lnv0000708
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 12 september 2000 Hierbij doe ik u, mede namens de Minister van Justitie, in vervolg op de eerder aan u aangeboden rapportages (TK 1996–1997, 25 000, nr. 31 en TRC 98/9345 van 15 juli 1998) toekomen de rapportage in verband met de handhaving van de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten – hierna de Wet budep – zoals aan uw Kamer toegezegd op 29 augustus 19951. Deze rapportage bevat tevens de bevindingen van het Project CITES, waarbij de ontplooide activiteiten en de resultaten hiervan worden beschreven. 1. Algemeen
1.1. Achtergrond Een belangrijke motivatie voor regelgeving en handhaving hiervan in verband met CITES is gelegen in het groeiend besef dat de milieuproblematiek – zoals we die nu kennen – voor een belangrijk deel het gevolg is van verstoringen in het dynamisch evenwicht tussen de menselijke samenleving en haar natuurlijke omgeving. Menselijke activiteiten veroorzaken ontregeling in kringlopen en ecologische processen, met als uiteindelijk gevolg aantasting van het milieu. Dit uit zich bijvoorbeeld in de aantasting van natuurlijke leefgebieden waardoor dieren en planten met uitsterven worden bedreigd. Ook het zonder beperking onttrekken van dieren en planten aan hun natuurlijke leefomgeving ten behoeve van de handel, zorgt uiteindelijk voor een grote druk op het voortbestaan van populaties. Het zijn vooral de toegenomen transportmogelijkheden (zowel capaciteit als snelheid) die de handel in dieren, planten en daarvan afgeleide producten mogelijk maken. Om aan overmatige exploitatie van de natuur ten behoeve van de handel een einde te maken, is op 3 maart 1973 de Convention on International Trade in Endangered Species of wild flora and fauna (CITES)2 totstandgekomen. CITES heeft tot doel de handel in bedreigde dieren en planten zodanig te reguleren dat een verantwoord «gebruik» van deze natuurlijke hulpbronnen ook voor toekomstige generaties blijft gewaarborgd. Mede door een effectieve uitvoering en handhaving van deze soortenbeschermingsbepalingen kan worden voorkomen dat dieren en planten verder in hun voortbestaan worden bedreigd.
1.2. Wetgeving Sinds 1 juni 1997 zijn nieuwe communautaire bepalingen ter uitvoering van het CITES-verdrag van kracht. Deze verordeningen worden nationaal gehandhaafd op basis van de Wet budep en de hierop gebaseerde uitvoeringsmaatregelen, alsmede de Wet op de economische delicten. De Flora- en faunawet houdt rekening met de thans geldende, communautaire, verplichtingen.
1.3. Doelgroep en handelslijnen 1
Zie Handelingen II nr. 36, vergaderjaar 1995–1996. 2 De Internationale overeenkomst inzake de handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten.
Nederland telt 1 732 detailhandelaren in dieren en dierbenodigdheden, 17 dierentuinen, 172 groothandelaren en 9 tussenhandelaren in huisdieren, siervogels, siervissen en wilde dieren, 3 411 groothandelaren in bloemen en planten, 12 tussenhandelaren en 87 groothandelaren in huiden en vellen, 5 tussenhandelaren en 38 groothandelaren in ruwe tropische
1
producten en 44 kwekers van siervissen1. Volgens gegevens van de Algemene Inspectiedienst (AID) zijn er circa 120 gespecialiseerde handelaren in Nederland die handelen in uitheemse dieren en planten. Daarnaast kunnen ook andere doelgroepen met de bepalingen van CITES te maken krijgen zoals handelaren in traditionele medicijnen, dierentuinen, musea en toeristen. De (illegale) handelslijnen lopen vooral vanuit Afrika, Zuidoost-Azië en Zuid- en Midden-Amerika naar West-Europa, Noord-Amerika, het Midden-Oosten en Japan. In Europa wordt in toenemende mate handel van en naar voormalige Oostbloklanden waargenomen. 2. Handhavingsstructuur
2.1. Algemene Inspectiedienst (AID) De AID van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij is de controle- en opsporingsdienst op het gebied van de bestrijding van de handel in bedreigde dier- en plantensoorten in Nederland. De AID vervult – naast haar zelfstandige taak in het kader van de controle op de binnenlandse handel in beschermde dieren en planten – een ondersteunende rol naar douane en politie door het leveren van kennis en expertise in meer complexe zaken en opsporingsonderzoeken. De handhaving van de voorschriften op grond van de Wet budep wordt dit jaar ondergebracht bij een drietal regionale teams Natuur binnen de AID. De opzet is om geleidelijk te komen tot integratie van inheemse en uitheemse controletaken op het gebied van de handhaving van natuurbescherming. Dit sluit aan op de integratie van inheemse en uitheemse regelgeving in één Flora- en faunawet. De AID zoekt daarnaast aansluiting bij de regionale organisatieopzet van politie en douane. De inzet van 14 formatieplaatsen en de hiermee gepaard gaande expertise voor handhaving van de Wet budep blijft daarbij gewaarborgd. Deze expertise zal ook in de toekomst onverminderd beschikbaar worden gesteld voor ondersteuning van douane en politie. Het vereiste kennisniveau van de controleurs Natuurbescherming is herijkt en vastgesteld. Met het oog hierop zijn in 1999 aanvullende opleidingen ten behoeve van specifieke dier- en plantensoorten verzorgd. Daarnaast zal in de regionale opzet onder andere door middel van stages het hoge kennisniveau op peil worden gehouden. Naar aanleiding van de extra aandacht voor welzijnsaspecten zijn de samenwerkingsafspraken tussen douane, RVV en AID verstevigd. Voor het uitvoeren van opsporingsonderzoeken blijft binnen de AID specifiek capaciteit voor CITES gereserveerd. Naast de zelfstandige controletaken levert de AID een bijdrage aan grootschalige opsporingsonderzoeken samen met de politie. Zij verleent tevens assistentie bij het determineren van beschermde dieren en planten en verstrekt informatie over de aard van de doelgroepen die op dit vlak werkzaam zijn. Voorts wordt een bijdrage geleverd aan de opleiding en bijscholing van vraagbaakfunctionarissen bij de douane, politie en Koninklijke Marechaussee. Het in 1998 ontwikkelde Landelijk informatieen analyseknooppunt CITES bij de AID speelt zowel bij de interne aansturing als bij de informatievoorziening naar de overige handhavingspartners een belangrijk rol.
