Lopende bandarbeid door 13, 14 en 15 jarigen? -Rapport-
drs. Kees Peereboom Eur. Erg. Ir Gjalt Huppes Eur.Erg. drs. Nicolien de Langen
Datum Opdrachtgever Contactpersoon vhp projectnummer
16-02-2007 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dhr. P. Venema 100-10
[email protected] tel 070 3844001 fax 070 3892413
vhp adviseurs BV Huygensstraat 13a 2515 BD ’s-Gravenhage
Colofon
Titel Auteurs Datum Project
Lopende bandarbeid door 13, 14 en 15 jarigen? Drs. Kees Peereboom Eur.Erg; Ir Gjalt Huppes Eur.Erg; Drs. Nicolien de Langen 16 februari 2007 100-10
vhp adviseurs BV Huygensstraat 13a 2515 BD ’s-Gravenhage Tel: +31 703 892 010 E-mail:
[email protected] Internet: www.vhp-ergonomie.nl
16-02-2007
1
Samenvatting Het Ministerie van SZW werkt momenteel aan een herziening van de Beleidsregel nietindustriële hulparbeid van lichte aard. Deze beleidsregel bevat momenteel een verbod op lopende bandwerkzaamheden voor 13, 14 en 15 jarigen. De Minister van SZW wil bezien of, en zo ja onder welke strikte voorwaarden, lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan. Op verzoek van de opdrachtgever is deze vraagstelling door vhp adviseurs uitgewerkt en primair beantwoord voor het werken van 13, 14 en 15 jarigen aan pelbanden in de bloembollensector. Vervolgens is bekeken bij welke werkzaamheden lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen mogelijk (in de toekomst) eveneens aan de orde is. De uitkomst van het onderzoek is een beoordelingsmodel op grond waarvan bepaald kan worden of, en zo ja onder welke strikte voorwaarden lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan. Voor de beantwoording van de vraagstelling is allereerst in kaart gebracht welke Europese en Nederlandse regelgeving van toepassing is. Daarnaast is uitgezocht welke wetenschappelijk informatie (‘evidence based’ informatie) beschikbaar is en zijn deskundigen en wetenschappers geraadpleegd (‘expert based’ informatie). Vervolgens zijn methoden en modellen toegepast waarmee de belasting-belastbaarheid van kinderen bepaald is in relatie tot lopende band arbeid. Tijdens het onderzoek stonden de volgende onderwerpen centraal; • Bestaande (Europese) wetgeving; • Fysieke belasting; • Mentale belasting; • Veiligheidsaspecten. Het binnen het kader van de onderhavige vraagstelling voldoen aan Europese regelgeving is een eerste vereiste. Vanuit de wetgeving bezien is de vraagstelling beantwoord voor tien van toepassing zijnde criteria. Een essentieel criterium is dat Artikel 7.39, in combinatie met artikel 1.37, tweede lid, van het Arbobesluit, stelt dat het niet toegestaan is voor 13, 14 en 15-jarigen om machine gebonden arbeid te verrichten. Machine gebonden arbeid is in dit kader nader gespecificeerd als arbeid door kinderen waarbij ‘het tempo door een machine of lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden’. Concreet betekent dit: tempodwang is niet toegestaan. Daarnaast is arbeid op basis van stukloon door kinderen niet toegestaan. Vervolgens is vanuit zowel fysieke- als mentale belasting als vanuit veiligheidsaspecten bezien, of en zo ja onder welke strikt te hanteren randvoorwaarden lopende band werk door kinderen toegestaan kan worden. Tijdens het onderzoek leverde het onderwerp veiligheid echter de meeste discussie op, dit zowel aan de lopende band als ook in de werkomgeving (bijvoorbeeld bij risico’s door rijdende heftrucks en andere aangedreven interne transportmiddelen). Voor fysieke belasting, mentale belasting en veiligheid heeft op basis van de beschikbare informatie een afweging plaatsgevonden die geresulteerd heeft in een overzicht van strikt te hanteren randvoorwaarden (zie tabel 1). Het antwoord op de vraag van de minister is: Nee, lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen dienen in principe niet te worden toegestaan, tenzij voldaan is aan een aantal strikte randvoorwaarden. In tabel 1 zijn in de linker kolom de criteria weergegeven, welke zijn vastgesteld op basis van bestaande (Europese) wetgeving. In de rechter kolom staan de daarbij te hanteren randvoorwaarden.
16-02-2007
2
Tabel 1: Beoordelingsmodel op grond waarvan bepaald kan worden of en zo ja onder welke strikte voorwaarden lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan Criteria:
Randvoorwaarden waaraan strikt voldaan dient te worden om lopende band arbeid door 13, 14 en 15 jarigen toe te staan
1. Risico Inventarisatie (RI&E)
•
De specifieke risico’s voor kinderen zijn in kaart gebracht in een RI&E en waar nodig opgelost. De RI&E moet op aanvraag getoond kunnen worden.
2. Voorlichting
•
Zowel de kinderen als hun wettelijke vertegenwoordigers hebben voorlichting ontvangen over de gevaren van het werk en de genomen maatregelen om deze gevaren te voorkomen; De wettelijke vertegenwoordigers van het kind ‘tekenen’ daar ook voor (“informed consent”).
• 3. Machine gebonden
• •
•
Er is geen sprake van tempodwang: het kind kan gedurende de gehele arbeidstijd zelf bepalen wanneer het een object pakt, dan wel een object plaatst; Indien met meerdere personen aan een lopende band gewerkt wordt geldt voor elke zijde van de band waaraan gewerkt wordt: de laatste persoon aan de band is een volwassene; De bandsnelheid is zodanig dat het te pakken, dan wel te plaatsen object minimaal 8 seconden binnen de primaire reikcirkel van het kind blijft (binnen de 40 cm breedte tussen de ellebogen en binnen 45 cm naar voren reiken).
4. Stukloon
•
Het kind wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van stukloon.
5. Het werk is “licht” 6. Lichamelijke en mentale capaciteiten van het kind worden niet overschreden
• •
De maximale voorwaartse reikafstand is 30 cm1; De maximale voorwaartse reikafstand mag 45 cm 2 zijn als het kind de mogelijkheid heeft tijdens of tussen de werkhandelingen door de onderarmen af te steunen op een vlakke ondergrond van tenminste 8 cm diep en 60 cm breed; Sociale contacten tijdens lopende band arbeid zijn zonder meer mogelijk (doordat het werk met meerdere mensen aan de band wordt uitgevoerd).
•
7. Toxische of kankerverwekkende stoffen
•
In de twee weken voorafgaand aan het werk zijn geen bestrijdingsmiddelen toegepast.
1
Dit kan bijvoorbeeld bij bollen pellen bereikt worden door te werken met een band van niet meer dan 60 cm breed (waar van twee kanten aan gewerkt wordt) met afsteun mogelijkheid of door aan het begin van de band een scheider aan te brengen waardoor de bollen naar opzij worden gedwongen tot binnen het bereik van 30 cm langs de kinderen. 2 Dit kan bereikt worden door te werken met een band van niet meer dan 90 cm breed (waar van twee kanten aan gewerkt wordt) met een afsteun mogelijkheid. 16-02-2007
3
Criteria:
Randvoorwaarden waaraan strikt voldaan dient te worden om lopende band arbeid door 13, 14 en 15 jarigen toe te staan
8. Extreme hitte, lawaai of trillingen
• • •
9. Veiligheidsrisico’s
• • •
• •
10. Verantwoordelijkheid
•
Hitte: de temperatuur in de hal is gedurende de gehele arbeidstijd lager dan 28ºC; Lawaai: het geluid is op de arbeidsplaats niet hoger dan het equivalent van 80 dB(A); Trillingen: ○ voor hele lichaamstrillingen die het lichaam binnen dringen via een grondvlak of via een stoel geldt een maximale blootstelling van 0,5 m/s² gedurende de gehele arbeidstijd; ○ voor hand/arm trillingen geldt een maximale blootstelling van 2,5 m/s² gedurende de gehele arbeidstijd. Het kind bedient zelf geen machine; Aan de band: voor 13 en 14 jarigen is er continu toezicht door een volwassene, voor 15 jarigen is er geregeld toezicht door een volwassene; Aan de band: de werkplek is ‘childproof’. Het kind verblijft uitsluitend op een werkplek waar door knellen, pletten, snijden, stoten, schaven, schuren, botsen dan wel het op enigerlei wijze verwonden van lichaamsdelen niet mogelijk is, ook niet als gevolg van risicovol gedrag van het kind; De werkplekken aan de lopende band zijn fysiek afgescheiden van heftruck verkeer; Indien een kind zich verplaatst door zones waar sprake is van intern transport (heftrucks, lepeltrucks of andere aangedreven interne transportmiddelen): een kind verplaatst zich door de hal en over het terrein in interne transportzones uitsluitend onder directe begeleiding van een volwassene. Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie.
In tabel 1 zijn wettelijke bepalingen en criteria opgenomen die aanvullend en specifiek van toepassing zijn op kinderen. Aan alle overige bepalingen zoals deze normaalgesproken van toepassing zijn op arbeidsomstandigheden van volwassenen dient uiteraard eveneens voldaan te worden3. Deze zijn niet opgenomen in de huidige rapportage.
3
Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: alle machines zijn CE gemarkeerd en verkeren in goede staat van onderhoud, werknemers hebben de beschikking over de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen en en het beschikken over een RIE waarin o.a. geluid moet zijn beoordeeld en zonodig moet worden gemeten als er een vermoeden bestaat dat het geluid rond de 80dB(A) ligt).
16-02-2007
4
Inhoudsopgave Colofon ........................................................................................................1 Samenvatting ..............................................................................................2 1 Inleiding en vraagstelling......................................................................7 1.1 Inleiding...................................................................................................... 7 1.2 Vraagstelling .............................................................................................. 7
2 Leeswijzer...............................................................................................7 3 Uitgangspunten .....................................................................................8 4 Toelichting op bollen pellen in de praktijk ..........................................8 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Historie ....................................................................................................... 8 Beschrijving bollenpelmachine................................................................... 9 Snelheid ..................................................................................................... 9 Machinaal of met de hand.......................................................................... 9 Intern transport......................................................................................... 10 De werksituatie in de praktijk ................................................................... 10
5 Overige werkzaamheden aan de lopende band ................................11 6 Onderzoeksmodel................................................................................13 7 Wet en regelgeving..............................................................................15 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Context..................................................................................................... 15 ILO overeenkomst.................................................................................... 16 De EU richtlijn Jongeren .......................................................................... 16 Huidige nationale regelgeving .................................................................. 17 Wetgeving concreet toegepast op bollen pellen aan de lopende band.... 18 Vertaling van regelgeving naar beoordelingscriteria ................................ 19
8 Beoordeling lopende band werk door kinderen................................21 9 Nadere uitwerking randvoorwaarden.................................................27 9.1 Randvoorwaarden opgenomen in het beoordelingsmodel....................... 27 9.2 Randvoorwaarden niet opgenomen in het beoordelingsmodel ................ 29
10 Conclusies............................................................................................30 Bijlage A
Wettelijk kader ILO ..........................................................32
Bijlage B
Wettelijk kader EU ...........................................................37
Bijlage C
Werk en rusttijden in huidige Nederlandse wetgeving 43
Bijlage D
Samenvatting huidige regelgeving jongeren ................44
16-02-2007
5
Bijlage E
5 werkfactorenmodel.......................................................46
Bijlage F
Beoordeling bollen pellen...............................................52
Bijlage G
Belastbaarheid van kinderen en volwassenen .............56
1 2 3 4 5
Algemeen ................................................................................................. 56 Werktaken ................................................................................................ 56 Werktijden ................................................................................................ 57 Werktempo en werkdruk (tempodwang) .................................................. 57 Werkplek (kracht, antropometrie, trillingen, veiligheid, arbeidshygiëne) .. 58
Bijlage H
Bronvermelding ...............................................................62
Bijlage I
Bedrijfsbezoeken.............................................................64
Bijlage J
Interviews en deskundigenbijeenkomst........................67
Bijlage K
Definities ..........................................................................72
Bijlage L
Overzichttabel beoordeling criteria ...............................74
16-02-2007
6
1
Inleiding en vraagstelling 1.1
Inleiding
Het Ministerie van SZW werkt momenteel aan een herziening van de Beleidsregel nietindustriële hulparbeid van lichte aard, welke op 1 april 2007 in werking dient te treden. Deze beleidsregel bevat momenteel een verbod op lopende bandwerkzaamheden voor 13, 14 en15 jarigen. In het kader van de herziening van de beleidsregel heeft de Minister van SZW aangegeven te willen bezien of, en zo ja onder welke strikte voorwaarden, lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan. Op verzoek van de opdrachtgever wordt deze vraagstelling primair uitgewerkt voor het werken van 13, 14 en 15 jarigen aan pelbanden in de bloembollensector. Vervolgens is een overzicht opgesteld op basis van wettelijke bepalingen aangevuld met randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden zijn zodanig geformuleerd dat deze ook toepasbaar zijn bij andere soorten lopende band arbeid. De uitvoering van het project heeft plaatsgevonden in samenwerking met een begeleidingscommissie vanuit het Ministerie van SZW bestaande uit dhr. Piet Venema (Directie Arbeidsomstandigheden), mw. Bodie Wibier (Arbeidsinspectie), dhr. Adriaan Weber (Directie Arbeidsomstandigheden) en dhr. Jan Mark Mulder (Directie Arbeidsverhoudingen).
1.2
Vraagstelling
Centrale vraagstelling voor dit onderzoek is of, en zo ja onder welke strikte voorwaarden lopende band werkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan. De subvragen hierbij zijn: 1. Zijn er lopende banden die zo werken dat van tempodwang geen sprake is? 2. Aan welke voorwaarden dient een lopende band voldoen, wil het een kind niet verhinderen zelf het tempo van de arbeid te beïnvloeden? 3. Is een kind in staat (‘assertief’ genoeg) zelf het tempo van de arbeid te beïnvloeden? 4. Is dit realistisch als op basis van stukloon wordt gewerkt? 5. Wat zijn effecten van het werken aan een lopende band op de fysieke gesteldheid van een kind (vanwege repeterende handelingen of een eenzijdige belasting van bepaalde lichaamsstructuren), hierbij rekening houdend met de voorwaarden die de Nadere regeling kinderarbeid stelt aan de arbeid- en rusttijden van 13, 14 en 15 jarigen? 6. Daar waar het tempo van de lopende band door het kind zelf bepaald kan worden: wat zijn de effecten van het werken aan een lopende band op de psychische gesteldheid van een kind (is het werk psychisch belastend vanwege het monotone karakter en wat is de invloed van werken op basis van stukloon?). Hierbij dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden die de Nadere regeling kinderarbeid stelt aan arbeid- en rusttijden van 13, 14 en 15 jarigen. 7. Kunnen deze effecten, vanuit het oogpunt van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van kinderen aanvaardbaar worden geacht?
2
Leeswijzer In hoofdstuk 3 worden uitgangspunten gepresenteerd. De uitgangspunten specificeren op hoofdlijnen langs welke ‘meetlat’ de vraagstelling beantwoord is. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 uitgelegd hoe het machinaal bollen pellen in de praktijk uitgevoerd wordt. In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van andere werkzaamheden waarbij (in de toekomst) mogelijk sprake is van lopende band arbeid door kinderen. In hoofdstuk 6 wordt het
16-02-2007
7
onderzoeksmodel toegelicht. Omdat op voorhand bekend was dat er weinig onderzoek gedaan is naar de belasting van lopende bandwerk uitgevoerd door kinderen, is gewerkt vanuit een model waarbij naast de wetgevingsaspecten ook gekeken is naar belasting/belastbaarheid van kinderen. In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de achtergrond betreffende de regelgeving. In de paragrafen 7.1 tot en met 7.4 worden de verschillende wettelijke achtergronden toegelicht. In paragraaf 7.5 wordt de concrete ‘meetlat’ gepresenteerd. De beoordelingscriteria die daarbij gehanteerd dienen te worden, worden in paragraaf 7.6 toegelicht. In hoofdstuk 8 worden de resultaten van de beoordeling van lopende band arbeid door kinderen beschreven. In hoofdstuk 9 worden de daarbij te hanteren randvoorwaarden nader toegelicht. Hierbij wordt ook aangegeven welke randvoorwaarden overwogen, maar niet toegepast zijn. Tot slot worden in hoofdstuk 10 conclusies getrokken op basis van de vraagstelling. Aan de rapportage zijn 12 bijlagen toegevoegd. In de rapportage wordt waar relevant doorverwezen naar deze bijlagen.
3
Uitgangspunten Het arbeidsomstandighedenbeleid in Nederland dient in lijn te zijn met de Europese regelgeving. Dit impliceert: 1. Als er voorwaarden zijn waaronder lopende bandarbeid door 13, 14 en 15 jarigen toegestaan kan worden, dan dient minimaal voldaan te worden aan de Europese Richtlijn 94/33/EEG; Daarnaast en aanvullend is als uitgangspunt vastgesteld: 2. De 13, 14 en 15 jarigen mogen tijdens hun werk geen gezondheidsschade oplopen. Dit betekent onder meer dat het werk in overeenstemming met hun belasting – belastbaarheidprofiel dient zijn. Omdat er weinig ‘evidence based’ onderzoeksgegevens beschikbaar zijn, is dit uitgangspunt ingevuld op basis van een ‘expert based’ aanpak. Deze ‘expert based’ aanpak betreft met name de aspecten fysieke belasting, mentale belasting en veiligheid. Daarbij is alleen ingegaan op de werkomstandigheden en de daarbij optredende gezondheidsrisico’s voor zover deze kinderen van 13, 14 ven 15 betreffen. De ‘normale’ eisen aan arbeidsomstandigheden en de eisen aan de werktijden zoals verwoord in de diverse regelgevingen zijn een vast gegeven en daardoor geen onderwerp van deze studie.
4
Toelichting op bollen pellen in de praktijk 4.1
Historie
In het verleden was het heel gebruikelijk dat kinderen handmatig bollen pelden. Pelwerkzaamheden bestonden uit het pellen van bollen uit manden, dan wel uit het pellen van bollen rechtstreeks uit een kuubskist. Bollenpellers zaten verspreid over de schuur aan tafels, kisten of manden. Het kind werd over het algemeen betaald per gepelde mand of per kist met bollen (stuksloon). Bollen pellen was daarmee een van oudsher bekend type vakantiewerk dat gedurend enkele weken in de zomervakantie uitgevoerd werd. De pelbeweging zelf betreft het vastpakken van de wortels onderaan de (bloem)bol en het met een draaibeweging scheiden van wortels en bol. De draaibeweging is nodig om te voorkomen dat de vliesdelen afscheuren, hetgeen de kwaliteit van de bol vermindert. Binnen het verwerken van bollen heeft de laatste jaren een technologische ontwikkeling plaatsgevonden waardoor het mogelijk is bollen voor een groot deel machinaal te pellen.
16-02-2007
8
Tijdens dit machinale pellen worden 60 tot 70% van de bollen gepeld. De bollen die niet door de machine gepeld worden dienen nog steeds met de hand gepeld te worden. In dit kader wordt tegenwoordig gesproken van ‘napellen’. Echter, door deze technische ontwikkeling is het pellen van bollen lopende band arbeid geworden. Dit heeft geleid tot een geheel andere werkwijze.
4.2
Beschrijving bollenpelmachine
In figuur 1 is een bollenpelmachine afgebeeld die modulair is opgebouwd, in volgorde van links naar rechts (zie ook bijlage I): 1. kistenkantelaar met bunker doseer unit waar bollen in gestort worden; 2. oploopband; 3. ontklisterunit (afsnijden kleine bollen voor veredeling of zaaigoed); 4. schudzeef; 5. afvoerband; 6. pelmachine; 7. pelband (hier werken meestal 8 tot 10 mensen, 4 tot 5 mensen aan elke kant); 8. elevator; 9. sorteermachine; 10. lengteband; 11. afvoerbandjes naar kuubskisten.
Figuur 1: Bollenpelmachine met lopende band voor bollen pellen (onderdeel nr. 6) (Bron: AGRO Techniek, Noordwijkerhout).
4.3
Snelheid
Voor de bollenpelmachine zijn twee snelheden afzonderlijk in te stellen, namelijk: • De snelheid van de bunker doseer unit, dit bepaald de capaciteit; • De snelheid van de lopende band (de pelband), dit bepaalt hoe dicht de bollen op elkaar liggen; De laatste persoon aan de pelband kan de snelheid van de pelband aanpassen. Hier zit meestal een knop met 10 standen, waarbij meestal traploos instellen mogelijk is. Stand 3/4 wordt het meest gebruikt. De werkelijke werksnelheid (frequentie van “pellen”) is afhankelijk van het aantal pellers dat ingezet wordt, de voorbewerking van de bollen (droog/vochtig), de snelheid van de pelband en de snelheid van de bunker dosseer unit.
4.4
Machinaal of met de hand
60-70% van de bollen wordt door de machine gepeld. Het percentage dat gepeld wordt door de machine is afhankelijk van de voorbewerking van de bollen en van het soort bollen. Door de komst van de pelmachine is het totaal aantal pellers, die nodig zijn voor een partij, ongeveer tot een 1/6 teruggebracht.
16-02-2007
9
4.5
Intern transport
In de schuur en op het terrein rijden regelmatig heftrucks en andere aangedreven interne transportmiddelen voor de aan- en afvoer van kuubskisten.
Figuur 2: Pel band
4.6
Figuur 3: Bollen pellen aan de pelband
De werksituatie in de praktijk
De volgende omstandigheden komen in de huidige praktijk het meest voor: 1. De medewerkers werken op basis van uurloon; 2. Het werk wordt gemiddeld 6 uur per dag uitgevoerd; 3. Het werk wordt afwisselend zittend op een verhoogde stoel of staand uitgevoerd (eigen keuze medewerker); 4. Bij het zitten is er een ondersteuning voor de voeten; 5. De breedte van de lopende band zelf is 60 tot 100 cm. Daarnaast is er een rand naast de band waarop de medewerkers kunnen afsteunen met hun onderarmen. De totale breedte van de band varieert daarmee van 70 tot 110 cm (figuur 2). De smalle (60 cm brede banden) worden meestal gebruikt als ‘leesband’ (inspectie/controle taken bij bollen sorteren, b.v. in de groothandel). De brede banden worden vooral toegepast als onderdeel van de bollenpelmachine; 6. De ‘dikte’ van de lopende band waar de medewerker aan zit is ongeveer 12 cm. Vooral bij de grotere diktes kan de medewerker de stoel niet goed omhoog instellen waardoor de schouders en armen extra opgetild worden. Omdat er goed afgesteund kan worden vallen de fysiek belastende effecten hiervan waarschijnlijk mee. Het minder ‘dik ‘maken van de band biedt natuurlijk wel ergonomische voordelen doordat er hierdoor meer beenruimte ontstaat; 7. De banden zijn goed afgeschermd, knelrisico’s zijn er vrijwel niet; 8. Het (fysiek) afscheiden van de pelzone van de rijroute van heftrucks is in een deel van de situaties gerealiseerd. In de schuur zelf is er vrijwel nooit sprake van het scheiden van rijroutes en looproutes (b.v. door vloermarkering of hekken).
