Met elkaar
Afbeelding is afgeschermd in verband met mogelijke auteursrechtelijke aanspraken van derden.
Wmo beleidskader 2012 – 2015 Gemeente Leusden Maart 2011
Verseon nummer 154650
Inhoudsopgave
Inleiding ..................................................................................................................1 1.
Kader ...............................................................................................................2 1.1 De intentie van de Wmo........................................................... 2 1.2 Wettelijke kaders..................................................................... 3 1.3 Overkoepelende ontwikkelingen in het Wmo-beleidsveld ............ 3
2.
Prestatieveld 1 Sociale samenhang en leefbaarheid............................................................5
3.
Prestatieveld 2 Preventieve ondersteuning jeugd..............................................................10
4.
Prestatieveld 3 Informatie, advies en cliëntondersteuning...............................................15
5.
Prestatieveld 4 Ondersteuning aan mantelzorgers en vrijwilligers..................................18
6.
Prestatieveld 5 Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer ...............22
7.
Prestatieveld 6 Individuele voorzieningen...........................................................................24
8.
Prestatievelden 7, 8 en 9 Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg .............................................................................................26
9.
Financiële paragraaf....................................................................................29 9.1 Beschikbare middelen ............................................................ 29 9.2 Bezuinigingen/heroverwegingstaakstelling............................... 30 9.3 Maatschappelijke effecten van de bezuinigingen ...................... 30 9.4 Nieuwe activiteiten ................................................................ 32
Bijlage 1 Samenhang tussen de Wmo en andere wetten .............................34
Inleiding Meedoen! Inwoners die zich betrokken voelen bij hun leefomgeving en bij elkaar. En een overheid die ondersteuning biedt aan die inwoners die niet op eigen kracht in beweging komen. Dat is de essentie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Wmo is niet alleen bedoeld voor kwetsbare inwoners; de inhoud is zo breed dat alle inwoners er mee te maken hebben. Iedereen wordt immers geacht te participeren! In dit Wmo- beleidskader is ook het gemeentelijk gezondheidsbeleid voor de periode 2012- 2015 geïntegreerd. Met deze kadernota wordt invulling gegeven aan de verplichting van de in de artikelen 2, 5, 6 en 16 Wet publieke gezondheid genoemde taken. We hebben de essentie van de wet uitgewerkt in het voorliggende beleidskader maatschappelijke ondersteuning voor de periode 2012-2015. Bij het opstellen van dit beleidskader hebben vele lokale partijen, zoals belangenbehartigers en maatschappelijke organisaties meegepraat en in verschillende vormen geadviseerd. Ook de Wmo-adviesraad is vanaf het begin betrokken bij de totstandkoming van dit beleidskader. Leeswijzer We beginnen met een hoofdstuk waarin we het kader weergeven dat van invloed is op de Wmo. Dit betreft aanverwante wetgeving en ontwikkelingen in de samenleving. Vervolgens komen in de volgende hoofdstukken de negen prestatievelden van de Wmo aan bod. Deze negen prestatievelden zijn wettelijk vastgelegd. De gemeente heeft op elk prestatieveld beleid geformuleerd. Per prestatieveld gaan we in op context en achtergrond, visie, doelstellingen en kosten. Deze indeling zal u bekend voorkomen. In de afgelopen jaren hebben we de programmabegroting zien ontwikkelen tot een overzichtelijk document. Het idee is geboren om het Wmo- beleidskader op soortgelijke wijze vorm te geven. De raad stelt per prestatieveld een budget vast. Binnen dit budget zal het college zijn prestaties leveren. Deze werkwijze zorgt voor meer flexibiliteit waardoor we beter kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen. Hierbij nemen we de richtlijnen voor budgetautorisaties uiteraard in acht.
1
1. Kader Dit inleidende hoofdstuk dient om het geheugen op te frissen omtrent de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Wat was ook al weer de bedoeling van de wet (paragraaf 1.1), wat moeten we als gemeente regelen (paragraaf 1.2) en welke ontwikkelingen buiten het Wmo-beleid zijn van invloed op het Wmo-beleid of hebben daarmee raakvlakken (paragraaf 1.3).
1.1
De intentie van de Wmo
De intentie van de Wmo is dat iedereen moet kunnen meedoen. Iedereen moet zo goed mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving, ongeacht leeftijd, beperking of sociaal- economische positie. In de eerste plaats is iedereen hier zelf verantwoordelijk voor, maar als iemand het niet alleen of met ondersteuning van zijn naasten redt, verleent de gemeente de noodzakelijke ondersteuning. De Wet maatschappelijke ondersteuning legt het accent meer op onderlinge solidariteit. Inwoners zullen meer een beroep doen op elkaar. Juist het versterken van deze wisselwerking is de uitdaging van de Wmo. Rol gemeente De lokale overheid heeft de regie en zorgt voor een aanbod dat aansluit bij de behoeften van de inwoners. De gemeente biedt ondersteuning aan inwoners die het niet zelfstandig redden en biedt een vangnet. De gemeente draagt zorg voor een samenhangend aanbod van voorzieningen en een sluitende keten. Tegelijkertijd zet de gemeente in op het versterken van de sociale samenhang en het stimuleren van het sociale karakter van de gemeente. Met name voor dit aspect is de betrokkenheid van inwoners van belang. Dit vraagt van de gemeente een open houding richting inwoners, zodat een structurele uitwisseling van wensen, ideeën en suggesties tussen inwoners, instellingen en gemeente ontstaat. Door het Rijk wordt de intentie van de wet gekoppeld aan de termen ‘civil society’ en ‘burgerparticipatie’. In de volgende paragrafen worden deze termen toegelicht en vertaald naar de lokale situatie. Civil society De samenleving is continu in beweging door factoren als vergrijzing, ontgroening, migratie en integratie en de terugtredende overheid. We stellen steeds nieuwe eisen aan onder andere de leefbaarheid en de veiligheid. Om deze vraagstukken van nu en de toekomst te kunnen oplossen, moet de samenleving voldoende veerkracht hebben. Het betrekken van inwoners en maatschappelijke belangenorganisaties bij het aanpakken van de vraagstukken draagt daaraan bij. De civil society is de optelsom van alle non-profit en niet aan de overheid verbonden organisaties en verbanden. Inwoners zijn in meerdere of mindere mate actief in de samenleving. Dat kan zijn in kleinschalige burgerinitiatieven, maar ook als vrijwilliger bij een maatschappelijke organisatie. De uitdaging voor de gemeente is om deze lokale civil society verder te versterken. De gemeente dient meer inwoners te ondersteunen en te verleiden ‘mee te doen’, en de eigen dienstverlening daar op af te stemmen. Burgerparticipatie Zoals hierboven al aangegeven is meedoen hét uitgangspunt van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Meedoen, ofwel maatschappelijke participatie, kent drie varianten: o participeren in allerlei activiteiten zoals betaald werk hebben, lid zijn van een vereniging of een evenement bezoeken; o meehelpen als vrijwilliger of mantelzorger; o aan beleid ‘meedoen’ via inspraak en actief burgerschap. Bij burgerparticipatie in het kader van de Wmo gaat het niet alleen om het behartigen van belangen. Het gaat ook om het betrekken van burgers bij maatschappelijke ondersteuning in de praktijk en om inwoners te stimuleren zich in te zetten voor de samenleving. De rol van vrijwilligers
2
en mantelzorgers in de samenleving wordt steeds belangrijker (daarover meer in prestatieveld 4). De Wmo benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Van inwoners wordt steeds meer verwacht dat ze zelf verantwoordelijkheid dragen om actief deel te nemen aan de samenleving en dat ze daarbij een eigen inbreng hebben. Dit betekent dat mensen op een actieve manier hun eigen leven organiseren en invulling geven. Actief burgerschap gaat om meedoen op verschillende terreinen: politiek, sociaal, economisch en cultureel. Om een actief burger te zijn hoeven mensen niet zitting te nemen in de gemeenteraad of andere besturen. Het gaat om het mee willen doen aan en het mee willen denken over de (lokale) samenleving.
1.2
Wettelijke kaders
In de Wmo zijn negen prestatievelden geformuleerd. Deze prestatievelden komen in dit Wmobeleidskader uitgebreid aan bod (vanaf hoofdstuk 2). In de wet staat dat de gemeenteraad voor een periode van maximaal vier jaar een beleidskader Wmo vaststelt. Daarin wordt in ieder geval aangegeven: o Wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de verschillende prestatievelden; o Hoe het samenhangend beleid wordt uitgevoerd en welke acties worden ondernomen; o Welke resultaten de gemeente in de door het plan bestreken periode wenst te behalen; o Welke maatregelen worden genomen om de kwaliteit van de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning te waarborgen; o Welke maatregelen worden genomen om keuzevrijheid te bieden; o Op welke wijze rekening is gehouden met de behoefte van kleine doelgroepen. De Wmo gaat uit van horizontale verantwoording. Dit betekent dat het college geen verantwoording hoeft af te leggen aan het rijk over de inzet van de middelen en de behaalde resultaten. Dat moet het wel aan de gemeenteraad, de Wmo-adviesraad en de inwoners.
1.3
Overkoepelende ontwikkelingen in het Wmo-beleidsveld
De samenleving staat niet stil. Een aantal ontwikkelingen is van invloed op de dynamiek in de samenleving, en heeft daarmee ook zijn invloed op het veel omvattende beleidsveld van de Wmo. We stippen de belangrijkste ontwikkelingen hieronder aan. In de prestatievelden komen we er nader op terug. Economische ontwikkelingen: bezuinigingen De wereldwijde financiële crisis treft ook Leusden. Het effect is dat er stevig ingegrepen moet worden in de financiën. Op het Wmo-budget zal ook worden bezuinigd. Bij het opstellen van dit beleidskader gaan we uit van een bezuiniging van 5%. Het uitgangspunt bij de bezuiniging is geweest om ‘de pijn’ gelijkmatig te verdelen door per prestatieveld de bezuiniging van 5% toe te passen. In de financiële paragraaf, aan het eind van dit beleidskader, komen we hierop terug. Demografische ontwikkelingen: vergrijzing Leusden was in de jaren zeventig een plek waar relatief veel jonge gezinnen zijn neergestreken. Door het verstrijken van de jaren behoort die generatie nu tot de senioren van Leusden. Het percentage 65plussers op het totaal van de bevolking zal de komende decennia fors toenemen. Met de groei van het aantal ouderen neemt ook het aantal kwetsbare ouderen toe. Tot de kwetsbare ouderen behoren: alleenwonende ouderen, ouderen met een hoge leeftijd, ouderen met ernstige gezondheidsproblemen en ouderen met een laag inkomen. Verder is sprake van kwetsbaarheid als een oudere een hoge draaglast heeft ten gevolge van een tekort aan zelfredzaamheid en een geringe draagkracht. Op grond van epidemiologisch onderzoek is een toename te verwachten van het aantal mensen met chronische ziekten zoals diabetes, hartfalen, longziekten en een toename van het aantal mensen met ziekten aan het bewegingsapparaat. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat de zorgbehoefte toeneemt.
3
Sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen: individualisering Vanaf de jaren zestig zien we een tendens van individualisering. De individualisering heeft ook invloed op eenzaamheidsgevoelens. Eenzaamheid komt onder mensen van alle leeftijden voor. Uit onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam blijkt dat ongeveer één derde van de 55-plussers eenzaam is en ongeveer 4% in ernstige tot zeer ernstige mate eenzaam is. Volgens de GGD Monitor Volwassenen (2008) voelt 27% van de volwassenen in Leusden zich eenzaam (24% is matig eenzaam en 3% is (zeer) ernstig eenzaam). Politieke ontwikkelingen: kleinere rol voor de overheid en grotere rol voor inwoners en de civil society Met de Wmo is de stap gemaakt van verzorging van mensen- waarvan sprake was onder de Awbznaar het bieden van ondersteuning. De rol van de overheid beperkt zich tot het geven van ondersteuning wanneer een inwoner onvoldoende zelf in staat is- met hulp van zijn netwerk- te participeren in de samenleving. Dit vereist een omslag in denken en een verandering in bewustwording die tijd kost om bij inwoners ‘te landen’. In de afgelopen beleidsperiode is deze omslag nog niet voldoende gerealiseerd. Twee projecten (het project Welzijn nieuwe stijl en ‘De Kanteling’) waar het Ministerie van VWS en de VNG nauw bij betrokken zijn, proberen die bewustwording te ondersteunen en zijn erop gericht de eigen kracht van inwoners te versterken. Welzijn nieuwe stijl is erop gericht dat buurtwerkers inwoners stimuleren zelf actief te worden in de buurt. De inbreng van het welzijnswerk wordt kleiner. De welzijnswerker voert niet zelf activiteiten uit, maar ondersteunt inwoners die hierbij begeleiding nodig hebben. De idee dat een inwoner niet eerst kijkt wat een hulpverlener voor hem kan betekenen, maar uitgaat van zijn eigen kracht, komt ook bij de Kanteling naar voren. Met de Wmo is het compensatiebeginsel geïntroduceerd: de gemeente compenseert beperkingen zodat inwoners kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Het compensatiebeginsel had tot gevolg dat inwoners een groot beroep op individuele voorzieningen deden, zonder dat de gemeente keek of er ook andere manieren waren om de beperkingen op te heffen van de aanvrager om te participeren. Met het project De Kanteling ondersteunt de VNG gemeenten om het compensatiebeginsel in de Wmo op een andere manier vorm te geven. Vooral in de hoofdstukken 3 en 6 geven wij aan hoe wij hier in Leusden vorm aan willen geven. Bureaucratisering van de zorg In een vergrijzende samenleving zoals de onze nemen de kosten voor zorg toe. Tegelijkertijd neemt de lastendruk om deze zorg collectief op te brengen ook toe door de ontgroening. Om de kosten van de gezondheidszorg beheersbaar te houden, worden door de overheid momenteel ingrijpende maatregelen doorgevoerd. Bezuinigingen op zowel de prijs- als de volumecomponent doen de budgetten van zorginstellingen verminderen. De ontwikkelingen binnen de zorgsector zullen in de komende jaren doorgaan. De effecten van de ingevoerde marktwerking worden steeds zichtbaarder. Instellingen worstelen met de vraag op welke wijze zij enerzijds gehoor kunnen geven aan de bezuinigingsmaatregelen die de overheid doorvoert, anderzijds invulling kunnen geven aan hun rol als ‘ondernemer’. De toenemende complexiteit in de zorgsector brengt de noodzaak tot het tegengaan van verkokering en het stimuleren van verbinding met zich mee.
In de volgende hoofdstukken gaan we in op de prestatievelden. Per hoofdstuk wordt context en achtergrond geschetst. Vervolgens wordt een visie op het prestatieveld geformuleerd die wordt geconcretiseerd in doelstellingen die zoveel mogelijk SMART zijn beschreven.
