59
Leeswijs, leeswijzer Recensies en signalementen
Hugo SONNEVILLE
Frans, Frankrijk, «francophonie» Pierre GERMA. Du nom propre au nom commun. Dictionnaire des éponymes. − Paris: Éditions Bonneton, 1993, 20 x 13, 256 p., ISBN 2-86253-154-5, FF 99. Dit naslagwerk verklaart op een luimige manier ongeveer duizend tweehonderd Franse soortnamen die op eigennamen teruggaan. De gebruikelijke bijbelse, mythologische, literaire, culinaire, enologische, vestimentaire, historische, aardrijkskundige, artistieke, wetenschappelijke en technische items wisselen elkaar af in het boek. De geselecteerde termen hebben een heel gevarieerde oorsprong: Franse termen alterneren met items uit verdere westerse en exotische beschavingen. De auteur staat uitvoerig stil bij de eponiemen die verschillende betekenissen hebben (bourdaloue, carlin, jésus). Het lexicon wordt besloten door een register van eigennamen (persoons- en plaatsnamen). Ondanks de vermelding «index des noms cités» beperkt het register zich tot de namen die tot het ontstaan van eponiemen geleid hebben. Heel wat in de artikelen genoemde schrijvers en historische personages blijven onvermeld. Dit naslagwerk zonder wetenschappelijke aspiraties, dat thuis hoort in de categorie van de betere vulgariserende publicaties, levert interessante lectuur voor romanisten en taalkundig geïnteresseerden.
R. LEYDER, P. PARET, m.m.v. G. DUGARDEYN. À votre service... Frans voor de horeca. − Lier: Van In, 1992, 26 x 19, 220 p., ISBN 90-306-1976-7, BF 585. R. LEYDER, P. PARET, m.m.v. G. DUGARDEYN. À votre service... Frans voor de horeca. Handleiding − Ibid., 1992, 29,5 x 21, 71 p., ISBN 90-306-2023-4, BF 468. À votre service is een op de praktijk afgestemd handboek Frans voor leerlingen in de tweede en de derde graad van het TSO en het BSO in de afdeling «Hotel». Ook oudere leerlingen in middenstandsopleidingen en in de sector werkzame autodidacten kunnen er hun voordeel mee doen. Het eerste deel van het met talrijke tekeningen geïllustreerde leerboek is gewijd aan het restaurantbedrijf (heel wat stof is bruikbaar voor caféhouders), het tweede behandelt het hotelwezen. De zesentwintig hoofdstukken zijn alle op een gelijkaardige wijze opgebouwd. Eerst wordt een concrete situatie afgebakend (een bestelling opnemen, als wijnkelner optreden, een foutieve rekening rectificeren; kamers laten zien, telefonische reservaties aannemen, een hotelgast wekken, enz.), met de vermelding
60
van de communicatieve vaardigheden die ze van het horecapersoneel vergt. Daarop volgen elementaire «actes de parole» en aanvullende woordenschat en uitdrukkingen, aanleerdialogen, begripstoetsen, vertaaloefeningen (NL-F), geleide situationele opdrachten en creatieve oefeningen, vaak onder de vorm van rollenspellen. Op het einde van elk van de twee delen zijn de op de bijbehorende cassette (BF 775) ingesproken dialogen en luisteroefeningen afgedrukt. Het boek wordt besloten door twee cumulatieve woordenlijsten (NL-F en F-NL). In de Handleiding vindt de leraar didactische wenken, suggesties voor supplementaire oefeningen en een volledige correctiesleutel. Het nieuwe leermiddel bevat de Franse formulering van heel wat realia die uitbaters en personeel van horecabedrijven geacht worden te weten en integreert deze gegevens op een magistrale manier in de leerstofaanbreng en in de taaltraining. Deze training, die vaak gekruid is met een vleugje ironie en een snuifje milde humor, is erop gericht de communicatieve vaardigheid van de doelgroep aan te scherpen. Ze leert tevens de knepen aan van probleemoplossende conversaties en zelfs van gesprekken die op handen zijnde misverstanden ondervangen of neutraliseren. Het nieuwe handboek beantwoordt aan de specifieke behoeften van de leerlingen voor wie het bestemd is. Het valt evenwel te betreuren dat in het efficiënte en ruim opgevatte leermiddel diverse fouten geslopen zijn, zoals je vous [...] aurait servi (p. 66), erronnée (p. 68; zelfde fout p. 71), les jours féries (p. 95), Mme. Marie-Luce Henri (p. 103) en un accompte (p. 141).
W. WEEKERS-DE KINDER. Puis-je vous aider? Deel 3: Frans voor de derde graad BSO. − Oostmalle: De Sikkel, 1993, 30 x 21, 154 p., ISBN 90-260-3394-X, BF 415. Het met zwart-wit foto’s en tekeningen geïllustreerde leermiddel voor de derde graad BSO bestaat uit tien volgens hetzelfde stramien opgebouwde dossiers. De behandelde onderwerpen zijn eigentijds (of van alle tijden) en voldoende praktijkgericht (sport, toerisme, mode, bankzaken, de komst van een baby, wijn, wagen) zodat ze de leerlingen kunnen boeien. Ieder dossier bevat een inleidende leestekst (gevolgd door een woordenlijst F-NL), gevarieerde woordenschatoefeningen, training op enkele grammaticale items, een aantal korte dialogen, een supplementaire leestekst, vragen als aanzet tot conversatie en diverse opdrachten met een veranderlijke omvang (o.a. opgaven voor steloefeningen en rollenspellen, kruiswoordraadsels, allerlei woordspelletjes). Het aangereikte taalmateriaal, dat geregeld een portie «Landeskunde» bevat, is nu eens bedoeld als leerstof, dan weer als voorbereiding van training op de vaardigheden. Een handleiding voor de leraar (met oplossingen, dictees en didactische tips) is gratis verkrijgbaar (V. WEEKERS-DE KINDER, Puis-je vous aider? 3. Guide du professeur. − Ibid., 1993, 30 x 21, 34 p., ISBN 90-260-3395-8).
