De Drijehornickels
augustus 2011
Lief en leed in de Beekstraat
Lief en leed in de Beekstraat (4) Boerenleven in Nuenen rond 1900 door Miet Sanders-Coolen Miet Coolen, geboren te Nuenen in 1909, getrouwd met Frans Sanders in 1941 en overleden te Bakel in 2005, heeft in een aantal verhalen over het leven in en rond de Beekstraat uit haar jeugd verteld. Die verhalen zijn opgetekend door Henny Moll. In dit nummer vertelt Miet over de vier jaargetijden 1. DE VIER JAARGETIJDEN De lente Elk jaargetijde heeft zijn eigen charme. Beginnen we met de lente. Twee februari: Maria Lichtmis. Als je op die dag sla zaaide, kreeg je altijd goede sla, zei onze buurman. Al gooide je het zaad op de sneeuw, het komt altijd goed op en hij kon het weten want hij hield die datum goed in het oog en zaaide dan ook. Vastenavond was ook meestal in februari. Nu heet die tijd ‘carnaval’, maar in mijn jeugd was dat een serieuze tijd. In de kerk werd dan veel gebeden. Aan iedere buurt werd een uur bidden opgelegd. De buurten wisselden elkaar af zodat er altijd mensen in de kerk waren. Op school hadden we al negen dagen lang elke dag het gebedje moeten bidden: "Oh God, u zij lof, eer, glorie en dankbaarheid voor al de pijnen en smarten die gij voor mij geleden hebt en voor al de smaad, spot en schande die u in deze dagen worden aangedaan." De zuster vertelde dat er met carnaval in veel plaatsen van het land veel kwaad werd gedaan. Wij merkten daar niets van want in de hele omtrek werd geen carnaval gevierd. Het dichtstbij waren Weert, Venlo, Venray en Den Bosch en dat vonden we toen heel ver van huis. In Helmond en Eindhoven werden vastenavondmarkten gehouden. In Helmond was dat op zaterdag en in Eindhoven op dinsdag. Mijn grote broers gingen er met de fiets naar toe. Moeder bakte eerst voor het hele gezin pannenkoeken met spek of worst. Ze begon dan al om een uur of tien te bakken want dan konden de
Rommelpotten bij de overbuurvrouw jongens eerst een goede bodem in de maag leggen. Ze konden er dan goed tegen als ze enkele biertjes dronken, want dat hoorde er bij. Onze carnaval bestond eruit dat we twee dagen vrij van school waren. De zaterdag voor carnaval werden de rommelpotten gemaakt. De varkensblazen waren al opgespaard, die hingen opgeblazen en gedroogd onder de schouw. Een stroopblik of iets dergelijks werd opgezocht, de van tevoren nat gemaakte blaas waarin in het midden 28
De Drijehornickels
augustus 2011
een rietje stevig was bevestigd, werd strak over het blik gespannen en de pret kon beginnen. Je ging dan met een natte hand in een vlugge op en neer beweging over het rietje. Er moest heel wat speeksel aan gespendeerd worden om het beste geluid uit de rommelpot te krijgen. Daarbij werd gezongen 2:
Lief en leed in de Beekstraat
renjeugd. Ikzelf ben er maar één keer naartoe geweest, met de bus. Dus er kon niet veel gebeuren. Op school werd er een beetje op aangedrongen om in de vastentijd, ter voorbereiding op Pasen, elke morgen naar de kerk te gaan. Voor ons gezin was dat heel gewoon want dat deden we toch altijd al. Het moest heel slecht weer zijn als we thuis mochten blijven, een beetje motregen was niet voldoende. Ook al vroor het dat het kraakte, op een drafje naar de kerk en weer terug was gezond. Op school werd op het bord aangetekend