M4.55 Bedieningshandleiding
Bedieningshandleiding
M4.55
Serienummers Motornummer Vetus: Mitsubishi: Keerkoppeling-serienummer:
340401.01
Gelieve hier de serienummers in te vullen. Dit vereenvoudigt de afwikkeling bij vragen aan klantenservice en bij vragen over reparaties of reserveonderdelen (zie pag. 6).
Wijzigingen zonder voorafgaande aankondiging voorbehouden. Copyright © 2007 Vetus N.V. Schiedam Holland
Lees en let op de informatie in deze bedieningshandleiding. Hiermee kunt U ongevallen vermijden, uw recht op garantie behouden en uw motor in een uitstekende staat van onderhoud houden.
ander gebruik geldt als in strijd met de bestemming. De fabrikant aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de daaruit voortvloeiende schade. Het risico daarvoor draagt uitsluitend de gebruiker.
Raadpleeg het Vetus Diesel ‘Serviceen Garantieboek’ (320199.05) voor de garantievoorwaarden.
Bij gebruik volgens de bestemming behoort ook het opvolgen van de door de fabriek voorgeschreven bedrijfs-, onderhouds- en reparatievoorschriften. De motor mag uitsluitend door personen bediend, onderhouden en gerepareerd worden die hiermee vertrouwd zijn en die met de gevaren bekend zijn.
Deze motor is uitsluitend bestemd voor de toepassing zoals in de leveringsspecificatie is opgenomen en dient uitsluitend voor dit doel te worden gebruikt. Ieder
De in aanmerking komende voorschriften ter voorkoming van ongevallen en andere algemeen geaccepteerde veiligheids- en bedrijfskundige voorschriften moeten in acht worden genomen. Eigenmachtige wijzigingen aan de motor sluiten de aansprakelijkheid van de fabriek voor de daaruit voortvloeiende schade uit. Eveneens kunnen handelingen aan het injectie- en regelsysteem de prestaties van de motor en de uitlaatgasemissie beïnvloeden. Het voldoen aan de wet-
Inhoud 1 Veiligheidsmaatregelen
4
Controleren en reinigen van het
9
Aftappen van water uit de
koelwaterfilter
2 Inleiding
Typeplaatje 10
34
waterafscheider/brandstoffilter 35
Motornummer 10
36
Cilindernummering 11
Motorolie verversen
37
Verzegeling brandstofpomp 11
Accu, kabels en aansluitingen 40
Identificatie motoronderdelen 12
Keerkoppeling-olie peilen
42
Bedieningspanelen 14
Keerkoppeling-olie verversen
43
Controleren klepspeling
46
3 Gebruik
Brandstoffilter vervangen
48
Algemene richtlijnen 17
Reinigen filter brandstofopvoer-
Controleren toerental
59
wisselaar
60
5 Klaarmaken voor de winter 64 6 Klaarmaken voor de zomer 67 7 Storingzoeken
72
8 Technische gegevens
80
49
Eerste inbedrijfstelling
18
Inlopen
21
V-snaar controleren
Starten
22
Controleren flexibele
Voorgloeien
23
motorsteunen
Varen
26
Controleren slangverbindingen 51
Stoppen
28
Controleren bevestigings middelen
58
Reinigen van de warmte-
(Ontluchten)
pomp
Dynamo controleren
50 51
51
4 Onderhoud
Buitenboordwaterpomp
Inleiding
29
controleren
52
Onderhoudsschema
30
Koelvloeistof vervangen
54
Motorolie peilen
32
Luchtfilter vervangen
58
Controle koelvloeistofniveau
33
Startmotor controleren
58
9 Bedrijfsstoffen Brandstof
83
Smeerolie
85
Koelvloeistof
87
10 Electrische schema’s
88
11 Hoofdafmetingen
94
12 Index
95
1 Veiligheidsmaatregelen
Waarschuwingsaanduidingen
Waarschuwingsaanduidingen In deze handleiding worden in verband met veiligheid de volgende waarschuwingsaanduidingen gebruikt:
Gevaar Geeft aan dat er een groot potentieel gevaar aanwezig is dat ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben.
Voorzichtig Geeft aan dat de betreffende bedieningsprocedures, handelingen, enzovoort, letsel of fatale schade aan de machine tot gevolg kunnen hebben. Sommige VOORZICHTIGaanduidingen geven tevens aan dat er een potentieel gevaar aanwezig is dat ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben.
Symbolen
Geeft aan dat de betreffende handeling moet worden uitgevoerd.
Geeft aan dat een bepaalde handeling verboden is.
Geef de veiligheidsaanwijzingen door aan andere personen die de motor bedienen. Waarschuwing Geeft aan dat er een potentieel gevaar aanwezig is dat letsel tot gevolg kan hebben.
Let op Legt de nadruk op belangrijke procedures, omstandigheden, enzovoort.
Algemene regels en wetten met betrekking tot veiligheid en ter voorkoming van ongelukken dienen altijd in acht te worden genomen.
1 Veiligheidsmaatregelen
Voorkomen van brand en explosies
Brandgevaar! • Rook niet als brandstof wordt bijgevuld. • Voorkom dat brandstof op hete oppervlakken wordt gemorst. Gemorste brandstof moet onmiddellijk worden verwijderd. • Gebruik om onderdelen te reinigen geen benzine of diesel maar maak gebruik van in de handel verkrijgbare, niet-ontvlambare, niet-giftige oplosmiddelen van goede kwaliteit. • Wees altijd alert op eventuele brandstof- of olielekkage! Als u lekkage ontdekt, neem dan onmiddellijk tegenmaatregelen. Als er op de hete motor brandstof of olie wordt gemorst, kan brand optreden. Lichamelijk letsel of schade aan de apparatuur kan hiervan het gevolg zijn.
• Vul de brandstoftank niet bij terwijl de motor loopt! Alleen bij stilstaande motor tanken. • Plaats nooit brandbare materialen in de nabijheid van de motor.! • Houd de motor en de motorruimte schoon! Verwijder alle ontvlambare materialen zoals brandstof, olie, en andere rommel, voordat deze zich in de nabijheid van de motor ophopen.
• Aansluiten (nood) hulp-start-accu Handel als volgt wanneer een hulpstart-accu wordt gebruikt om de motor te starten: - Sluit eerst de pluskabel aan. - Sluit als laatste de massakabel (negatieve pool) aan op het motorblok Als deze kabel abusievelijk aangesloten wordt op de negatieve pool van de motoraccu, kan een vonk optreden. Het gevolg hiervan is dat het door de accu geproduceerde explosieve gas wordt ontstoken. - Als de motor gestart is, verwijder dan eerst de massakabel.
1 Veiligheidsmaatregelen
• De draaiende onderdelen van de motor zijn gevaarlijk. Raak tijdens bedrijf van de motor nooit bewegende delen aan om snijwonden en andere verwondingen te voorkomen. • Zet de motor uit voordat onderhoud wordt verricht! • Zet de motor altijd uit voordat olie, koelvloeistof of brandstof wordt bijgevuld of ververst. • Alvorens inspectie en onderhoud uit te voeren moet eerst de contactsleutel worden verwijderd en de accuhoofdschakelaar worden uitgeschakeld.
• Overtuig u ervan dat alles in orde is voordat de motor weer wordt gestart! Overtuig u ervan dat er niemand aan of in de buurt van de motor werkt voordat u de motor start. Verwijder alle vreemde materialen uit de motor, zoals rommel, olie, gereedschap, en andere onderdelen die geen deel uitmaken van de motor. • Installeer de beschermende afdekkingen! Zorg ervoor dat, om letsel te voorkomen, alle beschermende afdekkingen en afdekplaten op de draaiende onderdelen zijn geplaatst.
Voorkomen van letsel
• Verwijder het torngereedschap als dit niet wordt gebruikt. Als u dit nalaat, kan ernstig letsel of schade aan de machine hiervan het gevolg zijn. • Open de dop op de expansietank nooit als de motor op bedrijfstemperatuur is. • Controleer het koelvloeistofniveau alleen nadat de motor is stopgezet en de vuldop op de warmtewisselaar koel genoeg is om deze met blote handen te verwijderen. • Probeer bij een draaiende motor nooit de ventilatorriem bij te stellen.
1 Veiligheidsmaatregelen
• Ga voorzichtig te werk met accuzuur! Als accuzuur in contact komt met de ogen of huid, was deze lichaamsdelen dan onmiddellijk uit met een ruime hoeveelheid water. Als accuzuur in contact komt met de ogen, was dan onmiddellijk uw ogen uit en raadpleeg een arts. • Ga voorzichtig te werk met antivries! Als u per abuis antivries inneemt, dwing uzelf dan over te geven en raadpleeg onmiddellijk een arts. Als antivries in contact komt met uw ogen, was deze dan onmiddellijk schoon met een ruime hoeveelheid water en raadpleeg een arts.
Voorkomen van letsel
• Zorg ervoor dat u voor het werk passende werkkleding draagt! Voor uw eigen veiligheid heeft u wellicht speciale onderdelen nodig - veiligheidshelm, gezichtsbescherming, veiligheidsschoenen, veiligheidsbril, zware handschoenen, oorbeschermers, etc. Gebruik deze als dat nodig is. • Voer onderhoudswerkzaamheden veilig uit door uitsluitend passend gereedschap toe te passen. • Uitlaatwalmen Laat de motor nooit draaien als het uitlaatsysteem niet op de motor is aangesloten.
1 Veiligheidsmaatregelen
• Wanneer de motor plotseling stilvalt: Als de motor plotseling is gestopt, start deze dan niet onmiddellijk opnieuw. Spoor de oorzaak op en verricht de benodigde reparaties voordat u de motor opnieuw start. Als u dit niet doet, kunnen er ernstige motorproblemen ontstaan. • Als de smeeroliedruk laag is: Stop de motor onmiddellijk en controleer het smeeroliesysteem. Een motor in bedrijf met lage smeeroliedruk kan tot gevolg hebben dat lagers en andere onderdelen vastlopen.
Tijdens het optreden van problemen
• Als de motor oververhit raakt: Indien de motor oververhit raakt, schakel deze dan niet onmiddellijk uit. Als een oververhitte motor plotseling wordt uitgeschakeld, kan dit tot gevolg hebben dat de koelvloeistoftemperatuur snel stijgt en bewegende onderdelen vastlopen. Laat de motor eerst stationair draaien om de hete gebieden in de motor af te laten koelen, en vul vervolgens geleidelijk koelvloeistof bij. Onthoud: het bijvullen van koelvloeistof aan een oververhitte motor kan schade toebrengen aan de cilinderkop.
• Als de ventilatorriem gebroken is: Zet de motor onmiddellijk stop. Als een motor wordt gebruikt met een gebroken ventilatorriem, kan dit tot gevolg hebben dat de motor oververhit raakt, wat op zijn beurt tot gevolg kan hebben dat de koelvloeistof uit de expansietank spuit.
2 Inleiding
Geachte cliënt, Vetus dieselmotoren zijn ontworpen voor zowel plezier- en beroepsvaart. Een ruime keus aan varianten wordt aangeboden om aan elke specifieke eis te voldoen.
Wij hebben getracht de verschillen duidelijk te maken, zodat u de voor u motor relevante bedrijfs- en onderhoudstips makkelijk kunt vinden.
Uw motor is afgestemd op inbouw in uw schip. Dit betekent dat niet noodzakelijkerwijs alle in deze handleiding genoemde onderdelen aan uw motor gemonteerd zijn.
Gelieve deze handleiding te lezen alvorens de motor in gebruik te nemen en de gebruiks- en onderhoudsaanwijzingen in acht te nemen.
Voor eventuele vragen staan wij tot uw beschikking. Uw, Vetus n.v.
2 Inleiding
VD01139
Typeplaatje, Motornummer
VD01048
VD01132
1 Typeplaatje
2 Plaats van het typeplaatje
3 Motornummer
Het Vetus motornummer en motorgegevens zijn op het typeplaatje aangebracht.
Het Vetus motor-typeplaatje is aangebracht op het kleppendeksel.
Het Mitsubishi motornummer is ingeslagen in de brandstofpomp.
Bij bestelling van reserve-onderdelen moet het Vetus motornummer worden opgegeven.
10
2 Inleiding
Cilindernummering, Verzegeling brandstofpomp
Verzegeling
VD00637
4 Cilindernummering De cilinders zijn doorlopend genummerd beginnende bij de voorzijde.
Maximum toeren stelschroef
VD00145
5 Verzegeling brandstofpomp Voorzichtig Het verbreken van de verzegelingen op de regulateur voor het wijzigen van de instellingen van het maximale toerental en de maximale inspuithoeveelheid mag uitsluitend worden uitgevoerd door geautoriseerd Vetus Service personeel.
