LE SMA T E RIA AL
2
INHOUDSOPGAVE Docentenhandleiding Inleiding Verantwoording Lesbeschrijvingen Groep 1/2 Groep 3/4 Groep 5/6 Groep 7/8 Bijlages Bijlage 1: Plaatjes trommels Bijlage 2: Communiceren? Bijlage 3: Bouwtekening shaker Bijlage 4: Werkblad instrumenten Bijlage 5: Werkblad morsecode Bijlage 6: Werkblad applicatie
Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3
Blz. 4 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 9 Blz. 13
Blz. 17 Blz. 18 Blz. 19 Blz. 20 Blz. 21 Blz. 22
DOCENTENHANDLEIDING Inleiding Trommelen is meer dan met twee stokjes op een trommel slaan en in het dagelijkse leven communiceren we volop zonder er bij stil te staan. In de voorstelling ‘Trommeltaal’ worden de begrippen trommelen en communicatie verbreed en met elkaar verbonden. Trommelen wordt communicatie en communicatie wordt trommelen. De instrumentfunctie van trommels was vroeger veel uitgebreider dan tegenwoordig. In de Afrikaanse oerwouden waren de trommels de voorlopers van de mobiele telefoons. Tegenwoordig staan we 24 uur per dag met elkaar in contact via mobiele telefoons, social media en internet. We communiceren wat af! ‘Trommeltaal’ is een interactieve voorstelling van Lucifers Slagwerk. Lucifers Slagwerk combineert de creatieve activiteit van het muziek maken met actuele verschijnselen in de samenleving. Op deze wijze wordt de verbinding gemaakt tussen verschillende (sub)culturen, vakgebieden en de actualiteit. In dit lessenpakket vindt u een aantal korte lesactiviteiten ter voorbereiding van de voorstelling ‘Trommeltaal’. De activiteiten zijn erop gericht de leerlingen enige voorkennis te geven over trommels en over het begrip communicatie en haar veelvormigheid. Ook de moderne vormen van communiceren komen aan bod, de zogenaamde social media. Hierdoor sluit de voorstelling nog beter aan bij de belevingswereld van de leerling. Verantwoording De voorstelling is ontworpen aan de hand van kerndoel 54, de koppeling tussen vormen van artistieke uitingen en communicatie. Tevens komt kerndoel 56 aanbod waarbij leerlingen kennis en waardering krijgen voor aspecten van cultureel erfgoed. Ofwel de geschiedenis van de trommelmuziek. De voorstelling en bijgaande pakket van Trommeltaal is mede tot stand gekomen door een subsidie van Kunstbalie. Kunstbalie is het expertisecentrum voor cultuureducatie en amateurkunst in Noord-‐Brabant. Kunstbalie is ontstaan uit een fusie van het Brabants Instituut voor School en Kunst (BisK) en het Centrum voor Amateurkunst Noord-‐Brabant (CVA) De lesactiviteiten zijn gerangschikt naar leeftijdscategorie. Op deze wijze sluit het lesmateriaal aan op de ontwikkeling van de leerling. De doelgroepen zijn als volgt bepaald: -‐ Groep 1/2 (4-‐6 jaar) -‐ Groep 3/4 (6-‐8 jaar) -‐ Groep 5/6 (8-‐10 jaar) -‐ Groep 7/8 (10-‐13 jaar)
3
Lesbeschrijvingen
4
GROEP 1/2 Les 1: Inleiding en groepsgesprek over trommels Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les maken de leerlingen kennis met het duo Tim en Sil. Zij zullen straks de voorstelling voor de leerlingen spelen. Na het kijken van de introductiefilm gaat u met de leerlingen in gesprek over trommels en muziek. Leerdoelen De leerlingen maken kennis met diverse soorten trommels en slaginstrumenten aan de hand van afbeeldingen en geluidsfragmenten. Lesinhoud • U vertelt over verschillende trommels en probeert voorkennis te activeren. Vervolgens kijken de leerlingen de introductiefilm. (http://www.lucifersslagwerk.nl/trommeltaal) U gaat met de leerlingen in gesprek over de trommels die in de film voorkwamen. • De leerlingen kijken naar de afbeeldingen in bijlage 1. Laat de geluidsfragmenten horen. Laat de leerlingen uitleggen welke afbeelding bij het geluidsfragment hoort. Info: Trommels zijn muziekinstrumenten met een ketel en een vel. Door op het vel te slaan met een stok krijg je een geluid. Er zijn heel veel verschillende trommels. Afhankelijk van de vorm hebben trommels een andere klank. Geluidsfragmenten: 1. Bassdrum (grote trom) 2. Tom Tom (TimpToms) 3. Snare drum (kleine trom) 4. Bongo’s (kun je bespelen met de handen of met stokken) ‘Tijdens de voorstelling maken Tim en Sil gebruik van een groot aantal verschillende trommels. Na de voorstelling kunnen de leerlingen u vertellen welke trommels ze hebben gezien.’ Les 2: Groepsgesprek over communicatie Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les wordt het begrip communicatie ingeleid en uitgelegd.
