Nota van Inspraak Voorontwerp-bestemmingsplan BiO-woningen Oude Bakelseweg / Liesselseweg Het voorontwerp-bestemmingsplan BiO-woningen Oude Bakelseweg 26/ Liesselseweg 239 heeft vanaf 9 januari 2009 gedurende 6 weken (tot en met 20 februari 2009) voor een ieder ter inzage gelegen. In die periode hebben de volgende belanghebbenden hun zienswijzen tegen het plan ingediend. 1 2 3 4 5 6 7
Particulier Particulier Particulier Particulier Particulier Particulier Particulier
In deze nota van zienswijzen zullen de zienswijzen behandeld worden. 1.
Particulier
Ontvankelijkheid Deze zienswijze is gedateerd op 28 januari 2009 (ontvangen: 29 januari 2009) en is tijdig ingediend. Als aangrenzende eigenaar kan gesteld worden dat reclamant belanghebbend is. Er is derhalve voldaan aan de voorwaarden om ontvangen te worden in deze procedure. Samenvatting zienswijzen Inhoudelijk is de zienswijze onder te verdelen in twee verzoeken: 1. een verzoek tot een goede landschappelijke inpassing aan de noordzijde van het plangebied voor zover dit de Liesselseweg 239 betreft. Reclamant is bang voor verlies van privacy door de realisatie van woningen op nieuwe bouwkavels welke gelegen zijn tegen de perceelsgrens behorende bij de Liesselseweg 237. Tevens zal door een stevige erfbeplanting mogelijk extra geluidsoverlast beperkt worden; 2. een verzoek om de kavel aan de Liesselseweg 237 te splitsen zodat ook tussen de bestaande woning op dit perceel en de (voormalige) agrarische bedrijfswoning aan de Liesselseweg 239 nog een nieuwe woning gebouwd zou kunnen worden op basis van het BiO-principe. Reactie op zienswijzen Afgezien van het feit dat dit laatste deel van de zienswijze noopt tot een separate beoordeling, doet dit verzoek afbreuk aan de zienswijze die betrekking heeft op het aspect privacy-verlies en geluidhinder. Door een extra woning te wensen welke nog dichter bij de eigen woning en het eigen terras gesitueerd zou moeten worden, dan de woningen welke in het bestemmingsplan Liesselseweg 239 zijn voorzien, zal de inbreuk op de privacy toenemen. De afstand tussen de dichtstbijgelegen hoek van de woning aan de Liesselseweg 237 tot aan de hoek van de nieuw te realiseren woning binnen het plangebied bedraagt minstens 50 m. In zijn algemeenheid kan niet gesteld worden dat met zo’n grote afstand tussen twee woningen sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Aangezien in de toelichting op het bestemmingsplan is bepaald dat hekwerken, schuttingen en/of erfafscheidingen niet zijn toegestaan, zullen de nieuwe bouwpercelen voorzien worden van groene hagen (bijvoorbeeld beuk of liguster, gecombineerd met linden. Hierdoor wordt een natuurlijke woonomgeving gecreëerd met de door reclamant gewenste privacy.
1
2.
Particulier
Ontvankelijkheid Deze zienswijze is gedateerd op 17 februari 2009 (ontvangen op 19 februari 2009) en is tijdig ingediend. Reclamant heeft agrarische gronden in eigendom die gelegen zijn tegenover de herontwikkelingslocatie. Reclamant is belanghebbend. Samenvatting zienswijze Reclamant stelt dat hij door dit plan belemmerd wordt in hun agrarische activiteiten. Reactie op zienswijze Het agrarische bedrijf van reclamant is gelegen op een afstand van circa 650 m van het plangebied aan de Liesselseweg 239 waarop zijn zienswijze betrekking heeft. Alle agrarische bedrijven waarvan de geurcirkel in de buurt van het plangebied liggen, zijn bij de beoordeling naar de invloeden over en weer, beoordeeld. Het agrarische bedrijf aan de Vestingsweg 3 behoorde hier niet toe, met als gevolg dat er geen beperkingen door dit bedrijf op het plan liggen, noch dat de toevoeging op deze afstand van enkele burgerwoningen het bedrijf beperken in de bedrijfsvoering. Overigens wordt reclamant niet belemmerd in het gebruik van zijn agrarische gronden in de nabijheid van het plangebied door de bouw van de BiO-woningen aan de Liesselseweg 239. 3.