Het verbreken van de verzegelingen en het wijzigen van de instellingen kan leiden tot: • Versnelde slijtage van motoronderdelen. • Toename van brandstof- en olieverbruik. • Onjuist afgestelde inspuithoeveelheid en slechte motorprestatie. • Inbreuk op emissiewetgeving.
11
2 Inleiding
Identificatie motoronderdelen Servicezijde
1 Olievuldop 2 Aansluiting brandstoftoevoerleiding 8 mm 3 Brandstofopvoerpomp 4 Oliefilter 5 Motoroliekoeler 6 Aftapplug waterafscheider/brand stoffilter 7 Waterafscheider/ brandstoffilter 8 Keerkoppeling 9 Filter keerkoppeling 10 Luchtinlaat 11 Keerkoppeling oliekoeler 12 Luchtfilter 13 Turbo 14 Aansluitkast electrisch systeem en zekering 15 Aansluiting brandstofretourleiding 8 mm 16 Ontluchtingsnippel waterafscheider/ brandstoffilter 17 Oliepeilstok 18 Handbediening electrische stop 19 Aansluiting trek-druk kabel gashandel 20 Olievuldop
10
9 VD01149
12
11
8
12
13
7
14
6
5
15 16
4
17
18
3
2
19
1
20
2 Inleiding
27
26
25
28, 29
Identificatie motoronderdelen Startmotorzijde
30
31
24
32
33
34
23
35
21 Aansluiting trek-drukkabel keerkoppeling 22 Aftapplug keerkoppeling 23 Oliepeilstok/vuldop keerkoppeling 24 Startmotor 25 Dynamo 26 Buitenwaterpomp, inlaatdiam. ø 20 mm 27 V-snaar 28 Aansluiting extra expansietank (alleen kielkoeluitvoering) 29 Ontluchtingsnippel koelsysteem 30 Vuldop (drukdop) koelsysteem 31 Expansietank 32 Warmtewisselaar 33 Aftapplug koelsysteem 34 Aansluiting beluchter 35 Uitlaatinjectiebocht ø 50 mm
22 21
VD01150
13
2 Inleiding
Bedieningspanelen, motoren met interkoeling 1
2
5
4
5
6
7
8
9
4
6
8
3
3
VD00576
VD00575
Standaardpaneel (model 22) Fly-bridge paneel (excl. voltmeter, model 21)
Zeilbootpaneel (model 10)
1 2 3 4 5
14
7
Toeren/urenteller Voltmeter Start-gloeischakelaar/slot Controlelampje buitenwatertemperatuur Controlelampje oliedruk
6 7 8 9
Controlelampje Controlelampje Controlelampje Controlelampje
binnenwatertemperatuur laadstroom voorgloeien oliedruk keerkoppeling *
*) Optie, standaard niet aangesloten.
2 Inleiding
Bedieningspanelen, motoren met kielkoeling 1
4
5
6
2
7
8
9
3
VD00630
Standaardpaneel (model 22) Fly-bridge paneel (excl. voltmeter, model 21) 1 2 3 4 5
Toeren/urenteller Voltmeter Start-gloeischakelaar/slot Controlelampje laadstroom 2e dynamo Controlelampje oliedruk
6 7 8 9
Controlelampje Controlelampje Controlelampje Controlelampje
binnenwatertemperatuur laadstroom voorgloeien oliedruk keerkoppeling *
*) Optie, standaard niet aangesloten.
15
2 Inleiding
Bedieningspanelen, optie 10
11
1
4
5
6
2
7
8
9
3
VD00631
Uitgebreid paneel (model 34) 1 2 3 4 5 6
16
Toeren/urenteller Voltmeter Start-gloeischakelaar/slot Controlelampje buitenwatertemperatuur Controlelampje oliedruk Controlelampje binnenwatertemperatuur
7 8 9 10 11
Controlelampje laadstroom Controlelampje voorgloeien Controlelampje oliedruk keerkoppeling * Temperatuurmeter, binnenwater Oliedrukmeter
*) Optie, standaard niet aangesloten.
3 Gebruik
Algemene richtlijnen
Algemene richtlijnen voor gebruik Het gevolg geven aan de hierna volgende aanbevelingen zal resulteren in een langere levensduur, in betere prestaties en in meer economisch gebruik van uw motor. • Voer regelmatig alle aangegeven onderhoud uit, inclusief de ‘Dagelijks voor het starten’ procedures. • Gebruik het gehele jaar door anti-vries om de motor zowel tegen corrosie als tegen vorstschade te beschermen. Voor specificatie zie pag. 87.
• Laat de motor nooit draaien zonder thermostaat.
te hoge buitenwatertemperatuur of laadcontrole oplicht.
• Gebruik een goede kwaliteit smeerolie. Voor specificatie zie pag. 84.
• Volg altijd de veiligheidsadviezen op, zie pag. 4.
• Gebruik een goede kwaliteit dieselbrandstof die vrij is van water en andere verontreinigingen. • Stop altijd onmiddellijk de motor als een van de controlelampjes voor oliedruk, te hoge binnenwatertemperatuur,
Alleen motoren met interkoeling.
3 Gebruik Motorolie
Eerste inbedrijfstelling OIL
OIL
5,5 liter 15W40 API:
CF, CF-4, CI-4
Bijvoorbeeld: Vetus Marine Diesel Engine Oil 15 W-40 Shell Nautilus Premium Inboard 15W-40
VD01052
1 Ingebruikname van de motor
2 Vul met motorolie
Alvorens de motor voor de eerste keer wordt gestart dienen de volgende handelingen te worden verricht:
Standaard worden de motoren geleverd zonder olie. Vul de motor met olie via de vulnek op het kleppendeksel. Controleer het olieniveau met de peilstok, zie pag. 32.
18
VD01142
Een tweede olievuldop bevindt zich op het distributiedeksel.
3 Gebruik Vetus motoren worden geleverd met onder andere Technodrive en ZF-Hurth keerkoppelingen.
Eerste inbedrijfstelling OIL
OIL
Als uw motor is voorzien van een ander merk keerkoppeling volg dan de instructies uit de meegeleverde handleiding op betreffende olie peilen, verzorging en onderhoud.
VD01034
17
27
VD01024
3 Vullen keerkoppeling met olie Vul de keerkoppeling met olie. Controleer het olieniveau met de peilstok, zie pag. 42.
Technodrive: type TM345 : 1,6 liter, Motorolie SAE 20W40-CD type TM345A : 1,6 liter, Motorolie SAE 20W40-CD
ZF Hurth: type ZF25 type ZF25A
: 2,5 liter : 1,8 liter
ATF :Automatic Transmission Fluid; Transmissie olie type A, Suffix A.
type TMC60 : 0,8 liter, Motorolie SAE 20/30
19
3 Gebruik
Eerste inbedrijfstelling
Koelvloeistofhoeveelheid : 6,5 liter
Let op
Boiler Als op de motor een boiler is aangesloten en deze boiler is hoger opgesteld dan de bovenzijde van de motor dan wordt deze niet automatisch ontlucht! Volg de aanwijzingen voor het vullen op pag. 57.
VD01129
VD00158
VD01130
4 Vullen koelsysteem Verwijder de dop van de vulnek op het warmtewisselaarhuis. Verwijder de bout bovenop het deksel van het thermostaathuis, om het koelsysteem goed te kunnen ontluchten. Vul het koelsysteem. Gebruik een mengsel van 40% anti-vries (op ethyleen-glycol basis) en 60% schoon leidingwater of gebruik een koelvloeistof. Voor specificaties zie pag. 87.
20
Het koelvloeistofniveau moet ca. 1 cm onder de onderzijde van de vulnek staan. Tijdens het vullen wordt automatisch ontlucht! Monteer de vuldop. Controleer het koelvloeistofniveau in het warmtewisselaarhuis nadat de motor voor de eerste keer in bedrijf is geweest, bedrijfstemperatuur bereikt heeft en weer afgekoeld is tot omgevingstemperatuur.
Bijvullen, indien noodzakelijk.
Voorzichtig Vul het koelsysteem nooit bij met zeewater of met brak water.
3 Gebruik FUEL
Eerste inbedrijfstelling Inlopen Waarschuwing Alleen bij stilstaande motor tanken. Mors geen brandstof. Voorkomen onnodige vervuiling van het milieu.
VD00002
5 Brandstof
6 Overige voorbereidingen
7 Inlopen
Overtuig u ervan dat de brandstoftank met dieselolie is gevuld. Gebruik uitsluitend schone, watervrije, in de handel verkrijgbare dieselolie. Voor brandstofkwaliteit zie pag. 83. Ontlucht het brandstofsysteem, zie pag. 36.
• Controleer de accu en de aansluitingen van de accukabels.
Om een lange levensduur voor uw motor te bereiken dient gedurende de eerste 50 uur aandacht aan het volgende te worden besteed:
• Start de motor, zie pag. 22, en laat deze ca. 10 minuten onbelast proefdraaien. Controleer de motor en alle aansluitingen (brandstof, koelwater en uitlaat) op dichtheid.
• Laat de motor op temperatuur komen alvorens hem te belasten. • Vermijd snelle acceleratie. • Laat de motor niet sneller draaien dan 3/4 van het maximum toerental.
21
3 Gebruik Controleer vóór het starten navolgende punten: • • • • •
Starten altijd
de
Motoroliepeil. Koelvloeistofniveau. Buitenboordwaterkraan open. Hoofdschakelaar ‘aan’. Keerkoppeling in stand ‘neutraal’.
neutraal keerkoppeling achteruit
half gas, keerkoppeling niet ingeschakeld
keerkoppeling vooruit
gas achteruit
gas vooruit
VD00111
VD00112
Na reparatiewerkzaamheden:
8 Voorbereiding starten
9 Bedieningshandel
Controleer of alle veiligheidsvoorzieningen gemonteerd zijn en of alle gereedschappen van de motor verwijderd zijn. Bij het starten met gloeien geen extra starthulpen toepassen (b.v. inspuiten met snelstart). Dit kan tot ongevallen leiden.
Controleer alvorens de motor te starten altijd of de bedieningshandel(s) in stand neutraal staat(staan).
Zet de bedieningshandel in de stand ‘half gas’ zonder de keerkoppeling in te schakelen.
22
Waarschuwing Start nooit de motor als de brandstofinjectiepomp verwijderd is. Neem de accuverbindingen los.
3 Gebruik
Starten
VD00107
Draai de startsleutel op het instrumentenpaneel naar rechts; de controlelampjes voor oliedruk en dynamo gaan nu branden en de alarmzoemer treedt in werking.
Omgevings- temperatuur
Voorgloeitijd
Hoger dan + 5°C
ca. 6 seconden
+5°C tot -5°C
ca. 12 seconden
Lager dan -5°C
ca. 18 seconden
1 minuut
Maximale- inschakelduur
VD00108
10 Voorgloeien
11 Voorgloeitijd
Draai de sleutel verder naar rechts tot op de stand ‘ ’. Alleen het gloeicontrole lampje brandt nu.
De optimale voorgloeitijd is afhankelijk van de omgevingstemperatuur; hoe lager de omgevingstemperatuur, hoe langer de voorgloeitijd welke noodzakelijk is. Zie tabel.
Houdt de sleutel ca. 6 seconden in deze stand.
Voorzichtig Overschrijdt nooit de maximale voorgloeitijd om verbranden van de gloeipluggen te voorkomen.
23
3 Gebruik
VD00109
Starten
VD00110
12 Starten Draai nu de sleutel verder naar de ‘start’ positie.
24
Laat de sleutel los zodra de motor aanslaat (de sleutel draait terug naar de ‘on’ positie) en neem gas terug. Laat de sleutel, tijdens het draaien van de motor, in deze stand staan.
Voorzichtig Laat de sleutel los als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat. Laat de startmotor 30 seconden afkoelen alvorens de sleutel weer naar de 'start' stand te draaien.
3 Gebruik
Starten
VD00629
Voorzichtig Controleer of beide lampjes voor oliedruk en dynamo gedoofd zijn. Het koelwater moet nu uit de uitlaat stromen; is dit niet het geval, stop dan onmiddellijk de motor.
Laat de motor 5 tot 10 minuten stationair draaien. Een goede opwarming is van essentieel belang om een maximale levensduur en prestatie te bewerkstelligen.
Draai de sleutel, tijdens draaien van de motor, nooit naar de ‘start’ positie. De startmotor kan hierdoor worden beschadigd.
Draai nooit de hoofdschakelaar uit, terwijl de motor draait.
Alleen motoren met interkoeling
25
3 Gebruik
Varen
VD00113
13 Toerenteller Het bedieningspaneel is voorzien van de volgende meetinstrumenten (Afhankelijk van het type paneel, zie pag. 14.)