2.2. Politie
1
Gegevens Kamer van Koophandel.
In de bestrijding van de handel in bedreigde dier- en plantensoorten speelde de politie bij de opsporing van strafbare feiten tot 1994 nagenoeg geen rol. Binnen de meeste politieregio’s zijn thans milieu-afdelingen
2
opgezet, die zelfstandig of in samenwerking met bijvoorbeeld de AID handhavingsactiviteiten initiëren en uitvoeren. Daarbij diende een investering plaats te vinden in bewustwording van de CITES-problematiek en het verhogen van het kennisniveau. Hierbij was de omvang en de differentiatie van de politieorganisatie een belangrijke drempel. Namens de Raad van Hoofdcommissarissen werd in 1998 een brief verzonden aan alle politieregio’s met het verzoek een CITES-contactpersoon aan te wijzen en op te leiden. Deze contactpersonen vervullen zowel een belangrijke interne functie voor wat betreft de structurele uitwisseling van informatie en kennis, alsook een rol als intermediair tussen de regiopolitie en bijvoorbeeld de AID. Met het oog hierop werd in 1999 een vijfdaagse CITES-opleiding ontwikkeld en verzorgd voor in totaal ruim honderd contactpersonen. Eerder namen circa 300 politiefunctionarissen deel aan een daartoe ontwikkelde, algemene, opleiding voor de handhaving van CITES. Het genereren van capaciteit voor het instellen van opsporingsonderzoeken is in eerste aanleg de verantwoordelijkheid van de politieregio’s. Het Meldpunt CITES, ondergebracht bij de Divisie Centrale Recherche Informatie (CRI), draagt zorg voor het verzamelen en analyseren van informatie over de illegale handel in beschermde uitheemse dieren en planten. Binnen de kaders van de Wet op de politieregisters wordt ook aan overige opsporingsinstanties informatie in specifieke onderzoeken verstrekt. De CRI verzorgt tevens, via Interpol, de contacten aangaande informatie-uitwisseling met de buitenlandse opsporingsdiensten.
2.3. Douane Naar aanleiding van de aanbevelingen uit een onderzoeksrapport van 1995 van de Algemene Rekenkamer aangaande de zogenaamde Niet-Fiscale Douane taken, startte de douane een professionaliseringstraject onder meer voor de controle van de Wet budep aan de grens. In het kader van dit traject zijn op alle (35) douaneposten vraagbaken Budep opgeleid en aangesteld. De taak van deze vraagbaken bestaat uit het ondersteunen van hun collega’s bij uit te voeren controles aan de grens, het determineren van mogelijke zaken en het onderhouden van contacten met de andere handhavers op het terrein van CITES. In 1997 is door de douane verder gewerkt aan versterking van de betrokkenheid van de douane bij de niet-fiscale douanetaken. Dit is onder meer gebeurd door controles te laten plaatsvinden op basis van informatie door het Douane Informatie Centrum (DIC), het Meldpunt CITES en de CRI, alsmede door het versterken van de vraagbaakstructuur. Er zijn in totaal ongeveer 70 vraagbaakfunctionarissen Budep werkzaam. Met ingang van 1 januari 1997 is een raamconvenant in werking getreden tussen de douane en AID. Hierin zijn de basisafspraken voor samenwerking tussen deze beide diensten vastgelegd. Ter uitwerking hiervan is de aanzet gegeven voor het opstellen van een deelconvenant CITES. Naar verwachting zal dit deelconvenant op korte termijn worden geformaliseerd. Thans wordt al in de geest van dit nog te ondertekenen convenant gehandeld. Het Douane Informatie Centrum (DIC) is toegerust om te fungeren als helpdesk op het terrein van CITES. Het DIC en de District Informatie Afdelingen (DIA) stellen onder andere risicoanalyses op. Uitgangspunten voor de risicoanalyse zijn onder meer gegevens over afzender, ontvanger, oorsprong, bestemming, waarde en van normale patronen afwijkende zaken. De medewerkers van de douane gebruiken deze informatie om
3
zendingen voor controle te selecteren. Veelal wordt deze selectie via de aangifte behandelingssystemen volautomatisch gedaan.
