Koolmonoxide in de ambulance wereld (Het gebruik van CO-meters door ambulancepersoneel)
Klaas van Veen Eindwerk MVK-08 – Apply Opleidingen Datum: 26 april 2011 Promotor: Bruno Dankloff
Pagina 1 van 59
Voorwoord Voor u ligt het eindwerkstuk dat is opgesteld in het kader van de opleiding Middelbare Veiligheidskunde. De reden waarom ik dit onderwerp gekozen heb, is omdat ik als professioneel hulpverlener ooit zelf in een onveilige situatie ben geweest en daardoor een CO-intoxicatie heb opgelopen. Ik heb toen dingen over het hoofd gezien. Daar ben ik mij van bewust. Toch bleef ik met vragen zitten. Dit onderzoek heeft ook mij op de meeste vragen antwoord gegeven. Mijn dank gaat uit naar mijn familie, die mij de nodige tijd en steun heeft gegeven. Collega’s van de ambulancedienst Rotterdam voor de vele gesprekken en ook de preventiemedewerkers van de diverse RAV’s voor alle informatie. Mijn teamleider Harm Rutgers voor het beschikbaar stellen van een CO-meter. De interviews met Ron Sparreboom van het DCMR in Schiedam alsmede Dirk Jan Schutte van EX-OX-TOX in Nieuw-Vennep. Tevens dank ik mijn promotor Bruno Dankloff voor de geleverde feedback.
Pagina 2 van 59
Inleiding In 2002 ben ik in dienst gekomen bij de ambulance dienst Zuid-Holland Zuid, ik ben daar vier jaar gedetacheerd als chauffeur bij de plaatselijke huisartsenpost. In de tijd erna tot nu werk ik als ambulancechauffeur, de laatste drie jaar bij de Veiligheid Regio Rotterdam. Tijdens een dienst in Amsterdam (uitzendbureau) kreeg ik evenals iedere ambulancechauffeur een CO-meter (koolmonoxidemeter) uitgereikt. Men zag het daar als een “preventief” veiligheidsmiddel dat het personeel beschermt tegen gevaarlijke plaatsen/situaties. Bovendien zou het mede helpen een voorlopige diagnose te stellen. Een jaar geleden ben ik tijdens een hulpverlening zelf het slachtoffer geworden van een CO-intoxicatie (koolmonoxidevergiftiging), en wat mij sindsdien bezig houdt is of dit voorkomen had kunnen worden, als ik uitgerust was met een CO-meter. Ik hoop met mijn onderzoek de antwoorden te vinden dat mijn conclusies en advies duidelijkheid scheppen.
Pagina 3 van 59
Inhoudsopgave 1.Onze organisatie…………………………………………………………………………………6 1.1.Missie en strategie……………………………………………………………………………...6 1.2.Verzorgingsgebied……………………………………………………………………………...6 1.3.Doelstelling……………………………………………………………………………………....6
2.CO vergiftigingen……………………………………………………………………….7 2.1.Aantal CO-vergiftigingen……………………………………………….………………………7 2.2.Wie lopen er een CO-vergiftiging op?...............................................................................7 2.3.Hoe ontstaat een CO-vergiftiging?.................................................................................7/8
3.Kernvraag / probleemstelling…………………………………………………………9 3.1.Subvragen……………………………………………………………………………...10 3.1.1. Als een dergelijke blootstelling is gebeurd, wat gebeurt vervolgens met de info?......10 3.1.2. Waarom worden niet alle ambulances uitgerust met een co-meter?...........................10 3.1.3. Hoe komen de medewerkers van ambulances tot een correcte beslissing over de entree in de betrokken ruimte waarin mogelijk CO aanwezig is?....................11
4. Wat zegt de wetgeving………………………..……………………………………...12 4.1. Europese wetgeving………………...………………………………………………………..12 4.2. Arbowet………………………………..……………………………………………………….12 4.3. Arbocatalogus voor de ambulancezorg………………………………..……………………13 4.4. Wettelijke voorschriften…………….…………………………………………………………13 5. Risicoinventarisatie & evaluatie (RI&E)………………………………………………….…14 5.1 .Inleiding…………………………………………………………………..……………………..14 5.2. Inhoud van een RI&E………………………………………………………………………….15 5.3. Wettelijke plichten en de RI&E……………………………………………………………….15 5.4. Wat is de relatie met de RI&E voor ambulancepersoneel………………………………...15 5.5. Arbocatalogus voor de ambulancezorg…………………………………………………..…15 6. Een inventarisatie aan de hand van gevaren, risicofactoren en risico’s………….…16 6.1. Landelijke registraties…………………………………………………….…………………..16 6.2. Onderzoek naar de soorten CO-meters en hun effectiviteit…………………..………16/17 7. Arbeidshygiënische strategie (bronaanpak)…………………..…………………………..18 7.1. Bronaanpak of PBM?......................................................................................................18 8. Voorbeeld uit de praktijk………………….…………………………………………………..19 8.1. Casus……………………………….…………………………………………………………..19 8.2. Wat doe je dan?..............................................................................................................19 9. Anders bekeken………………………………………………………………………………..20 10. Is een CO-meter wel een PBM?.....................................................................................21 11. Analyse op beheersmaatregelen in relatie tot kosten en verlies…..…………………22
Pagina 4 van 59
12. Scope / afbakening……………………………………………………………………………23 11. Hoe is het landelijk geregeld?.......................................................................................24 13. Welke RAV’s zijn er in Nederland?................................................................................25 14. Interview met de RAV’s……………………………………………………………………….24 14.1. Hoofdvraag…………………………………………………………………………………….24 14.2. Subvragen………………...…………………………………………………………………...24 15. Overzicht reacties…………………...…………………………………………………………25 15.2. Reacties preventiemedewerkers………………………………………………………...26/27 16. Conclusie uit de reacties van de RAV’s……………………………………………………28 17. Taak Risico Analyse, (TRA)………………………………………...………………………..29 17.1. TRA…………………………………………………..…………………………………………29 17.2. Doel……………………………………………………………………………………………..29 17.3. Toepassen bij:…………………………………………………………………………………29 17.4. Samengevat……………………………………………………………………………………29 17.5. Voorbeeld Taak-Risico-Analyse……………………………………..……………………...30 18. De methode Fine & Kinney………………………………………………………….….……31 18.1. Uitkomst volgens de methode Fine & Kinney……………………………………………...32 19. Conclusies………………………………………………………………………………………33 19.1. Conclusie………………………………………………………………………………………33 19.2. melden en registratie van incidenten………………………………………………………..33 19.3. er zijn géén gevaarlijke stoffen (CO) in de RI&E opgenomen……………………………33 19.4. overleg………………………………………………………………………………………….33 19.5. Voorlichting / scholing…………………...……………………………………………………34 19.6. rond om het voertuig………………………………………………………………………….34 20. Aanbevelingen…………………...………………………………………………………...…..35 20.1. Voorstel tot beheersmaatregelen aan de hand van de bronaanpak………..……...……35 20.2. Registreer………………………………………………………………………………………35 20.3. Stel een RI&E op…………………………………………………………………………...…35 20.4. Plan regelmatig een werkoverleg……………………………………………………………35 20.5. Elke maand een toolboxmeeting op de werkvoer……………………………………...….35 20.6. Voorlichting………………………………………………………………………………...…..34 20.7. Zet tijdens de hulpverlening de motor van de ambulance uit………………………........35 21. Bijlage……………………………………………………………………………………………37 21.1. Afkortingen……………………………………………………………..………………………36 21.2. Literatuurlijst…………………...…………………………………………………………..37/38 21.3. Overzicht reacties RAV’s…………………………………………………………………39/46 21.4. RAV’s versus CO-meters…………………………………………………………………….39 21.5. Offerte CO-meter……………………………………………………………………………...47 21.6. Definities Arbobesluit “hoofdstuk 4.5.” Wettelijke voorschriften…………………...…48/53 21.7. Artikelen uit dagbladen……………………………………………………………………54/58
Pagina 5 van 59
1. Onze organisatie AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond in de regio Rotterdam
In de regio Rotterdam-Rijnmond wordt de ambulancezorg uitgevoerd door AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond (AZRR). Deze organisatie bestaat uit een publiekrechtelijke ambulancedienst AZRR / VRR en een privaatrechtelijke ambulancedienst AZRR / BIOSgroep. Deze twee organisaties worden ondersteund door een gezamenlijk stafbureau. De beide ambulancediensten stellen zich ten doel om naar de patiënt toe zoveel mogelijk als één organisatie naar buiten te treden. AZRR werkt voortdurend aan de verbetering van ambulancezorg. De primaire patiëntenzorg wordt gewaarborgd door middel van het werken op basis van landelijke protocollen. Deze protocollen komen voort uit landelijke en internationale behandelmethoden en ervaringen. Er worden dan ook steeds nieuwe methoden en instrumenten ontwikkeld om de kwaliteit van deze zorg te verbeteren, zowel vakinhoudelijk als organisatorisch. Dit leidt tevens tot nieuwe procedures, werkinstructies en werkwijzen. In 2002 heeft dat geresulteerd in certificering van de organisatie. Door integrale kwaliteitszorg waarborgt de organisatie periodieke hercertificatie.
1.1.
Missie en strategie
De missie van Ambulance Zorg Rotterdam-Rijnmond is om verantwoorde ambulancezorg te leveren in de regio Rotterdam-Rijnmond, vanuit een doelmatige organisatie, in goede samenspraak met alle betrokken partijen, waarbij de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
1.2.
Verzorgingsgebied
Het verzorgingsgebied van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond strekt zich uit over 22 gemeenten in de regio Rotterdam-Rijnmond.
1.3.