Waarschuwing
Deze geeft het aantal omwentelingen per minuut van de motor aan. Tevens wordt het aantal bedrijfsuren aangegeven. Stationair toerental:
26
900 omw/min
Vermijd om de motor langer dan 10 minuten stationair te laten draaien. Dit kan leiden tot koolafzettingen in de verbrandingskamers en een onvolledige verbranding van de brandstof.
3 Gebruik
Varen
VD00114
14 Voltmeter
15 Controlelampjes
16 Alarmzoemer
Deze geeft de accuspanning aan. Bij draaiende motor dient de accuspanning 12 tot 14 Volt, te bedragen. Bij stilstaande motor, met het startslot in de eerste stand zal de voltmeter ca. 12 Volt aanwijzen.
Tijdens het draaien van de motor mogen geen van de 5 controlelampjes branden.
Zowel oliedruk, laadcontrole als de temperatuurcontrolelampjes zijn aangesloten op de alarmzoemer. Mocht deze zoemer tijdens de vaart alarm geven, Stop dan onmiddellijk de motor.
27
3 Gebruik
VD00105
Stoppen
VD00106
17 Electrisch stoppen
18 Mechanisch stoppen
Neem gas terug naar stationair en schakel de keerkoppeling in ‘Neutraal’. Draai de sleutel geheel naar links dóór de ’Off’ positie heen.
Wanneer de motor gestopt is, zet dan de sleutel terug in de ’Off’ positie.
Stop de motor nooit onmiddellijk nadat er lange tijd gevaren is. Laat de motor dan eerst enkele minuten stationair draaien alvorens deze te stoppen.
Indien de motor langere tijd niet gebruikt wordt verdient het aanbeveling de buitenboordkraan te sluiten en de hoofdschakelaar uit te draaien.
28
VD01057
Op de motor zelf kan worden gestopt door de zwarte knop op de brandstofpomp in te drukken. Indien de electrisch bekrachtigde brandstofklep niet afsluit kan op deze manier toch de motor worden gestopt.
4 Onderhoud
Inleiding
Inleiding De hierna volgende richtlijnen dienen voor dagelijks en periodiek onderhoud. Voer elk onderhoud uit op het aangegeven tijdstip. De aangegeven tijdsintervallen zijn voor normale gebruiksomstandigheden. Pleeg frequenter onderhoud onder zware omstandigheden. Verwaarlozen van het onderhoud kan leiden tot storingen en blijven schade aan de motor.
Op garantie kan geen aanspraak worden gemaakt indien er sprake is van gebrekkig onderhoud. Houd de volgende gegevens bij in het logboek en/of in het ‘Service- en garantieboek’: • Aantal bedrijfsuren (aflezing bedrijfsurenteller). • De hoeveelheid olie, brandstof, en koelvloeistof dat voor bijvullen nodig is. • De periodieke tijdstippen waarop olie en koelvloeistof zijn ververst.
• Smeeroliedruk en koelvloeistoftemperatuur. • Onderdelen waaraan onderhoud is verricht en het soort onderhoud (afstelling, reparatie of vervanging), en de resultaten van elk onderhoud • Veranderingen in bedrijfsomstandigheden; bijvoorbeeld: ‘Uitlaatrook werd zwart’, enzovoort.
29
4 Onderhoud
Onderhoudsschema
Iedere 10 uur of dagelijks, voor het starten
Iedere 100 uur, tenminste 1 x per jaar
Motorolie peilen
32
Aftappen van water uit het brandstoffilter
35
Controle koelvloeistofniveau
33
Motorolie verversen
37
Controle koelwaterfilter
34
Oliefilter vervangen
38
Accu’s, accukabels en accuaansluitingen
40
Keerkoppeling-olie peilen
42
Na de eerste 50 uur Aftappen van water uit het brandstoffilter
35
Motorolie verversen
37
Oliefilter vervangen
38
Keerkoppeling-olie verversen (Technodrive)
Keerkoppeling-olie verversen (Technodrive)
43
Keerkoppeling-olie verversen en filter vervangen
44
Controle klepspeling
46
Brandstoffilter vervangen
48
Brandstoffilter vervangen
48
Controle stationair toerental
59
Reingen filter brandstofopvoerpomp
49
V- snaar controleren
50
Controle flexibele motorsteunen
51
Controle op lekkage
51
Controle bevestigingsmiddelen
51
Keerkoppeling-olie verversen en filter vervangen (ZF‑Hurth)
Gevaar Alle onderhoudswerkzaamheden alleen bij stilstaande motor uitvoeren.
30
Iedere 500 uur, tenminste 1 x per jaar
(ZF‑Hurth)
43 44
4 Onderhoud
Onderhoudsschema
Iedere 500 uur
Indien noodzakelijk
Inspuitdruk controleren en afstellen
*)
Ontluchten brandstofsysteem
36
Gloeibougies controleren
*)
Reinigen warmtewisselaar **)
60
Controle stationair toerental
59
Iedere 1000 uur, tenminste 1 x per 2 jaar Buitenboordwaterpomp controleren **)
52
Koelvloeistof vervangen
54
Luchtfilter vervangen
58
Iedere 1000 uur Startmotor controleren
58
Dynamo controleren
58
Turbolader controleren
*)
Gevaar Alle onderhoudswerkzaamheden alleen bij stilstaande motor uitvoeren.
*) Raadpleeg het service manual, werkzaamheden uit te voeren door een Vetus Mitsubishi dealer. **) Alleen bij motoren met interkoeling.
31
4 Onderhoud
VD01143
Motorolie peilen Dagelijks, voor het starten.
VD00155
VD01052
1 Olie peilen
2 Oliepeil
3 Olie bijvullen
Zet de motor af. De peilstok bevindt zich aan de stuur boordzijde van de motor.
Het oliepeil moet op of bij de bovenste streep op de peilstok staan*. Indien nodig, olie bijvullen van het zelfde merk en soort.
De olievuldop bevindt zich boven op het kleppendeksel.
*) De hoeveelheid olie tussen de beide merkstrepen bedraagt: 1,9 liter
32
Een tweede olievuldop bevindt zich op het distributiedeksel, zie pag. 18.
4 Onderhoud
Controle koelvloeistofniveau Dagelijks, voor het starten.
VD01131
VD00158
VD01130
4 Controle koelvloeistofniveau
VD01129
5 Bijvullen koelsysteem
Controleer het koelvloeistofniveau in de expansietank. Dit moet gecontroleerd worden bij koude motor. Verwijder de dop van de vulnek op de warmtewisselaar.
Bijvullen, indien nodig. Verwijder tijdens het bijvullen de bout bovenop het deksel van het thermostaathuis, om het koelsysteem goed te kunnen ontluchten.
Het koelvloeistofniveau moet ca. 1 cm onder de onderzijde van de vulnek staan.
Waarschuwing Open nooit de dop op de warmtewisselaar wanneer de motor op bedrijfstemperatuur gekomen is.
Het intern koelsysteem kan worden bijgevuld met een mengsel van anti-vries (40%) en schoon leidingwater (60%) of met een speciale koelvloeistof. Voor specificaties, zie pag. 87.
Voorzichtig Vul het koelsysteem nooit met zeewater of brakwater.
33
4 Onderhoud
Controleren en reinigen van het koelwaterfilter Dagelijks, vóór het starten.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
VD00125
CT30119
6 Controleren van het koelwaterfilter
7 Reinigen van het koelwaterfilter
Controleer dagelijks of er zich vuil in het koelwaterfilter bevindt.
Sluit de de buitenboordwaterkraan alvorens het filterdeksel los te nemen. Reinig het koelwaterfilter zo vaak als nodig is, afhankelijk van de vervuiling van het vaarwater, maar tenminste eenmaal per halfjaar. Een vervuild koelwaterfilter kan leiden tot een hogere temperatuur dan normaal, of tot oververhitting van de motorkoelvloeistof.
34
Controleer na het reinigen en monteren van het deksel de afdichting van het deksel op het filterhuis. Bij een niet goed afgedicht deksel zuigt de buitenwaterpomp tevens lucht aan; dit kan leiden tot een te hoge motortemperatuur.
4 Onderhoud
Aftappen van water uit de waterafscheider/brandstoffilter Elke 100 bedrijfsuren.
VD01154
Gevaar Rook niet als u water en bezinksel aftapt. Houd vlammen en ontstekingsonderdelen uit de omgeving. Verwijder gemorste vloeistof en rommel voordat u de motor start.
VD00027
8 Brandstoffilter aftappen
9 Waterafscheider aftappen
• Draai de aftapplug aan de onderzijde van het filter open. • Laat het water eruit lopen en sluit de aftapplug.
Tap de separaat opgestelde waterafscheider af: • Draai de aftapplug aan de onderzijde van het filter open. • Laat het water eruit lopen en sluit de aftapplug. N.B : De waterafscheider behoort niet tot de standaard leveringsomvang maar moet wel worden geïnstalleerd!
35
4 Onderhoud
VD00107
Aftappen van water uit de waterafscheider/brandstoffilter Elke 100 bedrijfsuren.
VD01133
13
10 Ontluchten Na het aftappen van de waterafscheider/ brandstoffilter moet het brandstofsysteem worden ontlucht. Het brandstofsysteem is zelfontluchtend. Draai de sleutel in het startslot in de stand 'ON', de brandstofpomp zal nu het systeem doorpompen.
36
VD00109
11 Start de motor Open de ontluchtingsnippel op het filter om het ontluchten sneller te laten verlopen. Sluit de ontluchtingsnippel als alle lucht ontsnapt is.
Bedien het startslot tot de motor aanslaat; laat de sleutel los als de motor niet binnen 20 seconden aanslaat. Wacht tot de startmotor stilstaat alvorens opnieuw een poging te doen. Herhaal het bovenstaande indien de motor na korte tijd afslaat.
4 Onderhoud
Motorolie verversen Elke 100 bedrijfsuren.
VD01063
12 Motorolie verversen
13 Aftappen olie
Elke 100 bedrijfsuren moet de motorolie ververst worden (tezamen met het vernieuwen van het oliefilter).
Ververs de olie met een stilstaande motor op bedrijfstemperatuur. (Smeerolie-temperatuur max. 80°C.)
Indien de motor minder dan 100 draaiuren per jaar maakt dient de olie minstens eenmaal per jaar te worden ververst.
Gevaar Let op gevaar van verbranden van de huid bij het aftappen van hete olie! Oude olie moet worden opvangen in een blik o.i.d. zodat u zich er volgens de voorschriften van kan ontdoen.
Laat de motor enkele minuten draaien alvorens de olie te verversen; warme olie laat zich gemakkelijk verpompen.
Verwijder de oliepeilstok; plaats in de buis voor de peilstok de aanzuigslang van de meegeleverde aftappomp. Druk het pomphandel snel naar beneden en trek het langzaam omhoog.
37
4 Onderhoud
Motorolie verversen Elke 100 bedrijfsuren. Oliefilter,
VD01155
art.code:
STM0051
VD00124
VD01156
14 Oliefilter demonteren
15 Inoliën rubber ring
16 Oliefilter monteren
Demonteer het oliefilter, met in de handel verkrijgbaar gereedschap, nadat alle olie uit de motor is gepompt. Eventueel naar buiten komende olie opvangen.
Reinig het contactvlak van de rubber pakking ring. Olie de rubberen ring van het nieuwe oliefilter in met schone motorolie.
Monteer het oliefilter. Volg hierbij de aanwijzingen als vermeld op het filterelement.
Gevaar Let op het verbrandingsgevaar bij hete olie.
38
4 Onderhoud Oliehoeveelheid: (incl. oliefilter)
Motorolie verversen Elke 100 bedrijfsuren.
6,0 liter
VD01052
17 Hervullen met olie Vul de motor met nieuwe olie (voor specificatie zie pag. 84) via een van de vulopeningen. Laat de motor korte tijd stationair draaien. Controleer tijdens het draaien op eventuele olielekkage. Stop de motor, wacht 5 minuten om de olie in de carterpan te laten zakken en controleer het olieniveau met de peilstok.
39
4 Onderhoud
Accu, kabels en aansluitingen Elke 100 bedrijfsuren. Vetus Onderhoudsvrije accu’s
VD00117
VD00118
Groene punt
VD00121
Volledig donker
VD00122
Helder
VD00123
18 Accu, accu-aansluitingen
19 Controle soortelijke massa
20 Werking hydrometer
Houdt de accu schoon en droog. Neem accukabels los (eerst de min, massa). Reinig de accupolen (+ en -) en de accuklemmen en vet deze een zuurvrij en zuur bestendig vet in. Let er op dat, na montage, de accuklemmen goed contact maken. Draai de bouten slechts handvast.
Elke Vetus Onderhoudsvrije accu heeft een hydrometer (1) ingebouwd in het deksel. Visuele inspectie van de hydrometer zal een van de volgende condities te zien geven:
• Groene punt zichtbaar - Ladings toestand 65 % of hoger. • Donker - Ladingstoestand minder dan 65 %. Onmiddellijk herladen. • Helder of licht geel - Accuvloeistof niveau te laag. Indien door de accu langdurig te overladen, met een te hoge spanning, het niveau te laag is geworden vervang dan de accu. Controleer de dynamo en/of de spanningsregelaar.
40
4 Onderhoud
Accu, kabels en aansluitingen Elke 100 bedrijfsuren.
Conventionele accu’s
Conventionele accu’s
Zuurdicht- heid
Ladingstoestand
1,28 kg/l 100% 1,20 kg/l
50%
1,12 kg/l 10% VD00119
bijladen onmiddellijk opladen
VD00120
21 Controle accuvloeistof niveau
22 Controle van de zuurdichtheid
Bij conventionele accu’s is het noodzakelijk om het niveau van de accuvloeistof regelmatig te controleren. Verwijder de doppen (Let er op dat er geen vonken of open vuur in de nabijheid zijn) en controleer het niveau. De vloeistof moet zich 10 tot 15 mm boven de platen bevinden. Indien nodig bijvullen met gedistilleerd water. Breng de doppen weer aan en laadt de accu gedurende 15 minuten met een stroom van 15 - 25 Ampère om de accuvloeistof te mengen.
Bepaal de zuurdichtheid van de afzonderlijke cellen met een in de handel verkrijgbare zuurweger. De zuurdichtheid is een maat voor de ladingstoestand (zie tabel). De zuurdichtheid van alle cellen moet tenminste 1,200 kg/l bedragen en het verschil tussen de hoogste en laagste waarde moet minder dan 0,050 kg/l bedragen. Indien dit niet het geval is laadt dan de accu of vervang deze. Tijdens de controle dient de temperatuur van de accuvloeistof bij voorkeur 20°C te bedragen.
Gevaar De door de accu afgegeven gassen zijn explosief! Vermijd vonken en open vuur in de nabijheid! Zorg er voor dat accuzuur niet in contact met huid of kleding komt! Draag een veiligheidsbril! Geen gereedschap op de accu leggen!
41
4 Onderhoud
Keerkoppeling-olie peilen Elke 100 bedrijfsuren.
VD01038
Vetus motoren worden geleverd met onder andere Technodrive en ZF-Hurth keerkoppelingen. Raadpleeg de betreffende eigenaarshandleiding voor meer informatie betreffende verzorging en onderhoud. Als uw motor is voorzien van een ander merk keerkoppeling volg dan de instructies uit de meegeleverde handleiding op betreffende olie peilen, verzorging en onderhoud.
42
17
VD01134
23 Olie peilen (Technodrive)
24 Olie peilen (ZF-Hurth)
Het olieniveau moet tussen de merkstrepen op de peilstok staan. Vul eventueel olie bij. De olievuldop bevindt zich aan de bovenzijde van de keerkoppeling. Voor specificatie van de keerkoppelingolie zie pag. 86.
Draai de peilstok uit het koppelingshuis. Peil de olie door de (schone) peilstok weer in het gat te laten zakken, zonder deze er in te draaien. Het olieniveau moet tussen de merkstrepen op de peilstok staan. Vul eventueel olie bij via het gat voor de peilstok. Voor specificatie van de keerkoppelingolie zie pag. 86.
4 Onderhoud
VD01043
Keerkoppeling-olie verversen (Technodrive) Elke 500 bedrijfsuren.
27
VD01042
14
25 Olie aftappen Tap de olie af met behulp van een aparte aftappomp. Verwijder de vuldop. Plaats de aanzuigslang van de aftappomp in het gat. Druk de pomphandel snel naar beneden en trek hem langzaam omhoog. Verwijder de pomp nadat alle oude olie er uitgepompt is.
VD01034
26 Vullen met nieuwe olie Of indien er voldoende ruimte aan de onderzijde van de keerkoppeling is kan olie worden afgetapt door de aftapplug te verwijderen.
Vul de keerkoppeling via het vulgat tot het juiste niveau. Voor hoeveelheid en oliespecificatie zie pag. 86.
Vang de olie op in een opvangbak.
Als uw motor is voorzien van een ander merk keerkoppeling volg dan de instructies uit de meegeleverde handleiding op betreffende olie verversen.
43
4 Onderhoud
VD01151
Keerkoppeling-olie verversen (ZF-Hurth) Elke 500 bedrijfsuren.
VD01153
22
27 Olie aftappen Tap de olie af met behulp van een aparte aftappomp. Verwijder de peilstok. Plaats de aanzuigslang van de aftappomp in het gat. Druk de pomphandel snel naar beneden en trek hem langzaam omhoog. Verwijder de pomp nadat alle oude olie er uitgepompt is.
44
VD00644
6
28 Vervangen oliefilter Of indien er voldoende ruimte aan de onderzijde van de keerkoppeling is kan olie worden afgetapt door de aftapplug te verwijderen. Vang de olie op in een opvangbak.
Gelijktijdig met het verversen van de olie moet het filterelement worden vervangen. Draai de schroef waarmee het filterdeksel is bevestigd linksom en verwijder het filter uit het filterhuis. Gebruik hierbij een inbussleutel.
4 Onderhoud Filterelement,
art.code:
Keerkoppeling-olie verversen (ZF-Hurth) Elke 500 bedrijfsuren. CT50081
3
2
1 VD00645
VD01152
29 Vullen met nieuwe olie Trek het filterelement (1) los. Controleer de O-ringen (2 en 3) op beschadiging, zonodig vervangen.
Vul de keerkoppeling door het peilgat tot het juiste niveau. Voor hoeveelheid en oliespecificatie zie pag. 86.
Als uw motor is voorzien van een ander merk keerkoppeling volg dan de instructies uit de meegeleverde handleiding op betreffende olie verversen.
Plaats het nieuwe filter en monteer het geheel in de keerkoppeling.
45
4 Onderhoud
Controle klepspeling Elke 500 bedrijfsuren. Markering BDP cilinder 1 en 4
Markering motorblok Markering injectie tijdstip
Markering BDP cilinder 2 en 3 VD01067
12
VD00130
27
30 Klepspeling controleren/instellen
31 Kleppendeksel verwijderen
32 Bepaling BDP
De klepspeling moet bij een koude motor gecontroleerd worden. D.w.z. wanneer de motor tenminste 6 uur niet gedraaid heeft.
Verwijder de 5 bouten van het kleppendeksel. Voer de volgende stappen uit:
Bepaal het Bovenste Dode Punt (BDP), aan het einde van de compressieslag, voor cilinder 1 door de motor langzaam te tornen tot de BDP-merken van het motorblok en de krukas-poelie samenvallen.
N.B.: Er zijn twee BDP’s, n.l. compressie en aanzuig. Bij het BDP aan het einde van de compressieslag blijft de tuimelaar
stilstaan als de krukas-poelie enigzins gedraaid wordt.
46
4 Onderhoud
Controle klepspeling Elke 500 bedrijfsuren.
Klepspeling: Inlaat 0,25 mm Uitlaat 0,25 mm
VD01068
12
1.2 x 6.5
VD00637
33 Klepspeling stellen
34 Cilindernummering
• Controleer de klepspeling bij cilinder 1 en stel bij indien nodig. • Verdraai de krukas 180° rechtsom en controleer de klepspeling bij cilinder 3. • Verdraai nogmaals de krukas 180° en controleer de klepspeling bij cilinder 4. • Verdraai tenslotte nogmaals de krukas 180° en controleer de klepspeling bij cilinder 2.
De cilinders zijn doorlopend genummerd beginnende bij de voorzijde.
47
4 Onderhoud
Brandstoffilter vervangen Elke 500 bedrijfsuren. Brandstoffilter,
VD01157
art.code:
STM3690
VD00154
35 Brandstoffilter demonteren
36 Brandstoffilter monteren
Het filterelement wordt als geheel vervangen. • Sluit de brandstofafsluiter. • Demonteer het brandstoffilter met een filtersleutel. Vang eventueel naar buiten komende vloeistof op.
• Reinig het afdichtingsvlak van de filterdrager.
Gevaar Geen open vuur tijdens werkzaamheden aan het brandstofsysteem. Niet roken!
48
• De rubberen afdichting moet met schone motorolie licht worden ingeölied.
VD00133
• Monteer het filter. Draai het filter nog een halve tot driekwart slag met de hand aan nadat de rubberen afdichting het huis raakt. • Open de brandstofafsluiter.
• Vul het nieuwe filter met schone diesel olie.
• Controleer op lekkage.
4 Onderhoud Brandstoffilter,
art.code:
Reinigen filter brandstofopvoerpomp Elke 500 bedrijfsuren. STM4050
Brandstoffilter
STM7220
VD00109
37 Brandstofopvoerpomp
38 Ontluchten
• Controleer en reinig indien noodzakelijk, ook het filter in de brandstofopvoerpomp.
Na het vervangen van het brandstoffilter en het reinigen van het groffilter in de brandstofopvoerpomp moet het brandstofsysteem worden ontlucht.
• Open de brandstofafsluiter. Voor ontluchten zie pag. 36. • Controleer op lekkage.
Start de motor Bedien het startslot tot de motor aanslaat; laat de sleutel los als de motor niet binnen 20 seconden aanslaat. Wacht tot de startmotor stilstaat alvorens opnieuw een poging te doen. Herhaal het bovenstaande indien de motor na korte tijd afslaat.
49
4 Onderhoud V-snaar, art.code: STM7439, 'Technische gegevens'
V-snaar controleren Elke 500 bedrijfsuren. zie
VD00034
VD00128
VD00129
17
13 (2x)
39 Controle V-snaar
40 Controle spanning
41 Spannen V-snaar
Controleer de snaar op slijtage, rafels of scheuren. Snaren die in slechte staat zijn moeten worden vervangen.
Controleer de spanning van de V-snaar door hem met duim en wijsvinger te bewegen. Indien deze meer dan 12 mm te bewegen is, met ca. 10 kg duimkracht, dient de snaar te worden gespannen.
Draai de bouten van de stelsteun en de beide bevestigingsbouten van de dynamo los. Druk nu de dynamo naar buiten tot de snaar de gewenste spanning heeft. Draai nu als eerste de bovenste bevestigingsbout van de dynamo vast. Draai vervolgens de bout van de stelsteun en de onderste bevestigingsbout weer vast.
V-snaren alleen met stilstaande motor controleren, spannen of vervangen. Een eventuele V-snaarbescherming weer monteren.
50
4 Onderhoud
Flexibele motorsteunen, slangverbindingen en bevestigingsmiddelen
VD00160
Elke 500 bedrijfsuren.
VD01069
42 Controleren flexibele motorsteunen
43 Controleren slangverbindingen
44 Controleren bevestigingsmiddelen
Controleer of de bevestigingsbouten aan de motorfundatie en de moeren op de stelstift vast zitten. Controleer het rubberelement van de motorsteun op scheuren. Controleer ook de invering van het demperelement, de invering is van invloed op de uitlijning van motor en schroefas! Bij twijfel de motor opnieuw uitlijnen.
Controleer alle slangverbindingen van het koelsysteem. (Defecte slangen, losse slangklemmen).
Controleer of alle bevestigingsmiddelen, bouten en moeren vastzitten.
51
4 Onderhoud
Buitenboordwaterpomp controleren Elke 1000 bedrijfsuren.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
VD01070
1,6 x 6,3
10
VD01071
VD01031
45 Buitenboordwaterpomp controleren
46 Demonteren pompdeksel
De rubberen impeller van de buitenboordwaterpomp is niet bestand tegen droogdraaien. Wanneer de watertoevoer geblokkeerd geweest is, kan het nodig zijn de impeller te vervangen. Zorg er altijd voor een reserve-impeller aan boord te hebben.
Het controleren c.q. verwisselen gaat als volgt:
• Schuif met een waterpomptang de impeller van de as.
• Sluit de buitenboordwaterkraan.
• Merk de impeller; voor hergebruik moet de impeller op dezelfde wijze in het huis worden geplaatst.
52
• Neem het deksel van de pomp los door de bouten uit het huis te schroeven.
47 Verwijderen impeller
4 Onderhoud Impeller,
art.code:
Buitenboordwaterpomp controleren Elke 1000 bedrijfsuren.
STM7463
O-Ring,
art.code:
STM7686
STM7696 VD00127
VD00004
VD00582
48 Controle impeller.
49 Terugplaatsen impeller
50 Terugplaatsen van het pompdeksel
• Controleer de impeller op beschadigingen.
• Vet de impeller in met glycerine of siliconen-spray.
• Monteer het deksel, steeds met een nieuwe O-ring.
• Vervang de impeller indien noodzakelijk.
• Plaats de impeller op de pompas. (In geval van gebruik van de oude impeller, plaats deze in dezelfde richting op de as als voorheen).
• Controleer het koelwaterfilter en open de buitenboordwaterkraan.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
53
4 Onderhoud
51 Koelvloeistof vervangen Het koelmiddel dient elke 1000 uur of tenminste iedere twee jaar ververst te worden. N.B. Het vervangen van de koelvloeistof kan ook noodzakelijk zijn als onderdeel van het klaarmaken voor de winter; in het geval dat de koelvloeistof aanwezig in het koelsysteem onvoldoende bescherming biedt voor de winter.
54
Koelvloeistof vervangen Elke 1000 bedrijfsuren.
Gevaar Let op het gevaar van verbranden van de huid bij het aftappen van hete koelvloeistof! Oude koelvloeistof moet worden opgevangen in een blik o.i.d. zodat u zich er volgens de voorschriften van kan ontdoen.
Waarschuwing Beschermende koelvloeistoffen dienen te worden afgevoerd in overeenstemming met de daarvoor geldende milieuvoorschriften.
4 Onderhoud
Koelvloeistof vervangen Elke 1000 bedrijfsuren.
1
2
PH2
VD01147
VD01148
13
VD01131
52 Koelvloeistof aftappen Neem de slang naar de oliekoeler los (1) en verwijder de aftapplug uit het warmtewisselaarhuis (2). Let op
Kielkoeler Hoe het koelsysteem bij motoren met kielkoeling moet worden afgetapt is afhankelijk van de installatie en de kielkoeler.
Raadpleeg hiervoor de instructies van de fabrikant van de kielkoeler. Controleer met een koelvloeistofhydrometer of de koelvloeistof voldoende bescherming biedt tegen bevriezing indien volledig aftappen niet mogelijk is.
Verwijder de vuldop bovenop het warmtewisselaarhuis om het koelsysteem te beluchten en controleer of alle vloeistof er uit loopt. Monteer na het aftappen de aftappluggen.
55
4 Onderhoud
Koelvloeistof vervangen Elke 1000 bedrijfsuren.
Koelvloeistofhoeveelheid : 6,5 liter
VD01129
VD00158
VD01130
53 Vullen koelsysteem Verwijder de dop van de vulnek op het warmtewisselaarhuis. Verwijder de bout bovenop het deksel van het thermostaathuis, om het koelsysteem goed te kunnen ontluchten. Vul het koelsysteem. Gebruik een mengsel van 40% anti-vries (op ethyleen-glycol basis) en 60% schoon leidingwater of gebruik een koelvloeistof. Voor specificaties zie pag. 87.
56
Het koelvloeistofniveau moet ca. 1 cm onder de onderzijde van de vulnek staan. Tijdens het vullen wordt automatisch ontlucht! Monteer de vuldop. Controleer het koelvloeistofniveau in het warmtewisselaarhuis nadat de motor voor de eerste keer in bedrijf is geweest, bedrijfstemperatuur bereikt heeft en weer afgekoeld is tot omgevingstemperatuur.
Bijvullen, indien noodzakelijk.
Voorzichtig Vul het koelsysteem nooit bij met zeewater of met brak water.
4 Onderhoud A
VD00626
54 Vullen koelsysteem, indien een boiler is aangesloten A) Het hoogste punt van de boiler bevindt zich op een lager niveau dan de expansietank van de scheepsmotor. Tijdens het vullen van het koelsysteem zal ook de boiler automatisch worden gevuld en ontlucht.
Koelvloeistof vervangen Elke 1000 bedrijfsuren.
B
VD00627
Let op B) Het hoogste punt van de boiler bevindt zich op een hoger niveau dan de expansietank van de scheepsmotor. Tijdens het vullen van het koelsysteem zal de boiler niet automatisch worden gevuld en ontlucht.
Vul het koelsysteem via de extra expansietank. Open de afsluiter tijdens vullen en ontluchten van het systeem. Sluit de afsluiter weer als het systeem gevuld is.
57
4 Onderhoud Luchtfilter,
art.code:
Luchtfilter vervangen Elke 1000 bedrijfsuren.
STM7467
1
2
3 VD01141
VD01135
VD01136
55 Vervangen luchtfilter
56 Startmotor controleren
57 Dynamo controleren
• Neem de slangklem los (1). • Neem het filterhuis weg (2). • Verwijder het oude filter en plaats een nieuw filter (3). • Monteer het geheel in omgekeerde volgorde en zet de slangklem weer vast.
Controleer op zichtbare defecten. Controleer of de bendix in elkaar schuift met de starterkrans wanneer de startmotor onder spanning wordt gezet. Als de bendix niet juist verschuift, neem dan contact op met uw Vetus-dealer.
Controleer op zichtbare defecten. Verwijder de riem van de dynamo. Verdraai de poelie met de hand om te controleren of dynamo makkelijk te draaien is. Als dit niet het geval is, neem dan contact op met uw Vetus-dealer.
Waarschuwing Reinig het filterelement nooit met benzine of hete vloeistoffen
58
4 Onderhoud
Controleren toerental
Voorzichtig De instelschroef voor het maximale toerental is van fabriekswege correct ingesteld en verzegeld. Laat deze verzegeling altijd intact.
Verzegeling
VD00134
Bij volle belasting (met een varend schip) moet het maximale toerental ca. 3000 omw/min bedragen (zie technische specificaties pag. 80). Indien de motor dit toerental niet bereikt draait deze overbelast! Laat in dat geval de scheepsschroef controleren op onregelmatigheden en op een juiste keuze van spoed en diameter.
Maximum toeren stelschroef
VD00145
10
58 Controleren toerental
59 Instellen stationair toerental
Het stationaire toerental moet 900 omw/min bedragen. Laat de motor warm draaien (tot de koelvloeistoftemperatuur 60°C of hoger is). Controleer nu het toerental en stel bij indien noodzakelijk. Controleer het toerental op de motor met behulp van van een toerenteller of, indien aanwezig, aan de hand van de toerenteller op het bedieningspaneel.
Indien het stationaire toerental afwijkt dient dit opnieuw ingesteld te worden. Instellen van het toerental kan worden uitgevoerd door de instelschroef op de brandstofpomp te verstellen
59
4 Onderhoud
Reinigen van de warmtewisselaar
Let op Alleen motoren met interkoeling!
VD01148
13
60 Verwijderen van de aftapplug Reinig de warmtewisselaar alleen als deze (sterk) vervuild is. Onder normale gebruiksomstandigheden is het reinigen van de warmtewisselaar niet nodig!
60
Bij een vervuilde warmtewisselaar zal de motortemperatuur hoger worden dan normaal.
• Sluit de kraan van de buitenwatertoevoer en neem de waterinlaatslang naar de buitenwaterpomp los.
Mogelijke oorzaken van vervuiling zijn: - Kleine rubberdeeltjes van een defecte impeller van de buitenboordwaterpomp. - Aangroei van alg of wier.
• Tap de koelvloeistof af. Verwijder hiertoe de aftapplug in het warmtewisselaarhuis.
4 Onderhoud
VD01131
Reinigen van de warmtewisselaar
VD01019
5
6
VD01137
61 Verwijderen bouten uit einddeksels • Verwijder de vuldop bovenop het warmtewisselaarhuis om het koelsysteem te beluchten en controleer of alle vloeistof er uit loopt.
Verwijder de beide centrale bouten uit de einddeksels en neem de einddeksels met de O-ringen van het huis.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
61
4 Onderhoud
VD01145
Reinigen van de warmtewisselaar
17
13 (2x)
VD01146
STM7217
62 Dynamo naar buiten draaien
63 Uitnemen warmtewisselaar
64 Reinigen warmtewisselaar
Draai de bouten van de stelsteun en de beide bevestigingsbouten van de dynamo los. Verwijder de snaar. Druk de dynamo naar buiten zodat er voldoende ruimte ontstaat om de warmtewisselaar te kunnn uitnemen
Schuif de warmtewisselaar uit het huis.
Reinig de warmtewisselaar; gebruik een pijpenrager om aangroeisel in de pijpen te verwijderen. Spoel de warmtewisselaarpijpen na met schoon water. Zorg er voor dat beide eindkamers van het warmtewisselaarhuis vrij zijn van vuilresten.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
62
4 Onderhoud
Reinigen van de warmtewisselaar O-ring,
art.code:
STM6113 (2 x) Let op Alleen motoren met interkoeling!
VD00157
STM6202
65 Terugplaatsen warmtewisselaar
66 Montage einddeksels
Plaats de warmtewisselaar in exact dezelfde positie terug in het warmtewisselaarhuis. Gebruik nieuwe O-ringen (61 x 2,5 mm) en vet deze tevoren in.
Plaats de einddeksels in het huis; het aansluitdeksel is voorzien van een positio neerpen zodat het deksel ten opzichte van de warmtewisselaar slechts op één manier te monteren is. De juiste positie van het scheidingsschot in het aansluitdeksel, ten opzichte van de warmtewisselaar, wordt hierdoor gewaarborgd.
Draai de bouten eerst vast wanneer beide deksels in de juiste positie staan. • Monteer de aftapplug. • Monteer alle losgenomen slangen. • Vul het koelsysteem weer bij, zie pag. 56.
63
5 Klaarmaken voor de winter
Voorzichtig Laat de motor nooit belast draaien op dit mengsel van brandstof en olie.
VD01154
VD00136
1 Brandstofsysteem Tap uit de waterafscheider/groffilter en uit de brandstoftank het water af. Zorg er voor dat de tank geheel met brandstof gevuld is.
64
Draaien met een beschermend brandstofmengsel Sluit de brandstofleiding aan op een blik gevuld met een mengsel van 1 deel motorolie* op 9 delen schone brandstof**. Gebruik dit mengsel om de motor gedurende 10 minuten onbelast te laten draaien. Stop de motor.
* Motorolie met beschermende eigenschappen. Bijv.: Vetus Marine Diesel Engine Oil 15 W-40 Shell Nautilus Premium Inboard 15W-40 ** Bij voorkeur watervrije brandstof. Vang uit de retourleiding, bij draaiende motor een kleine hoeveelheid brandstof op.
5 Klaarmaken voor de winter
VD01063
VD00125
2 Smeeroliesysteem
3 Buitenwatersysteem
Met de motor nog op bedrijfstemperatuur: (Indien dit niet het geval is, laat dan de motor draaien tot hij warm is, dan weer stilzetten.)
Sluit de buitenboordwater-afsluiter. Verwijder het deksel van het koelwaterfilter. Reinig het koelwaterfilter indien nodig. Giet 1 liter anti-vries in het koelwaterfilter en laat de motor draaien tot de anti-vries in het koelsysteem verdwenen is. Zorg er voor dat anti-vries niet in het buitenwater komt (Anti-vries is giftig).
Vervang het oliefilter en ververs de motorolie; pas olie toe met beschermende eigenschappen. Zie pag. 84.
Controleer na het reinigen en monteren de afdichting tussen deksel en filterhuis. Bij een niet goed afgedicht deksel zuigt de buitenwaterpomp tevens lucht aan; dit kan leiden tot een te hoge motortemperatuur.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
65
5 Klaarmaken voor de winter
VD01131
VD00139
4 Binnenwaterkoelsysteem
5 Het electrische systeem
Teneinde roestvorming te voorkomen dient het koelsysteem gedurende de wintermaanden gevuld te zijn met een antivries/watermengsel (of een koelvloeistof). Voor specificaties zie pag. 87. N.B. Vervangen van de koelvloeistof is alleen noodzakelijk indien de in het koelsysteem aanwezige koelvloeistof onvoldoende bescherming biedt voor de winterperiode. Voor koelvloeistof vervangen zie pag. 54.
Neem de accukabels los.
66
CT40063
Laadt de accu’s, indien noodzakelijk, gedurende de winterperiode regelmatig op!
6 Klaarmaken voor de zomer
VD00027
VD00141
VD01157
1 Brandstofsysteem Tap uit de waterafscheider/groffilter het water af. (pag. 35)
Tap uit de brandstoftank het water af.
Monteer een nieuw brandstoffilterelement. (pag. 48)
67
6 Klaarmaken voor de zomer
VD00137
Open de brandstofkraan.
VD01143
VD00125
2 Smeeroliesysteem
3 Buitenwatersysteem
Controleer het olieniveau. (pag. 32)
Controleer of het deksel van het koelwaterfilter gemonteerd is
Let op Alleen motoren met interkoeling!
68
6 Klaarmaken voor de zomer
VD01070
Controleer of het deksel van de buitenwaterpomp en de aftappluggen gemonteerd zijn.(pag. 52, 53)
VD01138
Monteer eventueel losgemaakte slangklemmen.
VD00138
Open de buitenboordwater-afsluiter.
Let op Alleen motoren met interkoeling!