4
Leerdoelen De leerlingen leren wat de term communicatie inhoudt. Ook kunnen ze voorbeelden van communicatie noemen. Lesinhoud • U legt uit dat met elkaar praten, roepen, schreeuwen of fluisteren vallen onder één begrip: communicatie. Wat al deze activiteiten gemeen hebben is dat er altijd sprake is van een zender; iemand die een boodschap zendt, en een ontvanger; iemand die de boodschap ontvangt of voor wie de boodschap bedoelt is. Dat betekent dus dat je niet in je eentje kan communiceren. • Activeer de leerlingen door ze te vragen naar verschillende soorten van communicatie. Kunnen ze een voorbeeld geven? • U laat de afbeeldingen zien van bijlage 2. Wordt er wel of niet gecommuniceerd? Ga met de leerlingen in gesprek. Info: De term communicatie komt eigenlijk uit een andere taal; namelijk het Latijn. Communicatie komt van communicare. Het Latijnse woord betekent: ‘delen met’ of ‘bespreken’. ‘Tijdens de voorstelling maken Tim en Sil duidelijk wat communicatie is. Ook wordt het duidelijk dat lawaai het communiceren ernstig kan verstoren.. Les 3: Shaker maken Tijdsduur: 30 min. Inleiding In de laatste les maken de leerlingen een shaker (schudkoker) die zij gebruiken tijdens de interactieve voorstelling. Verzamel voor deze les lege doosjes of rollen. Ook is er een inhoud nodig van korrels; rijst bijvoorbeeld. Leerdoelen De leerlingen maken een eigen muziekinstrument van alledaagse materialen. Lesinhoud • Bekijk samen met de leerlingen de bouwomschrijving van bijlage 3. Bespreek de werkwijze en leg uit waarom de leerlingen een shaker gaan maken. • Help de leerlingen bij het maken van hun schudkoker. Moedig de leerlingen aan om de shaker met versiering persoonlijk te maken. • Probeer de shaker uit. Lukt het om hard en zacht te shaken? ‘Tijdens de voorstelling gaan Tim en Sil samen met de leerlingen musiceren. Shakers in de aanslag!
5
GROEP 3/4 Les 1: Inleiding en groepsgesprek over trommels en communicatie Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les maken de leerlingen kennis met het duo Tim en Sil. Zij zullen straks de voorstelling voor de leerlingen spelen. Na een introductiefilm gaat u met de leerlingen in gesprek over trommels en communicatie. Leerdoelen De leerlingen maken kennis met diverse soorten trommels en slaginstrumenten aan de hand van afbeeldingen en geluidsfragmenten. De leerlingen leren wat de term communicatie inhoudt. Ook kunnen ze voorbeelden van communicatie noemen. Lesinhoud • U vertelt over trommels en probeert voorkennis te activeren. Vervolgens kijken de leerlingen de introductiefilm. (http://www.lucifersslagwerk.nl/trommeltaal) U gaat met de leerlingen in gesprek over de trommels die in de film voorkwamen. • De leerlingen kijken naar de afbeeldingen in bijlage 1. Laat de geluidsfragmenten horen. Laat de leerlingen uitleggen welke afbeelding bij het geluidsfragment hoort. Verbind de juiste naam aan het instrument. • U legt uit dat met elkaar praten, roepen, schreeuwen of fluisteren vallen onder één begrip: communicatie. Wat al deze activiteiten gemeen hebben is dat er altijd sprake is van een zender; iemand die een boodschap zendt, en een ontvanger; iemand die de boodschap ontvangt of voor wie de boodschap bedoelt is. Dat betekent dus dat je niet in je eentje kan communiceren. • Activeer de leerlingen door ze te vragen naar verschillende soorten van communicatie. Kunnen ze een voorbeeld geven? Info: Trommels zijn muziekinstrumenten met een ketel en een vel. Door op het vel te slaan met een stok krijg je een geluid. Er zijn heel veel verschillende trommels. Afhankelijk van de vorm hebben trommels een andere klank. Geluidsfragmenten: 1. Bassdrum (grote trom) 2. Tom Tom (TimpToms) 3. Snare drum (kleine trom) 4. Bongo’s (kun je bespelen met de handen of met stokken) ‘Tijdens de voorstelling maken Tim en Sil gebruik van een groot aantal verschillende trommels. Na de voorstelling kunnen de leerlingen u vertellen welke trommels ze hebben gezien en hoe met trommels gecommuniceerd kan worden.’