2.4. Koninklijke Marechaussee In 1995 vond een uitbreiding en verandering in taakstelling van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol en andere luchthavens in Nederland plaats. Op Schiphol werd de Koninklijke Marechaussee veel meer dan voorheen geconfronteerd met Budep-zaken. Aanvankelijk zijn drie medewerkers van de Koninklijke Marechaussee opgeleid tot vraagbaak Budep. In een latere volgden nog meer medewerkers van de Koninklijke Marechaussee de opleiding vraagbaak Budep of de tweedaagse CITES-opleiding.
2.5. Internationale samenwerkingsverbanden.3.5. Internationale samenwerkingsverbanden Interpol (Wildlife Criminaliteit) Het uitwisselen en analyseren van informatie door en via Interpol op het gebied van de bestrijding van de illegale handel in beschermde dieren en planten is een taak van de CRI, Interpol, de World Customs Organization en het CITES-secretariaat in Genève hebben de afgelopen jaren belangrijke inspanningen geleverd voor de opbouw van internationale netwerken ten behoeve van de bestrijding van deze vorm van criminaliteit. Binnen Interpol is de Werkgroep Wildlife Criminaliteit belast met het zoeken naar mogelijkheden om de internationale informatie-uitwisseling op het gebied van de illegale handel in flora en fauna te versterken. Enforcement Working Group (EU) De implementatie van de nieuwe EU-verordeningen was voor de Europese Commissie aanleiding tot het instellen van een Enforcement Working Group voor de bescherming van uitheemse dieren en planten. De werkgroep, waarin namens Nederland de AID en de douane participeren, voorziet in een platform om informatie met betrekking tot de handhaving van CITES tussen de lidstaten uit te wisselen. Nederland zal in dit verband een voorstel ondersteunen om te komen tot het ontwikkelen van een database met regelgeving, soortenlijsten en determinatiemogelijkheden op het gebied van CITES voor handhavingsinstanties binnen de Europese Unie. Tijdens de bijeenkomst van de werkgroep op 22 september 2000 zal de AID een uiteenzetting verzorgen over de aanpak van de handel in Traditionele Chinese Medicijnen (TCM) in ons land. World Customs Organization (WCO) De WCO vervult een soortgelijke taak als Interpol maar dan specifiek voor de nationale douanediensten. Deze internationale douaneorganisatie verzamelt en analyseert informatie en werkt hierbij nauw samen met Interpol en het CITES-secretariaat. Medewerkers van de douane (DIC) en CRI participeren in de CITES-werkgroep van WCO. Ook hier zijn belangrijke inspanningen geleverd voor de opbouw van internationale netwerken ten behoeve van de bestrijding van deze vorm van criminaliteit. 3. Eindrapportage Project CITES
3.1. Totstandkoming en doelstelling In januari 1994 werd door de AID en de CRI het voorstel gedaan om in Nederland te komen tot een gezamenlijke aanpak van de internationale handel in bedreigde dier- en plantensoorten.
4
Gezien de omvang van de netwerken van diverse handelaren, het dunne scheidingsvlak tussen bonafide en malafide handelaren en de ingewikkeldheid bij de aanpak van dergelijke organisaties, was de problematiek dermate complex dat door de AID en de CRI naar samenwerking werd gezocht. Vervolgens is het Project CITES totstandgekomen door de ondertekening van een intentieverklaring per 1 juni 1994 door de portefeuillehouder Milieu bij het College van Procureurs-Generaal, de directeur van de AID en de korpschef van de politieregio RotterdamRijnmond. De douane heeft zich later aangesloten bij deze intentieverklaring. De hoofddoelstelling van het Project CITES luidde: «Het terugdringen van de internationale illegale handel in bedreigde dieren plantensoorten, gepleegd in of vanuit Nederland, waarbij opsporing en fenomeen-onderzoek1 centraal staan.» Om hieraan uitvoering te kunnen geven zijn de volgende zes subdoelen geformuleerd: • Het verkrijgen van inzicht in de rol van de Nederlandse handelaren die betrokken zijn bij de internationale, illegale, handel in bedreigde dieren plantensoorten en de eventuele relatie met overige vormen van criminaliteit. • Het ontwikkelen en vergroten van (recherche-)expertise betreffende de handhaving van de milieubeschermingswetgeving door het doen van fenomeenonderzoek. • Het verbeteren van de samenwerking tussen politie, AID en andere opsporingsdiensten bij de opsporing van delicten in het kader van de soortenbeschermingswetgeving. • Het bewust maken van de problematiek en het verhogen van de signaleringsbereidheid bij de politie en andere controleen opsporingsdiensten met betrekking tot de illegale handel in bedreigde dieren en planten. Het laatste onder meer door middel van het verhogen van het aantal meldingen betreffende deze vorm van criminaliteit. • Het vervullen van een bestuursondersteunende taak door middel van het tijdig informeren van in de soortenbeschermingswetgeving genoemde administratieve organen, opdat deze (preventieve) maatregelen kunnen treffen. • Het ten behoeve van de informatievoorziening: – Adviezen uitbrengen over het verder uitbouwen en structureren van bestaande registratie- en informatiesystemen betreffende de soortenbeschermingswetgeving. – Zoeken van aansluiting bij nationale en internationale opsporingsen bestuurlijke informatiesystemen, voorzover deze relevant zijn voor de handhaving van de soortenbeschermingswetgeving. – Oprichten van een helpdesk ter ondersteuning van de strafrechtelijke aanpak van criminaliteit op het gebied van de soortenbeschermingswetgeving.