W. CLIJSTERS, M. VERJANS. Tous azimuts. − Lier: Van In, 1992, 224 p., ISBN 90-306-1996-1, BF 626. W. CLIJSTERS, M. VERJANS. Tous azimuts. Guide du professeur. − Ibid., 1994, 136 p., ISBN 90-306-2245-8, BF 532. Tous azimuts is een tekst- en oefenboek voor gevorderde leerlingen en studenten (laatstejaars S.O., hoger onderwijs, universiteit, avondleergangen). Elk van de twaalf hoofdstukken wordt ingeleid door een vrij lange authentieke informatieve tekst (gevolgd door een verklarende woordenlijst), die het uitgangspunt vormt voor gevarieerd oefenmateriaal, dat volgens een vast stramien opgebouwd is. De twaalf teksten bestrijken een breed gamma van «klassieke» actuele onderwerpen (zoals amateursport, feminisme, de invloed van de reclame, migranten, stress op het werk, de gevaren van de informatica),
61
waar leerlingen en studenten normaliter een eigen opvatting over hebben. In het oefenmateriaal komt de toetsing van het tekstbegrip het eerst aan de beurt (begripsvragen, ontdekking van de structuur van de tekst). In een tweede reeks oefeningen staat de assimilatie van de nieuwe woordenschat (de werkvormen zijn heel gevarieerd: van schoolse invul- en combinatie-oefeningen tot stevige vertaalopdrachten NL-F) op het programma en worden enkele spraakkunstitems opgefrist. In het volgende, heel communicatief gerichte luik krijgt de leerling c.q. de student de kans eigen meningen en standpunten te verwoorden (gerichte of open conversatie-opdrachten). Ieder dossier wordt afgerond door een handvol teksten (krantenartikelen, chansons, citaten, gedichten) zonder bijbehorend oefenmateriaal. De afzonderlijk leverbare Guide du professeur bevat, behalve de correctiesleutel van de oefeningen, complementair materiaal zoals bijkomende teksten, wenken voor het diversificeren van de oefenvormen, statistisch materiaal, enz. Gemotiveerde leerlingen en studenten kunnen bij dezelfde uitgever twee softwarepakketten voor PC bestellen (de set met de twee pakketten: BF 1323): Tous Azimuts-test en Tous Azimuts-lex bevatten (zelf)toetsmateriaal resp. woordenschattraining.
Pierre DAUZIER, Paul LOMBARD. Anthologie de l’éloquence française. De Jean Calvin à Marguerite Yourcenar. − Paris: La Table Ronde, 1995, 21 x 14, 402 p, ISBN 2-7103-0706-5, FF 159. Deze bloemlezing bevat uittreksels uit redevoeringen van veertig Franse auteurs van de Renaissance tot heden. Van iedere auteur is een korte levensschets opgenomen met een situering van de geselecteerde tekst(en). De verschillende takken van de welsprekendheid komen aan de orde in het boek. De katholieke en gereformeerde predikatie wordt vertegenwoordigd door enkele grote namen uit de XVIe, de XVIIe en de XIXe eeuw. Profane lijkredes zijn schaars vertegenwoordigd; van Victor Hugo’s rede op de uitvaart van Balzac is een belangrijke passage opgenomen, terwijl A. Malraux present is met een fragment uit de tekst die hij uitsprak bij de overbrenging van de stoffelijke resten van Jean Moulin naar het Parijse Pantheon. Voorts zijn er enkele voorbeelden van de zuiver literaire welsprekendheid, die in Frankrijk beoefend wordt in inaugurele redes aan het begin van een nieuw werkjaar van prestigieuze instituten (als het Collège de France) en in de redevoeringen bij de opname van nieuwe leden in de Académie française. Van de weleer sterk gesmaakte gerechtelijke welsprekendheid zijn weinig specimina opgenomen; de beroemdste tekst is hier een zelfverdediging die Zola uitsprak kort na de publicatie van J’accuse. De hoofdbrok van het boek wordt gevormd door fragmenten uit politieke redevoeringen, van Monluc over diverse «orateurs de la Révolution française», Chateaubriand, Blanqui, Gambetta, Jaurès en Léon Blum tot Charles de Gaulle. In het illustere veertigkoppige gezelschap bevinden zich twee dames: behalve enkele uittreksels uit opvoedkundige conferenties van Mme de Maintenon, vindt men in deze tekstverzameling de inleiding van Marguerite Yourcenars Discours de réception à l’Académie française, met de spraakmakende aanhef «Messieurs». De samenstellers zijn erin geslaagd met beroemde en minder bekende teksten een originele «cocktail» te brouwen. De bloemlezing bevat niet alleen tientallen passages uit teksten die geregeld herdrukt worden maar ook een keuze uittreksels uit vergeten (gelegendheids)werken van zulke uiteenlopende auteurs als Antoine Arnauld, Royer-Collard, Antonin Artaud en Saint-John-Perse. Een groot aantal teksten evoceren scharniermomenten uit de bewogen geschiedenis van een zelfbewust volk.
