SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Wij leveren gewaardeerde expertise op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.
Leermiddelenmonitor
Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.
2007 SLO Piet Heinstraat 12 7511 JE Enschede Postbus 2041 7500 CA Enschede T 053 484 08 40 F 053 430 76 92 E
[email protected] www.slo.nl
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling
SLO Leermiddelenmonitor 2007 De Leermiddelenmonitor van SLO is een jaarlijks onderzoek naar het selectieproces en gebruik van leermiddelen door leraren in het basis- en voortgezet onderwijs. Er is op het gebied van leermiddelen veel gaande, denk bijvoorbeeld aan de invoer van elektronische leeromgevingen, het grotere aanbod van digitale leermiddelen en nieuwe aanbieders van leermiddelen, onder andere via internet. Dit onderzoek draagt bij aan een beter inzicht in deze ontwikkelingen. De vragen die centraal staan in deze rapportage zijn onder meer: welke leermiddelen gebruiken leraren, waar zoeken en vinden ze die? Welke informatie over leermiddelen is daarbij van belang, en hoe liggen de verhoudingen tussen digitale en papieren leermiddelen? Hoeveel tijd besteden leraren aan methoden en niet-methodegebonden leermiddelen?
Voor dit onderzoek is een digitale vragenlijst gemaakt. Deze lijst is in november en december 2007 uitgezet. Aan het onderzoek hebben meer dan 800 onderwijsmensen uit het primair en voortgezet onderwijs deelgenomen, waaronder meer dan 75% leraren. Andere deelnemers waren intern begeleider, ict-coördinator, sectieleider of anderszins leidinggevend of ondersteunend. De verdeling tussen primair en voortgezet onderwijs is respectievelijk 30 en 70 procent, de verhouding vrouw en man 35 en 65 procent en de gemiddelde leservaring 22 jaar.
Leermiddelen monitor
Dit rapport is als volgt opgebouwd. Na de definiëring van methodegebonden en niet-methodegebonden leermiddelen en van papieren en digitale leermiddelen volgt een samenvatting met de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek. Daarna wordt er dieper ingegaan op de uitkomsten, waarbij de volgende indeling wordt aangehouden: • Methodekeuze • Gebruik van niet-methodegebonden leermiddelen • Gebruik van methoden en niet-methodegebonden leermiddelen of een combinatie • Gebruik van papieren en digitale leermiddelen of een combinatie.
Onder methodegebonden leermiddelen wordt verstaan: een samenhangend arrangement van leermiddelen voor leerlingen en leraren, dat betrekking heeft op een vak of vakgebied en afgestemd is op de verschillende niveaus (bijvoorbeeld primair onderwijs, vmbo of vwo). Een voorbeeld is de methode “Nieuw Nederlands” voor de onderbouw VO of “Pluspunt” voor PO. Methoden worden in de regel uitgegeven door educatieve uitgeverijen. Niet-methodegebonden leermiddelen kunnen naast of in plaats van de methode gebruikt worden. De niet- methodegebonden leermiddelen kunnen gemaakt zijn door een leraar, groepen leraren (georganiseerd binnen de school), uitgevers en andere partijen. Niet-methodegebonden leermiddelen bestaan zowel op papier als in digitale vorm. Een voorbeeld van een nietmethodegebonden leermiddel is een (digitale) lesbrief van Milieudefensie over regenwouden.
Papieren leermiddelen kunnen methodegebonden en niet-methodegebonden leermiddelen zijn. De verschijningsvorm is folio, ofwel druk. Digitale leermiddelen kunnen eveneens methodegebonden en niet-methodegebonden leermiddelen zijn. De verschijningsvorm is zodanig dat er een computer nodig is om de leermiddelen te gebruiken. Te denken valt aan CD-roms, DVD’s, educatieve software en webpagina’s.