3.2. De organisatie van het Project CITES
1
Het begrip fenomeenonderzoek dient te worden gezien vanuit de toenmalige terminologie en richtte zich op het verstrekken van inzicht in de organisatie en structuren van de handel in bedreigde diersoorten (1994).
De intentieverklaring voorzag in een projectorganisatie bestaande uit een stuurgroep, een projectgroep, een secretariaat en een helpdesk. Het OM vervulde het voorzitterschap van zowel de stuurgroep als de projectgroep. Het secretariaat en de helpdesk zijn in 1997 samengevoegd tot het Meldpunt CITES dat is ondergebracht bij de CRI. De beleidsmatige en strategische projecten werden door de stuurgroep ter uitvoering aan de projectgroep voorgelegd. Daarnaast had de stuurgroep tot taak de randvoorwaarden te creëren voor de realisering van de in de intentieverklaring genoemde doelen en het bewaken van de uitvoering hiervan. Dit betekende concreet het leveren van achtergrondexpertise, het toetsen van
5
projectplannen, het geven van beleids- en beheersadviezen en het bevorderen van de uitvoering van projecten door de deelnemers. De taken van de projectgroep waren gedurende de projectperiode gericht op het feitelijk uitvoeren van de doelstellingen van het Project CITES. Door de vergaderstructuren – participanten van de projectgroep namen ook deel aan de vergaderingen van de stuurgroep – was afstemming en terugkoppeling van informatie tussen de projectgroep en de stuurgroep gewaarborgd en werd de voortgang bewaakt. Eind 1995 stelde de stuurgroep vast dat voortzetting van het project noodzakelijk was om de bestaande situatie te kunnen stabiliseren en de bereikte resultaten ook voor de toekomst te kunnen waarborgen. De ondertekenaars van de intentieverklaring besloten daarom de projectvorm met een periode van 2 jaar te verlengen tot 1 juni 1998, welke periode later weer werd verlengd tot 1 januari 1999. Dit in verband met de overdracht van de binnen het Project CITES ontwikkelde activiteiten naar de Landelijke Milieu Groep (LMG) van de KLPD. Ten einde de overdracht voldoende te begeleiden werd door de deelnemers aan het Project CITES overeengekomen om ook na 1 januari 1999 informeel de stuurgroep en projectgroep in stand te houden en desgewenst vergaderingen te organiseren tot de daadwerkelijke overdracht en afronding van de eindrapportage. Naar verwachting zal de stuurgroep dit najaar haar eindrapportage opleveren.
3.3. Activiteiten Project CITES De behaalde resultaten kunnen worden gezien als een gezamenlijk product van de totale projectorganisatie. Het Project CITES heeft ter realisering van de doelstellingen diverse activiteiten ontplooid. Deze zijn te onderscheiden in opsporingsonderzoeken, voorlichting en informatievoorziening. 3.3.1. Opsporingsonderzoeken
Aanvang Project CITES Door vertegenwoordigers van de AID en de CRI werden deelprojecten benoemd die mogelijk in aanmerking (konden) komen voor een strafrechtelijk CITES-onderzoek. Gedurende de startfase van het Project CITES startte de politieregio Rotterdam-Rijnmond een pro-actief onderzoek naar de illegale handel in Traditionele Chinese Medicijnen (TCM). Voorts werd besloten het project Duphar, dat reeds in 1993 binnen de politieregio Utrecht was gestart binnen het CITES-project voort te zetten. Na de ondertekening van de intentieverklaring werd zowel in de politieregio Rotterdam-Rijnmond als in Midden- en West-Brabant een deelproject gestart. Na onderzoek werd vastgesteld dat met het zogenaamd traditioneel rechercheren onvoldoende informatie gegenereerd kon worden om uiteindelijk een strafrechtelijk onderzoek te kunnen voortzetten c.q. een gerechtelijk vooronderzoek te kunnen openen. Daarmee werden deze deelprojecten afgesloten. Op basis van deze ervaringen werd voorgesteld om, alvorens nieuwe vooronderzoeken te starten, eerst de haalbaarheid van de deelprojecten door een afzonderlijk opsporingsteam te laten onderzoeken. De stuurgroep besloot het deelproject Handel In Dieren (HID) door een team van de politieregio Rotterdam-Rijnmond te doen uitvoeren. Het HID-team werd bij dit project ondersteund door de AID, douane en CRI. Het HID-team adviseerde voor drie deelprojecten over te gaan tot een grootschalig multidisciplinair opsporingsonderzoek.