Particulier
Ontvankelijkheid Deze zienswijze is door de gemeente Deurne ontvangen op 23 januari 2009 en is dus tijdig ingediend. De zienswijze heeft betrekking op het plangebied aan de Bakelseweg dat grenst aan het perceel van reclamanten. Zij kunnen derhalve als belanghebbenden worden aangemerkt en ontvankelijk worden verklaard in hun zienswijzen. Samenvatting zienswijzen 1. In de eerste plaats is reclamant van mening dat de projectering van de panden Oude Bakelseweg 24, nieuw (ongenummerd) en 26 in één lijn het mooiste is. 2. In de tweede plaats zou er een aantasting van de privacy zijn door het nieuwe pand op een afstand van minstens 22 m uit de as van de Oude Bakelseweg te plaatsen. 3. de waarde van hun woning aan de Oude Bakelseweg 24 zal door de geplande ontwikkelingen dalen. Ad 1. Na heroverweging zijn wij tot de conclusie gekomen dat de ligging van de geprojecteerde vrijstaande woning tussen de Oude Bakelseweg 24 en 26 in de voorgevelrooilijn van deze panden inderdaad stedenbouwkundig een beter beeld opleveren. De plankaart zal dan ook zodanig worden aangepast dat het bouwvlak naar voren wordt verlegd (in de lijn van de bestaande bebouwing). Ad 2. De hoeken van de nieuwe woning en het pand Oude Bakelseweg 24 zullen op een afstand van circa 17 m van elkaar komen te liggen. De situering van het terras en de bijgebouwen van reclamant in aanmerking genomen, is een substantiële beperking van de privacy niet erg aannemelijk. Gelet op de ligging van de woning op de nieuwe bouwkavel, is het zeer waarschijnlijk dat het terras aan de achterzijde van die woning zal komen te liggen. De afstand tussen beide terrassen bedraagt dan ongeveer 50 m en deze worden in ieder geval visueel van elkaar gescheiden door het bijgebouw achter de woning van reclamant. Ad 3. Of een waardedaling van reclamants woning zich zal voordoen, zal moeten blijken uit de beoordeling van een eventueel toekomstig (gemotiveerd) verzoek om planschadevergoeding. Een onafhankelijke commissie zal de vigerende planologische situatie vergelijken met de nieuwe planologische situatie. Indien er sprake is van een planologisch nadeligere situatie, komt de vraag aan de orde of dit nadeel voor vergoeding in aanmerking komt. Dit is onder andere afhankelijk van de omvang van de waardevermindering (en hieraan gekoppeld het eigen risico), de voorzienbaarheid en het normaal maatschappelijk risico.
2
4.
Particulier Ontvankelijkheid Deze zienswijzen is ingediend op 27 januari 2009 en ontvangen op 29 januari 2009. Deze zienswijze is derhalve tijdig ingediend. De zienswijze heeft betrekking op het planonderdeel aan de Liesselseweg 239. Het plangebied grenst aan het perceel van reclamanten. Zij kunnen derhalve als belanghebbenden worden aangemerkt en ontvankelijk worden verklaard in hun zienswijzen. Samenvatting zienswijzen 1. Door de mogelijkheid van de realisatie van een garage bij iedere te realiseren woning, zal het gebied te veel verdichten en zal het landelijke karakter verdwijnen; 2. Hekwerk op de perceelsgrens moet gehandhaafd blijven; 3. Verzoek om langs de grens van het perceel van reclamanten een bossingel van minimaal 3 bomenrijen van streekeigen soort aan te leggen; 4. Afstemming grondpeil plangebied op grondpeil van reclamants perceel; 5. Behoud van huisnummer 1; 6. Verzoek om straatverlichting ter plaatse niet uit te breiden. Er is voldoende straatverlichting aanwezig. In verband met de aanwezigheid van diverse uilensoorten moet overmatig licht worden voorkomen; 7. Verzoek om bij glasvezelkabelaansluitingen deze door te trekken naar het perceel van reclamanten. Reactie op zienswijzen Ad 1. Het stedenbouwkundig ontwerp dat in het kader van dit bestemmingsplan voor dit gebied is ontwikkeld, beoogt de nieuwe woonbebouwing vorm te geven als een langgevelboerderij, met een boerenschuur en een hooimijt. Zowel de langgevelboerderij als de boerenschuur gaan 2 aaneengesloten woningen herbergen. De hooimijt is een vrijstaande woning. De nieuwe bebouwing is in clusters rond een centraal gelegen boerenerf gesitueerd. Zowel door deze situering/verkaveling alsmede door de vormgeving van de bebouwing, krijgt het woongebied de landelijke uitstraling en sfeer van een grote boerderij. Om het bovengenoemde stedenbouwkundige concept van het ‘wonen op een boerenerf’ te respecteren en de ruimtelijke relaties, samenhang, typologieën en de voorgestane beeldkwaliteit te waarborgen, worden onder meer aan op te richten bijgebouwen eisen gesteld voor wat betreft locatie, massa en verschijningsvorm. Bijgebouwen moeten voldoende los- en terugstaan van de hoofdgebouwen en dienen wat massa en volume betreft duidelijk ondergeschikt te zijn aan de hoofdbebouwing. De oppervlakte (max. 100 m2) , maatvoering (goot- en bouwhoogte max. 3 m1 resp. 6 m1) en situering (min. 2 m1 achter de voorgevellijn en vrijstaande bijgebouwen op max. 15 m1 afstand tot de woning) die in de woonbestemming geregeld zijn (artikel 5.2.3) bieden hier harde garanties voor. Dit in combinatie met het feit dat de 5 woonkavels een ruime opzet en oppervlakte