4
2. Prestatieveld 1
Sociale samenhang en leefbaarheid
Context en achtergrond Het eerste prestatieveld van de Wmo gaat over het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Met leefbaarheid bedoelen we het wonen in een prettige en veilige omgeving, met de mogelijkheid in die omgeving gebruik te maken van de voorzieningen. Prettig in je eigen buurt of wijk wonen is een voorwaarde om mee te kunnen (en willen) doen aan de samenleving. Leefbaarheid en sociale samenhang in Leusden Leusden kent een actief verenigingsleven, maar op wijkniveau is de sociale cohesie nog niet overal in voldoende mate aanwezig. Vanuit het project wijkverbindingswerk, dat in 2007 is gestart, komt het volgende beeld naar voren: “Leusden kent, zonder de talrijke actieve inwoners tekort te willen doen, veel “consumenten”. Men kiest voor een prettige woonplek, heeft een druk leven en heeft de netwerken grotendeels buiten de eigen wijk, zelfs buiten Leusden (werk). In de vrije tijd wil men ongestoord Leusden kunnen “consumeren”, al dan niet actief in verenigings-/sportleven, maar met beperkte binding aan de eigen wijk. Bewoners in een kwetsbare positie zijn vaak sterker op hun eigen buurt georiënteerd en aangewezen. Van de kwetsbare groepen is de situatie van de ouderen tot nu toe het meest in beeld gebracht. Kwetsbaar zijn vooral ouderen die moeite hebben met rondkomen en een laag opleidingsniveau hebben, 75plussers en senioren die alleen wonen. Er wordt in Leusden veel voor deze doelgroep georganiseerd. Toch ervaart ongeveer 40% van de 65plussers een bepaalde mate van eenzaamheid, zo blijkt uit de Gezondheidsmonitor Senioren 2007. Laagdrempeligheid, wijkgericht werken, dicht bij de kwetsbare ouderen in de buurt en outreachend1 werken zijn aanbevelingen.” Vanwege de vergrijzing zullen senioren een steeds groter deel uitmaken van de Leusdense samenleving. Hoe ouder we worden, hoe groter de mogelijkheid dat we te maken krijgen met een beperking op het gebied van wonen, zorg en welzijn. Met het realiseren van voorzieningen dichtbij huis is het voor senioren en mensen met een (lichamelijke of psychische) beperking makkelijker om langer zelfstandig of met hulp te blijven wonen in de eigen woonomgeving en te blijven participeren in de samenleving. De gemeente spant zich in om voldoende zorg, welzijns- en gemakdiensten in Leusden te realiseren en samenhang hiertussen te creëren via het project woonserviceconcept. Daarmee wordt aan ouderen en mensen met een beperking meer keuzemogelijkheden geboden, waardoor zij in staat zijn hun eigen leven te leiden. In 2011 worden de resultaten van dit project in samenhang met het project wijkverbindingswerk geëvalueerd. Een tussentijdse conclusie van het project luidt dat er in Leusden veel voorzieningen zijn voor senioren en mensen met een beperking. De afstemming tussen de voorzieningen blijft aandacht vragen.
1
Outreachend werken is een werkmethode waarbij inwoners actief worden benaderd door hulpverleners. Dit gebeurt eigenlijk altijd op basis van meldingen van derden (zoals buurtbewoners).
5
De Integrale Veiligheidmonitor (Dimensus projectonderzoek) geeft eens in de twee jaar het oordeel van de inwoners van Leusden over de sociale samenhang: elkaar kennen, prettig met elkaar omgaan, zich thuisvoelen en wonen in een gezellige buurt met saamhorigheid. Uit de cijfers van 2008 blijkt dat op deze dimensies als volgt wordt gescoord (het percentage (helemaal) mee eens wordt weergegeven in onderstaande tabel):
De mensen kennen elkaar in de buurt nauwelijks De mensen gaan in de buurt op een prettige manier met elkaar om Ik woon in een gezellige buurt, waar veel saamhorigheid is Ik voel me thuis bij de mensen die in de buurt wonen Ik heb veel contact met andere buurtbewoners Ik ben tevreden over de bevolkingssamenstelling in de buurt
Leusden 19,5 77,1
Regio Utrecht 27,4 68,0
Nederland 23,3 69,7
50,9 68,9 37,4 79,3
41,1 59,8 35,7 70,1
45,3 63,5 38,9 71,6
Daarnaast berekent de Leefbaarometer van het ministerie van VROM2 de leefbaarheid per wijk. De leefbaarometer gebruikt daarvoor drie hoofddimensies ( fysieke verschijningsvorm van de woonomgeving, de sociale context van de woonomgeving en veiligheid en overlast) om de leefbaarheid per postcodegebied te meten. Volgens deze leefbaarometer is de leefbaarheid in Leusden in de periode tussen 1998 en 2008 steeds als positief ervaren. De burgerpeiling 2010 blijkt dat 90% van de inwoners vindt dat er voldoende mogelijkheden zijn om anderen te ontmoeten. Ook hebben de meeste Leusdenaren naar eigen zeggen voldoende contact met mensen in de omgeving. Verder vinden ze dat er voldoende mogelijkheden zijn om mensen te ontmoeten. Driekwart voelt zich betrokken bij de mensen in hun omgeving. Zeven procent van de Leusdenaren heeft behoefte aan meer contact. Alleenstaanden zijn in deze groep oververtegenwoordigd. Vanuit deze bevindingen kunnen we concluderen dat veel inwoners de leefbaarheid in Leusden als zeer positief ervaren. Ook laten de cijfers zien dat inwoners over het algemeen tevreden zijn over de sociale samenhang. In vergelijking met de cijfers uit de regio en de landelijke scores scoort Leusden op vrijwel alle onderdelen het hoogst. Aandachtspunt blijft het hebben van contact met andere buurtbewoners. Hoewel uit de burgerpeiling blijkt dat als we buurt verbreden tot ‘mensen in de omgeving’ Leusdenaren van mening zijn dat ze voldoende contact hebben. Uit het project wijkverbindingswerk blijkt dat het bevorderen van de sociale cohesie een aandachtspunt moet zijn, zeker voor kwetsbare inwoners. En dit geldt in versterkte mate voor die inwoners die zich eenzaam voelen omdat ze te weinig sociale contacten (een klein netwerk) hebben, waaronder alleenstaanden. Het project wijkverbindingswerk laat ook zien dat we nog te weinig inzicht hebben hoe we inwoners kunnen stimuleren zich meer in te zetten voor hun directe leefomgeving. Participatie van bewoners achten wij essentieel om de leefbaarheid en sociale samenhang nog meer te versterken. Immers, een participerende inwoner heeft oog voor de leefbaarheid en sociale samenhang in zijn eigen buurt of wijk. Uit de burgerpeiling 2010 blijkt dat een kleine meerderheid (55%) vindt dat inwoners meer initiatief moeten tonen bij het wijkgericht werken. 73% van de inwoners is zelfs van mening dat inwoners meer verantwoordelijkheid moeten nemen om de leefbaarheid te verbeteren. Wij achten het positief dat onder zo’n groot percentage van de bevolking hier draagvlak voor bestaat.
2
www.vrom.nl/leefbaarometer
6
Bewonersparticipatie Om meer inzicht te krijgen hoe we inwoners kunnen stimuleren actiever te worden in hun directe omgeving, gaan we gebiedsanalyses opstellen. Deze moeten resulteren in een diagnose over wat er speelt in een wijk of buurt en wat de prioriteiten van de bewoners zijn. Welke thema’s vinden de inwoners nu belangrijk? Afhankelijk van de uitkomsten bepalen we of interventies op straat-, buurt-, wijk- of bovenwijksniveau noodzakelijk zijn. Het onderwerp veiligheid nemen we hierin ook mee, zodat we geen aparte wijkveiligheidsplannen meer hoeven te ontwikkelen, en de inwoners integraal door de gemeente worden benaderd. Daarnaast ontwikkelen we ook een kansrijk instrument om bewonersinitiatieven te stimuleren en inwoners meer de regie te geven bij het verbeteren van de kwaliteit van hun leefomgeving. Inwoners weten immers zelf het beste wat er schort aan hun leefomgeving. Hierbij dient er vanuit de professionals wel aandacht te zijn voor kwetsbare groepen in de buurt/ wijk. Professionele inzet is nodig om ook deze mensen mee te laten doen. Doorgaans kunnen veel (kleine) initiatieven prima zonder directe gemeentelijke interventie floreren. In de praktijk blijkt dat de gemeente vaak nog wel een initiërende of regisserende rol heeft. De rol van de gemeente kan echter wel terughoudender zijn om meer ruimte te geven aan particulier initiatief en de civil society. Sport, kunst en cultuur Bij leefbaarheid, sociale samenhang en participatie gaat het niet alleen om wonen, zorg en welzijn. Ook sport, kunst en cultuur dragen hieraan bij. Ze bieden mogelijkheden om elkaar te ontmoeten waardoor de sociale samenhang wordt versterkt. Elkaar ontmoeten en leren kennen is immers een voorwaarde om sociale samenhang te creëren. Sport is bovendien gezond. Het beweeggedrag van de Leusdenaren is goed te noemen, zo blijkt uit de rapportage van de GGD. We blijven ernaar streven dat iedereen in de gemeente de mogelijkheid heeft om te sporten en te bewegen. De ambities die zijn neergelegd in de sport- en beweegnota van 2009-2012 continueren we in deze beleidsperiode. We willen het bestaande basisaanbod aan sportvoorzieningen in de gemeente minimaal handhaven en waar mogelijk versterken. Uit de burgerpeiling 2010 blijkt dat Leusdenaren de sportvoorzieningen gemiddeld een 7.1 geven en een tekort aan binnensportaccommodatie ervaren. In 2011 zal de raad een besluit nemen over de realisatie van een tweede sporthal. Bij een positief besluit zal deze in de voorliggende beleidsperiode worden gerealiseerd. In de kinderopvang vragen we meer aandacht voor sportbso’s. De rol die sport vervult bij het bevorderen van sociale participatie en samenhang tussen mensen, is vooral zichtbaar in de functie die sportverenigingen vervullen. In de sport zijn veel vrijwilligers actief. Zij zorgen ervoor dat sportverenigingen in staat zijn wedstrijden en evenementen te organiseren. Sportverenigingen verdienen en krijgen daarbij de ondersteuning van de gemeente. In 2008 is het culturele voorzieningenniveau in Leusden onderzocht. Het blijkt dat op cultureel gebied veel gebeurt in de gemeente en dat het cultureel ondernemerschap in Leusden van hoog niveau is. Aandachtspunten zijn dat het aanbod niet altijd bekend is onder inwoners, culturele organisaties geen afstemming zoeken met anderen en culturele organisaties beter door de gemeente gefaciliteerd willen worden. In de door de raad vastgestelde Cultuurnota “Naar vernieuwde culturele samenwerking en een groter cultuurdeelname”, waarin de onderzoeksresultaten zijn verwerkt, heeft de gemeente zich als doel gesteld het publieksbereik te vergroten, een samenhangend aanbod te creëren voor diverse doelgroepen en de culturele infrastructuur te versterken. Dit heeft vanaf 2009 geresulteerd in een veelheid aan culturele activiteiten voor een divers publiek. Zo is in 2010 ondermeer een Kunst en Cultuurfestival door de deelnemers van het Cultureel Platform georganiseerd. Ook is er een werkgroep Kunst en Cultuureducatie die vraag en aanbod van kunst- en cultuureducatie binnen het basisonderwijs afstemt. Gezamenlijk wordt een activiteitenkalender gemaakt en is aandacht om de positie van vrijwilligers in de cultuursector te versterken. We zien dat de in gang gezette activiteiten resultaat hebben. Probleem is dat de culturele organisaties nog teveel op de gemeentelijke inzet leunen als het om samenwerking gaat. De gemeente heeft nu nog een trekkersrol bij het organiseren van de bijeenkomsten van het Cultureel Platform. Het beleid is erop gericht het Cultureel Platform een initiatief te laten zijn van het culturele veld zelf.
7
Gezondheid Als we het hebben over leefbaarheid en het welbevinden van inwoners, gaat het ook over gezondheidszorg. Vanuit de Wet Publieke Gezondheidszorg heeft de gemeente een aantal wettelijke taken. Onder dit prestatieveld vallen: publieke gezondheidszorg, collectieve preventie en bestrijding van infectieziekten. Gezondheid is een belangrijke voorwaarde om mee te kunnen doen. We streven dan ook naar een gezonde sociale en fysieke woon- en leefomgeving. De gezondheidssituatie van de inwoners van Leusden wordt door de GGD in kaart gebracht door monitoring van verschillende doelgroepen: ouderen, volwassenen en kinderen. Vanuit de rapportages over de jaren 2007 en 2008 blijkt dat de gemeente Leusden op veel gebieden (boven)gemiddeld scoort (in vergelijking met de regio). Vooral inwoners met een lagere sociaaleconomische status hebben doorgaans meer gezondheidsproblemen. In de voorliggende beleidsperiode willen we onze interventies hierop richten. Sport en bewegen zijn activiteiten die ondermeer hieraan kunnen bijdragen. Ook samenwerking tussen eerstelijnszorg en (welzijns)organisaties op het gebied van preventie, curatie en nazorg bevordert een gezonde leefstijl. De gemeente zal hier een regisserende rol vervullen.
Visie Inwoners in Leusden zijn actief in de samenleving. Zij voelen zich betrokken bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken in hun directe leefomgeving. Als de leefbaarheid of de sociale samenhang een impuls nodig heeft, vervult de gemeente een stimulerende of faciliterende rol. Deze visie geeft weer dat de gemeente pas om de hoek komt kijken als de initiatieven en activiteiten vanuit inwoners niet toereikend zijn. Daarvóór laten we het aan inwoners zelf over. Het is dus niet vanzelfsprekend dat de gemeente intervenieert op dit prestatieveld. Inwoners zijn eerst zelf aan zet (eigen verantwoordelijkheid). De gemeente komt pas daarna in beeld.
Wat willen we bereiken? Vanuit de visie en de beschrijving van de situatie in Leusden zijn drie hoofdonderwerpen te onderscheiden: actief meedoen leefbaarheid sociale samenhang Actief meedoen 1. Het percentage inwoners dat een beetje tot zeer actief meedoet in de samenleving op sociaal (71%), economisch (57%), politiek (22%) of cultureel (50%) terrein is in 2015 5% hoger dan in 2010. (indicator: burgerpeiling: 0-meting in 2010; tussen haakjes staan de cijfer van 2010) 1.1 Inwoners van de gemeente Leusden weten wat er te doen is in de gemeente op de bovengenoemde terreinen, zodat zij mee kunnen doen aan de samenleving en de georganiseerde activiteiten. 1.2 De gemeente ondersteunt en faciliteert inwoners die wel actief willen zijn, maar dat nu nog niet of beperkt zijn; 1.3 In 2015 voldoet 93% van de kinderen tot 12 jaar, 97% van de jongeren van 12 tot 17 jaar en 80% van de Leusdenaren van 18 jaar en ouder aan de beweegnorm volgens de rapportage van de GGD. 1.4 In 2015 werkt het culturele veld samen en presenteert zich als een eenheid zodat cultuur in Leusden een herkenbaar gezicht heeft.
8
Leefbaarheid 2. De inwoners van Leusden blijven de leefbaarheid van de gemeente als zeer positief ervaren (2008 is ijkpunt). 2.1 We hebben inzicht in wensen, behoeften en problemen van bewoners in hun ‘sociale’ (leef)omgeving; 2.2 Iedere inwoner van de gemeente Leusden heeft de mogelijkheid zo lang mogelijk zelfstandig in zijn of haar eigen omgeving te wonen. 2.3 In de gemeente is een basisaanbod aanwezig aan voorzieningen op het gebied van welzijn, sport, kunst- en cultuur dat passend is bij de omvang van een gemeente van 30.000 inwoners en vraaggericht tot stand komt. Daarbij is bijzondere aandacht voor de toegankelijkheid van de voorzieningen voor mensen met een beperking; 2.4 Het percentage mensen dat zich eenzaam voelt is verminderd met 5%. Sociale samenhang 3. In Leusden hebben de inwoners het gevoel dat men elkaar helpt en dat er indien nodig wordt omgezien naar elkaar en de omgeving. (indicator: Integrale Veiligheidsmonitor. Nulmeting: 2008) 3.1 Inwoners van de wijken hebben verantwoordelijkheid en zeggenschap in hun ‘sociale’ (leef)omgeving; 3.2 Inwoners van Leusden ervaren een natuurlijke manier van ontmoeten, waardoor zij elkaar leren kennen en er onderlinge verbondenheid ontstaat.