6
Deelprojecten In de periode van 1996–1999 zijn in totaal 37 deelprojecten geïnitieerd, waarvan 12 met als aandachtsgebied de illegale handel in vogels en eveneens 12 met als aandachtsgebied de illegale handel in reptielen en amfibieën. Daarnaast waren er onderzoeken voor zoogdieren (2), vissen (1), planten (3), TCM (1) en preparaten (2). Enkele onderzoeken (5) betroffen verschillende aandachtsgebieden. Een aantal van deze onderzoeken betreft door het Meldpunt CITES geïnitieerde onderzoeken. Daarnaast zijn deelprojecten geïnitieerd door de partners – hetzij afzonderlijk, hetzij gezamenlijk – die uiteindelijk resulteerden in een klein- of grootschalig opsporingsonderzoek. Ook internationale contacten binnen het handhavingsnetwerk van CITES hebben geresulteerd in enkele gezamenlijke opsporingsonderzoeken. Uiteindelijk leidden 9 deelprojecten tot een grootschalig en 5 tot een kleinschalig strafrechtelijk onderzoek. In totaal 13 deelprojecten startten op basis van een internationaal opsporingsonderzoek of met informatie afkomstig via Interpol. In totaal 12 van de 13 internationale zaken leidden tot één of meer (opsporings)ondersteunende activiteiten in Nederland. Er zijn 5 deelprojecten door de AID afgerond, 8 door de politie en 11 door een multidisciplinair team. De vervolgactiviteiten resulteerden in 9 processen-verbaal, 7 overdrachten van zaken naar het buitenland, 8 afgebroken onderzoeken (veelal zonder strafrechtelijk vervolg) en 8 stopgezette onderzoeken. Onderzoeken werden stopgezet bijvoorbeeld om reden dat de verdachte(n) in het buitenland werden aangehouden terzake smokkel van bedreigde diersoorten, danwel dat onvoldoende bewijs kon worden verzameld om een gerechtelijk vooronderzoek te kunnen opstarten. Tijdens het verloop van de strafrechtelijke onderzoeken bleek dat bij de illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten niet zozeer sprake was van zware georganiseerde criminaliteit, maar in vrijwel alle gevallen van organisatieen/of netwerkcriminaliteit met veelal een vermenging van legale en illegale handel in dier- en plantensoorten. Deze bevindingen sluiten aan bij de ervaringen uit het fenomeenonderzoek, waarvan in de eerste voortgangsrapportage melding is gemaakt. 3.3.2. Voorlichting
Voorlichtingsdag In samenwerking met het OM werd in het najaar 1996 in Safaripark «De Beekse Bergen» te Hilvarenbeek een voorlichtingsdag gehouden voor de medewerkers van alle aan het project deelnemende diensten. Tijdens deze dag werden een handhavingsdocument en een voorlichtingsbrochure voor de handhaving van de Wet budep gepresenteerd. Handhavingsdocument Wet budep Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wet budep, per 1 augustus 1995, heeft het OM een handhavingsdocument Wet budep uitgegeven. Dit document bevat een beknopte uitleg over de relevante wettelijke bepalingen en vooral praktische informatie over hoe te handelen in concrete situaties en tot wie men zich in voorkomende gevallen kan wenden. Naast dit handhavingsdocument is een brochure uitgegeven, waarin de materie en de wettelijke bepalingen op hoofdlijnen worden uitgelegd. Thans wordt in het licht van de aanstaande implementatie van de Flora- en faunawet gewerkt aan een verbreding en actualisering van dit handhavingsdocument.
7
Voorlichtingsmap CITES In het kader van het Project CITES werd een voorlichtingsmap ontwikkeld en via de gebruikelijke kanalen verspreid. Tevens werd voorlichting verzorgd door middel van presentaties en het leveren van bijdragen aan themabijeenkomsten zoals de studiedag groene milieuwetgeving en milieuthemadagen voor de regionale politie. Voorlichting internationaal Ook op internationaal niveau ontplooide het Project CITES initiatieven om binnen de opsporingsinstanties bekendheid te geven aan de handhaving van regelgeving over dier- en plantensoorten. Daartoe werd aan alle liaisonambtenaren van de CRI in het buitenland de voorlichtingsmap toegezonden waarbij het belang van terugkoppeling van informatie omtrent illegale handel werd onderstreept. Daarnaast werd een artikel over dit onderwerp gepubliceerd in het tijdschrift van een internationale politieorganisatie. De AID heeft voorts een bijdrage geleverd aan een CITEStrainingsseminair op Aruba en de Nederlandse Antillen. De uitvoering van de bepalingen in verband met CITES binnen dit deel van het Koninkrijk heeft hiermee een belangrijke stimulans gekregen. Voorlichtings- en opleidingsactiviteiten binnen individuele betrokken diensten Binnen alle bij het Project CITES betrokken diensten is de problematiek van de illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten onder de aandacht gebracht door middel van publicaties in interne media. Binnen zowel de douane als de Koninklijke Marechaussee werd tijdens themadagen en voorlichtingsbijeenkomsten aandacht besteed aan het onderwerp. Ook binnen diverse politieregio’s kreeg een en ander aandacht, bijvoorbeeld tijdens ressortelijke vergaderingen van milieucoördinatoren en tijdens het CID-overleg. Verder vond gerichte publiciteit plaats naar aanleiding van onderzoeken in een aantal politieregio’s. De CRI besteedde aandacht aan de problematiek tijdens recherche-milieucursussen, gedurende internationale seminars en binnen de subgroep Wildlife Crime, die onderdeel uitmaakt van de Werkgroep Milieucriminaliteit van Interpol. De AID ontwikkelde voor haar controleurs aanvullende opleidingen in verband met de specialistische werkzaamheden op het gebied van natuurbescherming. Zij fungeerden als leverancier van kennis en expertise op het vlak van CITES aan de overige handhavingspartners. Het CITES-bureau van de Dienst LASER van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij verzorgde de voorlichting aan doelgroepen zoals handelaren, particulieren en liefhebbersverenigingen. De douane maakte door middel van een aantal spotjes op TV vakantiegangers attent op het invoeren van verboden souvenirs. Voor wat betreft scholing en opleiding van handhavers kan worden gezegd dat, mede met de instelling van vraagbaakfunctionarissen, de aandacht voor het onderwerp soortenbeschermingswetgeving de afgelopen jaren een zeer positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het Project CITES vervulde hierin een pioniersrol. Inmiddels is sprake van een structureel opleidingsaanbod op dit terrein, binnen de verschillende bij het Project CITES betrokken diensten. 3.3.3. Informatievoorziening 3.3.3.1. Het meldpunt CITES en het informatieproces Ter uitvoering van de in de intentieverklaring geformuleerde doelen werd een procedure ontwikkeld om opsporingsprojecten te genereren ten
8
behoeve van het CITES-project. Alle deelnemende opsporingsdiensten hebben toegezegd relevante informatie over CITES te verzamelen en – binnen de kaders van de Wet op de politieregisters – aan het Meldpunt CITES te melden met behulp van een daartoe vastgesteld standaardformulier. De implementatie van dit formulier diende in de praktijk samen te gaan met de aanwijzing van contactpersonen binnen de verschillende diensten. De contactpersonen zijn verantwoordelijk voor het verzamelen van de informatie binnen de dienst, het geven van een eerste oordeel over de relevantie van deze informatie en zo nodig het completeren ervan, alsmede het aanleveren hiervan aan het meldpunt. Nieuwe meldingen werden periodiek door het meldpunt – op basis van vooraf geformuleerde criteria – op noodzaak of mogelijkheid voor vervolgactiviteiten getoetst. De informatie-uitwisseling in het algemeen bleek overigens zowel juridisch als feitelijk een ingewikkeld proces. Voortdurend stuitten nieuwe samenwerkingsinitiatieven op de problematiek van de privacywetgeving.
3.4. Resultaten Project CITES Samengevat was het geoperationaliseerde doel van het Project CITES om te komen tot versterking van de handhaving van CITES door het uitvoeren van fenomeenonderzoek, verbetering van de informatiepositie en versterking van de horizontale en verticale samen- werking in de handhavingsketen. De resultaten van het project luiden als volgt: •
Het fenomeenonderzoek is uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Leiden en heeft geleid tot een wetenschappelijk rapport. In samenhang met de resultaten uit de verbeterde informatiepositie en van de uitgevoerde strafrechtelijke onderzoeken is duidelijk geworden dat het aanvankelijke beeld van zware georganiseerde criminaliteit met verbindingen naar andere vormen van ernstige criminaliteit moet worden bijgesteld. De stuurgroep kwalificeert de schendingen in Nederland als organisatie- en/of netwerkcriminaliteit met op alle onderdelen dooreenlopende boven- en onderwerelden.
•
De informatiepositie is structureel sterk verbeterd door een aantal samenhangende maatregelen. Naast de AID zijn respectievelijk douane, Koninklijke Marechaussee en politie nadrukkelijk meer betrokken bij de handhaving van CITES (handhavings-document, handhavingsconferenties, vraagbaak- en contactfunctionarissen, opleiding, voorlichtingsacties en dergelijke). Vanuit die taak is de informatievoorziening georganiseerd naar een centraal Meldpunt CITES bij de CRI.
•
De gegevensverzameling uit het controle- en opsporingsveld wordt onderworpen aan een analyse alvorens opsporingsonderzoeken worden ingesteld. Tot op zaakniveau worden deze gegevens, onder leiding van een landelijk aangewezen Officier van Justitie, op zaakrijpheid of voor nader vooronderzoek beoordeeld. Eerst daarna wordt een besluit genomen over het uitzetten van deze opsporingsonderzoeken.
•
Aldus zijn de afgelopen jaren grootschalige opsporingsonderzoeken uitgevoerd in samenwerkingsverbanden tussen politie, AID en eventueel douane. Alle met succes afgesloten onderzoeken zijn aangebracht bij het OM en leidden, deels in hoger beroep, tot veroordelingen.
•
Tevens hebben de opsporingsonderzoeken geleid tot beleids- en
9
uitvoeringsadviezen onder andere op het gebied van het bewustwordingsproces, regelgeving, vergunningverlening, handhaving, determinatie en persoonlijke veiligheid. Daarmee zijn de projectdoelen gerealiseerd en is een bijdrage geleverd aan de hoofddoelstelling om de internationale illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten, gepleegd in of vanuit Nederland, terug te dringen. Sedert de start van het project is onmiskenbaar veel vooruitgang geboekt. Wel moet worden vastgesteld dat de landelijke implementatie van de samenwerking, het bewustwordingsproces en de gegevensuitwisseling een langdurig proces is geweest. Ook het beschikbaar stellen van capaciteit voor opsporingsonderzoeken vergde, als gevolg van prioritaire afwegingen, vooral binnen de politie veel afstemming en overleg. Het onderbrengen van de projectactiviteiten en -procedures in bestaande structuren moet zodanig plaatsvinden dat de handhaving van CITES ook in de toekomst het nodige gewicht blijft behouden. Het KLPD heeft inmiddels aangegeven de CITES-problematiek te zien als een volwaardig en adequaat te behartigen taak van de LMG en zegt zich in te spannen om in een nieuwe opzet de CITES-taakuitvoering op een vergelijkbaar kwalitatieve wijze als tijdens het project CITES binnen het KLPD te continueren. Met de AID worden thans besprekingen gevoerd over het inbrengen van kennis en ervaring binnen de LMG op het vlak van CITES. Dit impliceert dat het door het Project CITES ontwikkelde systeem van informatieregistratie, -verwerking en -bewerking en ook de in gang gezette scan- en weegactiviteiten op een herkenbare wijze binnen de KLPD worden voortgezet. De inzet is er voorts op gericht om jaarlijks door de LMG, in samenwerking met de AID, een nader vast te stellen aantal CITES onderzoeken te initieren en voor te bereiden. 4. Controleresulaten AID en douane
Controleresulaten AID In 1998 zijn door de AID 929 controles uitgevoerd in het kader van de handhaving van de Wet budep. Deze controles leidden in 120 gevallen tot het aanzeggen van een proces-verbaal. In 1999 zijn door de AID in dit verband 1 116 controles uitgevoerd. Hierbij zijn 112 processen-verbaal aangezegd. Bij deze controles zijn een ruim aantal onder de Wet budep vallende dieren en planten, of producten daarvan, in beslag genomen. In het onderstaand overzicht zijn deze naar hoofdgroep ingedeeld. Hoofdgroep