De belangrijkste uitkomsten... Alle leraren maken ten minste 2/3 van de lestijd gebruik van methoden. De doorlooptijd van methoden in het PO is veel groter dan in het VO: 8,9 tegen 5,6 jaar. Scholen vervangen methoden als ze inhoudelijk en/of didactisch verouderd zijn. Leraren kiezen of er een nieuwe methode komt en welke methode dat wordt. In het keuzeproces speelt internet een belangrijke rol, zo ook ervaringen met het werken met de methode. Kosten wegen niet het zwaarst, positieve ervaringen zijn meer bepalend voor de keuze. De kosten van methoden spelen in VO een grotere rol dan in PO. Voor onderwijs waarbij actief leren centraal staat, is het aandeel niet-methodegebonden leermiddelen groter dan bij meer traditionele vormen van onderwijs. Ook de tijd die met digitale leermiddelen gewerkt wordt, is dan groter. Gemiddeld werkt de leraar meer dan 70% van de lestijd met papieren leermiddelen. Meer aandacht voor vakkenintegratie in het VO betekent meer gebruik van digitale leermiddelen. Voor het werken met digitale leermiddelen gebruikt in het VO bijna de helft van de leraren een elektronische leeromgeving. Leraren die een ELO hebben, geven aan dat bijna een kwart van de leermiddelen daarmee aangeboden wordt. Mannen zijn meer “methodegebonden” dan vrouwen, evenals als leraren die langer lesgeven. In het PO wordt in de onderbouw het minst met methoden gewerkt. In het VO wordt er bij M&M, de exacte vakken en bij de talen het meest gebruik gemaakt van methoden. Deze vakken gebruiken ook nog het vaakst papier, in tegenstelling tot de kunstvakken en de meer beroepsgerichte vakken in het vmbo, waarbij digitale leermiddelen vaker ingezet worden. Andere leermiddelen dan de methode sluiten beter aan bij de leeromgeving van leerlingen en zijn leuker. Leraren in het VO geven aan niet genoeg te hebben aan de methode. PO leraren gebruiken met name spullen die anderen gemaakt hebben, VO leraren maken die zelf. De niet-methodegebonden leermiddelen zijn verrijkend en verdiepend en worden gebruikt in projecten. Niet-methode-gebonden leermiddelen zijn vaak digitale leermiddelen en worden dan ook met name gevonden op internet, waarbij aanpasbaarheid en beschikbaarheid erg belangrijk zijn. Dat zoeken op internet kost relatief veel tijd en gebeurt nog betrekkelijk weinig. De meeste leraren zoeken maar enkele keren per maand.
Leermiddelen monitor
Methodekeuze
Alle leraren maken gebruik van methoden
Percentage lestijd besteed aan verschillende leermiddelen
De resultaten van het onderzoek laten zien dat alle leraren gebruik maken van methoden. Gemiddeld maken zij 66% van de lestijd gebruik van methoden, ongeveer 34% van de lestijd worden niet-methodegebonden leermiddelen gebruikt, al dan niet in combinatie met methoden.
Alleen methodegebonden leermiddelen
21%
Combinatie
Alleen niet-methodegebonden leermiddelen
Leermiddelen monitor
20%
12%
20%
15%
67%
65% Primair Onderwijs
66%
Voortgezet Onderwijs
Leraren bepalen “of” er een nieuwe methode moet komen en “welke” methode gekozen wordt
14%
Primair en Voortgezet Onderwijs
Wie beslist of er / welke nieuwe methode aangeschaft wordt
Leraren bepalen nog steeds vooral samen welke methode gekozen wordt, maar schoolleiders hebben wel meer invloed op de vraag of er een nieuwe methode mag komen (in PO meer dan in VO).
%
0/ 6/ 0/6/
welke OF of welke of OF welke ofOFwelke of welke WELKE OF WELKEof welke OF ofWELKE WELKE WELKE OF
WELKE
De $E INDIVIDUELE LERAAR individuele leraar Team van leraren De schoolleider $E SCHOOLLEIDER 4EAM VAN LERAREN
Scholen vervangen methoden als ze inhoudelijk en/of didactisch verouderd zijn
Redenen om een nieuwe methode aan te schaffen
Redenen om een nieuwe methode aan te schaffen hebben te maken met de inhoud of verouderde didactiek. Ook het aansluiten op belevingswereld en niveau van de kinderen is een belangrijke reden. Interessant is dat het aflopen van contracten niet als belangrijke reden wordt aangegeven.