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten voor deze activiteiten in 2012 bedragen ziet u in onderstaande tabel terug. Dit is exclusief het bedrag dat beschikbaar is voor gezondheidszorg dat de GGD levert. Dit bedrag hebben we buiten de Wmo-begroting gehouden, omdat hier twee afzonderlijke heroverwegingsvoorstellen voor gelden (buiten de Wmo taakstelling). Voor de GGD is in 2012 netto een bedrag beschikbaar van € 523.900,--. Dit is exclusief de taakstelling van € 60.000,-- als gevolg van het efficiencyvoordeel vanwege de fusie van de GGD en de taakstelling van € 21.000 als gevolg van de trap af taakstelling. Het uiteindelijke budget voor GGD is na realisering van de taakstellingen € 416.700.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Technische maatregelen - Efficiency maatregelen - Sobere uitvoering Beleidsprioriteiten kadernota: - verruiming openingstijd bibliotheek L-Z - verhoging budget woon- zorg servicezone - bijdrage kunst Centraal (kunstmenu scholen) - opbouwwerker /wijkgericht werken - ondersteuning burgerparticipatie - accommodatiebeleidsadviseur Totaal na vaststelling beleidskader
2012 1.164,1
2013 1.164,1
2014 1.164,1
2015 1.164,1
-/- 21,3 -/- 29,2 -/- 15,4
-/- 21,3 -/- 29,2 -/- 15,4
-/- 21,3 -/- 29,2 -/- 15,4
-/- 21,3 -/- 29,2 -/- 15,4
8,1 23,5 9,9 36,0 10,0 50,0
8,1 23,5 9,9 10,0 -
8,1 23,5 10,0 -
8,1 23,5 10,0 -
1.235,7
1.149,7
1.139,8
1.139,8
9
3. Prestatieveld 2
Preventieve ondersteuning jeugd
Context en achtergrond Prestatieveld 2 richt zich op ondersteuning van jeugdigen en ouders met problemen bij het opgroeien en het opvoeden. Door vroege signalering, gerichte hulp en een groter beroep op de eigen kracht van de jeugdige en het gezin moet voorkomen worden dat er ontwikkelingsachterstanden, schooluitval of andere ontsporingen ontstaan. De aansluiting tussen lokaal jeugdbeleid en jeugdzorg is een belangrijk element van de wet op de jeugdzorg. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale jeugdbeleid, dat voorafgaat aan de jeugdzorg. Functies die op gemeentelijk niveau minimaal aanwezig moeten zijn voor ouders en jeugdigen om de gang naar jeugdzorg zoveel mogelijk te voorkomen zijn: 1. Informatie aan ouders, kinderen en jongeren over opvoeden en opgroeien; 2. Signalering van problemen door instellingen zoals jeugdgezondheidszorg en onderwijs; 3. Toegang en toeleiding tot het (gemeentelijk) hulpaanbod. Nadat een vraag of probleem is gesignaleerd, moet zo snel mogelijk hulp worden geboden. Het lokale hulpaanbod moet hiervoor zo overzichtelijk mogelijk zijn. Netwerken rondom scholen evenals een sociale kaart zijn hiervan voorbeelden; 4. Pedagogische hulp op momenten dat de opvoeding dreigt te stagneren; 5. Coördinatie van zorg op lokaal niveau. Om deze functies samenhangend te operationaliseren, heeft het Rijk de gemeenten opdracht gegeven om voor 2012 zogenoemde Centra voor Jeugd en Gezin te realiseren. In 2011 gaat het Centrum voor Jeugd en Gezin Leusden formeel open. Dat betekent niet dat we nu helemaal klaar zijn. De 5 functies vragen om onderhoud en waar nodig om verbetering aan de hand van registraties. In het regeerakkoord van het kabinet is het voornemen opgenomen om de jeugdzorg te decentraliseren naar de gemeenten. Het gaat dan om alle geïndiceerde en residentiële zorg van intensief ambulant tot de justitiële jeugdzorg. Het Centrum voor Jeugd en Gezin is daarbij een poortfunctie toebedacht. Dit wordt een tweede transitie in het jeugdbeleid die nog ingrijpender zal zijn dan de vorming van de CJG’s (de eerste transitie). De verwachting is dat dit in het begin van de beleidsperiode 2012- 2015 plaats zal vinden. Wij zullen voorbereidingen treffen om dit op een integrale en verantwoorde manier in te passen. Dat vergt onder meer visievorming, afstemmen met de regio en meedoen in pilots. Een belangrijke voorwaarde voor een goed verloop van deze tweede transitie is dat het fundament daarvoor, namelijk het CJG, solide moet zijn. Het lokale aanbod aan voorzieningen en interventies moet het beroep op de jeugdzorg verkleinen. In Leusden zijn voorzieningen en interventies aanwezig op het gebied van: 1. opvoeden en opgroeien; 2. jeugdgezondheidszorg; 3. vrije tijd; 4. voorschoolse periode.
1. Opvoeden en opgroeien Met de meeste jongeren gaat het in het algemeen goed in Nederland. In Leusden is dat niet anders. Toch is het op basis van statistische gegevens aannemelijk dat bij 15% van de jeugdigen in Nederland sprake is van kleinere of grotere opvoedingsproblemen. Wij hebben geen reden om aan te nemen dat Leusden hier een uitzondering op is. Dat betekent dat meer dan 600 jeugdigen in Leusden behoefte hebben aan ondersteuning tot zelfs jeugdzorg. Het jeugdloket in Leusden, dat vanaf 2006 functioneerde als voorloper van het CJG, moest zorg dragen voor de uitvoering van de 5 hierboven genoemde functies. Vanaf 2011 noemen we ons jeugdloket Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De jaarcijfers van het CJG laten zien dat er behoefte is aan ondersteuning bij de opvoeding. Sinds de opening van het jeugdloket in 2006 is het
10
aantal cliënten elk jaar gestegen. In 2009 steeg het aantal cliënten met 24% ten opzichte van 2008. De stijgende lijn laat zien dat opvoeders steeds meer het CJG weten te vinden. In 2009 hebben zich totaal 142 jeugdigen/opvoeders gemeld, waarvan 62 leidend tot dossiervorming. Top 5 opvoedingsproblematiek Opvoeding Relatie (stief)ouders / kinderen Echtscheiding ouders / omgangsregeling Sociale vaardigheden Spijbelen, verwerking, problemen met instanties op een gedeelde 5e plaats
aantal 24 14 8 4 2
Leeftijd kinderen Baby/peutergroep 0 - 3 jaar Basisonderwijs 4 – 12 jaar 13 - 17 jaar 18 – 23 jaar
aantal 4 48 20 1
Uitgaande van een problematiek bij meer dan 600 jeugdigen, ziet het CJG dus maar een klein gedeelte (23%). Het spijbelgedrag wordt mede als een indicator gebruikt voor de mate van 3. problematiek bij jeugdigen. 83% van de Leusdense jeugdigen spijbelt nooit en 5% spijbelt vaak Uit ervaringen van de leerplichtambtenaar blijkt dat leerlingen die vaak spijbelen bijna altijd problemen hebben in de gezinssituatie. De problematiek in Leusden met jongeren op straat is relatief klein4 en wordt goed gemonitord door de politie, het jongerenwerk en coördinatie wijkbeheer. De samenwerking verloopt goed. De mate van overlast en het aantal overlastgevende jongeren fluctueert wel. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen problemen met jongeren (overlast) en problemen onder/van jongeren. De ervaring is dat de aard van de problematiek onder/van jongeren niet onder doet voor die in grotere gemeenten. Een relatief klein 5. aantal dreigt te ontsporen 6
De maatregelen die het Rijk de gemeenten heeft opgedragen , moeten worden uitgewerkt in een CJG. Vanaf 2012 is elke gemeente verplicht een CJG te hebben. Het Rijk schrijft voor dat de CJG’s uit drie facetten moeten zijn opgebouwd (fysiek inlooppunt, opgroei- en opvoedpraktijk en een sluitende keten). We zijn in Leusden al een eind op weg naar de realisatie van zo’n CJG. We leggen binnen het CJG de nadruk op preventie: voorkomen dat een kind/jongere met een probleem een probleemkind/jongere wordt. Daarvoor is het belangrijk dat er goede voorlichting is, ondersteuning en laagdrempelige toegang tot het hulp- en zorgaanbod. Alle aanbod moet gericht zijn op positieve opvoeding en het bevorderen van zelfregulering bij de opvoeders. Voorwaarden hiervoor zijn een vroegtijdige signalering en bekendheid van het CJG. De ontwikkeling van het CJG is een proces. Het CJG zal in kwaliteit moeten groeien en nog meer vruchten af moeten werpen. We gaan in de komende beleidsperiode verder werken aan de implementatie van het CJG. Elk kind en gezin willen wij afgestemd en gecoördineerd van dienst kunnen zijn. Goede monitoren en indicatoren zijn hierbij onmisbaar. Efficiency wordt gezocht in samenwerking met andere CJG’s in de regio. Het voornemen van het Rijk om de jeugdzorg te decentraliseren naar de gemeente zet de gemeente voor een opdracht waarvan de omvang en de aard op het moment van dit schrijven nog niet goed zijn te doorgronden. Wel is duidelijk dat een goed ingericht CJG dit traject zal vergemakkelijken.
3
Registratie leerplicht Jongerengroepen worden onder meer gemonitord volgens de landelijk zogenoemde Bekemethode. De jongerengroepen worden daarbij volgens vastgestelde criteria gecategoriseerd in 3 groepen: hinderlijk, overlastgevend en crimineel. Leusden heeft volgens deze criteria uitsluitend hinderlijke groepen. 5 We beschikken alleen over registraties van de politie 6 Informatie en advies;licht pedagogische hulp;signaleren van problemen; toeleiding naar de juiste hulp; coördinatie van de hulp. 4
11
2. Jeugdgezondheidszorg Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is een integraal onderdeel van het CJG en bestaat uit een uniformdeel en een maatwerkdeel. Het uniformdeel betreft het basistakenpakket van 0 tot 19 jaar. GGD Midden Nederland voert zowel het uniformdeel als het maatwerkdeel uit voor de gemeente Leusden. Het consultatiebureau heeft een bereik van 99.8% in de gemeente Leusden. Het maatwerkdeel kan worden ingezet indien extra ondersteuning nodig is voor het kind en de ouder/opvoeder. In de huidige plannen van het CJG wordt de JGZ gehuisvest in het gebouw van het CJG. Dit biedt kansen voor een integrale aanpak, vroegtijdige signalering en sluitende ketenzorg. In 2008 heeft het Rijk de gemeente verplicht tot invoering van het Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) en de Verwijsindex (VI). Deze middelen dragen bij aan vroegtijdige signalering en doorverwijzing naar een passend hulpaanbod. Als extra aandachtspunten binnen de JGZ sluit Leusden aan bij de landelijke aandachtspunten, namelijk alcoholgebruik, overgewicht en depressiviteit. Het gebruik van alcohol onder jongeren in Leusden ligt iets hoger dan het regionaal gemiddelde7. Gemeente Leusden
GGD Midden-Nederland
Alcoholgebruik afgelopen 4 weken, 12-19 jarigen
46
42
Alcoholgebruik afgelopen 4 weken, beneden 16 jaar
33
32
Bingedrinken (% totale populatie), 12-19 jarigen
32
29
Bingedrinken (% totale populatie), beneden 16 jaar
24
20
Bingedrinken (% van de drinkers), 12-19 jarigen
67
69
Bron: Schoolkracht Uit onderzoek blijkt dat de schadelijke invloed van alcohol op de hersenen en daarmee op de cognitieve ontwikkeling groot is. Daarom streeft de gemeente Leusden ernaar in 2015 het alcoholgebruik onder jongeren te verminderen. Voor de overige aandachtsgebieden overgewicht en psychosociale problematiek scoort Leusden vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde. In de komende beleidsperiode streven we ernaar dat deze aandachtsgebieden stabiel blijven op het niveau van 2008.
3. Vrije tijd Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om ook op het gebied van vrije tijd voldoende voorzieningen te bieden. In 2008 heeft de gemeente onder de Leusdense jeugd gepeild hoe zij hun vrije tijd besteden en aan welke voorzieningen behoefte is8. Bijna driekwart van de Leusdense jeugd tussen 8 en 23 jaar vindt dat er voldoende mogelijkheden in Leusden zijn voor vrijetijdsbesteding. Een deel daarvan, de jongste categorie (8-12 jarigen), doet alle activiteiten in Leusden. 71% van de ondervraagde jeugd brengt overigens het liefste de vrije tijd thuis door. Veel genoteerde activiteiten zijn gamen en computeren. In de middelste doelgroep (13-18 jarigen) mist 30% iets in Leusden. Een plek om elkaar te ontmoeten wordt daarbij vaak genoemd. In 2010 is er een tweede ontmoetingsplek ingericht. In 2011 zijn de uitkomsten van de enquête betrokken bij het maken van een speelruimtebeleidsplan. Wij zien jeugd- en jongerencentrum De IJsbreker als een goede welzijnsvoorziening voor jongeren in Leusden. Wij menen dat deze, samen met de andere accommodaties, op de schaal van Leusden en Achterveld, voldoende is. Het professionele jeugd- en jongerenwerk heeft een belangrijke rol bij het invullen van de programmering. De Stichting Jeugd- en Jongerenwerk Leusden ontvangt daarvoor gemeentelijke subsidie. Maar ook zonder gemeentelijke subsidie worden activiteiten voor jeugd en jongeren georganiseerd. Zoals in de Til in Leusden en in Achterveld. Bij alle activiteiten voor jeugd en
7
GGD Atlas MN 2009 Enquête 2008 onder 697 (10% van het totaal) jongeren in Leusden in drie leeftijdsgroepen: 8-12 jarigen, 13-18 jarigen en 19-23 jarigen. 8
12
jongeren zijn veel vrijwilligers betrokken. De gemeente zet in op het behoud van de voorzieningen met voldoende programmering voor jeugdigen. Het jeugdwelzijnswerk heeft, naast het organiseren van activiteiten, ook een belangrijke signalerende functie en is mede daarom deel van de jeugdketen. Vooral het ambulante jeugdwerk legt en onderhoudt contacten met jongeren die risico lopen in de marge van de samenleving terecht te komen.
4. Voorschoolse periode Sinds de komst van de Wet kinderopvang in 2005 is kinderopvang een markttaak geworden die door private organisaties wordt uitgevoerd. In Leusden was er tot voor kort een groot tekort aan kinderopvang. De twee aanbieders, Mickey’s en Humanitas hadden lange wachtlijsten. Met de komst van Antares waar de kinderopvangplaatsen uitgebreid zijn en de twee nieuwe aanbieders op de markt verwachten wij dat de wachtlijsten flink zullen slinken. Het aantal peuters dat gebruik maakt van de peuterspeelzaal loopt daarentegen jaarlijks terug. Peuterspeelzalen zijn, meer dan de kinderopvangcentra, gericht op de ontwikkeling van het kind en het voorkomen of wegwerken van achterstanden. Maar omdat de kinderopvang beter aansluit bij de werktijden van (beide) ouders, kiezen steeds meer ouders er voor om hun kind onder te brengen in een kinderopvangcentrum in plaats van een peuterspeelzaal. De gemeente Leusden vindt het belangrijk om een acceptabel voorzieningenniveau te kunnen bieden aan haar burgers en hier hoort kinderopvang ook bij. Om deze reden probeert de gemeente waar mogelijk een faciliterende rol te vervullen en mee te denken in mogelijkheden voor uitbreiding van de kinderopvang nu een tekort zo manifest is. De gemeente neemt hierin de regie zoals ook in het coalitieakkoord 2010-2014 is geformuleerd. Benadrukt moet wel worden dat het uiteindelijk geen verantwoordelijkheid van de gemeente is om kinderopvang aan te bieden. De gemeente gaat samenwerking tussen het peuterspeelzaalwerk en de kinderopvang stimuleren om zo veel mogelijk kinderen te laten profiteren van het peuterspeelzaalwerk. Zeker alle kinderen met een achterstand zouden goed voorbereid naar de basisschool moeten kunnen gaan. Hoewel dit erg moeilijk te meten valt (je weet niet wat je niet weet.) weten we wel dat de kwaliteit en de timing van de signalering essentieel zijn. Kinderen met een achterstand kunnen dan in een vroeg stadium geholpen worden.