69
6 Klaarmaken voor de zomer
VD01131
CT40063
4 Binnenwaterkoelsysteem
5 Electrisch systeem
Controleer het koelvloeistofniveau. (pag. 33)
Zorg er voor dat de accu’s volledig zijn opgeladen. (pag. 40, 66)
70
VD00140
Sluit de accu’s aan.
6 Klaarmaken voor de zomer
VD01144
VD01151
6 Controleer op lekkages
7 Keerkoppeling-olie verversen
Start de motor. Controleer het brandstofsysteem, het koelsysteem en de uitlaat op lekkages.
Stop de motor en ververs de olie van de keerkoppeling. (pag. 43 en 44)
VD00581
8 Instrumenten en bediening controleren Controleer ook de werking van de instrumenten, de afstandsbediening en de keerkoppeling.
71
7 Storingzoeken
Algemeen
Gevaar Storingen aan de motor worden in de meeste gevallen veroorzaakt door onjuiste bediening of onvoldoende onderhoud. Controleer bij een storing altijd eerst of alle bedienings- en onderhoudsvoorschriften zijn opgevolgd. In de hierna volgende tabellen is informatie gegeven over mogelijke storingsoorzaken en voorstellen hoe deze te verhelpen.
72
Denk er aan dat deze tabellen nooit volledig kunnen zijn. Als u de oorzaak van een storing niet zelf vast kunt stellen of een storing niet zelf kunt opheffen neem dan contact op met de dichtsbijzijnde service-vertegenwoordiging.
Vóór het starten moet u er zich van overtuigen, dat niemand zich in de onmiddellijke nabijheid van de motor bevindt. Let op bij reparaties: Bij een gedemonteerde brandstofinjectiepomp mag de motor in geen geval gestart worden. Neem de accukabels los!
7 Storingzoeken
Storingzoektabel 2 Motor draait maar slaat niet aan, geen rook uit de uitlaat
1 Startmotor draait niet Mogelijke oorzaak
Oplossing
Defecte of ontladen accu.
Controleer / herlaadt accu en controleer dynamo van de motor en/of acculader.
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Brandstofklep gesloten.
Open.
(Vrijwel) Lege brandstoftank.
Vullen.
Zekering doorgebrand
Vervang.
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
Losse of gecorrodeerde verbin- Reinig de aansluitingen en zet dingen in het startcircuit. ze vast.
Brandstoffilter verstopt met water of vuil.
Controleer of vervang.
Defecte startschakelaar of defect startrelais.
Controleer / vervang.
Lekke brandstoftoevoerleiding of brandstofinspuitleiding.
Controleer / vervang.
Defecte startmotor of rondsel grijpt niet in.
Controleer / vervang startmotor.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig.
Startrelais wordt niet aangetrok- Monteer een hulpstartrelais. ken door te lage spanning; ten gevolge van een zeer lange tussenkabel van motor naar bedieningspaneel.
Beluchtingsleiding van brandstoftank verstopt.
Controleer / reinig.
Verstopping in uitlaat.
Controleer.
Electrische opvoerpomp werkt niet.
Controleer / reinig.
Vastgelopen onderdelen.
Vuil tussen de pers- of zuigkleppen van de electrische opvoerpomp.
Installeer een brandstofgroffilter in de brandstofleiding tussen tank en motor.
Filter van electrische opvoerpomp verstopt.
Controleer / reinig.
Repareer.
73
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
3 Motor draait maar slaat niet aan, rook uit de uitlaat
4 Motor start maar draait onregelmatig of stopt weer
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
(Vrijwel) Lege brandstoftank.
Vullen.
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
Brandstoffilter verstopt met water of vuil.
Controleer of vervang.
Lekke brandstoftoevoerleiding of brandstofinspuitleiding.
Controleer / vervang.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig. Afstelling stopklep onjuist.
Controleer / Stel in.
Defecte gloeipluggen.
Controleer / vervang.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Onjuist inspuitmoment, na revi- Controleer / stel in. sie van de motor.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig.
Onvoldoende verbrandingslucht.
Controleer.
Beluchtingsleiding van brandstoftank verstopt.
Controleer / reinig.
Verkeerde brandstofkwaliteit of verontreinigde brandstof.
Controleer brandstof. Tap de brandstoftank af en spoel hem. Vervang door nieuwe brandstof.
Brandstofleiding verstopt.
Controleer / reinig.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Te laag stationair toerental.
Controleer/ stel in.
Uitlaat verstopt.
Controleer.
Verkeerde brandstofkwaliteit of vervuilde brandstof.
Controleer brandstof. Tap de brandstoftank af en spoel hem. Vervang door nieuwe brandstof.
Onjuiste SAE klasse of kwaliteit Vervang. smeerolie voor omgevingstemperatuur.
Filter van electrische opvoer- Controleer / reinig. pomp verstopt.
74
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
5 Motor bereikt belast niet het maximale toerental
6 Motor wordt te warm
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
Koelvloeistofniveau te laag.
Controleer / vul bij.
Brandstoffilter verstopt met water Controleer of vervang. of vuil.
Buitenwater-afsluiter gesloten.
Open.
Buitenwaterfilter verstopt.
Controleer / reinig.
Lekke brandstoftoevoerleiding of Controleer / vervang. brandstofinspuitleiding.
Lek in buitenwater-aanzuigsysteem.
Controleer / vervang.
Defecte verstuiver/inspuitpomp.
Controleer, vervang indien nodig.
Defecte thermostaat.
Controleer / vervang.
Afstelling stopklep onjuist.
Controleer / Stel in.
Koelvloeistof pomp defect.
Controleer / vervang.
Oliepeil te hoog.
Verlaag het peil.
Defecte impeller buitenwaterpomp. Controleer / vervang.
Onjuiste SAE klasse of kwaliteit smeerolie voor omgevingstemperatuur.
Vervang.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Verstopping in uitlaat.
Controleer / reinig.
Onvoldoende verbrandingslucht. Controleer. Verkeerde brandstofkwaliteit of vervuilde brandstof.
Controleer brandstof. Tap de brandstoftank af en spoel hem. Vervang door nieuwe brandstof.
Onjuist inspuittijdstip.
Controleer / stel af.
Lek in inlaatspruitstuk.
Controleer / vervang.
Motor overbelast.
Controleer de afmeting van de scheepsschroef.
Defecte verstuiver/inspuitpomp.
Controleer, vervang indien nodig.
Oliepeil te hoog.
Verlaag het peil.
Oliepeil te laag.
Verhoog het peil.
Defect oliefilter.
Vervang.
Defecte turbocompressor.
Controleer / vervang.
Warmtewisselaar vervuild of verControleer / reinig. stopt ten gevolge van rubberdelen van een defecte impeller. Onvoldoende verbrandingslucht.
Controleer.
Lek in inlaatspruitstuk.
Controleer / vervang.
Motor wordt ogenschijnlijk te warm door defecte tempera tuurschakelaar, sensor of meter.
Controleer / vervang.
75
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
7 Niet alle cilinders doen mee
8 Motor heeft weinig of geen oliedruk
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
Oliepeil te laag.
Verhoog het peil.
Brandstoffilter verstopt met water of vuil.
Controleer of vervang.
Verstopte oliefilter.
Vervang.
Defecte oliepomp.
Repareer / Vervang.
Lekke brandstoftoevoerleiding of brandstofinspuitleiding.
Controleer / vervang.
Extreme hellingshoek van de motor.
Controleer / Stel in.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig. Brandstoftoevoerleiding verstopt.
Controleer / reinig.
Defecte gloeipluggen.
Controleer / vervang.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Filter van electrische opvoerpomp verstopt.
Controleer / reinig.
Defecte electrische opvoerpomp.
Controleer / vervang.
76
Onjuiste SAE klasse of kwaliteit Vervang. smeerolie voor omgevingstemperatuur. Oliedruk ogenschijnlijk te laag door defecte oliedrukschakelaar, sensor of meter.
Controleer / vervang.
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
9 Motor verbruikt extreem veel olie
10 Motor verbruikt extreem veel brandstof
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Oliepeil te hoog.
Verlaag het peil.
Extreme hellingshoek van de motor.
Controleer / Stel in.
Verkeerde brandstofkwaliteit of vervuilde brandstof.
Controleer brandstof. Tap de brandstoftank af en spoel hem. Vervang door nieuwe brandstof.
Onjuiste SAE klasse of kwaliteit Vervang. smeerolie voor omgevingstemperatuur.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig.
Lekkage in smeeroliesysteem.
Onjuist inspuittijdstip.
Repareer / Vervang.
Controleer / stel af.
Overmatige slijtage aan cilinder/ Controleer de compressie; zuiger. reviseer de motor.
Overmatige slijtage aan cilinder/ Controleer de compressie; zuiger. reviseer de motor.
Onvoldoende verbrandingslucht.
Controleer.
Onvoldoende verbrandingslucht.
Motor overbelast.
Controleer de afmeting van de scheepsschroef.
Controleer.
77
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
11 Blauwe rook uit de uitlaat (stationair)
12 Zwarte rook uit de uitlaat (onder belasting)
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Oliepeil te hoog.
Verlaag het peil.
Defecte turbocompressor.
Controleer / Vervang.
Extreme hellingshoek van de motor.
Controleer / Stel in.
Onvoldoende verbrandingslucht.
Controleer.
Lekke oliekeerring van turbocompressor.
Controleer / Vervang oliekeerring.
Lek in luchtinlaatspruitstuk.
Controleer / Vervang.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig. Onjuist inspuittijdstip.
Controleer / stel af.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Overmatige slijtage aan cilinder/ Controleer de compressie; zuiger. reviseer de motor. Motor overbelast, max. toerental wordt niet gehaald.
78
Controleer de afmetingen van de schroef.
7 Storingzoeken
Storingzoektabel
13 Witte rook (onder volle belasting) Mogelijke oorzaak
Oplossing
Lucht in het brandstofsysteem.
Controleer en ontlucht.
Defecte verstuiver/inspuitpomp. Controleer, vervang indien nodig. Water in het brandstofsysteem. Controleer waterafscheider. Defecte gloeipluggen.
Controleer / vervang.
Onjuiste klepspeling.
Stel in.
Onjuist inspuitmoment.
Controleer / stel in.
Verkeerde brandstofkwaliteit of vervuilde brandstof.
Controleer brandstof. Tap de brandstoftank af en spoel hem. Vervang door nieuwe brandstof.
Waterdamp in de uitlaatgassen condenseert ten gevolge van een zeer lage omgevingstemperatuur.
79
8 Technische gegevens Type
: M4.55
Algemeen Merk Cilinderaantal Gebaseerd op Bouwwijze Inspuiting Aanzuiging Boring Slag Cilinderinhoud Compressieverhouding Stationair toerental Max. toerental onbelast Klepspeling (koud) Gewicht (met standaard keerkoppeling)
: Vetus Mitsubishi : 4 : S4L2-T : verticale viertakt diesel, in-lijn : Indirect : Turbo-oplading : 78 mm : 92 mm : 1758 cm3 : 22 : 1 : 900 omw/min : 3250 omw/min : Inlaat 0,25 mm : Uitlaat 0,25 mm : 192 kg
Motoropstelling Max. installatie hoek : 15° achterover Max. hellingshoek dwarscheeps : 25° continu, 30° intermitterend
80
Motorspecificaties Maximum vermogen aan het vliegwiel (ISO 3046-1) aan de schroefas (ISO 3046-1) bij een toerental van Koppel, bij een toerental van
: 38,3 kW (52 pk) : 37,1 kW (50,4 pk) : 3000 omw/min : 127 Nm (13 kgm) : 3000 omw/min
Brandstofverbruik bij een toerental van:
: 244 g/kW.h (179 g/pk.h) : 1800 omw/min
Brandstofsysteem (Zelf-ontluchtend) Inspuitpomp : Bosch type M (Nippon Denso) Verstuivers : Tapverstuivers Inspuitdruk : 140 bar (kgf/cm2) Inspuitvolgorde : 1- 3 - 4 - 2 Inspuitmoment : 14° voor BDP Brandstoffilterelement : STM3690 Brandstofopvoerpomp Aanzuighoogte : max. 1,5 m Brandstoftoevoer-aansluiting : voor slang 8 mm inw. Brandstofretour-aansluiting : voor slang 8 mm inw.