Paul BÉNICHOU. La consacrazione dello scrittore. L’avvento dello spirito laico nella Francia moderna (1750-1830). Traduzione di Luciana Grasso. − Bologna: Il Mulino, 1993, 21 x 14, 520 p., gekart., ISBN 88-15-03375-0, L. 60.000. COLLEZIONE DI TESTI E DI STUDI: LINGUISTICA E CRITICA LETTERARIA. Twintig jaar na de eerste uitgave van P. Bénichou’s Le sacre de l’écrivain, 1750-1830. Essai sur l’avènement d’un pouvoir spirituel laïque dans la France moderne (Paris, José Corti, 1973, ²1985)
62
publiceert een bekende Bolognese uitgeverij een Italiaanse vertaling van het werk. De auteur bestudeert de opkomst van de moderne − op de actualiteit inspelende − «intellectueel» aan de hand van uitvoerig tekstmateriaal uit het œuvre van literatoren en filosofen. In de geestelijke verwarring na de revolutionaire periode staan doctrinaire denkers op die hun lezerspubliek het comfort van geestelijke zekerheid kunnen geven. Terwijl de «idéologues» voortbouwen op de filosofische inzichten van de Verlichting, trachten de traditionalisten de fundamentele − religieuze en politieke − waarden van het Ancien Régime een nieuw elan te geven. De mystieke theorieën van de «illuministes» en vooral de denkbeelden van de jonge liberale school (o.a. B. Constant) bieden een uitweg uit de «patstelling» waarin de zoëven genoemde diametraal tegengestelde doctrines elkaar bekampen. Nadien, met het aantreden van de romantische generatie, wordt het debat over de moderniteit uitgebreid met een regelrechte polemiek over nieuwe esthetische canons; voortaan vertolken zulke uiteenlopende scheppers als dichters, romanciers, historici en filosofen, persoonlijke standpunten m.b.t. de vaak woelige politieke en sociale actualiteit. Het is een onbegonnen werk om het boek van P. Bénichou op een billijke manier samen te vatten in het kader van een recensie. We brengen in herinnering dat de overvloedig gedocumenteerde monografie een nieuw licht werpt op het œuvre van Senancour en van verschillende minder bekende schrijvers (Lamennais, Jouffroy, Pétrus Borel, Philothée O’Neddy) en dat ze de accentverschuivingen in de beginnende romantiek onderkent. De originele Franse versie van de monografie werd onlangs heruitgegeven (Paris, Gallimard, 1996, 504 p., ISBN 2-07-074448-5, FF 195. BIBLIOTHÈQUE DES IDÉES) in de reeks waarin P. Bénichou de bevindingen van zijn later «geistesgeschichtlich» onderzoek m.b.t. de Franse letteren van de XIXde eeuw publiceerde (Le temps des prophètes, 1977; Les mages romantiques, 1988; L’École du désenchantement, 1992).
Michel DE MONTAIGNE. Op dood of leven. Essays. Vertaald door Hans van Pinxteren. − Amsterdam: Athenaeum − Polak & Van Gennep (België: via Uitgeverijen Singel 262, Antwerpen), 1995, 19 x 12,5, 180 p., geb., ISBN 90-253-3385-0, BF 699. Michel DE MONTAIGNE. De sporen van het vuur. Essay over liefde en wellust. Vertaald door Hans van Pinxteren. − Ibid., 1996, 19 x 12,5, 113 p., geb., ISBN 90-253-3387-7, BF 699. Hans van Pinxteren zette zijn Nederlandse vertaling van Montaignes hoofdwerk in met een representatieve «proeve van zeven» essays (v. Romaneske, 20ste jg., 1995, nr. 3, p. 55-56), die «zoveel mogelijk aspecten van Montaigne in kort bestek aan bod [...] laten komen». In de twee volgende delen brengt de bekende Nederlandse vertaler een thematisch homogene tekstkeuze. In Op dood of leven zijn de reflecties van de Gasconse wijsgeer samengebracht over de vraag hoe de mens met de dood, met zijn dood, dient om te gaan. Dit boek bevat de integrale vertaling van vijf essays, die de volgende titels kregen: «Men kan pas na onze dood over ons geluk oordelen» (I, 19), «Filosoferen is leren hoe je moet sterven» (I, 20), «Een gewoonte op het eiland Cea» (II, 3), «Hoe je over andermans dood moet oordelen» (II, 13) en «Over de ervaring» (III, 12). De inleiding vat de evolutie van Montaignes denken, in drie fasen, samen. De sporen van het vuur bevat de volledige vertaling van het uitgebreide essay «Over enige verzen van Vergilius» (III, 5). In deze tekst vormt een citaat uit de Aeneïs i.v.m. een wulpse omhelzing van Venus door Vulcanus het uitgangspunt van Montaignes heel persoonlijke reflectie over erotiek en over de man-vrouw relatie, waarin de Franse denker volgens de vertaler «bij vlagen komt [...] tot een emancipatorisch aandoende gedachtenvlucht» (p. 7). Hans van Pinxteren zet zijn vertaalwerk onverdroten voort met de bedoeling uiteindelijk tot een integrale vertaling van de Essais te komen.
63
Midi-Pyrénées. Vertaling: Anna Wolters. − Tielt: Lannoo, 1996, 20 x 11,5, 412 p., ISBN 90-209-2876-7, BF 495. TROTTER GIDSEN. België. Vertaling en bewerking: Peter Smets, Ria De Rycke, Marc Vingerhoedt. − Ibid., 1996, 20 x 11,5, 368 p., ISBN 90-209-2687-X, BF 495. TROTTER GIDSEN. De reeks Trotter Gidsen is in korte tijd sterk uitgebreid. Het concept van de Nederlandse pendant van de Franse Guides du Routard is bij onze lezers genoegzaam bekend (v. Romaneske, 18de jg., 1993, nr. 4, p. 65, en 19de jg., 1994, nr. 1, p. 92-93). De gids Midi-Pyrénées is gewijd aan de Franse departementen Lot, Aveyron, Tarn, Tarn-etGaronne, Gers, Hautes-Pyrénées, Haute-Garonne en Ariège. De reiziger vindt er praktische informatie, vrij gedetailleerde beschrijvingen van allerlei bezienswaardigheden en natuurgebieden, tientallen overzichtskaarten en plattegronden, talrijke adressen van toeristische informatiebureaus en van democratisch geprijsde accommodatie en eetgelegenheden (met prijsvoorbeelden) en voorts heel wat suggesties voor recreatie en sportbeoefening. Door de gedrongen tekst was het mogelijk een flinke dosis historische en culturele gegevens (de katharen en de tempeliers hebben hun sporen nagelaten) en informatie over regionale produkten op te nemen. De Trotter Gids voor België wordt ingeleid door een heel uitgebreid overzicht van de nationale geschiedenis, de cultuur in brede zin (het stripverhaal komt uitgebreid aan de orde), het dagelijks leven (taaltoestanden, keuken, het rijke bieraanbod) en een reeks biografische notities van beroemde landgenoten van vroeger en nu. De eigenlijke plaatsbeschrijvingen (gegroepeerd per gewest) zijn gedetailleerder en de selectie van eet- en slaapgelegenheden is ruimer dan in de zoëven voorgestelde gids. Voor iedere stad signaleren de auteurs daarenboven enkele typische en gezellige (nacht)kroegen. Door de veelzijdige informatie en de onbevangen toon van de beschrijvingen, zullen de Trotter Gidsen vooral jeugdige reizigers aanspreken. Bij het naslaan van beide boeken dient men er rekening mee te houden dat in het plaatsnaamregister achterin doorgaans alleen de belangrijke localiteiten opgenomen zijn. Het verdient aanbeveling om kleinere plaatsen (bijv. Tervuren en Lessive in de gids voor België) op te zoeken via de naam van een nabijgelegen stad of bezienswaardigheid (Brussel resp. Grotten van Han). Lectuurnotitie: Leuven ontbreekt in het register van de gids voor ons land.