wie geweest was en ook wie er niet gesnoept had en dat leverde weer de nodige 'vrijstellingen' op. Aswoensdag: askruisje halen en vasten- en onthoudingsdag. De snoepjes in het gezin werden opgespaard en 's zondags als moeder uit de eerste H. Mis kwam, eerlijk verdeeld. Haar stoel stond dan klaar met de warme stoof om haar voeten op te zetten. De schort ging voor en daar werd de inhoud van het trommeltje op leeg geschud, eerst kreeg ieder de grootste snoepjes en dan de kleinere. Het zakje snoep –snoepje van de week- dat moeder zaterdags bij het afrekenen kreeg, zat er natuurlijk ook bij, anders was het de moeite niet waard. Wij als kinderen hoefden niet te vasten. Wel kregen we maar één keer per dag vlees, om de grotere niet in verleiding te brengen. Of je streng of minder streng vastte, moest ieder voor zichzelf uitmaken, daar werd je door je ouders niet in gemoeid. 's Morgens werd een pan vet heet gemaakt en daarin het brood gesopt, dat was best lekker met koud weer. Ook werd in de vasten, meer dan in het overige deel van het jaar, vis gegeten zoals panharing, bokking, zure haring enz. Vrijdag was een vleesloze dag, dat was het hele jaar zo. Donderdags kwam de visboer. Als we in de winter geslacht hadden en we waren dan met de inmaak bezig, vroeg hij: "Vrouw Coolen, wil je niet een eind worst ruilen tegen vis". Dan ging die ruil wel door, want gebakken schelvis vonden we allemaal lekker. Onze visboer was een aparte vent; hij was niet gek maar goedgelovig. Je kon hem van alles wijsmaken. ‘Baasje’, zo noemde zijn moeder hem, had altijd
Jan ‘t is vastenavond, ik kom niet thuis voor 't avond, 't avond in de maneschijn, als vader en moeder naar bed toe zijn. Dan dansen de boeren op klompen. Geef ons spek met hompen. Snij maar diep, snij maar diep, snij maar in mijne vinger niet. Ik heb gezongen en niks gehad geef me 'n stuk voor het varken z'n gat. Alle bakkerij, alle bakkerij, geef me ene cent dan ga ik voorbij. Wij mochten niet langs de deur gaan, dat vond moeder niet goed. Wel naar de overbuurman. We rommelden en zongen ons liedje en kregen van de buurvrouw een snee peperkoek. We hadden onze rommelpot dan toch niet voor niets gemaakt, al hadden we er trouwens zelf ook plezier in wie het best kon rommelen. De jongens uit het dorp kwamen wel langs de deur en haalden voor hun rommelen en zingen wat centen of snoep op. Naar de vastenavondmarkten in Helmond en Eindhoven ging vooral veel boe-
Voetenstoof met vuurpotje 29
De Drijehornickels
augustus 2011
plezier bij ons. Hij vertelde eens dat hij de 'stervende zwaan' kon dansen. "Doe dat dan eens" vroegen wij en Baasje, 1.90 meter lang en schoenmaat 45, had de hele keuken nodig om zijn dans ten uitvoer te brengen tot hij op het laatst met uitgestrekte armen en benen en gebogen hoofd van inspanning lag uit te rusten. En wij maar klappen, totdat hij met een lachende grijns op z'n gezicht opstond. Zijn dag was weer goed.
Lief en leed in de Beekstraat
luisteren. Thuis was vooraf ook druk gerepeteerd, zodat wij de mis van de jongens en zij die van ons kenden. Het waren fijne dagen. Er werd veel gezongen, want we waren allemaal thuis. Het eten was lekker, daar zorgde moeder wel voor. Er waren paaseieren, alleen van de kip, geen snoepeieren, daar werd toen bij ons niet aan gedaan.
