
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
9
Monetaire en financiële ontwikkelingen
25
Prijzen en kosten
63
Productie, vraag en de arbeidsmarkt
71
Begrotingsontwikkelingen Door medewerkers van het eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied
85
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED
SI
BIJLAGEN Overzicht van de monetaire-beleidsmaatregelen van het Eurosysteem
I
Het TARGET (Trans-European Automated Real-time Gross settlement Express Transfer) systeem
V
Publicaties van de Europese Centrale Bank sinds 2003 Lijst van termen
VII VIII
97
Kaders: 1 Wereldhandel: recente ontwikkelingen en vooruitzichten voor de korte termijn 11 2 Financieringsklimaat voor banken en financiering van niet-financiële particuliere sectoren in het eurogebied 27 3 Recente ontwikkelingen in de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied tot en met september 2012
36
4 Liquiditeitsverhoudingen en monetaire-beleidstransacties tussen 8 augustus en dinsdag 13 november 2012
44
5 Recente arbeidsmarktontwikkelingen in het eurogebied in een historische context
80
6 De rol van het multiplicatoreffect in de huidige discussie over begrotingsconsolidatie
91
7 Technische aannames betreffende de rente, de wisselkoersen, de grondstoffenprijzen en het begrotingsbeleid
97
8 Prognoses door andere instellingen
102
ECB Maandbericht December 2012
3
afkortingen Landen BE BG CZ DK DE EE IE GR ES FR IT CY LV LT LU
België Bulgarije Tsjechische Republiek Denemarken Duitsland Estland Ierland Griekenland Spanje Frankrijk Italië Cyprus Letland Litouwen Luxemburg
HU MT NL AT PL PT RO SI SK FI SE UK JP US
Hongarije Malta Nederland Oostenrijk Polen Portugal Roemenië Slovenië Slowakije Finland Zweden Verenigd Koninkrijk Japan Verenigde Staten
Andere afkortingen bbp bruto binnenlands product BIS Bank voor International Settlements BPM5 IMF Balance of Payments Manual (5e editie) CD’s depositocertificaten c.i.f. c.i.f. aan de grens van het importerende land CPI consumptieprijsindex ECB Europese Centrale Bank EMI Europees Monetair Instituut EMU Economische en Monetaire Unie ESCB Europees Stelsel van Centrale Banken ESR 95 Europees System van Rekeningen 1995 EU Europese Unie EUR euro f.o.b. f.o.b. aan de grens van het exporterende land HICP geharmoniseerde consumptieprijsindex ILO Internationale Arbeidsorganisatie IMF Internationaal Monetair Fonds MFI’s monetaire financiële instellingen NACE Rev. 1 Statistische indeling van de economische bedrijvigheid in de Europese Gemeenschap OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling PPI Producentenprijsindex SITC Rev. 4 Standard International Trade Classification (revision 4) Conform het binnen de Gemeenschap bestaande gebruik worden de landen van de EU in dit Bericht gerangschikt in alfabetische volgorde van de namen in de nationale talen.
4
ECB Maandbericht December 2012
TEN GELEIDE In zijn op 6 december gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. Als gevolg van hoge energieprijzen en verhogingen van de indirecte belastingen in enkele landen van het eurogebied is al enige tijd sprake van verhoogde HICP-inflatie. Meer recentelijk is de inflatie gedaald, zoals was voorzien, en zal in 2013 naar verwachting onder 2% zakken. De inflatie zou op de beleidsrelevante termijn in overeenstemming moeten blijven met prijsstabiliteit. Het onderliggende tempo van de monetaire expansie blijft gematigd. De inflatieverwachtingen voor het eurogebied blijven stevig verankerd in overeenstemming met de doelstelling van de Raad van Bestuur het inflatiecijfer op de middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden. De economische zwakte in het eurogebied zal naar verwachting tot in volgend jaar voortduren. Met name het noodzakelijke proces van balansaanpassing in de financiële en niet-financiële sector en de aanhoudende onzekerheid zullen druk blijven uitoefenen op de economische bedrijvigheid. Later in 2013 zou de economische bedrijvigheid zich geleidelijk moeten herstellen, naarmate de mondiale vraag aantrekt en de accommoderende monetairbeleidskoers van de ECB en een aanzienlijk verbeterd vertrouwen op de financiële markten doorwerken in de economie. Om het vertrouwen vast te houden, is het van essentieel belang dat overheden zowel structurele als begrotingsonevenwichtigheden verder terugdringen en doorgaan met de herstructurering van de financiële sector. De Raad van Bestuur besloot ook de basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem te blijven uitvoeren als vaste-rentetenders met volledige toewijzing, zolang als nodig is en ten minste tot het einde van de zesde aanhoudingsperiode van 2013 op 9 juli 2013. Deze procedure blijft tevens van kracht voor de herfinancieringstransacties van het Eurosysteem met een bijzondere termijn, meer bepaald met een looptijd van één aanhoudingsperiode, die
zullen worden blijven uitgevoerd zolang als nodig is en ten minste tot het einde van het tweede kwartaal van 2013. De vaste rente bij deze herfinancieringstransacties met een bijzondere termijn zal gelijk zijn aan de op dat moment geldende rente voor de basisherfinancieringstransacties. De rente bij de drie tot en met juni 2013 toe te wijzen langerlopende herfinancieringstransacties zal worden vastgesteld op de gemiddelde rente bij de basisherfinancieringstransacties gedurende de looptijd van de respectieve langerlopende herfinancieringstransactie. Wat de economische analyse betreft: het reële bbp van het eurogebied daalde in het derde kwartaal met 0,1%, na een krimp van 0,2% kwartaal-op-kwartaal in het tweede kwartaal van 2012. De beschikbare statistieken en enquête-indicatoren blijven duiden op een aanhoudend zwakke bedrijvigheid in het laatste kwartaal van het jaar, hoewel meer recentelijk enkele indicatoren zich op laag niveau hebben gestabiliseerd en het vertrouwen op de financiële markten verder is verbeterd. Op de korte termijn zal de zwakke bedrijvigheid naar verwachting tot in volgend jaar voortduren, als gevolg van het negatieve effect van zwak consumenten- en beleggersvertrouwen en een gematigde buitenlandse vraag op de binnenlandse bestedingen. Later in 2013 zou een geleidelijk herstel moeten intreden naarmate de accommoderende monetairbeleidskoers van de ECB en een aanzienlijk verbeterd vertrouwen op de financiële markten doorwerken in de particuliere binnenlandse bestedingen, en een versterking van de buitenlandse vraag zou de groei van de uitvoer moeten ondersteunen. Deze beoordeling wordt weerspiegeld in de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2012 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een reële bbp-groei op jaarbasis voorzien die in 2012 tussen -0,6% en -0,4% zal liggen, in 2013 tussen -0,9% en 0,3%, en in 2014 tussen 0,2% en 2,2%. Vergeleken met de door medewerkers van de ECB in september 2012 ECB Maandbericht December 2012
5
samengestelde macro-economische projecties, zijn de projectiemarges voor 2012 en 2013 neerwaarts bijgesteld. De Raad van Bestuur blijft neerwaartse risico’s zien voor de economische vooruitzichten van het eurogebied. Deze houden met name verband met onzekerheden over het oplossen van staatsschuld- en bestuurskwesties in het eurogebied, geopolitieke kwesties en begrotingsbeleidsbeslissingen in de Verenigde Staten, die het sentiment mogelijk langer zullen verzwakken dan thans wordt aangenomen en het herstel van particuliere investeringen, werkgelegenheid en consumptie verder zullen vertragen. Volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat daalde de HICP-inflatie op jaarbasis in het eurogebied in november 2012 tot 2,2%, tegen 2,5% in oktober en 2,6% in de daaraan voorafgaande twee maanden. Op grond van de huidige futuresprijzen voor olie zal de inflatie naar verwachting volgend jaar verder dalen tot onder 2%. Op de beleidsrelevante termijn zou de onderliggende prijsdruk, in een omgeving van zwakke economische bedrijvigheid in het eurogebied en stevig verankerde inflatieverwachtingen voor de lange termijn, gematigd moeten blijven. Deze beoordeling wordt ook weerspiegeld in de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2012 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een twaalfmaands HICP-inflatie voorzien van 2,5% voor 2012, tussen 1,1% en 2,1% voor 2013, en tussen 0,6% en 2,2% voor 2014. Vergeleken met de door medewerkers van de ECB in september 2012 samengestelde macroeconomische projecties, is de projectiemarge voor 2013 neerwaarts bijgesteld. Naar het oordeel van de Raad van Bestuur zijn de risico’s voor de vooruitzichten voor de prijsontwikkeling globaal in evenwicht. De neerwaartse risico’s vloeien voort uit de zwakkere economische bedrijvigheid en de opwaartse risico’s houden verband met hogere
6
ECB Maandbericht December 2012
door de overheid gereguleerde prijzen en indirecte belastingen, en met hogere olieprijzen. Wat de monetaire analyse betreft, blijft het onderliggende tempo van de monetaire expansie gematigd, rekening houdend met de ontwikkelingen gedurende een aantal maanden. Onlangs steeg het groeitempo van M3 op jaarbasis in oktober tot 3,9%, vanaf 2,6% in september, terwijl de groei van M1 gedurende dezelfde periode versnelde van 5,0% tot 6,4%. Deze ontwikkelingen zijn deels het gevolg van een specifieke transactie die leidde tot een stijging in girale deposito’s aangehouden door de niet-monetaire financiële sector. Tegelijkertijd stegen in oktober tevens de deposito’s van huishoudens en niet-financiële vennootschappen. Al met al zijn er meer waarnemingen nodig om onderscheid te kunnen maken tussen kortetermijnvolatiliteit en factoren van langduriger aard. In tegenstelling tot de monetaire ontwikkelingen is er weinig veranderd in de kredietgroei. Het groeitempo op jaarbasis van leningen aan de particuliere sector (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisatie) bleef op -0,4% in oktober, onveranderd ten opzichte van september. Deze ontwikkeling is echter het gevolg van verdere netto aflossingen van leningen aan niet-financiële vennootschappen, hetgeen leidde tot een twaalfmaands groeitempo van deze leningen van -1,5%, tegen -1,2% in september. De groei op jaarbasis van door MFI’s verstrekte leningen aan huishoudens bleef in oktober onveranderd op 0,8%. De gematigde kredietdynamiek weerspiegelt grotendeels de zwakke vooruitzichten voor het bbp, verhoogde risicoaversie en de aanhoudende aanpassing van de balansen van huishoudens en ondernemingen, die alle druk uitoefenen op de kredietvraag. Verder zorgen kapitaalbeperkingen, de risico-inschatting en de segmentering van de financiële markten in een aantal landen van het eurogebied voor een beperking van het kredietaanbod. Voor een toereikende transmissie van het monetair beleid naar de financieringsvoor-
TEN GELEIDE
waarden in de landen van het eurogebied, is het van essentieel belang om de schokbestendigheid van banken waar nodig te blijven versterken. De gezondheid van de balansen van banken is een sleutelelement in de totstandkoming van zowel een passende kredietverlening aan de economie als de normalisering van alle financieringskanalen. Besluitvaardigheid bij het opzetten van een geïntegreerd financieel kader zal tot verwezenlijking van deze doelstelling bijdragen. Een Gemeenschappelijk Toezichtmechanisme is een van de belangrijkste bouwstenen. Het is een cruciale stap naar herintegratie van het bankwezen. Kortom: de economische analyse geeft aan dat de prijsontwikkelingen in overeenstemming zouden moeten blijven met prijsstabiliteit op de middellange termijn. Een toetsing aan de uitkomsten van de monetaire analyse bevestigt dit beeld. Verdere economische-beleidsmaatregelen en voortgang bij de hervorming van het Europees bestuur zouden het sentiment op de financiële markten moeten helpen ondersteunen en de vooruitzichten voor de economische groei moeten verbeteren. In dit verband ziet de Raad van Bestuur uit naar de routekaart
naar een echte Economische en Monetaire Unie waarover op de vergadering van de Europese Raad op 13-14 december 2012 een besluit moet vallen. Initiatieven ter versnelling van structurele hervormingen die het concurrentievermogen helpen herstellen, zijn van bijzonder belang om het groeipotentieel van de landen van het eurogebied meer kracht te geven en de werkgelegenheid te verbeteren. Meer in het algemeen dienen alle landen van het eurogebied ervoor zorg te dragen dat hun product- en arbeidsmarkten over voldoende aanpassingsvermogen beschikken om soepel en effectief te kunnen functioneren binnen een monetaire unie. Ten slotte is de verwachting dat aanhoudende begrotingsconsolidatie tot herstel van gezonde begrotingsposities zal leiden, in overeenstemming met de krachtens het Stabiliteits- en groeipact gedane toezeggingen en de aanbevelingen in het kader van het Europees Semester van 2012. Er is al aanzienlijke vooruitgang geboekt met het verminderen van binnenlandse en externe onevenwichtigheden en het verbeteren van het concurrentievermogen. Verdere hervormingsmaatregelen op Europees, structureel en begrotingsvlak zouden elkaar wederzijds moeten versterken en een sterk signaal moeten afgeven aan de markten.
ECB Maandbericht December 2012
7
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN
De externe omgeving van het eurogebied
1 DE EXTERNE OMGEVING VAN HET EUROGEBIED De wereldeconomie blijft in een traag tempo groeien. Het vertrouwen nam af, waarop het mondiale herstel in de loop van 2012 aan kracht moest inboeten. Terwijl de groeivertraging oversloeg van de ontwikkelde economieën naar de opkomende markten, zwakte de wereldhandel verder af. De jongste enquêtegegevens wijzen op een aanhoudend gematigde mondiale groeidynamiek. Het sentiment liet in het vierde kwartaal tekenen van stabilisatie op een laag niveau zien. Naar verwachting trekt de mondiale economische bedrijvigheid hierna slechts geleidelijk aan, waarbij de groei in de opkomende economieën waarschijnlijk sterker zal zijn dan in de ontwikkelde economieën. De totale mondiale inflatie is de afgelopen maanden opgelopen, na eerder in 2012 te zijn teruggevallen. Dat was grotendeels het gevolg van de ontwikkeling van de energieprijzen.
1.1 ONTWIKKELINGEN IN DE WERELDECONOMIE De wereldeconomie blijft in een traag tempo groeien. De bedrijvigheid is nog steeds gematigd vergeleken met het veelbelovende groeitempo rond de jaarwisseling. In de OESO-landen bedroeg de driemaands reële bbp-groei in het derde kwartaal van 2012 0,2%, hetzelfde groeitempo als in het voorgaande kwartaal en beneden de stijging van 0,4% die in de eerste drie maanden van het jaar werd opgetekend. Terwijl het jaar voortschreed, had de Europese crisis een forse weerslag op de bedrijvigheid en het vertrouwen. Het mondiale herstel zwakte af. De situatie op de arbeidsmarkt, verhoogde onzekerheid en voortgaand balansherstel blijven het groeitempo naar verwachting drukken, met name in een aantal ontwikkelde economieën. Ondertussen is de bbpgroei in de opkomende economieën afgezwakt, deels als gevolg van eerdere beleidsverkrapping, maar ook als gevolg van een hogere onzekerheid en een lager vertrouwen. Naar verwachting houdt het geleidelijke mondiale herstel aan, al zal het groeitempo van land tot land aanzienlijk uiteenlopen. In de opkomende economieën blijft de economische bedrijvigheid naar verwachting een solide groei tonen ten opzichte van de ontwikkelde economieën. Daardoor zullen zij een grotere bijdrage aan de mondiale economische groei leveren. Grafiek 1 Mondiale productie volgens de Purchasing Managers’ Index
Grafiek 2 Internationale prijsontwikkelingen
(spreidingsindex; voor seizoen gecorrigeerd; maandgegevens)
(maandgegevens; mutaties in procenten per jaar) OESO-consumptieprijzen (alle componenten) OESO-consumptieprijzen (alle componenten m.u.v. voedingsmiddelen en energie)
totaal verwerkende industrie dienstensector 65
65
60
60
55
55
50
50
45
45
40
40
35
35
30
30
25
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bron: Markit.
25
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-1
Bron: OESO.
ECB Maandbericht December 2012
9
Grafiek 3 Belangrijkste ontwikkelingen in de grote geïndustrialiseerde economieën eurogebied Verenigde Staten
Japan Verenigd Koninkrijk
Productiegroei 1) (mutaties in procenten per kwartaal; kwartaalgegevens)
Inflatie 2) (consumptieprijzen; mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
-3
-4
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-4
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
-2
-3
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-3
Bronnen: Nationale gegevens, BIS, Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk zijn gegevens van Eurostat gebruikt, voor de Verenigde Staten en Japan nationale gegevens. De bbp-cijfers zijn voor seizoen gecorrigeerd. 2) HICP voor het eurogebied en het Verenigd Koninkrijk; CPI voor de Verenigde Staten en Japan.
Volgens de jongste enquêtegegevens blijft de groeidynamiek wereldwijd gematigd: het sentiment is in het vierde kwartaal op lage niveaus gestabiliseerd. De mondiale inkoopmanagersindex (PMI) voor de totale productie steeg van 51,0 in oktober naar 53,7 in november. De conjuncturele verbetering werd aangewakkerd door de dienstensector. De PMI voor die sector duidt inmiddels al 40 achtereenvolgende maanden op groei en bereikte in november het hoogste punt van de afgelopen acht maanden. Daarentegen wees de PMI voor de verwerkende industrie voor de zesde achtereenvolgende maand op krimp. Fabrikanten gingen gebukt onder zwakke omstandigheden op de binnenlandse markten en de afnemende internationale handel. De meer vooruitblikkende PMI voor de totale nieuwe orderontvangsten liet tekenen van stabilisatie zien en bedroeg in november 52,2. De toename blijft echter bescheiden en wijst voor de nabije toekomst op een gematigde groeidynamiek. De afzwakking van de wereldhandel, die in 2010 was ingezet, werd in de loop van 2012 steeds sterker. De ontwikkelingen in de wereldhandel lieten in het derde kwartaal van dit jaar een sterke verslechtering zien. Volgens gegevens van het Nederlandse Centraal Planbureau (CPB) nam de wereldhandel in goederen ten opzichte van het voorgaande kwartaal met 0,2% af, na een groei van 0,5% in het tweede kwartaal. De mondiale invoergroei is het afgelopen jaar veel sterker teruggevallen dan de algehele bedrijvigheid. De hoge onzekerheid, met name in Europa, en het ingetogen vertrouwen lijken de vraag naar duurzame goederen en investeringsgoederen te hebben getemperd. De mondiale handelsstromen werden hierdoor gedrukt (zie Kader 1). Enquêtecijfers wijzen voor de korte termijn nog steeds op een zwakke conjuncturele omgeving. De mondiale PMI voor nieuwe uitvoerorders in de verwerkende industrie hangt nu al acht achtereenvolgende maanden onder het neutrale niveau van 50 punten.
10
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
De mondiale twaalfmaands inflatie is sinds augustus gestaag opgelopen, na eerder in 2012 te zijn teruggevallen. Dit patroon in de totale inflatie kan grotendeels verklaard worden door de onderliggende ontwikkeling van de energieprijzen. In de OESO-landen liep de twaalfmaands inflatie op van 2,2% in september naar 2,3% in oktober. Exclusief voedingsmiddelen en energie nam de twaalfmaands inflatie in oktober licht toe tot 1,7%. In diverse opkomende markten, met uitzondering van China, liep de twaalfmaands inflatie eveneens op.
Kader 1
WERELDHANDEL: RECENTE ONTWIKKELINGEN EN VOORUITZICHTEN VOOR DE KORTE TERMIJN
De afgelopen twee jaar hebben een wijdverbreide vertraging van de wereldhandel te zien gegeven. Op jaarbasis vertraagde de mondiale importgroei in zowel ontwikkelde als opkomende markteconomieën, met als gevolg voor het eurogebied een geringe groei van de buitenlandse vraag, die op kwartaalbasis in het tweede kwartaal van 2012 afnam tot 0,5% (zie Grafiek A). In dit kader worden de oorzaken van deze recente groeivertraging en de consequenties daarvan voor de kortetermijnverwachting onderzocht. In het algemeen geldt dat de inzinking van de handel een brede geografische spreiding kende en zeker ten dele was toe te schrijven aan zowel een geringe investeringsvraag als een zwakke voorraadontwikkeling. Inmiddels stabiliseren de handelsindicatoren zich op niveaus dicht boven hun driejarig dieptepunt bij een wijdverbreide en aanhoudende verslapping van de handelsgroei, zodat het vooruitzicht voor de korte termijn zwak is.
Grafiek A Wereldgoedereninvoer (mutaties in procenten op jaarbasis (driemaands voort schrijdend gemiddelde); voor seizoen en aantal werkdagen gecorrigeerd) wereld ontwikkelde economieën opkomende economieën 30
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
2008
2009
2010
2011
2012
-30
Bron: CPB. Toelichting: De meest recente waarneming betreft sep tember 2012.
Oorzaken van de recente verzwakking van de handel De laatste kwartalen neemt de wereldhandel niet alleen in absolute zin af, maar is ze daarnaast ook gering in verhouding tot de mondiale economische bedrijvigheid. Vóór de mondiale financiële crisis bedroeg wereldwijd de verhouding importgroei/bbp-groei gemiddeld 1,8 (gemeten over de periode 1982–2007). In de eerste zes maanden van 2012 is deze verhouding geslonken tot 1,0, waarbij zich vooral in de ontwikkelde economieën sinds medio 2011 een sterke daling aftekent. In het eurogebied vertraagde in deze periode de importgroei aanzienlijk sterker dan de bbp-groei. Deze dynamiek in het eurogebied had dan ook een sterkere negatieve invloed op de invoer van de ontwikkelde economieën als geheel dan op hun gezamenlijke bbp, wat ten dele de relatieve afname van de handel ten opzichte van de economische groei verklaart. Afgezien van het eurogebied en Japan (waar zowel bbp als handel zijn geraakt door het natuurgeweld in 2011) lijkt de importgroei niet langer negatief af te ECB Maandbericht December 2012
11
Grafiek B Invoer en bbp-groei in ontwikkelde economieën
Grafiek C Handelsindicatoren en wereldhandel op de korte termijn
(zesmaands op zesmaands mutaties in procenten)
(mutaties in procenten)
Grafiek C Handelsindicatoren en w e r e l dwereldinvoer h a n d e l o(op p dkwartaalbasis, e k o r t e tlinks) ermijn
invoer bbp
goedereninvoer (CPB) wereldwijde PMI-orderontvangsten uit het buitenland via het Suezkanaal (mutatiesolieverschepingen in procenten)
2,0
2,0
6 4
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,0
0,5
H1 2011 2012 Ontwikkelde economieën H1
H2
H1
H2
H1 2011 2012 Ontwikkelde economieën exclusief het eurogebied en Japan
0,0
Bronnen: Eurostat, Haver Analytics en berekeningen van de ECB.
wereldinvoer (op kwartaalbasis, links) 3 goedereninvoer (CPB) wereldwijde PMI-orderontvangsten uit het buitenland 2 olieverschepingen via het Suezkanaal
62
31
04
02
-22
-11
-40
-20
-6 -2
-3 -1
-8 -4
-4 -2
-10 -6
2008
2009
2010
2011
2012
-5 -3
-4 -8 Bronnen: CPB, J.P. Morgan, Haver Analytics, IMF en berekeningen van de ECB. Toelichting: De PMI wordt uitgedrukt in afwijkingen van -5 -10 de neutrale van 50. Alle 2008 drempelwaarde 2009 2010 2011 maandindicato2012 ren zijn genormaliseerd naar eenheidvariantie en afgezet op de rechteras. Bronnen: CPB, J.P. Morgan, Haver Analytics, IMF en berekeningen van de ECB. Toelichting: De PMI wordt uitgedrukt in afwijkingen van de neutrale drempelwaarde van 50. Alle maandindicatoren zijn genormaliseerd naar eenheidvariantie en afgezet op de rechteras.
steken bij de economische bedrijvigheid in de ontwikkelde economieën (zie Grafiek B). In de opkomende economieën was de relatieve verzwakking van de handel eveneens aanzienlijk, zij met een bredere geografische spreiding, waarbij het effect in Midden- en Oost-Europa ietwat sterker was. De mate waarin de handelsdynamiek de economische bedrijvigheid volgt, wordt mede bepaald door de aard van de vraagcomponenten die van invloed zijn op het beloop van de bbp-groei. In een aantal ontwikkelde economieën vertraagde de bbp-groei doordat het aandeel in die groei van vraagcomponenten met een relatief groot importgehalte verminderde, met name voorraden en investeringen in vaste activa. De importgroei kon daardoor sterker inzakken dan de bbp-groei. Deze factor verklaart de matige groei van de handel in veel ontwikkelde economieën, met name die in het eurogebied, waar de investeringsgroei in de tweede helft van 2011 negatief werd, met daling van de invoer als gevolg. De afnemende investeringsgroei hangt mede samen met de daling van het vertrouwen in het bedrijfsleven, in een klimaat van oplopende financiële spanningen en economische onzekerheid. Ook in de opkomende markteconomieën lijken voorraden een rol te spelen in de matiging van de handelsgroei, al loopt de dynamiek uiteen, zowel naar regio als naar economische sector.
12
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
Vooruitzichten voor de wereldhandel Recente gegevens duiden erop dat de wereldhandel op de korte termijn zwak zal blijven. De belangrijkste indicatoren voor de korte termijn liggen dicht bij hun dieptepunt van de afgelopen drie jaar, zoals de mondiale PMI voor nieuwe exportorders, die (ondanks een zeer recente opleving) in juli an augustus is gedaald tot onder de 47 – het laagste niveau sinds medio 2009. Andere indicatoren, zoals gegevens over olietransporten door het Suezkanaal en maandcijfers over de wereldgoederenhandel, vertonen soortgelijke historisch lage waarden (zie Grafiek C). Over het geheel genomen duiden deze indicatoren op een zwakke handelsdynamiek in diverse sectoren en regio’s in de tweede helft van 2012. Toch zijn er de afgelopen maanden ook tekenen dat de groei van de wereldhandel zich zou stabiliseren, zodat het dieptepunt wellicht in het derde kwartaal gepasseerd is.
VERENIGDE STATEN In de Verenigde Staten trok de reële bbp-groei in het derde kwartaal van 2012 aan. Volgens de tweede raming van het Bureau of Economic Analysis groeide het reële bbp in het derde kwartaal van 2012 met 2,7% op jaarbasis, tegen 1,3% in het tweede kwartaal. In deze tweede raming voor het derde kwartaal van 2012 werd de reële bbp-groei bovendien opwaarts bijgesteld met 0,7 procentpunt dankzij een sterker dan eerder geraamde bijdrage van de investeringen in voorraadopbouw en van de netto uitvoer. Vergeleken met het tweede kwartaal was de sterkere groei met name het gevolg van een positieve bijdrage van de particuliere consumptieve bestedingen (bijdrage aan de reële bbp-groei van 1,0 procentpunt) en van hogere overheidsbestedingen en investeringen in voorraadopbouw (bijdrage van respectievelijk 0,7 en 0,8 procentpunt). Voorts profiteerde de economische bedrijvigheid in het derde kwartaal van de versnelde groei van de particuliere investeringen in de woningbouw en van een kleine positieve bijdrage van de netto uitvoer. Anderzijds leverden de particuliere investeringen exclusief investeringen in woningen een groter dan verwachte negatieve bijdrage van 0,2 procentpunt aan de reële bbp-groei. Het reële beschikbare persoonlijke inkomen liet slechts een bescheiden groei zien, waardoor de persoonlijke spaarquote afnam van 3,8% in het tweede kwartaal naar 3,6%. Naar verwachting zal het herstel zich in een gematigd tempo voortzetten, ondersteund door een geleidelijke opleving van de binnenlandse vraag. Langzaam neemt de druk die het balansherstel uitoefende af. Op korte termijn zullen de politieke impasse rond het schuldenplafond en het verkrappende begrotingsbeleid dat voor begin 2013 is voorzien de groei waarschijnlijk dempen, terwijl de omslag op de huizenmarkt het economisch herstel naar verwachting zal ondersteunen. In de loop van 2012 hebben de huizenprijzen mogelijk de bodem bereikt, terwijl de woningverkopen en de investeringen in woningbouw nog steeds een opwaartse trend tonen. Samen met een geleidelijke verbetering van de arbeidsmarkt zullen deze factoren het in de afgelopen maanden reeds herstelde consumentenvertrouwen waarschijnlijk blijven ondersteunen. De twaalfmaands CPI-inflatie is opgelopen van 2,0% in september naar 2,2% in oktober, hoofdzakelijk als gevolg van een toename van de energieprijzen met 4,0% op jaarbasis. In het bijzonder namen de benzineprijzen jaar-op-jaar met 9,1% toe, terwijl de prijzen van elektriciteit en aardgas in oktober daalden. De twaalfmaands voedselprijsinflatie liet voor het eerst in 2012 een versnelling zien van 1,6% in september naar 1,7% in oktober. Exclusief voeding en energie bleef de twaalfmaands CPI-inflatie stabiel op 2,0%. Naar verwachting zal de inflatie op korte termijn boven 2% blijven als gevolg van hogere voedsel- en energieprijzen en houdt de aanzienlijke slapte op de product- en arbeidsmarkten de opwaartse prijsdruk binnen de perken. ECB Maandbericht December 2012
13
Op 24 oktober 2012 maakte het Federal Open Market Committee (FOMC) bekend dat de economische bedrijvigheid in een gematigd tempo is blijven groeien. Het beleidscomité onderkende echter ook dat de groei van de werkgelegenheid de afgelopen maanden traag is geweest, terwijl de werkloosheid hoog bleef. Het FOMC verklaarde zich nog steeds bereid om maandelijks voor USD 40 miljard extra aankopen te verrichten van door hypotheken gedekte effecten uitgegeven door federale overheidsinstellingen, zoals in september was aangekondigd. Ook maakte het comité bekend dat het programma ter verlenging van de gemiddelde looptijd van de door het FOMC aangehouden effecten tot het einde van het jaar zal worden voortgezet. Dit geldt ook voor het huidige beleid gericht op het herbeleggen van ontvangen aflossingen op posities in schuldpapier en door hypotheken gedekte effecten van federale overheidsinstellingen. Voorts besloot het beleidscomité om de doelstelling voor de federal funds rate binnen een bandbreedte van 0% tot 0,25% te handhaven en verwacht het dat de economische omstandigheden mogelijk ten minste tot medio 2015 een uitzonderlijk lage federal funds rate rechtvaardigen.
J A P AN In Japan gaven de eerste voorlopige cijfers aan dat het reële bbp in het derde kwartaal van 2012 met 0,9% op kwartaalbasis is gekrompen, na in het voorgaande kwartaal nog met 0,3% te zijn gegroeid. De economie werd vooral geremd door een sterke daling van de uitvoer en een terugval van de particuliere bedrijfsinvesteringen en de particuliere consumptie. De zwakke uitvoer kwam samen met een toename van de invoer tevens tot uitdrukking in het saldo op de handelsbalans: voor het eerst sinds de start van deze cijferreeks in 1985 was er sprake van een tekort. De jongste indicatoren wijzen voor het vierde kwartaal op een aanhoudend zwakke bedrijvigheid. Dat geldt alleen niet voor de industriële productie: die groeide in oktober maand-op-maand met 1,8%. Die groei vond echter in slechts enkele sectoren plaats, zoals elektronische componenten en apparatuur. Het handelstekort liet in oktober een lichte verbetering zien tot JPY 624 miljard gecorrigeerd voor seizoensinvloeden, terwijl de reële uitvoer en de reële invoer respectievelijk krompen met 2,9% en 9,8% op maandbasis. De inkoopmanagersindex voor de verwerkende industrie viel in november terug tot een 19-maands dieptepunt op 46,5, terwijl de Reuters Tankan Manufacturing Diffusion Index in november verder daalde naar -19. Vooruitblikkend wordt op een geleidelijk aantrekkende groei gerekend, in het verlengde van een opleving van de mondiale vraag. De twaalfmaands CPI-inflatie daalde naar -0,4% in oktober, terwijl de twaalfmaands CPIinflatie exclusief voedingsmiddelen, dranken en energie opliep naar -0,5% tegen -0,6% in de voorgaande maand. De inflatie blijft op korte termijn waarschijnlijk licht onder of rond 0%. Op haar jongste beleidsvergadering heeft de Bank of Japan besloten de doelstelling voor de uncollateralised overnight call rate (de rentevoet waartegen banken zonder onderpand van elkaar kunnen lenen) te handhaven op ongeveer 0% tot 0,1%.
V ERENI G D K ONIN K RI J K In het Verenigd Koninkrijk is de reële bbp-groei in het derde kwartaal van 2012 volgens de tweede raming met 1,0% op kwartaalbasis gegroeid, vooral dankzij een sterkere particuliere consumptie en uitvoer. Per saldo was de toename echter grotendeels te danken aan tijdelijke factoren, zoals de volatiele werkdagentelling en, in mindere mate, de Olympische Spelen in Londen. De onderliggende groeidynamiek blijft echter zwak. Recente maandelijkse indicatoren, zoals de detailhandelsverkopen en enquêtes onder producenten en consumenten, stelden in het
14
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
algemeen teleur. De situatie op de arbeidsmarkt verbeterde licht: de werkloosheid daalde in de drie maanden tot en met september 2012 met 0,1 procentpunt naar 7,8%. Naar verwachting zal het economische herstel slechts zeer geleidelijk aan kracht winnen omdat de binnenlandse vraag zal worden geremd door krappe kredietvoorwaarden, voortgaande budgetaanpassingen door huishoudens, forse bezuinigingen door de overheid en gematigde vraag uit het buitenland. De twaalfmaands CPI-inflatie liep op van 2,2% in september naar 2,7% in oktober, terwijl de CPI-inflatie exclusief energie en onbewerkte voedingsmiddelen van 2,2% naar 2,8% steeg. De versnelling van de inflatie was met name het gevolg van hogere collegegelden op universiteiten. De sterke daling van het inflatietempo gedurende het afgelopen jaar lijkt tot een einde gekomen. Toch zal de inflatiedruk op middellange termijn naar verwachting getemperd worden door een zwakke groei van de lonen, de bestaande reservecapaciteit en het kwakkelende herstel van de economische bedrijvigheid. Op 8 november 2012 hield het Monetary Policy Committee van de Bank of England de beleidsrente ongewijzigd op 0,5%. Tevens handhaafde het Committee de omvang van het opkoopprogramma voor obligaties op GBP 375 miljard.
OVERIGE EU-LIDSTATEN In de overige EU-lidstaten buiten het eurogebied was de groei de laatste tijd relatief zwak en zal het herstel van de economische bedrijvigheid naar verwachting traag verlopen. Er zijn echter aanzienlijke verschillen qua economische vooruitzichten binnen de regio: sommige landen zitten in een recessie, terwijl andere een solide groei kennen. In Zweden en Denemarken liep de economische groeidynamiek de afgelopen tijd uiteen. Naar verwachting is de groei in beide landen op korte termijn relatief gering. In Denemarken kromp het reële bbp in het tweede kwartaal van 2012 met 0,4% op kwartaalbasis, terwijl het reële bbp in Zweden juist groeide: met 0,7% in het tweede kwartaal en met 0,5% in het derde kwartaal. In beide landen heeft de uitvoer de afgelopen kwartalen positief aan de groei bijgedragen, maar die bijdrage gaat naar verwachting op korte termijn wegebben. In oktober 2012 stond de twaalfmaands HICP-inflatie in Denemarken op 2,3% en in Zweden op 1,2%. In de grootste Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) was de bbp-groei de laatste tijd zwak, al bleven de verschillen tussen landen groot. In het derde kwartaal van 2012 kromp het reële bbp in Tsjechië (-0,3% op kwartaalbasis), Hongarije (-0,2%) en Roemenië (-0,5%), terwijl het reële bbp in Polen met 0,4% groeide. Al met al gaat de bedrijvigheid gebukt onder een zwakke vraag uit het buiten- en binnenland, zwakke arbeidsmarkten en aanhoudende begrotingsconsolidatie. Waarschijnlijk verloopt het herstel geleidelijk. Gemiddeld genomen bleef de inflatie in de grootste MOE-landen hoog. De twaalfmaands HICPinflatie viel in oktober in Polen terug naar 3,4%, maar bleef relatief stabiel in Tsjechië op 3,6% en liep in Hongarije en Roemenië versneld op (naar respectievelijk 6,0% en 5,0%). In het algemeen wordt de inflatiedruk enerzijds aangewakkerd door recente stijgingen van de voedselprijzen, de indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen, maar anderzijds in de meeste grote MOE-landen getemperd door hun zwakke conjuncturele positie. In de kleinere MOE-landen zette het economische herstel zich voort, maar zijn de vooruitzichten nog steeds broos, met name voor de arbeidsmarkten. De reële bbp-groei liep in het derde kwartaal van 2012 versneld op in Letland en Litouwen naar respectievelijk 1,7% en 1,3% op kwartaalbasis en bleef licht positief in Bulgarije op 0,1%. De op enquêtes gebaseerde indicatoECB Maandbericht December 2012
15
ren bleven de afgelopen maanden relatief stabiel, maar de werkloosheid bleef in alle drie landen hoog. In Letland liet de inflatie een verdere daling zien (tot 1,6% in oktober), terwijl deze juist versneld opliep in Bulgarije en Litouwen (naar respectievelijk 3,0% en 3,2% in oktober).
O V ERI G E EURO P E S E L ANDEN De Turkse economie zwakte in het tweede kwartaal van 2012 verder af. Het reële bbp groeide met 2,9% op jaarbasis, tegen respectievelijk 5,0% en 3,3% in de voorgaande twee kwartalen. De bijdrage van het uitvoersaldo aan de groei bleef positief en nam zelfs verder toe, wat de voortgaande herbalancering van de economie bevestigt. De inflatie daalde van respectievelijk 9,2% en 7,8% op jaarbasis in september en oktober naar 6,4% in november 2012, grotendeels als gevolg van basiseffecten en een geringere stijging van de voedselprijzen. Sinds september heeft de centrale bank het daggeldtarief (de bovenkant van de corridor) in drie stappen met 250 basispunten verlaagd naar 9,0% op 20 november 2012 en daardoor werd de rentecorridor krapper (400 basispunten). Vooruitblikkend wordt op een geleidelijk economisch herstel gerekend, maar dit zal afhangen van positieve ontwikkelingen in de externe omgeving. In Rusland is de reële bbp-groei in het derde kwartaal van 2012 volgens voorlopige ramingen aanmerkelijk afgezwakt tot 2,9% op jaarbasis, na een gemiddelde groei van 4,5% in de eerste helft van het jaar. De groei werd in het tweede kwartaal wederom gedragen door de binnenlandse vraag, terwijl het uitvoersaldo negatief bijdroeg. De groei van de industriële productie zwakte in oktober aanzienlijk af naar 1,8% op jaarbasis. De consumentenprijsinflatie liet een verdere versnelling zien als gevolg van een verhoging van de door de overheid gereguleerde prijzen en stabiliseerde zich tussen september en november 2012 rond 6,5%. De Russische centrale bank verhoogde op 14 september 2012 alle tarieven met 25 basispunten. Vooruitblikkend wordt verwacht dat de hoge grondstoffenprijzen weliswaar de economie ondersteunen, maar dat de particuliere consumptie gebukt gaat onder de oplopende inflatie, zodat de groei van het bbp op korte termijn blijft afzwakken.
O P K OMENDE L ANDEN IN A Z I Ë In opkomend Azië bleef de economische bedrijvigheid in het derde kwartaal van 2012 gematigd, al laat de groeidynamiek in sommige landen wel een verbetering zien. De groei van de uitvoer zwakte af, vooral als gevolg van een kwakkelende vraag uit Europa en Japan. Het negatieve effect van de mondiale tegenwind werd echter deels goedgemaakt door een veerkrachtige binnenlandse vraag in veel landen, met name in China en Indonesië. De twaalfmaands inflatie nam in het derde kwartaal verder af als gevolg van de zwakke economische bedrijvigheid en de stabilisatie van de mondiale grondstoffenprijzen. Gezien de afnemende inflatiedruk en de neerwaartse risico’s voor de economische vooruitzichten namen sommige centrale banken in de regio maatregelen ter verruiming van het monetaire beleid. In China bevestigen steeds meer indicatoren dat de groeidynamiek weer een opwaartse richting kiest. De reële bbp-groei zwakte in het derde kwartaal van 2012 weliswaar licht af naar 7,4% op jaarbasis tegen 7,6% in het tweede kwartaal, maar daarachter gaat – gecorrigeerd voor seizoensinvloeden – een solide groei ten opzichte van het tweede kwartaal van 2,2% schuil, de sterkste groei in een jaar tijd. Volgens de ramingen van de ECB werd de groei in het derde kwartaal vooral gesteund door de binnenlandse vraag. De consumptie en de investeringen droegen ongeveer in gelijke mate bij, terwijl de bijdrage van het uitvoersaldo licht positief was. Per saldo verbeterden de prestaties van de in- en uitvoersector, al liepen de ontwikkelingen van land tot
16
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
Grafiek 4 Belangrijkste ontwikkelingen in de grote opkomende economieën Productiegroei 1) (mutaties in procenten, jaar op jaar; kwartaalgegevens)
Brazilië China India 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 -16
Inflatie 2) (consumptieprijzen; mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
Rusland Turkije
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Brazilië China India 16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 -16
Rusland Turkije
16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-2
Bronnen: Instituto Brasileiro de Geografia e Estatística, National Bureau of Statistics of China, Indian Ministry of Commerce and Industry, Central Statistical Organisation, Federal State Statistics Service en het Turkish Statistical Institute. 1) Voor seizoen gecorrigeerde gegevens voor Brazilië en China. Niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens voor India, Rusland en Turkije. De meest recente waarneming betreft het tweede kwartaal van 2012 voor Turkije en het derde kwartaal van 2012 voor Brazilië, China, India en Rusland. 2) Groothandelsprijsindex voor India. De meest recente waarneming betreft oktober 2012 voor Brazilië, China en India; november 2012 voor Rusland en Turkije.
land sterk uiteen. De groei van de uitvoer bereikte in het derde kwartaal een niveau van 4,5% op jaarbasis en versnelde in oktober naar 11,5%. Terwijl de uitvoer naar de Verenigde Staten en Azië toenam, kromp de uitvoer naar Europa: met 17,1% in het derde kwartaal en met een meer gematigde 10,6% in oktober. De groei van de industriële productie laat sinds augustus een versnelling zien, terwijl de inkoopmanagersindices (PMI) voor de verwerkende industrie tot boven het neutrale niveau van 50 zijn gestegen, een teken dat de industriële bedrijvigheid in de nabije toekomst zal aantrekken. De huizenmarkt trok aan: sinds de zomer lopen de verkoopvolumes op jaarbasis weer op, terwijl de huizenprijzen sinds juni weer op maandbasis stijgen. De twaalfmaands CPI-inflatie is verder gedaald tot 1,7% in oktober, terwijl de PPI-inflatie sinds maart dit jaar negatief bleef. Dankzij een verbetering van de handelsbalans liep het overschot op de lopende rekening op tot USD 70,6 miljard in het derde kwartaal. De gematigde depreciatie van de Chinese renminbi ten opzichte van de Amerikaanse dollar tussen mei en juli is weer volledig tenietgedaan. De reëel-effectieve wisselkoers daalde in het derde kwartaal marginaal. De totale deviezenreserves namen in het derde kwartaal met USD 45 miljard toe tot USD 3,29 biljoen eind september. In India is de reële bbp-groei zeven achtereenvolgende kwartalen afgezwakt van 10,0% op jaarbasis in het vierde kwartaal van 2010 naar 2,8% in het derde kwartaal van 2012. Dit was het gevolg van de zwakke situatie in het buitenland en van naijleffecten van monetaire verkrapping. De groei van de consumptie nam licht af tot 3,7%. Het uitvoersaldo liet een verdere verslechtering zien als gevolg van een matiging van de uitvoergroei tot 4,3%, tegen 10,1% in het tweede kwartaal. De groei van de investeringen versnelde daarentegen van 0,7% in het tweede kwartaal ECB Maandbericht December 2012
17
naar 4,1%. De twaalfmaands stijging van de groothandelsprijzen – de voornaamste inflatiemaatstaf van de Indiase centrale bank – liep terug van 7,8% in september naar 7,5% in oktober. De opwaartse risico’s blijven echter aanwezig, gezien de onderliggende druk op de lonen en knelpunten aan de aanbodzijde. De Indiase centrale bank heeft het voornaamste beleidstarief sinds april 2012 gehandhaafd op 8%. In Korea nam de bbp-groei af van 2,3% op jaarbasis in het tweede kwartaal van 2012 tot 1,6% in het derde kwartaal, wat vooral op het conto van de investeringen kwam. In het bijzonder lieten de investeringen in productiemiddelen een voortgaande krimp zien: van -3,5% in het tweede kwartaal naar -6,0% in het derde kwartaal. Het groeitempo op kwartaalbasis ligt op het laagste niveau sinds het vierde kwartaal van 2009. De twaalfmaands CPI-inflatie daalde tot 1,6% in november en lag daarmee onder de door de Bank of Korea beoogde bandbreedte (2-4%). Hierop verlaagde de Bank of Korea in oktober de beleidsrente met 25 basispunten naar 2,75%. Binnen de groep ASEAN-5 landen (Indonesië, Maleisië, de Filippijnen, Singapore en Thailand) bleef de Indonesische economie sterk groeien (met 6,2% op jaarbasis in het derde kwartaal van 2012). De investeringen en de particuliere consumptie bleven hier veerkrachtig. In Maleisië kromp de uitvoer en daardoor zwakte de bbp-groei licht af van 5,6% in het tweede kwartaal naar 5,2% in het derde kwartaal. De ongunstige omstandigheden in het buitenland hadden tevens hun weerslag op de economische bedrijvigheid in Singapore en Thailand. De bbp-groei zwakte daar in het derde kwartaal af tot respectievelijk 0,3% en 3,0%. Verwacht wordt dat de economische groei in de opkomende Aziatische landen geleidelijk weer opveert onder invloed van de robuuste binnenlandse vraag, stimulerende beleidsmaatregelen en een geleidelijk verbeterende situatie in het buitenland.
MIDDEN - OO S TEN EN AFRI K A In de OESO-landen daalde de vraag naar olie de afgelopen maanden, terwijl die in de nietOESO-landen bleef stijgen. Per saldo werd de groei in de olie-exporterende landen in het Midden-Oosten en Afrika hierdoor ondersteund. Bovendien bleven de meeste van deze economieën ondanks de zwakke mondiale economische omstandigheden veerkrachtig dankzij expansief monetair en begrotingsbeleid en een hoog vertrouwensniveau in de private sector. De consumentenprijsinflatie nam in de meeste landen in het derde kwartaal van 2012 verder af. Hoewel Saoedi-Arabië de olieproductie in het derde kwartaal van dit jaar licht verlaagde, bleef deze toch op een historisch hoog peil. Bovendien kon de regering dankzij een groot begrotingsoverschot en een lage inflatie het expansieve begrotingsbeleid handhaven. De consumptieprijzen namen in het derde kwartaal toe met 3,3% op jaarbasis tegen gemiddeld 4,6% in het tweede kwartaal van 2012. Onder de olie-importerende landen in de regio liepen de economische prestaties uiteen. In landen die sterk afhankelijk zijn van Europa daalde de groei als gevolg van de afnemende Europese invoervraag en het burgeroorlog in Syrië. In de rest van de regio bleef de bedrijvigheid echter relatief veerkrachtig. Het gemiddelde inflatietempo nam in de meeste olie-importerende landen in het derde kwartaal van 2012 af ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Vooruitblikkend wordt in veel olie-exporterende landen op een iets afnemende bbp-groei gerekend als gevolg van de afzwakkende olieproductie. In de rest van de regio wordt een gematigd
18
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
herstel verwacht nu de internationale omgeving aantrekt en de groei geleidelijk opveert in de meeste Arabische landen die op dit moment in een overgangsfase zitten.
LATIJNS-AMERIKA In Latijns-Amerika vertraagde het groeitempo in de eerste helft van 2012 als gevolg van een kleinere vraag uit het buitenland en een zwakke binnenlandse vraag. De inflatie was in de eerste helft van het jaar afgenomen dankzij lagere grondstoffen- en voedselprijzen en een matiging van de groei, maar trok in het derde kwartaal weer aan als gevolg van hogere prijzen voor voedingsmiddelen en landbouwproducten. In Brazilië trok de reële bbp-groei verder aan van 0,2% op kwartaalbasis in het tweede kwartaal van 2012 naar 0,6% in het derde kwartaal. Het uitvoersaldo en de particuliere consumptie lieten een positieve ontwikkeling zien en stuwden de bbp-groei, maar dat werd weer deels tenietgedaan door een krimp van de bruto investeringen in vaste activa. Nadat de inflatie in de eerste helft van 2012 was gedaald, hoofdzakelijk als gevolg van lagere grondstoffenprijzen en de afvlakkende groei, liep de inflatie in het derde kwartaal weer op. Dat was hoofdzakelijk het gevolg van een stijging van de prijzen voor landbouwproducten. De consumptieprijsinflatie bedroeg in het derde kwartaal van 2012 5,2% op jaarbasis tegen 5,0% in het tweede kwartaal. De Braziliaanse centrale bank verlaagde de rente in oktober met nog eens 25 basispunten tot 7,25%. In Mexico zwakte de groei van het reële bbp verder af van 0,8% op kwartaalbasis in het tweede kwartaal van 2012 naar 0,5% in het derde kwartaal. De groeivertraging was vooral het gevolg van de afnemende groei in de dienstensector en krimp in de landbouwsector. Sterke stijgingen van de voedselprijzen zorgden voor opwaartse druk op de inflatie: de consumptieprijsinflatie steeg van 3,9% in het tweede kwartaal naar 4,6% in het derde kwartaal. Hoewel de economische groei enigszins getemperd is, blijven de sterke economische fundamenten de Mexicaanse economie in de nabije toekomst naar verwachting ondersteunen. In Argentinië kromp het reële bbp in het tweede kwartaal van 2012 met 0,8% als gevolg van een sterke terugval van de investeringen en de uitvoer. De negatieve gevolgen van de vorig jaar ingevoerde invoerrestricties bleken in sterkere mate door te werken. Voor het derde kwartaal beschikbare enquêtegegevens en harde cijfers geven aan dat de economische bedrijvigheid waarschijnlijk weer is aangetrokken, maar dat de economie onderliggend nog steeds zwak is. De twaalfmaands inflatie bleef in het derde kwartaal ongewijzigd op 10%. In Latijns-Amerika zal de groei naar verwachting versnellen dankzij een geleidelijke verbetering van de mondiale vooruitzichten en het effect van recente monetaire verruimingsmaatregelen in een aantal landen.
1.2
GRONDSTOFFENMARKTEN
De olieprijzen schommelden sinds begin oktober tussen USD 106-116 per vat, na in het derde kwartaal te zijn opgeveerd vanaf het dieptepunt van juni 2012. De prijs van ruwe Brent-olie bedroeg op 5 december op USD 110 per vat. Dat is 2% hoger dan aan het begin van het jaar, maar 13% onder het hoogste niveau van dit jaar dat in maart werd bereikt. Marktdeelnemers verwachten op de middellange termijn iets lagere olieprijzen; de prijs van futures december 2013 bedraagt USD 104 per vat. ECB Maandbericht December 2012
19
De olieprijsschommelingen sinds oktoGrafiek 5 Belangrijke ontwikkelingen op de grondstoffenmarkten ber worden veroorzaakt door een combinatie van vraag- en aanbodfactoren. Wat ruwe olie, Brent (USD per vat; links) de vraag betreft, heeft het Internationaal grondstoffen m.u.v. energie (USD; index: 2010 = 100; rechts) Energieagentschap (IEA) zijn verwachtingen over de groei van de olievraag herhaalde180 140 lijk naar beneden bijgesteld op grond van 160 130 de achteruitgang van de wereldeconomie. 140 120 Tegelijkertijd werden vraaggerelateerde olie120 110 prijsdalingen ruimschoots tenietgedaan door 100 100 aanhoudende en hernieuwde geopolitieke 80 90 spanningen in het Midden-Oosten en door krapte van het olieaanbod. Zo werden produc60 80 tiedalingen in OPEC-landen, voornamelijk 40 70 door de afname van de aanvoer van olie uit 20 60 Iran, niet volledig goedgemaakt door stijgin2009 2010 2011 2012 2008 gen in andere lidstaten. Meer recent is het Bronnen: Bloomberg en HWWI. wereldaanbod van olie echter toegenomen doordat de olieproductie in niet-OPEC-landen herstelde na voltooiing van onderhoudswerkzaamheden in de Noordzee en als gevolg van de hogere productie in de VS die de afname van de OPEC-productie compenseerde. Het IEA verwacht dat de olieproductie op middellange termijn verder zal groeien, met name vanwege de hogere productiecapaciteit in Noord-Amerika en Irak. Hoewel er veel onzekerheid blijft bestaan over een mogelijk daling van het aanbod, zou dit een bijdrage moeten leveren aan het opvoeren van de reservecapaciteit van de OPEC. De prijzen van grondstoffen ongerekend energie daalden in oktober en november, waardoor de stijgingen in het derde kwartaal van 2012 teniet werden gedaan. De prijzen van landbouwgrondstoffen daalden verder, vooral door betere omstandigheden voor het aanbod. De stijgingen in juni en juli, die het gevolg waren van droogte in de VS, werden daardoor merendeels teniet T a b e l 1 B e l o o p v a n d e w i s s e l k o e r s v a n d e e u r o 1) (daggegevens; eenheden nationale valuta per euro; mutaties in procenten) Gewicht in effectieve koersindex voor de groep van 20 handelspartners Chinese renminbi Amerikaanse dollar Britse pond Japanse yen Zwitserse frank Poolse zloty Tsjechische kroon Zweedse kroon Koreaanse won Hongaarse forint Nominaal-effectieve koers
2)
18,8 16,9 14,9 7,2 6,5 6,2 5,0 4,7 3,9 3,2
Ä
Niveau op 5 december 2012 8,140 1,307 0,812 107,3 1,213 4,120 25,22 8,651 1,414 282,6 98,4
Appreciatie (+)/depreciatie (-) van de euro per 5 december 2012 Sinds: Ten opzichte van: gemiddelde 31 augustus 2012 2 januari 2012 voor 2011 1,7 3,6 2,1 8,4 1,0 -1,4 1,5 3,8 -1,1 -0,4 2,2
-0,2 1,0 -2,8 7,8 -0,2 -7,9 -1,1 -3,1 -5,4 -10,1 -1,1
-9,5 -6,1 -6,5 -3,3 -1,6 0,0 2,6 -4,2 -8,3 1,2 -4,9
Bron: ECB. 1) Bilaterale wisselkoersen in aflopende volgorde van handelsgewicht in de koersindex voor de groep van 20 handelspartners. 2) Nominaal-effectieve wisselkoers van de euro ten opzichte van de valuta’s van 20 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied.
20
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
gedaan. De metaalprijzen zijn over het geheel genomen licht gedaald sinds begin oktober temidden van enige volatiliteit als gevolg van toegenomen onzekerheid over de wereldwijde groei. De geaggregeerde prijsindex van grondstoffen ongerekend energie (uitgedrukt in Amerikaanse dollars) lag eind van november 0,7% hoger dan aan het begin van het jaar. 1.3 WISSELKOERSEN EFFECTIEVE WISSELKOERS VAN DE EURO Sinds begin september 2012 is de euro ten opzichte van de meeste valuta’s min of meer in waarde gestegen. Op 5 december 2012 stond de wisselkoers van de euro, in nominaal-effectieve termen afgemeten aan de valuta’s van de 20 belangrijkste handelspartners van het eurogebied, 2,2% boven het niveau van eind augustus en 4,9% onder het gemiddelde niveau van 2011 (zie Tabel 1 en Grafiek 6). Het verloop van de wisselkoers van de euro hield in de afgelopen drie maanden wederom voor het merendeel verband met enerzijds veranderingen in het marktsentiment ten aanzien van de budgettaire en economische vooruitzichten van sommige landen van het eurogebied, en anderzijds ontwikkelingen in de verwachte rendementsverschillen tussen het eurogebied en andere ontwikkelde economieën. Tegelijkertijd bleef de marktvolatiliteit – zoals afgemeten aan de impliciete volatiliteit van valutaoptieprijzen – onder het historisch gemiddelde (zie Grafiek 7). Wat de indicatoren van het internationale concurrentievermogen van het eurogebied in termen van prijzen en kosten betreft, lag de reëel-effectieve wisselkoers van de euro op basis van conG r a f i e k 6 D e e f f e c t i e v e w i s s e l k o e r s v a n d e e u r o ( E E R - 2 0 ) : b e l o o p e n u i t s p l i t s i n g 1) (daggegevens) Index: 1999-I = 100
Bijdragen aan de mutaties van de effectieve wisselkoersen van de euro 2) 31 augustus 2012 – 5 december 2012 (procentpunten)
115
115
112
112
109
109
106
106
103
103
100
100
97
97
94
94
91
2010
2011
2012
91
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
USD GBP JPY CNY CHF SEK OMS other EER -20
0,0
Bron: ECB. 1) Een stijging van de index betekent een appreciatie van de euro ten opzichte van de valuta’s van 20 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied (waaronder alle niet-eurolanden van de EU). 2) De bijdragen aan de mutaties van de EER-20 ten opzichte van de valuta’s van de zes belangrijkste handelspartners van het eurogebied worden afzonderlijk getoond. De categorie OLS (overige lidstaten) betreft de geaggregeerde bijdrage van de munt eenheden van de niet-eurolanden van de EU (met uitzondering van het Britse pond en de Zweedse kroon). ‘Overige’ betreft de geaggregeerde bijdrage van de valuta’s van de resterende zes handelspartners van het eurogebied aan de EER-20. De mutaties zijn berekend met behulp van de overeenkomstige totale handels gewichten in de index van de EER-20.
ECB Maandbericht December 2012
21
100
100
97
97
94
94
91
2010
2011
2012
91
sumentenprijzen (afgemeten aan de valuta’s van 20 van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied) in november 2012 5,8% onder het gemiddelde niveau van 2011 (zie Grafiek 8). Dit was grotendeels de weerslag van de nominale waardedaling van de euro sinds 2011. BILATERALE WISSELKOERSEN Sinds begin september 2012 is de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar in waarde gestegen. De euro steeg tussen 31 augustus en 5 december 2012 met 3,6% ten opzichte van de Amerikaanse dollar, maar bleef daarmee 6,1% onder het gemiddelde van 2011 (zie Grafiek 6 en Tabel 1). Zoals eerder vermeld, waren onzekerheid in de markt en mutaties in rendementsverschillen de bepalende factor achter de USD/EUR-wisselkoers. Ook ten opzichte van de Japanse yen steeg de euro in de verslagperiode in waarde. Op 5 december 2012 noteerde de euro 8,4% boven het recordniveau van eind augustus, nog altijd 3,3% onder het gemiddelde van 2011. Wat de overige valuta’s betreft, de wisselkoers van de euro ten opzichte van het Britse pond is sinds eind augustus met 2,1% gestegen en stond op 5 december 6,5% onder het gemiddelde van 2011 (zie Tabel 1). In de verslagperiode is de euro ook ten opzichte van de meeste overige Europese valuta’s in waarde gestegen. Tegen de achtergrond van een in het algemeen verbeterd sentiment op de financiële markten op het hele continent, daalde de wisselkoers van de euro alleen ten opzichte van de Poolse zloty. Sinds augustus is de euro ook ten opzichte van de valuta’s van het merendeel van de grondstoffen exporterende landen en van grote landen in Azië in waarde gestegen. In de verslagperiode bleven de aan het ERM-II deelnemende valuta’s globaal stabiel ten opzichte van de euro en noteerden zij op of rond hun respectieve spilkoersen. De Letlandse lats noteerde aan de bovenkant van zijn spilkoers binnen de unilateraal vastgestelde fluctuatiemarge van 1% aan beide zijden van de spilkoers.
22
ECB Maandbericht December 2012
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
USD GBP JPY CNY CHF SEK OMS other EER -20
0,0
Grafiek 7 Wisselkoersen en impliciete volatiliteit (daggegevens) Impliciete volatiliteiten in wisselkoersen (driemaands) USD/EUR GBP/EUR JPY/EUR 24
24
22
22
20
20
18
18
16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4 april juli okt. jan. april juli okt jan. april juli okt 2010 2011 2012
4
Bron: Bloomberg.
Grafiek 8 Nominaal- en reëel-effectieve w i s s e l k o e r s e n v a n d e e u r o ( E E R - 2 0 ) 1) (maand-/kwartaalgegevens; index 1999-I = 100)
120
nominaal reëel, gedefleerd met de CPI reëel, gedefleerd met bbp reëel, gedefleerd met de arbeidskosten per eenheid product in de totale economie 120
110
110
100
100
90
90
80
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
80
Bron: ECB. 1) Een stijging van de indices van de EER-20 betekent een appreciatie van de euro. De meest recente waarnemingen voor de maandgegevens betreffen november 2012, terwijl die voor de EER-20 op basis van het bbp en de arbeidskosten per eenheid product in de totale economie het tweede kwartaal van 2012 betreffen en deels gebaseerd zijn op ramingen.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN De externe omgeving van het eurogebied
1.4 VOORUITZICHTEN VOOR DE EXTERNE OMGEVING
Grafiek 9 Samengestelde voorlopende indicatoren van de OESO (maandgegevens; voor amplitude gecorrigeerd)
De komende tijd zal de bedrijvigheid naar OESO opkomende markten verwachting slechts geleidelijk aantrekken, 104 104 ondersteund door steeds betere financiële omstandigheden tegen de achtergrond van 102 102 een accommoderend monetair beleid. De samengestelde vooruitlopende indicator van 100 100 de OESO, die trendafwijkingen in de economische bedrijvigheid moet signaleren, wees 98 98 in september nog steeds op zwakke groei96 96 vooruitzichten in het gehele OESO-gebied en in de belangrijkste economieën buiten het 94 94 OESO-gebied, maar in Canada, China en de Verenigde Staten zijn tekenen van stabilisa92 92 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 tie waarneembaar. Daarnaast houden ook de Bron: OESO resultaten van de Ifo World Economic Climate Toelichting: De opkomende-marktindicator is een gewoIndicator – de totaalindex daalde in het laatste gen gemiddelde van de samengestelde voorlopende indicatoren voor Brazilië, Rusland en China. kwartaal van 2012 voor het tweede kwartaal op rij – gematigde groeivooruitzichten voor de wereldeconomie in. De daling was het gevolg van zowel een minder gunstige beoordeling van de huidige situatie als naar beneden herziene verwachtingen voor de komende zes maanden. De vooruitzichten voor de externe omgeving van het eurogebied blijven onzeker, hoewel de risico’s voor de economische bedrijvigheid lijken af te nemen. De voornaamste bedreigingen vloeien voort uit onzekerheid over het oplossen van de problemen op het gebied van staatsschulden en politieke zeggenschap in het eurogebied en over de dreigende budgettaire verkrapping en verlenging van het schuldplafond in de Verenigde Staten. Wereldwijd komen daar nog bedreigingen bij die verband houden met geopolitieke spanningen in Iran en het daaraan verbonden risico van een onderbreking van de olieaanvoer en dus hogere olieprijzen, die de economische bedrijvigheid zouden kunnen drukken. Ook in Oost-Azië, waar spanningen tussen Japan en China de wereldhandel zouden kunnen schaden, zijn de geopolitieke risico’s toegenomen. Ten slotte vormen ook hardnekkige begrotingstekorten in diverse sleuteleconomieën een bedreiging voor de wereldwijde groei op middellange termijn. Daar staat in positieve zin tegenover dat verdere afname van de spanningen op financiële markten tot een sterker herstel in ontwikkelde economieën zou kunnen leiden.
ECB Maandbericht December 2012
23
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
2 M O N E TA I R E E N F I N A N C I Ë L E O N T W I K K E L I N G E N Het verschil tussen de twaalfmaands geldgroei en de twaalfmaands kredietgroei dat zich sinds begin 2012 voordoet, is in het derde kwartaal en oktober verder toegenomen. De instroom in M3 was in oktober uitzonderlijk sterk, terwijl de kredietverstrekking aan de particuliere sector verder afnam. De sterke instroom in M3 moet worden gezien tegen de achtergrond van aanzienlijke volatiliteit van de aangehouden monetaire activa van niet-monetaire financiële intermediairs en was deels ook de weerslag van de betaling van twee kapitaaltranches aan het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) door regeringen van eurolanden. De moeilijke, maar enigszins verbeterde situatie op de financiële markten beperkte wederom de langere termijn financiering van banken via zowel het aflopen van eerdere securitisaties als de netto aflossing van langerlopende obligaties. Als de hoge volatiliteit wordt geanalyseerd aan de hand van de ontwikkeling op maandbasis, wijzen recente gegevens niet op het aantrekken van de onderliggende monetaire dynamiek.
2 . 1 D E G E L DVO O R R A A D E N D O O R M F I ’ S V E R S T R E K T E K R E D I E T E N De geleidelijke toename van de groei van de ruime geldhoeveelheid in voorgaande kwartalen werd bevestigd door ontwikkelingen in zowel het derde kwartaal als in de maand oktober, al was de volatiliteit gedurende de gehele periode hoog. De twaalfmaands groei van M3 steeg van 2,7% in het tweede kwartaal en 3,1% in het derde kwartaal naar 3,9% in oktober (zie Grafiek 10 en Tabel 2). De aanzienlijke volatiliteit van de ontwikkelingen per maand was het gevolg van enerzijds de risicobeoordelingen van deelnemers aan het economisch verkeer en anderzijds de portefeuillekeuzes van institutionele beleggers. De belangrijkste aanjager van de groei van de ruime geldhoeveelheid was was de liquiditeitsvoorkeur van de geldaanhoudende sector in een economische context van lage rente en grote onzekerheid, vooral in juli. Terwijl de verlaging van de beleids- en de geldmarktrente in het derde kwartaal globaal doorwerkte op de bancaire leentarieven, daalden de alternatieve kosten van het aanhouden van monetaire instrumenten (in tegenstelling tot die van activa met een langere looptijd) nietGrafiek 10 De groei van M3 temin enigszins, hoewel ze historisch gezien (mutaties in procenten; voor seizoen en kalendereffecten relatief hoog bleven. De daling van de alternagecorrigeerd) tieve kosten was de weerslag van pogingen van M3 (twaalfmaands groei) banken om M3-deposito’s te behouden en aan M3 (driemaands voortschr. gecentreerd gemiddelde van de twaalfmaands groei) te trekken door een aantrekkelijke vergoeding M3 (zesmaands groei op jaarbasis) te bieden. De hoge mate van onzekerheid op de 14 14 financiële markten in de eerste maand van het derde kwartaal bracht met name institutionele 12 12 beleggers ertoe andere beleggingen van de hand 10 10 te doen en hun kaspositie op te bouwen om intus8 8 sen te besluiten hoe zij hun portefeuilles zouden herschikken. De afname van de spanningen op 6 6 de financiële markten na de aankondiging van 4 4 de Outright Monetary Transactions (OMT’s) hield in dat deze hoge mate van onzekerheid een 2 2 minder belangrijke vraagfactor werd voor de 0 0 ruime geldhoeveelheid. Al met al resulteerden deze tegengestelde krachten in een aanzienlijke -2 -2 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 volatiliteit van de maandelijkse monetaire ontBron: ECB. wikkelingen in de afgelopen maanden. ECB Maandbericht December 2012
25
Ta b e l 2 O ve r z i c h t m o n e t a i re va r i a b e l e n (kwartaalcijfers zijn gemiddelden; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd) Uitstaand bedrag als percentage van M3 1) M1 52,0 Chartale geldomloop 8,9 Girale deposito’s 43,1 M2 – M1 (= overige kortlopende deposito’s) 39,6 Deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar 18,5 Deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden 21,1 91,6 M2 M3 – M2 (= verhandelbare instrumenten) 8,4 100,0 M3 Kredietverlening aan ingezetenen van het eurogebied Kredietverlening aan de overheid Leningen aan de overheid Kredietverlening aan de private sector Leningen aan de private sector Leningen aan de private sector, gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties 2) Langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves)
Twaalfmaands groei 2011 IV 2,0 6,2 1,2 2,1 1,6 2,5 2,1 -3,6 1,5 1,1 1,4 -2,1 1,1 1,8
2012 I 2,4 6,1 1,7 2,6 3,0 2,1 2,5 -0,1 2,2 1,2 5,2 -4,6 0,3 0,7
2012 II 2,9 5,5 2,4 2,6 2,3 2,9 2,8 2,6 2,7 1,3 8,4 -1,7 -0,3 -0,1
2012 III 4,8 5,3 4,6 1,3 -1,1 3,7 3,2 1,6 3,1 0,8 8,8 1,5 -1,0 -0,5
2012 sept. 5,0 4,3 5,1 0,6 -3,0 4,1 3,1 -1,5 2,6 0,5 8,2 1,6 -1,2 -0,9
2012 okt. 6,4 3,5 7,0 1,7 -1,8 4,9 4,3 0,0 3,9 0,5 8,8 2,9 -1,4 -0,7
2,0
1,1
0,4
-0,1
-0,4
-0,4
2,6
0,4
-2,4
-4,4
-4,8
-5,4
Bron: ECB. 1) Per ultimo van de laatste maand waarvoor cijfers beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 2) Gecorrigeerd voor het afvoeren van leningen van de statistische balans van de MFI-sector, indien deze zijn verkocht of gesecuritiseerd.
De loskoppeling van de ontwikkelingen in de ruime geldhoeveelheid van die in de kredietverstrekking aan de particuliere sector zette in het derde kwartaal en oktober door. De belangrijkste tegenposten van de M3-groei waren een verdere stijging van de kredietverlening aan de overheid en een afname van financiële verplichtingen met een langere looptijd. De lage kredietverstrekking aan de particuliere sector was het gevolg van het dempend effect van de netto-aflossing van kredieten aan niet-financiële vennootschappen en gematigde kredietverlening aan huishoudens. Bovendien namen de door MFI’s aangehouden schuldbewijzen uitgegeven door de particuliere sector sterk af doordat eerdere securitisatietransacties afliepen. Dit was ook zichtbaar in de daling van door financiële vennootschappen aangehouden deposito’s met een langere looptijd, die bijdroeg aan de krimp van de langerlopende financiële passiva. De belangrijkste door MFI’s in het eurogebied (exclusief het Eurosysteem) aangehouden activa daalden in het derde kwartaal alvorens in oktober zeer licht te stijgen. De daling werd vooral veroorzaakt door een afname van de interbancaire kredietverlening en afbouw van externe activa. Banken deden ook minder een beroep op het Eurosysteem (zie ook Kader 2 “Financieringsklimaat voor banken en financiering van de niet-financiële particuliere sector in het eurogebied”). Per saldo wijzen de monetaire gegevens over de periode tot en met oktober op een verdere – zij het geleidelijke – stijging van de twaalfmaands groei van de ruime geldhoeveelheid. Tegelijkertijd blijft de kredietverstrekking door MFI’s aan de particuliere sector zwak en nam de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen af. Het is onwaarschijnlijk dat de huidige bronnen van geldcreatie een verdere gestage stijging van de groei van de geldhoeveelheid kunnen ondersteunen. Kortom, de monetaire gegevens over de periode tot en met oktober bevestigen dat het onderliggende tempo van monetaire expansie gematigd blijft.
26
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Kader 2
FINANCIERINGSKLIMAAT VOOR BANKEN EN FINANCIERING VAN NIET-FINANCIËLE PARTICULIERE SECTOREN IN HET EUROGEBIED Het financieringsklimaat in het eurogebied is sinds medio 2012 verbeterd. Dit houdt verband met een verbetering van het marktsentiment en met afnemende risicoschuwheid. Met name de premies ter verzekering van overheidsschulden tegen wanbetaling zijn sinds de zomer van 2012 in alle landen van het eurogebied gedaald (zie Grafiek A). Ook uit zowel de harde cijfers als uit de bancaire kredietenquête van oktober 2012 blijkt dat de banken in het eurogebied in de afgelopen maanden hun financieringskosten hebben zien dalen terwijl de beschikbaarheid van financiering verbeterde. Deze gunstige ontwikkelingen hangen wellicht samen met de ondersteunende maatregelen van het Eurosysteem: het aangekondigde programma van rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions) en de bijzondere liquiditeitsmaatregelen. Daarnaast zijn ook de financieringskosten van de niet-financiële particuliere sector getemperd, al blijft de bancaire kredietverlening zwak. Financieringsklimaat banken De financieringskosten van banken in het eurogebied zijn sinds de afgelopen zomer gedaald (zie Grafiek B) vooral doordat het rendement op bancaire obligaties daalde als gevolg van herstellend marktvertrouwen. Bovendien namen in de tweede helft van 2012 ook de rendementsecarts (spreads) tussen gedekt en ongedekt krediet over het gehele looptijdenspectrum Grafiek A Vijfjaars ‘credit default swaps’ in enkele landen
Grafiek B Samengestelde kosten van bankfinanciering in het eurogebied en enkele landen
(basispunten, daggegevens) eurogebied Duitsland Frankrijk Italië Spanje
Duitsland Frankrijk Italië Spanje 700
700
600
600
500
500
400
400
300
300
200
200
100 0 2010
2011
6,5
6,5
5,5
5,5
4,5
4,5
3,5
3,5
2,5
2,5
100
1,5
1,5
0
0,5
2012
Bron: Thomson Reuters. Toelichting: De meest recente waarnemingen betreffen 29 november 2012.
2007
2008
2009
2010
2011
0,5 2012
Bronnen: ECB, Merrill Lynch Global Index en berekeningen van de ECB. Toelichting: Een uiterste waarde vanwege het omvallen van Lehman Brothers in september 2008 is geëgaliseerd. De meest recente waarnemingen betreffen oktober 2012.
G r a f i e k 1 1 B e l a n g r i j k s t e c o m p o n e n t e n ECB van M3 Maandbericht
(mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en December 2012 kalendereffecten gecorrigeerd)
27
Grafiek C Belangrijkste passiva van MFI’s in enkele landen (EUR miljard; niet gecorrigeerd voor seizoenseffecten) deposito’s aangehouden door niet-ingezetenen leningen ontvangen van het Eurosysteem via monetaire-beleidstransacties netto-uitgifte van schuldbewijzen door MFI’s netto interbancaire kredietopname binnen het eurogebied (m.u.v. het Eurosysteem) deposito’s aangehouden door ingezetenen van het eurogebied m.u.v. MFI’s 40
Duitsland
Italie
Frankrijk
Spanje
40
30
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30
-40
dec.-aug.
sept.-okt.
dec.-aug.
sept.-okt.
dec.-aug.
sept.-okt.
dec.-aug.
sept.-okt.
-40
Bronnen: Deutsche Bundesbank, Banque de France, Banca d’Italia, Banco de España en berekeningen van de ECB op basis van BSI-statistieken. Toelichting: MFI-sector m.u.v. het Eurosysteem. De gegevens betreffen de gemiddelde maandelijkse stromen, waargenomen in de periode van december 2011 tot en met augustus 2012 en van september tot en met oktober 2012.
beduidend af. Intussen stabiliseren de kosten van depositofinanciering zich, gemeten over het eurogebied. Hierin uit zich de vertraagde doorwerking van eerdere verlagingen van de ECBbeleidsrentes in verband met de pogingen van banken om stabiele financiering aan te trekken. De verbetering van de financieringspositie van banken komt eveneens tot uiting in een netto instroom aan deposito’s van zowel ingezetenen als niet-ingezetenen in Frankrijk, Italië en Spanje (zie Grafiek C). Intussen nemen in Duitsland de door niet-ingezetenen aangehouden bancaire deposito’s in omvang af, wat kan duiden op een gematigde portefeuilleherschikking door internationale beleggers. In verband hiermee verminderden de Duitse banken hun vorderingen op het Eurosysteem in september en oktober, terwijl banken in andere landen (met name Spanje) hun leningen van het Eurosysteem verkleinden. De uitkomsten van de bancaire kredietenquête van oktober 2012 laten daarnaast zien dat de toegang van banken tot financiering uit particuliere bron in het derde kwartaal van 2012 is toegenomen. 1 Deze ontwikkelingen duiden erop dat de financiële verbrokkeling in het eurogebied begint af te nemen. Dat valt ook af te leiden uit de stabilisering van de tegoeden in TARGET2 sinds medio 2012. In het najaar van 2012 was de netto uitgifte van langlopend schuldpapier door banken van het eurogebied aanzienlijk minder negatief dan in de voorgaande maanden. Dit strookt met de uitkomsten van de bancaire kredietenquête, die erop wijst dat banken in het derde kwartaal van 2012 minder moeite hadden met financiering via de effectenmarkten. Toch blijven de interbancaire handelsvolumes nog laag en bevinden zij zich hoofdzakelijk in het kortste looptijdsegment. De geringe activiteit op de bancaire obligatiemarkten en de geldmarkten kan worden gezien als een teken van aanhoudende stress in die markten. Ze kan echter ook 1 Zie voor een meer uitgebreide analyse van de uitkomsten van de bancaire kredietenquête: The euro area bank lending survey: 3rd quarter of 2012, ECB, oktober 2012.
28
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek D Beroep op het Eurosysteem door kredietinstellingen in het eurogebied
Grafiek E Indicator van de kosten van kort lopende leningen voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied
(maandelijks uitstaande bedragen; EUR miljard)
(procenten per jaar; driemaands voortschrijdend gemiddelde; maart 2003–oktober 2012)
beroep op financiering door het Eurosysteem vorderingen op het Eurosysteem
eurogebied (links) Duitsland (links) Frankrijk (links) Italië (links) Spanje (links) variatiecoëfficiënt (rechts)
1.400
1.400
7
1.200
1.200
6
1.000
1.000
5
800
800
4
600
600
3
400
400
2
200
200
1
0
0
0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bronnen: ECB en berekeningen van de ECB. Toelichting: ‘Beroep op financiering door het Euro systeem’ omvat monetairebeleidsherfinancieringstrans acties door de centrale bank. ‘Vorderingen op het Euro systeem’ omvat bankfondsen aangehouden op de deposi tofaciliteit en op lopende rekeningen. De meest recente waarnemingen betreffen november 2012.
0,5
0,4
0,3
0,2
0,1
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
0,0
Bronnen: ECB en berekeningen van de ECB. Toelichting: De indicator wordt berekend aan de hand van de rente op leningen met looptijden tot en met één jaar, de variabele rente op leningen met een looptijd langer dan één jaar en de rente op rekening-courantkrediet, die worden geaggregeerd op basis van uitstaande bedragen. De variatiecoëfficiënt van een variabele is de verhouding tussen de standaarddeviatie en het gemiddelde. In dit geval wordt die berekend voor alle eurolanden waarvoor gegevens beschikbaar zijn en vormt een afspiegeling van de veranderende samenstelling van het eurogebied.
samenhangen met een afnemende behoefte aan marktfinanciering gezien de hoge beschikbaarheid van centralebankliquiditeit na de beide driejarige langerlopende herfinancieringtransacties (LHT’s) van het Eurosysteem eind 2011 en begin 2012. Immers, de hoeveelheid liquiditeit die het Eurosyteem aan kredietinstellingen in het eurogebied verschaft is, ondanks de recente daling van het beroep op centralebankkrediet, nog altijd hoog (zie Grafiek D). Financieringsklimaat voor niet-financiële particuliere sectoren De kosten van kortlopend bancair krediet voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied zijn sinds begin 2012 afgenomen, vooral door de doorwerking van renteverlagingen door de ECB en in de financiële markten (zie Grafiek E). Een soortgelijke ontwikkeling is waar te nemen in de dynamiek van de rente op bancaire woninghypotheken. Deze doorwerking is aanzienlijk versoepeld door de uitvoering van de beide driejarige LHT’s en andere bijzondere maatregelen. Overigens zijn de verschillen tussen kredietkosten per land van het eurogebied nog altijd groot, in verband met de verschillen in het bancair financieringsklimaat en landspecifieke economische ontwikkelingen die van invloed zijn op de kredietwaardigheid van kredietnemers. 2 2 Zie voor een uitvoeriger analyse het kader ‘Cross-country heterogeneity in MFI interest rates on loans to non-financial corporations in the euro area”, in het Monthly Bulletin van november 2012.
ECB Maandbericht December 2012
29
De kredietverstrekking door MFI’s aan de niet-financiële particuliere sector in het eurogebied is sinds medio 2011 afgenomen (zie Grafiek F). Deze tendens doet zich algemeen voor in de landen van het eurogebied, met als opvallende uitzondering Duitsland (waar de ontwikkeling van de kredietverstrekking steeds gematigd bleef). In Spanje worden de kredietstromen steeds sterker negatief. De kredietstromen in Italië waren in 2010–2011 beduidend positief, maar werden in 2012 weer negatief. In Frankrijk zijn de kredietstromen nog duidelijk positief, zij het aanmerkelijk lager sinds medio 2011. De uiteenlopende kredietontwikkelingen in de diverse landen van het eurogebied houden vooral verband met lokale verschillen in vooruitzichten voor de economie en de woningmarkt, risicoschuwheid en steunmaatregelen van de overheid, maar ook met de balanspositie van de niet-financiële particuliere sector en het bankwezen.
Grafiek F MFI-leningen aan de nietfinanciële particuliere sector in het eurogebied en enkele landen (twaalfmaands cumulatieve maandstromen; EUR miljard; niet gecorrigeerd voor seizoenseffecten) eurogebied Duitsland Frankrijk
Italië Spanje overige landen
350
350
300
300
250
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
0
-50
-50
-100
-100
-150 jan. mei sept. 2010
jan. mei sept. 2011
jan. mei sept. 2012
-150
Bron: ECB. Toelichting: Gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisatie. De meest recente waarnemingen betreffen oktober 2012.
Al met al is de druk van de overheidsschuldencrisis op het financieringsklimaat voor banken in het eurogebied de laatste maanden afgenomen, waardoor een aantal banken een geringer beroep op het Eurosysteem heeft hoeven doen. De bijzondere maatregelen van het Eurosysteem hebben de financieringsnood van banken helpen lenigen en hebben wanordelijke schuldafbouw bij banken en niet-financiële particuliere sectoren voorkomen. Niettemin is het rendement op bankobligaties in een aantal landen nog altijd aan de hoge kant en is de netto uitgifte van bancair schuldpapier nog altijd negatief. De kredietverstrekking aan nietfinanciële particuliere sectoren blijft eveneens matig. Voor de normalisering van het bancaire financieringsklimaat en duurzaam herstel van de kredietverstrekking is het onontbeerlijk dat overheden, kredietinstellingen, huishoudens en niet-financiële vennootschappen de noodzakelijke balansaanpassingen doorvoeren.
B E L A N G R I J K S T E C O M P O N E N T E N VA N M 3 De instroom in M3 die zich in het derde kwartaal van 2012 voordeed, vloeide wederom hoofdzakelijk voort uit ontwikkelingen in de liquide monetaire instrumenten die deel uitmaken van M1 (zie Grafiek 11). Dit patroon was ook in oktober waarneembaar. Tegen de achtergrond van de zeer lage korte rente en de met name in juli toegenomen onzekerheid op de financiële markten, is het minder waarschijnlijk dat het overstappen naar liquide monetaire instrumenten een indicatie is van op handen zijnde bestedingsbeslissingen en uiteindelijk doorwerkt op de economische bedrijvigheid en de prijzen. Tegelijkertijd kan een dergelijke verschuiving in de looptijdenstructuur van bankbalansen liquiditeitsdruk veroorzaken en de incongruentie in looptijden voor banken vergroten. De twaalfmaands groei van M1 steeg sterk van 2,9% in het tweede kwartaal naar 4,8% in het derde kwartaal alvorens in oktober verder te stijgen tot 6,4% (zie Tabel 2). De omvangrijke
30
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
instroom in M1 gedurende het derde kwartaal G r a f i e k 1 1 B e l a n g r i j k s t e c o m p o n e n t e n van M3 was de weerslag van een sterke voorkeur voor (mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en zeer liquide deposito’s, vooral in juli en auguskalendereffecten gecorrigeerd) tus. Deze voorkeur voor liquide deposito’s bij M1 overige kortlopende deposito’s een zeer lage beleids- en geldmarktrente wijst verhandelbare instrumenten erop dat de geldaanhoudende sector liquidi25 teitsbuffers opbouwt in reactie op onzekerheid 25 op de financiële markten, mogelijk als een tus- 20 20 senstap in de herschikking van de portefeuille. 15 15 Tegelijkertijd bleek de vergoeding op girale 10 10 deposito’s nauwelijks gevoelig voor de daling 5 5 van de korte rente, terwijl de vergoeding op andere M3-instrumenten deze daling wel weer0 0 spiegelde. Bijgevolg bleven de alternatieve -5 -5 kosten voor het aanhouden van girale depo-10 sito’s laag (in tegenstelling tot die voor minder -10 -15 liquide monetaire instrumenten). De afname -15 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 van de spanningen op de financiële markten in Bron: ECB. september was aanleiding tot enige herschikking van portefeuilles, vooral door institutionele beleggers; er deed zich een verschuiving voor van girale deposito’s naar niet-monetaire instrumenten. In oktober leidde de betaling door centrale overheden van eurolanden (die beschouwd worden als een monetair neutrale sector) van de eerste en de tweede tranche van het kapitaal van het ESM (dat voor statistische doeleinden gerubriceerd wordt onder niet-monetaire financiële intermediairs met uitzondering van pensioenfondsen en verzekeringsinstellingen en dus onderdeel is van de geldaanhoudende Grafiek 12 Kortlopende deposito’s sector) tot een uitzonderlijk lage instroom en repo’s in girale deposito’s. Gecorrigeerd voor deze uitzonderlijke transactie blijft de instroom in (mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalender girale deposito’s omvangrijk, zij het duidelijk effecten gecorrigeerd) veel lager dan aan het begin van het derde nietfinanciële vennootschappen huishoudens kwartaal, toen de spanningen op de financiële financiële intermediairs markten aanzienlijk waren. totaal De twaalfmaands groei van kortlopende deposito’s met uitzondering van girale deposito’s (M2–M1) daalde van 2,6% in het tweede kwartaal naar 1,3% in het derde kwartaal (zie Grafiek 12). Dit was de weerslag van een omvangrijke uitstroom uit kortlopende termijndeposito’s (deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar), die slechts voor een deel werd gecompenseerd door instroom in kortlopende spaardeposito’s (deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden). Uitstroom uit kortlopende termijndeposito’s deed zich in alle sectoren voor, maar was het grootst bij MFI’s, die fondsen uit dit instrument lijken te hebben overgeheveld
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
2004
2006
2008
2010
2012
-10
Bron: ECB. Toelichting: MFIsector m.u.v. het Euro systeem.
ECB Maandbericht December 2012
31
naar girale deposito’s. In oktober werd een bescheiden herstel geregistreerd, toen met name huishoudens hun kortlopende termijndeposito’s iets opvoerden. Het twaalfmaands groeitempo van verhandelbare instrumenten (M3-M2) nam verder af van 2,6% in het tweede kwartaal tot 1,6% in het derde kwartaal en 0% in oktober. In de geldaanhoudende sector deed zich een omvangrijke daling voor van aandelen/participaties in geldmarktfondsen en kortlopende schuldbewijzen (schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd tot en met twee jaar), terwijl voor repo’s per saldo een kleine instroom werd geregistreerd. Gegeven de zeer lage korte rente kostte het geldmarktfondsen steeds meer moeite om voor beleggers een positief rendement van betekenis te genereren. Omdat beleggers de samenstelling van hun portefeuille aanpasten, profiteerden geldmarktfondsen ook niet van de tijdelijke instroom die zich in eerdere perioden van onzekerheid op de financiële markten voordeed. In plaats daarvan lijken institutionele beleggers nu repo’s te hebben gebruikt, naast girale deposito’s, om liquide middelen tijdelijk te parkeren. De zeer lage rente maakt ook kortlopende schuldbewijzen minder aantrekkelijk. Maar de zwakte van dat instrument heeft waarschijnlijk ook een structurele dimensie, want althans sommige banken zijn bezig hun financieringsstructuur aan te passen, waarbij zij minder vertrouwen op marktbronnen en meer op deposito’s. De twaalfmaands groei van M3-deposito’s – die kortlopende deposito’s en repo’s omvatten en die het ruimst gedefinieerde monetaire aggregaat vertegenwoordigen waarvoor betrouwbare informatie op sectorniveau beschikbaar is – steeg in het derde kwartaal tot 2,6%, tegenover 2,1% in het tweede kwartaal. De instroom in het derde kwartaal werd veroorzaakt doordat alle sectoren, met uitzondering van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen, hun M3-deposito’s opvoerden. De grootste bijdrage kwam daarbij van de sector huishoudens. De omstandigheden op de financiële markten leidden in het derde kwartaal tot volatiliteit van de door MFI’s aangehouden monetaire activa. De geldvraag van MFI’s wordt sterk beïnvloed door de omstandigheden op de financiële markten en verschuivingen in het relatieve rendement van een brede reeks financiële activa. Gegeven de volatiliteit van deze determinanten, kunnen de door MFI’s aangehouden monetaire activa van tijd tot tijd sterk fluctueren. Daarom moet niet teveel waarde worden gehecht aan hun dynamiek op de korte termijn. Daar staat tegenover dat door de alertheid van deze beleggers de door hen aangehouden monetaire activa voorspellende waarde hebben ten aanzien van de trends die zich aftekenen in de portefeuilleallocatie – trends die pas met een zekere vertraging tot uiting komen in de door andere (minder alerte) sectoren, zoals huishoudens, aangehouden monetaire activa. In het derde kwartaal gaf het geldaanhoudend gedrag van MFI’s M3 aanvankelijk een impuls, maar die werd tegen het einde van het kwartaal volledig teruggedraaid doordat de spanningen op de financiële markten wegebden en institutionele beleggers ertoe overgingen om fondsen die zij in eerste instantie in liquiditeitsbuffers hadden gestoken, een andere bestemming te geven. B E L A N G R I J K S T E T E G E N P O S T E N VA N M 3 Wat de tegenposten van M3 betreft, nam de twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI’s aan ingezetenen in het eurogebied in het derde kwartaal van 2012 af tot 0,8%, ten opzichte van 1,3% in het tweede kwartaal, om vervolgens in oktober verder te dalen naar 0,5% (zie Tabel 2). Dit verhulde opnieuw de uiteenlopende ontwikkelingen in de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan de overheid en van de kredietverlening aan de particuliere sector. Het twaalfmaands groeitempo van de kredietverlening door MFI’s aan de overheid bedroeg in zowel het derde kwartaal als oktober 8,8%, tegenover 8,4% in het tweede kwartaal. Deze toename werd vooral veroorzaakt door aankoop van staatsobligaties, waarvan het volume op het
32
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
niveau van het voorgaande kwartaal lag. De stabilisatie van de staatsobligatiemarkten in het eurogebied na de aankondiging van de OMT’s zal de door MFI’s aangehouden obligaties waarschijnlijk hebben ondersteund. Tegelijkertijd namen de kredieten aan de overheid in de loop van het kwartaal af, hoofdzakelijk als gevolg van landspecifieke ontwikkelingen. Het twaalfmaands groeitempo van de kredietverlening door MFI’s aan de particuliere sector bedroeg in oktober -1,4%, tegenover -1,0% in het derde en -0,3% in het tweede kwartaal. In het derde kwartaal was de substantiële uitstroom wat betreft de kredietverlening aan de particuliere sector het gevolg van forse verkoop door MFI’s van effecten uit de particuliere sector, hoofdzakelijk vanwege het aflopen van securitisatie-activiteiten en de aflossing van door MFI’s aan de particuliere sector verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkoop en securitisatie). In oktober was de daling van de kredietverstrekking de weerslag van aanzienlijke verkoop van aandelen en deelnemingen, evenals enige netto-aflossing van schuldbewijzen doordat nog meer eerdere securitisatie-activiteiten afliepen. De twaalfmaands groei van aan de particuliere sector verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties) bedroeg in oktober -0,4%, ten opzichte van -0,1% in het derde en 0,4% in het tweede kwartaal, met een min of meer vergelijkbare daling van niet-gecorrigeerde leningen (zie Tabel 2). Naar sector deed zich in het derde kwartaal een substantiële daling voor in de twaalfmaandsgroei van leningen aan niet-financiële vennootschappen, terwijl de afvlakking van leningen aan huishoudens beperkter was. Leningen aan niet-monetaire financiële intermediairs namen daarentegen toe. Zoals blijkt uit een uitsplitsing van de ontwikkeling van de leningen in oktober naar sector, hield de instroom in leningen aan de financiële particuliere sector aan en nam de kredietverstrekking aan huishoudens eveneens toe. De twaalfmaands groei van door MFI’s aan huishoudens verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties) daalde in oktober tot 0,8%, ten opzichte van 1,0% in het derde en 1,4% in het tweede kwartaal; daarmee hield de trend aan die medio 2011 inzette. Deze verdere afname weerspiegelde vooral de verslechtering van de economische vooruitzichten en de vooruitzichten voor de woningmarkt, naast de behoefte aan schuldafbouw na de excessen in een aantal eurolanden het verleden. Woninghypotheken bleven de belangrijkste aanjager van door MFI’s aan huishoudens verstrekte leningen (voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 2.7). De twaalfmaands groei van door MFI’s aan niet-financiële vennootschappen verstrekte leningen (gecorrigeerd voor verkopen en securitisaties) bedroeg in oktober -1,5%, ten opzichte van -0,5% in het derde en 0,3% in het tweede kwartaal. Dat was de weerslag van een sterke afname van door bedrijven opgenomen leningen tussen augustus en oktober. Deze daling was breed gespreid over alle looptijden, waarbij kortlopende leningen (met een looptijd tot één jaar) sterker daalden dan langerlopende leningen (voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 2.6). Per saldo nam het groeitempo van de kredietverstrekking aan de niet-financiële particuliere sector verder af. Zowel vraag- als aanbodfactoren waren wederom van invloed op deze ontwikkelingen. De afname van de economische groei, zwakkere vooruitzichten voor de woningmarkt in een aantal eurolanden, de gestegen risicoperceptie bij kredietverstrekkers, voortgaande grote onzekerheid en de daling van zowel het producenten- als het consumentenvertrouwen, zijn stuk voor stuk factoren die de kredietvraag drukken. Bovendien bieden in een aantal landen interne en externe financieringsbronnen (met name de uitgifte van schuldbewijzen) aantrekkelijke financieringsmogelijkheden, die de vraag naar bankkrediet temperen. In andere landen maakt ECB Maandbericht December 2012
33
Grafiek 13 M3 en de langerlopende financiële passiva van de MFI’s
Grafiek 14 Tegenposten van M3
(mutaties in procenten per jaar; voor seizoen en kalender effecten gecorrigeerd)
(twaalfmaands stromen; EUR miljard; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd)
M3 langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves)
14 12
kredietverlening aan de private sector (1) kredietverlening aan de overheid (2) netto externe activa (3) langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) (4) overige tegenposten (m.i.v. kapitaal en reserves) (5) M3 14
1.600
1.600
12
1.400
1.400
1.200
1.200
1.000
1.000
10
10
8
8
6
6
4 2
800
800
600
600
4
400
400
2
200
200
0
0
-2
-2
-4
-4
-6
-6
2006
Bron: ECB.
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
0
-200
-200
-400
-400
-600
-600
-800
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-800
Bron: ECB. Toelichting: M3 is alleen als referentie opgenomen (M3 = 1+2+3–4+5). De langerlopende financiële passiva (m.u.v. kapitaal en reserves) zijn met een omgekeerd teken opgenomen, omdat zij passiva van de MFI-sector vormen.
de hoge schuldpositie op sectorniveau het noodzakelijk schulden af te bouwen, wat de kredietverstrekking in de komende laren waarschijnlijk zal drukken. In landen die onder druk staan, beperken kapitaalrestricties en restricties ten aanzien van financiering in de markt nog steeds het aanbod van bankkrediet aan de economie. De kapitaalpositie van banken is inderdaad nog steeds in aanzienlijke mate verantwoordelijk voor de verkrapping van de kredietvoorwaarden. Hoewel deze factor de afgelopen kwartalen van minder betekenis is geworden, is het feit dat dit de grootste variabele aan juist de aanbodzijde blijft een indicatie dat banken nog steeds behoefte hebben aan balansaanpassingen. Ondanks tekenen van verbetering sinds september, ontmoedigt de fragmentering van de financiële markten de kredietgroei. Daar staat tegenover dat de twee 3-jaars langerlopende herfinancieringstransacties (LTRO’s) en de aankondiging van de OMT’s de financieringsdruk en de zorgen over herwinning van zijn dominantie voor het bankensysteem hebben verlicht en bijgevolg een abrupte en wanordelijke schuldafbouw hebben voorkomen. Wat de toekomst betreft, zouden, gegeven de ramingen van de economische bedrijvigheid, een verdere gematigde groei van de kredietverlening aan huishoudens en een verdere afzwakking van de groei van de kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen in lijn zijn met historische patronen in deze twee sectoren, waarbij kredieten aan huishoudens de economische bedrijvigheid volgen en kredieten aan niet-financiële vennootschappen met vertraging reageren. Bij de overige tegenposten van M3 bedroeg de twaalfmaands groei van langerlopende financiële passiva (met uitzondering van kapitaal en reserves) van MFI’s in oktober
34
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
-5,4%, ten opzichte van -4,4% in het derde en -2,4% in het tweede kwartaal (zie Grafiek 13). In het derde kwartaal deed zich een andere substantiële kwartaaluitstroom voor, die positief bijdroeg aan de monetaire dynamiek. Deze uitstroom vloeide voor een groot deel voort uit een, op geconsolideerde basis, verdere aanzienlijke afname van langerlopende schuldbewijzen van MFI’s, doordat MFI’s in het verleden uitgegeven schuldbewijzen aflosten met behulp van in de 3-jaars LTRO’s verkregen liquiditeiten. Ook langerlopende deposito’s daalden, doordat eerdere securitisatietransacties waaronder kredieten niet uit de bankbalansen waren verwijderd, afliepen. In het derde kwartaal van 2012 deed zich in de netto externe activapositie van MFI’s in het eurogebied – waarin de kapitaalstromen van de geldaanhoudende sector tot uitdrukking komen als deze via MFI’s worden geleid, evenals de overdracht van door de geldaanhoudende sector uitgegeven activa – een positieve kwartaalstroom voor, met een verdere bescheiden instroom in oktober (zie Grafiek 14). Dit wijst op het gedeeltelijk terugdraaien van de uitstroom die zich eind 2011 en begin 2012 voordeed. De recente stijging van de netto externe activapositie van MFI’s werd veroorzaakt door een toename van door niet-ingezetenen aangehouden deposito’s, wat wijst op hernieuwd vertrouwen in het bankensysteem van het eurogebied. In oktober deden zich positieve ontwikkelingen voor. Zo gingen niet-ingezetenen weer over tot aanzienlijke aankopen van kortlopende schuldbewijzen van MFI’s. Zie voor nadere bijzonderheden Kader 3 “Recente ontwikkelingen in de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied tot en met september 2012”. A L G E M E N E B E O O R D E L I N G VA N D E M O N E TA I R E L I Q U I D I T E I T I N H E T E U RO G E B I E D Door de tussen eind juni en oktober voor M3 waargenomen stromen bleef de geaccumuleerde monetaire liquiditeit in het eurogebied uiteindelijk praktisch ongewijzigd (zie Grafieken 15 en 16). Zoals blijkt uit sommige monetaire liquiditeitsindicatoren van de ECB is een aanzienlijk percentage van de vóór de crisis geaccumuleerde overvloedige liquiditeit nu weer geabsorbeerd. In de komende tijd zullen deze indicatoren wellicht meer in de buurt komen van het niveau dat past bij evenwichtige liquiditeitsverhoudingen in de economie. Niet vergeten moet echter worden dat deze liquiditeitsmaatstaven met omzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd omdat zij berusten op een arbitrair bepaald evenwicht met betrekking tot de aangehouden monetaire activa, dat met aanzienlijke onzekerheid is omgeven. Per saldo blijft de onderliggende geld- en kredietgroei laag. Net als in de eerste helft van the jaar vloeide de M3-groei in het derde kwartaal en in de maand oktober niet voort uit de groei van de kredietverstrekking aan de particuliere sector, mogelijk deels nog als weerslag van de
Grafiek 15 Ramingen van de nominale m o n e y g a p 1) (als percentage van het uitstaande bedrag aan M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = 0)
26
nominale money gap op basis van officiële M3-cijfers nominale money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen 2) 26
24
24
22
22
20
20
18
18
16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2 0
0 -2 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
-2
Bron: ECB. 1) De nominale money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3 en het niveau waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van 4½%, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de alge mene benadering zoals behandeld in het artikel “Monetary analysis in real time” in het Monthly Bulletin van oktober 2004.