Jan YPERMAN. Lille. Stadsgids van Rijsel. − Aartrijke: Uitgeverij Emiel Decock, 1995, 20 x 12, 60 p., ISBN 90-5364-032-0, BF 295. Als draaischijf in het Europese HST-net heeft Rijsel aan belang gewonnen. Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat meer en meer zakenlui en shoppers het patrimonium, de animatie en de culturele evenementen van de Noord-Franse metropool ontdekken. Voor het Nederlandstalig publiek stelde J. Yperman een handzame met tientallen foto’s geïllustreerde gids samen die in zestig bladzijden heel wat informatie bevat. De auteur vat de geschiedenis van de stad samen en verstrekt revelerend cijfermateriaal alvorens de lezer in vijf stadswandelingen naar de talrijke bezienswaardigheden te loodsen (niet alleen «highlights», zoals de door Vauban gebouwde Citadel en le Vieux-Lille, maar ook minder bekende plekjes zoals de stemmige cour des Brigittines). De recente realisaties (o.m. metro volgens nieuw concept, de satelliet- en tevens universiteitsstad Villeneuve-d’Ascq) komen in een volgend hoofdstuk aan de beurt. Tips voor shopping, een overzicht van horecazaken, een presentatie van de talrijke musea (waaronder het rijke Musée des Beaux-Arts; nog even gesloten wegens uitbreidingswerken) en een gecommentarieerde selectieve literatuurlijst vervolledigen de stadsgids. Lectuurnotities. In verschillende woorden en namen ontbreken accenten: lees Deûle (p.5, 23, 24 en 57), Télé-Lille (p. 10), l’Huîtrière (p. 20), les Bons Pâturages (p. 44), pâtisserie tunisienne (p. 45), La Taverne de Maître Kanter (p. 45) en Lille métropole et sa région (p. 55). Lees centre hospitalier régional i.p.v. [...] hôpitalier [...] (p. 9) en rue de la Monnaie i.p.v. rue de la Monaie (p. 21).
64
PRO VELO. Fietsen door Brussel. 12 fietslussen door heden en verleden van Brussel en de groene rand. − Tielt: Lannoo, 1996, 21,5 x 12, 179 p., ISBN 90-209-2950-X, BF 495. LANNOO’S DICHT-BIJ-HUIS-GIDSEN. De tweetalige vzw Pro Velo stelt in dit boek twaalf parcours (meestal tussen tien en dertig kilometer) voor die verleden en heden van Brussel en de stadsrand verkennen. In elke routebeschrijving (met plan) staat een thema centraal. Zo zijn er een art nouveau-rit, een tocht in het teken van honderd jaar stripverhaal, een kastelen- en abdijenroute en diverse groene etappes. Het geheel vormt een vrij gedetailleerde kennismaking met het architecturaal erfgoed (m.i.v. wat industriële archeologie) van de hoofdstedelijke agglomeratie en met de groene gordel. Van de gids bezorgde Pro Velo (E. Solvaystraat 32a, 1050 Brussel, tel. 02/502 73 55; ook fietsenverhuur) een Franstalige versie met de titel Vélodécouverte de Bruxelles. 12 balades à vélo à travers l’histoire et la nature préservée de Bruxelles et environs (ibid., 1996, 178 p., ISBN 90-209-2951-8, BF 495).
Jean-Louis SPARMONT. Les routes de la bière. Brasseries et circuits en Wallonie et à Bruxelles. Préface de Léo Moulin. − Bruxelles: Labor, 1995, 21,5 x 12, 175 p., ISBN 2-8040-1078-3, BF 595. Behalve de Noordelijke helft van Frankrijk en Wallonië liggen de Romaanse landen en gebieden van Europa in de «beer belt», die een brede gordel vormt tussen de noordelijke «spirit belt» en de hoofdzakelijk mediterrane «wine belt». Brussel en Franstalig België presteren verdienstelijk in het Europese bierlandschap zodat de nieuwe gids de liefhebber zal interesseren. De auteur schetst de geschiedenis van het bier en beschrijft uitvoerig de verschillen tussen de diverse bierstijlen alvorens de lezer acht bierroutes voor te stellen. De parcours, waarvan de helft Henegouwen aandoet, voeren naar enkele brouwerijen die groepen bezoekers (op afspraak) ontvangen. De beschrijving van de brouwerijen neemt het leeuwendeel van het met zwart-wit foto’s geïllustreerde boek voor zijn rekening. Vierendertig bedrijven − van kleinschalige artisanale producenten tot in ruimere verbanden opererende biergiganten − komen één voor één aan de beurt met hun geschiedenis en een presentatie van hun assortiment. De lezer verneemt voorts de omvang van de productie, en, desgevallend, de uurregeling voor bezoeken aan het bedrijf. Wie de biervariëteiten van de kleinste of de recentst opgerichte brouwerijen in de streek van herkomst wenst te degusteren, kan gebruik maken van de adresopgave van kroegen die aan dit verlangen voldoen. Verschillende contactadressen (beroepsverenigingen, biermuseums, gespecialiseerde cafés), een selectieve bibliografie en twee registers (bedrijven, produkten) ronden de gids af.