Als het halfvasten-zondag was geweest begon de vastentijd al af te tellen. Het was toentertijd nog de gewoonte dat de jongens maar één keer in de vastentijd naar hun meisje gingen. Eén keer in de zeven weken, kun je nagaan dat ze naar Pasen verlangden! Als de zondagen namen kregen, begon de tijd3 te korten, werd dan gezegd. Dat was Passiezondag, Palmzondag en Pasen. Op Passiezondag deden de kinderen van de hoogste klas de Plechtige Heilige Communie. De voorbereiding daarop was ook weer een belevenis. We moesten dan elke morgen naar de catechismusles. Mijnheer pastoor gaf uitleg en overhoorde daarna of je goed geluisterd had. De boterham namen we mee want tijd om die thuis te eten was er niet. Wanneer je de catechismus helemaal van buiten kende, kreeg je, als je de Plechtige Communie deed, een missaal. Het mijne heb ik nog steeds. Wanneer je dan door het jaar nog het Heilig Vormsel kreeg toegediend, werd je geacht bij de grote mensen te horen. Op Palmzondag werd de meegebrachte palm gewijd, waarna een processie volgde. Na het lof gingen we met moeder het koren palmen. Op het roggeveld werd een takje palm in de grond gestoken en een weesgegroetje gebeden om Gods zegen over de vruchten der aarde. Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag, daarna was de vasten afgelopen. Dat was voor velen een hele opluchting, want er waren toch wel mensen die streng vastten. Met Pasen in zicht hadden we al weer de nodige missen ingestudeerd, de jongens voor de mis in de kerk, de meisjes om de dienst in het klooster mee op te
Palmprocessie Acht maart was vader jarig. Wij, de kinderen, legden wat centjes bij elkaar en vader kreeg, bij de felicitaties, een doos sigaren. 's Avonds kregen we chocolademelk met een krentenbol of iets dergelijks. April doet wat hij wil, was het gezegde, maar bij goed weer werden het aardappelland en de hof voor zaai- en pootgoed klaargemaakt. D’n hof was moeders domein. Vader zorgde dat de grond mooi kort en gelijk lag en moeder zaaide en pootte en zorgde voor de bloemen. Zestien mei was moeder jarig en wij zorgden dan weer voor een grote ronde peperkoek voor haar. De traktatie volgde 's avonds. De meimaand begon steevast met het versieren van het Mariabeeld. In de 'goei kamer' waar het beeld stond, werd eerst op het kastje een wit kleed gelegd, daarop een sigarenkistje met daaroverheen weer een kleedje en daarop het Mariabeeld, zodat het wat hoger stond dan de twee heiligen aan weerszijden. Een paar takken kunstbloemen ernaast en twee kaarsen, die wij om beurten 's avonds bij het bidden van het rozenhoedje aan mochten steken. Voor het beeld stond een vaasje echte bloemen, waar 30
De Drijehornickels
augustus 2011
moeder elke dag een vers bloemetje bij zette. De meimaand was bij uitstek de bedevaartmaand naar een Maria-oord. Wij gingen als kinderen te voet naar Aarle-Rixtel. Een buurman, een oude vrijgezel, ging als begeleider met ons mee. Als we halfweg waren, gingen we altijd bij dezelfde boer drinken. Naar Meerveldhoven, Handel en Boxmeer gingen we later op de fiets met een groep. Naar Kevelaer ben ik ook een keer met de fiets geweest, maar dat was een hele trip en heb dat ook maar één keer gedaan. Mijn moeder ging elk jaar met de bus naar Kevelaer en wij als kinderen mochten dan om de beurt mee. We bleven daar dan een nacht logeren en vonden dat echt een feest. De boterhammen werden meestal meegenomen. Moeder bewaarde van de eigen slacht altijd een grote dikke worst en die nam ze dan mee; die was apart lekker. Een bordje soep kregen we vooraf.