ECB Maandbericht December 2012
35
noodzakelijke correctie van excessen in het verleden. Tegelijkertijd blijft in sommige landen en sectoren de behoefte aan schuldafbouw groot. Als gevolg daarvan gaat de volgens de gebruikelijke indicatoren gemeten gematigde prijsdruk gepaard met nog steeds evenwichtige, maar in toenemende mate meer gespreide risico’s. Hoe dan ook, een voorwaarde voor een opleving van de kredietverstrekking aan de particuliere sector is dat banken weer risico kunnen nemen en dat de particuliere vraag naar bankkrediet terugkeert.
Grafiek 16 Ramingen van de reële m o n e y g a p 1) (als percentage van het uitstaande bedrag aan reëel M3; voor seizoen en kalendereffecten gecorrigeerd; december 1998 = 0) reële money gap op basis van officiële M3-cijfers reële money gap op basis van M3 gecorrigeerd voor het geraamde effect van portefeuilleherschikkingen
2)
26
26
24
24
22
22
20
20
18
18
16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2 0
0 -2 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
-2
Bron: ECB. 1) De reële money gap geeft het verschil weer tussen het werkelijke niveau van M3, gedefleerd met de HICP, en het gedefleerde niveau van M3 waarvan sprake zou zijn geweest bij een constante nominale M3-groei in overeenstemming met de referentiewaarde van 4½% en een HICP-inflatie conform de door de ECB gehanteerde definitie van prijsstabiliteit, met december 1998 als basisperiode. 2) Ramingen van de omvang van de portefeuilleherschikkingen naar M3 vinden plaats op basis van de algemene bena dering zoals behandeld in het artikel “Monetary anal ysis in real time” in het Monthly Bulletin van oktober 2004.
Kader 3
RECENTE ONTWIKKELINGEN IN DE FINANCIËLE REKENING VAN DE BETALINGSBALANS VOOR HET EUROGEBIED TOT EN MET SEPTEMBER 2012 Dit Kader bevat een analyse van de recente ontwikkelingen in de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied, tot en met het derde kwartaal van 2012. In de twaalfmaands periode tot en met september kwam het saldo voor het eurogebied van de directe investeringen en het effectenverkeer tezamen uit op EUR 55,8 miljard, tegen een netto instroom van EUR 265,9 miljard een jaar eerder. Deze werd ten dele gecompenseerd door een netto instroom van EUR 19,0 miljard aan overige investeringen (zie de tabel). In het tweede kwartaal van 2012 werden forse netto uitstromen aan overige investeringen en navenante netto instromen in het effectenverkeer opgetekend (het gevolg van de terugtrekking van beleggingen in buitenlandse effecten) te midden van oplopende spanningen op de financiële markten in het eurogebied. Deze spanningen zijn recent enigszins verminderd nadat de ECB haar Outright Monetary Transactions (OMT) obligatie-aankoopprogramma had aangekondigd. Het gevolg was dat ingezetenen van het eurogebied weer overgingen tot netto grensoverschrijdende aanschaf van effecten.
36
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Belangrijkste posten op de financiële De verschuiving in het totaalsaldo van directe rekening investeringen en effectenverkeer naar een netto uitstroom gedurende de twaalf maanden (EUR miljard; netto kwaartaalstromen) tot en met september 2012 hing vooral samen directe investeringen met de geringere netto instroom in het effecobligaties en notes geldmarktinstrumenten tenverkeer doordat externe beleggers de aanaandelen directe investeringen en effectenverkeer tezamen schaf van aandelen van niet-MFI’s aanzienlijk verminderden, obligaties en notes van 200 200 MFI’s in het eurogebied van de hand deden 150 150 en geldmarktinstrumenten van de overheid 100 100 liquideerden. Daarnaast was er een uitstroom aan verplichtingen van MFI’s uit hoofde van 50 50 overige beleggingen, wat erop wijst dat het 0 0 MFI’s moeite kostte aflopende deposito’s en leningen te vernieuwen. Deze ontwikkelingen -50 -50 zetten de financiering van MFI’s in het euro-100 -100 gebied verder onder druk. De verminderde netto instromen uit hoofde van het effecten-150 -150 verkeer en de desinvesteringen in deposito’s -200 -200 en leningen van MFI’s in het eurogebied 2007 2008 2009 2010 2011 2012 werden grotendeels gecompenseerd door de Bron: ECB. terugtrekking van buitenlandse activa door banken in het eurogebied. Dit kwam tot uiting in een aanzienlijke verschuiving van netto aankopen naar netto verkopen aan kortlopende activa bij de overige beleggingen, met als gevolg een geringe netto instroom aan overige beleggingen, na de voorgaande periode van netto uitstromen.
Belangrijkste posten op de financiële rekening van de betalingsbalans voor het eurogebied (EUR miljard; niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens)
2012 aug. sept. Financiële rekening 1) Netto directe investeringen en effecten verkeer tezamen Netto directe investeringen Netto effectenverkeer Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overig financieel verkeer Waarvan: geldaanhoudende sector 2) Netto directe investeringen Netto effectenverkeer Aandelen Schuldbewijzen Overig financieel verkeer
2011 dec.
Driemaands gecumuleerde cijfers 2012 maart juni
sept.
Twaalfmaands gecumuleerde cijfers 2011 2012 sept. sept.
-9,7 -2,2 -12,1 9,9 15,1 -5,2 28,1 -33,3 -5,7
-7,1 -3,6 -8,9 5,3 0,3 5,0 36,1 -31,1 -1,8
-42,2 -69,7 -35,7 -34,0 49,8 -83,7 -1,5 -82,3 45,1
3,6 -74,5 -3,5 -71,0 18,6 -89,6 -53,8 -35,8 86,9
-24,3 76,0 -9,7 85,7 28,3 57,4 42,9 14,5 -81,7
-24,1 12,4 -28,2 40,6 10,9 29,7 67,8 -38,1 -31,3
-10,1 265,9 -53,3 319,2 127,2 192,0 226,7 -34,7 -284,3
-87,1 -55,8 -77,1 21,3 107,6 -86,3 55,4 -141,7 19,0
-11,0 7,0 7,2 -0,2 2,2
-9,8 20,3 1,1 19,2 -3,9
-38,2 -48,2 10,6 -58,8 23,8
-6,3 -43,7 14,3 -58,0 6,0
-13,2 41,0 32,4 8,7 -36,8
-27,5 34,0 9,6 24,5 -1,0
-34,0 70,0 139,4 -69,4 1,9
-85,2 -16,9 66,8 -83,7 -7,9
Bron: ECB. Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 1) De cijfers hebben betrekking op saldi (netto stromen). Een positief (negatief) teken geeft een netto instroom (uitstroom) aan. 2) Totale overheid en andere sectoren op de betalingsbalans.
ECB Maandbericht December 2012
37
In het derde kwartaal deden zich vergeleken met het tweede kwartaal opvallende veranderingen voor in het patroon van de financiële stromen. Met name gold dat terwijl de netto instromen uit hoofde van het effectenverkeer in het tweede kwartaal vooral bestonden uit afbouw van uitzettingen op buitenlandse effecten door ingezetenen van het eurogebied, deze laatste in het derde kwartaal weer tot netto grensoverschrijdende aanschaf van effecten overgingen. Het gevolg was dat de netto instroom in het effectenverkeer een daling vertoonde, ondanks een grotere netto aanschaf van effecten uit het eurogebied door externe beleggers. Deze terugkeer naar het patroon van beleggingsstromen dat gangbaar was voor het uitbreken van de overheidsschuldencrisis deed zich voor in een tijd waarin het vertrouwen binnen de financiële markten verbeterde. De netto uitstroom aan buitenlandse directe investeringen nam toe vanaf het tweede kwartaal, naarmate niet-ingezetenen minder aandelen en andere kapitaalinstrumenten van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied aanschaften. Tegelijkertijd vertoonde de netto aanschaf van buitenlands aandelenkapitaal door beleggers in het eurogebied slechts een marginale daling. Hierbij moet worden aangetekend dat er qua effectenverkeersstromen een opmerkelijk verschil bestond tussen de MFI-sector en de niet-MFI-sector. De MFI-sector noteerde voor het tweede achtereenvolgende kwartaal een netto instroom als gevolg van het afstoten van buitenlandse effecten – een proces dat met een korte onderbreking in het eerste kwartaal van 2012 al geruime tijd gaande is. MFI’s in het eurogebied blijven hun portefeuilles aan vreemde effecten afbouwen terwijl financiële instellingen in het eurogebied voor een aanhoudende netto uitstroom aan overige beleggingen zorgen. Wel hebben zij hun beleggingen in obligaties en notes gedurende het derde kwartaal veel minder sterk gereduceerd dan in het tweede, terwijl het afstoten van andere instrumenten behorende tot het effectenverkeer uiteindelijk tot stilstand kwam. Banken in het eurogebied staan dus nog steeds onder druk om buitenlandse activa af te stoten teneinde fondsen te mobiliseren, al is de druk wel iets afgenomen. Intussen zijn niet-MFI’s in het eurogebied weer overgegaan tot netto aankopen van buitenlandse aandelen en geldmarktinstrumenten, terwijl ze ook hun aankopen van buitenlandse obligaties en notes vermeerderen. Omgekeerd zijn ook aanschaffingen door buitenlandse investeerders van effecten van niet-MFI’s in het eurogebied (vooral obligaties en notes) beduidend toegenomen. Netto stromen in het effectenverkeer waren in het derde kwartaal wederom overwegend positief, en leverden zo een positieve bijdrage aan de beschikbare liquiditeit in het eurogebied. Dit kwam mede tot uiting in de ontwikkeling van het ruim gedefinieerde monetaire aggregaat M3. Zoals blijkt uit de monetaire opstelling van de betalingsbalans droegen deze transacties rondom de geldaanhoudende sector aanzienlijk bij tot de toename van het netto externe vermogen van de MFI-sector in het derde kwartaal van 2012.
2 . 2 B E L E G G I N G E N VA N D E N I E T- F I N A N C I Ë L E S E C TO R E N I N S T I T U T I O N E L E B E L E G G E R S De twaalfmaands groei van de beleggingen door de niet-financiële sector daalde in het tweede kwartaal van 2012 als gevolg van de algehele verzwakking van de economische omstandigheden en dalende inkomens. De twaalfmaands groei van beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen weerspiegelde de negatieve trend in de beleggingen van huishoudens in verzekeringstechnische reserves. Beleggingsfondsen noteerden in het derde kwartaal van 2012 een sterke instroom, die bijna geheel voor rekening kwam van beleggingen in obligatiefondsen vanwege de afnemende spanningen in deze markten – ontwikkelingen die deels het gevolg waren van de aankondiging door de ECB van de Outright Monetary Transactions (OMT’s).
38
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Tabel 3 Financiële activa van de niet-financiële sectoren in het eurogebied
Financiële activa Chartaal geld en deposito’s Schuldbewijzen, m.u.v. financiële derivaten waarvan: kortlopend waarvan: langlopend Aandelen en deelnemingen, m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen waarvan: genoteerde aandelen waarvan: niet-genoteerde aandelen en deelnemingen Aandelen in beleggingsfondsen Verzekeringstechnische reserves Overige 2) M3 3)
Twaalfmaands groei
Uitstaand be drag als percentage van totale financiële activa 1)
2010 I
2010 II
2010 III
2010 IV
2011 I
2011 II
2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
100 25 5 0 5
2,3 1,8 -2,8 -27,1 0,6
2,6 1,5 -2,7 -24,4 -0,1
2,8 2,3 -3,5 -10,8 -2,7
3,6 3,2 5,1 -7,8 6,3
3,4 3,9 6,2 -0,5 6,8
3,6 4,2 7,1 6,2 7,2
3,3 3,5 7,5 -0,7 8,3
2,6 3,0 2,8 20,3 1,4
2,9 3,6 1,4 16,0 0,2
2,6 3,1 0,5 20,3 -1,0
27 5
2,5 4,6
2,4 3,2
2,6 2,2
3,3 3,1
2,6 1,1
2,5 1,3
2,7 2,8
2,3 1,9
2,8 2,6
2,8 2,3
22 5 16 22
2,0 -0,2 5,0 3,0
2,2 -2,1 4,8 5,0
2,7 -2,9 4,7 5,4
3,4 -3,5 4,3 5,6
3,0 -4,4 3,6 5,2
2,9 -3,7 3,1 5,4
2,7 -4,7 2,7 5,4
2,4 -5,2 2,1 4,8
2,9 -3,9 1,8 5,4
3,0 -2,7 1,7 4,4
-0,1
0,1
0,8
1,1
1,8
1,3
1,7
1,5
2,9
3,0
Bron: ECB. 1) Per ultimo van het laatste kwartaal waarvoor gegevens beschikbaar zijn. Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen. 2) Overige financiële activa omvatten leningen en overige vorderingen waarin door niet-financiële vennootschappen verstrekt handelskrediet is begrepen. 3) Per kwartaalultimo. Het monetaire aggregaat M3 omvat mede door niet-MFI’s (d.w.z. de niet-financiële sectoren en niet-monetaire financiële intermediairs) in het eurogebied bij MFI’s in het eurogebied en de centrale overheid aangehouden monetaire instrumenten.
N I E T- F I N A N C I Ë L E S E C TO R In het tweede kwartaal van 2012 (het meest recente kwartaal waarover gegevens beschikbaar zijn) nam de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door de niet-financiële sector af tot 2,6%, ten opzichte van 2,9% in het eerste kwartaal (zie Tabel 3). De ontwikkelingen in het tweede kwartaal vloeiden hoofdzakelijk voort uit een zwakkere groei van zowel (i) beleggingen in valuta’s en deposito’s als (ii) beleggingen in overige financiële activa (met inbegrip van Grafiek 17 Financiële activa van nietleningen en overige vorderingen, inclusief financiële sectoren door niet-financiële vennootschappen verleend handelskrediet). (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten) Uit een uitsplitsing naar sector blijkt dat huishoudens en niet-financiële vennootschappen hun beleggingen in het tweede kwartaal terugschroefden, terwijl de overheidssector zijn beleggingen opschroefde (zie Grafiek 17). De vertraging in de opbouw van financiële activa door huishoudens was grotendeels de weerslag van een daling van het beschikbare inkomen. Huishoudens hielden minder schuldbewijzen aan en gingen door met het afstoten van aandelen in beleggingsfondsen – een proces dat begin 2011 inzette en zich volgens beleggingsfondsstatistieken in het derde kwartaal van dit jaar doorzette (dit geldt met name voor aandelenfondsen). De twaalfmaands groei van beleggingen door
totale overheid niet-financiële vennootschappen huishoudens niet-financiële sectoren
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
39
de overheid steeg in het tweede kwartaal verder, hoofdzakelijk door hogere beleggingen in schuldbewijzen, leningen en aandelen, terwijl beleggingen in valuta’s en deposito’s daalden. De afname van de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door niet-financiële vennootschappen in het tweede kwartaal van 2012 is de weerslag van een verdere daling van bruto exploitatieoverschotten en kan deels ook het gevolg zijn van het toegenomen beroep op interne financieringsbronnen in sommige lidstaten. Voor meer informatie over ontwikkelingen in de financiële stromen en balansen van de niet-financiële particuliere sector wordt verwezen naar paragraaf 2.6 en 2.7. Informatie over alle institutionele sectoren is ook te vinden in het Kader “Geïntegreerde rekeningen van het eurogebied over het tweede kwartaal van 2012” van het Maandbericht van november 2012. INSTITUTIONELE BELEGGERS De twaalfmaands groei van beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen daalde naar 2,2% in het tweede kwartaal van 2012 (zie Grafiek 18). Dit was het laagste groeipercentage sinds 1999 en weerspiegelde de daling van de beleggingen van huishoudens in verzekeringstechnische reserves sinds eind 2007. Hoewel aandelen in beleggingsfondsen opnieuw de belangrijkste bijdrage leverden aan de totale beleggingen door verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen, nam de omvang van deze bijdrage af, zoals ook die van de meeste overige instrumenten. De bijdrage van beleggingen in schuldbewijzen nam daarentegen toe als gevolg van een aanmerkelijk hogere twaalfmaands groei in het tweede kwartaal. Dit kan een weerslag zijn van het feit dat verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen hun in het vorige kwartaal opgebouwde liquiditeitsbuffers hebben belegd in vastrentende instrumenten met een hoger rendement. De inleg op jaarbasis in aandelen/participaties in beleggingsfondsen (exclusief geldmarktfondsen) steeg in het derde kwartaal van 2012 fors tot EUR 171 miljard, tegen EUR 47 miljard in Grafiek 18 Financiële activa van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
Grafiek 19 Netto inleg per jaar bij geldmarkt- en beleggingsfondsen
(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)
(EUR miljard) geldmarktfondsen aandelenfondsen 1) obligatiefondsen 1) gemengde fondsen 1) overige fondsen 1), 2)
schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten genoteerde aandelen nietgenoteerde aandelen en deelnemingen aandelen in beleggingsfondsen overige 1) totaal financiële activa 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2
9 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bron: ECB. 1) Met inbegrip van leningen, deposito’s, verzekerings technische reserves en overige vorderingen.
40
ECB Maandbericht December 2012
300 250 200 150 100 50 0 -50 -100 -150 -200
2002
2004
2006
2008
2010
300 250 200 150 100 50 0 -50 -100 -150 -200 2012
Bronnen: ECB en EFAMA. 1) Tot het eerste kwartaal van 2009 worden de kwartaalstroomramingen verkregen uit de niet-geharmoniseerde beleggingsfondsstatistieken van de ECB, berekeningen van de ECB op basis van door EFAMA aangeleverde nationale gegevens, en ramingen van de ECB. 2) Met inbegrip van vastgoedfondsen, hedgefondsen en niet elders geclassificeerde fondsen.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
het vorige kwartaal. Het twaalfmaands groeitempo nam van 0,7% in het tweede kwartaal toe tot 2,8%. De inleg op jaarbasis in obligatiefondsen leverde de grootste bijdrage, maar ook de beleggingen in gemengde fondsen trokken aan, terwijl zich voor aandelenfondsen opnieuw een uitstroom voordeed (zie Grafiek 19). Ook voor geldmarktfondsen deed zich een uitstroom voor als weerslag van de, gegeven de lage rentestand, moeilijke marktomstandigheden voor deze fondsen. Als we specifiek kijken naar de ontwikkelingen in de loop van het derde kwartaal van 2012, constateren we een instroom van EUR 75 miljard in aandelen/participaties in beleggingsfondsen (exclusief geldmarktfondsen) op basis van niet voor seizoen gecorrigeerde cijfers. De instroom in dat instrument in de eerste drie kwartalen van 2012 compenseerde ruimschoots de uitstroom in 2011. De instroom in obligatiefondsen in het derde kwartaal was veel groter dan die in andere soorten fondsen, en de twaalfmaands groei van obligatiefondsen nam in dat kwartaal toe tot 8,7%. Dat was deels de weerslag van de ontspanning op de obligatiemarkten na de afwikkeling van de 3-jaars langerlopende herfinancieringstransacties van het Eurosysteem op 22 december 2011 en maart 2012. De aankondigingen door de ECB van OMT’s zorgden voor enige afname van de spanningen op de financiële markten in het eurogebied, met name op staatsobligatiemarkten. Deze gebeurtenissen hebben institutionele beleggers wellicht aangemoedigd hun liquiditeitsbuffers aan te spreken, mogelijk om te profiteren van meer risicovolle activa.
2.3 DE GELDMARKTRENTE De geldmarktrente is tussen 5 september en 5 december 2012 globaal gedaald. De EONIA bleef met een marginale daling op een laag peil als gevolg van de historisch lage basisrentetarieven van de Grafiek 20 Geldmarktrente ECB en de forse overliquiditeit op de daggeldmarkt. De volatiliteit van de geldmarktrente bleef (procenten per jaar; ecart in procentpunten; daggegevens) globaal ongewijzigd. De niet door onderpand gedekte geldmarktrente is tussen 5 september en 5 december 2012 gedaald. Op 5 december bedroeg de eenmaands, driemaands, zesmaands en twaalfmaands EURIBOR respectievelijk 0,11%, 0,19%, 0,34% en 0,57% en stond daarmee respectievelijk 1, 8, 18 en 21 basispunten lager dan op 5 september. Het ecart tussen de twaalfmaands en eenmaands EURIBOR – een indicator van de helling van geldmarktrendementscurve – daalde in deze periode met 20 basispunten en kwam op 5 december uit op 46 basispunten (zie Grafiek 20). De door onderpand gedekte geldmarktrente stabiliseert zich al sinds begin dit jaar op een zeer laag peil (zie Grafiek 21). De rente op driemaands daggeldrenteswaps bedroeg op 5 december 0,07%, circa 1 basispunt lager dan op 5 september. Aangezien de vergelijkbare,
eenmaands EURIBOR (links) driemaands EURIBOR (links) twaalfmaands EURIBOR (links) ecart tussen twaalfmaands en eenmaands EURIBOR (rechts) 2,50
1,50
2,25 1,25
2,00 1,75
1,00
1,50 0,75
1,25 1,00
0,50
0,75 0,50
0,25
0,25 0,00
0,00 2011
2012
Bronnen: ECB en Thomson Reuters.
ECB Maandbericht December 2012
41
Grafiek 21 Driemaands EUREPO, EURIBOR en daggeldrenteswap
Grafiek 22 Driemaands rentetarieven en de rente op futures-contracten in het eurogebied
(procenten per jaar; daggegevens)
(procenten per jaar; daggegevens) driemaands EURIBOR rente op futures-contracten op 5 september 2012 rente op futures-contracten op 5 december 2012
driemaands EUREPO driemaands daggeldrenteswap driemaands EURIBOR 2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
-0,5 2011
2012
Bronnen: ECB, Bloomberg en Thomson Reuters.
2,00
2,00
1,75
1,75
1,50
1,50
1,25
1,25
1,00
1,00
0,75
0,75
0,50
0,50
0,25
0,25
0,00
0,00 2011
2012
2013
Bron: Thomson Reuters. Toelichting: Driemaands futures-contracten voor levering aan het eind van het lopende kwartaal en de volgende drie kwartalen, zoals op Liffe genoteerd.
ongedekte EURIBOR een sterkere daling vertoonde, daalde het ecart tussen beide rentes van 19 basispunten op 5 september tot 13 basispunten op 5 december. De driemaands EUREPO bleef in de verslagperiode ongewijzigd op -0,01%. De rentevoeten zoals impliciet begrepen in de prijzen van driemaands EURIBOR-futures met vervaldatum in december 2012 en maart en juni 2013 bedroegen op 5 december respectievelijk 0,18%, 0,17% en 0,17%, een daling van 3, 5 en 7 basispunten ten opzichte van de niveaus op 5 september. Dit weerspiegelt deels de verwachte verlaging van de basisrentetarieven van de ECB (zie grafiek 22). De impliciete volatiliteit bij constante looptijden van drie, zes, negen en twaalf maanden, zoals afgeleid uit opties op driemaands EURIBOR-futures, bleef globaal ongewijzigd ten opzichte van het niveau op 5 september (zie Grafiek 23). Wat het daggeldsegment betreft, gaf de EONIA in de negende, tiende en elfde reserveaanhoudingsperiode van dit jaar een verdere marginale afname te zien van gemiddeld 9 basispunten om op 5 december uit te komen op 0,069%. Het negatieve ecart tussen de EONIA en de basis-herfinancieringsrente nam daarmee gedurende de verslagperiode marginaal verder toe, als gevolg van de zeer hoge overliquiditeit op de daggeldmarkt. Tijdens de verslagperiode bleef de ECB liquiditeiten verschaffen via herfinancieringstransacties met looptijden van een week, een aanhoudingsperiode en drie maanden. Al deze transacties werden uitgevoerd als vaste-rentetender met volledige toewijzing. Daarnaast voerde de ECB in de negende, tiende en elfde aanhoudingsperiode van het jaar wekelijks liquiditeitsverkrappende transacties uit met een looptijd van een week via variabelerentetenders met een maximale inschrijvingsrente van 0,75%. Via deze liquiditeitsverkrappende transacties wil de ECB liquiditeit aan de markt onttrekken voor een bedrag gelijk aan de omvang van de aankopen in het kader van het Programma voor de effectenmarkten. Op 5 december was daarmee EUR 208,5 miljard gemoeid.
42
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 23 Impliciete volatiliteiten met constante looptijden afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures
Grafiek 24 ECB-rentetarieven en de daggeldrente
(procenten per jaar; daggegevens)
(procenten per jaar; daggegevens)
driemaands constante looptijd zesmaands constante looptijd negenmaands constante looptijd twaalfmaands constante looptijd
vaste rente bij basisherfinancieringstransacties depositorente daggeldrente (EONIA) marginale beleningsrente
0,30
0,30
2,5
2,5
0,25
0,25
2,0
2,0
0,20
0,20
1,5
1,5
0,15
0,15
1,0
1,0
0,10
0,10
0,5
0,5
0,05
0,05
0,0
0,0
0,00 juli okt. jan. april juli okt. 2010 2011
0,00 jan. april juli okt. 2012
2011 2012 Bronnen: ECB en Thomson Reuters.
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Deze maatstaf wordt berekend in twee stappen. Allereerst worden de impliciete volatiliteiten afgeleid van opties op driemaands EURIBOR-futures omgezet door deze uit te drukken in termen van prijzen in plaats van rendementen. Vervolgens worden de daaruit resulterende impliciete volatiliteiten, die een constante looptijd kennen, omgezet naar data met een constante resterende looptijd.
De verslagperiode kenmerkte zich door een zeer hoge overliquiditeit, met in de betreffende drie reserveaanhoudingsperioden (de negende, tiende en elfde aanhoudingsperiode van 2012) een gemiddeld dagelijks beroep op de depositofaciliteit van EUR 265 miljard, terwijl de overreserves stegen naar EUR 423 miljard. Ter vergelijking, het gemiddeld dagelijks beroep op de depositofaciliteit in de drie voorgaande aanhoudingsperioden bedroeg in totaal EUR 479 miljard, terwijl de overreserves uitkwamen op gemiddeld EUR 291 miljard. Deze daling is vooral het gevolg van de verschuiving van basisgeld van de depositofaciliteit naar rekening-courant (boven op de reserveverplichtingen) vanwege de verlaging van de depositorente tot 0% per 11 juli 2012.
ECB Maandbericht December 2012
43
Kader 4
LIQUIDITEITSVERHOUDINGEN EN MONETAIRE-BELEIDSTRANSACTIES TUSSEN 8 AUGUSTUS EN DINSDAG 13 NOVEMBER 2012 In dit Kader wordt een beschrijving gegeven van het liquiditeitsbeheer van de ECB tijdens de reserve-aanhoudingsperioden die eindigden op 11 september, 9 oktober en 13 november 2012. Tijdens de verslagperiode werden de basisherfinancieringstransacties (BHT’s) uitgevoerd als vasterentetenders met volledige toewijzing. Dezelfde procedure gold wederom bij herfinancieringstransacties met bijzondere termijn, namelijk een termijn van één reserveaanhoudingsperiode. De vaste rente bij deze transacties was telkens dezelfde als de op dat moment gangbare BHT-rente. Bovendien werden ook de driemaands langerlopende herfinancieringstransacties (LHT’s) tijdens de verslagperiode uitgevoerd als vasterentetenders met volledige toewijzing. De in deze transacties gehanteerde rente was de gemiddelde rente op de BHT’s gedurende de looptijd van de desbetreffende LHT. De ECB-beleidsrentetarieven, ten slotte, bleven onveranderd. Liquiditeitsbehoefte van het bankwezen Tijdens de verslagperiode bedroeg de gezamenlijke liquiditeitsbehoefte van het bankwezen – gedefinieerd als de som van de autonome factoren en de reserveverplichtingen – gemiddeld €520,9 miljard. Dat was €24,7 miljard hoger dan het gemiddelde dagelijkse niveau in de voorgaande drie aanhoudingsperioden (van 9 mei tot en met 7 augustus 2012). De reserveverplichtingen bedroegen in de drie hier besproken aanhoudingsperioden gemiddeld €106,8 miljard, hetzelfde bedrag als de voorgaande drie aanhoudingsperioden. De autonome factoren namen intussen met €24,8 miljard tot gemiddeld €414,1 miljard. Grafiek A Door banken op rekeningenRekeningcouranttegoeden boven de reserveverplichtingen bedroegen in de verslagperiode gemiddeld €428,3 miljard (zie Grafiek A). Deze grote tegoeden waren toe te schrijven aan de verlaging van de rente op de depositofaciliteit tot 0% in juli 2012, waardoor het banken in beginsel niets meer uitmaakte of zij hun liquiditeitsoverschot ‘s nachts naar de depositofaciliteit overboekten of deze onrendabel op de rekening courant lieten staan als overtollige reserves. In de vorige verslagperiode bedroegen de rekeningcouranttegoeden uitgaande boven de reserveverplichtingen gemiddeld €4,4 miljard in de eerste twee reserveaanhoudingsperiodes, en €403 miljard in de derde.
44
ECB Maandbericht December 2012
courant aangehouden tegoeden naast de reserveverplichtingen
(EUR miljard; gemiddeld niveau per aanhoudingsperiode) 440 440 430 430 420 420 410 410 18
18
16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0 nov. juli 2007 2008 Bron: ECB.
maart nov. 2009
juli maart nov. 2010 2011
juli 2012
0
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Aanbod van liquiditeit In de verslagperiode bedroeg de gemiddelde totale liquiditeitverschaffing door middel van openmarkttransacties €1.244,7 miljard, of €16,1 miljard minder dan de voorgaande drie reserveaanhoudingsperiodes. Bij tenders1 werd gemiddeld €965,4 miljard verstrekt, €14,5 miljard minder dan in de voorgaande verslagperiode (zie Grafiek B). Het gemiddelde bedrag aan liquiditeit verschaft middels BHT’s van één week nam met €6,4 miljard af ten opzichte van de voorgaande periode. Het gemiddelde bedrag aan liquiditeit verschaft middels LHT’s daalde met €10,4 miljard, terwijl de gemiddelde verkrapping middels de wekelijkse ‘fine-tuning’-transacties daalde met €2,2 miljard, vooral als gevolg van vrijvallende bedragen in het kader van het Effectenmarkt-programma (Securities Markets Programme, of SMP) Het eerste en het tweede obligatie-inkoopprogramma (CBPP en CBPP2) zorgden tezamen met het SMP voor gemiddeld €279,4 miljard aan liquiditeit tijdens de verslagperiode. Dat was weer iets minder dan het gemiddelde in de voorgaande drie aanhoudingsperioden.
Grafiek B Liquiditeitsbehoefte van het bankwezen en liquiditeitsvoorziening (EUR miljard; daggemiddelden voor de verslagperiode zijn naast elke post weergegeven) langerlopende herfinancieringstransacties: EUR 1.064,6 miljard basisherfinancieringstransacties: EUR 110,4 miljard CBPP-, CBPP2- en SMP-portefeuilles: EUR 279,4 miljard netto beroep op depositofaciliteit: EUR 295,1 miljard rekeningen-courant: EUR 535,6 miljard autonome factoren: EUR 414,1 miljard wekelijkse liquiditeitsverkrappende ‘fine-tuning’transacties: EUR 209,6 miljard reserveverplichtingen: EUR 106,8 miljard 1.600 1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 -800 -1.000 -1.200 -1.400 -1.600
aug.
sept. 2012
okt.
1.600 Aanbod van 1.400 liquiditeit 1.200 1.000 800 600 400 200 0 -200 -400 -600 -800 -1.000 -1.200 -1.400 Liquiditeits-1.600 behoefte
Bron: ECB.
Het uitstaande bedrag aan liquiditeit verschaft middels het CBPP – dat in juni 2010 werd beëindigd – bedroeg op 13 november 2012 €53,2 miljard, iets lager dan in de voorgaande verslagperiode, als gevolg van vervallen bedragen. Op 13 november 2012 bereikte het aanschafbedrag in het kader van het CBPP2 – geëindigd op 31 oktober 2012 – €16,4 miljard, terwijl de netto aanschafwaarde in het kader van het SMP €208,5 miljard bedroeg, tegenover €211,3 miljard op 8 augustus 2012, als gevolg van vervallen bedragen. De wekelijkse ‘fine-tuning’transacties haalden alle in het kader van het SMP verschafte liquiditeit weer uit de markt. Beroep op permanente faciliteiten Het liquiditeitsoverschot (gedefinieerd als de totale liquiditeit verschaft via transacties en de marginale beleningsfaciliteit minus autonome factoren en reserveverplichtingen) beliep in de verslagperiode gemiddeld €724,8 miljard (tegen €766,2 miljard in de voorgaande verslagperiode). Het beroep op de marginale beleningsfaciliteit daalde in de verslagperiode van gemiddeld €1,4 miljard in de voorgaande drie aanhoudingsperioden tot gemiddeld €1,0 miljard. Het beroep op de depositofaciliteit daalde van gemiddeld €639,1 miljard tot gemiddeld €296,1 miljard als gevolg van de verlaging van de depositorente tot 0%. Per saldo bedroeg het 1 Tot de tendertransacties behoren basisherfinancieringstransacties, langerlopende herfinancieringstransacties en ‘finetuning-’transacties. De laatste categorie kan zowel liquiditeitsverruimend als liquiditeitsverkrappend zijn.
ECB Maandbericht December 2012
45
gemiddelde beroep 2 op de depositofaciliteit €295,1 miljard. Rentetarieven De belangrijkste beleidsrentetarieven die de ECB hanteert in haar herfinancieringstransacties, de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit bleven in de verslagperiode onveranderd op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. Omdat er in de verslagperiode ruim voldoende liquiditeit aanwezig was bleven de EONIA en andere geldmarkttarieven voor de zeer korte termijn laag. De EONIA bedroeg gemiddeld 0,10%, ofwel 65 basispunten beneden het BHT-tarief (zie Grafiek C).
Grafiek C De EONIA en de rentetarieven van de ECB (dagelijkse rentetarieven in procenten) bandbreedte gevormd door de rente op de marginale belenings- en op de depositofaciliteit vaste rente bij basisherfinancieringstransacties EONIA
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0 2012
Bron: ECB. 2 Het netto beroep op de depositofaciliteit is gelijk aan het beroep op de depositofaciliteit minus het beroep op de marginale beleningsfaciliteit in de verslagperiode, inclusief de weekends.
2 . 4 O B L I G AT I E M A R K T E N Tussen eind augustus en 5 december daalde het rendement op overheidsobligaties met een AAArating licht, terwijl het rendement op langlopende Amerikaanse overheidsobligaties over het geheel genomen stabiel bleef. De marktperceptie van de risico’s in het eurogebied nam in die periode verder af, als gevolg van de aankondiging van rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions, or OMT’s) en andere positief nieuws, zoals de vooruitgang die geboekt is bij de opzet van een bankenunie, de herstructurering van de Spaanse banksector en het akkoord over de Griekse staatsschuld. Het rendementsecart tussen staatsobligaties en obligaties van financiële vennootschappen enerzijds en obligaties met een AAA-rating anderzijds nam verder af. De daling van de ecarts was steiler bij emittenten met een lagere kredietstatus. Ook de liquiditeitspremies en impliciete volatiliteit daalden. Tegelijkertijd duiden marktgerelateerde indicatoren erop dat de inflatieverwachtingen in de markt volledig in overeenstemming zijn met prijsstabiliteit. Tussen eind augustus en 5 december daalde het rendement op overheidsobligaties met een AAArating licht. Het rendement op langlopende staatsobligaties met een AAA-rating in het eurogebied piekte medio september op 2%, om aan het einde van de verslagperiode weer af te nemen tot 1,7%, 14 basispunten lager dan drie maanden geleden (zie Grafiek 25). In de Verenigde Staten steeg het rendement op langlopende overheidsobligaties met 4 basispunten tot bijna 1,6% op 5 december. Als gevolg hiervan daalde het nominale renteverschil tussen tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied enerzijds en de Verenigde Staten anderzijds in deze periode met 18 basispunten. In Japan daalde het rendement op tienjaars overheidsobligaties in dezelfde periode met 8 basispunten om op 5 december uit te komen op 0,7%.
46
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Het lage rendement op obligaties met een AAA-rating sluit aan bij de verwachtingen over zwakke economische bedrijvigheid, zoals blijkt uit de neerwaartse bijstelling van de groeiprognoses van het IMF en de OESO in respectievelijk oktober en november. Daar komt bij dat het risico van een ‘fiscal cliff’ een schaduw werpt over het economische herstel in de Verenigde Staten, ondanks recent positief nieuws over de huizenmarkt.
Grafiek 25 Rendement op langlopende overheidsobligaties (procenten per jaar; daggegevens) eurogebied (links) Verenigde Staten (links) Japan (rechts) 3,20
2,60
3,00
2,40
2,80
2,20
2,60
2,00
2,40
1,80
Wat de ontwikkelingen voor obligaties met 1,60 2,20 een lagere rating betreft, reageerde de markt 1,40 2,00 positief op de bekendmaking van de voorwaar1,20 1,80 den die de ECB hanteert voor het uitvoeren 1,00 1,60 van Outright Monetary Transactions (OMT’s). Deze bekendmaking lijkt met name te heb0,80 1,40 ben gezorgd voor een verdere afname van het 0,60 1,20 ingeschatte staartrisico voor het eurogebied en 2011 2012 verklaart wellicht ook waarom de afwaardering Bronnen: EuroMTS, ECB, Bloomberg en Thomson van de kredietstatus van Spanje (twee stapReuters. Toelichting: De rendementen op langlopende overheids pen naar BBB- door Standard & Poor’s op 10 obligaties hebben betrekking op tienjaars obligaties of obligaties met de meest vergelijkbare looptijd. Het ren oktober) en Frankrijk (één stap naar Aa1 door dement op in het eurogebied uitgegeven obligaties is Moody’s op 19 november) weinig gevolgen gebaseerd op gegevens van de ECB over obligaties met een AAArating. Dit betreft thans Duitse, Finse, Franse, heeft gehad. In de verslagperiode is ook voorNederlandse en Oostenrijkse obligaties. uitgang geboekt bij de opzet van een bankenunie en bij de herstructurering en herkapitalisatie van de Spaanse banksector, conform het Memorandum of Understanding dat tot stand kwam na het verzoek van de Spaanse regering om externe financiële steun. Wat de Griekse schuld betreft, is goedkeuring verleend aan de uitkering van de volgende tranche door de European Financial Stability Facility (EFSF) en heeft de Eurogroep duidelijk toegezegd dat zij de Griekse regering wil helpen bij het terugdringen van de overheidsschuld tot onder 110% van het bbp in 2022. Deze toezegging behelst het terugkopen van obligaties, een lagere rente en langere looptijden voor de Griekse leningen en de vrijwillige afdracht van middelen door nationale overheden naar analogie van de winsten in het kader van het Programma voor de effectenmarkten, zonder dat dit gevolgen heeft voor winstuitkeringen door de nationale centrale banken, dit alles op voorwaarde dat Griekenland de afgesproken hervormingen volledig doorvoert. Deze combinatie van maatregelen heeft bijgedragen aan een positief sentiment ten aanzien van een oplossing van de schuldencrisis. In de Verenigde Staten wil de Federal Reserve de lange rente omlaag brengen en is zij daarom op 13 september begonnen met de extra opkoop van hypotheekobligaties van Amerikaanse overheidsinstanties en heeft zij de looptijd van schatkistpapier verder verlengd. De onzekerheid onder beleggers over de kortetermijn-ontwikkelingen op de obligatiemarkt in het eurogebied, zoals afgemeten aan de in opties besloten volatiliteit, volgde de gestaag dalende lijn die begin augustus werd ingezet (zie Grafiek 26). De impliciete volatiliteit stond aan het einde van de verslagperiode op een niveau dat sinds mei 2011 niet meer is opgetekend, maar niettemin hoger ligt dan vóór aanvang van de crisis en ook hoger dan in de Verenigde Staten en Japan. De impliciete volatiliteit is in de Verenigde Staten en Japan echter minder hard gedaald dan in het eurogebied, waardoor het verschil aanmerkelijk kleiner is geworden. Ook de lagere ECB Maandbericht December 2012
47
Grafiek 26 Impliciete volatiliteit in de markt voor overheidsobligaties
Grafiek 27 Rendement op geïndexeerde nulcouponobligaties in het eurogebied
(procenten; daggegevens)
(procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
eurogebied Verenigde Staten Japan
vijfjaars voor de toekomstige inflatie geïndexeerd obligatierendement vijf jaar vooruit vijfjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement tienjaars voor de huidige inflatie geïndexeerd obligatierendement
12
12
3,0
3,0
10
10
2,5
2,5
8
8
2,0
2,0
6
6
1,5
1,5
1,0
1,0
4
4
0,5
0,5
2
2
0,0
0,0
0 dec.
-0,5
-0,5
-1,0
-1,0
-1,5
-1,5
0 dec. 2011
feb.
april
juni aug. 2012
okt.
Bron: Bloomberg. Toelichting: De impliciete volatiliteit op de obligatiemarkten is een maatstaf voor de onzekerheid op de korte termijn (maximaal drie maanden) voor de koersen van Duitse en Amerikaanse tienjaars overheidsobligaties. Bloomberg hanteert voor zowel puts als calls de impliciete volatiliteit van de uitoefenprijs die het dichtst bij de ‘at-the-money’-prijs ligt, daarbij gebruik makend van futures die de eerstvolgende maand aflopen.
2011
2012
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Sinds eind augustus 2011 worden de werke lijke percentages berekend als een met het bbp gewogen gemiddelde van de afzonderlijke reële percentages voor Frankrijk en Duitsland. Daarvóór werden de reële per centages berekend door een schatting te maken van een gecombineerde reële rendementscurve voor Frankrijk en Duitsland.
liquiditeitspremies op Duitse en Franse overheidsobligaties ten opzichte van de obligaties van Duitse en Franse overheidsinstanties zijn een teken dat het sentiment op de obligatiemarkt in het eurogebied is verbeterd. Als gevolg van de positieve ontwikkelingen in sommige van de landen, waar de overheidsobligaties tijdens de schuldencrisis onder grotere druk kwamen te staan, en door de lagere volatiliteit op de obligatiemarkten was er sprake van een algehele daling van de credit default swaps en obligatierente in landen die zwaarder door de crisis zijn getroffen. De Griekse rente daalde tussen eind augustus en 5 december met ruim 800 basispunten. Scherpe dalingen deden zich ook voor in de andere landen die financiële steun ontvangen (184 basispunten in Portugal en 147 basispunten in Ierland), evenals in Italië en Spanje (respectievelijk 141 en 148 basispunten). Alleen de rente op Duitse en Finse obligaties steeg licht, waardoor het ecart tussen tienjaars overheidsobligaties en Duitse overheidsobligaties in de verslagperiode verder is afgenomen, maar nog wel ruim hoger ligt dan vóór de staatsobligatiecrisis. Het rendement op geïndexeerde overheidsobligaties bleef vanaf eind augustus tot en met december globaal ongewijzigd, waarbij de vijfjaars en tienjaars rendementen een bescheiden stijging van respectievelijk 2 en 5 basispunten te zien gaven, waardoor de reële rente uitkwam op
48
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 28 Nulcoupon-‘break-even’inflatie en rente op inflatieswaps in het eurogebied
Grafiek 29 Impliciete termijndaggeldrente in het eurogebied
(procenten per jaar; vijfdaagse voortschrijdende gemiddelden van daggegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
(procenten per jaar; daggegevens) 5 december 2012 31 augustus 2012
vijfjaars toekomstige ‘break-even’-inflatie vijf jaar vooruit vijfjaars toekomstige rente op inflatieswaps vijf jaar vooruit 2,8
2,8
2,6
2,6
2,4
2,4
2,2
2,2
2,0
2,0
1,8
1,8 2011
2012
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Sinds eind augustus 2011 wordt de ‘breakeven’-inflatie berekend als een met het bbp gewogen gemiddelde van de afzonderlijk geraamde ‘break-even’inflatie voor Frankrijk en Duitsland. Daarvóór werd de ‘break-even’-inflatie berekend door rendementen uit de nominale rendementscurve voor in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met een AAA-rating te vergelijken met een gecombineerde reële rendementscurve afgeleid van Franse en Duitse geïndexeerde overheidsobligaties.
4,0
4,0
3,5
3,5
3,0
3,0
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5 2012
2014
2016
2018
2020
2022
-0,5
Bronnen: ECB, EuroMTS (onderliggende gegevens) en Fitch Ratings (ratings). Toelichting: De impliciete termijnrendementscurve, die is af geleid van de in de markt waargenomen rentetermijn structuur, geeft de marktverwachtingen weer ten aanzien van de toekomstige niveaus van de korte rente. De voor het berekenen van deze impliciete termijnrendements curven gebruikte methode is beschreven in het onderdeel ‘Euro area yield curve’ op de website van de ECB. De voor de raming gebruikte gegevens bestaan uit rendemen ten op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met AAArating.
respectievelijk -0,8% en -0,1% (zie Grafiek 27). Het perspectief van een aanhoudende zwakke economische bedrijvigheid drukte de reële rente in het rood, met name voor de korte looptijden. Bij de lange looptijden steeg de impliciete toekomstige reële rente in het eurogebied (vijfjaars inflatie vijf jaar vooruit) met 8 basispunten tot bijna 0,5%. Gezien het licht lagere rendement op nominale obligaties met een AAA-rating en het hogere rendement op geïndexeerde obligaties signaleerde de markt een lichte afname van de “break even”inflatie. De impliciete toekomstige “break even”-inflatie in het eurogebied (vijfjaars inflatie vijf jaar vooruit) daalde met 14 basispunten tot onder 2,4%. Intussen daalde ook de rente op inflatieswaps met dezelfde tijdshorizon, en wel met 10 basispunten tot circa 2,2% aan het einde van de verslagperiode (zie Grafiek 28). Wanneer ook rekening wordt gehouden met specifieke marktfactoren, duiden marktgerelateerde indicatoren erop dat de inflatieverwachtingen volledig in overeenstemming blijven met prijsstabiliteit. De vorm van de impliciete termijndaggeldrente in het eurogebied vlakte gedurende de verslagperiode enigszins af, wellicht een signaal dat de markt verwacht dat de daggeldrente langer laag blijft dan in augustus werd ingeschat (zie Grafiek 29). ECB Maandbericht December 2012
49
Tussen eind augustus en 5 december 2012 gaven de rendementsecarts op kredietwaardige bedrijfsobligaties in het eurogebied (ten opzichte van de Merrill Lynch EMU AAA-rated government bond index) voor alle ratingcategorieën een verdere daling te zien. Deze daling kan worden gezien als een verlaging van de risicopremies, omdat de ecarts met name kleiner zijn geworden bij emittenten in de lagere ratingcategorieën. Daarbij was de rentedaling steiler voor financiële vennootschappen, die sinds het begin van de crisis met fors hogere ecarts te maken hebben dan niet-financiële vennootschappen. Zo daalde de ecarts op obligaties met een BBB-rating van financiële emittenten met 184 basispunten en van niet-financiële vennootschappen met 24 basispunten. Ook voor financiële vennootschappen met een A-rating zijn de ecarts aanzienlijk gedaald (38 basispunten), terwijl die voor niet-financiële emittenten met een vergelijkbare rating marginaal toenamen. Globaal genomen wijst de recente ontwikkeling van de bedrijfsobligatierendementen op een verbetering van het marktfinancieringsklimaat, met name in de financiële sector.
2.5 AANDELENMARKTEN Tussen eind augustus en 5 december 2012 stegen de aandelenkoersen in het eurogebied met circa 6% en bleven zij in de Verenigde Staten globaal ongewijzigd. De aandelenkoersen trokken in september in beide economische regio’s fors aan na de bekendmaking van de voorwaarden die de ECB hanteert bij de uitvoering van rechtstreekse monetaire transacties (Outright Monetary Transactions) en de aankondiging van verdere monetaire stimulering in de Verenigde Staten. In het eurogebied droegen de initiatieven ter versterking van de financiële stabiliteit door middel van een bankenunie, vooruitgang bij de herstructurering van de Spaanse banksector en overeenstemming over de Griekse noodsteun verder bij aan een positief marktsentiment. In de Verenigde Staten had het angstbeeld van een fiscal cliff een negatief effect op de aandelenkoersen, Grafiek 30 Aandelenindices met name in de twee maanden tot begin december. In beide economische regio’s presteerden de financiële fondsen in de verslagperiode beter dan (index: 1 december 2011 = 100; daggegevens) de andere fondsen. De onzekerheid op de aandeeurogebied lenmarkten, zoals afgemeten aan de impliciete Verenigde Staten Japan volatiliteit, is zowel in het eurogebied als in de 125 Verenigde Staten afgenomen. 125 Tussen eind augustus en 5 december 2012 steeg de samengestelde koersindex in het eurogebied met circa 6%, terwijl de vergelijkbare Amerikaanse index globaal ongewijzigd bleef (zie Grafiek 30). In het eurogebied stegen de aandelenkoersen in de financiële sector scherper (13%) dan in de niet-financiële sector (5%). Ook in de Verenigde Staten presteerden de financiële fondsen beter dan de andere fondsen. De eerstgenoemden stegen met circa 4%, terwijl laatstgenoemden licht zijn gedaald. Ter vergelijking, in het Verenigd Koninkrijk daalde de brede koersindex in de drie maanden tot begin december met circa 3% en in Japan met 7%. De ontwikkeling van de aandelen-
50
ECB Maandbericht December 2012
120
120
115
115
110
110
105
105
100
100
95
95
90
90
85 dec. 2011
feb.
april
juni
aug. 2012
okt.
dec.
85
Bronnen: Thomson Reuters. Toelichting: Ruime Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied, Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten en Nikkei 225-index voor Japan.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
indices in het eurogebied en de Verenigde Staten deed zich voor onder omstandigheden die gekenmerkt werden door een lagere risicoperceptie, zoals ook blijkt uit de afname van de impliciete volatiliteit van aandelenindexopties (zie Grafiek 31). Aan het begin van de verslagperiode veerden de aandelenkoersen in beide economische regio’s sterk op, na de bekendmaking van de voorwaarden waaronder de ECB OMT’s wil uitvoeren en de uitspraak van de Duitse rechter begin september inzake het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM). Daarnaast werden de aandelenkoersen positief beïnvloed door de aankondiging van verdere monetaire stimulering in de Verenigde Staten. De aandelenrally kwam eind september tot stilstand als gevolg van gemengde signalen over de wereldeconomie. In de Verenigde Staten gaf de huizenmarkt tekenen van verbetering zien en bleef de economie in het derde kwartaal van 2012 groeien. In het eurogebied nam het reële bbp in diezelfde periode af en wezen de economische indicatoren op zwakke vooruitzichten. Bovendien ontstond er bezorgdheid over het vinden van een oplossing voor de fiscal cliff in de Verenigde Staten, wat een drukkend effect had op de Amerikaanse aandelenkoersen.
Grafiek 31 Impliciete volatiliteit van de aandelenmarkt (procenten per jaar; vijfdaags voortschrijdend gemiddelde van daggegevens) eurogebied Verenigde Staten Japan 40
40
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10 dec. 2011
feb.
april
juni
2012
aug.
okt.
dec.
10
Bron: Bloomberg. Toelichting: De impliciete volatiliteiten geven de verwachte standaarddeviatie weer van de procentuele mutaties van de beurskoersen gedurende een periode van maximaal drie maanden, zoals impliciet begrepen in de koersen van opties op aandelenindices. De koersindices waarop de impliciete volatiliteiten betrekking hebben zijn de Dow Jones EURO STOXX 50-index voor het eurogebied, de Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten en de Nikkei 225-index voor Japan.
In het eurogebied zijn de aandelenkoersen tussen oktober en begin december verder gestegen, zij het langzamer dan in de eerste helft van september. Het positieve marktsentiment in het euroTabel 4 Koersmutaties in de indices voor de verschillende economische sectoren in de Dow Jones EURO STOXX (procenten van ultimokoersen) EURO STOXX
Diensten voor Con Grond consu sumptie stoffen menten goederen
Olie en Finan gas cieel
Gezond heids zorg
Indus trie
Tele Tech commu nologie nicatie
Nuts bedrij ven
Aandeel sector in marktkapitalisatie (ultimocijfers)
100,0
10,8
6,9
17,6
7,4
21,3
6,2
14,8
4,9
4,2
6,0
Koersmutaties (ultimocijfers) 2011-III 2011-IV 2012-I 2012-II 2012-III okt. 2012 nov. 2012 31 aug. 2012 - 5 dec. 2012
-23,1 5,1 9,5 -8,4 7,9 1,6 2,7 6,1
-28,9 13,1 14,2 -8,3 13,2 -1,9 4,6 7,6
-17,4 5,6 5,2 -5,3 8,3 3,0 3,9 7,9
-20,0 9,1 15,3 -4,6 5,7 1,7 5,2 5,6
-19,1 18,6 1,4 -9,3 7,7 1,0 0,2 -0,8
-30,9 -1,8 11,3 -13,7 12,0 4,9 3,5 13,2
-9,2 11,3 5,5 5,0 7,4 0,5 1,1 5,4
-27,4 6,5 12,7 -8,5 6,5 2,7 3,0 7,3
-15,9 1,9 21,6 -16,1 10,8 1,6 8,1 10,5
-14,4 -3,6 -5,0 -10,6 -1,0 -6,1 -2,7 -9,5
-18,5 -4,3 1,3 -8,2 2,1 0,8 -7,0 -3,9
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht December 2012
51
gebied werd vooral gevoed door de stappen die zijn gezet om de Europese schuldencrisis op te lossen, zoals politieke initiatieven ter versterking van de financiële stabiliteit door middel van een bankenunie, vooruitgang bij de herstructurering van de Spaanse banksector en overeenstemming over de Griekse noodsteun. De afwaardering van Spanje (in oktober door Standard & Poor’s) en Frankrijk (in november door Moody’s) had slechts een beperkt effect op de aandelenmarkten in het eurogebied, aangezien de markt dit over het algemeen al had ingecalculeerd. De onzekerheid op de aandelenmarkten, afgemeten aan de impliciete volatiliteit, is in de verslagperiode globaal afgenomen: in het eurogebied met 9 procentpunt van 24% naar 15% en in de Verenigde Staten in beperkte mate van 16% naar 15%. De forse afname van de impliciete volatiliteit op de aandelenmarkten in het eurogebied moet in het licht worden gezien van de zojuist genoemde maatregelen ter oplossing van de Europese schuldencrisis en de daaropvolgende stijging van de aandelenkoersen. Hoewel de impliciete volatiliteit in de Verenigde Staten nog steeds lager ligt dan in het eurogebied, kennen beide valutagebieden momenteel een historisch lage volatiliteit.
Grafiek 32 Verwachte ontwikkeling van de bedrijfswinst per aandeel in het eurogebied en de Verenigde Staten (procenten per jaar; maandgegevens) eurogebied, korte termijn 1) Verenigde Staten, korte termijn 1) eurogebied, lange termijn 2) Verenigde Staten, lange termijn 2) 36
36
30
30
24
24
18
18
12
12
6
6
0
0
-6
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-6
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. Toelichting: Verwachte winstgroei van bedrijven opgenomen in de Dow Jones EURO STOXX-index voor het eurogebied en de Standard & Poor’s 500-index voor de Verenigde Staten. 1) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van twaalf maanden (twaalfmaands groeicijfers). 2) Winstverwachtingen van analisten op een termijn van drie tot vijf jaar (twaalfmaands groeicijfers).
De sectorale subindices van de aandelenmarkt in het eurogebied gaven in de drie maanden tot 5 december een stijging te zien, met uitzondering van olie en gas, telecom en de nutsbedrijven. Ten opzichte van de samengestelde index voor het eurogebied, die in de verslagperiode met 6% toenam, noteerden vooral de financiële en technologisch fondsen een scherpe stijging van respectievelijk 13% en 11%. Het lijkt erop dat de koerswinsten in de financiële sector mede het gevolg zijn van de bekendmaking van de voorwaarden waaronder de ECB OMT’s wil uitvoeren, de politieke initiatieven ter versterking van de financiële stabiliteit door middel van een bankenunie en de vooruitgang die is geboekt bij de herstructurering van de Spaanse banksector. In de Verenigde Staten, waar de samengestelde index in de verslagperiode globaal ongewijzigd bleef, gaven de sectorale subindices een relatief geringe verandering zien, variërend van -3% tot 3%. De enige uitzondering was de technologiesector, waar de aandelenkoersen met ruim 8% zijn gedaald. Wat betreft de (financiële en niet-financiële) vennootschappen in het eurogebied die in de Dow Jones EURO STOXX-index zijn opgenomen, laten de winstcijfers zien dat de feitelijke negatieve winstgroei op jaarbasis in de verslagperiode licht is afgenomen, van circa -12% in september tot circa -8% in november. Met name in de financiële, telecom- en technologiesector werd opnieuw minder winst gemaakt, terwijl bedrijven in de industriële en consumptiegoederensector over de verslagperiode een positieve winstgroei rapporteerden. De door marktdeelnemers voor
52
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
de komende periode van twaalf maanden geraamde winstgroei per aandeel bleef globaal stabiel rond 12%, terwijl de op de lange termijn verwachte winstgroei per aandeel licht toenam, van circa 9% in september tot circa 10% in november (zie Grafiek 32).
2 . 6 F I N A N C I E R I N G E N V E R M O G E N S P O S I T I E VA N N I E T- F I N A N C I Ë L E V E N N O OT S C H A P P E N Tussen juli en oktober 2012 zijn de reële financieringskosten voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied over de gehele linie voor alle subcategorieën gedaald, met name wat betreft de kosten van in de markt gefinancierde schuld. Wat de financiële stromen betreft, nam de twaalfmaands groei van leningen aan niet-financiële vennootschappen in het derde kwartaal van 2012 verder af. De geringe dynamiek van de bancaire kredietverlening was het gevolg van een zwakke vraag, strenge kredietvoorwaarden en de verschuiving van bancaire leningen naar alternatieve financieringsbronnen, zoals schuldbewijzen, die in het derde kwartaal van 2012 een verdere stijging te zien gaven.
F I N A N C I E R I N G S K L I M A AT De reële kosten van externe financiering voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied – berekend door de kosten van de verschillende financieringsbronnen te wegen op basis van de uitstaande bedragen, gecorrigeerd voor waarderingseffecten – zijn tussen juli en oktober 2012 verder gedaald met 23 basispunten tot circa 3,1% (zie Grafiek 33). Deze ontwikkeling van de totale financieringskosten deed zich over de gehele linie in alle subcategorieën voor, maar was met name opvallend bij de kosten van in de markt gefinancierde schuld, die in de verslagperiode met 56 basispunten afnamen. Tussen juli en oktober daalde de reële lange debetrente voor niet-financiële vennootschappen met 28 basispunten tot 1,3% en de reële korte rente met 18 basispunten tot 0,9%. Ook de reële kosten van beursgenoteerd aandelenvermogen namen met 16 basispunten licht af tot 7,2%. Meer recente gegevens geven aan dat de reële kosten van in de markt gefinancierde schuld in november verder zijn gedaald met circa 20 basispunten tot 1,0%, terwijl de reële kosten van beursgenoteerd aandelenvermogen ongewijzigd zijn gebleven. Op de langere termijn bezien, bleven de totale reële financieringskosten voor niet-financiële vennootschappen in het eurogebied in november 2012 op een historisch laag niveau. Dat geldt voor alle financieringsbronnen in Grafiek 33, met uitzondering van de reële kosten van aandelenvermogen.
Grafiek 33 Reële kosten van de externe financiering van de niet-financiële vennootschappen in het eurogebied (procenten per jaar; maandgegevens) totale financieringskosten reële korte bancaire rente reële lange bancaire rente reële kosten van schuldfinanciering in de markt reële kosten van genoteerde aandelen 9
9
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
0 2012
Bronnen: ECB, Thomson Reuters, Merrill Lynch en prognoses van Consensus Economics. Toelichting: De reële kosten van de externe financiering van de niet-financiële vennootschappen zijn berekend als gewogen gemiddelde van de kosten van bankkrediet, de kosten van schuldbewijzen en de kosten van aandelen, gebaseerd op de daaraan uitstaande bedragen, gedefleerd met de inflatiewerwachtingen (zie het kader genaamd ‘Een maatstaf van de reële kosten van externe financiering, van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied’ in het Maandbericht van maart 2005). De invoering van de geharmoniseerde reeks bancaire rentevoeten begin 2003 heeft geleid tot een statistische reeksbreuk. Het is mogelijk dat met ingang van juni 2010 de gegevens niet volledig vergelijkbaar zijn met de gegevens daarvoor in verband met veranderingen in de methodiek als gevolg van de invoering van Verordeningen ECB/2008/32 en ECB/2009/7 (tot wijziging van Verordening ECB/2001/18).
ECB Maandbericht December 2012
53
Ta b e l 5 B a n c a i re re n t e o p n i e u we l e n i n g e n a a n n i e t - f i n a n c i ë l e ve n n o o t s c h a p p e n (procenten per jaar; basispunten)
Mutaties in basispunten tot oktober 2012 2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
2012 sept.
2012 okt.
2011 juli
2012 juli
2012 sept.
Bancaire rente op leningen Bancaire rekening-courantkredieten aan niet-financiële vennootschappen
4,40
4,47
4,39
4,19
3,96
3,96
-31
-11
0
Leningen aan niet-financiële vennootschappen tot en met EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar
4,18 4,19
4,44 4,17
4,20 4,21
4,08 4,00
3,87 3,64
3,93 3,58
-16 -87
-19 -30
6 -6
Leningen aan niet-financiële vennootschappen van meer dan EUR 1 miljoen met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan vijf jaar
2,91 3,68
3,16 3,74
2,52 3,46
2,56 3,28
2,21 3,01
2,22 3,04
-77 -67
-18 -29
1 3
PM Driemaands geldmarktrente Rendement op tweejaars overheidsobligaties Rendement op zevenjaars overheidsobligaties
1,55 0,74 1,96
1,36 0,41 2,08
0,78 0,39 1,90
0,65 0,27 1,69
0,22 0,07 1,26
0,20 0,09 1,28
-141 -123 -122
-19 11 6
-2 2 2
Bron: ECB. Toelichting: Het rendement op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties is gebaseerd op gegevens van de ECB over obligaties met een AAA-rating (Fitch Ratings). Dit betreft thans Duitse, Finse, Franse, Nederlandse en Oostenrijkse obligaties. 1) Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen.
In de periode van juli tot en met oktober 2012 is de nominale bancaire rente op nieuwe leningen aan niet-financiële vennootschappen voor alle leenbedragen en looptijden gedaald (zie Tabel 5). Zo daalde de korte rente voor grote leningen (meer dan EUR 1 miljoen) met 18 basispunten en voor kleine leningen (tot en met EUR 1 milGrafiek 34 Rendementsecarts tussen joen) met 19 basispunten. De bancaire lange obligaties van niet-financiële vennootrente daalde iets meer dan de korte rente en schappen en overheidsobligaties wel met 29 basispunten voor grote leningen (basispunten; maandgemiddelden) en 30 basispunten voor kleine leningen. Deze in euro luidende obligaties van niet-financiële algehele daling van de debetrentes voor nietvennootschappen met AA-rating (links) in euro luidende obligaties van niet-financiële financiële vennootschappen kan worden toegevennootschappen met A-rating (links) schreven aan de doorwerking van de verlaging in euro luidende obligaties van niet-financiële vennootschappen met BBB-rating (links) van de basisrentetarieven van de ECB en aan in euro luidende hoogrenderende obligaties (rechts) de effectiviteit van de bijzondere maatregelen 610 2.500 van de ECB om de financieringsbeperkingen bij banken te verminderen, hoewel op landen510 2.000 niveau sprake blijft van grote heterogeniteit. In de verslagperiode daalde de driemaands geld410 1.500 marktrente met 19 basispunten en steeg het 310 rendement op zevenjaars overheidsobligaties 1.000 voor het gehele eurogebied met 6 basispunten 210 (zie de toelichting in Tabel 5). Daarnaast bleef 500 het ecart tussen grote en kleine leningen in het 110 derde kwartaal globaal stabiel, zowel bij de 0 10 korte als bij de lange looptijden. 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 De rendementsecarts tussen obligaties van Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB. niet-financiële vennootschappen en overheidsToelichting: De rendementsecarts betreffen die ten opzichte van overheidsobligaties met AAA-rating. obligaties namen tussen juli en november 2012
54
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
af in de middelhoog en hoogrenderende categorieën, terwijl zij licht toenamen voor bedrijfsobligaties met een hogere rating (zie Grafiek 34). Dit had te maken met een algehele verbetering van het vertrouwen op de financiële markt in die periode. Zo daalden de ecarts op hoogrenderende bedrijfsobligaties en bedrijfsobligaties met een BBB-rating in de verslagperiode met respectievelijk 200 en 50 basispunten en die op obligaties met een AA- en A-rating stegen met respectievelijk 6 en 4 basispunten. De dalingen waren met name scherp in augustus, nadat de ECB had aangekondigd aanvullende bijzondere maatregelen te zullen treffen (dat wil zeggen OMT’s). F I N A N C I E R I N G S S T RO M E N De winstgevendheid van niet-financiële vennootschappen in het eurogebied is tussen september en november 2012 opnieuw afgenomen, zij het minder snel. De twaalfmaands winstgroei per aandeel van beursgenoteerde niet-financiële ondernemingen in het eurogebied steeg van -7,9% in september tot -3,7% in november 2012. Deze dynamiek betekent een ommekeer in de ontwikkeling van de winstgroei per aandeel, die sinds medio 2011 was afgenomen (zie Grafiek 35). Marktdeelnemers verwachten voor de komende maanden een verder verbetering. Wat de externe financiering betreft, is de twaalfmaands groei van leningen van MFI’s aan niet-financiële vennootschappen in oktober verder gedaald tot -1,8%. De vraag naar bancaire leningen werd gedrukt door de zwakke economische vooruitzichten en het geringe ondernemersvertrouwen en door de beschikbaarheid van interne middelen en alternatieve externe financieringsbronnen (zoals schuldbewijzen). Anderzijds wordt het aanbod van krediet in de reële economie belemmerd door de strenge kredietvoorwaarden in probleemlanden. De lagere groei van de kredietverlening van MFI’s aan niet-financiële vennootschappen werd in dezelfde periode tot op zekere hoogte gecompenseerd door de hogere uitgifte van schuldbewijzen, wat erop duidt dat er een verschuiving plaatsvindt van bancaire leningen naar marktfinanciering (zie Grafiek 36). Het twaalfmaands groeitempo van de uitgifte van schuldbewijzen door nietGrafiek 35 Winst per aandeel van genoteerde niet-financiële vennootschappen in het eurogebied
Grafiek 36 Uitsplitsing van externe financiering van niet-financiële vennootschappen naar instrument
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
(mutaties in procenten per jaar)
werkelijk verwacht
leningen van MFI’s genoteerde aandelen schuldbewijzen
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
0
-10
-10
-20
-20
-30
-30
-40
-40
-50
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
-50
Bronnen: Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5 1999
2001
2003
2005
2007
2009
2011
-5
Bron: ECB. Toelichting: Genoteerde aandelen luiden in euro.
ECB Maandbericht December 2012
55
Tabel 6 Financiering van niet-financiële vennootschappen (procentuele mutaties; kwartaalultimo)
Leningen van MFI’s tot en met één jaar meer dan één tot en met vijf jaar meer dan vijf jaar Uitgegeven schuldbewijzen kortlopend langlopend, waarvan: 1) met vaste rente met variabele rente Uitgegeven genoteerde aandelen PM 2) Totale financiering Leningen aan niet-financiële vennootschappen Verzekeringstechnische reserves 3)
Twaalfmaands groeipercentages 2011 III 1,7 4,0 -3,0 2,3 4,8 18,8 3,4 4,3 -3,9 0,3
2011 IV 1,2 2,0 -2,5 2,1 5,4 16,8 4,4 5,0 -1,2 0,4
2012 I 0,3 -0,3 -3,1 1,6 8,0 12,9 7,5 8,1 -1,7 0,3
2012 II -0,6 -1,6 -2,7 0,5 10,5 28,8 8,7 9,5 -1,6 0,3
2012 III -1,5 -2,0 -4,1 -0,4 12,3 1,4 13,5 14,3 1,3 0,4
2,6 2,2 1,0
2,1 2,3 1,4
2,2 1,9 1,4
1,7 1,1 1,3
-
Bronnen: ECB, Eurostat en berekeningen van de ECB, Toelichting: De gegevens in deze tabel (met uitzondering van de PM-posten) zijn ontleend aan de monetaire en bancaire statistieken en de statistieken aangaande effectenuitgiften. Geringe verschillen ten opzichte van de in de statistieken met betrekking tot de financiële rekeningen opgenomen cijfers vloeien in hoofdzaak voort uit verschillen in waarderingsmethoden. 1) Het totaal van de langlopende schuldbewijzen met een vaste en een variabele rente kan verschillen van het totale bedrag aan uitgegeven langlopende schuldbewijzen omdat langlopende nulcouponleningen, waarin waarderingseffecten zijn begrepen, in deze tabel niet apart worden vermeld. 2) De gegevens zijn ontleend aan Europese kwartaalrekeningen per institutionele sector. De totale financiering van nietfinanciële vennootschappen omvat leningen, uitgegeven schuldbewijzen, uitgegeven aandelen en deelnemingen, verzekeringstechnische reserves, overige schulden en financiële derivaten. 3) Met inbegrip van pensioenfondsreserves.
financiële ondernemingen versnelde van 10,7% in augustus 2012 tot 12,3% in september. De belangrijkste oorzaak hiervan is de forse uitgifte van langlopende vastrentende schuldbewijzen door niet-financiële vennootschappen. Tegelijkertijd was er sprake van een geringe uitgifte van kortlopende en langlopende schuldbewijzen met een variabele rente. Het twaalfmaands groeitempo van de uitgifte van beursgenoteerde aandelen door niet-financiële vennootschappen bleef in diezelfde periode globaal onveranderd laag. 1 De twaalfmaands groei van de bancaire kredietverlening aan niet-financiële vennootschappen nam in het derde kwartaal van 2012 verder af tot -1,5%, als gevolg van een lagere twaalfmaands groei voor alle looptijden (zie Tabel 6). Terwijl de twaalfmaands groei van kortlopende leningen (met een looptijd tot en met een jaar) en van middellange leningen (met looptijden van meer dan een jaar tot en met vijf jaar) in het derde kwartaal wederom negatief was, was bij de langlopende leningen (met een looptijd van meer dan vijf jaar) voor het eerst sinds de aanvang van de reeks in 1998 sprake van een negatieve twaalfmaands groei. De resultaten van de enquête naar de bancaire kredietverlening in het eurogebied over het derde kwartaal van 2012 laten zien dat de vraag naar leningen van de zijde van niet-financiële vennootschappen per saldo forser is afgenomen dan in het tweede kwartaal van 2012 (zie Grafiek 37). Net als in vorige kwartalen was de lagere financieringsbehoefte voor investeringen in vaste activa de belangrijkste factor voor deze per saldo negatieve vraag naar leningen binnen het bedrijfsleven. Tegelijkertijd werd de verdere afname van de netto vraag primair veroorzaakt door een lagere financieringsbehoefte voor fusies en overnames en voor voorraden en werk1 Voor een uitgebreider overzicht van financieringsbronnen en de inzet daarvan (zoals o.a. niet-beursgenoteerde aandelen en handelskrediet naast bancair krediet en marktfinanciering) wordt verwezen naar de rekeningen van het eurogebied, waarbij gegevens beschikbaar zijn tot en met het tweede kwartaal van 2012. Zie Kader 4 getiteld: “Integrated euro area accounts for the second quarter of 2012” in het Monthly Bulletin van november 2012.
56
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 37 Groei van en bijdragen aan de vraag naar leningen van nietfinanciële vennootschappen
Grafiek 38 Besparingen, financiering en investeringen van niet-financiële vennootschappen
(mutaties in procenten per jaar; netto percentages)
(vierkwartaals voortschrijdende totalen; procenten bruto toegevoegde waarde)
investeringen in vaste activa (rechts) voorraden en werkkapitaal (rechts) fusies & overnames en herstructureringen (rechts) schuldherstructurering (rechts) interne financiering (rechts) leningen aan nietfinanciële vennootschappen (links)
bruto besparingen en netto kapitaaloverdrachten uitgifte van genoteerde aandelen bruto investeringen netto verwerving van deelnemingen schuldfinanciering uitgifte van niet-genoteerde aandelen netto verwerving van financiële activa m.u.v. deelnemingen overige financieringskloof (rechts)
3
60
60
2
40
40
1
20
20
0
0
0
-1
-20
-20
-2
-40
-40
-3
-60
-60
2009
2010
2011
2012
Bron: ECB. Toelichting: De netto percentages geven het verschil weer tussen het percentage banken dat aangeeft dat de des betreffen de factor bijgedragen heeft tot een toename van de vraag en het percentage dat aangeeft dat deze factor bij ge dragen heeft tot een afname daarvan.
9,0 7,0 5,0 3,0 1,0 -1,0 -3,0 -5,0 -7,0 2000
2002
2004
2006
2008
2010
-9,0 2012
Bron: Rekeningen van het eurogebied. Toelichting: In de schuldfinanciering zijn leningen, schuldbewijzen en pensioenfondsreserves begrepen. In ‘overige’ zijn finan ciële derivaten, het saldo van overige te betalen/ontvangen rekeningen en correcties begrepen. Intragroepsleningen zijn gesaldeerd. De financieringskloof is de netto kredietverlening/kredietopname; dit is ruwweg het verschil tussen bruto besparingen en bruto investeringen.
kapitaal. Ook het gebruik van externe financieringsbronnen, zoals schuldbewijzen en aandelen, leverde een bijdrage aan de forsere netto afname van de vraag naar leningen. Volgens de banken speelde de per saldo lagere vraag naar krediet evenzeer bij het midden- en kleinbedrijf als bij grote ondernemingen. Tegelijkertijd zijn de acceptatiecriteria voor leningen aan niet-financiële vennootschappen in het derde kwartaal van 2012 per saldo verder aangescherpt, hoofdzakelijk als gevolg van de risicopercepties ten aanzien van met name de verslechterde verwachtingen voor de economische bedrijvigheid en sectorspecifieke risico’s. Daarentegen nam het effect van de financieringskosten en balansrestricties bij banken licht af, als gevolg van de verdere versterking van de vermogenspositie van banken en het verbeterde sentiment op de financiële markten in het derde kwartaal van 2012. Voor het vierde kwartaal van 2012 verwachten de banken een iets lager niveau van acceptatiecriteria voor bedrijfsleningen en een per saldo fors kleinere afname van de vraag naar bedrijfsleningen. De financieringskloof (of netto kredietopname) van niet-financiële vennootschappen – dat wil zeggen het verschil tussen de intern gegenereerde financiële middelen (bruto besparingen) en de bruto investeringen, ten opzichte van de door niet-financiële vennootschappen gegenereerde bruto toegevoegde waarde – bleef in het tweede kwartaal van 2012 globaal ongewijzigd op ECB Maandbericht December 2012
57
Grafiek 39 Schuldquoten van niet-financiële vennootschappen
Grafiek 40 Bancaire rentelast van niet-financiële vennootschappen
(procenten)
(vierkwartaals voortschrijdend totaal; percentage van het bruto exploitatie-overschot)
schuld in verhouding tot het bbp (links) schuld als percentage van het balanstotaal (rechts) 32
85 80
30
75
25
10
20
8
15
6
10
4
5
2
28
70 65
26
60
24
55 50
22
45 40 2000
bruto bancaire rentelast (links) netto bancaire rentelast (rechts)
2002
2004
2006
2008
2010
2012
20
Bronnen: ECB, Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De gegevens aangaande de schuld zijn ont leend aan de Europese kwartaalrekeningen per insti tutionele sector. De schuld omvat leningen, uitgegeven schuldbewijzen en pensioenfondsreserves.
0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
0
Bron: ECB. Toelichting: De netto bancaire rentelast wordt gedefinieerd als het verschil tussen de gewogen gemiddelde debetrente en de gewogen gemiddelde depositorente voor nietfinan ciële vennootschappen in relatie tot hun bruto exploitatie overschot.
-0,3% (zie Grafiek 38). De financieringskloof bleef historisch gezien vrij gering, na een periode waarin niet-financiële vennootschappen in de nasleep van de financiële crisis zelfs een netto middelenoverschot hadden vooral als gevolg van lage investeringen, terwijl de bruto besparingen globaal in overeenstemming waren met het historisch gemiddelde sinds 2000. VERMOGENSPOSITIE De schuldenlast van niet-financiële vennootschappen bleef in het tweede kwartaal van 2012 globaal ongewijzigd. De schuldenlast stabiliseerde zich in het tweede kwartaal op 79% van het bbp, maar steeg als percentage van het bruto exploitatieoverschot licht tot 402% (ten opzichte van 398% in het eerste kwartaal) (zie Grafiek 39). De schuldenlast als percentage van de totale activa bleef in het tweede kwartaal van 2012 globaal ongewijzigd op 27%. De afbouw van de schuldpositie in de niet-financiële sector, die in 2009-2010 begon, lijkt sinds medio vorig jaar enigszins aan kracht te hebben ingeboet en kwam in het tweede kwartaal van 2012 tot stilstand, met name door het effect van de zwakkere bedrijvigheid en activaprijzen op de deler van dit verhoudingsgetal. De bruto rentelast van niet-financiële vennootschappen is in het derde kwartaal van 2012 ten opzichte van het bruto exploitatieoverschot licht gedaald tot 14,5% (zie Grafiek 40). Deze daling ten opzichte van de piek in het eerste kwartaal van 2009 (21,5%) had te maken met zowel een lagere rente als een geleidelijke afname van de schuldenlast van niet-financiële vennootschappen.
2 . 7 F I N A N C I E R I N G S S T RO M E N E N V E R M O G E N S P O S I T I E VA N D E S E C TO R H U I S H O U D E N S Het financieringsklimaat voor de sector huishoudens in het eurogebied werd in het derde kwartaal van 2012 en in de maand oktober gekenmerkt door een verdere daling van de bancaire rentetarieven.
58
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Dit was het gevolg van de doorwerking van de verlaging van de belangrijkste rentetarieven van de ECB en van de minder fragmentarische situatie op de financiële markten na de aankondiging van Outright Monetary Transactions (OMT’s) door de ECB. Niettemin vielen tussen de landen nog steeds belangrijke verschillen waar te nemen in de ontwikkeling van het financieringsklimaat voor huishoudens. De twaalfmaands groei van leningen door MFI’s aan huishoudens (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) daalde in het derde kwartaal tot 1,0%, alvorens verder te dalen en in oktober uit te komen op 0,8%. De meest recente gegevens duiden daarom nog steeds op een zwakke ontwikkeling van de kredietopname door huishoudens, deels als gevolg van de noodzaak tot schuldafbouw in een aantal landen. De verhouding tussen schuld en bruto besteedbaar inkomen van de sector huishoudens nam in het derde kwartaal naar schatting licht toe, terwijl de rentelast van huishoudens naar schatting globaal ongewijzigd bleef.
F I N A N C I E R I N G S K L I M A AT De financieringskosten van de sector huishoudens in het eurogebied zijn in de loop van het derde kwartaal en in oktober verder gedaald. Dit is nog steeds het gevolg van de doorwerking van de verlaging van de belangrijkste rentetarieven van de ECB. Op het niveau van het eurogebied was de lagere rente op leningen aan huishoudens breed gespreid over alle categorieën leningen. Op landenniveau bleef er echter sprake van forse verschillen. In het algemeen is de rente op door MFI’s verstrekte nieuwe woninghypotheken en nieuwe consumptieve leningen gedurende de verslagperiode gedaald. De ecarts tussen de bancaire rente en de marktrente zijn na een stijging in juli in de periode van augustus tot en met oktober kleiner geworden. Wat nieuwe hypotheekleningen betreft, is de rente in het derde kwartaal en in oktober voor alle initiële rentevaste perioden gedaald, met name bij zeer langlopende leningen (d.w.z. leningen met een initiële rentevaste periode van meer dan tien jaar; zie Grafiek 41). De rentedalingen voor leningen met een andere initiële rentevaste periode waren alle van vergelijkbare omvang. Ondanks de daling van de rente op hypotheekleningen met een lange (meer dan vijf jaar tot en met tien jaar) en zeer lange (meer dan tien jaar) initiële rentevaste periode hebben huishoudens hun blootstelling aan toekomstige rentewijzigingen niet verminderd. Dit blijkt uit het feit dat het aandeel van leningen met een variabele rente of een korte initiële rentevaste periode in het totaal van de nieuwe leningen in het derde kwartaal met 30% praktisch ongewijzigd bleef. Wat nieuwe consumentenleningen betreft, is de rente op leningen met een initiële rentevaste periode tot één jaar marginaal gestegen, terwijl de rente op leningen met een langere
Grafiek 41 Bancaire rente op woninghypotheken voor huishoudens (procenten per jaar; ongerekend kosten; nieuwe contracten)
6,0
met een variabele rente en een initiële rentevaste periode tot en met één jaar met een initiële rentevaste periode van één tot en met vijf jaar met een initiële rentevaste periode van vijf tot en met tien jaar met een initiële rentevaste periode van meer dan tien jaar
6,0
5,0
5,0
4,0
4,0
3,0
3,0
2,0
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
2,0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
59
rentevaste periode is gedaald. Op alle andere leningen aan huishoudens is de rente gedaald, ongeacht de initiële rentevaste periode. Uit de resultaten van de in oktober 2012 gehouden enquête naar de bancaire kredietverlening blijkt dat de door banken in het eurogebied toegepaste netto aanscherping van de acceptatiecriteria voor woninghypotheken in het derde kwartaal van 2012 stabiel is gebleven, terwijl de netto aanscherping in het geval van consumptieve en andere leningen licht is afgenomen. (Zie voor meer informatie het kader “The results of the euro area bank lending survey for the third quarter of 2012” in het Monthly Bulletin van november.) Deze ontwikkeling is deels het gevolg van de verbeterde financieringssituatie van banken en de minder fragmentarische situatie op de financiële markten. De marges van banken op gemiddelde en meer risicovolle leningen aan huishoudens zijn in het derde kwartaal iets gedaald, na een stijging in voorgaande kwartalen. Tegelijkertijd is de vraag naar leningen onder huishoudens naar verluidt verder gedaald, zowel voor woninghypotheken als voor consumptief krediet.
Grafiek 42 Totaal leningen aan huishoudens (mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten; kwartaalultimo) door MFI’s verstrekt consumptief krediet door MFI’s verstrekte woninghypotheken overige door MFI’s verstrekte leningen totaal door MFI’s verstrekte leningen totaal leningen 10
10
9
9
8
8
7
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-1
Bron: ECB. Toelichting: Het totaal van de verstrekte leningen omvat leningen aan huishoudens van alle institutionele sectoren, met inbegrip van de rest van de wereld. Het totaal van de in het derde kwartaal van 2012 aan huishoudens verstrekte leningen is geraamd op basis van de in de mone taire en bancaire statistieken opgenomen transacties. Voor nadere gegevens over de verschillen tussen de door MFI’s verstrekte leningen en het totaal aan leningen in de wijze van berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de desbetreffende technische aantekeningen.
F I N A N C I E R I N G S S T RO M E N De totale kredietverlening aan huishoudens in het eurogebied is in het tweede kwartaal van 2012 (het meest recente kwartaal waarvoor gegevens uit de rekeningen van het eurogebied beschikbaar zijn) zwak gebleven als gevolg van een gematigde kredietverlening door MFI’s. Hierdoor nam de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening aan huishoudens af tot 0,7%, ten opzichte van 1,3% in het voorgaande kwartaal. De ramingen voor het derde kwartaal van 2012 wijzen op een verdere matiging van de twaalfmaands groei van de totale kredietverlening aan huishoudens (zie Grafiek 42). De twaalfmaands groei van de totale kredietverlening door MFI’s aan huishoudens (niet gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) daalde fors en kwam in het tweede kwartaal uit op 0,4%, tegen 1,2% in het voorgaande kwartaal. De twaalfmaands groei van de kredietverlening door niet-MFI’s aan huishoudens daalde tot 3,6%, ten opzichte van 4,8% in het voorgaande kwartaal. Op grond van al beschikbare gegevens van MFI’s over 2012 is de twaalfmaands groei van de kredietverlening aan huishoudens zowel in het derde kwartaal als in oktober verder afgenomen. Gecorrigeerd voor het effect van verkopen van leningen en securitisaties, kwam de twaalfmaands groei van de kredietverlening door MFI’s aan huishoudens in het derde kwartaal uit op 1,0%, ten opzichte van 1,4% in het tweede kwartaal, om vervolgens verder af te nemen tot 0,8% in oktober (zie paragraaf 2.1 voor nadere gegevens). Hierachter gaan forse verschillen schuil tussen de landen, niet alleen door de verschillende schuldniveaus als gevolg van de diverse
60
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Monetaire en financiële ontwikkelingen
Grafiek 43 Financiële activa van huishoudens
Grafiek 44 Schuld en rentelast van huishoudens
(mutaties in procenten per jaar; bijdragen in procentpunten)
(procenten) rentelasten als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (rechts) schuld van huishoudens als percentage van het bruto besteedbaar inkomen (links) schuld van huishoudens als percentage van het bbp (links)
chartaal geld en deposito’s schuldbewijzen m.u.v. financiële derivaten aandelen en deelnemingen verzekeringstechnische reserves overige 1) totaal financiële activa 110
4,5
100
4,0
90
3,5
80
3,0
70
2,5
60
2,0
0
50
1,5
-1 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
40
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0 -1
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Met inbegrip van leningen en overige vorderingen.
2001
2003
2005
2007
2009
2011
1,0
Bronnen: ECB en Eurostat. Toelichting: De schuld van huishoudens omvat de totale leningen aan huishoudens van alle institutionele secto ren, met inbegrip van de rest van de wereld. De rentelasten omvatten niet alle door huishoudens betaalde financieringskosten, omdat de voor financiële dienstverlening verschuldigde vergoedingen niet zijn inbegrepen. De ge ge vens voor het laatste kwartaal zijn deels geraamd.
stadia van schuldafbouw, maar ook door de verschillen in de mogelijkheid en bereidheid van banken om geld uit te lenen. Uitgesplitst naar gebruiksdoel, nam de twaalfmaands groei van door MFI’s aan huishoudens verstrekte hypotheken (gecorrigeerd voor verkopen van leningen en securitisaties) in oktober af tot 1,7% (tegen 1,9% in juni), waarmee de sinds medio 2011 waargenomen neerwaartse tendens doorzette. Dit weerspiegelde de wederom gematigde (gecorrigeerde) maandstromen bij hypotheekleningen in de afgelopen maanden. De kredietverlening voor de aankoop van woningen nam opnieuw het leeuwendeel van de kredietverlening door MFI’s aan huishoudens voor zijn rekening. Ook bij alle overige kredietverlening aan huishoudens was er sprake van een verdere krimp, waardoor de twaalfmaands groei steeds negatiever wordt. De twaalfmaands groei van de overige kredietverlening kwam in oktober uit op -0,6% (tegen -0,5% in juni), terwijl de groei van consumptief krediet op jaarbasis uitkwam op -2,8% (tegen -2,0% in juni). Wat betreft de onderliggende oorzaken van de zwakke groei van de kredietverlening door MFI’s aan huishoudens, blijkt uit de in oktober 2012 gehouden enquête naar de bancaire kredietverlening dat de nettovraag naar woninghypotheken en consumptief krediet in het derde kwartaal verder is gedaald. Deze nettodaling van de vraag naar woninghypotheken lijkt vooral het gevolg te zijn van de aanhoudende verslechtering van de vooruitzichten voor de huizenmarkt en het consumentenvertrouwen, terwijl teruglopende uitgaven aan duurzame goederen en een daling van het consumentenvertrouwen een negatief effect hadden op het consumptief krediet. Daarnaast ECB Maandbericht December 2012
61
leverde het gebruik van spaargeld door huishoudens als alternatieve financieringsbron een iets sterkere bijdrage aan de nettodaling van de vraag naar hypotheekleningen. Voor de toekomst verwachten de banken dat de nettovraag naar beide soorten krediet verder zal afnemen, zij het in een trager tempo. Wat betreft de activazijde van de balans van de sector huishoudens in het eurogebied, bedroeg de twaalfmaands groei van de totale beleggingen door huishoudens in het tweede kwartaal van 2012 2,0% (iets lager dan de 2,2% in het voorgaande kwartaal), waarmee de sinds medio 2010 waargenomen neerwaartse tendens doorzette (zie Grafiek 43). Dit was met name het gevolg van de lagere bijdrage van beleggingen in schuldbewijzen. Beleggingen in aandelen en andere zakelijke waarden leverden juist een hogere bijdrage. VERMOGENSPOSITIE De verhouding tussen de schuld en het bruto nominaal besteedbaar inkomen van huishoudens bedroeg in het derde kwartaal van 2012 naar schatting 99,7% (zie Grafiek 44), een lichte stijging ten opzichte van het voorgaande kwartaal, maar globaal vergelijkbaar met het sinds medio 2010 opgetekende niveau. Deze stijging was het gevolg van de hogere totale schuldenlast van huishoudens bij een stagnerend besteedbaar inkomen. De rentelast van de sector huishoudens bleef in het derde kwartaal van 2012 naar schatting globaal ongewijzigd op 2,3% van het besteedbaar inkomen – een niveau dat al sinds het derde kwartaal van 2011 wordt opgetekend. De schuldenlast van huishoudens ten opzichte van het bbp is in het verslagkwartaal naar schatting licht afgenomen tot 65,5%.
62
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
3 p ri j z en en K osten Volgens de flashraming van Eurostat is de jaar-op-jaar HICP-inflatie van het eurogebied in november 2012 gedaald tot 2,2%, tegen 2,5% in oktober en 2,6% in de twee maanden voordien. Op basis van de huidige koersen van de futurescontracten voor olie wordt verwacht dat de inflatie volgend jaar verder zal teruglopen tot minder dan 2%. Tegen de achtergrond van de zwakke economische bedrijvigheid in het eurogebied en de stevig verankerde inflatievooruitzichten voor de lange termijn, zal de onderliggende prijsdruk over de beleidsrelevante tijdshorizon wellicht gematigd blijven. Deze beoordeling komt ook naar voren in de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2012 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, waarin gewag wordt gemaakt van een jaar-opjaar HICP-inflatie van 2,5% voor 2012, van tussen 1,1% en 2,1% voor 2013 en van tussen 0,6% en 2,2% voor 2014. Vergeleken met de macro-economische projecties die in september 2012 werden opgesteld door medewerkers van de ECB, is de projectiemarge voor 2013 neerwaarts herzien. De risico’s verbonden aan de vooruitzichten inzake het prijsverloop zijn grotendeels in evenwicht.
3 . 1 cons u m p tie p ri j z en Sinds eind 2010 is het inflatiecijfer op jaarbasis licht toegenomen, voornamelijk als gevolg van de forse stijging van de energieprijzen, alsook van de aanzienlijke verhogingen van de indirecte belastingen en de door de overheid gereguleerde prijzen in sommige landen van het eurogebied. De totale HICP-inflatie, die in het tweede kwartaal van 2012 terugliep, nam in augustus licht toe tot 2,6%; in september bleef deze onveranderd voordat ze in oktober opnieuw afnam tot 2,5%. Volgens de flashraming van Eurostat, is de totale HICP-inflatie in november verder teruggelopen tot 2,2%, voornamelijk als gevolg van een scherpe vertraging in de prijsstijging voor energieproducten (zie Tabel 7). Het twaalfmaands mutatietempo van de energieprijzen werd bepaald door de wisselwerking tussen het recente verloop van de olieprijzen (dat wordt beïnvloed door de verzwakking van de wereldeconomie die gepaard gaat met de als gevolg van de politieke situatie in het MiddenOosten ontstane onzekerheid rond de aanbodrisico’s) en de basiseffecten van eerdere stijgingen. De gecombineerde impact van basiseffecten en dalende olieprijzen heeft ervoor gezorgd dat de
Tabel 7 prijsontwikkelingen (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) en componenten Totale index 1) Energie Voedingsmiddelen Onbewerkt Bewerkt Industriële goederen m.u.v. energie Diensten
2010
2011
2012 juni
2012 juli
2012 aug.
2012 sept.
2012 okt.
2012 nov.
1,6 7,4 1,1 1,3 0,9 0,5 1,4
2,7 11,9 2,7 1,8 3,3 0,8 1,8
2,4 6,1 3,2 3,1 3,2 1,3 1,7
2,4 6,1 2,9 2,9 2,9 1,5 1,8
2,6 8,9 3,0 3,5 2,7 1,1 1,8
2,6 9,1 2,9 3,7 2,5 1,2 1,7
2,5 8,0 3,1 4,3 2,4 1,1 1,7
2,2 5,8 3,0 . . 1,1 1,7
2,9 60,7 44,6
5,9 79,7 12,2
1,8 76,4 0,8
1,6 83,4 4,7
2,7 90,5 6,5
2,7 87,9 4,6
2,6 85,6 5,7
. 84,8 5,2
Overige prijsindicatoren Industriële producentenprijzen Olieprijzen (EUR per vat) Grondstoffenprijzen m.u.v. energie
Bronnen: Eurostat, ECB en berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Thomson Reuters. 1) De HICP-inflatie en de componenten (m.u.v. onbewerkte en bewerkte voedingsmiddelen) voor november 2012 betreffende voorlopige raming van Eurostat.
ECB Maandbericht December 2012
63
Grafiek 45 Uitsplitsing HICP-inflatie naar belangrijkste componenten (mutaties in procenten per jaar; maandgegevens) totale HICP (links) onbewerkte voedingsmiddelen (links) energie (rechts)
totale HICP m.u.v. energie en onbewerkte voedingsmiddelen (links) bewerkte voedingsmiddelen (rechts) industriële goederen m.u.v. energie (links) diensten (links)
5
25
4
20
3
15
2
10
1
5
0
0
-1
-5
-2
-10
-3
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-15
4
8
3
6
2
4
1
2
0
0
-1
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-2
Bron: Eurostat.
stijging van de energieprijzen tot juni 2012 is blijven vertragen, tot 6,1% ten opzichte van meer dan 9% in de eerste maanden van 2012. De opleving van de olieprijzen en een lagere wisselkoers van de euro ten opzichte van de Amerikaanse dollar tijdens de zomermaanden maakten dat de in euro luidende olieprijzen omhoog gingen wat op zijn beurt de prijsstijging voor energieproducten tot september opnieuw opdreef, tot 9,1%. In oktober vertraagde de prijsstijging voor energieproducten tot 8,0% als gevolg van, voornamelijk, het trager twaalfmaands stijgingstempo van de prijzen van brandstoffen en smeerolie voor personenvervoer en van elektriciteit, alsook van een neerwaarts basiseffect. De vertraging in de stijging van de brandstofprijzen was op haar beurt het gevolg van de daling van de in euro luidende prijzen van ruwe aardolie sinds september 2012. Bovendien is de crack spread tussen de prijzen van ruwe aardolie en die van benzine aanzienlijk afgenomen ten opzichte van het hoge niveau eerder in 2012.1 Volgens de flashraming van Eurostat, is de prijsstijging voor energieproducten in november verder vertraagd tot 5,8%. Het jaar-op-jaar mutatietempo van de HICP-component voedingsmiddelen trok in de loop van 2011 gestaag aan. Sinds begin 2012 zijn de voedingsmiddelenprijzen snel blijven stijgen, met om en nabij 3%, maar zonder duidelijk bewijs dat dit nog een uitvloeisel waren van de scherpe
1 Voor meer gedetailleerde informatie over deze spreads, zie het Kader “Recent developments in consumer prices for oil products”, Monthly Bulletin, ECB, oktober 2012.