Doelstelling
Doelstelling is om antwoord te krijgen hoe als ambulancebemanning met de onduidelijke situaties om te gaan, waarin men gevaar loopt op CO-intoxicatie op te lopen. Met andere woorden: Gevaarlijke situaties tijdig herkennen en er juist op anticiperen. Waarom is er verschil tussen de RAV’s over het toe passen van CO-meters door ambulancepersoneel tijdens de hulpverlening.
Pagina 6 van 59
2. Koolmonoxidevergiftigingen In Nederland overlijden elk jaar gemiddeld negen personen door een koolmonoxide (CO) vergiftiging en leidt koolmonoxidevergiftiging tot 130 ziekenhuisopnamen en enkele honderden behandelingen op een Spoedeisende Hulpafdeling. De aantallen per jaar variëren echter sterk.
2.1.
Aantal koolmonoxidevergiftigingen
SEH-behandelingen Ziekenhuisopnamen Overledenen
Enkele honderden 130 9
2.2. Wie lopen een CO-vergiftiging op? Onder de koolmonoxidedoden en bij de ziekenhuisopnamen zijn mannen iets in de meerderheid ten opzichte van vrouwen. Op de SEH-afdeling is dat omgekeerd. Koolmonoxidevergiftiging komt vooral voor bij jonge kinderen en (jong-)volwassenen. Onder de overledenen zijn relatief veel senioren.
2.3. Hoe ontstaat een CO-vergiftiging? Op de SEH-afdelingen noemen de slachtoffers van een CO-vergiftiging onder andere als oorzaak: brand, een kapotte kachel of problemen met de (centrale) verwarming (ketel). Bron: Doodsoorzakenstatistiek 2004-2008, Centraal Bureau voor de Statistiek; Landelijke Medische Registratie 2004-2008, Prismant; Letsel Informatie Systeem 20042008, Consument en Veiligheid; Letsellastmodel 2008, Consument en Veiligheid i.s.m. Erasmus Medisch Centrum; Bevolkingsstatistiek 2004-2009, Centraal Bureau voor de Statistiek
Blootstelling aan koolmonoxide kan verschillende gezondheidsklachten tot gevolg hebben, zoals hoofdpijn, duizelingen en concentratiestoornissen. Bij een ernstige vergiftiging kan het zelfs dodelijk zijn. Uit de ongevallenstatistiek blijkt dat er jaarlijks enkele tientallen tot honderden ongevallen plaatsvinden en er ongeveer 8-12 doden vallen als gevolg van blootstelling aan koolmonoxide. Kennis over koolmonoxide-intoxicaties blijft veelal beperkt tot acute blootstellingssituaties. Er is beperkte informatie over chronische blootstelling aan koolmonoxide. Open verbrandingsinstallaties in Nederlandse woningen leiden tot risicosituaties. Het betreft meestal afvoerloze geisers, open haarden, gaskachels en gasfornuizen. Maar ook oude en niet goed onderhouden cv-ketels kunnen leiden tot blootstelling aan koolmonoxide. Onderhoud aan verbrandingsinstallaties in Nederland is sinds begin jaren ’90 niet meer verplicht en er is weinig of geen toezicht op de veiligheid van deze installaties. RIVM Rapport 609300005
Pagina 7 van 59
Koolmonoxide komt vrij bij onvolledige verbranding. Blootstelling aan koolmonoxide wordt veelal niet direct herkend omdat het een reukloos en kleurloos gas is. In Nederland zijn momenteel 800.000 risicowoningen met ernstige gebreken aan gas- en elektravoorziening. Het betreft niet alleen gewone woningen, maar ook andere verblijfruimten zoals woonboten, woonwagens en arken. In Schiedam en Dordrecht hebben in 2007 – 2008 projecten gelopen waarbij men huisbezoeken aflegde bij huishoudens met een bruto jaarinkomen < €14.000. De resultaten gaven aan dat bij ongeveer een kwart van deze woningen koolmonoxide gemeten is. De oorzaak is meestal een open verbrandingstoestel.
CO bind 200 - 230 keer sneller aan hemoglobine dan zuurstof. Dit betekend dat zuurstof geen kans krijgt om zich te binden, daardoor worden vitale organen bedreigt. Als therapie moet er 1 uur lang 100% zuurstof worden gegeven via een “non-rebreathing” masker. Hyperbare zuurstof therapie duurt de helft van de tijd.
5 tot 6 uur
1 uur
0,5 uur
Pagina 8 van 59
3. Kernvraag / Probleemstelling Wanneer kan ambulancepersoneel blootgesteld worden aan koolmonoxide (CO). Ambulancemedewerkers kunnen tijdens het werk in situaties komen dat er sprake is van een te hoog CO-gehalte in de lucht. Een voorbeeld is een hulpverlening bij een brand of een assistentie/posten bij een brandweer inzet. Hier kan verwacht worden dat er gevaarlijke stoffen waaronder (CO) vrij kunnen komen en dient er rekening worden gehouden met bijvoorbeeld windrichtingen in verband met het opstellen van de ambulance. Je zou kunnen spreken van een duidelijke situatie.
In bijna alle andere gevallen zijn het onduidelijke situaties Bijvoorbeeld bewusteloos persoon in een woning waarvan onduidelijk is wat de oorzaak is. (woningen kunnen dan gezien worden als besloten ruimten).
In beide gevallen is het mogelijk dat ambulancebemanning blootgesteld wordt aan gevaarlijke stoffen zoals koolmonoxide (CO).
Pagina 9 van 59
3. Subvragen:
3.1.1.
Als een dergelijke blootstelling is gebeurd, wat gebeurt vervolgens met de info?
Uit het onderzoek blijkt dat er in de regio Rotterdam niets tot weinig is geregistreerd.Door middel van gesprekken met collega’s op de werkvloer is het beeld geschetst dat er wel degelijk voorvallen zijn geweest dat ambulancebemanning vermoedelijk is blootgesteld aan koolmonoxide. Maar doordat er slecht notitie van is gemaakt, lijkt het dat er geen sprake van is. Van de RAV’s die er wel notitie van hebben genomen, hebben de meeste nu CO-meters. Ook in Rotterdam zijn mensen inmiddels serieus zijn gaan nadenken over de meerwaarde van deze meetinstrumenten.
3.1.2. Waarom worden niet alle ambulances uitgerust met een co-meter? Er is geen uniformiteit tussen de diverse hulpdiensten. We hebben in principe allemaal dezelfde doelstellingen en toch zijn er verschillen in bepaalde uitvoering van auto’s, materialen en/of samenwerking met andere hulpverleners zoals brandweer en politie. Regionaal wordt er verschillend gedacht over “nut en noodzaak” van de ambulanceinventaris, waaronder de CO-meter en PBM’s Ergonomisch betekent niet dat het voor iedereen passend of even praktisch is. In iedere regio streeft men ernaar om alle middelen zo “passend” mogelijk te maken voor het type werk, scenario’s en infrastructuur.
Als het over de acute hulpverlening gaat als doelstelling, daar zijn we het allemaal over eens. Iedereen, patiënt of slachtoffer verdient de beste hulp mogelijk.
Pagina 10 van 59
3.1.3. Hoe komen de medewerkers van ambulances tot een correcte beslissing over de entree in de betrokken ruimte, waarin mogelijk CO aanwezig is? Als er een CO-meter aanwezig is en de CO-meter alarmeert op het moment dat een ruimte wordt betreden, dan kan men hier de volgende conclusie aan hangen: Het is hier mogelijk onveilig, dus de nodige voorzichtigheid moet betracht worden. Er kan misschien zelfs leiden tot het bijstellen van de diagnose. Bijvoorbeeld: slachtoffer is onwel t.g.v. hartklachten, maar die hartklachten blijken veroorzaakt te zijn door CO.
Waar men voor moet waken is de zogenaamde schijnveiligheid. Ik draag een CO-meter, dus het is veilig. Bij ieder vermoeden van een onveilige situatie moet daar adequaat vervolg op komen in de vorm van specialistische bijstand. Bij dreigende agressie wordt bijvoorbeeld assistentie van politie gevraagd en als het om het vermoeden van aanwezigheid van koolmonoxide gaat, dan komt de brandweer. Als er een vermoeden is dat er CO in de betrokken ruimte is, kan de ruimte pas door ambulancemedewerkers worden betreden, als de ruimte is vrij gegeven door de brandweer.
In principe moet iedere woning of bedrijfsruimte gezien worden als een besloten ruimte. Betekend niet dat standaard brandweer metingen moet doen voordat je naar binnen kan. Het is belangrijk dat men bewustwording heeft en signalen begrijpt en daar naar handelt. Een CO-meter kan dan een hulpmiddel zijn.
Pagina 11 van 59
4. Wat zegt de wetgeving?
4.1.
Europese wetgeving:
Richtlijn 89/381/EEG Maatregelen ter bevordering en verbetering van de veiligheid en gezondheid van werknemers op het werk.
4.2.
Arbowet:
Goede arbeidsomstandigheden maken gezond en veilig werken mogelijk. Duidelijke afspraken en informatie over rechten en plichten zijn daarvoor onmisbaar. In de Arbowet staat over gevaarlijke stoffen dat de werkgever verplicht is de risico’s van mogelijk gevaarlijke stoffen in de middelen te inventariseren en beoordelen. Het gebruik van gevaarlijke stoffen moet zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. Is er voor een gevaarlijke stof geen vervangend (minder gevaarlijk) middel beschikbaar en is het gebruik noodzakelijk voor de bedrijfsvoering, dan moet de werkgever ervoor zorgen dat het risico van schade aan de gezondheid wordt voorkomen of beperkt door het treffen van concrete maatregelen. Medewerkers moeten worden voorgelicht, er zijn veiligheidsinformatiebladen beschikbaar bij elke gevaarlijke stof, en ze moeten gebruik kunnen maken van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals handschoenen.