Lief en leed in de Beekstraat
zaaide en pootte en zorgde voor de bloemen en vader zette gaas om de hof om konijnen en eventueel kippen van de buren te weren. D’n hof lag een paar honderd meter van de boerderij, dus kon je hem niet de hele dag in de gaten houden. De nieuwe boomgaard lag aan de hof en daaruit werd menig geriefje appels gejat. Als we vrij waren, 's avonds na het eten, wandelden we graag over het hofpad, waar altijd wel een bankje stond om er te gaan zitten genieten van de bloemen en de vruchten. Er waren aardbeien, tuinwortelen, bessen en kruisbessen en ook kersen hadden we volop. De zomer Als de meimaand voorbij was, kwamen de kermissen in zicht. Niet dat wij kermislopers waren, want je kwam niet op een kermis waar je geen familie had wonen en familie hadden wij niet veel. In de oorlog 1914-1918 was het geen kermis, maar die is toch weer zoetjesaan teruggekomen met een mallemolen, een touwtrekkraam en een viskraam. Dat was een bak met water met daarin een soort wasklemmen. Je viste zo'n geval uit het water en als je geluk had, stond tussen de van elkaar geschoven plankjes een nummer. Daarop kreeg je dan een prijs, maar er waren veel 'nieten' bij. Toen ik zo'n jaar of vijftien was kwamen de grotere attracties. Ook de ijscowagen kwam met de kermis, maar ook op gewone zondagen. Het ijs kostte drie en vijf cent en werd door de ijscoman zelf gemaakt. Het voetballen kwam ook bij ons in opkomst; het eerste
In de meimaand was er bij ons ook altijd de grote schoonmaak, want dan was het goed weer, niet te heet, want er moest flink gewerkt worden. Als we dan 's middags uit school kwamen, lagen de verenbedden in de zon. We gingen er dan eens lekker op liggen of sloegen met een daarvoor bestemd hout het stof eruit. De slaapkamers klonken dan heel hol en we moesten dan altijd proberen wie het hardst kon roepen. De schilderijen gingen van de muur, er werd geveegd, gestoft, gewit, gesopt en geschrobd, kortom alles kreeg een goede beurt. Boven de opkamerdeur hing een schilderij waar Onze Lieve Heer met opgeheven vinger op stond. Ook dat schilderij ging van de muur. Toen mijn broer Lowie een waarschuwing kreeg om van de suikerpot te blijven, zei moeder: "het Lieve Heerke ziet alles". Lowieke keek naar de lege plaats van het schilderij en zei opgelucht: "Hij is vandaag toch niet thuis." Er werd later nog dikwijls om gelachen. Het lenteweer was de aanleiding geweest om bomen en struiken te laten botten om spoedig hun groene bladertooi te laten zien. Moeder
Mallemolen met paardjes 31
De Drijehornickels
augustus 2011
voetbalveld was onze weide, vlak bij. De koeienvlaaien moesten dan zaterdags wel verwijderd worden, maar dat deden de clubleden zelf. Omdat het dicht bij huis was, mochten we wel gaan kijken, maar toen het voetbalveld later aan de andere kant van het dorp kwam, was dat er niet meer bij.
Lief en leed in de Beekstraat
"Laat ons maar naar huis gaan". Het rommelde inderdaad een beetje, maar toen we een minuut of tien gelopen hadden scheen de zon weer. Omkeren was ook niet om te doen. "We zullen maar een straatje omlopen", zei hij, "dan merken ze het thuis niet zo". Maar of ze het merkten, de koeienlijven waren dun en er was minder melk te vangen. Hij werd door de broers hartelijk uitgelachen voor zijn bangheid. Toen we de volgende dag weer met de koeien terug moesten, maakten we een schuilhut waar we een gehele middag mee bezig waren, maar we konden als het nodig was schuilen. In de wei stonden zogenaamde 'haantjes', zo noemden we dat zaad. Met biezen vlochten we daar hele kransen van. Ook liep er een beekje achter de wei, daar werd pootje gebaad, maar op een keer trad Jan in een stuk glas met als gevolg een grote snee in zijn teen. De zakdoek moest uitkomst brengen en thuis werd de teen verzorgd met raapolie, gewonnen uit eigen gewas. Als beloning voor het vakantiewerk mochten we met moeder een keer te voet naar de Eindhovense markt. Dat was wel één uur lopen, maar toch vonden we het fijn. Moeder kocht op de markt weer de nodige stof voor nieuwe jurkjes en schortjes en wij kregen een stuk speelgoed, een bal of springtouw of een paar zakdoeken. Ook kocht ze nog zo'n rits gedroogde vis die lekker hartig was en we stapten weer op huis aan. Als we in Tongelre waren aangekomen, ging moeder een boerencafé binnen. We kregen dan een glaasje kwast (grenadine) en moeder dronk een glas bier, want dat vond ze
Augustus was de vakantiemaand. Andere vakanties hadden we niet, alleen zaterdagmiddag en twee dagen na Pasen, Pinksteren en Kerstmis. Ook op enkele heiligendagen waren we vrij. Met de grote vakantie werd het schoolgerei mee naar huis genomen, schoongemaakt en er werden nieuwe kladblokken gemaakt. Onze vakantie bestond uit licht huishoudelijk werk. 's Middags mochten we gaan spelen, thuis of in de buurt. We bouwden ons eigen huisje tegen een beschutte muur achter de paardenstal. We zochten planken, palen en spijkers om bakjes en een tafeltje te maken. Een winkel richtte we in met blikjes zand en kiezelsteentjes, ook erwten, bonen en ander zaad dat we uit de schuur haalden, maar als we het niet afdekten hadden de vogels het wel opgepikt. Puddingdoosjes waren ook erg welkom. Als kinderen hadden we ook een eigen tuintje en dat omringden we met veel liefde. Met zorg werd er rijshout om gezet want onze kippen liepen los en als die er de smaak van te pakken hadden, bleef er spoedig niet veel meer over. Het hoeden van de koeien was ook vakantiewerk, want de weiden waren meestal niet afgerasterd en als er geen brede sloot omheen liep, moest je er enkele uren bijblijven. Het breiwerk werd meegenomen en voor vader en broers werden sokken gebreid. We vonden het wel fijn als er dan kinderen in die buurt woonden en ons gezelschap hielden, dan was het niet zo saai. Broer Jan had een grote hekel aan koeienhoeden, zeker als hij dacht dat het onweer werd. Het gebeurde een keer dat we zeker een kwartier lopen van huis met de koeien naar een wei moesten. We hadden ze nog maar een half uur in de wei toen Jan een paar donkere wolken ontdekte. "Het wordt beslist onweer", zei hij
Het pand links op de foto is het bekende voormalige café De Planken Opkamer in Tongelre waar waarschijnlijk Miet en haar moeder van een koele dronk genoten. 32
De Drijehornickels
augustus 2011
Lief en leed in de Beekstraat
lekker. Na wat gerust te hebben en de nodige nieuwtjes te hebben uitgewisseld, de kasteleinsvrouw was een vroegere dorpsgenote, stapten we weer op. De attractie onderweg was veel treinen te zien.
tijd en dan ging menige knol of wortel mee naar school, ook voor kinderen die daarvoor de kans niet hadden. Met de herfst kwam gewoonlijk ook meer regen en begon het geploeter om droogvoets in school te komen.
Familiebezoek naar een of andere neef of nicht van vader of moeder stond ook op het vakantieprogramma, maar altijd te voet. Als we jarig waren, en dat waren er drie in augustus kregen we een gulden in de spaarpot en 's avonds chocolademelk.
November is volgens de kalender de slachtmaand. Bij ons was dat ook zo. De vorige geslachte varkens waren al een maand op. Wij vonden dat niet erg want dan werd er vers spek en gehakt bijgehaald en dat vonden we lekkerder
De herfst September, de herfstmaand, was de maand van het fruit. De oogstappels waren al wel op, maar peren, pruimen en verschillende appelsoorten hingen nog te rijpen. Ook noten en mispels hadden we in de boomgaard. Hazel- en beukennoten haalden we op het oude kerkhof. Die lag midden in de akkers. Ik vond het toch altijd wel een beetje griezelig want de buurman vertelde dat hij ooit op een grafsteen had gestaan en toen een stem hoorde zeggen: "Wat zijt ge zwaar". Er zal wel iemand achter de heg gestaan hebben. Vroeger stond er een kerk bij het kerkhof, vertelde moeder, maar dat is nu wel honderd jaar geleden. De kerkhof wordt nog sporadisch gebruikt, bijvoorbeeld als iemand daar persé begraven wil liggen of een verongelukte waar ze de naam niet van weten of héél arme mensen.
Varken aan de leer (ladder) dan dat ranzige spek. Half november begonnen we al aan Sinterklaas te denken, maar de laatste week van de maand werd het speelgoed pas in de winkel uitgestald. We liepen daar elke dag wel even langs om te kijken wat het mooiste was en waar we kans op hadden om te krijgen. Het was niet zoals tegenwoordig: vraag en ge zult krijgen. Wij moesten op het verlanglijstje zetten: "Sinterklaas, al wat ik krijg is goed". Mooi bedacht van moeder hè? We waren tevreden met hetgeen we kregen. We hadden ook niet te klagen. Er was voor ieder kind een stukje speelgoed en dat werd aangevuld met wantjes, dasjes, mutsen enz. Nog wat speculaas, een paar chocolade- en suikerbeestjes en we waren de koning te rijk. Een nicht van moeder, die zelf geen kinderen had, kwam een week voor Sinterklaas bij ons op bezoek. Als we dan uit school kwamen, stond voor
Gezicht vanuit het dorp op het oude kerkhof in 1953 In oktober stonden de knolletjes en de worteltjes op het land. Er liep een paadje langs de akkers dat in het dorp uitkwam. We maakten daar 's middags gebruik van dan hadden we wat meer 33
De Drijehornickels
augustus 2011
elk kind op de schouw een grotere uitgave van snoepgoed: een Sinterklaas van suikergoed, een hart, een hond, een schaar enz. Wij vonden het wel raar dat Sinterklaas daar al een week eerder was geweest dan bij ons, maar voor de rest vonden we het wel goed en het feest kwam daarmee dichterbij. We zetten op 5 december onze klomp in de 'goeikamer’, met de nodige wortelen en brood voor het paard en het bekende briefje met de naam erop. We mochten echter van moeder niet uit bed komen voordat de haan gekraaid had en die was in de winter ook niet zo vroeg wakker. Om een uur of zes mochten we gaan kijken. Ieder ging op zijn eigen klomp af, liet vader en moeder de gekregen geschenken zien en kroop nog even met de gekregen rijkdom in bed, want het was nog koud in huis. Naar de kerk hoefden we dan niet, wel naar school. Sommige kinderen brachten hun gekregen speelgoed mee naar school, maar later werd dat door de zusters verboden. In herinner me nog dat ik een doos kleurkrijt van Sinterklaas had gekregen. Ik was er trots op, allemaal hele kleurtjes want gewoonlijk moest je het met stukjes krijt doen. Het meisje dat voor me zat, was waarschijnlijk heel jaloers en brak in het middaguur, ze bleef dan altijd op school, al mijn krijtjes kapot. Dat hoorde ik van een ander meisje die had het gezien. Ik vond het heel erg en ik heb dat meisje nooit meer gemogen, ik vond zoiets gemeen. Al waren de cadeaus vroeger niet te vergelijken met nu, we waren best tevreden. Bij het ontbijt haalde moeder nog voor ieder een paar 'haantjes'. Dat waren broodjes in de vorm van een haantje. Ze deed er wat boter en een speculaas op en dat smaakte heerlijk. Moeder kreeg van de grote kinderen een flinke zak speculaas van de Echte Bakker. Zijn naam op de zak was gekroond met een lauwerkrans, maar ik denk dat het recept met zijn dood is begraven want ik heb nooit meer zo'n lekkere speculaas geproefd.
Lief en leed in de Beekstraat
ter bezig. Het fornuisje werd zondags uitgeprobeerd. We kregen melk, chocoladepoeder en suiker en het feest kon beginnen. Een kaarsje was de brandstof voor het kacheltje maar het gebeurde toch wel eens dat de melk over kookte en dat gaf een geweldige stank. Alles moest dan weer schoongemaakt worden en zodoende duurde het soms lang eer je het begeerde kopje chocolade te pakken had. Maar de tijd vloog om en je was plezierig bezig. Een week lang kregen we 's avonds voor het naar bed gaan nog een speculaas en het feest was weer voorbij. De zondag voor 6 december reed Sinterklaas op zijn paard door het dorp. Onze grijze heeft dikwijls van dienst moeten zijn want dat was een heel mak paard en een wit paard was niet altijd voorhanden. Hij reed alleen maar in het centrum en toen mocht mijn jongere zus een keer, bij mensen in het dorp waar ze altijd de melk bracht, bij Sinterklaas op het paard. "Hij wist", zei ze later, "dat ik daar de melk bracht." Geen wonder, de zoon des huizes, 'Sinterklaas', was daar elke dag getuige van. Half december was het dikwijls al winterweer en dat was een fijne tijd voor ons. Vader zelf had altijd graag geschaatst en gunde ons die pret ook. Hij was al vroeg bezig met het repareren van hak- en teenriemen, want we hadden allemaal Friese of houten schaatsen. De eerste schaatsen kreeg mijn oudste broer, die misdienaar was, van mijnheer pastoor. Toen kwamen er voor zijn twee broers natuurlijk ook een paar want allemaal of niemand was het bij ons. Toen die schaatsen de jongens ontgroeid waren, namen wij ze over, zo ging dat vroeger. Wij leerden het schaatsen op de brede sloten achter het huis. Daarlangs stond houtgewas waarvan takken over het ijs hingen en zo van de ene tak naar de andere leerden we ons zelf schaatsen. Ik heb het altijd met plezier gedaan. Je kreeg het er lekker warm van en al was de uitrusting soms nog zo gebrekkig, je bleef volhouden. Later kochten we van onze spaarcenten echte kunstschaatsen met schoenen. De schaatsen kostten 26 gulden,
De winter Met het speelgoed waren we weer een hele win34
De Drijehornickels
augustus 2011
de schoenen 2 gulden 50. Kerstmis was ook een heerlijke tijd, dikwijls volop winterweer maar dat belette ons niet om trouw in het klooster te gaan repeteren voor de nachtmis. In de advent waren we daar ook dikwijls aanwezig want de voorbereiding was heel serieus en het 'Rorate' moest dikwijls gezongen worden. In de kapel werd de kerststal neergezet en door zuster Cunera heel punctueel verzorgd. Zij was ook kosteres. De rector droeg de heilige mis op en twee buurjongens van het klooster waren misdienaar. Na de heilige mis werd ons gevraagd in de spreekkamer te wachten. We kregen dan chocolademelk, beschuit met muisjes en een of ander kerkboek. Het waren gewoonlijk wel gebruikte van een of ander overleden zuster of pensiongast maar wij waren er blij mee. Als we dan thuis kwamen, galmde er wel weer een kerstlied door het huis want dat kon je gewoon niet laten en radio of tv was er toen niet overal. Het waren gezellige dagen, allemaal thuis, lekker warm, eten en drinken genoeg. Het geslachte
Lief en leed in de Beekstraat
varken lag weer in de kuip en moeder kon alles heerlijk klaarmaken. Ook een oven vol brood, versgebakken, waarvan een paar met krenten. Het was drie dagen Kerstmis. De nachtmis bestond uit drie heilige missen, de eerste een plechtig gezongen heilige mis, de twee andere waren stille missen, waaronder de Heilige Communie werd uitgereikt. Twee dagen voor Kerstmis was er gelegenheid om te biechten. Dan kwamen ook mensen uit Gerwen en Nederwetten hun zonden in Nuenen belijden. Ik denk dat ze hun eigen pastoor daarmee niet wilden of durfden belasten. Het was dan zaterdagsavonds een drukte van belang bij de biechtstoel, er werd geduwd en getrokken om wiens beurt het was. Het is wel eens gebeurd dat de pastoor uit de biechtstoel kwam en naar de sacristie ging tot de gemoederen bedaard waren. Ook hadden we met Kerstmis jarenlang een logé, de zoon van een nicht van moeder. Hij bleef dan drie dagen, hij vond het gezellig bij ons en kwam daarom elk jaar terug. De toneelclub van Nuenen voerde elk jaar twee toneelstukken op met Kerstmis, een drama en een blijspel. Mijn oudste broer speelde ook altijd mee. 's Middags was het opvoering voor de meisjes en 's avonds voor de jongens. De toneelclub 'TOGO' 4 bestond uitsluitend uit heren. We gingen er altijd met z'n allen naar toe en namen nog wat kennissen mee. In de bioscoop of iets dergelijks kwamen we nooit. Dan kwam Nieuwjaar. In de school leerden de kleinere kinderen een versje en de grotere hadden een mooie, met bloemen versierde nieuwjaarsbrief. Als moeder dan uit de eerste heilige mis kwam, vader ging naar de hoogmis, dan gingen we om de beurt op de stoof staan en wensten vader en moeder in versregels of lezend vanaf de brief een zalig en gelukkig nieuwjaar. Onze oudste broer ging dan achter ons staan en maakte met arm en hand zo'n ronddraaiende beweging of hij het orgel stond te draaien en moeder moest dan een boze blik in zijn richting sturen om de welgemeende wensen niet uit de hand te laten lopen. We kregen dan de gebruike-
De Gregoriaanse adventszang Rorate Caeli met het eerste couplet 35
De Drijehornickels
augustus 2011
Lief en leed in de Beekstraat
Het pand van kastelein en smid Janus de Rooij omstreeks 1928 met links de motoren- en rijwielhandel en rechts het café Kerkzicht. Het pand lag aan het Park tussen Het Klooster en de Boordseweg. Geheel rechts is nog een stukje van de linkerzijvleugel van Het Klooster te zien.
lijke gulden en een snee peperkoek die wij hen van bijeen gelegde centen hadden gegeven. Toendertijd werd door de winkeliers rond Nieuwjaar aan hun cliëntele ook een peperkoek aangeboden. Omdat we een groot gezin hadden en niet op één winkel aangewezen waren, kregen we er meerdere met de beste wensen. Ook de buren en kennissen werd een gelukkig Nieuwjaar gewenst en de jeugd schreef soms met een bijbedoeling een kaart aan vrienden en vriendinnen.
Noten Het eerste deel uit deze serie, ‘De boerderij van mijn ouders’, werd gepubliceerd in De Drijehornickels van augustus 2010, het tweede deel ‘De Beekstraat en zijn bewoners’ in het decembernummer van 2010 en het derde deel ‘Mijn schooltijd’ in het aprilnummer van 2011. 2 Op deze tekst zijn veel variaties bekend. 3 Met ‘tijd’ is hier de vastentijd bedoeld: de tijd waarin de jongens maar een keer hun meisje mochten bezoeken. 4 TOGO staat voor ‘Tot Onderling Genoegen Opgericht’ en had als thuisbasis het toenmalige café Kerkzicht. 1
Eén januari begint het nieuwe jaar en ik ben rond. Hieronder een van de nieuwjaarsversjes: 'Zalig Nieuwjaar lieve ouders wens ik u op deze dag, nu ik u weer mijn beste wensen aan mag bieden met een lach. Alle heil en zegeningen wens ik u voor het nieuwe jaar dat u God voor alle lijden en voor iedere smart bewaar. Vurig zal ik hem vaak bidden dat hij ruimschoots u beloont voor de zorgen voor de moeite die gij dagelijks mij betoont. Leef nog vele, vele jaren hier beneën in het zalig slot en smaak eenmaal de eeuwige vreugde in het hemelrijk bij God.
36