64
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
prijsstijgingen voor grondstoffen tijdens de zomer. Het grotendeels ongewijzigd inflatietempo verhult uiteenlopende ontwikkelingen in de beide subcomponenten. De prijsstijging voor onbewerkte voedingsmiddelen volgde sinds het begin van het jaar een opwaartse tendens en bereikte in oktober 2012 4,3%, het hoogste peil sinds juni 2008. Ten grondslag hieraan lag het aantrekkend twaalfmaands mutatietempo van de prijzen van groeten en fruit – wellicht in de eerste plaats een gevolg van tijdelijke weersgebonden invloeden – maar ook van de vleesprijzen. De prijsstijging voor bewerkte voedingsmiddelen, daarentegen, vertraagde gestaag ten opzichte van de meer dan 4% in de eerste paar maanden van 2012; in oktober kwam deze uit op 2,4% nadat de prijzen van de voedingsgrondstoffen eerder in het jaar waren gedaald. Intussen ziet het ernaar uit dat de eerdere stijgingen van de internationale prijzen van voedingsgrondstoffen grotendeels zijn omgeslagen en slechts een gedeeltelijke impact hebben gehad op de af boerderijprijzen in de EU. De doorwerking in de consumptieprijzen zal daarom wellicht beperkt blijven. Volgens de flashraming van Eurostat is het twaalfmaands mutatietempo van de prijzen van de component voedingsmiddelen in november licht vertraagd ten opzichte van oktober, namelijk van 3,1% tot 3,0%. Ongerekend voedingsmiddelen en energieproducten, die ongeveer 30% van de HICP mand uitmaken, schommelt de jaar-op-jaar HICP-inflatie sinds het begin van dit jaar rond 1,5%. De HICP-inflatie ongerekend voedingsmiddelen en energieproducten wordt vooral bepaald door binnenlandse factoren, zoals lonen, winstmarges en indirecte belastingen. Ze bestaat uit twee hoofdcomponenten, namelijk de industriële goederen ongerekend energie en de diensten. Tijdens het laatste anderhalf jaar, werd het jaar-op-jaar mutatietempo van de prijzen voor deze beide componenten opgedreven door btw-verhogingen in verschillende landen van het eurogebied. Sinds het tweede kwartaal van 2010 is de prijsstijging voor industriële goederen ongerekend energie licht versneld als gevolg van het doorwerken van de eerdere wisselkoersdepreciatie en van de prijsstijgingen voor grondstoffen, alsook door de impact van de verzwaringen van de indirecte belastingen. In het laatste kwartaal van 2011 namen de prijzen van de industriële goederen ongerekend energie met circa 1,2% toe, na een periode van sterke volatiliteit eerder in het jaar die werd veroorzaakt door de nieuwe regelgeving inzake de behandeling van seizoengebonden producten in de HICP. In het eerste kwartaal van 2012 vertraagde het jaar-op-jaar mutatietempo van de prijzen van de industriële goederen ongerekend energie tot een dieptepunt van 1,1% en vervolgens trok het opnieuw aan. In juli versnelde het tot 1,5%, in augustus vertraagde het, en vervolgens bleef het iets boven de 1%. In november beliep de flashraming van Eurostat voor de inflatie van de industriële goederen ongerekend energie 1,1%. Het verloop van deze component weerspiegelde grotendeels de volatiliteit in het jaar-op-jaar mutatietempo van de prijzen van kleding en schoeisel dat de impact ondergaat van de uitverkoopperiode, alsook de verzwaringen van de indirecte belastingen. De diensteninflatie is de afgelopen maanden relatief stabiel gebleven, met af en toe stijgingen als gevolg van de verhogingen van de indirecte belastingen in een aantal landen en tegen de achtergrond van een algemene vertraging van de vraag en, in mindere mate, van de arbeidskosten. Na een vlakker verloop in 2010, nam de diensteninflatie in de eerste paar maanden van 2011 beduidend toe. Vanaf april van dat jaar stabiliseerde deze zich op ongeveer 1,9% en bleef op dat niveau gedurende de rest van 2011 en in het eerste kwartaal van 2012. In april 2012 liep de diensteninflatie terug tot 1,7%, het laagste niveau sinds maart 2011, en ze is sindsdien rond dat niveau blijven schommelen. Volgens de flashraming van Eurostat beliep de diensteninflatie in november 2012 1,7%. ECB Maandbericht December 2012
65
3.2 INDUSTRIËLE PRODUCENTENPRIJZEN Nadat het twaalfmaands mutatietempo van de industriële producentenprijzen aan het einde van 2010 en in de eerste helft van 2011 was aangetrokken, vertraagde het voornamelijk als gevolg van schommelingen van de grondstoffenprijzen (zie Tabel 7 en Grafiek 46). In de eerste helft van 2012 is de druk in de aanbodketen verder afgenomen. In juli 2012 vertraagde de inflatie van de producentenprijzen voor de industrie (ongerekend de bouwsector) tot 1,6%, het laagste niveau sinds het in het tweede kwartaal van 2010 positief was geworden vooraleer het in augustus en september opnieuw steeg tot 2,7%. Deze stijging was vooral het gevolg van een verhoging in de energiecomponent naar aanleiding van de recente olieprijsstijgingen. Aangezien de olieprijzen (in euro) opnieuw daalden, vertraagde de stijging van de producentenprijzen in oktober tot 2,6%. Hoewel de tijdens de zomer opgetekende piek van de internationale prijzen van voedingsgrondstoffen grotendeels werd omgebogen, blijven de vertraagde effecten ervan doorwerken in de voedselproductieketen. Ongerekend de bouw- en energiesector, kwam de inflatie van de producentenprijzen voor de industrie in oktober op 1,5% uit, vergeleken met 1,3% in september. Wat de latere stadia van de productieketen betreft, bleef het twaalfmaands mutatietempo van de component ‘voedingsmiddelen voor consumptie’ in de producentenprijsindex in oktober onveranderd op 3,6%. De recente stijgingen hebben te maken met een, op korte termijn, opwaartse druk als gevolg van het verloop van zowel de internationale prijzen voor voedingsgrondstoffen als de door de EU bepaalde af-boerderijprijzen. Verdere prijsstijgingen zullen naar verwachting relatief beperkt en kortstondig zijn. Het mutatietempo op jaarbasis van de component ‘consumpGrafiek 46 Uitsplitsing industriële producentenprijzen
Grafiek 47 Door producenten betaalde en berekende prijzen
(mutaties in procenten per jaar; maandgegevens)
(spreidingsindices; maandgegevens)
totale industrie m.u.v. bouwnijverheid (links) halffabricaten (links) investeringsgoederen (links) consumptiegoederen (links) energie (rechts) 10
25
8
20
6
15
4
10
2
5
0
0
-2
-5
-4
-10
-6
-15
-8
-20
-10
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
66
verwerkende industrie; betaalde prijzen verwerkende industrie; afzetprijzen dienstensector; betaalde prijzen dienstensector; afzetprijzen
ECB Maandbericht December 2012
-25
90
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
20
Bron: Markit. Toelichting: Een indexwaarde hoger dan 50 geeft een prijsstijging aan, een waarde lager dan 50 een prijsdaling.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
tiegoederen ongerekend voedingsmiddelen’ is licht versneld van 0,7% in september tot 0,8% in oktober. In combinatie met het gematigd verloop van de prijzen van ingevoerde grondstoffen en halffabricaten, is de sinds het begin van het jaar opgetekende neerwaartse tendens in de prijzen van consumptiegoederen (ongerekend voedingsmiddelen) een aanwijzing dat de druk op de component ‘industriële goederen ongerekend energie’ van de HICP wellicht gematigd blijft. Wat de resultaten van de enquêtes naar de industriële producentenprijzen betreft, bevatten zowel de Purchasing Managers’ Index (PMI) als de enquêtes van de Europese Commissie aanwijzingen dat de prijsverwachtingen van de bedrijven in november opnieuw zijn gedaald tot een flink eind onder hun historische gemiddelden (zie Grafiek 47). Uit de enquêtegegevens blijkt dat de neerwaartse druk op zowel input- als outputprijzen in de industrie in november aanhield. Wat de PMI betreft, is het indexcijfer van de inputprijzen voor de verwerkende industrie teruggelopen van 54,7 in oktober tot 53,3 in november, terwijl ook het indexcijfer van de outputprijzen in diezelfde periode gedaald is van 49,7 naar 49,5, waardoor het onder de drempelwaarde van 50 blijft. De enquêtegegevens van de Europese Commissie met betrekking tot de vooruitzichten voor de verkoopprijzen voor de totale industrie bleven in november over het algemeen stabiel, daar de verwachtingen ten aanzien van de verkoopprijzen van consumptie- en investeringsgoederen daalden, terwijl die van halffabricaten toenamen.
3.3 ARBEIDSKOSTENINDICATOREN Over het algemeen wijzen de meest recent gepubliceerde arbeidskostenindicatoren op een verdere matiging van de loondruk tijdens het tweede kwartaal van 2012 (zie Tabel 8 en Grafiek 48), wellicht als gevolg van een verzwakking van de economische bedrijvigheid en een toenemende slapte op de arbeidsmarkt. Deze ontwikkeling moet worden gezien tegen de achtergrond van de zware loondruk in de eerste helft van 2011, toen de situatie op de arbeidsmarkt verGrafiek 48 Enkele arbeidskostenbeterde door de voorafgaande conjuncturele indicatoren opleving. (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
De twaalfmaands stijging van de loonsom per werknemer zwakte in het tweede kwartaal van 2012 verder af tot 1,6%, tegenover percentages van meer dan 2% in de tweede helft van 2011. Deze matiging neutraliseerde grotendeels de opwaartse impact die de tragere productiviteitsgroei uitoefende op de groei van de arbeidskosten per eenheid product. De jaar-op-jaar groei van de arbeidskosten per eenheid product beliep in het tweede kwartaal van dit jaar 1,4%, tegen 1,6% in het eerste kwartaal. Verwacht wordt dat de trage productiviteitsgroei – in een context van gematigde economische groei – op korte termijn opwaartse druk zal blijven uitoefenen op de groei van de arbeidskosten per eenheid product.
loonsom per werknemer contractlonen arbeidskosten per uur 4,0
4,0
3,5
3,5
3,0
3,0
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht December 2012
67
Tabel 8 Arbeidskostenindicatoren (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
Contractlonen Arbeidskosten per uur Loonsom per werknemer PM: Arbeidsproductiviteit Arbeidskosten per eenheid product
2010
2011
2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
2012 III
1,7 1,6 1,7
2,0 2,1 2,2
2,1 2,2 2,1
2,0 2,2 2,2
2,0 1,5 2,0
2,2 1,6 1,6
2,2 . .
2,5 -0,8
1,2 1,0
1,0 1,1
0,7 1,5
0,4 1,6
0,2 1,4
.
. .
Bronnen: Eurostat, nationale gegevens en berekeningen van de ECB.
Het twaalfmaands stijgingspercentage van de contractlonen – de enige indicator die voor het derde kwartaal van 2012 beschikbaar is – bleef in dat kwartaal ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Het feit dat de werkelijke lonen, gemeten aan de hand van de loonsom per werknemer, in het tweede kwartaal minder sterk toenamen dan de contractlonen, wijst erop dat er, op het niveau van het eurogebied, een vorm van loonkostenaanpassing aan de gang is via een negatieve loondrift.
Grafiek 49 Arbeidskosten naar sector (mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens) Loonsom per werknemer: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening dienstensector
6
6
6
6
5
5
5
5
4
4
4
4
3
3
3
3
2
2
2
2
1
1
1
1
0
0
0
0
-1
-1
-1
-1
-2
-2
-2
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
68
Arbeidskostenindex op uurbasis: industrie m.u.v. bouwnijverheid bouwnijverheid marktgerichte dienstverlening
ECB Maandbericht December 2012
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-2
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Prijzen en kosten
Grafiek 50 Uitsplitsing van de winstgroei in het eurogebied naar productie en winst per eenheid product
Grafiek 51 Ontwikkeling van bedrijfswinsten in het eurogebied naar de belangrijkste bedrijfstakken
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
productie (bbp-groei) winst per eenheid product winst (bruto exploitatieoverschot)
gehele economie industrie marktgerichte dienstverlening
10
10
25
25
8
8
20
20
6
6
15
15
4
4
10
10
2
2
5
5
0
0
0
0
-2
-2
-5
-5
-4
-4
-10
-10
-6
-6
-15
-15
-8
-8
-20
-20
-10
-10
-25
-25
-12
-12
-30
2002
2004
2006
2008
2010
2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
2002
2004
2006
2008
-30 2012
2010
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
3.4 VERLOOP VAN DE BEDRIJFSWINSTEN De bedrijfswinsten (gemeten als het bruto-exploitatieoverschot) krompen in het tweede kwartaal van 2012, jaar op jaar, met 0,2%, de eerste daling van het winstpercentage op jaarbasis sinds het laatste kwartaal van 2009. Deze inkrimping was toe te schrijven aan de vertraging in het twaalfmaands groeitempo van het bbp, terwijl de winsttoename per eenheid (winstmarge per eenheid product) in 2011 verder afnam en in het tweede kwartaal van 2012 licht positief bleef (zie Grafiek 50). Na de opleving vanaf medio 2009 bleef het winstpeil in 2011 over het algemeen zo goed als vlak. Wat de belangrijkste economische sectoren betreft, zwakte de groei van de bedrijfswinsten in de sector marktgebonden diensten op jaarbasis af van 0,8% in het eerste kwartaal van 2012 tot 0,5% in het tweede kwartaal. In de industriële sector (ongerekend de bouwnijverheid) liep de winst met 2,1% terug na een daling met 1,7% in het voorgaande kwartaal, toen het twaalfmaands mutatietempo voor het eerst sinds het vierde kwartaal van 2009 negatief werd (zie Grafiek 51). Kwartaal op kwartaal nam in het tweede kwartaal van 2012 de groei van de bedrijfswinsten in de sector marktgebonden diensten opnieuw af en trok deze licht aan in de industriële sector, na negatieve groeipercentages te hebben laten zien in de twee voorgaande kwartalen.
3.5 INFLATIEVOORUITZICHTEN Volgens de flashraming van Eurostat bedroeg de HICP-inflatie in het eurogebied in november 2012 2,2% op jaarbasis, vergeleken met 2,5% in oktober en 2,6% in de twee voorgaande maanden. Afgaand op de huidige koersen van de futurescontracten voor olie zullen de inflatiecijfers volgend jaar naar verwachting verder dalen tot onder 2%. Over de beleidsrelevante tijdshorizon ECB Maandbericht December 2012
69
en tegen de achtergrond van een gematigde groei in het eurogebied en stevig verankerde inflatieverwachtingen op lange termijn, zal de onderliggende prijsdruk wellicht gematigd blijven. Nader beschouwd, blijven de inflatievooruitzichten op korte termijn sterk afhankelijk van de olieprijzen. Vanaf oktober begon het inflatietempo voor energieproducten opnieuw te dalen als gevolg van de lagere dollarprijzen van ruwe aardolie en de sterkere wisselkoers van de euro, alsook van een afname van de raffinagespreads. Verwacht wordt dat de inflatie van de energieproducten in 2013 duidelijker zal vertragen als gevolg van neerwaartse basiseffecten en van de veronderstelling dat de olieprijzen, zoals momenteel uit de prijzen van de futures kan worden opgemaakt, matig zullen dalen. De inflatie voor onbewerkte voedingsmiddelen zal naar verwachting vertragen aangezien er een einde komt aan de tijdens de afgelopen maanden opgetekende prijsstijgingen voor deze producten, prijsstijgingen die vooral verband hielden met de slechte weersomstandigheden. De prijsstijging voor bewerkte voedingsmiddelen, daarentegen, kan de komende maanden enigszins aantrekken als gevolg van een vertraagde doorwerking van de piek in de internationale prijzen van voedingsgrondstoffen tijdens de zomer van 2012 die, volgens de futuresprijzen voor voedingsgrondstoffen, wellicht van tijdelijke aard zal zijn. Uit de beschikbare vooruitlopende indicatoren met betrekking tot de inflatie voor industriële goederen met uitzondering van energie, zoals het verloop van de producentenprijzen voor consumptiegoederen (ongerekend voedingsmiddelen en tabak) en van de invoerprijzen, blijkt dat de inflatie voor industriële goederen ongerekend energie de komende maanden niet heel veel zal afnemen. De neerwaartse druk die wordt uitgeoefend door de vertraging in de productie en in de vraag, zou immers geneutraliseerd kunnen worden door de opwaartse druk van de verzwaringen van de indirecte belastingen. Evenzo zal de inflatie van de dienstenprijzen de komende maanden wellicht grotendeels stabiel blijven op het huidige niveau, dit vanwege de zwakke toename van de binnenlandse vraag en de zeer beperkte druk op de lonen. Door de recente btw-verhogingen in een aantal landen van het eurogebied zou de inflatie in de dienstensector opnieuw kunnen opflakkeren. Uit de meest recente gegevens met betrekking tot de arbeidskostenindicatoren blijkt dat de binnenlandse kostendruk zich heeft gestabiliseerd. Op middellange termijn zal de druk op de arbeidskosten wellicht beperkt blijven, gelet op de vrij vlakke groeivooruitzichten en de aanhoudende slapte op de arbeidsmarkt. De toename van de bedrijfswinsten zal naar verwachting zelfs nog verder afzwakken, in overeenstemming met de vooruitzichten voor de economische bedrijvigheid en het zwakke productiviteitsverloop. Medewerkers van het Eurosysteem maken in hun macro-economische projecties van december 2012 voor het eurogebied gewag van een twaalfmaands HICP-inflatie van 2,5% voor 2012; voor 2013 zou dat tussen 1,1% en 2,1% zijn en voor 2014 tussen 0,6% en 2,2%. In vergelijking met de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties van september 2012 is de projectiemarge voor 2013 neerwaarts bijgesteld. De risico’s voor de vooruitzichten inzake het prijsverloop worden als grotendeels in evenwicht beschouwd, waarbij de neerwaartse risico’s voortvloeien uit een zwakkere economische bedrijvigheid en de opwaartse risico’s verband houden met hogere overheidsgereguleerde prijzen en indirecte belastingen, alsook met hogere olieprijzen.
70
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
4 PRODUCTIE, VRAAG EN DE ARBEIDSMARKT Na tijdens het tweede kwartaal van 2012 met 0,2% op kwartaalbasis te zijn gekrompen, liep het reëel bbp van het eurogebied in het derde kwartaal met 0,1% terug. De beschikbare statistieken en enquêteindicatoren blijven wijzen op een aanhoudend zwakke economische bedrijvigheid in het laatste kwartaal van het jaar, hoewel sommige indicatoren zich onlangs op een laag peil hebben gestabiliseerd en het vertrouwen op de financiële markten verder is verbeterd. Op kortere termijn wordt verwacht dat de bedrijvigheid zwak zal blijven tot in 2013, dit als gevolg van het negatieve effect van de sombere stemming onder consumenten en beleggers en van de gematigde buitenlandse vraag op de binnenlandse bestedingen. Later in 2013 zou een geleidelijk herstel inzetten, doordat de accommoderende monetaire beleidskoers en de aanmerkelijke verbetering van het vertrouwen op de financiële markten doorwerken in de particuliere binnenlandse bestedingen, en doordat de toenemende buitenlandse vraag eveneens de uitvoergroei zou ondersteunen. Deze beoordeling wordt weerspiegeld in de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2012 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die een reële bbp-groei op jaarbasis tussen -0,6% en -0,4% verwachten voor 2012, tussen 0,9% en 0,3% voor 2013 en tussen 0,2% en 2,2% voor 2014. In vergelijking met de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties van september 2012 zijn de marges voor 2012 en 2013 naar beneden bijgesteld. De economische vooruitzichten voor het eurogebied blijven onderhevig aan neerwaartse risico’s.
4.1 REËEL BBP EN VRAAGCOMPONENTEN
Grafiek 52 Reële bbp-groei en bijdragen
Het reëel bbp daalde tijdens het derde kwartaal van 2012 met 0,1%, na een inkrimping met 0,2% in het voorgaande kwartaal (zie Grafiek 52). Die daling weerspiegelde het negatieve verloop van de binnenlandse vraag en de voorraadwijziging, terwijl de netto-uitvoer opnieuw een positieve bijdrage leverde door de zwakke invoergroei. De productievermindering tijdens het derde kwartaal strookte met het verloop van de kortetermijnindicatoren, met name van de enquêtegegevens.
(groei op kwartaalbasis en bijdragen in procentpunten per kwartaal; voor seizoen gecorrigeerd) binnenlandse vraag (m.u.v. voorraden) voorraadmutaties uitvoersaldo totale bbp-groei 0,6
0,6
0,4
0,4
0,2
0,2
0,0
0,0
-0,2
-0,2
In de afgelopen kwartalen is de particuliere -0,4 -0,4 consumptie gematigd gebleven als gevolg van een gematigde ontwikkeling van het reëel -0,6 -0,6 beschikbaar inkomen, die het resultaat was -0,8 -0,8 van een afname van de werkgelegenheid, de hoge grondstoffenprijzen en een verstrakking -1,0 -1,0 III IV I II III van het begrotingsbeleid. Het zwakke onder2011 2012 nemersvertrouwen, de lage en teruglopende Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. bezettingsgraad en de verslechterende vraagvooruitzichten, alsook de ongunstige kredietverstrekkingsvoorwaarden in sommige landen, bleven de particuliere investeringen drukken. De enquêtegegevens wijzen voor het laatste kwartaal van 2012 nog steeds op een zwakke economische bedrijvigheid. PARTICULIERE CONSUMPTIE De groei van de particuliere consumptie bleef in het derde kwartaal van 2012 vlak, na gedurende ECB Maandbericht December 2012
71
drie opeenvolgende kwartalen te zijn gedaald. De resultaten voor het derde kwartaal van 2012 blijken een hogere consumptie van diensten te weerspiegelen, waar negatieve ontwikkelingen bij de autoaankopen tegenover stonden. Tegelijkertijd leverde de consumptie van detailhandelsgoederen een neutrale bijdrage aan de consumptiegroei. Recente gegevens uit kortetermijnindicatoren en enquêtes geven aan dat de consumptieve bestedingen in het eurogebied tijdens de komende periode zwak zullen blijven.
Grafiek 53 Detailhandelsverkopen, vertrouwen binnen de detailhandel en consumentenvertrouwen (maandgegevens) totale detailhandelsverkopen 1) (links) consumentenvertrouwen 2) (rechts) vertrouwen binnen de detailhandel 2) (rechts) 4
40
3
30
2
20
1
10
0
0
-1 -10 De zwakte van de consumptieve bestedingen gedurende de laatste twee jaar is hoofdzake-2 -20 lijk te wijten aan het verloop van het reëel -3 -30 beschikbaar inkomen, dat werd uitgehold door -4 -40 de hoge inflatie ten gevolge van de stijgende 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 grondstoffen- en energieprijzen. Meer recent Bronnen: Conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie en Eurostat. leidde de negatieve werkgelegenheidsgroei 1) Mutaties in procenten per jaar; driemaands voorttot een verdere daling van het totaal reëel schrijdende gemiddelden; gecorrigeerd voor aantal werkdagen; met inbegrip van brandstof. inkomen van huishoudens. Uit de laatste gege2) Procentuele saldi; voor seizoen en afwijkingen van het gemiddelde gecorrigeerd. vens blijkt dat het mutatietempo op jaarbasis van het reëel beschikbaar inkomen, dat reeds langdurig negatief is, tijdens het tweede kwartaal van 2012 fors terugliep met 2,1%. De huishoudens trachtten het effect van die daling op de consumptie te temperen door hun spaargelden aan te spreken. Daardoor liep hun spaarquote terug tot het laagste peil sinds de start van de reeks.
Wat de kortetermijndynamiek in het vierde kwartaal van 2012 betreft, wijzen zowel de ‘harde’ als de ‘zachte’ gegevens erop dat de consumptieve bestedingen zwak zullen blijven. De detailhandelsverkopen verminderden met 1,2% op maandbasis in oktober, zodat ze 1,6% onder hun gemiddelde peil van het derde kwartaal van 2012 lagen. Bovendien nam de Purchasing Managers’ Index (PMI) voor detailhandelsverkopen af van 46,0 in het derde kwartaal tot een gemiddelde van 45,5 gedurende de eerste twee maanden van het vierde kwartaal. Aldus zakte die index verder onder de theoretische nulgroeidrempel van 50. Daartegenover liet de indicator van de Europese Commissie voor het vertrouwen in de detailhandel in november een lichte verbetering optekenen ten opzichte van het gemiddelde voor het derde kwartaal. Niettemin bleef die indicator onder zijn langetermijngemiddelde. Het aantal registraties van nieuwe personenauto’s liep op maandbasis terug met 4,9% in oktober, na een geringere daling in september. De meest recente volatiele ontwikkelingen in de registraties van auto’s, die historisch gezien helemaal niet ongebruikelijk zijn, weerspiegelen, althans gedeeltelijk, de invloed van begrotingsmaatregelen in bepaalde landen op de timing van autoaankopen. De aankopen van auto’s en andere duurdere goederen zullen in de komende periode wellicht beperkt blijven. Zo liep de indicator van de Europese Commissie voor de verwachte grote aankopen tussen oktober en november 2012 verder terug. Die indicator bleef aldus op een historisch laag peil en wees op een aanhoudend gebrek aan dynamiek in het verbruik van duurzame consumptiegoederen. Ten slotte is het consumentenvertrouwen in het eurogebied, dat sinds medio 2011 afneemt, in november verder gedaald, tot het laagste niveau sinds begin 2009 (zie Grafiek 53). Net als in 2007-2008,
72
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
toen het consumentenvertrouwen terugliep, in aansluiting op de in 2007 begonnen trend, was de bezorgdheid over toekomstige werkloosheid de belangrijkste factor achter de verslechtering. INVESTERINGEN De sinds het tweede kwartaal van 2011 waargenomen daling van de bruto-investeringen in vaste activa hield aan, zij het in een trager tempo. In het derde kwartaal van 2012 slonken de investeringen met 0,7% op kwartaalbasis, na een inkrimping van 1,8% tijdens het tweede kwartaal. De beschikbare gegevens uit sommige landen van het eurogebied wijzen op een verdere afname van de niet-bouwinvesteringen, die de helft van de totale investeringen uitmaken, tijdens het derde kwartaal. De kortetermijnindicatoren geven ook aan dat de niet-bouwinvesteringen bleven afnemen, in overeenstemming met de gematigde algemene economische ontwikkelingen, het afnemende ondernemersvertrouwen en de huidige grote onzekerheid. Terwijl de productie van investeringsgoederen tijdens het derde kwartaal gemiddeld beschouwd toenam, liep ze in september terug, en de PMI voor de verwerkende industrie bleef op kwartaalbasis afnemen, in het verlengde van een nieuwe daling van de bezettingsgraad in het derde kwartaal. De bouwinvesteringen voor woningen en andere gebouwen zijn in het derde kwartaal van 2012 wellicht ook gekrompen als gevolg van de krappe financieringsvoorwaarden en de voortdurende aanpassingen op de huizenmarkten in heel wat landen van het eurogebied. Dit laatste komt tot uiting in de zwakke productie van de bouwnijverheid en het tanende vertrouwen in de sector. Ten slotte resulteerde de aanhoudende begrotingsconsolidatie in sommige landen van het eurogebied waarschijnlijk in een verdere inkrimping van de overheidsinvesteringen in het eurogebied als geheel. De weinige vooruitlopende indicatoren die voor het vierde kwartaal van 2012 beschikbaar zijn, geven over het algemeen aan dat de investeringen in vaste activa, exclusief die in de bouwnijverheid, in het eurogebied verder zijn afgenomen. De kredietvoorwaarden blijven strak en belemmeren productieve investeringen. In oktober en november zijn de PMI voor de verwerkende industrie en de component orderontvangsten ervan licht verbeterd ten opzichte van het derde kwartaal, maar het peil ervan blijft stroken met een verdere verzwakking van de investeringen. De investeringen in de bouwnijverheid zouden, volgens enquêtegegevens, in het vierde kwartaal eveneens licht blijven teruglopen. Verwacht wordt dat zowel de bouwinvesteringen als de niet-bouwinvesteringen begin 2013 verder zullen afnemen, tegen de achtergrond van de getemperde algehele economische bedrijvigheid en de aanhoudende onzekerheid. Volgens de halfjaarlijkse vragenlijst van de Europese Commissie over investeringen zijn de bedrijfsleiders in het eurogebied van plan hun investeringen in de industrie in 2013 met 1% te verminderen, vergeleken met 2012. OVERHEIDSCONSUMPTIE De groei van de overheidsconsumptie is de afgelopen kwartalen in een aantal landen teruggelopen als gevolg van hun inspanningen om de begroting te consolideren. De reële overheidsconsumptie nam zowel in het tweede als in het derde kwartaal van 2012 licht af. Wat de afzonderlijke componenten in het derde kwartaal betreft, is de kwartaalopkwartaalgroei van de lonen van het overheidspersoneel, die bijna de helft van de totale overheidsconsumptie uitmaken, verder teruggelopen, in de eerste plaats als gevolg van de loonmatiging en de bezuinigingen op de werkgelegenheid in de overheidssector in een aantal landen van het eurogebied. De groei van de intermediaire consumptieve bestedingen van de overheid (die goed zijn voor iets minder dan een vierde van het totaal) werd afgeremd door de aanhoudende consolidatie-inspanECB Maandbericht December 2012
73
ningen, waardoor hij slechts een kleine bijdrage leverde tot de toename van de totale nominale overheidsconsumptie. De sociale overdrachten in natura, die eveneens bijna een vierde van de overheidsconsumptie uitmaken, trokken iets trager aan. Het verloop van de sociale overdrachten in natura is gewoonlijk echter vrij stabiel, aangezien ze posten met een enigszins autonome dynamiek omvatten, zoals de uitgaven voor gezondheidszorg. In de komende kwartalen zou de bijdrage van de overheidsconsumptie tot de binnenlandse vraag beperkt blijven, omdat in een aantal landen van het eurogebied nog altijd budgettaire consolidatie-inspanningen nodig zijn. VOORRADEN In de tweede helft van 2011 leverden de voorraden sterk negatieve bijdragen tot de groei. Na in de eerste helft van 2012 weinig of niets te hebben bijgedragen, leverden ze tijdens het derde kwartaal van 2012 opnieuw een negatieve bijdrage aan de groei. Aangezien het tempo van de voorraadopbouw zich mogelijkerwijs echter reeds grotendeels aan de economische vertraging heeft aangepast, zou de bijdrage van de voorraden tot de groei gedurende de eerstvolgende kwartalen vrijwel nihil (of licht negatief) zijn. De aanzienlijke nettovoorraadaanvullingen die medio 2011 waren opgetekend (ten belope van 0,9% bbp in het tweede kwartaal van dat jaar) waren deels vrijwillig, omdat bedrijven hun voorraadpeil, na de bovenmatige voorraadintering in de nasleep van de recessie van 2008-2009, weer begonnen op te bouwen, en deels onvrijwillig, omdat de economische vooruitzichten scherp verslechterden en de financieringsvoorwaarden in bepaalde landen werden verstrakt tijdens de zomer van 2011. Tegen die achtergrond hebben de bedrijven hun beoogde voorraadpeil in slechts enkele maanden bijgesteld. De voorraden gereed product in de verwerkende industrie en in de detailhandel die, volgens de conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie, begin 2011 als laag werden beschouwd, kwamen tegen het najaar weer in de buurt van hun historische gemiddelden, waar ze ook bleven. De PMI-enquêtes begonnen vanaf medio 2011 ook te wijzen op een versnelde voorraadvermindering (of een tragere voorraadaanvulGrafiek 54 Voorraadmutaties in het ling). Deze trend hield aan, afgezien van een eurogebied korte onderbreking in het voorjaar van 2012. (EUR miljard; spreidingsindex) Als gevolg van die ontwikkelingen leverden nationale rekeningen (links) de voorraden sterk negatieve bijdragen tot de PMI (rechts) groei ten belope van respectievelijk 0,3 en 53 24 0,5 procentpunt in het derde en vierde kwar20 52 16 51 taal van 2011, en van nog eens gecumuleerd 12 50 0,2 procentpunt over de eerste drie kwartalen 8 49 van 2012 (zie Grafiek 54). 4 48 Met een aanzienlijke voorraadafbouw tegen medio 2012 (ten bedrage van ongeveer EUR 8 miljard per kwartaal of 0,4% bbp) zou de bijdrage van de voorraden tot de groei in de nabije toekomst vrijwel nihil of licht negatief kunnen zijn. Een licht negatieve bijdrage zou stroken met de recente gegevens uit de PMIenquêtes van oktober en november, die wijzen op een versnelde voorraadafbouw. Wellicht
74
ECB Maandbericht December 2012
0 -4 -8 -12 -16 -20 -24
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
47 46 45 44 43 42 41
Bronnen: Markit, Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: Nationale rekeningen: voorraadmutatie in waarde. PMI: gemiddelde van de voorraden input- en gereed product van de verwerkende industrie en van detailhandelsvoorraden.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
heeft het vrij lage voorraadpeil in de hele aanbodketen echter de kans verkleind op een meer uitgesproken voorraadvermindering onder de huidige omstandigheden, hoewel fragmentarische gegevens erop wijzen dat bepaalde sectoren (bijvoorbeeld de auto-industrie en de bouwnijverheid) over te grote voorraden beschikken. BUITENLANDSE HANDEL Tegen de achtergrond van een vertraging van de economische bedrijvigheid in het eurogebied en in de hele wereld, vertraagde de handel van het eurogebied tijdens het derde kwartaal van 2012. De uit- en invoer van goederen en diensten steeg met respectievelijk 0,9% en 0,2% op kwartaalbasis (zie Grafiek 55). Een en ander resulteerde in een positieve bijdrage van 0,3 procentpunt van de netto-uitvoer tot de reële bbp-groei in het eurogebied. De uitvoer van het eurogebied werd geschraagd door de krachtige vraag vanuit de Verenigde Staten en door een lichte versterking van de voorheen zwakke vraag vanuit de niet tot het eurogebied behorende EU-lidstaten, terwijl de uitvoer naar Azië gering bleef. Over een langere termijn beschouwd, heeft de buitenlandse handel sinds medio 2010 continu en in belangrijke mate de reële bbp-groei in het eurogebied ondersteund, aangezien de uitvoer steeds de invoer overtrof. Dit houdt in de eerste plaats verband met het negatieve groeiverschil tussen het eurogebied en de belangrijkste handelspartners ervan, alsook met de reëel-effectieve depreciatie van de wisselkoers van de euro tijdens die periode. Als gevolg daarvan bleef het aandeel van de invoer van het eurogebied in het bbp enigszins achter bij het uitvoeraandeel in het bbp, hoewel beide voorheen vrij gelijk verliepen. Met name de zwakte van de investeringen, die een hoge invoerintensiteit van de productie hebben, en in mindere mate de particuliere consumptie van goederen verklaren de matige invoergroei sinds de recessie in 2008 en 2009. Tegelijkertijd verleende de krachtige buitenlandse vraag van het eurogebied in de periode tot eind 2011 enige steun aan de invoergroei, omdat een omvangrijk deel van de invoer wordt gebruikt voor de uitvoerproductie. Die steun compenseerde evenwel maar gedeeltelijk de neerwaartse druk, op de invoergroei, van de zwakke binnenlandse vraag in het eurogebied. Op middellange termijn, naarmate de investeringen en de particuliere consumptie in het eurogebied Grafiek 55 Reële invoer, uitvoer en zich herstellen, zou de groei van de invoer bijdrage van het uitvoersaldo aan de bbp-groei naar het eurogebied weer aan kracht winnen en (mutaties in procenten op kwartaalbasis; procentpunten) zou de netto-uitvoer het reëel bbp van het eurouitvoersaldo (rechts) gebied wellicht minder stevig dan gedurende uitvoer (links) invoer (links) de laatste twee jaar ondersteunen. De kortetermijnvooruitzichten voor de handel van het eurogebied blijven omgeven door een toegenomen onzekerheid. De stemming ten aanzien van de vooruitzichten voor de uitvoer lijkt zich enigszins te stabiliseren, waarbij de enquête-indicatoren – zoals het door de Europese Commissie gerapporteerde peil van de uitvoerorderportefeuilles en de PMI voor nieuwe uitvoerorders – in november 2012 lichtjes zijn verbeterd. Niettemin wijst het lage peil van die indicatoren nog steeds op vrij matige kortetermijnvooruitzichten voor de uitvoer van het eurogebied. Desondanks
10
1,0
8
0,8
6
0,6
4
0,4
2
0,2
0
0,0
-2
-0,2
-4
-0,4
-6
-0,6
-8
-0,8
-10
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-1,0
Bronnen: Eurostat en de ECB.
ECB Maandbericht December 2012
75
zou een bescheiden herstel van de mondiale economie tijdens de komende maanden de uitvoer ondersteunen. De kortetermijnvooruitzichten voor de invoer worden nog steeds getemperd door de zwakke onderliggende groeidynamiek in het eurogebied. Dit zou er moeten voor zorgen dat de netto-uitvoer tegen eind 2012 en begin 2013 een licht positieve bijdrage levert tot de groei van het bbp.
4.2 SECTORALE PRODUCTIE Wat de productiezijde van de nationale rekeningen betreft, is de totale toegevoegde waarde in het derde kwartaal van 2012 met 0,1% gedaald, wat een daling voor het vierde opeenvolgende kwartaal inhoudt. Sinds het einde van de recessie vertoont dit verloop opmerkelijke verschillen tussen de sectoren onderling. In het derde kwartaal van 2012 lag de toegevoegde waarde in de industriële sector (ongerekend de bouwnijverheid) nog steeds bijna 7% lager dan haar piekwaarde van vóór de recessie. Daartegenover bevond de toegevoegde waarde van de diensten zich in de buurt van haar hoogtepunt van vóór de recessie. De toegevoegde waarde in de bouwnijverheid bleef in het tweede kwartaal van 2012 dalen tot bijna 19% onder het niveau van vóór de recessie. Kortetermijnindicatoren wijzen op een verdere afname in het vierde kwartaal van 2012. INDUSTRIE ONGEREKEND DE BOUWNIJVERHEID In het derde kwartaal van 2012 daalde de toegevoegde waarde in de industriële sector ongerekend de bouwnijverheid met 0,3% op kwartaalbasis, dit ten opzichte van de vlakke groei in het Grafiek 56 Groei van de industriële productie en bijdragen
Grafiek 57 Industriële productie, producentenvertrouwen en Purchasing Managers’ Index (PMI)
(groei in procenten en bijdragen in procentpunten; maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd)
(maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) industriële productie 1) (links) producentenvertrouwen 2) (rechts) PMI 3) m.b.t. de productie in de verwerkende industrie (rechts)
investeringsgoederen consumptiegoederen halffabricaten energie totaal m.u.v. bouwnijverheid
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7 -8 -9 -10 -11
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. Toelichting: De getoonde gegevens zijn berekend als driemaands voortschrijdende gemiddelden ten opzichte van het overeenkomstige gemiddelde drie maanden eerder.
76
ECB Maandbericht December 2012
4
16
2
8
0
0
-2
-8
-4
-16
-6
-24
-8
-32
-10
-40
-12
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-48
Bronnen: Eurostat, conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie, Markit en berekeningen van de ECB. Toelichting: De enquêtegegevens hebben betrekking op de verwerkende industrie. 1) Procentuele mutaties per driemaands periode. 2) Procentuele saldi. 3) Afwijkingen van een indexwaarde van 50.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
tweede kwartaal. De productie, daarentegen, nam in het derde kwartaal toe, dit nadat deze in het voorgaande kwartaal was gedaald (zie Grafiek 56). Deze aantrekkende productie werd gedragen door de ontwikkelingen in de sector van de investeringsgoederen en, zij het in mindere mate, in de sector van de consumptiegoederen. Uit de enquêtegegevens van de Europese Commissie blijkt niettemin dat een verzwakking van de vraag de productie in de drie maanden tot oktober negatief bleef beïnvloeden. Kortetermijnindicatoren wijzen voor het vierde kwartaal van 2012 op een zwakke bedrijvigheid in de industriële sector. Hoewel de indicator van de Europese Commissie met betrekking tot het producentenvertrouwen tussen oktober en november steeg, bleef hij op hetzelfde niveau als in het derde kwartaal (zie Grafiek 57). Aangezien de PMI-productie-index voor de verwerkende industrie zich nog steeds onder de theoretische nulgroeidrempel van 50 bevindt, strookt deze eveneens met de lusteloze ontwikkelingen in het vierde kwartaal van het jaar. Uit de door Markit gehouden enquête naar de beoordeling van de totale orderpositie van de bedrijven, die beschikbaar is tot november 2012, kwam een vergelijkbaar negatief verloop naar voren. BOUWNIJVERHEID In het derde kwartaal van 2012 gaf de toegevoegde waarde in de bouwnijverheid voor het zesde kwartaal op rij een negatieve groei te zien. De toegevoegde waarde kromp tijdens die periode met meer dan 4%. De beschikbare kortetermijnindicatoren wijzen voor de komende tijd op een aanhoudend zwak verloop, een bevestiging van de gematigde tendens in de bouwnijverheid. Uit de maandgegevens met betrekking tot de productie in de bouwnijverheid blijkt dat deze in september op maandbasis met 1,4% is afgenomen, waardoor het vierde kwartaal ongunstig is gestart. Bovendien bleef de PMI-productie-index voor de bouwnijverheid in oktober ruim onder 50, wat op een inkrimping van de bedrijvigheid wijst. Tegelijkertijd liet de EC-indicator van het producentenvertrouwen in de bouwnijverheid in de eerste twee maanden van het vierde kwartaal een daling optekenen en hij kwam aldus uit op het laagste peil sinds zijn dieptepunt in het voorjaar van 2009. Ten slotte liep het aantal toegekende bouwvergunningen in het eurogebied, dat fors onder zijn langetermijngemiddelde ligt, in de drie maanden tot juli 2012 terug tot bijna 1% onder het niveau van een jaar eerder. DIENSTEN De toegevoegde waarde in de dienstensector stagneerde kwartaal op kwartaal zowel in het tweede als in het derde kwartaal van 2012. Tussen het derde kwartaal van 2009 en het derde kwartaal van 2012 (dat is de periode na het einde van de recessie) lag de gemiddelde groei op kwartaalbasis in de diensten aanzienlijk lager dan in de industrie ongerekend de bouwnijverheid. De meest recente gegevens wijzen op een relatieve verbetering in de marktdiensten, waar de toegevoegde waarde in het derde kwartaal stabiel bleef, na in de eerste twee kwartalen van het jaar te zijn gekrompen, terwijl de niet-marktdiensten (inclusief de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening) op kwartaalbasis een daling met 0,2% te zien gaven. Enquêtes wijzen op een verdere krimp in de bedrijvigheid van de dienstensector in het laatste kwartaal van 2012. In de eerste twee maanden van het vierde kwartaal van 2012 lag het gemiddelde peil van de bedrijvigheidsindex van de PMI-dienstenenquête zelfs nog verder onder de theoretische nulgroeidrempel van 50 dan in het derde kwartaal. De EC-indicator van het producentenvertrouwen in de dienstensector schetst vrijwel hetzelfde beeld als de PMI.
ECB Maandbericht December 2012
77
4.3 ARBEIDSMARKT De afgelopen kwartalen zijn de arbeidsmarktverhoudingen in het eurogebied verder verslechterd als gevolg van de zwakke economische bedrijvigheid. De werkgelegenheid nam verder af, en de werkloosheidsgraad steeg tot historisch hoge niveaus, dit als gevolg van de aanhoudende arbeidsmarktaanpassingen in verschillende landen van het eurogebied. De laatste maanden zijn de toekomstgerichte indicatoren, zoals die welke gebaseerd zijn op enquêtes, verder verslechterd. In Kader 5 worden de sinds 2008 opgetekende arbeidsmarktontwikkelingen vergeleken met die tijdens vorige cycli en systemische financiële crises in de OESO-landen. Het totale aantal gewerkte uren daalde in het tweede kwartaal van 2012 met 0,3%, waarmee de neerwaartse tendens van de twee voorgaande kwartalen zich voortzette. Op sectoraal niveau ging het aantal gewerkte uren in de bouwnijverheid fors naar beneden, terwijl die afname in de industrie (ongerekend de bouwnijverheid) en de diensten minder uitgesproken was. Het aantal werkenden bleef in het tweede kwartaal van 2012 stabiel, nadat het gedurende drie opeenvolgende kwartalen was gedaald. De werkgelegenheid ging er in de industrie op achteruit, maar in de dienstensector nam ze licht toe, vooral in de vastgoedactiviteiten en de vrije beroepen (zie Tabel 9). Enquêtes naar de werkgelegenheid wijzen erop dat de schepping van arbeidsplaatsen in het derde kwartaal en aan het begin van het vierde kwartaal van 2012 waarschijnlijk verslechterd is, hoofdzakelijk als gevolg van de zwakke economische bedrijvigheid in het eurogebied. Met name de samengestelde PMI van het eurogebied inzake de werkgelegenheidsverwachtingen (zowel voor de verwerkende industrie als voor de dienstensector) bleef onder de nulgroeidrempel in het derde kwartaal van 2012, alsook in de eerste twee maanden van het vierde kwartaal. Uit de conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie komen soortgelijke vooruitzichten naar voren (zie Grafiek 58). Tabel 9 Werkgelegenheidsgroei (procentuele mutaties t.o.v. voorgaande periode; voor seizoen gecorrigeerd) Personen Twaalfmaands cijfers 2010 2011
Gehele economie waarvan: Landbouw en visserij Industrie Industrie m.u.v. bouwnijverheid Bouwnijverheid Dienstensector Handel en transport Informatie en communicatie Financiële dienstverlening en verzekeringen Onroerend-goedactiviteiten Professionele dienstverlening Openbaar bestuur Overige diensten
1)
Uren
Kwartaalcijfers 2011
2012
2012
IV
I
II
Twaalfmaands cijfers 2010 2011
Kwartaalcijfers 2011
2012
2012
IV
I
II
-0,5
0,3
-0,3
-0,3
0,0
0,0
0,2
-0,4
-0,1
-0,3
-1,1 -3,2 -2,8 -3,9 0,3 -0,7 -1,3 -0,8 -0,4 1,7 1,0
-2,2 -1,0 0,3 -3,9 0,8 0,6 1,8 -0,2 3,0 2,6 0,1
-0,9 -0,8 -0,3 -1,8 -0,1 -0,4 0,6 0,0 2,4 0,3 -0,2
0,0 -0,7 -0,4 -1,5 -0,2 -0,3 0,7 0,0 -1,2 -0,6 -0,1
0,5 -0,5 -0,5 -0,6 0,2 0,2 0,6 -0,9 0,7 0,7 0,1
-0,5 -1,5 -0,3 -3,9 0,6 -0,3 -0,7 -0,3 0,6 2,4 1,1
-2,1 -0,8 0,9 -4,1 0,7 0,3 1,8 -0,1 3,5 2,7 0,1
-0,3 -1,1 -0,4 -2,7 -0,1 -0,7 0,6 -0,2 1,0 0,4 0,1
-0,3 -0,1 0,2 -0,5 -0,1 -0,4 0,8 -0,2 -1,4 -0,6 0,3
-0,2 -1,1 -0,6 -2,2 -0,1 0,1 0,3 -1,5 1,1 0,2 -0,2
0,9
0,2
0,2
0,6
-0,4
0,6
-0,1
0,0
0,7
-1,1
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Met inbegrip van huishoudelijke diensten, de kunst en activiteiten van exraterritoriale organisaties.
78
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Grafiek 58 Werkgelegenheidsgroei en -verwachtingen (mutaties in procenten per jaar; procentuele saldi; voor seizoen gecorrigeerd) werkgelegenheidsgroei in de industrie m.u.v. de bouwnijverheid (links) werkgelegenheidsverwachtingen in de verwerkende industrie (rechts)
werkgelegenheidsverwachtingen in de bouwnijverheid werkgelegenheidsverwachtingen in de detailhandel werkgelegenheidsverwachtingen in de dienstensector
4
20
25
25
3
15
20
20
2
10
15
15
1
5
10
10
0
0
-1
-5
5
5
-2
-10
-3
-15
-4
-20
0
0
-5
-5
-10
-10 -15 -20
-5
-25
-15
-6
-30
-20
-7
-35
-25
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
-25
Bronnen: Eurostat en conjuctuurenquêtes van de Europese Commissie. Toelichting: De procentuele saldi zijn gecorrigeerd voor afwijkingen van het gemiddelde.
De jaar-op-jaar groei van de arbeidsproductiviteit per werknemer, die al twee jaar aan het dalen is, liet in het tweede kwartaal van 2012 een verdere vertraging tot 0,2% optekenen. De productiviteit per gewerkt uur vertoont een vergelijkbare vertraging (zie Grafiek 59). Verwacht wordt dat de productiviteitsgroei in het derde en vierde kwartaal van 2012 zwak is gebleven als gevolg van de matige economische bedrijvigheid.
Grafiek 59 Arbeidsproductiviteit per werkende
Grafiek 60 Werkloosheid
(mutaties in procenten per jaar)
(maandgegevens; voor seizoen gecorrigeerd) mutatie per maand in duizenden (links) percentage van de beroepsbevolking (rechts)
gehele economie (links) industrie m.u.v. bouwnijverheid (rechts) dienstensector (links) 8 7 6 5 4 3 2 1 0 -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7
16 14 12 10 8 6 4 2 0 -2 -4 -6 -8 -10 -12 -14 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
700
12,0
600
11,5
500
11,0
400
10,5
300
10,0
200
9,5
100
9,0
0
8,5
-100
8,0
-200
7,5
-300
2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
7,0
Bronnen: Eurostat.
ECB Maandbericht December 2012
79
De werkloosheidsgraad is blijven stijgen en bedroeg in oktober 2012 11,7%. Door deze laatste verhoging is de werkloosheidsgraad sinds april 2011, toen deze begon op te lopen, met 1,8 procentpunt toegenomen (zie Grafiek 60). Het feit dat er geen banen worden gecreëerd, wijst samen met de zwakke enquêteresultaten op een verdere stijging van de werkloosheid op korte termijn. Kader 5
RECENTE ARBEIDSMARKTONTWIKKELINGEN IN HET EUROGEBIED IN EEN HISTORISCHE CONTEXT De financiële crisis en de daaropvolgende recessie hadden een sterk negatief effect op de arbeidsmarkt van het eurogebied, en de vooruitzichten blijven matig. In dit Kader worden de arbeidsmarktontwikkelingen sinds 2008 vergeleken met die in voorgaande cycli en gedurende andere systemische financiële crises in OESO-landen. Het toont aan dat de aanpassingen van de arbeidsmarkt sinds 2008 langzamer verliepen dan in normale cycli, maar minder ongunstig waren dan in voorgaande recessies die met financiële crises gepaard gingen. De nieuwe economische teruggang en de zwakke vooruitzichten wekken echter bezorgdheid over de arbeidsmarktontwikkelingen in de nabije toekomst. Grafiek A Bbp, werkgelegenheid en werkloosheidsgraad in het eurogebied
Grafiek B Werkgelegenheid
(index: 2008-I = 100; procenten van de beroepsbevolking)
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
bbp werkgelegenheid werkloosheidsgraad (rechts)
eurogebied (huidige cyclus) ‘gemiddelde’ conjunctuur systeemcrises interkwartiel bereik
101
13
3
3
100
12
2
2
99
11
1
1
98
10
0
0
97
9
-1
-1
96
8
-2
-2
95
7
-3
-3
6
-4 T-8
94
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bronnen: Eurostat en berekeningen van medewerkers van de ECB.
80
ECB Maandbericht December 2012
T-4
T
T+4
T+8
-4 T+12 T+16 T+20 T+24
Bronnen: Eurostat en berekeningen van medewerkers van de ECB. Toelichting: T geeft het piekniveau van het bbp aan voor afgaand aan de recessies. De gegevens beslaan een periode van acht kwartalen vóór de piek (T-8) tot en met 24 kwartalen erna (T+24). Het bereik van de cycli voor recessies in OESO-landen wordt verkregen door het bovenste kwartiel te nemen minus het laagste kwartiel van de ontwikkelingen gedurende alle recessies in de OESO-landen sinds 1970. De ‘gemiddelde’ conjunctuur toont de gemiddelde ontwikkeling gedurende alle recessies in de OESO-landen die niet gecategoriseerd zijn als systeemcrises. De lijn van de systeemcrises toont de gemiddelde ontwikkeling gedurende de voorgaande vijf ernstige financiële crises sinds 1970, die zich voordeden in Spanje, Finland, Zweden, Noorwegen en Japan.
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
Grafiek C Arbeidsparticipatie
Grafiek D Werkloosheidsgraad
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalgegevens)
(in procenten van de beroepsbevolking)
eurogebied (huidige cyclus) ‘gemiddelde’ conjunctuur systeemcrises interkwartiel bereik
eurogebied (huidige cyclus) ‘gemiddelde’ conjunctuur systeemcrises interkwartiel bereik
1,5
1,5
14
14
1,0
1,0
12
12
0,5
0,5
10
10
0,0
0,0
8
8
-0,5
-0,5
6
6
-1,0
-1,0
4
4
-1,5
-1,5
2
2
-2,0 T-8
T-4
T
-2,0 T+4 T+8 T+12 T+16 T+20 T+24
Bronnen: Eurostat en berekeningen van medewerkers van de ECB. Toelichting: Zie de toelichting bij Grafiek B.
0 T-8
T-4
T
T+4
0 T+8 T+12 T+16 T+20 T+24
Bronnen: Eurostat en berekeningen van medewerkers van de ECB. Toelichting: Zie de toelichting bij Grafiek B.
Arbeidsmarktontwikkelingen in het eurogebied De financiële crisis en de daaropvolgende recessie hadden een zeer negatieve invloed op de economische ontwikkelingen in het eurogebied. De bedrijvigheid werd vrij ernstig aangetast, met een scherpe inkrimping van het reëel bbp, wat overeenstemt met de gegevens over voorgaande systemische financiële crises 1 Financiële crises gaan doorgaans gepaard met moeizamere en langer durende aanpassingsprocessen. Dit komt deels doordat die periodes vaak worden voorafgegaan door een hoogconjunctuur waarin grote onevenwichtigheden ontstaan. Het herstel van de balansen van de overheid en de private sector vereist vaak scherpe aanpassingen die tijd vergen, vooral indien ze worden afgeremd door nominale rigiditeit en het institutioneel kader. In de beginfase van de huidige crisis bleef de werkgelegenheidsaanpassing relatief gering, met name als gevolg van het sterk bijgestelde aantal gewerkte uren en de daarmee gepaard gaande labour hoarding. Sinds het begin van de crisis in 2008 verminderde de totale werkgelegenheid echter met meer dan 4 miljoen personen en liep de werkloosheid in het eurogebied op tot boven de 11,5% (zie Grafiek A). Dit verloop in het eurogebied als geheel verhult het feit dat de aanpassingen van de arbeidsmarkt aanzienlijk varieerden van land tot land.2
1 Zie Reinhard, C.M. en Rogoff, K.S., This Time Is Different: Eight Centuries of Financial Folly, Princeton University Press, Princeton, 2009. 2 Zie ook het door de ECB uitgebrachte Structural Issues Report 2012 met als titel “Euro area labour markets and the crisis”.
ECB Maandbericht December 2012
81
De huidige aanpassing van de arbeidsmarkt vergeleken met eerdere systeemcrises 3 Hoewel de werkgelegenheid in het eurogebied zich in de periode sinds 2008 minder gunstig ontwikkelde dan gemiddeld in eerdere cycli, is deze niet zo sterk gekrompen als tijdens voorgaande systeemcrises in de OESO-economieën. In eerdere cycli veerde de werkgelegenheid gemiddeld ongeveer drie jaar na de voorafgaande piek van het bbp weer op, tegen een gemiddelde herstelperiode van vijf jaar gedurende systeemcrises (zie Grafiek B). De relatief betere werkgelegenheidscijfers in de huidige financiële crisis zijn mogelijk te danken aan diverse beleidsmaatregelen die in een vroeg stadium van de crisis werden genomen om de werkgelegenheid te ondersteunen. 4 Wegens het zwakke herstel en de daaropvolgende verslechtering als gevolg van de overheidsschuldencrisis in het eurogebied is de werkgelegenheid recent echter weer gedaald. De arbeidsparticipatie bleef relatief veerkrachtig en in overeenstemming met het tijdens ‘gemiddelde’ cycli opgetekende peil, terwijl de arbeidsmarktdeelname tijdens eerdere systeemcrises doorgaans sterker bleek af te nemen (zie Grafiek C). Vooral de participatiegraad voor vrouwen en oudere arbeidskrachten gaf een gunstiger verloop te zien dan in eerdere crises, wat compensatie bood voor het negatieve effect op de participatie van arbeidskrachten in de meest actieve leeftijdsgroep en in het bijzonder van jongeren. Een en ander weerspiegelt wellicht deels de ingevoerde hervormingen om de integratie van vrouwen op de arbeidsmarkt te verhogen, alsook een toename van het aantal werkenden (‘added worker’ effect) als gevolg van de grotere financiële behoeften van de huishoudens in de nasleep van de financiële crisis. Ten slotte hebben de eerdere pensioenhervormingen wellicht de arbeidsparticipatie van oudere arbeidskrachten geschraagd, aangezien ze de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd optrokken en vervroegde pensionering minder aantrekkelijk maakten.5 Bovendien nam de werkloosheidsgraad in het eurogebied scherp toe van ongeveer 8% in 2008 tot bijna 12% in de afgelopen maanden. Hoewel een forse stijging typisch is voor een financiële crisis, blijkt uit Grafiek D dat de toename van de werkloosheid tot dusver lager blijft dan in eerdere systeemcrises, wat de relatief minder ongunstige werkgelegenheidstendensen weerspiegelt. Omdat de werkloosheidsgraad in het eurogebied zeer hoog was vóór de crisis, blijft deze niettemin boven het peil van eerdere crisisperiodes. De ervaring met eerdere crises leert ons dat de werkloosheidsgraad nog enige tijd ruimschoots hoger zal blijven dan vóór de crisis (zie Grafiek D). Dit Kader belicht de arbeidsmarktontwikkelingen in het eurogebied als geheel. De aanpassing varieerde echter aanzienlijk van land tot land in het eurogebied, als gevolg van verschillen in arbeidsmarktflexibiliteit en institutionele regelingen, alsook in de mate van vooruitgang op het vlak van structurele hervormingen. Vooruitblikkend wekt de nieuwe economische achteruitgang bezorgdheid over de toekomstige arbeidsmarktontwikkelingen, die ook zeer sterk zullen afhangen van de mate waarin het institutioneel kader flexibele loon- en werkge3 Vóór de huidige financiële crisis hadden zich vijf systemische bankcrises voorgedaan in de volgende geavanceerde economieën: Spanje aan het einde van de jaren zeventig, Noorwegen aan het einde van de jaren tachtig, Finland en Zweden aan het begin van de jaren negentig en Japan in de loop van de jaren negentig. Voor de definitie van systeemcrises, zie Laeven, L. en Valencia, F., “Systemic Banking Crises: A New Database”, Working Paper Series, nr. 08/224, IMF, 2008. Zie ook “What happens during recessions, crunches and busts?”, Working Paper Series, nr. 08/274, IMF, 2008. Zie voorts de World Economic Outlook van het IMF, april 2009. 4 Zie tevens het artikel met als titel “Labour market adjustments to the recession in the euro area”, Monthly Bulletin, ECB, July 2010. 5 Het door de ECB uitgebrachte Structural Issues Report 2012, met als titel “Euro area labour markets and the crisis”, komt tot de bevinding dat deze verandering in de samenstelling van de werkgelegenheid een deel van de beperkte loonaanpassing in de nasleep van de crisis kan verklaren.
82
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Productie, vraag en de arbeidsmarkt
legenheidsaanpassingen ondersteunt. Verdere hervormingen om de arbeidsmarktflexibiliteit te verbeteren, zouden al met al het risico helpen terugschroeven dat de recente stijging van de werkloosheid tot een hogere structurele werkloosheid zou leiden.
4.4 VOORUITZICHTEN VOOR DE ECONOMISCHE BEDRIJVIGHEID De beschikbare statistieken en uit enquêtes afgeleide indicatoren blijven wijzen op een verdere verzwakking van de bedrijvigheid in het vierde kwartaal, hoewel sommige indicatoren zich meer recent op een laag niveau hebben gestabiliseerd en het vertrouwen van de financiële markten verder is verstevigd. Op kortere termijn wordt verwacht dat de zwakke bedrijvigheid tot in 2013 zal aanhouden, dit als gevolg van het negatieve effect, op de binnenlandse bestedingen, van de sombere stemming bij consumenten en beleggers en van de matige buitenlandse vraag. Later volgend jaar zou een geleidelijk herstel inzetten naarmate de accommoderende monetaire beleidskoers en de aanzienlijke verbetering van het vertrouwen op de financiële markten zullen doorwerken in de particuliere binnenlandse bestedingen, en zou een versteviging van de buitenlandse vraag de groei van de uitvoer ondersteunen. Deze beoordeling is vervat in de door medewerkers van het Eurosysteem in december 2012 samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied, die voor 2012 een reële jaar-op-jaar bbp-groei voorzien tussen -0,6% -0,4%, voor 2013 tussen -0,9% en 0,3 % en voor 2014 tussen 0,2% en 2,2%. Ten opzichte van de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties van september 2012 zijn de marges voor 2012 en 2013 naar beneden bijgesteld. De neerwaartse risico’s verbonden aan de economische vooruitzichten voor het eurogebied blijven bestaan. Ze houden voornamelijk verband met de onzekerheid over de oplossing van problemen inzake overheidsschuld en governance in het eurogebied, aangezien geopolitieke kwesties en budgettaire beleidsbeslissingen in de Verenigde Staten het vertrouwen mogelijkerwijs langer zullen fnuiken dan wat momenteel wordt verwacht en het herstel van particuliere investeringen, werkgelegenheid en consumptie langer zullen uitstellen.
ECB Maandbericht December 2012
83
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
5 BEGROTINGSONTWIKKELINGEN Volgens de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie wordt in het eurogebied aanzienlijke vooruitgang geboekt met het terugdringen van begrotingsonevenwichtigheden. Dit komt tot uitdrukking in de verwachte aanzienlijke daling van het overheidstekort van het eurogebied, van 4,1% bbp in 2011 naar 3,3% bbp in 2012. Verdere verbetering wordt voorzien voor 2013 en eveneens voor 2014, zij het meer beperkt. Tegelijkertijd is, aldus de prognose, in 2012 de overheidsschuldquote voor het eurogebied tot boven 90% bbp gestegen en zal deze in 2014 op 94,3% bbp uitkomen. Verdere begrotingsaanpassing zal nodig zijn om in enkele landen buitensporige overheidstekorten terug te dringen en, meer in het algemeen, de schuldquote tot de referentiewaarde terug te brengen, om zo strikt te voldoen aan alle in de context van het versterkte bestuurskader gedane toezeggingen.
BEGROTINGSONTWIKKELINGEN IN 2012 Volgens de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie wordt in het eurogebied aanzienlijke vooruitgang geboekt met het terugdringen van begrotingsonevenwichtigheden. Het overheidstekort van het eurogebied als geheel zal, zo wordt voorzien, in 2011 zijn gedaald van 4,1% bbp naar 3,3% bbp in 2012 (zie Tabel 10 en Grafiek 61). Deze daling van het begrotingstekort is geheel toe te schrijven aan de stijging van de inkomstenquote van de overheid met 0,8 procentpunt tot 46,2% bbp, terwijl de uitgavenquote naar verwachting onveranderd is gebleven, op 49,5% bbp (zie Tabel 10 en Grafiek 62). De overheidsschuldquote voor het eurogebied stijgt naar verwachting in 2012 met 4,8 procentpunt tot 92,9% bbp. Deze stijging weerspiegelt een positieve stock/flow-aanpassing en het zogeheten sneeuwbaleffect (het schuldverhogende effect van een positief ecart tussen nominale rente en groei), terwijl de positieve bijdrage van het primaire tekort naar verwachting zeer klein zal zijn geweest. De tekorten zullen naar verwachting blijven teruglopen, waarbij wordt voorzien dat de overheidstekortquote voor het eurogebied als geheel in 2013 zal dalen naar 2,6% bbp en in 2014 marginaal verder naar 2,5% bbp. Deze verwachting hangt samen met een voorziene stijging van de inkomstenquote tot 46,6% bbp bij een een daling van de uitgavenquote tot 49,1% bbp eind 2014. Tegelijkertijd zal, zo wordt voorzien, de stijging van de overheidsschuld in verhouding tot het bbp voor het eurogebied in 2013 vertragen, zoals tot uiting komt in een verwachte toename met 1,6 procentpunt tot 94,5% bbp in 2013, en in 2014 een omslag maken, dank zij de schuldverminderende invloed van een geleidelijke stijging van primaire overschotten.
Ta b e l 1 0 B eg ro t i n g s o n t w i k ke l i n g e n i n h e t e u rog e b i e d (in procenten bbp; totale overheid) a. Totale inkomsten b. Totale uitgaven waarvan: c. Rentelasten d. Primaire uitgaven (b-c) Begrotingssaldo (a-b) Primair begrotingssaldo (a-d) Voor de conjunctuur gecorrigeerd begrotingssaldo Bruto schuld PM: reëel bbp (mutaties in procenten)
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
45,0 47,1
44,9 51,2
44,8 51,0
45,4 49,5
46,2 49,5
46,8 49,4
46,6 49,1
3,0 44,1 -2,1 0,9 -3,0 70,2 0,4
2,9 48,4 -6,3 -3,5 -4,6 80,0 -4,4
2,8 48,1 -6,2 -3,4 -5,1 85,6 2,0
3,0 46,5 -4,1 -1,1 -3,4 88,1 1,4
3,1 46,4 -3,3 -0,2 -2,2 92,9 -0,4
3,2 46,2 -2,6 0,6 -1,3 94,5 0,1
3,3 45,8 -2,5 0,8 -1,6 94,3 1,4
Bronnen: Economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie en berekeningen van de ECB. Toelichting: Als gevolg van afronding kunnen zich verschillen voordoen.
ECB Maandbericht December 2012
85
Grafiek 61 Determinanten van de begrotingsontwikkelingen in het eurogebied (procenten bbp; mutaties in procenten) a) Reële bbp-groei en twaalfmaands mutatie van het begrotingssaldo
b) Twaalfmaands mutaties in het voor de conjunctuur gecorrigeerde saldo en in de conjuncturele component van het feitelijke saldo
mutatie van het begrotingssaldo reële bbp-groei potentiële bbp-groei
mutatie in de conjuncturele component van het feitelijke saldo mutatie in het voor de conjunctuur gecorrigeerde feitelijke saldo
3,0
3,0
2,0
2,0
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
1,0
1,0
0,0
0,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-0,5
-0,5
-2,0
-2,0
-1,0
-1,0
-1,5
-1,5
-2,0
-2,0
-2,5
-2,5
-3,0
-3,0
-4,0
-4,0
-5,0
-5,0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
-3,0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
-3,0
Bronnen: Economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie en berekeningen van de ECB. De gegevens betreffen de totale overheid.
BEGROTINGSONTWIKKELINGEN EN -PLANNEN IN EEN AANTAL LANDEN De vooruitgang die is geboekt met het terugdringen van begrotingsonevenwichtigheden in het eurogebied komt ook tot uitdrukking in de correctie van buitensporige tekorten. Op 4 december heeft de Ecofin-Raad de buitensporigtekortprocedure voor Malta ingetrokken, na in juni die voor Duitsland te hebben opgeheven. 1 Bovendien zal volgens de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie Italië erin slagen zijn buitensporig tekort tegen de einddatum van 2012 te corrigeren, gevolgd door Nederland en Oostenrijk tegen de einddatum van 2013 en Portugal tegen de einddatum van 2014. Tegelijkertijd blijven, ondanks begrotingsconsolidatie en in een omgeving van zwakke en in enkele gevallen negatieve groei (zie ook Grafiek 61), een aantal landen problemen houden met het verwezenlijken van de nominale begrotingsdoelstellingen en een tijdige en duurzame correctie van buitensporige tekorten. In deze context wijst de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie op risico’s voor het terugdringen van het buitensporig tekort in België en Cyprus tegen de in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum van 2012. Risico’s voor de correctie van het buitensporig tekort tegen de einddatum van 2013 blijven ook, zo wordt voorzien, bestaan in Frankrijk, Slovenië en, in mindere mate, Slowakije. Ten slotte wordt voorzien dat Spanje bij ongewijzigd beleid tegen de in de buitensporigtekortprocedure bepaalde einddatum van 2014 een tekort boven de referentiewaarde van 3% bbp zal laten optekenen. Tegen de achtergrond van onverwachte negatieve schokken wat betreft de groei-ontwikkelingen en de daarmee samenhangende moeilijkheid te voldoen aan in de buitensporigtekortprocedures 1 Voor alle landen van het eurogebied, met uitzondering van Duitsland, Estland, Luxemburg, Malta en Finland, geldt momenteel een besluit van de Ecofin-Raad met betrekking tot het bestaan van een buitensporig tekort.
86
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
G r a f i e k 6 2 K w a r t a a l s t a t i s t i e ke n e n - p ro j e c t i e s m e t b e t re k k i n g t o t d e ove r h e i d s f i n a n c i ë n vo o r h e t e u rog e b i e d totale totale totale totale
inkomsten, op kwartaalbasis uitgaven, op kwartaalbasis inkomsten, op jaarbasis (Europese Commissie) uitgaven, op jaarbasis (Europese Commissie)
a) Jaar-op-jaar procentuele groei als vierkwartaals voortschrijdende totalen
b) Vierkwartaals voortschrijdende totalen in procenten bbp
7,0
7,0
6,0
6,0
5,0
5,0
4,0
4,0
3,0
3,0
2,0
2,0
1,0
1,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-2,0
-2,0
-3,0
-3,0
-4,0
-4,0
-5,0
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
-5,0
52
52
50
50
48
48
46
46
44
44
42
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
42
Bronnen: De gegevens betreffen de totale overheid. Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens, en de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie. Toelichting: De grafieken tonen de ontwikkeling van de totale inkomsten en totale uitgaven als vierkwartaals voortschrijdende totalen voor de periode van 2007-I tot en met 2012-II en de jaarlijkse projecties voor 2012, 2013 en 2014 uit de economische najaarsprognose 2012 van de Europese Commissie.
vastgelegde einddata, heeft de Ecofin-Raad op respectievelijk 10 juli en 9 oktober Spanje2 en Portugal 3 één jaar uitstel van hun in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum verleend, en wel tot 2014. Op 13 november heeft de Eurogroep zijn steun gegeven aan een verzoek van de Griekse autoriteiten Griekenland een verlenging van twee jaar (tot 2016) te verlenen om de in het kader van het tweede aanpassingsprogramma vastgelegde primaire-balansdoelstelling van 4,5% bbp te verwezenlijken. Op 4 december heeft de Ecofin-Raad zijn goedkeuring gehecht aan de desbetreffende verlenging van de in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum. Onderstaand volgt een kort overzicht van de recente begrotingsontwikkelingen in de grootste landen van het eurogebied, de eurolanden die steun ontvangen van de EU en het IMF, en Cyprus. In Duitsland zijn volgens nominale cijfers de afgelopen maanden met name de directe-belastinginkomsten sterker blijven groeien dan verwacht. Duitsland zal daardoor wellicht al in 2012 dicht bij een (nominaal) begrotingsevenwicht kunnen komen. Op 23 november hechtte het Duitse parlement zijn goedkeuring aan de begroting voor 2013, waarin geen belangrijke nieuwe begrotingsmaatregelen staan die gevolgen hebben voor de begrotingsvooruitzichten. 2 Zie voor details de aanbeveling van de Raad met de bedoeling een eind te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Spanje. Deze aanbeveling kan worden gevonden op de website van de Europese Commissie onder http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/30_edps/126-07_council/2012-07-10_es_126-7_council_en.pdf. 3 Zie voor details de aanbeveling van de Raad met de bedoeling een eind te maken aan de situatie van een buitensporig overheidstekort in Portugal. Deze aanbeveling kan worden gevonden op de website van de Europese Commissie onder http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/30_edps/126-07_council/2012-10-09_pt_126-7_council_en.pdf.
ECB Maandbericht December 2012
87
In Frankrijk zijn in het parlement de besprekingen over het voorstel voor de begrotingswet voor 2013 momenteel in volle gang. De overheid is voornemens het overheidstekort van het huidige geraamde niveau van 4,5% bbp in 2012 terug te brengen tot 3% bbp in 2013 om zo te voldoen aan de in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum. De begrotingsconsolidatie steunt vooral op belastingverhogingen ter hoogte van rond 1,2% bbp. Op 6 november 2012 heeft de Franse regering enkele maatregelen aangekondigd om het concurrentievermogen van de Franse economie te ondersteunen. De belangrijkste onderliggende maatregel is een permanente belastingverlaging voor ondernemingen die neerkomt op 1% van het bbp en die is uitgespreid over drie jaren (2014-2016). De invloed van deze maatregel op de begroting zal naar verwachting neutraal zijn, aangezien de lagere inkomsten uit de belastingvermindering zullen worden gefinancierd door middel van een verhoging (per januari 2014) van de BTW, veranderingen in milieubelastingen en lagere overheidsuitgaven. In Italië heeft de overheid op 9 oktober voor de periode 2013-2015 de Stabiliteitswet aangenomen, die budgettair neutraal zou moeten zijn. De de daarin voorziene verhoging met 2 procentpunt van zowel het middentarief van de BTW (10%) als de standaard BTW (21%) blijft achterwege. Alleen het hoge tarief zal vanaf juli 2013 met slechts één procentpunt worden verhoogd tot 22%. De Stabiliteitswet voorziet tevens in aanvullende belastingaftrekposten voor huishoudens en in uitgavenbeperkingen, waaronder ook op plaatselijk bestuur en de gezondheidszorg. De mogelijkheid bestaat dat de Stabiliteitswet in het lopende parlementaire proces nog wordt aangepast. In Spanje was de netto overheidskredietneming gedurende de eerste negen maanden van het jaar – en gemeten zonder de invloed van bankherkapitaliseringen – slechts weinig lager dan gedurende dezelfde periode in 2011. De overheidsuitgaven anders dan rente en sociale uitkeringen zijn scherp gedaald, maar de invloed hiervan op de netto kredietneming is tot dusver grotendeels tenietgedaan door dalende belastinginkomsten en hogere uitgaven aan rentebetalingen over schuld en sociale uitkeringen. De overheidskredietneming zal naar verwachting veel scherper dalen in het laatste kwartaal. Dan zullen namelijk veruit de meeste door de overheid doorgevoerde veranderingen van de belastingen, de in april aangenomen hervormingen in de gezondheidszorg en het onderwijssysteem en het afschaffen van de kerstbonussen voor overheidspersoneel alle hun grootste invloed op de overheidsrekeningen hebben. Wat betreft 2013 is eind september het voorstel voor de overheids- en socialezekerheidsbegrotingen aan het Spaanse parlement voorgelegd. Dit voorstel omvat nieuwe belastingmaatregelen (beperkingen op investeringsaftrek, belastingen op loterijwinsten, en nieuwe accijnzen op biobrandstoffen en aardgas) die beogen inkomsten van rond 0,5% bbp op te leveren, en tevens departementale uitgavenbeperkingen ten belope van rond 0,4% bbp. Het begrotingsvoorstel omvat tevens uitstel van een geplande verlaging met 1 procentpunt van de voornaamste socialezekerheidsbijdrage, waarvan de kosten rond 0,25% bbp zouden hebben bedragen. De meeste regionale overheden hebben nu hun begrotingsvoorstellen voor 2013 gepresenteerd. Deze wijzen tot nog toe over het geheel genomen op uitgavenbeperkingen van ongeveer 4% maar ook op lagere inkomsten dan oorspronkelijk begroot voor dit jaar. In Griekenland bleven de overheidsinkomsten tot en met oktober 2012 ruim beneden de programmadoelstellingen, deels ten gevolge van het feit dat de recessie dieper bleek dan verwacht, maar ook als gevolg van vertragingen in de tenuitvoerlegging van het hervormingsproces. Tegelijkertijd hield de overheid de uitgaven ruim onder het in de begroting vastgelegde niveau, hetgeen grotendeels valt terug te voeren tot een relatief gering beroep op het investeringsbudget en, in mindere mate, tot oplopende betalingsachterstanden. In de loop van november heeft het
88
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
Griekse parlement de begroting voor 2013 goedgekeurd, samen met de middellangetermijnbegrotingsstrategie voor 2013-2016, waarin het begrotingspakket voor het verwezenlijken van de begrotingsdoelstellingen gedurende 2013-2014 in detail is vastgelegd. Het pakket omvat maatregelen ter grootte van circa 7,3% bbp, vooral aan de uitgavenzijde, met een overwegend vroegtijdig effect. Ongeveer twee derde van de uitgavenmaatregelen is van invloed op de pensioenen en de loonkosten, de twee componenten van de begroting die het sterkst hebben bijgedragen aan de opbouw van onevenwichtigheden vóór de begrotingscrisis van 2009. De Griekse overheid is tevens voornemens tegen het eind van het jaar een stelselwijziging bij de inkomstenbelastingen door te voeren gericht op verbreding van de belastingbasis en herziening van de belastingschijvenstructuur. Het Griekse parlement heeft tevens zijn goedkeuring gehecht aan een reeks hervormingen ten aanzien van inkomstenbeheer en begrotingsbeheersing die, samen met de rationalisering van het openbaar bestuur, de begrotingsvoorbereiding en de begrotingsdiscipline zullen versterken. On 27 november zijn de Eurogroep en het IMF een nieuwe schulddoelstelling voor Griekenland overeengekomen (124% bbp in 2020), hetgeen de weg vrijmaakte voor de uitbetaling van de volgende financieringstranche in het kader van het EU/IMF-programma. De overeenkomst bevat een aantal maatregelen, waaronder het terugkopen van schulden door de Griekse overheid, het doorgeven van in het kader van het Programma voor de Effectenmarkten gemaakte winsten aan Griekenland, een verlaging van de rente op de Greek Loan Facility (GLF), een looptijdverlenging voor de GLF en de Europese Faciliteit voor Financiële Stabiliteit (EFSF), en het opschorten van EFSF-rentebetalingen. In Portugal is het begrotingsconsolidatietraject aangepast na de vijfde driemaandelijkse herziening in het kader van financiële programma van de EU en het IMF. De tekortdoelstellingen zijn naar boven bijgesteld, naar 5% bbp in 2012 en 4,5% bbp in 2013, om in 2014 uit te komen op 2,5% bbp. De zesde kwartaalrapportage concludeerde op 19 november dat het financiële programma van de EU en het IMF voor Portugal globaal genomen op schema ligt. Het Portugese parlement heeft op 27 november de begroting voor 2013 goedgekeurd. Deze omvat aanvullende consolidatiemaatregelen ten belope van rond 3% bbp, waarvan het overgrote deel aan de uitgavenzijde. In Ierland blijft het begrotingsaanpassingsprogramma voor de middellange termijn onveranderd en zal de begrotingsdoelstelling voor 2012 naar verwachting gemakkelijk verwezenlijkt worden. In de recentelijk geactualiseerde begrotingsverklaring voor de middellange termijn worden verdere aanpassingsplannen vanaf 2013 uiteengezet en wordt bevestigd dat een derde van de consolidatiemaatregelen aan de inkomstenzijde zullen neerslaan, en de rest aan de uitgavenzijde. De begroting voor 2013 die op 5 december is gepresenteerd bevat consolidatiemaatregelen conform de middellangetermijnplannen. Daarnaast is het voornemen de uitgavenoverschrijding in de gezondheidszorg te elimineren door middel van nieuwe besparingen in deze sector. In Cyprus wijzen schatkistcijfers voor de eerste tien maanden van het jaar erop dat de inkomsten aan belastingen en sociale premies aanzienlijk zwakker zijn geweest dan verwacht. In november heeft een missie van de Europese Commissie, de ECB en het IMF besprekingen gevoerd met de Cypriotische autoriteiten over de beleidsbouwstenen van een macro-economisch aanpassingsprogramma. Er werd vooruitgang geboekt in het streven naar overeenstemming over cruciale beleidsmaatregelen om de overheidsfinanciën te versterken, de gezondheid van het financiële stelsel te herstellen en het concurrentievermogen te verbeteren om aldus de economie de gelegenheid te bieden terug te keren naar duurzame groei en financiële stabiliteit.
ECB Maandbericht December 2012
89
UITDAGINGEN VOOR HET BEGROTINGSBELEID De reactie van het begrotingsbeleid op de overheidsschuldcrisis is tot dusverre in veel opzichten doortastend geweest. Dit betreft mede de omvang van de begrotingsconsolidatie, waarbinnen grote structurele aanpassingen plaatsvinden, met name in de landen van het eurogebied waarvoor een financieel programma van de EU en het IMF geldt. Daarnaast is vooruitgang geboekt met het versterken van het bestuurskader in de EU, en duurt de dialoog voort over de vraag hoe de EMU kan worden voltooid door een volgehouden streven naar financiële, begrotings-, economische en politieke integratie. Niettegenstaande deze vooruitgang blijven er op de korte termijn belangrijke opgaven bestaan. Bovenal zijn verdere inspanningen nodig om de schuldhoudbaarheid op de lange termijn te herstellen. Het is daarom van essentieel belang dat de recente impuls tot terugdringing van begrotingsonevenwichtigheden zijn kracht behoudt. Hoewel begrotingsconsolidatie een tijdelijke achteruitgang van de groei kan veroorzaken, leidt een goed vormgegeven begrotingscorrectie tot permanente verbetering van de structurele balans met per saldo een gunstig effect op de ontwikkeling van de schuldquote (zie voorts Kader 6, “De rol van het multiplicatoreffect in de huidige discussie over begrotingsconsolidatie”). Dientengevolge is uitstel van de noodzakelijke begrotingsaanpassing geen geloofwaardig alternatief voor een tijdige correctie van begrotingsonevenwichtigheden. Begrotingsstrategieën dienen derhalve strikt alle in het kader van het Stabiliteits- en groeipact en met name de buitensporigtekortprocedures gedane toezeggingen gestand te doen. Landen waarvoor het moeilijk blijkt de in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum te halen, dienen hun begrotingen voor 2013 aan te passen om de structurele inspanningen waardoor zij het nominale begrotingstekort op duurzame wijze tegen de overeengekomen einddatum tot onder de referentiewaarde van 3% bbp terug kunnen brengen, te intensiveren. Het voldoen aan de overeengekomen doelstellingen voor het nominale begrotingstekort biedt een belangrijk anker voor de verwachtingen ten aanzien van het traject naar houdbare overheidsfinanciën. Tegelijkertijd biedt het Stabiliteits- en groeipact landen die kampen met een onverwachte langdurige periode van lage groei enige speelruimte. Desalniettemin dient een besluit tot verlenging van een in de buitensporigtekortprocedure vastgelegde einddatum te worden ingegeven door de alles overkoepelende doelstelling zonder uitstel begrotingshoudbaarheid te verwezenlijken. Het is van essentieel belang dat het vertrouwen onder beleggers in de begrotingshoudbaarheid niet alleen verankerd wordt op de korte tot middellange termijn, maar ook op de lange termijn. Een dergelijke duidelijke visie zou de fundamenten van duurzame economische groei in Europa en in het eurogebied verbeteren. In dit kader, en na een in oktober voorgelegd interimrapport, zal de Voorzitter van de Europese Raad, in samenwerking met de voorzitters van de Europese Commissie en de Eurogroep en de President van de ECB, op 13 en 14 december een “routebeschrijving” richting een hechtere economische en monetaire unie aan de Europese Raad presenteren. De kern van een diepere unie is een verder gedeelde begrotingsverantwoordelijkheid, die het eurogebied de bevoegdheid zal geven op effectieve wijze onhoudbaar beleid in elk land van het eurogebied te voorkomen en te corrigeren.
90
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
Kader 6
DE ROL VAN HET MULTIPLICATOREFFECT IN DE HUIDIGE DISCUSSIE OVER BEGROTINGSCONSOLIDATIE Sinds het begin van de overheidsschuldencrisis hebben verscheidene EU lidstaten een reeks verstrekkende consolidatiemaatregelen doorgevoerd om de houdbaarheid van de begroting te herstellen en de kredietwaardigheid van de overheden te bestendigen. Tegelijkertijd werden de economische vooruitzichten voor de verschillende landen herhaaldelijk neerwaarts bijgesteld. Volgens sommige bronnen kan de achterblijvende groei voornamelijk worden toegeschreven aan het bovennormale kortetermijn-multiplicatoreffect (dat wil zeggen het effect van discretionaire begrotingsmaatregelen op de economische productie). Een meer uitgesproken visie is dat het multiplicatoreffect op dit moment zo groot is dat de begrotingsconsolidatie erdoor wordt ondermijnd, in elk geval op de korte termijn. Deze discussie werd verder aangewakkerd door de World Economic Outlook (WEO) van het IMF van oktober 2012 1, waarin werd gesteld dat de kortetermijn-multiplicatoren die werden gebruikt bij het formuleren van groeiprognoses voor de jaren 2010-2011 systematisch te laag zijn ingeschat (de daadwerkelijke multiplicator bedraagt mogelijk 1,7 in plaats van de 0,5 waarvan de prognoses van het IMF uitgaan). Anderzijds maakte de Europese Commissie in de najaarseditie van zijn economische vooruitzichten 2 kanttekeningen bij het gebruik van voorspellingsfouten als indirect bewijs voor de daadwerkelijke omvang van het muliplicatoreffect in de begrotingsconsolidatie. 3 De Commissie richtte zich uitsluitend op het eurogebied en toonde aan dat de correlatie tussen onjuistheden in de groeiprognose en aanpassingen in het begrotingsbeleid niet langer stand houdt als het stijgende rendement op staatsobligaties ook wordt meegenomen. Als we deze factor wel meenemen dan stemmen de resultaten overeen met een kortetermijn multiplicatoreffect van minder dan 1, wat tot nu toe in de empirische literatuur werd beschouwd als standaard. Het rapport van de EC verwijst ook naar de resultaten van simulaties met structuurmodellen die verschillende instituten hebben uitgevoerd ter beantwoording van de vraag of het kortetermijn-multiplicatoreffect hoger is tijdens een crisis dan onder normale omstandigheden. Met behulp van zijn QUEST-model heeft de EC berekend dat het kortetermijn-multiplicatoreffect van een evenwichtig samengestelde duurzame consolidatieschok voor de EU als geheel ongeveer 0,4 bedraagt. Dit kan in crisistijd oplopen tot 0,5-0,7, bijvoorbeeld in tijden van wereldwijde bezuinigingen en aan de nulgrens gebonden nominale rentetarieven. Dit Kader levert een bijdrage aan de discussie en stelt dat deze zich niet zou moeten beperken tot het muliplicatoreffect op de korte termijn. Hoewel het kortetermijneffect van consolidatie in ogenschouw genomen moet worden, is de bijdrage van consolidatie aan de houdbaarheid van de begroting op de lange termijn het belangrijkst. Een te grote focus op de korte termijn zou kunnen leiden tot een herhaling van in het verleden gemaakte beleidsfouten, waardoor de schuldquote zich niet snel genoeg stabiliseerde en de aanpassingsprocessen langduriger en moeilijker dan noodzakelijk bleken te zijn. 1 Zie ook de link op http://www.imf.org/external/pubs/ft/weo/2012/01/pdf/text.pdf 2 Zie Kader 1.5 in The European Economy, nummer 7/2012 van de Europese Commissie getiteld “Forecast errors and multiplier uncertainty” 3 In het verleden begane voorspellingsfouten worden ook geassocieerd met andere factoren zoals een hoger dan verwachte olieprijs en de hoeveelheid consolidatiemaatregelen die zijn opgenomen in de basisprognose voor de begroting.
ECB Maandbericht December 2012
91
Het multiplicatoreffect op basis van het New Area-Wide Model van de ECB In de volgende paragraaf wordt het New Area-Wide Model van de ECB gebruikt om, door middel van modelsimulaties, de omvang van de korte- en langetermijneffecten van begrotingsconsolidatie op het reële bbp te meten onder verschillende veronderstellingen. 4 Deze simulaties zijn niet bedoeld om een exacte, kwantitatieve weergave te geven van de daadwerkelijke consolidatiemaatregelen die zijn of wellicht worden geïmplementeerd in individuele landen binnen het eurogebied, maar om de kernfactoren te bepalen die van invloed zijn op het effect van die maatregelen op de korte en de lange termijn. In de simulaties is het eurogebied als geheel beschouwd. Het multiplicatoreffect op de korte termijn
Grafiek A Bbp-multiplicatoren op de korte termijn overheidsconsumptie overheidsinvesteringen algemene overdrachten
belasting op arbeid consumptiebelasting
0,4
0,4
0,2
0,2
0,0
0,0
-0,2
-0,2
-0,4
-0,4
-0,6
-0,6
-0,8
-0,8
-1,0
-1,0
-1,2
-1,2
-1,4
Onvolledige geloofwaardigheid
Volledige geloofwaardigheid
Volledige geloofwaardigheid + lagere landenrisicopremie
-1,4
Toelichting: Simulaties op basis van het NAWM. De multiplicatoren op de korte termijn komen overeen met de gemiddelde reële bbp-effecten over de eerste twee jaren van de begrotingsconsolidatie.
Grafiek A geeft de kortetermijn-multiplicatoren weer voor verschillende uitgaven- en inkomstengerelateerde begrotingsinstrumenten. De gesimuleerde consolidatiescenario’s gaan uit van een permanente verandering in het betreffende begrotingsinstrument teneinde een geleidelijke vermindering van de overheidsschuldquote van 90% naar 60% te bewerkstelligen in overeenstemming met de Verdragsreferentiewaarde. 5 De grafiek laat zien dat begrotingsconsolidatie in het algemeen op de korte termijn een negatief effect heeft op het bbp, waarbij de hoogte van het multiplicatoreffect op de korte termijn voor de verschillende begrotingsinstrumenten aanzienlijk uiteenloopt. Het negatieve effect is het sterkst bij onvolledige geloofwaardigheid, bijvoorbeeld als de markten in eerste instantie geen vertrouwen hebben in de vastberadenheid van de overheid om de aangekondigde consolidatiemaatregelen ook volledig door te voeren. Maar zelfs in dit geval vormen negatieve multiplicatoren van groter dan 1 een uitzondering en blijven zij beperkt tot reductie van productieve uitgaven (overheidsinvesteringen). Daarnaast kunnen verschillende aspecten bijdragen aan verlaging van het multiplicatoreffect op de korte termijn. Om te beginnen zijn de multiplicatoren op de korte termijn veel lager bij volledige geloofwaardigheid, bijvoorbeeld als de markten ervan overtuigd zijn dat de aangekondigde consolidatiemaatregelen volledig en duurzaam worden doorgevoerd (zie het tweede scenario in Grafiek A). Volledige geloofwaardigheid schept budgettaire ruimte na tien jaar, die in de
4 De analyse is gebaseerd op de uitgebreide versie van het NAWM dat beschreven staat in het artikel “Tax reform and labour-market performance in the euro area: a simulation-based analysis using the New Area-Wide Model” van G. Coenen, P. McAdam en R. Straub in het Journal of Economic Dynamics and Control, No 32(8), pag. 2543-2583, 2008. 5 De permanente begrotingsschok bedraagt 1% van het bbp in de stabiele uitgangssituatie. De begrotingsruimte die wordt gecreëerd door de consolidatie wordt gebruikt om de overheidsschuld binnen de eerste 10 jaar te verkleinen. Daarna kan het belastingtarief op inkomsten uit arbeid worden aangepast in respons op afwijkingen van het overheidstekort van de langetermijndoelstelling (die overeenkomt met een schuldquote van 60%).
92
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
simulaties is gebruikt om de belasting op arbeid terug te brengen. De marktverwachting van toekomstige belastingverlaging geeft gunstige effecten aan de aanbodzijde – bijvoorbeeld een stijging van het arbeidsaanbod zelfs op de korte termijn – die op hun beurt het negatieve kortetermijneffect van de consolidatie kunnen verzachten. Ten tweede zijn de multiplicatoren vaak lager als de vermindering van de overheidsschuldquote op de middellange termijn gepaard gaat met een verlaging van de landenrisicopremie (zie het derde scenario in Grafiek A). In dit scenario wordt een reductie van de risicopremie van 30 basispunten verondersteld, wat ruwweg overeenstemt met eerdere bevindingen in de literatuur. 6 De rente- en aflossingskosten voor de overheid zullen hierdoor dalen, evenals de financieringskosten voor de particuliere sector, zodat de particuliere investeringen een impuls krijgen.
Grafiek B Bbp-multiplicatoren op de lange termijn (index: 2008-I = 100; procenten van de beroepsbevolking) overheidsconsumptie overheidsinvesteringen algemene overdrachten
belasting op arbeid consumptiebelasting
5
5
4
4
3
3
2
2
1
1
0
0
-1
-1
-2
belasting op arbeid consumptiebelasting
Benchmark Lagere landenrisicopremie
-2
Toelichting: Simulaties op basis van het NAWM. De multiplicatoren op de lange termijn betreffen de procentuele afwijking van de nieuwe stabiele uitgangspositie van het reële bbp die wordt verkregen wanneer de overgangseffecten van de aanpassingsprocessen zijn uitgewerkt ten opzichte van de initiële stabiele uitgangspositie van het bbp. In de uitgevoerde simulaties duren deze aanpassingsprocessen meer dan tien jaar.
Ten derde zijn de kortetermijn-multiplicatoren afhankelijk van de samenstelling van de consolidatie. Belastingverhogingen en -verlagingen brengen lagere kortetermijn-multiplicatoren met zich mee dan een terugval in de overheidsconsumptie of de overheidsinvesteringen (de laatstgenoemde gerelateerd aan de grootste teruggang in het reële bbp). De omvang van het multiplicatoreffect op de korte termijn is ook gevoelig voor structurele aspecten van de economie, bijvoorbeeld het aandeel van liquiditeit of kredietbeperkte huishoudens. Een hoger aandeel van kredietbeperkte huishoudens veroorzaakt, ceteris paribus, een licht hoger multiplicatoreffect. De reden hiervoor is dat deze huishoudens minder goed in staat zijn om hun consumptie in de loop van de tijd af te vlakken. Hun beschikbare inkomen vraagt om een grotere vermindering van de consumptie dan dat bij huishoudens die in staat zijn om te lenen of te ontsparen het geval is. Het multiplicatoreffect op de lange termijn Op de langere termijn brengt begrotingsconsolidatie aanzienlijke voordelen met zich mee, niet alleen wat de houdbaarheid van de begroting betreft, maar ook gemeten naar het bbp (zie Grafiek B). De hoogte van het multiplicatoreffect op de lange termijn is niet afhankelijk van de mate van geloofwaardigheid. In de benchmarksimulaties met een constante risicopremie gaat de consolidatie gepaard met een positief langetermijneffect op het bbp voor alle begrotingsinstrumenten (behalve overheidsinvesteringen) dankzij de verlaging van de belasting op 6 Zie bijvoorbeeld T. Laubach, “New evidence on the interest rate effects of budget deficits and debt” in het Journal of the European Economic Association, No 7(4), pag. 1-28, 2009.
ECB Maandbericht December 2012
93
arbeid conform de ontstane budgettaire bewegingsruimte. De niet-productieve componenten van de overheidsuitgaven, te weten consumptie en overdrachten, sorteren een groter positief effect op het reële bbp dan de fiscale instrumenten. Deze resultaten komen overeen met de beschikbare empirische gegevens die wijzen op een hogere succesfactor bij begrotingsconsolidatie aan de uitgavenkant. 7 Als daarbij wordt aangenomen dat de inspanningen op het vlak van begrotingsconsolidatie tot een daling van de landenrisicopremie leiden, lopen de voordelen van consolidatie aanzienlijk hoger op dan in de basisscenario’s. Door de lagere financieringskosten van de overheid dankzij het lagere langetermijn nominale renteniveau verbetert de begrotingspositie van de publieke sector en wordt de ruimte voor verlaging van de belasting op arbeid groter. Tegelijkertijd resulteren lagere financieringskosten in de particuliere sector in een stijging van de kapitaalgoederenvooraad in alle sectoren van de economie. Kanttekeningen bij de effecten van begrotingsconsolidatie Hoewel de hoogte van het multiplicatoreffect op de korte termijn belangrijk is, geeft deze slechts een beperkte indruk van de begrotingsconsolidatie, de begrotingsanalyse en het begrotingstoezicht. In het licht van het hierboven gestelde moet een aantal kanttekeningen worden geplaatst bij het meten van het multiplicatoreffect en het effect van begrotingsconsolidatie. (i) De hoogte van het multiplicatoreffect kan worden teruggebracht door verbetering van de geloofwaardigheid van het consolidatiepakket. Als begrotingsconsolidatie geloofwaardig kan worden overgebracht als onderdeel van een noodzakelijk ombuigingsproces, waardoor bijvoorbeeld de belastingdruk in de toekomst zou kunnen dalen, dan krijgt het consumenten- en beleggersvertrouwen onmiddellijk een impuls. Dit vertrouwen kan nog verder worden verbeterd als de begrotingsconsolidatie gepaard gaat met structurele hervormingen die op de langere termijn een positief effect hebben aan de aanbodzijde. (ii) Overige factoren die van invloed zijn op de kortetermijnverwachtingen voor de groei Er kunnen risico’s ontstaan voor de macro-economische vooruitzichten door onzekerheid over niet alleen de omvang van het multiplicatoreffect, maar ook de hoeveelheid begrotingsconsolidatie die is opgenomen in de basisprognoses, en daarmee de mogelijke aanvullende consolidatiemaatregelen. Wat het effect van het beleid betreft: met name de recente verslechtering van het vertrouwen en de daardoor veroorzaakte economische neergang kan niet uitsluitend worden toegeschreven aan het effect van begrotingsconsolidatie en daarom worden uitgelegd als bewijs voor een hoger multiplicatoreffect, zoals een aantal recente analyses suggereren. Er spelen nog veel meer factoren (bijvoorbeeld de olieprijs en de valutakoersen) en het ontwarren van de soms complexe interactie tussen die factoren – ook in deze analyse – is geen eenvoudige opgave.
7 Zie Alesina, A., C. Favero and F. Giavazzi (2012), “The output effect of fiscal consolidations”, NBER Working Papers, nr. 18336; Alesina A. en S. Ardagna (2012), “The design of fiscal adjustments”, NBER Working Papers, nr. 18423.
94
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Begrotingsontwikkelingen
(iii) Begrotingsconsolidatie heeft op de lange termijn gunstige effecten op de economische groei Terwijl begrotingsconsolidatie op de korte termijn een negatief effect op de groei kan hebben, op de middellange tot lange termijn is het effect ervan positief en dit compenseert een mogelijke terugval op de korte termijn ruimschoots. Ook is het voor overheden niet aan te bevelen om bij consolidatie niet te kiezen voor maatregelen aan de uitgavenkant omdat deze, hoewel zij op de korte termijn een sterker negatief effect kunnen hebben dan inkomstenmaatregelen, doorgaans het sterkste positieve effect hebben op de middellange- tot langetermijngroeivooruitzichten. Mede gegeven de zeer grote omvang van de publieke sector in veel landen moet het merendeel van de begrotingsaanpassingen worden gedragen aan de uitgavenkant en moeten tegelijkertijd bezuinigingen op de productieve overheidsuitgaven worden voorkomen. Daarnaast moet de aanvullende begrotingsruimte die wordt gecreëerd door de consolidatieinspanningen op de middellange termijn worden gericht op het verlagen van belastingen die het meest schadelijk zijn voor de groei (bijvoorbeeld belasting op arbeid). Conclusies De huidige discussie lijkt te gericht op uitsluitend de omvang van het multiplicatoreffect op de korte termijn. Goed geconcipieerde consolidatiemaatregelen leiden tot een permanente verbetering van het structurele saldo, terwijl de groeiverslechtering, als die al optreedt, slechts tijdelijk is. Begrotingsconsolidatie heeft een gunstige invloed op het beloop van de schuldquote, wat op dit ogenblik belangrijker is dan ooit om het vertrouwen in de houdbaarheid van de begrotingen in het eurogebied en daarbuiten te herstellen.
ECB Maandbericht December 2012
95
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN
6 D O O R M E D E W E R K E R S VA N H E T E U RO S YS T E E M S A M E N G E S T E L D E M A C RO - E C O N O M I S C H E P RO J E C T I E S VO O R H E T E U RO G E B I E D
Door medewerkers van het eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied
Op grond van de op 23 november 2012 beschikbare informatie hebben medewerkers van het Eurosysteem projecties opgesteld voor de macro-economische ontwikkelingen in het eurogebied.1 Na een lichte daling van de bedrijvigheid in het derde kwartaal van 2012 wordt voor de korte termijn een verdere lichte daling van het reële bbp verwacht. Deze vooruitzichten voor de korte termijn zijn het gevolg van een geringe buitenlandse vraag en het negatieve effect op de binnenlandse vraag van een combinatie van factoren: een matige stemming vanwege de spanningen op de financiële markten in het eurogebied, begrotingsconsolidatie, hoge grondstoffenprijzen en schuldenafbouw in de particuliere sector. Aangenomen dat de spanningen op de financiële markten niet verder verhevigen, luidt de projectie dat het reële bbp in 2013 een bescheiden herstel te zien zal geven, dat mede wordt ingegeven door het gunstige effect op de uitvoer van zowel een herstel van de buitenlandse vraag als een verbetering van de concurrentiekracht in termen van kosten, door het gunstige effect op de binnenlandse particuliere vraag van het accommoderende monetaire beleid en door de positieve effecten op het reële beschikbare inkomen van een inflatiedaling, die vooral het gevolg is van lagere prijzen voor voedsel en grondstoffen. Volgens de projectie zal de gemiddelde reële bbp-groei op jaarbasis in 2012 liggen tussen -0,6% en -0,4%, in 2013 tussen -0,9% en 0,3% en in 2014 tussen 0,2% en 2,2%. Volgens de projectie zal de HICP-inflatie in het eurogebied in de projectieperiode dalen. Naar verwachting komt de gemiddelde totale HICP-inflatie uit op ongeveer 2,5% in 2012, tussen 1,1% en 2,1% in 2013 en tussen 0,6% en 2,2% in 2014. Deze daling wordt naar verwachting vooral ingegeven door een tragere stijging van de voedsel- en energieprijzen als gevolg van dalende grondstoffenprijzen. Naar verwachting blijft de HICP-inflatie exclusief voeding en energie gedurende de projectieperiode min of meer stabiel. 1 De door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties zijn een gezamenlijk product van deskundigen van de ECB en van de nationale centrale banken van het eurogebied. Zij vormen een halfjaarlijks ingrediënt voor de beoordeling door de Raad van Bestuur van de economische ontwikkelingen en de risico’s voor prijsstabiliteit. Meer informatie over de procedures en technieken wordt verschaft in de in juni 2001 door de ECB gepubliceerde A guide to Eurosystem staff macroeconomic projection exercises, die te vinden is op de website van de ECB. Om uitdrukking te geven aan de onzekerheid waarmee de projecties zijn omgeven, worden voor de uitkomsten van elke variabele marges gebruikt. De marges zijn gebaseerd op de verschillen tussen de werkelijke uitkomsten en eerdere projecties die gedurende een aantal jaren zijn uitgevoerd. De breedte van de marges is tweemaal de gemiddelde absolute waarde van deze verschillen. De gebruikte methode, waarin een correctie voor uitzonderlijke gebeurtenissen is opgenomen, wordt beschreven in New procedures for constructing Eurosystem and ECB staff projection ranges, gepubliceerd door de ECB in december 2009 en eveneens te vinden op de website van de ECB.