Arbowet, art 3, lid 1, sub b: Tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, worden de gevaren en risico’s voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk in eerste aanleg bij de bron daarvan voorkomen of beperkt; naar de mate waarin dergelijke gevaren en risico’s niet bij de bron kunnen worden voorkomen of beperkt, worden daartoe andere doeltreffende maatregelen getroffen waarbij maatregelen gericht op collectieve bescherming voorrang hebben boven maatregelen gericht op individuele bescherming; slechts indien redelijkerwijs niet kan worden gevergd dat maatregelen worden getroffen die zijn gericht op individuele bescherming, worden doeltreffende en passende persoonlijke beschermingsmiddelen aan de werknemer ter beschikking gesteld;
Pagina 12 van 59
4.3.
Arbocatalogus voor de ambulancezorg
In deze catalogus draait het om de aanpak van arbeidsrisico’s in de ambulancesector: De hier onder staande onderwerpen worden behandeld. • Fysieke belasting • Psychosociale arbeidsbelasting (PSA) • Arbeidstijden • Geluid • Veiligheid • Biologische agentia De kans op blootstelling aan gevaarlijke stoffen (CO) is hier niet in opgenomen.
Direct of indirect kunnen professionele hulpverleners ook blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen die een gevaar vormen voor veiligheid en gezondheid. Omdat dit in de praktijk zeer weinig voorkomt, heeft de Arbeidsinspectie gevaarlijke stoffen niet in die mate relevant gevonden om er aandacht aan te besteden.
4.4.
Wettelijke voorschriften:
In het Arbobesluit staat de verplichting voor de werkgever vermeld: In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia of gevaarlijke stoffen (artikel 4.1b) draagt de werkgever zorg voor doeltreffende maatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken. De maatregelen zijn gebaseerd op inzicht ontstaan uit de RI&E. Relevante artikelen in het Arbobesluit zijn: -het beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen (art. 4.1c) -nadere voorschriften RI&E, beoordelen (art.4.2) -grenswaarden (art. 4.3) -arbeidshygiënische strategie (art. 4.4) -voorkomen van ongewilde gebeurtenissen (art. 4.6) -maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen (art. 4.7) -voorlichting en onderricht (art. 4.10d)
Pagina 13 van 59
5. Risico-inventarisatie & -evaluatie (RI&E) De werkgever moet op grond van de Arbowet onderzoeken of het werk in zijn organisatie schade kan opleveren voor de gezondheid van de medewerkers. Dit onderzoek heet een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). De werkgever moet zich bij dit RI&E laten bijstaan door een arbodienst.
5.1.
Inleiding
Uit veiligheidsoogpunt van de medewerker is iedere organisatie of onderneming verplicht een RI&E te hebben en deze te updaten. Het op een juiste wijze omgaan met een RI&E zal resulteren in minder ziekteverzuim, betere motivatie onder de medewerkers, beter imago van de onderneming, minder verloop uit de onderneming en efficiëntere productie (arbeidsveiligheidgids 2010., pp 69-73, Kluwer Alphen aan den Rijn 2009).
5.2.
Inhoud van een RI&E
Een RI&E bestaat uit verschillende hoofdstukken. Zij hebben betrekking op veiligheid, gezondheid en milieu. Alle hebben tot doel de veiligheid, gezondheid (het welzijn en welbevinden) van de medewerkers, derden en de omging te waarborgen. De belangrijkste aandachtspunten waarop een RI&E betrekking heeft, zijn: arbozorg/verzuimbeleid, algemene voorzieningen, fysische factoren, gevaarlijke stoffen en biologische agentia, fysieke belasting, arbeidsmiddelen/werkplekinrichting, informatieverstrekking, functie inhoud/werkdruk en emotionele belasting (PSA).
5.3.
Wettelijke plichten en de RI&E
In de RI&E moeten enkele zaken zonder uitzondering beschreven zijn. Pagina 14 van 59
Vastleggen van een schriftelijke inventarisatie en evaluatie van risico’s die de arbeid met zich mee brengt. Beschrijving van gevaren en risicobeperkende maatregelen. Specifieke omschrijving voor bijzondere categorie medewerkers (jeugdigen en zwangeren). Toegang voor medewerkers tot preventiemedewerker en deskundigen (arbodienst). Het plan van aanpak met daarin de termijnen voor de te nemen maatregelen. De wijze van informatieverstrekking aan inleenarbeiders en uitzendkrachten. Tevens is er een plicht tot aanpassing van de RI&E bij veranderingen.
5.4.
Wat is de relatie met de RI&E voor ambulancepersoneel?
Veel ambulancehulpverleners komen in verschillende ruimtes, ook kelderruimtes, en misschien zelfs wel "besloten" ruimtes.. bouwputten et cetera. In de RI&E wordt wel besproken wat bijvoorbeeld de risico’s zijn bij tillen, agressie en dergelijke. Gevaarlijke stoffen worden “algemeen” behandeld; er wordt niet specifiek in gegaan op CO. Sterker nog, bij geen enkele RAV is dit specifieke onderdeel in een RI&E opgenomen.
5.5.
Arbocatalogus voor de ambulancezorg
Er is een Arbocatalogus voor de ambulancezorg. Deze Arbocatalogus is te downloaden op: www.ambulancezorgnederland.nl
Pagina 15 van 59
6. Een inventarisatie aan de hand van gevaren, risicofactoren en risico’s 6.1.
Landelijke registraties
Koolmonoxide-intoxicaties worden in Nederland niet zeer frequent geregistreerd, doordat ze mogelijk onvoldoende herkend worden. De eerste symptomen zijn variabel en aspecifiek en doen niet direct aan een CO-vergiftiging denken. Hierdoor is het mogelijk dat het totale aantal slachtoffers in Nederland veel hoger is dan geregistreerd wordt. Ook is er geen nationale verplichting voor het melden van koolmonoxide-intoxicaties. Toch zijn er een aantal registratiesystemen. Het Nationale Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC) van het RIVM en de stichting Consument en Veiligheid houden landelijke registraties bij. Vanwege het feit dat een meldingsplicht ontbreekt, is het verkrijgen van een compleet landelijk beeld over het voorkomen van koolmonoxide-intoxicaties in Nederland moeilijk. In de registraties worden geen aparte indelingen gemaakt tussen acute of chronische blootstelling aan koolmonoxide.
6.2.
Onderzoek naar de soorten CO-meters en hun effectiviteit.
Voor dit gedeelte heeft er een interview plaats gevonden met de heer Dirk-Jan Schutte Van de firma EXOXTOX in Nieuw – Vennep. Hierbij werden de verschillende CO-meters besproken die al in gebruik zijn bij de RAV’s. Duidelijk werd dat er vooral gebruik word gemaakt van de enkelvoudige meters. Een meter moet niet te duur zijn en simpel in gebruik. Moet waarschuwen als het niet pluis is, meer niet. Daarbij gaat de voorkeur vaak naar de disposable CO-meter, van twee tot vier jaar.
Pagina 16 van 59
Daarnaast is er ook een onderhoud geweest met de heer Ron Sparreboom van de DCMR in Schiedam. Hier spraken we vooral over de meters die door de brandweer worden gebruikt. Bij de brandweer maakt men gebruik van een combimeter. Dat houdt in dat de meter niet alleen CO meet maar ook andere stoffen. Cruciaal is wel het moment van aanzetten. Tijdens het gesprek kwamen drie meters op tafel. De drie meters werden met tussenpozen van één minuut aangezet. Het resultaat was dat ze alle drie een andere waarde aangaven. De brandweer gebruikt dit soort meters vooral om gebouwen vrij te geven.
De lering die je hieruit kunt trekken, is dat het voor de uiteindelijke meting belangrijk is dat de meter wordt aangezet in de ideale atmosfeer. • • •
zuurstof explosiegevaar giftige stoffen
: 19-21% : < 10% LEL : < grenswaarde
ze worden bij activeren ook eerst aan een gas gekoppeld waarvan men weet wat er in zit. Dit gas bevat de ideale mix, op deze wijze heeft de meter een goede beginwaarde.
Gedurende het onderzoek (drie maanden) draag ik zelf als proef een CO-meter aan de broeksriem. De meter heeft tijdens de proefperiode alleen alarm gegeven in de garage van onze ambulancedienst. Pagina 17 van 59
7. Arbeidshygiënische strategie (bronaanpak) Gevaren moeten zoveel mogelijk aan de bron worden weggenomen (Arbowet, artikel 3). Soms kan dat direct; voor andere zaken zijn verstrekkender maatregelen of vervolgonderzoek noodzakelijk. Voordat wordt overgegaan tot het gebruik van PBM moeten de volgende maatregelen worden overwogen en indien mogelijk worden uitgevoerd (in rangorde):
Het voorkomen van het risico door bijvoorbeeld het gebruiken van een andere techniek, een andere stof, het instellen van een werkverbod of het beperken van de emissie (uitstoot) van een toxische stof.
Het beperken van het risico door middel van het nemen van technische maatregelen, bijvoorbeeld afscherming, afzuiging of luchtbehandeling.
Het beheersen van het risico door bijvoorbeeld een andere organisatie van het werk, andere werkmethoden, veilig handelen of het afschermen van de mens aan de bron.
Wanneer dit soort beschermende maatregelen het gevaar onvoldoende wegnemen, moeten PBM’s worden gebruikt. PBM’s mogen alleen worden toegepast als de overige maatregelen niet uitvoerbaar zijn of onvoldoende zekerheid bieden.
7.1.
Bron aanpak of PBM?
In deze situatie is het niet mogelijk om bronaanpak te bewerkstelligen. Om hulpverleners te beschermen (waarschuwen) is het gebruik van PBM’s in de vorm van een CO-meter nodig. Vaak gebeurt het dat er een 112-melding is van een onwelwording in een woning, waarbij niet duidelijk is wat de oorzaak is. Deze stelling gaat alleen op, als er geen andere personen in de directe omgeving zijn tijdens de onwelwording.