%
0/
6/ 0/6/
De doorlooptijd in het PO is veel groter
De doorlooptijd voor methoden is in het PO veel groter dan in het VO: respectievelijk bijna 9 tegenover 5,6 jaar. In het PO worden leermiddelen al langer via de lumpsum bekostigd. Het is interessant om te kijken of de doorlooptijd van methoden in het VO na de invoering van de nieuwe bekostigingstructuur voor leermiddelen ook zal stijgen.
3LUIT NIET Sluit niet GOED AAN goed aan bij het BIJ HET NI niveau VEAU VAN van de DE LEER leerlingen LINGEN
)S inhou- )S DIDAC Is Is didacINHOUDE TISCH VER delijk tisch ververouderd ouderd LIJK VER OUDERD
6/ 0/6/
3LUIT NIET Sluit niet GOED AAN goed aan bij de beBIJ DE BE hoefte HOEFTE aan geAAN GE ïntegreertNTE de leerGREERDE gebieden LEER GEBIEDEN
3LUIT NIET Sluit niet GOED AAN goed aan bij de ELO BIJ DE (Elektroni%,/ %LEK sche Leer TRONISCHE Omge,EER /M ving) GEVING
Gemiddelde doorlooptijd van methoden (in jaren)
0/
OUDERD
3LUIT NIET Sluit niet goed aan GOED AAN bij de beBIJ DE BE levingsLEVINGS wereld WERELD van leerVAN LEER lingen LINGEN
0/ 6/
Sluit niet 3LUIT NIET goed aan GOED AAN bij het BIJ HET leerlingLEERLING volgsysVOLGSYS teem TEEM
7ORDT Wordt vervangen VERVANGEN omdat het OMDAT HET contract met CONTACT de boekMET DE handel/eigen BOEK boekenfonds HANDEL afloopt EIGEN BOEKEN FONDS AFLOOPT Leermiddelen
monitor
In het keuzeproces speelt internet een belangrijke rol
Wat speelt een rol in het methodeselectieproces
Internet is een belangrijke bron voor het verzamelen van gegevens over methoden. De meeste informatie wordt bij uitgevers gevonden, er is behoefte aan een compleet overzicht. Bij het kiezen van de methode zijn positieve ervaringen van anderen (PO/VO) en ervaringen in proeflessen (PO) van belang. Het PO maakt, als er experts geconsulteerd worden, vaak gebruik van de onderwijsbegeleidingsdiensten (42%). In het VO wordt er veel minder van experts gebruik gemaakt. Als dat wel gebeurt, worden uitgeverijen/ methodeontwikkelaars geconsulteerd (56%).