Kader 7
T E C H N I S C H E A A N N A M E S B E T R E F F E N D E D E R E N T E , D E W I S S E L KO E R S E N , D E G RO N D S TO F F E N P R I J Z E N E N H E T B E G ROT I N G S B E L E I D De technische aannames met betrekking tot de rente en de prijzen van grondstoffen zijn gebaseerd op marktverwachtingen (waarvoor de afsluitdatum 15 november 2012 was). De aanname voor de korte rente is van puur technische aard. De korte rente wordt afgemeten aan de driemaandse EURIBOR, waarbij de marktverwachtingen worden afgeleid van de termijnrentes. Deze methodologie levert voor de korte rente een gemiddeld niveau op van 0,6% voor 2012, 0,2% voor 2013 en 0,3% voor 2014. De marktverwachtingen betreffende het nominale rendement op tienjaars overheidsobligaties in het eurogebied impliceren een gemiddeld renteniveau van 3,8% in 2012, 3,6% in 2013 en 4,0% in 2014. In lijn met het beloop van de rentetarieven op de termijnmarkten en de geleidelijke doorwerking van wijzigingen in deze marktrentetarieven in de kredietrentetarieven zullen naar verwachting zowel de korte als de lange bancaire debetrentes in 2013 hun laagste stand bereiken en daarna geleidelijk weer ECB Maandbericht December 2012
97
stijgen. De voorwaarden voor kredietverlening zullen in 2012 en 2013 naar verwachting een negatieve invloed hebben op de economische bedrijvigheid in het eurogebied en in 2014 min of meer neutraal zijn. Op grond van het prijsbeloop op de termijnmarkten voor grondstoffen in de twee weken tot en met de afsluitdatum wordt voor ruwe Brent-olie uitgegaan van een prijs per vat van gemiddeld USD 111,7 in 2012, USD 105,0 in 2013 en USD 100,5 in 2014. De in Amerikaanse dollar luidende prijzen van grondstoffen anders dan energie zullen, zo is de aanname, in 2012 met 7,5% dalen, gevolgd door een daling van 1,5% in 2013 en een stijging van 3,3% in 2014. 1 Aangenomen wordt dat de bilaterale wisselkoersen gedurende de projectieperiode onveranderd zullen blijven op het gemiddelde niveau van de twee weken tot en met de afsluitdatum. Dit impliceert een EUR/USD-wisselkoers van 1,28 gedurende de gehele projectieperiode. Gemiddeld genomen wordt er uitgegaan van een daling van de effectieve wisselkoers van de euro met 5,5% in 2012 en 0,9% in 2013. De aannames betreffende het begrotingsbeleid zijn gebaseerd op de nationale begrotingsplannen in de afzonderlijke landen van het eurogebied die beschikbaar waren op 23 november 2012. Zij omvatten alle beleidsmaatregelen die reeds door het betreffende nationale parlement zijn goedgekeurd of die reeds in detail door overheden zijn uitgewerkt en het wetgevingsproces waarschijnlijk zullen doorstaan. 1 De aannames voor de olie- en voedselprijzen zijn gebaseerd op de koersen van futures tot en met het einde van de projectieperiode. Voor andere grondstoffen wordt aangenomen dat de prijzen tot het vierde kwartaal van 2013 de futures volgen en zich daarna in lijn met de mondiale economische bedrijvigheid ontwikkelen.
H E T I N T E R N AT I O N A L E K L I M A AT Volgens de projecties zal de groei van het reële mondiale bbp (exclusief het eurogebied) geleidelijk aantrekken en van 3,7% in 2012 stijgen naar 3,8% in 2013 en 4,5% in 2014. Na een lichte groeivertraging in het tweede kwartaal van 2012 blijkt uit recente bbp-cijfers voor enkele regio’s dat de mondiale economische bedrijvigheid tegen het einde van het jaar weer een bescheiden versnelling vertoont. Op middellange termijn wordt de groei van de wereldeconomie naar verwachting vertraagd doordat in de geavanceerde economieën het evenwicht in bepaalde sectoren moet worden hersteld en zowel in de publieke als private sector verder balansherstel nodig is. Hoewel op sommige gebieden, met name de Amerikaanse woningmarkt, vooruitgang is geboekt, blijft in een aantal grote ontwikkelde economieën het schuldenniveau hoog. In de opkomende markten is sprake van groeimatiging als gevolg van een geringere buitenlandse vraag en de gevolgen van eerder verkrappingsbeleid. De combinatie van een ruimer monetair beleid gedurende de afgelopen maanden, economische stimuleringsmaatregelen door de overheid in sommige landen en een verbetering van de kredietvoorwaarden zal in de opkomende landen naar verwachting bijdragen aan een geleidelijk herstel van de groei. Aangenomen wordt dat de wereldhandel op korte termijn zwak blijft en in de loop van volgend jaar geleidelijk aantrekt. De buitenlandse vraag naar goederen en diensten uit het eurogebied zal in 2012 naar verwachting met 3,4% groeien, in 2013 met 3,7% en in 2014 met 6,8%. P RO J E C T I E S VO O R D E R E Ë L E B B P - G RO E I Het reële bbp van het eurogebied is in het derde kwartaal van 2012 met 0,1% gedaald. Deze daling volgde op een daling van 0,2% in het voorgaande kwartaal en stagnatie in het eerste kwartaal. De binnenlandse vraag is in de eerste drie kwartalen van 2012 gedaald. De particuliere consumptie werd gedrukt door de zwakte van het reële besteedbare inkomen. Tegen een ach-
98
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Door medewerkers van het eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied
tergrond van spanningen op de financiële markten in het eurogebied en stijgende werkloosheid lijkt het broze consumentenvertrouwen verdergaande stabilisering van de consumptie te hebben tegengehouden. Een lage en dalende bezettingsgraad, verslechterende vraagvooruitzichten, grotere onzekerheid en ongunstige voorwaarden voor kredietverlening hebben in sommige landen de bedrijfsinvesteringen gedrukt. Het uitvoersaldo heeft in de eerste drie kwartalen van 2012 een positieve bijdrage aan de groei geleverd, al was dit vooral het gevolg van de geringe groei van de invoer. Aangezien al deze factoren een negatieve invloed blijven uitoefenen, zal het bbp op korte termijn naar verwachting verder dalen. Voor de periode daarna, en ervan uitgaand dat de spanningen op de financiële markten niet verder toenemen, zal het reële bbp van het eurogebied zich in de eerste helft van komend jaar waarschijnlijk stabiliseren en zich daarna geleidelijk herstellen. De exportgroei neemt door de ontwikkelingen in de buitenlandse vraag en de toenemende concurrentiekracht geleidelijk toe en levert in 2013 waarschijnlijk een positieve bijdrage aan de groei van het bbp, aangezien de invoer, gezien de zwakke algehele vraag, gematigd zal blijven. Het herstel wordt naar verwachting ook ondersteund door de gunstige effecten van het accommoderende monetaire beleid op de binnenlandse particuliere vraag en door de gunstige effecten van een door dalende voedselprijzen veroorzaakte inflatiedaling op het reëel besteedbaar inkomen. Toegenomen onzekerheid, begrotingsconsolidatie en de noodzaak tot verdere schuldenafbouw in sommige landen hebben ongunstige effecten op de binnenlandse vraag en naar verwachting zullen deze effecten gedurende de projectieperiode slechts geleidelijk afnemen. De herstelprognose blijft vanuit historisch oogpunt al met al gematigd. Uitgedrukt in jaarlijkse gemiddelden zal het reële bbp van het eurogebied in 2012 naar verwachting tussen -0,6% en -0,4% groeien, in 2013 tussen ¬-0,9% en 0,3% en in 2014 tussen 0,2% en 2,2%. Meer gedetailleerd betekent dit dat de groei van de uitvoer uit het eurogebied volgens de prognose in de tweede helft van 2012 zwak is en daarna aantrekt als gevolg van een geleidelijke toename van de buitenlandse vraag. Na onlangs te zijn gestegen neemt het marktaandeel van de uitvoer uit het eurogebied volgens de prognoses in 2013 en 2014 licht af. Daarmee wordt de neerwaartse langetermijntrend weer voortgezet. Door de naar verhouding zwakke binnenlandse vraag in het eurogebied zal de uitvoer binnen het eurogebied volgens de prognoses veel langzamer groeien dan die uit het eurogebied. De particuliere investeringen exclusief woningen in het eurogebied nemen op korte termijn naar verwachting sterk af als gevolg van de toegenomen onzekerheid, het geringe ondernemersvertrouwen, een lage bezettingsgraad, slechte vraagvooruitzichten en ongunstige kredietvoorwaarden in sommige landen. Deze investeringen zullen naar verwachting later in de projectieperiode weer aantrekken onder invloed van een groeiende binnen- en buitenlandse vraag, de uiterst lage rentetarieven en een grotere winstopslag. De voortgaande herstructurering van de balansen, onzekerheid rond de spanningen op de financiële markten in het eurogebied en het ongunstige financiële klimaat in sommige eurolanden zullen het voorspelde herstel van de bedrijfsinvesteringen in de projectieperiode waarschijnlijk blijven drukken. Volgens de projectie zullen de investeringen in woningen gedurende de gehele projectieperiode afnemen als gevolg van een geringe groei van het besteedbaar inkomen, broos consumentenvertrouwen en eventuele verdere correcties op de woningmarkt in sommige landen. Deze ongunstige effecten zullen naar verwachting ruimschoots opwegen tegen het feit dat investeringen in woningen in sommige andere landen, gezien de historisch lage hypotheekrentetarieven, relatief aantrekkelijk zijn. De overheidsinvesteringen zullen naar verwachting tot eind 2014 afnemen als gevolg van de begrotingsconsolidatiemaatregelen die in verschillende eurolanden zijn genomen. ECB Maandbericht December 2012
99
Ta b e l 1 1 M a c ro - e c o n o m i s c h e p ro j e c t i e s vo o r h e t e u rog e b i e d (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis) 1) 2011 HICP 2) Reëel bbp Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Bruto investeringen in vaste activa Uitvoer (goederen en diensten) Invoer (goederen en diensten)
2,7 1,5 0,1 -0,2 1,6 6,5 4,3
2012 2,5 -0,6 -1,2 -0,6 -4,2 2,1 -1,1
– 2,5 – -0,4 – -1,0 – 0,2 – -3,4 – 3,7 – 0,3
2013 1,1 -0,9 -1,1 -1,2 -4,2 -0,4 -1,7
– 2,1 – 0,3 – -0,1 – 0,0 – -1,0 – 5,0 – 3,7
2014 0,6 0,2 -0,4 -0,4 -1,0 2,0 1,7
– – – – – – –
2,2 2,2 1,4 1,2 3,6 8,6 7,7
1) D e projecties voor het reële bbp en de componenten daarvan hebben betrekking op voor werkdagen gecorrigeerde gegevens. Bij de projecties voor de uitvoer en de invoer is de handel binnen het eurogebied inbegrepen. 2) De voor 2012 vermelde waarden rond nul zijn het gevolg van afronding.
Volgens de prognose zal de particuliere consumptie op korte termijn verder dalen. Dit is het gevolg van een sterke daling van het reële besteedbare inkomen, die slechts gedeeltelijk gecompenseerd wordt door een tijdelijke, scherpe daling van de spaarquote doordat huishoudens hun consumptiepatroon proberen te stabiliseren. Deze daling van het reële besteedbare inkomen is het gevolg van een forse afname van de werkgelegenheid, consumentenprijzen die sterker zijn gestegen dan de nominale loonsom per werknemer, begrotingsconsolidatiemaatregelen in sommige eurolanden en weinig inkomen uit vermogen. In de loop van 2013 zal de particuliere consumptie zich naar verwachting stabiliseren, als reactie op een gematigd herstel van de reële besteedbare inkomens dat optreedt doordat de begrotingsconsolidatie en het verlies aan werkgelegenheid geleidelijk hun ongunstige effect verliezen en de reële inkomens profiteren van een daling van de grondstoffenprijzen. In 2014 zal de groei van de particuliere consumptie een gematigd herstel vertonen, doordat de omstandigheden op de arbeidsmarkt verbeteren en het inkomen uit arbeid daardoor stijgt. Het herstel van de particuliere consumptie zal naar verwachting echter worden gedrukt door een geleidelijke stijging van de spaarquote vanaf begin 2013, die het gevolg is van de zwakke arbeidsmarkt en van het afbouwen door huishouden van eerdere pogingen hun consumptie op peil te houden. De overheidsconsumptie zal, zo wordt voorzien, in 2012 en 2013 afnemen als gevolg van begrotingsconsolidatie en in 2014 een bescheiden groei vertonen. Naar verwachting is de invoer van buiten het eurogebied in de tweede helft van het jaar teruggelopen en zal deze in de loop van 2013 weer opleven, zij het dat de zwakte van de algehele vraag remmend blijft werken. Door een sterkere exportgroei en een zwakke ontwikkeling van de invoer zal het uitvoersaldo gedurende de projectieperiode naar verwachting een positieve bijdrage leveren aan de groei van het bbp. De geringe ontwikkeling van de bedrijvigheid in de afgelopen jaren heeft de potentiële groei naar verwachting negatief beïnvloed, hoewel de precieze omvang van deze invloed nog zeer onzeker is. Waarschijnlijk zullen de aanhoudend zwakke arbeidsmarkt en geringe investeringen de potentiële productiegroei blijven drukken. Gezien de zwakke vooruitzichten voor groei van het reële bbp luidt de prognose dat het verschil tussen de potentiële en feitelijke groei (een negatieve output gap) in 2012 en 2013 groter zal worden en in 2014 weer iets kleiner. P ro j e c t i e s b e t r e f f e n d e p r i j z e n e n ko s t e n De totale HICP-inflatie zal volgens de prognose dalen van gemiddeld ongeveer 2,5% in 2012 naar tussen 1,1% en 2,1% in 2013 en tussen 0,6% en 2,2% in 2014. De inflatiedaling in 2013 is voornamelijk het gevolg van een voorziene sterke daling van de energieprijsinflatie en, in mindere mate, de voedselprijsinflatie. Dat de energieprijsinflatie afneemt, komt vooral doordat de
100
ECB Maandbericht December 2012
ECONOMISCHE EN MONETAIRE ONTWIKKELINGEN Door medewerkers van het eurosysteem samengestelde macro-economische projecties voor het eurogebied
effecten van eerdere stijgingen van de olieprijzen naar verwachting zullen wegebben en er wordt aangenomen dat de olieprijzen gedurende de projectieperiode geleidelijk zullen dalen. Voor de daling van de voedselprijsinflatie geldt eveneens dat ervan wordt uitgegaan dat de internationale en Europese grondstoffenprijzen gedurende de projectieperiode licht dalen en dat de effecten van de recente prijsstijgingen wegebben. Daar staat tegenover dat de HICP-inflatie exclusief voeding en energie naar verwachting min of meer stabiel blijft. Dat deze inflatiemaatstaf zich niet conform de conjunctuur lijkt te ontwikkelen, wordt veroorzaakt door enkele ontwikkelingen in de onderliggende factoren. In 2012 en 2013 zullen hogere indirecte belastingen en door de overheid gereguleerde prijzen naar verwachting opwaartse druk uitoefenen op de onderliggende inflatie en de neerwaartse druk van de zwakke binnenlandse vraag daarmee compenseren. Het effect van belastingverhogingen zal, zo wordt aangenomen, in 2014 gering zijn – deze aanname stoelt mede op het feit dat voor dat jaar momenteel nog weinig informatie beschikbaar is – terwijl de prijsverhogingen, zij het in mindere mate, beperkt zullen worden door een output gap die als gevolg van de aantrekkende bedrijvigheid geleidelijk kleiner wordt. Door de gestegen grondstoffenprijzen van olie en voedsel is de externe prijsdruk de afgelopen maanden enigszins toegenomen. Omdat wordt aangenomen dat de grondstoffenprijzen gedurende de projectieperiode zullen dalen, zal het gemiddelde jaarlijkse mutatietempo van de invoerdeflator in 2013 en ook in 2014 naar verwachting sterk afnemen. Wat de binnenlandse prijsdruk betreft, de groei op jaarbasis van de loonsom per werknemer blijft in 2013 en 2014 naar verwachting min of meer stabiel. De groei van de arbeidskosten per eenheid product zal volgens de projecties eind dit jaar toenemen, in 2013 hoog blijven en in 2014 weer dalen als gevolg van een conjuncturele stijging van de arbeidsproductiviteit. De winstmarges zullen in 2012 en ook in 2013 naar verwachting dalen en leveren zo, bij een zwakke vraag, een bijdrage aan de flinke toename van de kosten per eenheid product. Vervolgens zullen dalende arbeidskosten per eenheid product en een verbetering van de economische omstandigheden naar verwachting bijdragen aan een herstel van de winstmarges. V E R G E L I J K I N G M E T D E P RO J E C T I E S VA N S E P T E M B E R 2 0 1 2 Vergeleken met de door medewerkers van de ECB samengestelde macro-economische projecties die in het septembernummer van het Maandbericht zijn gepubliceerd, is – voor de projecties van het reële bbp voor 2012 – de bovengrens van de marges naar beneden bijgesteld als gevolg van de zwakkere vooruitzichten op korte termijn. Ook de marges van de groeiprojecties van het reële bbp in 2013 zijn naar beneden bijgesteld teneinde de effecten op de binnenlandse vraag weer te geven van aanvullende begrotingsconsolidatiemaatregelen in enkele eurolanden en de negatieve gevolgen van de afgenomen buitenlandse vraag voor de groei van de uitvoer. Bovendien geeft de projectie een ongunstiger analyse van de effecten die de toegenomen onzekerheid als gevolg van de spanningen op de financiële markten in het eurogebied zal hebben op de binnenlandse vraag en, met name, op de investeringen in vaste activa. Wat de HICP-inflatie betreft, de projectiemarges voor 2012 zijn versmald en die voor 2013 zijn naar beneden bijgesteld als gevolg van de eerdere waardestijging van de euro en lagere in Amerikaanse dollar luidende olieprijzen. Ta b e l 1 2 Ve rg e l i j k i n g m e t d e p ro j e c t i e s va n s e p t e m b e r 2 0 1 2 (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis)
Reëel bbp – september 2012 Reëel bbp – december 2012 HICP – september 2012 HICP – december 2012
2012
2013
-0,6 – -0,2 -0,6 – -0,4
-0,4 – 1,4 -0,9 – 0,3
2,4 – 2,6 2,5 – 2,5
1,3 – 2,5 1,1 – 2,1
ECB Maandbericht December 2012
101
Kader 8
P RO G N O S E S D O O R A N D E R E I N S T E L L I N G E N Diverse instellingen, zowel internationale organisaties als organisaties in de particuliere sector, hebben prognoses voor het eurogebied uitgebracht. Strikt genomen zijn deze prognoses echter niet met elkaar of met de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties vergelijkbaar, aangezien zij zijn opgesteld op verschillende tijdstippen. Daarnaast maken zij gebruik van andere (deels niet nader gespecificeerde) methoden om aannames af te leiden betreffende de financiële, externe en begrotingsvariabelen, waaronder de olieprijs en andere grondstoffenprijzen. Ten slotte verschillen de prognoses in de gehanteerde methodes voor de correctie van de invloed van het aantal werkdagen (zie onderstaande tabel). Volgens de prognoses van andere instellingen die op dit moment beschikbaar zijn, zal het reële bbp van het eurogebied in 2012 naar verwachting dalen met tussen 0,4% en 0,5%, hetgeen binnen de marges van de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties valt. De prognose voor het reële bbp voor 2013 is een stijging met -0,1% tot +0,3%, hetgeen aan de bovenkant van de marges valt van de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties. De prognose voor het reële bbp voor 2014 is een stijging met 1,2% tot 1,4%, hetgeen binnen de marges van de door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties valt. Wat de inflatie betreft voorspellen de prognoses van andere instellingen voor 2012 een gemiddelde HICP-inflatie op jaarbasis van 2,3% tot 2,5%, hetgeen iets lager is dan de projecties van de medewerkers van het Eurosysteem. In 2013 en 2014 komt de inflatie gemiddeld uit op respectievelijk 1,6%-1,9% en 1,2%-1,9%. Voor beide jaren valt dat binnen de marges van de projecties van de medewerkers van het Eurosysteem. Ve rg e l i j k i n g va n p rog n o s e s vo o r d e re ë l e bb p - g ro e i e n d e H I C P - i n f l a t i e va n h e t e u rog e b i e d (gemiddelde procentuele mutaties op jaarbasis)
IMF Survey of Professional Forecasters Consensus Economics Forecast Eurozone Barometer OESO Europese Commissie Door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde projecties
Datum van publicatie
2012
Bbp-groei 2013
2014
2012
oktober 2012 november 2012 november 2012 november 2012 november 2012 november 2012
-0,4 -0,5 -0,5 -0,5 -0,4 -0,4
0,2 0,3 0,0 0,1 -0,1 0,1
1,2 1,3 1,2 1,3 1,3 1,4
2,3 2,5 2,5 2,5 2,4 2,5
1,6 1,9 1,9 1,9 1,6 1,8
1,4 1,9 1,7 1,9 1,2 1,6
0,2 – 2,2
2,5 – 2,5
1,1 – 2,1
0,6 – 2,2
december 2012
-0,6 – -0,4 -0,9 – 0,3
HICP-inflatie 2013 2014
Bronnen: Economische najaarsprognose van de Europese Commissie 2012; IMF World Economic Outlook (april 2011); OECD Economic Outlook, november 2012; Consensus Economics Forecasts; en de “Survey of Professional Forecasters” van de ECB. Toelichting: De door medewerkers van het Eurosysteem samengestelde macro-economische projecties en de OESOprognoses hanteren voor het aantal werkdagen gecorrigeerde groeicijfers op jaarbasis, terwijl bij de Europese Commissie en het IMF de groeicijfers op jaarbasis niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen per jaar. Uit de andere prognoses wordt niet duidelijk of de gegevens al dan niet zijn gecorrigeerd voor het aantal werkdagen.
102
ECB Maandbericht December 2012
S tat i s t i e k e n vo o r h e t e u ro g e b i e d
ECB Maandbericht December 2012
S 1
Inhoud 1 1
2
3
4
5
OVER Z I C HT S TABE L VOOR HET EUROGEBIED Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied
S5
S TATI S TIEKEN M ONETAIR BE L EID 1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem 1.2 Belangrijkste rentetarieven van de ECB 1.3 Monetaire beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures 1.4 Statistieken minimumreserves en liquiditeit
S6 S7 S8 S9
M ONETAIRE e n BAN C AIRE ONT W IKKE L INGEN EN ov e r i g e f i n a n c i ë l e v e n n o ot sc h a p p e n 2.1 Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied 2.2 Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied 2.3 Monetaire statistieken 2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 2.6 Door MFI’s aangehouden effecten: uitsplitsing 2.7 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI’s 2.8 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 2.9 Door beleggingsfondsen aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten 2.10 Geaggregeerde balans van de lege financiële instellingen in het eurogebied 2.11 Geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied
S10 S11 S12 S14 S17 S20 S21 S22 S23 S24 S25
REKENINGEN VAN HET EUROGEBIED 3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector 3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied 3.3 Huishoudens 3.4 Niet-financiële vennootschappen 3.5 Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
S26 S30 S32 S33 S34
FINAN C IË L E M ARKTEN 4.1 Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta 4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype 4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 4.6 Geldmarktrente 4.7 Rendementscurves in het eurogebied 4.8 Effectenbeursindices
S35 S36 S38 S40
PRI J Z EN , PRODU C TIE , VRAAG EN ARBEID S M ARKT 5.1 HICP, andere prijzen en kosten 5.2 Productie en vraag 5.3 Arbeidsmarkt
S42 S44 S45 S46
S47 S50 S54
1) Nadere gegevens zijn te vinden op:
[email protected]. Op de website van de ECB (in het Statistical Data Warehouse in het Statistics-deel) op http://sdw.ecb. europa.eu zijn langere reeksen en gedetailleerdere gegevens te vinden.
ECB Maandbericht December 2012
S 3
6
7
8
9
OVERHEID S FINAN C IËN 6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 6.2 Schuld 6.3 Schuldmutatie 6.4 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis 6.5 Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis
S56 S57 S58 S59 S60
E X TERNE S TRO M EN EN S TANDEN 7.1 Samenvattende betalingsbalans 7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening 7.3 Financiële rekening 7.4 Monetaire opstelling van de betalingsbalans 7.5 Goederenhandel
S61 S62 S64 S70 S71
W I S S E L KOER S EN 8.1 Effectieve wisselkoersen 8.2 Bilaterale wisselkoersen
S73 S74
ONT W IKKE L INGEN BUITEN HET EUROGEBIED 9.1 In andere EU-lidstaten 9.2 In de Verenigde Staten en Japan
S75 S76
GRAFIEKEN
S77
TE C HNI S C HE AANTEKENINGEN
S79
TOE L I C HTING
S85
Verklaring der tekens “-” geen gegevens beschikbaar “.” gegevens nog niet beschikbaar “…” nul of verwaarloosbaar (v) voorlopig
S 4
ECB Maandbericht December 2012
1
Ov e r z i c h t s ta b e l vo o r h e t e u ro g e b i e d Overzichtstabel van de economische indicatoren voor het eurogebied (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Monetaire ontwikkelingen en rentevoeten 1) M1 2)
M2 2)
M3 2), 3)
M3 2), 3) voortschrijdend driemaands gemiddelde (gecentreerd)
Leningen van MFI’s aan ingezetenen van het eurogebied m.u.v. MFI’s en overheid 2)
1 8,5 2,1 2,0 2,4 2,9 4,8 3,7 4,7 5,2 5,0 6,4 .
2 1,7 2,3 2,1 2,5 2,8 3,2 3,0 3,5 3,2 3,1 4,3 .
3 0,3 1,5 1,5 2,2 2,7 3,1 3,0 3,6 2,9 2,6 3,9 .
4 3,2 3,2 3,0 3,1 . .
5 0,5 2,2 1,8 0,7 -0,1 -0,5 -0,4 -0,4 -0,6 -0,9 -0,7 . Industriële p roductie m.u.v. bouw nijverheid 5 7,3 3,4 -1,8 -2,4 -2,2 -2,0 -2,7 -1,3 -2,3 . .
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
In euro luidende effecten m.u.v. aandelen uitgegeven door niet-financiële en niet-monetaire financiële vennootschappen 2) 6 4,2 0,8 -0,4 0,3 2,6 1,0 2,1 1,0 0,4 1,2 . .
Driemaands rentevoet (EURIBOR; % per jaar; gemiddelden per periode)
10-jaars spot-rente (% per jaar, ultimocijfers) 4)
7 0,81 1,39 1,50 1,04 0,69 0,36 0,66 0,50 0,33 0,25 0,21 0,19
8 3,36 2,65 2,65 2,60 2,32 1,94 2,32 1,87 1,91 1,94 1,95 1,80
Bezettingsgraad Werkgelegenheid in verwerkende (seizoenvrij) industrie (%)
Werkloosheid (% beroeps bevolking; seizoenvrij) 8 10,1 10,2 10,9 11,3 11,5 11,4 11,5 11,5 11,6 11,7 .
2. Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt 5) HICP 1)
Industriële producenten prijzen
Arbeidskosten per uur
Reëel bbp (seizoenvrij)
1 1,6 2,7 2,7 2,5 2,5 2,4 2,4 2,6 2,6 2,5 2,2
2 2,9 5,9 3,7 2,2 2,3 1,8 1,6 2,7 2,7 2,6 .
3 1,6 2,1 1,5 1,6 . -
4 2,0 1,4 -0,1 -0,5 -0,6 -
2010 2011 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
6 76,8 80,4 79,8 78,8 77,4 77,9 76,8 -
7 -0,5 0,3 -0,5 -0,6 . -
3. Externe statistieken
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven) Betalingsbalans (netto stromen)
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening 1 10,9 23,9 42,7 -2,6 17,3 29,1 17,7 14,5 9,7 4,9 . .
Goederen 2 18,2 9,2 15,8 6,3 25,7 21,3 14,3 11,1 4,1 6,1 . .
Directe investeringen en effectenverkeer samengenomen 3 29,1 119,2 -69,7 -74,5 76,0 12,4 42,6 18,2 -2,2 -3,6 . .
Officiële Netto internareserves tionale investe(standen per ringspositie (als ultimo) % van bbp) 4 591,2 667,1 667,1 671,2 701,5 733,8 701,5 724,8 716,1 733,8 715,8 .
5 -13,8 -14,0 -14,0 -10,7 -8,8 . . . . . . .
Bruto externe Effectieve wisselkoers euro t.o.v. schuld (als % 20 handelspartners 6) (1999 I =.100) van bbp) Nominaal Reëel (CPI) 6 118,3 117,1 117,1 117,5 118,8 . . . . . . .
7 103,6 103,4 102,1 99,5 98,2 95,9 97,2 95,3 95,2 97,2 97,8 97,2
USD/EUR wisselkoers
8 101,6 100,7 99,4 96,9 95,9 93,7 94,9 93,2 93,1 94,9 95,4 94,8
9 1,3257 1,3920 1,3482 1,3108 1,2814 1,2502 1,2526 1,2288 1,2400 1,2856 1,2974 1,2828
Bronnen: ECB, Europese Commissie (Eurostat en DG Economische en financiële aangelegenheden), en Thomson Reuters. Toelichting: Voor meer gegevens wordt verwezen naar de desbetreffende tabellen verder in deze reeks. 1) D e gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) De mutaties in procenten per jaar in de maandgegevens verwijzen naar de maandultimo, terwijl die in kwartaal- en jaargegevens verwijzen naar de twaalfmaands mutatie in het gemiddelde per periode van de reeks. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. 3) In M3 en de componenten van M3 zijn geen door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden aandelen/participaties in geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar begrepen. 4) G ebaseerd op eurogebiedrendementscurves voor overheidsobligaties met een AAA-rating. Voor meer informatie, zie Tabel 4.7. 5) De gegevens hebben betrekking op de Euro 17, tenzij anders vermeld. 6) V oor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
ECB Maandbericht December 2012
S 5
1
statistiekEN Monetair beleid
1.1 Geconsolideerde financiële rekening van het Eurosysteem (EUR miljoen)
1. Activa Goud en goudvorderingen Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Vorderingen op niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Kredietverlening aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Basis-herfinancieringstransacties Langerlopende herfinancieringstransacties “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop Structurele transacties met wederinkoop Marginale beleningsfaciliteit Kredieten u.h.v. margestortingen Overige vorderingen op kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Effecten uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Voor monetaire-beleidsdoeleinden aangehouden effecten Overige effecten Overheidsschuld, luidende in euro Overige activa Totaal
2 nov. 2012
9 nov. 2012
16 nov. 2012
23 nov. 2012
30 nov. 2012
479.108 258.358 37.275 16.560 1.131.744 83.730 1.047.496 0 0 514 4 232.223 590.204 278.268 311.936 30.010 265.211
479.108 256.877 37.323 15.299 1.127.854 79.474 1.047.496 0 0 881 2 233.297 589.416 278.165 311.251 30.011 269.687
479.109 258.970 37.191 15.801 1.124.344 75.214 1.047.294 0 0 1.822 14 235.483 587.118 277.960 309.158 30.011 273.278
479.110 258.875 36.024 16.799 1.125.212 75.428 1.047.294 0 0 2.433 58 229.450 586.209 277.255 308.954 30.011 273.590
479.112 259.533 36.751 16.642 1.117.398 74.590 1.040.803 0 0 1.907 97 233.676 586.086 277.063 309.023 30.011 274.086
3.040.693
3.038.871
3.041.305
3.035.280
3.033.294
2 nov. 2012
9 nov. 2012
16 nov. 2012
23 nov. 2012
30 nov. 2012
893.220 987.986 515.396 261.368 209.500 0 1.723 6.064 0 151.782 164.878 4.122 5.523 56.243 232.499 452.824 85.551
890.310 993.972 533.997 248.510 208.500 0 2.965 6.833 0 139.559 170.183 2.124 6.917 56.243 234.355 452.824 85.551
888.282 984.633 558.511 215.900 208.500 0 1.722 6.793 0 148.236 172.713 5.167 5.785 56.243 235.078 452.824 85.552
885.780 950.848 506.889 233.558 208.500 0 1.901 6.252 0 178.776 174.349 2.580 7.185 56.243 234.892 452.824 85.552
889.742 937.748 489.894 237.813 208.500 0 1.541 7.113 0 180.182 176.816 4.534 6.525 56.243 236.014 452.824 85.552
3.040.693
3.038.871
3.041.305
3.035.280
3.033.294
2. Passiva Bankbiljetten in omloop Verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Rekeningen-courant (met inbegrip van reserveverplichtingen) Depositofaciliteit Termijndeposito’s “Fine-tuning”-transacties met wederinkoop Deposito’s u.h.v. margestortingen Overige verplichtingen aan kredietinstellingen binnen het eurogebied, luidende in euro Uitgegeven schuldbewijzen Verplichtingen aan overige ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in euro Verplichtingen aan ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Verplichtingen aan niet-ingezetenen van het eurogebied, luidende in vreemde valuta Tegenwaarde toegewezen bijzondere trekkingsrechten in het IMF Overige passiva Herwaarderingsrekeningen Kapitaal en reserves Totaal Bron: ECB.
S 6
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Statistieken monetair beleid
1.2 Belangrijke rentetarieven van de ECB
(niveaus in procenten per jaar; mutaties in procentpunten) Per: 1)
Depositofaciliteit
Basis-herfinancieringstransacties Vasterentetenders Vaste rentevoet
1999 1 jan 4 2) 22 9 april 5 nov. 2000 4 feb. 17 maart 28 april 9 juni 28 3) 1 sept. 6 okt. 2001 11 mei 31 aug. 18 sept. 9 nov. 2002 6 dec. 2003 7 maart 6 juni 2005 6 dec. 2006 8 maart 15 juni 9 aug. 11 okt. 13 dec. 2007 14 maart 13 juni 2008 9 juli 8 okt. 9 4) 15 5) 12 nov. 10 dec. 2009 21 jan. 11 maart 8 april 13 mei 2011 13 april 13 juli 9 nov. 14 dec. 2012 11 juli
Niveau 1 2,00 2,75 2,00 1,50 2,00 2,25 2,50 2,75 3,25 3,25 3,50 3,75 3,50 3,25 2,75 2,25 1,75 1,50 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 2,25 2,50 2,75 3,00 3,25 2,75 3,25 3,25 2,75 2,00 1,00 0,50 0,25 0,25 0,50 0,75 0,50 0,25 0,00
Mutatie 2 0,75 -0,75 -0,50 0,50 0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,50 -0,50 -0,50 -0,25 -0,50 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 -0,50 0,50 ... -0,50 -0,75 -1,00 -0,50 -0,25 ... 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,25
Niveau 3 3,00 3,00 3,00 2,50 3,00 3,25 3,50 3,75 4,25 3,75 3,25 2,50 2,00 1,50 1,25 1,00 1,25 1,50 1,25 1,00 0,75
Variabelerentetenders Minimale inschrijvingsrente Niveau 4 4,25 4,50 4,75 4,50 4,25 3,75 3,25 2,75 2,50 2,00 2,25 2,50 2,75 3,00 3,25 3,50 3,75 4,00 4,25 -
Marginale beleningsfaciliteit
Mutatie 5 ... ... -0,50 0,50 0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,50 -0,50 -0,50 -0,25 -0,50 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 -0,50 -0,50 -0,75 -0,50 -0,50 -0,25 -0,25 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,25
Niveau 6 4,50 3,25 4,50 3,50 4,00 4,25 4,50 4,75 5,25 5,25 5,50 5,75 5,50 5,25 4,75 4,25 3,75 3,50 3,00 3,25 3,50 3,75 4,00 4,25 4,50 4,75 5,00 5,25 4,75 4,25 4,25 3,75 3,00 3,00 2,50 2,25 1,75 2,00 2,25 2,00 1,75 1,50
Mutatie 7 -1,25 1,25 -1,00 0,50 0,25 0,25 0,25 0,50 ... 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,50 -0,50 -0,50 -0,25 -0,50 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 0,25 -0,50 -0,50 ... -0,50 -0,75 ... -0,50 -0,25 -0,50 0,25 0,25 -0,25 -0,25 -0,25
Bron: ECB. 1) Tussen 1 januari.1999 en 9 maart.2004 hebben de data betrekking op de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit. Voor de basis-herfinancieringstransacties gaan mutaties in de rentevoet in per de eerste transactie na de aangegeven datum. De mutatie per 18 september.2001 is op diezelfde dag ingegaan. Met ingang van 10 maart.2004 hebben de data betrekking op zowel de depositofaciliteit en de marginale beleningsfaciliteit, als de basis-herfinancieringstransacties (waarbij de mutaties ingaan per de eerste basis-herfinancieringstransactie die plaatsvindt na het besluit van de Raad van Bestuur) tenzij anders aangegeven. 2) Op 22 december.1998 heeft de ECB aangekondigd dat, bij wijze van uitzondering, tussen 4 en 21 januari.1999 een smalle bandbreedte van 50 basispunten zou gelden tussen de marginale beleningsrente en de depositorente, om de overgang voor de marktdeelnemers naar het nieuwe stelsel te vergemakkelijken. 3) Op 8 juni.2000 heeft de ECB aangekondigd dat de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem, met ingang van de op 28 juni.2000 te verrekenen transactie, zouden worden uitgevoerd als variabele-rentetenders. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. 4) D e ECB heeft per 9 oktober.2008 de bandbreedte van de permanente faciliteiten teruggebracht van.200 basispunten tot.100 basispunten rond de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. Per 21 januari.2009 is de bandbreedte van de permanente faciliteiten weer teruggebracht tot.200 basispunten. 5) Op 8 oktober.2008 heeft de ECB aangekondigd dat, met ingang van de op 15 oktober te verrekenen transactie, de wekelijkse basis-herfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetender, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basis-herfinancieringstransacties. Deze verandering ging voorbij aan de eerdere (op dezelfde dag genomen) beslissing de minimale inschrijvingsrente op de als variabele-rentetenders uitgevoerde basis-herfinancieringstransacties met 50 basispunten te verlagen.
ECB Maandbericht December 2012
S 7
1.3 Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem toegewezen via tenderprocedures 1), 2) (EUR miljoen; rentevoeten in procenten per jaar)
1. Basis- en langerlopende herfinancieringstransacties 3) Datum verrekening
Inschrijvingen (bedrag)
Aantal deelnemers
Toewijzing (bedrag)
Vaste rentetender procedures
Variabele-rentetenderprocedures
6
Gewogen gemiddelde rentevoet 7
8
-
-
7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7 7
-
-
28 91 28 98 35 91 28 84 35 91 28 91
Vaste rentevoet
Minimale inschrijvingsrente
Marginale rentevoet 4)
4
5
0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75
-
1
2
3
2012 29 aug. 5 sept. 12 19 26 3 okt. 10 17 24 31 7 nov. 14 21 28 5 dec.
131.484 126.334 130.342 119.838 117.383 102.886 89.783 91.813 77.293 83.730 79.474 75.214 75.428 74.591 70.764
92 84 80 84 85 84 86 96 93 87 81 84 85 79 74
131.484 126.334 130.342 119.838 117.383 102.886 89.783 91.813 77.293 83.730 79.474 75.214 75.428 74.591 70.764
2012 13 juni 28 11 juli 26 8 aug. 30 6) 12 sept. 27 6) 10 okt. 1 nov. 6) 14 29 6)
18.905 26.295 24.398 8.450 25.180 9.746 13.844 18.709 12.629 6.156 15.926 7.371
21 50 27 36 28 36 26 55 27 52 30 37
18.905 26.295 24.398 8.450 25.180 9.746 13.844 18.709 12.629 6.156 15.926 7.371
1,00 0,79 0,75 0,75 0,75 0,75 0,75 . 0,75 . 0,75 .
Aantal deelnemers
Toewijzing Vaste (bedrag) rentetender procedures Vaste rentevoet
Basis-herfinancieringstransacties
Looptijd (...) dagen
Langerlopende herfinancieringstransacties 5)
2. Overige tendertransacties Datum verrekening
Soort transactie
Inschrijvingen (bedrag)
-
Variabele-rentetenderprocedures Minimale inschrijvingsrente
Maximale inschrijvingsrente
Marginale rentevoet 4)
Looptijd (...) dagen
Gewogen gemiddelde rentevoet
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2012 29 aug. Aantrekken van termijndeposito’s 452.904 56 209.000 0,75 0,01 0,01 7 5 sept. Aantrekken van termijndeposito’s 460.886 57 209.000 0,75 0,01 0,01 7 12 Aantrekken van termijndeposito’s 433.177 58 209.000 0,75 0,01 0,01 7 19 Aantrekken van termijndeposito’s 468.232 59 209.000 0,75 0,01 0,01 7 26 Aantrekken van termijndeposito’s 385.607 49 209.000 0,75 0,01 0,01 7 3 okt. Aantrekken van termijndeposito’s 420.868 56 209.000 0,75 0,01 0,01 7 10 Aantrekken van termijndeposito’s 444.984 55 209.500 0,75 0,01 0,01 7 17 Aantrekken van termijndeposito’s 418.992 60 209.500 0,75 0,01 0,01 7 24 Aantrekken van termijndeposito’s 425.726 60 209.500 0,75 0,01 0,01 7 31 Aantrekken van termijndeposito’s 404.051 56 209.500 0,75 0,01 0,01 7 7 nov. Aantrekken van termijndeposito’s 459.619 62 208.500 0,75 0,01 0,01 7 14 Aantrekken van termijndeposito’s 464.144 63 208.500 0,75 0,01 0,01 7 21 Aantrekken van termijndeposito’s 450.602 63 208.500 0,75 0,01 0,01 7 28 Aantrekken van termijndeposito’s 400.817 60 208.500 0,75 0,01 0,01 7 5 dec. Aantrekken van termijndeposito’s 415.855 53 208.500 0,75 0,01 0,01 7 Bron: ECB. 1) De opgenomen bedragen kunnen enigszins afwijken van die in de Tabellenreeks 1.1 als gevolg van wel toegewezen maar niet verrekende transacties. 2) Met ingang van april.2002 worden gesplitste tendertransacties, (d.w.z. transacties met een looptijd van een week die als standaardtenderprocedures worden uitgevoerd naast een basis-herfinancieringstransactie), worden aangemerkt als basis-herfinancieringstransacties. 3) Op 8 juni.2000 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de transactie die op 28 juni.2000 zou worden verrekend, de basisherfinancieringstransacties van het Eurosysteem als variabele-rentetenderprocedures zouden worden uitgevoerd. De minimale inschrijvingsrente is de minimale rente waartegen tegenpartijen inschrijvingen kunnen indienen. Op 8 oktober.2008 heeft de ECB aangekondigd dat met ingang van de op 15 oktober.2008 te verrekenen transactie, de wekelijkse basisherfinancieringstransacties zouden worden uitgevoerd door middel van een vaste-rentetenderprocedure, met volledige toewijzing tegen de rentevoet op de basisherfinancieringstransacties. Op 4 maart.2010 heeft de ECB besloten terug te keren naar variabele-rentetenderprocedures bij de reguliere driemaands langerlopende herfinancieringstransacties, met ingang van de transactie die zou worden toegewezen op 28 april.2010 en worden verrekend op 29 april.2010. 4) Bij liquiditeitsverruimende (-verkrappende) transacties is de marginale rentevoet de laagste (hoogste) rente waartegen middelen worden toegewezen. 5) Bij deze langerlopende herfinancieringstransactie is de rentevoet waartegen alle inschrijvingen worden toegewezen geïndexeerd aan de gemiddelde minimale inschrijvingsrente bij de basisherfinancieringstransacties gedurende de looptijd van de transactie. De getoonde rentetarieven voor deze geïndexeerde langerlopende herfinancieringstransacties zijn tot twee decimalen afgerond. Voor de precieze berekeningsmethode wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. 6) Na één jaar hebben tegenpartijen de mogelijkheid welk deel dan ook van de liquiditeit die hen bij deze transactie is toegewezen terug te betalen, op welke dag dan ook die samenvalt met de verrekeningsdag van de basisherfinancieringstransactie.
S 8
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Statistieken monetair beleid
1.4 Statistieken minimumreserves en liquiditeit
(EUR miljard; gemiddelden per periode van dagposities. Tenzij anders aangegeven; rente in procenten per jaar)
1. Reservebasis van reserveplichtige kredietinstellingen Reservebasis per (ultimo):
Totaal
2008 2009 2010 2011
1 18.169,6 18.318,2 18.948,1 18.970,0
2012 mei juni juli aug. sept.
19.253,6 19.077,1 19.077,4 18.943,3 18.893,9
Passiva waarop een positieve 1) reservecoëfficiënt wordt toegepast
Passiva waarop een reservecoëfficiënt van 0% wordt toegepast
Girale deposito’s en Schuldbewijzen deposito’s met een vaste uitgegeven met een vaste looptijd of opzeg- looptijd tot en met 2 jaar termijn tot en met 2 jaar 2 3 10.056,8 848,7 9.808,5 760,4 9.962,6 644,3 9.790,9 687,7 10.031,6 10.059,8 10.025,9 9.977,3 9.992,3
Deposito’s met vaste looptijd of opzegtermijn van meer dan 2 jaar
Repo’s
4 2.376,9 2.475,7 2.683,3 2.781,2
5 1.243,5 1.170,1 1.335,4 1.303,5
Schuldbewijzen uitgegeven met een vaste looptijd van meer dan 2 jaar 6 3.643,7 4.103,5 4.322,5 4.406,8
2.736,6 2.708,9 2.655,6 2.643,9 2.632,8
1.406,7 1.284,8 1.332,9 1.287,7 1.300,1
4.362,6 4.322,3 4.338,4 4.320,1 4.277,9
716,1 701,3 724,6 714,4 690,9
2. Reserve-aanhoudingen Aanhoudings periode eindigend:
Verplichte reserves
Rekeningen-courant van kredietinstellingen
Overreserves
Tekorten Rente op verplichte reserves
2008 2009 2010 2011
1 217,2 210,2 211,8 207,7
2 218,7 211,4 212,5 212,2
3 1,5 1,2 0,7 4,5
4 0,0 0,0 0,5 0,0
5 3,25 1,00 1,00 1,25
2012 10 juli 7 aug. 11 sept. 9 okt. 13 nov. 11 dec.
106,9 107,0 107,1 107,0 106,4 106,4
111,5 510,2 540,0 538,1 529,2 .
4,6 403,2 432,9 431,1 422,7 .
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 .
1,00 0,75 0,75 0,75 0,75 .
3. Liquiditeit Aanhoudings periode eindigend:
Liquiditeitsverruimende factoren
Liquiditeitsverkrappende factoren
Monetaire-beleidstransacties van het Eurosysteem Netto activa BasisLangervan het herfinancielopende Eurosysteem ringstrans- herfinanciein goud en acties ringstransvreemde acties valuta
Marginale beleningsfaciliteit
Overige liquiditeitsverruimende transacties 2)
DepositoOverige Bankbiljetten Tegoeden faciliteit liquiditeits- in omloop van de verkrapcentrale pende overheid bij transhet Euro acties 3) systeem
Overige factoren (per saldo)
Rekeningen-courant van kredietinstellingen
Basisgeld
2008 2009 2010 2011
1 580,5 407,6 511,1 622,1
2 337,3 55,8 179,5 238,0
3 457,2 593,4 336,3 389,0
4 2,7 0,7 1,9 4,4
5 0,0 24,6 130,4 260,3
6 200,9 65,7 44,7 253,7
7 4,9 9,9 70,8 200,5
8 731,1 775,2 815,9 869,4
9 107,8 150,1 94,4 63,8
10 114,3 -130,2 -79,1 -85,9
11 218,7 211,4 212,5 212,2
12 1.150,7 1.052,3 1.073,1 1.335,3
2012 12 juni 10 juli 7 aug. 11 sept. 9 okt. 13 nov.
656,8 666,7 678,9 676,8 681,5 708,5
58,1 160,7 146,0 130,6 117,6 84,4
1.071,0 1.074,9 1.079,9 1.076,8 1.062,8 1.053,8
1,6 1,8 0,8 0,8 1,1 1,0
281,1 280,7 281,0 279,7 279,6 278,9
770,8 770,6 343,1 328,6 305,4 256,1
212,8 210,9 211,5 210,5 209,0 209,3
880,8 892,5 897,7 897,6 892,7 890,0
117,8 138,8 130,7 107,0 101,4 95,7
-24,2 60,6 93,5 81,0 96,0 146,4
110,8 111,5 510,2 540,0 538,1 529,2
1.762,3 1.774,6 1.751,0 1.766,2 1.736,2 1.675,3
Bron: ECB. 1) Een coëfficiënt van 1% wordt toegepast met ingang van de aanhoudingsperiode die begint op 18 januari.2012. Een coëfficiënt van 2% wordt toegepast op alle voorgaande aanhoudingsperiodes. 2) Met inbegrip van liquiditeit verschaft via het Eurosysteem-programma voor aankoop van gedekte obligaties en het Eurosysteem-Programma voor de effectenmarkten. 3) Met inbegrip van liquiditeit geabsorbeerd ten gevolge van deviezenswaptransacties van het Eurosysteem. Zie voor meer informatie: http://www.evb.europa.eu/mopo/liq/html/index.en.html
ECB Maandbericht December 2012
S 9
2
Monetaire EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN overige financiële vennootschappen
2.1 Geaggregeerde balans van de MFI’s in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo)
1. Activa Totaal
Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, AandeAanuitgegeven door ingezetenen van het len/parti- gehouden eurogebied cipaties aandelen/ in gelddeelTotaal Overheid Overige MFI’s markt- nemingen ingezete2) fondsen uitgegenen van ven door het euroingezetegebied nen van het eurogebied 6 7 8 9 10 11
Externe activa
Vaste activa
Overige activa 3)
12
13
14
Totaal
Overheid
Overige ingezetenen van het eurogebied
MFI’s
1
2
3
4
5
2010 2011
3.212,4 4.700,3
1.566,8 2.780,5
18,6 18,0
0,9 1,0
1.547,3 2.761,5
573,6 717,2
425,4 556,9
9,4 10,1
138,7 150,2
-
18,6 20,3
684,1 779,2
8,0 8,1
361,4 395,0
2012 II III
5.572,8 5.489,6
3.656,6 3.517,1
17,0 17,1
1,0 1,0
3.638,7 3.499,1
729,6 730,0
569,7 572,5
10,1 10,0
149,7 147,5
-
20,9 21,7
793,6 843,6
8,2 8,4
363,9 368,9
2012 juli aug. sept. okt. (v)
5.606,4 5.628,1 5.489,6 5.480,9
3.654,7 3.674,8 3.517,1 3.538,6
16,9 16,9 17,1 17,1
1,0 1,0 1,0 1,0
3.636,8 3.656,9 3.499,1 3.520,6
730,0 731,1 730,0 721,0
569,5 571,5 572,5 565,6
10,4 10,6 10,0 10,1
150,1 148,9 147,5 145,3
-
21,0 21,6 21,7 21,9
828,0 822,6 843,6 822,7
8,3 8,3 8,4 8,4
364,3 369,6 368,9 368,3
2010 2011
32.206,8 33.540,3
17.762,3 18.483,3
1.217,9. 1.159,6.
11.027,1 11.162,9
5.517,3 6.160,7
4.948,9 4.765,3
1.524,2 1.395,9
1.538,3 1.517,4
1.886,4 1.852,0
59,9 50,2
1.233,1 1.211,8
4.321,2 4.253,6
223,5 232,3
3.657,9 4.544,0
2012 II III
34.184,3 33.915,9
18.673,7 18.455,6
1.169,9. 1.163,0.
11.191,0 11.186,8
6.312,8 6.105,8
4.907,3 4.884,0
1.588,6 1.619,3
1.453,5 1.376,6
1.865,2 1.888,1
64,1 60,9
1.203,9 1.221,4
4.293,2 4.203,0
220,7 222,4
4.821,6 4.868,6
2012 juli aug. sept. okt. (v)
34.457,3 34.162,1 33.915,9 33.964,4
18.640,4 18.480,5 18.455,6 18.391,5
1.169,5. 1.160,0. 1.163,0. 1.177,7.
11.217,0 11.163,4 11.186,8 11.167,1
6.253,9 6.157,1 6.105,8 6.046,7
4.872,9 4.880,1 4.884,0 4.877,5
1.574,8 1.575,6 1.619,3 1.636,3
1.406,4 1.390,6 1.376,6 1.374,3
1.891,7 1.913,8 1.888,1 1.866,9
61,9 63,8 60,9 63,7
1.209,8 1.210,9 1.221,4 1.219,0
4.352,6 4.278,8 4.203,0 4.189,6
221,1 221,8 222,4 223,2
5.098,5 5.026,2 4.868,6 4.999,9
Eurosysteem
MFI’s met uitzondering van het Eurosysteem
2. Passiva Totaal
Chartale geldomloop
Deposito’s van ingezetenen van het eurogebied Totaal Centrale Overige MFI’s overheid overheid/ overige ingezetenen van het eurogebied 3 4 5 6
Aandelen/ participaties in geldmarktfondsen 4)
Uitgegeven schuldbewijzen 5)
Kapitaal en reserves
Externe passiva
Overige passiva 3)
1
2
7
8
9
10
11
2010 2011
3.212,4 4.700,3
863,7 913,7
1.394,8 2.609,0
68,0 63,8
8,7 12,1
1.318,1 2.533,1
-
0,0 0,0
428,5 481,2
153,8 285,3
371,7 411,1
2012 II III
5.572,8 5.489,6
918,9 917,8
3.425,9 3.257,7
142,4 91,9
11,3 21,2
3.272,2 3.144,6
-
0,0 0,0
521,7 575,2
284,9 304,8
421,4 434,1
2012 juli aug. sept. Okt (v)
5.606,4 5.628,1 5.489,6 5.480,9
923,1 921,8 917,8 916,8
3.389,6 3.414,7 3.257,7 3.275,6
112,0 80,2 91,9 84,0
27,9 24,1 21,2 61,2
3.249,7 3.310,5 3.144,6 3.130,4
-
0,0 0,0 0,0 0,0
550,9 550,8 575,2 559,1
318,0 311,3 304,8 295,1
424,6 429,4 434,1 434,4
2010 2011
32.206,8 33.540,3
-
16.514,4 17.318,5
196,2 195,5
10.543,5 10.752,3
5.774,7 6.370,7
612,3 570,6
4.848,0 5.008,2
2.045,5 2.231,1
4.214,0 3.803,4
3.972,5 4.608,5
2012 II III (v)
34.184,3 33.915,9
-
17.654,4 17.432,6
191,9 206,4
10.840,1 10.827,2
6.622,3 6.399,1
560,9 540,8
4.993,7 4.976,4
2.284,9 2.325,3
3.880,6 3.749,2
4.809,8 4.891,6
2012 juli aug. sept. okt. (v)
34.457,3 34.162,1 33.915,9 33.964,4
-
17.565,4 17.419,4 17.432,6 17.360,6
190,5 184,8 206,4 189,6
10.792,5 10.774,2 10.827,2 10.815,0
6.582,3 6.460,4 6.399,1 6.356,0
557,4 564,2 540,8 548,8
5.041,9 5.031,8 4.976,4 4.929,0
2.298,7 2.306,3 2.325,3 2.330,3
3.890,7 3.811,3 3.749,2 3.745,6
5.103,2 5.029,0 4.891,6 5.050,1
Eurosysteem
MFI’s met uitzondering van het Eurosysteem
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen. De door niet-ingezetenen van het eurogebied uitgegeven bedragen zijn begrepen in de externe activa. 3) In december.2010 is de door een lidstaat gehanteerde rapportagepraktijk voor derivaten gewijzigd, hetgeen geresulteerd heeft in een stijging van deze positie. 4) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. 5) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva.
S 10
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.2 Geconsolideerde balans van de MFI’s in het eurogebied 1)
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa Totaal
Leningen aan ingezetenen van het eurogebied
1
Totaal
Overheid
Overige ingezetenen van het eurogebied
2
3
4
Aangehouden effecten m.u.v. aandelen, Aanuitgegeven door ingezetenen van het gehouden eurogebied aandelen/ deelTotaal Overheid Overige nemingen ingezetenen uitgegeven van het eurogebied door overige ingezetenen van het eurogebied 5
Externe Vaste activa activa
Overige activa 2)
6
7
8
9
10
11
Uitstaande bedragen
2010 2011
25.763,4 26.717,5
12.264,5 12.341,5
1.236,5 1.177,6
11.028,0 11.163,9
3.497,4 3.480,3
1.949,7 1.952,8
1.547,7 1.527,6
800,6 739,7
5.005,3 5.032,8
231,5 240,4
3.964,1 4.882,8
2012 II III
27.182,0 27.159,2
12.378,8 12.367,9
1.186,8 1.180,1
11.191,9 11.187,8
3.622,0 3.578,3
2.158,3 2.191,8
1.463,7 1.386,5
731,3 749,2
5.086,8 5.046,5
228,9 230,8
5.134,4 5.186,3
2012 juli aug. sept. okt. (v)
27.522,0 27.303,5 27.159,2 27.254,9
12.404,4 12.341,3 12.367,9 12.362,8
1.186,4 1.177,0 1.180,1 1.194,8
11.218,0 11.164,3 11.187,8 11.168,1
3.561,1 3.548,4 3.578,3 3.586,3
2.144,3 2.147,1 2.191,8 2.201,9
1.416,8 1.401,3 1.386,5 1.384,4
735,5 738,1 749,2 746,2
5.180,6 5.101,5 5.046,5 5.012,3
229,4 230,1 230,8 231,6
5.410,9 5.344,2 5.186,3 5.315,7
2010 2011
565,5 989,8
407,8 60,3
203,3 -55,6
204,5 115,8
139,3 125,0
140,4 149,3
-1,0 -24,3
5,7 -29,9
-120,7 -37,7
2,4 7,8
130,8 864,2
2012 II III
411,0 -51,1
54,5 10,6
33,9 -7,6
20,6 18,2
-1,1 -82,3
41,5 2,3
-42,6 -84,6
-11,8 16,7
-71,0 -54,9
-0,1 2,4
440,6 56,3
247,5 -166,4 -132,1 130,6
27,6 -55,5 38,5 0,6
-0,6 -9,3 2,3 14,8
28,2 -46,2 36,2 -14,2
-71,4 -24,8 13,9 -3,0
-17,3 -9,4 29,0 -0,8
-54,1 -15,4 -15,1 -2,2
5,5 0,0 11,3 -3,7
7,4 -24,2 -38,1 6,7
0,5 1,2 0,8 0,9
277,9 -63,2 -158,5 129,2
2012 juli aug. sept. okt. (v)
Transacties
2. Passiva Totaal
Chartale geldomloop
1
2
Deposito’s Deposito’s van Aandelen/ van de cen- overige over- participaties trale overheid heid/overige in geldmarktingezetenen fondsen 3) van het eurogebied 3
4
5
Uitgegeven schuldbewijzen 4)
Kapitaal en reserves
Externe passiva
Overige passiva 2)
Overschot inter-MFI passiva t.o.v. inter-MFI activa
6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2010 2011
25.763,4 26.717,5
808,6 857,5
264,2 259,3
10.552,2 10.764,5
552,4 520,4
2.823,0 3.006,1
2.022,9 2.219,9
4.367,8 4.088,8
4.344,2 5.019,6
28,2 -18,5
2012 II III
27.182,0 27.159,2
867,7 866,7
334,4 298,3
10.851,5 10.848,4
496,8 479,9
2.978,8 2.940,8
2.313,1 2.406,6
4.165,6 4.054,1
5.231,2 5.325,7
-57,1 -61,2
2012 juli aug. sept. okt. (v)
27.522,0 27.303,5 27.159,2 27.254,9
871,3 870,2 866,7 864,2
302,5 265,0 298,3 273,5
10.820,5 10.798,3 10.848,4 10.876,2
495,5 500,3 479,9 485,1
3.000,0 2.969,1 2.940,8 2.916,7
2.354,3 2.362,7 2.406,6 2.394,7
4.208,7 4.122,7 4.054,1 4.040,6
5.527,8 5.458,4 5.325,7 5.484,5
-58,7 -43,2 -61,2 -80,8
2010 2011
565,5 989,8
38,6 49,1
11,8 -0,8
328,6 168,0
-98,5 -29,0
39,3 50,4
99,4 138,1
-42,2 -199,8
155,9 860,4
32,6 -46,6
2012 II III
411,0 -51,1
22,8 -0,9
8,2 -36,0
31,0 -0,1
-0,8 -17,0
-48,8 -10,7
54,1 23,7
-75,1 -84,1
437,1 82,8
-17,3 -8,9
247,5 -166,4 -132,1 130,6
3,7 -1,1 -3,5 -2,4
-31,8 -37,7 33,5 -24,7
-36,3 -15,8 52,0 29,5
-1,3 4,7 -20,4 5,3
8,6 -10,7 -8,5 -17,9
12,4 0,5 10,8 -0,6
-3,3 -45,7 -35,1 0,2
297,1 -74,7 -139,6 161,7
-1,6 14,0 -21,3 -20,5
2012 juli aug. sept. okt. (v)
Transacties
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) In december.2010 is de door een lidstaat gehanteerde rapportagepraktijk voor derivaten gewijzigd, hetgeen geresulteerd heeft in een stijging van deze positie. 3) Door ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen. 4) De door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden bedragen aan schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar zijn begrepen in de externe passiva.
ECB Maandbericht December 2012
S 11
2.3 Monetaire statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo, transacties gedurende de periode)
1. Monetaire aggregaten 2) en tegenposten M3 M2
M3-M2
2
3
4
4.703,2 4.792,3
3.707,2 3.799,7
8.410,4 8.592,0
2012 II III
4.905,6 5.025,7
3.878,5 3.844,6
2012 juli aug. sept. okt. (v)
4.969,0 5.048,2 5.025,7 5.093,0
2010 2011
M1
M2-M1
1
2010 2011
M3 voortschr. 3-maands gemiddelde (gecentreerd)
Langer- Kredietver- Kredietverlening aan overige ingezelopende lening aan tenen van het eurogebied 3) financiële de overheid passiva Leningen PM Leningen gecorrigeerd voor verkopen en securitisatie 5) 7 8 9 10 11
Netto externe activa 4)
5
6
870,3 886,6
9.280,6 9.478,5
-
7.292,8 7.680,2
3.212,9 3.156,7
13.244,3 13.287,5
10.898,3 11.022,5
-
623,4 929,8
8.784,1 8.870,3
859,4 815,7
9.643,5 9.686,0
-
7.622,0 7.663,7
3.312,6 3.383,5
13.185,1 13.107,2
10.982,8 10.950,6
-
907,6 971,1
3.876,0 3.833,0 3.844,6 3.875,7
8.844,9 8.881,2 8.870,3 8.968,6
867,1 842,7 815,7 827,6
9.712,1 9.723,9 9.686,0 9.796,2
-
7.636,7 7.637,3 7.663,7 7.633,6
3.324,3 3.335,8 3.383,5 3.406,7
13.144,6 13.129,6 13.107,2 13.097,0
10.984,7 10.976,4 10.950,6 10.947,9
-
971,4 967,4 971,1 962,6
196,0 82,7
-14,1 71,3
181,8 154,0
-82,5 -10,0
99,3 144,0
-
250,7 207,8
344,0 92,3
185,2 50,1
181,5 104,1
237,6 130,6
-77,8 162,0
2012 II III
39,4 127,4
1,0 -38,4
40,4 89,0
-8,7 -32,0
31,7 56,9
-
-68,4 -12,5
46,0 38,7
-71,4 -64,3
-16,9 -9,8
-18,0 -1,1
-27,8 21,5
2012 juli aug. sept. okt. (v)
61,7 84,8 -19,2 67,8
-4,2 -44,9 10,6 31,9
57,6 40,0 -8,5 99,7
7,9 -15,2 -24,7 12,0
65,5 24,7 -33,3 111,7
-
-28,6 9,6 6,4 -12,4
8,1 -0,6 31,1 12,4
-44,4 -10,0 -9,9 -5,4
4,0 -0,7 -13,1 2,8
9,7 1,0 -11,8 7,5
23,7 10,7 -13,0 18,8
Uitstaande bedragen
Transacties
12
Groeipercentages 2010 2011
4,4 1,8
-0,4 1,9
2,2 1,8
-8,3 -1,1
1,1 1,5
1,3 1,7
3,6 2,8
11,9 3,1
1,4 0,4
1,7 1,0
2,2 1,2
-77,8 162,0
2012 II III
3,7 5,0
2,2 0,6
3,0 3,1
3,5 -1,5
3,0 2,6
3,2 3,1
-0,4 -1,6
9,5 8,2
-0,6 -1,2
-0,4 -0,9
0,1 -0,4
-71,0 -74,4
2012 juli aug. sept. okt. (v)
4,7 5,2 5,0 6,4
2,0 0,7 0,6 1,7
3,5 3,2 3,1 4,3
4,3 -0,3 -1,5 0,0
3,6 2,9 2,6 3,9
3,2 3,0 3,1 .
-1,3 -1,5 -1,6 -2,0
9,4 8,1 8,2 8,8
-1,0 -1,2 -1,2 -1,4
-0,4 -0,6 -0,9 -0,7
0,1 -0,2 -0,4 -0,4
-40,6 -47,6 -74,4 -15,9
G1. Monetaire aggregaten 1)
G2. Tegenposten
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
1)
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
M1 M3
langerlopende financiële passiva leningen aan de overheid leningen aan overige ingezetenen van het eurogebied
20
20
20
15
15
15
15
10
10
10
10
5
5
5
5 0
0
0
0
-5
-5
-5
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-5
-10
2000
2002
2004
2006
2008
20
2010
2012
-10
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. Maandelijkse en overige korte-termijngroeipercentages voor bepaalde posten zijn beschikbaar op http://www.ecb.europa.eu/stats/money/aggregates/aggr/html/index.en.html. 2) De monetaire aggregaten omvatten de monetaire passiva van de MFI’s en de centrale overheid (postkantoren, schatkist) ten opzichte van de niet tot de MFI-sector behorende ingezetenen van het eurogebied, met uitzondering van de centrale overheid (voor de definities van M1, M2 en M3 wordt verwezen naar de Lijst van termen). 3) Met uitzondering van repo’s met wederinkoopverplichting met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd. 4) De cijfers in het onderdeel ‘Groeipercentages’ zijn totalen van transacties gedurende de twaalf maanden die aflopen in de aangegeven periode. 5) Correctie voor het niet langer opnemen van leningen in de balans van de MFI-sector ten gevolge van hun verkoop of securitisatie.
S 12
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.3 Monetaire statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
2. Componenten van de monetaire aggregaten en van de langerlopende financiële passiva Chartale geldomloop
Girale deposito’s
Deposito’s met vaste looptijd tot en met 2 jaar
Deposito’s met opzegtermijn tot en met 3 maanden
1
2
3
4
Repo’s 2)
Aandelen/ Schuld Schuld Deposito’s Deposito’s particibewijzen bewijzen met opzegmet vaste paties in met looptijd met looptijd termijn van looptijd van geldmarkttot en van meer meer dan meer dan fondsen met 2 jaar dan 2 jaar 3 maanden 2 jaar
5
Kapitaal en reserves
6
7
8
9
10
11
Uitstaande bedragen
2010 2011
794,0 843,2
3.909,2 3.949,1
1.794,6 1.841,2
1.912,6 1.958,4
178,4 144,5
568,7 535,5
123,2 206,6
2.718,9 2.820,6
118,9 115,4
2.448,2 2.542,8
2.006,8 2.201,4
2012 II III
861,0 867,2
4.044,6 4.158,5
1.871,0 1.802,8
2.007,5 2.041,9
126,9 120,6
500,6 482,1
231,9 213,0
2.737,9 2.721,5
112,6 109,3
2.463,3 2.425,4
2.308,2 2.407,6
2012 juli aug. sept. okt. (v)
866,2 868,2 867,2 869,8
4.102,7 4.180,0 4.158,5 4.223,1
1.856,9 1.803,4 1.802,8 1.813,0
2.019,1 2.029,6 2.041,9 2.062,7
138,7 132,9 120,6 128,7
494,9 490,6 482,1 491,0
233,5 219,2 213,0 207,9
2.753,3 2.738,4 2.721,5 2.706,5
111,6 110,5 109,3 108,0
2.417,6 2.424,9 2.425,4 2.421,5
2.354,2 2.363,6 2.407,6 2.397,6
2010 2011
36,5 49,4
159,5 33,3
-125,9 34,7
111,7 36,6
37,7 -13,5
-101,6 -29,7
-18,7 33,2
59,7 19,2
-7,4 -2,5
102,3 55,6
96,0 135,5
2012 II III
13,1 6,3
26,2 121,1
-30,5 -71,0
31,5 32,6
-6,1 -0,6
4,0 -18,6
-6,6 -12,8
-49,6 4,8
-0,6 -3,3
-62,4 -43,7
44,2 29,7
2012 juli aug. sept. okt. (v)
5,4 1,9 -1,0 2,7
56,4 82,9 -18,2 65,1
-15,8 -53,5 -1,7 11,1
11,7 8,6 12,3 20,8
11,6 -0,1 -12,1 8,2
-5,6 -4,5 -8,5 8,9
2,0 -10,7 -4,2 -5,1
2,4 1,6 0,8 -8,8
-1,0 -1,1 -1,2 -1,3
-47,1 7,6 -4,2 -3,6
17,1 1,6 11,0 1,3
Transacties
Groeipercentages 2010 2011
4,8 6,2
4,3 0,9
-6,6 1,9
6,2 1,9
14,9 -8,1
-15,2 -5,1
-13,7 24,1
2,3 0,7
-5,7 -2,1
4,5 2,2
5,2 6,7
2012 II III
5,5 4,3
3,3 5,1
1,0 -3,0
3,3 4,1
-14,8 -23,3
3,4 -1,0
17,6 17,3
-5,2 -5,0
-5,8 -8,4
-1,8 -4,5
7,9 6,5
2012 juli aug. sept. okt. (v)
5,9 5,2 4,3 3,5
4,5 5,2 5,1 7,0
0,2 -2,5 -3,0 -1,8
3,6 3,7 4,1 4,9
-15,2 -21,9 -23,3 -20,2
4,6 1,2 -1,0 1,8
19,5 16,2 17,3 14,1
-5,0 -5,0 -5,0 -4,8
-6,8 -7,8 -8,4 -9,1
-3,7 -3,7 -4,5 -5,9
6,6 6,1 6,5 6,3
G3. Componenten van de monetaire aggregaten 1)
G4. Componenten van de langerlopende financiële passiva 1)
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
60
(twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd)
chartale geldomloop girale deposito’s deposito’s met opzegtermijn tot en met 3 maand
60
15
10
10
5
5
0
0
-20
-5
-5
-40
-10
40
20
20
0
0
-40
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
20
15
40
-20
20
schuldbewijzen met looptijd van meer dan 2 jaar deposito’s met vaste looptijd van meer dan 2 jaar kapitaal en reserves
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-10
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Met uitzondering van repo’s met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd.
ECB Maandbericht December 2012
S 13
2.3 Monetaire Statistieken 1)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Leningen als tegenpost van M3
Verzekerings- Overige instellingen financiële en pensioen- intermedifondsen airs 2) Totaal Totaal
1
2
Niet-financiële vennootschappen
3
Totaal Tot en Meer dan Leningen met 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar gecorrigeerd voor verkopen en securisatie 3) 4 5 6
Huishoudens totaal 3)
Meer dan 5 jaar
7
8
Totaal Leningen gecorrigeerd voor verkopen en securisatie 4 9
Consumptief krediet
Woning hypotheken
Overige leningen
10
11
12
2.641,9 2.715,0 2.696,0 2.686,4 2.691,7 2.689,6 2.686,4 2.677,2
5.158,6 5.233,2 5.248,7 5.240,4 5.239,8 5.243,8 5.240,4 5.242,8
-
638,5 626,3 614,0 603,2 609,1 606,8 603,2 601,3
3.701,1 3.778,3 3.809,0 3.812,7 3.804,9 3.810,3 3.812,7 3.814,9
819,0 828,6 825,7 824,5 825,8 826,7 824,5 826,6
61,7 56,7 -16,6 -2,7 -4,8 1,9 0,2 -8,4
146,9 80,6 9,1 -1,7 -5,9 4,1 0,2 4,0
155,5 101,3 1,8 5,4 0,9 5,0 -0,4 7,5
-8,6 -11,5 -5,1 -8,1 -4,0 -1,9 -2,2 -1,1
133,8 84,8 17,0 6,5 -2,4 5,4 3,4 2,7
21,7 7,3 -2,7 -0,1 0,4 0,6 -1,1 2,4
2,4 2,1 0,5 -0,4 0,1 -0,1 -0,4 -0,8
2,9 1,6 0,2 0,1 0,2 0,2 0,1 0,5
3,0 2,0 1,1 0,8 1,0 0,9 0,8 0,8
-1,3 -1,8 -2,0 -2,7 -2,1 -2,5 -2,7 -2,8
3,8 2,3 0,8 0,7 0,8 0,8 0,7 1,3
2,8 0,9 -0,5 -0,7 -0,5 -0,6 -0,7 -0,5
Uitstaande bedragen
2010 2011 2012 II III 2012 juli aug. sept. okt. (v)
93,8 91,1 83,9 87,1 83,2 86,5 87,1 90,9
976,4 975,5 955,4 968,0 960,5 960,0 968,0 970,9
4.669,6 4.722,7 4.694,8 4.655,1 4.701,2 4.686,1 4.655,1 4.643,3
-
1.128,6 1.148,2 1.154,2 1.141,2 1.168,2 1.161,7 1.141,2 1.142,7
6,4 1,3 -4,2 3,2 -0,7 3,2 0,7 3,8
30,4 -35,7 -16,0 11,8 2,5 -0,8 10,1 3,4
-2,3 57,9 -5,8 -23,2 8,2 -7,3 -24,1 -8,3
44,6 63,7 0,3 -20,5 7,4 -6,5 -21,4 -7,3
-37,5 23,4 14,2 -6,6 15,9 -4,2 -18,4 3,2
899,0 859,6 844,7 827,5 841,3 834,8 827,5 823,4
Transacties
2010 2011 2012 II III 2012 juli aug. sept. okt. (v)
-26,5 -22,2 -3,4 -13,8 -3,0 -5,0 -5,8 -3,1
Groeipercentages 2010 2011 2012 II III 2012 juli aug. sept. okt. (v)
7,3 1,5 -5,9 -8,9 -8,6 -11,3 -8,9 -2,4
3,4 -3,6 -2,1 -2,0 -2,9 -3,5 -2,0 -1,9
0,0 1,2 -0,6 -1,5 -0,4 -0,7 -1,5 -1,8
1,0 1,4 -0,3 -1,2 -0,2 -0,4 -1,2 -1,5
-3,2 2,1 -1,6 -2,0 0,2 -0,1 -2,0 -2,0
G5. Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen 2)
-2,8 -2,5 -2,7 -4,1 -2,7 -3,3 -4,1 -4,4
G6. Leningen aan huishoudens 2)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd) overige financiële intermediairs niet-financiële vennootschappen 30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-5
15
consumptief krediet woninghypotheken overige leningen
15
10
10
5
5
0
0
-5
2000
2002
2004
2006
2008
2010
Bron: ECB. 1) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 2) Met uitzondering van repo’s met wederinkoopverplichting met centrale tegenpartijen per juni 2010. Transacties en groeicijfers zijn voor dit effect gecorrigeerd. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. 4) Aanpassing voor het niet langer opnemen van leningen op de MFI-balans ten gevolge van hun verkoop of securitisatie.
S 14
ECB Maandbericht December 2012
2012
-5
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Leningen aan financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Totaal Tot en met 1 jaar
1
Overige financiële intermediairs 3)
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
3
4
2
Totaal Tot en met 1 jaar Repo’s met weder inkoop met centrale tegen partijen 5 6 7
2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
Meer dan 5 jaar
Totaal Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
8
9
10
11
12
12
579,0 582,6 629,2 589,3 629,2 623,1
214,7 223,3 226,4 225,1 226,4 225,3
322,6 342,6 343,5 346,1 343,5 342,4
4.720,4 4.700,7 4.652,5 4.671,2 4.652,5 4.638,8
1.140,4 1.164,0 1.140,7 1.148,2 1.140,7 1.139,0
859,5 844,0 828,2 833,2 828,2 824,6
2.720,5 2.692,7 2.683,5 2.689,7 2.683,5 2.675,2
-20,7 -11,9 45,7 -25,3 41,0 -5,8
-9,1 -0,5 2,6 1,8 1,6 -0,9
6,1 6,9 1,5 4,1 -1,7 -1,1
56,6 0,6 -31,7 -27,1 -11,8 -10,2
22,5 23,5 -16,9 -19,1 -5,5 0,0
-22,2 -5,0 -12,4 -6,4 -3,4 -2,7
56,3 -17,9 -2,4 -1,7 -2,9 -7,5
-3,4 -4,6 -1,6 -6,4 -1,6 -5,3
-4,3 6,4 7,3 6,5 7,3 7,0
2,0 5,1 4,5 5,2 4,5 3,3
1,2 -0,6 -1,5 -0,7 -1,5 -1,8
2,0 -1,6 -2,0 -0,2 -2,0 -2,0
-2,5 -2,7 -4,1 -3,3 -4,1 -4,4
2,1 0,5 -0,4 -0,1 -0,4 -0,8
Uitstaande bedragen 83,4 85,3 89,8 88,7 89,8 92,9
63,7 67,5 71,9 70,9 71,9 75,0
6,3 5,4 5,7 5,3 5,7 5,4
13,4 12,4 12,3 12,5 12,3 12,5
1.116,4 1.148,5 1.199,1 1.160,4 1.199,1 1.190,8
1,8 -0,9 4,4 3,5 1,1 3,1
2,8 -0,1 4,4 3,2 0,9 3,1
1,0 0,0 0,3 0,3 0,4 -0,3
-2,0 -0,8 -0,2 0,0 -0,2 0,2
-23,7 -5,6 49,8 -19,5 40,9 -7,7
2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
Niet-financiële vennootschappen
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
155,6 177,1 221,7 199,3 221,7 223,0
Transacties 12,8 -9,6 44,6 -10,3 22,4 1,3
Groeipercentages 2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
1,9 -6,0 -8,7 -11,0 -8,7 -2,4
3,9 -5,4 -8,9 -11,6 -8,9 -1,5
19,6 2,1 6,2 0,0 6,2 1,5
-13,3 -11,6 -13,2 -11,9 -13,2 -9,1
-2,1 0,2 1,7 -0,8 1,7 -0,8
8,9 14,4 23,0 12,8 23,0 3,9
2. Leningen aan huishoudens 3) Totaal
1
Consumptief krediet
Woninghypotheken
Totaal
Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
2
3
4
5
2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
Tot en met 1 jaar
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Totaal Tot en Meer dan 1 jaar Eenmans met 1 jaar tot en met zaken 5 jaar
Meer dan 5 jaar
6
7
8
9
10
11
12
13
14
14,5 14,2 14,4 14,4 14,4 14,3
56,7 56,6 56,8 57,0 56,8 57,0
3.713,3 3.737,0 3.744,8 3.739,0 3.744,8 3.745,6
829,9 831,6 824,5 825,3 824,5 824,5
419,7 417,4 414,6 416,0 414,6 416,1
142,8 144,8 138,7 138,6 138,7 138,3
87,5 85,4 83,0 83,7 83,0 82,8
599,6 601,3 602,7 603,0 602,7 603,4
-0,3 0,2 0,3 0,0 0,2 -0,1
2,7 0,1 0,3 0,0 -0,2 0,2
82,7 20,3 10,4 1,1 6,7 1,3
7,4 5,3 -6,0 -0,5 0,2 0,3
8,8 -2,9 -2,3 -0,7 -1,1 -0,5
-6,4 4,2 -5,9 -1,5 0,3 -0,3
-2,5 -0,8 -1,9 -0,3 -0,6 -0,1
16,3 1,9 1,8 1,3 0,5 0,7
5,0 3,3 1,8 2,4 1,8 1,8
2,3 0,7 0,7 0,8 0,7 1,2
0,9 -0,5 -0,7 -0,6 -0,7 -0,5
2,1 0,8 0,6 0,8 0,6 0,8
-4,3 -4,7 -4,9 -4,2 -4,9 -4,1
-2,9 -3,2 -4,5 -4,0 -4,5 -4,2
2,8 1,0 0,9 0,8 0,9 0,9
Uitstaande bedragen 5.242,8 5.256,4 5.245,4 5.243,0 5.245,4 5.244,6
628,5 617,0 604,9 607,3 604,9 603,2
140,9 137,7 134,2 134,7 134,2 133,3
183,8 179,8 176,8 178,1 176,8 176,8
303,7 299,5 293,9 294,5 293,9 293,1
81,0 26,5 -4,4 -3,1 6,0 0,7
-11,6 0,6 -9,4 -3,7 -0,9 -1,0
-3,7 1,0 -1,9 -1,7 0,3 -0,7
-6,3 0,4 -2,9 -1,0 -1,0 0,0
-1,6 -0,9 -4,6 -1,0 -0,3 -0,3
2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
Overige leningen
Totaal
3.784,4 3.807,9 3.816,0 3.810,4 3.816,0 3.816,9
Transacties 85,2 20,6 11,0 1,1 6,7 1,4
Groeipercentages 2011 2012 II III 2012 aug. sept. okt. (v)
1,6 0,2 0,1 0,2 0,1 0,5
-1,8 -2,0 -2,7 -2,5 -2,7 -2,8
-2,5 -2,7 -2,3 -3,7 -2,3 -2,9
-3,3 -2,4 -3,6 -2,5 -3,6 -3,1
-0,5 -1,3 -2,4 -2,0 -2,4 -2,6
2,3 0,8 0,7 0,8 0,7 1,3
-1,8 -0,7 2,4 -0,4 2,4 2,6
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens.
ECB Maandbericht December 2012
S 15
2.4 Leningen van MFI’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Leningen aan de overheid en aan niet-ingezetenen van het eurogebied Overheid Totaal
Centrale overheid
1
Niet-ingezetenen van het eurogebied
Overige overheid DeelstaatLagere overheid overheid
2
3
Totaal Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen 5
4
Totaal
Niet-banken Overheid
Overige
Banken 3)
6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2010 2011
1.217,9 1.159,6
397,5 348,9
225,2 221,7
549,1 567,4
46,1 21,7
2.963,2 3.021,4
2.010,9 2.022,5
952,3 998,9
49,5 62,4
902,8 936,4
2011 IV 2012 I II III (v)
1.159,6 1.137,5 1.169,9 1.163,0
348,9 322,6 339,6 341,9
221,7 224,0 240,1 231,5
567,4 566,9 565,1 563,4
21,7 24,0 25,1 26,2
3.021,4 3.006,6 3.084,9 3.006,8
2.022,5 1.998,8 2.061,9 1.988,9
998,9 1.007,8 1.023,0 1.018,2
62,4 59,4 58,0 59,7
936,4 948,4 964,9 958,4
2010 2011
204,2 -54,9
156,3 -45,9
14,9 -0,4
21,1 14,6
11,9 -23,3
-0,4 15,4
4,3 -26,3
-5,0 41,7
0,5 13,0
-5,5 28,8
2011 IV 2012 I II III (v)
13,3 -21,2 34,9 -7,7
4,7 -25,9 19,5 2,3
1,2 -1,7 16,1 -9,3
10,3 4,1 -1,8 -1,8
-2,9 2,3 1,1 1,1
-151,9 42,1 -16,3 -52,5
-108,2 18,5 -5,5 -57,5
-43,8 23,7 -10,8 5,3
-1,4 -2,2 -3,0 2,3
-42,3 25,9 -7,8 3,0
Transacties
Groeipercentages 2010 2011
20,3 -4,5
67,1 -11,6
7,1 -0,2
4,0 2,7
35,1 -51,6
0,3 0,6
0,3 -1,1
-0,4 4,4
0,6 26,7
-0,5 3,2
2011 IV 2012 I II III (v)
-4,5 -4,2 1,8 1,7
-11,6 -10,4 -1,5 0,2
-0,2 -2,8 7,2 2,7
2,7 1,9 2,0 2,0
-51,6 -41,6 -6,7 6,7
0,6 0,1 -2,0 -5,6
-1,1 -0,3 -1,7 -7,1
4,4 0,8 -2,5 -2,6
26,7 7,1 -8,5 -7,0
3,2 0,5 -2,2 -2,3
G7. Leningen aan de overheid
G8. Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied
2)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
70
2)
(twaalfmaands groeipercentages; niet voor seizoen gecorrigeerd)
overheid overige overheid
70
60
60
50
50
40
40
30
40
niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken
40
30
30
20
20
30
10
10
20
20
0
0
10
10
0
0
-10 -20
-10 2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-20
-10
-10
-20
-20
-30
2000
2002
2004
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met “banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
S 16
ECB Maandbericht December 2012
2006
2008
2010
2012
-30
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Door financiële intermediairs aangehouden deposito’s Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen Totaal
Giraal
1
2
Overige financiële intermediairs 3)
Met vaste looptijd Met opzegtermijn Tot en Meer dan Tot en Meer met 2 2 jaar met 3 dan 3 jaar maanden maanden 3
4
5
Repo’s
Totaal
Giraal
7
8
9
10
11
12
6
Met vaste looptijd Met opzegtermijn Tot en Meer dan Tot en Meer met 2 2 jaar met 3 dan 3 jaar maanden maanden
Repo’s
Met centrale tegen partijen
13
14
15
Uitstaande bedragen
2010 2011
716,9 704,0
84,6 92,1
79,3 79,9
528,3 512,4
2,6 4,0
0,3 0,2
21,9 15,5
2.185,3 2.220,7
358,5 390,0
305,7 284,9
1.149,6 1.190,7
10,7 14,7
0,5 0,5
360,3 339,9
255,0 260,0
2012 II III
692,6 692,7
99,0 101,9
78,8 79,0
499,5 494,6
5,8 6,3
0,2 0,2
9,3 10,6
2.149,6 2.110,0
408,1 434,4
253,5 239,4
1.086,1 1.034,8
13,6 12,6
0,3 0,3
388,0 388,5
295,8 297,6
2012 juli aug. sept. okt. (v)
701,1 691,3 692,7 693,3
106,3 99,8 101,9 107,1
81,4 78,6 79,0 79,5
497,5 496,3 494,6 489,7
6,1 6,2 6,3 6,4
0,2 0,2 0,2 0,2
9,7 10,1 10,6 10,4
2.102,6 2.079,3 2.110,0 2.077,1
419,4 417,0 434,4 420,7
246,0 238,8 239,4 247,3
1.033,7 1.033,8 1.034,8 1.027,5
12,2 12,7 12,6 12,8
0,2 0,3 0,3 0,3
391,1 376,7 388,5 368,5
295,6 287,0 297,6 280,5
2010 2011
-26,5 0,2
-3,3 11,7
-8,4 4,2
-23,2 -14,2
0,2 1,1
6,6 -0,1
1,6 -2,6
154,9 9,0
45,1 28,8
-40,7 -29,2
53,9 5,6
-8,1 3,9
0,4 0,1
104,2 -0,3
5,5
2012 II III
-18,5 0,1
0,8 3,1
-7,5 0,3
-4,8 -5,0
1,3 0,5
0,0 0,0
-8,3 1,3
-38,6 -43,3
-13,0 26,7
-14,0 -16,1
-53,9 -58,8
-1,7 -1,6
0,0 -0,1
44 6,7
36,4 2,2
8,3 -9,6 1,4 0,2
7,2 -6,3 2,2 5,2
2,5 -2,7 0,4 0,5
-2,1 -1,1 -1,8 -4,9
0,3 0,1 0,0 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0
0,4 0,4 0,5 -0,7
-52,2 -20,6 29,6 -31,9
10,1 -1,9 18,5 -13,4
-8,2 -6,9 -1,1 8,2
-55,4 0,3 -3,7 -7,1
-1,4 -0,1 -0,1 0,2
-0,1 0,1 0,0 0,1
2,8 -12,1 16 -19,9
-0,5 -12,0 14,6 -17,1
2010 2011
-3,6 0,0
-3,4 14,4
-9,6 5,6
-4,2 -2,7
9,6 43,3
-
7,8 -13,1
8,0 0,4
14,4 8,1
-12,1 -9,3
5,0 0,4
-48,6 36,0
-
41,1 -0,2
2,1
2012 II III (v)
-1,0 -2,9
16,5 15,7
9,5 -6,7
-4,2 -4,5
70,3 63,7
-
-48,1 -44,6
-2,7 -8,1
8,8 12,9
-16,0 -23,3
-6,3 -11,5
9,9 5,9
-
7,3 -6,7
7,4 -7,5
2012 juli aug. sept. okt. (v)
-0,4 -3,0 -2,9 -3,4
27,8 14,3 15,7 15,1
8,1 -3,4 -6,7 -6,4
-4,5 -4,7 -4,5 -5,5
56,0 60,3 63,7 60,0
-
-52,8 -48,5 -44,6 -43,1
-3,9 -7,5 -8,1 -9,1
14,9 11,0 12,9 9,2
-19,7 -23,1 -23,3 -17,7
-10,3 -10,3 -11,5 -13,7
6,4 3,7 5,9 12,2
-
10,5 -4,6 -6,7 -7,2
10,5 -5,0 -7,5 -9,2
2012 juli aug. sept. okt. (v)
Transacties
Groeipercentages
G9. Totale deposito’s naar sector 2)
G10. Totale deposito’s en in M3 begrepen deposito’s naar sector 2)
(groeipercentages op jaarbasis)
(groeipercentages op jaarbasis)
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal) verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (opgenomen in M3) 3) overige financiële intermediairs (opgenomen in M3) 4)
verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen (totaal) overige financiële intermediairs (totaal) 40
40
40
40
30
30
30
30
20
20
20
20
10
10
10
10
0
0
0
0
-10
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-10
-10 -20
-10 2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-20
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Omvat deposito’s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 4) Omvat deposito’s in kolommen 9, 10, 12 en 14.
ECB Maandbericht December 2012
S 17
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
2. Door niet-financiële vennootschappen en huishoudens aangehouden deposito’s Niet-financiële vennootschappen Totaal
Giraal
Met vaste looptijd Tot en Meer dan met 2 jaar 2 jaar
1
2
3
Huishoudens 3)
Met opzegtermijn Tot en met 3 maanden
4
Totaal
Giraal
Meer dan 3 maanden
5
Repo’s
Met vaste looptijd
Met opzegtermijn
Tot en Meer dan met 2 jaar 2 jaar
6
7
Tot en met 3 maanden
Meer dan 3 maanden
Repo’s
8
9
10
11
12
13
14
Uitstaande bedragen
2010 2011
1.671,7 1.687,3
1.037,4 1.050,6
455,5 448,4
87,2 97,7
75,8 72,3
1,5 2,0
14,2 16,3
5.739,1 5.894,0
2.244,5 2.255,7
901,0 948,3
665,0 723,7
1.788,5 1.837,0
110,3 106,7
29,8 22,7
2012 II III
1.681,0 1.700,8
1.068,8 1.094,5
413,4 403,8
103,2 104,9
80,5 83,7
1,7 1,7
13,4 12,2
6.000,7 6.016,3
2.288,5 2.296,0
975,2 973,7
741,4 741,7
1.878,0 1.892,6
103,4 99,6
14,3 12,7
2012 juli aug. sept. okt. (v)
1.674,7 1.691,1 1.700,8 1.716,0
1.065,6 1.082,1 1.094,5 1.100,1
409,6 407,8 403,8 411,7
104,7 104,9 104,9 106,5
79,9 81,8 83,7 83,5
1,6 1,6 1,7 1,7
13,3 12,8 12,2 12,5
5.999,8 6.005,1 6.016,3 6.016,7
2.280,1 2.282,0 2.296,0 2.285,2
975,7 972,7 973,7 977,7
742,3 743,6 741,7 739,8
1.885,1 1.892,5 1.892,6 1.903,0
102,6 101,2 99,6 98,9
14,1 13,3 12,7 12,1
2010 2011
77,5 2,9
40,2 8,9
22,9 -7,7
9,0 8,7
7,7 -7,3
-0,2 0,4
-2,1 -0,2
132,7 139,0
81,9 7,4
-99,0 42,5
58,7 55,3
113,3 43,5
-14,6 -2,6
-7,5 -7,0
2012 II III
9,7 25,7
35,8 31,4
-32,6 -10,5
3,1 3,5
4,3 2,5
-0,4 0,0
-0,5 -1,1
52,0 16,3
63,1 8,4
-21,4 -1,1
4,4 0,3
13,2 14,1
-1,6 -3,8
-5,6 -1,7
2012 juli aug. sept. okt. (v)
-5,1 18,8 12,0 16,5
-3,0 20,4 14,0 5,7
-4,4 -2,5 -3,6 8,2
3,1 0,3 0,0 1,7
-0,4 1,0 1,9 -0,1
-0,2 0,0 0,1 0,0
-0,2 -0,4 -0,5 1,0
-1,9 6,2 12,1 0,6
-8,9 2,9 14,4 -10,7
0,0 -2,6 1,4 4,1
0,9 1,3 -1,9 -1,9
7,1 6,9 0,2 10,4
-0,8 -1,4 -1,5 -0,7
-0,3 -0,8 -0,6 -0,6
Transacties
Groeipercentages 2010 2011
4,8 0,2
4,0 0,9
5,2 -1,7
11,2 9,9
11,2 -9,3
-10,1 28,9
-12,8 -3,4
2,4 2,4
3,8 0,3
-9,9 4,7
9,7 8,3
6,8 2,4
-11,7 -2,4
-20,2 -23,6
2012 II III
0,8 2,2
4,7 9,2
-9,3 -13,6
10,6 12,2
-0,2 4,2
-18,5 0,4
-16,7 -34,4
2,9 3,0
1,2 2,4
7,4 5,5
5,7 4,5
3,4 3,9
-5,4 -8,5
-57,2 -62,3
2012 juli aug. sept. okt. (v)
0,8 1,9 2,2 3,0
5,4 7,8 9,2 9,5
-10,7 -11,7 -13,6 -12,0
13,2 13,9 12,2 13,2
0,4 0,5 4,2 6,7
-25,2 -12,0 0,4 -15,8
-30,0 -35,2 -34,4 -32,9
2,5 2,9 3,0 3,1
0,6 1,9 2,4 2,2
6,4 5,6 5,5 5,4
5,3 5,2 4,5 3,9
3,6 3,7 3,9 4,5
-6,3 -7,5 -8,5 -9,1
-60,1 -62,2 -62,3 -62,5
G11. Totale deposito’s naar sector 2)
G12. Totale deposito’s en in M3 begrepen deposito’s naar sector 2)
(groeicijfers op jaarbasis)
(groeicijfers op jaarbasis)
niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) niet-financiële vennootschappen (opgenomen in M3) 4) huishoudens (opgenomen in M3) 5)
niet-financiële vennootschappen (totaal) huishoudens (totaal) 14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-2
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
2004
2005
2006
2007
2008
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. 4) Omvat deposito’s in kolommen 2, 3, 5 en 7. 5) Omvat deposito’s in kolommen 9, 10, 12 en 14.
S 18
ECB Maandbericht December 2012
2009
2010
2011
2012
-5
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.5 Bij MFI’s aangehouden deposito’s: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode)
3. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s Overheid Totaal
Centrale overheid
1
Niet-ingezetenen van het eurogebied
Overige overheid DeelstaatLagere overheid overheid
2
3
Totaal
4
5
Totaal
Niet-banken Overheid
Overige
Banken 3)
Wettelijke socialeverzekeringsinstellingen 6
7
8
9
10
Uitstaande bedragen
2010 2011
426,7 441,8
196,2 195,5
47,7 48,6
108,7 112,6
74,1 85,2
3.484,7 3.153,6
2.487,5 2.175,4
997,1 978,1
45,9 44,3
951,2 933,8
2011 IV 2012 I II III (v)
441,8 466,7 508,2 513,9
195,5 192,5 191,9 206,4
48,6 65,0 98,4 93,1
112,6 113,4 112,3 111,3
85,2 95,9 105,5 103,1
3.153,6 3.312,5 3.240,3 3.128,1
2.175,4 2.331,9 2.291,0 2.174,1
978,1 980,6 949,4 950,0
44,3 54,7 39,5 40,6
933,8 926,0 909,8 909,4
50,0 16,9
47,4 3,3
4,3 0,6
-5,0 2,3
2,9 10,6
-15,1 -334,9
-85,9 -314,2
70,8 -20,7
7,5 -2,1
63,3 -18,6
-22,5 25,9 26,0 5,7
-15,9 -2,9 1,8 14,5
-5,9 16,5 18,9 -5,5
2,1 1,3 -1,3 -0,9
-2,7 10,9 6,7 -2,5
-235,7 191,8 -135,2 -92,7
-152,1 180,7 -76,3 -104,2
-83,6 11,1 -58,9 7,4
-6,2 10,9 -15,9 1,3
-77,3 0,1 -43,0 6,1
2010 2011
13,3 3,9
32,2 1,3
9,9 1,3
-4,4 2,1
4,1 14,3
-0,1 -9,8
-3,3 -12,8
8,2 -2,0
12,7 -4,3
7,8 -1,9
2011 IV 2012 I II III (v)
3,9 -1,6 -5,3 7,5
1,3 -18,3 -27,0 -1,1
1,3 23,5 51,5 45,5
2,1 5,6 0,8 1,1
14,3 21,2 17,5 14,1
-9,8 -2,0 -5,4 -8,0
-12,8 -2,7 -4,1 -6,6
-2,0 -0,5 -8,6 -11,8
-4,3 29,6 -20,4 -20,0
-1,9 -1,8 -8,0 -11,4
Transacties
2010 2011 2011 IV 2012 I II III (v)
Groeipercentages
G13. Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s 2) (groeipercentages)
overheid niet-ingezeten banken niet-ingezeten niet-banken
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
-10
-15
-15
-20
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-20
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting. 3) Met “banken” worden in deze tabel instellingen buiten het eurogebied aangeduid die vergelijkbaar zijn met MFI’s.