8 Technische gegevens Smeeroliesysteem Olieinhoud, max. zonder oliefilter met oliefilter Oliefilter Olietemperatuur in het carter
Motorspecificaties Uitlaatsysteem
: : : :
5,5 liter 6,0 liter STM0051 max. 130°C
Koelsysteem Inhoud, Interkoeluitvoering : 6,5 liter Kielkoeluitvoering, alleen motor : 7,2 liter Thermostaat : opent bij 76±1,5°C, : volledig geopend bij 90°C Koelvloeistofpomp, Cap. bij max. motortoerental : 50 l/min Max. opvoerhoogte kiel koeler bij max. capaciteit : 2 m WK Inlaataansluiting voor slang kielkoeler : 32 mm inw. Buitenwaterpomp, Cap. bij max. motortoerental : 45 l/min Totale opvoerhoogte bij max. capaciteit : 2 m WK Impeller : STM7463 Inlaataansluiting voor slang : 20 mm inw. Boilertoevoer-aansluiting : 15 mm Boilerretour-aansluiting : 15 mm
Uitlaatdiameter Uitlaat-tegendruk
: 50 mm : bij opgegeven vermogens : max. 150 mbar
Electrische systeem Spanning Dynamo 2e dynamo: Interkoeluitvoering, optie Kielkoeluitvoering, standaard Startmotor Capaciteit, startaccu Beveiliging
: 12 Volt : 14 Volt, 110 A : 14 Volt, 95 A : 14 Volt, 110 A : 14 Volt, 1,7 kW : min. 55 Ah, max. 108 Ah : Steekzekering 'ATO' 10 A
V-snaar Dynamo en circulatiepomp 2e Dynamo Interkoeluitvoering Kielkoeluitvoering
: STM7643 : STM9857 : STM9858
Keerkoppeling Overbrengverhouding Technodrive: ZF Hurth:
type type type type type
TM345 TM345A TMC60 ZF25 ZF25A
: 1,54 / 2,0 / 2,47 : 1 : 1,54 / 2,0 / 2,47 : 1 : 1,5 / 2,0 / 2,45 : 1 : 1,97 / 2,8 : 1 : 1,55 / 1,93 / 2,29 / 2,71 : 1
81
8 Technische gegevens Schroefdraadverbinding Schroefdraad Diameter Spoed
Aanhaalmomenten Sl.w.
Moment Nm (kgm)
Cilinderkopbout
M10 1,25 14
88 ±5
(9
Drijfstangmoer
M9 1,0 14
34,8 ±2,5
(3,55 ±0,25)
Vliegwielbout
M12 1,25 19 132 ±5
(13,5 ±0,5)
Krukaspoeliemoer
M18 1,5
(17,5 ±2,5)
Hoofdlagerkapbout
M10 1,25 17
Nokkenassteunbout
M8 1,25 12 14,7 ±5
(1,5 ±0,5)
Kleppendekselbout
M8 1,25 12 11,3 ±1,5
(1,15 ±0,15)
Verstuiverhouder
M20 1,5
54 ±5
(5,5 ±0,5)
Moer brandstoflekolieleiding
M12 1,5 18
27 ±2,5
(2,75 ±0,25)
Borgmoer persklephouder
M16
37 ±2,5
(3,75 ±0,25)
Moer brandstofinjectieleiding
M12 1,5
—
29 ±5
(3
— 19
Persklephouder
27 172 ±25
21
0,75 19
51,5 ±2,5
±0,5)
(5,25 ±0,25)
±0,5)
44 ±5
(4,5 ±0,5)
Stopklepmoer
M30 1,5
36
44 ±5
(4,5 ±0,5)
Temperatuurschakelaar
M16 1,5 17
22,6 ±4
(2,3 ±0,4)
Oliefilter Oliedrukschakelaar
M20 1,5 PT1/8
— 12 ±1
(1,2 ±0,1)
26 10 ±2
(1
±0,2)
Overdrukklep
M22 1,5
22
49 ±5
(5
±0,5)
Carteraftapplug
M14 1,5
22
39 ±5
(4
±0,5)
Gloeiplug
M10 1,25 12 17,2 ±2,5
(1,75 ±0,25)
Vliegwielhuisbout
M12 1,25 17
(6,5 ±1)
82
64 ±10
9 Bedrijfsstoffen
Brandstof
Brandstofkwaliteit
Winterbrandstof
Gebruik in de handel verkrijgbare diesel brandstof met een zwavelgehalte van minder dan 0,5%. Gebruik nooit brandstof welke meer dan 1% zwavel bevat!
Bij lage temperaturen kunnen door parafine-afscheidingen verstoppingen in het brandstofsysteem optreden en bedrijfsstoringen veroorzaken. Gebruik een winterbrandstof (geschikt tot-15°C) bij een buitentemperatuur lager dan 0°C. Deze brandstof wordt in het algemeen bij de pompstations vroeg genoeg vóór het begin van het koude seizoen aangeboden. Vaak wordt dieselolie met additieven (Superdiesel) aangeboden, deze is geschikt voor gebruikstemperaturen tot -20°C.
De volgende brandstof specificatie / normen zijn toegelaten: • CEN EN 590 of DIN/EN 590 (ontwerpnorm) • DIN 51 601 (Feb. 1986) • BS 2869 (1988): A1 en A2 • ASTM D975-88: D1 en D2 • NATO Code F-54 en F75 De bij typecontroles vastgestelde emissiewaarden van de uitlaatgassen hebben altijd betrekking op de door de autoriteiten voor de typecontrole voorgeschreven brandstof.
Biodiesel Voorzichtig
Gebruik uitsluitende de voorgeschreven diesel brandstof. Pas geen biodiesel toe!
83
9 Bedrijfsstoffen
Smeerolie
Motorolie
Aanbevolen smeerolieviscositeit
Smeeroliën worden naar prestaties en kwaliteitsklasse onderscheiden. Gebruikelijk is dat de specificaties benoemd worden volgens API (American Petroleum Institute).
Er zijn twee belangrijke overwegingen als het gaat om bij omgevingstemperatuur tot een bevredigende motorwerking te komen: • de mogelijkheid om de motor snel genoeg te kunnen ronddraaien om een goede start mogelijk te maken, en • toereikende smering van interne slijtoppervlakken tijdens het starten en opwarmen. Door een juiste smeeroliekeuze te maken kan tegemoet worden gekomen aan deze overwegingen. De aanbevolen olieviscositeit wordt weergegeven in het onderstaande overzicht:
Toegelaten API oliën
: CF, CF-4, CI-4
Gebruik voor de smering van de motor uitsluitend olie van een bekend merk. De keuze van een juiste olie garandeert een goed startbaarheid van de motor, doordat op de cilinderwanden en lageroppervlakten een oliefilm achterblijft. De frictie is laag en daarom wordt met minder opstartinspanning het benodigde starttoerentall verkregen dat voor een betrouwbare start nodig is. Een onjuiste oliekeuze kan resulteren in een ingedikte oliefilm op de cilinderwanden en lageroppervlakten. Dit kan weer leiden tot een hoge frictiebelasting en meer inspanning, wat een belemmering vormt voor het bereiken van het vereiste starttoerental voor een betrouwbare start, en wat tot gevolg heeft dat de levensduur wordt bekort.
84
Omdat de viscositeit (dikvloeibaarheid) van smeerolie wijzigt met de temperatuur, is de omgevingstemperatuur waarbij de motor gestart wordt bepalend voor de keuze van de viscositeitsklasse (SAE-klasse). Om olieverversen bij seizoenwisselingen te vermijden adviseren wij de voor alle seizoenen geschikte motorolie SAE 15W40 aan. Bijvoorbeeld: Vetus Marine Diesel Engine Oil 15 W-40 Shell Nautilus Premium Inboard 15W-40 Voor oliehoeveelheid, zie pag. 81.
Aanbevolen smeerolieviscositeit Starttemperatuur °C Smeerolie viscositeit
-30
-20
-10
0
10
20
30
SAE30 SAE40 SAE15W-40 SAE10W30 SAE5W-20
40
9 Bedrijfsstoffen Voorzichtig Meng olie van verschillende merken niet door elkaar. Oliën van verschillende merken zijn meestal niet met elkaar verenigbaar. Als ze worden gemengd, kunnen deze mengsels onderdelen zoals zuigerveren, cilinders, etc. doen vastlopen en slijtage van bewegende onderdelen veroorzaken. Het beste is om tijdens de achtereenvolgende onderhoudsbeurten vast te houden aan één merk en één type smeerolie.
Smeerolie Beperkingen ten aanzien van motorolie Als een smeerolie-analysetest van gebruikte olie wordt uitgevoerd om de conditie van de olie te beoordelen, raadpleeg dan het overzicht hieronder. Ververs de olie als aan een of meer van de beperkingen niet wordt voldaan.
Let op • Hoe vaak olie moet worden ververst, hangt af van de eigenschappen van de brandstof. Maak alleen gebruik van de aanbevolen brandstoffen. • De limiet van het totale basisch getal is de helft van dat van een nieuwe olie in het geval van een op perchloorzuur gebaseerde analysemethode.
Beperkingen ten aanzien van motorolie Eigenschap Viscositeit
Eenheid
Testmethode
Limiet
cSt @ 100°C
JIS: K 2283
+30% / -15% max. van nieuwe olie
Totaal basisch getal (HCl)
mgKOH/g
Totaal zuurgetal
mgKOH/g
Watergehalte Vlampunt
JIS: K 2501
2,0 min. +3,0 max. van nieuwe olie
Vol%
JIS: K 2275
0,2 max.
°C
JIS: K 2265
180 min.
Niet in pentaan oplosbare stoffen
Wt%
Niet in pentaan oplosbare stoffen,gestold
Wt%
ASTM: D 893
0,5 max. 3,0 max.
85
9 Bedrijfsstoffen Keerkoppeling smeerolie Gebruik voor de smering van de keerkoppeling uitsluitend olie van een bekend merk. Technodrive: type TM345 type TM345A type TMC60
: 1,6 liter, Motorolie SAE 20W40-CD : 1,6 liter, Motorolie SAE 20W40-CD : 0,8 liter, Motorolie SAE 20/30
ZF Hurth: type ZF25 type ZF25A
: 2,5 liter ATF*) : 1,8 liter ATF*)
*) ATF : Automatic Transmission Fluid; Transmissie olie type A, Suffix A. Bijvoorbeeld : Vetus Transmission Oil Shell Donax T6 Gulf Dextron Andere merken keerkoppelingen: Zie de meegeleverde handleiding voor oliesoort en hoeveelheid.
86
Smeerolie
9 Bedrijfsstoffen
Koelvloeistof
Koelvloeistof
Waterkwaliteit voor koelvloeistof
Het samenstellen en het kontroleren van de koelvloeistof bij vloeistofgekoelde motoren is in het bijzonder belangrijk omdat corrosie, cavitatie en bevriezing tot schade aan de motor kan leiden. Gebruik als koelvloeistof een mengsel van een koelsysteembeschermingsmiddel (anti-vries, op ethyleenglycol basis) en leidingwater.
Gebruik bij voorkeur leidingwater.
Pas in tropische gebieden, waar anti-vries moeilijk verkrijgbaar is, een ‘corrosion inhibitor’ om het koelsysteem te beschermen.
Indien een ander beschikbaar zoet water wordt gebruikt mogen de waarden gegeven in onderstaande tabel niet worden overschreden. Waterkwaliteit
min.
max.
pH-waarde bij 20°C
6,5
8,5
[mg/dm3]
– 100
Sulfaat-ionengehalte [mg/dm3]
– 100
Totale hardheid
3 12
Chloride-ionengehalte De anti-vries in de koelvloeistof mag de volgende concentratie niet te boven gaan maar ook niet minder zijn: Koelsysteembeschermings Water middel (Anti-vries)
Bescherming tegen bevriezing tot
max. 45 vol%
55%
-35°C
40 vol%
60%
-28°C
min. 35 vol%
65%
-22°C
De concentratie van de beschermende vloeistof dient onder alle omstandigheden gehandhaafd te blijven. Vul daarom als koelvloeistof moet worden bijgevuld uitsluitend bij met een gelijk mengsel van anti-vries en leidingwater.
[graden]
Voorzichtig Gebruik nooit zeewater of brakwater.
Waarschuwing Beschermende koelvloeistoffen dienen te worden afgevoerd in overeenstemming met de daarvoor geldende milieuvoorschriften.
87
10 Electrisch schema
Motor met paneel type ‘20’, ‘21’, ‘22’ motor met interkoeling
Startschakelaar
Motorpaneel type
'20'
'21'
Voltmeter
Toeren/ urenteller
'22'
-8 X1
-5
-4
17/19 58
15
-7
31
D1
Rood
Geel
A1
Oranje
A3
A4
Paars A2
Wit
-1
D3
D4
-2
BZ
L1
A6
R1
Steker 'A'
R2
Contrasteker 'A'
L2
R3
L3
L4
A2
A5
30
86
30
87
85
87
Gloeirelais
L3 L4 L5 L2 L1 L6
D5 Oliedruk keerkoppeling
D9 D10 Voorgloeien
X2M 19/94 61 -6 -4
91 -1
92 -2
93 -5
W -3
B6
B1
B2
B5
B3
B4
Aansluiting voor 2e dynamo
Steker 'B'
86
Contrasteker 'B' 85
B6 Transparant
B4 Geel/ Groen
B1
R
M
B5
p
D+
ϑ
Geel/ Groen p
Laadcontrole
VD00410
88
Voorgloeien
Brandstofpomp ETR
Stop magneet ETS
Dynamo
3
Laadcontrole 2e dynamo
1
Geel/ Groen Zwart 2
3Y
W
Startmotor
Paars B3
B+
G
M
B2
Groen Bruin Blauw Grijs
ϑ Accu
L6
D8
A6
Hulp start relais
Zekering of circuit breaker
Accuschakelaar
A4
95
L5
D7 A3
-6
W Waarschuwingslampjes
D6 A1
-3
Q1
Zwart A5
D2
Model 20 21 22 Voltmeter Ð Ð 1 Tachometer Ð 1 1
n/h
V
Uitlaat temp.