6
Lesactiviteit 2: Groepsgesprek over codes Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les komen de leerlingen achter het geheim van Trommeltaal. Je kunt berichten naar elkaar sturen met behulp van de taal die wij allemaal kennen. Om berichten te versturen via een trommel is een code nodig. Morsecode is over de hele wereld bekend. Voor deze les zijn tekenvellen nodig. Leerdoelen De leerlingen maken kennis met communicatiecodes. Lesinhoud: • U begint een groepsgesprek over de voorstelling Trommeltaal. De vraag die centraal staat in het groepsgesprek is; waarom gebruiken Tim en Sil een code in de vorm van trommeltaal? Waarom gebruiken mensen überhaupt codes? (Zie info. Trommel heeft maar een paar verschillende klanken, geheimtaal, seinen, lang afstand, dirigent, morsecode) • Verzin samen een code, bijvoorbeeld allemaal gaan staan als u 3 keer tikt op het bord Laat de leerlingen in groepjes een code bedenken en uitvoeren. • Tim en Sil maken gebruik van een hoge en lage klank; Boem en Tak zijn de verwoordingen van de klanken die ontstaan. Probeer een code aan de klas door te geven door twee klanken te gebruiken, bijvoorbeeld vuist op tafel en pen op tafel. Kunnen de leerlingen deze code kraken; Boem boem tak tak boem tak boem. • Verkeersborden zijn eigenlijk ook een soort code. In één oogopslag moeten mensen kunnen zien wat het bord betekent. Laat de leerlingen een eigen verkeersbord ontwerpen. Laat iedereen één van de onderstaande onderwerpen kiezen, om vervolgens de klas te laten raden voor welke situatie de leerling een verkeersbord getekend heeft. o Pas op voor de meester! o Hier wordt muziek gemaakt. o Trommelen verboden! o Alleen toegankelijk voor kinderen met een lolly. o Niet geschikt voor ouders. Info: Codes worden gebruikt als het niet mogelijk is om direct met elkaar te praten. Als het niet mogelijk is woorden over te brengen, moet men iets anders verzinnen. Zo zou je kunnen zeggen dat de toeter van een auto ook een soort code is voor: Pas op! Kijk uit! Ik rijd hier. Als je dat moet roepen terwijl je in de auto zit, hoort de ander je waarschijnlijk niet. En wat dacht je van een dirigent die een orkest dirigeert. Als hij alles zou moeten roepen zou hij de muziek verpesten. Daarom geeft aan met zijn stokje aan wat het orkest moet doen. Of het langzaam of sneller moet. Of harder of zachter. En een dirigent staat niet zomaar een
7
beetje te dirigeren. Nee. Hij moet zich aan regeltjes houden. Regeltjes waardoor iedereen in het orkest gelijk begrijpt wat hij bedoelt. Een code bestaat dus ook uit afspraken die mensen met elkaar maken. Zowel de zender als de ontvanger van een boodschap moet de code namelijk begrijpen. Een code die door het leger veel werd gebruikt is de Morsecode. Als bijvoorbeeld twee schepen van de marine elkaar een bericht willen sturen, maken ze korte en lange lichtsignalen, die samen letters en vervolgens een woord vormen. Ze hebben dus van tevoren afgesproken hoe het Morsecode in elkaar zit. Verkeersborden zijn eigenlijk ook een soort code. In één oogopslag moeten mensen kunnen zien wat het bord betekent. Soms moeten ze wel van tevoren de betekenis leren, maar daarna moet het makkelijk zijn om het verkeersbord te herkennen. Als je bij elk bord moet stilstaan om te bedenken wat het betekent zou het verkeer wel erg langzaam gaan en heb je overal opstoppingen en files. ‘In plaats van woorden gebruiken Tim en Sil Trommeltaal om berichten over te sturen. Trommeltaal is ook een soort code.’ Les 3: Shaker maken Tijdsduur: 30 min. Inleiding In de laatste les maken de leerlingen een shaker (schudkoker) die zij gebruiken tijdens de interactieve voorstelling. Verzamel voor deze les lege doosjes of rollen. Ook is er een inhoud nodig van korrels; rijst bijvoorbeeld. Leerdoelen De leerlingen maken een eigen muziekinstrument van alledaagse materialen. Lesinhoud • Bekijk samen met de leerlingen de bouwomschrijving van bijlage 3. Bespreek de werkwijze en leg uit waarom de leerlingen een shaker gaan maken. • Help de leerlingen bij het maken van hun schudkoker. Moedig de leerlingen aan om de shaker met versiering persoonlijk te maken. • Probeer de shaker uit. Lukt het om hard en zacht te shaken? ‘Tijdens de voorstelling gaan Tim en Sil samen met de leerlingen musiceren. Shakers in de aanslag!