ECB Maandbericht December 2012
S 19
2.6 Door MFI’s aangehouden effecten: uitsplitsing 1), 2)
(EUR miljard en twaalfmaands groeipercentages; uitstaande bedragen en groeipercentages per ultimo; transacties gedurende de periode) Effecten m.u.v. aandelen Totaal
MFI’s Euro
Andere valuta’s
2
3
1
Aandelen en deelnemingen
NietOverheid Overige ingezetenen van ingezetenen het eurogebied van het Euro Andere Euro Andere eurogebied valuta’s valuta’s 4
5
6
Totaal
MFI’s Niet-MFI’s
Nietingezetenen van het eurogebied
7
8
9
10
11
12
Uitstaande bedragen
2010 2011
6.001,0 5.697,7
1.779,0 1.764,2
107,4 87,8
1.507,8 1.373,0
16,4 22,9
1.510,1 1.489,1
28,3 28,3
1.052,1 932,5
1.535,8 1.507,2
445,1 485,1
788,0 726,6
302,7 295,4
2012 II III
5.826,4 5.786,8
1.766,7 1.783,4
98,5 104,7
1.554,6 1.587,4
33,9 31,9
1.428,1 1.351,0
25,5 25,5
919,2 902,8
1.489,2 1.510,7
486,2 486,5
717,7 734,8
285,4 289,3
2012 juli aug. sept. okt. (v)
5.790,5 5.787,7 5.786,8 5.756,2
1.790,9 1.808,0 1.783,4 1.763,7
100,9 105,9 104,7 103,3
1.538,4 1.543,0 1.587,4 1.605,0
36,4 32,6 31,9 31,3
1.380,8 1.365,5 1.351,0 1.345,6
25,6 25,2 25,5 28,7
917,5 907,6 902,8 878,7
1.498,8 1.502,2 1.510,7 1.510,8
488,0 487,1 486,5 487,4
721,8 723,8 734,8 731,6
289,0 291,3 289,3 291,8
-269,3 -32,8
-166,5 44,6
-6,8 7,8
42,7 -5,1
-2,0 5,5
11,6 -24,9
-14,8 -0,1
-133,6 -60,6
53,4 17,0
28,1 60,2
5,2 -31,5
20,2 -11,7
2012 II III
-94,1 -73,0
-50,8 10,8
-3,3 7,0
46,0 10,0
-0,3 -1,5
-41,7 -85,0
-0,5 0,3
-43,5 -14,6
-19,6 20,6
0,4 2,2
-12,1 16,4
-7,9 2,0
2012 juli aug. sept. okt. (v)
-65,5 -3,7 -3,8 -34,9
22,2 13,3 -24,8 -20,2
0,0 6,5 0,6 -0,9
-19,5 -3,8 33,3 9,2
1,5 -3,0 0,0 -0,4
-53,8 -15,7 -15,4 -5,7
-0,5 0,0 0,8 3,4
-15,4 -1,1 1,9 -20,3
10,0 2,0 8,6 0,2
1,6 -0,7 1,3 1,0
5,4 -0,2 11,1 -3,8
3,0 2,8 -3,8 3,0
Transacties
2010 2011
Groeipercentages 2010 2011
-4,3 -0,6
-8,5 2,6
-5,4 7,7
2,9 -0,4
-10,8 33,7
0,8 -1,6
-35,4 -0,8
-11,3 -6,2
3,5 1,1
6,4 13,8
0,6 -4,1
7,2 -3,8
2012 II III
3,3 2,8
6,8 5,1
11,9 19,4
8,6 12,8
47,4 39,7
-0,5 -5,9
-4,8 1,3
-6,4 -4,7
-0,7 1,6
7,5 4,2
-3,4 1,8
-6,3 -3,3
2012 juli aug. sept. okt. (v)
2,7 2,8 2,8 1,8
8,9 7,5 5,1 3,7
12,5 24,4 19,4 15,3
8,3 9,5 12,8 14,5
59,3 24,9 39,7 36,4
-4,6 -5,2 -5,9 -8,9
-4,2 -13,8 1,3 12,3
-6,8 -4,9 -4,7 -6,0
-0,3 0,9 1,6 2,3
6,4 5,8 4,2 4,9
-2,4 -1,3 1,8 2,0
-5,6 -1,8 -3,3 -1,1
G14. Door MFI’s aangehouden effecten 2) (twaalfmaands groeipercentages)
effecten m.u.v. aandelen aandelen en deelnemingen
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) De gegevens hebben betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 20
ECB Maandbericht December 2012
2010
2011
2012
-10
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.7 Uitsplitsing naar valuta van enkele posten op de balans van de MFI’s 1), 2) (percentages van totaal; uitstaande bedragen in EUR miljard; ultimocijfers)
1. Leningen, aangehouden effecten met uitzondering van aandelen, en deposito’s MFI’s 3) Alle valuta’s (uitstaand bedrag) 1
Euro
4)
Niet-MFI’s Andere valuta’s
Totaal
2
3
USD
JPY
CHF
GBP
4
5
6
7
Alle valuta’s (uitstaand bedrag)
Euro 4)
8
9
Andere valuta’s Totaal USD
JPY
CHF
GBP
10
11
12
13
14
Leningen Aan ingezetenen van het eurogebied 2010 2011
5.517,3 6.160,7
-
-
-
-
-
-
12.245,0 12.322,6
96,0 96,2
4,0 3,8
2,1 1,9
0,2 0,3
1,1 1,1
0,4 0,4
2012 II III (v)
6.312,8 6.105,8
-
-
-
-
-
-
12.360,8 12.349,8
96,2 96,3
3,8 3,7
1,9 1,8
0,3 0,2
1,0 1,0
0,4 0,4
2010 2011
2.010,9 2.022,5
44,9 44,5
55,1 55,5
30,7 35,6
2,9 2,5
3,2 2,7
11,6 9,3
952,3 998,9
39,9 38,2
60,1 61,8
42,8 41,2
1,4 2,6
3,7 3,3
6,7 7,8
2012 II III (v)
2.061,9 1.988,9
46,4 47,2
53,6 52,8
33,0 31,3
2,2 2,6
2,9 3,2
9,6 10,0
1.023,0 1.018,2
38,9 39,2
61,1 60,8
39,8 38,9
2,4 2,5
3,0 2,9
9,2 9,4
Aan niet-ingezetenen van het eurogebied
Aangehouden effecten met uitzondering van aandelen Uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
2010 2011
1.886,4 1.852,0
94,3 95,3
5,7 4,7
3,3 2,5
0,1 0,1
0,3 0,3
1,7 1,5
3.062,5 2.913,3
98,5 98,2
1,5 1,8
0,8 1,0
0,1 0,2
0,1 0,1
0,4 0,4
2012 II III (v)
1.865,2 1.888,1
94,7 94,5
5,3 5,5
2,6 2,7
0,1 0,1
0,4 0,3
1,8 2,0
3.042,1 2.995,9
98,0 98,1
2,0 1,9
1,2 1,1
0,1 0,1
0,1 0,1
0,4 0,5
2010 2011
545,9 457,0
49,9 56,4
50,1 43,6
27,6 21,1
0,3 0,3
0,5 0,3
16,8 16,0
506,2 475,5
33,3 32,3
66,7 67,7
40,4 39,3
3,9 5,8
0,9 0,7
13,6 13,7
2012 II III (v)
455,3 448,1
56,5 54,2
43,5 45,8
19,0 19,4
0,3 0,3
0,3 0,6
18,7 19,9
463,8 454,7
34,1 33,8
65,9 66,2
38,8 37,7
5,9 6,3
0,8 0,7
12,5 12,6
Uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
Deposito’s Door ingezetenen van het eurogebied 2010 2011
5.774,7 6.370,7
92,9 92,1
7,1 7,9
4,1 5,1
0,3 0,2
1,3 1,2
0,8 0,7
10.739,7 10.947,8
97,1 97,0
2,9 3,0
1,9 2,0
0,2 0,1
0,1 0,1
0,4 0,4
2012 II III (v)
6.622,3 6.399,1
93,6 93,5
6,4 6,5
3,9 3,9
0,2 0,2
1,1 1,1
0,7 0,7
11.032,1 11.033,6
97,0 97,0
3,0 3,0
2,0 2,0
0,1 0,1
0,1 0,1
0,4 0,4
2010 2011
2.487,5 2.175,4
52,0 59,2
48,0 40,8
31,8 25,6
2,2 2,1
1,8 1,8
8,7 7,2
997,1 978,1
58,8 56,0
41,2 44,0
29,3 30,0
1,2 2,0
1,4 1,5
5,1 5,1
2012 II III (v)
2.291,0 2.174,1
61,0 59,8
39,0 40,2
25,4 25,6
1,8 2,1
1,2 1,1
6,7 7,3
949,4 950,0
54,4 53,6
45,6 46,4
30,1 30,2
1,9 2,1
1,2 1,3
5,8 5,8
Door niet-ingezetenen van het eurogebied
2. Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s in het eurogebied Alle valuta’s (uitstaand bedrag)
Euro 4)
Andere valuta’s Totaal USD
JPY
CHF
GBP
2010 2011
1 5.083,2 5.236,8
2 81,6 82,0
3 18,4 18,0
4 9,7 9,4
5 1,8 1,7
6 2,1 2,0
7 2,5 2,6
2012 II III (v)
5.225,4 5.196,0
81,8 82,0
18,2 18,0
9,5 9,5
1,7 1,6
2,0 1,9
2,5 2,5
Bron: ECB. 1) MFI-sector met uitzondering van het Eurosysteem; de sectorclassificatie is gebaseerd op ESR 95. 2) Gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Zie voor aanvullende informatie de Toelichting. 3) Voor niet-ingezetenen van het eurogebied duidt de term “MFI’s” op instellingen die vergelijkbaar zijn met MFI’s in het eurogebied. 4) Waaronder posten luidende in de nationale uitdrukkingen van de euro.
ECB Maandbericht December 2012
S 21
2.8 Geaggregeerde balans van de beleggingsfondsen in het eurogebied 1) (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa Totaal
Deposito’s en leningsvorderingen
1
2
Effecten m.u.v. Aandelen en overige aandelen deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen/ geldmarktfondsen) 3 4
Aandelen in beleggingsfondsen/ geldmarktfondsen
Niet-financiële activa
Overige activa (m.i.v. financiële derivaten)
5
6
7
1.887,4 1.861,0 1.775,0 1.816,2 1.890,1 1.886,7 1.918,3
889,3 887,7 880,1 880,4 915,1 917,7 923,6
241,1 242,1 242,5 244,1 245,6 243,1 242,3
546,2 548,0 572,5 555,2 581,4 578,0 587,2
4,8 -13,9 -0,5
11,5 -5,5 14,9
4,3 2,7 0,4
40,4 -13,4 18,4
Uitstaande bedragen
2012 maart april mei juni juli aug. sept. (v)
6.680,5 6.680,4 6.678,5 6.705,5 6.937,7 6.947,2 7.022,2
442,5 447,7 475,0 480,6 484,3 480,0 497,8
2.674,1 2.693,9 2.733,4 2.729,1 2.821,2 2.841,6 2.853,0
150,7 16,2 120,7
16,8 12,2 25,1
72,9 34,1 62,4
Transacties
2012 I II III
2. Passiva Totaal
Ontvangen deposito’s en leningen
Totaal
2
3
1
Uitgegeven aandelen in beleggingsfondsen
Aangehouden door ingezetenen van het eurogebied 4
Beleggingsfondsen 5
4.559,8 4.539,8 4.466,2 4.492,4 4.623,3 4.645,0 4.658,8 58,4 -1,3 23,3
Overige passiva (m.i.v. financiële derivaten)
Aangehouden door niet-ingezetenen van het eurogebied 6
7
684,1 677,3 664,9 664,9 698,9 703,3 715,3
1.507,0 1.523,1 1.556,1 1.576,8 1.645,9 1.638,7 1.679,3
486,2 486,9 517,1 502,4 531,4 522,7 533,9
30,9 -12,0 28,0
36,1 39,4 52,2
46,8 -28,3 25,4
Uitstaande bedragen
2012 maart april mei juni juli aug. sept. (v)
6.680,5 6.680,4 6.678,5 6.705,5 6.937,7 6.947,2 7.022,2
127,5 129,8 137,8 134,0 137,1 140,8 150,3
6.066,8 6.063,7 6.023,6 6.069,2 6.269,2 6.283,7 6.338,1
150,7 16,2 120,7
9,4 6,6 19,8
94,5 37,9 75,4
Transacties
2012 I II III
3. Aandelen in beleggingsfondsen uitgesplitst naar beleggingsbeleid en type fonds Totaal
Fonds naar beleggingsbeleid Gemengde Vastgoedfondsen fondsen 3 4 5
Obligatiefondsen Aandelenfondsen 1
2
2012 feb. maart april mei juni juli aug. sept. (v)
Fondsen naar typen PM: GeldOpen-endClosed-end- marktfondsen fondsen fondsen 8 9 10
6
Overige fondsen 7
129,7 134,0 135,6 138,1 138,3 140,8 138,6 139,7
400,8 399,4 397,9 395,8 397,6 405,2 408,4 407,8
5.931,0 5.980,9 5.977,2 5.937,0 5.988,1 6.187,8 6.202,5 6.255,7
85,7 85,9 86,5 86,6 81,1 81,4 81,2 82,4
935,4 956,8 972,3 999,9 969,5 964,5 970,0 942,3
1,1 0,7 -1,1 -0,1 -0,5 -1,1 -0,3
-1,2 0,2 1,2 -0,2 -0,5 0,0 -1,6
40,4 9,9 17,1 14,9 37,4 16,9 20,9
0,7 0,5 -0,2 -4,4 0,1 -0,1 0,2
18,5 9,3 12,0 -25,7 -14,9 13,1 -22,0
Uitstaande bedragen 6.016,7 6.066,8 6.063,7 6.023,6 6.069,2 6.269,2 6.283,7 6.338,1
2.056,7 2.087,3 2.109,5 2.159,2 2.171,6 2.247,7 2.259,8 2.272,3
1.637,8 1.640,8 1.616,7 1.540,3 1.570,9 1.630,8 1.625,5 1.654,5
1.486,8 1.497,5 1.494,3 1.478,8 1.479,4 1.529,7 1.537,9 1.550,3
41,2 10,5 17,0 10,5 37,5 16,8 21,1
29,3 14,8 26,3 17,7 23,7 17,3 12,4
5,7 -8,8 -5,4 -3,5 -2,5 -2,8 4,7
4,7 2,0 -4,2 -4,6 17,0 2,7 4,9
2012 maart april mei juni juli aug. sept. (v)
Hedge funds
304,9 307,7 309,7 311,3 311,4 315,1 313,6 313,5
Transacties 1,7 1,5 0,1 1,2 0,2 0,8 1,1
Bron: ECB. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen (die als PM-post worden getoond in kolom 10 van Tabel 3 in deze reeks). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting.
S 22
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.9 Door beleggingsfondsen 1) aangehouden effecten, uitgesplitst naar emittent van de effecten (EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Effecten m.u.v. aandelen Totaal Totaal
MFI’s
2
3
1
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs en pensioen fondsen
4
2011 IV 2012 I II III (v)
EU-lidstaten buiten het eurogebied
Verenigde Staten
Japan
6
7
8
9
10
11
4,5 5,7 5,1 6,1
167,8 184,5 185,2 202,0
1.080,8 1.171,2 1.222,0 1.285,8
271,3 313,1 315,5 322,6
436,0 453,4 467,1 493,5
20,5 15,5 17,8 18,3
0,5 -0,5 0,5
9,1 2,8 11,8
59,2 24,4 44,1
20,5 -5,9 -0,7
15,7 -8,7 28,2
-4,3 1,1 -0,4
Uitstaande bedragen 2.505,2 2.674,1 2.729,1 2.853,0
1.424,4 1.502,8 1.507,1 1.567,1
390,5 424,6 414,6 416,3
675,2 678,8 694,4 711,1
72,9 34,1 62,4
13,7 9,7 18,4
10,4 -9,5 -7,4
-21,1 16,3 -4,6
2012 I II III (v)
5
Rest van de wereld Nietfinanciële vennoot schappen
186,2 209,0 207,8 231,6
Transacties 14,8 0,6 18,0
2. Aandelen en overige deelnemingen (m.u.v. aandelen in beleggingsfondsen en geldmarktfondsen) Totaal
Totaal
MFI’s
2
3
1
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs en pensioen fondsen
4
2011 IV 2012 I II III (v)
Verenigde Staten
Japan
7
8
9
10
11
21,4 24,1 22,3 24,6
528,3 566,7 532,5 562,7
1.098,2 1.198,4 1.177,3 1.234,2
154,5 162,7 163,6 172,0
358,1 389,8 391,9 411,6
71,8 75,3 78,1 72,1
-1,2 0,2 -0,5
-7,8 -5,4 -7,1
8,7 -4,2 3,2
-2,1 0,1 -0,2
-0,2 -0,9 4,2
-1,6 3,6 -4,0
Eurogebied Overheid Overige Verzekerings financiële instellingen intermediairs 2) en pensioen fondsen
Nietfinanciële vennoot schappen
Uitstaande bedragen 1.734,6 1.887,4 1.816,2 1.918,3
636,3 689,0 638,9 684,0
47,6 56,4 45,5 52,9
-
4,8 -13,9 -0,5
-3,9 -9,4 -3,7
4,1 -2,8 0,8
-
2012 I II III (v)
EU-lidstaten buiten het eurogebied
6
5
Rest van de wereld Nietfinanciële vennoot schappen
39,0 41,7 38,6 43,9
Transacties 0,9 -1,4 3,2
3. Aandelen in beleggingsfondsen/geldmarktfondsen Totaal
1
Totaal
MFI’s 2)
2
3
4
2011 IV 2012 I II III (v)
Verenigde Staten
Japan
6
7
8
9
10
11
-
-
131,4 136,1 136,5 133,4
20,9 25,2 24,9 27,3
40,5 41,2 43,0 40,0
0,6 0,6 0,6 0,6
-
-
0,0 -2,1 -6,1
2,2 -0,2 1,0
-0,5 0,4 -2,9
-0,1 0,0 0,0
Uitstaande bedragen 839,4 889,3 880,4 923,6
708,0 753,2 744,0 790,2
94,7 69,0 79,0 74,9
-
11,5 -5,5 14,9
11,5 -3,4 21,0
-19,4 8,6 -7,0
-
2012 I II III (v)
5
Rest van de wereld EU-lidstaten buiten het eurogebied
613,4 684,1 664,9 715,3
Transacties 30,9 -12,0 28,0
Bron: ECB. 1) Niet zijnde geldmarktfondsen (die als PM-post worden getoond in kolom 10 van Tabel 3 in deze reeks). Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Aandelen in beleggingsfondsen (m.u.v. aandelen in geldmarktfondsen) worden uitgegeven door overige financiële intermediairs. Aandelen in geldmarktfondsen worden uitgegeven door MFI’s.
ECB Maandbericht December 2012
S 23
2.10 Geaggregeerde balans van de lege financiële instellingen in het eurogebied
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo; transacties gedurende de periode)
1. Activa
Totaal Deposito’s en leningsvorderingen
Effecten Overige Aandelen m.u.v. gesecuri- en overige Afkomstig aandelen tiseerde deelnevan buiten aandelen mingen het euro gebied
Gesecuritiseerde leningen Totaal
Afkomstig van binnen het eurogebied MFI’s Overige Nietfinanciële financiële Op de MFIvennootbalans intermediairs, schappen blijvend 1) verzekeringsinstellingen en pensioen fondsen 4 5 6 7
1
2
3
2011 III IV 2012 I II III
2.205,4 2.278,1 2.225,0 2.146,6 2.079,3
324,8 327,5 320,6 305,4 301,1
1.465,2 1.533,5 1.502,6 1.454,2 1.393,4
1.154,6 1.218,9 1.198,0 1.147,6 1.085,1
590,5 581,2 551,6 513,2 476,1
145,6 150,5 144,9 149,4 157,6
2011 III IV 2012 I II III
-32,7 67,7 -54,4 -83,0 -82,6
-15,9 2,7 -6,5 -14,9 -4,1
0,0 64,9 -29,0 -49,1 -63,6
10,8 63,2 -19,5 -51,3 -65,8
-
-2,2 4,2 -5,5 5,0 4,4
Overheid
Uitstaande bedragen 21,6 22,4 21,9 21,2 23,2
Overige activa
8
9
10
11
12
13
5,1 4,8 4,8 4,4 4,4
138,3 136,8 133,0 131,6 123,1
228,9 227,4 214,9 213,1 203,1
86,9 89,0 85,9 84,0 86,2
37,5 36,5 35,3 30,2 28,3
62,0 64,3 65,6 59,7 67,2
0,0 -0,4 0,0 -0,4 0,0
-8,5 -3,0 -3,6 -1,8 -2,4
-5,6 -1,2 -12,9 -2,1 -14,5
-2,1 1,2 -1,9 -2,0 1,7
-0,9 -1,0 -1,0 -5,3 -2,1
-8,1 1,0 -3,1 -9,6 0,0
Transacties
2. Passiva
Totaal
0,0 0,8 -0,4 -0,7 0,3
Uitgegeven schuldbewijzen
Ontvangen leningen en deposito’s
Totaal
1
2
3
2011 III IV 2012 I II III
2.205,4 2.278,1 2.225,0 2.146,6 2.079,3
134,9 152,5 152,7 147,2 143,1
1.820,1 1.880,5 1.822,6 1.752,3 1.684,7
2011 III IV 2012 I II III
-32,7 67,7 -54,4 -83,0 -82,6
-2,2 17,4 1,1 -5,1 -5,7
-25,6 61,7 -56,5 -72,4 -71,9
Kapitaal en reserves
Overige passiva
5
6
7
64,5 67,3 60,3 58,0 57,7
1.755,5 1.813,2 1.762,3 1.694,3 1.627,0
34,7 33,8 33,0 27,1 25,9
215,8 211,3 216,8 220,0 225,5
-3,0 2,8 -8,2 -1,9 1,4
-22,6 58,9 -48,3 -70,5 -73,3
-2,5 -1,3 -0,9 -5,8 -1,2
-2,4 -10,1 1,9 0,2 -3,8
Tot en met 2 jaar
Meer dan 2 jaar
4
Uitstaande bedragen
Transacties
3. Aangehouden gesecuritiseerde leningen afkomstig van MFI’s in het eurogebied en effecten m.u.v. aandelen Totaal
Gesecuritiseerde leningen afkomstig van MFI’s in het eurogebied Kredietnemende Kredietnemende sector binnen het eurogebied 2 Huis- Niet-financiële Overige VerzekeringsOverheid sector buiten het eurogebied houdens vennootfinanciële instellingen en schappen intermediairs pensioenfondsen
1
2
3
4
5
2011 III IV 2012 I II III
1.154,6 1.218,9 1.198,0 1.147,6 1.085,1
823,6 890,0 879,4 832,9 787,1
247,7 255,3 246,4 245,0 230,6
18,4 17,6 17,6 18,1 16,8
2011 III IV 2012 I II III
10,8 63,2 -19,5 -51,3 -65,8
-33,1 66,3 -10,0 -48,5 -47,6
46,0 7,1 -8,1 -1,3 -13,8
-0,7 -0,7 0,1 0,5 -1,1
Totaal
Effecten m.u.v. aandelen Ingezetenen van het eurogebied Nietingezetenen Totaal MFI’s Niet-MFI’s van het Lege financiële eurogebied instellingen 9 10 11 12 13
6
7
8
0,3 0,2 0,2 0,2 0,2
9,5 6,6 6,4 6,3 5,5
36,2 32,3 32,2 31,5 32,3
228,9 227,4 214,9 213,1 203,1
122,1 120,2 114,7 114,2 110,7
42,5 41,3 40,6 41,8 38,9
79,6 78,9 74,1 72,5 71,7
32,9 32,5 31,8 30,6 29,9
106,8 107,2 100,2 98,9 92,4
0,0 -0,1 0,0 0,0 0,0
-0,2 -3,0 -0,2 -0,1 -0,8
0,0 -4,3 -0,1 0,2 -1,4
-5,6 -1,2 -12,9 -2,1 -14,5
-3,3 -1,6 -5,5 -0,1 -6,4
-0,3 -1,5 -0,7 1,0 -3,7
-3,0 -0,1 -4,8 -1,1 -2,7
-1,2 -0,1 -0,5 -1,4 -1,1
-2,4 0,4 -7,4 -2,0 -8,1
Uitstaande bedragen
Transacties
Bron: ECB. 1) Leningen die zijn gesecuritiseerd middels lege financiële instellingen in het eurogebied die op de balans van de desbetreffende MFI blijven, m.a.w. die niet niet langer op de balans worden opgenomen. Of leningen al dan niet niet op de balans van de MFI worden opgenomen hangt af van de desbetreffende financieel-administratieve regels. Voor verdere informatie, zie de Toelichting. 2) M et uitzondering van securitisaties van leningen tussen MFI’s onderling.
S 24
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Monetaire en bancaire ontwikkelingen en overige financiële vennootschappen
2.11 Geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied
(EUR miljard; uitstaande bedragen per ultimo)
1. Activa Totaal Chartaal geld en deposito’s
2009 III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
1 6.511,0 6.645,3 6.878,4 6.897,6 7.071,0 7.005,0 7.090,9 7.104,6 7.101,7 7.099,2 7.350,6 7.393,0
Leningen
Effecten m.u.v. aandelen
Aandelen en overige deelnemingen
Aandelen in beleggingsfondsen
Aandelen in geldmarktfondsen
3 432,0 431,8 438,0 441,5 449,8 453,8 454,9 462,4 461,9 468,7 467,3 467,9
4 2.432,8 2.475,9 2.599,4 2.629,7 2.718,5 2.657,7 2.709,8 2.720,5 2.741,8 2.699,4 2.810,0 2.837,4
5 788,5 804,1 812,1 790,0 806,6 834,8 841,6 841,0 793,4 804,8 814,9 807,2
6 1.362,4 1.443,7 1.523,4 1.510,3 1.550,6 1.582,9 1.595,1 1.595,7 1.544,0 1.570,2 1.679,3 1.680,0
7 93,6 92,3 91,4 88,0 84,3 71,9 72,4 78,0 89,4 94,2 97,2 102,1
2 782,4 786,3 783,3 784,5 782,9 771,6 771,8 774,6 791,7 783,3 794,1 782,6
Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken 8 248,4 253,6 259,6 265,0 266,7 266,7 274,7 265,8 265,5 263,3 264,4 268,0
Overige te Niet-financiële ontvangen/ activa betalen rekeningen en financiële derivaten 9 221,9 209,4 227,6 243,1 266,1 218,3 221,2 218,5 266,0 265,3 272,1 295,2
10 149,0 148,2 143,7 145,5 145,4 147,3 149,3 148,1 147,9 150,0 151,2 152,7
2. Aangehouden effecten m.u.v. aandelen Totaal
2009 III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
Uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
1 2.432,8 2.475,9 2.599,4 2.629,7 2.718,5 2.657,7 2.709,8 2.720,5 2.741,8 2.699,4 2.810,0 2.837,4
Totaal
MFI’s
Overheid
Overige financiële intermediairs
2 2.028,4 2.066,4 2.177,5 2.203,6 2.285,6 2.228,7 2.287,5 2.297,3 2.312,1 2.265,3 2.348,8 2.353,2
3 542,3 534,7 565,1 567,6 584,9 580,9 602,4 607,0 617,6 614,1 639,5 644,9
4 1.092,5 1.123,0 1.199,3 1.208,4 1.262,0 1.230,6 1.266,8 1.269,6 1.278,8 1.231,8 1.272,1 1.259,0
5 228,6 239,3 233,8 242,6 252,0 230,4 233,7 233,4 225,6 223,6 228,5 233,8
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen 6 15,2 16,7 15,9 15,9 18,4 17,1 16,9 16,5 16,6 16,2 16,7 16,6
Niet-financiële vennootschappen
Uitgegeven door niet-ingezetenen van het eurogebied
7 137,7 140,0 147,4 151,5 154,0 156,2 154,2 157,9 161,2 165,9 179,8 186,9
8 404,4 409,5 421,9 426,0 433,0 429,0 422,3 423,1 429,7 434,2 461,1 484,2
3. Passiva en netto waarde Netto waarde
Passiva Totaal
2009 III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
1 6.343,9 6.446,3 6.645,0 6.723,9 6.882,3 6.836,8 6.887,2 6.910,1 7.016,6 7.032,2 7.192,9 7.248,7
Ontvangen leningen
Effecten m.u.v. aandelen
Aandelen en overige deelnemingen
2 250,8 233,0 249,8 252,0 276,8 252,4 265,1 265,4 273,0 266,8 274,4 282,6
3 36,1 39,4 39,5 40,8 39,7 42,5 40,5 43,1 42,2 42,2 44,5 43,6
4 444,8 442,1 456,7 428,4 437,2 444,8 462,4 451,7 406,9 405,3 437,8 421,3
Verzekeringstechnische reserves Totaal Netto aandelen van huishoudens in levensverzekeringsreserves
5 5.415,5 5.533,2 5.708,7 5.808,7 5.948,1 5.928,8 5.943,4 5.973,4 6.104,3 6.132,0 6.247,5 6.299,2
6 2.972,5 3.040,9 3.126,8 3.157,0 3.220,8 3.257,9 3.285,6 3.309,1 3.290,6 3.299,4 3.334,8 3.340,4
Netto Vooruitaandelen van betalingen van huishoudens verzekeringsin pensioenpremies en fondsreserves reserves voor uitstaande aanspraken 7 1.644,9 1.692,8 1.753,4 1.821,9 1.902,3 1.846,4 1.817,5 1.830,5 1.981,8 2.006,2 2.067,4 2.108,7
8 798,1 799,5 828,5 829,8 825,1 824,5 840,3 833,8 831,9 826,4 845,2 850,1
Overige te ontvangen/ betalen rekeningen en financiële derivaten
9 196,6 198,6 190,3 194,0 180,4 168,4 175,8 176,6 190,2 185,9 188,7 202,0
10 167,2 199,0 233,5 173,7 188,7 168,2 203,7 194,5 85,1 66,9 157,7 144,3
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 25
3
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector
(EUR miljard)
Aanwendingen
Externe rekening
Eurogebied
Huishoudens
2012 II
Uitvoer van goederen en diensten Handelsbalans 1) Gegenereerde inkomsten-rekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1) Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen 1) Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen 1) Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen / lopende externe rekening 1) Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1) Statistische discrepantie
S 26
Financiële vennootschappen
Overheid
Rest van de wereld
621 -45
1.179 39 376 532
117 8 101 269
753 24 213 229
58 3 11 34
251 4 51 0
7 956 374 582 1.979
35 33 2 1.706
489 63 427 -22
357 204 153 62
75 75 0 233
132 53 79
293 440 466 193 46 47 99 1.957
231 440 1 69 34
49
13
0
18 26 11
413 49 1
35 1.517
15 -80
34 49 1 47 1 64
4 1 1 11 2 1 8
48 456
1.870 1.680 191
1.364 1.364
16 86
0 168
1 -81
15 49
0 -50
447 457 -11
143 144 -1
244 253 -10
11 11 0
50 50 0
2 41 8 32
-1 8 6 3
2 0 0 0
0 5 2 3
1 27 27
-2 5 0 5
16 0
129 -18
-98 18
53 0
-68 0
-16 0
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten.
ECB Maandbericht December 2012
Nietfinanciële vennootschappen
506 316 191 0 -15
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Middelen
2012 II Externe rekening Invoer van goederen en diensten Handelsbalans Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen / lopende externe rekening Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen / lopende externe rekening Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) Statistische discrepantie
Eurogebied
Huishoudens
Nietfinanciële vennootschappen
Financiële vennootschappen
Overheid
Rest van de wereld
577
2.125 236 2.362
495
1.219
107
305
532 1.182 275 946 367 578
269 1.182
229
34
0
290 59 231
239 40 199
385 260 125
275 31 9 22
1.979 296 440 464 170 47 45 77
1.706
-22
62
1 464 86
19
50
15
21
36 51
9 6
48 47 1 0
1.957
1.517
-80
64
456
16
16
86
168
-81
49
-50
376
101
213
11
51
43 8 35
9
17
8
9
17
8
9 8 0
4 0 142 59 83
233 296 369
0 1 3 34 2 2 30
0 20
0
-15
3 0 3
Bronnen: ECB en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten.
ECB Maandbericht December 2012
S 27
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Activa
Eurogebied
2012 II Openingsbalans, financiële activa Totaal financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde Financiële rekening, transacties in financiële activa Totaal transacties in financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties Overige mutaties-rekening, financiële activa Totaal overige mutaties in financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Overige mutaties in netto financiële waarde Eindbalans, financiële activa Totaal financiële activa Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te ontvangen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde Bron: ECB.
S 28
ECB Maandbericht December 2012
Huishoudens
Nietfinanciële vennootschappen
MFI’s
Overige financiële inter mediairs
Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
19.093
16.747
15.634
7.021
3.980
17.699
6.837 60 1.340 47 30 4.180 713 2.109 1.358 6.024 605
2.023 97 279 3.022 1.794 7.571 1.371 5.825 376 168 3.586
35.442 484 11.827 587 6.429 13.363 10.429 1.788 347 1.138 303 3 959
2.281 440 2.598 3.706 2.509 6.358 2.057 3.280 1.021 0 251
819 65 2.748 474 353 2.547 535 297 1.715 229 138
796 31 433 585 515 1.356 213 979 164 4 776
3.658 655 3.963 1.923 . 6.712 . . . 253 536
114
47
75
22
206
74 -3 -19 -1 -1 29 9 15 4 25 9
4 -3 4 41 29 30 1 28 1 0 -29
242 0 273 -9 -95 44 8 -10 1 4 -15 0 39
-12 -15 38 78 66 4 -32 30 5 0 -18
-16 2 20 -1 -1 14 -1 2 14 4 -1
40 4 3 69 38 26 1 21 4 0 64
48 0 -64 -28 51 30 . 50 . . . 3 5
-192
-212
-6
-2
12
85
4 -2 -44 -1 0 -148 -39 -82 -28 5 -6
5 -1 -3 22 6 -244 -94 -142 -8 2 6
-18 5 34 23 24 -53 -52 2 -3 0 2
0 0 0 1 1 -3 -12 19 -10 0 1
15 0 0 -1 -1 -10 -19 12 -2 0 7
72 2 0 10 . -27 . . . 0 28
19.015
16.581
15.703
7.041
4.198
17.832
6.916 56 1.276 46 29 4.061 684 2.043 1.334 6.053 608
2.031 93 281 3.085 1.829 7.357 1.278 5.710 369 170 3.564
2.251 431 2.670 3.807 2.600 6.308 1.972 3.313 1.023 0 235
803 67 2.768 474 354 2.559 522 318 1.719 233 137
851 35 436 653 552 1.373 195 1.012 167 4 846
3.666 629 4.015 1.962 . 6.736 . . . 255 569
144 11 91 5 56 31 -1 -54 -27 -26 -1 0 3 35.828 495 12.191 583 6.391 13.439 10.436 1.724 321 1.116 288 3 1.002
Overheid Rest van de wereld
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.1 Geïntegreerde economische en financiële rekeningen naar institutionele sector (vervolg)
(EUR miljard)
Passiva
2012 II Openingsbalans, passiva Totaal passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde 1) Financiële rekening, transacties in passiva Totaal transacties in passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties 1) Overige mutaties-rekening, passiva Totaal overige mutaties in passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Overige mutaties in netto financiële waarde 1) Eindbalans, passiva Totaal passiva Monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s) Chartaal geld en deposito’s Kortlopende schuldbewijzen Langlopende schuldbewijzen Leningen waarvan: Langlopend Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Verzekeringstechnische reserves Overige te betalen posten en financiële derivaten Netto financiële waarde 1)
Eurogebied
Huishoudens
Nietfinanciële vennootschappen
MFI’s
6.774
25.936
34.473
15.395
7.144
9.768
15.642
25.274 721 4.688
7
31 87 846 8.439 6.117 12.580 3.569 9.012
0 1 47 300 118 424 113 310
259 737 6.264 1.907 1.587 4 0 4
36 537 12.319
346 3.608 -9.189
2.536 370 1.209 957 67 1.187 970
31 82 2.882 3.310 1.742 8.903 216 2.759 5.927 1 186 239
6.231 141 -123
1 597 -5.789
2.647 306 3.065 2.970 . 6.059 . . .
3
126
232
31
23
274
64
278 -37 -75
0
0 11 15 30 4 50 5 46
0 0 -1 6 1 1 0 1
8 -22 120 144 128 0 0 0
0 -14 110
1 20 -80
4 8 0 -4 1 61 10
0 2 -35 35 10 67 2 30 34 0 -38 44
29 -12 -1
0 24 -68
12 -6 -22 31 . 22 . . .
3
-400
46
-19
-8
-42
236
93 7 42
0
0 0 4 3 -4 -453 -238 -215
0 0 0 0 0 -17 -11 -6
0 -3 -36 1 1 0 0 0
0 4 -195
0 46 188
-43 -63 3 17 0 -54 97
0 -1 -36 19 2 -37 -22 24 -39 0 35 12
6 3 5
0 -4 54
77 6 68 63 . 11 . . . 11 -151
6.781
25.662
34.751
15.407
7.160
10.000
15.942
25.645 691 4.655
8
30 98 864 8.472 6.117 12.178 3.336 8.842
0 2 47 306 119 408 102 305
267 713 6.348 2.051 1.716 4 0 4
36 528 12.234
346 3.673 -9.081
32 83 2.811 3.364 1.755 8.933 197 2.814 5.923 1 184 295
6.266 132 -119
1 617 -5.802
2.736 307 3.111 3.063 . 6.092 . . .
6.194 5.843 7
-1.573
17 10 0
16
-1 -1 0
162
6.210 5.853 8
-1.396
2.497 315 1.212 969 68 1.194 1.077
Overige Verzekefinanciële ringsinstelinter lingen en mediairs pensioenfondsen
Overheid Rest van de wereld
595
27 -16
633
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 29
3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd)
Aanwendingen
2008
2009
2010
2010 III2011 II
2010 IV2011 III
2011 I2011 IV
2011 II2012 I
2011 III2012 II
4.466 94 1.361 2.358
4.451 86 1.387 2.099
4.507 84 1.418 2.213
4.566 89 1.441 2.252
4.595 93 1.454 2.259
4.620 96 1.466 2.254
4.638 101 1.476 2.251
4.649 109 1.486 2.231
3.939 2.379 1.560 7.802
2.970 1.600 1.370 7.546
2.820 1.384 1.436 7.766
2.927 1.456 1.471 7.881
2.984 1.506 1.478 7.909
2.995 1.549 1.446 7.947
3.020 1.569 1.450 7.980
3.004 1.553 1.452 7.983
1.145 1.672 1.657 772 188 189 395 7.700
1.029 1.676 1.774 772 180 181 411 7.438
1.055 1.703 1.818 775 181 181 413 7.656
1.085 1.725 1.831 780 182 182 416 7.771
1.103 1.739 1.839 781 183 183 414 7.802
1.112 1.753 1.848 781 183 184 414 7.838
1.124 1.761 1.858 786 184 184 417 7.868
1.137 1.770 1.868 789 184 185 419 7.868
7.141 6.405 737
7.155 6.385 770
7.323 6.548 775
7.414 6.639 775
7.453 6.677 775
7.477 6.700 777
7.507 6.729 778
7.518 6.740 778
70 559
61 283
56 333
56 357
58 349
58 361
59 361
61 350
2.071 2.009 62
1.703 1.750 -47
1.786 1.763 22
1.853 1.806 47
1.869 1.820 50
1.869 1.830 40
1.850 1.829 22
1.815 1.816 -1
1 152 24 128
1 183 34 149
1 224 25 198
1 206 26 180
1 172 27 145
0 173 31 142
1 166 29 136
3 173 31 142
-144
-26
-25
-46
-58
-32
-3
30
Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen 1) Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Loonsom Belastingen minus productiesubsidies Inkomsten uit onroerend goed Rente Overige inkomsten uit onroerend goed Netto nationaal inkomen 1) Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc. Sociale bijdragen Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura Overige inkomensoverdrachten Netto schadeverzekeringspremies Schadeverzekeringsaanspraken Overige Netto besteedbaar inkomen 1) Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen 1) Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiëleactiva Kapitaaloverdrachten Kapitaalbelastingen Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening) 1)
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Zie de Technische aantekeningen voor details betreffende de berekening van de sluitposten.
S 30
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.2 Niet-financiële rekeningen van het eurogebied (vervolg)
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd)
Middelen
2008
2009
2010
2010 III2011 II
2010 IV2011 III
2011 I2011 IV
2011 II2012 I
2011 III2012 II
8.280
8.023
8.222
8.348
8.400
8.436
8.466
8.475
946
894
942
966
971
975
977
974
9.226
8.917
9.164
9.314
9.371
9.410
9.443
9.449
Gegenereerde-inkomstenrekening Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Belastingen minus subsidies op producten Bruto binnenlands product (marktprijzen) 2) Loonsom Overige belastingen minus productiesubsidies Verbruik vast kapitaal Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen Rekening betreffende toedeling primair inkomen Netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen
2.358
2.099
2.213
2.252
2.259
2.254
2.251
2.231
Loonsom
4.473
4.461
4.520
4.579
4.608
4.633
4.651
4.662
Belastingen minus productiesubsidies
1.047
998
1.039
1.067
1.077
1.081
1.088
1.093
Inkomsten uit onroerend goed
3.862
2.958
2.814
2.910
2.950
2.973
3.010
3.001
Rente
2.323
1.555
1.341
1.417
1.466
1.508
1.529
1.518
Overige inkomsten uit onroerend goed
1.539
1.402
1.473
1.493
1.483
1.465
1.481
1.483
Netto nationaal inkomen Secundaire inkomensverdelingsrekening Netto nationaal inkomen
7.802
7.546
7.766
7.881
7.909
7.947
7.980
7.983
Lopende belastingen op inkomen, vermogen, etc.
1.154
1.034
1.059
1.091
1.109
1.118
1.129
1.141
Sociale bijdragen
1.670
1.675
1.702
1.724
1.738
1.752
1.759
1.768
Sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura
1.649
1.767
1.811
1.824
1.833
1.842
1.852
1.862
Overige inkomensoverdrachten
671
668
668
672
674
674
675
678
Netto schadeverzekeringspremies
189
181
181
182
183
184
184
185
Schadeverzekeringsaanspraken
184
177
178
179
180
180
180
180
Overige
298
309
309
311
311
310
311
312
7.700
7.438
7.656
7.771
7.802
7.838
7.868
7.868
70
61
56
56
58
58
59
61
559
283
333
357
349
361
361
350
1.361
1.387
1.418
1.441
1.454
1.466
1.476
1.486
Kapitaaloverdrachten
161
192
234
216
181
184
176
185
Kapitaalbelastingen
24
34
25
26
27
31
29
31
137
158
209
189
154
153
147
154
Netto besteedbaar inkomen Inkomensbestedingsrekening Netto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven Individuele consumptie-uitgaven Collectieve consumptie-uitgaven Correctie voor mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves Netto besparingen Vermogensoverdrachtenrekening Netto besparingen Bruto investeringen in activa Bruto investeringen in vaste activa Voorraadmutaties en saldo aan- en verkoop van waarden Verbruik vast kapitaal Netto aan- en verkoop niet-geproduceerde niet-financiële activa
Overige kapitaaloverdrachten Netto kredietverlening (+) / netto kredietneming (-) (van vermogensoverdrachtenrekening)
Bronnen: ECB en Eurostat. 2) Bruto binnenlands product is gelijk aan de bruto toegevoegde waarde van alle binnenlandse sectoren plus de netto belastingen (belastingen minus subsidies) op producten.
ECB Maandbericht December 2012
S 31
3.3 Huishoudens
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd; uitstaande bedragen aan het einde van de periode)
Inkomsten, besparingen en mutaties in netto waarde Loonsom (+) Bruto exploitatieoverschot en gemengd inkomen (+) Te ontvangen rente (+) Te betalen rente (-) Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) Overige te betalen inkomsten uit onroerend goed (-) Lopende belastingen op inkomen en vermogen (-). Netto sociale bijdragen (-) Netto sociale uitkeringen (+) Netto te ontvangen inkomensoverdrachten (+) = Bruto besteedbaar inkomen Finale-consumptie-uitgaven (-) Mutaties in netto waarde in pensioenfondsen (+) = Bruto besparingen Verbruik vast kapitaal (-) Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (+) Overige mutaties in netto waarde (+) = Mutaties in netto waarde Investeringen, financiering en mutaties in netto waarde Netto verwerving van niet-financiële activa (+) Verbruik vast kapitaal (-) Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Financiering (-) Leningen waarvan: Bij MFI’s binnen het eurogebied Overige mutaties in activa (+) Niet-financiële activa Financiële activa Aandelen en overige deelnemingen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Resterende netto stromen (+) = Mutaties in netto waarde Balans Niet-financiële activa Financiële activa (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Levensverzekerings- en pensioenfondsreserves Resterende netto activa (+) Passiva (-) Leningen waarvan: Bij MFI’s binnen het eurogebied = Netto waarde
2008
2009
2010
2010 III2011 II
2010 IV2011 III
2011 I2011 IV
2011 II2012 I
2011 III2012 II
4.473 1.523 348 249 785 10 872 1.667 1.644 70 6.045 5.242 69 872 375 0 -1.761 -1.265
4.461 1.438 237 148 726 10 842 1.672 1.762 74 6.027 5.167 60 920 379 10 -886 -336
4.520 1.442 207 127 728 10 848 1.698 1.806 74 6.094 5.306 55 843 386 14 776 1.247
4.579 1.464 222 137 740 10 865 1.720 1.819 72 6.163 5.389 56 829 392 13 597 1.047
4.608 1.472 230 144 750 9 877 1.734 1.828 72 6.195 5.425 57 827 394 12 -93 351
4.633 1.479 237 148 748 10 882 1.748 1.837 71 6.219 5.446 58 830 397 9 -613 -171
4.651 1.483 241 148 756 10 893 1.756 1.847 71 6.242 5.469 59 832 400 8 -688 -248
4.662 1.481 240 144 751 10 906 1.765 1.857 72 6.240 5.478 60 822 401 8 -1.030 -601
646 375
551 379
556 386
566 392
571 394
575 397
574 400
568 401
449 437 -3 15 61 -25 26 -73
8 121 -40 -73 443 71 -5 151
39 118 -59 -20 367 57 -23 96
113 135 -34 12 229 52 13 -13
127 146 -23 4 235 52 40 -12
125 118 -21 28 202 50 50 -21
146 155 -22 13 202 48 28 27
160 168 -20 12 173 37 -14 56
75 -148 133
122 29 226
94 2 237
19 -32 177
31 -42 155
35 -56 122
63 -36 99
82 -26 94
258 83
110 65
128 147
139 168
123 148
94 81
77 34
46 13
-404 -1.435 -1.169 -239 52 -1.265
-1.201 309 107 195 43 -336
681 141 49 122 -22 1.247
352 251 215 70 67 1.047
330 -442 -369 -20 49 351
-249 -408 -383 20 76 -171
-524 -228 -325 98 59 -248
-748 -326 -386 103 18 -601
28.257
27.228
28.078
28.174
28.467
28.006
27.768
27.593
5.779 5.321 320 138 10.768 911 1.331 3.829
5.776 5.475 246 55 11.576 961 1.374 4.121
5.819 5.597 189 33 12.075 1.020 1.313 4.264
5.890 5.647 194 48 12.141 1.049 1.336 4.216
5.889 5.656 191 42 11.697 1.062 1.303 3.781
5.958 5.728 172 58 11.876 1.074 1.326 3.855
5.970 5.754 156 60 12.157 1.084 1.340 4.024
6.025 5.823 146 56 12.021 1.092 1.276 3.915
2.873 957 4.698 292
2.979 1.142 5.119 307
3.037 1.227 5.478 338
3.029 1.187 5.541 397
2.695 1.085 5.551 420
2.742 1.113 5.621 396
2.822 1.202 5.709 386
2.727 1.188 5.738 398
5.807 4.914 39.289
5.933 4.968 38.953
6.109 5.213 40.200
6.173 5.304 40.428
6.194 5.313 40.279
6.207 5.281 40.030
6.194 5.269 40.087
6.210 5.294 39.827
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
S 32
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied
Rekeningen van het eurogebied
3.4 Niet-financiële vennootschappen
(EUR miljard; vierkwartaalsstromen gecumuleerd; uitstaande bedragen aan het einde van de periode)
Inkomsten en besparingen Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) (+) Loonsom (-) Overige belastingen minus productiesubsidies (-) = Bruto exploitatieoverschot (+) Verbruik van vast kapitaal (-) = Netto exploitatieoverschot (+) Te ontvangen inkomsten uit onroerend goed (+) Te ontvangen rente Overige te ontvangen inkomsten uit onroerend goed Te betalen rente en huren (-) = Netto inkomsten uit onderneming (+) Uitgekeerde inkomsten (-) Te betalen belastingen op inkomen en vermogen (-) Te ontvangen sociale bijdragen (+) Te betalen sociale uitkeringen (-) Netto overige te betalen inkomensoverdrachten (-) = Netto besparingen Investeringen, financiering en besparingen Netto verwerving van niet-financiële activa (+) Bruto investeringen in vaste activa (+) Verbruik van vast kapitaal (-) Netto verwerving van overige niet-financiële activa (+) Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Overige (voornamelijk intragroepsleningen) Resterende netto activa (+) Financiering (-) Schuld waarvan: Leningen bij MFI’s binnen het eurogebied waarvan: Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Netto te ontvangen kapitaaloverdrachten (-) = Netto besparingen Financiële balans Financiële activa Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Overige (voornamelijk intragroepsleningen) Resterende netto activa Passiva Schuld waarvan: Leningen bij MFI’s binnen het eurogebied waarvan: Schuldbewijzen Aandelen en overige deelnemingen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen
2008
2009
2010
2010 III2011 II
2010 IV2011 III
2011 I2011 IV
2011 II2012 I
2011 III2012 II
4.759 2.841 46 1.872 765 1.107 629 238 391 422 1.315 1.004 236 68 66 48 29
4.520 2.787 41 1.692 782 910 529 169 360 294 1.145 927 152 71 68 47 22
4.678 2.824 35 1.820 798 1.021 558 160 398 256 1.324 942 168 69 69 44 169
4.773 2.875 38 1.860 813 1.047 563 163 400 272 1.338 971 178 71 69 45 146
4.811 2.900 41 1.870 821 1.049 556 167 389 282 1.323 983 183 72 69 45 115
4.833 2.924 42 1.867 828 1.039 556 169 387 290 1.305 972 188 73 70 47 102
4.851 2.938 44 1.869 834 1.034 562 172 390 292 1.305 972 188 74 70 48 101
4.856 2.949 49 1.858 840 1.019 564 169 395 286 1.296 984 189 74 70 48 79
368 1.075 765 58
70 902 782 -50
161 936 798 23
201 972 813 42
208 985 821 44
206 995 828 39
187 995 834 26
159 993 840 6
61 14 33 14 635 41 -31 351 273 -22
95 88 39 -32 184 -1 18 99 68 24
43 68 -23 -2 460 20 15 269 156 -9
48 70 -24 2 483 47 16 293 126 -17
4 46 -40 -1 476 61 5 297 114 -27
-32 0 -43 12 441 74 -11 251 126 -24
-8 9 -35 18 465 52 -21 283 150 -31
-3 8 -29 18 400 37 -9 229 143 -23
625 391 45 311 5 306 74 29
25 -107 91 241 53 188 82 22
153 -19 61 263 31 233 68 169
242 83 35 257 27 230 68 146
227 86 43 251 28 224 69 115
245 65 49 176 27 150 69 102
235 -4 73 209 19 190 67 101
192 -45 90 195 15 179 68 79
1.849 1.538 192 118 9.392 251 214 6.304 2.622 242
1.933 1.633 214 86 10.237 240 230 7.099 2.668 229
1.966 1.695 192 79 10.791 252 253 7.442 2.844 94
1.925 1.676 173 76 11.034 272 259 7.587 2.916 116
1.918 1.682 159 78 10.368 305 255 6.836 2.971 96
1.942 1.706 147 89 10.570 317 256 7.005 2.993 118
1.918 1.679 141 97 11.075 343 279 7.430 3.022 177
1.923 1.695 135 93 10.925 337 281 7.222 3.085 90
9.290 4.862 694 11.086 2.926 8.160
9.299 4.707 815 12.358 3.487 8.871
9.515 4.683 876 12.945 3.799 9.146
9.641 4.754 851 13.214 3.877 9.337
9.690 4.766 877 11.748 3.125 8.622
9.700 4.717 883 11.977 3.281 8.696
9.717 4.686 933 12.580 3.569 9.012
9.781 4.690 962 12.178 3.336 8.842
Bronnen: ECB en Eurostat. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
ECB Maandbericht December 2012
S 33
3.5 Verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
(EUR miljard; gecumuleerde stromen op jaarbasis; uitstaande bedragen ultimo 2010 III2011 II
2010 IV2011 III
2011 I2011 IV
2011 II2012 I
2011 III2012 II
7 5 -8 10 237 10 98 16 11 10 91 -41
49 14 11 23 125 8 27 7 7 -3 79 -42
89 29 47 12 76 -1 2 5 5 -5 71 -52
78 15 48 14 70 -4 17 -1 3 -2 56 -17
0 9 7 273
-29 -15 -19 5 289 8 159 20 16 6 80 -43 Ñ 2 13 3 188
3 13 3 150
3 5 2 116
5 7 2 96
1 11 4 102
239
252
174
139
114
98
94
2 43
8 5
20 0
14 11
11 34
2 6
-2 2
8 12
-550 38
201 40
114 -12
79 -69
-92 -85
-111 14
-21 132
-16 113
-171 -254
11 172
-7 136
14 71
-42 -10
-46 24
-31 103
-35 107
-244
198
126
73
-11
25
101
108
-10 -86
-27 59
10 -27
-2 -75
1 -124
-1 -75
2 39
-1 26
374 224 98 52 5.091 599 2.276 432 489 321 974 232
324 195 90 39 5.663 612 2.458 435 511 306 1.339 207
312 190 74 49 6.052 604 2.624 466 552 300 1.505 229
311 181 77 53 6.159 619 2.676 473 556 300 1.536 208
343 199 83 61 6.061 618 2.679 471 507 298 1.488 237
348 193 84 72 6.035 609 2.623 473 518 295 1.517 241
381 208 107 65 6.273 611 2.748 474 535 297 1.608 226
372 195 110 67 6.299 608 2.768 474 522 318 1.609 238
35 281 419 5.158
42 272 435 5.577
45 287 436 5.985
45 294 439 6.057
46 302 391 6.062
46 290 392 6.125
48 300 424 6.231
48 306 408 6.266
4.361
4.798
5.177
5.237
5.243
5.316
5.407
5.439
797 -196
778 -133
809 -160
820 -157
819 -160
810 -229
823 -123
826 -119
2008
2009
2010
69 57 12 1 130 7 74 21 -10 15 25 10
-47 -33 0 -14 291 14 105 8 -49 -21 234 16
-16 -10 -17 10 290 -6 179 30 14 1 73 14
5 32 8 121
5 -2 5 247
120
Financiële rekening, financiële transacties Beleggingen (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Leningen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Resterende netto activa (+) Financiering (-) Schuldbewijzen Leningen Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Mutaties in netto financiële waarde ten gevolge van transacties Overige-mutatiesrekening Overige mutaties in financiële activa (+) Aandelen en overige deelnemingen Resterende netto activa Overige mutaties in passiva (-) Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto kapitaal van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Overige mutaties in netto financiële waarde Financiële balans Financiële activa (+) Kortlopende activa Chartaal geld en deposito’s Aandelen in geldmarktfondsen Schuldbewijzen 1) Langlopende activa Deposito’s Schuldbewijzen Leningen Beursgenoteerde aandelen Niet-beursgenoteerde aandelen en overige deelnemingen Beleggingsfondsaandelen Resterende netto activa (+) Passiva (-) Schuldbewijzen Leningen Aandelen en overige deelnemingen Verzekeringstechnische reserves Netto aandeel van huishoudens in levensverzekeringsen pensioenfondsreserves Vooruitbetalingen van verzekeringspremies en reserves voor uitstaande aanspraken = Netto financieel vermogen
Bron: ECB. 1) Schuldbewijzen uitgegeven door MFI’s met een looptijd van minder dan 2 jaar en schuldbewijzen uitgegeven door andere sectoren met een looptijd van minder dan 1 jaar.
S 34
ECB Maandbericht December 2012
4
Financiële markten 4.1 Effecten m.u.v. aandelen, naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van emittent en valuta
(EUR miljard en groeipercentages gedurende de periode; voor seizoen gecorrigeerd; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen) Totaal in euro 1)
Door ingezetenen van het eurogebied
Uitstaande bedragen
Bruto uitgiften
Netto uitgiften
Uitstaande bedragen
In euro Bruto uitgiften
1
2
3
4
5
2011 sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
In alle valuta’s Netto Twaalf uitgiften maands groei
Netto uitgiften
Uitstaande bedragen
Bruto uitgiften
Seizoenvrij 2) Netto Zesmaands uitgiften groei
6
7
8
9
10
11
12
5,1 79,4 92,6 57,5 90,1 144,2 43,5 -8,9 43,5 0,6 -9,0 -17,5 -3,1
16.262,2 16.306,1 16.436,1 16.520,4 16.591,6 16.733,8 16.724,0 16.723,9 16.828,0 16.798,7 16.849,7 16.790,8 16.750,1
1.026,9 1.086,9 1.128,5 1.176,3 1.248,4 1.166,0 1.227,5 903,1 978,8 960,4 955,1 782,5 836,4
6,9 69,9 100,8 56,0 82,7 160,7 79,9 -2,4 60,6 -16,4 28,3 -42,1 -16,6
3,2 3,3 2,4 3,9 3,8 4,2 4,7 4,4 4,0 3,7 4,0 3,6 3,5
63,8 57,6 31,9 144,9 62,6 96,2 82,3 -8,9 -1,0 15,5 55,8 -11,6 39,7
3,4 3,7 3,3 4,6 5,1 5,7 5,9 5,1 4,6 3,0 2,9 1,6 1,1
14.668,8 14.715,2 14.832,7 14.921,6 14.963,5 15.093,5 15.076,9 15.077,8 15.185,9 15.197,7 15.218,4 15.177,1 15.186,7
214,0 268,3 213,4 246,5 332,4 340,8 331,5 206,6 244,4 262,1 270,9 139,9 251,2
-5,9 70,1 92,0 63,4 51,9 145,7 75,9 1,5 68,6 23,3 0,4 -26,2 30,6
3,9 3,9 3,2 4,0 3,9 4,2 4,6 4,2 4,0 3,8 3,9 3,8 4,1
51,3 66,7 25,6 107,8 69,1 86,8 76,3 -8,2 15,7 16,6 38,6 15,5 88,4
3,3 3,4 3,4 4,3 4,9 5,6 6,0 4,9 4,7 3,5 3,0 2,1 2,2
Totaal 16.650,6 16.701,7 16.787,8 16.846,0 16.941,6 17.127,3 17.176,3 17.129,7 17.170,9 17.178,8 17.112,6 17.089,0 17.081,9
1.002,3 1.034,8 1.064,5 1.127,6 1.190,3 1.134,8 1.235,6 837,6 916,6 931,6 888,8 737,4 805,8
31,3 51,9 85,5 58,2 97,5 186,2 144,0 -35,8 42,7 8,3 -5,7 -26,8 2,0
14.450,1 14.528,8 14.622,2 14.679,7 14.767,8 14.911,4 14.860,6 14.841,1 14.883,3 14.883,3 14.873,8 14.858,8 14.846,7
926,4 993,2 1.017,3 1.085,2 1.118,8 1.047,9 1.092,7 799,7 865,2 870,4 830,8 694,0 753,2
Langlopend 2011 sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
15.178,6 15.252,3 15.323,5 15.371,6 15.454,9 15.625,6 15.661,3 15.628,0 15.677,7 15.714,8 15.637,1 15.623,2 15.648,4
229,2 278,5 212,0 238,2 347,6 366,7 388,6 188,8 232,0 278,7 264,2 143,8 257,0
-9,5 75,7 70,9 47,1 85,6 170,3 131,2 -22,5 49,8 38,0 -20,1 -16,3 33,0
13.076,5 13.156,2 13.238,3 13.300,9 13.361,7 13.498,2 13.455,9 13.434,2 13.484,0 13.524,6 13.496,5 13.485,5 13.510,3
189,8 251,1 192,8 228,9 303,4 310,2 280,9 175,1 208,6 246,3 232,3 124,7 225,5
-13,2 81,6 81,6 61,6 63,2 136,1 52,5 -11,2 49,7 41,6 -27,9 -13,0 32,6
G15. Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied
(EUR miljard)
totale bruto uitgiften (rechter schaal) totale uitstaande bedragen (linker schaal) uitstaande bedragen in euro (linker schaal)
18.000
1.800
16.000
1.600
14.000
1.400
12.000
1.200
10.000
1.000
8.000
800
6.000
600
4.000
400
2.000
200
0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
Bronnen: ECB en BIS (voor uitgiften door niet-ingezetenen van het eurogebied). 1) Totale in euro luidende effecten met uitzondering van aandelen, uitgegeven door ingezetenen en niet-ingezetenen van het eurogebied. 2) Voor details betreffende de berekening van de groei wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis.
ECB Maandbericht December 2012
S 35
4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype
(EUR miljard; transacties gedurende de maand en uitstaande bedragen per ultimo; nominale bedragen)
1. Uitstaande bedragen en bruto uitgiften Uitstaande bedragen Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3 4
1
2
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept.
15.868 16.520 16.520 16.724 16.799 16.750 16.799 16.850 16.791 16.750
5.243 5.527 5.527 5.629 5.592 5.562 5.592 5.642 5.633 5.562
3.282 3.281 3.281 3.314 3.291 3.227 3.291 3.283 3.234 3.227
854 872 872 902 934 964 934 946 947 964
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept.
1.544 1.599 1.599 1.647 1.601 1.563 1.601 1.631 1.614 1.563
572 702 702 711 678 667 678 703 702 667
120 106 106 122 120 106 120 115 113 106
69 79 79 83 97 87 97 96 94 87
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 mei juni juli aug.
14.324 14.922 14.922 15.077 15.198 15.187 15.198 15.218 15.177 15.187
4.671 4.824 4.824 4.918 4.914 4.894 4.914 4.939 4.931 4.894
3.162 3.175 3.175 3.192 3.171 3.121 3.171 3.168 3.121 3.121
784 793 793 819 838 877 838 850 853 877
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept.
9.474 10.019 10.019 10.227 10.408 10.498 10.408 10.420 10.444 10.498
2.629 2.768 2.768 2.879 2.880 2.863 2.880 2.889 2.884 2.863
1.098 1.150 1.150 1.198 1.244 1.279 1.244 1.265 1.261 1.279
673 699 699 724 745 783 745 756 758 783
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept.
4.379 4.400 4.400 4.339 4.332 4.240 4.332 4.334 4.286 4.240
1.762 1.787 1.787 1.772 1.767 1.766 1.767 1.780 1.780 1.766
1.959 1.871 1.871 1.834 1.815 1.738 1.815 1.791 1.754 1.738
106 90 90 91 89 90 89 90 91 90
Bruto uitgiften 1) Overheid Centrale Overige overheid overheid
5
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
6 7 Totaal 5.936 554 1.007 6.217 624 1.000 6.217 624 1.131 6.209 670 1.214 6.285 697 947 6.299 698 858 6.285 697 960 6.272 706 955 6.275 702 782 6.299 698 836 Kortlopend 728 54 759 634 77 748 634 77 888 641 91 879 624 83 710 626 77 637 624 83 698 631 87 684 622 82 643 626 77 585 2) Langlopend 5.207 499 248 5.583 547 252 5.583 547 243 5.568 580 335 5.661 614 238 5.673 622 221 5.661 614 262 5.642 619 271 5.653 620 140 5.673 622 251 waarvan: Langlopend met vaste rente 4.697 377 156 4.994 408 150 4.994 408 122 5.004 421 229 5.101 437 148 5.132 441 139 5.101 437 149 5.073 437 150 5.102 439 77 5.132 441 189 waarvan: Langlopend met variabele rente 432 121 78 513 139 84 513 139 107 486 156 90 486 175 77 466 179 71 486 175 102 492 180 109 483 179 53 466 179 51
8
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 9 10
Overheid Centrale Overige overheid overheid
11
12
625 609 714 765 584 532 610 600 521 475
80 98 138 107 79 61 75 71 47 64
69 62 70 70 71 63 69 65 53 70
206 191 172 223 183 177 171 192 140 199
29 39 36 49 30 26 35 27 21 28
534 511 629 609 498 449 499 486 459 403
34 48 76 61 31 23 31 26 23 21
57 53 60 55 58 47 48 53 45 44
115 107 94 125 102 100 99 102 101 98
19 29 28 29 20 17 20 17 15 19
91 98 85 156 86 83 111 114 62 72
46 51 62 45 48 37 44 45 24 43
12 9 10 16 13 16 20 12 8 26
90 84 78 99 81 77 72 90 40 100
9 10 8 20 10 8 15 10 6 9
50 54 41 103 42 37 45 42 25 43
13 12 7 17 21 14 16 14 6 24
10 8 9 15 12 15 19 11 8 26
77 70 61 83 68 68 60 79 34 91
6 7 5 11 6 4 9 4 4 5
34 37 37 46 38 40 60 65 32 25
29 32 51 25 25 21 26 29 17 19
1 1 1 1 1 1 1 1 0 0
10 11 15 10 9 4 9 8 2 4
4 3 3 8 4 4 6 6 2 4
Bron: ECB. 1) Maandgegevens betreffende bruto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden. 2) Het verschil tussen het totaal aan langlopende schuldbewijzen en langlopende schuldbewijzen met een vaste of variabele rente bestaat uit obligaties met een nul-couponrente en herwaarderingseffecten.
S 36
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.2 Effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied, naar sector van de emittent en instrumenttype
(EUR miljard tenzij anders aangegeven; transacties gedurende de periode; nominale bedragen)
2. Netto uitgiften Niet seizoenvrij Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
1
2
Seizoenvrij
1)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3 4
Overheid Centrale Overige overheid overheid
5
6
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
7
8
1)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 9 10
Overheid Centrale Overige overheid overheid
11
12
Totaal 2010 2011
45,1 51,6
-1,3 22,6
4,2 -3,5
5,0 3,7
31,8 23,2
5,3 5,6
-
-
-
-
-
-
2011 IV 2012 I II III
75,6 107,8 13,9 -10,1
29,7 38,0 -19,8 -4,5
20,2 12,5 -5,0 -20,8
3,3 11,7 10,2 10,1
17,6 29,6 27,8 4,3
4,9 15,9 0,7 0,7
78,2 80,4 1,9 28,0
40,8 16,5 -14,4 0,4
-2,0 22,6 -7,6 -6,8
6,8 9,4 7,8 11,3
31,3 15,7 13,4 20,7
1,2 16,3 2,7 2,3
2012 juni juli aug. sept.
-16,4 28,3 -42,1 -16,6
-4,0 38,6 1,0 -53,0
-56,0 -11,8 -45,6 -5,1
2,9 8,6 3,6 18,1
31,9 -14,4 1,8 25,5
8,7 7,2 -2,8 -2,1
15,5 55,8 -11,6 39,7
26,1 40,2 -1,3 -37,7
-52,5 -12,1 -33,8 25,4
9,1 4,8 10,7 18,4
21,2 15,5 11,1 35,6
11,7 7,4 1,6 -2,1
2010 2011
53,4 47,5
1,8 12,0
1,5 -2,2
5,3 2,8
41,3 31,0
3,5 3,9
-
-
-
-
-
-
2011 IV 2012 I II III
75,2 91,2 31,2 1,6
0,7 35,0 -7,6 -1,6
21,6 7,2 -4,2 -16,1
5,5 10,4 5,7 13,3
43,8 27,5 33,6 3,4
3,6 11,1 3,8 2,7
66,7 77,4 8,0 47,5
13,7 20,6 -13,2 5,1
0,2 18,0 -6,1 -4,3
6,8 9,9 3,2 15,0
42,7 19,2 21,5 26,3
3,3 9,8 2,8 5,5
2012 juni juli aug. sept.
23,3 0,4 -26,2 30,6
16,2 15,0 0,8 -20,6
-48,1 -6,7 -43,8 2,1
9,6 9,1 5,8 24,9
38,0 -21,0 9,9 21,2
7,7 4,0 1,1 3,0
16,6 38,6 15,5 88,4
15,9 15,4 7,9 -8,1
-45,0 -10,2 -30,9 28,1
9,1 9,4 12,0 23,6
31,1 15,3 23,9 39,6
5,5 8,6 2,7 5,2
Langlopend
G16. Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd
(EUR miljard; transacties gedurende de maand; nominale bedragen)
250
netto uitgiften netto uitgiften, seizoenvrij
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
0
-50
-50
-100
-100
-150
-150
-200
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-200
Bron: ECB. 1) Maandgegevens betreffende netto uitgiften hebben betrekking op transacties gedurende de maand. Voor vergelijkingsdoeleinden hebben kwartaal- en jaargegevens betrekking op de respectieve maandgemiddelden.
ECB Maandbericht December 2012
S 37
4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1)
(mutaties in procenten)
Twaalfmaands groei (niet seizoenvrij) Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
1
2
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen 3
Zesmaands groei (seizoenvrij)
Overheid Centrale Overige overheid overheid
4
5
2011 sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
3,2 3,3 2,4 3,9 3,8 4,2 4,7 4,4 4,0 3,7 4,0 3,6 3,5
2,3 2,9 3,1 5,2 4,3 4,5 4,8 4,1 2,9 3,4 4,1 3,6 2,4
-0,8 -0,4 -2,3 -1,3 -1,2 -0,6 1,8 2,6 3,2 1,6 1,3 0,6 0,6
4,8 4,7 5,1 5,4 6,3 7,0 8,0 9,5 9,2 10,5 10,4 10,7 12,3
5,0 4,6 3,0 4,7 4,8 4,8 4,5 3,7 3,8 3,5 3,4 3,3 3,9
2011 sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
3,9 3,9 3,2 4,0 3,9 4,2 4,6 4,2 4,0 3,8 3,9 3,8 4,1
2,7 2,6 2,7 3,1 2,4 2,9 3,5 2,6 1,8 1,9 2,2 2,2 1,6
-1,4 -0,5 -2,4 -0,8 -0,8 -0,6 1,5 2,4 3,1 1,7 1,4 0,7 0,8
3,4 3,5 4,0 4,4 5,7 6,4 7,5 7,2 7,1 8,7 9,7 10,6 13,5
7,9 7,6 6,4 7,2 7,0 7,0 6,3 5,4 5,5 5,4 5,3 5,3 6,0
6
Totaal
14,2 12,9 13,6 12,1 15,4 19,8 17,9 15,7 12,6 11,7 14,8 12,5 10,9
Totaal
MFI’s (m.i.v. het Euro systeem)
Niet-MFI’s NietNietmonetaire financiële financiële vennootvennootschappen schappen
Overheid Centrale Overige overheid overheid
7
8
9
10
11
12
3,4 3,7 3,3 4,6 5,1 5,7 5,9 5,1 4,6 3,0 2,9 1,6 1,1
3,0 3,5 3,6 6,7 6,8 6,9 6,4 4,7 2,3 0,2 1,7 0,5 -1,5
-0,2 0,7 0,2 0,6 1,0 2,8 3,8 4,4 6,3 2,8 1,6 -1,6 -2,6
4,5 7,2 6,8 9,3 9,5 9,4 11,6 11,7 11,4 12,0 11,3 12,0 13,0
4,4 4,1 3,6 4,1 4,5 4,6 4,6 3,5 4,0 2,8 2,3 2,1 3,3
17,7 13,2 11,2 4,8 14,3 16,2 17,8 18,5 14,1 19,2 15,4 9,0 4,4
3,3 3,4 3,4 4,3 4,9 5,6 6,0 4,9 4,7 3,5 3,0 2,1 2,2
2,7 2,1 2,1 3,0 3,2 4,2 4,3 3,0 1,5 0,9 1,2 0,3 -1,0
-0,5 1,2 0,8 1,3 1,6 2,8 3,5 3,5 5,5 2,3 1,2 -1,4 -1,9
1,8 3,4 5,0 7,4 9,0 9,8 13,4 10,8 9,2 10,1 10,4 11,6 13,7
5,6 5,3 5,2 6,4 7,1 7,1 6,9 5,5 5,9 4,4 3,6 3,6 5,2
10,3 9,1 9,2 7,2 10,3 14,4 15,2 14,4 11,9 14,2 13,9 8,6 8,5
Langlopend 9,4 8,7 10,0 9,4 11,1 13,5 12,7 11,7 10,6 10,7 12,1 11,5 11,8
G17. Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen
(mutaties in procenten per jaar)
overheid MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-MFI’s
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: ECB. 1) Voor details betreffende de berekening van de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen. De zesmaands groeipercentages zijn op jaarbasis.
S 38
ECB Maandbericht December 2012
-5
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.3 Groei van effecten m.u.v. aandelen, uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1) (vervolg)
(mutaties in procenten) Totaal
13
Langlopend met vaste rente MFI’s Niet-MFI’s (m.i.v. het NietNietEuro monetaire financiële systeem) financiële vennootvennootschappen schappen 14
15
Overheid Centrale Overige overheid overheid
16
17
Totaal
18
Langlopend met variabele rente MFI’s Niet-MFI’s Overheid (m.i.v. het NietNietCentrale Overige Euro monetaire financiële overheid overheid systeem) financiële vennootvennootschappen schappen
19
20
21
22
23
24
In alle valuta’s tezamen 2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 april mei juni juli aug. sept.
8,8 6,4 5,5 5,7 5,2 5,1 5,4 5,1 4,8 4,9 5,1 5,6
5,7 4,9 5,4 5,4 5,1 4,2 5,4 4,6 4,2 4,4 4,2 3,5
6,4 3,4 2,6 2,1 1,9 1,3 2,0 1,9 1,5 1,2 1,0 1,8
19,7 6,3 4,5 6,6 8,1 11,1 7,9 7,6 9,5 10,1 11,2 14,3
9,9 7,8 6,1 6,4 5,6 5,5 5,6 5,7 5,2 5,0 5,6 6,4
2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 april mei juni juli aug. sept.
9,0 6,5 5,7 6,1 5,5 5,3 5,6 5,3 5,1 5,1 5,4 6,0
5,5 4,1 5,2 5,7 5,6 5,1 5,8 5,2 5,0 5,3 5,2 4,3
7,4 3,6 2,6 2,5 1,6 0,8 1,9 1,2 1,4 0,6 0,2 1,6
20,1 6,6 4,7 6,5 8,5 11,4 8,2 8,2 9,8 10,4 11,3 15,2
10,0 8,1 6,4 6,6 5,8 5,5 5,8 5,8 5,3 5,0 5,7 6,5
8,8 7,7 8,1 9,0 6,7 7,0 7,3 5,7 6,1 7,1 6,9 7,7
-0,7 -0,7 -1,0 -0,1 0,4 0,0 -0,2 0,9 0,6 0,5 -0,3 -1,2
-3,9 -1,3 -0,2 0,5 -0,4 -0,3 -0,1 -1,2 -0,7 -0,4 0,1 -0,5
0,6 -5,6 -7,2 -5,4 -2,3 -3,3 -3,6 -0,5 -1,9 -2,8 -4,0 -4,5
-2,0 -2,0 -2,6 -0,9 -1,3 0,5 -1,0 -1,2 -1,6 0,8 1,0 1,3
6,4 22,3 21,0 15,3 8,1 6,6 6,4 7,6 9,0 9,2 5,3 1,6
27,5 16,1 13,9 21,5 25,9 25,5 25,9 26,0 24,9 27,1 25,0 24,0
8,3 7,2 8,6 9,8 6,6 6,4 7,0 5,3 5,7 6,5 6,3 7,1
-0,4 -0,2 -0,7 0,5 0,7 0,2 0,0 1,1 1,0 0,7 -0,1 -1,0
-3,3 0,1 1,3 2,4 2,0 2,4 2,1 1,3 2,1 2,4 3,0 1,9
0,3 -6,2 -8,0 -6,0 -4,1 -5,6 -5,4 -2,3 -3,9 -5,3 -6,4 -6,4
-2,5 -3,0 -3,7 -2,2 -2,5 0,5 -2,7 -2,5 -2,0 0,9 1,1 0,7
5,9 22,2 20,8 15,0 7,9 6,3 6,2 7,4 8,9 8,8 5,0 1,2
26,2 15,3 12,3 20,2 25,3 25,5 25,4 24,8 25,1 27,1 24,8 24,2
In euro
G18. Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen
(mutaties in procenten per jaar)
overheid MFI’s (m.i.v. het Eurosysteem) niet-MFI’s
80
80
60
60
40
40
20
20
0
0
-20
-20
-40
-40
-60
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
-60
Bron: ECB. 1) De mutaties in procenten per jaar in maandgegevens hebben betrekking op het einde van de maand, die in de kwartaal- en jaargegevens hebben daarentegen betrekking op de mutatie op jaarbasis van het periodegemiddelde. Zie voor details de Technische aantekeningen.
ECB Maandbericht December 2012
S 39
4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied 1)
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven; marktwaarde)
1. Uitstaande bedragen en twaalfmaands groeipercentages (uitstaande bedragen per ultimo)
Totaal Totaal
MFI’s
Index: dec. 2008 = 100
Twaalfmaands groeipercentage
Totaal
Twaalfsmaands groeipercentage
Niet-monetaire financiële Niet-financiële vennootschappen vennootschappen Totaal Twaalfsmaands Totaal Twaalfsmaands groeipercentage groeipercentage
1
2
3
4
5
6
7
8
9
2010 sept. okt. nov. dec.
4.340,6 4.514,9 4.397,4 4.579,9
103,8 104,2 104,4 104,4
1,7 1,8 1,8 1,4
486,7 514,0 437,5 458,1
5,1 7,3 6,8 6,5
326,7 333,6 316,6 334,0
4,0 4,0 5,4 2,3
3.527,2 3.667,2 3.643,3 3.787,7
0,9 0,8 0,8 0,7
2011 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
4.743,8 4.829,9 4.751,8 4.875,3 4.760,2 4.705,1 4.487,5 3.959,8 3.733,0 4.026,1 3.875,2 3.887,8
104,6 104,7 104,8 105,0 105,0 105,5 105,7 105,9 105,9 105,9 106,0 106,1
1,4 1,5 1,4 1,5 1,5 1,7 1,9 2,1 2,0 1,7 1,5 1,6
513,9 534,6 491,3 497,3 475,8 491,5 458,6 382,9 350,5 360,5 329,8 339,3
6,1 6,7 6,2 6,8 7,4 10,2 12,1 13,4 13,1 9,9 8,9 9,3
365,9 379,0 363,3 371,6 356,3 350,6 325,6 281,7 264,4 288,0 271,6 270,8
3,0 3,9 4,1 4,1 4,1 4,6 4,9 4,9 5,8 5,8 4,6 4,9
3.864,0 3.916,2 3.897,2 4.006,5 3.928,1 3.863,0 3.703,3 3.295,2 3.118,1 3.377,6 3.273,8 3.277,7
0,6 0,6 0,5 0,6 0,4 0,4 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3 0,4
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
4.100,7 4.266,8 4.250,8 4.078,0 3.772,0 3.935,1 4.061,8 4.184,9 4.242,0
106,3 106,3 106,4 106,5 106,5 106,6 106,8 106,8 106,9
1,7 1,5 1,5 1,4 1,5 1,1 1,0 0,9 0,9
375,5 394,7 373,1 327,3 280,9 317,7 309,9 349,7 365,0
11,4 10,7 11,3 10,7 10,0 7,7 5,8 4,6 4,9
298,1 311,3 311,1 292,0 260,2 280,3 287,5 304,7 318,9
4,0 3,1 2,8 3,1 3,4 2,8 2,7 3,3 2,7
3.427,1 3.560,8 3.566,6 3.458,7 3.230,9 3.337,2 3.464,4 3.530,6 3.558,1
0,4 0,3 0,3 0,2 0,4 0,3 0,3 0,3 0,4
G19. Twaalfmaandse groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
(mutaties in procenten per jaar)
14
niet-financiële MFI’s niet-monetaire financiële vennootschappen niet-financiële vennootschappen
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: ECB. 1) Voor details betreffende de berekening van de index en de groeipercentages wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
S 40
ECB Maandbericht December 2012
2010
2011
2012
-4
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.4 Genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied
(EUR miljard; marktwaarde)
2. Transacties gedurende de maand Totaal
2010 sept. okt. nov. dec.
Bruto Aflossingen uitgiften 1 2 1,6 0,2 16,3 0,2 13,5 1,5 3,7 3,5
MFI’s Netto uitgiften 3 1,4 16,0 12,0 0,2
Bruto Aflossingen uitgiften 4 5 0,2 0,0 14,0 0,0 5,9 0,0 0,2 0,0
Netto uitgiften 6 0,2 14,0 5,9 0,2
Niet-monetaire financiële vennootschappen Bruto Aflossingen Netto uitgiften uitgiften 7 8 9 0,0 0,0 0,0 0,2 0,1 0,1 5,5 0,1 5,4 0,9 0,3 0,5
Niet-financiële vennootschappen Bruto Aflossingen uitgiften 10 11 1,4 0,2 2,0 0,2 2,1 1,4 2,7 3,2
Netto uitgiften 12 1,2 1,9 0,7 -0,5
2011 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov. dec.
6,0 7,1 4,4 9,3 8,6 23,7 12,5 7,1 2,9 2,4 2,6 5,5
1,3 0,2 1,0 0,6 8,8 1,3 0,7 1,0 2,9 0,4 1,5 1,0
4,7 6,9 3,5 8,8 -0,2 22,5 11,8 6,1 0,0 2,0 1,1 4,5
1,6 2,9 0,1 2,7 6,8 14,7 9,3 5,5 0,0 0,0 0,7 1,5
0,0 0,0 0,0 0,0 2,1 0,0 0,0 0,0 0,9 0,0 0,0 0,0
1,6 2,9 0,1 2,7 4,6 14,7 9,3 5,5 -0,9 0,0 0,7 1,5
2,6 3,2 1,0 0,1 0,2 2,3 1,6 0,3 2,3 0,1 1,4 1,2
0,0 0,0 0,2 0,0 0,0 0,3 0,0 0,2 0,0 0,0 0,0 0,0
2,6 3,2 0,8 0,1 0,2 2,0 1,6 0,1 2,3 0,1 1,4 1,2
1,8 1,1 3,3 6,5 1,6 6,7 1,6 1,3 0,5 2,3 0,6 2,8
1,3 0,2 0,7 0,6 6,6 1,0 0,7 0,8 2,0 0,4 1,5 1,0
0,5 0,8 2,6 5,9 -5,0 5,7 0,9 0,5 -1,4 1,9 -1,0 1,8
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
8,4 1,1 4,9 3,1 4,7 4,8 4,7 3,7 2,7
0,4 1,4 0,7 0,3 1,8 1,2 0,3 1,8 0,5
7,9 -0,3 4,3 2,8 2,9 3,6 4,4 1,8 2,1
7,5 0,0 2,0 0,0 1,1 2,6 0,2 0,4 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
7,5 0,0 2,0 0,0 1,1 2,6 0,2 0,4 0,1
0,0 0,0 0,0 1,1 1,0 0,0 1,1 1,6 0,9
0,1 0,2 0,1 0,0 0,1 0,1 0,0 0,1 0,1
-0,1 -0,2 -0,1 1,1 1,0 -0,1 1,1 1,5 0,8
0,9 1,0 2,9 2,0 2,5 2,2 3,5 1,6 1,7
0,3 1,2 0,6 0,3 1,7 1,1 0,3 1,7 0,4
0,6 -0,1 2,3 1,7 0,8 1,1 3,2 -0,1 1,3
G20. Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent
(EUR miljard; transacties gedurende de maand; marktwaarde) niet-financiële vennootschappen MFI’s niet-monetaire financiële vennootschappen
45
45
40
40
35
35
30
30
25
25
20
20
15
15
10
10
5
5
0
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 41
4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1)
(procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven)
1. Rente op deposito’s (nieuwe contracten) Deposito’s van huishoudens Met vaste looptijd
Giraal
Tot en met 1 jaar 2011 nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt.
1 0,55 0,54 0,53 0,52 0,51 0,49 0,48 0,47 0,45 0,44 0,42 0,41
2 2,78 2,78 2,94 2,90 2,88 2,82 2,65 2,72 2,80 2,66 2,80 2,75
Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar 3 3,08 3,20 3,49 3,38 3,04 2,92 2,70 2,73 2,89 2,76 2,83 2,56
Deposito’s van niet-financiële vennootschappen Giraal Met vaste looptijd
Met opzegtermijn 2)
Meer dan 2 jaar
Tot en met 3 maanden
Meer dan 3 maanden
4 3,03 3,06 3,15 3,16 3,03 2,84 2,68 2,63 2,61 2,51 2,42 2,49
5 1,78 1,79 1,81 1,81 1,79 1,76 1,74 1,73 1,70 1,68 1,65 1,62
6 1,96 1,97 1,96 1,96 1,95 1,95 1,91 1,88 1,85 1,81 1,77 1,71
Tot en met 1 jaar 7 0,66 0,65 0,61 0,59 0,58 0,55 0,54 0,52 0,48 0,46 0,46 0,45
8 1,53 1,53 1,34 1,26 1,31 1,16 1,07 1,11 1,14 1,10 1,13 1,05
Meer dan 1 jaar tot en met 2 jaar 9 2,61 2,76 2,95 2,96 2,75 2,70 2,31 2,32 2,01 2,12 2,37 2,18
Repo’s
Meer dan 2 jaar 10 2,85 2,90 2,92 3,01 2,98 3,07 2,75 2,69 2,53 2,42 2,53 2,21
11 1,62 1,38 1,23 1,05 0,97 1,28 0,93 0,98 1,26 1,01 1,41 1,50
2. Rente op leningen aan huishoudens (nieuwe contracten)
2011 nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt.
Doorlopende kredieten en rekening courant kredieten
Verlengde kredietkaartschuld 3)
1 8,41 8,37 8,46 8,41 8,39 8,26 8,26 8,25 8,15 8,12 8,14 8,04
2 17,11 17,08 17,06 17,05 16,98 17,10 17,10 17,06 17,01 16,96 16,96 16,95
Consumptief krediet
Woninghypotheken
Naar oorspronkelijke rentelooptijd Effectieve Naar oorspronkelijke renteEffectieve rente in looptijd rente in Variabele Meer dan Meer dan procenten4) Variabele Meer dan Meer dan Meer dan procenten4) rente tot 1 jaar tot 5 jaar per jaar rente tot 1 jaar tot 5 jaar tot 10 jaar per jaar en met 1 en met en met 1 en met en met jaar 5 jaar jaar 5 jaar 10 jaar 3 4 5 6 7 8 9 10 11 5,56 6,47 7,78 7,39 3,43 3,74 3,84 3,94 3,96 5,27 6,44 7,64 7,16 3,49 3,74 3,81 3,95 4,02 5,62 6,58 8,08 7,57 3,50 3,71 3,75 4,03 4,03 5,70 6,58 8,09 7,63 3,44 3,64 3,70 3,95 3,92 5,55 6,44 7,94 7,45 3,31 3,57 3,61 3,91 3,83 5,43 6,31 7,95 7,35 3,20 3,58 3,59 3,96 3,79 5,65 6,39 7,95 7,48 3,14 3,54 3,53 3,84 3,72 5,61 6,27 7,73 7,27 3,11 3,48 3,46 3,69 3,66 5,76 6,26 7,82 7,37 3,09 3,40 3,31 3,62 3,58 5,79 6,27 7,67 7,37 2,94 3,33 3,21 3,52 3,48 5,77 6,18 7,62 7,24 2,92 3,27 3,21 3,49 3,45 5,62 6,12 7,67 7,13 2,88 3,24 3,15 3,49 3,42
Leningen aan eenmanszaken en personenvennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid Naar oorspronkelijke rentelooptijd Variabele Meer dan Meer dan rente tot 1 jaar tot 5 jaar en met 1 en met jaar 5 jaar 12 13 14 4,22 4,93 4,02 4,13 4,84 3,92 3,88 4,76 3,93 3,86 4,71 4,04 3,73 4,74 3,90 3,65 4,68 3,89 3,80 4,74 3,83 3,61 4,73 3,71 3,64 4,45 3,49 3,43 4,45 3,32 3,23 4,48 3,31 3,24 4,25 3,34
3. Rente op leningen aan niet-financiële vennootschappen (nieuwe contracten) Doorlopende kredieten en rekeningcourant kredieten
2011 nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt.
1 4,61 4,66 4,63 4,58 4,60 4,46 4,42 4,39 4,29 4,20 4,18 4,21
Variabele rente tot en met 3 maanden 2 4,77 4,89 4,93 4,86 4,81 4,96 4,82 4,81 4,86 4,84 4,69 4,75
Overige leningen tot en met EUR 0,25 miljoen naar oorspronkelijke rentelooptijd Meer dan Meer dan Meer dan Meer dan 3 maanden 1 jaar tot 3 jaar tot 5 jaar tot tot en met en met en met en met 1 jaar 3 jaar 5 jaar 10 jaar 3 4 5 6 5,26 4,98 5,10 4,65 5,15 4,98 5,05 4,59 5,35 4,78 5,04 4,40 5,25 4,74 5,02 4,65 5,17 4,66 5,00 4,63 5,09 4,61 4,85 4,57 5,11 4,60 4,84 4,49 5,03 4,58 4,76 4,41 5,17 4,58 4,56 4,13 4,95 4,31 4,50 3,92 4,75 4,26 4,45 3,88 4,89 4,29 4,31 3,79
Meer dan 10 jaar 7 4,26 4,27 4,33 4,41 4,32 4,39 4,20 4,16 4,12 3,88 3,93 3,94
Variabele rente tot en met 3 maanden 8 2,80 3,04 2,66 2,50 2,39 2,39 2,37 2,44 2,23 2,05 2,15 2,12
Overige leningen van meer dan EUR 1 miljoen naar oorspronkelijke rentelooptijd Meer dan Meer dan Meer dan Meer dan 3 maanden 1 jaar tot 3 jaar tot 5 jaar tot tot en met en met en met en met 1 jaar 3 jaar 5 jaar 10 jaar 9 10 11 12 3,65 3,42 3,92 3,60 3,74 3,11 3,95 3,73 3,70 3,06 3,45 2,70 3,76 3,36 3,89 3,77 3,43 3,06 3,09 3,37 3,52 3,43 3,40 3,51 3,75 3,41 3,48 3,60 3,20 3,44 3,03 3,34 3,31 3,62 3,13 3,19 2,96 3,08 3,21 3,16 2,57 2,92 2,73 2,95 2,91 3,28 3,00 2,93
Meer dan 10 jaar 13 3,71 3,75 3,80 3,64 3,57 3,59 3,51 3,22 3,50 3,01 3,06 3,22
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Voor deze categorie zijn de huishoudens en de niet-financiële vennootschappen tezamen genomen en toegewezen aan huishoudens, omdat de uitstaande bedragen van de niet-financiële vennootschappen te verwaarlozen zijn, vergeleken bij die van huishoudens wanneer alle deelnemende lidstaten tezamen worden genomen. 3) Onder deze categorie valt niet de verleende gemakskredietkaartschuld, d.w.z. krediet verleend tegen 0% rente gedurende de factureringscyclus. 4) De effectieve rente in procenten per jaar omvat de totale kosten van een lening. dece totale kosten omvatten zowel rente als andere (aanverwante) kosten zoals informatiekosten, beheerskosten, documentaire kosten en garanties.
S 42
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.5 Door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven 1) *
(procenten per jaar; uitstaande bedragen per ultimo; nieuwe contracten als gemiddelden per periode, tenzij anders aangegeven)
4. Rente op deposito’s (uitstaande bedragen) Giraal 2) 1 0,55 0,54 0,53 0,52 0,51 0,49 0,48 0,47 0,45 0,44 0,42 0,41
2011 nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt.
Deposito’s van huishoudens Met vaste looptijd Met opzegtermijn 2), 3) Tot en met Meer dan Tot en met Meer dan 2 jaar 2 jaar 3 maanden 3 maanden 2 3 4 5 2,70 2,80 1,78 1,96 2,73 2,78 1,79 1,97 2,76 2,78 1,81 1,96 2,79 2,80 1,81 1,96 2,81 2,81 1,79 1,95 2,78 2,82 1,76 1,95 2,76 2,80 1,74 1,91 2,73 2,82 1,73 1,88 2,72 2,78 1,70 1,85 2,70 2,77 1,68 1,81 2,69 2,79 1,65 1,77 2,67 2,74 1,62 1,71
Deposito’s van niet-financiële vennootschappen Giraal 2) Met vaste looptijd Tot en met Meer dan 2 jaar 2 jaar 6 7 8 0,66 2,18 3,16 0,65 2,18 3,13 0,61 2,14 3,16 0,59 2,13 3,20 0,58 2,05 3,13 0,55 2,00 3,09 0,54 1,96 3,06 0,52 1,93 3,08 0,48 1,89 3,04 0,46 1,84 3,01 0,46 1,82 3,02 0,45 1,78 2,95
Repo’s
9 2,24 2,37 2,46 2,62 2,58 2,57 2,39 2,48 2,47 2,45 2,61 2,55
5. Rente op leningen (uitstaande bedragen) Leningen aan huishoudens Woninghypotheken, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar 1 2 3 4,12 3,77 3,91 4,12 3,74 3,89 4,06 3,71 3,87 4,04 3,69 3,86 4,03 3,68 3,85 3,93 3,64 3,80 3,88 3,62 3,77 3,86 3,60 3,76 3,78 3,54 3,72 3,73 3,51 3,67 3,72 3,51 3,66 3,65 3,45 3,61
2011 nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt.
G21. Nieuwe deposito’s met vaste looptijd
Met een looptijd van Tot en met 1 jaar 7 4,20 4,26 4,24 4,18 4,15 4,05 3,99 3,96 3,89 3,81 3,78 3,76
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar 8 3,89 3,87 3,82 3,78 3,66 3,61 3,58 3,53 3,47 3,41 3,40 3,29
Meer dan 5 jaar 9 3,75 3,72 3,68 3,67 3,60 3,54 3,50 3,46 3,40 3,36 3,34 3,26
G22. Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente
(procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode)
(procenten per jaar, exclusief administratiekosten; gemiddelden per periode)
huishoudens, tot en met 1 jaar niet-financiële vennootschappen, tot en met 1 jaar huishoudens, meer dan 2 jaar niet-financiële vennootschappen, meer dan 2 jaar
5,00
Leningen aan niet-financiële vennootschappen
Consumptief krediet en overige leningen, met een looptijd van Tot en met Meer dan Meer dan 5 jaar 1 jaar 1 jaar tot en met 5 jaar 4 5 6 8,09 6,44 5,34 8,11 6,43 5,31 8,14 6,40 5,29 8,09 6,39 5,27 8,07 6,37 5,25 7,97 6,31 5,20 7,95 6,29 5,16 7,83 6,30 5,14 7,78 6,26 5,08 7,77 6,22 5,05 7,80 6,30 5,03 7,76 6,25 4,95
huishoudens, consumptief krediet huishoudens, woninghypotheken niet-financiële vennootschappen, tot en met EUR 1 miljoen niet-financiële vennootschappen, meer dan EUR 1 miljoen
5,00
9,00
4,50
4,50
8,00
8,00
4,00
4,00
7,00
7,00
3,50
3,50
6,00
6,00
3,00
3,00
2,50
2,50
5,00
5,00
2,00
2,00
4,00
4,00
1,50
1,50
3,00
3,00
1,00
1,00
2,00
2,00
0,50
1,00
0,50
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
9,00
2012
1,00
Bron: ECB. * Voor de bron van de gegevens in de tabel en de daarmee verband houdende voetnoten, zie blz. S42.
ECB Maandbericht December 2012
S 43
4.6 Geldmarktrente
(procenten per jaar; gemiddelden per periode)
Girale deposito’s (EONIA)
Eenmaands deposito’s (EURIBOR)
Eurogebied 1), 2) Driemaands deposito’s (EURIBOR)
Zesmaands deposito’s (EURIBOR)
Twaalfmaands (EURIBOR)
Verenigde Staten Driemaands deposito’s (LIBOR)
Japan Driemaands deposito’s (LIBOR)
2009 2010 2011
1 0,71 0,44 0,87
2 0,89 0,57 1,18
3 1,22 0,81 1,39
4 1,43 1,08 1,64
5 1,61 1,35 2,01
6 0,69 0,34 0,34
7 0,47 0,23 0,19
2011 III IV 2012 I II III
0,97 0,79 0,37 0,34 0,13
1,38 1,24 0,64 0,39 0,16
1,56 1,50 1,04 0,69 0,36
1,77 1,72 1,34 0,98 0,63
2,11 2,05 1,67 1,28 0,90
0,30 0,48 0,51 0,47 0,43
0,19 0,20 0,20 0,20 0,19
2011 nov. dec.
0,79 0,63
1,23 1,14
1,48 1,43
1,71 1,67
2,04 2,00
0,48 0,56
0,20 0,20
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov.
0,38 0,37 0,36 0,35 0,34 0,33 0,18 0,11 0,10 0,09 0,08
0,84 0,63 0,47 0,41 0,39 0,38 0,22 0,13 0,12 0,11 0,11
1,22 1,05 0,86 0,74 0,68 0,66 0,50 0,33 0,25 0,21 0,19
1,50 1,35 1,16 1,04 0,97 0,93 0,78 0,61 0,48 0,41 0,36
1,84 1,68 1,50 1,37 1,27 1,22 1,06 0,88 0,74 0,65 0,59
0,57 0,50 0,47 0,47 0,47 0,47 0,45 0,43 0,39 0,33 0,31
0,20 0,20 0,20 0,20 0,20 0,20 0,20 0,19 0,19 0,19 0,19
G23. Geldmarktrente in het eurogebied 1), 2)
G24. Driemaands geldmarktrente
(maandgemiddelden; procenten per jaar)
eenmaands driemaands twaalfmaands
(maandgemiddelden; procenten per jaar) eurogebied 1), 2) Japan Verenigde Staten
9,00
9,00
8,00
8,00
8,00
8,00
7,00
7,00
7,00
7,00
6,00
6,00
6,00
6,00
5,00
5,00
5,00
5,00
4,00
4,00
4,00
4,00
3,00
3,00
3,00
3,00
2,00
2,00
2,00
2,00
1,00
1,00
1,00
1,00
0,00
0,00
9,00
0,00
1994
1996
1998
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
1994
1996
1998
2000
9,00
2002
2004
2006
2008
2010
2012
0,00
Bron: ECB. 1) Vóór januari 1999 werden op basis van de nationale, met het bbp gewogen rentevoeten, rentevoeten voor het eurogebied geconstrueerd. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Toelichting. 2) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
S 44
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Financiële markten
4.7 Rendementscurves in het eurogebied 1)
(overheidsobligaties, eurogebied met AAA-rating; ultimo rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten)
3 maanden
1 jaar
2 jaar
Spot-rentes 5 jaar 7 jaar
10 jaar
10 jaar - 3 maanden (ecart) 6 7
Onmiddellijke termijnrentes 1 jaar 2 jaar 5 jaar
10 jaar - 2 jaar (ecart) 8
10 jaar
1
2
3
4
5
9
10
11
12
2009 2010 2011
0,38 0,49 0,00
0,81 0,60 0,09
1,38 0,93 0,41
2,64 2,15 1,56
3,20 2,78 2,13
3,76 3,36 2,65
3,38 2,87 2,65
2,38 2,43 2,24
1,41 0,85 0,32
2,44 1,70 1,15
4,27 3,99 3,24
5,20 4,69 3,84
2011 IV 2012 I II III
0,00 0,07 0,04 0,02
0,09 0,16 0,08 -0,01
0,41 0,39 0,27 0,07
1,56 1,36 1,17 0,76
2,13 1,95 1,73 1,29
2,65 2,60 2,32 1,94
2,65 2,53 2,27 1,92
2,24 2,21 2,05 1,87
0,32 0,34 0,20 0,00
1,15 0,95 0,76 0,36
3,24 2,97 2,69 2,10
3,84 4,26 3,82 3,75
2011 nov. dec.