Visie Leusden is een samenleving die de voorwaarden in zich draagt om elk kind binnen zijn of haar mogelijkheden volledig tot ontplooiing te laten komen. Hierbij is speciale aandacht voor kinderen met een (gezondheids-, psychosociaal of cognitief) probleem. Vroege signalering van deze problemen en passende interventies moeten voorkomen dat kinderen met een probleem probleemkinderen worden.
Wat willen we bereiken? Opvoeden en opgroeien 1.1. Het aantal vragen van opvoeders, jongeren en professionals over opvoeden en opgroeien dat bij het inlooppunt en via de website van het CJG binnenkomt is in 2015 met 30% gestegen in vergelijking met het aantal in 2010 bij het jeugdloket. 1.2. In 2015 ervaart 80% van de inwoners van Leusden die gebruik hebben gemaakt van het CJG dat zij goed en snel zijn geholpen. 1.3. De gemeente heeft een visie en kader voor de transitie van de jeugdzorg naar de gemeente.
13
Vrije tijd 2.1 Een divers en vraaggericht activiteitenaanbod voor jeugdigen en jongeren dat verspreid over Leusden en Achterveld wordt aangeboden. 2.2 Verdere professionalisering van het jeugdwerk als onderdeel van de jeugdketen gericht op het signaleren van ontsporingen in de ontwikkeling van de jeugdigen. en het stimuleren van een goede ontwikkeling naar volwassenheid. 2.3 Bewustwording verhogen onder jeugdigen van risicovol gedrag en verantwoord burgerschap. Jeugdgezondheidszorg 3.1 Alle kinderen en jongeren worden gevolgd in hun ontwikkeling en waarnodig vroegtijdig bijgestuurd en doorverwezen. 3.2 95% van de kinderen en jongeren met signalen op het gebied van psychosociale en/of lichamelijke problemen wordt gesignaleerd. (via het DD JGZ en verwijsindex). 3.3 In 2015 is het alcoholgebruik onder jongeren tussen 12 en 18 jaar afgenomen met 5% en het bingedrinken9 met 5%. 3.4 In 2015 is het aantal kinderen van 5 tot 14 jaar met overgewicht gestabiliseerd ten opzichte van het aantal kinderen met overgewicht in 2009. (Bron GGD Atlas MN) 3.5 In 2015 is het aantal kinderen met psychosociale klachten zoals eenzaamheid en psychosociale problematiek gestabiliseerd ten opzichte van 2008. (Bron GGD Atlas MN) Voorschoolse periode 4.1 Er is een sluitend systeem voor kinderen van 0-4 jaar waarbinnen taal- of ontwikkelingsachterstanden vroegtijdig worden onderkend en aangepakt. 4.2 Alle kinderen waarvan is gesignaleerd dat zij baat zouden hebben bij vroeg- en voorschoolse educatie, hebben daar ook toegang toe. De toestroom zal hierdoor stijgen met minimaal 10%. 4.3 Het reduceren van de wachtlijsten voor kinderopvang.
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten voor deze activiteiten in 2012 bedragen ziet u in onderstaande tabel terug. Dit is exclusief de bedragen die beschikbaar zijn voor jeugdgezondheidszorg die de GGD levert.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Efficiency maatregelen - Sobere uitvoering Beleidsprioriteiten kadernota: - preventie alcoholgebruik jongeren Totaal na vaststelling beleidskader
9
2012 544,8
2013 544,8
2014 544,8
2015 544,8
-/- 25,7 -/- 18,0
-/- 25,7 -/- 18,0
-/- 25,7 -/- 18,0
-/- 25,7 -/- 18,0
10,0 511,1
10,0 511,1
10,0 511,1
10,0 511,1
Binge-drinken wil zeggen in korte tijd (bij één gelegenheid) véél drinken (5 drankjes of meer).
14
4. Prestatieveld 3
Informatie, advies en cliëntondersteuning
Context en achtergrond Prestatieveld 3 gaat over het geven van informatie en advies en cliëntondersteuning. Met het geven van informatie en advies worden activiteiten bedoeld die inwoners de weg wijzen in het brede veld van maatschappelijke ondersteuning. Het kan hierbij zowel gaan om algemene voorzieningen zoals een informatiepunt, als om meer specifieke voorzieningen zoals een individueel advies, of hulp bij de verheldering van een ondersteuningsvraag. Het is, vanuit het oogpunt van de wetgever, wenselijk dat Leusden zich daarbij laat leiden door de 'één loket gedachte' en daar de regie over neemt. Cliëntondersteuning gaat een stap verder dan informatie en advies en richt zich op mensen die voor een vraag of een situatie staan die zodanig complex is dat de betreffende persoon het zelf en met zijn omgeving niet (direct) op kan lossen. Met ‘cliëntondersteuning’ wordt de ondersteuning van een cliënt bij het maken van een keuze of het oplossen van een probleem bedoeld. Cliëntondersteuning heeft regieversterking van de cliënt (en zijn omgeving) tot doel om uiteindelijk de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie te bevorderen. Cliëntondersteuning kan informatie en advies, maar vooral ook uitgebreide vraagverheldering en kortdurende en kortcyclische ondersteuning omvatten bij keuzes op diverse levensterreinen. De consulenten van Larikslaan2 zullen, volgens de beginselen van het VNG-Project De Kanteling, daarbij uitgebreide gesprekken voeren met cliënten. Er is nadrukkelijk aandacht nodig voor het achterhalen van de ‘vraag achter de vraag’. Van daar uit kan een uitweg worden geboden voor de probleemsituatie door toeleiding naar lokale diensten of voorzieningen. Het is belangrijk dat de individuele cliënt voldoende ‘bagage’ wordt meegegeven zodat deze zelf weer ‘verder kan’ met hulp van de aangedragen oplossingen. Met de inrichting van Larikslaan2 is ervoor gekozen mensen naar de Larikslaan te trekken, zodat men kan “beleven” wat er allemaal mogelijk is. Deze benadering heeft, naast een voordeel in de zin van een eye-opener voor de klanten, ook efficiency voordelen. Het uitvoeren van huisbezoeken is tijdrovend en kostbaar. Echter een huisbezoek kan ook belangrijke informatie opleveren en een vertrouwde omgeving kan een stimulans zijn bij de uitleg van een persoonlijk probleem. Bij signalering van een onoverzichtelijke situatie door de consulenten van Larikslaan2 zal daarom, met instemming van de hulpvrager, een huisbezoek afgelegd kunnen worden. Doordat Larikslaan2 zicht heeft op de volledige Sociale kaart van Leusden is de positie van Larikslaan2 cruciaal voor de aanbieders van ondersteuning op vrijwel iedere prestatieveld (in ieder geval 1 tot en met 6). Met de kennis en ervaring kan Larikslaan2 klanten op het juiste moment de juiste verbindingen leggen. Met ongeveer 10.000 klantcontacten per jaar blijkt ook het succes van Larikslaan2. Het is noodzakelijk om het brede aanbod van diensten en voorzieningen te borgen door continue te investeren in de ontwikkeling van consulenten van Larikslaan2 en te zorgen voor een goede aansluiting met de achterliggende uitvoerende organisaties. Naast Larikslaan2 zijn er ook andere manieren voor inwoners om informatie te verkrijgen door rechtstreeks contact op te nemen met experts op een deelgebied van de Wmo. Lokaal is bijvoorbeeld een belangrijke taak weggelegd voor de ouderenadviseur en de seniorenvoorlichters (vrijwilligers die professioneel worden ondersteund door de ouderenadviseur) van Welzijn Leusden. Verder kunnen inwoners terecht bij bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank (SVB), MEE Utrecht, Gooi- en Vechtstreek, het Sociaal Maatschappelijk Steunpunt (SMS) en SESA (Stichting Eerstelijns Samenwerkingsverband Achterveld). Gezamenlijk moeten zij, de door veranderende regelgeving, toenemende druk op kwetsbare inwoners wegnemen om toename van individuele problematiek te vergroten. Leusden krijgt net als alle andere gemeenten te maken met de ontwikkelingen in de e-overheid en ontwikkelingen in de dienstverlening. Landelijk is het Nationaal Uitvoeringsprogramma
15
Dienstverlening en e-overheid (kortweg NUP) actief, dat als doel heeft de implementatie van de eoverheid te sturen, zodat inwoners in staat worden gesteld meer digitaal met de gemeente maar ook de hele overheid te communiceren. Een van de NUP projecten is het zogenaamde Overheid heeft Antwoord -project. In 2015 dienen alle gemeenten het Portaal naar de gehele overheid te zijn. 80% van de vragen van burgers en bedrijven dient via dit Portaal beantwoord te worden. Dit geldt ook voor vragen over welzijn en zorg. Bovenstaande ontwikkelingen gaan veel vragen van een gemeente in een tijd dat middelen schaars zijn. Inwoners moeten onafhankelijk van tijd en plaats informatie kunnen verkrijgen over de dienstverlening van de gemeente. Als burgers kiezen voor fysiek contact met de gemeente, kan de medewerker van een zogenaamd Klantcontactcentrum (KCC) de gewenste informatie verstrekken en vragen verder doorgeleiden naar de keten van ondersteunende organisaties. De huidige processen en technische informatievoorziening zijn nog onvoldoende ingericht om een brede ondersteuning te bieden. In directe zin is er de noodzaak om van het internet een belangrijk, zo niet het belangrijkste, dienstverleningskanaal te maken. Maar in indirecte zin is het breed invoeren van digitalisering en het naar een hoger niveau brengen van de informatievoorziening cruciaal om aan toekomstige servicenormen te voldoen. Vanaf 2013 zal hiervoor (incidenteel en structureel) budget gereserveerd moeten worden hoewel pas medio 2012 inzicht zal ontstaan in de omvang van dat budget. De onderstaande visie borduurt voort op de ontwikkeling van Larikslaan2 sinds de invoering van de Wmo. Een belangrijke factor zoals die is genoemd bij de context en achtergrond is de digitale ontwikkeling. In het verlengde van het Programma dienstverlening moeten delen van de informatiestromen rond aanvragen van gemeentebrede voorzieningen en/of diensten ontsloten zijn via een zogenaamd klantcontactsysteem (kcs). Hierdoor kunnen inwoners beter worden bediend in de contacten met de gemeente en andere overheden.
Visie Alle inwoners van de gemeente Leusden met een hulpvraag op het gebied van wonen, zorg en welzijn worden op een klantgerichte wijze geholpen. Via persoonlijk contact ontvangen inwoners advies, informatie en worden ze doorverwezen. Vanuit één centraal punt, Larikslaan2, hebben inwoners toegang tot een laagdrempelig samenhangend aanbod van verschillende diensten en voorzieningen in het kader van welzijn en zorg.
Wat willen we bereiken? 1.
2. 3.
Larikslaan2 is volledig ingericht naar de ‘nieuwe’ werkprocessen in de keten en vervult een centrale adviesfunctie bij het toepassen van het compensatiebeginsel in het kader van de Wmo en aanpalende terreinen. De gesprekken met de individuele klanten rond informatie en advies vinden plaats volgens de beginselen van De Kanteling. Vanuit verschillende perspectieven c.q. disciplines wordt clientondersteuning c.q. maatschappelijke begeleiding geboden ter bevordering van maatschappelijke participatie. Larikslaan2 is als een specifiek klantcontactcentrum (KCC) technisch gereed voor digitale informatieoverdracht met het klantcontactsysteem (kcs). De consulenten van Larikslaan2 zijn ‘opgeleid’ voor de digitale gegevensuitwisseling.
16
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten van deze activiteiten ziet u in onderstaande tabel.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Technische maatregelen - Efficiency maatregelen Beleidsprioriteiten kadernota Totaal na vaststelling beleidskader
2012 378,1
2013 378,1
2014 378,1
2015 378,1
-/- 0,6 -/- 12,7 364,8
-/- 0,6 -/- 12,7 364,8
-/- 0,6 -/- 12,7 364,8
-/- 0,6 -/- 12,7 364,8
17
5. Prestatieveld 4 vrijwilligers
Ondersteuning aan mantelzorgers en
Context en achtergrond In dit prestatieveld gaat het om actief zijn als vrijwilliger of als mantelzorger. De overheid ziet een steeds grotere rol voor vrijwilligers en mantelzorgers als het gaat om het bevorderen van maatschappelijke participatie of als het gaat om het stimuleren van het zelforganiserend vermogen van de samenleving. Ondersteuning van vrijwilligers is van groot belang. Zonder vrijwilligers kunnen we de in deze notitie beschreven Wmo-doelstellingen niet realiseren. In Leusden zijn het Steunpunt Vrijwillige Inzet en het Steunpunt Mantelzorg ondergebracht bij Welzijn Leusden. Er zijn diverse ontwikkelingen die consequenties hebben voor de ondersteuning op het terrein van mantelzorg en vrijwilligerswerk. Wij noemen de belangrijksten: Vergrijzing De vergrijzing heeft belangrijke gevolgen voor mantelzorg, het aantal kwetsbare ouderen neemt immers toe. Hieronder valt ook het aantal mensen met dementie. Op dit moment wonen in Amersfoort en Leusden 1900 personen die aan dementie lijden. Het merendeel woont thuis en wordt verzorgd door de partner. Uit een cliënttevredenheidsonderzoek in 2010 onder de mantelzorgers, bekend bij het steunpunt mantelzorg Leusden, is gebleken dat de meeste mantelzorgers die om ondersteuning vragen, zorgen voor een persoon met dementie. Uit de Gezondheidsmonitor GGD Eemland10 onder senioren (2007) woonachtig in Leusden en onder volwassenen (2008) woonachtig in Midden-Nederland blijkt dat circa 15% van alle mantelzorgers zich tamelijk tot zwaar belast voelt. Geschat wordt dat ongeveer 500 senioren in Leusden mantelzorg geven. Veelal wordt zorg gegeven in de vorm van hulp in de huishouding, gezelschap en begeleiding en/of vervoer. Uit regionale cijfers blijkt dat de overbelastheid vooral voorkomt bij senioren met een laagopleidingsniveau, bij vrouwen, en 75 tot 80 jarigen. Veel mantelzorgers gaan (te) lang door zonder om hulp te vragen. Hier zijn verschillende oorzaken voor. Zo herkennen mensen zich niet in het begrip mantelzorger. Ook heeft de zorgbehoevende liever geen andere hulp in huis, of vindt de mantelzorger het zijn of haar plicht om te zorgen. Ook komt het voor dat de mantelzorger niet op de hoogte is van het aanbod van ondersteuning. Een groot probleem is dat mantelzorgers geen hulp willen of durven te vragen. Op basis van het bovenstaande adviseert de GGD Leusden om mantelzorgers op de volgende wijze te ondersteunen: A. het versterken van de eigen kracht van mantelzorgers (zoals door lotgenotencontact of cursussen); B. het beter afstemmen van de hulp en zorg op wensen en behoeften van mantelzorgers; C. het verbeteren van informatie en ondersteuning voor mantelzorgers zelf. Hulpverleners moeten mantelzorgers tijdig wijzen op de mogelijkheden van ondersteuning. De gemeente stelt zich als doel te blijven zorgen voor een herkenbaar centraal punt in Leusden waar mantelzorgers terecht kunnen voor ondersteuning en waar hulpverleners naar kunnen verwijzen. Overigens is uit de burgerpeiling 2010 gebleken dat ruim 50% van de Leusdenaren het Steunpunt Mantelzorg kent. De gebruikers zijn bijna unaniem tevreden over het steunpunt. De vergrijzing heeft ook een effect op het vrijwilligerswerk. Niet alleen omdat de vergrijzing tot een grotere zorgvraag leidt, maar ook omdat het van invloed is op het vrijwilligersbestand. De
10
Groep senioren die met het onderzoek meededen bestond uit 503 zelfstandig wonende 65plussers in Leusden. Bij het onderzoek onder de volwassenen (19 tot 65 jaar) ging het om 11783 waarvan 3028 mantelzorgers woonachtig in regio Midden-Nederland.