Pagina 18 van 59
8. Voorbeeld uit de praktijk 8.1.
Een casus:
Ambulancebemanning wordt ontboden bij een onwelwording, niet via 112 maar wordt als assistentie gevraagd door de collega’s van de politie. Aangekomen ziet het ambulancepersoneel familie van het slachtoffer en politie voor de woning. De patiënt ligt (zichtbaar door het raam) bewusteloos op de grond in zijn woning en de politie probeert zich met geweld en trappen tegen de deur toegang te verschaffen tot de woning. Dit wordt bemoeilijkt door de politiegoedgekeurde sloten aan de binnenkant van de deur. Maar uiteindelijk lukt het toch.
8.1. Wat doe je dan? De deur is geforceerd en er is toegang tot de woning. Van de man is niet veel meer bekend dan dat hij een teruggetrokken bestaan leidt en het is helemaal onduidelijk wat er met hem is gebeurd. Uit de informatie van de familie bleek dat de man sinds een half jaar weduwnaar was, verder gezond was en geen medicijnen gebruikte. Als de hulpverleners de woning betreden, vallen er misschien nog meer slachtoffers. Er wordt geen gaslucht of iets dergelijks waargenomen. Bovendien zijn er geen huisdieren waar je iets aan af kan leiden. Als de brandweer moet komen voor een meting, duurt het acht minuten voor ze er zijn. Ook de druk van de familie telt dan mee. CO is in de juiste verhouding uiterst brandbaar / explosief. Als de deur word ingetrapt, kan daarbij een vonk vrijkomen, samen met het mengsel van CO en zuurstof is die situatie levensgevaarlijk.
Pagina 19 van 59
9. Anders bekeken De politie heeft in de auto een Automatische Externe Defibrillator (AED), evenals de brandweer. De brandweer is tevens opgeleid om zuurstoftherapie te geven. Als deze hulpverleners met een reanimatie moeten starten, zullen zij ook alle middelen aangrijpen om dit zo goed mogelijk te doen. Natuurlijk wordt ook de ambulance gealarmeerd, de gereanimeerde heeft dan adequate hulp gekregen. Een conclusie die je hieruit kan halen, is dat je in zo’n situatie snel moet handelen, en dat een hulpmiddel zoals de AED daar een heel geschikt middel voor is. Terwijl men in het verleden van mening was dat een defibrillator exclusief voor de ambulance was. Gelukkig denkt men hier nu anders over. Wellicht heeft het ook het zelfde effect op de COmeter als PBM bij andere diensten dan alleen de brandweer.
Pagina 20 van 59
10. Is een CO-meter wel een PBM? Een helm beschermt het hoofd en is dus een PBM. Deze zorgt ervoor dat als er iets op het hoofd valt, het effect van de impact gereduceerd wordt. En veiligheidsschoenen zijn er om de voeten te beschermen tegen vallende voorwerpen. Dit geld niet voor een CO-meter, deze reduceert niet maar waarschuwt bij koolmonoxide. Het effect van de CO-intoxicatie blijft hetzelfde. Een CO-meter is dus een meetinstrument die net als een PBM op het lichaam gedragen kan worden.
CO-meter hangt aan de portofoon
Pagina 21 van 59
11. Analyse op beheersmaatregelen in relatie tot kosten en verlies. Het is heel moeilijk om aan veiligheid een prijskaartje te hangen. Als veiligheidskundige is dat ook niet mijn eerste prioriteit. Om een goed beeld te krijgen moet je weten:
Wie is de doelgroep: beroep bijvoorbeeld. Ambulancemedewerkers, werknemers in de (petro)chemie.
Welk soort werk: koude/hitte, kans op meerdere stoffen/gassen.
Infrastructuur: stedelijk gebied, petrochemie, toerisme, vakantiewoningen/boten.
Er zijn meters die disposable zijn. Deze gaan twee tot vier jaar mee en dienen daarna vervangen te worden. Andere meters moeten steeds na een bepaalde tijd nagekeken en geijkt worden. Deze zijn vaak uit te breiden met meerdere functies. Kanttekening is wel dat als CO-meters worden gebruikt waar ook kans is op andere gassen zoals chloor en ammoniak, de kans bestaat dat de CO-censor beschadigd raakt. Iets wat afgewogen moet worden bij aanschaf. Voor het meten van gasconcentraties heeft men de keuze uit een groot aantal meters. Vooral de multimeters genieten daarbij de voorkeur, omdat ze voor meerdere doeleinden gebruikt kunnen worden. De meeste apparaten maken voor zuurstofmeting gebruik van een elektrochemische meetcel. Deze heeft een beperkte levensduur, gemiddeld een jaar, en de werking is afhankelijk van temperatuur en vochtigheid.
Pagina 22 van 59
12. Scope – afbakening Dit onderzoek is in eerste instantie bedoeld om een beeld te krijgen van de regio Rijnmond. Dat blijkt niet mee te vallen, de vaak (brandweer-minded) collega’s zien niet in waarom een CO-meter nodig is, omdat ze bepaalde gevaren makkelijker kunnen identificeren. De ambulancemedewerkers die géén affiniteit met de brandweer hebben, zijn waarschijnlijk meer gefocust op de hulpbehoevende en missen daarom soms bepaalde signalen. Zij geven aan dat er wel degelijk voordelen zitten aan het dragen van een CO-meter. Dit blijkt ook uit de berichten afkomstig van de andere RAV’s. De regio Rotterdam-Rijnmond is daarom ook uniek vanwege de samenwerking met de brandweer. Om een goed beeld te krijgen over welke ambulancediensten in Nederland gebruik maken van CO-meters is er een vragenlijst naar alle 25 RAV’s (Regionale Ambulance Voorziening) gestuurd. Hoewel het in eerste instantie niet de bedoeling was, heeft het onderzoek daardoor toch een landelijk karakter gekregen.
Pagina 23 van 59
13. Hoe is het landelijk geregeld? In de 25 ambulance-regio’s die er in Nederland zijn is géén duidelijke stelling wat betreft het gebruik van mobiele CO-detectie door het ambulancepersoneel tijdens de hulpverlening. Ik hoop dat dit onderzoek die onduidelijkheid zal wegnemen en hopelijk tot een veiliger werkklimaat zal leiden voor mij en mijn collega’s.
Pagina 24 van 59
14.Welke RAV’s zijn er in Nederland?
Pagina 25 van 59
15. Interviews met de RAV’s In het kader van het onderzoek is er een mail naar alle 25 RAV’s gestuurd met een aantal vragen. Deze vragen wijken iets af van de hoofd / subvragen die in hoofdstuk 4.0 gesteld zijn. Dit is nodig om een compleet beeld te krijgen over hoe men binnen de ambulancesector over het gebruik van CO-meters als PBM denkt.
13 hebben gereageerd. 12 hebben niet gereageerd.
Aan al deze RAV’s zijn de zelfde vragen gesteld:
15.1. Hoofdvraag: Maakt uw RAV gebruik van CO-meters? 5 denken na over aanschaf. 5 maken gebruik van CO meters. 3 maken géén gebruik van CO meters.
15.2. Subvragen: 15.2.1. In welke omstandigheden (wat is specifiek in uw regio) kan bij u ambulancepersoneel blootgesteld worden aan CO? Slecht werkende cv in caravans, recreatiewoningen en pleziervaartuigen, industriële panden, (oudere) woningen, vakantie / bungalowparken waar permanent gewoond wordt. 15.2.2. Als dat gebeurt,wat wordt er met de info gedaan? (bijvoorbeeld ritformulieren, nabesprekingen, toolboxmeetings). Evalueren. CO-alarm wordt aangegeven op het ritformulier. In onze regio wordt er intern niets mee gedaan in de vorm van registratie. Het een en ander wordt op het ritformulier vermeld; er is geen aparte CO-registratie. 15.2.3. Hoe worden in uw RAV dergelijke meters toegepast? (een of twee en door wie worden ze gedragen en waar op het lichaam? Hangt er bijvoorbeeld een meter aan de monitor?) Er zijn twee manieren om e CO-meter toe te passen: Een meter per auto en gedragen op de man meestal de ACH. De afspraak is dat we niet alleen ergens naar binnen gaan, dus is er een borging. Iedere ambulance heeft een CO-meter welke bevestigd is op de monitor.
Pagina 26 van 59
15.2.4. Als u CO-meters gebruikt, is er een RI&E? (risicoinventarisatie, eventueel een voorbeeld.) Er is een sectorale RI&E maar CO-meters zijn er op één na niet in opgenomen. 15.2.5. Wat is de reden geweest voor aanschaf? Wat zijn de ervaringen? (sinds wanneer zijn ze in uw bezit?) Aanschaf naar aanleiding van incidenten. Volgens melders zijn de CO-meters vanaf 2007 in gebruik. Sindsdien gemiddeld 2 tot 3 keer per maand meldingen geweest waarbij het CO-alarm is afgegaan. 15.2.6. Weegt volgens u het gemak op tegen de kosten? (personeelsbezetting / aantal meters). Kosten vallen mee, volgens de melders. In het algemeen wordt er voor een apparaat per voertuig gekozen.
Een compleet overzicht staat in bijlage 21.3. Blz. 39-46.
Pagina 27 van 59
16. Conclusie uit de reacties van RAV’s Uit de terugkoppeling van de betreffende preventiemedewerkers kan de volgende conclusie worden getrokken: De RAV’s die inmiddels met CO-meters werken, hebben deze aangeschaft na één of meerdere incidenten waarbij ambulancepersoneel onwel is geworden ten gevolge van CO. Nu blijkt dat de meters gemiddeld vier keer per maand alarmeren; situaties die zonder een CO-meter onopgemerkt zouden zijn en het ambulancepersoneel blootgesteld zou hebben aan CO.
Pagina 28 van 59
17. Taak-Risico-Analyse 17.1. TRA: • • •
analyse van de gevaren bij uitvoering van risicovolle taken veiligheid en de gezondheid van werknemers.
17.2. Doel: • •
risico’s te analyseren en te evalueren afspreken van juiste beheersmaatregelen
17.3. Toepassing bij: • •
uitvoering van risicovolle taken / werkzaamheden uitvoering van werk in een risicovolle omgeving
17.4. samengevat:
Het doel van een Taak Risico Analyse (TRA) is de mogelijke risico’s van het werk analyseren en waar mogelijk wegnemen door aanvullende beheersmaatregelen te treffen. De Fine & Kinney methode kan hier een onderdeel van zijn.
Pagina 29 van 59
17.5. Voorbeeld Taak Risico Analyse Taak Risico Analyse
blad 1 Opdrachtgever: Adres: Plaats Uitgevoerd door: Datum analyse: Versie:
VRR Bresau 2 Barendrecht K. van Veen 13-5-2011 1.0
Risico inschattingmethode: Fine & Kinney Legenda: E: Effect B: Blootstelling W: Waarschijnlijkheid RS: Risicoscore RK: Risicoklasse Voor waardetoekenning zie laatste blad
Melding: man bewusteloos op de vloer in woning, politie verschaft toegang. (8. Voorbeeld uit de praktijk). Activiteit/Taakstap
Gevaar
Risico
Risicofactoren
E
B
W RK RS Beheersmaatregel
Aanrijden, A1 (spoed)
ambulance
uit de bocht gaan ongeval / botsen
snelheid / opstakels overig verkeer
1 1
2 2
1 1
5 5
Blauw licht/sirene aan geluid
gehoorschade
blootstelling aan geluid boven 80 db (A)
3
6
5
Observatie op locatie van incident
aanwezige familie omstanders
bemoeienissen bemoeienissen
emotie agressie
1 1
6 2
Intrappen van deur
deur gaat stuk
gewond raken
rondvliegend glas / houtsplinters
1
gebruik CO-meter
werkt niet
onwel worden door CO
lege batterij
gebruik CO-meter
geeft verkeerde waarde onwel worden door CO
Betreden ruimte CO aanwezig
aanwezigheid CO
Entree ruimte geen CO aanwezig Wanneer mogelijk: redden slachtoffer
Door:
2 2
3
snelheid / route aanpassen begeleiding / zorgen voor vrije doorgang 90 gehoorbescherming
ambu politie politie ambu
5 3
4 5
30 opvang 6 wegsturen
ambu/politie politie
1
3
5
3
alleen slot doorboren
slotenmaker
1
1
1
5
1
onderhoudschema opstellen preventielaten keuren medewerker
niet goed gekalibreert
1
1
1
5
1
LMRA + kalibreren
ambu
onwel worden door CO
niet de juiste kleding / PBM's
7
6
3
3
126 brandweer inschakelen
ambu MKA
geen elektriciteit
verlichting werkt niet
slechte orientatie ivm duisternis
1
2
3
5
6
slachtoffer
dronkenschap
te veel bier gedronken man is ongelukkig
1
3
3
5
6
Niet mogelijk: gewicht van man afwachten bandweer
rugletsel ambupersoneel
man weegt meer dan RWL berekening NIOSH
1
10
5
4
Afronden incident
geen contact mogelijk met MKA
vertraging in radioverkeer C2000 geen bereik vertraging in beschikbaarheid
1
6
5
4
Score > 320 160 - 320 70 - 160 20 - 70 < 20
Risico zeer hoog Hoog Substantieel Mogelijk Licht
Klasse 1 2 3 4 5
tijdelijke verlichting
brandweer
in bed leggen, geruststellen ambu overdragen aan familie huisarts wordt ingelicht 50 til assistentie van politiebrandweer en politie brandweer 30 vertrek naar locatie met betere ontvangst
ambu
Te nemen maatregel Overweeg stopzetten van de activiteit Onmiddelijke maatregelen vereist Correctie is nodig Aandacht Aanvaardbar
Pagina 30 van 59
18. De methode Fine & Kinney De tabel is een rekenmethode, volgens Fine & Kinney, waarvan de uitkomst een score en klasse-indexering geeft ten aanzien van de te nemen maatregel. Deze zijn gerelateerd aan de risico’s (de schade) die ten gevolge van het gevaar aanwezig zijn. Het gaat om het feit dat gezondheidsschade kan optreden waarbij arbeidsuitval/ongeschiktheid (korte/midden/lange termijn, volledig en zelfs overlijden) het gevolg kan zijn. Concreet houdt dit in: gezondheidsschade ontstaat gedurende een arbeidsrelatie ten gevolge van blootstelling aan koolmonoxide zoals benoemd in hoofdstuk 3.0. Fine & Kinney werken hiervoor met vaste rekengegevens. Effect (E)
Blootstelling frequentie (B)
Waarschijnlijkheid dat risico optreedt (W)
100
Catastrofaal, vele doden
10
Voordurend
10
50%
Kan verwacht worden, bijna zeker
40
Ramp, verscheidene doden Dagelijks tijdens de werkuren
10%
Goed mogelijk
Zéér ernstig, één dode
6
5
15
3
Wekelijks of incidenteel
3
1%
Ongewoon, maar mogelijk
7
Aanzienlijk blijvend letsel
2
Maandelijks
1
Alleen mogelijk op lange termijn
3
Belangrijk letsel met verzuim
1
Enkele malen per jaar
0,5
Denkbaar maar onwaarschijnlijk
1
Gering letsel, 1e hulp vereist 0,5
Zeer zelden
0,2
Praktisch onmogelijk
0,1
Bijna niet denkbaar
Score
Risico
Klasse
Te nemen maatregel
>320
Zeer hoog
1
Overweeg stopzetten van de activiteit
160-320
Hoog
2
Onmiddellijke maatregelen vereist
70-160
Substantieel
3
Correctie nodig
20-70 Mogelijk 4 <20 Licht 5 Risicoscore is een berekening van E * B * W
Aandacht nodig Aanvaarbaar rekenmethode Fine & Kinney
Pagina 31 van 59
Uitkomst volgens methode Fine & Kinney Er is op te maken dat het werk van ambulancepersoneel tot een verhoogd risico leidt. De uitkomst van de berekening staat in de onderstaande risicoklassering.
Het effect × dagelijkse blootstelling × waarschijnlijkheid dat het risico optreedt = 7×6×3=126 risicoklasse 3 (Substantieel) 70-160
Substantieel 3
Correctie nodig
Pagina 32 van 59
19. Conclusies 19.1. Conclusie: Als professioneel hulpverlener loopt men substantieel risico om in aanraking te komen met eventuele gevaren zoals CO / koolmonoxide. Zeker als niet duidelijk is wat de oorzaak is van de hulpvraag.
19.2. melden en registratie van incidenten. Uit het onderzoek blijkt dat er mogelijk wel ambulancemedewerkers in aanraking zijn gekomen met gevaarlijke stoffen zoals koolmonoxide, maar dat het vervolgens niet goed is geregistreerd. Er zijn ongetwijfeld meer voorvallen dan werkelijk bekendheid van is.
19.3. Er zijn géén gevaarlijke stoffen (CO) in de RI&E opgenomen. In de LPA 7.1 wordt enkel de behandeling van slachtoffers tgv een gevaarlijke stof benoemd. Protocol 5.1 benoemd in één regel de noodzaak van brandweer bij een indicatie waarbij gevaarlijke stoffen een rol kunnen spelen. De gevaren die men kan tegenkomen en hoe te handelen ontbreken. De Arbo catalogus Ambulancedienst behandeld alleen biologische argentia
19.4. overleg. Met ingang van 1 mei 2004 is de verplichting tot het houden van een werkoverleg afgeschaft. Men gaat er van uit dat een werkoverleg regelmatig plaats vind. In de praktijk gebeurt dit echter te weinig, het zelfde geld voor de toolboxmeeting.
Pagina 33 van 59
19.5. Voorlichting / scholing. Verandering vereist aanpassing, zeker nu er steeds meer bewustwording is wat betreft gevaarlijke stoffen in het algemeen. Sinds enige tijd is er in de Rotterdamse regio een stuk aan de maasvlakte bijgekomen. Een gebied met veel petrochemie waar een ambulancepost is gevestigd onder één dak met de brandweer. En er wordt samen uitgerukt naar ongevallen op de bedrijfsterreinen met de nodige gevaarlijke plaatsen. In veel gevallen is het ambulancepersoneel onvoldoende voorgelicht over de gevaren. Een extra belasting voor de collega’s van de brandweer.
19.6. Rond om het voertuig. Bij hulpverlening op straat word het voertuig vaak dichtbij het slachtoffer geparkeerd. Soms laat men de motor draaien, dit gebeurt om diverse redenen:
Na met spoed te hebben gereden is het belastend voor o.a. de turbo om de motor direct uit te zetten.
Mogelijk blijft bij warmte of koude de motor aan ivm de kachel / airco.
Bij weinig of geen wind zullen er concentraties uitlaatgassen rond het voertuig verzamelen.
Pagina 34 van 59
20. Aanbevelingen: 20.1. Voorstel tot beheersmaatregelen aan de hand van bronaanpak Aangezien bronaanpak niet kan, daar ambulancepersoneel het werk op vreemd terrein doet, is het wel belangrijk dat ambulancemedewerkers een bewustwording moeten creëren om tijdens het werk niet plotseling bloot te staan aan gevaarlijke stoffen zoals koolmonoxide. Hieronder een aantal tips naar de werkgever toe om deze handvaten aan te reiken.
20.2. Registreer Zorg voor een registratiesysteem waarin een overzicht staat van (op het ritformulier vermelde) bijzondere zaken waar ambulancemedewerkers tijdens de dienst tegenaan lopen.
20.3. Stel een RI&E op De RI&E is een hulpmiddel om meer inzicht te krijgen in de aard en omvang van onveilige situaties en daarnaast is het belangrijk incidenten te registreren en te analyseren en aan de hand van ervaringen na te gaan hoe deze te beperken of nog beter te voorkomen.