16-02-2007
10
5
Overige werkzaamheden aan de lopende band Omdat lopende band arbeid door kinderen bij wet momenteel niet toegestaan is, is er weinig informatie voorhanden over situaties waar dergelijke arbeid (mogelijk) door kinderen uitgevoerd wordt. In het kader van de huidige vraagstelling is het echter zinvol om meerdere situaties onder de loep te nemen waar dergelijke arbeid (mogelijk) door kinderen uitgevoerd wordt, of in de toekomst uitgevoerd zou kunnen gaan worden. Er dient zeker gesteld te worden dat indien lopende band arbeid door kinderen in de toekomst onder bepaalde randvoorwaarden toegestaan wordt, de uitkomsten uit dit onderzoek in de vorm van randvoorwaarden ook daadwerkelijk toepasbaar zijn in elk van deze situaties. Op basis van het onderzoek van Oude Vrielink et al. (2006), naar arbeid door jongeren in de agrarische sector, is in dit kader een aantal soort lopende band werkzaamheden, zoals deze door jongeren4 uitgevoerd kunnen worden in tabel 2 beschreven. Tabel 2: Overzicht lopende bandwerkzaamheden jeugdigen in de Agrarische sector Lopende bandwerkzaamheden:
Korte toelichting:
Planten van bollen voor de broei
Het rechtop zetten van bollen (= planten) in kisten. Dit gebeurt aan een stilstaande lopende band of rollenband. De aanvoer van de bollen gebeurt niet tijdens het planten. Æ geen tempodwang Tulpen worden continu aangevoerd en in een rustig tempo door het kind op een langzaam lopende band gelegd. Æ geen tempodwang Planten worden in kisten aangevoerd door een heftruck en vervolgens handmatig op een lopende band gelegd. Æ tempodwang Planten worden aangevoerd en opgebost terwijl men aan de lopende band staat of zit. Æmogelijk tempodwang Het inpakken van de gesorteerde vruchtgroenten in een doos en vervolgens deze doos op een pallet plaatsen. Men staat of zit hierbij aan de sorteermachine. Æ tempodwang De rozen worden aangevoerd (hoe?) en vervolgens handmatig, verticaal of horizontaal, in haken van de ronddraaiende bosmachine gehangen. Het inhangen kan op eigen tempo gebeuren omdat niet iedere haak bezet hoeft te worden. Æ geen tempodwang Staand aan een langzaam lopende band worden een één of een aantal stokken in elke pot gestoken. Æ tempodwang
Tulpen op oogstband leggen (waterbroei)
Aanvoer van planten aan de ontbol machine Opbossen van planten
Sorteren en inpakken van vruchtgroenten
Inhangen rozen in bosmachine
Stokken steken
4
Hiermee wordt door Oude Vrielink gedoeld op zowel kinderen van 13,14 en 15 jaar als ook jeugdigen van 16 en 17 jaar. 16-02-2007
11
Uitlezen champignons aan een leesband
Inpakken van gesealde bakjes Machinaal planten
Oogsten (fruit,asperges) met een lopende band Inpakken van producten in doosjes, trays
Oppotten
Planten vanuit mobiele plantmachine
Aan een lopende band worden geoogste champignons waarvan de voetjes niet zijn afgesneden uitgehaald en in een bak gedaan en verzameld. Æ mogelijk tempodwang Gesealde bakjes worden vanaf een rollerbaan gepakt en in kisten gezet. De aanvoer van gesealde bakjes is continu. In zittende houding worden plantjes in een plantmachine geplaatst. Æ tempodwang Æ geen lopende band arbeid, wel machine arbeid Fruit plukken en vervolgens op een lopende band leggen. Æ geen tempodwang In staande houding worden continu producten op een lopende band aangevoerd welke opgepakt en in een doos geplaats moeten worden. Æ tempodwang Het oppotten zelf gebeurt machinaal. Wel moeten de potten continu van de lopende band gehaald worden. Æ tempodwang Men plant terwijl men in een gebogen houding aan een machine zit Æ tempodwang
(Bron: Oude Vrielink et al. 2006) Zowel met behulp van het beoordelen van bollen pellen door kinderen aan de pelband (hoofdstuk 8) als op basis van de in tabel 2 beschreven situaties worden in hoofdstuk 9 randvoorwaarden voor lopende arbeid door kinderen nader beschreven en toegelicht.
16-02-2007
12
6
Onderzoeksmodel In dit onderzoek is het onderstaande model als leidraad gebruikt: • •
Kinderen pellen bollen aan de lopende band Overige lopende bandwerkzaamheden
Omgevingsfactoren, bijvoorbeeld: • Kinderen werken met volwassenen • Klimaat, lawaai • Logistieke opstelling lopende band • Veiligheid: heftrucks rijden in de schuur, gestapelde kuubskisten • Arbeidsvoorwaarden (stukloon?)
Beoordeling arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen op basis van: • Wetgeving (=uitgangspunt), daarnaast: • Het 5 werkfactoren model:
Belastinggevolgen
Belastbaarheid
• •
Wetenschappelijk onderzoek (‘evidence based’) Een deskundigenoordeel (‘expert based’)
Belasting
Figuur 4: Onderzoeksmodel Kinderen pellen bollen aan de lopende band In dit project is dit type arbeid op verzoek van de opdrachtgever als voorbeeld gebruikt. Uitkomsten worden echter zodanig geformuleerd dat naast bollen pellen aan de lopende band in generieke zin, ook andere soorten lopende band werkzaamheden (bijvoorbeeld inpakwerk en montagewerk) beoordeeld kunnen worden (zie Hoofdstuk 5). Omgevingsfactoren Hier worden alle factoren onder verstaan die niet gebonden zijn aan de directe fysieke werkomgeving, maar mogelijk wel van invloed zijn op de mate van belasting. Beoordeling bollen pellen door kinderen aan de lopende band: Wetgeving Dit wordt nader uiteengezet in hoofdstuk 7.
16-02-2007
13
Beoordeling bollen pellen door kinderen In grote lijnen kan gesteld worden dat fysieke belasting, mentale belasting en veiligheid de belangrijkste issues zijn. Voor veiligheid zijn er vele specifieke eisen voor kinderen in de wetgeving opgenomen. De eisen uit deze wetgeving zijn in detail uitgewerkt naar de bollen pel praktijk. Vervolgens is deze uitwerking nader voorgelegd aan de deskundigen. De fysieke en mentale belasting zijn beoordeeld met het 5 werkfactoren model (bijlage E). Dit model is door vhp adviseurs in 1996 ontwikkeld en wordt sindsdien op grote schaal toegepast bij (preventie)projecten waar beoordeling van repeterend werk centraal staat. Dit model is bijvoorbeeld ook opgenomen in het door vhp geschreven Arbo themacahier 10: RSI in de industrie. Het 5 werkfactoren model werkt met vijf onderwerpen. Voor elk van de onderwerpen kan op basis van een puntentelling vastgesteld worden wat de mate van belasting is. Dit levert een puntenbeoordeling met een vertaling in een stoplicht: rood=voldoet niet, geel=voldoet deels, groen=voldoet. In de bijlagen E en F wordt dit nader toegelicht. Een belangrijke vraag bij toepassing van dit model is in hoeverre het toepasbaar is voor kinderen. Het model is immers ontwikkeld voor volwassenen. Voor fysieke belasting aspecten is geen ‘evidence based’ informatie aanwezig op grond waarvan zonder meer een vertaling van volwassen normen naar normen voor kinderen gemaakt kan worden5. Wel zijn er een op aantal onderwerpen duidelijke ‘evidence based’ uitkomsten van onderzoek te vinden (bijlage G), bijvoorbeeld: • Statische armkracht van jongens en meisjes als functie van leeftijd; • Maximale knijpkracht van meisjes en jongens als functie van leeftijd; • Antropometrische verschillen tussen jongens, meisjes en volwassenen. Vanwege de beperkte hoeveelheid ‘evidence based’ informatie is er gekozen voor een ‘expert based’ vertaling van het model voor volwassenen naar kinderen. Hierbij is gesteld dat de uiterste grenswaarde voor kinderen de Groen -> Geel overgang is, terwijl de uiterste grenswaarde voor volwassenen de overgang Geel -> Rood is. In de praktijk betekent dit dat de ‘lat’ voor externe meetbare belasting voor 13, 14 en 15 jarigen ongeveer 40% lager gelegd wordt in vergelijking met volwassenen. In bijlage G “Belastbaarheid van kinderen en volwassenen”, zijn deze gegevens terug te vinden. Voor mentale belasting bij arbeid door kinderen is geen ook ‘evidence based’ norm beschikbaar. Uit de interviews (bijlage J) met de deskundigen is gebleken dat: • Meerdere aspecten een rol spelen (coping, hormonale ontwikkeling, geslachtsaspecten, gezagsverhouding, de overgang van lagere naar middelbare school etc). Tussen deze aspecten staat niet vast wat de onderlinge samenhang is; • Er in ieder geval er veel variatie is tussen individuen en tussen groepen. Zo is er een duidelijk verschil tussen jongens en meisjes, en ook tussen de leeftijdsgroepen 13, 14 en 15 –jarigen. Alle deskundigen zijn het er echter over eens dat er geen valide onderscheid te maken is op basis van geslacht of leeftijd; • Er verschillende deskundigheidsterreinen van toepassing zijn op deze onderzoeksvraag zoals de pedagogiek, de orthopedagogiek, de ontwikkelingspsychologie, de arbeid- en organisatiepsychologie en de cognitieve psychologie (functieleer). In overleg met de opdrachtgever is besloten deze aspecten ook ‘expert based’ te belichten. Hiervoor zijn de uitkomsten van de 5 x W beoordeling in detail voorgelegd aan een viertal deskundigen.
5
Vooronderzoek uitgevoerd via de Faculteit Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam (2007) en het onderzoek in het Kader van het Onderzoek Arboconvenant Agrarische sector, Arbeid door jongeren in de agrarische sector: mogelijkheden voor veilig en gezond werken. door Oude Vrielink et al (2006) bevestigt dit beeld.
16-02-2007
14
Uit deze discussie met de deskundigen (bijlage J) blijkt het volgende: •
•
Werktaken: dit blok meet in hoeverre er sprake is van een risico op mentale overbelasting (stress) door het pellen van bollen door kinderen. Dit wordt gemeten door na te gaan of er sprake is van een volwaardige functie. Gezien het feit dat hier sprake is van vakantiewerk onder toezicht, en er geen sprake is van een functie, zijn deze criteria niet realistisch. Zie verder hoofdstuk 7. ‘Werktijden’: deze grenswaarden zijn gebaseerd op grenswaarden voor volwassenen. Daarbij geldt bij de overgang van geel naar rood een beschermingsniveau voor 75% van de volwassenen bij een blootstelling van 40 uur per week en vele jaren blootstelling (een arbeidsleven lang). Bij de overgang van groen naar geel geldt een bescherming van 90 tot 95% van de volwassenen. De kinderen die bollen pellen doen dit maximaal 3 (13 en-14jarigen), dan wel 4 weken (15-jarigen) aaneengesloten per jaar. Tevens vindt dit plaats in de vakantieperiode. In de interviews en tijdens de deskundigenbijeenkomst is besproken hoe dit te interpreteren.
Wetenschappelijk onderzoek of deskundigheidsoordeel? Waar mogelijk is gebruik gemaakt van wetenschappelijke achtergrond. Vooral voor het beoordelen van de mentale belastingaspecten en de veiligheidsaspecten (en de combinatie daarvan) is gebruik gemaakt van interviews, de deskundigenbijeenkomst alsmede praktijkbezoeken bij bollenkwekers en een producent van bollen pel systemen. Belasting - belastbaarheid Daar waar de wettelijke uitgangspunten geen of onvoldoende uitsluitsel bieden en/of daar waar het nodig is nadere randvoorwaarden te stellen is dit gedaan op basis van het belasting/belastbaarheid principe. Hier zijn de instrumenten toegepast voor beoordeling van arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen. Belastinggevolgen Uiteindelijk dient de uitkomst van dit onderzoek een resultaat op te leveren waarbij met een grote mate van zekerheid gesteld kan worden dat de wetgeving zodanig ingericht kan worden dat kinderen geen nadelige belasting gevolgen ondervinden van de betreffende arbeid.
7
Wet en regelgeving 7.1
Context
De wettelijke context bestaat uit twee niveaus 1. Internationale regelgeving (bijlage A en B): a. ILO overeenkomst door Nederland geratificeerd (C 138 Minimum AGE Convention ILO, 1973); b. EU regelgeving door Nederland geïmplementeerd (COUNCIL DIRECTIVE 94/33/EC of 22 June 1994 on the protection of young people at work); 2. Nationale regelgeving (bijlage C): a. Arbeidstijdenwet, Nadere Regeling Kinderarbeid, welke is uitgewerkt in de voor dit onderzoek relevante Beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard; b. Arbowet en Arbobesluit en enkele andere wetten zoals Bestrijdingsmiddelenwet en –Besluit, Besluit stralenbescherming Kernenergiewet, de Dranken Horecawet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs.
16-02-2007
15
7.2
ILO overeenkomst
In het kader van dit onderzoek staat één van de artikelen van de Beleidsregel “nietindustriële hulparbeid van lichte aard” ter discussie, namelijk het artikel dat “werken aan de lopende band” regelt. Met de EU richtlijn zijn alle Europese bepalingen afgedekt, inclusief de ILO overeenkomst. In de ILO is in 1973 de Minimum Age Convention (nr. 138) vastgelegd. In deze conventie die in 1976 door Nederland geratificeerd is, is vastgelegd dat de minimumleeftijd voor arbeid in de ontwikkelde landen tenminste 15 jaar bedraagt. Op deze regel gelden een aantal uitzonderingen. Het gaat dan met name om: Artikel 7.1: National laws or regulations may permit the employment or work of persons 13 to 15 years of age on light work which is: (a) not likely to be harmful to their health or development; (b) not such as to prejudice their attendance at school, their participation in vocational orientation or training programmes approved by the competent authority of their capacity to benefit from the instruction received. In bijlage A zijn de bepalingen van de ILO (international Labor Organisation) opgenomen.
7.3
De EU richtlijn Jongeren
Voor alle lidstaten van de Europese Unie geldt Richtlijn 94/33/EEG betreffende de bescherming van jongeren op het werk (bijlage B). De richtlijn stelt beperkingen aan de inzetbaarheid van jongeren (< 18 jaar) in het arbeidsproces. Het werk dient “licht” te zijn wat betekent: “(d) 'light work' shall mean all work which, on account of the inherent nature of the tasks which it involves and the particular conditions under which they are performed is not likely to be harmful to the safety, health or development of children” Schoolgaande kinderen (de leeftijdsgroep onder de 16 jaar, de leeftijdsgroep waar dit onderzoek zich op richt) krijgen speciale aandacht. De volgende werkzaamheden mogen niet door kinderen gedaan worden: • Werk dat hun lichamelijke of mentale capaciteiten overstijgt; • Werk met blootstelling aan toxische of kankerverwekkende stoffen; • Werk met blootstelling aan straling; • Werk in extreme hitte, lawaai of trillingen; • Werk waar door gebrek aan ervaring en inzicht veiligheidsrisico’s optreden; • Werk waaraan veel verantwoordelijkheid is verbonden. Tabel 3: Bepaling 9 Annex 1 EU richtlijn jongeren Verder dient de werkgever een risico inventarisatie uitvoeren specifiek gericht op de kinderen. De werkgever dient de kinderen én hun wettelijke vertegenwoordigers (ouders, opvoeders) voorlichting geven. Kinderen boven de 13 jaar mogen naast hun school werk verrichten indien het werk voldoet aan strikte eisen qua werktijden. Daarnaast dient het werk als “licht” betiteld kunnen worden. In Annex I van de Richtlijn is aangegeven welke soorten werk niet uitgevoerd mogen worden door jongeren. Een belangrijke bepaling daaruit is bepaling 9 (tabel 3): ‘’Work the pace of which is determined by machinery and involving payment by results.’’ 16-02-2007
“The employer shall implement the measures provided for in paragraph 1 on the basis of an assessment of the hazards to young people in connection with their work. The assessment must be made before young people begin work and when there is any major change in working conditions and must pay particular attention to the following points: (a) the fitting-out and layout of the workplace and the workstation; (b) the nature, degree and duration of exposure to physical, biological and chemical agents; (c) the form, range and use of work equipment, in particular agents, machines, apparatus and devices, and the way in which they are handled; (d) the arrangement of work processes and operations and the way in which these are combined (organization of work); (e) the level of training and instruction given to young people.” “The employer shall inform young people of possible risks and of all measures adopted concerning their safety and health. Furthermore, he shall inform the legal representatives of children of possible risks and of all measures adopted concerning children's safety and health”. 16
7.4
Huidige nationale regelgeving
Arbeidstijdenwet Volgens artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is arbeid door kinderen verboden. Het tweede lid van dit artikel maakt op dit verbod enkele uitzonderingen. Zo is het volgens onderdeel b toegestaan dat kinderen van 13 jaar of ouder niet-industriële hulparbeid van lichte aard verrichten, voor zover deze arbeid niet wordt verricht gedurende schooltijd. Artikel 3:2 van de Arbeidstijdenwet is uitgewerkt in de Nadere regeling kinderarbeid (NRK), de Beleidsregels ontheffing verbod van kinderarbeid (BOVK) en de Beleidsregel nietindustriële hulparbeid van lichte aard. In de NRK wordt ingegaan op de toegestane arbeidstijden en verplichte rusttijden voor jeugdigen. De BOVK hebben betrekking op het verlenen van medewerking door kinderen aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, ook wel ‘kunstarbeid’ genoemd. In de Beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard wordt ingegaan op de aard van de werkzaamheden die kinderen al dan niet mogen verrichten, mede gelet op de hiervoor geldende internationale regelgeving. Zo wordt een nadere omschrijving gegeven van werkzaamheden die voor kinderen te zwaar, gevaarlijk of schadelijk zijn. Volgens de Beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard is lopende bandwerk voor 13, 14 en 15 jarigen verboden. Of, zoals de beleidsregel het omschrijft: onder nietindustriële arbeid van lichte aard wordt in ieder geval niet verstaan de werkzaamheden verricht aan een lopende band6. De toelichting op de beleidsregel is hierover kort: bij lopende bandwerk gaat het om machinegebonden arbeid, en kan om die reden al geen arbeid van lichte aard worden genoemd. Arbobesluit Het Arbobesluit, in samenhang met de NRK, gaat eveneens in op lopende bandwerkzaamheden. Volgens artikel 12:1 van de NRK mag een kind van 12 jaar of ouder geen arbeid verrichten waaraan voor jeugdige werknemers in de zin van de Arbowet (jongeren van 16 jaar en ouder) op grond van het Arbobesluit bijzondere vereisten zijn gesteld. Dit is het geval in Artikel 7.39, in combinatie met artikel 1.37, tweede lid, van het Arbobesluit. Hier wordt gesteld dat er bijzondere vereisten zijn voor het toezicht in het geval jeugdige (in dit geval dus ouder dan 16 jaar) werknemers ‘op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid verrichten, en arbeid verrichten waarbij het tempo door een machine of lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden’. Kortom, waar 13- tot en 15-jarigen lopende bandwerk verrichten en geen invloed hebben op het tempo van de arbeid is lopende bandwerk volgens het Arbobesluit verboden. De bepaling uit het Arbobesluit sluit aan bij Richtlijn 94/33/EG. In de bijlage bij deze richtlijn wordt onder 9 aangegeven dat arbeid met een door machines bepaald werktempo en met prestatiebeloning niet is toegestaan (zie bijlage B). In tabel 4 is een samenvatting weergegeven van de bepalingen zoals deze terug te vinden zijn in AI-30 en de Beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard: niet toegestane arbeid door 13 tot en met 15 jarigen (de voor de huidige vraagstelling relevante passages zijn onderstreept).
6
Deze richtlijn uit de beleidsregel staat in dit onderzoek nu juist ter discussie.
16-02-2007
17
Tabel 4: Samenvatting bepalingen AI-30 en de Beleidsregel “niet-industriële hulparbeid van lichte aard” 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
15. 16. 17. 18. 19.
Werk waarbij gevaar bestaat voor instorting, zoals werken in putten of sleuven die onvoldoende tegen instorten geborgd zijn, het bressen van zand en het onoordeelkundig stapelen van goederen. Werk aan, met of in de directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties; Arbeid met gevaarlijke stoffen; Arbeid met persgassen, vloeibaar gemaakte gassen en opgeloste gassen; Arbeid aan of met kuipen, bassins, leidingen of reservoirs waarin gevaarlijke stoffen of gassen bevinden; Vervaardigen of hanteren van artikelen die ontplofbare stoffen bevatten; Besturen van trekkers, aan- en afkoppelen van aanhangwagens of werktuigen; Arbeid met dieren die gevaar opleveren, wilde of giftige dieren; Arbeid gericht op het industrieel slachten van dieren; Arbeid waarbij het tempo op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer niet zelf het tempo van de arbeid kan beïnvloeden; Arbeid met biologische agentia zoals virussen, bacteriën, gisten en schimmels; Afleveren en/of gebruiken van bestrijdingsmiddelen waarvan de verpakking gezien de eigenschappen van het bestrijdingsmiddel dient zijn voorzien van een afbeelding van een doodshoofd, een Andreaskruis of van inwerkend zuur; Duikarbeid, caissonarbeid, en overige arbeid onder overdruk; Er dient nadrukkelijk toezicht worden gehouden. Er hoeft geen sprake te zijn van permanent nabij toezicht, maar de toezicht houder dient wel snel voor het kind beschikbaar kunnen zijn indien dat nodig is. Toezicht houdt tevens in dat er duidelijke instructies dienen zijn gegeven, er de mogelijkheid van controle aanwezig dient zijn, tijdig dient worden ingegrepen en bekend dient zijn welke werkzaamheden waar en wanneer worden verricht door het kind. Geen gewichten boven de 10 kg tillen; Niet duwen of trekken met een kracht meer dan 20kgf; Geen werkhoudingen welke langer dan 8 minuten aaneen dienen worden volgehouden; Geen arbeid welke op de knieën dient worden uitgevoerd; De werkzaamheden en de omgeving mogen geen gevaar opleveren.
7.5
Wetgeving concreet toegepast op bollen pellen aan de lopende band
De Europese Richtlijn 94/33/EEG is de primaire bron waar we ons op richten, deze omvat eveneens de in de ILO overeenkomst opgenomen bepalingen. Vanuit de Nederlands weten regelgeving zijn waar nodig aanvullende eisen toegepast. De Europese Richtlijn 94/33/EEG hanteert een aantal uitgangspunten betreffende de bescherming van jongeren op het werk. Voor de groep kinderen (volgens deze zelfde richtlijn is dit de aanduiding voor de leeftijdsgroep van 13-, 14- en/of 15 jarigen) levert dit concreet de volgende uitgangspunten op:
16-02-2007
18
Tabel 5: Samenvatting wettelijke bepalingen Bepalingen Europese Richtlijn 94/33/EEG 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Het werk is niet machinegebonden; Geen stukloon; Het werk dient “licht” zijn; Het werk mag de lichamelijke of mentale capaciteiten niet overstijgen; Geen werk met blootstelling aan toxische of kankerverwekkende stoffen; Geen werk met blootstelling aan straling; Geen blootstelling aan extreme hitte, lawaai of trillingen; Geen blootstelling aan veiligheidsrisico’s; Geen werk met veel verantwoordelijkheid. Er dient een risico inventarisatie uitgevoerd te worden.
De huidige Nederlandse regelgeving kent daarnaast de volgende aanvullende eisen: 11. Nadere uitwerking van de RIE. De RIE dient specifiek gericht te zijn op de doelgroep kinderen en er dient voorlichting te zijn gegeven aan zowel de kinderen als aan hun “wettelijke vertegenwoordiger”. 12. Er dient nadrukkelijk toezicht worden gehouden. Er hoeft geen sprake te zijn van permanent nabij toezicht, maar de toezicht houder dient wel snel voor het kind beschikbaar kunnen zijn indien dat nodig is; 13. Geen werkhoudingen welke langer dan 8 minuten aaneen dienen te worden volgehouden; Het wettelijke domein van dit project betreft de beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard welke onderdeel uitmaakt van de nadere regeling kinderarbeid (NRK). De huidige wetgeving betreffende arbeidstijden staat niet ter discussie in dit project en wordt als gegeven beschouwd. De Europese en Nederlandse wetgeving specificeert wat wel en niet mag. De vraag of lopende band arbeid door kinderen van 13, 14 en 15 jaar is toegestaan is primair getoetst aan de hand van deze regels.
7.6
Vertaling van regelgeving naar beoordelingscriteria
In onderstaande tabel (tabel 6) zijn de wettelijke EU- en Nederlandse richtlijnen vertaald naar toetsbare criteria in het kader van de voorliggende vraagstelling: Tabel 6: Wettelijke bepalingen en criteria Wettelijke bepalingen
Criterium
1. Risico Inventarisatie (RI&E)
De specifieke risico’s voor kinderen zijn in kaart gebracht in een RI&E en waar nodig opgelost. De RIE moet op aanvraag getoond worden. Zowel de kinderen als hun wettelijke vertegenwoordigers hebben voorlichting gekregen over de gevaren van het werk en de genomen maatregelen om deze gevaren te voorkomen;
2. Voorlichting
16-02-2007
19
Wettelijke bepalingen
Criterium
3. Machine gebonden
Artikel 7.39, in combinatie met artikel 1.37, tweede lid, van het Arbobesluit, stelt dat het niet is toegestaan voor 13, 14 en 15-jarigen om machine gebonden arbeid te verrichten. De volgende definitie is daarbij van toepassing: Niet toegestaan is: ‘op basis van stukloon ongevarieerde, zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid te verrichten, en arbeid te verrichten waarbij het tempo door een machine of lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden’. De medewerker wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van de hoeveelheid productie die de medewerker levert. Criterium fysieke belasting: De 5 werkfactoren checklist (©vhp ergonomie 1996) is als criterium gebruikt. Binnen dit stoplichtmodel wordt gewerkt met een groen, een geel en een rode zone. Bij volwassenen is ‘niet rood’ het criterium, bij kinderen is het criterium ‘altijd groen’ toegepast.
4. Stukloon 5. Het werk is “licht” 6. Lichamelijke en mentale capaciteiten
7. Toxische of kankerverwekkende stoffen 8. Straling 9. Extreme hitte, lawaai of trillingen
16-02-2007
Criterium mentale belasting: Er is geen valide checklist of methode voorhanden op grond waarvan een criterium voor arbeid door kinderen vastgesteld kan worden. Er zijn vijf interviews uitgevoerd met vooraanstaande wetenschappers. Tevens is een deskundigenbijeenkomst gehouden met vier vooraanstaande wetenschappers. Alle negen betrokken wetenschappers zijn gepromoveerd, dan wel hoogleraar. De wetenschappers hebben als achtergrond: • Ontwikkelingspsychologie • Pedagogiek • Orthopedagogiek • Arbeid- en organisatiepsychologie Vanwege het feit dat bollen pellen seizoensarbeid betreft en het feit dat de arbeidtijden wetgeving van toepassing is betreft deze normstelling: • 13 en 14 jarigen: maximaal 7 uur per dag gedurende maximaal 3 aaneengesloten weken; • 15 jarigen: maximaal 8 uur per dag gedurende maximaal 4 aaneengesloten weken; In de twee weken voorafgaand aan het werk zijn geen bestrijdingsmiddelen zijn toegepast Niet van toepassing Hitte: temperatuur lager dan 28º Lawaai: niet hoger dan 80 dB(A) Trillingen: EU richtlijn 2002/44/EC
20
Wettelijke bepalingen
Criterium
10. Veiligheidsrisico’s
Het kind bedient zelf geen machine. Voor 13 en 14 jarigen is er continu toezicht door een volwassenen, voor 15 jarigen is er geregeld toezicht door een volwassene Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie.
11. Verantwoordelijkheid
In tabel 6 zijn wettelijke bepalingen en criteria opgenomen die specifiek van toepassing zijn op kinderen. Aan alle overige bepalingen zoals deze normaalgesproken van toepassing zijn op arbeidsomstandigheden van volwassenen dient uiteraard eveneens voldaan te worden. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: alle machines zijn CE gemarkeerd en verkeren in goede staat van onderhoud, waar relevant hebben werknemers de beschikking over persoonlijke beschermingsmiddelen en het veilig stapelen van kuubskisten.
8
Beoordeling lopende band werk door kinderen Voor het beoordelen van het lopende band werk door kinderen dient nagegaan worden of deze werkzaamheden voldoen aan zowel de EU als de aanvullende Nederlandse richtlijnen. Dit is ingevuld in tabel 6. In tabel 7 zijn de wettelijke eisen vertaald naar toetsbare criteria. Voor de meeste risico’s zijn eenduidige criteria te geven (ja/nee vragen). Voor de meeste wettelijke eisen zijn de criteria haalbaar, mits aan een aantal randvoorwaarden voldaan wordt. De volgende uitgangspunten en achtergronden zijn van belang: • Er is naast bollen pellen eveneens rekening gehouden met andere mogelijk door kinderen uit te voeren lopende bandwerkzaamheden (zie hoofdstuk 5). De randvoorwaarden dienen van toepassing te zijn op alle mogelijke door kinderen uit toe voeren lopende band arbeid, zowel bollen pellen als de in hoofdstuk 5 genoemde werkzaamheden; • In bijlage F is de beoordeling van bollen pellen aan de lopende band door kinderen zonder te stellen randvoorwaarden weergegeven. Bij arbeid door kinderen aan de lopende band dient de beoordeling per ‘w’ in principe7 altijd ‘groen’ te zijn; • In bijlage G wordt een nadeer toelichting gegeven op belasting-belastbaarheid van kinderen; • In bijlage J zijn de bevindingen op basis van de interviews en de deskundigenbijeenkomst met psychologen en pedagogen weergegeven. Uitkomsten zijn verwerkt in de randvoorwaarden.
7
Zie toelichting werktaak op pagina 25. Er wordt geoordeeld dat deze Werkfactor hier niet van toepassing is
16-02-2007
21
Tabel 7: Voldoet lopende band werk door kinderen aan de lopende band aan de wettelijke en gezondheidskundige criteria? Criteria:
Voldoet aan Criterium? •
Ja
•
Nee
•
Nee, tenzij
1. Risico Inventarisatie (RI&E)
Nee, tenzij
2. Voorlichting
Nee, tenzij
Indien “Nee tenzij”: dan gelden randvoorwaarden waaraan strikt voldaan dient te worden om lopende band arbeid door 13, 14 en 15 jarigen toe te staan
•
•
• 3. Machine gebonden
Nee, tenzij
•
•
•
4. Stukloon
Nee, tenzij
•
5. Het werk is “licht” 6. Lichamelijke en mentale capaciteiten van het kind worden niet overschreden
Nee, tenzij
• •
•
De specifieke risico’s voor kinderen zijn in kaart gebracht in een RI&E en waar nodig opgelost. De RI&E moet op aanvraag getoond kunnen worden. Zowel de kinderen als hun wettelijke vertegenwoordigers hebben voorlichting ontvangen over de gevaren van het werk en de genomen maatregelen om deze gevaren te voorkomen; De wettelijke vertegenwoordigers van het kind ‘tekenen’ daar ook voor (“informed consent”). Er is geen sprake van tempodwang: het kind kan zelf gedurende de gehele arbeidstijd zelf bepalen wanneer het een object pakt, dan wel een object plaatst Indien met meerdere personen aan een lopende band gewerkt wordt geldt voor elke zijde van de band waaraan gewerkt wordt: de laatste persoon aan de band is een volwassene. De bandsnelheid is zodanig dat het te pakken, dan wel te plaatsen object minimaal 8 seconden binnen de primaire reikcirkel van het kind blijft (binnen de 40 cm breedte tussen de ellebogen en binnen 45 cm naar voren reiken). Het kind wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van stukloon. De maximale voorwaartse reikafstand is 30 cm8; De maximale voorwaartse reikafstand mag 45 cm9 zijn als het kind de mogelijkheid heeft tijdens of tussen de werkhandelingen door de onderarmen af te steunen op een vlakke ondergrond van tenminste 8 cm diep en 60 cm breed; Sociale contacten tijdens lopende band arbeid zijn zonder meer mogelijk (doordat het werk met meerdere mensen aan de band wordt uitgevoerd).
8
Dit kan bij bollen pellen bereikt worden door te werken met een band van niet meer dan 60 cm breed (waar van twee kanten aan gewerkt wordt) met afsteun mogelijkheid of door aan het begin van de band een scheider aan te brengen waardoor de bollen naar opzij worden gedwongen tot binnen het bereik van 30 cm langs de kinderen.
16-02-2007
22
Criteria:
7. Toxische of kankerverwekkende stoffen 8. Extreme hitte, lawaai of trillingen
Voldoet aan Criterium? •
Ja
•
Nee
•
Nee, tenzij
Indien “Nee tenzij”: dan gelden randvoorwaarden waaraan strikt voldaan dient te worden om lopende band arbeid door 13, 14 en 15 jarigen toe te staan
Nee, tenzij
•
Nee, tenzij
• • •
9. Veiligheidsrisico’s
Nee, tenzij
• •
•
• •
10. Verantwoordelijkheid
Nee, tenzij
•
In de twee weken voorafgaand aan het werk zijn geen bestrijdingsmiddelen toegepast. Hitte: de temperatuur in de hal is gedurende de gehele arbeidstijd lager dan 28ºC; Lawaai: het geluidsniveau is op de arbeidsplaats niet hoger dan het equivalent van 80 dB(A); Trillingen: ○ voor hele lichaamstrillingen die het lichaam binnen dringen via een grondvlak of via een stoel geldt een maximale blootstelling van 0,5 m/s² gedurende de gehele arbeidstijd ○ voor handarm trillingen geldt een maximale blootstelling van 2,5 m/s² gedurende de gehele arbeidstijd Het kind bedient zelf geen machine; Aan de band: voor 13 en 14 jarigen is er continu toezicht door een volwassene, voor 15 jarigen is er geregeld toezicht door een volwassene; Aan de band: de werkplek is ‘childproof’. Het kind verblijft uitsluitend op een werkplek waar door knellen, pletten, snijden, stoten, schaven, schuren, botsen dan wel het op enigerlei wijze verwonden van lichaamsdelen niet mogelijk is, ook niet als gevolg van moedwillig gedrag van het kind. De werkplekken aan de lopende band zijn fysiek afgescheiden van heftruck verkeer; Indien een kind zich verplaatst door zo nes waar sprake is van intern transport (heftrucks, lepeltrucks of andere aangedreven interne transportmiddelen): een kind verplaatst zich in interne transport zones uitsluitend onder directe begeleiding van een volwassene door de hal en over het terrein. Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie.
9
Dit kan bereikt worden door te werken met een band van niet meer dan 90 cm breed (waar van twee kanten aan gewerkt wordt) met een afsteun mogelijkheid.
16-02-2007
23
Bij de hierna volgende toelichting op tabel 7 wordt bollen pellen aan de lopende band door kinderen als voorbeeldsituatie gebruikt Toelichting machinegebonden Artikel 7.39, in combinatie met artikel 1.37, tweede lid, van het Arbobesluit, stelt dat het niet toegestaan is voor 13, 14 en 15-jarigen om machine gebonden arbeid te verrichten. Machine gebonden arbeid is in dit kader nader gespecificeerd als arbeid door kinderen waarbij ‘het tempo door een machine of lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de jeugdige werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden’. Dit betekent dat machine gebonden arbeid niet toegestaan kan worden voor kinderen indien sprake is van tempodwang. Door kinderen arbeid verrichten op basis van Stukloon is eveneens niet toegestaan. Er wordt tijdens bollen pellen gewerkt aan een lopende band. In de praktijk echter is de mate van machine gebondenheid sterk beperkt omdat de bollen gedurende langere tijd binnen de reikcirkel van de medewerker blijven (de band loopt langzaam). Het kind heeft gedurende deze tijd de vrijheid om zelf te bepalen wanneer hij/zij de bol oppakt en of hij/zij de bol pakt. Ongeveer 60 tot 70 % is al machinaal gepeld, vervolgens zijn er 8 tot 10 personen aanwezig om een deel van de overige bollen (ca. 25%) te pellen. De ter zake geraadpleegde deskundigen (psychologen, pedagogen) geven in meerderheid aan dat er voldoende vrijheid is voor kinderen om zelf het eigen werktempo te bepalen: • 7 maal het oordeel: dit levert geen problemen op, hanteer wel de juiste randvoorwaarden; • 1 maal het oordeel: wetenschappelijk neutraal, maatschappelijk ongewenst; • 1 maal het oordeel: machine gebonden arbeid is per definitie niet veilig. Genoemde argumenten zijn: • Dit werk is zeker niet stresvoller dan hetgeen kinderen bijvoorbeeld van school kennen als stress; • Vergelijk dit ook met ander werk dat door kinderen gedaan mag worden, dit werk is zeker niet stressvoller; • Stress en coping is niet leeftijdsgebonden , maar primair persoonsgebonden; • De lopende band of machine is niet de factor die bepaalt of kinderen zelf hun tempo voldoende kunnen beïnvloeden, dat is de werkgever (die bepaald het aantal kinderen aan de band en het tempo van de band). De band is niet het probleem, voor de werkgever moet je de juiste randvoorwaarden stellen. • Er zijn niet of nauwelijks lange termijn effecten te voorzien, vooral niet in combinatie met het feit dat het maximaal enkele weken duurt en dat de werkzaamheden overdag plaatsvinden; • Werken is vooral belastend tijdens de schoolperiode (vakken vullen, folders en kranten bezorgen) en juist dan hebben kinderen buiten schooltijd hun rust nodig, en dat is hier geen probleem. Daarbij wordt wel aangegeven dat de in de tabel 7 genoemde randvoorwaarden in acht genomen dienen te worden. Deze randvoorwaarden zijn ook deels aangereikt door de geraadpleegde deskundigen.
16-02-2007
24
Toelichting werkplek De werkplek is beoordeeld met de checklist zoals weergegeven in bijlage E (resultaat is te zien in bijlage F). Op de volgende vragen uit de checklist is vastgesteld dat er in de huidige situatie een knelpunt is: • Wordt het werk langer dan vier uur per dag uitgeoefend? • Reiken vaker dan 1x / 5 min > 45 cm? • Onderarmen draaien vaker dan 1x / 5 min? • Hoofd buigen vaker dan 1x / 5 minuten? • Bovenlichaam vaker dan 1x / 5 min langdurig voorover buigen? De factor werkplek is daarmee als ‘geel’ beoordeeld (5 punten). Deze wordt ‘groen’ als de reikafstand korter is dan 45 cm (maximaal 3 punten). Als aan deze randvoorwaarde voldaan wordt kan dit werk voor kinderen toegestaan worden voor wat betreft de factor werkplek. Toelichting Werktaak De werktaak is beoordeeld met de checklist zoals weergegeven in bijlage E. Negatief beoordeeld zijn: • Bestaat het werk niet alleen uit uitvoerende taken? • Bestaat de functie uit gemakkelijke en moeilijkere taken? • Zijn de handelingen sterk repeterend? • Is de cyclustijd korter dan 90 seconden? • Kan de werknemer zelf het werktempo regelen? • Kent het werk uitdagingen? Verwacht mag worden dat de beoordeling voor de werktaak factoren volgens het toegepaste criterium altijd “rood” zal zijn. Dit geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. Er is -zowel door vhp adviseurs als in de interviews met de wetenschappers- nader bekeken welke dimensies en welke factoren hieraan ten grondslag liggen en hoe deze geïnterpreteerd dienen te worden. Kunnen de grenzen voor volwassenen bij volledige blootstelling vertaald worden naar kinderen die enkele weken per jaar werken? Hoe ernstig is een negatieve beoordeling op de deze aspecten bij een blootstelling van enkele weken per jaar? Er is ter beantwoording van deze vragen als theoretisch referentiekader door vhp adviseurs gebruik gemaakt van het Job Demands Control model van Karasek (1990). Tevens is gebruik gemaakt van de meer toegepaste methode Welzijn bij de Arbeid (WEBA), zoals deze in 1995 in opdracht van het Ministerie van SZW ontwikkeld is door NIA TNO (tegenwoordig: TNO Kwaliteit van Leven). Karasek (1990) maakt onderscheid in vier soorten functies, te weten: • Gemakkelijke functies (lage taakeisen, veel beslisruimte); • Uitdagende en dynamische functies (hoge taakeisen, veel beslisruimte); • Saaie functies (lage taakeisen, weinig beslisruimte); • Overbelaste functies (hoge taakeisen, weinig beslisruimte); Als op basis van dit uitgangspunt naar de wettelijke bepalingen zoals deze genoemd zijn in tabel 6 gekeken wordt, dan mogen kinderen in geen geval functies uitoefenen waarbij sprake is van veel beslisruimte. Immers, kinderen dienen te werken: • Altijd onder toezicht, • Zonder zelfstandig uitdagingen aan te gaan, • Met weinig regelmogelijkheden, • Zonder zelfstandig machines te bedienen. Tevens zijn functies met hoge taakeisen niet geschikt voor kinderen vanwege de lagere belastbaarheid en het lagere vereiste belastingsniveau in vergelijking met volwassenen. Blijft over dat kinderen vanuit een theoretisch kader bezien alleen ‘saaie functies’ mogen uitoefenen. En: ‘saaie functies’ scoren altijd rood op het onderwerp werktaak in dit model.
16-02-2007
25
Dit geldt overigens niet alleen voor bollen pellen aan de band, maar ook voor vele andere werkzaamheden zoals deze door kinderen uitgevoerd worden (b.v. vakken vullen, folders bezorgen). Dit leidt tot de volgende contradictie: om kinderen ‘groen’ te laten scoren op het onderdeel werktaken dient op andere punten de wet te worden overtreden. Dat kan niet de bedoeling zijn en dat mag ook niet. Met behulp van de in Nederland veelvuldig toegepaste WEBA methodiek en met en de deskundigheid van de wetenschappers zijn de welzijnsrisico’s en de stressrisico’s nader bekeken. In onderstaande tabel (tabel 8) worden de zeven welzijnsaspecten welke centraal staan in de WEBA methode getoond. Tabel 8: Zeven welzijnsaspecten staan centraal in de WEBA methode. • Volledigheid Is de functie een - vaktechnisch - volledige functie, dat wil zeggen: bestaat ze uit een logisch samenhangend geheel van voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken? • Niet kort-cyclische taken Bevat de functie voldoende taken met een beperkte cyclustijd? • Moeilijkheidsgraad Bevat de functie een evenwichtige verdeling van moeilijke en gemakkelijke taken? • Autonomie Bevat de functie voldoende zelfstandige regelmogelijkheid? • Contactmogelijkheden Is de werkplek niet geïsoleerd en is er mogelijkheid om hulp in te roepen? • Organiserende taken Zijn er functionele contacten en overlegmogelijkheden aanwezig? • Informatievoorziening Wordt er voldoende informatie verstrekt over het proces als geheel, opdrachtinformatie en feedback over resultaten? Deze zeven aspecten van welzijn zijn gebaseerd op drie fundamenten: • functiesamenstelling (soorten taken); • regelproblemen (storingen, afwijkingen en onverwachte gebeurtenissen die ingrijpen vereisen); • regelmogelijkheden (regelend optreden om storingen en afwijkingen op te lossen). Bij werken door kinderen dienen regelproblemen en regelmogelijkheden voorkomen te worden. De wetenschappers geven aan dat de functie vooral beoordeeld dient te worden op stressrisico’s. Centraal dient hierbij naar hun mening de vraag te staan of het werken aan de lopende band daarbij stresvoller is dan andere werkzaamheden die door kinderen uitgevoerd worden (transversaal vergelijken). In de deskundigenbijeenkomst was hierop het unanieme antwoord dat door kinderen werken aan de lopende band onder de juiste randvoorwaarden niet stressvol is. De trend vanuit de interviews bevestigd deze insteek, zij het iets minder scherp. Tot slot dient opgemerkt te worden dat de basisprincipes van een volwaardige functie ( zoals: leermogelijkheden, uitdagingen vinden in het werk en loopbaanontwikkeling) niet per definitie van toepassing zijn op een periode van maximaal 4 aaneengesloten vakantiewerk zoals uitgevoerd door 13, 14 en 15 jarigen. In deze zin is hier geen sprake van een functie die op volledigheid beoordeeld dient te worden, het betreft puur het beoordelen van taken. Zowel de adviseurs van vhp als de wetenschappers komen tot de conclusie dat indien aan de juiste randvoorwaarden voldaan wordt inzake mentale belasting (maar ook: fysieke belasting en veiligheid) dit werk door jongeren toegestaan kan worden.
16-02-2007
26
Toelichting Lawaai De grens waarboven geluid op de werkplek mogelijk schade kan veroorzaken ligt bij 80 dB(A) (Voskamp et al. 2006). Deze grens geldt voor een wekelijkse blootstelling van 40 uur. Er wordt daarbij uitgegaan van een dagelijkse blootstelling van 8 uur. De dagelijkse blootstelling aan lawaai werken op lawaaiige plekken voor jongeren tot 18 jaar mag niet hoger zijn dan gemiddeld 85 dB(A)10. Over de specifieke leeftijdsgroep 13 tot en met 15 jarigen zijn geen gegevens bekend over leeftijdsspecifieke risico’s (ze bijlage G). Als randvoorwaarde voor lawaaiblootstelling voor 13 t/m 15 jarigen wordt uitgegaan van 80 dB(A) omdat met de keuze van deze grenswaarde: • Blootstelling onder de grenswaarde voor schadelijk geluid blijft; • Blootstelling onder een grenswaarde blijft waarbij de toezichthouder zich zonder stemverheffing verstaanbaar kan maken. Bij 80 dB(A) kan men zich op een meter afstand zonder stemverheffing verstaanbaar maken. Bij dit geluidniveau kan een kind instructie ontvangen en vragen om hulp. Bij 83 dB(A) is het geluidniveau twee maal zo hoog in vergelijking met 80 dB(A). Men kan zich dan niet meer zonder stemverheffing verstaanbaar maken. Om toezicht (zie bijlage K voor de definitie) te kunnen houden mag het geluidsniveau niet hoger zijn dan het equivalent van 80 dB(A). • Blootstelling onder de grenswaarde voor geluid blijft waarbij sociale contacten mogelijk zijn.
9
Nadere uitwerking randvoorwaarden 9.1
Randvoorwaarden opgenomen in het beoordelingsmodel
In het beoordelingsmodel zoals dit toegepast is in hoofdstuk 7 worden een aantal randvoorwaarden aangereikt. In tabel 9 wordt aangegeven welke achtergrond deze randvoorwaarden hebben. Tabel 9: Achtergrond randvoorwaarden opgenomen in beoordelingsmodel Randvoorwaarden
Op basis van wetgeving
•
Ja
Op basis van 5 werkfactoren model Nee
Ja
Nee
Ja, informed consent wordt als noodzakelijk randvoorwaarde gezien
Ja, tempodwang
Ja, door juiste bandsnelheid en reikafstand
Ja, deze randvoorwaarden zijn afdoende
•
• •
10
De specifieke risico’s voor kinderen zijn in kaart gebracht in een RI&E en waar nodig opgelost. De RI&E moet op aanvraag getoond kunnen worden. Zowel de kinderen als hun wettelijke vertegenwoordigers hebben voorlichting ontvangen over de gevaren van het werk en de genomen maatregelen om deze gevaren te voorkomen; De wettelijke vertegenwoordigers van het kind ‘tekenen’ daar ook voor (“informed consent”). Er is geen sprake van tempodwang: het kind kan zelf gedurende de gehele arbeidstijd zelf bepalen wanneer het een object pakt, dan wel een object plaatst;
Op basis van interviews en deskundigenbijeenkomst Nee
http://arbeidsinspectie.szw.nl/index.cfm?fuseaction=dsp_document&link_id=95514
16-02-2007
27
Randvoorwaarden
Op basis van wetgeving
•
Indien met meerdere personen aan een lopende band gewerkt wordt geldt voor elke zijde van de band waaraan gewerkt wordt: de laatste persoon aan de band is een volwassene;
•
De bandsnelheid is zodanig dat het te pakken, dan wel te plaatsen object minimaal 8 seconden binnen de primaire reikcirkel van het kind blijft (binnen de 40 cm breedte tussen de ellebogen en binnen 45 cm naar voren reiken). De medewerker wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van stukloon.
Ja, aanwezigheid volwassenen is een invulling van de toezicht bepaling
•
• •
•
• • • • • •
•
•
De maximale voorwaartse reikafstand is 30 cm; De maximale voorwaartse reikafstand mag 45 cm zijn als het kind de mogelijkheid heeft tijdens of tussen de werkhandelingen door de onderarmen af te steunen op een vlakke ondergrond van tenminste 8 cm diep en 60 cm breed; Sociale contacten tijdens lopende band arbeid zijn zonder meer mogelijk (doordat het werk met meerdere mensen aan de band wordt uitgevoerd). In de twee weken voorafgaand aan het werk zijn geen bestrijdingsmiddelen toegepast. Hitte: de temperatuur in de hal is gedurende de gehele arbeidstijd lager dan 28º; Lawaai: het geluidsniveau is op de arbeidsplaats niet hoger dan het equivalent van 80 dB(A); Trillingen: voldoen aan EU richtlijn 2002/44/EC Het kind bedient zelf geen machine; Aan de band: voor 13 en 14 jarigen is er continu toezicht door een volwassene, voor 15 jarigen is er geregeld toezicht door een volwassene; Aan de band: de werkplek is ‘childproof’. Het kind verblijft uitsluitend op een werkplek waar door knellen, pletten, snijden, stoten, schaven, schuren, botsen dan wel het op enigerlei wijze verwonden van lichaamsdelen niet mogelijk is, ook niet als gevolg van moedwillig gedrag van het kind. De werkplekken aan de lopende band
16-02-2007
Op basis van 5 werkfactoren model gecombineerd met afwezigheid tempodwang blijft beoordeling ‘groen’
Op basis van interviews en deskundigenbijeenkomst
Ja
Ja
Nee
Ja, doorreiken te voorkomen blijft beoordeling ‘groen’
Nee, is niet wezenlijk anders dan bij ander werk Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja, bij hitte, lawaai en trillingen
Nee
Ja
Nee, geen uitspraken over veiligheid
Ja, maar vooral vanuit veiligheidsoogpunt, niet vanwege mentale belastingsaspecten
Ja, dit wordt vooral benadrukt door ontwikkelingspsychologen Nee
28
Randvoorwaarden
•
•
zijn fysiek afgescheiden van heftruck verkeer; Indien een kind zich verplaatst door zones waar sprake is van intern transport (heftrucks, lepeltrucks of andere aangedreven interne transportmiddelen): een kind verplaatst zich in interne transportzones uitsluitend onder toezicht van een volwassene door de hal en over het terrein. Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie
9.2
Op basis van wetgeving
Op basis van 5 werkfactoren model
Op basis van interviews en deskundigenbijeenkomst
Ja
Nee
Ja
Randvoorwaarden niet opgenomen in het beoordelingsmodel
Er zijn randvoorwaarden overwogen die uiteindelijk niet in het beoordelingsmodel zoals dit toegepast is in hoofdstuk 8 opgenomen zijn. In tabel 10 wordt aangegeven welke randvoorwaarden dit betreft en waarom deze niet opgenomen zijn.
Tabel 10: Achtergrond randvoorwaarden die niet opgenomen zijn in het beoordelingsmodel Randvoorwaarden
Op basis van wetgeving
Op basis van 5 werk-factoren model
•
Mogelijk een optie; ‘minimum working or employment age is 15 years (EU en ILO)’ en er is verschil in eisen betreffende vereiste toezicht.
Mogelijk een optie; voor fysieke belastbaarheid bestaan aantoonbaar verschillen.
Nee,Hier is geen basis voor.
Mogelijk een optie; voor fysieke belastbaarheid bestaan aantoonbaar verschillen.
•
Maak onderscheid tussen enerzijds 13 en 14 jarigen en anderzijds 15-jarigen.
Maak onderscheid tussen jongens en meisjes.
16-02-2007
Ja, in Oostenrijk wordt dit b.v. wel gedaan door zeer strikte interpretatie van EU/ILO regels. Maar: Dit
Op basis van interviews en deskundigenbijeenkomst Nee, absoluut niet doen, de variatie op relevante aspecten is zo groot dat dit nergens op gebaseerd zou zijn. Wel geeft men aan dat kinderen met name kwetsbaar zijn in de eerste middelbare school jaren (13 en 14-jarigen) Niet wenselijk, er zijn wel verschillen (meisjes zijn rustiger en jongens wat ‘fysieker’), maar dit is niet doorslaggevend.
29
Randvoorwaarden
Op basis van wetgeving
Op basis van 5 werk-factoren model
Op basis van interviews en deskundigenbijeenkomst
voldoet niet aan de in dit rapport gestelde randvoorwaarden.
10
Conclusies De conclusie van dit onderzoek op de centrale vraag: “of, en zo ja onder welke strikte voorwaarden lopende band werkzaamheden door 13, 14 en 15 jarigen kunnen worden toegestaan” is: Nee, lopende bandwerkzaamheden door 13, 14 en 15 dienen in principe niet te worden toegestaan, tenzij voldaan is aan een aantal strikte randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden worden toegelicht in hoofdstuk 8. Voor de subvragen, welke gezamenlijk geleid hebben tot een antwoord op de centrale vraagstelling geldt: •
•
• • •
Zijn er lopende banden die zo werken dat van tempodwang geen sprake is? Ja, het is gebleken dat er meerdere vormen zijn van modulair opgebouwde systemen. Bij bollen pellen vertonen deze systemen een grote mate van overeenkomst. Bij deze systemen geldt: Als voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden is geen sprake van tempodwang. Tevens mag er in deze situaties geen stukloon beloning toegepast worden. Aan welke voorwaarden dient een lopende band voldoen, wil het een kind niet verhinderen zelf het tempo van de arbeid te beïnvloeden? Specifiek voor dit aspect zijn een aantal randvoorwaarden opgesteld, te weten: ○ Aan beide zijden van de band geldt: de laatste persoon is een volwassene; ○ Te pakken of plaatsen objecten bevinden zich minimaal 8 seconden binnen de primaire reikcirkel van het kind blijft (binnen 45 cm voorwaartse reikafstand en de 40 cm tussen de ellebogen); ○ Het kind wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van stukloon; ○ De maximale voorwaartse reikafstand is 30 cm, dan wel 45 cm als afsteunen van de onderarmen mogelijk is; ○ Geen tempodwang: het kind kan zelf bepalen wanneer een object opgepakt of geplaatst wordt; ○ Specifieke eisen betreffende toezicht; ○ Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie; Is een kind in staat (‘assertief’ genoeg) zelf het tempo van de arbeid te beïnvloeden? Ja, de geraadpleegde deskundigen en wetenschappers geven aan dat indien aan de randvoorwaarden voldaan dit het geval is. Is dit realistisch als op basis van stukloon wordt gewerkt? Dit komt aan de bollen pelband niet voor. In situaties waar dit wel voorkomt is dit type arbeid door kinderen niet toegestaan. Wat zijn effecten van het werken aan een lopende band op de fysieke gesteldheid van een kind (vanwege repeterende handelingen of een eenzijdige belasting van bepaalde lichaamsstructuren) en op de psychische, hierbij rekening houdend met de voorwaarden die de Nadere regeling kinderarbeid stelt aan de arbeid- en rusttijden van 13, 14 en 15 jarigen? Deze effecten worden acceptabel geacht zolang deze als ‘groen’ beoordeeld kunnen worden met het 5-werkfactoren model. Hiertoe zijn duidelijke randvoorwaarden opgesteld mbt reiken, bandsnelheid, positie aan de band en tempodwang.
16-02-2007
30
•
•
Daar waar het tempo van de lopende band door het kind zelf bepaald kan worden: wat zijn de effecten van het werken aan een lopende band op de psychische gesteldheid van een kind (is het werk psychisch belastend vanwege het monotone karakter en wat is de invloed van werken op basis van stukloon?). Hierbij dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden die de “Nadere regeling kinderarbeid” stelt aan arbeiden rusttijden van 13, 14 en 15 jarigen. De geraadpleegde deskundigen en wetenschappers geven aan juist op dit punt geen problemen te zien. Genoemde argumenten zijn: kinderen zijn wel wat gewend (o.a. op school), vergelijk dit werk met ander werk dat kinderen mogen doen en je ziet dat dit werk zeker niet meer belastend is, effecten op de psychische gesteldheid (stress/coping) zijn eerder persoon- dan leeftijdsgebonden en het feit dat de werkzaamheden enkele weken per jaar en dan ook nog in de vakantie worden uitgevoerd maakt dat lange termijn effecten onwaarschijnlijk geacht worden op te treden. Strikte randvoorwaarden betreffen wel: geen stukloon en geen tempodwang. Tot slot is het van belang dat in ruime mate sprake is van sociale contacten. De geraadpleegde deskundigen en wetenschappers geven wel aan dat de veiligheidsaspecten veel aandacht behoeven, hiertoe zijn een aantal randvoorwaarden opgesteld. Deze randvoorwaarden hebben vooral betrekking op toezicht, verantwoordelijkheid en het afschermen van kinderen ten opzichte van aangedreven interne transportmiddelen. Kunnen deze effecten, vanuit het oogpunt van de bescherming van de veiligheid en gezondheid van kinderen aanvaardbaar worden geacht? Ja, waarbij een belangrijke uitkomst van het onderzoek is de aspecten betreffende fysieke en mentale belasting als minder risicovol gezien worden in vergelijking met de veiligheidsaspecten.
16-02-2007
31
Bijlage A
Wettelijk kader ILO
C138 Minimum Age Convention ILO, 1973 Article 1 Each Member for which this Convention is in force undertakes to pursue a national policy designed to ensure the effective abolition of child labour and to raise progressively the minimum age for admission to employment or work to a level consistent with the fullest physical and mental development of young persons. Article 2 1. Each Member which ratifies this Convention shall specify, in a declaration appended to its ratification, a minimum age for admission to employment or work within its territory and on means of transport registered in its territory; subject to Articles 4 to 8 of this Convention, no one under that age shall be admitted to employment or work in any occupation. 2. Each Member which has ratified this Convention may subsequently notify the DirectorGeneral of the International Labour Office, by further declarations, that it specifies a minimum age higher than that previously specified. 3. The minimum age specified in pursuance of paragraph 1 of this Article shall not be less than the age of completion of compulsory schooling and, in any case, shall not be less than 15 years. 4. Notwithstanding the provisions of paragraph 3 of this Article, a Member whose economy and educational facilities are insufficiently developed may, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, initially specify a minimum age of 14 years. 5. Each Member which has specified a minimum age of 14 years in pursuance of the provisions of the preceding paragraph shall include in its reports on the application of this Convention submitted under article 22 of the Constitution of the International Labour Organisation a statement (a) that its reason for doing so subsists; or (b) that it renounces its right to avail itself of the provisions in question as from a stated date. Article 3 1. The minimum age for admission to any type of employment or work which by its nature or the circumstances in which it is carried out is likely to jeopardise the health, safety or morals of young persons shall not be less than 18 years. 2. The types of employment or work to which paragraph 1 of this Article applies shall be determined by national laws or regulations or by the competent authority, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist. 3. Notwithstanding the provisions of paragraph 1 of this Article, national laws or regulations or the competent authority may, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, authorise employment or work as from the age of 16 years on condition that the health, safety and morals of the young persons concerned are fully protected and that the young persons have received adequate specific instruction or vocational training in the relevant branch of activity. Article 4 1. In so far as necessary, the competent authority, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, may exclude from the application of this Convention limited categories of employment or work in respect of which special and substantial problems of application arise. 2. Each Member which ratifies this Convention shall list in its first report on the application of the Convention submitted under article 22 of the Constitution of the International Labour Organisation any categories which may have been excluded in pursuance of paragraph 1 of this Article, giving the reasons for such exclusion, and shall state in subsequent reports the position of its law and practice in respect of the categories excluded and the extent to 16-02-2007
32
which effect has been given or is proposed to be given to the Convention in respect of such categories. 3. Employment or work covered by Article 3 of this Convention shall not be excluded from the application of the Convention in pursuance of this Article. Article 5 1. A Member whose economy and administrative facilities are insufficiently developed may, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, initially limit the scope of application of this Convention. 2. Each Member which avails itself of the provisions of paragraph 1 of this Article shall specify, in a declaration appended to its ratification, the branches of economic activity or types of undertakings to which it will apply the provisions of the Convention. 3. The provisions of the Convention shall be applicable as a minimum to the following: mining and quarrying; manufacturing; construction; electricity, gas and water; sanitary services; transport, storage and communication; and plantations and other agricultural undertakings mainly producing for commercial purposes, but excluding family and small-scale holdings producing for local consumption and not regularly employing hired workers. 4. Any Member which has limited the scope of application of this Convention in pursuance of this Article(a) shall indicate in its reports under Article 22 of the Constitution of the International Labour Organisation the general position as regards the employment or work of young persons and children in the branches of activity which are excluded from the scope of application of this Convention and any progress which may have been made towards wider application of the provisions of the Convention; (b) may at any time formally extend the scope of application by a declaration addressed to the Director-General of the International Labour Office. Article 6 This Convention does not apply to work done by children and young persons in schools for general, vocational or technical education or in other training institutions, or to work done by persons at least 14 years of age in undertakings, where such work is carried out in accordance with conditions prescribed by the competent authority, after consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, and is an integral part of(a) a course of education or training for which a school or training institution is primarily responsible; (b) a programme of training mainly or entirely in an undertaking, which programme has been approved by the competent authority; or (c) a programme of guidance or orientation designed to facilitate the choice of an occupation or of a line of training. Article 7 1. National laws or regulations may permit the employment or work of persons 13 to 15 years of age on light work which is-(a) not likely to be harmful to their health or development; and (b) not such as to prejudice their attendance at school, their participation in vocational orientation or training programmes approved by the competent authority or their capacity to benefit from the instruction received. 2. National laws or regulations may also permit the employment or work of persons who are at least 15 years of age but have not yet completed their compulsory schooling on work which meets the requirements set forth in sub-paragraphs (a) and (b) of paragraph 1 of this Article. 3. The competent authority shall determine the activities in which employment or work may be permitted under paragraphs 1 and 2 of this Article and shall prescribe the number of hours during which and the conditions in which such employment or work may be undertaken. 4. Notwithstanding the provisions of paragraphs 1 and 2 of this Article, a Member which has availed itself of the provisions of paragraph 4 of Article 2 may, for as long as it contin-
16-02-2007
33
ues to do so, substitute the ages 12 and 14 for the ages 13 and 15 in paragraph 1 and the age 14 for the age 15 in paragraph 2 of this Article. Article 8 1. After consultation with the organisations of employers and workers concerned, where such exist, the competent authority may, by permits granted in individual cases, allow exceptions to the prohibition of employment or work provided for in Article 2 of this Convention, for such purposes as participation in artistic performances. 2. Permits so granted shall limit the number of hours during which and prescribe the conditions in which employment or work is allowed. Article 9 1. All necessary measures, including the provision of appropriate penalties, shall be taken by the competent authority to ensure the effective enforcement of the provisions of this Convention. 2. National laws or regulations or the competent authority shall define the persons responsible for compliance with the provisions giving effect to the Convention. 3. National laws or regulations or the competent authority shall prescribe the registers or other documents which shall be kept and made available by the employer; such registers or documents shall contain the names and ages or dates of birth, duly certified wherever possible, of persons whom he employs or who work for him and who are less than 18 years of age. Article 10 1. This Convention revises, on the terms set forth in this Article, the Minimum Age (Industry) Convention, 1919, the Minimum Age (Sea) Convention, 1920, the Minimum Age (Agriculture) Convention, 1921, the Minimum Age (Trimmers and Stokers) Convention, 1921, the Minimum Age (Non-Industrial Employment) Convention, 1932, the Minimum Age (Sea) Convention (Revised), 1936, the Minimum Age (Industry) Convention (Revised), 1937, the Minimum Age (Non-Industrial Employment) Convention (Revised), 1937, the Minimum Age (Fishermen) Convention, 1959, and the Minimum Age (Underground Work) Convention, 1965. 2. The coming into force of this Convention shall not close the Minimum Age (Sea) Convention (Revised), 1936, the Minimum Age (Industry) Convention (Revised), 1937, the Minimum Age (Non-Industrial Employment) Convention (Revised), 1937, the Minimum Age (Fishermen) Convention, 1959, or the Minimum Age (Underground Work) Convention, 1965, to further ratification. 3. The Minimum Age (Industry) Convention, 1919, the Minimum Age (Sea) Convention, 1920, the Minimum Age (Agriculture) Convention, 1921, and the Minimum Age (Trimmers and Stokers) Convention, 1921, shall be closed to further ratification when all the parties thereto have consented to such closing by ratification of this Convention or by a declaration communicated to the Director-General of the International Labour Office. 4. When the obligations of this Convention are accepted-(a) by a Member which is a party to the Minimum Age (Industry) Convention (Revised), 1937, and a minimum age of not less than 15 years is specified in pursuance of Article 2 of this Convention, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention, (b) in respect of non-industrial employment as defined in the Minimum Age (Non-Industrial Employment) Convention, 1932, by a Member which is a party to that Convention, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention, (c) in respect of non-industrial employment as defined in the Minimum Age (Non-Industrial Employment) Convention (Revised), 1937, by a Member which is a party to that Convention, and a minimum age of not less than 15 years is specified in pursuance of Article 2 of this Convention, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention, (d) in respect of maritime employment, by a Member which is a party to the Minimum Age (Sea) Convention (Revised), 1936, and a minimum age of not less than 15 years is specified in pursuance of Article 2 of this Convention or the Member specifies that Article 3 of this Convention applies to maritime employment, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention,
16-02-2007
34
(e) in respect of employment in maritime fishing, by a Member which is a party to the Minimum Age (Fishermen) Convention, 1959, and a minimum age of not less than 15 years is specified in pursuance of Article 2 of this Convention or the Member specifies that Article 3 of this Convention applies to employment in maritime fishing, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention, (f) by a Member which is a party to the Minimum Age (Underground Work) Convention, 1965, and a minimum age of not less than the age specified in pursuance of that Convention is specified in pursuance of Article 2 of this Convention or the Member specifies that such an age applies to employment underground in mines in virtue of Article 3 of this Convention, this shall ipso jure involve the immediate denunciation of that Convention, if and when this Convention shall have come into force. 5. Acceptance of the obligations of this Convention— (a) shall involve the denunciation of the Minimum Age (Industry) Convention, 1919, in accordance with Article 12 thereof, (b) in respect of agriculture shall involve the denunciation of the Minimum Age (Agriculture) Convention, 1921, in accordance with Article 9 thereof, (c) in respect of maritime employment shall involve the denunciation of the Minimum Age (Sea) Convention, 1920, in accordance with Article 10 thereof, and of the Minimum Age (Trimmers and Stokers) Convention, 1921, in accordance with Article 12 thereof, if and when this Convention shall have come into force. Article 11 The formal ratifications of this Convention shall be communicated to the Director-General of the International Labour Office for registration. Article 12 1. This Convention shall be binding only upon those Members of the International Labour Organisation whose ratifications have been registered with the Director-General. 2. It shall come into force twelve months after the date on which the ratifications of two Members have been registered with the Director-General. 3. Thereafter, this Convention shall come into force for any Member twelve months after the date on which its ratifications has been registered. Article 13 1. A Member which has ratified this Convention may denounce it after the expiration of ten years from the date on which the Convention first comes into force, by an act communicated to the Director-General of the International Labour Office for registration. Such denunciation shall not take effect until one year after the date on which it is registered. 2. Each Member which has ratified this Convention and which does not, within the year following the expiration of the period of ten years mentioned in the preceding paragraph, exercise the right of denunciation provided for in this Article, will be bound for another period of ten years and, thereafter, may denounce this Convention at the expiration of each period of ten years under the terms provided for in this Article. Article 14 1. The Director-General of the International Labour Office shall notify all Members of the International Labour Organisation of the registration of all ratifications and denunciations communicated to him by the Members of the Organisation. 2. When notifying the Members of the Organisation of the registration of the second ratification communicated to him, the Director-General shall draw the attention of the Members of the Organisation to the date upon which the Convention will come into force. Article 15 The Director-General of the International Labour Office shall communicate to the Secretary-General of the United Nations for registration in accordance with Article 102 of the Charter of the United Nations full particulars of all ratifications and acts of denunciation registered by him in accordance with the provisions of the preceding Articles. Article 16 At such times as it may consider necessary the Governing Body of the International Labour Office shall present to the General Conference a report on the working of this Con-
16-02-2007
35
vention and shall examine the desirability of placing on the agenda of the Conference the question of its revision in whole or in part. Article 17 1. Should the Conference adopt a new Convention revising this Convention in whole or in part, then, unless the new Convention otherwise provides: a) the ratification by a Member of the new revising Convention shall ipso jure involve the immediate denunciation of this Convention, notwithstanding the provisions of Article 13 above, if and when the new revising Convention shall have come into force; b) as from the date when the new revising Convention comes into force this Convention shall cease to be open to ratification by the Members. 2. This Convention shall in any case remain in force in its actual form and content for those Members which have ratified it but have not ratified the revising Convention. Article 18 The English and French versions of the text of this Convention are equally authoritative.
16-02-2007
36
Bijlage B
Wettelijk kader EU
COUNCIL DIRECTIVE 94/33/EC of 22 June 1994 on the protection of young people at work. Article 1 Purpose 1. Member States shall take the necessary measures to prohibit work by children. They shall ensure, under the conditions laid down by this Directive, that the minimum working or employment age is not lower than the minimum age at which compulsory fulltime schooling as imposed by national law ends or 15 years in any event. 2. Member States ensure that work by adolescents is strictly regulated and protected under the conditions laid down in this Directive. 3. Member States shall ensure in general that employers guarantee that young people have working conditions which suit their age. They shall ensure that young people are protected against economic exploitation and against any work likely to harm their safety, health or physical, mental, moral or social development or to jeopardize their education. Article 2 Scope 1. This Directive shall apply to any person under 18 years of age having an employment contract or an employment relationship defined by the law in force in a Member State and/or governed by the law in force in a Member State. 2. Member States may make legislative or regulatory provision for this Directive not to apply, within the limits and under the conditions which they set by legislative or regulatory provision, to occasional work or short-term work involving: (a) domestic service in a privat household, or (b) work regarded as not being harmful, damaging or dangerous to young people in a family undertaking. Article 3 Definitons For the purposes of this Directive: (a) 'young person' shall mean any person under 18 years of age referred to in Article 2 (1); (b) 'child' shall mean any young person of less than 15 years of age or who is still subject to compulsory full-time schooling under national law; (c) 'adolescent' shall mean any young person of at least 15 years of age but less than 18 years of age who is no longer subject to compulsory full-time schooling under national law; (d) 'light work' shall mean all work which, on account of the inherent nature of the tasks which it involves and the particular conditions under which they are performed: (i) is not likely to be harmful to the safety, health or development of children, and (ii) is not such as to be harmful to their attendance at school, their participation in vocational guidance or training programmes approved by the competent authority or their capacity to benefit from the instruction received; (e) 'working time' shall mean any period during which the young person is at work, at the employer's disposal and carrying out his activity or duties in accordance with national legislation and/or practice; (f) 'rest period' shall mean any period which is not working time. Article 4 Prohibition of work by children 1. Member States shall adopt the measures necessary to prohibit work by children. 2. Taking into account the objectives set out in Article 1, Member States may make legislative or regulatory provision for the prohibition of work by children not to apply to: (a) children pursuing the activities set out in Article 5; (b) children of at least 14 years of age working under a combined work/training scheme or an in-plant work-experience scheme, provided that such work is done in accordance with the conditions laid down by the competent authority; (c) children of at least 14 years of age performing light work other than that covered by
16-02-2007
37
Article 5; light work other than that covered by Article 5 may, however, be performed by children of 13 years of age for a limited number of hours per week in the case of categories of work determined by national legislation. 3. Member States that make use of the opinion referred to in paragraph 2 (c) shall determine, subject to the provisions of this Directive, the working conditions relating to the light work in question. Article 5 Cultural or similar activities 1. The employment of children for the purposes of performance in cultural, artistic, sports or advertising activities shall be subject to prior authorization to be given by the competent authority in individual cases. 2. Member States shall by legislative or regulatory provision lay down the working conditions for children in the cases referred to in paragraph 1 and the details of the prior authorization procedure, on condition that the activities: (i) are not likely to be harmful to the safety, health or development of children, and (ii) are not such as to be harmful to their attendance at school, their participation in vocational guidance or training programmes approved by the competent authority or their capacity to benefit from the instruction received. 3. By way of derogation from the procedure laid down in paragraph 1, in the case of children of at least 13 years of age, Member States may authorize, by legislative or regulatory provision, in accordance with conditions which they shall determine, the employment of children for the purposes of performance in cultural, artistic, sports or advertising activities. 4. The Member States which have a specific authorization system for modelling agencies with regard to the activities of children may retain that system. Article 6 General obligations on employers 1. Without prejudice to Article 4 (1), the employer shall adopt the measures necessary to protect the safety and health of young people, taking particular account of the specific risks referred to in Article 7 (1). 2. The employer shall implement the measures provided for in paragraph 1 on the basis of an assessment of the hazards to young people in connection with their work. The assessment must be made before young people begin work and when there is any major change in working conditions and must pay particular attention to the following points: (a) the fitting-out and layout of the workplace and the workstation; (b) the nature, degree and duration of exposure to physical, biological and chemical agents; (c) the form, range and use of work equipment, in particular agents, machines, apparatus and devices, and the way in which they are handled; (d) the arrangement of work processes and operations and the way in which these are combined (organization of work); (e) the level of training and instruction given to young people. Where this assessment shows that there is a risk to the safety, the physical or mental health or development of young people, an appropriate free assessment and monitoring of their health shall be provided at regular intervals without prejudice to Directive 89/391/EEC. The free health assessment and monitoring may form part of a national health system. 3. The employer shall inform young people of possible risks and of all measures adopted concerning their safety and health. Furthermore, he shall inform the legal representatives of children of possible risks and of all measures adopted concerning children's safety and health. 4. The employer shall involve the protective and preventive services referred to in Article 7 of Directive 89/391/EEC in the planning, implementation and monitoring of the safety and health conditions applicable to young people. Article 7 Vulnerability of young people - Prohibition of work 1. Member States shall ensure that young people are protected from any specific risks to their safety, health and development which are a consequence of their lack of experience,
16-02-2007
38
of absence of awareness of existing or potential risks or of the fact that young people have not yet fully matured. 2. Without prejudice to Article 4 (1), Member States shall to this end prohibit the employment of young people for: (a) work which is objectively beyond their phyiscal or psychological capacity; (b) work involving harmful exposure to agents which are toxic, carcinogenic, cause heritable genetic damage, or harm to the unborn child or which in any other way chronically affect human health; (c) work involving harmful exposure to radiation; (d) work involving the risk of accidents which it may be assumed cannot be recognized or avoided by young persons owing to their insufficient attention to safety or lack of experience or training; or (e) work in which there is a risk to health from extreme cold or heat, or from noise or vibration. Work which is likely to entail specific risks for young people within the meaning of paragraph 1 includes: - work involving harmful exposure to the physical, biological and chemical agents referred to in point I of the Annex, and - processes and work referred to in point II of the Annex. 3. Member States may, by legislative or regulatory provision, authorize derogations from paragraph 2 in the case of adolescents where such derogations are indispensable for their vocational training, provided that protection of their safety and health is ensured by the fact that the work is performed under the supervision of a competent person within the meaning of Article 7 of Directive 89/391/EEC and provided that the protection afforded by that Directive is guaranteed. Article 8 Working time 1. Member States which make use of the option in Article 4 (2) (b) or (c) shall adopt the measures necessary to limit the working time of children to: (a) eight hours a day and 40 hours a week for work performed under a combined work/training scheme or an in-plant work-experience scheme; (b) two hours on a school day and 12 hours a week for work performed in term-time outside the hours fixed for school attendance, provided that this is not prohibited by national legislation and/or practice; in no circumstances may the daily working time exceed seven hours; this limit may be raised to eight hours in the case of children who have reached the age of 15; (c) seven hours a day and 35 hours a week for work performed during a period of at least a week when school is not operating; these limits may be raised to eight hours a day and 40 hours a week in the case of chidren who have reached the age of 15; (d) seven hours a day and 35 hours a week for light work performed by children no longer subject to compulsory full-time schooling under national law. 2. Member States shall adopt the measures necessary to limit the working time of adolescents to eight hours a day and 40 hours a week. 3. The time spent on training by a young person working under a theoretical and/or practical combined work/training scheme or an in-plant work-experience scheme shall be counted as working time. 4. Where a young person is employed by more than one employer, working days and working time shall be cumulative. 5. Member States may, by legislative or regulatory provision, authorize derogations from paragraph 1 (a) and paragraph 2 either by way of exception or where there are objective grounds for so doing. Member States shall, by legislative or regulatory provision, determine the conditions, limits and procedure for implementing such derogations. Article 9 Night work 1. (a) Member States which make use of the option in Article 4 (2) (b) or (c) shall adopt the measures necessary to prohibit work by children between 8 p.m. and 6 a.m. (b) Member States shall adopt the measures necessary to prohibit work by adolescents either between 10 p.m. and 6 a.m. or between 11 p.m. and 7 a.m.
16-02-2007
39
2. (a) Member States may, by legislative or regulatory provision, authorize work by adolescents in specific areas of activity during the period in which night work is prohibited as referred to in paragraph 1 (b). In that event, Member States shall take appropriate measures to ensure that the adolescent is supervised by an adult where such supervision is necessary for the adolescent's protection. (b) If point (a) is applied, work shall continue to be prohibited between midnight and 4 a.m. However, Member States may, by legislative or regulatory provision, authorize work by adolescents during the period in which night work is prohibited in the following cases, where there are objective grounds for so doing and provided that adolescents are allowed suitable compensatory rest time and that the objectives set out in Article 1 are not called into question: - work performed in the shipping or fisheries sectors; - work performed in the context of the armed forces or the police; - work performed in hospitals or similar establishments; - cultural, artistic, sports or advertising activities. 3. Prior to any assignment to night work and at regular intervals thereafter, adolescents shall be entitled to a free assessment of their health and capacities, unless the work they do during the period during which work is prohibited is of an exceptional nature. Article 10 Rest period 1. (a) Member States which make use of the option in Article 4 (2) (b) or (c) shall adopt the measures necessary to ensure that, for each 24-hour period, children are entitled to a minimum rest period of 14 consecutive hours. (b) Member States shall adopt the measures necessary to ensure that, for each 24-hour period, adolescents are entitled to a minimum rest period of 12 consecutive hours. 2. Member States shall adopt the measures necessary to ensure that, for each seven-day period: - children in respect of whom they have made use of the option in Article 4 (2) (b) or (c), and - adolescents are entitled to a minimum rest period of two days, which shall be consecutive if possible. Where justified by technical or organization reasons, the minimum rest period may be reduced, but may in no circumstances be less than 36 consecutive hours. The minimum rest period referred to in the first and second subparagraphs shall in principle include Sunday. 3. Member States may, by legislative or regulatory provision, provide for the minimum rest periods referred to in pargraphs 1 and 2 to be interrupted in the case of activities involving periods of work that are split up over the day or are of short duration. 4. Member States may make legislative or regulatory provision for derogations from paragraph 1 (b) and paragraph 2 in respect of adolescents in the following cases, where there are objective grounds for so doing and provided that they are granted appropriate compensatory rest time and that the objetives set out in Article 1 are not called into question: (a) work performed in the shipping or fisheries sectors; (b) work performed in the context of the armed forces or the police; (c) work performed in hospitals or similar establishments; (d) work performed in agriculture; (e) work performed in the tourism industry or in the hotel, restaurant and café sector; (f) activities involving periods of work split up over the day. Article 11 Annual rest Member States which make use of the option referred to in Article 4 (2) (b) or (c) shall see to it that a period free of any work is included, as far as possible, in the school holidays of children subject to compulsory full-time schooling under national law. Article 12 Breaks Member States shall adopt the measures necessary to ensure that, where daily working time is more than four and a half hours, young people are entitled to a break of at least 30 minutes, which shall be consecutive if possible.
16-02-2007
40
Article 13 Work by adolescents in the event of force majeure Member States may, by legislative or regulatory provision, authorize derogations from Article 8 (2), Article 9 (1) (b), Article 10 (1) (b) and, in the case of adolescents, Article 12, for work in the circumstances referred to in Article 5 (4) of Directive 89/391/EEC, provided that such work is of a temporary nature and must be performed immediately, that adult workers are not available and that the adolescents are allowed equivalent compensatory rest time within the following three weeks. Article 14 Measures Each Member State shall lay down any necessary measures to be applied in the event of failure to comply with the provisions adopted in order to implement this Directive; such measures must be effective and proportionate. Article 15 Adaptation of the Annex Adaptations of a strictly technical nature to the Annex in the light of technical progress, changes in international rules or specifications and advances in knowledge in the field covered by this Directive shall be adopted in accordance with the procedure provided for in Article 17 of Directive 89/391/EEC. Article 16 Non-reducing clause Without prejudice to the right of Member States to develop, in the light of changing circumstances, different provisions on the protection of young people, as long as the minimum requirements provided for by this Directive are complied with, the implementation of this Directive shall not constitute valid grounds for reducing the general level of protection afforded to young people. Article 17 Final provisions 1. (a) Member States shall bring into force the laws, regulations and administrative provisions necessary to comply with this Directive not later than 22 June 1996 or ensure, by that date at the latest, that the two sides of industry introduce the requisite provisions by means of collective agreements, with Member States being required to make all the necessary provisions to enable them at all times to guarantee the results laid down by this Directive. (b) The United Kingdom may refrain from implementing the first subparagraph of Article 8 (1) (b) with regard to the provision relating to the maximum weekly working time, and also Article 8(2) and Article 9 (1) (b) and (2) for a period of four years from the date specified in subparagraph (a). The Commission shall submit a report on the effects of this provision. The Council, acting in accordance with the conditions laid down by the Treaty, shall decide whether this period should be extended. (c) Member States shall forthwith inform the Commission thereof. 2. When Member States adopt the measures referred to in paragraph 1, such measures shall contain a reference to this Directive or shall be accompanied by such reference on the occasion of their official publication. The methods of making such reference shall be laid down by Member States. 3. Member States shall communicate to the Commission the texts of the main provisions of national law which they have already adopted or adopt in the field governed by this Directive. 4. Member States shall report to the Commission every five years on the practical implementation of the provisions of this Directive, indicating the viewpoints of the two sides of industry. The Commission shall inform the European Parliament, the Council and the Economic and Social Committee thereof. 5. The Commission shall periodically submit to the European Parliament, the Council and the Economic and Social Committee a report on the application of this Directive taking into account pargraphs 1, 2, 3 and 4.
16-02-2007
41
Article 18 This Directive is addressed to the Member States. Done at Luxembourg, 22 June 1994. ANNEX Non-exhaustive list of agents, processes and work (Article 7(2), second subparagraph) I. Agents 1. Physical agents (a) lonizing radiation; (b) Work in a high-pressure atmosphere, e. g. in pressurized containers, diving. 2. Biological agents (a) Biological agents belonging to groups 3 and 4 within the meaning of Article 2 (d) of Council Directive 90/679/EEC of 26 November 1990 on the protection of workers from risks related to exposure to biological agents at work (Seventh individual Directive within the meaning of Article 16(1) of Directive 89/391/EEC) (1). 3. Chemical agents (a) Substances and preparations classified according to Council Directive 67/548/EEC of 27 June 1967 on the approximation of laws, regulations and administrative provisions relating to the classification, packaging and labelling of dangerous substances (2) with amendments and Council Directive 88/379/EEC of 7 June 1988 on the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States relating to the classification, packaging and labelling of dangerous preparations (3) as toxic (T), very toxic (Tx), corrosive (C) or explosive (E); (b) Substances and preparations classified according to Directives 67/548/EEC and 88/379/EEC as harmful (Xn) and with one or more of the following risk phrases: - danger of very serious irreversible effects (R39), - possible risk of irreversible effects (R40), - may cause sensitization by inhalation (R42), - may cause sensitization by skin contact (R43), - may cause cancer (R45), - may cause heritable genetic damage (R46), - danger of serious damage to health by prolonged exposure (R48), - may impair fertility (R60), - may cause harm to the unborn child (R61); (c) Substances and preparations classified according to Directives 67/548/EEC and 88/379/EEC as irritant (Xi) and with one or more of the following risk phrases: - highly flammable (R12); - may cause sensitization by inhalation (R42), - may cause sensitization by skin contact (R43), (d) Substances and preparations referred to Article 2 (c) of Council Directive 90/394/EEC of 28 June 1990 on the protection of workers from the risks related to exposure to carcinogens at work (Sixth individual Directive within the meaning of Article 16(1) of Directive 89/391/EEC; (4) (e) Lead and compounds thereof, inasmuch as the agents in question are absorbable by the human organism; (f) Asbestos. II. Processes and work 1. Processes at work referred to in Annex I to Directive 90/394/EEC. 2. Manufacture and handling of devices, fireworks or other objects containing explosives. 3. Work with fierce of poisonous animals. 4. Animal slaughtering on an industrial scale. 5. Work involving the handling of equipment for the production, storage or application of compressed, liquified or dissolved gases. 6. Work with vats, tanks, reservoirs or carboys containing chemical agents referred to in 1.3. 7. Work involving a risk of structural collapse. 8. Work involving high-voltage electrical hazards. 9. Work the pace of which is determined by machinery and involving payment by results.
16-02-2007
42
Bijlage C
Werk en rusttijden in huidige Nederlandse wetgeving
In de arbeidstijdenwet zijn de volgende werk en rusttijden voor kinderen en jeugdigen gesteld: Tabel 11: Huidige regels m.b.t. werktijden en pauzes voor 13-15 jarigen 13-14 jaar
Minimale dagelijkse rust Rust tussen Maximale arbeidstijd -schooldag -vrije dag -vakantiedag Maximaal aantal werkdagen Maximale arbeidstijd -schoolweek -vakantieweek Maximaal aantal weken per jaar, waarvan maximaal aaneengesloten Pauze bij >4,5 uur arbeid
16-02-2007
14 jaar en ouder
15 jaar
School week
Vakantieweek
Stage & vervangende leerplicht
School week
Vakantieweek
14 uur 19.00-8.00
14 uur 19.00-7.00
14 uur 19.00-8.00
12 uur 19.00-7.00
12 uur 19.00-7.00
7 uur
2 uur 8 uur
2 uur 6 uur 7 uur 5
5
12 uur
0,5 uur
8 uur 6
5
35 uur
12 uur
5
35 uur
40 uur
4 weken 3 weken
6 weken 4 weken
0,5 uur
0,5 uur
0,5 uur
0,5 uur
43
Bijlage D
Samenvatting huidige regelgeving jongeren
Onderstaand zijn de huidige regels voor jongeren samengevat (CNV Jongeren Vakbond). Jongeren onder de 18 jaar Verboden zijn: • Werken met gevaarlijke en/ of giftige stoffen. • Werken met bestrijdingsmiddelen. • Werken onder overdruk zoals duiken. • Zware apparaten of machines bedienen. • Het geluid waar je werkt mag niet harder zijn dan 90 dB. • Vaak zwaar tillen of in verkeerde houdingen dienen staan of zitten. • Nachtwerk en overwerk. Jongeren van 13 en 14 jaar Toegestaan zijn: • Lichte niet-industriële hulparbeid • Waarbij altijd een volwassene in de buurt is die kan helpen. Voorbeelden van hulpwerkzaamheden zijn: • In een winkel inpakken en schoonmaken (zonder schadelijke schoonmaakmiddelen). • Folders bezorgen • Oppassen • Auto’s wassen • Helpen op een camping. • Helpen bij het plukken van groente of fruit of bollen pellen. Dit laatste is niet toegestaan als er twee weken voor het pellen bestrijdingsmiddelen zijn gebruikt of als de jongere in de buurt dient werken van gevaarlijke stoffen of machines. Niet toegestaan zijn: • Werken in een fabriek. • Werken aan een lopende band. • Dingen tillen die zwaarder zijn dan tien kilo. • Achter de kassa zitten. • Vrachtwagens lossen. • Bedienen in een restaurant. • Werken op zondag. Voor de werktijden geldt: • Werken tijdens schooldagen: ○ Alleen toegestaan tussen 8:00 en 19:00 uur. ○ Maximaal twee uur per dag. ○ Op zaterdag en vrije dagen maximaal zes uur per dag. ○ Per week maximaal twaalf uur werken. • Werken tijdens vakanties: ○ Alleen toegestaan tussen 7:00 en 19:00 uur. ○ Maximaal zeven uur per dag. ○ Maximaal vijf dagen per week (35 uur per week). ○ Maximaal vier weken per jaar waarvan drie aaneengesloten mogen zijn. Jongeren van 15 jaar Toegestaan is: • lichte niet-industriële arbeid • zonder dat daarbij altijd een volwassene direct in de buurt is die kan helpen. Voorbeelden van lichte niet-industriële hulparbeid voor een 15 jarige: 16-02-2007
44
• • • • •
Hetzelfde werk als bij 13- en 14- jarigen. In een winkel mag je nu ook vakken vullen. Helpen bij bedienen in een restaurant (mits er geen alcohol geschonken wordt). Een krantenwijk lopen. Werk doen via een uitzendbureau.
Niet toegestaan zijn: • Achter de kassa zitten. • Lossen van vrachtwagens. • Zware dingen tillen (niet meer dan tien kilo). • Werken in een fabriek. Voor de werktijden geldt: • Werken tijdens schooldagen: ○ Alleen toegestaan tussen 7:00 en 19:00 uur. ○ Maximaal twee uur per dag. ○ Op zaterdag en vrije dagen maximaal acht uur per dag. ○ Per week maximaal twaalf uur. • Werken tijdens vakanties: ○ Alleen toegestaan tussen 7:00 en 19:00 uur. ○ Maximaal acht uur per dag. ○ Maximaal vijf dagen per week (40 uur per week). ○ Maximaal zes weken per jaar (waarvan vier aaneengesloten mogen zijn). ○ Werken op zondag mag alleen als dit bij het werk hoort en als de zaterdag ervoor niet gewerkt is. In dertien weken mag er maximaal negen zondagen gewerkt worden. Jongeren van 16 en 17 jaar Toegestaan zijn • Alles wat 13-, 14- en 15- jarigen mogen. • Werken met lichte machines (alleen onder deskundig toezicht van een volwassene). Voor de werktijden geldt: • Werken tijdens schooldagen: ○ Werken mag de school niet in de weg staan. ○ Schooltijd wordt als arbeidstijd beschouwd. Dus na vijf uur school mag er nog maar vier uur gewerkt worden. ○ De werktijden liggen tussen 6:00-22:00 uur of 7:00-23:00 uur. ○ Maximaal negen uur per dag werken. ○ Per week mag je maximaal 45 uur werken (gemiddeld maximaal 160 uur per vier weken). • Werken tijdens vakanties: ○ Alleen toegestaan tussen 7:00 en 19:00 uur. ○ Maximaal acht uur per dag. ○ Maximaal vijf dagen per week (40 uur per week). ○ Maximaal zes weken per jaar (waarvan vier aaneengesloten mogen zijn). ○ Werken op zondag mag alleen als dit bij het werk hoort en als de zaterdag ervoor niet gewerkt is. In dertien weken mogen er maximaal negen zondagen gewerkt worden. Recht op pauze Iedereen die op een dag meer dan 4,5 uur werkt heeft recht op 30 minuten pauze. Is de werkdag meer dan acht uur dan is er een recht op tenminste 45 minuten pauze.
16-02-2007
45
Bijlage E
5 werkfactorenmodel
Antwoord-
Blok 1: Werktaak 1.
mogelijkheden
Bestaat de functie alleen uit uitvoerend werk (dus geen
ja
werkvoorbereiding, ondersteuning, organisatie of controle)? 2.
Bestaat de functie uit een combinatie van verschillende, zowel
ja ja
Zijn de handelingen sterk repeterend (men voert steeds vrijwel
ja
Is de cyclustijd van de handeling voor het verwerken, bewerken
ja
nee = 1 punt ja = 2 punten ja = 2 punten
nee
Heeft de werknemer mogelijkheden om zelf het werktempo te
ja
regelen? 7.
nee = 1 punt
nee
of maken van een (deel-) product korter dan 30 seconden? 6.
ja = 1 punt
nee
identieke handlingen uit)? 5.
knelpunt
nee
Kan bij (technische) problemen hulp worden ingeroepen om zo gezamenlijk de knelpunten op te lossen?
4.
wijst op
nee
gemakkelijke als moeilijkere taken? 3.
Antwoord dat
nee = 2 punten
nee
Kent het werk uitdagingen voor de medewerker?
ja
nee = 1 punt
nee Tel de gescoorde punten op 0-1 punten = groen
Totaalscore maximaal 10 punten 2-3 punten = geel
≥ 4 punten = rood
Mogelijke uitkomsten: Groen: De situatie m.b.t. uw werkplek is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden uw werkplek te verbeteren. Probeer deze mogelijkheden in te voeren op een gunstig moment Rood: De kwaliteit van uw werkplek kan het ontstaan van RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen.
Blok 2: Werktijden 1.
Wordt het repeterende werk jaar-in-jaar-uit uitgeoefend?
2.
Wordt het werk in de regel langer dan vier uur per dag
Antwoordmogelijkheden ja
Antwoord dat wijst op knelpunt ja = 2 punten
nee uitgeoefend? 3.
Wordt het werk in de regel langer dan zes uur per dag uitgeoefend?
4.
ja
ja = 1 punt
nee ja
ja = 2 punten
nee
Bestaat de mogelijkheid om tijdens intensief repeterend werk
ja
geregeld een korte (micro-)pauze (eventueel ander werk) in te
nee
nee = 2 punten
ja
ja = 1 punt
lassen? 5.
Wordt er gemiddeld meer dan een maal per week overwerk verricht (uitgaande van een werkdag van 8 uur)? Tel de gescoorde punten op
16-02-2007
nee Totaalscore maximaal 8 punten
46
Antwoord-
Blok 2: Werktijden 0-1 punten = groen
mogelijkheden 2 punten = geel
Antwoord dat wijst op knelpunt
≥ 3 punten = rood
Mogelijke uitkomsten: Groen: De situatie m.b.t. uw werkplek is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden uw werkplek te verbeteren. Probeer deze mogelijkheden in te voeren op een gunstig moment Rood: De kwaliteit van uw werkplek kan het ontstaan van RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen.
Antwoord-
Blok 3: Werkdruk 1.
mogelijkheden
Is er sprake van een jaagsysteem (bijvoorbeeld stukloon of ‘klaar
ja
naar huis’) of is er sprake van hoge productienormen? 2.
Moet er geregeld onder extra hoge werkdruk worden gewerkt of
ja ja
ja = 2 punten ja = 2 punten nee = 1 punt
nee
Wordt het werk geregeld op een hinderlijke wijze onderbroken
ja
door storingen, spoedklussen enz.?
ja = 1 punt
nee
Tel de gescoorde punten op 0-1 punten = groen
knelpunt
nee
Zijn er mogelijkheden om werktempo, werkvolgorde en werkmethode (deels) zelf te kiezen?
4.
wijst op
nee
met een hoog werktempo (pieken)? 3.
Antwoord dat
Totaalscore maximaal 6 punten n.v.t. = geel
2 punten = rood
Mogelijke uitkomsten: Groen: De situatie m.b.t. uw werkplek is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden uw werkplek te verbeteren. Probeer deze mogelijkheden in te voeren op een gunstig moment Rood: De kwaliteit van uw werkplek kan het ontstaan van RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen.
Blok 4: Werkplek 1.
Moet met de hand vaker dan 1x per 5 minuten verder dan 30 cm naar voren reiken, gemeten tot aan de hand vanaf het
Antwoordmogelijkheden ja
Antwoord dat wijst op knelpunt ja = 1 punt
nee
middelpunt van de schouder? Toelichting: Reiken resulteert in een verhoging van de statische spanning van spieren in de nek-schouderregio. Gebrek aan mogelijkheden tot ontspannen (korte pauzes) of gebruikmaking van steunen bevorderen het ontstaan van RSI-gerelateerde klachten. 2.
Moet met de hand vaker dan 1x per 5 minuten verder dan 50 cm naar voren gereikt worden, gemeten tot aan de hand vanaf het
ja
ja = 2 punten
nee
middelpunt van de schouder?
16-02-2007
47
Blok 4: Werkplek
Antwoordmogelijkheden
Antwoord dat wijst op knelpunt
Toelichting: Grotere reikafstanden resulteren in een verdere verhoging van de statische spanning van spieren in de nek-schouderregio. Hoe verder u moet reiken, hoe groter de spierspanning. Een vuistregel is dit maximaal 12x per uur te doen. 3.
Kunnen de onderarm(en) goed ondersteunen (tijdens het werk of tussendoor)? Toelichting: Door af en toe uw onderarm even te ondersteunen vermindert u
ja
nee = 2 punten
nee niet van toepassing
de spierspanning in uw nek-schouderregio. Bij het maken van een draaibeweging (bijv. iets opzij leggen) kan tijdens deze beweging (soms) op de elleboog worden gesteund. 4.
Wordt de bovenarm vaker dan 1x per 5 minuten meer dan 60
ja
graden in voor- of zijwaartse richting (recht naar beneden is 0
nee
ja = 2 punten
graden)? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Een vuistregel is dit zeker niet meer 2 uur per dag achter elkaar te doen. 5.
Moet de hand vaker dan 1x per 5 minuten naast of achter het
ja, met 1 hand
ja, met 1 hand =
lichaam werken, of voor het lichaam langs naar de andere kant?
ja, met 2
1 punt
Toelichting:
handen
ja, met 2
nee
handen = 2
Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. 6.
Moet de pols vaker dan 1x per 5 minuten in een uiterste sand gepositioneerd worden? Toelichting:
punten ja, 1 pols
ja, 1 pols = 1
ja, 2 polsen
punt
nee
Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag
ja, 2 polsen = 2
overschrijden zijn ongunstig. 7.
Moeten de onderarmen vaker dan 1x per 5 minuten draaien (vgl. schroevendraaien)? Toelichting:
punten ja, 1 arm
ja, 1 arm = 1
ja, 2 armen
punt
nee
ja, 2 armen = 2
Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag
punten
overschrijden zijn ongunstig 8.
Nemen de vingers vaker dan 1x per 5 minuten ongunstige houdingen aan, zoals de pincetgreep of een maximaal geopende hand?
ja, 1 hand
ja, 1 hand = 1
ja, 2 handen
punt
nee
ja, 2 handen = 2 punten
9.
Moet het hoofd vaker dan 1x per 5 minuten of langdurig (meer
ja
dan 8 seconden achter elkaar) fors (meer dan 20 graden) voor-
nee
ja = 1 punt
of achterover buigen? Toelichting:
16-02-2007
48
Blok 4: Werkplek
Antwoordmogelijkheden
Antwoord dat wijst op knelpunt
Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. 10.
Moet het bovenlichaam (zonder ondersteuning) vaker dan 1x per
ja
5 minuten langdurig voorover buigen, zijdelings buigen of om de
nee
ja = 1 punt
lengteas draaien? 11.
Moet regelmatig (30% of meer van uw werktijd) 2 keer per minuut of vaker, een krachtinspanning van meer dan 4 kilogram
ja
ja = 2 punten
nee
leveren (duwen, trekken of knijpen)? 12.
Moeten producten of werkobjecten precies worden gepositioneerd?
ja
ja = 1 punt
nee
Toelichting: Precieze werkzaamheden leiden vaak tot een statische werkhouding soms in combinatie met uitoefening van grote krachten op het gebruikte gereedschap. Voorbeelden van precies werken zijn werken met een pincet of pipet. Werkzaamheden als het schoonmaken met een doek en het beladen van een pallet met dozen wordt niet gezien als precies positioneren. 13.
Voert u vaker dan 1x per 5 minuten sla-, stomp-, ruk-, trek- of gooibewegingen uit?
14.
Wordt er vaker dan 1x per 5 minuten plaatselijk druk uitgeoefend op de huid van uw vinger(s), hand of arm (bijvoorbeeld door de
ja
ja = 1 punt
nee ja
ja = 1 punt
nee
rand van de tafel of door gereedschap met scherpe of harde randen)? 15.
Komt het voor dat het op uw werk meer dan twee uur achtereen koud is of dat er meer dan twee uur achtereen sprake is van
ja
ja = 1 punt
nee
tocht? Toelichting: Aanbevolen temperaturen zijn 20-24 graden Celcius in de winter en 23-26 graden Celsius in de zomer. 16.
Moet vaker dan 1x per uur inspannend getuurd worden of komt het vaker dan 1x per 5 minuten voor dat u het werk niet goed
ja
ja = 1 punt
nee
kunt zien (bijv. bij slechte verlichting of bij kijken naar kleine details)? 17.
Wordt vaker dan 1x per uur met trillend gereedschap gewerkt? Toelichting:
ja
ja = 2 punten
nee
Trillingen verstoren de doorbloeding en energievoorziening zodanig dat het ontstaan van RSI wordt bevorderd. Dit speelt met name een rol bij gebruik van trillend handgereedschap, zoals tijdens het dag-in-dag-uit werken met een boenmachine of een boormachine. 18.
Wordt dagelijks met handschoenen aan gewerkt? Toelichting:
ja
ja = 1 punt
nee
Als u bij het werk handschoenen moet dragen, leidt dit er toe dat
16-02-2007
49
Antwoord-
Blok 4: Werkplek
mogelijkheden
Antwoord dat wijst op knelpunt
u met een hogere spierspanning gaat werken. U voelt de materialen waarmee u werkt minder goed aan en hebt ook iets meer concentratie nodig. 19.
Zijn er voldoende communicatiemogelijkheden met collega’s?
ja
Toelichting:
nee = 1 punt
nee
Beperkingen treden bijvoorbeeld op door lawaai of op afstand werken. Ook het ontbreken van werkoverleg kan tot onvoldoende communicatiemogelijkheden leiden. Tel de gescoorde punten op 0-3 punten = groen
Totaalscore maximaal 28 punten 4-11 punten = geel
≥ 12 punten = rood
Mogelijke uitkomsten: Groen: De situatie m.b.t. uw werkplek is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden uw werkplek te verbeteren. Probeer deze mogelijkheden in te voeren op een gunstig moment Rood: De kwaliteit van uw werkplek kan het ontstaan van RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen.
Antwoord-
Blok 5: Werkwijze
mogelijkheden
1.
Is de medewerker getraind in een juiste werkwijze?
ja
2.
Is de medewerker erg plichtsgetrouw, of staat de medewerker
Antwoord dat wijst op knelpunt nee = 2 punten
nee ja
zich met moeite een pauze toe? 3. 4.
ja = 2 punten
nee
Wordt er langdurig vrij statisch in een houding gewerkt (in plaats
ja
van waar mogelijk tijdens of tussen het werk door te bewegen)?
nee
Heeft de medewerker een ontspannen werktechniek waarbij
ja = 1 punt
ja
aanspannen van de schouders/vingers en peiksnelheden worden
nee
nee = 2 punten
ja
Nee = 1 punt
vermeden? 5.
Gaat de medewerker recht voor zijn werk staan of zitten?
nee 6.
Worden de mogelijkheden om de armen tijdens het werk of
Ja
tussendoor te ondersteunen ook gebruikt?
Nee = 1 punt
n.v.t. nee
7.
Worden er geregeld enkele rek- en strekoefeningen uitgevoerd
Ja
voor een goede doorbloeding van de schouders? Tel de gescoorde punten op 0-1 punten = groen
Nee = 1 punt
nee Totaalscore maximaal 10 punten
2-3 punten = geel
≥ 4 punten = rood
Mogelijke uitkomsten: Groen: De situatie m.b.t. uw werkplek is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden uw werkplek te verbeteren. Probeer deze mogelijkheden in te voeren op een gunstig moment
16-02-2007
50
Blok 5: Werkwijze
Antwoordmogelijkheden
Antwoord dat wijst op knelpunt
Rood: De kwaliteit van uw werkplek kan het ontstaan van RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen.
(Peereboom, K.J. en Huysmans, M.A., 2004)
16-02-2007
51
Bijlage F
Beoordeling bollen pellen
Groen: De situatie is in orde en behoeft geen verbeteringen. Geel: Er zijn mogelijkheden het werk te verbeteren. Rood: De kwaliteit van het werk kan het ontstaan van gezondheidsklachten zoals RSI bevorderen. Neem zo spoedig mogelijk maatregelen. AntBlok 1: Werktaak Score woord 1. Bestaat de functie alleen uit uitvoerend werk (dus geen werk- Ja 1 punt voorbereiding, ondersteuning, organisatie of controle)? 2. Bestaat de functie uit een combinatie van verschillende, zoNee 1 punt wel gemakkelijke als moeilijkere taken? 3. Kan bij (technische) problemen hulp worden ingeroepen om Ja 0 punt zo gezamenlijk de knelpunten op te lossen? 4. Zijn de handelingen sterk repeterend (men voert steeds vrijJa 2 punwel identieke handelingen uit)? ten 5. Is de cyclustijd van de handeling voor het verwerken, bewerJa 2 punken of maken van een (deel-) product korter dan 30 seconten den? 6. Heeft de werknemer mogelijkheden om zelf het werktempo te Be1 punt regelen? perkt 7. Kent het werk uitdagingen voor de medewerker? Nee 1 punt 0-1 punten = groen 2-3 punten = geel ≥ 4 punten = rood Blok 2: Werktijden 1. 2. 3. 4.
5.
Wordt het repeterende werk jaar-in-jaar-uit uitgeoefend? Wordt het werk in de regel langer dan vier uur per dag uitgeoefend? Wordt het werk in de regel langer dan zes uur per dag uitgeoefend? Bestaat de mogelijkheid om tijdens intensief repeterend werk geregeld een korte (micro-)pauze (eventueel ander werk) in te lassen? Wordt er gemiddeld meer dan een maal per week overwerk verricht (uitgaande van een werkdag van 8 uur)? 0-1 punten = groen 2 punten = geel ≥ 3 punten = rood Blok 3: Werkdruk
1. 2. 3. 4.
Is er sprake van een jaagsysteem (bijvoorbeeld stukloon of ‘klaar naar huis’) of is er sprake van hoge productienormen? Moet er geregeld onder extra hoge werkdruk worden gewerkt of met een hoog werktempo (pieken)? Zijn er mogelijkheden om werktempo, werkvolgorde en werkmethode (deels) zelf te kiezen? Wordt het werk geregeld op een hinderlijke wijze onderbroken door storingen, spoedklussen enz.? 0-1 punten = groen n.v.t. = geel 2 punten = rood Blok 4: Werkplek
1.
16-02-2007
Moet met de hand vaker dan 1x per 5 minuten verder dan 30 cm naar voren reiken, gemeten tot aan de hand vanaf het middelpunt van de schouder? Toelichting: Reiken resulteert in een verhoging van de statische spanning van spieren in de nek-schouderregio. Gebrek aan mogelijk-
8 Antwoord Nee Ja
0 punt 1 punt
Nee
0 punt
Ja
0 punt
Nee
0 punt
Score
1 Antwoord Nee
Score
Nee
0 punten 0 punt
Ja
0 punt
Nee
0 punt 0
Antwoord Ja
Score 1 punt
52
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
16-02-2007
heden tot ontspannen (korte pauzes) of de afwezigheid van steunen bevorderen het ontstaan van klachten. Moet met de hand vaker dan 1x per 5 minuten verder dan 50 cm naar voren gereikt worden, gemeten tot aan de hand vanaf het middelpunt van de schouder? Toelichting: Grotere reikafstanden resulteren in een verdere verhoging van de statische spanning van spieren in de nekschouderregio. Hoe verder men moet reiken, hoe groter de spierspanning. Een vuistregel is dit maximaal 12x per uur te doen. Kunnen de onderarm(en) goed ondersteunen (tijdens het werk of tussendoor)? Toelichting: Door af en toe uw onderarm even te ondersteunen vermindert u de spierspanning in uw nek-schouderregio. Bij het maken van een draaibeweging (bijv. iets opzij leggen) kan tijdens deze beweging (soms) op de elleboog worden gesteund. Wordt de bovenarm vaker dan 1x per 5 minuten meer dan 60 graden in voor- of zijwaartse richting (recht naar beneden is 0 graden)? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Een vuistregel is dit zeker niet meer 2 uur per dag te doen. Moet de hand vaker dan 1x per 5 minuten naast of achter het lichaam werken, of voor het lichaam langs naar de andere kant? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Moet de pols vaker dan 1x per 5 minuten in een uiterste stand gepositioneerd worden? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Moeten de onderarmen vaker dan 1x per 5 minuten draaien (vgl. schroevendraaien)? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Nemen de vingers vaker dan 1x per 5 minuten ongunstige houdingen aan, zoals de pincetgreep of een maximaal geopende hand? Moet het hoofd vaker dan 1x per 5 minuten of langdurig (meer dan 8 seconden achter elkaar) fors (meer dan 20 graden) voor- of achterover buigen? Toelichting: Bewegingen die 50% van de maximale gewrichtsuitslag overschrijden zijn ongunstig. Moet het bovenlichaam (zonder ondersteuning) vaker dan 1x per 5 minuten langdurig voorover buigen, zijdelings buigen of om de lengteas draaien? Moet regelmatig (30% of meer van uw werktijd) 2 keer per minuut of vaker, een krachtinspanning van meer dan 4 kilogram leveren (duwen, trekken of knijpen)? Moeten producten of werkobjecten precies worden gepositioneerd?
Nee
0 punten
Ja
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Ja, 1 arm
1 arm = 1 punt
Ja
1 punt
Ja
1 punt
Ja
1 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
53
13. 14.
15.
16.
17.
18.
19.
Toelichting: Precieze werkzaamheden leiden vaak tot een statische werkhouding soms in combinatie met uitoefening van grote krachten op het gebruikte gereedschap. Voorbeelden van precies werken zijn werken met een pincet of pipet. Werkzaamheden als het schoonmaken met een doek en het beladen van een pallet met dozen wordt niet gezien als precies positioneren. Voert u vaker dan 1x per 5 minuten sla-, stomp-, ruk-, trek- of gooibewegingen uit? Wordt er vaker dan 1x per 5 minuten plaatselijk druk uitgeoefend op de huid van uw vinger(s), hand of arm (bijvoorbeeld door de rand van de tafel of door gereedschap met scherpe of harde randen)? Komt het voor dat het op uw werk meer dan twee uur achtereen koud is of dat er meer dan twee uur achtereen sprake is van tocht? Toelichting: Aanbevolen temperaturen zijn 20-24 graden Celsius in de winter en 23-26 graden Celsius in de zomer. Moet vaker dan 1x per uur inspannend getuurd worden of komt het vaker dan 1x per 5 minuten voor dat u het werk niet goed kunt zien (bijv. bij slechte verlichting of bij kijken naar kleine details)? Wordt vaker dan 1x per uur met trillend gereedschap gewerkt? Toelichting: Trillingen verstoren de doorbloeding en energievoorziening zodanig dat het ontstaan van RSI wordt bevorderd. Dit speelt met name een rol bij gebruik van trillend handgereedschap, zoals tijdens het dag-in-dag-uit werken met een boenmachine of een boormachine. Wordt dagelijks met handschoenen aan gewerkt? Toelichting: Als u bij het werk handschoenen moet dragen, leidt dit er toe dat u met een hogere spierspanning gaat werken. U voelt de materialen waarmee u werkt minder goed aan en hebt ook iets meer concentratie nodig. Zijn er voldoende communicatiemogelijkheden met collega’s? Toelichting: Beperkingen treden bijvoorbeeld op door lawaai of op afstand werken. Ook het ontbreken van werkoverleg kan tot onvoldoende communicatiemogelijkheden leiden. 0-3 punten = groen 4-11 punten = geel ≥ 12 punten = rood Blok 5: Werkwijze
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Nee
0 punt
Ja
0 punt
5 Antwoord
Score
1.
Is de medewerker getraind in een juiste werkwijze?
n.v.t.
2.
Is de medewerker erg plichtsgetrouw, of staat de medewerker zich met moeite een pauze toe? Wordt er langdurig vrij statisch in een houding gewerkt (in plaats van waar mogelijk tijdens of tussen het werk door te bewegen)? Heeft de medewerker een ontspannen werktechniek waarbij aanspannen van de schouders/vingers en pieksnelheden worden vermeden?
n.v.t.11
3.
4.
n.v.t.
n.v.t.
11
Deze vragen kunnen een indruk geven van de kans op gezondheidsklachten voor een individuele medewerker. In dit onderzoek wordt niet ingegaan op de individuele medewerker. 16-02-2007
54
5.
Gaat de medewerker recht voor zijn werk staan of zitten?
n.v.t.
6.
Worden de mogelijkheden om de armen tijdens het werk of tussendoor te ondersteunen ook gebruikt? Worden er geregeld enkele rek- en strekoefeningen uitgevoerd voor een goede doorbloeding van de schouders? 0-1 punten = groen 2-3 punten = geel ≥ 4 punten = rood
n.v.t.
7.
n.v.t. 0 punten
(Peereboom, K.J. en Huysmans, M.A., 2004)
16-02-2007
55
Bijlage G
Belastbaarheid van kinderen en volwassenen
In deze bijlage zijn twee soorten literatuur referenties opgenomen: 1. literatuur die verschillen tussen kinderen en volwassenen beschrijft in de feitelijke arbeidssituatie of de (door de kinderen op vragenlijsten aangegeven) beleving van de arbeidssituatie. 2. literatuur die de verschillen in belastbaarheid tussen kinderen en volwassenen beschrijft.
1
Algemeen
Feitelijke / beleving arbeidssituatie Belastbaarheid Aangezien jongeren korter zijn blootgesteld aan gezondheidsrisico’s op het werk, is het te verklaren dat jongeren minder gezondheidsklachten rapporteren. De zelf gerapporteerde gezondheidsklachten in relatie met het werk door jongeren (15 – 24 jaar) bedroeg in 1999 3,45% terwijl dit cijfer voor alle werknemers lag op 5,37%. In tabel 11 worden de gezondheidsproblemen in cijfers gepresenteerd, ingedeeld naar de verschijningsvorm van de gezondheidsklachten. Tabel 12: Werkgerelateerde gezondheidsproblemen bij jongeren t.o.v. alle werknemers Jongeren 15 -24 jaar Alle werknemers Aandoeningen houding- en bewegingsap1,46% 2,65% paraat Stress en psychische klachten 0,54% 1,18% Aandoeningen ademhalingsapparaat 0,32% 0,3% (Eurostat database, 2003)
2
Werktaken
Taakroulatie en autonomie Feitelijke / beleving arbeidssituatie: Kinderen en jeugdigen hebben minder taakvariatie en autonomie (taakbreedheid) in hun werk dan oudere collega’s (Debruyne et al., 2006). Bij het werken aan de lopende band zijn taakvariatie en autonomie beperkt voor zowel volwassenen als kinderen. Belastbaarheid Bij volwassenen is bekend dat variatie door het afwisselen van werkzaamheden en/of taakroulatie tussen collega’s leidt tot minder verveling, afstomping en minder stress. Voor kinderen bestaat hierover geen evidence based informatie. Wel is uit de discussie bijeenkomst gebleken dat het werken aan de lopende band, ondanks het monotone karakter van de handelingen, niet stressvol is voor kinderen (zie bijlage J). Bij kinderen moet er rekening gehouden worden met het feit dat, gezien de regelgeving, het voor hen niet mogelijk is om een volledige functie te vervullen. Daarnaast is er, gezien de beperkte arbeidsperiode (van maximaal vier aaneengesloten weken), geen sprake van een volledige functie. Deze dient dan ook niet als zodanig beoordeeld te worden.
16-02-2007
56
3
Werktijden
Feitelijke / beleving arbeidssituatie: In de arbeidstijdenwet zijn de volgende werk- en rusttijden voor kinderen gesteld (SZW, AI-30, 2000): Tabel 13: Werk- en rusttijden kinderen 14 jaar en ouder Stage & vervanSchool School gende week Vakantieweek leerplicht week 13-14 jaar
Minimale dagelijkse rust Rust tussen Maximale arbeidstijd -schooldag -vrije dag -vakantiedag Maximaal aantal werkdagen Maximale arbeidstijd -schoolweek -vakantieweek Maximaal aantal weken per jaar, waarvan maximaal aaneengesloten Pauze bij >4,5 uur arbeid
15 jaar
Vakantieweek
14 uur 14 uur 19.008.00 19.00-7.00
14 uur 19.008.00
12 uur 12 uur 19.007.00 19.00-7.00
2 uur 6 uur
7 uur
2 uur 8 uur
7 uur 5
5
12 uur
8 uur 6
5
35 uur
12 uur
35 uur
40 uur
4 weken , 3 weken 0,5 uur
0,5 uur
5
6 weken , 4 weken 0,5 uur
0,5 uur
0,5 uur
De werk- en rusttijden staan niet ter discussie en zijn een vast gegeven.
4
Werktempo en werkdruk (tempodwang)
Feitelijke / beleving arbeidssituatie Ongeveer 60% van de jongeren (onder de 25 jaar) geeft aan dat zij werken onder een hoog werktempo (Debruyne et al. 2006, Eurofound). Jongeren krijgen gemakkelijk hulp van collega’s maar hebben weinig vrijheid in het kiezen van de volgorde van de taken, van het werkrooster of van het moment van pauze. Anderzijds blijken ze minder werkdruk en minder problematische emotionele belasting door hun job te ervaren (Debruyne et al. 2006). Belastbaarheid Stressfactoren zoals een hoge tijdsdruk of tempodwang, kunnen de kans op het ontstaan van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat indirect vergroten. Uit een onderzoek van Septoe (1997) onder volwassenen tussen de 30-65 jaar is gebleken dat werken onder tempodwang (extern opgelegd tempo) leidt tot meer fouten en een significant hogere systolische bloeddruk. Dit duidt op meer stress.
16-02-2007
57
Aangezien jongeren mentaal nog in ontwikkeling zijn en minder weerbaar zijn door een gebrek aan levenservaring (SZW 2000; ETUI 2006), verwacht men dat zij ook meer stress ervaren. Uit onderzoek is echter gebleken dat jongeren onder de 25 jaar juist minder werkdruk en minder problematische emotionele belasting door hun werk ervaren (Debruyne et al. 2006; ESWC). Ook de deskundigen geven aan dat stressbestendigheid relatief weinig te maken heeft met leeftijd, en veel meer individueel afhankelijk is. Je kunt daarom niet zeggen dat kinderen ten gevolge van een hoog werktempo en hoge werkdruk eerder stress ontwikkelen dan volwassenen.
5
Werkplek (kracht, antropometrie, trillingen, veiligheid, arbeidshygiëne)
Repeterende bewegingen Feitelijke of beleving arbeidssituatie Jonge werknemers (onder de 25 jaar) zijn vaker blootgesteld aan repeterende bewegingen dan de gemiddelde werknemer. Bovendien stijgt de blootstelling bij jongeren tussen 1995 en 2000, terwijl deze min of meer stabiel blijft bij de totale beroepsbevolking (Debruyne et al. 2006). Er zijn geen gegevens bekend over de blootstelling aan repeterende bewegingen van de specifieke groep 13, 14 en 15 jarigen. Tabel 14: % werknemers dat te maken heeft met repeterende bewegingen, belastende houdingen, dragen van zware lasten en werken met de computer.
(Bron: Debruyne et al. 2006) Belastbaarheid Met betrekking tot de fysieke belasting, vormen repetitieve bewegingen, ongunstige of vermoeiende houdingen en het dragen van zware lasten het grootste risico op klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat voor de jonge werknemer (Debruyne et al. 2006). De huidige regelgeving voorziet niet in maximale blootstellingen met betrekking tot repeterende handelingen uitgevoerd door kinderen (Platform Arbeid UvW, Oude Vrielink et al. 2006). Tevens bestaat er geen wetenschappelijke literatuur op dit gebied. Voor volwassenen bestaan er richtlijnen m.b.t. de maximale tijdsduur dat repeterende bewegingen, afhankelijk van de frequentie, uitgevoerd kunnen worden zonder risico op schade aan het bewegingsapparaat (Peereboom en Jansen, 2004). Om een norm te kunnen stellen m.b.t. een beschermingsniveau betreffende repeterende handelingen voor kinderen, dient men rekening houden met de relatief korte blootstellingduur en het feit dat kinderen fysiek nog niet volledig ontwikkeld zijn.
16-02-2007
58
Spierkracht Belastbaarheid Behalve dat spierkracht een goede parameter is voor de functie van betreffend ledemaat waar de spier over werkt, is het ook een goede parameter voor het onderzoeken van de algehele fitheid en gezondheid (De Smet 2001). Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de (maximale) spierkracht (getest bij verschillende spiergroepen) bij kinderen aanzienlijk lager is dan bij volwassenen (Beenakker 2001, Shim 2007, Astrand & Rodahl 2003). Jongens van 13 jaar hebben ongeveer 40-80% van de kracht van volwassenen. Voor 15jarige jongens is dit ongeveer 60 tot 100% van de kracht van volwassenen (Platform Arbeid UvW). Daarnaast is er tussen de verschillende leeftijdsgroepen, 13-14 jarigen en 15 jarigen een verschil in spierkracht waar te nemen. De maximale spierkracht neemt toe naarmate het kind ouder wordt (SZW 2000, AI-blad 30; Eek 2006). Tevens zijn er verschillen tussen jongens en meisjes waarneembaar. Zo hebben meisjes van 11 tot 13 jaar significant meer spierkracht dan jongens (Beenakker 2001). En vanaf 14 jaar hebben jongens significant meer spierkracht dan meisjes (Beenakker 2001). De Smet (2001) geeft een significant verschil in spierkracht tussen jongens en meisjes vanaf 12 jaar, in voordeel van de jongens (zie figuur 6).
Figuur 5: Statische armkracht van jongens en meisjes als functie van leeftijd (Bron: Groei en gezondheid van tieners, VU Amsterdam)
Figuur 6: Maximale knijpkracht van meisjes en jongens als functie van leeftijd. (Bron: De Smet 2001)
16-02-2007
59
Aerobe & anaerobe capaciteit Belastbaarheid De aërobe fysieke capaciteit (i.e. het duuruithoudingsvermogen) is voor meisjes over het algemeen groter, en voor jongens vergelijkbaar met de aerobe capaciteit voor volwassenen (Åstrand and Rodahl 2003). De anaerobe capaciteit is bij jongeren over het algemeen lager dan bij volwassenen (Astrand and Rodahl 2003). De implicaties hiervan zijn slecht onderzocht. Lichaamsmaten Feitelijke of beleving arbeidssituatie Kinderen maken een snelle lichamelijke ontwikkeling door waardoor er in de onderzochte leeftijdsgroep een grote variatie aan lichaamsmaten ontstaat (zie figuur 7). Als gevolg hiervan is er ook een grote variatie ten opzichte van de werkplek en machines waaraan zij werken (Oude Vrielink et al. 2006). De werkplek is veelal ontworpen voor volwassenen. Als gevolg hiervan zullen kinderen vaker in ongunstige houdingen werken, waardoor zij in fysieke disbalans kunnen raken (Platform Arbeid UvW). Daarom is het belangrijk dat er in de betreffende arbeidssituatie rekening wordt gehouden met de lichaamsafmetingen van kinderen. Belastbaarheid Er ook rekening te worden gehouden met een verminderde belastbaarheid vanwege de groeispurt (Oude Vrielink 2006) waarin de kinderen zich bevinden en met grote individuele verschillen tussen de kinderen.
Figuur 7: Lengte van jongens en meisjes in de leeftijd van 1 tot 21 jaar (Bron: TNO/LUMC)
16-02-2007
60
Veiligheid Feitelijke of beleving arbeidssituatie Veiligheidsproblemen en ongevallen in verband met jeugdigen worden veelvuldig gerapporteerd. Uit een literatuur review van Salminen uit 2004 komt naar voren dat jongeren onder de 25 jaar, en dan met name mannen, een groter risico op verwondingen, op het werk, lopen dan mensen boven de 25 jaar. Deze ongelukken zijn vaak minder fataal dan de verwondingen bij mensen boven de 25 jaar (Salminen 2004). Ook andere bronnen stellen dat de risico’s die jongeren lopen in het arbeidsproces groter zijn dan voor volwassenen (Eurostat database 2003, ETUI 2006, Oude Vrielink et al. 2006, SZW 2000). De European Statitics on Accidents on Work (Eurostat database 2003) laat zien dat het aantal ongevallen zonder dodelijke afloop bij jongeren tussen de 18 en 24 jaar ten minste 40% hoger ligt, vergeleken met iedere andere leeftijdscategorie. Dit verschijnsel doet zich in alle branches voor (ETUI 2006). Belastbaarheid Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen voor het hogere aantal ongevallen t.g.v. veiligheidsproblemen voor kinderen, namelijk: - Kinderen hebben ontoereikende kennis van gevaren op de werkplek (SZW 2000); - Kinderen zijn speelser en beweeglijker en hebben minder verantwoordelijkheidsbesef (SZW 2000); - Kinderen hebben minder ervaring en zijn daardoor slechter in staat de risico’ s en gevaren adequaat in te schatten (Oude Vrielink et al. 2006; SWZ 2000); - Kinderen zijn fysiek in ontwikkeling en hebben andere lichaamsmaten en minder kracht dan volwassenen. Hiermee wordt in het werk niet altijd rekening gehouden (SZW 2000, Oude Vrielink et al. 2006); - Jongeren zijn geestelijk in ontwikkeling, hebben hun sociale vaardigheden tot communiceren nog niet goed ontwikkeld (Oude Vrielink et al. 2006); - Jongeren zijn bereidwillig, zijn soms terughouden in het stellen van kritische vragen en zullen minder gemakkelijk werk weigeren waarvan ze onzeker zijn of ze het aan kunnen (Oude Vrielink et al. 2006); - Jongeren switchen vaak van werkkring, blijven om die reden vaak te kort op een arbeidsplaats om voldoende getraind te worden, voldoende training te krijgen, of voelen om deze reden niet de noodzaak om zich in veiligheid te verdiepen (Oude Vrielink et al. 2006). Trillingen Feitelijke of beleving arbeidssituatie Geen gegevens Belastbaarheid Bij trillingen wordt er vanuit gegaan dat de belastbaarheid van kinderen minder is, dan die van volwassenen. Voor kinderen wordt daarom een blootstellinggrens gehanteerd welke overeenkomt met de actiegrens van volwassenen. (Eurofound). Dit komt neer op een maximale trillingsterkte van 0.5 m/s2 voor lichaamstrillingen en 2.5 m/s2 voor hand-arm trillingen voor kinderen (Peereboom en Jansen 2004). Geluid Feitelijke of beleving arbeidssituatie Jongeren onder de 25 jaar staan vaker blootgesteld aan lawaai (Debruyne et al. 2006). Over de specifieke leeftijdsgroep 13 tot en met 15 jarigen zijn geen gegevens bekend. Belastbaarheid Voor volwassenen geldt dat boven 80 dB bij dagelijkse blootstelling aan geluid het risico op gehoorschade toeneemt (Peereboom en Jansen 2004). Voor kinderen zijn er geen aanwijzingen gevonden dat zij minder belastbaar zijn m.b.t. geluid.
16-02-2007
61
Bijlage H
Bronvermelding
1. Arbeidsinspectie, 2004 – Herhalingsonderzoek naar omstandigheden waaronder jongeren arbeid verrichten. 2. Astrand P.O., Rodahl K., 2003 – Textbook of work physiology. Physiological bases of exercise. Human Kinetics, 649 pp. 3. Beenakker E.A.C., Hoeven van der J.H., Fock J.M., Maurits N.M., 2001 - Reference values of maximum isometric muscle force obtained in 270 children aged 416 years by hand-held dynamometry. Neuromusculair disorders 11, 441-446. 4. Brouwers A.A.F., Kanters B., Ekkers C.L., - Lopende band-, kort cyclische-, machinegebonden arbeid. Rapport fase 1. 5. C138 Minimum Age Convention ILO, 1973 – Betreffende de minimum leeftijd voor jeugdigen om te werken. 6. Debruyne M., Eeckelaert L., Verjans M., 2006 - Portret van de jonge werknemer: Statusrapport: stand van zaken in Belgie. Prevent Research Center. 7. De Smet L., Vercammen A, 2001 - Grip Strength in Children. J Pediatric Othopaedics Part B 10, 352-354. 8. De Wolff C.J., Thierry H.K., Drenth P.J.D., 2000 - Nieuw handboek arbeid- en organisatiepsychologie. Houten, Bohn Stafleu Van Loghum. 9. Eek N. M., Kroksmark A, Beckung E., 2006 - Isometric Muscle Torque in Children 5 to 15 years of age: normative data. Arch Phys med Rehabil 87. 10. European Trade Union Institute - Research, Education, Health and Safety (HESA), 2006 – Young workers: Health at risk! Newsletter of the health and safety department of the etui-rehs, no 30-31, pp 47. 11. EU Richtlijn 94/33/EG van de Raad, 22 juni 1994 – Betreffende de bescherming van jongeren op het werk. 12. Karasek, R., 1989 - Control in the workplace and its health-related aspects, Job control and worker health. In : S.L. Sauter, J.J. Hurell jr., C.L. Cooper (Eds.), John Wiley & Sons Ltd., pp. 129-159, Chichester. 13. Karasek, R.A. & T. Theorell, 1990 - Healthy work: stress, productivity and the reconstruction of working life. Basic Books, New York. 14. Oude Vrielink H.H.E., Ruigewaard P., Tamsma P., 2006 - Onderzoek Arboconvenant Agrarische sector, Arbeid door jongeren in de agrarische sector: mogelijkheden voor veilig en gezond werken. Wageningen UR, Dexis Arbeid en Stigas. 15. Peereboom, K.J., Ludding, J.J.M., van der Woude, M.A., 1992 - Handboek Arbeid en Organisatiedeskundige in de arbodienstverlening. Den Haag, Sdu Uitgevers. 16. Peereboom K.J., Huysmans, M.A., 1999 - Handboek fysieke belasting. Een complete methode voor het inventariseren en oplossen van knelpunten. Den Haag, Sdu uitgevers. 17. Peereboom K.J., Jansen J.P., 2004 - Handboek fysieke belasting. Een complete methode voor het inventariseren en oplossen van knelpunten. Den Haag, Sdu uitgevers. 18. Salminen S., 2004 - Have Young workers more injuries than older ones? An international review. Journal of Safety Research 35, 513-521. 19. Septoe A., Evans O., Fieldman G., 1997 - Perceptions of control over work. Int J Psychophysiology 25, 211-220. 20. Shim J.K., Oliveira M.A., Hsu J., Huang J., Park J., Clakr J.E., 2007 - Hand digit control in children: age-related changes in hand digit force interactions during maximum flexion and extension force production tasks. Exp Brain Res 176, 374386. 21. SZW, 1999 – Beleidsregel niet-industriële hulparbeid van lichte aard. Staatscourant 125. 22. SZW, 2000 – Arbo-Informatieblad ‘Jongeren en Arbeid’ AI-30). Den Haag, Sdu Uitgeverij, 40 pp. 23. Voskamp P., Scheijndel P., Peereboom K.J., 2006 - Handboek Ergonomie. Alphen a/d Rijn, Kluwer uitgevers.
16-02-2007
62
24. Vaas S., Peeters M., Middendorp J., 1995 – WEBA-Methode. Alphen a/d Rijn, Samsom. Daarnaast zijn de onderstaande documenten vanaf internet geraadpleegd: Platform Arbeid Universiteit van Wageningen http://www.groenkennisnet.nl/platformarbeid De CNV jongeren vakbond http://www.cnvjongeren.nl/cms/EEkVupVVkFFcfEgTRn.php De FNV http://www.fnv.nl/bijbaan De arbeidsinspectie http://www.arbeidsinspectie.nl/index.cfm/352F245751534628263D673341406F562E2A2637325C44165E2827380 53E560D0202787065.html#2709711 European foundation for the improvement of living and working conditions (Eurofound) http://www.eurofound.eu.int/working/surveys/index.htm European Survey on Working Conditions (ESWC) http://www.safestart.be/nl/index.php Health and Safety Executive http://www.hse.gov.uk/youngpeople/risks/machinery.htm Eurostat database, 2003 – The European Statistics on Accidents at Work. http://www.xn--arbetsmiljverketvwb.se/dokument/statistik/english/Accidents2003_EU15.pdf http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=1090,1&_dad=portal&_sche ma=PORTAL
16-02-2007
63
Bijlage I
Bedrijfsbezoeken
Op 24 januari zijn er door SZW (Adriaan Weber, Piet Venema, Bodie Wibier (AI)) en VHP (Kees Peereboom en Nicolien de Langen) en Frans Kortekaas (AGROTechniek), drie bedrijven bezocht. AGROTechniek AGRO techniek is dealer van verschillende soorten machines. Daarnaast produceren en onderhouden zij de machines.
Figuur 8: Modulaire opbouw van de bollenpelmachines De machine 60-90% van de bollen worden door de machine gepeld. Het percentage dat gepeld wordt door de machine is afhankelijk van de voorbewerking van de bollen en van de soort bollen. Door de komst van de pelmachine is het aantal pellers, die nodig zijn voor een partij, ongeveer tot een 1/6 teruggebracht. De werkzaamheden De pellers zitten aan de band en kunnen eventueel afsteunen met hun onderarmen. Er zitten ongeveer 8-10 personen aan de pelband. De ongepelde bollen worden door de pellers van de band gepakt, gepeld en weer op dezelfde band terug gelegd. Breedtes De lopende banden zijn te verkrijgen tussen de 80 en 100cm breed. 60 cm is ook leverbaar, maar wordt meer gebruikt als leesband (inspectie/controle taken). Dit is exclusief de rand die om de band heen zit. Oftewel; de breedte van de band varieert tussen de 90 en 110cm. Snelheid Twee snelheden zijn afzonderlijk in te stellen, namelijk - De snelheid van de bunker doseer elevator, dit bepaald de capaciteit; - De snelheid van de lopende band (de pelband), dit bepaald hoe dicht de bollen op elkaar liggen; 16-02-2007
64
De laatste persoon aan de pelband kan de snelheid van de band aanpassen. Hier zit een knop met 10 standen. Stand 3/4 wordt het meest gebruikt. Damen (bollenkweker) De machine 60-70% van de bollen worden door de betreffende pelmachine gepeld. Werkplek Doordat de bollenpelband op een bordes staat, zitten de medewerkers tijdens het werk afgeschermd van rondrijdende heftrucks e.d. Frans geeft aan dat dit in 50% van de gevallen zo is. Bij pauze moeten de medewerkers wel door de loods heen lopen. De band is 110cm breed en 11,8cm dik. De werkhoogte is 85cm. De stoelen zijn in hoogte verstelbaar stoelen. Snelheid De lopende band kan op 10 verschillende standen worden ingesteld, waarvan stand 3&4 het meest gebruikt worden. Geluid De lopende band wordt aangedreven met een elektromotor, waardoor er geen geluidsoverlast is.
Figuur 9: Afvoer
Figuur 10: De pelband
Figuur 11: De opstelling 16-02-2007
65
Veiligheid De ruimte tussen de lopende band en de houten rand is afgesloten met een kunststof flap. Er was geen noodstop aanwezig. Stuivenberg (exporteur) Bij het tweede bedrijf stond een bollentelmachine, in plaats van een bollenpelmachine. Ook bij deze machine worden er lopende band werkzaamheden uitgevoerd, maar dit gebeurt niet door kinderen. De werkzaamheden bestaan hier uit het controleren en eruit halen van “zieke” bollen. De exporteur geeft aan dat dit lopende band werk voor kinderen te saai is en dat ze daardoor snel afgeleid zijn.
Figuur 12: Bollen op lopende band (NB> deze leesband wordt gebruikt voor inspectie- en sorteer taken)
16-02-2007
66
Bijlage J
Interviews en deskundigenbijeenkomst
Aan de hand van een literatuurzoektocht is gebleken dat het niet mogelijk is om de vraag “wat zijn de effecten van het werken aan de lopende band op de psychische gesteldheid van een kind” evidence based te beantwoorden. Om tot een gedegen antwoord op de vraag te komen zijn er vijf interviews afgenomen bij psychologen en pedagogen met verschillende achtergronden. Tevens is er een discussiebijeenkomst gehouden waarbij vier deskundigen aanwezig waren. Verslag deskundigenbijeenkomst Op dinsdag 6 februari is er een discussiebijeenkomst gehouden. Hierbij waren vier deskundigen aanwezig, namelijk Prof dr Maurits van der Molen (ontwikkelingspsycholoog), prof dr Harold Bekering (cognitiefpsycholoog), dr Diny van der Aalsvoort (othopedagoog) en dr Mariette Huizinga (ontwikkelingspsycholoog). Stelling 1: Stress/Coping “Jongeren zijn minder goed in staat dan volwassenen om met onveilige en/of stressvolle situaties om te gaan”. Stress MH: er zijn geen consequenties gebonden aan het werk. Het lange termijn effect is waarschijnlijk klein. MM: het feit dat het werk repeterend is, is stressvol. Maar lopende band arbeid is niet stressvoller dan andersoortige arbeid. Je zou ervoor kunnen kiezen om de inrichting van de band te laten opklimmen naar leeftijd. HB: stressontwikkeling ligt niet zozeer aan de soort arbeid, als wel aan de houding van de werkgever. Je hebt meer te maken met werkgeversdwang dan met machinedwang. Kinderen kunnen zich wel minder goed weren tegen een werkgever. DA: kinderen denken waarschijnlijk helemaal niet na of het werk dat zij doen belastend of stressvol is of niet. Ze doen het gewoon. Pas op latere leeftijd komt het besef. Coping MM: daarnaast is het van belang of er voor de kinderen copingsmogelijkheden zijn, oftewel hebben ze de mogelijkheid om een time-out te nemen. MM: de arbeid wordt uitgevoerd in een team van mensen. Dit kan zowel leiden tot een verminderen van stress, omdat niemand individueel verantwoordelijk is, als tot een toename van stress, omdat de groep een bepaalde persoon kan aanwijzen die niet “hard genoeg” doorwerkt. HB, DA, MM, MH: groepswerk leidt tot minder stress. DA: kinderen kunnen minder goed met stress omgaan dan volwassenen. Daarnaast zijn ze onhandiger dan volwassenen. MM: onhandigheid is niet volledig toe te schrijven aan leeftijd, dit berust meer op individuele verschillen. DA: Het is wel belangrijk dat kinderen goed gecoachte worden door de werkgever/leidinggevende. Veiligheid MM: ziet in de lopende band op zich geen risico’s met betrekking tot veiligheid. Wel belangrijk is dat er afgeschermde paden zijn. HB: er moeten instructies gegeven worden aan kinderen. Je mag van een 12 jarige verwachten dat ze zelfstandig kunnen deelnemen aan het verkeer, daarom zou je ook instructies kunnen geven waar zij op moeten letten wanneer ze naar de wc of de kantine lopen. AI: is het hier niet mee eens. In het verkeer gelden verkeersregels, maar dat is in een bedrijf niet van toepassing. Daarnaast doen kinderen vaak onvoorziene “gevaarlijke” dingen, waarop men niet is voorbereid. 16-02-2007
67
ALLEN: begeleiding bij het naar de wc of kantine lopen, of anders volledig afgeschermde paden. De bollenpelmachine op zich vormt geen veiligheidsrisico wanneer aan alle voorwaarden wordt voldaan. Stelling 1a: Stress/coping “…en als het maar enkele weken per jaar duurt ?” HB: doordat het werk maar enkele weken per jaar wordt uitgevoerd worden er geen mentale belasting effecten op de lange termijn verwacht. Rest: eens HB: kinderen vinden het waarschijnlijk erg leuk om te werken, ze kunnen ondertussen lekker met hun vriendjes kletsen, en verdienen wat geld. Waarschijnlijk ondervinden kinderen die in de zomer werken minder stress dan kinderen die de gehele zomer thuis zijn. Stelling 2: Mentale belastbaarheid “Het is zinvol een onderscheid te maken in mentale belastbaarheid aspecten voor enerzijds 13+14 jarigen en anderzijds 15 jarigen” MM: onzin, er zijn geen duidelijk leeftijdsverschillen, ook niet met betrekking tot de frontale schors ontwikkeling. Dit is veel meer een individueel verschil dan een leeftijdsverschil. HB: eens, maar er is wel een verschil in de verbale weerbaarheid. MM: er is wetenschappelijk onderzoek gedaan naar aandachtstaken bij jonge kinderen tot volwassenen. Hieruit is gebleken dat de aandacht vanaf 11 jaar ongeveer constant is. KP: in regelgeving is vastgelegd dat kinderen van 13-14 jaar onder continu toezicht moeten werken, en kinderen van 15 jaar onder geregeld toezicht. Maar dit is niet evidence based onderzocht. Daarnaast zijn er grote verschillen in wat kinderen wel en niet mogen tussen de verschillende landen. DA: waarschijnlijk heeft dit te maken met de overgang naar de middelbare school. In Duitsland gaat men bijvoorbeeld eerder naar de middelbare school dan in Amerika. Hierdoor zou de ontwikkeling van kinderen ook sneller (Duitsland) of minder snel (Amerika) kunnen gaan, en daardoor zou er ook verschil kunnen zijn in wat kinderen wel en niet mogen, afhankelijk van het land waar ze wonen. HB: de mentale belasting van dit werk is niet het probleem voor kinderen, je moet primair naar de veiligheid kijken. Rest: eens Stelling 3: wel/niet “Jongeren kunnen best een paar weken per jaar bollenpellen als maar aan de juiste voorwaarden voldaan wordt” Alle deskundigen zijn het erover eens dat het werken aan de lopende band niet leidt tot mentale belastingsgevolgen. Daarnaast geven zij allen aan dat onder bepaalde veiligheidsvoorwaarden het werk toegestaan zou kunnen worden voor kinderen van 13-15 jaar. Als mogelijke oplossing wordt aangegeven dat de ouders een “informed consent” moeten ondertekenen waarin de rechten en plichten van het kind beschreven staan. Daarnaast moet er goed/eenvoudige uitleg gegeven worden aan de kinderen zelf. Instellingen waar we nog navraag kunnen doen: - ROC beroepsopleidingen - Groenstrookscholen (Aalsmeer, Naaldwijk)
16-02-2007
68
Interview met Prof dr. Michiel Kompier (A & O psycholoog) • • • • • • • • • •
Doordat de tijd begrensd is tot maximaal drie weken per jaar is het niet plausibel dat dit nadelig is voor de mentale belasting van het kind; De werkervaring wordt juist als een groot voordeel voor het kind gezien, omdat dit voor de mentale ontwikkeling van groot belang is; Wel belangrijk is dat kinderen de keuze vrijheid hebben om te werken, en dus niet onder dwang van ouders werken; Er moet een duidelijke scheiding komen voor wat er is toegestaan voor 13 jarigen, 14 jarigen en 15 jarigen. Hij denkt aan 1 week achter elkaar werken voor 13 jarigen, 2 weken voor 14 jarigen en 3 weken werken voor 15 jarigen; Kinderen moeten alleen op bepaalde tijden overdag werken, zodat er voldoende rust momenten zijn om te herstellen (is nu al in de wetgeving vastgelegd); Ook het pauze regime zou voor kinderen beter vastgelegd moeten worden. Zodat er intern herstel kan optreden; Ziet geen groot veiligheidsrisico in het lopende band werk, maar geeft wel aan dat kinderen duidelijk slechter risico’s kunnen inschatten dan ouderen; Stressbestendigheid heeft weinig met leeftijd te maken; Assertiviteit van kinderen is groot genoeg om zelf aan te geven wat ze wel en niet kunnen, dit geldt voor alle leeftijden; Het belangrijkste aspect is de veiligheid, dus aan welke eisen moet de lopende band voldoen, is er voorlichting gegeven en is er toezicht.
Conclusie: Dhr. Kompier ziet in specifiek lopende band werk door kinderen niet zo’n probleem. Er moeten wel strikte regels zijn wat betreft werktijden en pauzes en veiligheid. Interview met Prof dr. Fred Zijlstra (cognitief arbeidspsycholoog) • • • • •
•
Lopende bandwerk is nadelig voor geestelijk welzijn van elke leeftijdsgroep, we weten alleen niet in welke mate. Voordelen zijn niet bekend; Lastig is in te schatten wat een periode van enkele weken betekent qua belastinggevolgen; Jongeren zijn volop in ontwikkeling, zowel fysiek als emotioneel, ze zoeken prikkels. Bekend is het disciplineringprobleem: jongeren vervelen zich al snel, raken afgeleid,gaan andere prikkels zoeken, dit leidt tot risico’s; Grote verschillen tussen bv VMBO niveau en VWO niveau; Kinderen kunnen in ieder geval niet op volwassen niveau ‘nee’ zeggen, dat is niet reeel. Stel ze hier niet bloot aan. Als je toch ‘de deur open zet’, zorg er dan voor dat vooraf aan het werk de ouders de afspraken maken met de werkgever. Dat biedt nog enigszins een garantie; Je kan het ook omdraaien: waarom zou je het willen? Wat voegt het toe?
Conclusie: Uit puur maatschappelijk oogpunt is het antwoord nee. Waarom zou je moeten willen dat kinderen werken? Uit wetenschappelijk oogpunt is dhr. Zijlstra neutraal in zijn oordeel.
16-02-2007
69
Interview met dr. Eva Demerouti (Arbeids- en organisatiepsycholoog) • • • • • • • • • •
Werken voor kinderen is goed, met name gezien de ontwikkeling, maar dit moet arbeid zijn waarbij meer vrijheid is. Hierbij valt te denken aan het werken bij de gemeente, helpen in een restaurant. Lopende band werk is fysiek zwaar voor kinderen. Lopende band werk is aan een machine en daarom te gevaarlijk voor kinderen. Kinderen kunnen veiligheidsrisico’s niet goed inschatten. Kinderen zijn niet assertief genoeg om zelf aan te geven dat het werk te snel gaat of te zwaar is. Daarnaast is een kind erg gedreven, het doet wat hem/haar is opgedragen. Er is geen autonomie. Dat is voor elk mens slecht, maar als je ouder bent kies je in meer of mindere mate voor dat betreffende beroep, en als kind heb je hier geen keus in. Er moet altijd toezicht zijn, ze moeten kunnen zitten, ze moeten op eigen tempo kunnen werken, er moet niet te veel lawaai zijn (voorwaarden). Belangrijkste punt is dat lopende band werkzaamheden, machine gebonden arbeid is, en dat is te gevaarlijk voor een kind. Waarom moeten kinderen perse aan een lopende band werken, er zijn toch ook andere manieren om kinderen te laten werken?
Conclusie: Nee, lopende band arbeid is machine gebonden arbeid en is daarom niet veilig genoeg voor kinderen. Mevrouw staat wel positief tegenover het werken op zich. Interview met dr. Gerrit Breeuwsma (ontwikkelings psycholoog) • • • • • • • • • • • • •
•
Veiligheidsrisico’s van belang, kinderen snel afgeleid Stressbestendigheid: heeft relatief weinig met leeftijd te maken, veel groter spreiding tussen willekeurige personen dan op basis leeftijd 12-13-14, van basisschool naar middelbare school grote verandering, vakanties zijn ook echt nodig, het aantal weken vakantie is zorgvuldig bepaald Belangrijk is dat wat oudere kinderen meer ervaring met stress hebben en daardoor een beter coping mechanisme hebben Kinderen zeer contextgevoelig (wat doet de groep, wat doen vriendjes etc) Kinderen zijn gewend aan stress, op school moeten ze in feite meer presteren Puberteit: het enige criterium is eigenlijk: hormale spiegelingen en die zijn rond de 13 het grootst, dan makkelijk te beïnvloeden Jongens hebben de neiging zich fysiek te willen manifesteren Meisjes zijn gemakkelijker aan te sturen en hebben minder behoefte aan fysieke manifestatie Jongens willen vaak graag fysiek werken, hoort bij fysiek volwassen worden, zeker als ze normaalgesproken op school zitten Assertiviteit is laag: ze passen zich snel aan, band gaat harder:dan werken ze ook harder: “Je kunt ze heel wat wijs maken ‘ Lopende band kan op zich wel, maar duidelijke randvoorwaarden zijn nodig Prof Jelle Jolles – het leervermogen in de hersenen- de frontale schors loopt daarbij uit de pas, dit is juist het hersendeel waar planning en controle aangestuurd wordt, kinderen maken daarom vaak verkeerde inschattingen en nemen (te) veel risico’s. Steeds blijkt dit dat tijd nodig heeft om te verbeteren, dat gaat langzaam en is vooral ervaringsleren Tempodwang is een wat onzinnig begrip: dat is er in min of meerdere mate altijd wel, het gaat om Veiligheid en redelijke omstandigheden, hier is wel meer onderzoek naar nodig
Conclusie: Ja, maar wel onder bepaalde voorwaarden
16-02-2007
70
Interview prof dr. Michiel Westenberg (ontwikkelingspsycholoog) • • • •
• • •
13-15 jarigen zijn cognitief net zo ver als volwassenen. Het werk is dan ook cognitief gezien niet meer belastend voor kinderen dan voor volwassenen. Kinderen zijn duidelijk minder stress bestendig dan volwassenen. Er zijn wel risico’s met betrekking tot veiligheid. Kinderen doen “gekke” dingen. Het is daarom belangrijk dat kinderen onder toezicht van volwassenen werken. De tijd van de dag is heel belangrijk (onlangs onderzoek naar geweest). Bij pubers is de biologische klok 2 uur naar achteren verschoven. Zij worden uit zichzelf gemiddeld pas om 8:30 uur wakker. Dus in de ochtend zijn zij minder stress bestendig dan in de middag. De concentratie is in de middag ook veel beter. Meisjes nemen minder risico’s dan jongens. Jongens doen bepaalde “gevaarlijke” dingen toch, ondanks dat zij wel weten dat het niet veilig is. Ze laten zich makkelijker opjutten. Tempodwang is een lastig begrip. De invloed van tempodwang is meer individueel verschillend dan dat het afhankelijk is van leeftijd. Belangrijk dat kinderen niet onder stuksloon werken. Ze nemen namelijk onnodige risico’s. Hierdoor kunnen onveilige situaties bestaan, bijvoorbeeld door nog net die laatste bol te willen pakken .
Conclusie: Ja, indien er goede veiligheidsmaatregelen zijn genomen zodat ook onvoorzien gedrag van kinderen niet leidt tot onveilige situaties.
16-02-2007
71
Bijlage K
Definities
Tabel 15: Omschrijving definities Begrip
Omschrijving
Coping
De manier waarop iemand zowel gedragsmatig, cognitief als emotioneel met op aanpassing vereisende omstandigheden omgaat. Een optimaal evenwicht tussen de belastbaarheid van de mens enerzijds, en de belasting die hij ondergaat anderzijds. De werknemer verkeert in goede gezondheid wanneer hij de lichamelijke, geestelijke en sociale belasting, die de werkomstandigheden met zich meebrengen, degelijk kan opvangen. Persoon van 16-17 jaar Persoon van 13 tot en met 17 jaar Persoon jonger dan 16 jaar, in dit kader 13, 14 en 15-jarigen Werk waarbij het niet langer duurt dan 90 seconden om de uitvoerende taken die aan de medewerker zijn opgedragen één maal uit te voeren. Tijdens het uitvoeren van deze taken worden de handelingen volgens steeds hetzelfde of een vergelijkbaar patroon uitgevoerd Ongevarieerde zich in een kort tijdsbestek herhalende arbeid en arbeid waarbij het tempo door een machine of een lopende band op een zodanige wijze wordt beheerst dat de werknemer zelf verhinderd wordt het tempo van de arbeid te beïnvloeden, moeten, zoveel als redelijkerwijs kan worden gevergd, worden vermeden; indien dergelijke arbeid niet of onvoldoende kan worden vermeden, moet de werkgever deze door andersoortige arbeid of pauzes regelmatig afwisselen Werk waarbij de mens een aantal nauw omschreven handelingen uitvoert die direct voortvloeien uit de activiteiten van de machine, waardoor het tempo van de handelingen bepaald wordt door de machine Mate waarin taakeisen de informatieverwerkende capaciteit van de mens in beslag nemen Werk waarbij de bewegingen die worden uitgevoerd steeds min of meer het zelfde zijn Werk waarbij meer dan een uur achter elkaar of meer dan twee uur per dag repeterende bewegingen worden uitgevoerd Werk dat in een staande houding wordt uitgevoerd. Lopen / stappen binnen een gebied van ongeveer 1 m2 wordt niet als lopen maar als staan gedefinieerd. Pas als door het lopen / stappen meer afstand wordt afgelegd is het werk niet staand maar lopend. Toestand waarin iemand niet in staat is, of zich niet in staat acht, om aan de eisen die aan hem of haar gesteld worden, te voldoen. Werk waarbij de betaling (deels) bepaald wordt door de hoeveelheid productie die de medewerker aflevert Het van buitenaf, meestal door machines, opleggen van het werktempo aan een werkende Toezicht Een voorwaarde voor het verrichten van hulparbeid is dat er nadrukkelijk toezicht moeten worden gehouden, wat inhoudt: - Er hoeft niet sprake te zijn van een voortdurende nabijheid van de toezichthouder; - Kind moet ten allen tijde een beroep kunnen doen op degene die verantwoordelijk is voor het toezicht; - Er moet een duidelijke instructie worden gegeven; - Er zal de mogelijkheid van controle moeten zijn;
Gezondheid
Jeugdige Jongere Kind Kort cyclische arbeid Lopende band arbeid
Machine gebonden arbeid Mentale belasting Repeterende bewegingen Repeterende arbeid Staande arbeid
Stress Stukloon Tempodwang Toezicht
16-02-2007
72
-
Er zal de mogelijkheid om tijdig in te grijpen moeten zijn; Er zal bekend moeten zijn welke werkzaamheden wanneer en waar door het kind worden verricht. Persoon van 18 jaar of ouder
Volwassene
kind 13
14
jeugdige 15
16
17
volwassene 18
19
20
Figuur 13: Leeftijdsgrenzen voor kinderen, jeugdigen en volwassenen
16-02-2007
73
Bijlage L
Overzichttabel beoordeling criteria
Tabel 16: Overzichttabel Onderwerp
Wettelijk criterium waaraan voldaan moet zijn
De praktijk Dit gebeurt meestal niet
Verschillen tussen jongen / meisje 13 + 14 / 15 jarigen Geen
Conclusie: Mogelijke randvoorwaarden om lopende band werk ook toe te staan 12 voor kinderen • Er is een RI&E die ingaat op de specifieke risico’s voor kinderen.
1.
Risico Inventarisatie
•
2.
Voorlichting
3.
Machine gebonden
De specifieke risico’s voor de kinderen zijn in kaart gebracht (RI&E) en waar nodig opgelost. De kinderen en hun wettelijke vertegenwoordigers hebben voorlichting gekregen over de gevaren en de maatregelen Handelingen mogen niet direct gebonden zijn aan de machine èn Tempo van de handelingen mag niet worden bepaald door de machine
•
Dit gebeurt meestal niet
Geen
•
•
Bij bollen pellen zijn de bewegingen min of meer vrij te kiezen. De bol blijft gedurende 10 sec binnen de reikafstand als de bandsnelheid lager is dan 0,05 m/sec (dit is in de praktijk vaak het geval) Alleen op de laatste werkplek aan de band bepaalt de machine mogelijk wanneer je de bol moet oppakken In de praktijk was in het verleden sprake van stukloon, aan de pelband is dit tegenwoordig niet van toepassing
Nvt
•
•
•
4.
12
Stukloon
De medewerker wordt betaald op basis van een uurloon en niet op basis van de hoeveelheid productie die de medewerker levert
•
•
Nvt
•
Er moet voorlichting gegeven worden aan kinderen en hun wettelijke vertegenwoordigers over de gevaren en de maatregelen. De bandsnelheid is lager dan 0,05 meter / sec; Een kind zit niet op laatste positie aan de band (geldt voor beide zijden van de band).
Geen stukloon.
Eisen die altijd gelden (voor volwassenen) worden hier niet genoemd
08-02-2007
74
Onderwerp
Wettelijk criterium waaraan voldaan moet zijn
De praktijk
5.
Zie methode Peereboom, handboek Fysieke Belasting, hoofdstukken “statische houdingen” en “repeterende bewegingen” met een vertaling van volwassenen naar kinderen Daarnaast geen werkhoudingen welke langer dan 8 minuten aaneen moeten worden volgehouden;
•
6.
Het werk is “licht” (lichamelijke en mentale capaciteiten worden niet overschreden)
Verantwoordelijkheid
08-02-2007
Het kind is niet verantwoordelijk voor het werk of de werksituatie.
•
Deze methode bestaat uit 5 blokken met vragen (zie bijlage E). In de praktijk is: o Werktaken = Groen onder bepaalde voorwaarden o Werkdruk = Groen o Werktijden = Groen o Werkplek = Groen onder bepaalde randvoorwaarden o Werkwijze = Groen mits voorlichting is gegeven
In de praktijk komt het niet voor dat een kind verantwoordelijk is voor de werksituatie
Verschillen tussen jongen / meisje 13 + 14 / 15 jarigen Voor de fysieke belastbaarheid zijn er grote verschillen tussen jongens en meisjes en 13/14 jarigen of 15 jarigen. Voor allen is de belasting echter laag. Jongens hebben meer kracht (MVC) en een langere statische volhoudtijd dan meisjes. Verschillen in reikafstand door lengte verschillen tussen de leeftijdsgroepen. Voor de mentale belastbaarheid (coping) zijn er geen verschillen tussen de leeftijdsgroepen en tussen jongens en meisjes.
Geen
Conclusie: Mogelijke randvoorwaarden om lopende band werk ook toe te staan 12 voor kinderen • Randvoorwaarden werktaken: o de medewerker zit niet op de laatste plaats aan de lopende band; o de plekken aan de lopende band inrichten naar leeftijd, zodat de jongste medewerkers de meeste keus en dus de meeste vrijheid in hun handelingen hebben. • Randvoorwaarden werkplekken: o De breedte van de lopende band is maximaal 60 cm waarbij aan beide zijden wordt gewerkt. Dit leidt tot een reikafstand kleiner dan 45 cm; o Of: toepassen van een hulpmiddel (scheider) waardoor de bollen naar de zijkant van de band worden geduwd; o De dikte van de band is maximaal 10 cm zodat goed onder de band gezeten kan worden; o De kinderen hebben een in hoogte verstelbare stoel tot hun beschikking die voldoende hoog ingesteld kan worden. Daarbij kunnen de voeten afgesteund worden op een voldoende groot oppervlak. • Er is een volwassene (18 jaar of ouder) aanwezig die verantwoordelijk is voor de hele werksituatie.
75
Onderwerp
Wettelijk criterium waaraan voldaan moet zijn
De praktijk
7.
Toxische of kankerverwekkende stoffen
Blootstelling aan deze stoffen is niet toegestaan
•
8.
Straling
•
9.
Extreme hitte, lawaai of trillingen
Blootstelling aan schadelijke straling is niet toegestaan Hitte: temperatuur moet lager zijn dan o 28 C (WBGT voor matig inspannende arbeid) Lawaai: mag niet hoger zijn dan 80 dB(A) Trillingen: De EU richtlijn 2002/44/EC (de actiegrenzen 0,5 m/s2 voor lichaamstrillingen en 2,5 m/s2 voor 13 hand/arm trillingen) mag niet overschreden worden
13
• • •
Als in de twee weken voorafgaand aan het werk zijn geen bestrijdingsmiddelen zijn toegepast is er geen sprake van blootstelling Komt niet voor In de praktijk komen het soms voor dat de temperatuur hoger is o dan 28 C In de praktijk kan het lawaai soms luider zijn dan 80 dB(A) Trillingen komen aan de band niet voor (elektrische traploze aandrijving)
Verschillen tussen jongen / meisje 13 + 14 / 15 jarigen Geen
Conclusie: Mogelijke randvoorwaarden om lopende band werk ook toe te staan 12 voor kinderen • Er zijn geen bestrijdingsmiddelen toegepast in de laatste twee weken voorafgaand aan het pellen.
Geen Geen
• •
Er wordt niet gewerkt bij temperaturen o hoger dan 28 C; Het geluidsniveau is lager dan 80 dB(A).
Voor volwassenen gelden de maximale grenswaarden van 85 dB(A) en 1,15 m/s2 voor lichaamstrillingen en 5 m/s2 voor hand/arm trillingen
08-02-2007
76
Onderwerp
Wettelijk criterium waaraan voldaan moet zijn
De praktijk
10. Veiligheidsrisico’s
•
•
•
De werkzaamheden en de omgeving mogen geen gevaar opleveren voor het kind, ook niet bij onachtzaam gedrag of gedrag veroorzaakt door onervarenheid. Er moet nadrukkelijk toezicht worden gehouden. Als door deskundig toezicht de specifieke gevaren voor kinderen niet worden voorkomen dan zijn de werkzaamheden verboden voor kinderen.
•
Onervarenheid: o In de praktijk zijn de risico’s zeer klein als het kind niet de machine bedient en niet op de laatste werkplek zit o De machine moet in 14 goede staat zijn en ook veilig zijn bij verkeerd gebruik door een onervaren kind. o De werkplek van de kinderen is fysiek afgescheiden van werkzaamheden waar met risicovolle machines zoals vorkheftrucks wordt gewerkt. Toezicht: o De toezichthouder moet snel voor het kind beschikbaar kunnen zijn indien dat nodig is. o Met name voor 13 en 14 jarigen moet het toezicht min of meer permanent zijn. o Er moet ook toezicht worden gehouden bij lopen door de hal (heftrucks!) o De toezichthouder moet 18 jaar of ouder zijn
Verschillen tussen jongen / meisje 13 + 14 / 15 jarigen Er blijken op dit punt vrij grote verschillen tussen jongens en meisjes: jongens willen zich fysiek meer manifesteren dan meisjes en zijn ook sneller afgeleid. Over het algemeen geldt dat men beter risico’s kan inschatten naarmate men ouder wordt. Maar tussen individuen (onafhankelijk van leeftijd) bestaan er grote verschillen in de mate van risico inschatting. Risico inschatting gaat samen met frontale schors ontwikkeling, maar hier is moeilijk een leeftijd aan te hangen vanwege grote individuele verschillen.
Conclusie: Mogelijke randvoorwaarden om lopende band werk ook toe te staan 12 voor kinderen • Gevaarlijke onderdelen van de machine zijn zo afgeschermd, dat ook risicovol gedrag van een kind niet leidt tot risicovolle situaties; • Het kind bedient geen machine; • Het kind zit niet op de laatste plaats aan de band; • De werkplek is fysiek gescheiden van rijdende machines; • Er wordt permanent toezicht gehouden op 13 en 14 jarigen (tijdens het gehele verblijf in het bedrijf) door een volwassene (18 jaar of ouder); • Er wordt geregeld toezicht gehouden op een 15 jarige door een volwassene;
14
Eigenlijk geldt deze verplichting ook voor volwassenen. Ook de aanwezigheid van een CE markering is hier niet opgenomen omdat dit ook geldt voor volwassenen. In de praktijk is een dergelijke markering vaak niet aanwezig.
08-02-2007
77
08-02-2007
78