8
GROEP 5/6 Les 1: Inleiding en groepsgesprek over trommels en communicatie Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les maken de leerlingen kennis met het duo Tim en Sil. Zij zullen straks de voorstelling voor de leerlingen spelen. Na een introductiefilm gaat u met de leerlingen in gesprek over trommels en communicatie. Voor deze les is het werkblad van bijlage 4 nodig. Leerdoelen De leerlingen maken kennis met diverse soorten trommels en slaginstrumenten aan de hand van afbeeldingen en geluidsfragmenten. De leerlingen leren wat de term communicatie inhoudt. Ook kunnen ze voorbeelden van communicatie noemen. De leerlingen kunnen het verschil aangeven tussen idiofonen en membranofonen. Lesinhoud • U vertelt over trommels en probeert voorkennis te activeren. Vervolgens kijken de leerlingen de introductiefilm. (http://www.lucifersslagwerk.nl/trommeltaal) U gaat met de leerlingen in gesprek over de trommels die in de film voorkwamen. • Deel het werkblad van bijlage 4 uit. Laat de bijbehorende geluidsfragmenten horen en vul het werkblad samen met de leerlingen in. (Vraag 1) • U legt het verschil uit tussen idiofonen en membranofonen. (Zie info) Laat de leerlingen de instrumenten categoriseren. (Vraag 2) • U legt uit dat met elkaar praten, roepen, schreeuwen of fluisteren vallen onder één begrip: communicatie. Wat al deze activiteiten gemeen hebben is dat er altijd sprake is van een zender; iemand die een boodschap zendt, en een ontvanger; iemand die de boodschap ontvangt of voor wie de boodschap bedoelt is. Dat betekent dus dat je niet in je eentje kan communiceren. • Activeer de leerlingen door ze te vragen naar verschillende soorten van communicatie. Kunnen ze een voorbeeld geven? Info: Membranofoon De eerste soort slaginstrumenten zijn trommels met een vel en kunnen hoog en laag en kort en lang klinken. De klank kan daarnaast worden aangevuld met snaren of bellen. Het instrument kan bespeeld worden met handen of stokken. Het vel van de trommel gaat trillen waardoor er een klank ontstaat. Membranofoon is dan ook een moeilijk woord voor ‘instrument waarbij er een klank wordt gemaakt door op een gespannen vel te slaat’. Voorbeelden: -‐ Bassdrum (laag)
9
-‐ Tom Tom (hoog) -‐ Djembé (hoog en laag) -‐ Snare drum (met snaren) -‐ Tamboerijn (met bellen) -‐ Bongo’s (handen + bongo’s stokken) Idiofonen De tweede soort slaginstrumenten zijn percussie-‐instrumenten zonder vel. Het instrument maakt zelf de klank en kunnen ook hoog en laag en kort en lang klinken. De term idiofoon betekent dan ook letterlijk ‘zelfklinkend’. -‐ Cowbell (kort en hoog) -‐ Claves (kort en hoog) -‐ Castagnetten (kort en hoog) -‐ Triangel (lang en hoog) -‐ Kerkklok (lang en laag) -‐ Agogobell (kort, hoog en laag) -‐ Bekkens (lang, hoog en laag) ‘Tijdens de voorstelling maken Tim en Sil gebruik van een groot aantal verschillende trommels. Na de voorstelling kunnen de leerlingen u vertellen welke trommels ze hebben gezien en hoe de klank ontstaat. Ook kunnen ze het verband leggen tussen trommels en communicatie’ Les 2: Morsecode ontcijferen Tijdsduur: 30 minuten Inleiding In deze les staat de morsecode centraal. Wat is morsecode, waarvoor werd het gebruikt en hoe werkt het? Wat heeft morsecode met het introductiefilmpje te maken? Voor deze les is het werkblad van bijlage 5 nodig. Leerdoelen De leerlingen kunnen hun eigen naam in morsecode opschrijven en doorseinen. Ze begrijpen hoe de code werk en waarom je in sommige situaties een code nodig hebt om te communiceren. Lesinhoud • U begint een groepsgesprek over de voorstelling Trommeltaal. De vraag die centraal staat in het groepsgesprek is; waarom gebruiken Tim en Sil een code in de vorm van trommeltaal? Waarom gebruiken mensen überhaupt codes? (Trommel heeft maar een paar verschillende klanken, geheimtaal, seinen, lang afstand, dirigent kan niet praten, morsecode)
10
•
•
•
Tim en Sil gebruiken in het filmpje Trommeltaal om met elkaar te communiceren. Laat de leerlingen benoemen waar de taal uit bestaat. (Uit hoge en lage klanken, een ‘Tak’ en een ‘Boem’) De Trommeltaal die in het filmpje wordt gebruikt zou je een code kunnen noemen. U legt uit hoe Morsecode eenzelfde werking heeft. Morsecode gebruikt geen hoge en lage signalen, maar wel korte en lange signalen. (Zie info) Laat de leerlingen het werkblad van bijlage 5 invullen. Probeer klassikaal enkele voorbeelden te laten raden.
Info: Morsecode Morse is een oude communicatiecode waarin zinnen worden opgebouwd uit korte en lange signalen. De code werd in 1835 uitgevonden en ontwikkeld door Samuel Morse met het doel deze te gebruiken voor de telegrafie (communicatie middels de telegraaf). Tegenwoordig wordt de Morse code alleen nog gebruikt in de scheepvaart. Telegraaf De telegraaf is een apparaatje waarmee de elektrische stroomstootjes (signalen) worden doorgegeven naar een andere telegraaf. Door op het kopje van de telegraaf te drukken kan de stroom via een stroomdraad van de ene naar de andere telegraaf verplaatsen en hoor je een piepje. Wanneer je het knopje van de telegraaf langer indrukt hoor je dan ook een langer piepje. Zo krijg je een verschil tussen korte en lange signalen. Overzicht van de morsecode A: . _ N: _ . 1: . _ _ _ _ B: _ . . . O: _ _ _ 2: . . _ _ _ C: _ . _ . P: . _ _ . 3: . . . _ _ D: _ . . Q: _ _ . _ 4: . . . . _ E: . R: . _ . 5: . . . . . F: . . _ . S: . . . 6: _ . . . . G: _ _ . T: _ 7: _ _ . . . H: . . . . U: . . _ 8: _ _ _ . . I: . . V: . . . _ 9: _ _ _ _ . J: . _ _ _ W: . _ _ 0: _ _ _ _ _ K: _ . _ X: _ . . _ L: . _ . . Y: _ . _ _ M: _ _ Z: _ _ . . ‘In plaats van woorden gebruiken Tim en Sil Trommeltaal om berichten over te sturen. Trommeltaal is ook een soort code.’
11
Les 3: Shaker maken Tijdsduur: 30 min. Inleiding In de laatste les maken de leerlingen een shaker (schudkoker) die zij gebruiken tijdens de interactieve voorstelling. Verzamel voor deze les lege doosjes of rollen. Ook is er een inhoud nodig van korrels; rijst bijvoorbeeld. Leerdoelen De leerlingen maken een eigen muziekinstrument van alledaagse materialen. Lesinhoud • Bekijk samen met de leerlingen de bouwomschrijving van bijlage 3. Bespreek de werkwijze en leg uit waarom de leerlingen een shaker gaan maken. • Help de leerlingen bij het maken van hun schudkoker. Moedig de leerlingen aan om de shaker met versiering persoonlijk te maken. • Probeer de shaker uit. Lukt het om hard en zacht te shaken? ‘Tijdens de voorstelling gaan Tim en Sil samen met de leerlingen musiceren. Shakers in de aanslag!