Zoogdieren Vogels Reptielen en amfibieën Kaaimanhuiden Insecten en spinachtigen Koralen en weekdieren Traditionele Chinese Medicijnen (TCM) Planten
Aantal in beslag genomen exemplaren of producten 1998
1999
288 49 743 3 000 56 45 – 49 630
170 200 108 – 102 243 1 000 1 452
Tevens is de inzet van de AID voor het toezicht op de naleving van welzijnsvoorschriften op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de IATA-normen op de luchthavens in 1999 geïntensiveerd. Hierbij zijn 468 controles uitgevoerd, waarbij in 29 gevallen proces-verbaal
10
is opgemaakt. Met de douane en de RVV op Schiphol zijn werkafspraken gemaakt om ontvangen meldingen strafrechtelijk te kunnen afwikkelen.
Controleresultaten douane In 1998 zijn door de douane in totaal 2 085 onregelmatigheden in verband met de handhaving van de Wet budep vastgesteld. In 1999 betrof dit een aantal van 1 656 onregelmatigheden. De meeste onregelmatigheden worden door de douane vastgesteld bij de controle van de invoer van goederen en personen op de luchthaven Schiphol en de invoer via de PTT-pakketpost. Een groot aantal van de door de douane vastgestelde onregelmatigheden heeft betrekking op verboden invoer van producten van beschermde dieren en planten door toeristen In onderstaand overzicht zijn de door de douane in 1998 in beslag genomen goederen weergegeven. Voor 1999 zijn deze gegevens thans nog niet beschikbaar. Hoofdgroep
Aantal onregelmatigheden
Hoeveelheid
574 614 527 205
1 610 stuks 3 020 stuks 155 000 gram Geen specificatie
Schelpen Koralen Amerikaanse Ginseng Overige beschermde dier- of plantensoorten
Registratie inbeslagnemingen De registratie van het aantal inbeslagnemingen door de verschillende handhavings-instanties zal met de instelling van het «Coördinatiepunt in beslag nemen beschermde dieren en planten» bij de Dienst LASER van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij worden samengevoegd. Daardoor ontstaat een completer beeld over de aard, omvang en herkomst van de in beslag nemen, beschermde dieren en planten. 5. Ervaringen uit de handhavingspraktijk
Opslag en vervoer in beslag genomen dieren De structurele organisatie rond de opslag en het vervoer van in beslag genomen dieren verloopt voorspoedig. Voor de opsporingsinstanties betekent dit dat, meer dan in het verleden, bekend is waar de in beslag genomen dieren in het vervolg kunnen worden ondergebracht. Daarvoor zijn door de Dienst LASER van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij contracten gesloten met een aantal opvangadressen. Na een korte proefperiode wordt een en ander in het najaar van 2000 operationeel. Ook ten behoeve van het vervoer van in beslag genomen dieren worden momenteel afspraken afgerond met enkele professionele vervoerders. Deze afspraken vormen een goede basis om het deelconvenant CITES tussen douane en AID nu ook in formele zin af te ronden.
Traditionele Chinese Medicijnen (TCM) In 1999 en 2000 is de controleaandacht voor Traditionele Chinese Medicijnen (TCM) geïntensiveerd. Op basis van informatie van de CRI en het Douane Informatiecentrum (DIC) is in overleg met het OM te Rotterdam een opsporingsonderzoek gestart naar de handel in TCM bij een importeur/groothandel in Zuid-Holland. Bij dit onderzoek zijn 30 soorten Chinese kruiden en TCM’s in beslag genomen, waarin dierlijke of plantaardige producten waren verwerkt die onder de werkingssfeer van
11
CITES vallen. Voor deze producten was géén invoervergunning afgegeven. Er werden 16 720 tabletten, 2 700 gram poeders, 3 000 gram kruiden en 10 liter vloeibare stoffen in beslag genomen. Een ander opsporingsonderzoek werd ingesteld naar de handel in TCM’s door importeurs en groothandelaren in Amsterdam, Deventer, Karlsruhe (Duitsland) en Milaan (Italië). Ook hier werd samengewerkt met het Douane Informatiecentrum (DIC), de Douane Schiphol Airport en de Politie van Amsterdam en Rotterdam. Op een drietal plaatsen in Nederland – Rotterdam, Amsterdam en Schiphol-Airport – zijn in totaal 3 800 verpakkingen illegale TCM’s en Chinese kruiden in beslag genomen. In deze producten waren, volgens vermelding op de verpakkingen, onder meer delen van beschermde neushoorns, tijgers, muskusherten en beren verwerkt. De producten waren afkomstig uit China en Hongkong en bestemd voor de handel in Nederland, Duitsland en Italië. Levering vond plaats via een internationaal distributiecentrum in Amsterdam. Voor de afwikkeling van deze zaken bestaat ook bij opsporingsinstanties in de betrokken landen veel belangstelling.
Pijlgifkikkers In 1999 werd een landelijke controleactie gehouden bij handelaren en houders van beschermde Pijlgifkikkers (Dendrobaten). Aanleiding voor de controleactie waren twijfels over de legaliteit van de zogenaamde nakweekverklaringen. Bij het onderzoek is de illegale handel vastgesteld van circa 700 Pijlgifkikkers met een handelswaarde van circa f 700 000,–. Het land van oorsprong was Costa Rica. De zaak is aangebracht bij het OM.
Cactussen In samenwerking met de douane op Schiphol heeft de AID begin dit jaar een partij van 1 000 uiterst zeldzame cactusplanten uit Mexico onderschept. De cactussen werden ingevoerd door enkele Duitse smokkelaars en waren verstopt in een viertal reizigers-koffers, waarbij tevens literatuur, kaarten en dagboeken met vindplaatsen alsmede graafgereedschappen werden aangetroffen. De zending vertegenwoordigt een handels-waarde van circa f 100 000,– en is, na inbeslagneming, vervolgens met bemiddeling van het «Coördinatiepunt in beslag nemen beschermde dieren en planten» teruggebracht naar Mexico om in de natuur te worden teruggezet. Gegevens uit het onderzoek zijn ter verdere afhandeling overgedragen aan de Duitse autoriteiten.
Regionale samenwerkingsprojecten politie en AID Deze projecten hadden als hoofddoel de uitvoering van controles op de naleving van de Wet budep. Binnen de regio Rotterdam-Rijnmond heeft de politie een inventarisatie gemaakt van bedrijven die voor een budepcontrole in aanmerking kwamen. Vervolgens zijn 125 geselecteerde bedrijven en 30 CITES-ontheffinghouders bezocht door politie en AID. Voor overtreding van de Wet budep is op een controle-adres procesverbaal opgemaakt, wegens het illegaal bezit van een papegaai. Op 4 adressen is proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding van de Vogelwet 1936. Een vergelijkbaar controleproject Wet budep werd in de regio NoordHolland Noord uitgevoerd. In tegenstelling tot het gebied RotterdamRijnmond zijn hier blijkbaar minder gespecialiseerde bedrijven gevestigd die handelen in beschermde dieren en planten. In het totaal zijn 60
12
geregistreerde bedrijven bezocht door politie en AID. Op géén van deze bedrijven werden illegaal gehouden beschermde diersoorten aangetroffen.
Enkele belangrijke afdoeningen Op 28 december 1999 heeft de rechtbank in Breda uitspraak gedaan in een internationale smokkel van reptielen vanuit Indonesië naar Nederland en de USA. De in Indonesië woonachtige hoofdverdachte in deze zaak werd schuldig bevonden aan deze smokkel en bij verstek veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden en betaling van een geldboete van f 172 958,–. Reeds eerder legde de rechtbank zware straffen op aan een drietal handelaren die eveneens bij deze zaak waren betrokken. Ook de in de USA woonachtige verdachte in deze zaak is inmiddels hiervoor veroordeeld. Voorts wordt jaarlijks een groot aantal CITES-zaken afgehandeld op aangeven van de op de luchthaven Schiphol bij de handhaving betrokken instanties. Zo heeft de rechtbank in Haarlem op 24 juli 2000 een Nederlandse reptielenhandelaar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden (waarvan 2 maanden voorwaardelijk) en een geldboete van f 75 000,– (waarvan f 50 000,– voorwaardelijk) voor de illegale import in Nederland van 2 000 beschermde hagedissen (Daggekko’s) vanuit Mauritius. Bij een routinecontrole op Schiphol betrapte de Koninklijke Marechaussee een koerier die in opdracht van deze reptielenhandelaar de 2 000 beschermde hagedissen in twee grote reiskoffers Nederland binnensmokkelde. Het onderzoek werd afgerond in samenwerking met douane en AID. De in beslag nemen hagedissen – met een handelswaarde van circa f 200 000,– – zijn na verbeurdverklaring uitgezet in kweekprojecten van diverse Europese dierentuinen. 6. Afsluiting De organisatie van de handhaving op het terrein van CITES heeft inmiddels vastere vormen aangenomen. De ontplooide activiteiten vanuit het Project CITES, zoals in deze rapportage weergegeven, hebben hieraan een belangrijke bijdrage geleverd. De bevindingen uit dit project maken duidelijk dat het aanvankelijke beeld van zware georganiseerde criminaliteit met vertakkingen naar andere vormen van ernstige criminaliteit genuanceerder ligt. Dat neemt niet weg dat we de bestrijding van de illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten serieus moeten blijven nemen. Het belang van een gezamenlijke aanpak tussen met name AID, douane en politie is daarbij nogmaals onderstreept. Voor deze handhavingsinstanties zal de handhaving van CITES prioriteit dienen te blijven houden. Dit alles om de illegale handel in bedreigde dier- en plantensoorten verder te kunnen terugdringen. De inzet, kennis en ervaring van alle handhavingspartners is nodig om dit doel ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, G. H. Faber
13