18
vrijwilligers van de organisaties die een belangrijke rol spelen in de hulp en zorg voor ouderen vergrijzen ook en zij krijgen een steeds grotere taak in de informele zorg zoals mantelzorg maar ook als oppasgrootouder. Het aanbod van ‘oudere’ vrijwilligers zal dan ook de komende jaren afnemen. Van belang is om nieuwe vrijwilligers te werven uit andere doelgroepen, bijvoorbeeld jongeren. De uitdaging is om naast het regelen van maatschappelijke stages11 in Leusden, van deze stagiaires toekomstige vrijwilligers te maken. Er is een stagemakelaar in dienst bij Welzijn Leusden. Zij heeft veel contact met het voortgezet onderwijs in Amersfoort om zo maatschappelijke stages in Leusden te realiseren. Bezuinigingen binnen de AWBZ Naast de bezuinigingen op de uitkeringen uit het gemeentefonds heeft het Rijk ook bezuinigingen doorgevoerd op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (ABWZ). Nu al is bekend dat vanaf 2009 ongeveer 70 personen in Leusden die op basis van de AWBZ Pakketmaatregel ondersteunende of activerende begeleiding ontvingen, hun indicatie deels of volledig hebben verloren en daarmee de (professionele) ondersteuning. Dit betekent dat extra zorg op de schouders van de toch al belaste mantelzorgers en vrijwillige thuishulpen12 terecht komt. We zullen moeten blijven inzetten op deskundigheidsbevordering van vrijwilligers. Specifieke aandacht is de komende jaren nodig voor ondersteuning van vrijwilligers die mensen met psychosociale problemen begeleiden. Keuzevrijheid Mensen willen keuzevrijheid hebben, ook in de manier waarop zij vrijwilligerswerk willen verrichten. Binnen het palet aan vrijetijdsmogelijkheden willen mensen zelf hun tijd en werkzaamheden kunnen indelen en niet het gevoel hebben gebonden te zijn of verplichtingen te hebben. Het vrijwilligerswerk moet een aantrekkelijke keuzemogelijkheid zijn, die de moderne vrijwilliger zelf ook wat oplevert, zoals begeleiding, inspraak, scholing en leerervaringen. Een vrijwilligersorganisatie is ook geholpen met zo weinig mogelijk regeldruk of administratieve lasten. Krijgt de vrijwilliger of de vrijwilligersorganisatie hierin van de gemeente geen ondersteuning (zoals een aanbod van een collectieve vrijwilligersverzekering of hulp bij bemiddelingen), dan zal dit effect hebben op het werven van nieuwe vrijwilligers en het behouden van vrijwilligers. Uit landelijk onderzoek13 is gebleken dat veel vrijwilligersorganisaties last hebben van regeldruk. Voorbeelden hiervan zijn de regels om een vergunning aan te vragen of de administratieve last om een kleine subsidie te verantwoorden. Ook enkele Leusdense vrijwilligersorganisaties hebben aangegeven dat ze last hebben van administratief gedoe. Daarom stellen wij voor om in 2012 een onderzoek te doen onder alle Leusdense vrijwilligersorganisaties naar de regeldruk cq. administratieve lasten bij vrijwilligersorganisaties in Leusden. Op basis daarvan zullen we aanbevelingen doen om de regeldruk te verminderen. Voor een werkende mantelzorger is het van belang dat hij/zij met de werkgever afspraken kan maken (formeel en informeel) over de arbeidsduur. Dit om een goede balans te krijgen tussen privé en werk. Voor werkgevers is het van belang dat zij weten wat het betekent om mantelzorger te zijn en wat de consequenties zijn als de mantelzorger zodanig overbelast raakt dat deze moet verzuimen. Omdat wij overbelasting waar mogelijk willen voorkomen, maken wij afspraken met het Steunpunt Mantelzorg om expliciet aandacht te besteden aan het informeren van werkende mantelzorgers en lokale werkgevers over de mogelijkheden om zorg en arbeid beter te combineren.
Visie Vrijwilligers en mantelzorgers zijn onmisbaar in de samenleving; zij worden ook wel het cement van de samenleving genoemd. Om dit te onderstrepen ondersteunt de gemeente Leusden initiatieven die mantelzorg en vrijwilligerswerk ondersteunen en stimuleren. De gemeente waarborgt een gevarieerd pakket aan ondersteuning dat aansluit bij de grote diversiteit aan situaties en vragen 11 De maatschappelijke stage is vanaf het schooljaar 2011-2012 verplicht voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. De lengte is afhankelijk van de duur van de opleiding. 12 Dit zijn vrijwilligers die speciaal zijn opgeleid om mantelzorgers te ondersteunen. 13 Rapport ‘Vrijwilligerswerk, Beter geregeld’, onderzoek van Movisie en de Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) van 2010.
19
van mantelzorgers en zorgbehoevenden. De gemeente is zich ervan bewust dat maatschappelijke ontwikkelingen doorwerken in vrijwilligersorganisaties en steeds nieuwe uitdagingen met zich meebrengen om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. De gemeente heeft een goede ondersteuningsstructuur en waardeert haar vrijwilligers voor hun grote inzet.
Wat willen we bereiken? In 2007 zijn door verschillende organisaties en het ministerie van VWS basisfuncties14 voor ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk geformuleerd. Rekening houdend met deze basisfuncties en gezien de reeds bestaande ondersteuningsstructuur in de gemeente Leusden zijn de volgende doelstellingen voor de periode 2012-2015 geformuleerd: Hoofddoelstelling mantelzorg: Vanaf 2012 is het aantal mantelzorgers dat zich overbelast voelt ten opzichte van 2008 stabiel. (indicator: Gezondheidsmonitor GGD Eemland). Gezien de beschreven ontwikkelingen zoals de verwachte bezuinigingen en de vergrijzing is dit een verbetering ten opzichte van 2008. Subdoelstellingen: 1. In 2015 zijn de behoeften van mantelzorgers (nog) beter in beeld bij de ondersteunende instellingen zodat zij mantelzorgers sneller en beter kunnen bereiken met hun (op de vraag afgestemde) aanbod; 2. Mantelzorgers worden via specifiek op hen gerichte trainingen en voorlichting in hun eigen kracht versterkt. 3. In 2015 sluit het aanbod van praktische hulp en respijtzorg15 (zowel de professionele ondersteuning als ondersteuning door vrijwilligers) aan op de wensen en behoeften van mantelzorgers. Hoofddoelstelling vrijwilligerswerk: Het aanbod van vrijwilligers sluit aan bij de vraag naar vrijwillige inzet. Vrijwilligers kunnen rekenen op een goede ondersteuning zodat iedereen daadwerkelijk actief mee kan doen, in het bijzonder op de terreinen van zorg, sport, jeugd en cultuur. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd. Subdoelstellingen: 1. Zorg: in 2015 voldoet het aantal deskundige vrijwilligers dat actief is in de zorg of als vrijwillige thuishulp aan de vraag om praktische hulp cq. ondersteunende begeleiding. 2. Sport: in 2015 beschikt 60%16 van de sportverenigingen over voldoende en geschikte vrijwilligers zodat zij een hoogwaardig aanbod kan (blijven) aanbieden dat vraaggericht tot stand is gekomen. 3. Cultuur: In 2015 beschikt 60%17 van de culturele verenigingen over voldoende en geschikte vrijwilligers zodat zij culturele activiteiten kunnen blijven aanbieden die aansluiten bij de behoefte van Leusdenaren. 4. Jeugd: Vanaf 2012 loopt 50% van de Leusdense leerlingen in het voortgezet onderwijs hun verplichte maatschappelijke stage in Leusden. In 2015 sluit de informatievoorziening over vrijwilligerswerk aan op de belevingswereld van jongeren. 14 In 2009 door VNG, Mezzo, NOV en het Ministerie van VWS geformuleerde basisfuncties die een richtinggevend kader geven om binnen de gemeente de ondersteuningsstructuur t.a.v. mantelzorg en vrijwilligerswerk effectief in te richten. 15 Onder praktische hulp verstaan we: hand- en spandiensten en administratieve ondersteuning. Onder respijtzorg verstaan we: passende en verantwoorde zorg en hulp aan de zorgbehoevende en tijdelijke en volledige overname van de taken van de mantelzorger. 16 Uit onderzoek onder sport verenigingen in 2008 bleek dat bijna 40% van de verenigingen over voldoende gekwalificeerde vrijwilligers beschikte. In 2014 zullen we een nieuwe meting verrichten. Streefcijfer is 60%. 17 We zullen een nulmeting verrichten in 2012. Op basis van informatie uit de sportsector in Leusden verwachten we dat in 2012 40% van de culturele verenigingen beschikt over voldoende gekwalificeerde vrijwilligers. In 2015 verrichten we een nieuwe meting waarbij we streven naar 60%.
20
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten van deze activiteiten ziet u in onderstaande tabel.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Efficiency maatregelen Beleidsprioriteiten kadernota Totaal na vaststelling beleidskader
2012 286,2
2013 286,2
2014 286,2
2015 286,2
-/- 14,2 272,0
-/- 14,2 272,0
-/- 14,2 272,0
-/- 14,2 272,0
21
6. Prestatieveld 5 Bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer Context en achtergrond De volledige naam van prestatieveld 5 luidt: het bevorderen van deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. In dit prestatieveld worden algemene voorzieningen bedoeld die, zonder dat inwoners met een beperking zich tot de gemeente hoeven te wenden, ten goede kunnen komen aan een ieder die daaraan behoefte heeft. Het van te voren nadenken over de gebruiksmogelijkheden van algemene voorzieningen voor mensen met een beperking wordt ook wel ‘inclusief beleid’ genoemd: in alle fasen van een beleids- of ontwerpcyclus wordt rekening gehouden met zowel mensen mét als zonder beperking. Via de notitie integraal gehandicaptenbeleid is hieraan al aandacht gegeven (najaar 2008). In het kader van het Woonserviceconcept wordt in Leusden een samenhangend pakket van algemene voorzieningen op het gebied wonen, welzijn, zorg en service aangeboden aan alle inwoners. In het bijzonder aan die inwoners die speciale voorzieningen nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. De gemeente heeft een faciliterende rol om inwoners met een beperking ook gebruik te laten maken van de algemene voorzieningen op het terrein van sport en sociaal-culturele activiteiten. Het huidige aanbod voor sport en recreatie is in Leusden bovengemiddeld ten opzichte van gemeenten met een vergelijkbare omvang. Het sportaanbod voor mensen met een functiebeperking ligt op een gemiddeld niveau. Uit de Sport- en beweegnota (vastgesteld in september 2009) blijkt nog wel dat de doelgroep nog niet, of niet volledig bekend is met het aanbod. De raad heeft in het najaar van 2009 de wens uitgesproken dit te willen verbeteren. Uit het welzijnsveld is daarbij het voorstel gedaan om daar ook de sociaal-culturele activiteiten bij te betrekken. Bewegen hoeft immers niet altijd sporten te zijn en niet alle sporten hebben te maken met bewegen (zoals schaken of bridgen). De ondersteuning die minder met de fysieke- maar meer met de psychosociale aspecten te maken heeft, staat sinds 2009 onder druk. Door de pakketmaatregelen AWBZ kunnen mensen met lichte, of matige psychosociale problemen minder aanspraak maken op de AWBZ. Hierdoor zullen deze mensen vaker een beroep doen op de gemeente voor maatschappelijke ondersteuning. Met vermoedelijke toekomstige wijzigingen in het zorgstelsel in het verschiet, wordt van de lokale ondersteuningsstructuur een flexibele inzet verwacht. In Leusden hebben we deze ondersteuning, die ook wel ‘ondersteunende begeleiding’ wordt genoemd op twee peilers gebouwd: De eerste peiler betreft de organisatie rond collectieve welzijnsondersteuning met voornamelijk inzet van vrijwilligers. In Leusden zijn veel vrijwilligers actief. Welzijn Leusden speelt een coördinerende rol om vraag en aanbod bij elkaar te brengen. Om mensen met psychosociale problemen te ondersteunen zijn goed gekwalificeerde vrijwilligers noodzakelijk. In het vorige hoofdstuk hebben we al aangegeven dat we hier de komende beleidsperiode n willen investeren. De tweede peiler betreft de inzet door zorggerelateerde instellingen, die maatschappelijk werk of thuisbegeleiding bieden. Hier is vooral sprake van individuele ondersteuning door beroepskrachten. Het algemeen maatschappelijk werk biedt kortdurende ondersteuning om de zelfredzaamheid van Leusdenaren te vergroten die tijdelijk de grip op het leven dreigen te verliezen. Beweging 3.0 biedt praktische thuisbegeleiding aan mensen met psychosociale problemen. De ondersteuning van deze instellingen heeft tot doel dat de inwoners blijven participeren in de samenleving. We verwachten de komende beleidsperiode een intensivering van het beroep dat op deze (ondersteunende) begeleiding wordt gedaan vanwege de steeds grotere eisen die de samenleving aan mensen stelt. Een deel van onze inwoners met psychosociale problemen heeft beperkte
22
capaciteit om zelfredzaam te zijn en kan niet aan de eisen van de samenleving voldoen, terwijl wij wel van hen verwachten dat ze blijven participeren in de samenleving. Het is dan ook van belang dat een aanbod op maat wordt aangeboden zodat deze groep inwoners niet buiten de boot valt. Ook de functies dagbesteding en intensieve begeleiding zullen volgens het regeerakkoord 2010 vanuit de AWBZ overgeheveld worden naar de Wmo. Op zich is dit een logisch vervolg op de bovenvermelde pakketmaatregel van 2009. De ambitieuze bezuinigingsdoelstelling van het kabinet die eraan gekoppeld is, is alleen te bereiken als Leusden de beleidsruimte krijgt en neemt om de nieuwe taak overeenkomstig de Wmo- beginselen uit te voeren en niet in een pseudo AWBZkeurslijf wordt gedwongen, met verzekerde individuele rechten, landelijke indicatieprotocollen en uniforme kwaliteitsnormen. Het Kabinet zal in de loop van 2011 of 2012 haar plannen concretiseren. Het is wel duidelijk dat, indien het regeerakkoord volledig gevolgd wordt, dit een exercitie zal zijn met een bijna vergelijkbare omvang als de overheveling van hulp bij het huishouden van 2007.
Visie Alle inwoners van Leusden met een beperking hebben alle mogelijkheden om te participeren in de samenleving. De deelname van mensen met een functiebeperking aan het maatschappelijk verkeer wordt bevorderd als zij zich met hun rolstoel, of met welk hulpmiddel dan ook, gemakkelijk kunnen bewegen in hun woonomgeving en toegang hebben tot alle openbare faciliteiten. Voor mensen met een beperking is er voldoende vrijetijdsaanbod en dit aanbod is bekend bij de doelgroep. Voor mensen met psychosociale problemen is er een aanbod op maat, dat mede wordt uitgevoerd door gekwalificeerde vrijwilligers.
Wat willen we bereiken? De bovenstaande visie borduurt gedeeltelijk voort op de notitie Integraal gehandicaptenbeleid (vastgesteld door de gemeenteraad in december 2008). In het verlengde daarvan is in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte het werkplan ‘voetpaden voor iedereen’ opgenomen. 1.
2.
3.
In de centrumgebieden van het Woonserviceconcept is de openbare ruimte toegankelijk voor mensen met een functiebeperking. Inwoners ervaren in openbare gebouwen geen belemmeringen, voor wat betreft toe- en doorgankelijkheid als gevolg van een functiebeperking. Iedere inwoner met een functiebeperking is bekend met- en kan lokaal deelnemen aan sporten sociaal-culturele activiteiten. In 2013 beantwoordt het aanbod van sport en bewegen voor mensen met een functiebeperking aan de vraag die er is. In 2013 is 90% van deze doelgroep bekend met in ieder geval het sportaanbod. In 2015 hebben minimaal 10 sportverenigingen in Leusden een aanbod voor mensen met een beperking. Er is een divers aanbod voor ondersteunende begeleiding en maatschappelijk werk op collectief en individueel niveau voor inwoners (jong tot oud) van Leusden die de grip op hun leven dreigen te verliezen. Hierdoor kunnen zij blijven participeren in het sociale verkeer van Leusden.
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten van deze activiteiten ziet u terug in onderstaande tabel.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Efficiency maatregelen Beleidsprioriteiten kadernota Totaal na vaststelling beleidskader
2012 314,1
2013 314,1
2014 314,1
2015 314,1
-/- 1,5 312,6
-/- 1,5 312,6
-/- 13,7 300,4
-/- 13,7 300,4
23
7. Prestatieveld 6
Individuele voorzieningen
Context en achtergrond Bij dit prestatieveld gaat het om het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een functiebeperking die aan de behoefte van het individu zijn aangepast. Bij de verstrekking van voorzieningen is het ‘hogere doel ‘ altijd de maatschappelijke participatie van de cliënt. Hiervoor zijn de zelfredzaamheid en eigenwaarde van de cliënt belangrijke voorwaarden. In praktische zin gaat het er om dat inwoners een eigen huishouden kunnen voeren en zich kunnen verplaatsen in de woning, eigen wijk en in Leusden of de nabije omgeving. Het individuele gebruik kan naast specifiek individueel maatwerk ook vorm worden gegeven door het aanbieden van collectieve voorzieningen. Het meest herkenbare voorbeeld daarbij is de regiotaxi maar ook een servicedienst voor wassen en strijken of een scootmobielpool kunnen als voorbeeld worden gezien. De gemeente is, met in acht name van de compensatieplicht, geheel vrij om te bepalen welke concrete voorzieningen of diensten worden verleend. Leusden heeft net als andere gemeenten te maken met kleine en grotere verschuivingen op het grensvlak van Wmo, AWBZ en Zorgverzekeringswet (Zvw). Verdere versobering van de AWBZ en de Zvw is meer dan aannemelijk. De centrale overheid heeft vergevorderde plannen om gemeenten meer taken en verantwoordelijkheden te geven op het gebied van ondersteuning en verstrekking van hulpmiddelen. Mogelijk worden gemeenten dé leverancier voor alle mobiliteitshulpmiddelen. Voor de verstrekking van hulpmiddelen heeft de gemeente Leusden samen met zes andere Eemland gemeenten al eerdere Europese aanbestedingen uitgevoerd. Uit economisch oogpunt is herhaling van een dergelijke aanbesteding (inclusief een voorzieningendepot) het meest ideaal in combinatie met nieuwe wetgeving en dus ook nieuwe voorzieningen. Het is lastig exact inzicht te krijgen in de stijging van de vraag naar nieuwe voorzieningen of te weten wanneer een verzadiging optreedt. In grote lijnen kan worden gesteld dat de laatste jaren in Leusden de vraag naar woonvoorzieningen is toegenomen. Het betreft dan vooral de eenvoudige (goedkopere) woningaanpassingen. Ook het gebruik van het collectief vervoer is gestegen waarbij de omvang van het aantal cliënten nagenoeg gelijk is gebleven. Gebruikers maken nu meer en langere ritten. De vraag naar ondersteuning door hulp bij het huishouden is na een eerste daling (in vergelijking met de periode dat dit via de Awbz werd gefinancierd) in 2007, stabiel gebleven. De rijksoverheid heeft in 2010 het verdeelmodel voor beschikbare Wmo-middelen voor gemeenten aangepast. Het model is in 2006 ontwikkeld om vooral de middelen voor de hulp bij het huishouden verantwoord onder de gemeenten te verdelen. Voor Leusden heeft dit een nadelig effect (circa €200.000,=). Een noodzakelijk gevolg van een dergelijke ‘bezuiniging’ is een beschouwing op het verstrekkingenbeleid. Een dergelijke beschouwing past ook in het beeld van de eerder aangehaalde Kanteling (zie ondermeer hoofdstuk 1), waarbij sprake is van een andere werkwijze waarbij de gemeente samen met de aanvrager bekijkt welke oplossingen er zijn om een beperking te compenseren. Sinds de realisatie van Larikslaan2 wordt al grotendeels op deze manier gewerkt. Een nadere uitwerking in 2012 zal daarom relatief eenvoudig verlopen. Het past ook in de lijn van de Wmo om bijvoorbeeld een steeds integralere uitvoering van de hulp bij het huishouden te zien niet alleen te zien in samenhang met de voorzieningen uit de voormalige Wet voorziening gehandicapten (Wvg), maar ook in breder verband met maatschappelijke begeleiding en advies. Een nieuwe verordening individuele voorzieningen is noodzakelijk om de bovenstaande elementen (verschuivingen binnen de AWBZ en de Zvw, de Kanteling en bezuinigingen) te verenigen en tot een goede uitvoering te komen. Bij het opstellen van die verordening staat het compensatiebeginsel uit de Wmo centraal. Daarbij zal het uitgangspunt zijn dat voor het verstrekken van een individuele voorziening of dienst niet meer een limitatief voorzieningenlijstje leidend is, maar een oplossing op maat waarbij inzet uit overige prestatievelden soms passender is dan het verstrekken van een individuele voorziening. De aanvrager doet daarnaast zelf al hetgeen wat mogelijk is om
24
(het verzoek tot) gemeentelijke ondersteuning te vermijden. De feitelijke ondersteuning is gericht op zelfstandigheid en participatie voor zover dat redelijkerwijze van de gemeente verwacht kan worden. De gehele situatie overziend wordt gezocht naar een oplossing die aangemerkt wordt als goedkoopst adequaat. De Kanteling leidt ertoe dat de relatie tussen prestatieveld 6 en prestatieveld 1, 3 en 4 nog sterker wordt. Het zijn communicerende vaten: als er voldoende adequate voorzieningen aanwezig zijn op de prestatievelden 1,3 en 4 zal het beroep op (dure) voorzieningen in het kader van prestatieveld 6 minder zijn.
Visie Het uitgangspunt bij het verstrekken van diensten of voorzieningen is participatie c.q. deelname aan het maatschappelijk verkeerdoor mensen met een functiebeperking. We houden bij het bepalen van de ondersteunende voorzieningen en diensten rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen. We houden daarnaast ook rekening met de capaciteit van de aanvrager en zijn of haar omgeving om uit een oogpunt van kosten, daar waar mogelijk, zelf in maatregelen te voorzien of via een eigen bijdrage of eigen betaling mee te betalen aan de dienst of voorziening. Collectieve maatregelen behoren nadrukkelijk tot de mogelijkheden van individuele ondersteuning.
Wat willen we bereiken? 1. 2.
Mensen met fysieke, verstandelijke of psychiatrische beperkingen worden gecompenseerd om maatschappelijk te kunnen participeren. Inwoners met een beperking zijn zich ervan bewust en voelen zich verantwoordelijk dat zij (waar mogelijk) eerst gebruik maken van algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen voordat zij een individuele voorziening vragen. Voorzieningen worden niet meer zomaar uit een gelimiteerde lijst verstrekt. Voorafgaand aan verstrekking van voorzieningen of diensten wordt de ‘vraag achter de vraag’ achterhaald en mogelijkheden van diensten uit prestatievelden 1 en 4 onderzocht.
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten van deze activiteiten ziet u terug in onderstaande tabel.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Technische maatregelen - Efficiency maatregelen - Sobere uitvoering Beleidsprioriteiten kadernota Totaal na vaststelling beleidskader
2012 3.224,0
2013 3.224,0
2014 3.224,0
2015 3.224,0
-/- 101,7 -/- 0,4 -/- 29,1 3.092,8
-/- 101,7 -/- 0,4 -/- 39,1 3.082,8
-/- 101,7 -/- 0,4 -/- 49,1 3.072,8
-/- 101,7 -/- 0,4 -/- 49,1 3.072,8
25
8. Prestatievelden 7, 8 en 9 Maatschappelijke opvang, openbare geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg Context en achtergrond De prestatievelden 7,8 en 9 van de Wmo gaan over: het bieden van maatschappelijke opvang waaronder vrouwenopvang en huiselijk geweld; het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg (met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen); ambulante verslavingszorg. Bij inwoners die een beroep doen op deze prestatievelden is vaak sprake van een uiterst complexe en in sommige gevallen een onhoudbare situatie. Zelden is er sprake van één probleem. Iemand is bijvoorbeeld verslaafd en daardoor uiteindelijk dakloos geworden. Oplossingen vinden we meestal niet binnen één van deze prestatievelden. De activiteiten van deze prestatievelden hangen nauw met elkaar samen en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Daarom worden ze in dit hoofdstuk ook in samenhang besproken. In onze gemeente worden wij dus relatief weinig met problematiek op het gebied van daklozen en verslavingsproblematiek geconfronteerd. De gemeente Amersfoort heeft als centrumgemeente voor de regio Eemland een coördinerende rol om voorzieningen op deze prestatievelden te realiseren. Amersfoort ontvangt hiervoor middelen van het Rijk. Inwoners uit Leusden zijn dus aangewezen op de voorzieningen in Amersfoort. Amersfoort is ook verantwoordelijk voor de beleidsontwikkeling op deze prestatievelden. In 2010 is een concept beleidskader ‘Zorg onder Dak’18 opgesteld. Dit voorgestelde beleid biedt het kader tot 2014 voor de prestatievelden 7(maatschappelijke opvang) en 9 (verslavingszorg). Door de aangekondigde bezuinigingen van het Rijk is besluitvorming over dit beleidskader uitgesteld. In de gemeente Amersfoort wonen naar schatting 120 tot 150 daklozen, waarvan 80 -100 mensen verslaafd zijn en/of een psychiatrische stoornis hebben. Het aantal is inclusief de inwoners die uit Leusden komen. In de meeste situaties wijken inwoners uit Leusden al uit naar Amersfoort voordat het probleem in Leusden manifest wordt. In onze gemeente worden wij dus relatief weinig geconfronteerd met de problematiek van daklozen en verslaafden. Vaak kunnen wij de daklozen en verslaafden als ‘zorgmijders’ betitelen. Onder een ‘zorgmijder’ verstaan we een persoon die de aangeboden zorg of ondersteuning weigert. Kenmerkend voor een ‘zorgmijder’ is dat hij/zij zijn probleem of (psychiatrisch) ziektebeeld niet erkent. Preventie en vroegsignalering De gemeente Leusden is op deze prestatievelden verantwoordelijkheid voor preventie (waaronder (vroeg)signalering), bemoeizorg en nazorg. Eerstelijnszorgverleners zoals huisartsen, fysiotherapeuten, jeugdgezondheidszorg en psychologen zijn vooral van belang bij vroegsignalering van de bovengenoemde doelgroepen. Nauwe samenwerking tussen eerstelijnszorg en zorgaanbieders kan preventief werken op deze prestatievelden om te voorkomen dat inwoners een beroep moeten doen op maatschappelijke opvang of dat bemoeizorg noodzakelijk is. De (vroeg)signalering leidt in sommige situaties tot een melding bij het Sociaal Platform of een verwijzing naar Larikslaan2 voor een aanvraag om ondersteuning. Inwoners kunnen ook een melding doen wanneer ze zich zorgen maken over een buurtgenoot. Dit is nog weinig bekend. Daarom wil de gemeente meer inwoners van Leusden bekend maken met het Sociaal Platform en de mogelijkheden van Larikslaan2 met als doel erger te voorkomen en om de inzet van bemoeizorg nog meer te verminderen. Uit de burgerpeiling 2010
18
Conceptbeleidskader ‘Zorg onder Dak’2010-2014 in concept gereed, moet nog worden vastgesteld door de gemeente Amersfoort. In dit kader zijn de hoofdlijnen van het beleid voor de maatschappelijke opvang, het verslavingsbeleid en de voorzieningen voor dak- en thuislozen vastgelegd. Ter kennisname aan de raad en de wmo-adviesraad verstuurd (april 2010).