Italiaans Vincenzo LO CASCIO, Annelies KOOIJMAN. De Taalvos Italiaans. Valstrikken in de Italiaanse taal. − Amsterdam: Thomas Rap, 1994, 96 p., ISBN 90-6005-474-1, ƒ 20. De «Taalvossen» (v. Romaneske, 19de jg., 1994, nr. 1, p. 89-90) behoeden Nederlanders en Vlamingen voor verkeerde interpretaties en foute vertalingen van faux amis in onze buurtalen, het Spaans en het Italiaans. De Taalvos Italiaans is opgebouwd als een alfabetisch lexicon met vierhonderd éénentwintig artikelen onder Italiaanse trefwoorden (van abbraccio en abuso tot zebra en zuppa). In het nieuwe boek, dat hoofdzakelijk taalkundige informatie bevat, komen geregeld verschillen tusen Italiaanse en Nederlandse (tafel)gewoontes en instellingen (o.a. onderwijs) aan de orde. Interessante «landkundige» informatie is te vinden in de artikelen ginnasio, liceo, palazzo, prefetto, regione. Achter in het boek is een reeks tekeningen van in Italië gebruikelijke gebaren (met verklaring in het Nederlands) opgenomen.
66
Donatella BEDARIDA, Mado ELMOUCHINO. Pane al pane. Sous la direction de Arlette DUCOURANT. − Paris: Belin, 1993, 22,5 x 11,5, 215 p., gekart., ISBN 2-7011-1507-8, FF 98. Pane al pane bundelt een indrukwekkende oogst Italiaanse wendingen en courante formules (met het Franse equivalent) voor heel uiteenlopende communicatieve behoeften in gesprekssituaties. Het boek is ingedeeld in zes hoofdstukken, die op hun beurt tien tot dertig onderafdelingen bevatten. De structuur van het werk garandeert een vlotte toegankelijkheid van de geboden informatie. Wie moeite heeft met de opbouw van het boek, kan terecht in de twee registers achterin (alfabetische opsomming van de «actes de parole» in het Italiaans resp. het Frans met verwijzing naar de vindplaats in het boek; enkele voorbeelden: indignazione, informazioni, insulti, intenzioni, en in het tweede register tournures d’insistance, transmettre des salutations, tristesse). Dit nieuwe leermiddel (ook bruikbaar als naslagwerk) reikt gevorderde studenten gebruiksklaar idioom aan voor dagdagelijkse situaties.
Spaans, Spanje Jacques DE BRUYNE. Beknopte Spaanse spraakkunst. − Oostmalle, De Sikkel, 1993, 24 x 15, 303 p., ISBN 90-260-3420-2, BF 610. Ten behoeve van autodidacten en leerlingen in avondscholen en in het secundair onderwijs bezorgde J. de Bruyne een beknopte versie van zijn gezaghebbende beschrijvende Spaanse spraakkunst (ibid., 1985², 1989³; v. Romaneske, 14de jg., 1989, nr. 3, p. 60). De auteur behield de structuur van de editio maior (incl. de delen over de problemen rond de vertaling van de Nederlandse werkwoorden moeten, worden en laten), maar liet een heel hoofdstuk (nl. over de «woordvorming door middel van suffixen») achterwege. De inkorting gebeurde vooral door de reductie van het aantal voorbeelden en commentaren en door de vereenvoudiging van de bronvermelding van de aangehaalde tekstillustraties. Geregeld wordt de aandacht gevestigd op varianten van het Zuid-Amerikaanse Spaans. Het uitgebreide register maakt de gebruiker snel wegwijs in het nieuwe leermiddel.
Pierre GERBOIN, Christine LEROY. Précis de grammaire espagnole. − Paris: Hachette Éducation, 1993, 24 x 17, 288 p., ISBN 2-01-013178-9, FF 97. De in het Frans gestelde Précis is de vereenvoudigde versie van de degelijke Grammaire d’usage de l’espagnol contemporain (ibid., 1991, 528 p., FF 163) door dezelfde auteurs. De structuur van de beschrijvende Grammaire d’usage werd aangehouden in de hoofdzakelijk voor middelbare scholieren bedoelde Précis. In beide (typografisch knap uitgevoerde) werken doen de auteurs voortdurend een beroep op de kennis van de moedertaal van de Franstalige gebruikers en wisselt de systematische beschrijving van grammaticale structuren af met de behandeling van vertaalproblemen waar Franstaligen mee worstelen (vandaar de overvloedige aanwezigheid van (sub)titels als la traduction de voici, voilà, la traduction de faire suivi d’un infinitif). In de beknopte spraakkunst werden vijf reeksen oefeningen ingelast. De correctiesleutel achter in het boek (p. 279-282) is een welkome hulp voor autodidacten. Een gedetailleerd register verhoogt de toegankelijkheid van het leermiddel.
67
J. HALLEBEEK, A. VAN BOMMEL, C. VAN ESCH. Moderne Spaanse grammatica. − Groningen: Wolters-Noordhoff (België: via Wolters Leuven, Leuven), 1994, 24 x 16,5, 251 p., ISBN 90 01 10650 1, ƒ 49,75 / BF 950. J. HALLEBEEK, A. VAN BOMMEL, C. VAN ESCH. Moderne Spaanse grammatica. Oefenboek. − Ibid., 1993, 24 x 16,5, 111 p., ISBN 90 01 10652 8, ƒ 25 / BF 451. Het nieuwe handboek is een beschrijvende, met talrijke tekstvoorbeelden geïllustreerde grammatica van het hedendaagse Spaans die voortdurend de gelijkenissen c.q. de verschillen tussen Nederlandse en Spaanse taalstructuren expliciteert. De originaliteit van de Moderne Spaanse grammatica bestaat in de haarscherpe en toch eenvoudige formules die de auteurs bedachten om traditioneel als moeilijk ervaren spraakkunstitems (bijv. het gebruik van ser en estar) uit te leggen. Ondanks het beknopte karakter van het spraakkunsthandboek, is de materie voldoende ruim gekozen om er op verschillende onderwijsniveaus (avondleergangen, hogescholen) mee te werken. De bijzondere kenmerken van het Spaans van Amerika worden behandeld in een afzonderlijk hoofdstuk. De overzichtelijke lay-out en de tweekleurendruk zetten de didactische kwaliteiten van het handboek in de verf. Een beknopte bibliografie en een uitgebreid register besluiten het leerboek. Bij de Moderne Spaanse grammatica is een werkboek verkrijgbaar met tweehonderd en tien oefeningen, die zo goed als alle op één of een beperkt aantal items van de spraakkunst betrekking hebben. Het oefenmateriaal over een hoofdstuk wordt telkens besloten door twee reeksen vertaalzinnen (S-NL en NL-S). Bij de meeste opdrachten wordt vocabularium aangereikt zodat de grammatica de volledige aandacht van de leerling kan opeisen. Door de beperkte omvang van het werkboek en de afwezigheid van synthese-oefeningen is het Oefenboek vooral voor korte opleidingen (en, mits aankoop van de Sleutel [ibid., 1994, 21 x 15, 38 p., ISBN 90 01 10651 X, ƒ 10], ook voor zelfstudie) geschikt.
Claude MARIANI, Daniel VASSIVIÈRE. Pratique de l’espagnol de A à Z. − Paris: Hatier (België: via Didier Hatier, Bruxelles), 1994, 22,5 x 12,5, 383 p., ISBN 2-218-0549-2, BF 545. Dit in het Frans gestelde naslagwerk presenteert de Spaanse spraakkunst in tweehonderd zesentachtig alfabetisch gerangschikte steekkaarten, van «A» devant le complément direct, over ocurrir, ojalá, on [vertaling van het Franse] en opérations [arithmétiques] tot ya, ya no, ya que en z: prononciation. Enkele overzichtsartikelen vormen een tegengewicht voor de versnippering van de materie. Iedere steekkaart wordt besloten door één of enkele korte oefeningen (correctiesleutel achter in het boek). Het werk bevat voorts vervoegingstabellen van de belangrijkste werkwoorden, twee woordenlijsten (S-F en F-S; moeilijke woorden uit de oefeningen) en een uitvoerig register. Dezelfde auteurs stelden een aanvullende bundel oefenmateriaal samen onder de titel Pratique de l’espagnol. Exercices (ibid., 1994, 160 p., ISBN 2-218-00103-9, BF 265). In het oefenboek (met correctiesleutel achterin) wordt de in het naslagwerk voorgestelde spraakkunst op een meer globale manier opgefrist. De bijna tweehonderd veertig opdrachten zijn ondergebracht in nog slechts eenenzestig units over grotere spraakkunstonderdelen, waardoor de oefensessies van het werkboek meer inzicht kunnen bijbrengen dan de opgaven die in het naslagwerk voorkomen.
Enrique PASTOR. Espagnol correspondance. − Paris: Nathan, 1994, 191 p., 21 x 13,5, 191 p., ISBN 2-09-886321-7, FF 53. UTILANGUES USUELS. Met dit boek kunnen leerlingen die minstens één jaar Spaans achter de rug hebben, zich (eventueel op eigen houtje) vertrouwd maken met de gebruiken m.b.t. de correspondentie in die taal. Het inleidend hoofdstuk behandelt de vaste vormaspecten van brief en envelop. Daarna volgen drieëntwintig hoofdstukken over persoonlijke en zakenbrieven voor diverse gelegenheden en situaties (afspraken maken,
68
commerciële offertes, gelukwensen, reservaties, bestellingen, sollicitatie, enz.). Ieder hoofdstuk wordt ingeleid door één of twee brieven met gaten, die volgens een multiple-choicesysteem moeten aangevuld worden. De correcte oplossing volgt op de keerzijde. Vervolgens reikt de auteur enkele bladzijden uitdrukkingen en wat tips i.v.m. spraakkundige hangijzers aan. Tenslotte kan de autodidact een nieuwe gatentekst (nu zonder keuzemogelijkheden en correctiesleutel) vervolledigen. In het oefenmateriaal komt de leerling dus nooit aan brieven schrijven toe, het blijft bij completeren. Deze beperking vermindert aanzienlijk de doeltreffendheid van het leermiddel, dat we eerder als vraagbaak en als beknopt naslagwerk (met een degelijk register) kunnen aanbevelen. Een lijst afkortingen en letterwoorden, twee woordenlijsten (S-F en F-S) en een repertorium van courante «epistolaire» uitdrukkingen ronden de publicatie af.
Inés BARDIO VALLES. Comunicar activamente en español. Vocabulaire espagnol français. − Valenciennes: Spratbrow (België: via Dessain [Groupe De Boeck], Louvain-la-Neuve), 1995, 24 x 15, 176 p., ISBN 2-903891-40-0, FF 60. I. Bardio Valles bracht zesduizend driehonderd frequent gebruikte Spaanse woorden (geflankeerd door een Franse vertaling), aangevuld met zeshonderd vijftig uitdrukkingen of voorbeeldzinnen, samen in het eerste en omvangrijkste deel van het leerboek Spaans vocabulaire. De auteur had het gelukkige (want praktische) idee de vierendertig hoofdstukken onder te verdelen in subthema’s, wat het associëren en dus ook het memoriseren vergemakkelijkt. Een bijkomend voordeel is dat docenten een of meer onderdelen kunnen laten studeren als voorbereiding van conversatielessen over een vooraf te bepalen onderwerp. Het tweede deel van het bijdetijdse leermiddel bevat verschillende reeksen courante wendingen en praktische formules voor veel voorkomende gesprekssituaties of uitdrukkingen en uitroepen waarmee men aan zijn gevoelens lucht kan geven. Het derde en laatste deel van het boek inventariseert de zgn. «verbindende woorden», waarmee voorzetsels en voegwoorden bedoeld worden. Deze Franse publicatie is een geslaagd, op de communicatie afgestemd leermiddel.