hebben en gelet op de via het Beeldkwaliteitsplan verplicht gestelde architectuur, zorgt dat de landelijke uitstraling/sfeer van het woongebied zeker gegarandeerd blijft. Ad 2. Wij begrijpen dat een hekwerk op de perceelsafscheiding noodzakelijk is voor de privacy van reclamanten en ten behoeve van de veekering. Wij zeggen toe dat het bestaand hekwerk gehandhaafd zal blijven. Dat zal ook in het plan verwerkt worden. Ad 3. Het stedenbouwkundig ontwerp voorziet in diverse groenvoorzieningen. Midden op het erf is voorzien in een grote solitaire boom (bijvoorbeeld een notenboom). Het overige groen bestaat uit hagen (één soort: bijvoorbeeld beuk, meidoorn en liguster) of gedeeltelijk vlechtwerk van (wilge)teen. Dit groen kan en mag als erfafscheiding dienen. Hiermee kan zorggedragen worden dat op een adequate en robuuste wijze de diverse percelen (waaronder dat van reclamanten) van elkaar afgescheiden worden, zodat bewoners over en weer elkaars privacy kunnen waarborgen. Niet toegestaan zijn schuttingen
3
en/of erfafscheidingsmuren. Dergelijke erfafscheidingen zouden te veel afbreuk doen aan het beoogde landelijke karakter van het woongebied. Ad 4. Er is nog geen beslissing genomen omtrent het aan te houden peil van het plangebied. Er zal zorggedragen worden dat de uiteindelijke hoogte van het aan te houden peil geen schade toebrengt aan reclamants perceel onder meer als gevolg van wateroverlast. Ad 5. Een beslissing over de straatnaamgeving en huisnummering is in dit stadium nog niet genomen. Wij begrijpen het standpunt van reclamanten dat men het eigen huisnummer wenst te behouden. Bij de huisnummertoewijzigingen streven wij er dan ook standaard naar om aan te sluiten bij de bestaande huisnummerreeks en vervolgens door te nummeren of –indien dat niet mogelijk is – met alfanumerieke nummers te werken (1a, 1b etc.) zodat de bestaande bewoners en/of bedrijven hun eigen huisnummer houden. Ad 6. Op dit punt kunnen nu nog geen toezeggingen worden gedaan. Een beslissing omtrent de straatverlichting zal worden genomen op het moment dat het bestemmingsplan in werking is getreden en er een inrichtingsplan voor de openbare ruimte wordt gemaakt. Wij zeggen de reclamanten wel toe dat zij en andere omwonenden geïnformeerd zullen worden over de inrichting van de toekomstige woonstraat. Ad 7. Er zijn bij ons geen concrete plannen bekend van telecombedrijven, kabelmaatschappijen en/of internetproviders om in dit gebied glasvezelkabelaansluitingen te realiseren. 5.
Particulier Ontvankelijkheid Deze zienswijzen is ingediend op 11 februari 2009 en ontvangen op 17 februari 2009. Deze zienswijze is derhalve tijdig ingediend. De zienswijze heeft betrekking op het planonderdeel aan de Oude Bakelseweg 26. Reclamanten hebben direct zicht op het plangebied . Zij kunnen derhalve als belanghebbenden worden aangemerkt en ontvankelijk worden verklaard in hun zienswijzen. Samenvatting zienswijzen 1. Er vindt een oneigenlijk gebruik plaats van de ‘ruimte-voor-ruimte-regeling’ doordat de kavels publiek verkocht gaan worden; 2. Woongebied aan de Oude Bakelseweg 26 is niet te kwalificeren als lintbebouwing. Gevreesd wordt dat de gemeente zich door middel van ‘BiO-beleid’ zich een vrijbrief verschaft om het buitengebied vol te bouwen; 3. Geurhinder op het plangebied als gevolg van de veehouderij op de locatie Kerkeindseweg 9 is onderzocht. Echter het lijkt erop dat de veehouderij aan de Schalkertseweg 3 niet in het onderzoek is meegenomen. Reactie op zienswijzen Ad 1. en 2. Er is geen sprake van een oneigenlijk gebruik van de zogenaamde ‘BiO-Regeling’. Het is juist dat het onderhavige woningbouwprogramma niet primair gebruikt wordt om een concrete beëindiging en/of verplaatsing van een agrarisch bedrijf te financieren. Echter de Nota ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ (2004) van de provincie Noord-Brabant en de gemeentelijke uitwerking daarvan in de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties (2006), kent een bredere ambitie en toepassingsmogelijkheden. Door het beleid ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ wordt hergebruik/herstructurering van voormalige agrarische bedrijfslocaties ten behoeve van niet-agrarische functies – binnen door de gemeente nader begrensde bebouwingsconcentraties (bebouwingsclusters en/of kernrandzones)– mogelijk gemaakt. Een dergelijke ontwikkeling moet dan wel (in)direct bijdragen aan de leidende principes uit de
4
Interimstructuurvisie en aan de doelstellingen van de reconstructie en/of aan de leefbaarheid van het platteland. Behoud van het landelijke karakter en de bescherming en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het platteland zijn belangrijke randvoorwaarden. Via de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties heeft de gemeente Deurne het provinciale ‘BiO-beleid’ op haar niveau uitgewerkt door een integrale, gemeentelijke visie te ontwikkelen op de kernranden en ontwikkelingslinten met hun omgeving. Per kernrand en ontwikkelingslint zijn de ruimtelijke en functionele kenmerken geïnventariseerd. Na een uitgebreide analyse is per ontwikkelingslint een specifiek functioneel programma opgesteld, waarin wordt beschreven op welke locaties, welke functies in eerste instantie in aanmerking komen voor hergebruik van vrijkomende bebouwing of toevoeging van bouwvolume. Het toevoegen van burgerwoningen in het kader van het beleid ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ moet altijd voldoen aan de uitgangspunten en voorwaarden uit de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentratie. Van een vrijbrief om het hele buitengebied zonder meer vol te bouwen met woningen kan hierdoor geen sprake zijn. De Oude Bakelseweg is gesitueerd in het bebouwingslint van de Bakelseweg. Hier is sprake van een ruim opgezette lintbebouwing in combinatie met laanbeplanting. De bebouwing aan de Oude Bakelseweg bestaat uit enkel burgerwoningen. Samen met de bebouwing aan de Kerkeindseweg wordt één geheel gevormd dat middels een open ruimte van de Bakelseweg gescheiden wordt. In de Gebiedsvisie wordt de mogelijkheid geboden de open ruimte tussen de burgerwoningen aan de Oude Bakelseweg op te vullen, ter versterking van de historisch reeds aanwezige bebouwingsconcentratie Kerkeind. Daarbij dient dan wel de open ruimte tussen het lint van de Bakelseweg en het lint van de Oude Bakelseweg gehandhaafd te blijven. Bovendien moet worden zorg gedragen voor een goede inpassing in het aanwezige esdorpenlandschap: de esgronden moeten open blijven en het aanwezige restant reliëf behouden. Qua groenelementen in het landschap kan gebruik gemaakt worden van laanbeplanting aan de rand van een es en sporadisch een solitaire boom. De gehele zone ten noorden van Deurne - inclusief de Oude Bakelseweg als de Kerkeindseweg - is in de Gebiedsvisie aangewezen als kernrandzone. Deze zone biedt kansen voor een dunne vorm van verstedelijking binnen het kenmerkende lintvormige patroon. Daarbij zal aan landschapsontwikkeling gedaan moeten worden om het gebied nader te structureren. Bij de toevoeging van nieuwe rode functies zal een verplichte inspanning voor toevoeging van gepaste landschapselementen worden vereist. Voor het gebied Oude Bakelseweg/ Kerkeindseweg (essen en kampenlandschap) zouden dat houtwallen of –singels, solitaire bomen of laanbomen kunnen zijn. Binnen het plangebied aan de Oude Bakelseweg 26 wordt een programma van 4 burgerwoningen gerealiseerd. Twee vrijstaande woningen en een boerderijsplitsing. Het voormalige agrarische bedrijfsgebouw (boerderij) en het voormalige agrarische bedrijfsperceel wordt hiermee hergebruikt en geherstructureerd. Het in dit bestemmingsplan beschreven ontwerp voldoet aan de ruimtelijke en functionele uitgangspunten die de gemeente Deurne in haar Gebiedsvisie aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit bebouwingslint heeft gesteld. Met de toevoeging van de twee woningen wordt de concentratie van bebouwing in het lint versterkt en daarmee ook de stedenbouwkundige samenhang in het lint. Voor ons staat niet ter discussie dat het hier gaat om een opvulling van twee gaten binnen de bestaande lintbebouwing langs de Oude Bakelseweg en de Kerkeindseweg. Wij zien lintbebouwing als ‘ een langgerekte reeks van veelal vrijstaande bebouwing in één enkele rij langs een weg en/of waterverbinding’. Doordat beide vrijstaande woningen met hun voorgevel in de naar de weg gelegen bouwgrenzen opgericht moeten worden, deze bouwgrenzen nadrukkelijk bepaald zijn met inachtname van de bestaande voorgevelrooilijnen langs beide wegen en de bouwvlakken vanaf dit punt met maximaal 20 m1 (langs Oude Bakelseweg) resp. 17 m1 (langs de Kerkeindseweg) een beperkte diepte hebben gekregen, hoeft niet gevreesd te worden dat bebouwing zodanig diep in het achterliggende landelijke gebied zal penetreren dat van lintbebouwing geen sprake meer zal zijn. Op de mogelijke bouwlocaties is geen sprake van een waardevolle open ruimten. Ter plekke is van oudsher reeds sprake van een historische bebouwingsconcentratie. Het Kerkeind bevindt zich op het kruispunt van de Kerkeindseweg en de Oude Bakelseweg, die de voormalige verbindingsweg tussen de kernen Bakel en Deurne vormde. Door opvulling van de bebouwing aan de rand van een restant van een escomplex wordt tevens het relatief open karakter van dit escomplex geaccentueerd. De
5
groenstructuur wordt versterkt door de bestaande hagenstructuur in de omgeving voort te zetten, aansluitend op het aldaar kenmerkende essen- en kampenlandschap. Met de beëindiging van de agrarische functie en de versterking van het lint door de 2 vrijstaande woningen past het project binnen de doelstellingen voor de verdere ontwikkeling van de extensiveringsgebieden uit het Reconstructieplan en de kernrandzone uit de Gebiedsvisie en wordt een bijdrage geleverd aan het revitalisering van het landelijk gebied in de gemeente, door bijvoorbeeld de op te richten woningen zo mogelijk aan te wenden en te koop aan te bieden aan mogelijke verplaatsers binnen de gemeente in het kader van de reconstructie-proces. Bovendien zal de opbrengst van de twee woonkavels worden gestort in het lokale fonds voor de kwaliteitsverbetering van het buitengebied van de gemeente. Ad 3. De in paragraaf 5.3 van de plantoelichting opgenomen motivering is op dit punt inderdaad te beperkt en zal in het ontwerp-bestemmingsplan worden uitgebreid, zodat het gehouden onderzoek naar de invloed van de geurcontouren op het plan voor een ieder kenbaar en toetsbaar is. Bij de planvorming is onderzocht of de beoogde woningbouw invloed heeft op de veehouderijen gelegen aan de Kerkeindseweg 9 en de Schalkertseweg 3. Voor het realiseren van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden door deze woningen, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was in reconstructiegebieden en de drie 'stankrichtlijnen' die van toepassing waren in de rest van Nederland: de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport. In de omgeving van het plangebied zijn inderdaad nog de volgende twee intensieve veehouderijen gelegen. De betreft het fokzeugenbedrijf aan Schalkertweg 5 en het vleesvarkensbedrijf aan Schalkertweg 3. De Wgv stelt een norm van 3 OuE /m3 als maximale geurbelasting (voorgrondgeurbelasting) binnen de woonkernen. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne is alleen voor de kern Deurne een hogere norm als voorgrondgeurbelasting vastgesteld, nml. 1 OuE /m3. Voor het buitengebied geldt de wettelijke standaardnorm van 14 OuE /m3. Uit berekeningen van de voorgrondgeurbelastingen als gevolg van beide veehouderijen blijkt dat voor beide geldt dat de vergunde situatie leidt tot een overbelaste geursituatie ten aanzien van de kern Deurne (norm 1 OuE /m3). Hierdoor is het voor beide inrichtingen niet mogelijk om hun geuremissie te vergroten. Op basis van de vergunde situaties voor beide veehouderijen blijft de geurbelasting ter hoogte van het plangebied echter onder de norm van 3 OuE /m3 . Zowel de standaardnormen van 3 OuE /m3 als 14 OuE /m3 worden niet overschreden. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne en de Gebiedsvisie is de achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied gelegen tussen 6 OuE /m3 en 10 OuE /m3 . De achtergrondgeurbelasting kan gezien worden als goed en leidt daardoor niet tot een onacceptabel woon- en leefklimaat. Conclusie: De voorgrondgeurbelastingen als gevolg van de veehouderijen Schalkertweg 3 en 5 leiden niet tot een onacceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Door de huidige beperkingen in ontwikkeling van beide veehouderijen als gevolg van de bestaande overbelasting van de kern Deurne, zullen de veehouderijen niet extra worden beperkt als gevolg van de ontwikkelingen binnen het plangebied. De achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied leidt niet tot een onacceptabel woonen leefklimaat.
6.
Particulier Ontvankelijkheid Deze zienswijzen zijn ingediend op 11 februari 2009 en ontvangen op 12 februari 2009. Deze zienswijzen zijn derhalve tijdig ingediend. De zienswijze heeft betrekking op het planonderdeel aan de
6
Liesselseweg 239. Reclamant woont op circa 60 m1 van het plangebied aan de Liesselseweg 239. Men heeft direct zicht op het plangebied. Reclamanten kunnen derhalve als belanghebbende worden aangemerkt en ontvankelijk worden verklaard in hun zienswijzen. Samenvatting zienswijzen De reclamant constateert dat uit de plantoelichting weliswaar blijkt dat de geurhinder op het plangebied als gevolg van de veehouderij van reclamant onderzocht is op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv), echter men vindt geen motivering voor de in de toelichting opgenomen conclusie dat er vanuit deze wet geen belemmeringen bestaan voor de voorgenomen herinvulling. Nu deze motivering ontbreekt kan reclamant niet beoordelen of diens agrarische inrichting (intensieve veehouderij) eventueel belemmerd wordt door deze woningbouw dan wel of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen de te realiseren woningen wel gegarandeerd is. Reactie op zienswijzen De in paragraaf 5.3 van de plantoelichting opgenomen motivering is op dit punt inderdaad te beperkt en zal in het ontwerp-bestemmingsplan worden uitgebreid, zodat het gehouden onderzoek naar de invloed van de geurcontouren op het plan voor een ieder kenbaar en toetsbaar is. Voor het realiseren van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden door deze woningen, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was in reconstructiegebieden en de drie 'stankrichtlijnen' die van toepassing waren in de rest van Nederland: de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport. In de omgeving van het plangebied is nog één actieve agrarische inrichting gelegen (reclamants bedrijf aan de Berktsedijk 4). Voor woningen die gelegen of geprojecteerd zijn binnen voormalige agrarische kavels van een intensieve veehouderij moet volgens de Wgv een vaste afstand van minimaal 50 m1 tot een andere intensieve veehouderij aangehouden worden. Het betreft hier de bestaande voormalige agrarische bedrijfswoningen aan de Berktsedijk 3 en de Liesselseweg 239 alsmede de 3 geprojecteerde woningen binnen het plangebied aan de Liesselseweg. Deze afstand van 50 m1 wordt ruimschoots gehaald. De 2 woningen die geprojecteerd zijn aan de zijde van de Berktsedijk liggen buiten de voormalige agrarische kavel. Deze woningen zijn in eerste instantie niet extra beperkend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de reclamants bedrijf, aangezien de woning Berktsedijk 1 tussen deze woningen en de inrichting is gelegen en dus eerder beperkend is voor de inrichting. De Wgv stelt een norm van 3 OuE /m3 als maximale geurbelasting (voorgrondgeurbelasting) binnen de woonkernen. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne is alleen voor de kern Deurne een hogere norm als voorgrondgeurbelasting vastgesteld, nml. 1 OuE /m3. Voor het buitengebied geldt de wettelijke standaardnorm van 14 OuE /m3. Deze laatste norm geldt dus voor de beoogde 2 woningen binnen het plangebied langs de Berktsedijk. Uit berekeningen met het programma ‘V-stacks (vergunningen)’ blijkt dat de veehouderij Berktsedijk 4 zodanig wordt beperkt door de bestaande burgerwoning Berktsedijk 1, dat de 2 geprojecteerde woningen aan de Berktsedijk niet binnen de geurcontour van 14 OuE /m3 van deze veehouderij kunnen komen te liggen. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne en de Gebiedsvisie is de achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied gelegen tussen 10 OuE /m3 en 20 OuE /m3 . De achtergrondgeurbelasting is te kwalificeren als ‘redelijk goed’. Volgens de Gebiedsvisie wordt bij verspreid liggende woningen in het buitengebied ten aanzien van de achtergrondgeurbelasting een streefwaarde van maximaal 20 OuE /m3 aangehouden. Aan deze streefwaarde wordt ruimschoots voldaan. Een en ander betekent dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen binnen het plangebied gegarandeerd is. Deze woningen zullen de bedrijfsvoering van reclamants bedrijf niet verder belemmeren.
7
7.
Particulier Ontvankelijkheid Deze zienswijzen is ingediend op 12 februari 2009 en ook ontvangen op 12 februari 2009. Deze zienswijze is derhalve tijdig ingediend. De zienswijze heeft betrekking op het planonderdeel aan de Oude Bakelseweg 26. Reclamanten hebben direct zicht op het plangebied . Zij kunnen derhalve als belanghebbenden worden aangemerkt en ontvangen worden in hun zienswijzen. Samenvatting zienswijzen 1. Reclamanten maken zich ernstige zorgen over de dreigende aantasting van hun woongenot als gevolg van de bouw van twee extra woningen (niet zozeer van de boerderijsplitsing). Zij vrezen vooral overlast van de woning die tegenover de inrit van hun woning gesitueerd zal worden. Zij vrezen een aantasting van hun privacy en vrij uitzicht. Zij verzetten zich tegen het verder volbouwen van het buitengebied. 2. Reclamanten achten de in de plantoelichting van het bestemmingsplan opgenomen motivering omtrent mogelijke belemmeringen door geurhinder te vaag. Immers ten tijde van de verkoop van het betreffende perceel zou door de gemeente Deurne meegedeeld zijn dat dit perceel niet geschikt zou zijn voor woningbouw in verband met de geurbelasting van de veehouderij aan de Schalkertseweg 3. 3. Reclamanten stellen dat de wijze waarop de gemeente Deurne dit project wenst te realiseren, een oneigenlijk gebruik van de BiO-regeling oplevert en dat deze bestemmingsplanwijziging onterecht in het kader van het Reconstructieplan De Peel wordt uitgevoerd. 4. Reclamanten vrezen een waardedaling van hun woning als gevolg van dit bestemmingsplan en kondigen aan een planschadeclaim in te dienen. Reacties op zienwijzen Ad 1 en 3. Er is geen sprake van een oneigenlijk gebruik van de zogenaamde ‘BiO-Regeling’. Het is juist dat het onderhavige woningbouwprogramma niet primair gebruikt wordt om een concrete beëindiging en/of verplaatsing van een agrarisch bedrijf te financieren. Echter de Nota ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ (2004) van de provincie Noord-Brabant en de gemeentelijke uitwerking daarvan in de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties (2006), kent een bredere ambitie en toepassingsmogelijkheden. Door het beleid ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ wordt hergebruik/herstructurering van voormalige agrarische bedrijfslocaties ten behoeve van niet-agrarische functies – binnen door de gemeente nader begrensde bebouwingsconcentraties (bebouwingsclusters en/of kernrandzones)– mogelijk gemaakt. Een dergelijke ontwikkeling moet dan wel (in)direct bijdragen aan de leidende principes uit de Interimstructuurvisie en aan de doelstellingen van de reconstructie en/of aan de leefbaarheid van het platteland. Behoud van het landelijke karakter en de bescherming en versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het platteland zijn belangrijke randvoorwaarden. Via de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentraties heeft de gemeente Deurne het provinciale ‘BiO-beleid’ op haar niveau uitgewerkt door een integrale, gemeentelijke visie te ontwikkelen op de kernranden en ontwikkelingslinten met hun omgeving. Per kernrand en ontwikkelingslint zijn de ruimtelijke en functionele kenmerken geïnventariseerd. Na een uitgebreide analyse is per ontwikkelingslint een specifiek functioneel programma opgesteld, waarin wordt beschreven op welke locaties, welke functies in eerste instantie in aanmerking komen voor hergebruik van vrijkomende bebouwing of toevoeging van bouwvolume. Het toevoegen van burgerwoningen in het kader van het beleid ‘Buitengebied in Ontwikkeling’ moet altijd voldoen aan de uitgangspunten en voorwaarden uit de Gebiedsvisie Bebouwingsconcentratie. Van een vrijbrief om het hele buitengebied zonder meer vol te bouwen met woningen kan hierdoor geen sprake zijn. De Oude Bakelseweg is gesitueerd in het bebouwingslint van de Bakelseweg. Hier is sprake van een ruim opgezette lintbebouwing in combinatie met laanbeplanting. De bebouwing aan de Oude Bakelseweg bestaat uit enkel burgerwoningen. Samen met de bebouwing aan de Kerkeindseweg wordt één geheel gevormd dat middels een open ruimte van de Bakelseweg gescheiden wordt. In de Gebiedsvisie wordt de mogelijkheid geboden de open ruimte tussen de burgerwoningen aan de Oude Bakelseweg op te vullen, ter versterking van de historisch reeds aanwezige bebouwingsconcentratie Kerkeind. Daarbij dient dan wel de open ruimte tussen het lint van de
8
Bakelseweg en het lint van de Oude Bakelseweg gehandhaafd te blijven. Bovendien moet worden zorg gedragen voor een goede inpassing in het aanwezige esdorpenlandschap: de esgronden moeten open blijven en het aanwezige restant reliëf behouden. Qua groenelementen in het landschap kan gebruik gemaakt worden van laanbeplanting aan de rand van een es en sporadisch een solitaire boom. De gehele zone ten noorden van Deurne - inclusief de Oude Bakelseweg als de Kerkeindseweg - is in de Gebiedsvisie aangewezen als kernrandzone. Deze zone biedt kansen voor een dunne vorm van verstedelijking binnen het kenmerkende lintvormige patroon. Daarbij zal aan landschapsontwikkeling gedaan moeten worden om het gebied nader te structureren. Bij de toevoeging van nieuwe rode functies zal een verplichte inspanning voor toevoeging van gepaste landschapselementen worden vereist. Voor het gebied Oude Bakelseweg/ Kerkeindseweg (essen en kampenlandschap) zouden dat houtwallen of –singels, solitaire bomen of laanbomen kunnen zijn. Binnen het plangebied aan de Oude Bakelseweg 26 wordt een programma van 4 burgerwoningen gerealiseerd. Twee vrijstaande woningen en een boerderijsplitsing. Het voormalige agrarische bedrijfsgebouw (boerderij) en het voormalige agrarische bedrijfsperceel wordt hiermee hergebruikt en geherstructureerd. Het in dit bestemmingsplan beschreven ontwerp voldoet aan de ruimtelijke en functionele uitgangspunten die de gemeente Deurne in haar Gebiedsvisie aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit bebouwingslint heeft gesteld. Met de toevoeging van de twee woningen wordt de concentratie van bebouwing in het lint versterkt en daarmee ook de stedenbouwkundige samenhang in het lint. Voor ons staat niet ter discussie dat het hier gaat om een opvulling van twee gaten binnen de bestaande lintbebouwing langs de Oude Bakelseweg en de Kerkeindseweg. Wij zien lintbebouwing als ‘ een langgerekte reeks van veelal vrijstaande bebouwing in één enkele rij langs een weg en/of waterverbinding’. Doordat beide vrijstaande woningen met hun voorgevel in de naar de weg gelegen bouwgrenzen opgericht moeten worden, deze bouwgrenzen nadrukkelijk bepaald zijn met inachtname van de bestaande voorgevelrooilijnen langs beide wegen en de bouwvlakken vanaf dit punt met maximaal 20 m1 (langs Oude Bakelseweg) resp. 17 m1 (langs de Kerkeindseweg) een beperkte diepte hebben gekregen, hoeft niet gevreesd te worden dat bebouwing zodanig diep in het achterliggende landelijke gebied zal penetreren dat van lintbebouwing geen sprake meer zal zijn. De vrees van reclamanten dat hun privacy of vrij uitzicht onaanvaardbaar belemmerd zal worden, delen wij niet. Wij wijzen erop dat de extra te realiseren vrijstaande woning aan de Kerkeindseweg niet recht, maar schuin tegenover de woning van reclamanten geprojecteerd is. Tegenover hun woning bevindt zich al een bestaande woning (Kerkeindseweg 2). Deze bestaande woning bevindt zich veel dichter bij de woning van reclamanten dan de geprojecteerde nieuwe woning. De bestaande woning aan de Kerkeindseweg 2 ligt op circa 26 m1 afstand, terwijl de nieuwe woning volgens de plankaart op minimaal 45 m1 afstand gebouwd moet worden. Er zal dan ook geen sprake zijn van een directe, voortdurende en onbelemmerde inkijk vanuit de nieuwe woning in de (hoofd)verblijfsruimten van de woning van reclamanten. Terecht constateren de reclamanten dat zij geen rechten kunnen laten gelden op een onveranderde planologische situatie en dan met name op een onveranderd vrij uitzicht. Op de bouwlocaties is geen sprake van een waardevolle open ruimten. Ter plekke is van oudsher reeds sprake van een historische bebouwingsconcentratie. Het Kerkeind bevindt zich op het kruispunt van de Kerkeindseweg en de Oude Bakelseweg, die de voormalige verbindingsweg tussen de kernen Bakel en Deurne vormde. Door opvulling van de bebouwing aan de rand van een restant van een escomplex wordt tevens het relatief open karakter van dit escomplex geaccentueerd. De groenstructuur wordt versterkt door de bestaande hagenstructuur in de omgeving voort te zetten, aansluitend op het aldaar kenmerkende essen- en kampenlandschap. Het plan draagt desalniettemin wel zorg dat een totale verdichting van de twee nieuwe woonkavels niet zal plaatsvinden. Doorkijk tussen de bebouwing respectievelijk zicht op het omliggende landelijke gebied, blijft nadrukkelijk mogelijk. Het plan betreft immers – ondermeer - de bouw van vrijstaande woningen op ruim opgezette kavels. De woningen moeten binnen het bouwvlak en op minimaal 5 m afstand van de zijdelingse perceelsgrens worden opgericht. De woonbestemming geeft Burgemeester en Wethouders verder de bevoegdheid om nadere eisen te stellen aan de situering (én beeldkwaliteit)
9
van alle bebouwing om de ruimtelijk kwaliteit te waarborgen dan wel voor een verantwoorde landschappelijke inpassing. Met de beëindiging van de agrarische functie en de versterking van het lint door de 2 vrijstaande woningen past het project binnen de doelstellingen voor de verdere ontwikkeling van de extensiveringsgebieden uit het Reconstructieplan en de kernrandzone uit de Gebiedsvisie en wordt een bijdrage geleverd aan het revitalisering van het landelijk gebied in de gemeente, door bijvoorbeeld de op te richten woningen zo mogelijk aan te wenden en te koop aan te bieden aan mogelijke verplaatsers binnen de gemeente in het kader van de reconstructie-proces. Bovendien zal de opbrengst van de twee woonkavels worden gestort in het lokale fonds voor de kwaliteitsverbetering van het buitengebied van de gemeente. Ad 2. De in paragraaf 5.3 van de plantoelichting opgenomen motivering is op dit punt inderdaad te beperkt en zal in het ontwerp-bestemmingsplan worden uitgebreid, zodat het gehouden onderzoek naar de invloed van de geurcontouren op het plan voor een ieder kenbaar en toetsbaar is. Bij de planvorming is onderzocht of de beoogde woningbouw invloed heeft op de veehouderijen gelegen aan de Kerkeindseweg 9 en de Schalkertseweg 3 en 5. Voor het realiseren van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woningen en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden door deze woningen, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was in reconstructiegebieden en de drie 'stankrichtlijnen' die van toepassing waren in de rest van Nederland: de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport. De Wgv stelt een norm van 3 OuE /m3 als maximale geurbelasting (voorgrondgeurbelasting) binnen de woonkernen. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne is alleen voor de kern Deurne een hogere norm als voorgrondgeurbelasting vastgesteld, nml. 1 OuE /m3. Voor het buitengebied geldt de wettelijke standaardnorm van 14 OuE /m3. Uit berekeningen van de voorgrondgeurbelastingen als gevolg van de veehouderijen aan de Schalkertseweg 3 en 5 blijkt dat voor beide geldt dat de vergunde situatie leidt tot een overbelaste geursituatie ten aanzien van de kern Deurne (norm 1 OuE /m3). Hierdoor is het voor beide inrichtingen niet mogelijk om hun geuremissie te vergroten. Op basis van de vergunde situaties voor beide veehouderijen blijft de geurbelasting ter hoogte van het plangebied echter onder de norm van 3 OuE /m3. Zowel de standaardnormen van 3 OuE /m3 als 14 OuE /m3 worden niet overschreden. Conform de Verordening Geurhinder en veehouderij 2007 van de gemeente Deurne en de Gebiedsvisie is de achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied gelegen tussen 6 OuE /m3 en 10 OuE /m3. De achtergrondgeurbelasting kan gezien worden als goed en leidt daardoor niet tot een onacceptabel woon- en leefklimaat. Conclusie: De voorgrondgeurbelastingen als gevolg van de veehouderijen Schalkertweg 3 en 5 leiden niet tot een onacceptabel woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Door de huidige beperkingen in ontwikkeling van beide veehouderijen als gevolg van de bestaande overbelasting van de kern Deurne, zullen de veehouderijen niet extra worden beperkt als gevolg van de ontwikkelingen binnen het plangebied. De achtergrondgeurbelasting binnen het plangebied leidt niet tot een onacceptabel woonen leefklimaat. Ad 4. Of een waardedaling van de woning van reclamanten zich zal voordoen, zal moeten blijken uit de beoordeling van een eventueel toekomstig (gemotiveerd) verzoek om planschadevergoeding. Een onafhankelijke commissie zal de vigerende planologische situatie vergelijken met de nieuwe planologische situatie. Indien er sprake is van een planologisch nadeligere situatie, komt de vraag aan de orde of dit nadeel voor vergoeding in aanmerking komt. Dit is onder andere afhankelijk van de omvang van de waardevermindering (en hieraan gekoppeld het eigen risico), de voorzienbaarheid en het normaal maatschappelijk risico.
10