Olie- Koelvloeistof druk temp.
Oliedruk keerkoppeling
Opties, 2e dynamo’
10 Electrisch schema
motor met interkoeling
2e Dynamo Zekering 5A
Paars
Rood 30
86 87
85
Verbruikers
Rood
87a Accu hoofschakelaar
Wit 30
86
30
86
3 87a Geel/ 2 Groen
1
Zwart
87
85 87a
87
85 1N4002 D+ Geel
B+
G
3Y
W
Accu
2 e Dynamo
VD00633
89
10 Electrisch schema
Motor met paneel type ‘20’, ‘21’, ‘22’ motor met kielkoeling Startschakelaar
Motorpaneel type
'20'
'21'
Voltmeter
Toeren/ urenteller
'22'
-8 X1
-5
-4
17/19 58
15
-7
31
D1
Rood
Geel
A1
Oranje
A3
A4
Paars A2
Wit
-1
D3
D4
-2
BZ
L1
A6
R1
Steker 'A'
R2
L2
R3
L3
L4
L5
A4
A2
A5
D8
A6
Hulp start relais
30
86
30
87
85
87
Gloeirelais
D9 D10 Voorgloeien
X2M 19/94 61 -6 -4
91 -1
92 -2
93 -5
W -3
B6
B4
B1
B2
B5
B3
B6
B4 B1 Geel/ Groen Groen
B2
B5
B3
Steker 'B'
86
Contrasteker 'B'
Accuschakelaar
85 Transparant
Bruin Blauw Grijs p
R Accu
L6
Oliedruk keerkoppeling
D7 A3
95
Waarschuwingslampjes
D6
Zekering of circuit breaker
-6
W
D5
Contrasteker 'A' A1
-3
Q1
Zwart A5
D2
Model 20 21 22 Voltmeter Ð Ð 1 Tachometer Ð 1 1
n/h
V
M
p
B+
G
M
ϑ
Geel/ Groen
D+
Laadcontrole
3Y
W
Startmotor
Voorgloeien
Brandstofpomp ETR
VD00410
90
Stop magneet ETS
Dynamo
Laadcontrole 2e dynamo
Olie- Koelvloeistof druk temp.
Oliedruk keerkoppeling
10 Electrisch schema
Motor met paneel type ‘20’, ‘21’, ‘22’ motor met kielkoeling
L3 L4 L5 L2 L1 L6
Zekering 5A
Paars
Rood 30
86 87
85
Verbruikers
Rood
87a Accu hoofschakelaar
Wit 30
87a
87
86
85 87a
Groen Zwart
30
86
87
85 1N4002 D+ Geel
B+
G
3Y
W
Accu
2 e Dynamo
2e Dynamo
91
10 Electrisch schema
Opties, paneel type ‘10’ motor met interkoeling Motorpaneel type
Startschakelaar
'10'
17/19 58
31
J3
Rood A1
Geel
Oranje
Paars
A3
A4
A2
Wit
D1
D3
D4
Waarschuwingslampjes
BZ
L1
A6
R1
Steker 'A'
R3
L2
R2
L3
L4
L5
D5
L6
J4
D6 Contrasteker 'A' A3
A4
A2
A5
D8
A6
D9 Hulp start relais
30
86
30
87
85
87
Gloeirelais
D10 Voorgloeien
19/94 61
91
92
93
B6
B4
B1
B2
B5
B3
B6
B4 Geel/ Groen
B1
B2
B5
B3
W
Steker 'B'
86
Contrasteker 'B'
Accuschakelaar
85 Transparant
Groen Bruin Blauw Grijs
ϑ
p
ϑ
B+ Accu
G
M
M
D+
Laadcontrole
Start motor
92
Voorgloeien
Brandstofpomp ETR
Stop magneet ETS
Dynamo
95 Aansluiting voor 2e dynamo Paars
3
Laadcontrole 2e dynamo
1
Geel/ Groen Zwart 2
3Y
W
VD00214
L4 & L6
D7 A1 Zekering of circuit breaker
L1 L2
L3 L5
Q1
Zwart A5
D2
15
Uitlaat temp.
Olie- Koelvloeistof druk temp.
10 Electrisch schema
Opties, paneel type ‘34’ motor met interkoeling Motorpaneel type
Startschakelaar
Toeren/ urenteller
Voltmeter
Oliedruk meter
Temperatuur meter
'34'
-5
-4
-3
-6
-1
-2
17/19 58
15
W
95
M1
M2
-8 X1
-7
31
ϑ
p
n/h
V
D1
D2
D3
D4 Waarschuwingslampjes
Q1 BZ
L1 R1
R2
L2
R3
L3
L4
L5
L6
L3 L4 L5 L2 L1 L6
D5 Oliedruk keerkoppeling
D6 D7 D8 D9 D10 Rood A1
Geel
Oranje
Paars
A3
A4
A2
Wit
Voorgloeien
Zwart A5
X2M 19/94 61 -6 -4
91 -1
92 -2
93 -5
W -3
Ð X3M (31) -1
A6
+ (15) X4M G1 -1 -2
G2
NC
NC
-2
-3
-4
+
Interface STM6911
Steker 'A' Contrasteker 'A' A1
A3
A4
A2
A5
-1
A6
-2
-3
-1
-2
-3
-4
Zekering of circuit breaker Hulp start relais
B6
Gloei-
Accuschakelaar
30
86
30 relais
86
87
85
87
85
B4
B1
B2
B5
B3
Verloop MPVB2 B6
B4
B1
B5
Aansluiting voor 2e dynamo
B3 Steker 'B'
Contrasteker 'B' Naar 2e paneel
Contrasteker 'B' B6 Transparant
B4 Geel/ Groen
B1
B5
p
G
D+
Paars
3
Laadcontrole 2e dynamo
1
B3
ϑ
Geel/ Groen p
B+
R
M
B2
Groen Bruin Blauw Grijs
ϑ
M
B2
Laadcontrole
Geel/ Groen Zwart 2
3Y
Accu
W Start motor
Voorgloeien
Brandstofpomp ETR
Stopmagneet ETS
Dynamo
Uitlaat temp.
Olie- Koelvloeistof druk temp.
Oliedruk keerkoppeling
VD00214
93
11 Hoofdafmetingen 2
3
4
M4.55
430 242
585
75
490
MIN. 62 - MAX. 80
195
200
97
575
380
1
902
VD00649
94
M4.55
1 2 3 4
Uitlaat ø 50 mm Brandstofretour ø 8 mm Brandstoftoevoer ø 8 mm Buitenwaterinlaat ø 20 mm
1:10
12 Index A
E
Aanhaalmomenten 82 Accu 40, 41 Aftappen olie 37 Aftapplug koelsysteem 13
Eerste inbedrijfstelling 18–21 Electrische stop 12 Electrisch schema 88, 89, 90, 91, 92, 93 Expansietank 13
B
F
Bedieningspanelen 14, 15, 16 Bedrijfsstoffen 84–86, 85–87, 86–88 Beluchter 13 Bevestigingsmiddelen 51 Bijvullen koelsysteem 33 Brandstof 21, 83 Brandstoffilter 35 Brandstoffilter vervangen 48, 49 Brandstofopvoerpomp 12 Brandstofretourleiding 12 Brandstoftoevoerleiding 12 Buitenboordwaterpomp 53 Buitenwaterpomp 13
Flexibele motorsteunen 51
C Cilindernummering 11 Controlelampjes 27 Controleren toerental 58, 59
D Dynamo 13
G Gebruik 17–26
H Hoofdafmetingen 94
I Impeller 53 Inleiding 9–14
Brandstofsysteem 64 Buitenwatersysteem 65 Electrische systeem 66 Smeeroliesysteem 65 Klaarmaken voor de zomer 67–71 Binnenwaterkoelsysteem 70 Brandstofsysteem 67 Buitenwatersysteem 68 Controleer op lekkages 71 Electrisch systeem 70 Instrumenten en bediening controleren 71 Keerkoppeling-olie verversen 71 Smeeroliesysteem 68 Klepspeling 46, 47 Koelvloeistof 87 Koelvloeistofniveau 33 Koelvloeistof vervangen 54, 56, 57 Koelwaterfilter 30, 34, 53, 65, 68
L
K
Luchtinlaat 12
Keerkoppeling 1, 12, 22, 30, 42, 43, 71, 81, 86 Keerkoppeling-olie peilen 42 Keerkoppeling-olie verversen 43, 44, 45 Keerkoppeling oliekoeler 12 Keerkoppeling smeerolie 86 Klaarmaken voor de winter 64–66 Binnenwaterkoelsysteem 66
M Motornummer 1, 10 Motorolie 18, 86 Motoroliekoeler 12 Motorolie peilen 32 Motorolie verversen 37, 39 Motorspecificaties 80, 81
95
12 Index O Olie bijvullen 32 Oliefilter 12 Oliefilter demonteren 38 Oliepeil 32 Oliepeilstok 12 Olievuldop 12 Onderhoud 29–55 Onderhoudsschema 30, 31 Ontluchten 36 Ontluchtingsnippel koelsysteem 13
R Reinigen van de warmtewisselaar 60–62
S Schema 88, 89, 90, 91, 92, 93 Serienummer 1 Slangverbindingen 51 Spannen V-snaar 50 Starten 22–24 Startmotor 13 Stoppen 28 Storingzoeken 72–77 Storingzoektabel 73–77
T Technische gegevens 80–82 Toerenteller 26
96
Trek-druk kabel 12 Typeplaatje 10
U Uitlaatinjectiebocht 13
V V-snaar 13 V-snaar controleren 50 Varen 26, 27 Veiligheidsmaatregelen 4, 5, 6, 7, 8 Voltmeter 27 Voorgloeien 23 Vuldop (drukdop) koelsysteem 13 Vuldop keerkoppeling 13 Vullen keerkoppeling 19 Vullen koelsysteem 20
W Waarschuwingsaanduidingen 4 Warmtewisselaar 13 Waterafscheider/brandstoffilter 12, 35, 36
Handboeken Art. code
Omschrijving
340401.01 340402.01 340403.01 340404.01 340405.01 340406.01 340407.01 340408.01 340409.01 340410.01
Bedieningshandleiding M4.55 Operation manual M4.55 Bedienungsanleitung M4.55 Manuel d’utilisation M4.55 Manual de operacion M4.55 Istruzioni per l’uso M4.55 Brugsanvisning M4.55 Användarmanual M4.55 Bruksanvisning M4.55 Käyttöopas M4.55
320331.01
(STM0032) Installatiehandleiding / Installation manual
(Nederlands / English)
320199.05
(STM0016) Service- en Garantieboek / Service and Warranty Manual / Service- und Garantieheft / Livret Garantie et Service / Manual de servicio y garantía / Libretto di assistenza e garanzia
(Nederlands / English / Deutsch / Français /
Service- og garantibog / Service- och garantihäfte Service- og garantibok / Huolto- ja takuukirja
341831.01
Onderdelenboek / Parts manual M4.55
342402.01 342404.01
Service manual M4.55 Service manual M4.55
(Nederlands) (English) (Deutsch) (Français) (Español) (Italiano) (Dansk) (Svenska) (Norsk) (Suomeksi)
Español / Italiano / Dansk / Svenska / Norsk / Suomeksi) (Nederlands / English) (English) (French)
Nederlands
FOKKERSTRAAT 571 - 3125 BD SCHIEDAM - HOLLAND - TEL.: +31 (10) 4377700 FAX: +31 (10) 4372673 - 4621286 - E-MAIL: sales@ vetus.nl - INTERNET: http://www.vetus.com
vetus
340401.01 12-07 Nederlands Printed in the Netherlands
n. v.
FOKKERSTRAAT 57 - 3125 BD SCHIEDAM - HOLLAND - TEL.:+31(10) 4377700 FAX:+31 (10) 4372673 - 4621286 - E-MAIL:
[email protected] - INTERNET: http://www.vetus.com
340401.01 12-07
Printed in the Netherlands
Vetus Diesel M4.55
vetus n. v.