20.4. Plan regelmatig een werkoverleg Bespreek ervaringen in onveilige situaties en incidenten regelmatig in het werkoverleg en leg afspraken ter verbetering vast. Als afspraken en suggesties relevant zijn voor de instructie van medewerkers, zorg er dan voor dat die aan de betreffende medewerker en/of instantie worden doorgegeven.
20.5 Elke maand een toolboxmeeting op de werkvloer Aan de hand van een toolboxmeeting kan men problemen die ter plaatse een rol spelen, identificeren. Deze besprekingen dienen met kleine groepjes werknemers te worden gehouden, mogen niet langer dan tien minuten duren en moeten bijvoorbeeld in de garage tussen de ambulances worden gehouden. Zo is het laagdrempelig voor het personeel en vanwege de duur kunnen er geen zware discussies ontstaan. Dit soort ontmoetingen tussen leidinggevenden en personeel zijn erg belangrijk; het gewicht hiervan wordt vaak onderschat.
Pagina 35 van 59
20.6. Voorlichting Medewerkers moeten worden voorgelicht. Er zijn veiligheidsinformatiebladen beschikbaar bij elke gevaarlijke stof. Medewerkers moeten gebruik kunnen maken van persoonlijke beschermingsmiddelen zoals handschoenen en adembescherming. Als er sprake is van (petro)chemie in het dekkingsgebied, dienen de ambulancemedewerkers op de hoogte te zijn van de plaatselijke gevaren / gevarenzones. Dit kan door middel van oriënterende bezoeken, poortfilms of VCA.
20.7. Zet tijdens de hulpverlening de motor van de ambulance uit. Voertuigmotoren verbranden brandstof en zuurstof en produceren uitlaatgassen die stikstofoxides, koolmonoxide en kooldioxide bevatten. Wanneer de ambulance tijdens de hulpverlening op straat naast het slachtoffer geparkeerd wordt, heeft niet alleen het slachtoffer hier hinder van, maar ook de hulpverleners.
Het gebruik van CO-meters is dus niet de enige oplossing, bewustwording en herkennen van gevaren zal van zelfsprekend moeten zijn. Alsmede een goede communicatie en juiste afstemming van specialismen door de MKA.
Pagina 36 van 59
21. Bijlage 21.1. Afkortingen ACH…………….Ambulancechauffeur. AED…………….Automatische Externe Defibrilator. ARF…………….Ambulance Rit Formulier. b.v………………bijvoorbeeld. brw……………...Brandweer. CO………………Koolmonoxide. COHB…………..Koolmonoxide verzadiging gemeten in de Hemoglobine in het bloed. e.e.a…………….één en ander. e.v.t……………..eventueel. Fte………………Fulltime equivalent, rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of …………………..de personeelssterkte kan worden uitgedrukt. GGD…………….Gemeentelijke Gezondheids Dienst. GHOR…………..Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen. LEL……………...Lower Explosion Level, (Onderste explosieve grens). LMRA…………...Last Minute Risico Analyse. LPA7.1………….Protocollen/handelingsschemaboek (gebruikt door ambulancepersoneel). LP15…………….Apparaat om patiënt te monitoren / defibrileren. MKA…………….Meldkamer Ambulance NVIC……………Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum. OCW……………Onderwijs Cultuur en Welzijn. OGS…………….Ongevallen met Gevaarlijke Stoffen. PBM…………….Persoonlijk Beschermings Middel. RAV……………..Regionale Ambulance Voorziening. RI&E (RIE)……..Risico Inventarisatie en Evaluatie. RIVM…………....Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. t.g.v……………..ten gevolgen van. TRA……………..Taak Risico Analyse. UEL……………..Upper Explosion Level, (Bovenste explosieve grens). VG&Z…………...Veiligheid, Gezondheid en Zorg
Pagina 37 van 59
21.2. Literatuurlijst AI blad: besloten ruimten Arbeidsveiligheidgids 2010, Kluwer Alphen aan den Rijn 2009 Arbocatalogus Ambulancediensten Arbocatalogus gevaarlijke stoffen Centraal bureau voor de statistiek Gasboek Honeywell Milieuportaal voor professionals Reader Risico-Analyse Apply opleidingen RIVM Stoffenmanager Steunpunt RI&E Website VRR www.arboportaal.nl www.overheid.nl www.rie.nl www.wetten.nl
Pagina 38 van 59
21.3. Overzicht reacties RAV’s:
1. Groningen 2. Friesland 3. Drenthe 4. Ijsselland 5. Twente 6. Noord en Oost Gelderland 7. Gelderland Midden 8. Gelderland Zuid 9. Utrecht 10. Noord Holland Noord 11. Amsterdam-Amstelland 12. Kennermerland 13. Zaanstreek-Waterland 14. Gooi en Vechtstreek 15. Haaglanden 16. Hollands Midden 17. Rotterdam-Rijnmond 18. Zuid-Holland-Zuid 19. Zeeland 20. Brabant Midden-West-Noord 21. Brabant Midden-West-Noord 22. Brabant-Zuidoost 23. Limburg Noord 24. Zuid Limburg 25. Flevoland
Paars = niet gereageerd 12x Groen = denkt na over aanschaf 5x
Blauw = Maakt gebruik van CO meters 5x
Rood = Maakt géén gebruik van CO meters 3x
Pagina 39 van 59
21.5. Reacties preventiemedewerkers
De RAV’s antwoorden: De volgende teksten zijn citaten van de preventiemedewerkers die gereageerd hebben.
Maakt uw RAV gebruik van CO-meters? Regio 2. Friesland: Nee.
Regio 5. Ambulance Oost RAV Twente: Ambulance Oost maakt geen gebruik van CO-meters. We kennen het bestaan, maar enkele jaren geleden is deze vraag onder andere ook bij de MMA neergelegd en de uitkomst was toen dat we niet overgingen tot aanschaf. Wellicht dat jouw onderzoek leidt tot andere gezichtspunten?!
Regio 6 / 12 / 19. Zeeland / Kennermerland / Noord en Oost Gelderland: Wij (Connexion) maken momenteel nog geen gebruik van CO-meters. Wel is het zo dat op basis van twee incidenten (meldingen) die zich hebben voorgedaan, wij ons aan het oriënteren zijn op de aanschaf van CO-meters. In twee gevallen hebben medewerkers achteraf moeten constateren dat zij in een situatie zijn geraakt waarbij sprake was van een hoge koolmonoxidewaarde. Achteraf konden zij toen ook hun klachten van niet-welbevinden verklaren. Momenteel zijn we informatie aan het inwinnen bij andere diensten omtrent gebruik en ervaring met CO-meters.
Regio 10. Noord Holland: De ambulancedienst van de Veiligheidsregio NHN maakt gebruik van CO-meters.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: Ja, onze RAV maakt gebruik van CO-meters.
Regio 16. Hollands Midden: Ja, onze RAV maakt gebruik van CO-meters. Pagina 40 van 59
Regio 15. Haaglanden: Wat betreft de ambulancedienst GGD Den Haag wordt er gebruik gemaakt van CO-meters, de rest van de regio Haaglanden niet voor zover mij bekend is.
Regio 17. Rotterdam-Rijnmond: AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond maakt geen gebruik van CO-meters tijdens de hulpverlening. Het standpunt binnen onze organisatie is dat dit behoort tot de taken van de brandweer. In de regio Rotterdam-Rijnmond wordt nauw samengewerkt tussen brandweer en ambulancezorg. Er is sprake van een Veiligheidsregio waarbinnen verschillende disciplines zijn ondergebracht (brandweer, ambulancezorg, GHOR, gemeenschappelijke meldkamer etcetera). Bij een vermeend onveilige situatie in verband met koolmonoxide wordt door het ambulancepersoneel gewacht op de collega’s van de brandweer. In de meeste gevallen is de brandweer overigens reeds ter plaatse. De normtijd voor de aanrijdtijd is namelijk vijftien minuten voor de ambulance tegen acht minuten voor de brandweer. Het aantal voertuigen en de spreiding van locaties over de regio is hierop afgestemd.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Wij hebben nu ongeveer een maand CO-meters in gebruik.
Regio 24. Zuid Limburg: Het onderwerp CO-meters was vorig jaar binnen onze dienst actueel vanwege een concrete casus waarbij een patiënt ten gevolge van een CO-vergiftiging is overleden en onze collega's blootgestaan hebben aan CO. Na hevig wikken en wegen hebben we besloten ze toch niet in te voeren en wel om de volgende reden: de geringe incidentie. Binnen onze dienst zijn twee gevallen bekend in meer dan 25 jaar tijd . Een tweede argument om ze niet aan te schaffen was de onderhoudskosten. Aanschaf was nog niet eens zo'n probleem maar het jaarlijks ijken van de apparaten en het regelmatig vervangen wegen in onze ogen niet op tegen de voordelen (geringe incidentie).
Regio 25. RAV flevoland: RAV Flevoland maakt geen gebruik van CO-meters. Daarmee ben ik wel heel snel door onze vragen heen. Binnen RAV Flevoland is een standaardisatiecommissie actief. CO-meters is wel een onderwerp dat onze aandacht heeft getrokken en wij willen ons op korte termijn gaan oriënteren.
Pagina 41 van 59
Subvragen:
1- In welke omstandigheden (wat is specifiek in uw regio) kan bij u ambulancepersoneel blootgesteld worden aan CO? Regio 2. Slecht werkende cv en recreatiewoningen en pleziervaartuigen ( Friesland) Regio 10. Noord Holland: Onwelwordingen van personen in woningen of bedrijven.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: In vrijwel iedere inzet kunnen wij in aanraking komen met CO, met name in woningen maar ook in de industriële panden die in ons verzorgingsgebied aanwezig zijn.