26
blijkt dat 7% van de inwoners weet wat het Sociaal Platform doet en 20% het alleen van naam kent. Maatschappelijke opvang De maatschappelijke opvang omvat activiteiten bestaande uit het bieden van (tijdelijk) onderdak aan dak- en thuislozen, begeleiding en advies. In Leusden heeft in 2009 één geval van huisuitzetting plaatsgevonden. Door de inzet van VIA trajecten (voorkomen van een huisuitzetting), wordt de daadwerkelijke huisuitzetting in de meeste situaties voorkomen. De aanpak van huiselijk geweld valt ook onder prestatieveld 7. Hierbij is sprake van een ketenaanpak waarbij aandacht wordt besteed aan preventie, signalering, hulpverlening en nazorg. Het centrale punt in de ketenaanpak is het regionale Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG). Inwoners van Leusden die te maken krijgen met huiselijk geweld kunnen dit hier melden. Zowel slachtoffers, getuigen, plegers en professionals kunnen ondersteuning krijgen bij het ASHG. Huiselijk geweld is lastig te meten omdat de aangiftebereidheid laag ligt en in veel gevallen niet bekend is. In 2009 hebben 41 inwoners uit Leusden een melding gedaan van huiselijk geweld. Dit is gemiddeld ten opzichte van de regio. Uit de burgerpeiling 2010 blijkt dat het aandeel inwoners dat de afgelopen 12 maanden met huiselijk geweld te maken had, vijf procent bedraagt, waarvan twee procent in de directe omgeving. De gemeente Leusden neemt deel aan de regionale begeleidingsgroep Huiselijk Geweld. Deze begeleidingsgroep heeft besloten dat het voorkomen van ouderenmishandeling de komende jaren een speerpunt is. Het ASHG zal –ook in Leusden- over dit onderwerp voorlichting geven. Openbare geestelijke gezondheidszorg Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) omvat alle activiteiten op het terrein van geestelijke gezondheidszorg die niet op basis van een vrijwillige, individuele hulpvraag worden uitgevoerd. Het basisaanbod van de OGGZ bestaat ondermeer uit: crisisopvang, bemoeizorg, preventie en psychosociale hulpverlening bij rampen. In de praktijk komt dit prestatieveld erop neer dat de overheid zich ongevraagd bemoeit met kwetsbare inwoners. Vaak hebben zij een meervoudige problematiek, kunnen zij zichzelf niet goed redden en vragen zij zelf niet om hulp. De doelgroep is dus een ‘zorgmijder’. In Leusden wordt de openbare geestelijke gezondheidszorg gecoördineerd door het sociaal platform. Dit is een multidisciplinair netwerk, waarin diverse lokale en regionale organisaties samenwerken. Het sociaal platform streeft ernaar om oplossingen te vinden voor deze ‘zorgmijders’. Problemen die zich kunnen voortdoen zijn: dreigende huisuitzetting, woningvervuiling, verwaarlozing en/of overlast. In 2009 is 18 keer een case gemeld en besproken. VIA-trajecten worden hier ook besproken. In 2009 hebben twee inwoners van Leusden bemoeizorg en nazorg ontvangen van Kwintes. Door de versobering van de AWBZ kunnen mensen met psychosociale problemen geen beroep meer doen op de AWBZ voor begeleiding. De gemeente is hier nu verantwoordelijk voor. Bij inwoners met zware psychosociale problematiek –die onder dit prestatieveld vallen- is de inzet van professionals noodzakelijk. Begeleiding door vrijwilligers is hier niet aan de orde. De gemeente Leusden zet in op extra aandacht voor (vroeg)signalering van deze doelgroep. Ambulante verslavingszorg Ambulante verslavingszorg houdt in dat mensen op afspraak begeleiding krijgen. Het gaat hier dus niet om de zorg die in een instelling plaatsvindt. Mensen die van deze zorg gebruik maken wonen meestal zelfstandig. (Alcohol)verslaving vindt in eerste instantie veelal plaats in het ‘verborgene’, de zogenaamde ‘stille drinker’. Verslaafde mensen schamen zich voor hun probleem en erkennen hun probleem niet, daarom is het moeilijk het te signaleren en hulp in te schakelen. De ambulante zorg in Leusden wordt geboden door regionale instellingen zoals Centrum Maliebaan, het Riagg of Kwintes. Ook preventie van verslavingsproblemen en de bestrijding van overlast door verslaafden valt hieronder. Deze taak wordt vooral lokaal uitgevoerd. Stichting Jeugd- en jongerenwerk Leusden heeft in 2009 een alcoholtester ontvangen van de gemeente. De alcoholtester werkt preventief voor het zogenaamde indrinken’. Als blijkt dat het alcoholpromillage te hoog is, wordt toegang geweigerd tot Jeugd- en jongerencentrum ‘de IJsbreker’.
27
Visie We willen maatschappelijke uitval van sociaal kwetsbare burgers met meervoudige problematiek zoveel mogelijk voorkomen en dragen bij aan de bevordering van maatschappelijk herstel. Daartoe hebben we in de regio een passend aanbod van voorzieningen om de ketenzorg te waarborgen. De gemeente Leusden zet actief in op preventie (waaronder vroegsignalering), bemoeizorg en nazorg.
Wat willen we bereiken? Uit de visie blijkt dat de gemeente Amersfoort verantwoordelijk is voor de voorzieningen in Amersfoort. De gemeente Leusden is verantwoordelijk voor preventie, signalering en bemoeizorg. De gemeenteraad van Leusden kan daarom niet worden aangesproken op de voorzieningen in Amersfoort. Daarom staan hieronder alleen de verantwoordelijkheden van de gemeente Leusden. Huiselijk geweld 1.1 Inwoners van Leusden zijn bekend met het fenomeen ouderenmishandeling en zijn op de hoogte dat zij dit kunnen melden bij het ASHG. 1.2 60% van de Leusdense inwoners kent het Steunpunt Huiselijk Geweld en de aanpak huiselijk geweld of heeft er wel eens van gehoord. Voorkomen van huisuitzettingen 2 Het voorkomen van huisuitzettingen (indicator aantal huisuitzettingen volgens Meldpunt schuldhulpverlening in 2009, één huisuitzetting). Openbare geestelijke gezondheidszorg 3.1 Het percentage inwoners dat bekend is met de mogelijkheid problemen te melden bij het sociaal platform is gestegen van 7% (peildatum 2010) naar 15% (peildatum 2014). (indicator: burgerpeiling). 3.2 Inwoners van Leusden met meervoudige complexe problematiek die door de bezuinigingen op de AWBZ geen aanspraak meer kunnen maken op AWBZ zorg krijgen ondersteuning in de vorm van begeleiding/bemoeizorg. Verslavingszorg 4.1 Het bieden van ondersteuning bij het voorkomen van alcohol-, drugs - en gokverslavingen.
Wat mag het kosten? Om deze doelstellingen van dit prestatieveld te bereiken voeren we een aantal activiteiten uit. Deze activiteiten vindt u in het uitvoeringsprogramma dat wij ter informatie aan dit beleidskader hebben toegevoegd. De kosten van deze activiteiten ziet u terug in onderstaande tabel.
(bedragen x € 1.000) Omschrijving Huidige meerjarenraming Invulling heroverwegingstaakstelling: - Technische maatregelen - Efficiency maatregelen Beleidsprioriteiten kadernota Totaal na vaststelling beleidskader
2012 67,6
2013 67,6
2014 67,6
2015 67,6
-/- 5,9 -/- 0,9 60,8
-/- 5,9 -/- 0,9 60,8
-/- 5,9 -/- 0,9 60,8
-/- 5,9 -/- 0,9 60,8
28
9. Financiële paragraaf Financieel kader WMO Bij het voorjaarsdebat van 1 juli 2010 heeft de raad een amendement aangenomen waarin zij het financieel kader voor heroverwegingen binnen de WMO heeft vastgesteld. Daarbij is aangegeven dat in principe alleen een efficiëntere werkwijze binnen de WMO kan worden meegenomen als bezuiniging en dat daarnaast de noodzakelijke bezuinigingen zo veel mogelijk moeten worden gedragen door alle burgers van Leusden. Daarbij heeft de raad de mogelijkheid open gehouden om op basis van de kerntakendiscussie en dit beleidskader het college op te dragen een andere dekking te zoeken voor de WMO taakstelling van € 300.000. Wij hebben binnen dit kader zo veel mogelijk gezocht naar een gepaste invulling van de taakstelling. Daarbij hebben we de nadruk gelegd op maatregelen die de pijn voor zowel instellingen als het voorzieningenniveau tot een minimum beperken. In de praktijk gaat het dan om financieel-technische maatregelen (onderuitputting en stelposten) en efficiency maatregelen. Het uitgangspunt daarbij is geweest om ‘de pijn’ zo gelijkmatig mogelijk te verdelen door per prestatieveld een bezuiniging van 5% toe te passen. Op deze wijze hebben wij circa driekwart van de taakstelling kunnen invullen. Voor de daarna nog resterende taakstelling stellen we een aantal maatregelen voor die een sobere uitvoering tot gevolg hebben. Daarbij hebben wij met name in de fysieke structuur gezocht waarbij de essentiële WMO voorzieningen niet worden aangetast. De maatschappelijke effecten worden hieronder nader toegelicht. Wij denken dat met het voorgestelde pakket aan maatregelen rekening wordt gehouden met de strekking van het amendement. Daarbij menen wij een solide en voor alle partijen maatschappelijk acceptabele invulling van de taakstelling te hebben gevonden.
9.1
Beschikbare middelen
Structurele WMO middelen In de meerjarenbegroting 2012-2014 is voor de uitvoering van Wmo beleid een structureel budget van circa zes miljoen beschikbaar. Verdeeld naar prestatievelden ziet het budget er als volgt uit: (bedragen x € 1.000) Prestatieveld Pv.1 Sociale samenhang en leefbaarheid Pv.2 Preventieve ondersteuning jeugd Pv.3 Informatie, advies en cliëntondersteuning Pv.4 Mantelzorgers en vrijwilligers Pv.5 Bevorderen deelname maatschappelijk Verkeer Pv.6 Individuele voorzieningen Pv.7,8,9 Maatschappelijke opvang, OGGZ, verslavingszorg Totaal structureel WMO budget
Totaal 1.164 545 378 286 314 3.224 68 5.979
Incidentele WMO middelen De uitvoering van het Wmo-beleidskader in de periode 2012-2015 zal ook zonder realisering van de bezuinigingstaakstelling soberder zijn dan in de afgelopen jaren. Vanaf 2007 zijn veel incidentele activiteiten en projecten gefinancierd uit sociaal vitaal middelen (€ 2,3 miljoen). De nog resterende sociaal vitaal middelen bedroegen eind 2009 € 381.000 en zijn in 2010 aan het Welzijnsfonds toegevoegd.
29
Welzijnsfonds Vanuit dit fonds is na vaststelling van het beleidskader 2012-2015 nog € 219.900 beschikbaar voor incidentele en/of vernieuwende activiteiten. Onderstaand een specificatie: Saldo volgens staat reserves en voorzieningen 2011 € 333.600 - toevoeging resterende middelen stelpost AWBZ 2011 + € 86.100 - onttrekking incidentele activiteiten beleidsnota -/€ 269.800 Saldo na vaststelling beleidsnota Wmo € 149.900 Een specificatie van de criteria van het welzijnsfonds is toegevoegd als bijlage.
Egalisatiereserve Wmo Deze reserve is ingesteld ten tijde van de ‘oude’ Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en voortgezet bij de implementatie van de Wmo. De reserve is bedoeld om fluctuaties in de verstrekkingskosten van diensten en voorzieningen op te kunnen vangen. Bij de laatste actualisering van de reserves en voorzieningen is de omvang van deze reserve bepaald op 10% van het WMO budget voor prestatievelden 3 en 6. Het saldo in deze reserve bedraagt derhalve € 360.000. 9.2
Bezuinigingen/heroverwegingstaakstelling
Wij hebben een bezuiniging van 5% c.q. € 300.000 op het Wmo budget gerealiseerd. Het budget na verwerking van de heroverwegingstaakstelling bedraagt dan circa € 5,7 miljoen. Onderstaand een overzicht van de wijze waarop wij invulling aan de taakstelling denken te geven.
(bedragen x € 1.000) Prestatieveld/ soort maatregel Pv.1 soc. samenhang en leefbaarheid Pv.2 preventieve ondersteuning jeugd Pv.3 Informatie, advies en cliëntondersteuning Pv.4 mantelzorgers en vrijwilligers Pv.5 Bevorderen deelname maatsch. Verkeer Pv.6 Individuele voorzieningen Pv.7,8,9 Maatsch.opvang, OGGZ, versl.zorg Totaal taakstelling
In percentages 9.3
Techn. Maatr. 21,3 0,6 101,7 5,9
efficiëncy
Sobere uitv. 15,4 18,0 49,1
Totaal
129,5
96,8
82,5
6,8 308,8
42%
31%
27%
100%
29,2 25,7 12,7 14,2 13,7 0,4 0,9
65,9 43,7 13,3 14,2 13,7 151,2
Maatschappelijke effecten van de bezuinigingen
Met de instellingen en verenigingen heeft overleg plaatsgevonden over de wijze waarop kan worden bezuinigd. Instellingen en verenigingen hebben zelf actief meegedacht over de wijze waarop dit het best vorm gegeven zou kunnen worden. In alle gevallen zijn de suggesties van de instellingen en verenigingen overgenomen. We hebben de pijn zo eerlijk mogelijk verdeeld en de taakstelling gelijkmatig verdeeld over de prestatievelden. Per prestatieveld is in beeld gebracht wat het betekent om 5% te bezuinigen. Wij zijn van mening dat de bezuinigingen acceptabel zijn en geen ernstige, ongewenste of onacceptabele maatschappelijke effecten met zich brengen. Dit is voor een groot deel te danken aan het feit dat de bezuiniging van € 300.000 voor meer dan 40% ingevuld kan worden door financieel technische maatregelen in de vorm van stelposten en onderuitputting budgetten. Zoals u hierboven kunt lezen gaat het om bijna € 130.000. Vervolgens hebben een groot aantal instellingen aangegeven dat zij mogelijkheden zien om efficiënter te werken, waardoor zij met 5% bezuiniging dezelfde prestaties kunnen leveren als voorheen. Hierbij moet gedacht worden aan besparing op schoonmaak, inkoop energie, organisatiekosten etc). Hierdoor wordt 30% van de bezuiniging bereikt. 27% van de bezuinigingen wordt behaald door een sobere uitvoering van de te leveren prestaties. Het betreft het volgende:
30
PV 1:
bezuiniging van € 15.000,-- op de sportactiviteiten die Welzijn Leusden uitvoert. Dit heeft tot effect dat de sportverenigingen minder worden ondersteund dan in de afgelopen jaren en dat de activiteit sportpas verdwijnt.
PV2:
bezuiniging van € 18.000 op de verbouwing van het gebouw waar het Centrum voor Jeugd en Gezin komt. Het maatschappelijk effect is dat de verbouwing soberder wordt uitgevoerd.
PV 6:
bezuiniging op collectief vervoer door een heroverweging over het gebruik van de Regiotaxi door senioren tegen een gereduceerd tarief. Het maatschappelijk effect is dat vitale senioren minder gebruik zullen maken van het collectief vervoer. Men ontvangt niet ‘zomaar’ een taxipas meer. Senioren die fysieke belemmeringen ondervinden bij het gebruik van reguliere vervoersmiddelen kunnen terugvallen op een zogenaamde Wmoindicatie voor De Regiotaxi. Ervaring bij andere gemeenten leert dat ongeveer 50% van de pashouders hiervoor in aanmerking komt. Het (enigszins fluctuerende) pashoudersbestand kent op dit moment 600 ‘seniorenpashouders’ . Reizigers met een reductie betalen € 0,55 per zone, overige reizigers betalen € 1,79 per zone (tarieven 2011). Per rit worden gemiddeld 3 of vier zones gereden. Deze besparing voeren we gefaseerd in vanaf 2012, waarbij de besparing oploopt tot € 31.500,-- in 2014.
PV 6:
bezuiniging op de woonvoorzieningen voor mensen met een beperking door beperking van vergoeding voor eenvoudige aanpassingen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd (€ 17.600). Het maatschappelijk effect is dat eenvoudige voorzieningen als verhoogde toiletpotten en steunbeugels zelf moeten worden aangeschaft en dat ‘losse’ hulpmiddelen worden gehuurd of aangeschaft.