%
0/ 6/ 0/6/
Leermiddelen monitor
Kosten zijn niet het belangrijkst, positieve ervaringen zijn meer bepalend voor de 0/ keuze Positieve ervaringen van anderen en met proeflessen zijn binnen het methodekeuzeproces van groot belang. Ook het aansluiten bij beleid is met name voor het PO van belang. Interessant is dat de kosten niet het belangrijkst zijn, al spelen die binnen het VO wel een
Verzamelen 6ERZAMELEN VAN van beschikBESCHIKBARE bare inforINFORMATIE matie (o.a. via OA VIA UIT uitgevers/ GEVERSINTERNET internet
Verzamelen Consulteren 6ERZAMELEN VANUitproberen 5ITPROBEREN VAN #ONSULTEREN VAN vanERVARINGEN VAN van methoMETHODEN van expertsEXPERTS ervaringen den ANDEREN van anderen
Bepalend voor de uiteindelijke keuze bij het selecteren van een methode
%
0/ 6/ 0/6/
Positie0OSITIEVE ve ervaERVARING ringen EN VAN van anANDEREN deren
AansluiAANSLUI ting bij TING BIJ speerSPEER punt PUNT binnen BINNEN het beHET BE leid LEID
0/ 6/ 0/6/
PositieKosten 0OSITIEVE +OSTEN ve ervaERVARING ringen EN MET met PROEF proefLESSEN lessen
Gebruik 'EBRUIK van de VAN DE methoMETHODE de in IN ANDERE andere KLASSEN klassen
Advies !DVIES van VAN EX experts PERTS
Aanslui!ANSLUI ting bij TING BIJ het HET GE gebruik BRUIK van de VAN DE ELO %,/
Extraatjes %XTRAATJES van VAN UIT uitgevers GEVERS
Gebruik van niet-methodegebonden leermiddelen Andere leermiddelen dan de methode sluiten beter aan bij leerlingen
Redenen om niet-methodegebonden leermiddelen te gebruiken
Redenen om niet-methodegebonden leermiddelen te gebruiken, hebben te maken met het aanbieden van extra stof en het aansluiten bij de omgeving van leerlingen. Ook spelen verschillen tussen leerlingen een rol. In het VO geven leraren aan dat de methode onvoldoende biedt. Het werken met andere leermiddelen dan de methode wordt ook leuk gevonden.
%
0/ 6/ 0/6/
PO leraren zijn gebruikers, VO leraren makers
In het PO wordt vaker gebruik gemaakt van materialen van anderen (47%). In het VO maken leraren de leermiddelen met name zelf (44%) of samen met collega’s (36%). Zij gebruiken dus veel minder vaak leermiddelen die door anderen gemaakt zijn (20%).
!ANSLUI AansluiTING BIJ ting bij DE EIGEN de OMGE eigen VING VAN omgeDE LEER LINGEN ving van de leerlingen
.IET Niet GENOEG genoeg AAN DE aan de METHODE methode
(ET IS Het LEUKis leuk
$E ME $E BE De me- De THODE HOEFTE thode KOMT ON behoefVAN DE komt on- te van VOLDOEN LEER voldoenDE TEGE de LINGEN de tege- leerlinMOET AAN IS VER VERSCHIL ANDERD moet aan gen is LEN TUS veranverschilSEN LEER len tus- derd LINGEN sen leerlingen
$E IN De HOUD VAN inhoud HET VAK van het IS VERAN vak DERDis veranderd
5 WILT $E ME $E VISIE URECHT wilt De visie THODE IS De VAN DE recht methode DOEN VEROUDERDvan SCHOOL doen school AAN DE de is IS VER aan de verouisANDERD verIDENTI identianderd TEIT VAN derd DE SCHOOL teit van de school
Leraren werken met met name met niet-methodegebonden leermiddelen die...
%
0/ 6/ 0/6/
:ELFGEMAAKT ZIJN ZelfgeIn )N SAMENWERKING Door $OOR ANDEREN MET NAASTE COL maakt samenanderenGEMAAKT ZIJN LEGA´S GEMAAKT ZIJN zijn werking gemaakt met zijn naaste collega’s 0/ gemaakt zijn 6/
Leermiddelen monitor
Niet-methodegebonden leermiddelen zijn verrijkend/verdiepend en worden gebruikt in projecten
Soorten leermiddelen die leraren zoeken
Leraren zoeken naar leermiddelen die verrijkend/verdiepend zijn, gebruikt kunnen worden binnen projecten en de actualiteit in de klas halen. Voor het PO speelt ook de aandacht voor leerlingen met specifieke leerbehoeften en voor remediërende leermiddelen een rol.
%
0/ 6/ 0/6/
Leermiddelen monitor
Aanpasbaarheid en beschikbaarheid geven de doorslag
Niet-methodegebonden leermiddelen zijn vaak digitaal en worden met name gezocht en gevonden via het internet. Vakbladen en collega’s spelen in mindere mate een rol. Leraren geven aan dat bij het uiteindelijk selecteren van een leermiddel aanpasbaarheid en directe beschikbaarheid belangrijker zijn, dan kosten en vormgeving.