0,20 0,00
0,38 0,09
0,74 0,41
1,92 1,56
2,51 2,13
3,07 2,65
2,87 2,65
2,33 2,24
0,69 0,32
1,53 1,15
3,64 3,24
4,41 3,84
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov.
0,11 0,11 0,07 0,03 0,07 0,04 0,00 0,03 0,02 0,01 0,04
0,21 0,15 0,16 0,10 0,05 0,08 -0,09 -0,05 -0,01 -0,01 -0,02
0,45 0,37 0,39 0,32 0,17 0,27 -0,02 0,01 0,07 0,09 0,04
1,44 1,39 1,36 1,26 0,89 1,17 0,71 0,75 0,76 0,78 0,65
2,03 1,99 1,95 1,84 1,36 1,73 1,25 1,29 1,29 1,31 1,15
2,67 2,59 2,60 2,47 1,89 2,32 1,87 1,91 1,94 1,95 1,80
2,55 2,49 2,53 2,44 1,82 2,27 1,87 1,88 1,92 1,94 1,76
2,22 2,22 2,21 2,15 1,72 2,05 1,89 1,90 1,87 1,86 1,76
0,39 0,29 0,34 0,26 0,10 0,20 -0,11 -0,08 0,00 0,02 -0,03
1,03 0,95 0,95 0,85 0,52 0,76 0,26 0,30 0,36 0,39 0,27
3,07 3,06 2,97 2,84 2,17 2,69 2,12 2,17 2,10 2,13 1,91
4,26 4,06 4,26 4,10 3,23 3,82 3,52 3,55 3,75 3,72 3,60
G25. Spot-rendementscurves, eurogebied 2)
G26. Spot-rentes en ecarts, eurogebied 2)
(procenten per jaar; ultimo)
(daggegevens; rentes in procenten per jaar; ecarts in procentpunten) 1-jaars rente 10-jaars rente ecart tussen 10-jaars en 3-maandsrentes ecart tussen 10-jaars en 2-jaarsrentes
augustus 2012 juli 2012 juni 2012 4,0
4,0
3,5
3,5
3,0
3,0
2,5
2,5
2,0
2,0
1,5
1,5
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
0
5 jaars
10 jaars
15,jaars
20 jaars
25 jaars
30 jaars
-0,5
2010
III
IV
I
II
2011
III
IV
I
II
2012
III
IV
Bron: ECB-berekeningen gebaseerd op onderliggende gegevens verschaft door EuroMTS en op ratings verschaft door Fitch Ratings. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) De gegevens hebben betrekking op in het eurogebied uitgegeven overheidsobligaties met een AAA-rating.
ECB Maandbericht December 2012
S 45
4 8 Effectenbeursindices
(indices in punten; gemiddelden per periode)
Referentie Ruime index
50
Dow Jones EURO STOXX indices 1) Belangrijkste sectoren Grond- Diensten Consump- Olie en gas Financieel Industrie stoffen voor contiegoesumenten deren
Verenigde Staten Technologie
Nuts- Telecom- Gezondbedrijven municatie heidszorg
Japan
Standard Nikkei 225 & Poor’s 500
2009 2010 2011
1 234,2 265,5 256,0
2 2.521,0 2.779,3 2.611,0
3 353,2 463,1 493,4
4 140,5 166,2 158,1
5 244,5 323,4 351,2
6 293,5 307,2 311,6
7 172,1 182,8 152,6
8 269,7 337,6 349,4
9 200,7 224,1 222,5
10 353,7 344,9 301,7
11 380,4 389,6 358,4
12 363,5 408,4 432,7
13 946,2 1.140,0 1.267,6
14 9.321,6 10.006,5 9.425,4
2011 III IV 2012 I II III
236,0 222,4 243,7 224,0 238,7
2.381,6 2.277,8 2.473,6 2.226,2 2.400,9
463,7 427,1 499,1 472,5 505,9
146,0 142,1 150,3 140,8 152,7
341,5 327,1 372,3 370,7 392,3
282,0 295,5 324,6 285,3 307,8
133,8 117,2 129,7 108,2 117,2
323,0 296,6 333,3 311,6 327,7
199,8 201,8 221,7 207,4 215,9
270,2 256,5 253,7 223,4 234,0
333,0 320,3 300,6 261,9 265,6
435,0 432,4 480,6 493,2 548,5
1.225,3 1.225,7 1.348,8 1.349,7 1.400,9
9.246,3 8.580,6 9.295,3 9.026,5 8.886,4
2011 nov. dec.
219,2 222,2
2.239,6 2.283,3
423,6 433,2
141,5 142,4
325,9 329,9
293,5 302,9
112,8 115,9
292,2 295,5
205,7 196,6
250,6 249,3
316,6 310,3
423,3 448,4
1.226,4 1.243,3
8.506,1 8.506,0
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov.
233,4 247,2 250,7 235,0 221,9 216,2 226,5 240,5 250,1 248,7 248,7
2.382,1 2.508,2 2.532,2 2.340,8 2.198,5 2.152,7 2.258,4 2.424,5 2.530,7 2.503,5 2.514,0
477,6 507,2 512,9 497,6 469,5 453,1 479,1 509,4 531,4 528,4 526,1
146,9 152,1 152,0 145,9 139,7 137,4 145,8 154,6 158,2 159,1 162,8
351,8 377,3 388,0 380,9 373,7 358,3 379,4 399,7 398,1 398,3 403,8
317,3 327,0 329,5 301,1 281,6 275,1 290,4 313,0 321,0 311,7 308,0
120,4 134,4 134,6 116,8 105,0 104,0 106,5 116,8 129,5 130,2 131,2
319,2 336,3 344,6 327,8 310,4 298,4 313,9 330,3 339,8 340,2 343,7
206,9 223,9 234,3 221,2 204,5 198,0 204,4 220,8 223,0 219,9 230,6
248,8 254,6 257,7 237,7 218,9 215,4 224,3 231,8 247,2 241,9 226,9
305,0 300,1 296,7 275,2 261,4 250,4 257,3 265,7 274,6 255,9 239,0
473,6 477,6 490,5 488,5 492,0 498,9 534,2 552,5 559,7 567,6 563,3
1.300,6 1.352,5 1.389,2 1.386,4 1.341,3 1.323,5 1.359,8 1.403,4 1.443,4 1.437,8 1.394,5
8.616,7 9.242,3 9.962,3 9.627,4 8.842,5 8.638,1 8.760,7 8.949,9 8.948,6 8.827,4 9.059,9
G27 Dow Jones EURO STOXX ruime index, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225
(januari 1994 = 100; maandgemiddelden)
Dow Jones EURO STOXX ruime index 1) Standard & Poor’s 500 Nikkei 225
350
350
300
300
250
250
200
200
150
150
100
100
50
50
0
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Bron: ECB 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting
S 46
ECB Maandbericht December 2012
2010
2011
2012
0
5
PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT 5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Geharmoniseerde consumptieprijsindex 1) Totaal Goederen Totaal Totaal m.u.v. onbewerkte voedingsmiddelen en energie
Index: 2005 = 100
% totaal 2012
Diensten
Memorandumpost: Door de overheid Totaal (seizoenvrij; procentuele mutatie t.o.v. voorgaande periode) gereguleerde prijzen 2) Totaal Bewerkte Onbewerkte Industriële Energie Diensten Totaal HICP Door de voedings- voedingsgoederen (niet uitgezonderd overheid middelen middelen m.u.v. seizoendoor de gereguenergie vrij) overheid leerde gereguleerde prijzen prijzen
2008 2009 2010 2011
100,0 1 107,8 108,1 109,8 112,8
100,0 2 3,3 0,3 1,6 2,7
81,8 3 2,4 1,3 1,0 1,7
58,5 4 3,8 -0,9 1,8 3,3
41,5 5 2,6 2,0 1,4 1,8
100,0 6 -
11,9 7 -
7,2 8 -
28,5 9 -
11,0 10 -
41,5 11 -
88,2 12 3,4 0,1 1,6 2,6
11,8 13 2,7 1,8 1,5 3,5
2011 III IV 2012 I II III
112,9 114,1 114,3 115,9 115,7
2,7 2,9 2,7 2,5 2,5
1,7 2,0 1,9 1,8 1,7
3,2 3,7 3,3 3,0 3,1
2,0 1,9 1,8 1,7 1,8
0,3 0,7 0,8 0,6 0,5
1,1 1,1 0,7 0,6 0,3
0,0 0,7 0,7 0,8 1,1
-0,1 0,7 0,2 0,4 0,0
0,4 1,5 4,1 1,0 1,2
0,5 0,3 0,5 0,5 0,5
2,6 2,9 2,6 2,3 2,4
3,5 3,5 3,4 3,4 3,9
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. 3)
115,8 115,1 115,6 116,4 116,7 116,5
2,4 2,4 2,6 2,6 2,5 2,2
1,8 1,9 1,7 1,6 1,6 .
2,8 2,8 3,2 3,2 3,0 .
1,7 1,8 1,8 1,7 1,7 1,7
0,0 0,2 0,4 0,2 0,1 .
0,1 0,1 0,1 0,2 0,5 .
1,0 -0,1 0,6 0,4 0,7 .
0,1 -0,1 0,0 0,2 0,1 .
-1,7 0,9 2,4 1,1 -0,5 -1,4
0,2 0,2 0,2 0,0 0,1 .
2,2 2,2 2,4 2,4 2,3 .
3,4 3,8 3,9 4,1 3,9 .
Goederen Voedingsmiddelen (m.i.v. alcoholische dranken en tabak) Totaal Bewerkte Onbewerkte voedingsmid- voedingsmiddelen delen % totaal 2012
Diensten Industriële goederen
Huisvesting
Totaal
Industriële goederen m.u.v. energie
Energie
Transport Communicatie
Huur
Recreatie en persoonlijke diensten
Diversen
19,1 14 5,1 0,7 1,1 2,7
11,9 15 6,1 1,1 0,9 3,3
7,2 16 3,5 0,2 1,3 1,8
39,5 17 3,1 -1,7 2,2 3,7
28,5 18 0,8 0,6 0,5 0,8
11,0 19 10,3 -8,1 7,4 11,9
10,1 20 2,3 2,0 1,8 1,8
6,0 21 1,9 1,8 1,5 1,4
6,5 22 3,9 2,9 2,3 2,9
3,1 23 -2,2 -1,0 -0,8 -1,3
14,5 24 3,2 2,1 1,0 2,0
7,3 25 2,5 2,1 1,5 2,1
2011 III IV 2012 I II III
2,8 3,3 3,2 3,0 3,0
3,7 4,2 4,0 3,5 2,7
1,3 1,8 2,0 2,3 3,4
3,4 3,9 3,3 2,9 3,2
0,4 1,2 1,1 1,3 1,3
12,0 11,5 9,1 7,2 8,0
1,8 1,7 1,7 1,7 1,9
1,5 1,4 1,5 1,4 1,5
3,3 3,0 2,9 2,7 3,0
-1,8 -1,8 -2,7 -3,1 -3,1
2,3 2,2 2,1 2,2 2,2
2,1 2,1 2,4 2,0 1,9
2012 juni juli aug. sept. okt. nov. 3)
3,2 2,9 3,0 2,9 3,1 3,0
3,2 2,9 2,7 2,5 2,4 .
3,1 2,9 3,5 3,7 4,3 .
2,6 2,8 3,3 3,4 3,0 .
1,3 1,5 1,1 1,2 1,1 1,1
6,1 6,1 8,9 9,1 8,0 5,8
1,7 1,9 1,9 1,8 1,9 .
1,4 1,6 1,6 1,5 1,5 .
3,0 2,9 3,3 2,8 3,1 .
-2,8 -3,1 -3,1 -3,3 -3,5 .
2,1 2,3 2,2 2,2 2,0 .
2,0 1,9 1,9 1,8 2,1 .
2008 2009 2010 2011
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting. 2) Deze experimentele statistieken bieden slechts een ruwe maatstaf voor prijsregulering aangezien wijzigingen in door de overheid gereguleerde prijzen niet volledig kunnen worden geïsoleerd van de andere invloeden. Zie de website van Eurostat (http://epp.eurostat.ec.europe.eu/portal/page/portal/hicp/introduction), waar de methodologie wordt toegelicht die is gebruikt bij het samenstellen van deze indicator. 3) Een raming op basis van voorlopige nationale cijfers, die gewoonlijk rond 95% van het eurogebied dekken, alsmede vroege gegevens omtrent energieprijzen.
ECB Maandbericht December 2012
S 47
5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
2. Industrie, bouwnijverheid en woningen Totaal (index: 2005 = 100) % totaal 2005
Totaal
Industriële producentenprijzen m.u.v. bouwnijverheid Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector VerwerTotaal Half- InvesteringsConsumptiegoederen kende fabrikaten goederen Totaal Duurzaam Nietindustrie duurzaam 82,8 75,6 30,0 22,0 23,7 2,7 21,0 3 4 5 6 7 8 9 4,8 3,4 3,9 2,1 3,9 2,8 4,1 -5,4 -2,9 -5,3 0,4 -2,1 1,2 -2,5 3,4 1,6 3,5 0,3 0,4 0,9 0,3 5,5 3,8 5,9 1,4 3,1 2,1 3,3
2008 2009 2010 2011
100,0 1 114,4 108,6 111,7 118,3
100,0 2 6,1 -5,1 2,9 5,9
2011 III IV 2012 I II III
118,9 119,3 121,0 121,1 121,6
5,9 5,1 3,7 2,2 2,3
5,5 4,5 3,0 1,6 1,9
3,8 2,9 1,7 1,1 1,0
5,6 3,4 1,2 0,4 0,3
1,5 1,5 1,2 1,2 0,9
3,3 3,3 2,9 2,0 2,1
2,2 2,5 2,3 1,9 1,6
2012 mei juni juli aug. sept. okt.
121,1 120,5 120,8 121,9 122,2 122,3
2,3 1,8 1,6 2,7 2,7 2,6
1,8 1,1 1,1 2,2 2,3 2,3
1,1 0,9 0,8 1,0 1,3 1,5
0,5 0,1 -0,2 0,2 0,8 1,3
1,2 1,1 1,0 0,9 0,9 0,9
1,9 1,9 1,9 2,1 2,3 2,3
1,9 1,9 1,8 1,7 1,3 1,3
Bouw- Woningen 2) 1) Energie nijverheid
24,4 10 14,2 -11,8 6,4 11,9
11 3,9 0,1 1,9 3,3
12 1,9 -3,2 1,0 1,0
3,5 3,4 3,0 2,0 2,2
11,8 11,4 9,5 5,8 6,4
3,2 2,8 1,8 1,6 1,1
1,1 -0,3 -0,8 -1,5 .
1,9 1,9 2,0 2,2 2,4 2,5
6,2 4,7 4,4 8,0 6,9 5,9
-
-
3. Grondstoffen en bbp-deflatoren OlieGrondstoffenprijzen exclusief energie prijzen Invoergewogen 4) Aanwendingsgewogen 5) (EUR per Niet- Totaal Voedings Nietvat) 3) Totaal Voedings middelen voedings middelen voedings middelen middelen % totaal
Bbp deflatoren Totaal Totaal Binnenlandse vraag Uitvoer 6) (seizoensTotaal Particuliere OverheidsBruto vrij consumptie consumptie investeindex: ringen 2000 = 100) in vaste activa
Invoer 6)
100,0
35,0
65,0
100,0
45,0
55,0
2008 2009 2010 2011
1 65,9 44,6 60,7 79,7
2 2,0 -18,5 44,6 12,2
3 18,4 -8,9 21,4 22,4
4 -4,4 -23,1 57,9 7,7
5 -1,7 -18,0 42,1 12,8
6 9,7 -11,4 27,1 20,7
7 -8,6 -22,8 54,5 7,5
8 106,2 107,2 108,1 109,4
9 1,9 0,9 0,8 1,2
10 2,6 -0,1 1,5 2,0
11 2,6 -0,4 1,7 2,5
12 2,7 2,1 0,7 0,8
13 2,3 -0,3 0,9 2,1
14 2,4 -3,5 3,1 3,6
15 3,9 -6,3 5,0 5,7
2011 III IV 2012 I II III
79,3 80,7 90,1 84,6 87,3
3,8 -2,5 -5,8 -1,1 5,3
16,7 3,6 -7,6 -3,4 10,4
-1,6 -5,2 -4,9 0,1 2,7
4,9 -1,7 -4,8 1,1 7,8
11,6 4,3 -3,7 4,1 16,0
0,3 -6,0 -5,6 -1,2 1,6
109,6 109,9 110,2 110,5 111,0
1,2 1,3 1,3 1,2 1,3
2,0 2,1 1,7 1,6 1,5
2,4 2,5 2,4 2,1 2,0
0,9 1,1 1,1 0,8 1,2
2,1 2,0 1,7 1,3 1,0
3,0 2,7 1,9 1,4 1,5
5,0 4,6 3,1 2,2 2,2
2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
76,4 83,4 90,5 87,9 85,6 84,8
0,8 4,7 6,5 4,6 5,7 5,2
-2,1 11,6 11,6 8,1 8,1 6,9
2,3 1,3 3,9 2,9 4,6 4,4
3,4 7,1 8,6 7,7 8,0 8,0
6,7 17,4 16,3 14,2 11,7 11,8
0,9 -0,5 2,6 2,8 4,9 4,9
-
-
-
-
-
-
-
-
Bronnen: Eurostat, berekeningen van de ECB op basis van Eurostat-gegevens (kolom 7 in Tabel 5.1.2 en kolommen 8-15 in Tabel 5.1.3), berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Thomson Reuters (kolom 1 in Tabel 5.1.3) en berekeningen van de ECB (kolom 12 in Tabel 5.1.2 en kolommen 2-7 in Tabel 5.1.3). 1) Inputprijzen voor woningen. 2) Experimentele gegevens op basis van niet-geharmoniseerde nationale bronnen (zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details). 3) Brent Blend (voor éénmaands-termijnlevering). 4) Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de structuur van de invoer van het eurogebied in de periode.2004-2006. 5) Heeft betrekking op in euro luidende prijzen. Gewogen naar de binnenlandse vraag van het eurogebied (binnenlandse productie plus invoer minus uitvoer) in de periode.2004-2006. Experimentele gegevens (zie zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details). 6) De deflatoren voor de uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten, met inbegrip van de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied.
S 48
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.1 HICP, andere prijzen en kosten
(mutaties in procenten per jaar)
4. Arbeidskosten per eenheid product, loonsom per arbeidsinzet en arbeidsproductiviteit (kwartaalgegevens, voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd) Totaal (index: 2005 = 100)
Totaal
1
2
Naar bedrijfstak Landbouw, Verwerken- Bouwnijverbosbouw de industrie, heid en visserij energie en nutsbedrijven
3
4
Handel, transport en horeca
5
6
Informatie Financiële en commu- dienstverlenicatie ning en verzekeringen
7
Onroerend Professio goed nele, zakelijke en ondersteunende diensten
8
9
10
Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en sociale dienstverlening 11
Kunst- en entertainmentsector en overige dienstverlening
0,3 0,6 -0,2 -0,8 1,7 1,1
3,2 4,1 3,2 4,2 2,1 1,2
0,8 2,9 2,7 3,3 2,0 2,2
0,8 0,7 1,0 0,6 0,6 0,0
1,8 1,1 1,0 1,1 1,6 1,6
1,8 1,0 1,3 -0,1 1,9 1,4
3,1 2,4 3,1 1,8 2,5 0,5
0,8 2,8 2,8 3,3 2,6 2,0
0,9 1,3 1,7 1,7 1,4 0,8
1,2 1,3 1,3 2,1 2,1 1,7
1,5 0,4 1,4 0,7 0,1 0,4
-0,1 -1,6 -0,1 -2,3 0,4 -0,6
0,0 -0,1 0,1 0,0 0,5 -0,2
0,1 0,7 0,7 1,0 0,8 0,8
-0,6 0,3 0,3 1,0 0,5 0,1
1,3 0,9 1,0 -0,6 2,5 2,2
2,2 2,0 1,9 2,5 5,3 2,6
-0,1 2,5 2,6 2,9 3,1 2,1
0,8 1,4 2,0 1,4 1,1 0,3
1,3 1,7 1,9 2,1 2,4 1,7
1,1 0,3 1,3 0,4 0,6 1,1
-1,1 -2,2 -1,3 -1,9 1,9 -0,1
-0,7 -0,2 0,0 -0,3 0,9 0,2
0,0 0,7 0,9 0,8 0,4 0,4
-0,2 0,7 0,6 0,9 0,7 0,4
12
Arbeidskosten per eenheid product 1) 2010 2011 2011 III IV 2012 I II
109,2 110,3 110,3 111,1 111,5 112,0
-0,8 1,0 1,1 1,5 1,6 1,4
4,1 -2,5 -3,8 -2,5 -1,7 -0,6
-7,5 0,0 0,1 2,2 2,7 2,7
3,5 0,6 -0,2 -1,5 0,5 0,1
2010 2011 2011 III IV 2012 I II
111,6 114,1 114,3 115,0 115,7 115,9
1,7 2,2 2,1 2,2 2,0 1,6
2,1 1,7 1,7 1,6 1,5 1,0
3,8 3,0 2,8 2,1 2,0 2,4
1,9 3,9 3,0 4,4 3,0 2,9
2010 2011 2011 III IV 2012 I II
102,2 103,4 103,6 103,5 103,7 103,5
2,5 1,2 1,0 0,7 0,4 0,2
-2,0 4,4 5,8 4,2 3,3 1,6
12,2 3,0 2,7 -0,1 -0,6 -0,3
-1,6 3,3 3,2 6,0 2,5 2,8
2010 2011 2011 III IV 2012 I II
113,6 115,9 116,0 116,9 117,3 118,0
1,1 2,0 2,2 2,1 2,2 1,8
0,4 -0,2 0,3 -0,2 4,4 1,8
1,1 2,3 2,5 2,3 1,7 2,0
2,2 4,2 3,6 5,4 4,1 4,3
2010 2011 2011 III IV 2012 I II
104,1 105,4 105,6 105,6 105,7 105,9
2,0 1,2 1,1 0,7 0,7 0,3
-2,5 4,3 6,7 4,0 4,6 2,0
9,4 2,4 2,6 0,1 -0,9 -0,8
-1,5 3,5 3,4 6,5 3,6 4,3
-1,0 0,8 1,6 1,6 1,8 1,4
0,0 3,0 3,2 3,8 4,3 4,0
Loonsom per werknemer 1,8 1,8 1,9 2,1 2,0 1,6
2,8 2,4 2,4 2,3 2,6 1,6
Arbeidsproductiviteit per werknemer 2) 2,9 1,0 0,3 0,5 0,2 0,2
2,9 -0,6 -0,8 -1,4 -1,7 -2,3
Loonsom per gewerkt uur 1,6 2,0 1,9 2,1 2,2 2,2
2,1 2,4 2,3 2,0 3,0 1,5
Arbeidsproductiviteit per uur 2) 2,5 1,4 0,4 0,6 0,6 0,4
2,2 -0,6 -1,0 -1,5 -1,4 -2,4
5. Arbeidskosten per uur 3)
% totaal in 2008 2010 2011 2011 IV 2012 I II III
Totaal (seizoenvrij, index: 2008 = 100)
Totaal
Naar component
100,0
100,0
75,2
1 104,3 106,5 113,0 100,3 112,0 .
2 1,6 2,1 2,2 1,5 1,6 .
3 1,4 2,0 2,1 1,5 1,7 .
Lonen
Naar bedrijfstak
Door werkgevers Delfstoffenwinning, betaalde socialeverwerkende verzekerings industrie en energie premies 24,8 32,4 4 2,2 2,7 2,6 1,4 1,2 .
5 1,2 3,0 3,3 1,4 2,3 .
PM: indicatoren van contractlonen 4)
Bouwnijverheid
Dienstensector
9,0
58,6
6 1,7 2,5 3,0 1,2 2,1 .
7 1,9 2,5 2,5 1,8 1,9 .
8 1,7 2,0 2,0 2,0 2,2 2,2
Bronnen: Eurostat, berekeningen van de ECB op basis van Eurostat-gegevens (Tabel 5.1.4) en berekeningen van de ECB (kolom 8 in Tabel 5.1.5). 1) Loonsom (tegen lopende prijzen) per werknemer gedeeld door de arbeidsproductiviteit per werknemer. 2) Totale bbp en toegevoegde waarde per bedrijfstak (volumes) per arbeidsinzet (werknemers en gewerkte uren). 3) De arbeidskosten per uur voor de gehele economie, met uitzondering van landbouw, openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en diensten die niet elders zijn gerubriceerd. Door verschillen in dekking kan het voorkomen dat de schattingen voor de componenten niet consistent zijn met het totaal. 4) Experimentele gegevens (zie http://www.ecb.europa.eu/stats/intro/html voor nadere details).
ECB Maandbericht December 2012
S 49
5.2 Productie en vraag
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd)
1. Bbp en uitgavencomponenten Bbp Totaal Totaal
1
2
Binnenlandse vraag Particuliere OverheidsBruto consumptie consumpties investeringen in vaste activa 3
4
Voorraadmutaties 2)
Totaal
Extern saldo 1) Uitvoer 1)
Invoer 1)
6
7
8
9
5
Lopende prijzen (EUR miljard) 2008 2009 2010 2011
9.241,5 8.922,2 9.176,1 9.420,9
9.155,9 8.803,9 9.052,7 9.283,9
5.206,4 5.134,2 5.269,0 5.406,9
1.899,1 1.988,2 2.017,1 2.030,8
1.989,2 1.730,6 1.743,3 1.805,3
61,3 -49,1 23,5 40,9
85,6 118,3 123,4 137,0
3.884,9 3.285,4 3.769,0 4.149,4
3.799,2 3.167,1 3.645,6 4.012,4
2011 III IV 2012 I II III
2.363,5 2.360,9 2.368,6 2.370,7 2.379,0
2.326,5 2.313,7 2.319,7 2.309,9 2.307,7
1.356,2 1.357,8 1.362,3 1.360,3 1.365,4
507,9 508,6 512,0 510,9 513,6
451,7 450,6 447,5 439,4 437,1
10,7 -3,2 -2,1 -0,7 -8,4
37,1 47,2 48,9 60,8 71,3
1.046,9 1.049,8 1.063,9 1.079,2 1.093,9
1.009,8 1.002,6 1.015,0 1.018,4 1.022,6
100,0
98,5
57,4
21,6
19,1
0,4
1,5
-
-
-
-
1,3 0,0 0,5 1,6 0,9
0,5 -1,4 -0,3 0,6 0,2
% bbp
2011
Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 2011 III IV 2012 I II III
0,1 -0,4 0,0 -0,2 -0,1
-0,3 -1,0 -0,4 -0,6 -0,4
0,2 -0,5 -0,3 -0,4 0,0
-0,3 0,0 0,1 -0,1 -0,2
-0,3 -0,6 -1,2 -1,8 -0,7
2008 2009 2010 2011
0,4 -4,4 2,0 1,4
0,3 -3,8 1,3 0,5
0,4 -1,0 0,9 0,1
2,3 2,6 0,7 -0,1
-1,4 -12,7 -0,1 1,5
-
-
1,1 -12,4 11,2 6,3
0,9 -11,1 9,6 4,2
2011 III IV 2012 I II III
1,3 0,6 -0,1 -0,5 -0,6
0,4 -0,7 -1,6 -2,2 -2,3
0,2 -0,8 -1,0 -1,0 -1,3
-0,4 -0,3 -0,1 -0,2 -0,1
0,7 0,8 -2,3 -3,8 -4,2
-
-
5,7 3,6 2,5 3,4 2,9
3,7 0,5 -1,0 -0,6 -0,9
2011 III IV 2012 I II III
0,1 -0,4 0,0 -0,2 -0,1
-0,3 -0,9 -0,4 -0,6 -0,4
0,4 0,6 0,3 0,4 0,3
-
-
2008 2009 2010 2011
0,4 -4,4 2,0 1,4
0,3 -3,7 1,3 0,5
0,3 -0,6 0,5 0,1
0,5 0,5 0,2 0,0
-0,3 -2,7 0,0 0,3
-0,1 -0,9 0,6 0,2
0,1 -0,7 0,7 0,9
-
-
2011 III IV 2012 I II III
1,3 0,6 -0,1 -0,5 -0,6
0,4 -0,7 -1,6 -2,2 -2,3
0,1 -0,5 -0,6 -0,6 -0,7
-0,1 -0,1 0,0 -0,1 0,0
0,1 0,2 -0,4 -0,7 -0,8
0,3 -0,3 -0,5 -0,8 -0,7
0,9 1,3 1,5 1,8 1,7
-
-
mutaties in procenten per jaar
bijdrage tot de mutaties in procenten in het bbp van kwartaal op kwartaal; procentpunten 0,1 -0,3 -0,2 -0,2 0,0
-0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
-0,1 -0,1 -0,2 -0,3 -0,1
-0,3 -0,5 0,0 0,0 -0,2
bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in het bbp; procentpunten
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB. 1) Uitvoer en invoer hebben betrekking op goederen en diensten en omvatten mede de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied. Zij stemmen niet geheel overeen met de gegevens in Tabellen 3.1, 7.1.1, 7.2.3 en 7.5.1 en 7.5.3. 2) Inclusief aankopen minus verkopen van waarden.
S 50
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.2 Productie en vraag
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet gecorrigeerd)
2. Toegevoegde waarde naar bedrijfstak Bruto toegevoegde waarde (basisprijzen) Totaal
1
Landbouw, Verwerken- BouwnijverHandel, bosbouw de industrie, heid transport en en visserij energie en horeca nutsbedrijven
2
3
4
5
Informatie Financiële en commu- dienstverlenicatie ning en verzekeringen
6
Onroerend goed
7
8
Belastingen minus Openbaar Kunst- en subsidies op bestuur, entertain- producten onderwijs, mentsector gezonden overige heidszorg dienstverleen sociale ning dienstverlening 9 10 11 12
Professio nele, zakelijke en ondersteunende diensten
Lopende prijzen (EUR miljard) 2008 2009 2010 2011
8.296,0 8.028,3 8.234,4 8.447,0
141,5 123,9 135,8 143,0
1.643,9 1.461,7 1.567,1 1.635,5
562,5 531,6 501,2 506,8
1.590,0 1.537,4 1.581,8 1.633,3
367,0 369,8 369,8 370,7
392,3 421,4 436,4 432,7
930,7 901,9 915,2 945,5
857,3 803,8 816,1 842,3
1.520,8 1.581,7 1.611,1 1.631,6
290,0 295,0 299,9 305,3
945,6 893,9 941,8 973,9
2011 III IV 2012 I II III
2.118,8 2.118,9 2.124,7 2.125,9 2.131,1
35,5 35,9 37,1 37,2 37,4
411,0 406,6 407,7 409,3 410,5
126,3 127,1 126,3 125,5 125,0
410,3 411,2 410,9 410,5 413,4
92,9 92,4 91,9 90,8 90,0
108,4 108,1 108,6 107,4 106,3
237,7 238,7 239,0 240,5 241,3
211,4 212,6 213,4 213,5 214,8
408,8 409,1 412,1 413,7 413,9
76,5 77,2 77,7 77,6 78,5
244,7 242,0 243,9 244,8 248,0
100,0
1,7
19,4
6,0
19,3
11,2
10,0
19,3
3,6
-
0,1 0,3 0,2 0,2 -0,1
0,1 0,1 0,0 -0,2 0,2
0,2 0,2 -0,1 0,4 -0,2
0,7 0,4 0,2 -0,6 0,2
-0,4 -0,9 0,2 -0,7 0,6
% toegevoegde waarde 2011
4,4
5,1
Kettingvolumes (prijzen van het voorgaande jaar) mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal 2011 III IV 2012 I II III
0,2 -0,3 -0,1 -0,1 -0,1
0,8 -0,5 0,9 -0,5 -1,2
0,1 -1,6 0,2 0,0 -0,3
-0,6 -0,1 -0,9 -1,0 -0,7
0,1 -0,3 -0,1 -0,3 0,1
0,4 0,3 -0,8 -0,4 0,1
0,4 -0,4 -0,2 -0,5 0,0
2008 2009 2010 2011
0,6 -4,4 2,1 1,6
2,2 0,9 -3,0 2,1
-2,3 -13,1 9,0 3,3
-1,1 -8,0 -5,4 -0,8
0,7 -4,5 2,2 1,7
3,3 1,5 1,5 1,2
1,7 0,5 0,7 0,2
1,2 0,5 -0,5 1,3
1,5 -7,6 1,7 2,4
2,0 1,3 1,1 0,8
1,7 -0,3 0,3 0,5
-1,3 -4,2 1,0 0,4
2011 III IV 2012 I II III
1,5 0,8 0,0 -0,3 -0,6
3,8 1,7 2,0 0,7 -1,3
3,4 0,1 -1,1 -1,3 -1,7
-1,2 0,6 -2,7 -2,7 -2,8
1,2 0,7 0,0 -0,4 -0,5
1,3 0,9 0,0 -0,5 -0,8
1,3 0,6 -0,3 -0,6 -1,1
1,2 1,4 1,2 0,8 0,5
2,1 1,9 0,8 0,1 0,1
0,8 0,9 0,7 0,6 0,3
0,7 0,9 0,9 0,7 0,2
-0,4 -1,5 -0,7 -1,8 -0,8
2011 III IV 2012 I II III
0,2 -0,3 -0,1 -0,1 -0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 -0,3 0,0 0,0 -0,1
0,0 0,0 0,0 0,1 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-
2008 2009 2010 2011
0,6 -4,4 2,1 1,6
0,0 0,0 0,0 0,0
-0,4 -2,6 1,6 0,6
-0,1 -0,5 -0,4 0,0
0,1 -0,9 0,4 0,3
0,1 0,1 0,1 0,1
0,1 0,0 0,0 0,0
0,1 0,1 -0,1 0,1
0,2 -0,8 0,2 0,2
0,4 0,2 0,2 0,1
0,1 0,0 0,0 0,0
-
2011 III IV 2012 I II III
1,5 0,8 0,0 -0,3 -0,6
0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
0,6 0,0 -0,2 -0,3 -0,3
-0,1 0,0 -0,2 -0,2 -0,2
0,2 0,1 0,0 -0,1 -0,1
0,1 0,0 0,0 0,0 0,0
0,1 0,0 0,0 0,0 -0,1
0,1 0,2 0,1 0,1 0,1
0,2 0,2 0,1 0,0 0,0
0,1 0,2 0,1 0,1 0,1
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-
mutaties in procenten per jaar
bijdrage tot de mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal in de toegevoegde waarde, procentpunten 0,0 0,0 -0,1 -0,1 0,0
0,0 -0,1 0,0 -0,1 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
bijdrage tot de mutaties in procenten per jaar in de toegevoegde waarde, procentpunten
Bronnen: Eurostat en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 51
5.2 Productie en vraag
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
3. Industriële productie Totaal
Industrie m.u.v. bouwnijverheid Totaal (seizoenvrij; index: 2005 = 100
Totaal Verwerkende industrie
100,0
77,8
77,8
69,2
2009 2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 april mei juni juli aug. sept.
1 -13,7 4,1 2,4 0,0 -2,6 -3,1 -3,1 -3,3 -3,8 -2,3 -3,6 -1,4 -2,1
2 90,5 97,1 100,4 99,4 98,9 98,4 98,7 98,0 98,8 98,4 98,9 99,8 97,4
3 -14,9 7,3 3,4 -0,3 -1,8 -2,4 -2,2 -2,6 -2,6 -2,0 -2,7 -1,3 -2,3
4 -15,9 7,7 4,5 0,9 -1,5 -2,8 -2,2 -3,3 -2,7 -2,3 -2,7 -1,3 -2,4
2012 april mei juni juli aug. sept.
-0,9 0,1 -0,2 0,3 1,2 -2,4
-
-1,0 0,9 -0,4 0,5 0,9 -2,5
-1,8 1,1 -0,6 0,9 0,9 -2,6
% totaal in 2005
Industrie m.u.v. bouwnijverheid en de energiesector Totaal HalfInveste Consumptiegoederen fabrikaten ringsTotaal Duurzaam Nietgoederen duurzaam 68,7 28,1 22,3 18,3 2,6 15,7 5 -16,1 7,7 4,6 0,9 -1,4 -2,8 -1,9 -3,3 -2,9 -2,0 -3,0 -1,4 -1,3
6 -19,2 10,0 4,1 -0,4 -3,1 -3,9 -3,8 -4,4 -3,7 -3,6 -3,9 -3,6 -4,0
7 -20,9 9,2 8,6 3,7 1,7 -1,1 -0,8 -1,0 -1,7 -0,6 -1,6 0,1 -0,8
8 -5,0 3,0 0,5 -0,7 -3,0 -3,0 -2,0 -4,3 -2,6 -2,2 -3,5 -0,2 -2,2
Bouw nijverheid
Energie
9,1
22,2
9 -17,4 2,7 0,6 -3,0 -5,1 -5,3 -4,5 -7,1 -6,3 -2,3 -9,2 -2,2 -1,2
10 -3,0 3,1 0,5 -0,4 -2,7 -2,7 -1,7 -3,9 -2,1 -2,2 -2,6 0,0 -2,3
11 -5,4 3,8 -4,4 -7,6 -3,5 1,1 -0,3 2,6 -0,6 1,4 0,6 0,2 -1,6
12 -8,0 -8,0 -0,9 2,1 -6,6 -5,7 -4,8 -5,9 -7,8 -2,5 -5,9 -1,4 -2,6
-1,1 0,6 0,5 -0,1 3,0 -4,3
-1,9 2,0 -0,7 -0,4 1,8 -2,8
5,2 -1,3 1,2 -0,6 0,7 -1,8
-3,2 0,3 -0,3 0,3 0,6 -1,4
mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) -1,9 0,9 -0,7 0,7 1,6 -2,9
-1,0 0,4 -0,4 0,2 0,2 -2,0
-2,8 1,2 -1,1 2,0 1,3 -3,0
-1,3 1,3 -0,4 -0,4 2,1 -2,7
4. Orderontvangsten en omzet in de industrie, detailhandelsverkopen en registratie nieuwe personenauto’s 1) Orderontvangsten in de industrie 1)
Omzet in de Industrie
Detailhandelsverkopen m.u.v. autobrandstoffen
Verwerkende industrie 2) Verwerkende industrie Lopende (lopende prijzen) (lopende prijzen) prijzen Totaal (seizoenvrij; index: 2005 = 100)
Totaal
100,0 1
2009 2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 juni juli aug. sept. okt. 2012 juni juli aug. sept. okt.
% totaal in 2005
Totaal
Registratie nieuwe personenauto’s
Constante prijzen
Totaal (seizoenvrij; index: 2005 = 100)
Totaal
Totaal (seizoenvrij; index: 2005 = 100)
Totaal Voedings middelen, dranken en tabak
Niet-voedingsmiddelen
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
38,4
51,0
9,0
12,8
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
87,4 102,8 111,6 108,6 108,2 . . . . . . .
-22,8 17,7 8,6 -0,6 -3,9 . . . . . . .
95,6 105,2 114,7 114,6 115,1 113,9 114,8 113,3 114,1 116,8 113,3 .
-18,3 10,1 8,9 4,0 1,1 -0,8 -0,5 -0,4 -1,8 1,0 -0,5 .
-4,3 2,1 1,6 1,0 1,3 0,2 0,6 1,0 0,3 1,3 0,4 -1,8
100,5 101,5 100,9 100,2 100,4 99,6 99,7 99,9 100,0 99,8 99,2 98,1
-2,4 0,9 -0,6 -1,3 -1,0 -1,6 -1,2 -0,7 -1,3 -0,7 -1,6 -3,6
-1,7 0,5 -1,0 -1,7 -0,9 -1,5 -1,0 -1,1 -1,2 -0,4 -1,3 -2,9
-2,4 1,8 0,1 -0,9 -0,4 -1,3 -0,8 -0,5 -0,9 -0,8 -0,9 -3,5
-1,9 2,2 -1,3 -4,1 -0,6 -5,6 -0,7 -2,7 -3,0 -1,4 2,8 .
-4,2 1,1 0,0 -0,4 -2,0 -1,8 -2,0 -1,5 -2,0 -2,0 -2,1 .
-5,7 -2,8 -3,6 -4,0 -5,5 -4,7 -4,4 -2,8 -2,7 -4,4 -6,1 -3,6
924 843 838 830 774 770 721 777 698 738 727 691
3,3 -8,5 -1,1 -1,7 -11,4 -6,8 -12,6 -6,0 -15,3 -9,8 -12,0 -15,3
-
. . . . .
-
-1,0 0,7 2,3 -3,0 .
-0,4 0,3 -0,4 0,3 .
0,5 -0,5 0,4 -1,1 .
2,0 -0,6 -1,2 -2,0 -0,1
-
0,8 -10,2 5,7 -1,4 -4,9
Textiel, Huishoud kleding en artikelen schoeisel
TankTotaal stations (seizoen vrij; duizenden) 3)
Totaal
10,6
mutaties in procenten van maand op maand (seizoenvrij) 0,2 0,0 0,3 -0,4 -1,1
-
0,2 0,1 -0,2 -0,6 -1,2
0,0 -0,3 0,2 0,0 -0,8
0,0 0,3 0,0 -1,1 -1,4
Bronnen: Eurostat, met uitzondering van de kolommen 12 en 13 in Tabel 5.2.4 die bestaan uit berekeningen van de ECB op basis van gegevens van de European Automobile Manufacturers’ Association. 1) Na de wijziging van de Verordening betreffende korte-termijnstatistieken (zie de Toelichting) is gestopt met de productie van statistieken inzake de orderontvangsten in de industrie in het eurogebied; de laatste publicatie daarvan door Eurostat betrof maart 2012. 2) Met inbegrip van segmenten die voornamelijk op basis van orders werken, die in 2005 61,2% van de totale verwerkende industrie uitmaakten. 3) De jaar- en kwartaalcijfers zijn gemiddelden van maandcijfers in de desbetreffende periode.
S 52
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.2 Productie en vraag
(procentuele saldi 1) , tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
5. Conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten Conjunctuurindicator 2) (langlopend gemiddelde = 100)
Indicator van consumentenvertrouwen
Verwerkende industrie Indicator van producentenvertrouwen OrderVoorraden ProductieTotaal 4) portefeuille gereed verwach product tingen
Bezettingsgraad 3) (%)
Totaal 4)
Financiële Economische Werkloosheid situatie in situatie in in komende komende komende 12 maanden 12 maanden 12 maanden
Besparing in komende 12 maanden
1 93,5 80,2 100,5 101,0
2 -8,4 -28,7 -4,7 0,1
3 -13,4 -56,7 -24,6 -6,9
4 10,8 14,8 0,8 2,3
5 -1,0 -14,7 11,1 9,3
6 82,0 70,8 76,8 80,4
7 -18,4 -24,8 -14,2 -14,5
8 -10,1 -7,0 -5,3 -7,5
9 -25,4 -26,1 -12,3 -18,2
10 23,9 55,3 31,2 23,3
11 -14,1 -10,7 -8,1 -9,2
2011 III IV 2012 I II III
98,4 93,6 94,1 91,1 86,4
-2,8 -7,0 -6,6 -11,1 -15,5
-9,0 -14,6 -15,8 -22,9 -29,4
4,5 7,0 6,2 6,8 8,2
5,2 0,6 2,1 -3,5 -8,8
80,1 79,8 79,8 78,8 77,4
-15,9 -20,6 -20,0 -19,7 -24,0
-7,4 -9,7 -10,1 -10,4 -11,9
-21,8 -28,4 -24,2 -24,4 -30,5
24,1 33,8 34,7 32,6 40,9
-10,1 -10,8 -11,2 -11,2 -12,7
2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
89,9 87,9 86,1 85,2 84,3 85,7
-12,8 -15,1 -15,4 -15,9 -18,3 -15,1
-25,8 -28,3 -29,4 -30,5 -35,1 -32,2
7,1 9,2 8,3 7,0 8,6 6,3
-5,5 -7,6 -8,6 -10,2 -11,2 -6,7
77,9 76,8 -
-19,8 -21,5 -24,6 -25,9 -25,7 -26,9
-10,0 -10,3 -11,8 -13,6 -12,9 -14,0
-25,6 -27,9 -31,0 -32,7 -31,9 -31,9
33,4 36,5 43,0 43,1 44,4 47,1
-10,2 -11,2 -12,7 -14,3 -13,5 -14,6
2008 2009 2010 2011
Indicator van vertrouwen bouwnijverheid Totaal 4)
Indicator van vertrouwen detailhandel
Order- Verwachtingen portefeuille ten aanzien van werk gelegenheid
Indicator van vertrouwen dienstensector
Totaal 4)
Huidig onder nemings klimaat
Volume voorraden
Verwacht onder nemings klimaat
Totaal 4)
Ondernemingsklimaat
Vraag afgelopen maanden
Vraag komende maanden
2008 2009 2010 2011
12 -14,2 -33,1 -28,8 -27,4
13 -20,7 -42,1 -39,3 -34,9
14 -7,7 -24,1 -18,4 -20,0
15 -10,0 -15,5 -4,1 -5,5
16 -11,0 -21,4 -6,6 -5,8
17 15,8 9,8 7,2 11,1
18 -3,3 -15,4 1,6 0,5
19 0,4 -15,8 4,5 5,4
20 -3,8 -20,8 1,9 2,2
21 0,5 -18,2 3,5 5,4
22 4,7 -8,5 8,0 8,6
2011 III IV 2012 I II III
-27,7 -27,4 -26,5 -28,6 -31,1
-35,0 -32,5 -31,7 -33,4 -38,3
-20,4 -22,3 -21,2 -23,7 -23,9
-7,5 -11,1 -13,8 -14,5 -16,9
-7,3 -13,6 -14,7 -18,5 -22,1
12,8 14,0 16,2 14,7 14,5
-2,3 -5,7 -10,6 -10,5 -14,2
3,5 -1,6 -0,6 -5,0 -10,4
0,3 -6,4 -6,6 -11,0 -15,8
3,7 -1,7 -0,4 -4,8 -11,5
6,5 3,3 5,1 0,9 -4,0
2012 juni juli aug. sept. okt. nov.
-28,1 -28,5 -33,1 -31,7 -32,9 -35,5
-34,3 -35,1 -38,7 -41,0 -41,3 -43,2
-21,8 -21,8 -27,5 -22,5 -24,6 -27,8
-14,4 -15,0 -17,2 -18,5 -17,4 -14,9
-19,2 -18,9 -22,8 -24,6 -21,8 -19,7
14,2 14,2 14,2 15,0 12,3 11,3
-9,8 -11,9 -14,7 -15,9 -18,1 -13,8
-7,4 -8,5 -10,8 -11,9 -12,1 -11,9
-13,9 -13,7 -16,6 -17,0 -17,2 -15,9
-7,6 -9,1 -11,5 -13,9 -15,4 -14,3
-0,7 -2,8 -4,4 -4,8 -3,8 -5,7
Bron: Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden). 1) Het verschil tussen het percentage positieve en het percentage negatieve antwoorden. 2) De conjunctuurindicator is samengesteld uit de vertrouwensindicatoren voor producenten, diensten, consumenten, de bouwnijverheid en de detailhandel; aan de indicator van producentenvertrouwen wordt een gewicht van 40% toegekend, aan de indicator van vertrouwen in de dienstensector een gewicht van 30%, aan de indicator van consumentenvertrouwen een gewicht van 20% en aan de overige twee indicatoren een gewicht van elk 5%. Waarden van de conjunctuurindicator van meer (minder) dan.100 geven een boven (beneden) gemiddelde beoordeling van het economisch sentiment voor de periode vanaf 1990. 3) De gegevens worden jaarlijks verzameld in januari, april, juli en oktober. De kwartaalcijfers zijn het gemiddelde van twee opeenvolgende enqûetes. De jaarcijfers zijn afgeleid uit kwartaalgemiddelden. 4) De vertrouwensindicatoren worden berekend als enkelvoudig gemiddelde van de aangegeven componenten; de beoordelingen van de voorraden (de kolommen 4 en 17) en de werkloosheid (kolom 10) krijgen bij de berekening van de vertrouwensindicatoren een omgekeerd teken.
ECB Maandbericht December 2012
S 53
5.3 Arbeidsmarkt 1)
(kwartaalgegevens voor seizoen gecorrigeerd; jaargegevens niet seizoen gecorrigeerd)
1. Werkgelegenheid Totaal
Naar soort werkgelegenheid Werk Zelf Landbouw, Verwer- BouwnijverHandel, nemers standigen bosbouw en kende indusheid transport en visserij trie, energie horeca en nutsbedrijven
Naar bedrijfstak Informatie en communicatie
Financiële dienstverlening en verzekeringen
Onroerend Professionele, goed zakelijke en ondersteunende diensten
7 Werknemers
8
9
10
Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en sociale dienstverlening
Kunst- en entertainmentsector en overige dienstverlening
11
12
13
1
2
3
4
5
6
2011
147.051
126.003
21.048
5.060
23.221
9.947
36.099
4.039
4.093
1.313
18.092
34.407
10.779
2011
100,0
85,7
14,3
3,4
15,8
6,8
24,5
2,7
2,8
0,9
12,3
23,4
7,3
2009 2010 2011 2011 III IV 2012 I II
-1,8 -0,5 0,3 0,3 -0,1 -0,5 -0,6
-1,8 -0,5 0,5 0,6 0,1 -0,3 -0,6
-1,9 -0,7 -0,9 -1,1 -1,2 -1,1 -0,9
-2,2 -1,1 -2,2 -1,9 -2,4 -1,2 -0,8
-5,0 -2,8 0,3 0,7 0,2 -0,5 -1,0
-6,4 -3,9 -3,9 -4,3 -5,0 -5,1 -5,3
-1,6 -0,7 0,6 0,9 0,2 -0,2 -0,6
-0,7 -1,3 1,8 2,1 2,3 1,7 1,8
0,4 -0,8 -0,2 -0,2 0,0 -0,5 -1,0
-3,6 -0,4 3,0 1,4 3,8 0,8 1,4
-2,6 1,7 2,6 2,0 1,9 0,3 0,2
1,2 1,0 0,1 0,1 -0,1 -0,1 -0,2
1,1 0,9 0,2 0,4 -0,1 0,4 0,6
2011 III IV 2012 I II
-0,1 -0,3 -0,3 0,0
-0,1 -0,2 -0,4 0,1
-0,5 -0,3 0,4 -0,5
-0,5 -0,9 0,0 0,5
0,1 -0,3 -0,4 -0,5
-1,5 -0,1 -1,8 -0,4 -1,5 -0,3 -0,6 0,2 Gewerkte uren
-0,1 0,6 0,7 0,6
-0,1 0,0 0,0 -0,9
-0,5 2,4 -1,2 0,7
-0,1 0,3 -0,6 0,7
0,0 -0,2 -0,1 0,1
0,2 0,2 0,6 -0,4
2011
232.845
187.593
45.252
10.502
36.933
2011
100,0
80,6
19,4
4,5
15,9
2009 2010 2011 2011 III IV 2012 I II
-3,2 0,0 0,2 0,2 -0,1 -0,7 -0,8
-3,6 0,1 0,5 0,5 0,2 -0,6 -0,8
-1,7 -0,4 -1,1 -1,1 -1,3 -1,4 -0,9
-2,0 -0,5 -2,1 -2,7 -2,2 -2,4 -1,2
-9,0 -0,3 0,9 0,8 0,0 -0,2 -0,5
2011 III IV 2012 I II
0,0 -0,4 -0,1 -0,3
0,0 -0,4 -0,1 -0,4
-0,2 -0,3 -0,1 -0,2
-0,5 -0,3 -0,3 -0,2
0,3 -0,4 0,2 -0,6
1.583
1.489
2.150
2.075
1.591
2009 2010 2011 2011 III IV 2012 I II
-1,4 0,6 -0,1 -0,1 -0,1 -0,3 -0,2
-1,8 0,6 0,0 -0,1 0,0 -0,2 -0,2
0,2 0,3 -0,2 0,0 -0,1 -0,3 0,0
0,1 0,5 0,1 -0,8 0,2 -1,3 -0,4
2011 III IV 2012 I II
-1,2 2,8 1,0 -2,8
-0,9 3,1 1,2 -3,6
-1,7 1,3 -1,0 1,1
-0,2 -2,1 -2,2 4,4
2011
Bron: Eurostat 1) De werkgelegenheidscijfers zijn gebaseerd op ESR 95.
S 54
ECB Maandbericht December 2012
niveaus (duizenden)
% van totale werknemers
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal
niveaus (miljoenen)
17.639
60.710
6.504
6.480
2.042
27.742
49.096
15.198
7,6
26,1
2,8
2,8
0,9
11,9
21,1
6,5
-7,3 -3,9 -4,1 -4,5 -5,5 -6,0 -6,7
-2,5 -0,3 0,3 0,9 0,1 -0,7 -0,8
-1,1 -0,7 1,8 2,3 2,4 1,5 1,9
-1,0 -0,3 -0,1 0,0 0,2 -0,9 -1,7
-3,8 0,6 3,5 2,6 3,3 -0,7 0,9
-3,7 2,4 2,7 2,1 2,2 -0,1 -0,1
0,9 1,1 0,1 -0,1 0,1 0,2 0,3
-0,3 0,6 -0,1 0,1 0,0 0,1 0,3
0,2 0,6 0,8 0,3
0,2 -0,2 -0,2 -1,5
0,2 1,0 -1,4 1,1
-0,1 0,4 -0,6 0,2
0,0 0,1 0,3 -0,2
0,7 0,0 0,7 -1,1
% van totale gewerkte uren
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal -1,5 0,1 -2,7 -0,7 -0,5 -0,4 -2,2 0,1 Gewerkte uren per werknemer
niveaus (duizenden)
1.773
1.682
1.610
1.583
1.555
1.533
1.427
1.410
-4,1 2,6 0,6 0,1 -0,2 0,3 0,5
-0,9 0,0 -0,2 -0,2 -0,5 -1,0 -1,4
-0,9 0,4 -0,3 -0,1 -0,1 -0,4 -0,2
-0,5 0,6 0,0 0,3 0,1 -0,3 0,2
-1,4 0,5 0,1 0,2 0,2 -0,4 -0,8
-0,1 1,0 0,5 1,2 -0,4 -1,5 -0,5
-1,1 0,7 0,1 0,1 0,3 -0,4 -0,3
-0,3 0,1 0,0 -0,2 0,3 0,4 0,4
-1,3 -0,3 -0,4 -0,2 0,1 -0,3 -0,3
-1,6 3,8 1,3 -3,2
-1,1 0,1 0,2 -0,9
-1,5 2,6 0,6 -2,1
0,2 3,0 1,8 -4,9
-0,7 3,5 2,3 -5,4
1,1 0,2 1,1 -2,3
-1,9 5,6 -0,1 -4,0
-0,9 3,2 2,6 -4,6
-0,4 1,8 0,7 -1,9
mutaties in procenten per jaar
mutaties in procenten van kwartaal op kwartaal
statistieken voor het eurogebied Prijzen, productie, vraag en arbeidsmarkt
5.3 Arbeidsmarkt
(voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven)
2. Werkloosheid en vacatures 1) Werkloosheid Totaal Miljoenen
Naar leeftijd 3)
% beroeps bevolking
Volwassenen Miljoenen % beroeps bevolking
100,0
% totaal in 2010
Vacature cijfers 2)
Naar geslacht 4)
Jeugd Miljoenen % beroeps bevolking
79,5
20,6
Mannen Miljoenen % beroeps bevolking
Vrouwen Miljoenen % beroeps bevolking
54,0
% totaal aantal banen
46,0
2008 2009 2010 2011
1 11,972 15,058 15,933 16,044
2 7,6 9,6 10,1 10,2
3 9,293 11,767 12,655 12,833
4 6,6 8,4 8,9 9,0
5 2,679 3,291 3,278 3,211
6 16,0 20,3 20,9 20,9
7 6,045 8,148 8,601 8,556
8 7,0 9,4 10,0 9,9
9 5,927 6,909 7,332 7,488
10 8,5 9,8 10,3 10,5
11 1,9 1,4 1,5 1,7
2011 III IV 2012 I II III
16,111 16,756 17,280 17,929 18,395
10,2 10,6 10,9 11,3 11,5
12,888 13,458 13,915 14,490 14,874
9,0 9,4 9,7 10,1 10,3
3,222 3,298 3,366 3,439 3,521
20,9 21,5 22,2 22,7 23,4
8,583 8,965 9,237 9,636 9,883
9,9 10,4 10,7 11,1 11,4
7,528 7,790 8,044 8,292 8,512
10,5 10,8 11,2 11,5 11,7
1,6 1,7 1,7 1,6 .
2012 mei juni juli aug. sept. okt.
17,921 18,136 18,280 18,375 18,530 18,703
11,3 11,4 11,5 11,5 11,6 11,7
14,478 14,682 14,785 14,868 14,969 15,094
10,1 10,2 10,3 10,3 10,4 10,4
3,443 3,455 3,495 3,508 3,560 3,609
22,7 22,9 23,2 23,3 23,6 23,9
9,636 9,748 9,796 9,865 9,988 10,081
11,1 11,2 11,3 11,4 11,5 11,6
8,284 8,388 8,485 8,510 8,542 8,622
11,4 11,6 11,7 11,7 11,7 11,8
-
G28. Werkgelegenheid – werknemers en gewerkte uren
G29. Werkloosheidscijfers en vacaturecijfers 2)
(mutaties in procenten per jaar)
werkgelegenheid in termen van werknemers werkgelegenheid in termen van gewerkte uren
2,0
2,0
1,0
12,0
5,0
11,5
4,5
11,0
4,0
10,5
3,5
10,0
3,0
9,5
2,5
9,0
2,0
8,5
1,5
8,0
1,0
7,5
0,5
1,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-2,0
-2,0
-3,0
-3,0
-4,0
-4,0
-5,0
werkloosheidscijfer (linkerschaal) vacaturecijfer (rechterschaal)
2002
2003 2004
2005 2006
2007 2008
2009
2010
2011
-5,0
7,0
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
0,0
Bron: Eurostat. 1) De werkloosheidsgegevens hebben betrekking op personen en zijn berekend volgens de aanbevelingen van de ILO. 2) Industrie, bouwnijverheid en diensten (m.u.v. huishoudens als werkgevers en buiten het eurogebied gevestigde organisaties en organen); niet voor seizoen gecorrigeerd. 3) Volwassenen: 25 jaar en ouder; jeugd; onder de 25; de cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor de desbetreffende leeftijdsgroep. 4) De cijfers zijn uitgedrukt als percentage van de beroepsbevolking voor het desbetreffende geslacht.
ECB Maandbericht December 2012
S 55
6
Overheidsfinanciën
6.1 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – ontvangsten Totaal
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
1 44,9 44,5 44,8 45,3 45,3 45,1 44,9 44,8 45,4
Directe belastingen 2 44,2 44,0 44,3 45,0 45,1 44,9 44,6 44,5 45,1
Huishoudens
Bedrijven
4 8,8 8,5 8,6 8,8 8,9 9,1 9,2 8,9 9,1
5 2,7 2,9 3,0 3,4 3,6 3,2 2,3 2,5 2,7
3 11,5 11,5 11,7 12,3 12,7 12,5 11,6 11,5 11,9
Lopende ontvangsten Indirecte belastinOntvangen gen door EUinstellingen 6 7 13,2 0,4 13,2 0,3 13,3 0,3 13,4 0,3 13,3 0,3 12,9 0,3 12,8 0,3 12,9 0,3 13,0 0,3
Socialeverzekeringspremies
Verkopen Werk gevers
Werk nemers
8 15,7 15,5 15,4 15,3 15,1 15,3 15,8 15,6 15,7
9 8,2 8,1 8,1 8,0 8,0 8,1 8,3 8,2 8,2
10 4,6 4,5 4,5 4,5 4,4 4,4 4,5 4,5 4,5
Kapitaalontvangsten Vermogensbelasting
11 2,3 2,2 2,3 2,3 2,3 2,3 2,5 2,6 2,6
12 0,6 0,5 0,5 0,3 0,3 0,2 0,3 0,3 0,3
PM: belastingdruk 2)
13 0,5 0,4 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 0,3 0,3
14 40,9 40,6 40,7 41,3 41,3 40,9 40,6 40,4 40,9
2. Eurogebied – uitgaven Totaal
Totaal
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
1 48,0 47,4 47,3 46,7 46,0 47,3 51,3 51,0 49,5
2 44,1 43,5 43,4 42,8 42,2 43,3 47,0 46,6 46,0
Loonsom
Lopende uitgaven Rente Inkomens over drachten
Inter mediaire con sumptie
3 10,6 10,5 10,5 10,3 10,1 10,3 11,1 10,9 10,6
4 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,2 5,7 5,7 5,5
5 3,3 3,1 3,0 2,9 3,0 3,0 2,9 2,8 3,0
Sociale uit keringen
Subsidies
7 22,3 22,1 22,1 21,8 21,4 21,9 24,3 24,2 23,9
8 1,8 1,7 1,7 1,6 1,6 1,6 1,8 1,8 1,7
6 25,2 24,9 24,9 24,6 24,2 24,8 27,4 27,2 26,9
Kapitaaluitgaven Inves Kapitaal teringen over drachten
Betaald door EUinstellingen
PM: primaire uitgaven 3) Betaald door EUinstellingen
9 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4 0,4 0,4 0,4
10 4,0 3,9 3,9 3,9 3,8 3,9 4,3 4,4 3,5
11 2,6 2,5 2,5 2,5 2,6 2,6 2,8 2,5 2,3
12 1,4 1,5 1,4 1,4 1,2 1,3 1,4 1,8 1,2
13 0,1 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
14 44,7 44,3 44,3 43,8 43,1 44,2 48,4 48,1 46,5
CollecVerkopen tieve consumptie (–)
Individuele consumptie
3. Eurogebied – tekort/overschot, primair tekort/overschot en overheidsconsumptie Totaal
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
1 -3,2 -2,9 -2,5 -1,4 -0,7 -2,1 -6,3 -6,2 -4,1
Tekort (-)/overschot (+) Centrale DeelstaatLagere overheid overheid overheid
2 -2,5 -2,5 -2,3 -1,5 -1,2 -2,3 -5,2 -5,1 -3,3
3 -0,5 -0,4 -0,3 -0,1 0,0 -0,2 -0,5 -0,7 -0,7
Primair Wettelijke tekort (-)/ oversociale schot (+) verzekeringsinstellingen
4 -0,2 -0,3 -0,2 -0,2 0,0 -0,2 -0,3 -0,3 -0,2
5 0,1 0,2 0,2 0,4 0,6 0,5 -0,4 -0,1 0,0
6 0,2 0,2 0,5 1,5 2,3 0,9 -3,5 -3,4 -1,1
Overheidsconsumptie 4) Totaal
Loonsom
7 20,5 20,4 20,4 20,3 20,0 20,5 22,3 22,0 21,6
Inter Ovedrachten mediaire in natura via consumptie marktproducenten
8 10,6 10,5 10,5 10,3 10,1 10,3 11,1 10,9 10,6
9 5,0 5,0 5,0 5,0 5,0 5,2 5,7 5,7 5,5
Verbruik vast kapitaal
10 5,2 5,1 5,1 5,2 5,1 5,3 5,8 5,8 5,8
11 1,9 1,9 1,9 1,9 1,9 2,0 2,1 2,1 2,1
12 2,3 2,2 2,3 2,3 2,3 2,3 2,5 2,6 2,6
13 8,1 8,1 8,0 7,9 7,7 8,0 8,6 8,4 8,2
14 12,4 12,3 12,4 12,4 12,3 12,6 13,7 13,5 13,3
SK 16 -2,1 -8,0 -7,7 -4,9
FI 17 4,4 -2,5 -2,5 -0,6
4. Landen van het eurogebied – tekort (-)/overschot (+) 5) 2008 2009 2010 2011
BE 1 -1,0 -5,5 -3,8 -3,7
DE 2 -0,1 -3,1 -4,1 -0,8
EE 3 -2,9 -2,0 0,2 1,1
IE 4 -7,4 -13,9 -30,9 -13,4
GR 5 -9,8 -15,6 -10,7 -9,4
ES 6 -4,5 -11,2 -9,7 -9,4
FR 7 -3,3 -7,5 -7,1 -5,2
IT 8 -2,7 -5,4 -4,5 -3,9
CY 9 0,9 -6,1 -5,3 -6,3
LU 10 3,2 -0,8 -0,8 -0,3
MT 11 -4,6 -3,9 -3,6 -2,7
NL 12 0,5 -5,6 -5,1 -4,5
AT 13 -0,9 -4,1 -4,5 -2,5
PT 14 -3,6 -10,2 -9,8 -4,4
SI 15 -1,9 -6,0 -5,7 -6,4
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende het tekort/overschot van landen. 1) De begrippen ‘ontvangsten’, ‘uitgaven’ en ‘tekort/overschot’ zijn op basis van ESR 95. Transacties waarbij de begroting van de EU is betrokken zijn inbegrepen en geconsolideerd. Transacties tussen overheden van lidstaten zijn niet geconsolideerd. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies. 3) Omvat totale uitgaven minus rentebetalingen. 4) Komt overeen met de finale-consumptie-uitgaven (P.3) van de overheid in ESR 95. 5) Met inbegrip van opbrengsten uit de verkoop van UMTS-licenties alsmede verrekeningen van swaps en rente-termijntransacties.
S 56
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën
6.2 Schuld 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – naar financieel instrument en houderschap Totaal
Financiële instrumenten Munten en deposito’s
Leningen
2 2,7 2,1 2,2 2,4 2,5 2,2 2,3 2,5 2,4 2,4
3 11,9 12,5 12,1 12,3 11,9 11,3 11,6 12,7 15,4 15,5
1 68,0 69,2 69,6 70,5 68,7 66,4 70,2 80,0 85,4 87,3
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Houders Binnenlandse crediteuren 2)
Kortlopende effecten
Langlopende effecten
Totaal
MFI’s
Overige financiële vennoot schappen
Overige sectoren
4 4,6 5,1 4,8 4,5 4,0 3,9 6,5 8,3 7,3 7,4
5 48,9 49,6 50,5 51,3 50,3 48,9 49,8 56,5 60,2 62,1
6 40,8 40,1 38,7 36,7 34,6 32,6 33,3 37,3 40,4 42,7
7 19,6 19,8 18,9 18,2 18,4 17,0 17,8 20,6 22,7 23,9
8 10,8 11,3 11,1 11,2 9,2 8,5 7,9 9,2 10,5 10,9
9 10,5 9,1 8,7 7,3 7,0 7,1 7,6 7,4 7,2 7,8
Overige crediteuren 3)
10 27,2 29,1 30,9 33,8 34,1 33,8 36,9 42,7 45,0 44,7
2. Eurogebied – naar emittent, looptijd en valuta Totaal
2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Uitgegeven door 4) Centrale overheid
Deelstaatoverheid
Lagere overheid
2 56,3 56,7 56,6 57,2 55,4 53,5 56,9 64,8 69,2 70,7
3 6,2 6,5 6,6 6,7 6,5 6,3 6,7 7,7 8,3 8,5
4 4,7 5,0 5,1 5,2 5,3 5,3 5,3 5,8 5,9 5,9
1 68,0 69,2 69,6 70,5 68,7 66,4 70,2 80,0 85,4 87,3
Oorspronkelijke looptijd Wettelijke Tot en met sociale1 jaar verzekeringsinstellingen 5 0,8 1,0 1,3 1,4 1,4 1,4 1,3 1,7 1,9 2,2
Meer dan 1 jaar
6 7,6 7,8 7,7 7,8 7,3 7,1 10,0 12,1 13,0 12,6
7 60,4 61,4 62,0 62,8 61,4 59,2 60,2 67,9 72,4 74,7
Resterende looptijd
Tot en met 1 jaar Variabele rente 8 5,3 5,1 4,7 4,6 4,4 4,3 5,0 5,0 5,2 6,2
Valuta’s
Meer dan 1 jaar tot en met 5 jaar
Meer dan 5 jaar
Euro of deelnemende valuta’s
Overige valuta’s
10 25,3 26,0 26,3 25,8 24,2 23,6 23,5 27,3 29,3 30,4
11 27,2 28,3 28,6 29,9 30,1 28,2 29,1 33,2 34,9 36,1
12 66,9 68,3 68,6 69,4 67,9 65,8 69,3 78,9 84,2 85,7
13 1,1 0,9 1,0 1,1 0,7 0,5 0,9 1,1 1,1 1,6
9 15,5 14,9 14,7 14,8 14,3 14,5 17,7 19,5 21,2 20,9
3. Landen van het eurogebied
2008 2009 2010 2011
BE
DE
EE
IE
GR
ES
FR
IT
CY
LU
MT
NL
AT
PT
SI
SK
FI
1 89,2 95,7 95,5 97,8
2 66,8 74,5 82,5 80,5
3 4,5 7,2 6,7 6,1
4 44,5 64,9 92,2 106,4
5 112,9 129,7 148,3 170,6
6 40,2 53,9 61,5 69,3
7 68,2 79,2 82,3 86,0
8 106,1 116,4 119,2 120,7
9 48,9 58,5 61,3 71,1
10 14,4 15,3 19,2 18,3
11 62,0 67,6 68,3 70,9
12 58,5 60,8 63,1 65,5
13 63,8 69,2 72,0 72,4
14 71,7 83,2 93,5 108,1
15 22,0 35,0 38,6 46,9
16 27,9 35,6 41,0 43,3
17 33,9 43,5 48,6 49,0
Bronnen: ECB voor de geaggregeerde gegevens betreffende het eurogebied; Europese Commissie voor gegevens betreffende de schulden van landen. 1) Bruto, tussen subsectoren van de overheid geconsolideerde, nominale overheidsschuld. De door niet-ingezeten overheden aangehouden schuld is niet geconsolideerd. De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd. De gegevens zijn deels geraamd. 2) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 3) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 4) Uitgezonderd schuld aangehouden door overheidsinstanties in het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven.
ECB Maandbericht December 2012
S 57
6.3 Schuldmutatie 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – naar bron, financieel instrument en houderschap Totaal
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
Mutatiebron
Financiële instrumenten
Finan cierings behoefte 2)
Waarde ringseffecten 3)
Overige volumemutaties 4)
Chartaal geld en deposito’s
2 3,3 3,3 3,1 1,5 1,2 5,2 7,4 7,7 4,0
3 -0,2 -0,1 0,3 0,1 0,0 0,1 -0,2 -0,1 0,2
4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
5 -0,6 0,2 0,3 0,2 -0,1 0,1 0,1 0,0 0,0
1 3,1 3,2 3,3 1,6 1,2 5,3 7,2 7,6 4,2
Leningen Kortlopende effecten
6 1,0 0,1 0,6 0,2 0,0 0,5 0,7 3,1 0,4
Houders LangBinnenlopende landse credieffecten teuren 5)
7 0,6 -0,1 -0,1 -0,3 0,1 2,7 1,6 -0,7 0,2
8 2,1 2,9 2,6 1,5 1,2 2,0 4,9 5,2 3,5
9 0,5 0,2 -0,6 -0,3 -0,3 1,5 2,8 4,2 3,3
MFI’s
Overige financiële vennootschappen
10 0,8 -0,1 0,0 1,1 -0,4 1,1 2,2 2,7 1,8
11 0,8 0,3 0,5 -1,5 -0,3 -0,4 1,0 1,5 0,7
Overige crediteu ren 6)
12 2,7 3,0 4,0 1,9 1,5 3,9 4,5 3,4 0,9
2. Eurogebied – tekort-schuldaanpassing Schuldmutaties
2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011
1 3,1 3,2 3,3 1,6 1,2 5,3 7,2 7,6 4,2
Tekort (-)/ overschot (+) 7)
2 -3,2 -2,9 -2,5 -1,4 -0,7 -2,1 -6,3 -6,2 -4,1
Tekort-schuldaanpassing 8) Totaal
3 0,0 0,2 0,8 0,2 0,5 3,2 0,9 1,4 0,1
Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa Totaal
Chartaal geld en deposito’s
4 0,1 0,2 0,6 0,2 0,6 3,0 1,0 1,8 -0,2
5 0,1 0,2 0,3 0,3 0,2 0,8 0,3 0,0 0,2
Leningen Effecten
10)
6 0,0 0,0 0,0 -0,1 0,0 0,7 0,0 0,5 -0,2
7 0,0 0,1 0,1 0,2 0,2 0,7 0,3 1,1 -0,2
Aandelen en overige deelnemingen
Privatiseringen
Kapitaaldonaties
8 0,1 0,0 0,1 -0,2 0,1 0,9 0,4 0,1 -0,1
9 -0,2 -0,5 -0,3 -0,4 -0,3 -0,1 -0,3 0,0 -0,1
10 0,1 0,2 0,2 0,1 0,2 0,7 0,5 0,1 0,2
Waarde ringseffecten
11 -0,2 -0,1 0,3 0,1 0,0 0,1 -0,2 -0,1 0,2
Wissel koers effecten 12 -0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige Overige 9) volumemutaties
13 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
14 0,1 0,1 0,0 -0,1 -0,1 0,0 0,1 -0,3 0,1
Bron: ECB. 1) De gegevens zijn deels geraamd. Jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld als percentage van het bbp [schuld(t) – schuld (t-1)] ÷ bbp(t). De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd. 2) De financieringsbehoefte is per definitie gelijk aan de transacties in de schuld. 3) Waaronder, naast het effect van wisselkoersontwikkelingen, effecten die verband houden met de meting tegen nominale waarde (bijvoorbeeld agio en disagio op uitgegeven effecten). 4) Omvat met name het effect van herrubriceringen van participaties en bepaalde soorten schuldverwerving. 5) Houders die ingezetenen zijn van het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 6) Waaronder ingezetenen van landen van het eurogebied niet zijnde het land waarvan de overheid de schuld heeft uitgegeven. 7) Met inbegrip van opbrengsten van verkopen van UMTS-licenties. 8) Het verschil tussen de jaarlijkse mutatie van de bruto nominale geconsolideerde schuld en het tekort als percentage van het bbp. 9) Omvat voornamelijk transacties in andere activa en passiva (handelskrediet, overige te ontvangen of betalen bedragen en financiële derivaten). 10) Met uitzondering van financiële derivaten.
S 58
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Overheidsfinanciën
6.4 Ontvangsten, uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis
1)
(% bbp)
1. Eurogebied – ontvangsten op kwartaalbasis Totaal
2006 II III IV 2007 I II III IV 2008 I II III IV 2009 I II III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
1 45,6 43,6 49,1 42,2 45,8 43,6 49,3 42,3 45,2 43,4 49,0 42,4 45,3 42,9 48,8 42,1 45,0 43,1 48,7 42,8 45,2 43,8 49,4 43,1 46,1
2 45,1 43,1 48,5 41,8 45,4 43,1 48,8 42,0 44,9 43,1 48,4 42,3 44,7 42,6 47,9 41,9 44,5 42,7 47,9 42,6 44,8 43,5 48,4 42,9 45,7
Lopende ontvangsten
Kapitaalontvangsten
Directe belastingen
Indirecte belastingen
Socialeverzekeringspremies
Verkopen
Inkomsten uit onroerend goed
3 12,5 11,8 14,4 10,4 13,1 12,3 14,8 10,8 12,9 12,2 13,9 10,4 11,8 11,0 13,0 10,1 11,8 10,9 13,2 10,6 12,0 11,4 13,3 10,9 12,5
4 13,1 12,4 14,1 12,8 13,0 12,3 13,8 12,3 12,4 12,0 13,4 12,0 12,5 12,0 13,6 12,1 12,6 12,5 13,5 12,4 12,6 12,5 13,4 12,5 12,8
5 15,1 15,1 15,8 14,8 15,0 14,7 15,7 14,8 15,1 15,0 16,4 15,6 15,7 15,5 16,4 15,5 15,4 15,2 16,4 15,3 15,4 15,3 16,7 15,3 15,6
6 2,2 2,3 2,5 2,1 2,2 2,3 2,6 2,1 2,2 2,3 2,7 2,3 2,4 2,5 2,8 2,3 2,5 2,5 2,9 2,4 2,5 2,6 2,9 2,4 2,5
7 1,4 0,8 0,9 0,9 1,4 0,7 1,0 1,1 1,5 0,8 1,1 1,1 1,4 0,7 1,0 0,9 1,3 0,7 1,0 1,0 1,5 0,8 1,0 1,0 1,3
2. Eurogebied – uitgaven en tekort/overschot op kwartaalbasis Totaal
2006 II III IV 2007 I II III IV 2008 I II III IV 2009 I II III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
1 45,7 45,4 49,6 44,8 44,9 44,7 49,3 45,3 45,9 45,8 51,4 49,3 50,6 50,2 54,6 50,3 49,4 50,5 53,5 48,5 48,4 48,3 52,6 48,3 48,9
Lopende uitgaven
Totaal
Loonsom
Inter mediaire consumptie
2 42,3 41,8 44,7 41,3 41,5 41,1 44,8 41,8 42,3 42,2 46,8 45,5 46,4 46,1 49,7 46,4 45,9 45,3 48,7 45,4 45,2 44,9 48,7 45,7 45,7
3 10,4 9,8 10,8 9,9 10,1 9,6 10,8 9,9 10,3 9,8 11,2 10,7 11,1 10,5 11,8 10,8 11,0 10,2 11,4 10,5 10,6 10,1 11,3 10,3 10,6
4 4,7 4,8 6,1 4,3 4,6 4,8 6,1 4,4 4,8 5,0 6,5 4,9 5,4 5,6 6,9 4,9 5,3 5,5 6,8 4,8 5,1 5,4 6,7 4,7 5,2
5 3,1 2,9 2,7 2,9 3,2 2,9 2,8 3,1 3,3 3,0 2,8 2,9 3,0 2,9 2,6 2,8 3,0 2,8 2,8 3,0 3,2 3,0 3,0 3,2 3,2
8 0,5 0,5 0,6 0,4 0,4 0,5 0,6 0,3 0,4 0,4 0,5 0,1 0,6 0,3 0,8 0,2 0,4 0,3 0,7 0,3 0,3 0,3 1,0 0,1 0,4
9 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,2 0,3 0,3 0,3 0,2 0,5 0,3 0,5 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,3 0,4 0,2 0,4
Kapitaaluitgaven
Rente Inkomens over Sociale drachten uitkeringen 6 24,1 24,3 25,0 24,1 23,6 23,8 25,0 24,4 23,9 24,3 26,2 27,0 26,9 27,1 28,4 27,9 26,7 26,8 27,7 27,2 26,2 26,4 27,7 27,4 26,7
7 21,1 20,9 21,3 20,7 20,6 20,5 21,2 20,8 20,8 21,2 22,2 22,9 23,3 23,5 24,0 23,6 23,2 23,1 23,6 23,1 22,9 23,0 23,6 23,3 23,3
Subsidies 8 1,1 1,2 1,3 1,1 1,1 1,1 1,5 1,2 1,1 1,1 1,4 1,3 1,3 1,3 1,5 1,4 1,3 1,3 1,5 1,3 1,2 1,2 1,5 1,2 1,2
9 3,4 3,6 4,9 3,5 3,4 3,6 4,5 3,6 3,6 3,7 4,6 3,8 4,2 4,1 4,9 3,9 3,5 5,2 4,7 3,1 3,2 3,5 3,9 2,6 3,3
PM: belastingdruk 2)
Vermogensbelasting
Inves teringen
Kapitaal over drachten
10 2,5 2,6 2,7 2,3 2,5 2,6 2,8 2,3 2,6 2,7 2,9 2,6 2,8 2,8 3,0 2,3 2,5 2,6 2,7 2,1 2,3 2,3 2,5 1,9 2,1
11 1,0 1,0 2,2 1,2 0,9 0,9 1,7 1,2 1,0 1,0 1,7 1,2 1,3 1,1 1,9 1,5 1,1 2,6 2,0 0,9 0,9 1,1 1,7 0,7 1,1
10 41,0 39,5 44,5 38,3 41,3 39,6 44,6 38,2 40,6 39,5 44,0 38,3 40,5 38,8 43,5 38,0 40,2 38,9 43,3 38,6 40,3 39,6 43,9 38,9 41,3
Tekort (-)/ overschot (+)
Primair tekort (-)/ overschot (+)
12 -0,1 -1,8 -0,4 -2,6 0,9 -1,1 0,0 -3,1 -0,6 -2,4 -2,4 -7,0 -5,3 -7,3 -5,9 -8,2 -4,5 -7,5 -4,8 -5,7 -3,3 -4,5 -3,2 -5,2 -2,9
13 3,0 1,2 2,3 0,3 4,1 1,8 2,9 0,0 2,7 0,6 0,4 -4,0 -2,3 -4,4 -3,3 -5,4 -1,5 -4,7 -2,0 -2,7 -0,1 -1,5 -0,2 -2,0 0,3
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en nationale gegevens. 1) De begrippen ‘ontvangsten’, ‘uitgaven’ en ‘tekort/overschot’ zijn op basis van ESR 95. Transacties tussen de begroting van de EU en entiteiten buiten de overheidssector zijn niet inbegrepen. Voor het overige zijn, met uitzondering van verschillende uiterste data voor de aanlevering van de gegevens, de kwartaalgegevens in overeenstemming met de gegevens op jaarbasis. 2) De belastingdruk omvat belastingen en sociale-verzekeringspremies.
ECB Maandbericht December 2012
S 59
6.5 Schuld en schuldmutatie op kwartaalbasis 1)
(% bbp)
1. Eurogebied – Maastricht-schuld naar financieel instrument Totaal
Financiële instrumenten Chartaal geld en deposito’s 2 2,4 2,5 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,4 2,5 2,5
1 79,1 80,0 81,6 82,9 82,9 85,4 86,2 87,1 86,8 87,3 89,4 91,6
2009 III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
Leningen 3 12,5 12,7 12,9 13,5 13,4 15,4 15,2 15,0 15,2 15,5 17,0 18,4
Kortlopende effecten 4 9,0 8,3 8,2 7,8 7,9 7,3 7,4 7,5 7,8 7,4 7,6 7,3
Langlopende effecten 5 55,3 56,5 58,2 59,2 59,2 60,2 61,2 62,2 61,4 62,1 62,3 63,4
2. Eurogebied – tekort-schuldaanpassing Schuld mutaties
Tekort (-)/ overschot (+)
1 5,0 2,2 8,1 7,7 2,8 11,7 6,6 6,0 0,7 3,4 9,7 9,3
2009 III IV 2010 I II III IV 2011 I II III IV 2012 I II
2 -7,3 -5,9 -8,2 -4,5 -7,5 -4,8 -5,7 -3,3 -4,5 -3,2 -5,2 -2,9
Tekort-schuldaanpassing Totaal Transacties in de belangrijkste door de overheid aangehouden financiële activa
3 -2,2 -3,7 -0,1 3,2 -4,7 6,9 1,0 2,8 -3,7 0,2 4,5 6,4
Totaal
Chartaal geld en deposito’s
Leningen
Effecten
Aandelen en overige deelnemingen
Waarderings effecten en overige volumemutaties
4 -2,8 -2,7 0,7 3,3 -2,9 5,7 0,8 2,6 -3,7 -0,5 5,2 5,3
5 -3,1 -2,9 0,8 2,0 -2,3 -0,3 2,0 2,8 -3,7 -0,3 4,0 1,5
6 0,6 -0,1 -0,1 1,1 -0,6 1,6 -0,7 0,6 -0,4 -0,2 1,5 2,4
7 -0,1 0,1 -0,3 -0,2 0,0 4,7 -0,3 -0,4 0,1 -0,1 -0,3 0,3
8 -0,2 0,2 0,3 0,4 0,0 -0,3 -0,1 -0,5 0,3 0,1 0,1 1,1
9 0,2 -0,2 -0,4 -0,1 0,0 0,0 -0,2 0,2 0,6 0,1 -0,8 -0,5
G30. Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie
Overige
PM: Financieringsbehoefte
10 0,4 -0,8 -0,5 0,0 -1,8 1,2 0,4 0,0 -0,7 0,7 0,0 1,7
11 4,8 2,4 8,5 7,8 2,8 11,7 6,8 5,8 0,1 3,3 10,4 9,8
G31. Maastricht-schuld
(voortschrijdend vierkwartaals totaal als % bbp)
(jaarlijkse mutatie van de schuldquote en onderliggende factoren) tekort-schuldaanpassing primair tekort/overschot groei/renteverschil mutatie van de schuldquote
tekort schuldmutatie financieringsbehoefte0 12,0
12,0
9,0
10,0
10,0
8,0
8,0
8,0
6,0
6,0
4,0
4,0
4,0
2,0
2,0
3,0
3,0
0,0
0,0
2,0
2,0
1,0
1,0
-2,0
-2,0
10,0
10,0
9,0 8,0 7,0
7,0
6,0
6,0
5,0
5,0
4,0
0,0
2002
2004
2006
2008
2010
0,0
-4,0
Bronnen: Berekeningen van de ECB op basis van gegevens van Eurostat en van nationale gegevens. 1) De kredietverschaffing tussen overheden in de context van de financiële crisis is geconsolideerd.
S 60
ECB Maandbericht December 2012
2002
2004
2006
2008
2010
-4,0
7
externe STROMEN EN STANDEN 7.1 Samenvattende betalingsbalans 1)
(EUR miljard; netto stromen) Lopende rekening Totaal Goederen Diensten Inkomens Inkomensover drachten
VermogensVorderinoverdrachgensaldo tenrekening t.o.v. rest van de wereld (kolommen 1+6)
Financiële rekening Totaal
Directe Effecten- Financiële Overige Officiële investe- verkeer derivaten financiële reserves ringen transacties
Statis tische verschillen
1 -13,3 3,1 12,5
2 30,7 18,2 9,2
3 44,9 54,3 67,2
4 9,0 40,4 43,0
5 -97,8 -109,8 -106,9
6 8,3 7,8 11,5
7 -5,0 10,9 23,9
8 15,1 5,5 -45,3
9 -67,0 -95,0 -154,8
10 247,3 124,1 274,0
11 19,0 17,8 -4,9
12 -188,7 -30,8 -149,5
13 4,6 -10,5 -10,2
14 -10,1 -16,4 21,4
2011 III IV 2012 I II III
6,5 36,6 -4,6 16,5 26,1
3,6 15,8 6,3 25,7 21,3
21,0 18,7 15,3 24,7 24,8
12,4 22,2 13,0 -8,8 9,5
-30,4 -20,0 -39,2 -25,1 -29,5
2,0 6,1 2,0 0,8 2,9
8,5 42,7 -2,6 17,3 29,1
-11,1 -42,2 3,6 -24,3 -24,1
-38,9 -35,7 -3,5 -9,7 -28,2
39,6 -34,0 -71,0 85,7 40,6
-10,7 -10,9 -6,7 -9,6 -5,2
-4,8 45,1 86,9 -81,7 -31,3
3,7 -6,7 -2,1 -9,0 -0,1
2,6 -0,5 -1,0 7,0 -4,9
2011 sept. okt. nov. dec.
2,3 4,0 9,3 23,4
3,3 0,9 5,9 9,0
7,6 5,8 5,0 7,9
2,0 7,1 5,9 9,1
-10,6 -9,9 -7,5 -2,6
-0,1 1,8 2,6 1,7
2,3 5,8 11,9 25,1
2,4 1,2 -21,8 -21,6
-9,5 3,9 -50,5 10,9
24,8 -15,2 33,0 -51,8
-5,9 -2,0 -3,8 -5,1
-8,5 15,6 -0,3 29,7
1,6 -1,1 -0,2 -5,4
-4,7 -7,0 10,0 -3,4
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
-11,7 -3,5 10,6 2,9 -4,6 18,2 14,3 8,4 3,5
-7,6 3,2 10,7 5,3 6,1 14,3 11,1 4,1 6,1
3,2 5,0 7,1 6,6 8,3 9,8 8,1 8,5 8,2
2,4 5,7 4,9 0,0 -10,7 1,9 2,4 6,4 0,6
-9,7 -17,4 -12,1 -9,1 -8,3 -7,7 -7,4 -10,7 -11,4
0,3 1,8 -0,1 0,1 1,3 -0,5 0,2 1,3 1,4
-11,3 -1,8 10,5 2,9 -3,4 17,7 14,5 9,7 4,9
19,2 6,5 -22,1 -4,1 1,2 -21,3 -7,3 -9,7 -7,1
0,3 5,7 -9,4 -0,8 10,1 -19,1 -7,2 -12,1 -8,9
-39,4 12,1 -43,7 0,1 23,9 61,6 25,4 9,9 5,3
-6,2 4,4 -4,9 0,4 -7,2 -2,9 -2,3 -0,2 -2,6
65,6 -14,1 35,4 -1,0 -24,2 -56,5 -23,7 -5,7 -1,8
-1,1 -1,6 0,7 -3,0 -1,5 -4,5 0,5 -1,6 1,0
-7,9 -4,7 11,6 1,2 2,2 3,6 -7,2 0,0 2,2
2012 sept.
74,6
69,1
83,5
35,8
-113,8
21,3
-32,4
19,0
-17,9
0,6
0,2
-0,3
0,2
-0,2
0,0
2009 2010 2011
twaalfmaands gecumuleerde transacties 11,8
86,4
-87,1
-77,1
twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 2012 sept.
0,8
0,7
0,9
0,4
-1,2
0,1
G32. Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening
0,9
(twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp)
lopende rekening balans
netto directe investeringen netto effectenverkeer
1,0
1,0
0,5
0,5
0,0
0,0
-0,5
-0,5
-1,0
-1,0
-1,5
-1,5
-2,0
-2,0
2004
2006
-0,8
G33. Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp)
2002
-0,9
2008
2010
2012
5,0
5,0
4,0
4,0
3,0
3,0
2,0
2,0
1,0
1,0
0,0
0,0
-1,0
-1,0
-2,0
-2,0
-3,0
-3,0
-4,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-4,0
Bron: ECB. 1) De tekens worden verklaard in de Toelichting.
ECB Maandbericht December 2012
S 61
7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening
(EUR miljard; stromen)
1. Samenvattende lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening Totaal Ont Uitgaven vangsten
Lopende rekening Diensten Inkomens
Goederen Netto
Uitvoer
Invoer
Vermogens overdrachten rekening Uitgaven Ont Uitgaven Over vangsten boeking door werk nemers 12 13 14 15 191,1 27,2 19,5 11,2 196,8 27,1 20,3 12,5 201,4 27,8 25,0 13,5
Inkomensoverdrachten
Ont Uitgaven Ont Uitgaven vangsten vangsten
Ontvangsten Overboeking door werk nemers
1 2.330,1 2.693,5 2.975,0
2 2.343,4 2.690,4 2.962,5
3 -13,3 3,1 12,5
4 1.302,6 1.566,8 1.775,5
5 1.272,0 1.548,6 1.766,2
6 499,9 541,7 576,6
7 455,0 487,4 509,4
8 434,3 498,0 528,4
9 425,3 457,6 485,4
10 93,3 87,0 94,5
11 6,4 6,3 6,6
2011 III IV 2012 I II III
744,5 785,2 751,3 789,5 783,3
738,0 748,6 755,9 773,1 757,2
6,5 36,6 -4,6 16,5 26,1
445,1 463,6 464,0 478,5 478,5
441,5 447,8 457,7 452,9 457,2
154,1 151,6 137,1 154,8 163,5
133,1 133,0 121,9 130,1 138,7
128,4 137,6 124,3 135,1 124,5
116,0 115,5 111,3 143,8 115,0
17,0 32,4 25,8 21,1 16,8
1,8 1,6 1,5 1,6 .
47,4 52,4 65,0 46,3 46,3
7,0 7,0 6,3 6,6 .
5,0 11,3 4,8 5,0 6,2
3,0 5,2 2,8 4,2 3,2
2012 juli aug. sept.
265,8 257,4 260,1
251,5 249,1 256,6
14,3 8,4 3,5
163,5 155,4 159,6
152,4 151,2 153,5
55,1 55,7 52,7
47,0 47,2 44,5
41,1 40,9 42,5
38,7 34,5 41,9
6,0 5,4 5,4
. . .
13,4 16,1 16,8
. . .
1,0 2,8 2,3
0,8 1,5 0,9
2012 I II III
769,7 788,5 790,5
748,1 760,4 775,2
21,6 28,1 15,3
467,2 479,8 483,5
447,4 454,4 467,1
148,8 154,8 154,5
127,0 132,9 134,1
129,3 129,3 128,4
121,1 121,2 122,3
24,4 24,5 24,1
. . .
52,5 51,9 51,7
. . .
. . .
. . .
2012 juli aug. sept.
255,7 268,6 266,2
252,1 257,7 265,4
3,6 10,9 0,8
154,9 164,5 164,1
151,4 156,0 159,6
50,1 53,1 51,3
44,2 45,0 44,9
42,4 43,0 43,1
39,8 39,4 43,0
8,3 8,0 7,8
. . .
16,6 17,2 17,9
. . .
. . .
. . .
2012 sept.
3.112,4
3.034,5
77,8
1.887,0
1.816,0
97,2
.
207,9
.
.
.
.
2,2
.
.
.
2009 2010 2011
Voor seizoen gecorrigeerd
twaalfmaands gecumuleerde transacties 606,8
523,6
521,3
487,0
twaalfmaands gecumuleerde transacties in % bbp 2012 sept.
32,9
32,1
0,8
19,9
19,2
6,4
5,5
G34. Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer
22,0
5,1
1,0
G35. Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven)
5,5
(voor seizoen gecorrigeerd; twaalfmaands gecumuleerde transacties als % bbp) uitvoer (ontvangsten) invoer (uitgaven)
22,0
6,5
20,0
20,0
6,0
6,0
18,0
18,0
5,5
5,5
16,0
16,0
5,0
5,0
14,0
14,0
4,5
4,5
12,0
12,0
4,0
4,0
10,0
10,0
3,5
3,5
8,0
8,0
3,0
3,0
6,0
2,5
6,0
2000
2002
Bron: ECB.
S 62
ECB Maandbericht December 2012
2004
2006
2008
2010
2012
2000
2002
2004
6,5
2006
2008
2010
2012
2,5
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.2 Lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening
(EUR miljard)
2. Inkomensrekening (stromen)
Inkomen uit arbeid
Inkomen uit kapitaal
Ont Uitgaven vangsten
Totaal
Directe investeringen
Ont Uitgaven vangsten
2009 2010 2011 2011 II III IV 2012 I II
Aandelen Ontvangsten
Schuld Uitgaven
1 22,5 25,1 26,7
2 12,0 11,9 12,4
3 411,8 472,9 501,7
4 413,3 445,7 473,0
5 163,6 242,0 252,7
Herinvestering van winsten 6 25,9 51,4 42,0
6,6 6,6 6,9 6,8 6,9
3,3 3,7 3,2 2,3 3,4
130,9 121,8 130,7 117,5 128,2
142,9 112,3 112,3 109,0 140,4
67,2 58,5 68,0 56,6 60,1
12,7 1,5 13,9 25,0 1,9
Inkomen uit effecten
7 100,4 150,2 154,2
Herinvestering van winsten 8 12,4 41,5 56,8
41,7 38,1 37,4 36,4 44,1
11,5 19,8 1,9 18,4 8,5
Aandelen
Schuld
Ont Uitgaven Ont Uitgaven Ont Uitgaven vangsten vangsten vangsten
Overige financiële transacties Ont Uitgaven vangsten
9 23,7 22,2 24,7
10 24,8 22,6 22,6
11 24,5 28,6 35,1
12 77,2 83,9 95,6
13 100,9 102,2 102,6
14 121,5 124,6 133,3
15 99,1 77,8 86,7
16 89,4 64,3 67,4
5,3 6,5 7,2 5,9 6,4
5,3 5,4 7,1 5,4 5,9
12,0 8,8 7,0 8,8 15,5
46,5 18,5 16,4 16,9 45,1
25,7 25,9 25,4 24,3 24,6
32,6 33,5 34,3 33,6 30,1
20,7 22,1 23,1 21,9 21,5
16,8 16,8 17,2 16,7 15,3
3. Geografische uitsplitsing (gecumuleerde stromen)
Totaal Totaal 2011 III - 2012 II
1
2
EU-lidstaten buiten het eurogebied Brazi- Canada lië Dene Zweden Ver. Overige EU- marken Konink EU- instel rijk landen lingen 3
4
5
6
7
8
9
China
India
Japan
Rus Zwitser Ver- Overige land land enigde landen Staten
10
11
12
13
14
15
16
Ontvangsten Lopende rekening 3.070,6 Goederen 1.851,2 Diensten 597,6 Inkomens 525,4 waarvan inkomen uit kapitaal 498,2 Inkomensoverdrachten 96,3 26,1 Vermogensoverdrachtenrekening
985,4 577,9 182,4 161,7
53,8 34,5 11,9 6,5
92,2 58,4 16,6 15,2
468,0 240,9 114,0 101,9
308,8 243,9 33,3 28,7
62,5 0,2 6,6 9,4
61,9 32,2 9,8 19,4
48,9 21,9 10,2 16,1
157,1 120,9 20,6 14,9
40,5 30,2 7,1 2,9
69,0 42,6 14,5 10,9
114,5 86,0 19,1 8,9
242,6 131,5 60,6 41,6
407,0 216,4 91,3 92,3
943,7 591,6 181,9 156,8
154,5 63,4 21,5
5,8 0,9 0,0
15,0 2,0 0,0
100,4 11,2 0,8
28,2 3,0 0,3
5,1 46,4 20,3
19,4 0,4 0,0
15,9 0,7 0,0
14,8 0,7 0,0
2,9 0,3 0,0
10,9 0,9 0,0
8,9 0,5 0,1
27,4 8,9 0,7
90,5 7,0 0,3
153,1 13,5 3,4
Lopende rekening 3.015,5 Goederen 1.799,9 Diensten 518,0 Inkomens 486,6 waarvan inkomen uit kapitaal 474,0 Inkomensoverdrachten 211,0 Vermogensoverdrachtenrekening 15,3
956,4 500,5 151,2 177,3
50,0 30,6 9,0 9,4
91,8 51,0 13,8 25,2
423,3 193,4 89,2 128,2
279,0 225,5 38,8 9,6
112,2 0,0 0,3 4,9
40,7 31,1 6,1 2,1
31,7 15,0 7,2 7,5
208,1 14,9 -
35,9 26,7 7,1 1,2
105,8 50,9 10,1 44,2
151,1 135,9 10,3 4,2
206,9 104,4 45,2 48,1
397,2 148,1 108,1 134,7
579,2 158,0 -
170,9 127,4 2,0
9,3 1,1 0,3
25,1 1,8 0,1
126,6 12,5 1,1
5,1 5,1 0,4
4,9 107,0 0,2
2,0 1,4 0,2
7,3 1,9 0,1
4,3 0,3
0,9 0,9 0,2
44,0 0,7 0,1
4,1 0,7 0,0
47,5 9,2 0,4
133,6 6,3 4,1
58,2 7,9
55,0 51,4 79,6 38,8
29,0 77,4 31,3 -15,7
3,7 3,9 2,9 -2,8
0,4 7,4 2,8 -10,0
44,7 47,5 24,8 -26,4
29,8 18,4 -5,5 19,0
-49,6 0,2 6,3 4,5
21,2 1,2 3,8 17,3
17,2 6,8 3,0 8,6
-87,2 5,7 -
4,6 3,5 0,0 1,7
-36,8 -8,3 4,5 -33,3
-36,6 -49,8 8,8 4,7
35,7 27,1 15,4 -6,5
9,8 68,4 -16,8 -42,5
12,4 23,9 -
24,2 -114,7 10,9
-16,5 -63,9 19,5
-3,5 -0,2 -0,3
-10,1 0,3 0,0
-26,2 -1,3 -0,2
23,1 -2,1 -0,1
0,2 -60,6 20,1
17,4 -1,1 -0,2
8,6 -1,2 0,0
-3,6 -0,3
2,0 -0,7 -0,2
-33,1 0,2 0,0
4,8 -0,2 0,1
-20,1 -0,3 0,4
-43,1 0,7 -3,8
-44,7 -4,6
Uitgaven
Netto Lopende rekening Goederen Diensten Inkomens waarvan inkomen uit kapitaal Inkomensoverdrachten Vermogensoverdrachtenrekening Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 63
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen en andere mutaties gedurende periode)
1. Samenvattende financiële rekening Totaal 1)
Activa 1
Passiva 2
Totaal als % bbp
Netto 3
Activa 4
Passiva 5
Directe investeringen Netto 6
Activa 7
Effectenverkeer
Passiva 8
Activa 9
Netto financiële derivaten
Passiva 10
Overige investeringen
Officiële reserves
11
Activa 12
Passiva 13
14
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 2008 2009 2010
13.235,0 13.739,1 15.216,8
14.838,0 15.225,6 16.479,1
-1.603,0 -1.486,4 -1.262,3
143,2 154,0 165,8
160,6 170,6 179,6
-17,3 -16,7 -13,8
3.915,8 4.412,8 4.946,7
3.260,1 3.532,5 3.908,6
3.827,2 4.340,9 4.907,3
5.966,9 6.863,8 7.470,9
-0,5 -1,3 -32,6
5.118,2 4.527,2 4.807,6
5.611,1 4.829,3 5.099,5
374,2 459,6 587,8
2011 IV 2012 I II
15.843,5 16.165,3 16.483,4
17.158,4 17.177,2 17.319,4
-1.314,9 -1.012,0 -836,0
168,2 170,9 174,2
182,1 181,6 183,0
-14,0 -10,7 -8,8
5.564,7 5.626,2 5.723,5
4.392,0 4.144,7 4.224,5
4.762,6 5.044,6 5.044,6
7.636,5 7.808,3 7.818,0
-24,3 -24,1 -19,8
4.877,2 4.847,3 5.033,6
5.129,9 5.224,3 5.276,8
663,4 671,2 701,5
-757,8 504,2 1.477,7 626,7
-428,8 387,6 1.253,5 679,3
-329,0 116,6 224,2 -52,6
-8,2 5,7 16,1 6,7
-4,6 4,3 13,7 7,2
-3,6 1,3 2,4 -0,6
189,2 497,0 533,9 618,0
38,2 272,5 376,1 483,3
-803,9 513,7 566,4 -144,7
-571,2 896,9 607,1 165,6
28,4 -0,9 -31,2 8,3
-198,5 -591,0 280,4 69,6
104,2 -781,8 270,2 30,4
27,0 85,4 128,2 75,6
2012 I II
321,8 318,1
18,9 142,2
302,9 176,0
13,8 13,4
0,8 6,0
13,0 7,4
61,6 97,3
-247,3 79,8
282,0 0,0
171,8 9,8
0,2 4,3
-29,9 186,3
94,3 52,6
7,8 30,3
2008 2009 2010 2011
421,0 -89,7 652,9 535,3
540,3 -74,6 658,4 490,0
-119,3 -15,1 -5,5 45,3
4,6 -1,0 7,1 5,7
5,8 -0,8 7,2 5,2
-1,3 -0,2 -0,1 0,5
338,3 352,9 356,7 408,0
107,4 285,9 261,7 253,1
4,7 96,0 135,9 -51,9
252,7 343,4 260,1 222,1
84,6 -19,0 -17,8 4,9
-10,0 -515,0 167,5 164,2
180,1 -703,8 136,7 14,7
3,4 -4,6 10,5 10,2
2012 I II III
300,6 73,4 60,6
304,2 49,1 36,5
-3,6 24,3 24,1
12,9 3,1 .