In een enkel geval vangen instellingen of verenigingen de bezuinigingen op door de inkomsten te verhogen. In de praktijk betekent dit dat vanaf 2012 een deelnemersbijdrage wordt gevraagd bij sommige activiteiten die vroeger gratis waren. Eén instelling ziet mogelijkheden om door het organiseren van (extra) activiteiten de inkomsten te verhogen. Prestatieveld 6 Prestatieveld 6 is met 3 miljoen euro het grootste prestatieveld binnen de Wmo. Zoals u hierboven hebt kunnen lezen, kunnen wij ook hierop een bezuiniging realiseren van 5%, zonder dat dit leidt tot ongewenste of ernstige maatschappelijke effecten. Dit is grotendeels te danken doordat ruim 65% van deze bezuiniging gerealiseerd kan worden via financieel-technische maatregelen (onderuitputting budgetten en stelposten die niet nodig zijn). Ruim 30% wordt op dit prestatieveld bezuinigd door een sobere uitvoering. Hierboven hebben we uitgelegd om welke twee maatregen het gaat (bezuiniging op collectief vervoer en bezuiniging op de woonvoorzieningen). Om deze besparing te realiseren is aanpassing van de verordening noodzakelijk. Een nieuwe verordening kan dan worden geschreven naar de denkwijze van “De Kanteling”. De VNG heeft in oktober 2010 een modelverordening uitgegeven. In Leusden is nu nog een verordening van kracht die uitgaat van verstrekkingen op basis van een limitatieve lijst van diensten en voorzieningen. Zoals in het beleidskader al is aangegeven, past dit niet bij de filosofie van het nieuwe beleid. Het uitgangspunt bij de nieuwe verordening is het bieden van maatwerk voor wat betreft het leveren van individuele diensten en voorzieningen en alternatieven daarop in collectieve voorzieningen. De modelverordening van de VNG biedt ruimte om een limitatieve lijst van voorzieningen te beperken of achterwege te laten zodat juist kan worden ingegaan op de persoonlijke mogelijkheden. Hierdoor kunnen we maatwerk leveren aan de cliënt door het bieden c.q. toeleiden naar algemene diensten of voorzieningen. Voor alle duidelijkheid melden wij hier nog dat er vooralsnog geen sprake is van een bezuiniging op de huishoudelijke hulp. Met de verordening individuele voorzieningen van 2006 wordt uitgegaan van een maximale berekening van een eigen bijdrage naar draagkracht zoals wettelijk vastgesteld. Bij de uitwerking van de verordening kan wel rekening worden gehouden met (een drempelbedrag voor) woonvoorzieningen waarvoor op dit moment geen eigen bijdrage wordt gevraagd.
31
Daarnaast hebben we besloten de bezuiniging op het maatschappelijk werk pas in te voeren in 2014. In 2012 en 2013 is het volledige bedrag nog beschikbaar. Het maatschappelijk werk heeft aangegeven de bezuiniging van 5% vanaf 2012 te kunnen effectueren door efficiënter te werken. De extra gelden in 2012 en 2013 gebruiken we voor groepsactiviteiten om ‘kwetsbare groepen’ zelfredzamer te maken. 9.4
Nieuwe activiteiten
Naast de heroverwegingstaakstelling is in dit beleidskader rekening gehouden met een aantal nieuwe activiteiten die we willen uitvoeren om de doelstellingen te kunnen realiseren. Het betreft de volgende doelstellingen en activiteiten: Prestatieveld 1 1.2 De gemeente ondersteunt en faciliteert inwoners die wel actief willen zijn, maar dat nu nog niet of beperkt zijn; (activiteit: samenlevingsontwikkelaar € 36.000 per jaar). 2.1 Iedere inwoner van de gemeente Leusden heeft de mogelijkheid zo lang mogelijk zelfstandig in zijn of haar eigen omgeving te wonen. (activiteit: procesbegeleiding woonserviceconcept: € 23.500 per jaar gedurende 4 jaar = looptijd project)19; 3.1 Inwoners hebben verantwoordelijkheid en zeggenschap in hun ‘sociale’ (leef)omgeving (activiteit: stimuleringsbudget € 10.000 per jaar, gedurende 4 jaar=looptijd project). 3.2 In 2009 heeft de gemeente besloten tot het instellen van een accommodatiebeleidsadviseur voor drie jaar. Voor de periode 2010 en 2011 is de financiering geregeld uit Sociaal Vitaal. Voor het derde en laatste jaar doen we éénmalig een beroep op het Welzijnsfonds. Toelichting: de projecten wijkverbindingswerk en woonserviceconcept worden in 2011 geëvalueerd. Op basis van de evaluatie beslissen we hoe we hier inhoudelijk verder mee willen gaan. De evaluatieresultaten zijn leidend voor de inrichting van dit soort werkzaamheden in de toekomst. Dit laat onverlet ons standpunt dat in Leusden aandacht voor samenlevingsontwikkeling een belangrijk welzijnsdoel is. Onze samenleving bruist van activiteit. Aandacht van de overheid dient zich te richten op: 'zoveel mogelijk allemaal meedoen' en drempels wegnemen voor initiatieven. Projecten als wijkverbindingswerk en woonserviceconcept werken in die richting. Eén van de aandachtspunten van de evaluatie is op welke wijze de projecten wijkverbindingswerk en woonserviceconcept nu met elkaar verbonden zijn en hoe ze (nog) beter op elkaar kunnen aansluiten. Het woonserviceconcept is een project dat tot en met 2015 duurt. Voor de periode 2012 - 2015 zijn nog geen middelen gereserveerd voor procesbegeleiding. Vooruitlopend op de evaluatie, willen we de middelen voor samenlevingsontwikkeling financieren vanuit het welzijnsfonds. Als uit de evaluatie blijkt dat het structureel nodig is om hiervoor middelen vrij te maken, zullen deze middelen binnen de huidige Wmo-begroting gezocht worden. Hierbij geldt het adagium: nieuw voor oud. Om burgers te stimuleren zich actief in te zetten in de samenleving en zich verantwoordelijk te voelen voor hun (directe) leefomgeving willen we voor de periode 2012-2015 een jaarlijks bedrag van € 10.000 beschikbaar stellen om dit te stimuleren. We evalueren de resultaten in 2014. In prestatieveld 1 staat de volgende doelstelling (2.3) gericht op cultuur: In de gemeente is een basisaanbod aanwezig aan voorzieningen op het gebied van welzijn, sport, kunst- en cultuur dat passend is bij de omvang van een gemeente van 30.000 inwoners en vraaggericht tot stand komt te kunnen behalen. Aan deze doelstelling is de volgende prestatie gekoppeld: We subsidiëren organisaties zodat zij verschillende kunst- en cultuureducatieprogramma’s aan het basisonderwijs kunnen aanbieden. Om deze prestatie in optimale vorm aan het basisonderwijs te kunnen aanbieden, willen wij in 2012 en 2013 het lopende project kunst- en cultuureducatie nog één keer uit het welzijnsfonds 19. Het project is vastgesteld door de raad en heeft een looptijd van 8 jaar. Voor de eerste 3 jaar (2009-2011) zijn gelden voor een projectleider geregeld. Voor de periode 2012-2015 zijn nog geen middelen gereserveerd voor een procesbegeleider.
32
financieren. Via dit project maken alle leerlingen van alle basisschool jaarlijks kennis met diverse kunstdisciplines. De kosten van dit project zijn voor de gemeente laag, omdat de overhead door de provincie wordt betaald en een bijdrage wordt geleverd door de scholen zelf. Vervolgens zullen wij in 2012 dit project evalueren om te kunnen bepalen of we dit structureel willen afnemen. In dit geval geldt ook hier het adagium: nieuw voor oud. Prestatieveld 2 3.3 In 2015 is het alcoholgebruik onder jongeren tussen 12 en 18 jaar afgenomen met 5% en het bingedrinken met 5%. 3.4 In 2015 is het aantal kinderen van 5 tot 14 jaar met overgewicht gestabiliseerd ten opzichte van het aantal kinderen met overgewicht in 2009. 3.5 In 2015 is het aantal kinderen met psychosociale klachten zoals eenzaamheid en depressiviteit gestabiliseerd ten opzichte van 2008. Om deze drie doelstellingen te behalen willen we een vierjarig project starten. Hiervoor zijn gezondheidsbevorderende maatregelen nodig van € 10.000 per jaar. Dit willen we financieren uit het welzijnsfonds. In het derde jaar zullen we de effecten evalueren en bepalen of het noodzakelijk is om hiermee verder te gaan en op welke wijze). Samenvattend Rekening houdend met de hierboven toegelichte bezuinigingen, nieuwe activiteiten en de beschikbare middelen ontstaat de volgende actualisering van het WMO budget: (bedragen x € 1.000) (bedragen x € 1.000) Omschrijving
totaal
Realiseren 5% heroverweging Stelpost heroverwegingen Nieuwe activiteiten beleidsnota: structureel incidenteel Dekking incidenteel nieuw beleid: Welzijnsfonds Resterend saldo na dekking
2012
2013
2014
2015
1.191 -/- 1.050
287,2 -/- 200,0
286,5 -/- 250,0
308,7 -/- 300,0
308,7 -/- 300,0
-/- 32,4 -/- 203,8
-/- 8,1 -/- 139,4
-/- 8,1 -/- 53,4
-/- 8,1 -/- 43,5
-/- 8,1 -/- 43,5
203,8
139,4
43,4
43,5
43,5
-/- 108,7
79,1
18,4
0,6
0,6
Het positieve saldo dat in de jaren 2012 t/m 2013 ontstaat wordt veroorzaakt doordat in de begroting rekening is gehouden met een fasering in de taakstelling terwijl wij in 2012 en 2013 een groter bedrag kunnen bezuinigen dan noodzakelijk is.
33
Bijlage 1 Samenhang tussen de Wmo en andere wetten Naast de Wmo is de gemeente op het terrein van maatschappelijke ontwikkeling ook verantwoordelijk voor de uitvoering van andere wetten, zoals: o de Wet werk en bijstand; o de Wet sociale werkvoorziening; o de Wet inburgering; o de Wet educatie beroepsonderwijs; o de Wet publieke gezondheidszorg. Ook deze wetten zijn erop gericht dat inwoners deelnemen aan de maatschappij. Als de uitvoering van deze wetten in samenhang wordt bezien, kan dit de uitvoering van de verschillende wetten en de gemeentelijke regierol versterken. De gemeentelijke regiefunctie krijgt een steviger basis en middelen kunnen efficiënter worden ingezet. Daarnaast is er een aantal wetten dat samenhangt met de Wmo, maar waarbij de gemeente niet verantwoordelijk is voor de uitvoering maar provincie of rijk. Het gaat hierbij in het bijzonder om de Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) en de Wet op de Jeugdzorg. Om een sluitende aanpak te realiseren is afstemming met de uitvoering van deze wetten essentieel. Hieronder gaan wij kort in op de samenhang tussen deze wetten en de Wmo. Algemene wet bijzondere ziektekosten (Awbz) De Awbz ligt in principe in het verlengde van de Wmo. Daar waar de gemeentelijke verantwoordelijkheden in het kader van de Wmo ophouden, beginnen de verantwoordelijkheden van de Awbz. We zien in de afgelopen jaren een ontwikkeling van het wegvallen van taken bij de Awbz. Een voorbeeld daarvan is ondersteunende begeleiding voor een aantal doelgroepen. Zeker is dat meerdere taken die nu onder de Awbz vallen op den duur geheel of gedeeltelijk onder de Wmo komen te vallen. Dit omdat de Awbz onbetaalbaar wordt. Bij de overheveling van deze taken krijgt de gemeente geen kostendekkende financiële compensatie, maar vaak een vergoeding in de kosten. Wel is de gemeente over het algemeen vrij om deze taken vorm te geven en in te richten. Bij de overheveling van taken van de Awbz naar de Wmo is een verschuiving in de gedachte te zien die heel goed bij de Wmo past: van compensatie van een beperking naar het stimuleren van participatie. Wet op de Jeugdzorg Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het lokale jeugdbeleid (prestatieveld 2), dat voorafgaat aan de jeugdzorg. De jeugdzorg is geregeld in de Wet op de Jeugdzorg. Deze komt in beeld als sprake is van ernstige problemen met opvoeden en opgroeien; in deze gevallen hebben een jongere en zijn ouders recht op jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg is in deze het aanspreekpunt. Het lokale jeugdbeleid heeft een signalerende functie richting Bureau Jeugdzorg. Bureau Jeugdzorg participeert in het CJG om de afstemming tussen lokaal jeugdbeleid en de jeugdzorg zo optimaal mogelijk te laten plaatsvinden. Wet publieke gezondheid (Wpg) De Wet publieke gezondheid is een uitwerking van de grondwettelijke taak van de overheid om de gezondheid van haar burgers te bevorderen. Ook het voorkomen en vroegtijdig opsporen van ziekten onder de bevolking valt onder deze wet. In principe kan gesteld worden dat als de bevolking gezonder is (Wpg), minder ondersteuning van de gemeente nodig is (Wmo). De effecten die met de Wpg bereikt kunnen worden zijn van invloed op de Wmo. In beide wetten is vastgelegd dat informatie en advies en begeleiding gegeven moet worden. Ook wordt in beide wetten een signalerende taak bij de gemeente gelegd. De gemeente hoeft deze signaleringsfunctie niet zelf uit te voeren, maar moet wel zorgen dat deze op een heldere en gestructureerde wijze wordt uitgevoerd. Wet werk en bijstand (WWB) De kern van deze wet bestaat eveneens uit participatie en zelfredzaamheid. In dit geval zijn beide begrippen gericht op werk. Mensen moeten participeren in de maatschappij. Het hoofddoel van deze wet is mensen toe te leiden naar regulier werk. In eerste instantie zijn mensen zelf verantwoordelijk om een baan te vinden en daarmee in het eigen onderhoud te
34
voorzien. Als dat niet lukt, zal de gemeente hierbij hulp bieden. Er is sprake van een wederzijdse verantwoordelijkheid. De gemeente draagt zorg voor re-integratietrajecten, maar de cliënt heeft de verantwoordelijkheid om zich zodanig in te spannen dat re-integratie mogelijk is. Re-integratie is gericht op de versterking en verbreding van de capaciteiten van het individu. Hierdoor kan ook vrijwilligerswerk of mantelzorg een goede invulling van reïntegratie zijn. Daarnaast biedt de WWB mogelijkheden voor individuele verstrekkingen van bijzondere bijstand en minimabeleid. In de nota minimabeleid is uiteengezet hoe het verstrekkingenbeleid van de gemeente Leusden eruit ziet. Door deze verstrekkingen is het voor inwoners met een minimuminkomen mogelijk deel te nemen aan de Leusdense samenleving. Wet sociale werkvoorziening (WSW) Het doel van de Wet sociale werkvoorziening is te bevorderen dat arbeidsgehandicapten kunnen deelnemen aan het arbeidsproces door het realiseren van passende werkvormen, zoals begeleid werk, detachering of door het aanbieden van werk in een beschutte omgeving. Bij de modernisering van de WSW is (naast de regierol van de gemeente) vooral gekeken naar de mogelijkheden van de persoon en het verbeteren en verbreden daarvan. Hierdoor kan ook deze groep inwoners meedoen aan de maatschappij. Wet inburgering (WI) Meedoen is dé doelstelling van de Wmo. De doelgroep allochtonen is één van de doelgroepen die deel moet kunnen nemen aan de samenleving. De Wet inburgering beoogt eveneens om allochtonen meer mee te laten doen. Om te kunnen participeren in de samenleving is het beheersen van de Nederlandse taal en het kennen van de maatschappij een belangrijke voorwaarde. De Wet stelt de doelgroep zelf verantwoordelijk voor het wegwerken van een taalachterstand en het oplossen van integratieproblemen. De gemeente is verantwoordelijk voor het bieden van voorlichting en faciliteiten en het handhaven van de wet. Binnen het inburgeringsprogramma wordt niet alleen aandacht besteed aan taal en maatschappij, maar ook aan werk en integratie. Van hieruit kan een verdere stap in de samenleving worden voorbereid. Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) Voor degenen die het inburgeringstraject hebben afgerond is er een mogelijkheid Nederlandse taallessen en maatschappelijke ontwikkeling te volgen via de Wet educatie en beroepsonderwijs. Binnen deze wet ligt de nadruk op kansarme groepen, zoals nieuwkomers, oudkomers, laag opgeleide autochtonen, allochtone vrouwen en risico jongeren. Er is ook een programma gericht op laaggeletterdheid van Nederlanders. Deelname aan een programma biedt de verschillende groepen nieuwe kansen om te participeren in de samenleving.
35