12
GROEP 7/8 Les 1: Inleiding en groepsgesprek over trommels en communicatie Tijdsduur: 20 min. Inleiding In deze les maken de leerlingen kennis met het duo Tim en Sil. Zij zullen straks de voorstelling voor de leerlingen spelen. Na een introductiefilm gaat u met de leerlingen in gesprek over trommels en communicatie. Voor deze les is het werkblad van bijlage 4 nodig. Leerdoelen De leerlingen maken kennis met diverse soorten trommels en slaginstrumenten aan de hand van afbeeldingen en geluidsfragmenten. De leerlingen leren wat de term communicatie inhoudt. Ook kunnen ze voorbeelden van communicatie noemen. De leerlingen kunnen het verschil aangeven tussen idiofonen en membranofonen. Lesinhoud • U vertelt over trommels en probeert voorkennis te activeren. Vervolgens kijken de leerlingen de introductiefilm. (http://www.lucifersslagwerk.nl/trommeltaal) U gaat met de leerlingen in gesprek over de trommels die in de film voorkwamen. • Deel het werkblad van bijlage 4 uit. Laat de bijbehorende geluidsfragmenten horen en vul het werkblad samen met de leerlingen in. (Vraag 1) • U legt het verschil uit tussen idiofonen en membranofonen. (Zie info) Laat de leerlingen de instrumenten categoriseren. (Vraag 2) • U legt uit dat met elkaar praten, roepen, schreeuwen of fluisteren vallen onder één begrip: communicatie. Wat al deze activiteiten gemeen hebben is dat er altijd sprake is van een zender; iemand die een boodschap zendt, en een ontvanger; iemand die de boodschap ontvangt of voor wie de boodschap bedoelt is. Dat betekent dus dat je niet in je eentje kan communiceren. • Activeer de leerlingen door ze te vragen naar verschillende soorten van communicatie. Kunnen ze een voorbeeld geven? Info: Membranofoon De eerste soort slaginstrumenten zijn trommels met een vel en kunnen hoog en laag en kort en lang klinken. De klank kan daarnaast worden aangevuld met snaren of bellen. Het instrument kan bespeeld worden met handen of stokken. Het vel van de trommel gaat trillen waardoor er een klank ontstaat. Membranofoon is dan ook een moeilijk woord voor ‘instrument waarbij er een klank wordt gemaakt door op een gespannen vel te slaat’. Voorbeelden: -‐ Bassdrum (laag)
13
-‐ Tom Tom (hoog) -‐ Djembé (hoog en laag) -‐ Snare drum (met snaren) -‐ Tamboerijn (met bellen) -‐ Bongo’s (handen + bongo’s stokken) Idiofonen De tweede soort slaginstrumenten zijn percussie-‐instrumenten zonder vel. Het instrument maakt zelf de klank en kunnen ook hoog en laag en kort en lang klinken. De term idiofoon betekent dan ook letterlijk ‘zelfklinkend’. -‐ Cowbell (kort en hoog) -‐ Claves (kort en hoog) -‐ Castagnetten (kort en hoog) -‐ Triangel (lang en hoog) -‐ Kerkklok (lang en laag) -‐ Agogobell (kort, hoog en laag) -‐ Bekkens (lang, hoog en laag) ‘Tijdens de voorstelling maken Tim en Sil gebruik van een groot aantal verschillende trommels. Na de voorstelling kunnen de leerlingen u vertellen welke trommels ze hebben gezien en hoe de klank ontstaat. Ook kunnen ze het verband leggen tussen trommels en communicatie’ Les 2: Morsecode ontcijferen Tijdsduur: 40 minuten Inleiding In deze les staat de morsecode centraal. Wat is morsecode, waarvoor werd het gebruikt en hoe werkt het? Wat heeft morsecode met het introductiefilmpje te maken? Voor deze les is het werkblad van bijlage 5 nodig. Leerdoelen De leerlingen kunnen hun eigen naam in morsecode opschrijven en doorseinen. Ze begrijpen hoe de code werk en waarom je in sommige situaties een code nodig hebt om te communiceren. De leerlingen proberen een eigen code te verzinnen. Lesinhoud: • U begint een groepsgesprek over de voorstelling Trommeltaal. De vraag die centraal staat in het groepsgesprek is; waarom gebruiken Tim en Sil een code in de vorm van trommeltaal? Waarom gebruiken mensen überhaupt codes? (Trommel heeft maar
14
•
•
• •
een paar verschillende klanken, geheimtaal, seinen, lang afstand, dirigent kan niet praten, morsecode) Tim en Sil gebruiken in het filmpje Trommeltaal om met elkaar te communiceren. Laat de leerlingen benoemen waar de taal uit bestaat. (Uit hoge en lage klanken, een ‘Tak’ en een ‘Boem’) De Trommeltaal die in het filmpje wordt gebruikt zou je een code kunnen noemen. U legt uit hoe morsecode eenzelfde werking heeft. Morsecode gebruikt geen hoge en lage signalen, maar wel korte en lange signalen. (Zie info) Laat de leerlingen het werkblad van bijlage 5 invullen. Probeer klassikaal enkele voorbeelden te laten raden. Laat de leerlingen een eigen geheime code verzinnen. Bijvoorbeeld cijfers in plaats van letters, of maak gebruik van het verschil tussen klinkers en medeklinkers. Of denk eens aan pictogrammen zoals Egyptische hiërogliefen. Zet een zin op het bord en laat de leerlingen hem in hun zelfverzonnen code zetten. Hoe goed is de code versleuteld?
Info: Morsecode Morse is een oude communicatiecode waarin zinnen worden opgebouwd uit korte en lange signalen. De code werd in 1835 uitgevonden en ontwikkeld door Samuel Morse met het doel deze te gebruiken voor de telegrafie (communicatie middels de telegraaf). Tegenwoordig wordt de Morse code alleen nog gebruikt in de scheepvaart. Telegraaf De telegraaf is een apparaatje waarmee de elektrische stroomstootjes (signalen) worden doorgegeven naar een andere telegraaf. Door op het kopje van de telegraaf te drukken kan de stroom via een stroomdraad van de ene naar de andere telegraaf verplaatsen en hoor je een piepje. Wanneer je het knopje van de telegraaf langer indrukt hoor je dan ook een langer piepje. Zo krijg je een verschil tussen korte en lange signalen. Overzicht van de morsecode A: . _ N: _ . 1: . _ _ _ _ B: _ . . . O: _ _ _ 2: . . _ _ _ C: _ . _ . P: . _ _ . 3: . . . _ _ D: _ . . Q: _ _ . _ 4: . . . . _ E: . R: . _ . 5: . . . . . F: . . _ . S: . . . 6: _ . . . . G: _ _ . T: _ 7: _ _ . . . H: . . . . U: . . _ 8: _ _ _ . . I: . . V: . . . _ 9: _ _ _ _ . J: . _ _ _ W: . _ _ 0: _ _ _ _ _ K: _ . _ X: _ . . _ L: . _ . . Y: _ . _ _ M: _ _ Z: _ _ . .
15
‘In plaats van woorden gebruiken Tim en Sil Trommeltaal om berichten over te sturen. Trommeltaal is ook een soort code.’ Les 3: Social Media en smartphone Tijdsduur: 45 min. Inleiding In deze les staan de smartphone centraal. Social Media is niet meer weg te denken uit de hedendaagse maatschappij. Een mobiele telefoon en de vele toepassingen ervan horen er zo langzamerhand gewoon bij. In het filmpje wordt wel iets gezegd over het effect van al die communicerende mensen en wat er zou gebeuren als iedereen in plaats van zou bellen, zou trommelen. Voor deze les is het werkblad van bijlage 6 nodig. Leerdoelen De leerlingen verzinnen hun eigen applicatie (programmaatje) voor een smartphone. Ze denken daarbij goed na over het nut (of de nutteloosheid) van de applicatie. Lesinhoud: • Leg uit dat een applicatie een toepassing is van een mobiele telefoon (smartphone). Er zijn al heel veel applicaties ontwikkeld zoals spelletjes (Angry Birds, Fruit Ninja), manieren om met elkaar te communiceren (Whatsapp, Twitter), maar ook handige toepassingen die je telefoon omtoveren tot een waterpas, een routeplanner of internetbrowser. Laat de leerlingen voorbeelden noemen van hun favoriete applicaties. Onder welke categorie vallen deze? • Deel het werkblad van bijlage 6 uit en laat de leerlingen hun eigen applicatie ontwikkelen. Ga na afloop in discussie over het nut van de applicatie. Heb je al die applicaties eigenlijk wel nodig? Vroeger had men die toch ook niet? ‘Tijdens de voorstelling staat de mobiel van Sil altijd aan, al werkt het niet om er mee te bellen met al dat lawaai.., of toch?
16
17
BIJLAGE 1
Bongo’s
Tom Toms Kleine trom
Grote trom
BIJLAGE 2
18
BIJLAGE 3 Maak je eigen Shaker! (Schudkoker) Benodigdheden: -‐ Wc-‐rol, doosje chipskoker, of iets dergelijks. -‐ Schaar. -‐ Plakband. -‐ Lijm. -‐ Papier, -‐ Rijstkorrels, macaroni, spaghetti, of iets dergelijks. -‐ Stiften, -‐ Kleurpotloden, -‐ Crêpepapier, -‐ Andere materialen om je shaker mooi te versieren. 1 Zoek thuis een goede koker, denk aan een wc-‐rol, chipskoker, stevig doosje, of iets dergelijks. Maak deze leeg , zorg dat de binnenkant schoon is en neem deze mee naar school. 2 Zorg dat het doosje, de koker of het rolletje aan één kant dicht gemaakt wordt met plakband en een stukje papier. 3 Vul je aankomende shaker met bijvoorbeeld rijstkorrels, macaroni of spaghetti stukjes. 4 Sluit dan de andere kant van het doosje, koker of rolletje ook met een stukje papier en plakband. PAS OP, niet je doosje omdraaien, dan vallen de korrels en stukjes eruit! 5 Beplak je aankomende shaker met een mooi gekleurd papiertje zodat je het doosje zelf niet meer kunt zien. 6 Versier nu het hele pakketje zoals jij dat het mooiste vindt. Gebruik verschillende kleuren en materialen om tot een mooi eindresultaat te komen. 7 SUCCES!!!
19
BIJLAGE 4 1 a Schrijf de juiste naam bij de instrumenten. Kies uit: Tamboerijn, kleine trom, bongo’s, grote trom, djembé, castagnetten, claves, tom toms en gong. b Je krijgt de instrumenten te horen. Zet bij elk instrument of ze kort/lang en hoog/laag klinken. 2 Omcirkel de idiofonen
20
21
BIJLAGE 5 Overzicht van de morsecode ( . = kort _ = lang) A: . _ N: _ . 1: . _ _ _ _ B: _ . . . O: _ _ _ 2: . . _ _ _ C: _ . _ . P: . _ _ . 3: . . . _ _ D: _ . . Q: _ _ . _ 4: . . . . _ E: . R: . _ . 5: . . . . . F: . . _ . S: . . . 6: _ . . . . G: _ _ . T: _ 7: _ _ . . . H: . . . . U: . . _ 8: _ _ _ . . I: . . V: . . . _ 9: _ _ _ _ . J: . _ _ _ W: . _ _ 0: _ _ _ _ _ K: _ . _ X: _ . . _ L: . _ . . Y: _ . _ _ M: _ _ Z: _ _ . . 1 Schrijf je eigen naam in morsecode en voer hem daarna uit. Mijn naam is: _____________________________________________________________ 2 Schrijf een kort woord van vier letters in morsecode. Probeer het aan je groepje door te seinen. Lukt het om de woorden te ontcijferen? Woord
Code
3 Ontcijfer de onderstaande zin. . _ . . = . . . = . . _ = . _ . . = _ . _ . = . _ = . . = _ _ . = . . _ . = . _ _ = . = . = . _ . = . _ . = . . . = _ . _ =
_ . . . = . . = . _ _ _ = _ _ _ = _ . = . . . = _ _ _ = . _ _ . =
. . . _ . _ . . . . . _ _ _ _ _ _ . _ . .
= = = = = =
BIJLAGE 6 1 Verzin een nieuwe applicatie voor de smartphone. Omcirkel eerst de volgende keuzes: Ik ontwerp een spelletje / communicatie-‐app / handige app / muziek-‐app / anders: .. De doelgroep is kleine kinderen / grote kinderen / pubers / volwassenen / ouderen 2 Bedenk wat je met jouw app kan. _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________ 3 Teken je app in de mobiel. Heb je ook al een idee voor het pictogram?
22