13,1 2,1 .
-0,2 1,0 .
75,6 62,1 52,9
72,1 52,4 24,7
125,6 -60,0 30,9
54,6 25,7 71,5
6,7 9,6 5,2
90,6 52,7 -28,4
177,5 -29,0 -59,7
2,1 9,0 0,1
2012 mei juni juli aug. sept.
110,1 -50,3 34,7 0,6 25,2
111,3 -71,7 27,4 -9,1 18,1
-1,2 21,3 7,3 9,7 7,1
. . . . .
. . . . .
. . . . .
13,0 22,6 6,5 26,5 19,9
23,1 3,5 -0,6 14,3 11,0
-2,5 -38,5 -13,7 19,5 25,0
21,3 23,1 11,7 29,5 30,3
7,2 2,9 2,3 0,2 2,6
91,0 -41,8 40,0 -47,1 -21,3
66,8 -98,3 16,3 -52,9 -23,1
1,5 4,5 -0,5 1,6 -1,0
2008 2009 2010 2011
-1.172,8 583,3 824,8 91,4
-967,6 456,2 595,1 189,4
-205,2 127,1 229,7 -97,9
-12,7 6,5 9,0 1,0
-10,5 5,1 6,5 2,0
-2,2 1,4 2,5 -1,0
-808,6 417,6 430,5 -92,8
-823,0 547,6 347,1 -56,5
-56,2 18,2 -13,4 3,4
-182,5 -86,6 112,9 -94,6
-75,2 -78,1 133,6 15,7
23,7 90,0 117,7 65,4
2008 2009 2010 2011
-49,8 -49,2 535,4 134,4
28,2 -56,0 323,1 164,2
-77,9 6,8 212,3 -29,8
-0,5 -0,6 5,8 1,4
0,3 -0,6 3,5 1,7
-0,8 0,1 2,3 -0,3
6,6 -29,8 180,0 41,5
41,9 -34,4 103,1 63,0
. . . .
-40,7 -11,5 176,3 68,3
20,1 -27,2 160,6 89,7
9,3 -2,7 13,0 7,7
2008 2009 2010 2011
-1.002,7 634,8 327,4 84,1
-975,6 493,1 156,5 -252,7
-27,1 141,7 170,9 336,8
-10,8 7,1 3,6 0,9
-10,6 5,5 1,7 -2,7
-0,3 1,6 1,9 3,6
-809,5 423,5 186,1 39,9
-915,0 463,8 154,1 -252,7
-56,0 18,2 -13,3 3,7
. . . .
. . . .
22,0 45,8 102,0 60,7
2008 2009 2010 2011
-118,7 -2,3 -37,9 -126,8
-26,2 19,1 115,4 277,9
-92,5 -21,4 -153,3 -404,7
-1,3 0,0 -0,4 -1,3
-0,3 0,2 1,3 2,9
-1,0 -0,2 -1,7 -4,3
-6,0 24,0 64,3 -174,2
42,3 118,3 89,9 133,2
. . . .
-141,8 -75,1 -63,5 -162,9
-95,9 -50,8 -27,0 -74,0
-7,7 46,9 2,7 -3,0
2008 2009 2010 2011
3,0 -0,7 4,6 3,6
3,5 -0,5 4,2 3,0
-
. . . .
. . . .
. . . .
9,2 8,9 7,8 8,3
3,3 8,8 7,2 6,7
-0,2 2,4 3,0 -1,2
4,0 5,6 3,7 3,0
. . . .
-0,2 -10,0 3,7 3,5
3,3 -12,5 2,8 0,3
1,0 -1,3 2,0 1,6
3,7 2,9 2,2
3,2 2,2 1,6
.
. . .
. . .
. . .
6,8 6,6 5,9
5,6 6,4 5,8
1,0 -1,1 1,0
1,6 -0,5 0,9
. . .
3,5 2,4 -1,0
4,0 3,2 -0,7
-0,1 2,1 2,7
Mutaties uitstaande bedragen 2008 2009 2010 2011
Transacties
Overige mutaties -149,2 144,1 177,2 210,0
-69,3 -13,4 114,4 230,2
t.g.v. wisselkoersmutaties -25,0 -5,3 166,0 16,9
-33,8 5,6 59,5 11,6
t.g.v. prijsmutaties -159,2 147,4 52,6 -20,3
-60,7 29,4 2,4 0,0
t.g.v. andere aanpassingen 36,7 2,0 -41,5 213,4
27,3 -48,3 52,5 218,6
Groeipercentages van de uitstaande bedragen
2012 I II III
Bron: ECB. 1) Netto financiële derivaten zijn opgenomen in activa.
S 64
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
2. Directe investeringen Door ingezetenen buiten het eurogebied Totaal
Kapitaaldeelnemingen en herinvestering van winsten Totaal
MFI’s
2
3
1
Door niet-ingezetenen in het eurogebied
Overig kapitaal (voornamelijk intragroepsleningen)
NietMFI’s
Totaal
MFI’s
NietMFI’s
4
5
6
7
Totaal
Kapitaaldeelnemingen en herinvestering van winsten
Overig kapitaal (voornamelijk intragroepsleningen) Totaal MFI’s NietMFI’s
Totaal
MFI’s
NietMFI’s
9
10
11
12
13
14
8
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 2010 2011
4.946,7 5.564,7
3.825,3 4.230,1
275,3 287,6
3.550,0 3.942,5
1.121,4 1.334,6
17,0 13,5
1.104,4 1.321,0
3.908,6 4.392,0
2.940,6 3.337,2
90,4 92,6
2.850,3 3.244,6
968,0 1.054,7
14,7 11,2
953,2 1.043,5
2012 I II
5.626,2 5.723,5
4.297,5 4.363,8
283,5 286,2
4.014,0 4.077,6
1.328,8 1.359,8
13,7 13,2
1.315,0 1.346,6
4.144,7 4.224,5
3.376,5 3.435,5
92,2 95,4
3.284,3 3.340,0
768,2 789,1
9,9 10,2
758,3 778,9
352,9 356,7 408,0
268,2 225,9 352,1
24,6 16,3 18,4
243,6 209,5 333,7
84,7 130,9 55,8
2,6 1,6 -3,5
82,1 129,3 59,3
285,9 261,7 253,1
275,1 284,1 283,3
5,4 6,4 3,2
269,7 277,7 280,1
10,8 -22,4 -30,2
-0,6 -7,7 -0,9
11,4 -14,7 -29,3
2012 I II III
75,6 62,1 52,9
67,1 50,6 41,0
-2,4 -2,4 4,2
69,5 53,0 36,8
8,4 11,5 11,9
1,0 -0,4 -0,1
7,4 11,8 12,0
72,1 52,4 24,7
63,9 46,0 35,8
2,0 0,6 1,2
61,8 45,4 34,7
8,2 6,4 -11,2
-0,6 0,1 2,2
8,9 6,3 -13,4
2012 mei juni juli aug. sept.
13,0 22,6 6,5 26,5 19,9
13,6 25,6 14,7 22,3 4,1
-0,3 -0,9 2,1 1,5 0,6
13,9 26,5 12,6 20,8 3,5
-0,6 -3,0 -8,2 4,2 15,8
-0,2 -0,4 -0,1 0,0 0,0
-0,4 -2,6 -8,1 4,2 15,9
23,1 3,5 -0,6 14,3 11,0
23,0 8,8 12,0 15,7 8,2
0,3 0,4 0,7 0,1 0,4
22,7 8,5 11,3 15,6 7,8
0,2 -5,3 -12,6 -1,3 2,8
0,1 -0,5 0,9 0,2 1,0
0,0 -4,8 -13,6 -1,6 1,8
2010 2011
7,8 8,3
6,3 9,3
6,8 6,8
6,2 9,5
13,2 5,0
10,6 -21,5
13,3 5,4
7,2 6,7
10,6 9,7
8,0 3,5
10,7 9,9
-2,4 -3,9
-37,9 -7,9
-1,6 -3,8
2012 I II III
6,8 6,6 5,9
7,7 7,6 7,1
3,4 -1,0 -0,8
8,0 8,3 7,7
3,9 3,2 2,0
-15,5 -2,9 8,5
4,2 3,3 2,0
5,6 6,4 5,8
8,1 8,2 7,1
6,1 5,1 5,2
8,2 8,3 7,2
-3,5 -0,3 0,7
-17,0 -6,2 21,0
-3,3 -0,3 0,4
Transacties 2009 2010 2011
Groeipercentages
G36. Internationale investeringpositie van het eurogebied
G37. Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied
(uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp)
(uitstaande bedragen per ultimo; als % bbp) netto directe investeringen netto effectenverkeer
netto internationale investeringpositie -4,0
-4,0
-6,0
-6,0
-8,0
-8,0
-10,0
-10,0
-12,0
-12,0
-14,0
-14,0
-16,0
-16,0
-18,0
-18,0
-20,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-20,0
20,0
20,0
10,0
10,0
0,0
0,0
-10,0
-10,0
-20,0
-20,0
-30,0
-30,0
-40,0
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-40,0
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 65
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
3. Effectenverkeer: activa Totaal
Aandelen
Schuldbewijzen Obligaties en notes
Totaal
MFI’s
Niet-MFI’s
Euro system
Totaal
MFI’s
Overheid
1
2
3
4
5
2010 2011
4.907,3 4.762,6
1.907,7 1.703,4
81,2 62,5
3,6 3,1
2012 I II
5.044,6 5.044,6
1.844,0 1.813,2
68,6 62,6
2009 2010 2011
96,0 135,9 -51,9
51,0 77,5 -71,0
2012 I II III
125,6 -60,0 30,9
2012 mei juni juli aug. sept.
Geldmarktinstrumenten Niet-MFI’s
Euro system
Totaal
MFI’s
Overheid
Niet-MFI’s
Euro system
Overheid
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
1.826,5 1.640,8
47,6 39,6
2.579,3 2.592,9
807,6 725,7
15,6 16,0
1.771,7 1.867,2
74,5 94,2
420,3 466,3
316,3 300,6
41,7 57,5
104,0 165,7
0,2 0,5
3,3 2,8
1.775,4 1.750,6
39,2 39,5
2.688,8 2.735,7
709,3 683,3
15,6 15,3
1.979,5 2.052,4
97,7 99,7
511,8 495,7
331,3 319,9
48,5 52,3
180,5 175,8
0,3 0,6
-0,8 4,1 -15,7
0,0 -0,2 -0,2
51,8 73,3 -55,2
2,5 1,7 -7,3
-3,8 -0,8 0,3
132,0 230,8 43,5
17,5 51,5 -3,0
6,7 -46,1 30,6
12,3 -64,9 24,3
-12,9 -11,7 10,5
-5,6 18,8 6,4
0,9 -1,9 0,2
21,2 -26,1 7,3
4,0 -7,4 1,2
0,0 0,0 0,0
17,2 -18,6 6,2
-1,8 0,0 .
59,0 -7,3 19,5
-7,9 -28,8 -13,0
-0,6 -0,3 3,9
66,9 21,6 32,5
-0,6 -2,8 .
45,4 -26,6 4,0
27,0 -22,6 0,7
-4,2 -1,8 -1,3
18,5 -4,0 3,3
-0,1 0,2 .
-2,5 -38,5 -13,7 19,5 25,0
-10,2 -17,4 -3,6 2,0 8,9
-1,7 -4,9 -0,3 1,9 -0,4
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
-8,5 -12,5 -3,3 0,1 9,3
. . . . .
8,0 -3,4 -1,6 14,9 6,2
-2,0 -7,7 -13,4 0,3 0,1
0,0 -0,2 1,2 1,8 0,9
9,9 4,3 11,8 14,6 6,1
. . . . .
-0,3 -17,7 -8,5 2,6 9,9
0,8 -13,4 -8,1 2,9 5,9
1,9 -6,8 -5,1 2,2 1,5
-1,1 -4,3 -0,5 -0,3 4,0
. . . . .
2010 2011
3,0 -1,2
4,9 -4,1
5,6 -20,3
-5,1 -6,0
4,8 -3,4
4,8 -15,9
4,2 -0,5
-13,6 -7,0
-4,9 2,2
14,8 2,5
124,1 -3,1
-10,3 7,4
-17,9 8,0
-25,4 26,6
22,4 6,1
-91,7 120,7
2012 I II III
1,0 -1,1 1,0
-2,7 -5,5 -2,1
-16,1 -28,7 -16,5
-5,1 -6,2 -5,9
-2,0 -4,4 -1,5
-16,2 -11,4 .
1,6 0,3 1,6
-6,6 -9,9 -9,7
-11,2 -15,2 7,0
5,2 4,4 6,1
-3,6 -5,1 .
11,9 8,8 9,9
11,2 6,6 8,5
12,9 -2,9 -12,1
13,5 12,5 11,1
-64,1 34,3 .
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
Transacties 38,4 -93,6 104,5 -126,2 -11,5 -55,0
Groeipercentages
4. Effectenverkeer: passiva Totaal
Aandelen
Schuldbewijzen Obligaties en notes
Totaal
MFI’s
Niet-MFI’s
Totaal
MFI’s
Geldmarktinstrumenten
Niet-MFI’s
Totaal
MFI’s
Niet-MFI’s
4
5
6
7
Overheid 8
665,8 556,9
2.509,7 2.493,8
3.841,4 4.142,3
1.189,9 1.273,5
2.651,5 2.868,7
1.648,3 1.772,1
454,0 443,5
69,5 87,2
384,6 356,2
347,4 316,5
3.239,1 3.202,2
554,2 546,7
2.684,9 2.655,5
4.110,8 4.166,3
1.224,7 1.235,4
2.886,1 2.930,9
1.794,9 1.823,7
458,4 449,5
86,8 92,5
371,6 357,0
331,7 304,2
343,4 260,1 222,1
87,6 125,9 99,7
15,5 -13,8 20,4
72,0 139,7 79,3
143,0 177,8 166,2
-10,0 61,8 80,1
153,0 116,0 86,1
109,4 187,2 87,2
112,8 -43,6 -43,8
-11,1 14,7 2,7
123,9 -58,4 -46,5
145,5 -37,7 -34,7
2012 I II III
54,6 25,7 71,5
39,8 2,2 18,2
8,3 -11,5 2,5
31,5 13,7 15,7
5,2 35,6 87,3
-17,0 -12,1 13,0
22,2 47,7 74,3
15,3 38,7 .
9,6 -12,1 -34,1
4,4 9,3 -20,1
5,2 -21,4 -14,0
6,3 -32,1 .
2012 mei juni juli aug. sept.
21,3 23,1 11,7 29,5 30,3
4,9 7,5 -8,2 17,1 9,3
5,9 -12,6 -6,1 9,9 -1,2
-1,0 20,1 -2,0 7,3 10,5
18,7 30,0 2,0 43,0 42,2
-17,6 -6,3 0,8 12,9 -0,7
36,3 36,3 1,2 30,1 42,9
. . . . .
-2,3 -14,4 17,9 -30,7 -21,2
4,3 9,7 2,2 -14,7 -7,6
-6,6 -24,1 15,6 -16,0 -13,7
. . . . .
3,7 3,0
4,4 3,2
-2,1 3,2
6,4 3,1
4,9 4,5
5,4 7,1
4,7 3,3
12,4 5,4
-8,7 -8,4
17,9 6,7
-13,1 -11,4
-9,5 -10,2
1,6 -0,5 0,9
1,4 1,5 2,4
3,9 2,3 4,6
0,6 1,1 1,6
3,7 0,4 2,4
2,1 -3,1 -3,4
4,4 1,9 5,0
4,3 1,3 .
-11,6 -17,8 -19,3
-15,7 -18,8 -9,6
-10,9 -17,9 -21,7
-12,1 -20,9 .
1
2
3
2010 2011
7.470,9 7.636,5
3.175,5 3.050,8
2012 I II
7.808,3 7.818,0
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
9
10
11
Overheid 12
Transacties 2009 2010 2011
Groeipercentages 2010 2011 2012 I II III Bron: ECB. .
S 66
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
5. Overige financiële transacties: activa Totaal
Eurosystem Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
1
2
MFI’s (m.u.v. Eurosysteem) Overige Activa
3
4
2010 2011 2012 I II 2009 2010 2011 2012 I II III 2012 mei juni juli aug. sept. 2010 2011 2012 I II III
Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
5
Overheid
Overige Activa
Handelskrediet
Overige sectoren
Leningen/chartaal geld en deposito’s
Handelskrediet
Leningen/chartaal geld en deposito’s
Chartaal geld en deposito’s
6
7
8
9
Chartaal geld en deposito’s
10
11
12
13
14
15
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 4.807,6 4.877,2 4.847,3 5.033,6
32,9 35,7 36,7 35,0
32,2 35,4 36,4 34,7
0,7 0,3 0,3 0,3
2.972,0 3.067,6 3.046,9 3.144,6
2.932,7 3.006,6 2.991,0 3.073,1
-515,0 167,5 164,2 90,6 52,7 -28,4 91,0 -41,8 40,0 -47,1 -21,3
-0,1 -2,9 -2,7 1,2 -2,4 6,3 0,6 -4,7 5,1 -0,2 1,5
-0,1 -2,8 -2,8 1,2 -2,4 . . . . . .
0,0 0,0 0,1 0,0 0,0 . . . . . .
-420,4 9,7 49,7 33,4 1,1 -46,1 56,5 -59,5 20,0 -29,9 -36,1
-399,9 0,9 20,3 38,3 -13,4 . . . . . .
3,7 3,5 3,5 2,4 -1,0
-12,7 -5,4 -11,8 -27,0 -7,8
-12,5 -5,5 -12,1 -27,3 .
-9,9 40,4 43,2 40,1 .
0,4 1,8 0,8 -1,1 -5,2
0,1 0,8 0,2 -2,0 .
39,4 61,0 55,9 71,5
161,9 162,8 152,2 160,2
7,6 6,7 6,6 6,6
115,4 116,4 104,2 111,1
19,8 30,2 24,6 30,0
1.640,7 1.611,1 1.611,5 1.693,8
213,3 228,4 265,9 275,9
1.279,5 1.215,1 1.166,5 1.234,3
441,6 507,8 460,8 483,9
-20,5 8,8 29,4 -4,9 14,5 . . . . . .
11,8 41,7 1,2 -10,3 6,4 -8,1 5,0 0,7 -0,1 -1,5 -6,5
-0,4 -0,3 -0,2 -0,2 0,0 . . . . . .
10,4 41,3 0,7 -10,0 6,3 . . . . . .
0,2 4,9 10,3 -5,7 5,4 -5,4 3,8 1,0 1,6 -1,2 -5,8
-106,3 119,0 116,0 66,2 47,5 19,4 28,9 21,8 15,0 -15,5 19,9
7,4 8,7 8,1 15,4 5,3 . . . . . .
-108,5 86,5 82,6 32,6 45,3 . . . . . .
-20,2 52,4 49,3 33,0 17,9 23,3 15,9 3,1 13,7 -3,4 13,0
23,4 75,3 33,8 47,9 .
34,0 0,9 0,2 4,9 3,7
-3,1 -3,2 -4,0 -3,9 .
54,0 1,0 0,5 7,7 .
32,8 51,5 56,2 64,1 44,4
7,7 7,3 9,4 10,0 7,0
4,2 3,8 7,9 10,3 .
7,2 6,7 8,6 9,7 .
12,7 11,4 15,9 12,1 12,5
Transacties
Groeipercentages
6. Overige financiële transacties: passiva Totaal
Eurosystem Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s
1
2
3
MFI’s (m.u.v. Eurosysteem) Overige Passiva
4
2010 2011 2012 I II 2009 2010 2011 2012 I II III 2012 mei juni juli aug. sept. 2010 2011 2012 I II III
Totaal Leningen/ chartaal geld en deposito’s 5
6
Overheid
Overige Passiva
Overige sectoren
Totaal Handels- Leningen krediet
7
8
9
Overige Passiva
Totaal Handels- Leningen krediet
Overige Passiva
10
11
12
13
14
15
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 5.099,5 5.129,9 5.224,3 5.276,8
269,1 408,9 334,2 415,0
266,1 406,1 331,3 413,4
3,0 2,8 2,9 1,6
3.491,0 3.208,3 3.365,1 3.316,1
3.445,0 3.140,6 3.301,7 3.236,9
-703,8 136,7 14,7 177,5 -29,0 -59,7 66,8 -98,3 16,3 -52,9 -23,1
-233,0 8,9 134,6 -71,5 73,7 23,6 40,0 32,6 27,7 0,7 -4,8
-233,2 6,3 134,8 -71,7 74,9 . . . . . .
0,2 2,6 -0,2 0,1 -1,3 . . . . . .
-352,8 -9,3 -288,9 187,1 -119,9 -93,6 3,6 -124,8 -27,1 -38,8 -27,8
-341,6 -15,2 -327,6 190,5 -133,1 . . . . . .
2,8 0,3 4,0 3,2 -0,7
3,5 50,6 20,0 42,6 36,1
2,4 51,2 19,1 43,4 .
. . . . .
-0,2 -8,3 -1,1 -4,2 -7,5
-0,4 -9,6 -1,9 -5,3 .
46,0 67,6 63,5 79,2
148,0 223,9 230,3 238,0
0,0 0,1 0,1 0,1
141,8 217,1 223,9 231,8
6,2 6,8 6,3 6,1
1.191,5 1.288,8 1.294,6 1.307,8
202,7 224,0 233,7 234,7
842,1 871,7 854,4 848,9
146,7 193,2 206,6 224,1
-11,2 5,9 38,7 -3,5 13,2 . . . . . .
17,2 65,6 74,1 7,3 6,8 -5,5 2,9 -2,2 1,4 -2,5 -4,5
0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 . . . . . .
17,2 65,1 74,0 7,3 6,9 . . . . . .
0,0 0,5 0,0 0,0 -0,1 . . . . . .
-135,2 71,4 94,9 54,6 10,4 15,9 20,3 -3,9 14,3 -12,2 13,9
0,3 15,9 10,4 7,4 0,8 . . . . . .
-118,9 29,3 65,7 22,2 15,8 . . . . . .
-16,6 26,2 18,8 25,1 -6,2 . . . . . .
15,5 89,7 45,9 72,5 .
79,9 50,4 30,5 25,0 8,5
. . . . .
84,9 52,6 30,9 25,6 .
5,8 0,2 16,6 6,0 .
6,2 8,1 10,8 10,9 7,0
8,8 5,2 7,0 6,9 .
3,4 7,9 10,9 11,8 .
17,8 12,9 12,8 10,2 .
Transacties
Groeipercentages
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 67
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard en groeicijfers op jaarbasis; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
7. Officiële reserves 1)
Totaal
Officiële reserves
Monetair goud In EUR miljard
In troy ounces fijn (miljoenen)
2
3
1
Aange- ReserveDeviezen houden positie bijzon in het Totaal Chartaal geld en Effecten dere IMF deposito’s trek Bij mone Bij Totaal Aan- Obliga Geld kings taire auto- banken delen ties en markt rechten riteiten en notes instru (SDR’s) het BIB menten 4 5 6 7 8 9 10 11 12
2008 2009 2010 2011 IV 2012 I II 2012 sept. okt.
Overige vorde Finan ringen ciële deri vaten
13
14
Overige activa in vreemde valuta
Reeds bekende netto kortlopende verplichtingen op vreemde valuta 15 16
SDRtoewijzingen
17
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 374,2 462,4 591,2 667,1 671,2 701,5 733,8 715,8
217,0 266,1 366,2 422,1 431,7 440,3 476,4 458,7
349,207 347,180 346,962 346,846 346,847 346,825 346,827 346,693
4,7 50,8 54,2 54,0 52,5 54,3 53,8 53,9
7,3 10,5 15,8 30,2 30,9 33,4 34,2 33,6
145,1 134,9 155,0 160,9 155,8 173,0 168,9 169,0
7,6 11,7 7,7 5,3 4,5 5,1 5,4 6,8
-4,6 10,5 10,2 2,1 9,0 0,1
-2,0 0,0 0,1 0,0 0,0 -
-
0,5 -0,1 -1,6 -0,3 -0,3 -
3,4 4,9 12,9 1,3 1,3 -
-6,5 5,6 -1,2 0,7 7,8 -
3,1 -5,4 -2,3 -0,1 0,8 -
2009 2010 2011 2012 I II III
PM:
8,1 8,1 16,0 7,8 7,6 8,6 8,2 8,8
129,5 115,2 131,3 148,1 143,5 159,7 155,2 153,1
0,6 0,5 0,5 0,8 0,7 0,6 -
111,3 92,0 111,2 134,1 129,6 137,4 -
17,6 22,7 19,5 13,3 13,2 21,7 -
0,0 -0,1 0,0 -0,4 0,1 -0,4 0,2 0,3
0,0 0,0 0,0 0,0 0,3 0,4 0,5 0,6
262,8 32,1 26,3 97,4 55,2 51,5 39,9 37,5
-245,7 -24,2 -24,4 -86,0 -42,7 -41,9 -39,5 -39,0
5,5 51,2 54,5 55,9 54,7 56,9 56,2 55,9
0,0 0,0 0,1 -0,1 -0,1 -
-14,2 10,6 15,9 -1,1 -0,3 -
4,6 -6,3 -6,8 2,1 6,7 -
1,2 0,0 0,0 0,2 0,0 -
0,0 0,0 0,0 0,3 0,2 -
-
-
-
28,0 1,0 -5,2 27,4 -7,7 -20,6 -
17,9 -12,8 10,3 14,3 9,4 8,8 -
-20,6 25,3 -24,5 -45,2 -38,2 -7,9 -
-
-
-
-
-
Transacties -1,2 6,6 -8,3 -0,3 0,7 -
-9,6 4,3 9,3 0,9 6,3 -
Groeipercentages 2008 2009 2010 2011 2012 I II III
1,0 -1,3 2,0 1,6 -0,1 2,1 2,7
-1,3 -0,9 0,0 0,0 0,0 0,0 -
-
-2,5 -2,6 -0,1 -3,0 -1,2 -1,4 -
105,5 45,5 46,7 82,3 34,5 34,2 -
8. Bruto externe schuld Totaal
2
2008 2009 2010 2011 IV 2012 I II
67,8 41,1 -43,3 -30,0 -13,7 10,9 -
-68,9 -21,3 75,9 -52,6 -61,7 -40,6 -
10,8 -7,3 3,6 6,9 3,7 7,6 -
Naar instrument Leningen, chartaal geld en deposito’s
1
1,7 -4,4 3,7 -1,2 -4,7 3,7 -
Geldmarkt Obligaties en instrumenten notes 3
4
Naar sector (m.u.v. directe investeringen)
Handels krediet 5
Overige Directe schuldver- investeringen: plichtingen intragroeps leningen 6 7
Overheid
Eurosysteem MFI’s (m.u.v. Eurosysteem)
Overige sectoren
8
9
10
11
1.409,9 1.454,8 1.455,1 1.314,3 1.304,5 1.349,9
1.738,9 1.966,1 2.143,7 2.312,6 2.356,9 2.365,9
482,7 251,9 269,1 408,9 334,2 415,0
5.006,5 4.579,8 4.750,4 4.569,0 4.676,6 4.644,0
2.157,3 2.080,3 2.231,8 2.425,2 2.425,6 2.467,8
15,3 16,3 15,9 14,0 13,8 14,3
18,8 22,0 23,4 24,6 25,0 25,0
5,2 2,8 2,9 4,3 3,5 4,4
54,2 51,3 51,8 48,5 49,5 49,1
23,4 23,3 24,3 25,8 25,7 26,1
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie) 10.795,4 10.332,9 10.850,0 11.029,9 11.097,9 11.242,5
5.215,1 4.467,5 4.694,9 4.635,5 4.711,3 4.731,0
399,2 525,7 454,0 443,5 458,4 449,5
3.375,1 3.523,2 3.841,4 4.142,3 4.110,8 4.166,3
116,9 115,8 118,3 117,1 117,5 118,8
56,5 50,1 51,2 49,2 49,9 50,0
4,3 5,9 5,0 4,7 4,9 4,8
36,5 39,5 41,9 44,0 43,5 44,0
2008 2009 2010 2011 IV 2012 I II
184,1 176,9 202,7 224,0 233,7 234,8
211,9 184,9 201,9 270,4 279,2 311,0
Uitstaande bedragen als % bbp 2,0 2,0 2,2 2,4 2,5 2,5
2,3 2,1 2,2 2,9 3,0 3,3
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied, overeenkomstig de voor de reserves van het eurosysteem gehanteerde beleid. Voor nadere informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
S 68
ECB Maandbericht December 2012
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.3 Financiële rekening
(EUR miljard; uitstaande bedragen en groeicijfers per ultimo; stromen gedurende periode)
9. Geografische splitsing Totaal
EU-lidstaten buiten het eurogebied Totaal
1
2
Dene- Zweden Ver. Overige marken Konink EUrijk landen 3 4 5 6
Overheid
MFI’s Overige sectoren 2011 III - 2012 II
Directe investeringen In het buitenland Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal In het eurogebied Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal Portfolio investeringsactiva Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overige investeringen Activa Overheid MFI’s Overige sectoren Passiva
Overheid
MFI’s Overige sectoren
China
8
9
Japan Zwitser land
10
Verenigde Staten
OffInter Overige shore natio landen finan nale ciële organi centra saties
11
12
13
14
15
Uitstaande bedragen (internationale investeringspositie)
2011 Directe investeringen In het buitenland Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal In het eurogebied Aandelen/geherinvesteerde vorderingen Overig kapitaal Portfolio investeringsactiva Aandelen Schuldbewijzen Obligaties en notes Geldmarktinstrumenten Overige investeringen Activa Overheid MFI’s Overige sectoren Passiva
EUinsti tuten 7
Canada
1.172,7 5.564,7
260,7 1.541,1
-10,6 28,7
-13,0 142,2
11,4 1.049,2
274,1 321,1
-1,3 0,0
84,4 183,8
73,2 85,1
-22,1 74,5
125,2 526,0
40,0 1.082,9
-146,5 487,1
-0,3 0,0
758,2 1.584,3
4.230,1 1.334,6 4.392,0
1.128,4 412,8 1.280,4
23,9 4,7 39,2
78,5 63,7 155,2
776,0 273,2 1.037,8
249,9 71,1 47,0
0,0 0,0 1,3
146,2 37,5 99,4
68,4 16,6 11,9
53,7 20,8 96,6
394,6 131,4 400,8
743,1 339,8 1.042,9
402,2 84,9 633,5
0,0 0,0 0,4
1.293,5 290,7 826,0
3.337,2 1.054,7 4.762,6 1.703,4 3.059,2 2.592,9 466,3 -252,8 4.877,2 162,8 3.103,3 1.611,1 5.129,9 223,9 3.617,1 1.288,8
1.052,4 228,0 1.536,9 341,8 1.195,1 1.050,8 144,3 -287,0 2.159,9 63,9 1.497,4 598,7 2.446,9 118,2 1.757,9 570,8
26,1 13,2 84,5 10,9 73,6 68,5 5,1 45,5 92,3 1,5 71,9 19,0 46,8 0,1 36,4 10,3
142,6 12,6 199,5 41,6 157,9 124,8 33,0 -30,0 91,0 4,1 49,7 37,2 121,0 0,4 84,8 35,8
855,5 182,2 1.005,5 275,9 729,6 629,5 100,1 -154,0 1.777,6 44,3 1.225,7 507,7 1.931,6 53,5 1.436,3 441,8
27,0 20,0 99,4 13,2 86,2 83,8 2,4 72,1 182,7 1,3 147,2 34,2 110,6 0,1 85,5 25,0
1,2 0,0 148,0 0,1 147,9 144,2 3,7 -220,6 16,3 12,7 2,9 0,7 236,9 64,1 115,0 57,8
83,4 16,0 100,7 39,1 61,6 56,8 4,8 -10,1 26,8 1,8 14,7 10,2 36,8 0,1 24,8 11,9
6,3 5,6 52,5 48,7 3,9 2,7 1,2 -13,5 46,1 3,2 20,9 22,0 59,6 0,1 30,8 28,8
76,9 19,7 208,0 90,4 117,6 46,3 71,3 10,9 99,5 2,3 80,2 17,0 88,6 0,1 61,4 27,0
236,0 164,8 124,3 102,0 22,2 15,4 6,9 -75,1 257,4 1,0 130,1 126,3 332,5 1,2 256,7 74,6
789,1 253,8 1.557,1 553,1 1.004,0 828,0 175,9 63,8 763,5 8,5 473,3 281,6 699,7 33,2 416,0 250,4
370,2 263,3 384,9 215,8 169,1 155,1 13,9 82,8 589,1 2,4 439,6 147,1 506,3 1,4 414,0 91,0
0,1 0,3 35,2 1,4 33,8 32,7 1,0 -71,6 36,7 30,4 5,7 0,6 108,3 66,6 38,8 3,0
722,7 103,3 763,0 311,0 452,0 405,1 46,9 47,1 898,2 49,3 441,4 407,5 851,1 3,1 616,7 231,4
87,8 342,7
87,4 138,7
-0,1 2,4
0,2 3,8
68,3 111,3
19,0 21,2
0,0 0,0
19,8 19,9
10,9 14,5
-5,1 -1,4
-24,8 1,9
-67,0 48,6
-10,1 12,5
0,0 0,0
76,7 108,0
303,2 39,5 254,9
123,8 14,9 51,3
2,3 0,0 2,5
0,5 3,3 3,6
105,9 5,4 43,0
15,1 6,1 2,2
0,0 0,0 0,0
21,9 -2,0 0,1
9,0 5,5 3,6
-3,1 1,8 3,7
8,6 -6,7 26,6
46,2 2,3 115,5
13,7 -1,2 22,6
0,0 0,0 0,0
83,0 24,9 31,3
255,3 -0,5 -53,6 -99,2 45,6 8,1 37,6 -45,5 114,3 7,2 -49,8 156,9 159,8 47,0 -18,6 131,4
51,7 -0,3 5,5 -11,3 16,8 -10,4 27,3 -92,2 10,6 14,4 -54,0 50,2 102,9 18,1 13,0 71,8
1,1 1,5 4,5 1,6 2,8 5,1 -2,3 5,8 7,8 -0,1 6,6 1,2 1,9 0,1 4,2 -2,4
3,8 -0,2 18,3 0,8 17,5 8,1 9,4 -35,7 -6,6 -1,5 -7,6 2,6 29,2 0,1 29,1 0,0
41,9 1,1 -40,7 -12,8 -28,0 -46,7 18,7 -22,3 19,0 15,3 -38,7 42,3 41,3 -1,5 -26,8 69,6
4,9 -2,7 -1,0 -1,2 0,1 1,3 -1,1 -16,3 -12,5 0,6 -17,1 4,0 3,8 0,0 4,4 -0,6
0,0 0,0 24,5 0,2 24,3 21,8 2,5 -23,7 3,0 0,1 2,8 0,1 26,7 19,4 2,1 5,2
10,5 -10,3 -3,0 2,3 -5,3 -3,7 -1,6 1,6 1,1 0,0 -0,9 1,9 -0,5 0,0 -1,0 0,5
1,4 2,2 -0,9 -1,7 0,8 0,3 0,5 -24,0 12,3 0,0 12,1 0,3 36,3 0,0 33,8 2,5
4,7 -1,0 -14,8 -8,4 -6,4 -6,1 -0,3 2,4 -1,1 -0,6 -5,1 4,6 -3,5 0,0 -6,2 2,8
7,1 19,5 -1,9 -1,9 0,0 1,0 -1,0 -59,3 11,6 0,0 0,3 11,4 70,9 -0,1 74,7 -3,7
114,2 1,3 -25,8 -52,0 26,2 14,0 12,2 130,6 22,3 -3,5 -3,9 29,8 -108,3 -6,1 -125,9 23,6
31,9 -9,3 -39,7 -18,2 -21,5 -20,3 -1,2 51,9 32,4 -0,5 21,6 11,3 -19,5 -0,2 -29,6 10,4
0,0 0,0 -0,5 0,0 -0,5 -1,1 0,6 -16,0 -4,2 0,2 -4,5 0,2 11,8 33,4 -21,3 -0,3
33,9 -2,6 27,6 -8,0 35,6 34,5 1,1 -40,5 29,2 -2,7 -15,4 47,3 69,7 1,9 44,0 23,8
Gecumuleerde transacties
Bron: ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 69
7.4 Monetaire opstelling van de betalingsbalans 1)
(EUR miljard; stromen)
Betalingbalansposten die de netto transacties van MFI’s weerspiegelen Transacties door niet-MFI’s Directe investeringen Effectenverkeer Overige financiële transacties Activa Passiva Activa Passiva Door Door Aandelen Schuld Aandelen Schuld ingezetenen ingezetenen bewijzen bewijzen buiten het in het euroeurogebied gebied 3 4 5 6 7 8 9 10 -325,6 280,9 -51,8 -126,4 72,1 278,0 94,5 -117,7 -338,5 262,6 -73,2 -249,5 139,8 57,7 -159,9 136,9 -393,1 250,9 55,2 -49,9 79,3 39,6 -117,2 169,0
Totaal
Lopende rekening en vermogens overdrachtenrekening
1 105,7 -213,7 74,4
2 -5,5 9,6 23,9
2011 III IV 2012 I II III
20,2 -31,3 -54,3 5,8 24,5
8,5 42,7 -2,6 17,3 15,9
-79,7 -124,2 -76,9 -64,9 -48,8
42,6 86,0 70,7 51,7 21,3
45,7 28,1 -17,2 18,6 -6,2
-3,8 4,9 -85,4 -17,6 -35,8
3,1 -17,5 31,5 13,7 2,0
-9,3 -63,7 27,3 26,2 60,3
-60,6 6,4 -56,0 -54,0 -11,4
2011 sept. okt. nov. dec. 2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept.
18,1 -36,5 -38,9 44,1 -49,8 13,7 -18,2 -27,1 18,5 14,4 5,8 7,7 11,0
2,3 5,8 11,9 25,1 -11,3 -1,8 10,5 2,9 -3,4 17,7 14,5 9,6 4,8
-27,8 -31,9 -53,4 -38,9 -33,3 -21,0 -22,6 -27,4 -13,5 -23,9 -4,5 -25,0 -19,4
19,2 35,7 1,7 48,5 35,7 21,9 13,1 25,3 22,7 3,6 -2,3 14,0 9,5
11,3 4,8 17,6 5,7 -2,0 -5,6 -9,6 -2,3 8,5 12,5 3,3 -0,1 -9,3
12,3 8,4 -1,1 -2,5 -23,2 -35,6 -26,6 -8,8 -8,8 0,0 -11,4 -14,4 -10,1
-14,3 -38,1 1,4 19,2 -6,1 0,2 37,4 -5,4 -1,0 20,1 -2,0 7,3 10,5
28,8 3,2 -22,8 -44,1 1,5 52,3 -26,4 -15,6 29,7 12,2 16,9 14,2 29,3
2012 sept.
-55,3
86,2
-314,8
229,6
50,2
2009 2010 2011
Finan ciële deri vaten
Statistische verschillen
11 19,0 17,7 -4,9
12 -11,8 -17,0 21,4
81,8 17,4 62,0 17,2 10,4
-10,7 -10,9 -6,7 -9,6 -4,8
2,6 -0,5 -1,0 7,0 21,7
-30,0 -33,0 4,7 34,7 -21,4 -18,7 -15,9 2,4 -33,9 -22,4 -15,0 17,0 -13,4
26,9 17,6 -5,0 4,7 24,4 22,3 15,2 0,1 23,2 -6,1 15,7 -14,7 9,4
-5,9 -2,0 -3,8 -5,1 -6,2 4,4 -4,9 0,4 -7,2 -2,9 -2,3 -0,2 -2,6
-4,7 -7,0 10,0 -3,4 -7,9 -4,7 11,6 1,2 2,2 3,6 -7,2 0,1 2,3
-114,9
107,0
-32,4
0,9
twaalfmaands gecumuleerde transacties 23,4
-133,9
43,4
G38. Belangrijkste betalingsbalanstransacties die de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI’s weerspiegelen 1) (EUR miljard; twaalfmaands gecumuleerde transacties)
600
totaal dat de netto externe activa van MFI’s weerspiegelt saldo lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening directe investeringen en effectenverkeer buiten het eurogebied door niet-MFI’s effectenverkeer (passiva) van niet-MFI’s in de vorm van schuldbewijzen
600
400
400
200
200
0
0
-200
-200
-400
-400
-600
2007
2008
2009
2010
Bron: ECB. 1) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 70
ECB Maandbericht December 2012
2011
2012
-600
statistieken voor het eurogebied Externe stromen en standen
7.5 Goederenhandel
1. Waarde, volume en waarde per eenheid naar categorie goederen 1) (voor seizoen gecorrigeerd, tenzij anders aangegeven) Totaal (niet seizoenvrij) Uitvoer Invoer
1
2
Uitvoer (f.o.b.)
Half fabrikaten
Totaal Investerings goederen
4
5
3
Invoer (c.i.f.) PM: Con Verwerkende industrie sumptie goederen 6
Half fabrikaten
7
8
Totaal PM: Inves- Consumptie Verwerkende terings goederen industrie goederen
9
10
Olie
11
12
13
349,1 366,4 91,4 91,8 90,8 92,8 29,9 30,3 30,6 30,8 31,0 31,0
1.019,8 1.102,3 270,2 274,5 274,9 272,6 90,4 92,4 92,1 92,3 91,5 88,8
250,2 320,5 84,1 88,6 88,5 . 29,3 29,4 29,8 29,2 31,5 .
143,7 144,1 143,2 141,5 138,7 137,3 138,0 137,1 137,8 137,0 135,9 134,7
128,2 133,6 134,4 130,5 129,5 129,3 128,7 128,6 131,4 128,1 128,1 125,8
104,8 101,5 104,7 104,1 100,0 101,3 98,1 95,4 99,4 109,0 110,2 107,7
Waarde (EUR miljard; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 2010 2011 2011 IV 2012 I II III 2012 april mei juni juli aug. sept.
20,0 13,2 8,6 8,5 8,1 7,4 6,0 6,1 12,3 11,0 10,1 1,4
22,5 12,8 5,1 4,0 1,2 0,1 -0,1 0,6 3,2 2,8 1,9 -4,0
14,9 7,7 5,7 3,5 4,4 3,6 0,8 1,9 1,5 7,4 6,5 4,8
10,7 2,8 3,0 -2,8 -1,7 -3,5 -4,3 -4,9 -4,6 -1,0 -1,6 -4,6
2010 2011 2011 III IV 2012 I II 2012 maart april mei juni juli aug.
1.533,0 1.744,1 446,0 463,2 466,8 473,7 153,8 154,7 158,3 155,1 160,2 158,5
765,3 878,2 222,9 232,7 230,1 232,5 76,1 76,1 77,9 75,8 79,1 77,6
311,7 352,7 90,7 94,6 96,4 96,2 32,0 31,9 32,5 31,5 31,7 33,0
421,0 474,2 121,9 126,2 129,2 132,5 42,8 42,8 43,5 43,7 44,7 44,1
1.268,7 1.426,5 364,5 376,4 382,0 386,0 124,5 129,5 127,9 127,6 132,2 126,2
1.550,7 1.754,0 435,2 452,3 445,8 446,4 148,8 148,0 149,0 147,9 151,3 147,2
948,5 1.123,1 279,1 290,5 284,9 281,3 96,2 93,9 94,8 92,5 96,0 92,8
230,0 239,1 59,6 61,2 61,9 61,2 19,7 20,6 21,6 20,8 20,7 19,7
Volume (index.2000 =.100; mutaties in procenten per jaar voor de kolommen 1 en 2) 137,1 148,6 148,2 150,3 152,8 153,3 154,2 152,1 152,1 155,7 151,8 155,5
132,9 143,4 143,1 144,4 147,7 145,7 148,4 144,6 144,4 148,0 144,0 148,3
138,6 152,8 152,6 154,9 160,0 161,3 158,1 163,1 159,2 161,7 156,3 156,7
144,4 155,7 155,3 157,9 159,1 162,2 160,8 161,4 161,1 164,1 162,5 164,8
133,9 145,4 146,5 147,2 149,7 151,1 150,8 148,6 153,4 151,4 150,0 154,6
121,4 124,7 125,3 122,1 122,6 120,9 122,2 120,6 120,7 121,5 121,2 120,7
113,7 117,8 118,5 115,5 115,9 113,9 115,6 113,9 112,7 115,2 113,5 113,6
132,3 135,9 137,7 134,2 132,3 133,0 132,9 128,2 134,3 136,6 131,7 130,7
2. Prijzen 2)
(mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) Industriële producentenuitvoerprijzen (f.o.b.) 3) Totaal Totaal PM: Totaal (index: (index: Half InvesCon Energie Fabrikaten 2005=100) 2005=100) fabrikaten terings sumptie goederen goederen % totaal 2010 2011 2012 I II III 2012 april mei juni juli aug. sept.
100,0 1 106,2 110,5 112,9 113,2 113,9 113,4 113,3 113,0 113,5 114,3 113,9
100,0 2 4,1 4,0 3,0 2,6 2,8 2,8 2,6 2,4 2,5 3,4 2,6
33,1 3 4,8 5,8 1,7 1,0 0,6 1,2 1,0 0,8 0,4 0,7 0,7
44,5 4 1,4 1,4 2,0 2,5 2,5 2,4 2,5 2,7 2,8 2,7 2,1
17,9 5 2,2 2,2 2,5 2,6 2,7 2,5 2,7 2,7 2,7 2,9 2,6
4,5 6 26,4 23,3 17,5 8,4 12,3 12,1 8,8 4,1 7,0 17,0 13,0
99,2 7 4,1 4,0 3,0 2,5 2,8 2,7 2,5 2,4 2,5 3,4 2,5
100,0 8 109,0 118,8 123,0 122,5 123,2 123,7 122,7 121,0 122,5 124,3 122,9
Industriële invoerprijzen (c.i.f.) Totaal Half InvesCon fabrikaten terings sumptie goederen goederen 100,0 9 9,8 8,9 4,7 3,1 3,6 3,2 3,6 2,7 3,0 5,0 2,8
28,4 10 9,8 4,7 -1,3 0,1 0,4 -1,0 0,5 0,7 0,4 0,5 0,3
27,9 11 1,5 -0,4 1,1 1,9 2,6 1,0 2,1 2,6 3,2 2,8 1,9
22,1 12 2,9 3,8 2,2 3,3 3,8 2,7 3,2 3,9 4,4 4,5 2,6
PM: Energie Fabrikaten 21,6 13 26,1 26,1 14,8 6,1 7,1 8,1 7,3 2,7 4,2 11,3 5,9
81,1 14 5,8 3,9 1,4 1,8 2,6 1,1 2,2 2,2 2,6 3,1 2,1
Bron: Eurostat. 1) D e productgroepen zoals gerubriceeerd in de Broad Economic Categories. In tegenstelling tot de in Tabel 2 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten- en consumptieproductgroepen landbouw- en energieproducten inbegrepen. 2) D e productgroepen zoals gerubriceerd in de mein Industrial Groupings (industriële hoofdsectoren). In tegenstelling tot de in Tabel 1 getoonde productgroepen, zijn bij halffabrikaten en consumptiegoederen energie- en landbouwproducten niet inbegrepen. De component ‘Fabrikaten’ heeft vergeleken met de in kolommen 7 en 12 van Tabel 1 getoonde gegevens een andere samenstelling. De getoonde gegevens zijn prijsindices die voor een productenmandje de zuivere prijsmutatie volgen, en het zijn niet eenvoudige ratio’s van de in Tabel 1 getoonde waarde- en volumegegevens, die onderhevig zijn aan veranderingen in de samenstelling en kwaliteit van verhandelde goederen. Deze indices verschillen van de bbp-deflatoren voor de invoer en uitvoer (getoond in Tabel 5.1.3), voornamelijk omdat deze deflatoren zowel op alle goederen en diensten als op de grensoverschrijdende handel binnen het eurogebied betrekking hebben. 3) D e industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op de rechtstreekse transacties tussen binnenlandse producenten en niet-binnenlandse cliënten. In tegenstelling tot de in Tabel 1 voor de waardes en volumes getoonde gegevens, worden hier uitvoer vanuit de groothandel en wederuitvoer buiten beschouwing gelaten.
ECB Maandbericht December 2012
S 71
7.5 Goederenhandel
(EUR miljard, tenzij anders aangegeven; voor seizoen gecorrigeerd)
3. Geografische uitsplitsing Totaal
EU-lidstaten buiten het eurogebied Denemarken
1
2
Zweden Verenigd Konink rijk 3
4
Rusland Zwitser land
Turkije
Overige EUlanden 5
6
7
Verenigde Staten
8
Azië
Afrika
China
Japan
Latijns Overige Amerika landen
9
10
11
12
13
14
15
Uitvoer (f.o.b.) 2010 2011
1.533,0 1.744,1
30,2 32,9
52,6 60,4
194,8 213,2
208,3 241,6
63,0 79,7
92,8 109,1
47,4 56,7
180,6 200,5
356,5 406,3
94,8 115,5
34,6 39,4
104,0 112,1
73,4 84,5
129,4 147,0
2011 II III IV
432,0 435,8 446,0
8,2 8,3 8,3
15,5 15,7 14,3
52,5 53,6 54,1
60,8 61,3 60,2
19,7 20,6 20,9
26,1 28,9 28,2
14,3 13,6 13,6
49,1 49,3 52,0
98,6 101,6 106,2
27,4 28,9 30,5
9,5 10,1 10,5
27,3 28,2 28,7
20,7 21,5 22,2
39,3 33,2 37,3
2012 I II III
463,2 466,8 473,7
8,4 8,6 .
15,1 14,9 .
56,4 57,2 .
61,2 61,0 .
22,1 22,8 23,0
29,5 29,2 29,3
14,7 14,6 14,8
55,7 55,9 58,5
109,6 109,1 110,2
31,3 30,4 29,9
10,6 11,4 11,6
31,0 31,3 31,7
23,0 23,7 23,9
36,6 38,5 .
2012 april mei juni juli aug. sept.
153,8 154,7 158,3 155,1 160,2 158,5
2,8 2,9 2,9 2,9 2,9 .
4,9 5,0 5,0 4,9 5,2 .
19,0 19,6 18,6 18,7 20,2 .
19,8 20,9 20,3 20,3 21,2 .
7,5 7,6 7,7 7,7 7,8 7,6
9,6 10,0 9,5 9,5 10,1 9,6
4,8 4,9 4,8 4,7 5,2 4,9
17,4 19,6 18,9 19,1 20,0 19,4
35,2 36,6 37,4 35,9 37,6 36,7
9,8 10,1 10,5 9,9 10,1 9,8
3,6 3,8 3,9 3,9 3,9 3,8
10,5 10,6 10,2 10,3 10,4 11,0
7,6 8,2 7,8 7,6 8,4 7,8
14,7 8,8 14,9 13,3 11,2 .
100,0
1,9
3,5
12,2
13,9
3,3
11,5
23,3
6,6
2,3
6,4
4,8
8,4
2011
aandeel in totale uitvoer, % 4,6
2010 2011
6,3
Invoer (c.i.f.) 1.550,7 1.754,0
27,4 29,8
47,3 53,2
147,7 166,5
195,4 226,7
112,2 138,0
72,7 80,4
30,7 34,9
129,8 140,2
494,9 551,0
208,6 218,1
51,4 52,5
118,8 128,5
75,2 90,9
98,4 113,9
2011 II III IV
439,7 441,7 435,2
7,5 7,3 7,6
13,5 13,7 12,7
41,1 42,3 42,0
56,6 57,2 57,3
34,2 33,0 35,1
19,4 22,0 19,9
8,8 8,5 8,5
34,5 34,7 35,5
139,9 140,1 134,7
55,6 55,0 52,4
12,6 13,3 12,9
30,8 31,2 31,6
22,2 23,4 23,4
31,1 28,2 26,8
2012 I II III
452,3 445,8 446,4
7,2 7,3 .
13,1 13,1 .
42,6 41,2 .
57,3 56,9 .
37,8 34,5 33,0
20,0 19,7 21,5
8,5 8,3 8,3
37,7 37,6 38,9
136,2 136,4 131,3
53,4 55,8 53,8
12,5 12,4 12,0
38,7 38,1 39,6
22,4 21,7 21,4
30,7 30,9 .
2012 april mei juni juli aug. sept.
148,8 148,0 149,0 147,9 151,3 147,2
2,4 2,4 2,5 2,4 2,4 .
4,3 4,6 4,2 4,6 4,7 .
13,9 14,3 12,9 14,4 14,2 .
18,9 19,1 19,0 18,9 19,9 .
12,1 11,9 10,5 10,1 11,5 11,3
6,1 6,8 6,8 7,1 7,7 6,6
2,8 2,8 2,7 2,8 2,8 2,7
12,2 12,6 12,7 13,2 13,1 12,7
44,4 45,3 46,8 44,0 44,3 43,0
18,2 19,1 18,6 18,6 17,9 17,3
3,9 4,4 4,1 4,1 4,0 3,9
12,9 13,2 12,0 12,6 13,7 13,3
7,1 7,6 6,9 7,3 7,3 6,8
11,7 7,3 12,0 10,7 9,5 .
100,0
1,7
3,0
9,5
12,9
2,0
8,0
31,4
12,4
3,0
7,3
5,2
6,5
2011
aandeel in totale invoer, % 7,9
4,6
Netto 2010 2011
-17,7 -9,9
2,7 3,1
5,3 7,2
47,0 46,7
12,9 15,0
-49,1 -58,2
20,0 28,7
16,8 21,7
50,7 60,3
-138,4 -144,7
-113,8 -102,7
-16,8 -13,1
-14,8 -16,4
-1,8 -6,3
31,0 33,1
2011 II III IV
-7,7 -5,9 10,9
0,7 1,0 0,7
2,0 1,9 1,7
11,3 11,3 12,1
4,2 4,1 2,9
-14,5 -12,4 -14,2
6,7 6,9 8,4
5,5 5,0 5,1
14,6 14,6 16,5
-41,3 -38,4 -28,5
-28,2 -26,1 -21,9
-3,1 -3,2 -2,4
-3,6 -3,1 -2,9
-1,4 -1,9 -1,2
8,2 5,1 10,5
2012 I II III
10,9 21,0 27,3
1,2 1,3 .
2,0 1,9 .
13,8 16,0 .
3,9 4,1 .
-15,6 -11,8 -10,0
9,4 9,4 7,8
6,2 6,3 6,5
18,0 18,3 19,6
-26,6 -27,3 -21,1
-22,1 -25,5 -24,0
-1,9 -1,0 -0,4
-7,7 -6,8 -7,8
0,6 2,0 2,5
5,9 7,5 .
2012 april mei juni juli aug. sept.
5,0 6,7 9,3 7,1 8,9 11,3
0,4 0,4 0,4 0,5 0,4 .
0,6 0,4 0,8 0,4 0,5 .
5,1 5,2 5,7 4,3 6,0 .
1,0 1,8 1,4 1,4 1,3 .
-4,6 -4,3 -2,8 -2,5 -3,8 -3,8
3,4 3,2 2,7 2,4 2,4 3,0
2,0 2,1 2,1 1,9 2,4 2,1
5,2 7,0 6,1 6,0 6,9 6,7
-9,2 -8,7 -9,3 -8,1 -6,7 -6,3
-8,4 -9,0 -8,0 -8,7 -7,8 -7,5
-0,3 -0,6 -0,1 -0,1 -0,1 -0,2
-2,4 -2,6 -1,7 -2,2 -3,3 -2,2
0,5 0,5 0,9 0,4 1,1 1,1
3,0 1,6 3,0 2,6 1,7 .
Bron: Eurostat.
S 72
ECB Maandbericht December 2012
8
wisselkoersen 8.1 Effectieve wisselkoersen 1)
(gemiddelden per periode; index: 1999 I = 100) 20 handelspartners Nominaal
40 handelspartners
2009 2010 2011
1 110,6 103,6 103,4
Reëel CPI 2 109,2 101,6 100,7
Reëel PPI 3 104,3 98,1 97,6
Reëel bbp-deflator 4 105,0 96,9 95,1
Reëel AEPVI 5 118,5 107,4 106,7
Reëel AEPGE 6 105,0 97,3 95,9
Nominaal 7 119,7 111,4 112,1
Reëel CPI 8 106,8 98,1 97,6
2011 III IV 2012 I II III
103,5 102,1 99,5 98,2 95,9
100,7 99,4 96,9 95,9 93,7
97,6 96,4 94,4 93,4 91,8
95,1 93,3 90,5 89,0 .
107,3 106,0 103,4 102,3 .
95,8 94,7 91,7 90,5 .
112,5 111,6 108,3 107,4 105,1
97,8 97,0 94,1 93,3 91,3
2011 nov. dec.
102,6 100,8
99,9 98,1
96,8 95,2
-
-
-
112,1 110,3
97,3 95,7
2012 jan. feb. maart april mei juni juli aug. sept. okt. nov.
98,9 99,6 99,8 99,5 98,0 97,2 95,3 95,2 97,2 97,8 97,2
96,3 97,2 97,3 97,2 95,7 94,9 93,2 93,1 94,9 95,4 94,8
93,7 94,7 94,9 94,5 93,2 92,3 91,0 91,2 93,2 94,0 93,7
-
-
-
108,0 108,4 108,6 108,4 107,2 106,6 104,4 104,3 106,6 107,2 106,7
93,7 94,1 94,3 94,2 93,1 92,5 90,7 90,7 92,4 92,8 92,2
2012 nov.
-0,6
-0,6
-
-
-0,5
-0,6
-
-
-4,8
-5,2
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand -0,4
-
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 2012 nov.
-5,2
-5,0
-3,3
-
G39. Effectieve wisselkoersen
G40. Bilaterale wisselkoersen
(maandgemiddelden; index: 1999 I = 100)
(maandgemiddelden; index: 1999 I = 100)
nominaal-effectieve wisselkoersen, 20 handelspartners reëel met de CPI gedefleerde effectieve wisselkoersen, 20 handelspartners
USD/EUR JPY/EUR GBP/EUR
150
150
150
140
140
140
140
130
130
130
130
120
120
120
120
110
110
110
110
100
100
100
100
90
90
90
90
80
80
80
80
70
70
70
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
2000
2002
150
2004
2006
2008
2010
2012
70
Bron: ECB. 1) Voor een definitie van de groepen handelspartners en overige informatie wordt verwezen naar de Toelichting.
ECB Maandbericht December 2012
S 73
8.2 Bilaterale wisselkoersen
(gemiddelden per periode; eenheden van de nationale valuta per euro) Bulgaarse Tsjechische lev kroon
Deense kroon
Letlandse lat
Litouwse litas
Hongaarse forint
5 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528 3,4528
6 280,33 275,48 279,37 296,85 293,98 283,05 293,67 293,57 286,28 278,93 284,22 282,09 282,26
2009 2010 2011 2012 I II III 2012 mei juni juli aug. sept. okt. nov.
1 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558 1,9558
2 26,435 25,284 24,590 25,084 25,269 25,082 25,313 25,640 25,447 25,021 24,752 24,939 25,365
3 7,4462 7,4473 7,4506 7,4350 7,4349 7,4457 7,4335 7,4325 7,4384 7,4454 7,4539 7,4582 7,4587
4 0,7057 0,7087 0,7063 0,6985 0,6981 0,6963 0,6981 0,6969 0,6963 0,6963 0,6962 0,6962 0,6962
2012 nov.
0,0
1,7
0,0
0,0
-0,4
0,2
-0,8
Poolse Nieuwe zloty Roemeense leu 7 8 4,3276 4,2399 3,9947 4,2122 4,1206 4,2391 4,2329 4,3533 4,2595 4,4293 4,1366 4,5255 4,2937 4,4412 4,2973 4,4626 4,1837 4,5549 4,0934 4,5176 4,1345 4,5022 4,1071 4,5624 4,1321 4,5273
Zweedse kroon
Pond Kroatische Nieuwe kuna Turkse lira
9 10,6191 9,5373 9,0298 8,8529 8,9133 8,4354 8,9924 8,8743 8,5451 8,2805 8,4929 8,6145 8,6076
10 0,89094 0,85784 0,86788 0,83448 0,80998 0,79153 0,80371 0,80579 0,78827 0,78884 0,79821 0,80665 0,80389
11 7,3400 7,2891 7,4390 7,5568 7,5280 7,4732 7,5383 7,5434 7,5006 7,4853 7,4291 7,5140 7,5410
12 2,1631 1,9965 2,3378 2,3556 2,3157 2,2560 2,3149 2,2837 2,2281 2,2291 2,3177 2,3384 2,3010
-0,8
-0,1
-0,3
0,4
-1,6
3,9
-5,8
-6,2
0,6
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand
2012 nov.
0,0 Australische dollar
Braziliaanse real
Canadese dollar
2009 2010 2011 2012 I II III 2012 mei juni juli aug. sept. okt. nov.
13 1,7727 1,4423 1,3484 1,2425 1,2699 1,2035 1,2825 1,2550 1,1931 1,1841 1,2372 1,2596 1,2331
14 2,7674 2,3314 2,3265 2,3169 2,5167 2,5359 2,5357 2,5658 2,4914 2,5170 2,6066 2,6333 2,6512
15 1,5850 1,3651 1,3761 1,3128 1,2949 1,2447 1,2916 1,2874 1,2461 1,2315 1,2583 1,2801 1,2787
2012 nov.
-2,1
0,7
-0,1
0,0
0,1
0,6
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar 0,0 Chinese yuan renminbi 16 9,5277 8,9712 8,9960 8,2692 8,1072 7,9410 8,0806 7,9676 7,8288 7,8864 8,1273 8,1390 7,9998
-8,7
-6,8
-6,3
Hong Kong dollar
Indiase roepie 1)
Indonesische roepiah
Israelische shekel
Japanse Yen
Maleisische ringgit
17 10,8114 10,2994 10,8362 10,1725 9,9460 9,6962 9,9291 9,7192 9,5308 9,6177 9,9686 10,0574 9,9423
18 67,3611 60,5878 64,8859 65,8991 69,3757 68,9706 69,6407 70,1673 68,1061 68,8632 70,0452 68,8589 70,3250
19 14.443,74 12.041,70 12.206,51 11.901,67 11.932,86 11.876,24 11.913,51 11.830,22 11.605,16 11.777,55 12.287,93 12.457,30 12.343,83
20 5,4668 4,9457 4,9775 4,9431 4,9021 4,9818 4,8974 4,8763 4,9042 4,9779 5,0717 4,9976 4,9970
21 130,34 116,24 110,96 103,99 102,59 98,30 101,97 99,26 97,07 97,58 100,49 102,47 103,94
22 4,9079 4,2668 4,2558 4,0121 3,9918 3,9029 3,9688 3,9836 3,8914 3,8643 3,9599 3,9649 3,9230
2,1
-0,9
0,0
1,4
-1,1
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar
2012 nov.
1,1
-1,1
Mexicaanse peso
-8,1 Nieuw Zeelandse dollar
9,5 Noorse kroon
-8,0 Filipijnse peso
Russische roebel
Singapore dollar
2,2 ZuidAfrikaanse rand
Zuid Koreaanse won
Zwitserse frank
Thaise bath
-1,0
US dollar
-8,2
2009 2010 2011 2012 I II III 2012 mei juni juli aug. sept. okt. nov.
23 18,7989 16,7373 17,2877 17,0195 17,3620 16,4690 17,4237 17,4529 16,4263 16,3600 16,6413 16,7207 16,7689
24 2,2121 1,8377 1,7600 1,6030 1,6241 1,5462 1,6538 1,6062 1,5390 1,5306 1,5721 1,5817 1,5660
25 8,7278 8,0043 7,7934 7,5868 7,5582 7,3910 7,5655 7,5401 7,4579 7,3239 7,3945 7,4076 7,3371
26 66,338 59,739 60,260 56,421 54,813 52,377 54,908 53,510 51,452 52,173 53,629 53,691 52,716
27 44,1376 40,2629 40,8846 39,5496 39,8768 39,9755 39,5585 41,1766 39,9467 39,6334 40,4006 40,3558 40,2505
28 2,0241 1,8055 1,7489 1,6573 1,6200 1,5594 1,6152 1,6016 1,5494 1,5480 1,5837 1,5879 1,5695
29 11,6737 9,6984 10,0970 10,1730 10,4214 10,3385 10,4412 10,5050 10,1379 10,2585 10,6512 11,2215 11,2986
30 1.772,90 1.531,82 1.541,23 1.482,75 1.477,96 1.416,52 1.481,36 1.458,61 1.404,11 1.403,93 1.444,65 1.435,37 1.395,13
31 1,5100 1,3803 1,2326 1,2080 1,2015 1,2035 1,2012 1,2011 1,2011 1,2011 1,2089 1,2098 1,2052
32 47,804 42,014 42,429 40,630 40,101 39,207 40,077 39,640 38,873 38,974 39,842 39,811 39,391
33 1,3948 1,3257 1,3920 1,3108 1,2814 1,2502 1,2789 1,2526 1,2288 1,2400 1,2856 1,2974 1,2828
2012 nov.
0,3
-1,0
-1,0
-1,8
-0,3
-1,2
0,7
-2,8
-0,4
-1,1
-1,1
2012 nov.
-9,7
-10,9
-5,8
-10,3
-3,7
-10,2
2,2
-9,3
-2,1
-6,1
-5,4
procentuele mutatie t.o.v. voorgaande maand procentuele mutatie t.o.v. voorgaande jaar
Bron: ECB. 1) Voor deze valuta’s berekent en publiceert de ECB referentiewisselkoersen t.o.v. de euro per 1 januari 2009. Eerdere gegevens zijn ter indicatie.
S 74
ECB Maandbericht December 2012
9
ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED 9.1 Economische en financiële ontwikkelingen in andere EU-lidstaten (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven) Bulgarijë
Tsjechië
Denemarken
Letland
1
2
3
4
3,0 3,4 1,8 3,0 3,1 3,4 3,0
1,2 2,1 3,8 3,4 3,4 3,5 3,6
2,2 2,7 2,2 2,4 2,6 2,5 2,3
-1,2 4,2 2,4 1,9 1,9 1,9 1,6
2009 2010 2011
-4,3 -3,1 -2,0
-5,8 -4,8 -3,3
-2,7 -2,5 -1,8
-9,8 -8,1 -3,4
2009 2010 2011
14,6 16,2 16,3
34,2 37,8 40,8
40,6 42,9 46,6
36,7 44,5 42,2
2010 2011 2012 2012
II III aug. sept. okt.
Litouwen
Hongarije
Polen
Roemenië
Zweden
5
6
7
8
9
Verenigd Koninkrijk 10
1,2 4,1 2,8 3,2 3,4 3,3 3,2
4,7 3,9 5,5 6,0 6,0 6,4 6,0
2,7 3,9 4,0 3,9 3,8 3,8 3,4
6,1 5,8 2,1 4,2 4,0 5,4 5,0
1,9 1,4 0,9 0,9 0,9 1,0 1,2
3,3 4,5 2,7 2,4 2,5 2,2 2,7
-7,4 -7,9 -5,0
-9,0 -6,8 -5,5
-0,7 0,3 0,4
-11,5 -10,2 -7,8
50,9 54,8 56,4
23,6 30,5 33,4
42,6 39,5 38,4
67,8 79,4 85,0
6,50 6,68 6,52 6,84 6,54 6,85
1,51 1,45 1,33 1,44 1,51 1,54
1,78 1,60 1,47 1,49 1,53 1,54
HICP
Begrotingssaldo overheid, tekort (-)/overschot (+), % bbp -9,4 -7,2 -5,5
-4,6 -4,4 4,3
Bruto schuld overheid, % bbp 29,3 37,9 38,5
79,8 81,8 81,4
Rendement op langlopende overheidsobligaties als % per jaar; gemiddelde per periode 2012
mei juni juli aug. sept. okt.
5,11 5,07 4,87 4,28 3,80 3,39
3,31 3,11 2,60 2,38 2,41 2,24
1,37 1,26 1,10 1,15 1,31 1,29
5,15 5,07 4,67 4,45 3,92 3,52
5,30 4,96 4,82 4,84 4,53 4,32
2012
mei juni juli aug. sept. okt.
2,59 2,45 2,14 1,69 1,60 1,56
1,24 1,21 1,06 1,00 0,87 0,71
0,90 0,62 0,41 0,31 0,32 0,33
0,94 0,90 0,75 0,61 0,58 0,52
I II III
0,4 1,7 0,5 0,5 .
2,7 1,7 -0,5 -1,0 .
1,6 1,1 0,2 -1,1 -0,6
-0,9 5,5 5,5 4,6 .
I II III
-0,7 1,6 -6,6 -2,6 .
-3,0 -2,5 2,6 -0,7 .
5,9 5,9 2,7 8,2 6,5
4,9 -0,2 -3,0 -1,1 .
IV I II
102,7 93,1 93,1 93,8 93,8
56,5 58,4 58,4 59,4 60,7
190,4 183,1 183,1 186,9 191,5
164,8 145,0 145,0 144,5 144,1
5,6 1,1
-0,7 1,0
-1,2 0,1
-10,4 3,0
-6,9 -0,1
I II III
1,9 0,7 .
4,2 3,6 .
1,1 2,9 1,4
-0,6 0,3 .
3,8 4,3 .
II III mei juni juli
10,3 11,3 12,2 12,5 12,5 12,5 12,6
7,3 6,7 6,8 7,0 7,0 7,1 7,3
8,33 8,30 7,56 7,36 7,28 6,94
5,41 5,24 4,99 4,88 4,85 4,57
Driemaands rente, % per jaar; gemiddelde per periode 1,24 1,20 1,11 0,93 0,81 0,76
8,22 8,00 7,77 6,84
5,05 5,12 5,13 5,11 4,95 4,82
4,69 5,10 5,11 5,51 5,47 5,46
2,14 2,14 2,10 2,02 1,69 1,51
1,00 0,95 0,82 0,71 0,65 0,54
1,3 1,6 -1,2 -1,1 .
3,9 4,3 3,5 2,3 1,9
-1,7 2,5 1,1 1,6 .
6,6 3,7 1,3 1,3 0,7
1,8 0,9 -0,1 -0,5 -0,1
-3,3 -2,9 -3,6 0,1 0,1
-4,2 -3,9 -0,2 -4,7 .
6,5 6,3 7,7 6,0 8,2
-3,1 -1,7 -3,9 -5,1 .
66,4 71,9 71,9 70,3 71,8
75,8 73,7 73,7 74,9 75,1
190,9 194,0 194,0 192,5 198,4
413,1 424,8 424,8 423,0 415,1
-3,2 3,8
1,3 0,5
7,9 1,7
-2,4 -0,5
1,2 1,5
4,7 4,3 .
1,1 1,1 .
4,6 4,2 .
1,6 2,4 3,0
4,4 4,9 4,3
7,3 7,4 7,2 7,0 7,0 7,0 6,9
8,4 7,5 7,6 7,7 7,8 7,8 7,7
7,8 8,0 7,9 . 7,8 . .
Reëel bbp 2010 2011 2012
1,5 5,9 4,2 3,2 3,3
Netto op lopende rekening en vermogensoverdrachtenrekening als % bbp 2010 2011 2012
2,7 -1,3 -9,7 7,4 2,9
2,8 3,3 1,5 4,1 .
Bruto externe schuld als % bbp 2010 2011 2011 2012
83,2 77,8 77,8 80,9 77,9
144,1 146,2 146,2 136,0 132,1
Arbeidskosten per eenheid product 2010 2011 2012
Gestandaardiseerd werkloosheidspercentage, % beroepsbevolking (seizoenvrij) 2010 2011 2012 2012
7,5 7,6 7,9 7,5 7,4 7,4 7,7
19,8 16,3 15,7 14,2 14,2 14,2 .
18,0 15,3 13,1 12,6 12,6 12,5 12,4
11,2 11,0 10,9 10,7 10,7 10,8 .
9,6 9,6 10,0 10,2 10,3 10,3 10,4
Bronnen: ECB, Europese Commissie (DG Economische en financiële aangelegenheden en Eurostat), nationale gegevens, Thomson Reuters en berekeningen van de ECB.
ECB Maandbericht December 2012
S 75
9.2 Economische en financiële ontwikkelingen in de Verenigde Staten en Japan (mutaties in procenten per jaar, tenzij anders aangegeven)
1. Economische en financiële ontwikkelingen Consumptieprijsindex
Arbeidskosten per eenheid product 1)
Reëel bbp
1
2
3
WerkloosIndustriëleRuim Driemaands Rendement heid, % productiegedefiniinter10-jaars beroepsindex eerde bancaire overheids(verwer- bevolking, 2) geldhoeveeldepositoobligaties kende (seizoenvrij) heid 3) rente 4) met industrie) nulcoupon; 4) ultimocijfers 4
5
Wissel- Begrotingskoers 5) saldo, tekort (-) / overt.o.v. euro schot (+), % bbp
Bruto schuld overheid 6) % bbp
6
7
8
9
10
11
6,8 8,0 2,5 7,3 9,2 9,7 10,2 9,6 7,0 8,0 6,2 6,8 7,3 .
2,93 0,69 0,34 0,34 0,30 0,48 0,51 0,47 0,43 0,45 0,43 0,39 0,33 0,31
2,70 4,17 3,57 2,10 2,18 2,10 2,38 1,83 1,77 1,63 1,72 1,77 1,79 1,72
1,4708 1,3948 1,3257 1,3920 1,4127 1,3482 1,3108 1,2814 1,2502 1,2288 1,2400 1,2856 1,2974 1,2828
-6,6 -11,9 -11,4 -10,2 -10,2 -9,9 -8,7 -8,6 . -
61,0 73,3 81,9 85,9 84,4 85,9 87,6 87,9 . -
Verenigde Staten
2008 2009 2010 2011 2011 III IV 2012 I II III 2012 juli aug. sept. okt. nov.
3,8 -0,4 1,6 3,2 3,8 3,3 2,8 1,9 1,7 1,4 1,7 2,0 2,2 .
2,8 -1,4 -1,1 1,9 1,9 1,4 0,2 1,0 1,1 -
-0,3 -3,1 2,4 1,8 1,6 2,0 2,4 2,1 2,5 -
-4,8 -13,8 6,3 4,8 3,9 4,5 5,3 5,5 4,0 4,8 3,7 3,4 2,1 .
5,8 9,3 9,6 9,0 9,1 8,7 8,3 8,2 8,1 8,3 8,1 7,8 7,9 .
Japan 2008 2009 2010 2011 2011 III IV 2012 I II III 2012 juli aug. sept. okt. nov.
1,4 -1,3 -0,7 -0,3 0,1 -0,3 0,3 0,1 -0,4 -0,4 -0,4 -0,3 -0,4 .
1,3 2,9 -2,8 . 0,6 . . . . -
-1,1 -5,5 4,6 -0,7 -0,6 -0,6 2,7 3,4 0,2 -
-3,4 -21,9 16,6 -2,5 -1,0 -1,7 4,7 5,3 -4,6 -0,8 -4,6 -8,1 -4,3 .
4,0 5,1 5,1 4,6 4,4 4,5 4,5 4,4 4,2 4,3 4,2 4,2 . .
G41. Reëel bbp
eurogebied Verenigde Staten Japan
6 4
2
2
0
0
-2
-2
-4
-4
-6
-6
-8
-8 2000
2002
2004
2006
1,21 1,42 1,18 1,00 1,04 1,00 1,05 0,84 0,78 0,78 0,81 0,78 0,78 0,74
152,45 130,34 116,24 110,96 109,77 104,22 103,99 102,59 98,30 97,07 97,58 100,49 102,47 103,94
-1,9 -8,8 -8,4 . . . . . . -
162,9 180,0 188,4 . . . . . . -
(mutaties in procenten per jaar; maandcijfers)
4
-10
0,93 0,47 0,23 0,19 0,19 0,20 0,20 0,20 0,19 0,20 0,19 0,19 0,19 0,19
G42. Consumptieprijsindices
(mutaties in procenten per jaar; kwartaalcijfers)
6
2,1 2,7 2,8 2,7 2,8 3,0 3,0 2,3 2,4 2,3 2,4 2,4 2,3 .
2008
2010
2012
-10
6
eurogebied 7) Verenigde Staten Japan
6
4
4
2
2
0
0
-2
-2
-4
2000
2002
2004
2006
2008
2010
2012
-4
Bronnen: Nationale gegevens (de kolommen 1, 2 (Verenigde Staten), 3, 4, 5 (Verenigde Staten), 6, 9 en 10); OESO (kolom 2 (Japan)); Eurostat (kolom 5 (Japan), gegevens voor het eurogebied in de grafieken); Thomson Reuters (de kolommen 7 en 8), berekeningen van de ECB (kolom 11). 1) Voor seizoen gecorrigeerd. De gegevens voor de Verenigde Staten hebben betrekking op de particuliere bedrijvensector met uitzondering van de landbouw. 2) Japanse gegevens over de periode maart-augustus 2011 omvatten ook ramingen voor de drie prefecturen die het zwaarst zijn getroffen door de aardbeving aldaar. Vanaf september 2011 is de verzameling van gegevens hervat. 3) G emiddelden per periode; M2 voor de Verenigde Staten, M2 plus CD’s voor Japan. 4) Procenten per jaar. Voor nadere gegevens over de driemaands interbancaire depositorente, zie Paragraaf 4.6. 5) Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Tabellenreeks 8.2. 6) Bruto geconsolideerde schuld overheid (per ultimo). 7) De gegevens verwijzen naar de veranderende samenstelling van het eurogebied. Voor nadere informatie, zie de Toelichting.
S 76
ECB Maandbericht December 2012
Grafieken G1 G2 G3 G4 G5 G6 G7 G8 G9 G10 G11 G12 G13 G14 G15 G16 G17 G18 G19 G20 G21 G22 G23 G24 G25 G26 G27 G28 G29 G30 G31 G32 G33 G34 G35 G36 G37 G38 G39 G40 G41 G42
Monetaire aggregaten Tegenposten Componenten van de monetaire aggregaten Componenten van de langerlopende financiële passiva Leningen aan overige financiële intermediairs en niet-financiële vennootschappen Leningen aan huishoudens Leningen aan de overheid Leningen aan niet-ingezetenen van het eurogebied Totale deposito’s naar sector (financiële intermediairs) Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (financiële intermediairs) Totale deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) Totale deposito's en in M3 begrepen deposito's naar sector (niet-financiële vennootschappen en huishoudens) Door de overheid en niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s Door MFI’s aangehouden effecten Totale uitstaande bedragen en bruto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen door ingezetenen van het eurogebied Netto uitgiften van effecten m.u.v. aandelen: wel en niet voor seizoen gecorrigeerd Twaalfmaands groei langlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen Twaalfmaands groei kortlopende schuldbewijzen, naar sector van de emittent, in alle valuta’s tezamen Twaalfmaands groei van genoteerde aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied Bruto uitgiften van genoteerde aandelen, naar sector van de emittent Nieuwe deposito’s met vaste looptijd Nieuwe leningen met een variabele rente en met een voor maximaal 1 jaar vaste rente Geldmarktrente in het eurogebied Driemaands geldmarktrente Spot-rendementscurves, eurogebied Spot-rentes en -ecarts, eurogebied Dow Jones EURO STOXX Ruim, Standard & Poor’s 500 en Nikkei 225 Werkgelegenheid - werknemers en gewerkte uren Werkloosheidscijfer en vacaturecijfer Tekort, financieringsbehoefte en schuldmutatie Maastricht-schuld Betalingsbalans van het eurogebied: saldo op de lopende rekening Betalingsbalans van het eurogebied: directe investeringen en effectenverkeer samengenomen Betalingsbalans van het eurogebied: goederenverkeer Betalingsbalans van het eurogebied: dienstenverkeer Internationale investeringspositie van het eurogebied Directe investeringen- en effectenverkeerpositie van het eurogebied Belangrijkste betalingsbalanstransacties die ten grondslag liggen aan de ontwikkelingen in de externe activa van de MFI’s Effectieve wisselkoersen Bilaterale wisselkoersen Reëel bbp Consumptieprijsindices
ECB Maandbericht December 2012
S 12 S 12 S 13 S 13 S 14 S 14 S 16 S 16 S 17 S 17 S18 S18 S 19 S20 S35 S37 S38 S39 S40 S 41 S43 S43 S44 S44 S45 S45 S46 S55 S55 S60 S60 S 61 S 61 S62 S62 S65 S65 S70 S73 S73 S 76 S 76
S 77
T echnische a a ntekeningen de overzichtstabel voor het eurogebied
Tabellenreeksen 2.1 tot en met 2.6
BEREKENING VAN GROEICIJFERS VOOR MONETAIRE ONTWIKKELINGEN
Berekening van stroomgegevens
Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als:
Stroomgegevens op maandbasis worden berekend uit verschillen van maand op maand in uitstaande bedragen, gecorrigeerd voor herrubriceringen, overige herwaarderingen, wissel- koersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties.
Als Lt het uitstaande bedrag per de ultimo van maand t is, CMt de herrubriceringsmutatie in maand t, EMt de wisselkoersmutatie en VMt de ovewaar It de index van de gecorrigeerde uitstaande rige herwaarderingsmutaties, dan wordt stroom bedragen per maand t is (zie ook hieronder). FMt in maand t gedefinieerd als: Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als: Evenzo wordt stroom FQt op kwartaalbasis, voor het kwartaal tot en met maand t, gedefinieerd als:
Tabel 1.3
waar Lt-3 het per de ultimo van maand t-3 (de ultimo van het voorgaande kwartaal) uitstaande bedrag is en bijvoorbeeld CQt de herrubriceringsmutatie in het kwartaal tot en met maand t.
BEREKENING VAN RENTETARIEVEN OP GEÏNDEXEERDE LANGERLOPENDE HERFINANCIERINGSTRANSACTIES
Voor die kwartaalreeksen waarvoor thans maandgegevens beschikbaar zijn (zie hieronder), kan de stroom op kwartaalbasis worden afgeleid als Het rentetarief op een geïndexeerde langer de som van de drie stromen op maandbasis gedulopende herfinancieringstransactie (longer-term rende het kwartaal. refinancing operation ofwel LTRO) is gelijk aan het gemiddelde van de minimale inschrijvingsrentes op de basisherfinancieringstrans a cties Berekening van groeicijfers voor (main refinancing operations ofwel MROs) maandreeksen gedurende de looptijd van die langerlopende herfinancieringstransactie. Conform deze Groeicijfers kunnen worden berekend uit stroomdefinitie wordt, indien een langerlopende her gegevens of uit de index van de gecorrigeerde financieringstransactie voor het aantal dagen D uitstaande bedragen. Als FMt en Lt als hierboven uitstaat en de minimale inschrijvingsrentes bij gedefinieerd worden, dan wordt index It van de de basisherfinancieringstransacties R 1,MRO (over gecorrigeerde uitstaande bedragen in maand t D 1 dagen), R 2,MRO (over D 2 dagen) enz. zijn, tot- gedefinieerd als: dat R i,MRO (over D i dagen), waarbij D 1,+D 2+…+ D i=D, de toepasselijke rente op jaarbasis (R LTRO) berekend als: De basis van de index (voor de niet-seizoenvrije D1R 1,MRO +D2 R 2,MRO + ...+Di R i,MRO reeks) wordt thans gesteld op december 2008 = R LTRO = D 100. Tijdreeksen voor de index van de gecorriECB Maandbericht December 2012
S 79
geerde uitstaande bedragen zijn beschikbaar in Het twaalfmaands groeipercentage in de vier het onderdeel “Monetary and financial statis- kwartalen tot en met maand t, dat wil zeggen at, tics” in het statistische deel van de website van kan berekend worden met behulp van formule g). de ECB (www.ecb.europa.eu). Het twaalfmaands groeipercentage at voor maand Seizoencorrectie van de monetaire t, d.w.z. de mutatie in de twaalf maanden tot en statistieken voor het eurogebied 1) met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee formules: De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA.2) In de seizoencorrectie is voor sommige componenten een correctie voor de dag van de week begrepen. De seizoencorrectie wordt voor sommige reeksen indirect uitgevoerd via een lineaire combinatie van componenten. Dit is het geval voor M3, waarvoor de afleiding plaatsvindt door de seizoenvrije reeksen voor M1, M2 minus M1, Tenzij anders aangegeven, verwijzen twaalf- en M3 minus M2 te aggregeren. mands groeipercentages naar het eind van de aangegeven periode. Bijvoorbeeld, de procentu- De seizoencorrectie wordt eerst toegepast op de ele mutatie op jaarbasis voor het jaar 2002 wordt index van de gecorrigeerde uitstaande bedraberekend in g) door de index voor december gen.3) De daaruitvolgende schattingen van sei2002 te delen door de index voor december 2001. zoenfactoren worden vervolgens toegepast op Procentuele mutaties van groeicijfers binnen een de standen en op de uit herrubriceringen en herperiode van een jaar kunnen worden verkregen waarderingen voortvloeiende mutaties, zodat door aanpassing van formule g). Bijvoorbeeld, seizoenvrije stromen worden verkregen. De seide procentuele mutatie aMt op maandbasis kan zoeninvloeden (en de correcties voor beursdaworden berekend als: gen) worden jaarlijks, of zoveel vaker als nodig, herzien. Ten slotte wordt het driemaands voortschrijdend gemiddelde voor de twaalfmaands mutatie van M3 verkregen als (at + at-1 + at-2 )/3, waarbij at wordt gedefinieerd als hierboven bij f) of g).
Berekening van groeicijfers voor kwartaalreeksen Als FQt en Lt-3 als hierboven gedefinieerd worden, dan wordt index It van de gecorrigeerde uitstaande bedragen voor het kwartaal tot en met maand t gedefinieerd als:
S 80
ECB Maandbericht December 2012
1) Zie voor meer gegevens “Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area”, ECB (augustus 2000) en het statistische deel, onderdeel “Monetary and financial statistics”, op de website van de ECB (www.ecb. europa.eu). 2) Zie voor meer gegevens Findley, D., Monsell, B., Bell, W., Otto, M. en Chen, B.C. (1998) “New Capabilities and Methods of the X-12-ARIMA Seasonal Adjustment Program”, Journal of Business and Economics Statistics, 16, 2, blz. 127-152, of “X-12-ARIMA Reference Manual”, Time Series Staff, Bureau of the Census, Washington, D.C. Voor interne doeleinden wordt tevens de modelmatige benadering TRAMO-SEATS gebruikt. Zie voor meer gegevens over TRAMO-SEATS, Gomez, V. en Maravall, A. (1996), “Programs TRAMO and SEATS: Instructions for the User”, Banco de España, Working Paper nr 9628, Madrid. 3) Het logische gevolg hiervan is dat voor de seizoenvrije reeks het niveau van de index voor de basisperiode, dat wil zeggen december 2008, over het algemeen verschilt van 100, hetgeen aangeeft in hoeverre die maand aan seizoeninvloeden onderhevig is.
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Technische aantekeningen
Tabellenreeksen 3.1 tot en met 3.5 GELIJKHEID VAN aanwendingen EN MIDDELEN In Tabellenreeks 3.1 zijn de gegevens conform een boekhoudkundige basisidentiteit. Voor de niet-financiële transacties is voor elke transactiecategorie het totaal aanwendingen gelijk aan het totaal middelen. Deze boekhoudidentiteit wordt eveneens in de financiële rekening weerspiegeld, d.w.z. voor elke categorie van financiële instrumenten zijn de totale transacties in financiële activa gelijk aan de totale transacties in passiva. In de overige mutaties in de activarekening en de financiële balansen zijn de totale financiële activa gelijk aan de totale passiva voor elke categorie van financiële instrumenten, met uitzondering van monetair goud en bijzondere trekkingsrechten (SDR’s), die per definitie van geen enkele sector een passivum zijn. berekening van sluitposten De sluitposten aan het einde van elke rekening in Tabellenreeksen 3.1, 3.2 en 3.3 worden als volgt berekend: De handelsbalans is gelijk aan de invoer van het eurogebied minus de uitvoer ten opzichte van de rest voor de wereld van goederen en diensten. Het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als de bruto toegevoegde waarde (bruto binnenlands product tegen de marktprijzen voor het eurogebied) minus de loonsom (aanwendingen) minus overige belastingen na saldering met productiesubsidies (aanwendingen) minus verbruik van vast kapitaal (aanwendingen). Het netto nationale inkomen is uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en wordt berekend als het netto exploitatieoverschot en gemengd inkomen plus de loonsom (middelen) plus belastingen na saldering met productiesubsidies (middelen) plus de netto inkomsten uit onroerend goed (middelen minus aanwendingen).
Het netto besteedbaar inkomen is eveneens uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en is gelijk aan het netto nationale inkomen plus de netto lopende belastingen op inkomen en vermogen (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale-verzekeringspremies (middelen minus aanwendingen) plus netto sociale uitkeringen anders dan sociale overdrachten in natura (middelen minus aanwendingen) plus netto overige inkomensoverdrachten (middelen minus aanwendingen). De netto besparingen zijn uitsluitend voor sectoren van ingezetenen gedefinieerd en worden berekend als het netto besteedbaar inkomen plus de netto aanpassing voor de mutatie in het netto aandeel van huishoudens in pensioenfondsreserves (middelen minus aanwendingen) minus de finale-consumptie-uitgaven (aanwendingen). Voor de rest van de wereld wordt de lopende externe rekening samengesteld als de handelsbalans plus alle netto inkomens (middelen minus aanwendingen). De netto kredietverlening/netto kredietneming wordt berekend uit de inkomensoverdrachtenrekening als de netto besparingen plus de netto kapitaaloverdrachten (middelen minus aanwendingen) minus de bruto investeringen (aanwendingen) minus aankopen na saldering met verkopen van niet-geproduceerde niet-financiële activa (aanwendingen) plus verbruik van vast kapitaal (middelen). Het kan eveneens worden berekend in de financiële rekening als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva (ook wel bekend als mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties). Voor de sectoren huishoudens en niet-financiële vennootschappen is er sprake van een statistische discrepantie tussen de uit de inkomensoverdrachtenrekening en de financiële rekening berekende sluitposten. De mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties worden berekend als de totale transacties in financiële activa minus de totale transacties in passiva, terwijl overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) worden berekend als de (totale) ECB Maandbericht December 2012
S 81
overige mutaties in financiële activa minus de maand t, dat wil zeggen de mutatie in de twaalf (totale) overige mutaties in passiva. maanden tot en met maand t, kan worden berekend met behulp van één van de volgende twee De netto financiële waarde (vermogen) wordt formules: berekend als de totale financiële activa minus de totale passiva, terwijl mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) gelijk zijn aan de som van de mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) ten gevolge van transacties (kredietverlening/netto kredietneming van de financiële rekening) en overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen). De mutaties in de netto waarde (vermogen) worden berekend als de mutaties in de netto waarde (vermogen) ten gevolge van besparingen en kapitaaloverdrachten plus overige mutaties in de netto financiële waarde (vermogen) en overige mutaties in niet-financiële activa.
De berekeningsmethode voor de groeicijfers voor effecten met uitzondering van aandelen is dezelfde als die voor de monetaire aggregaten, met dien verstande dat hier een ‘N’ gebruikt wordt in plaats van een ‘F’. Dit is om duidelijk te maken dat er verschil bestaat tussen de manier waarop de ‘netto uitgiften’ voor de statistieken De netto waarde (vermogen) van huishoudens betreffende de effectenuitgiften worden verkrewordt berekend als de som van de niet-financiële gen en de manier waarop de overeenkomende activa en de netto financiële waarde (vermogen) ‘stromen’ voor de monetaire aggregaten worden van huishoudens. berekend.
Tabellenreeksen 4.3 en 4.4
Het gemiddelde groeipercentage voor het kwartaal tot en met maand t wordt berekend als:
Berekening van groeicijfers voor schuldbewijzen en genoteerde aandelen Groeicijfers worden berekend op basis van financiële transacties en zijn derhalve niet gecorrigeerd voor herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. Zij kunnen worden berekend uit stromen of uit de index van de fictieve standen. Als NtM de stroom (netto uitgiften) in maand t vertegenwoordigt en Lt het per de ultimo van maand t uitstaande niveau, dan wordt de index It van de fictieve standen in maand t berekend als:
waar It de index van de fictieve standen per maand t is. Evenzo wordt voor het jaar tot en met maand t het gemiddelde groeipercentage berekend als:
De voor de Tabellenreeks 4.3 gebruikte bere keningsformule wordt ook voor de Tabellen reeks 4.4 gebruikt, en is eveneens gebaseerd op de formule voor de monetaire aggregaten. De Als basis wordt de index gelijkgesteld aan 100 Tabellenreeks 4.4 is op basis van marktwaarden, per december 2008. Het groepercentage at voor en de berekeningen zijn gebaseerd op finan
S 82
ECB Maandbericht December 2012
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Technische aantekeningen
ciële transacties, die niet gecorrigeerd zijn voor herrubriceringen, her waarderingen en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties. De cijfers zijn ook niet gecorrigeerd voor wisselkoersmutaties omdat alle door de Tabellenreeks gedekte genoteerde aandelen in euro luiden.
delen, onbewerkte voedingsmiddelen, industriële goederen m.u.v. energie, en diensten te aggregeren. Energie wordt ongecorrigeerd toegevoegd omdat er geen statistische aanwijzingen voorhanden zijn dat zich hier seizoeninvloeden doen gevoelen. De seizoeninvloeden worden jaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien.
Seizoencorrectie van de statistieken betreffende effectenuitgiften 4
Tabel 7.1
De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA. De seizoencorrectie van de totale uitgiften van effecten wordt indirect uitgevoerd met behulp van een lineaire combinatie van uitsplitsingen naar sector en looptijd. De seizoencorrectieprocedures worden toegepast op de index van fictieve standen. De daaruit resulterende ramingen van seizoensinvloeden worden vervolgens toegepast op de uitstaande bedragen, waaruit seizoenvrij netto uitgiften worden afgeleid. De seizoensinvloeden worden jaarlijks of zo vaak als nodig herzien. Evenals in de formules k) en l), kan het groeitempo a voor maand t dat overeenkomt met de t mutatie in de zes maanden tot en met maand t, berekend worden met behulp van een van de volgende twee formules:
Seizoencorrectie van de lopende rekening van de betalingsbalans De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA of TRAMO-SEATS, afhankelijk van de post. De ruwe gegevens voor goederen, diensten, inkomsten en inkomensoverdrachten worden vooraf gecorrigeerd om rekening te kunnen houden met significante werkdageneffecten. Bij de correctie voor werkdagen voor goederen en diensten wordt rekening gehouden met nationale feestdagen. De seizoencorrectie van deze posten wordt uitgevoerd op deze vooraf gecorrigeerde reeksen. De seizoencorrectie van de totale lopende rekening wordt uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied voor goederen, diensten, inkomens en inkomensoverdrachten te aggregeren. De seizoeninvloeden (en beursdageffecten) worden halfjaarlijks, of zo vaak als nodig, herzien.
tabellenreeks 7.3 Berekening van groeicijfers voor de kwartaal- en jaarreeksen Tabel 5.1 Seizoencorrectie van de HICP 4 De cijfers zijn verkregen met behulp van multiplicatieve decompositie via X-12-ARIMA (zie voetnoot 2 op blz. S78). De seizoencorrectie van de totale HICP voor het eurogebied wordt indirect uitgevoerd door de seizoenvrije reeksen voor het eurogebied van bewerkte voedingsmid-
Het twaalfmaands groeipercentage voor kwartaal t wordt berekend op basis van de transacties (Ft) en de posities (Lt) op kwartaalbasis, en wel als volgt:
4 Zie voor meer gegevens “Seasonal adjustment of monetary aggregates and HICP for the euro area”, ECB (augustus 2000) en het statistische deel, onderdeel “Monetary and financial markets”, op de website van de ECB (www.ecb. europa.eu).
ECB Maandbericht December 2012
S 83
Het groeipercentage voor de jaarreeks is gelijk aan het groeipercentage in het laatste kwartaal van het jaar.
S 84
ECB Maandbericht December 2012
toelichting De in het Maandbericht vervatte ‘Statistieken voor het eurogebied’ richten zich primair op het eurogebied als geheel. Meer gedetailleerde en langere reeksen zijn, met toelichting, op de website van de ECB (www.ecb.europa.eu) te vinden onder ‘Statistics’. Hier is, via het Statistical Data Warehouse van de ECB (http://sdw.ecb.europa.eu/), gebruikersvriendelijke toegang mogelijk tot gegevens, waarbij gebruik kan worden gemaakt van zoek- en downloadmogelijkheden. Onder ‘Data services’ zijn verdere diensten beschikbaar, waaronder inschrijving op verschillende gegevensreeksen en een opslagplaats van gecomprimeerde Comma Separated Value (CSV)-bestanden. Voor verdere informatie kan contact met ons worden opgenomen op:
[email protected]. De afsluitingsdatum voor de in het Maandbericht opgenomen statistieken is in het algemeen de dag vóór de eerste bijeenkomst in de maand van de Raad van Bestuur van de ECB. Voor deze uitgave was dat 5 december 2012. Tenzij anders vermeld, hebben alle gegevensreeksen met waarnemingen voor 2011 en daarna betrekking op de Euro 17 (het eurogebied met inbegrip van Estland) voor de gehele tijdreeks. Wat betreft rentetarieven, monetaire statistieken, de HICP en reserves (en, omwille van de consistentie, de componenten en tegenposten van M3 en de componenten van de HICP), hebben de statistische reeksen voor het eurogebied betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. De samenstelling van het eurogebied is in de loop der tijd een aantal keren veranderd. Bij de introductie van de euro in 1999 bestond het eurogebied uit de volgende elf landen (de Euro 11): België, Duitsland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland. Daarna trad in 2001 Griekenland toe, waardoor de Euro 12 ontstond. In 2007 trad Slovenië toe en werd de Euro 13 gevormd. Door de toetreding van Cyprus en Malta in 2008 ontstond de Euro 15. De Euro 16 ontstond door de toetreding van Slowakije in 2009, en Estland trad in 2011 toe en bracht zo het aantal landen van het eurogebied op 17. Vanaf oktober 2012 hebben de statistieken voor het eurogebied ook betrekking op het Europees
Stabiliteitsmechanisme, een voor statistische doeleinden in het eurogebied gevestigde internationale organisatie. EUROGEBIED-REEKSEN MET EEN VASTE SAMENSTELLING Geaggregeerde statistische reeksen voor de vaste samenstellingen van het eurogebied hebben betrekking op een bepaalde vaste samenstelling voor de gehele tijdreeks, ongeacht de samenstelling ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben. Zo worden bijvoorbeeld geaggregeerde reeksen berekend voor de Euro 17 (door de gegevens voor alle 17 landen van het eurogebied te aggregeren) voor alle jaren, ondanks het feit dat het eurogebied die samenstelling alleen maar had sinds 1 januari 2011. Tenzij anders vermeld, verschaft het Maandbericht van de ECB statistische reeksen voor de huidige samenstelling. EUROGEBIED-REEKSEN MET EEN VERANDERENDE SAMENSTELLING Geaggregeerde statistische reeksen met een veranderende samenstelling hebben betrekking op de samenstelling van het eurogebied ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben. Zo aggregeren bijvoorbeeld de statistische reeksen voor het eurogebied met een veranderende samenstelling de gegevens voor de Euro 11 voor de periode tot en met eind 2000, die voor de Euro 12 voor de periode 2001 tot en met eind 2006, enzovoort. Door deze benadering heeft elke individuele statistische reeks betrekking op alle verschillende samenstellingen van het eurogebied. Voor de HICP, en voor de monetaire statistieken en hun tegenposten, wordt het twaalfmaands mutatietempo samengesteld uit ketting-indices, waarbij de toetredende landen worden gekoppeld aan de eurogebied-reeksen in de index van de maand december. Zo heeft, als een land tot het eurogebied toetreedt in de maand januari van een bepaald jaar, het twaalfmaands mutatietempo betrekking op de voorgaande samenstelling van het eurogebied tot en met de maand december ECB Maandbericht December 2012
S 85
van het voorafgaande jaar, en op de uitgebreide samenstelling van het eurogebied daarna. Mutaties in procenten per jaar worden berekend op basis van een ketting-index, waarbij rekening wordt gehouden met de veranderende samenstelling van het eurogebied. Absolute mutaties voor de monetaire aggregaten en hun tegenposten (transacties) hebben betrekking op de samenstelling van het eurogebied ten tijde van de periode waarop de statistieken betrekking hebben.
In de meeste gevallen volgt de in de tabellen gebruikte terminologie de internationale standaarden vervat in onder meer het Europees Systeem van Rekeningen 1995 en de IMF Balance of Payments Manual. Transacties hebben betrekking op (hetzij direct gemeten of afgeleid) vrijwillig verkeer, terwijl stromen ook mutaties in uitstaande bedragen omvatten die het gevolg zijn van prijs- en wisselkoersmutaties, afboekingen en andere mutaties.
Omdat de samenstelling van de Europese valutaeenheid, de ecu, niet overeenkomt met de vroegere valuta’s van de landen die op de euro zijn overgegaan, worden de bedragen voor perioden vóór 1999, oorspronkelijk uitgedrukt in de deelnemende valuta’s en in ecu omgerekend tegen lopende ecuwisselkoersen, beïnvloed door het beloop van de valuta’s van de EU-lidstaten die niet op de euro zijn overgegaan. Om dit effect op de monetaire statistieken te elimineren, zijn gegevens voor de perioden vóór 1999 uitgedrukt in eenheden verkregen door omrekening van de nationale valuta’s tegen de onherroepelijke, op 31 december 1998 vastgestelde wisselkoersen ten opzichte van de euro.1) Tenzij anders aangegeven, zijn de statistieken aangaande prijzen en kosten vóór 1999 gebaseerd op gegevens in de nationale valuta’s.
OVERZICHT De ontwikkelingen in de belangrijkste indicatoren voor het eurogebied worden in een overzichtstabel uiteengezet. STATISTIEKEN MONETAIR BELEID
In de Tabellenreeks 1.4 worden statistieken met betrekking tot de minimumreserves en de liquiditeit gepresenteerd. De reserve-aanhoudingsperioden voor de reserveverplichtingen beginnen elke maand op de dag waarop de basis-herfinancieringstransactie wordt verrekend die volgt op de vergadering van de Raad van Bestuur waarin de maandelijkse beoordeling van de monetairebeleidskoers op de agenda staat. Zij eindigen op de dag voorafgaand aan de overeenkomstige dag in de volgende maand. De jaarlijkse kwartaalWaar toepasselijk zijn aggregatie- en/of conso- cijfers zijn gemiddelden voor de laatste reservelidatiemethoden (met inbegrip van consolidatie aanhoudingsperiode van het jaar/kwartaal. tussen landen) toegepast. Tabel 1.4.1 toont de componenten van de reserRecente gegevens zijn veelal voorlopig en kun- vebasis van reserveplichtige kredietinstellingen. nen onderhevig zijn aan wijziging. Als gevolg In de reservebasis zijn geen passiva ten opzichte van afronding kunnen zich tussen de totalen en van andere kredietinstellingen die onderhevig de afzonderlijke posten verschillen voordoen. zijn aan de reserveverplichtingen van het ESCB, de ECB en de deelnemende nationale centrale De ‘Overige EU-Lidstaten’ zijn Bulgarije, Tsje- banken begrepen. Een kredietinstelling die niet chië, Denemarken, Letland, Litouwen, Honga- kan aantonen welk bedrag aan uitgiften van rije, Polen, Roemenië, Zweden en het Verenigd schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee Koninkrijk. jaar door bovengenoemde instellingen wordt aangehouden, mag een bepaald percentage van deze passiva van de reservebasis aftrekken. 1) Gegevens betreffende de monetaire statistieken in Tabel- Voor de berekening van de reservebasis tot en lenreeks 2.1 tot en met 2.8 kunnen voor perioden vóór januari 1999 worden gevonden op de website van de ECB met november 1999 was dit percentage 10%, en (http://www.ecb.europa.eu/stats/services/downloads/ vanaf die datum 30%. html/index.en/html) en in het Statistical Data Warehouse (http://sdw.ecb.europa.eu/browse.do?node=2018811).
S 86
ECB Maandbericht December 2012
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
Tabel 1.4.2 bevat gemiddelden voor volledige reserve-aanhoudingsperioden. Eerst wordt het bedrag van de reserveverplichtingen van elke individuele kredietinstelling berekend door de reservecoëfficiënt voor de overeenkomstige categorieën passiva toe te passen op de desbetreffende passiva, waarbij gebruik gemaakt wordt van de balansgegevens per de ultimo van elke kalendermaand; van de uitkomst wordt vervolgens door iedere kredietinstelling een vast bedrag van EUR 100.000 afgetrokken. De resulterende reserveverplichtingen worden vervolgens op het niveau van het eurogebied geaggregeerd (kolom 1). De rekeningen-courant (kolom 2) zijn de geaggregeerde gemiddelde door kredietinstellingen dagelijks op rekening-courant aangehouden tegoeden; hierin zijn de tegoeden die ter voldoening van de reserveverplichtingen dienen begrepen. De overreserves (kolom 3) zijn de gemiddelde rekening-couranttegoeden die gedurende de reserve-aanhoudingsperiode naast de verplichte reserves aangehouden worden. De tekorten (kolom 4) tonen de mate waarin de aangehouden tegoeden de reserveverplichtingen gedurende de reserve-aanhoudingsperiode gemiddeld onderschrijden, en worden berekend op basis van die kredietinstellingen die niet aan hun reserveverplichtingen hebben voldaan. De rente op verplichte reserves (kolom 5) is gelijk aan de gemiddelde gedurende de reserve-aanhoudingsperiode door de ECB op de basis-herfinancieringstransacties van het Eurosysteem toegepaste rente (gewogen op basis van het aantal kalenderdagen) (zie de Tabellenreeks 1.3).
courant van kredietinstellingen (kolom 11) zijn gelijk aan het verschil tussen de som van de liquiditeitsverruimende factoren (de kolommen 1 tot en met 5) en de som van de liquiditeitsverkrappende factoren (de kolommen 6 tot en met 10). Het basisgeld (kolom 12) wordt berekend als de som van de depositofaciliteit (kolom 6), de bankbiljetten in omloop (kolom 8) en de door kredietinstellingen aangehouden rekening-couranttegoeden (kolom 11). MONETAIRE EN BANCAIRE ONTWIKKELINGEN EN overige financiële vennootschappen Hoofdstuk 2 toont de balansstatistieken voor MFI’s en overige financiële vennootschappen. Overige financiële vennootschappen omvatten beleggingsfondsen (met uitzondering van geldmarktfondsen die deel uitmaken van de MFI-sector), lege financiële instellingen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen.
De Tabellenreeks 2.1 toont de geaggregeerde balans van de sector Monetaire Financiële Instellingen (MFI’s), zijnde de som van de geharmoniseerde balansen van alle in het eurogebied gevestigde MFI’s. MFI’s zijn centrale banken, kredietinstellingen zoals in EU-wetgeving gedefinieerd, geldmarktfondsen en overige instellingen die hun bedrijf maken van het ter beschikking krijgen van deposito’s en/of daarmee vergelijkbare gelden van niet-MFI’s en van het voor eigen rekening (althans in economische zin) krediet verlenen en/of in effecten beleggen. Op de website van de ECB is een volledige lijst Tabel 1.4.3 toont de liquiditeitspositie van het MFI’s te vinden. bankwezen, die gedefinieerd wordt als de, in euro luidende, door kredietinstellingen in het De Tabellenreeks 2.2 toont de geconsolideerde eurogebied bij het Eurosysteem aangehouden balans van de MFI-sector, die wordt verkregen rekening-couranttegoeden. Alle bedragen zijn door saldering van de geaggregeerde balansposiafgeleid uit de geconsolideerde financiële reke- ties van MFI’s in het eurogebied. Als gevolg van ning van het Eurosysteem. In de overige liquidi- enige heterogeniteit bij de rapportage is de som teitsverkrappende transacties (kolom 7) is niet de van de inter-MFI-posities niet noodzakelijkerwijs in de Tweede Fase van de EMU door nationale nul; het saldo is opgenomen in kolom 10 aan de centrale banken geïnitieerde uitgifte van schuld- passiefzijde van de Tabellenreeks 2.2. De Tabelbewijzen begrepen. De netto overige factoren lenreeks 2.3 toont de monetaire aggregaten voor (kolom 10) vertegenwoordigen de gesaldeerde het eurogebied en de tegenposten daarvan. Deze overige posten op de geconsolideerde financiële zijn afgeleid uit de geconsolideerde balans van rekening van het Eurosysteem. De rekeningen- de MFI’s en omvatten tevens de bij in het eurogeECB Maandbericht December 2012
S 87
bied gevestigde MFI’s aangehouden posities van in het eurogebied gevestigde niet-MFI’s; ook zijn enkele monetaire activa/passiva van de centrale overheid opgenomen. De statistieken aangaande de monetaire aggregaten en de tegenposten ervan zijn voor seizoen en aantal beursdagen gecorrigeerd. In de Tabellenreeksen 2.1 en 2.2 zijn, onder de externe passiva, de door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden (i) aandelen/ participaties uitgegeven door in het eurogebied gevestigde geldmarktfondsen opgenomen alsook (ii) door in het eurogebied gevestigde MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar. In de Tabellenreeks 2.3 daarentegen zijn deze aangehouden waarden niet in de monetaire aggregaten opgenomen en maken zij onderdeel uit van de netto externe activa.
Tabellenreeks 2.8 toont de uitstaande bedragen en stromen op de balans van de beleggingsfondsen (anders dan geldmarktfondsen, die worden opgenomen onder de statistieken met betrekking tot de balans van MFI’s) in het eurogebied. Een beleggingsfonds is een collectieve beleggingsonderneming die door consumenten ingelegde gelden belegt in financiële en/of niet-financiële activa. Een complete lijst van beleggingsfondsen in het eurogebied wordt gepubliceerd op de website van de ECB. De balans is geaggregeerd, en dus vallen onder de activa van beleggingsfondsen de door hen aangehouden aandelen/participaties die zijn uitgegeven door andere beleggingsfondsen. Door andere beleggingsfondsen uitgegeven aandelen/participaties worden eveneens uitgesplitst op grond van het beleggingsbeleid (d.w.z. naar obligatiefondsen, aandelenfondsen, gemengde fondsen, vastgoedfondsen, hedge funds en andere fondsen) en naar type (d.w.z. naar open-end fondsen en closed-end fondsen). Tabellenreeks 2.9 verschaft nadere details betreffende de belangrijkste categorieën activa die door beleggingsfondsen in het eurogebied worden aangehouden. Deze Tabellenreeks bevat een geografische uitsplitsing van de emittenten van door beleggingsfondsen aangehouden effecten, alsook een uitsplitsing van emittenten naar economische sector wanneer deze ingezetenen zijn van het eurogebied.
In de Tabellenreeks 2.4 wordt een uitsplitsing gegeven van door in het eurogebied gevestigde MFI’s, met uitzondering van het Eurosysteem (het bankwezen), verstrekte leningen, naar sector, categorie en oorspronkelijke looptijd. De Tabellenreeks 2.5 bevat een analyse van de bij het bankwezen in het eurogebied aangehouden deposito’s, naar sector en instrument. De Tabellenreeks 2.6 toont de door het bankwezen in het eurogebied aangehouden effecten, naar sector van de emittent. Tabellenreeks 2.7 toont een uitsplitsing naar valuta op kwartaalbasis van enkele Sinds december 2008 worden geharmoniseerde posten op de balans van de MFI’s. statistische gegevens verzameld en samengesteld De Tabellenreeksen 2.2 tot en met 2.6 veschaffen op basis van Verordening ECB/2007/8 3) houtevens op de stroomgegevens gebaseerde groei- dende statistieken betreffende de activa en pascijfers in de vorm van twaalfmaands groeiper- siva van beleggingsfondsen. Verdere informatie betreffende deze beleggingsfondsstatistieken kan centages. worden gevonden in de ‘Manual on investment Sinds 1 januari 1999 worden de statistische fund statistics’ (ECB, mei 2009). gegevens verzameld en samengesteld op basis van verschillende ECB-verordeningen met Tabellenreeks 2.10 toont de geaggregeerde balans betrekking tot de geconsolideerde balans van de van de zogenoemde lege financiële instellingen sector monetaire financiële instellingen. Sinds (financial vehicle corporations ofwel FVC’s) die juli 2010 vindt dit plaats op grond van Veror- ingezetene zijn van het eurogebied. Deze FVC’s dening ECB/2008/32. 2) Gedetaillerde sectorde- zijn eenheden die zijn opgezet om securitisafinities worden verschaft in de derde editie van tietransacties uit te voeren. Securitisatie betreft de “Monetary institutions and markets statistics over het algemeen de overdracht van een activum sector manual – Guidance for the statistical classification of customers’ (ECB, maart 2007). 2) PB L 15, 20.01.2009, blz. 14. 3) PB L 211, 11.08.2007, blz. 8.
S 88
ECB Maandbericht December 2012
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
of “pool” van activa aan een FVC, waarbij deze activa op de balans van de FVC worden opgenomen als gesecuritiseerde leningen, effecten met uitzondering van aandelen of overige gesecuritiseerde activa. Het kredietrisico met betrekking tot een activum of “pool” van activa kan, als alternatief, ook worden overgedragen aan een FVC door middel van credit default swaps, garanties of andere soortgelijke mechanismen. Het door de FVC ten opzichten van deze mechanismen aangehouden onderpand is als regel een bij een MFI aangehouden deposito of een belegd in effecten met uitzondering van aandelen. FVC’s securitiseren als regel leningen die voortkomen uit de MFIsector en moeten deze leningen op hun statistische balans opnemen, ongeacht of de relevante financieel-administratieve regels de MFI toestaan de leningen niet op de balans op te nemen. De gegevens betreffende leningen die door FVC’s gesecuritiseerd zijn maar op de balans van de desbetreffende MFI blijven (en dus in de MFIstatistieken blijven worden opgenomen) worden apart vermeld. Deze gegevens op kwartaalbasis worden sinds december 2009 verzameld krachtens Verordening ECB/2008/30. 4) Tabellenreeks 2.11 toont de geaggregeerde balans van de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen in het eurogebied. Onder de verzekeringsinstellingen valt zowel de verzekerings- als de herverzekeringssector, terwijl de pensioenfondsen eenheden omvatten die in termen van besluitvorming autonoom zijn en er een volledige reeks rekeningen op nahouden (d.w.z. autonome pensioenfondsen). Deze Tabellenreeks bevat tevens een geografische en sectorale uitsplitsing van de uitgevende tegenpartijen voor door de verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen aangehouden effecten met uitzondering van aandelen.
REKENINGEN VAN HET EUROGEBIED Tabellenreeks 3.1 toont geïntegreerde kwartaalgegevens met betrekking tot de rekeningen van het eurogebied, die veelomvattende informatie verschaffen betreffende de economische activiteiten van huishoudens (met inbegrip van instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens), niet-financiële vennootschap-
pen, financiële vennootschappen en de overheid, alsook betreffende de interactie tussen deze sectoren en zowel het eurogebied als de rest van de wereld. De niet voor seizoen gecorrigeerde gegevens tegen lopende prijzen worden voor het laatst beschikbare kwartaal getoond aan de hand van een vereenvoudigde reeks van rekeningen overeenkomstig het methodologische kader van het Europees Systeem van Rekeningen 1995. In het kort omvat de reeks van rekeningen (transacties): (1) de gegenereerde inkomsten-rekening, die laat zien hoe de productie-activiteit zich vertaalt in verschillende inkomenscategorieën; (2) de toedeling van primair inkomen-rekening, die de ontvangsten en kosten met betrekking tot de verschillende vormen van inkomsten uit onroerend goed registreert (voor de economie als geheel is de sluitpost van de primaire-inkomensrekening het nationale inkomen); (3) de secundaire inkomensverdelingsrekening, die laat zien hoe het nationale inkomen van een institutionele sector verandert ten gevolge van inkomensoverdrachten; (4) de inkomensbestedingsrekening, die toont hoe het besteedbaar inkomen wordt uitgegeven aan consumptie of bespaard; (5) de inkomensoverdrachtenrekening, die laat zien hoe de besparingen en de netto kapitaaloverdrachten worden uitgegeven aan de aankoop van niet-financiële activa (de sluitpost van de inkomensoverdrachtenrekening is netto kredietverlening/netto kredietneming); en (6) de financiële rekening, die de netto aankopen van financiële activa en de netto schuldwerving toont. Aangezien tegenover elke niet-financiële transactie een financiële transactie staat, is de sluitpost van de financiële rekening conceptueel eveneens gelijk aan netto kredietverlening/netto kredietneming zoals berekend op grond van de inkomensoverdrachtenrekening. Daarnaast worden openings- en eindbalansen gepresenteerd die een beeld geven van het financiële vermogen van elke individuele sector op een bepaald tijdstip. Eveneens worden, ten slotte, overige mutaties in financiële activa en passiva (bijvoorbeeld die welke het resultaat zijn 4) PB L 15, 20.01.2009, blz. 1.
ECB Maandbericht December 2012
S 89
van de invloed van veranderingen in de activaprijzen) getoond. De dekking per sector van de financiële rekening en van de financiële balansen is in het geval van de sector financiële vennootschappen gedetailleerder en laat een uitsplitsing zien in MFI’s, overige financiële intermediairs (met inbegrip van financiële hulpbedrijven), en verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. Tabellenreeks 3.2 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de zogeheten niet-financiële rekeningen van het eurogebied (d.w.z. de hierboven vermelde rekeningen (1) tot en met (5)), eveneens aan de hand van de vereenvoudigde reeks van rekeningen. Tabellenreeks 3.3 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties en overige mutaties) voor de inkomsten, uitgaven en accumulatierekeningen van huishoudens, en de uitstaande bedragen in de financiële en niet-financiële balans rekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. De sectorspecifieke transacties en sluitposten zijn zo geordend dat zij gemakkelijker inzicht geven in de financieringsen beleggingsbeslissingen van huishoudens, terwijl daarbij de in Tabellenreeksen 3.1 en 3.2 gepresenteerde rekeningidentiteiten in acht worden genomen. Tabellenreeks 3.4 toont vierkwartaals gecumuleerde stromen (transacties) voor de inkomsten en accumulatierekeningen van niet-financiële vennootschappen, en de uitstaande bedragen voor de financiële balansrekeningen, waarbij de gegevens op analytische wijze worden gepresenteerd. Tabellenreeks 3.5 toont vierkwartaals gecumuleerde financiële stromen (transacties en andere mutaties) en uitstaande bedragen voor de financiële balans van verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen. FINANCIËLE MARKTEN De serie statistieken betreffende de financiële markten van het eurogebied heeft betrekking
S 90
ECB Maandbericht December 2012
op de EU-lidstaten die in de periode waarop de statistieken betrekking hebben reeds op de euro waren overgegaan (veranderende samenstelling), met uitzondering van de statistieken betreffende effectenuitgiften (Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4), die voor de gehele tijdreeks (vaste samenstelling) betrekking hebben op de Euro 16 (d.w.z. de Euro 15 plus Slowakije). Statistieken betreffende effecten met uitzondering van aandelen, en genoteerde aandelen (de Tabellenreeksen 4.1 tot en met 4.4) worden door de ECB samengesteld op basis van gegevens van het ESCB en de BIB. De Tabellenreeks 4.5 toont de door MFI’s op in euro luidende deposito’s van en leningen aan ingezetenen van het eurogebied toegepaste rentetarieven. Statistieken betreffende de geldmarktrente, rendementen op langlopende overheidsobligaties en effectenbeursindices (de Tabellenreeksen 4.6 tot en met 4.8) worden door de ECB samengesteld op basis van gegevens van nieuwsagentschappen. De statistieken omtrent uitgiften van effecten hebben betrekking op effecten met uitzondering van aandelen (schuldbewijzen), die in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 worden getoond, en op genoteerde aandelen, die in de Tabellenreeks 4.4 te vinden zijn. Schuldbewijzen worden uitgesplitst naar kort- en langlopend. ‘Kortlopend’ verwijst naar effecten met een oorspronkelijke looptijd van een jaar of minder (in uitzonderlijke gevallen twee jaar of minder). Effecten met een langere looptijd, of met een vervaldatum naar keuze, waarvan de laatste meer dan een jaar in de toekomst ligt, of met een onbepaalde looptijd worden gerubriceerd onder ‘langlopend’. De langlopende door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten worden verder uitgesplitst naar vaste en variabele rente. De effecten met een vaste rente hebben een couponrente die onveranderd blijft gedurende de looptijd. De effecten met een variabele rente omvatten alle uitgiften waarvan de coupon periodiek gewijzigd wordt conform een onafhankelijke rentevoet of index. De in euro luidende effecten opgenomen in de Tabellenreeksen 4.1, 4.2 en 4.3 omvatten ook effecten die in de nationale uitdrukkingen van de euro luiden.
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
De Tabellenreeks 4.1 toont effecten met uitzondering van aandelen, uitgesplitst naar oorspronkelijke looptijd, ingezetenschap van de emittent en valuta. Getoond worden uitstaande bedragen, in euro luidende bruto uitgiften en netto uitgiften van effecten met uitzondering van aandelen, en in euro en alle valuta’s luidende effecten met uitzondering van aandelen uitgegeven door ingezetenen van het eurogebied voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. De netto uitgiften verschillen van de mutaties in de uitstaande bedragen als gevolg van herwaarderingen, herrubriceringen en andere aanpassingen. Ook worden voor seizoen gecorrigeerde statistieken getoond, waaronder seizoenvrije zesmaands groeipercentages op jaarbasis voor alle schuldbewijzen en voor langlopende schuldbewijzen. Die laatste worden berekend uit de voor seizoen gecorrigeerde index van fictieve standen waaruit de seizoensinvloeden verwijderd zijn. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
wordt veroorzaakt door obligaties met een nulcouponrente en herwaarderingseffecten. De Tabellenreeks 4.3 toont wel en niet voor seizoen gecorrigeerde groeipercentages van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen (uitgesplitst naar looptijd, instrumenttype, sector van de emittent en valuta), op basis van financiële transacties die plaatsvinden wanneer een instelling passiva aangaat of aflost. In de groeicijfers zijn derhalve geen herrubriceringen, herwaarderingen, wisselkoersmutaties en andere niet uit transacties voortvloeiende mutaties begrepen. De seizoenvrije groeipercentages zijn (omwille van de presentatie) op jaarbasis. Voor nadere gegevens wordt verwezen naar de Technische aantekeningen.
De kolommen 1, 4, 6 en 8 in de Tabellenreeks 4.4 tonen de uitstaande bedragen aan door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven genoteerde aandelen, uitgesplitst naar de sector van de emittent. De maandgegevens met betrekking tot door nietfinanciële vennootschappen uitgegeven genoDe Tabellenreeks 4.2 bevat een uitsplitsing naar teerde aandelen komen overeen met de kwartaalsector van de uitstaande bedragen, bruto uitgiften reeksen die in de Tabellenreeks 3.4 te vinden zijn en netto uitgiften van in het eurogebied gevestig- (financiële balans, beursgenoteerde aandelen). de emittenten, die in overeenstemming is met het ESR 95. De ECB is in het Eurosysteem begrepen. De kolommen 3, 5, 7 en 9 in de Tabellenreeks 4.4 tonen twaalfmaands groeipercentages van De totale uitstaande bedragen aan alle schuldbe- door ingezetenen van het eurogebied uitgegewijzen en langlopende schuldbewijzen in kolom ven genoteerde aandelen (uitgesplitst naar de 1 van Tabel 4.2.1 zijn identiek aan de gegevens sector van de emittent), op basis van financiële met betrekking tot de uitstaande bedragen aan alle transacties die plaatsvinden wanneer een emitschuldbewijzen en langlopende door ingezetenen tent aandelen tegen contanten uitgeeft of aflost, van het eurogebied uitgegeven schuldbewijzen in met uitzondering van beleggingen in de eigen kolom 7 in de Tabellenreeks 4.1. De uitstaande aandelen van de emittent. In de twaalfmaands bedragen aan alle schuldbewijzen en langlopende groeipercentages zijn geen herrubriceringen, door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen in kolom 2 herwaardingen en andere niet uit transacties in Tabel 4.2.1 komen globaal overeen met de uit- voortvloeiende mutaties begrepen. gegeven schuldbewijzen aan de passiefzijde van de geaggregeerde balans van de MFI’s in kolom 8 De Tabellenreeks 4.5 bevat statistieken betrefvan Tabel 2.1.2. De totale netto uitgiften voor de fende alle rentetarieven die MFI’s in het eurogetotale schuldbewijzen in kolom 1 van Tabel 4.2.2 bied toepassen op in euro luidende deposito’s van komen overeen met de gegevens met betrekking tot en leningen aan huishoudens en niet-financiële de totale netto uitgiften door ingezetenen van het vennootschappen in het eurogebied. Deze renteeurogebied in kolom 9 van de Tabellenreeks 4.1. tarieven worden berekend als gewogen gemidHet verschil tussen de langlopende schuldbewijzen delde (op volumebasis) van de in de landen van en het totaal van de langlopende schuldbewijzen het eurogebied geldende rentevoeten voor elke met een vaste en een variabele rente in Tabel 4.2.1 categorie. ECB Maandbericht December 2012
S 91
De statistieken betreffende de door MFI’s toegepaste rentetarieven worden uitgesplitst naar nieuwe contracten dan wel uitstaande bedragen, sector, instrumentcategorie en looptijd, opzegtermijn of oorspronkelijke rentelooptijd. De nieuwe statistieken met betrekking tot de door MFI’s toegepaste rentetarieven zijn in de plaats gekomen van de tien voorlopige statistische reeksen betreffende bancaire rentevoeten in het eurogebied die sinds januari 1999 in het Maandbericht waren gepubliceerd. De Tabellenreeks 4.6 toont de geldmarktrente voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. Voor het eurogebied wordt een brede reeks geldmarktrentevoeten getoond, van de rente op girale deposito’s tot die op twaalfmaands deposito’s. Vóór januari 1999 zijn voor het eurogebied rentevoeten geconstrueerd op basis van nationale, met het bbp gewogen, rentevoeten. Met uitzondering van de rente op girale deposito’s tot en met december 1998, zijn de maand-, kwartaal- en jaarcijfers gemiddelden per periode. Tot en met december 1998 wordt de rente op girale deposito’s weergegeven door de rente op interbancaire deposito’s (biedkoersen) per ultimo, na die datum wordt die weergegeven door gemiddelden per periode voor de EONIA (euro overnight index average). Met ingang van januari 1999 zijn de rentevoeten op een-, drie-, zesen twaalfmaands deposito’s EURIBOR-tarieven (euro interbank offered rates), vóór die datum waar beschikbaar LIBOR-tarieven (London interbank offered rates). Voor de Verenigde Staten en Japan wordt de rente op driemaands deposito’s weergegeven door LIBOR-tarieven.
op http://www.ecb.europa.eu/stats/money/yc/ html/index.en.html. Daggegevens kunnen eveneens worden gedownload. De Tabellenreeks 4.8 toont de effectenbeursindices voor het eurogebied, de Verenigde Staten en Japan. PRIJZEN, PRODUCTIE, VRAAG EN ARBEIDSMARKT Het merendeel van de in deze tabellenreeks vermelde gegevens is samengesteld door de Europese Commissie (hoofdzakelijk Eurostat) en de nationale bureaus voor de statistiek. De gegevens voor het eurogebied zijn verkregen door aggregatie van de gegevens voor de afzonderlijke landen. Waar mogelijk zijn de gegevens geharmoniseerd en vergelijkbaar. De statistieken betreffende de arbeidskostenindices, het bbp en de uitgavencomponenten van het bbp, de toegevoegde waarde naar bedrijfstak, de industriële productie, detailhandelsverkopen, de registratie van nieuwe personenauto’s en werkgelegenheid in termen van gewerkte uren zijn gecorrigeerd voor verschillen in het aantal werkdagen. De Geharmoniseerde Consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied (Tabel 1 in Tabellenreeks 5.1) is vanaf 1995 beschikbaar. De index is gebaseerd op de nationale HICP’s waarbij in alle landen van het eurogebied dezelfde methodiek wordt toegepast. De uitsplitsing naar goederenen dienstencomponenten is afgeleid uit de ‘Classification of individual consumption by purpose’ (Coicop/HICP). De HICP dekt monetaire uitgaven terzake van consumptie door huishoudens op het economisch grondgebied van het eurogebied. De Tabellenreeks omvat ook voor seizoen gecorrigeerde gegevens met betrekking tot de HICP en experimentele op de HICP gebaseerde schattingen van door de overheid gereguleerde prijzen, die door de ECB zijn samengesteld.
De Tabellenreeks 4.7 toont de ultimocijfers die zijn geschat uit de nominale spot-rendementscurves gebaseerd op in euro luidende obligaties met AAA-rating die zijn uitgegeven door overheden in het eurogebied. De rendementscurves worden geschat door gebruik te maken van het Svensson-model.5) De ecarts tussen de tienjaars De industriële producentenprijzen (Tabel 5.1.2), en de driemaands en tweejaars rentes worden de industriële productie, de omzet in de industrie eveneens gepubliceerd. Extra rendementscurves (dagelijkse publicaties, met inbegrip van grafie- 5) Svensson, L. E., 1994, “Estimating and Interpreting Forward Interest Rates: Sweden 1992-1994”, CEPR Disken en tabellen) en de daarmee verband houdencussion Papars, Nr. 1051, Centre for Economic Policy Research, Londen, 1994. de methodologische informatie zijn beschikbaar
S 92
ECB Maandbericht December 2012
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
en de detailhandelsverkopen (de Tabellenreeks 5.2) worden samengesteld op basis van Raadsverordening (EG) nr. 1165/98 van 19 mei 1998 omtrent korte-termijnstatistieken .6) Vanaf januari 2009 wordt bij de productie van korte-termijnstatistieken de herziene classificatie van economische activiteiten (NACE-Herziening 2), zoals neergelegd in Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE Rev. 2 en tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3037/90 en enkele EG-verordeningen op specifieke statistische gebieden, toegepast.7) De uitsplitsing naar eindgebruik van de producten voor de industriële producentenprijzen en de industriële productie is de geharmoniseerde onderverdeling van de industrie met uitzondering van de bouwnijverheid (NACE-Herziening 2-categorieën B tot en met E) in industriële hoofdsectoren zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/2007 van de Commissie (EG) van 14 juni 2007.8) De industriële producentenprijzen zijn de prijzen af-fabriek. Hierin zijn indirecte belastingen begrepen met uitzondering van de btw en andere aftrekbare belastingen. In de industriële productie is de door de desbetreffende sectoren toegevoegde waarde begrepen. De twee prijsindices voor grondstoffen met uitzondering van energie in Tabellenreeks 5.1.3 worden samengesteld met betrekking tot dezelfde grondstoffen maar maken gebruik van twee verschillende wegingsmethoden: een die is gebaseerd op de desbetreffende grondstoffeninvoer van het eurogebied (kolommen 2-4) en een tweede (kolommen 5-7) die is gebaseerd op de geschatte binnenlandse vraag van het eurogebied, of “aanwending”, waarbij rekening wordt gehouden met gegevens aangaande de invoer, uitvoer en binnenlandse productie van elke grondstof (maar waarbij voor de eenvoudigheid geen rekening wordt gehouden met voorraden, waarvan wordt aangenomen dat zij gedurende de verslagperiode relatief stabiel zijn). De invoergewogen grondstoffenprijsindex is geschikt voor de analyse van externe ontwikkelingen, terwijl de aanwendingsgewogen index specifiek geschikt is voor de analyse van de druk die door
de internationale grondstoffenprijzen wordt uitgeoefend op de inflatie in het eurogebied. De aanwendingsgewogen grondstoffenprijsindices zijn experimentele gegevens. Voor nadere details omtrent de samenstelling van de grondstoffenprijsindices van de ECB, zie Kader 11 in het Maandbericht van december 2008. De arbeidskostenindices (Tabel 5.1.5) tonen de mutaties in de arbeidskosten per in de industrie (met inbegrip van de bouwnijverheid) en marktdiensten gewerkt uur. De methodiek hiervoor wordt uiteengezet in Verordening (EG) nr. 450/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2003 betreffende de loonkostenindex 9) en in Verordening (EG) nr. 1216/2003 van de Commissie tot uitvoering van Verordening nr. 450/2003.10) De arbeidskostenindices in het eurogebied worden uitgesplitst naar component (lonen, door werkgevers betaalde socialeverzekeringspremies plus belasting op arbeid, na saldering met subsidies) en naar bedrijfstak. De ECB berekent de indicator van contractlonen (de PM-post in Tabel 5.1.5) op basis van nietgeharmoniseerde nationale gegevens. De componenten van de arbeidskosten per eenheid product (Tabel 5.1.4), het bbp en de componenten ervan (Tabellen 5.2.1 en 5.2.2), de bbp-deflatoren (Tabel 5.1.3) en de werkgelegenheidsstatistieken (Tabel 5.3.1) zijn afgeleid uit de nationale kwartaalrekeningen volgens ESR 95.11) ESR 95 is gewijzigd bij Verordening (EU) Nr. 715/2010 van de Commissie van 10 augustus 201012) ter invoering van NACE Revisie 2, de geactualiseerde statistische classificatie van economische activiteiten. Met de publicatie van gegevens ten aanzien van de nationale rekeningen voor het eurogebied waarbij deze nieuwe classificatie wordt toegepast, is begonnen in december 2011.
6) PB 7) PB 8) PB 9) PB 10) PB 11) PB 12) PB
L L L L L L L
162, 5.6.1998, blz. 1. 393, 30.12.2006, blz. 1. 155, 15.6.2007, blz. 3. 69, 13.3.2003, blz. 1. 169, 8.7.2003, blz. 37. 310, 30.11.1996, blz. 1. 210, 11.8.2010, blz. 1.
ECB Maandbericht December 2012
S 93
De orderontvangsten in de industrie (Tabel 5.2.4) geven de gedurende de referentieperiode ontvangen orders weer en dekken de segmenten die voornamelijk op basis van orders werken, met name textiel, pulp en papier, chemie, metaal, investeringsgoederen en duurzame consumptiegoederen. De gegevens zijn berekend op basis van lopende prijzen. De indices voor de omzet in de industrie en detailhandelsverkopen (Tabel 5.2.4) geven de gedurende de referentieperiode gefactureerde omzet weer, met inbegrip van alle accijnzen en belastingen behalve de btw. De omzet van de detailhandel geeft de gehele detailhandel weer (met uitzondering van de verkopen van motorvoertuigen en motorfietsen), met inbegrip van autobrandstoffen. De registratie van nieuwe personenauto’s dekt de registratie van zowel particuliere als commerciële personenauto’s. De kwalitatieve gegevens met betrekking tot de conjunctuurenquêtes onder producenten en consumenten (Tabel 5.2.5) worden afgeleid uit de conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie onder producenten en consumenten. De werkloosheidscijfers (Tabel 5.3.4) zijn conform de richtlijnen van de ILO (Internationale Arbeidsorganisatie). Zij betreffen personen die actief werk zoeken, als percentage van de beroepsbevolking, waarbij gebruik gemaakt wordt van geharmoniseerde criteria en definities. De aan het werkloosheidscijfer ten grondslag liggende ramingen van de beroepsbevolking verschillen van het totaal van de in de Tabellenreeks 5.3 gepubliceerde werkgelegenheids- en werkloosheidsniveaus. OVERHEIDSFINANCIËN De Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.5 tonen de overheidsfinanciën in het eurogebied. De gegevens zijn grotendeels geconsolideerd en op basis van ESR 95. De voor het eurogebied geaggregeerde gegevens op jaarbasis in de Tabellenreeksen 6.1 tot en met 6.3 zijn door de ECB samengesteld op basis van door de nationale centrale banken aangeleverde geharmoniseerde
S 94
ECB Maandbericht December 2012
gegevens, die regelmatig worden geactualiseerd. De gegevens met betrekking tot het tekort en de schuld van de landen van het eurogebied kunnen daardoor verschillen van de door de Europese Commissie in het kader van de buitensporigetekortprocedure gebruikte gegevens. De in de Tabellenreeksen 6.4 en 6.5 getoonde aggregaten voor het eurogebied op kwartaalbasis zijn door de ECB samengesteld uit gegevens van Eurostat. De Tabellenreeks 6.1 toont de ontvangsten en uitgaven van de overheid op jaarbasis conform de definities die in de Verordening van de Commissie (EG) nr. 1500/2000 van 10 juli 2000 13) ter amendering van ESR 95 zijn vastgelegd. De Tabellenreeks 6.2 bevat de bruto geconsolideerde overheidsschuld (nominale waarde), overeenkomstig de Verdragsbepalingen inzake de buitensporige-tekortprocedure. De Tabellenreeksen 6.1 en 6.2 bevatten overzichtsgegevens voor de afzonderlijke landen van het eurogebied in het kader van het Pact voor Stabiliteit en Groei. De tekorten/overschotten van de individuele landen van het eurogebied worden getoond conform buitensporige-tekortenprocedure B.9, zoals in de definitie in Verordening van de Raad nr. 479/2009 inzake verwijzingen naar ESR 95 is vastgelegd. De Tabellenreeks 6.3 toont de mutaties in de overheidsschuld. Het verschil tussen de mutatie in de overheidsschuld en die in het overheidstekort, de tekort-schuldaanpassing, wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door overheidstransacties in financiële activa en wisselkoerseffecten. De Tabellenreeks 6.4 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de overheidsinkomsten en -uitgaven op basis van de definities vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1221/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 10 juni 2002 inzake niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid.14) De Tabellenreeks 6.5 bevat kwartaalcijfers met betrekking tot de bruto geconsolideerde overheidsschuld, de tekort-schuldaanpassing en de financieringsbehoefte van de overheid. Deze cijfers zijn samengesteld op basis van door de lidstaten, krachtens de Verordeningen (EG) nr. 501/ 2004 en nr. 222/2004, en de nationale centrale banken verschafte gegevens. 13) PB L 172, 12.7.2000, blz. 3. 14) PB L 179, 9.7.2002, blz. 1.
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
EXTERNE STROMEN EN STANDEN De gebruikte begrippen en definities met betrekking tot de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (de Tabellenreeksen 7.1 tot en met 7.4) komen in het algemeen overeen met die in de 5e editie van het IMF Balance of Payments Manual (oktober 1993), het Richtsnoer van de ECB van 16 juli 2004 (ECB/2004/15) 15) betreffende de statistische rapportagevereisten van de ECB en het Richtsnoer van de ECB van 31 mei 2007 (ECB/2007/3) 16) ter wijziging daarvan. Meer informatie over de voor de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied gebruikte methodieken en bronnen is te vinden in de publicatie van de ECB getiteld ‘European Union balance of payments/international investment position statistical methods’ (mei 2007) en in de rapporten van de Task Force betreffende Portfolio investment collection systems (juni 2002), de Task Force betreffende Portfolio investment income (augustus 2003) en de Task Force betreffende Foreign direct investment (maart 2004), die allemaal van de website van de ECB gedownload kunnen worden. Daarnaast is het rapport van de Task Force van de ECB/Europese Commissie (Eurostat) aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie (juni 2004) beschikbaar op de website van het Committee on Monetary, Financial and Balance of Payments Statistics (www.cmfb.org). Het rapport aangaande de kwaliteit van de statistieken betreffende de betalingsbalans en de internationale investeringspositie, dat is gebaseerd op de aanbevelingen van de Task Force en dat de basisbeginselen van het in april 2008 gepubliceerde ‘ECB Statistical Quality Framework’ aanhoudt, is beschikbaar op de website van de ECB. Op 9 december 2011 is door de Raad van Bestuur het Richtsnoer van de ECB betreffende de statistische rapportagevereisten van de Europese Centrale Bank met betrekking tot externe statistieken (ECB/2011/23)17) goedgekeurd. In dit rechtsinstrument zijn nieuwe rapportagevereisten vastgelegd op het terrein van externe statistieken, welke vereisten voornamelijk het
gevolg zijn van methodologische veranderingen in de zesde editie van de Balance of Payments and International Investment Position Manual (BPM6) van het IMF. De ECB zal de statistieken betreffende de betalingsbalans, de internationale investeringspositie en de internationale reserves in 2014 beginnen te publiceren overeenkomstig Richtsnoer ECB/2011/23 en de BPM6, met daarbij gegevens uit het verleden. In de Tabellenreeksen 7.1 en 7.4 worden de door het IMF Balance of Payments Manual voorgeschreven tekens gebruikt: overschotten in de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening hebben een plusteken, terwijl in de financiële rekening een plusteken een stijging van passiva of een daling van activa aangeeft. In de Tabellenreeks 7.2 worden zowel ontvangsten als uitgaven met een plusteken getoond. Daarnaast is, met ingang van het februari 2008-nummer van het Maandbericht, de Tabellenreeks 7.3 geherstructureerd om de gegevens betreffende de betalingsbalans, de internationale investeringspositie en de daarmee verband houdende groeipercentages samen te kunnen presenteren; in de nieuwe tabellen worden transacties in activa en passiva die overeenkomen met stijgingen van de posities getoond met een plusteken. De betalingsbalans voor het eurogebied wordt door de ECB samengesteld. Recente maandcijfers voor de betalingsbalans moeten als voorlopig worden beschouwd. De cijfers worden herzien wanneer cijfers voor de volgende maand en/of de uitgebreide kwartaalgegevens voor de betalingsbalans gepubliceerd worden. Eerdere cijfers worden periodiek herzien of als gevolg van methodologische wijzigingen in de samenstelling van de brongevens. In de Tabellenreeks 7.2 bevat Tabel 7.2.1 eveneens voor seizoen gecorrigeerde gegevens voor de lopende rekening. Waar nodig wordt tevens gecorrigeerd voor aantal werkdagen, schrikkeljaar en Pasen. Tabel 7.2.3 en Tabel 7.3.9 tonen 15) PB L 354, 30.11.2004, blz. 34. 16) PB L 159, 20.6.2007, blz. 48. 17) PB L 65, 3.3.2012, blz. 1.
ECB Maandbericht December 2012
S 95
een uitsplitsing van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied ten opzichte van belangrijke handelspartners afzonderlijk en als groep, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen EU-lidstaten buiten het eurogebied en landen of gebieden buiten de Europese Unie. De uitsplitsing toont ook de stromen en standen ten opzichte van EU-instellingen (die, de ECB daargelaten, om statistische redenen worden behandeld alsof zij zich buiten het eurogebied bevinden, ongeacht hun fysieke locatie), en voor sommige doeleinden off-shore centra en internationale organisaties. De uitsplitsing dekt geen stromen en standen voor de passiefzijde van het effectenverkeer, financiële derivaten of internationale reserves. Daarnaast worden geen afzonderlijke gegevens verschaft voor inkomen uit kapitaal verschuldigd aan Brazilië, het vasteland van China, India of Rusland. De geografische uitsplitsing is uiteengezet in het artikel “Euro area balance of payments and international investment position vis-à-vis main counterparts” in het ECB Monthly Bulletin van februari 2005. De gegevens betreffende de financiële rekening van de betalingsbalans en de internationale investeringspositie van het eurogebied in Tabellenreeks 7.3 zijn gebaseerd op stromen en standen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied, waarbij het eurogebied als één economisch geheel wordt gezien (zie ook Kader 9 in het Maandbericht van december 2002, Box 5 in het Monthly Bulletin van januari 2007 en Box 6 in het Monthly Bulletin van januari 2008). De internationale investeringspositie wordt gewaardeerd tegen lopende marktprijzen, behalve de directe investeringen, waar tegen boekwaarde wordt gewaardeerd voor niet-genoteerde aandelen en overige beleggingen (bijvoorbeeld leningen en deposito’s). De kwartaalgegevens betreffende de internationale investeringspositie worden volgens dezelfde methodologie samengesteld als de jaargegevens. Aangezien sommige gegevens niet op kwartaalbasis beschikbaar zijn of met vertraging beschikbaar komen, wordt de internationale investeringspositie op kwartaalbasis deels geraamd op basis van financiële transacties, activaprijzen en valutaontwikkelingen.
S 96
ECB Maandbericht December 2012
Tabel 7.3.1 vormt een samenvatting van de internationale investeringspositie en financiële transacties in de betalingsbalans van het eurogebied. De uitsplitsing van de mutatie in de internationale investeringspositie op jaarbasis wordt verkregen door toepassing van een statistisch model op de mutaties in de internationale investeringspositie anders dan transacties op grond van informatie vanuit de geografische uitsplitsing en de valutasamenstelling van de activa en passiva, alsook prijsindices voor verschillende financiële activa. In deze Tabel hebben de kolommen 5 en 6 betrekking op directe investeringen door ingezeten eenheden buiten het eurogebied en directe investeringen door niet-ingezeten eenheden in het eurogebied. In Tabel 7.3.5 is de uitsplitsing naar “leningen” and “chartaal geld en deposito’s” gebaseerd op de sector van de niet-ingezeten tegenpartij, wat betekent dat activa ten opzichte van niet-ingezeten banken worden opgenomen als deposito’s, terwijl activa ten opzichte van andere niet-ingezeten sectoren worden opgenomen als leningen. Deze uitsplitsing komt overeen met het onderscheid gemaakt in andere statistieken, zoals de geconsolideerde balans van de MFI-sector, en is conform het Balance of Payments Manual van het IMF. De uitstaande bedragen betreffende de officiële reserves van het Eurosysteem en aanverwante activa en passiva zijn in Tabel 7.3.7 opgenomen. Door verschillen in dekking en waardering zijn deze gegevens niet geheel vergelijkbaar met die in de door het Eurosysteem wekelijks opgestelde financiële rekening. De gegevens in Tabel 7 zijn in overeenstemming met het sjabloon voor de internationale reserves en in vreemde valuta’s luidende liquide middelen. De in de officiële reserves van het Eurosysteem opgenomen activa hebben per definitie betrekking op de veranderende samenstelling van het eurogebied. Alvorens landen toetreden tot het eurogebied worden de activa van hun nationale centrale banken opgenomen onder effectenverkeer (in het geval van waardepapieren) of overige financiële transacties (in het geval van overige activa). Mutaties in de door het Eurosysteem aangehouden goudre-
STATISTIEKEN VOOR HET EUROGEBIED Toelichting
serves (kolom 3) zijn het gevolg van goudtransacties conform de Overeenkomst tussen Centrale Banken inzake goud van 26 september 1999, die op 27 september 2009 geactualiseerd is. Nadere gegevens over de statistische behandeling van de internationale reserves van het Eurosysteem zijn te vinden in een publicatie getiteld ‘Statistical treatment of the Eurosystem’s international reserves’ (oktober 2000), die van de website van de ECB kan worden gedownload. Op de website staan uitgebreidere gegevens die in overeenstemming zijn met de bovengenoemde opstelling voor de internationale reserves en in vreemde valuta’s luidende liquide middelen. De statistieken betreffende de bruto externe schuld van het eurogebied in Tabel 7.3.8 tonen de uitstaande werkelijke (in plaats van voorwaardelijke) verplichtingen ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied die op enig of meerdere tijdstippen in de toekomst betaling van de hoofdsom en/of rente door de debiteur vereisen. Tabel 8 biedt een uitsplitsing van de bruto externe schuld naar instrument en institutionele sector. De Tabellenreeks 7.4 bevat een monetaire presentatie van de betalingsbalans van het eurogebied, waarin de door niet-MFI’s uitgevoerde transacties die de netto externe transacties die door MFI’s worden uitgevoerd weerspiegelen, worden getoond. In de door niet-MFI’s uitgevoerde transacties zijn begrepen betalingsbalanstransacties waarvoor een uitsplitsing naar sector niet beschikbaar is. Deze betreffen de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening (kolom 2) en financiële derivaten (kolom 11). Een geactualiseerde methodologische toelichting op de monetaire opstelling van de betalingsbalans voor het eurogebied is te vinden onder ‘Statistics’ op de website van de ECB. Zie ook Kader 1 in het Maandbericht van juni 2003. In de Tabellenreeks 7.5 wordt de externe goederenhandel van het eurogebied getoond. De bron is Eurostat. De waardecijfers en de volumeindices zijn gecorrigeerd voor seizoensinvloeden en het aantal werkdagen. De indeling van
de goederen in de kolommen 4 tot en met 6 en 9 tot en met 11 in Tabel 7.5.1 is conform de indeling van de Broad Economic Categories en komt overeen met de basisrubriceringen van goederen in het Systeem van Nationale Rekeningen. Die voor fabrikaten (de kolommen 7 en 12) en olie (kolom 13) is conform de definitie volgens SITC Rev. 3. De geografische uitsplitsing (Tabel 7.5.3) betreft belangrijke handelspartners hetzij afzonderlijk hetzij regionaal gecombineerd. Bij China is Hongkong niet inbegrepen. Als gevolg van verschillen in definitie, rubricering, dekking en tijdstip van registratie zijn de gegevens omtrent de externe handel, met name de invoer, niet geheel vergelijkbaar met de goederenpost in de betalingsbalansstatistieken (de Tabellenreeksen 7.1 en 7.2). Een deel van het verschil is het gevolg van het feit dat verzekerings- en vrachtdiensten in de registratie van de goedereninvoer in de gegevens omtrent de externe handel worden meegerekend. De industriële invoerprijzen en de industriële producentenuitvoerprijzen (ofwel de industriële productieprijzen voor de niet-binnenlandse markt) die in Tabellenreeks 7.5.2 worden getoond worden samengesteld op basis van Verordening (EG) nr. 1158/2005 van het Europees Parlement en van de Raad van 6 juli 2005 ter wijziging van Verordening van de Raad (EG) nr. 1165/98, die de belangrijkste juridische basis vormt voor de korte-termijnstatistieken. De industriële invoerprijsindex heeft betrekking op de industriële producten die van buiten het eurogebied worden ingevoerd in het kader van secties B t/m E van de zogeheten Statistical Classification of Products by Activity in de Europese Economische Gemeenschap (CPA) en alle institutionele invoerssectoren met uitzondering van huishoudens, overheden en instellingen zonder winstoogmerk. Deze index weerspiegelt de kost-, verzekerings- en vrachtvervoersprijs exclusief invoeraccijnzen en belastingen en heeft betrekking op de werkelijke transacties in euro opgetekend op het moment waarop de eigendom van de goederen wordt overgedragen. De industriële producentenuitvoerprijzen hebben betrekking op alle industriële producten die rechtstreeks door producenten in het eurogebied worden uitgevoerd naar de markt buiten ECB Maandbericht December 2012
S 97
het eurogebied in het kader van secties B t/m E van NACE-Herziening 2. De uitvoer vanuit de groothandel en de wederuitvoer worden buiten beschouwing gelaten. De indices weerspiegelen de free-on-board-prijs uitgedrukt in euro en berekend bij de eurogebiedgrens, met inbegrip van indirecte belastingen exclusief btw en andere aftrekbare belastingen. De industriële invoerprijzen en industriële producentenuitvoerprijzen zijn beschikbaar per industriële hoofdsector zoals gedefinieerd in Verordening nr. 656/2007 van de Commissie (EG) van 14 juni 2007. Voor nadere details, zie Kader 11 in het Maandbericht van december 2008. WISSELKOERSEN In Tabel 8.1 zijn de nominale en de reëel-effectieve wisselkoersindices van de euro opgenomen, zoals die door de ECB worden berekend op basis van gewogen gemiddelden van de bilaterale koersen van de euro ten opzichte van de valuta’s van de handelspartners van het eurogebied. Een positieve mutatie geeft een appreciatie van de euro aan. De gewichten zijn gebaseerd op de handel in fabrikaten met die handelspartners in de perioden 1995-1997, 1998-2000, 20012003, 2004-2006 en 2007-2009, en omvatten ook effecten op derde markten. De indices van de effectieve wisselkoersen worden verkregen door de indicatoren op basis van elk van deze vijf sets handelsgewichten aan het eind van elke driejaars periode te koppelen. De basisperiode van de hieruit voortkomende index van de effectieve wisselkoersen is het eerste kwartaal van 1999. De groep van 20 handelspartners bestaat uit de tien niet aan het eurogebied deelnemende lidstaten van de EU plus Australië, Canada, China, Hongkong, Japan, Noorwegen, Singapore, Zuid-Korea, Zwitserland en de Verenigde Staten. De groep van 40 handelspartners omvat naast de groep van 20 handelspartners nog de volgende landen: Algerije, Argentinië, Brazilië, Chili, Kroatië, IJsland, India, Indonesië, Israël, Maleisië, Mexico, Marokko, Nieuw-Zeeland, de Filippijnen, Rusland, Zuid-Afrika, Taiwan, Thailand, Turkije en Venezuela. De reëel-effectieve koersen worden berekend aan de hand van consumptieprijsindices, producentenprijs-
S 98
ECB Maandbericht December 2012
indices, deflatoren van het bruto binnenlandse product, arbeidskosten per eenheid product in de verwerkende industrie en arbeidskosten per eenheid product in de economie als geheel. Voor nadere gegevens over de berekening van de effectieve wisselkoersen wordt verwezen naar Kader 5, ‘International trade developments and revision of the effective exchange rates of the euro’, in de Engelstalige versie van het Maandbericht van januari 2010 alsmede naar de desbetreffende methodologische toelichting en naar Occasional Paper 2 van de ECB (‘The effective exchange rates of the euro’ door Luca Buldorini, Stelios Makrydakis en Christian Thimann, februari 2002), dat van de website van de ECB kan worden gedownload. De in de Tabellenreeks 8.2 getoonde bilaterale wisselkoersen zijn maandgemiddelden van de dagelijks gepubliceerde referentiekoersen voor de desbetreffende valuta’s. De meest recente wisselkoers voor de IJslandse kroon is 290,0 per euro en heeft betrekking op 3 december 2008. ONTWIKKELINGEN BUITEN HET EUROGEBIED Bij de statistieken voor de overige lidstaten van de EU (Tabellenreeks 9.1) zijn dezelfde grondslagen gebruikt als bij de gegevens voor het eurogebied. Dientengevolge hebben de gegevens betreffende de lopende rekening en de vermogensoverdrachtenrekening en de bruto externe schuld ook betrekking op de zogeheten “special-purpose vehicles”. De gegevens voor de Verenigde Staten en Japan (de Tabellenreeks 9.2) zijn afkomstig uit nationale bronnen.
Ov e r z i c h t va n d e m o n e ta i r e b e l e i d s m a at r e g e l e n va n h e t E u ro s ys t e e m 1 1 4 ja n ua r i e n 4 f e b r ua r i 2 0 1 0
10 mei 2010
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit diverse maatregelen te nemen om de hevige spanningen op de financiële markten te bestrijden. De Raad besluit met name om interventies uit te voeren op de markten voor overheids- en particuliere schuldbewijzen in het eurogebied (in het kader van het Programma voor de effectenmarkten) 4 m a a rt 2 0 1 0 en om in mei en juni 2010 voor de reguliere langerlopende herfinancieringstransacties met De Raad van Bestuur van de ECB besluit de een looptijd van drie maanden een vaste-renrente op de basis-herfinancieringstransacties en tetenderprocedure in te voeren met volledige de rentetarieven voor de marginale belenings- toewijzing. faciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 1 0 j u n i 2 0 1 0 0,25%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de her- De Raad van Bestuur van de ECB besluit de financieringstransacties tot en met 12 oktober rente op de basis-herfinancieringstransacties en 2010 toe te passen tenderprocedures en moda- de rentetarieven voor de marginale beleningsliteiten. Dit behelst onder meer een terugkeer faciliteit en de depositofaciliteit onveranderd naar variabele-rentetenderprocedures voor de te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en reguliere langerlopende herfinancieringstrans- 0,25%. Daarnaast besluit de Raad tot invoering acties met een termijn van drie maanden, met van een vaste-rentetenderprocedure met volleingang van de op 28 april 2010 toe te wijzen dige toewijzing voor de in het derde kwartaal transactie. van 2010 toe te wijzen reguliere langerlopende herfinancieringstransacties met een looptijd van drie maanden. 8 april en 6 mei 2010 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
8 juli en 5 augustus 2010 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
1) Het overzicht van de tussen de jaren 1999 en 2009 door het Eurosysteem genomen monetaire-beleidsmaatregelen kan worden gevonden in de Jaarverslagen van de ECB over de desbetreffende jaren
ECB Maandbericht December 2012
I
2 september 2010
3 m a a rt 2 0 1 1
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 11 januari 2011 toe te passen tenderprocedures en modali teiten. Dit behelst met name de invoering van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toe wijzing voor de langerlopende herfinancierings transacties met een looptijd van drie maanden.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 12 juli 2011 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. Dit behelst met name de voortzetting van de vaste-rentetenders met volledige toewijzing.
7 o k to b e r e n 4 n ov e m b e r 2 0 1 0
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 13 april 2011 te verrichten transacties met 25 basispunten te verhogen tot 1,25%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 13 april 2011 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 2,00% en 0,50%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
7 april 2011
2 december 2010 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 12 april 2011 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten, waarbij met name de vaste-rentetenderprocedures met volledige toewijzing zullen worden voortgezet. 1 3 ja n ua r i e n 3 f e b r ua r i 2 0 1 1 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
II
ECB Maandbericht December 2012
5 mei 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,25%, 2,00% en 0,50%. 9 juni 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,25%, 2,00% en 0,50%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 11 oktober 2011 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. Dit behelst met name de voortzetting van de vaste-rentetenders met volledige toewijzing.
Overzicht van de monetairebeleidsmaatregelen van het Eurosysteem
7 juli 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met ingang van de op 13 juli 2011 te verrichten transacties met 25 basispunten te verhogen tot 1,50%. Daarnaast besluit de Raad de rente op zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met ingang van 13 juli 2011 met 25 basispunten te verhogen tot respectievelijk 2,25% en 0,75%. 4 augustus 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%. Daarnaast besluit de Raad van Bestuur om een aantal maatregelen te treffen om de hernieuwde spanningen op sommige financiële markten het hoofd te bieden. Met name besluit de Raad van Bestuur een extra liquiditeitsverruimende langerlopende herfinancieringstransactie te verrichten met een looptijd van ongeveer zes maanden, uit te voeren door middel van een vaste-rentetenderprocedure met volledige toewijzing. Voorts neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 17 januari 2012 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. Dit behelst met name de voortzetting van de vaste-rentetenders met volledige toewijzing. 8 september 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%. 6 o k to b e r 2 0 1 1 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale belenings-
faciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,50%, 2,25% en 0,75%. Daarnaast neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van haar herfinancieringstransacties in de periode oktober 2011 tot en met 10 juli 2012. Dit behelst met name de uitvoering van twee langerlopende herfinancieringstransacties – één met een looptijd van ongeveer 12 maanden in oktober 2011 en één met een looptijd van ongeveer 13 maanden in december 2011 – en de voortzetting van vasterentetenderprocedures met volledige toew ijzing bij alle herfinancieringstransacties. Voorts besluit de Raad een nieuw aankoopprogramma van gedekte obligaties in te voeren in november 2011. 3 n ov e m b e r 2 0 1 1 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met 25 basispunten te verlagen naar 1,25%, met ingang van de op 9 november 2011 uit te voeren transactie. Daarnaast besluit de Raad de rentetarieven voor zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met 25 basispunten te verlagen tot respectievelijk 2,00% en 0,50%, beide met ingang van 9 november 2011. 8 december 2011 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met 25 basispunten te verlagen naar 1,00%, met ingang van de op 14 december 2011 uit te voeren transactie. Voorts besluit de Raad de rentetarieven voor zowel de marginale beleningsfaciliteit als de depositofaciliteit met 25 basispunten te verlagen tot respectievelijk 1,75% en 0,25%, beide met ingang van 14 december 2011. Daarnaast besluit de Raad verdere bijzondere maatregelen te treffen, met name: (i) twee langerlopende herfinancieringstransacties uit te voeren met een looptijd van ongeveer 3 jaar; (ii) de beschikbaarheid van onderpand uit te breiden; (iii) de reserveratio te verlagen tot 1%; en (iv) de ‘fine-tuning’-transacties die op de laatste dag van elke aanhoudingsperiode worden uitgevoerd, voorlopig op te schorten. ECB Maandbericht December 2012
III
1 2 ja n ua r i 2 0 1 2
5 juli 2012
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%.
De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties met 25 basispunten ter verlagen naar 0,75%, met ingang van de transactie die op 11 juli 2012 zal worden afgewikkeld. De Raad van Bestuur besluit tevens zowel de rente op de marginale beleningsfaciliteit als de depositorente met 9 f e b r ua r i 2 0 1 2 25 basispunten te verlagen tot respectievelijk 1,50% en 0,00%, beide met ingang van 11 juli De Raad van Bestuur van de ECB besluit de 2012. rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale belenings- 2 a u g u s t u s 2 0 1 2 faciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en De Raad van Bestuur van de ECB besluit zowel 0,25%. Voorts hecht de Raad zijn goedkeuring de rente op de basis-herfinancieringstransacties aan specifieke nationale beleenbaarheidscrite- als de rente op de marginale beleningsfaciliteit ria en risicobeheersmaatregelen voor de tijde- en de depositorente ongewijzigd te handhaven lijke acceptatie in een aantal landen van additi- op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. onele kredietvorderingen als onderpand bij de krediettransacties van het Eurosysteem. 6 september 2012 8 m a a rt, 4 a p r i l e n 3 m e i 2 0 1 2 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. 6 juni 2012 De Raad van Bestuur van de ECB besluit de rente op de basis-herfinancieringstransacties en de rentetarieven voor de marginale beleningsfaciliteit en de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 1,00%, 1,75% en 0,25%. Voorts neemt de Raad van Bestuur een besluit over de invulling van de bij de herfinancieringstransacties tot en met 15 januari 2013 toe te passen tenderprocedures en modaliteiten. Dit behelst met name de voortzetting van de vaste-rentetenders met volledige toewijzing.
IV
ECB Maandbericht December 2012
De Raad van Bestuur van de ECB besluit zowel de rente op de basis-herfinancieringstransacties als de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de depositorente ongewijzigd te handhaven op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. De Raad van Bestuur besluit tevens over de modaliteiten voor het uitvoeren van Outright Monetary Transactions (OMT’s) in secundaire markten voor staatsobligaties binnen het eurogebied. 6 DE C e m b e r 2 0 1 2 De Raad van Bestuur besluit de minimale inschrijvingsrente op de basis-herfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit onveranderd te laten op respectievelijk 0,75%, 1,50% en 0,00%. De Raad besluit tevens aangaande de tenderprocedures en -modaliteiten die zullen worden toegepast in de herfinancieringstransacties tot en met 9 juli 2013, met name dat het systeem van vaste rente-tenderprocedures met volledige toewijzing wordt gehandhaafd.
H e t TARGET ( T r a n s - E u ro p e a n A u to m at e d R e a l - t i m e G ro s s s e t t l e m e n t E x p r e s s T r a n s f e r ) s ys t e e m TARGET2 1) speelt een belangrijke rol bij het bevorderen van een geïntegreerde geldmarkt van het eurogebied, hetgeen een eerste vereiste is voor een doeltreffende uitvoering van het gemeenschappelijke monetaire beleid. Voorts draagt het bij aan de integratie van de financiële markten van het eurogebied. Ruim 4.400 commerciële banken alsmede 23 nationale centrale banken maken gebruik van TARGET2 om eigen betalingen of betalingen namens cliënten te verrichten. Met inbegrip van bijkantoren en dochtermaatschappijen zijn bijna 60.000 banken over de gehele wereld (en dus alle cliënten van die banken) via TARGET2 te bereiken. TARGET2 wordt gebruikt om grote en tijdkritische betalingen te verrichten, zoals betalingen voor de afwikkeling binnen andere interbancaire betalingssystemen (bijvoorbeeld Continuous Linked Settlement of EURO1), en voor de afwikkeling van geldmarkt-, valuta- en effectentransacties. Het wordt tevens gebruikt voor kleinere cliëntenbetalingen. TARGET2 voorziet in onherroepelijke afwikkeling van transacties gedurende de dag, waarbij de op de rekening van een deelnemer bijgeschreven gelden onmiddellijk gebruikt kunnen worden voor andere betalingen.
in tijden van marktturbulentie. Qua volume bedroeg het gemiddelde aandeel van de interbancaire betalingen 40% en qua waarde 94%. De gemiddelde waarde van een via TARGET2 verwerkte interbancaire betaling was EUR 15,5 miljoen, terwijl de gemiddelde waarde van een cliëntenbetaling EUR 0,7 miljoen bedroeg. Van de betalingen had 68% een waarde van minder dan EUR 50.000, terwijl 11% een waarde had van meer dan EUR 1 miljoen. Gemiddeld per dag hadden 265 betalingen een waarde van meer dan EUR 1 miljard. Al deze cijfers liggen dicht bij de waarden die voor het voorgaande kwartaal zijn opgetekend. VO LUME - EN WAARDE b e l oo p GEDURENDE DE DAG De grafiek geeft de verdeling gedurende de dag weer van het in het derde kwartaal van 2012 via TARGET2 verwerkte betalingsverkeer, dat wil zeggen het gemiddelde percentage van de dagelijkse transactievolumes en -waarden die op de verschillende tijdstippen van de dag zijn
B e l o o p ove r d e we r k d a g h e e n
BETALINGSSTRO MEN VIA TARGET 2 (percentages)
In het eerste kwartaal van 2012 zijn via TARGET2 22.301.632 betalingen verricht, met een totale waarde van EUR 146.625 miljard. Dit komt overeen met een gemiddeld dagelijks aantal transacties van 343.102 met een waarde van EUR 2.734 miljard. De drukste dag voor TARGET2 gedurende dit kwartaal was 28 september, toen 505.119 betalingen werden verwerkt. TARGET2 behield haar dominante positie op de markt voor grote eurobetalingen, met een marktaandeel van 58% in volumetermen en 92% in waardetermen. De omvang van het marktaandeel van TARGET2 bevestigt de sterke aantrekkingskracht die afwikkeling in centralebankgeld heeft voor banken, met name
2012 III: volume 2012 III: waarde lineare verdeling 100
100
90
90
80
80
70
70
60
60
50
50
40
40
30
30
20
20
10
10
0
7
8
9 10 v.m.
11 12
1
2
3 4 n.m.
5
0
Bron: ECB. 1) T ARGET2 is de tweede versie van TARGET, die in gebruik is sinds 2007.
ECB Maandbericht December 2012
V
verwerkt. Naar volume bezien bevindt de curve zich ruim boven de lineaire distributie: 70% van het aantal betalingen was om 13:00 uur reeds verwerkt en 99,7% één uur voor de sluitingstijd van TARGET2. Gemeten naar waarde sluit de curve tot aan het middaguur nauw aan bij de lineaire distributie, wanneer nagenoeg 51% van de waarde is verevend. Hierna zakt de curve onder de lineaire distributie, wat erop wijst dat er tegen sluitingstijd van TARGET2 grotere betalingen werden afgewikkeld. Deze betalingen hangen samen met het beroep op de depositofaciliteit, dat in de verslagperiode van aanzienlijke omvang was.
BESCHIKBAARHEID EN FUNCTI O NEREN VAN TARGET 2 In het eerste kwartaal van 2012 bereikte TARGET2 een algeheel beschikbaarheidspercentage van 100%. De storingen die meetellen voor het beschikbaarheidspercentage van TARGET2 zijn die waarbij op TARGET2-werkdagen tussen 7:00 uur en 18:45 uur gedurende 10 minuten of meer in het geheel geen betalingen kunnen worden verwerkt. Bijgevolg werden alle betalingen gemiddeld in minder dan vijf minuten verwerkt, waarmee het systeem volledig voldeed aan de gestelde eisen.
Ta b e l 1 B e t a l i n g s o p d r a c h t e n ve r we r k t i n TARGET 2 e n EURO 1 : t r a n s a c t i evo l u m e (aantal betalingen) 2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
2012 III
22.362.663 338.828
22.935.865 358.373
22.636.610 359.311
22.565.695 363.963
22.301.632 343.102
15.482.902 234.589
16.637.217 259.957
16.757.278 257.804
16.900.076 272.582
16.269.790 250.304
TARGET2 Volume, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Volume, totaal Daggemiddelde
Ta b e l 2 B e t a l i n g s o p d r a c h t e n ve r we r k t i n TARGET 2 e n EURO 1 : t r a n s a c t i ew a a rd e (EUR miljard) 2011 III
2011 IV
2012 I
2012 II
2012 III
154.829 2.346
169.681 2.651
177.680 2.820
170.300 2.747
146.625 2.256
16.322 247
17.215 269
16.099 248
15.289 247
13.531 208
TARGET2 Waarde, totaal Daggemiddelde EURO1 (EBA) Waarde, totaal Daggemiddelde
VI
ECB Maandbericht December 2012
Publicaties van de europese centrale bank sinds 2005
P u b l i c at i e s va n d e e u ro p e s e centrale bank De ECB geeft diverse publicaties uit die informatie verschaffen over haar kernactiviteiten: monetair beleid, statistiek, betalings- en effectenverkeer, financiële stabiliteit en toezicht, internationale en Europese samenwerking en juridische zaken. Hiertoe behoren onder meer: OFFI C IË L E PUB L I C ATIE S - Jaarverslag - Convergentieverslag - Maandbericht
W ETEN S C HAPPE L I J KE PUB L I C ATIE S - Legal Working Papers - Occasional Papers - Research Bulletin - Working Papers
OVERIGE / TAAKGEBONDEN PUB L I C ATIE S - Enhancing monetary analysis - Financial integration in Europe - Financial Stability Review - Statistics Pocket Book - The European Central Bank: geschiedenis, rol en functies - The international role of the euro - De uitvoering van het monetaire beleid in het eurogebied (‘Algemene Documentatie’) - Het monetaire beleid van de ECB - The payment system Hiernaast publiceert de ECB brochures en informatiematieraal over een breed scala van onderwerpen, waaronder de eurobankbiljetten en -munten, en verslagen van seminars en conferenties. Een compleet overzicht van documenten (in pdf-vorm) gepubliceerd door de ECB en het Europees Monetair Instituut, de voorganger van de ECB van 1994 tot 1998, is te vinden op de website van de ECB, www.ecb.europa.eu/pub/. Met taalcodes is aangegeven in welke talen elk van de publicaties beschikbaar is. Tenzij anders vermeld, zijn overdrukken gratis te verkrijgen, los dan wel per abonnement, en zolang de voorraad strekt, via e-mail aan
[email protected].
ECB Maandbericht December 2012
VII
L i js t va n t e r m e n Deze lijst bevat een selectie van termen die dikwijls voorkomen in het Maandbericht. Op de website van de ECB staat een meer uitgebreide en uitvoeriger begrippenlijst (www.ecb.int/home/glossary/html/index.en.html). Aandelen: effecten die een eigendomsrecht in een onderneming vertegenwoordigen. De term omvat aandelen die worden verhandeld op aandelenbeurzen (genoteerde aandelen), ongenoteerde aandelen en andere vormen van aandelenkapitaal. Aandelen genereren gewoonlijk inkomen in de vorm van dividend. Afschrijving: de verwijdering van de waarde van leningen van de betalingsbalans van MFI’s wanneer de leningen als volstrekt oninbaar worden beschouwd. Afwaardering: een neerwaartse aanpassing van de waarde van leningen op de balans van MFI’s wanneer vastgesteld wordt dat de leningen deels oninbaar zijn geworden. Arbeidskosten per eenheid product: een maatstaf van de totale arbeidskosten per eenheid product, berekend voor het eurogebied als de verhouding tussen de totale loonsom per werknemer en de arbeidsproductiviteit (berekend als het bbp-volume per werknemer). Arbeidsproductiviteit: een maatstaf van de productie die met een gegeven arbeidsinzet kan worden bereikt. De arbeidsproductiviteit kan op verschillende manieren worden gemeten. Gewoonlijk wordt de arbeidsproductiviteit gemeten als het bbp-volume gedeeld door hetzij de totale werkgelegenheid hetzij het totaal aantal gewerkte uren. Autonome liquiditeitsfactoren: liquiditeitsfactoren die gewoonlijk niet voortvloeien uit het gebruik van monetaire-beleidsinstrumenten. Omvatten bijvoorbeeld bankbiljetten in omloop, overheidsdeposito’s bij de centrale bank en de netto externe activa van de centrale bank. Basis-herfinancieringstransactie: een reguliere door het Eurosysteem in de vorm van een repotransactie uitgevoerde open-markttransactie met een looptijd van een week. De transacties worden uitgevoerd als standaardtenders. Belangrijkste rentetarieven van de ECB: de door de Raad van Bestuur vastgestelde rentetarieven die de monetaire-beleidskoers van de ECB tot uitdrukking brengen. Dit zijn de rentetarieven voor de basis-herfinancieringstransacties, de rente op de marginale beleningsfaciliteit en de rente op de depositofaciliteit. Beleggingsfondsen (niet zijnde geldmarktfondsen): financiële instellingen die door consumenten ingelegde gelden bundelen en beleggen in financiële en niet-financiële activa. Zie ook MFI’s. Beroepsbevolking: het totaal van het aantal werkenden en het aantal werklozen. Betalingsbalans: een statistisch overzicht van de waarde van alle transacties van een economie met de rest van de wereld in een bepaalde periode. Break-even inflatie: het verschil tussen het rendement op een nominale obligatie en dat op een geïndexeerde obligatie met dezelfde (of zoveel mogelijk vergelijkbare) looptijd.
VIII
ECB Maandbericht December 2012
Bruto binnenlands product (bbp): de waarde van de totale productie van goederen en diensten binnen de economie minus het intermediaire verbruik, plus netto belastingen op producten en invoer. Het bbp kan worden uitgesplitst naar productie-, uitgaven- en inkomstencomponenten. De belangrijkste uitgaven die tezamen het bbp vormen zijn de consumptie van huishoudens, de consumptie van de overheid, de bruto investeringen, de voorraadmutaties, en de in- en uitvoer van goederen en diensten (met inbegrip van de handel tussen de landen van het eurogebied). Conjunctuurenquêtes van de Europese Commissie: in opdracht van de Europese Commissie onder producenten en consumenten in alle EU-landen gehouden geharmoniseerde enquêtes. De vragen zijn gericht aan hoge functionarissen in de verwerkende industrie, de bouwnijverheid, de detailhandel en de dienstensector alsmede aan consumenten. Op basis van elke maandelijkse enquête worden samengestelde indicatoren berekend, waarbij de antwoorden op een aantal vragen worden samengevat in één indicator (vertrouwensindicatoren). Deflatie: een algemene, aanhoudende en zichzelf versterkende daling van een brede reeks prijzen die het resultaat is van een afname van de totale vraag en verankerd raakt in de verwachtingen. Depositofaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegenpartijen kan worden benut om bij een nationale centrale bank kortlopende deposito’s te plaatsen tegen een tevoren vastgestelde rentevoet. Desinflatie: een proces van vertraging van de inflatie dat tijdelijk kan leiden tot negatieve inflatiecijfers. Directe investeringen: grensoverschrijdende investeringen met het oogmerk een blijvend belang in een onderneming in een andere economie (in de praktijk een eigendomsrecht gelijk aan tenminste 10% van de stemrechten) te verwerven. Directe investeringen omvatten kapitaaldeelnemingen, herinvestering van winsten en overige financiële transacties in verband met leningen tussen gelieerde ondernemingen. In de directe-investeringsrekening worden de netto verwerving van activa buiten het eurogebied door ingezetenen van het eurogebied (‘directe investeringen buiten het eurogebied’) en de netto verwerving van activa in het eurogebied door niet-ingezetenen (‘directe investeringen in het eurogebied’) vastgelegd. Effectenverkeer: de netto verwerving door ingezetenen van het eurogebied van door nietingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (‘activa’) en de netto verwerving door niet-ingezetenen van het eurogebied van door ingezetenen van het eurogebied uitgegeven effecten (‘passiva’). Omvat aandelen, schuldbewijzen in de vorm van obligaties en notes en geldmarktinstrumenten. De transacties worden geregistreerd tegen de effectief betaalde of ontvangen prijs, minus provisie en kosten. Om te worden beschouwd als beleggingen moeten de aldus verworden eigendomsrechten in een onderneming minder dan 10% van de gewone aandelen of stemrechten vertegenwoordigen. Effectieve wisselkoersen van de euro (nominaal/reëel): nominaal-effectieve wisselkoersen van de euro zijn gewogen gemiddelden van de bilaterale wisselkoersen van de euro ten opzichte van de belangrijkste handelspartners van het eurogebied. De indices van de effectieve wisselkoersen van de euro worden berekend ten opzichte van de valuta’s van twee groepen handelspartners: de zogeheten EER-21 (omvat de 11 niet-eurolanden binnen de EU en 10 handelspartners buiten de EU); en de zogeheten EER-41 (omvat de EER-21 en nog 20 andere landen). De daarbij gehanteerde ECB Maandbericht December 2012
IX
gewichten geven het aandeel van elk van de handelspartners in de handel in fabrikaten van het eurogebied weer en vormen zo een maatstaf van de concurrentie op derde markten. Reëel-effectieve wisselkoersen zijn nominaal-effectieve wisselkoersen gedefleerd met een gewogen gemiddelde van de buitenlandse prijzen of kosten ten opzichte van de binnenlandse, en vormen dan ook een maatstaf voor het prijzen- en kostenconcurrentievermogen op buitenlandse markten. Enquête bancaire kredietverlening (Bank lending survey / BLS): een sinds januari 2003 elk kwartaal gehouden enquête van het Eurosysteem naar het kredietbeleid van banken. Aan de orde komen kwalitatieve gegevens omtrent ontwikkelingen in krediet-acceptatiecriteria, kredietvoorwaarden en kredietvraag van de kant van zowel ondernemingen als huishoudens bij een vooraf bepaalde representatieve groep banken in het eurogebied. Enquête onder professionele voorspellers (Survey of Professional Forecasters / SPF): een sinds 1999 op kwartaalbasis door de ECB gehouden enquête onder een selectie van deskundigen verbonden aan in de EU gevestigde financiële en niet-financiële organisaties, ter verkrijging van macro-economische voorspellingen van de inflatie, de reële bbp-groei en de werkloosheid in het eurogebied. EONIA (euro overnight index average): een maatstaf van de effectieve rente op de interbancaire eurodaggeldmarkt. De EONIA wordt berekend als een gewogen gemiddelde van de daggeldrente op kredieten zonder onderpand luidend in euro zoals gerapporteerd door een panel van banken. ERM-II (exchange rate mechanism II): het wisselkoersarrangement dat het kader vormt voor de samenwerking op het terrein van het wisselkoersbeleid tussen de landen van het eurogebied en die lidstaten van de EU die niet deelnemen aan de derde fase van de EMU. EURIBOR (euro interbank offered rate): de rente waartegen een eersteklasbank bereid is krediet in euro te verlenen aan een andere eersteklasbank, dagelijks berekend voor interbancaire deposito’s met verschillende looptijden tot en met twaalf maanden. Eurogebied: het gebied gevormd door de EU-lidstaten die conform het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn overgegaan op de euro als gezamenlijke munt. Eurosysteem: het stelsel bestaande uit de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de EU-lidstaten die op de euro zijn overgegaan. Externe goederenhandel: uitvoer en invoer van goederen tussen het eurogebied en de landen buiten het eurogebied, gemeten in termen van waarde, en als indices van volume en waarde per eenheid. De statistieken aangaande de externe handel zijn niet rechtstreeks vergelijkbaar met de in de nationale rekeningen opgenomen in- en uitvoer, aangezien daarin zowel de handel tussen de eurolanden onderling als die met landen buiten het eurogebied is opgenomen en daarin ook geen onderscheid wordt gemaakt tussen de handel in goederen en handel in diensten. Ook zijn ze niet zonder meer te vergelijken met de post goederen in betalingsbalansstatistieken. Afgezien van methodologische aanpassingen is het belangrijkste verschil gelegen in het feit dat de post invoer in de externe-goederenhandelstatistieken wordt opgenomen inclusief verzekering en vervoer (‘af fabriek’), terwijl de invoer bij de betalingsbalansstatistieken op basis van ‘franco aan boord’prijzen wordt berekend.
X
ECB Maandbericht December 2012
Lijst van termen
Financiële rekening: een rekening op de betalingsbalans die transacties met betrekking tot de directe investeringen, het effectenverkeer, overige financiële transacties, financiële derivaten en officiële reserves tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat. Financiële rekening (nationale rekeningen): onderdeel van het stelsel van nationale rekeningen (of van de rekeningen van het eurogebied) dat de financiële posities (standen of balansen), transacties in financiële activa en de overige mutaties van de diverse institutionele sectoren van een economie, uitgesplitst naar type financieel activum, omvat. Financieringsbehoefte (overheid): netto-schuldaanvaarding door de overheid. Geconsolideerde balans van de MFI-sector: wordt verkregen door het salderen van de posities tussen MFI’s onderling (bv. door MFI’s aan andere MFI’s verstrekte leningen en bij andere MFI’s uitgezette deposito’s) op de geaggregeerde balans van de MFI-sector. Deze balans verschaft statistische informatie over de activa en passiva van de MFI-sector ten opzichte van de overige ingezetenen van het eurogebied (dus: de overheid en andere ingezetenen van het eurogebied) en ten opzichte van niet-ingezetenen van het eurogebied. Het is de belangrijkste statistische bron bij de berekening van monetaire aggregaten en levert de grondslag voor de reguliere analyse van de tegenposten van M3. Geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP): een maatstaf van de ontwikkeling van de con sumptieprijzen die wordt samengesteld door Eurostat en voor alle landen van de EU is geharmoni seerd. Geïndexeerde overheidsobligaties: schuldbewijzen uitgegeven door de overheid waarvan de couponbetalingen en de hoofdsom zijn gekoppeld aan een bepaalde consumptieprijsindex. Impliciete volatiliteit: de verwachte volatiliteit (d.w.z. de standaarddeviatie) in het mutatietempo van de koers van een activum (bijvoorbeeld een obligatie of aandeel). De impliciete volatiliteit is af te leiden uit de koers van het activum, de (resterende) looptijd en de uitoefenkoers van opties op het activum, en voorts uit een risicoloos rendement berekend met een optie-koersbepalingsmodel zoals het Black-Scholes-model. Index van de arbeidskosten per uur: een maatstaf van de arbeidskosten, waaronder de bruto lonen en salarissen (in geld en in natura, met inbegrip van emolumenten), en overige arbeidskosten (zoals werkgeverspremies voor de sociale verzekering en met de werkgelegenheid verband houdende door de werkgever betaalde belastingen, onder aftrek van subsidies aan de werkgever), per werkelijk gewerkt uur (met inbegrip van overwerk). Index van de contractlonen: de rechtstreekse uitkomst van arbeidsvoorwaardenonderhandelingen in termen van basisloon (d.w.z. ongerekend emolumenten) op het niveau van het eurogebied. Het begrip heeft betrekking op de impliciete gemiddelde mutatie van de maandlonen. Industriële producentenprijzen: de prijzen af fabriek (ongerekend vervoerskosten) van alle door de industrie met uitzondering van de bouwnijverheid op de binnenlandse markt van de eurolanden verkochte producten, ongerekend invoerproducten. Industriële productie: de door de industrie toegevoegde waarde tegen constante prijzen. ECB Maandbericht December 2012
XI
Inflatie: een stijging van het algemene prijsniveau (uitgedrukt als bv. de consumptieprijsindex). Internationale investeringspositie: de waarde en samenstelling van de uitstaande netto financiële vorderingen (en financiële verplichtingen) van een economie ten opzichte van de rest van de wereld. Internationale reserves: externe activa die worden beheerd door monetaire autoriteiten en hun ter beschikking staan voor rechtstreekse financiering of voor het reguleren van evenwichtsversto ringen in de betalingsbalans door middel van interventie op de valutamarkten. De internationale reserves van het eurogebied omvatten vorderingen niet luidend in euro op niet-ingezetenen van het eurogebied, goud, speciale trekkingsrechten en de reserveposities bij het IMF die worden aan gehouden door het Eurosysteem. Kapitaalrekening: een rekening op de betalingsbalans die alle kapitaaloverdrachten en aankopen/verkopen van niet-geproduceerde, niet-financiële activa tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat. Koopkrachtpariteit: de wisselkoers waartegen een munteenheid omgewisseld wordt voor een andere om de koopkracht van de twee munteenheden gelijk te stellen door de verschillen in de prijs niveaus in de desbetreffende landen te elimineren. In hun eenvoudigste vorm geven koopkracht pariteiten de verhouding weer tussen de prijzen in de nationale munteenheid van hetzelfde goed of dienst in verschillende landen. Kredietverlening door MFI’s aan ingezetenen van het eurogebied: omvat leningen van MFI’s aan, en door MFI’s aangehouden effecten (aandelen, deelnemingen en schuldbewijzen) die zijn uitgegeven door, ingezetenen van het eurogebied (waaronder de overheid en de particuliere sector) uitgezonderd andere MFI’s. Langerlopende financiële passiva van MFI’s: omvatten deposito’s met een vaste looptijd van meer dan twee jaar, deposito’s met een opzegtermijn van meer dan drie maanden, en voorts schuld bewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan twee jaar uitgegeven door de MFI-sector van het eurogebied, en het kapitaal plus reserves van deze sector. Langerlopende herfinancieringstransacties: de door het Eurosysteem in de vorm van repotransacties uitgevoerde krediettransacties met een looptijd van meer dan één week. De reguliere maandelijkse transacties worden met een looptijd van drie maanden uitgevoerd. Tijdens de turbulentie op de financiële markten die in augustus 2007 begon, werden aanvullende transacties uitgevoerd met looptijden van één aanhoudingsperiode tot één jaar, waarvan de frequentie varieerde. Loonsom per werknemer of per gewerkt uur: de totale beloning, in geld of in natura, die door werkgevers aan werknemers wordt betaald. De loonsom omvat de bruto lonen en salarissen, alsmede emolumenten, betaling voor overwerk en werkgeverspremies voor de sociale verzekering, gedeeld door het totale aantal werknemers of door het totaal aantal gewerkte uren. Lopende rekening: een rekening op de betalingsbalans die alle transacties met betrekking tot goederen en diensten, inkomens en inkomensoverdrachten tussen ingezetenen en niet-ingezetenen omvat.
XII
ECB Maandbericht December 2012
Lijst van termen
M1: eng gedefinieerd monetair aggregaat. Omvat de chartale geldomloop plus bij MFI’s en de centrale overheid (bijvoorbeeld een staatsbedrijf of de schatkist) aangehouden girale deposito’s. M2: intermediair monetair aggregaat. Omvat M1 en deposito’s met een opzegtermijn tot en met drie maanden (d.w.z. kortlopende spaartegoeden) en bij MFI’s en de centrale overheid aangehouden deposito’s met een vaste looptijd tot en met twee jaar (d.w.z. kortlopende termijndeposito’s). M3: ruim gedefinieerd monetair aggregaat. Omvat M2 plus verhandelbare instrumenten, met name repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen en door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar. Marginale beleningsfaciliteit: een permanente faciliteit van het Eurosysteem die door tegen partijen kan worden benut voor het verkrijgen van krediet op onderpand tot de volgende ochtend bij een nationale centrale bank, tegen een tevoren vastgestelde rentevoet. MFI’s (Monetaire financiële instellingen): financiële instellingen die tezamen de geldscheppende sector van het eurogebied vormen. Deze sector omvat het Eurosysteem, ingezeten kredietinstellingen (zoals omschreven in EU-wetgeving) en alle overige in het eurogebied gevestigde financiële instellingen die hun bedrijf maken van het aantrekken van deposito’s en/of daaraan nauw verwante instrumenten van (rechts)personen niet zijnde MFI’s, en van het verstrekken van kredieten en/of het beleggen in effecten voor eigen rekening (althans in economische zin). Laatstgenoemde activiteiten worden meest verricht door geldmarktfondsen, d.w.z. fondsen die beleggen in kortlopende instru menten met een laag risico en doorgaans een looptijd van één jaar of minder. MFI-rentetarieven: rentetarieven die door ingezeten kredietinstellingen en andere MFI’s, uitgezonderd centrale banken en geldmarktfondsen, worden berekend over in euro luidende deposito’s van en leningen aan huishoudens en niet-financiële ondernemingen die ingezetenen zijn van het eurogebied. Minimale inschrijvingsrente: de minimale rente waartegen tegenpartijen in kunnen schrijven op variabele-rentetenders. Monetaire beleidskoers: de posities die door monetaire-beleidsmakers worden ingenomen om de economische, financiële en monetaire ontwikkelingen te beïnvloeden. Netto externe activa van MFI’s: omvatten de externe activa van de MFI’s in het eurogebied (zoals goud, bankbiljetten en munten in andere valuta’s dan de euro, effecten uitgegeven door nietingezetenen van het eurogebied en leningen verstrekt aan niet-ingezetenen van het eurogebied) minus de externe passiva van de MFI-sector in het eurogebied (zoals door niet-ingezetenen van het eurogebied aangehouden deposito’s, repo’s, aandelen/participaties in geldmarktfondsen, en door MFI’s uitgegeven schuldbewijzen met een looptijd tot en met twee jaar). Overheid: Deze sector wordt in ESR 95 gedefinieerd als omvattende ingezeten institutionele eenheden met als hoofdactiviteiten de productie van niet-commerciële goederen en diensten bestemd voor individuele en collectieve consumptie en/of de herverdeling van nationaal inkomen en vermogen. Hiertoe behoren centrale overheid, deelstaatoverheid, lagere overheid en wettelijke sociale-verzekeringsinstellingen. Institutionele eenheden in handen van de overheid die een commercieel bedrijf uitoefenen, zoals overheidsbedrijven, maken geen deel uit van de overheid. ECB Maandbericht December 2012
X III
Overheidsschuld: de nominale waarde van de tussen en binnen de overheidssectoren geconsolideerde bruto overheidsschuld (chartaal geld en deposito’s, leningen en schuldbewijzen) aan het eind van het jaar. Overheidstekort: de netto schuldaanvaarding door de overheid, ook vorderingensaldo geheten. Dit komt overeen met het saldo van de totale overheidsinkomsten en de totale overheidsuitgaven. Overige financiële transacties: een post op de betalingsbalans en de internationale-investerings positie die de financiële transacties met/posities t.o.v. niet-ingezetenen met betrekking tot handels krediet, deposito’s en leningen, en overige vorderingen en verplichtingen omvat. Prijsstabiliteit: het handhaven van prijsstabiliteit is de voornaamste doelstelling van het Euro systeem. De Raad van Bestuur definieert prijsstabiliteit als een jaarlijkse stijging van de gehar moniseerde consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied van minder dan 2%. De Raad van Bestuur heeft ook duidelijk gemaakt dat bij het nastreven van prijsstabiliteit wordt getracht op de middellange termijn de inflatie onder, maar dichtbij, een niveau van 2% te handhaven. Purchasing Managers-enquêtes: in een aantal eurolanden worden enquêtes gehouden in de verwerkende industrie en de dienstensector, op grond waarvan indices worden samengesteld. De Eurozone Purchasing Managers’ Index (PMI) voor de verwerkende industrie is een gewogen indicator, berekend op basis van indices van de productie, de orderontvangsten, de werkgelegenheid, de levertijden van leveranciers en de voorraden ingekocht product. Bij de enquête in de dienstensector worden vragen gesteld met betrekking tot de bedrijvigheid, de verwachtingen ten aanzien van de bedrijvigheid in de toekomst, de orderportefeuille, de orderontvangsten, de werkgelegenheid, de prijzen van ingekochte goederen en diensten en de in rekening gebrachte prijzen. De samengestelde index voor het eurogebied wordt berekend door de resultaten van de enquête in de verwerkende industrie en die in de dienstensector te combineren. Referentiewaarde voor de groei van M3: het jaarlijkse groeitempo van M3 op de middellange termijn dat verenigbaar is met het handhaven van prijsstabiliteit. Thans is de referentiewaarde voor de jaarlijkse groei van M3 41⁄2%. Rendementscurve: grafische voorstelling van de op zeker moment bestaande verhouding tussen rentevoet (rendement) en resterende looptijd van nagenoeg homogene schuldbewijzen met een verschillende resterende looptijd. De heffing van de rendementscurve kan worden gemeten als het ecart tussen de rentevoeten of het rendement die gelden bij twee te kiezen looptijden. Reserveverplichting: het door een kredietinstelling bij het Eurosysteem gedurende een van tevoren vastgestelde periode aan te houden minimale bedrag aan reserves. Of een instelling aan de reserveverplichting voldoet wordt bepaald op basis van het gemiddelde van de dagelijks op de reserverekeningen aangehouden saldi gedurende de aanhoudingsperiode. Ruimere kredietondersteuning: de door de ECB c.q. het Eurosysteem tijdens de financiële crisis genomen bijzondere maatregelen om steun te verlenen aan het financieringsklimaat en de kredietstroom die uitgaat boven wat bereikt kon worden via alleen verlagingen van de belangrijkste rentetarieven van de ECB.
XIV
ECB Maandbericht December 2012
Lijst van termen
Schuld (financiële rekeningen): omvat leningen afgesloten door huishoudens alsmede leningen, schuldbewijzen en pensioenreserves (resulterend uit rechtstreekse pensioentoezeggingen van werkgevers aan hun medewerkers) van niet-financiële vennootschappen, gewaardeerd op marktwaarde per de ultimo van de periode. Schuldbewijzen: vertegenwoordigen een belofte van de emittent (kredietnemer) om op een bepaald tijdstip of bepaalde tijdstippen in de toekomst een of meerdere betalingen aan de houder (kredietverstrekker) te verrichten. Schuldbewijzen kennen doorgaans een specifieke rentevoet (coupon) en/of worden verkocht tegen een lager bedrag dan het op de vervaldatum af te lossen bedrag. Schuldbewijzen met een oorspronkelijke looptijd van meer dan één jaar worden als langlopend beschouwd. Schuldquote (overheid): De overheidsschuldquote wordt gedefinieerd als de verhouding tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product tegen lopende marktprijzen en vormt het onderwerp van één van de in artikel 126, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde begrotingscriteria voor het vaststellen van een buitensporig tekort. Spilkoers: de wisselkoers van de aan het ERM-II deelnemende valuta’s ten opzichte van de euro, waaromheen de fluctuatiemarges binnen het ERM-II zijn vastgesteld. Tekortquote (overheid): De tekortquote wordt gedefinieerd als de verhouding tussen het overheidstekort en het bruto binnenlands product tegen lopende marktprijzen en vormt het onderwerp van één van de in artikel 126, lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vastgelegde begrotingscriteria voor het vaststellen van een buitensporig tekort. Ook wel begrotingstekortquote genoemd. Tekort-schuldaanpassing: het verschil tussen het overheidstekort en de mutatie van de overheidsschuld. Vacatures: een maatstaf van nieuw geschapen banen, onvervulde banen of banen die in de nabije toekomst zullen vrijkomen, waarvoor de werkgever onlangs actief stappen heeft genomen om een geschikte kandidaat te vinden. Variabele-rentetender: Een tenderprocedure waarbij de tegenpartijen inschrijven voor zowel het bedrag waarvoor als de rentevoet waartegen zij een transactie met de centrale bank wensen aan te gaan. Vaste-rentetender: een tenderprocedure waarbij de rentevoet tevoren door de centrale bank is vastgesteld en waarbij deelnemende tegenpartijen inschrijven voor het bedrag waarvoor zij tegen die vaste rentevoet een transactie wensen aan te gaan. Vaste-rentetender met volledige toewijzing: een tenderprocedure waarbij de rentevoet van tevoren door de centrale bank is vastgesteld en waarbij de deelnemende tegenpartijen inschrijven voor het bedrag waarvoor zij tegen die rentevoet een transactie wensen aan te gaan, in de wetenschap dat al hun inschrijvingen zullen worden toegewezen.
ECB Maandbericht December 2012
XV
Vermogensoverdrachtenrekening (nationale rekeningen): onderdeel van het stelsel van nationale rekeningen (of van de rekeningen van het eurogebied) dat de mutaties in de netto waarde die voortvloeien uit de netto besparingen, de netto kapitaaloverdrachten en het saldo van de aan- en verkoop van niet-financiële activa omvat. Volatiliteit: de mate van fluctuatie in een bepaalde variabele. Vorderingensaldo (overheid): het saldo van de totale overheidsinkomsten en de totale overheidsuitgaven (wordt ook overheidstekort genoemd).
XVI
ECB Maandbericht December 2012