Verrij6ERRIJKEN kende/ DEVER verdieDIEPENDE LEERMID pende DELEN leermiddelen
Leermid,EERMID delen DELEN TEN ten BEHOEVE VAN behoeve PROJECTEN van projecten
LeermidLEERMID delen DELEN DIE die de DE ACTUALI TEIT IN DE actualiKLAS HALEN teit in de klas halen
LeermidLEERMID delen DELEN VOOR voor leerLEERLINGEN MET SPECI lingen FIEKE LEER met speBEHOEFTEN cifieke leerbehoeften
Lesbrie,ESBRIEVEN ven of OF LEERMID leermidDELEN OVER MAAT delen SCHAPPE over LIJKE maatTHEMA´S schappelijke thema’s
RemeToetsen 2EMEDIpR 4OETSEN diërende ENDE LEER leermidMIDDELEN delen
Uiteindelijk van belang bij het kiezen van een leermiddel (niet-methodegebonden)
%
0/ 6/ 0/6/
!ANPASBAARHEID Directe +OSTEN $IRECTE BESCHIK Kosten AanpasbaarBAARHEID heid beschikbaarheid
6ORMGEVING Vormgeving
Zoeken kost relatief veel tijd en gebeurt betrekkelijk weinig
Hoe vaak zoeken leraren
Een derde van de leraren zoekt wekelijks, de helft maandelijks. Dat is betrekkelijk weinig. Het komt wellicht doordat het zoeken gemiddeld al snel een kwartier kost. Interessant is dat ondanks de vele leermiddelensites het zoeken meestal start met Google. Daarnaast worden ook de digischool en communities veel gebruikt, en binnen het PO vaak de “juffen en meester” websites.
%
0/ 6/
Dagelijks $AGELIJKS
Wekelijks 7EKELIJKS
Maandelijks -AANDELIJKS
Bijna nooit "IJNA NOOIT
Nooit .OOIT
0/6/
Hoe lang zoeken leraren gemiddeld
%
0/ 6/ 0/6/
< 5 minuten MINUTEN
5 - 15 minuten 15 - 30 minuten > 30 minuten MINUTEN MINUTEN MINUTEN
Leermiddelen monitor
Gebruik van methoden en niet-methode-gebonden leermiddelen of een combinatie Meer actief leren betekent minder lestijd voor het werken met methoden
Naarmate het onderwijs zich meer richt op keuzemogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid voor leerlingen, werken leraren minder met methoden en dus meer tijd met nietmethodegebonden leermiddelen of een combinatie.
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen in relatie met mate van actief leren
%
-ETHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
#OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Mannen zijn meer “methodegebonden” dan vrouwen
Leermiddelen monitor
10
Het verschil is niet groot, maar vrouwen gebruiken 61% van de tijd alleen de methoden, waar mannen 68% van de tijd de methode gebruiken. Vrouwen gebruiken dus meer nietmethodegebonden leermiddelen, los of in combinatie met de methode.
Leerlingen Leerlingen Leerlingen Leerlingen ,EERLINGEN WERKEN ,EERLINGEN LERENkiezen ,EERLINGEN KIEZEN werken leren leerzijn verant-,EERLINGEN ZIJN ZELFSTANDIG AAN ZELFSTANDIG AANactiviteiten LEERACTIVITEITEN zelfstandig zelfstandig woordelijkVERANTWOORDELIJK OPDRACHTEN OPDRACHTEN MET EN LEERINHOUDEN aan opdrachaan opdrachen leervoor het VOOR HET EIGEN OPEN LEERUIT UIT EEN ARRANGE ten ten met open inhouden uit eigen leer-LEERPROCES EN KOMSTEN MENT leeruitkomeen arrangeproces en BEPALEN ZELF LEERINHOUD sten ment bepalen zelf leerinhoud
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen per sekse
%
-ETHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Vrouw 6ROUW
Man
-AN
Gemiddeld
#OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
-ETHODE GEBONDEN LEERMIDDELEN #OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
'EMIDDELD
Leraren die langer lesgeven gebruiken de methode meer dan leraren met minder leservaring
Ook leraren die al langer voor de klas staan, maken meer gebruik van methoden dan leraren met minder ervaring. Zo gebruiken leraren met 26-30 jaar ervaring gemiddeld 69% van de tijd alleen de methoden, leraren met meer dan 35 jaar ervaring meer dan 77%. Leraren tot 25 jaar ervaring gebruiken rond de 60% van de tijd alleen de methoden.