Evamaría RENNER DE HERNÁNDEZ. Diccionario de modismos y lenguaje coloquial españolalemán. − Madrid: Paraninfo, 1991, 21 x 15,5, 326 p., ISBN 84-283-1850-6. Het lexicon inventariseert ongeveer zevenduizend vijfhonderd Spaanse zegswijzen en idiomatische woordverbindingen en geeft er een Duitse vertaling (of omschrijving) van. Om zo’n disparaat corpus toegankelijk te maken voor de gebruikers van het naslagwerk werden de items ondergebracht in rubrieken onder Spaanse trefwoorden (bijv. francesa, freír, frenillo, freno, frente, fresca; deze artikelen bevatten resp. één, twee, één, zes, twee en acht items). Dank zij de taalverwantschap tussen het Nederlands en het Duits, zijn heel wat Duitse vertalingen c.q. omschrijvingen (bijv. kein Blatt vor den Mund nehmen, het equivalent van no tener frenillo en la boca) doorzichtig voor alumni van de Leuvense Alma Mater. Een verzameling taaleigen als deze kan niet genoeg aanbevolen worden aan leerlingen en studenten Spaans. Een op school geleerde en derhalve nog wat doffe taal wordt kleurrijker na een goed gedoseerde injectie idioom.
L. BUSQUETS, L. BONZI. Los verbos en español. − Madrid: Verbum, 1993, 24 x 17, 304 p., ISBN 84-7962-041-2, Ptas. 2500. Door de grondige behandeling van het onderwerp is deze gids voor het Spaanse werkwoord het volledigste werk in zijn soort. De «autoras» beschrijven het gebruik van de verschillende tijden en wijzen en zetten uiteen hoe de tempora gevormd worden alvorens van alle regelmatige werkwoordstypes (alsook van het reflexief en van het passief werkwoord) een volledig uitgeschreven vervoegingstabel
69
te geven. Daarna komen de (semi-)onregelmatige werkwoorden in twee etappes aan de beurt. Na een reeks volledig uitgeschreven vervoegingen van zestien types van verba met diftongering, spellings- of accentwijziging, volgt een haast eindeloze reeks (semi-)onregelmatige werkwoorden, die in acht sleuteltijden vervoegd worden. In dit lang uitgesponnen repertorium zijn de verba per type van onregelmatigheid gegroepeerd en, binnen de respectievelijke categorie, alfabetisch gerangschikt. De verba met onvoorspelbare gedaanteveranderingen (andar, caber, e.d.) sluiten de rij. Voorts bevat Los verbos een alfabetische lijst van werkwoorden die gevolgd worden door vaste voorzetsels en een alfabetisch repertorium van voor beginners moeilijk herkenbare vervoegde werkwoordsvormen (zoals anduve en huelo) met verwijzing naar de noemvorm (resp. andar en oler). Het boek wordt besloten door een alfabetische index van alle werkwoorden met verwijzing naar de pagina waar de vervoeging (of het toepasselijke vervoegingsmodel) te vinden is. Door de opbouw van het werk vormt deze index de enige praktische toegang tot de informatie in de gids.
Alain GUY. La philosophie espagnole. − Paris: Presses Universitaires de France, 1995, 17,5 x 11, 127 p., ISBN 2-13-047175-7, FF 40. QUE SAIS-JE?, 3008. A. Guy heeft zich gedurende heel zijn carrière verdiept in het Spaanse en Latijns-Amerikaanse (v. Romaneske, 15de g., 1990, nr. 2, p. 75-76) denken, waaraan hij talrijke artikelen, monografieën en overzichtswerken wijdde. Hispanisten die zijn magnum opus, de Histoire de la philosophie espagnole (Toulouse, 1985² [19831], 490 p.; in 1985 verscheen een Spaanse vertaling) te omvangrijk of te gedetailleerd zouden vinden, kunnen zich een duidelijk beeld vormen van de ontwikkeling van de Spaanse wijsbegeerte in La philosophie espagnole. Deze pocket is een vrij gedrongen samenvatting van de Histoire, aangevuld met een inleidend hoofdstuk dat het Romeinse, het vroeg-christelijke, het islamitische en het joodse denken tijdens de eerste twaalf eeuwen van onze jaartelling overschouwt. Door de talrijke raakpunten tussen de Spaanse letterkunde en de wijsgerige reflectie (bij o.m. Luis de León, Gracián, Feijóo, M. Menéndez y Pelayo, Unamuno, E. d’Ors, Ortega y Gasset, Marañón en Savater) verdient de nieuwe synthese aanbeveling als geestverruimende lectuur voor weetgierige hispanisten.
Pierre-Louis GIANNERINI, Pierre TUCOO-CHALA. Aragon, terre d’aventures. − Biarritz-Paris: J & D Éditions, 1996, 30 x 23, 167 p., ISBN 2-84127-053-X, FF 250. Het verzorgde album presenteert met paginabrede kleurfoto’s en een reeks streektableaus in tekstvorm de ruwe schoonheid van het door toeristen miskende Aragon. De inleidende hoofdstukken brengen de bewogen geschiedenis van het graafschap en daarna het koninkrijk Aragon in herinnering, een begeerd gebied dat tengevolge van dynastieke huwelijken zijn zelfstandigheid verloor en uiteindelijk deel uitmaakte van het eengemaakte Spanje, waarbinnen het in deze eeuw opnieuw een «autonomía» zou worden. De streektableaus doorkruisen nu eens geografische entiteiten zoals valleien en massieven, dan weer staan ze in het teken van een (kunst)historische topic. De lezer gaat een eind weegs mee met de auteurs op de Sint-Jacobsroute, hij ontdekt aloude abdijen (de streek rond Jaca is op dit punt een gezegende streek) en oude stadscentra, houdt halt voor imposante bouwwerken die deels volgens Moorse esthetische canons werden opgesmukt (de mudéjar en de mozarabische architectuur hebben een exotische schoonheid en bewijzen dat diametraal tegengestelde culturen elkaar verrijken), wordt geïmponeerd door de grootsheid van de noordelijke berglandschappen, staat versteld van de rijkdom van de fauna en flora en... van het taaie voortleven van oude ambachten en tradities. Door zijn geïsoleerde ligging is Aragon, met uitzondering van het Ebrodal waar Zaragoza zich in nestelt, een landelijke gebied gebleven, waar hoogbouw en industrie geen onomkeerbare ravages aangericht hebben. De Hispanofielen, die deze streek links laten liggen − omdat ze weinig meer te bieden zou hebben dan de zoëven genoemde hoofdplaats, het kloosterfort van Loarre en de ruige site van Albarracín − ontzeggen zich de charmes van een regio die nu terecht prat gaat op zijn «casticidad».
70
K. MCKENNEY. Descubriendo Comillas. Una joya en la corona de España. Traducido por G. Fayer Pérez. − [E-39520] Comillas: Librería Di-Kar [Las Infantas, 4], 1994, 21 x 15, 96 p. Comillas ligt aan de Cantabrische kust, vijftig kilometer ten westen van Santander. Ruim een eeuw geleden werd dit onbetekenende vissersdorp een stad met aanzien toen de steenrijke zakenman Antonio López y López, sinds kort verheven tot markies van Comillas, er enkele gebouwen liet optrekken waar hij de Spaanse vorsten in een waardig kader en met de passende egards kon ontvangen. Hij vertrouwde de bouw en de decoratie van zijn kasteel, het sprookjesachtige neogotische Palacio de Sobrellano (met het belendende mausoleum) toe aan Catalaanse kunstenaars (Lluis Doménech, Juan Martorell en Antonio Gaudí), die naderhand de stad verrijkten met meer gedurfde constructies, zoals de Pauselijke Universiteit en El Capricho. Kenneth McKenney verhaalt de geschiedenis van de stad en zijn bewoners in verschillende episodes (aan de in 1961 gestorven dichter Jésus Cancio zijn twee hoofdstukken gewijd) en voert de lezer naar de verschillende bezienswaardigheden van de stad. Zijn met historische en recente foto’s geïllustreerde boek is tegelijk een kroniek van Comillas en een gids voor reizigers met belangstelling voor het opmerkelijke kunstpatrimonium van de stad.
Cultuur UNIVERSITÀ DEGLI STUDI DI PAVIA. DIPARTIMENTO DI SCIENZE DELLA LETTERATURA E DELL’ARTE MEDIEVALE E MODERNA. Il Neogotico nel XIX e XX secolo. A cura di Rossana BOSSAGLIA e Valerio TERRAROLI. − Milano: Nuove Edizioni Gabriele Mazzotta, 1990, 24 x 17, 2 vol., 423 en 447 p., geïll., ISBN 88-202-0863-6, L. 150.000 (2 vol. samen). Deze publicatie bundelt de referaten die meer dan tachtig vakgeleerden uit twaalf landen op een vierdaags congres te Pavia (september 1985) hielden. Het eerste boekdeel bevat bijdragen (meestal in het Italiaans, enkele in het Frans en het Engels) over de esthetische, historische en ideologische achtergrond van de internationale «Gothic revival», die bijwijlen beschouwd wordt in samenhang met de Engelse en Europese letteren van het begin van de vorige eeuw, en een hele reeks studies over deelgebieden van de neogotische architectuur (bijdragen over de realisaties in een land(streek) of in een stad, over een belangrijk gebouw, enz.) in Europa en Latijns-Amerika, en tenslotte een reeks voordrachten over de toepassing van de stijl in de schilderkunst, de sierkunsten (incl. ontwerpen voor toneel- en operadecors) en zelfs in filmaffiches. Zowel aan de Vlaamse als aan de Waalse neogotiek is een studie gewijd. Het tweede deel behandelt de stijlrichting in Italië. Mede door de geslaagde voltooiing van de Milanese dom, heeft de neogotiek in Italië wortel kunnen schieten; negenenveertig artikelen voeren de lezer naar bekende en miskende verwezenlijkingen vnl. in het Noorden en het midden van het land.
Léon-Louis GRATELOUP. Dictionnaire philosophique de citations. Édition revue et augmentée. − Paris: Hachette Éducation, 1990 [herdruk 1995], 19,5 x 13, 381 p., gekart., ISBN 2-01-016580-2, FF 87. Coll. FAIRE LE POINT, RÉFÉRENCES. L.-L. Grateloup bloemleesde ruim duizend zeshonderd vijftig citaten uit het œuvre van een honderdtachtigtal denkers en bracht de teksten (originele Franse versie of Franse vertaling; met precieze referenties) samen in vijftig thematische rubrieken, van anthropologie en art, over justice en langage tot volonté. De bundel bevat representatieve passussen uit het werk van de belangrijkste westerse wijsgeren van de oudheid tot heden, aangevuld met citaten uit geschriften van vnl. Franse essayisten. De Dictionnaire philosophique de citations is een inspirerende hulp voor laatstejaarsleerlingen op de drempel van het baccalauréat en een citatenverzameling (met heel wat doordenkers) voor gecultiveerde lezers die niet ongevoelig zijn voor de trefkracht van rake formuleringen. Malebranche (geciteerd op p. 161) maant evenwel aan tot de nodige omzichtigheid: «Il faut bien distinguer la force et la beauté des paroles, de la force et de l’évidence des raisons.»