Regio 15. Haaglanden: Dit is met name in het geval van het binnentreden van (oudere) woningen waar CO is vrijgekomen.
Regio 16. Hollands Midden: Regio Hollands Midden, kent een paar vakantie / bungalowparken waar permanent wonen wordt "gedoogd" in deze caravans/ vakantiewoningen wordt nogal eens wat hobbymatig geknutseld met kachels en geisers.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Gebruik in thuissituaties en mogelijk industrie.
2- Als dat gebeurt, wat wordt er met de info gedaan? (bijvoorbeeld ritformulieren, nabesprekingen, toolboxmeetings).
Regio 2. Friesland: Evalueren.
Pagina 42 van 59
Regio 10. Noord Holland: CO-alarm wordt aangegeven op het ritformulier.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: In onze regio wordt er intern niets mee gedaan in de vorm van registratie. Wel wordt indien de meter in alarm gaat, altijd de brandweer in kennis gesteld. In het recente verleden heb ik als voormalig bevelvoerder bij de brandweer (specialisatie OGS) een klinische les ontwikkeld aangaande CO. Deze is door veel mensen goed ontvangen en de vraag blijft bestaan door met name nieuwe medewerkers om hier nogmaals aandacht aan te besteden.
Regio 15. Haaglanden: Het een en ander wordt op het ritformulier vermeld; er is geen aparte CO-registratie.
Regio 16. Hollands Midden: Invullen op ARF (Ambulance Rit Formulier) en meldingsformulier ter registratie.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Ritformulier.
3- Hoe worden in uw RAV dergelijke meters toegepast? (een of twee e? door wie worden ze gedragen en waar op het lichaam. Hangt er bijvoorbeeld een meter aan de monitor?)
Regio 10. Noord Holland: Er hangt een CO-meter aan de monitor.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: Eenmeter per auto en gedragen op de man meestal de ACH. De afspraak is dat we niet alleen ergens naar binnen gaan, dus is er een borging.
Regio 15. Haaglanden: Iedere ambulance heeft een CO-meter welke bevestigd is op de monitor (LP15). Pagina 43 van 59
Regio 16. Hollands Midden: Een CO-meter is standaard bevestigd aan onze lifepack 12 monitor.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: CO-meter aan de monitor vast. ( Er is wel discussie geweest,:op de man, in de auto enzovoort.)
4- Als u CO meters gebruikt, is er een RI&E? (risico-inventarisatie, eventueel een voorbeeld)
Regio 10. Noord Holland: Er is een RI&E.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: Nee, in onze regio is er geen RI&E aangaande CO-meters.
Regio 15. Haaglanden: De ambulancedienst GGD Den Haag is onderdeel van de sector VG&Z van de dienst OCW van de Gemeente Den Haag. Er is een sectorale RI&E 2009-2012 waarbij de CO voor de ambulancedienst niet als zodanig geformuleerd is.
Regio 16. Hollands Midden: Ja, zoals wettelijk verplicht.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Er is een RI&E, maar de aanschaf staat daar geheel los van.
Pagina 44 van 59
5- Wat is de reden geweest voor aanschaf en wat zijn de ervaringen? (sinds wanneer zijn ze in uw bezit?)
Regio 10. Noord Holland: Aanschaf naar aanleiding van incidenten. Sinds 2009 hebben we CO-meters. In 2010 zijn er zeven meldingen geweest waarbij het CO-alarm is afgegaan
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: Reden van aanschaf was een incident waarbij medewerkers onwel werden en een hoog CoHb geconstateerd werd na afname van een bloedgas(Estrup) in het ziekenhuis. De meters zijn in gebruik sinds 2008. De ervaringen zijn overwegend positief; ieder jaar weer wordt er door ons enige tientallen keren geconstateerd dat er een CO-intoxicatie geïndiceerd is.
Regio 15. Haaglanden De redenen zijn een aantal incidenten waarbij medewerkers van de ambulancedienst geconfronteerd werden met CO-intoxicaties, opgelopen na het binnengaan van woningen waarin slachtoffers met een CO-intoxicatie lagen. Sinds begin 2009 wordt er gewerkt met CO-meters. De ervaringen zijn positief: de CO-meters hebben al een aantal maal gewaarschuwd voor onveilige situaties.
Regio 16. Hollands Midden: Aanschaf per 2007, diverse malen succesvol in alarm gegaan ( nameting brandweer een terecht alarm). Gaan deze in 2011 wederom vervangen, wegens afschrijving van de lithiumbatterij.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Vijf voor de veiligheid voor de medewerkers. Inmiddels meldingen gehad die verband houden met uitlaatgassen van de auto. Kort geleden eerste patiënt die onwel geworden was in huis, waarbij apparaat ook signaal gaf. CO gemeten en dit was ook de oorzaak van de onwel wording.
6- Weegt volgens u het gemak op tegen de kosten? (personeelsbezetting / aantal meters.) Pagina 45 van 59
Regio 10. Noord Holland: Het gemak van de CO-meters (onderhoudsvrij) weegt zeker op tegen de kosten.
Regio 11/13. RAV Amsterdam-Amstelland / Zaanstreek-Waterland: Mijns inziens is het geen gemak maar een efficiënt middel om het personeel te beschermen tegen ongewenste effecten die het werk met zich mee kan brengen. Onze binnenstad is oud en de populatie in sociale zin is erg divers. Er zijn nog erg veel panden waarin geen rookgasafvoer is aangebracht op bijvoorbeeld de geiser en de gaskachel is een punt van bezuiniging als het gaat om schoonmaak en onderhoud (want hij doet het toch). Dit levert een gezondheidrisico op voor ons eigen personeel. Het feit dat er knaloranje vlammen op het branderbed staan, zegt mensen helemaal niets evenmin als grote hoeveelheden vocht op ramen na gebruik van de geiser of de kachel. Bedrijfseconomisch gezien is het een relatief goedkoop (350 euro) middel om mensen van ziekteverzuim af te houden.
Regio 15. Haaglanden: Ja, binnen de GGD Den Haag hebben we ongeveer 90 FTe en werken we met achttien COmeters.
Regio 16. Hollands Midden: Kosten mogen nooit worden afgezet tegen veiligheid.
Regio 22. Brabant-Zuidoost: Kosten vallen mee, zeker nu we voor een apparaat per voertuig gekozen hebben.
Pagina 46 van 59
21.6. Offerte CO-meter Bij het interview in Nieuw-Vennep is afgesproken dat een offerte zou worden opgestuurd. Als de RAV Rijnmond ooit CO-meters gaat aanschaffen, dan heeft deze meter wat mij betreft de voorkeur.
1.0 Sensit P100 4-jarige detector voor Koolmonoxide CO uitvoering : één-gas detectie-instrument met beperkte levensduur bediening : aan/uit knop | na 48 maanden automatisch uit : nulpunt & kalibratie toets gassoort : Koolmonoxide CO waar te dragen : 30 cm rond de neus: borstzak of helm meetbereik : 0 - 999 ppm | resolutie 1 ppm meetprincipe : elektrochemische cel levensduur : 48 maanden bedrijfstemperatuur : -20 - +40 °C sensorhuis : gele kunststof met RVS clip LCD uitlezing : zelftest | configuratie | meetwaardes alarmdrempels : TWA = 25 ppm STEL = 70 ppm
A1 = 25 ppm A2 = 50 ppm signaalgevers : optisch | trillend | akoestisch (90dB) waterbestendig : IP 65 voeding : lithiumbatterij 4 jaar | niet vervangbaar eventlogging : laatste 100x gasalarmen afmetingen (HxBxD) : 96,7 x 58,7 x 20 mm gewicht : 105 g certificering : CE0891 | ATEX II 1G EEx ia IIC T4
-Aantal : 1x -Artikelnummer : SP0100-CO-4 -Stukprijs : Euro 240,00 •
Pagina 47 van 59
21.7. Definities Arbobesluit “hoofdstuk 4.5.” Wettelijke voorschriften
Artikel 4.1b. Zorgplicht van de werkgever 1.In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, zorgt de werkgever voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer. 2.Aan het bepaalde in het eerste lid wordt voldaan indien: a. in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de aard, mate en duur van de blootstelling is beoordeeld in overeenstemming met artikel 4.2; b. doeltreffende maatregelen zijn getroffen ter voorkoming of beperking van de blootstelling in overeenstemming met de artikelen 4.1c en 4.4 dan wel in overeenstemming met de artikelen 4.17, 4.18 en 4.19; c. preventieve maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van ongewilde gebeurtenissen in overeenstemming met artikel 4.6.
Artikel 4.1c. Beperken van blootstelling; algemene preventieve maatregelen 1.In alle gevallen waarin arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt, in het kader van artikel 3 van de wet, de blootstelling van werknemers aan gevaarlijke stoffen voorkomen of geminimaliseerd door: a. het ontwerp en de organisatie van de arbeidssystemen op de werkplek; b. gebruik te maken van adequate arbeidsmiddelen; c. gebruik te maken van adequate voorzieningen bij het uitvoeren van reparatie- of onderhoudswerkzaamheden; d. het aantal werknemers, dat wordt of kan worden blootgesteld te minimaliseren; e. de mate en duur van de blootstelling te minimaliseren; f. de grootst mogelijke zorgvuldigheid, ordelijkheid en zindelijkheid in acht te nemen; g. de hoeveelheid gevaarlijke stoffen op de werkplek zoveel mogelijk te beperken; h. passende werkmethoden in te voeren, met inbegrip van regelingen voor de veilige behandeling, opslag en vervoer op de werkplek van gevaarlijke stoffen en van afvalstoffen die gevaarlijke stoffen bevatten; i. op de verpakking van een gevaarlijke stof opvallend en goed leesbaar de naam van de stof en een aanduiding van de aard van het gevaar of de gevaren, verbonden aan die stof te vermelden; j. arbeid slechts te laten verrichten door personen die in een zodanige lichamelijke en geestelijke toestand verkeren en op het gebied van die arbeid over een zodanige basiskennis beschikken, dat zij voldoende in staat zijn de daaraan verbonden gevaren te onderkennen en te voorkomen;
Pagina 48 van 59
k. te zorgen dat op plaatsen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, niet wordt gerookt, gegeten, gedronken, geslapen of voedsel wordt bewaard. 2.De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn in overeenstemming met de stand van de wetenschap en techniek. 3.Het eerste lid, onderdeel i, is niet van toepassing voor zover de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden van toepassing is.
Artikel 4.2. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, beoordelen 1.Indien werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, ongeacht of met deze stoffen daadwerkelijk arbeid wordt of zal worden verricht, worden, in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, de aard, de mate en de duur van die blootstelling beoordeeld teneinde de gevaren voor de werknemers te bepalen. 2.Met betrekking tot de aard van de blootstelling wordt in ieder geval vastgesteld aan welke gevaarlijke stoffen werknemers worden of kunnen worden blootgesteld, wat de gevaren zijn die aan die stoffen zijn verbonden, in welke situaties blootstelling zich kan voordoen en op welke wijze blootstelling kan plaatsvinden. 3.Met betrekking tot de mate van blootstelling aan gevaarlijke stoffen wordt in ieder geval vastgesteld wat het blootstellingniveau is. 4.Voor het doeltreffend vaststellen van het blootstellingniveau wordt gebruik gemaakt van geschikte, genormaliseerde meetmethodes, dan wel andere voor het doel geschikte meetmethodes of kwantitatieve evaluatiemethodes. 5.Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: a. de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof bij of krachtens wettelijk voorschrift moet worden verstrekt, alsmede de voor de risicoevaluatie noodzakelijke aanvullende informatie van de leverancier of uit andere gemakkelijk toegankelijke bronnen; b. de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, waaronder begrepen de hoeveelheid gevaarlijke stoffen waaraan werknemers worden of kunnen worden blootgesteld; c. de redelijkerwijs voorzienbare gebeurtenissen die kunnen leiden tot een aanzienlijke toename van de mate van blootstelling ook indien er preventieve maatregelen zijn getroffen; d. de effectiviteit van de genomen of te nemen preventiemaatregelen; e. voor zover van toepassing, de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b. 6.Indien sprake is van verschillende gevaarlijke stoffen, wordt de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, gebaseerd op het risico dat die gevaarlijke stoffen in combinatie opleveren. 7.De in het eerste lid bedoelde mate van blootstelling wordt overeenkomstig het vierde lid getoetst aan de voor de betrokken stof vastgestelde grenswaarde.
Pagina 49 van 59
8.De beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt regelmatig herzien, in ieder geval indien wordt aangevangen met nieuwe werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken en voorts wanneer gewijzigde omstandigheden of de resultaten van de arbeidsgezondheidskundige onderzoeken, bedoeld in de artikelen 4.10a en 4.10b, hiertoe aanleiding geven. 9.Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.
Artikel 4.2a. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie, aanvullende registratie Indien op de arbeidsplaats in verband met de aard van de werkzaamheden die daar worden uitgevoerd, gevaarlijke stoffen plegen voor te komen die bij of krachtens de Wet milieubeheer worden ingedeeld in de categorie «voor de voortplanting vergiftig», bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, onder n, van die wet, alsmede stoffen als bedoeld in richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196) die met de waarschuwingszin R64 worden gekenmerkt overeenkomstig de criteria in paragraaf 3.2.8 van bijlage VI bij deze richtlijn, worden met betrekking tot die stoffen in de risicoinventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, in aanvulling op artikel 4.2, de volgende gegevens vermeld: a. de hoeveelheid van de stof die per jaar pleegt te worden vervaardigd of gebruikt dan wel aanwezig pleegt te zijn in verband met opslag; b. het aantal werknemers dat arbeid pleegt te verrichten op de arbeidsplaats waar de stof pleegt voor te komen; c. de vorm van de arbeid die met de stof pleegt te worden verricht.
Artikel 4.3. Grenswaarden 1.Bij ministeriële regeling worden met betrekking tot in die regeling aangewezen gevaarlijke stoffen grenswaarden vastgesteld. 2.Indien er geen wettelijke grenswaarde voor een bepaalde gevaarlijke stof is vastgesteld, stelt de werkgever een grenswaarde voor die stof vast. Deze grenswaarde is op een zodanig niveau vastgesteld dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid van de werknemer. 3.Bij overschrijding van een grenswaarde worden, met inachtneming van artikel 4.4, onverwijld doeltreffende maatregelen genomen om de concentratie terug te brengen tot beneden die waarde. 4.Zolang de maatregelen, bedoeld in het derde lid, nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd of niet tot een doeltreffende bescherming leiden, wordt de arbeid alleen voortgezet, indien doeltreffende maatregelen zijn genomen om schade aan de gezondheid van de werknemers te voorkomen.
Pagina 50 van 59
Artikel 4.4. Arbeidshygiënische strategie 1.Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn doeltreffende maatregelen genomen om te voorkomen dat de werknemers bij hun arbeid kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen in zodanige mate, dat hun veiligheid in gevaar kan worden gebracht of dat schade kan worden toegebracht aan hun gezondheid. 2.Voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is, worden bij de toepassing van het eerste lid gevaarlijke stoffen vervangen door stoffen waarbij de werknemers, gelet op de eigenschappen van die stoffen, de aard van de arbeid, de werkmethoden en de werkomstandigheden, niet of minder aan gevaar voor hun veiligheid of gezondheid worden blootgesteld. 3.Indien vervanging redelijkerwijs niet mogelijk is of indien er nog een gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers resteert, worden voor de toepassing van het eerste lid, zodanige technische maatregelen, werkprocessen, uitrustingen en materialen toegepast, dat het vrijkomen van gevaarlijke stoffen is voorkomen of zodanig beperkt, dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers is voorkomen of zoveel mogelijk verminderd. 4.Voor zover de maatregelen, genoemd in het tweede en derde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid collectieve beschermingsmaatregelen bij de bron of organisatorische maatregelen getroffen, zodanig dat gevaar voor de veiligheid of de gezondheid wordt voorkomen. 5.Voor zover de maatregelen zoals genoemd in het tweede, derde en vierde lid, redelijkerwijs niet mogelijk zijn of het gevaar voor de veiligheid of de gezondheid niet volledig wegnemen, worden voor de toepassing van het eerste lid, daarvoor geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. 6.De duur van het dragen van de persoonlijke beschermingsmiddelen, bedoeld in het vijfde lid, wordt voor ieder van de werknemers tot het strikt noodzakelijke beperkt.
Artikel 4.6. Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen 1.In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. Met name worden maatregelen getroffen om: a. de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is; b. ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en-
Pagina 51 van 59
c. de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen. 2.De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare gevaarlijke stoffen, en deze maatregelen beschermen de werknemers tegen de gevaren van fysischchemische eigenschappen van gevaarlijke stoffen. 3.De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn, voor zover van toepassing, in overeenstemming met het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.
Artikel 4.7. Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen 1.Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet. 2.Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt. 3.Ter naleving van het tweede lid worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen: a. er worden onmiddellijk doeltreffende maatregelen genomen om de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis zoveel mogelijk te beperken en er wordt zo spoedig mogelijk zorg gedragen voor het herstel van de veilige toestand; b. de werknemers worden onverwijld ingelicht over de ongewilde gebeurtenis en er wordt zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de getroffen zone; c. uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, betreden, met gebruik van doeltreffende middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de getroffen zone; d. de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de veilige toestand in de getroffen zone aanwezig; e. er zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende waarschuwings- en andere communicatiesystemen beschikbaar ten behoeve van de signalering van een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid en die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8; f. er wordt voorkomen dat anderen dan de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, de getroffen zone betreden. Pagina 52 van 59
4.De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15 van de wet, en de externe hulpverleningsorganisaties desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het derde lid. 5.De informatie over de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, omvat in ieder geval: a. een beschrijving van de gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2; b. een beschrijving van de redelijkerwijs voorzienbare specifieke gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, die kunnen ontstaan bij een ongewilde gebeurtenis; c. een beschrijving van de maatregelen die zijn getroffen ter naleving van artikel 4.6, eerste en tweede lid; d. een omschrijving van de procedures, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 4.10d. Voorlichting en onderricht 1.In alle gevallen waarbij arbeid wordt verricht waarbij werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, wordt in overeenstemming met artikel 8 van de wet, voorlichting en onderricht gegeven, waarbij ten minste aandacht wordt besteed aan: a. de mogelijke gevaren voor de veiligheid en de gezondheid die zijn verbonden aan het werken met gevaarlijke stoffen op grond van de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2; b. de aard van de blootstelling, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid; c. de grenswaarden; d. de te treffen voorzorgsmaatregelen om blootstelling te voorkomen of te beperken tot een zo laag mogelijk niveau; e. de te treffen voorzorgsmaatregelen om zoveel mogelijk te voorkomen dat zich met betrekking tot gevaarlijke stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet; f. de hygiënische maatregelen; g. het dragen en gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen; h. de te nemen maatregelen in geval zich een ongewilde gebeurtenis voordoet met gevaarlijke stoffen. 2.De werkgever brengt de werknemers op de hoogte van de informatie over de veiligheid en gezondheid die door de leverancier van een gevaarlijke stof wordt verstrekt, waaronder begrepen de verplichte informatie die bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt verstrekt. 3.De wijze van voorlichting en onderricht is afgestemd op de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2. 4.De voorlichting en het onderricht worden geactualiseerd indien gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Pagina 53 van 59
21.8. Artikelen uit dagbladen
Pagina 54 van 59
Pagina 55 van 59
Pagina 56 van 59
Pagina 57 van 59
Pagina 58 van 59
Pagina 59 van 59