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen per leeftijd
%
-ETHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Tot 5 jaar 4OT JAAR
#OMBINATIE
6 - 10 11 - 15 JAAR JAAR jaar jaar
16 - 20 21 - 25 26 - 30 Meer JAAR JAAR JAAR -EER DAN jaar jaar jaar dan 35 JAAR jaar
-ETHODE GEBONDEN LEERMIDDELEN
.IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
#OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
In het PO wordt in de onderbouw het minst met methoden gewerkt
In het PO wordt in de bovenbouw de methode meer (72% van de tijd) gebruikt dan in de middenbouw (64%) en helemaal vergeleken met de onderbouw (46%). In de onderbouw wordt ook het meest gebruik gemaakt van niet-methodegebonden leermiddelen (25% van de tijd).
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen in PO
%
-ETHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Bovenbouw "OVENBOUW
Middenbouw Onderbouw -IDDENBOUW
#OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
-ETHODE GEBONDEN LEERMIDDELEN #OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
/NDERBOUW
11
Leermiddelen monitor
M&M, exacte vakken en talen maken het meest gebruik van methoden
Als het gaat om het gebruik van de soorten leermiddelen worden in het VO geen relevante verschillen gevonden tussen de onderbouw en bovenbouw van havo/vwo en vmbo, maar er zijn wel grote verschillen tussen de verschillende vakgebieden. De meer beroepsgerichte vakken en met name de kunstzinnige vakken maken veel minder gebruik van methoden en dus meer van niet-methodegebonden leermiddelen of een combinatie.
Percentage lestijd verschillende soorten leermiddelen per vakgebied
%
-ETHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
#OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Mens & Exact Maatschappij %XACT -ENS -AATSCHAPPIJ
Talen 4ALEN
-ETHODE GEBONDEN LEERMIDDELEN #OMBINATIE .IET METHODEGEBONDEN LEERMIDDELEN
Leermiddelen monitor
12
BeroepsKunst & gerichte "EROEPSGE Bewegen +UNST vakken RICHTE VAKKEN "EWEGEN
Gebruik van papieren en digitale leermiddelen of een combinatie Leraren werken de meeste tijd met papieren leermiddelen
Iets meer dan 70% van de tijd wordt er met papieren leermiddelen gewerkt, 9% met alleen digitale leermiddelen. Voor de rest is er sprake van een combinatie. Er zijn geen relevante verschillen tussen PO en VO en ook niet tussen de verschillende sectoren binnen het VO.
Percentage lestijd besteed aan verschillende verschijningsvormen van leermiddelen 21%
9% 70% Primair Onderwijs
Alleen papieren leermiddelen
20%
Combinatie Alleen digitale leermiddelen
9% 71% Voortgezet Onderwijs
20%
9% 71% Primair en Voortgezet Onderwijs
13
Leermiddelen monitor
Digitale leermiddelen worden ingezet bij actief leren
Naarmate er meer aandacht is voor keuzemogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid voor leerlingen, en dus meer werkvormen voor actief leren, neemt het percentage lestijd dat met digitale leermiddelen gewerkt wordt toe. Digitale leermiddelen lijken beter geschikt voor actief leren dan papieren leermiddelen.
Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen leermiddelen in relatie met mate van actief leren
%
Papier 0APIER
Leerlingen Leerlingen Leerlingen ,EERLINGEN WERKEN Leerlingen ,EERLINGEN LEREN ,EERLINGEN KIEZEN werken zelflerenZELFSTANDIG AAN zelfkiezen leerzijn verantZELFSTANDIG AAN LEERACTIVITEITEN EN standig aan standig aan activiteiten woordelijk OPDRACHTEN OPDRACHTEN MET LEERINHOUDEN UIT opdrachten opdrachten en leerin-EEN ARRANGEMENT voor het OPEN LEER met UITKOMSTEN open houden uit eigen leerleeruitkomeen arrangeproces en sten ment bepalen zelf 0APIER leerinhoud
Combinatie #OMBINATIE Digitaal $IGITAAL
,EERLINGEN ZIJN VERANTWOORDE LIJK VOOR HET EIGEN LEERPROCES EN BEPALEN ZELF LEERINHOUD
#OMBINATIE
Leermiddelen monitor
14
Meer vakkenintegratie in VO betekent minder papieren leermiddelen
VO-scholen, waarbij vakkenintegratie centraal staat, gebruiken een kleiner deel van de lestijd papieren leermiddelen en een groter deel van de lestijd digitale leermiddelen of een combinatie. Het percentage lestijd waarbij een combinatie gebruikt wordt, is veel groter bij een curriculum met leergebieden in plaats van afzonderlijke vakken. Interessant is dat meer vakkenintegratie geen invloed heeft op de verhouding van de lestijd die aan methoden of niet-methodegebonden leermiddelen wordt besteed. Er blijkt overigens een relatie tussen de mate van vakkenintegratie en de mate van actief leren, waarbij scholen die meer doen aan vakkenintegratie ook meer aandacht besteden aan de keuzemogelijkheden en eigen verantwoordelijkheid voor leerlingen.
$IGITAAL
Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen leermiddelen in relatie tot mate van vakkenintegratie
%
Papier 0APIER Combinatie #OMBINATIE $IGITAAL Digitaal
Enkel als Afzonderlijke Geen apparte -ATTE VAKKENINTEGRATIE afzonderlijke vakken, met!FZONDERLIJKE VAKKEN vakken maar vakken vakoverstij-MET VAKOVERSTIJGENDE leergebieden PROJECTEN gende projecten 0APIER #OMBINATIE $IGITAAL
'EEN APPARTE VAKKEN MAAR LEERGEBIEDEN
Kunst en bewegen maakt veel meer gebruik van digitale leermiddelen dan de talen
Er zijn grote verschillen tussen de verschillende vakgebieden als het gaat om het gebruik van digitale leermiddelen. De meer beroepsgerichte vakken en ook de kunstzinnige vakken maken veel minder gebruik van papieren leermiddelen, en dus meer van digitale leermiddelen of een combinatie, dan M&M, exacte vakken of de talen.
Percentage lestijd verschillende verschijningsvormen leermiddelen per vakgebied
%
0APIER Papier #OMBINATIE Combinatie
Mens & -ENS Maatschappij -AATSCHAPPIJ
Exact %XACT
Talen 4ALEN
BeroepsgeKunst & +UNST richte"EROEPSGE vakken Bewegen RICHTE VAKKEN "EWEGEN
$IGITAAL Digitaal 0APIER
De elektronische leeromgeving speelt een rol, het aandeel leermiddelen is nog beperkt
#OMBINATIE $IGITAAL
In het VO werkt bijna de helft van leraren (44%) met een elektronische leeromgeving (ELO). De meest genoemde ELO’s zijn TeleTOP, It’s Learning en daarna Moodle en N@tschool. 22% van de leermiddelen wordt door leraren in het VO die ELO’s gebruiken via de ELO aangeboden.
15
Leermiddelen monitor
Ontwerp: Axis media-ontwerpers, Foto’s: Human Touch Photography
Kijk op WWW.LEERMIDDELENMONITOR.NL voor actuele informatie.
SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplanontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Wij leveren gewaardeerde expertise op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.
Leermiddelenmonitor
Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.
2007 SLO Piet Heinstraat 12 7511 JE Enschede Postbus 2041 7500 CA Enschede T 053 484 08 40 F 053 430 76 92 E
[email protected] www.slo.nl
SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling