KONINKLIJKE BELGISCHE LIEFHEBBERSVOETBALBOND
ALGEMEEN REGLEMENT REGELS VAN HET VOETBALSPEL UITGAVE AUGUSTUS 2015
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
1
*AR - SPELR
INHOUDSOPGAVE
REGELS VAN HET VOETBALSPEL
3
REGEL 1 - HET SPEELVELD
3
REGEL 2 - DE BAL
8
REGEL 3 - AANTAL SPELERS
9
REGEL 4 - UITRUSTING VAN DE SPELERS.
11
REGEL 5 - DE SCHEIDSRECHTER.
12
REGEL 6 - DE ASSISTENT-SCHEIDSRECHTERS.
14
REGEL 7 - DUUR VAN HET SPEL.
15
REGEL 8 - BEGIN VAN HET SPEL.
16
REGEL 9 - BAL IN OF UIT HET SPEL
18
REGEL 10 - GELDIG DOELPUNT.
19
REGEL 11 - HET BUITENSPEL.
20
REGEL 12 - FOUTEN EN ONGEPASTHEDEN.
31
REGEL 13 - VRIJSCHOPPEN & SCHEIDSRECHTERSBAL.
36
REGEL 14 - STRAFSCHOP.
40
REGEL 15 - INWORP.
44
REGEL 16 - DOELSCHOP.
45
REGEL 17 - HOEKSCHOP.
46
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
2
AR - SPELR
ALGEMEEN REGLEMENT
Regels van het voetbalspel
De regels van het voetbalspel zijn gedrukt in gewoon (recht) schrift; de daarbij horende raadgevingen aan de scheidsrechters staan in cursief. REGEL 1 - HET SPEELVELD. Het speelveld en zijn onderverdelingen moeten worden afgebakend met duidelijk zichtbare lijnen van niet meer dan 12 centimeter breed, zoals weergegeven op de schets die op blz. Afdeling - AR - SPELR - 5 staat afgedrukt. De lijnen moeten vlak op het speelveld getrokken worden en mogen dus niet in uitgravingen, greppels of groeven worden aangebracht. *Afmetingen : Het speelveld moet rechthoekig zijn en volgende afmetingen hebben : -in de breedte : minimum 45 meter, maximum 90 meter; -in de lengte : minimum 90 meter, maximum 120 meter.
Er wordt een speling van één meter toegestaan aan de zijlijnen en de doellijn. Afmetingen dienen alleen nagemeten te worden op verzoek van de bezoekende ploeg. Tekortkomingen, die de scheidsrechter vaststelt bij de controle van het terrein (zie "Administratieve informatie voor de Scheidsrechters - punt 3 Afdeling - AR - HANDL - 3) worden zo vlug mogelijk aan de terreinafgevaardigde medegedeeld met verzoek tot herstelling of verbetering, zonder dat hiervoor het aanvangsuur van de wedstrijd mag verlaat worden. Let vooral op de afbakening van het speelveld en zijn verschillende gebieden : duidelijk zichtbare lijnen, die aan de reglementaire voorschriften beantwoorden. *Het doel : Bestaat uit 2 rechtopstaande palen en een horizontale dwarslat; de palen en de dwarslat moeten dezelfde breedte en dikte (ingeval van balken) of diameter (bij ronde) hebben : minimum 7,5 centimeter en maximum 12 centimeter. Palen en dwarslat moeten wit zijn en uit hout of metaal. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
3
AR - SPELR
De afstand van de doellijn tot de onderkant van de dwarslat moet 2,44 meter bedragen. De afstand tussen de binnenkant van beide palen, die op de doellijn staan, moet 7,32 meter bedragen.
Een afwijking van vijf centimeter bij de afmetingen van het doel wordt toegestaan. De afstand van de buitenkant van de palen tot de hoekvlagbuis moet aan weerszijden van het doel gelijk zijn. Doelnetten zijn verplicht en moeten minimum 1,50 meter naar achter verwijderd zijn van de doellijn.
Kijk de doelnetten goed na, het zal u moeilijkheden besparen tijdens de wedstrijd; een bal die door het doelvlak gaat en achteraf door de netten, kan inderdaad heel wat discussie opleveren. *Het doelgebied : Is een rechthoek (ook beschermingsgebied van de doelman genoemd), die wordt begrensd door : a) de doellijn; b) twee lijnen, 5,5 meter lang, loodrecht op de doellijn en vertrekkend op 5,5 meter van elke doelpaal; c) een evenwijdig met de doellijn lopende lijn, die de uiteinden van de twee onder b) vermelde lijnen verbindt en dus een lengte heeft van 18,32 meter. *Het strafschopgebied : Is een rechthoek (ook beschermingsgebied van de aanvaller genoemd), die begrensd wordt door : a) de doellijn; b) twee lijnen, 16,5 meter lang, loodrecht op de doellijn en vertrekkend op 16,5 meter van elke doelpaal; c) een evenwijdig met de doellijn lopende lijn, die de uiteinden van de twee onder b) vermelde lijnen verbindt en dus een lengte heeft van 40,32 meter. *Het strafschoppunt : Is een punt met een diameter van 22 centimeter dat ligt op het einde van een denkbeeldige lijn, die loodrecht op de doellijn staat, in het midden van het doel vertrekt en 11 meter lang is.
Vanaf dit punt worden de strafschoppen genomen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
4
AR - SPELR
*De cirkelboog : Vanuit het strafschoppunt wordt een cirkelboog getrokken met een straal van 9,15 meter buiten het strafschopgebied.
De cirkelboog laat toe na te gaan of alle spelers, met uitzondering van de strafschopnemer, op 9,15 meter van de bal verwijderd staan bij het nemen van een strafschop. *De middenlijn : Deze lijn verdeelt het speelveld in twee gelijke helften en loopt evenwijdig aan de doellijnen.
Bij een aftrap bevinden alle spelers van een bepaalde ploeg zich op hun eigen helft. *Het middenpunt : Dit is het midden van het speelveld, het heeft een diameter van 22 centimeter.
Op dit punt wordt de bal gelegd bij aftrap. *De middencirkel : Is een cirkel, die getrokken wordt met een straal van 9,15 meter vanuit het middenpunt.
Bij aftrap staan de spelers, tegenstrevers van de ploeg die de aftrap neemt, buiten de cirkel. *Het hoekschopgebied : Vier in aantal : een kwartcirkel met een straal van 1 meter vanuit elk punt waar doellijn en zijlijn elkaar raken. *De hoekvlag : Vier in aantal : één op elke hoek van het speelveld; de vierkante (zijde van 50 centimeter) vlag is bevestigd aan een ronde, witte holle kunststof hoekvlagbuis, die bovenaan dicht en afgrond is. De buis heeft een minimum hoogte boven de grond van 1,50m en een doormeter van maximum 5 cm.
Er moeten vier hoekvlaggen zijn om een regelmatige wedstrijd te spelen. Ze moeten reglementair zijn, zoniet moet de scheidsrechter het speelveld ongeschikt verklaren Verslag hieromtrent dient binnengestuurd te worden.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
5
AR - SPELR
*De zijlijnen : Langsheen de lengte van het speelveld, bakenen aldus de breedte van het speelveld af. *De doellijnen : Langsheen de breedte van het speelveld, bakenen aldus de lengte van het speelveld af. *De neutrale zone : Is een strook rondom het speelveld; deze strook wordt afgebakend met palen en draad of buizen of platen. *Het beschermingsgebied : Is een doorgang van minimum 3 meter breed vanaf de neutrale zone tot aan de kleedkamers.
Op dit punt worden door het R.v.B. soms afwijkingen aanvaard (deze zijn zelfs inherent aan het aanvaarden van een club met zijn terrein). !!! OPGELET !!!
Voor terreinkeuring, ongeschikt terrein, onbespeelbaar terrein : zie punten 3, 4 & 5 van de "Administratieve informatie voor de Scheidsrechters" (Afdeling - AR - HANDL - 3, 4 & 5)
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
6
AR - SPELR
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
7
AR - SPELR
REGEL 2 - DE BAL. De bal moet rond zijn; de buitenbekleding moet bestaan uit leder of een ander door de F.A. Board aanvaard materiaal. De bal is wit of wit-zwart geruit; bij sneeuw mag een gekleurde bal worden gebruikt, die evenwel niet in clubkleuren mag geverfd zijn. De bal moet verder aan volgende voorwaarden voldoen : -bal nr. 5 : verplicht voor seniors, reserven, veteranen, vrouwen en juniores. Omtrek : tussen 68 en 70 cm., gewicht : tussen 450 en 410 gram, druk :tussen 0,6 en 1,1 atm. (tussen 600 en 1100 gram per cm²). Er dienen steeds voldoende ballen aanwezig te zijn om de wedstrijd normaal te laten verlopen; tijdens de wedstrijd mag de bal slechts vervangen worden na toelating van de scheidsrechter.
De matchbal is de bal waarmee de wedstrijd wordt aangevangen. De matchbal mag alleen mits toestemming van de scheidsrechter vervangen worden en er dient steeds een spelstilstand afgewacht om van bal te wisselen. Indien de bal tijdens het spel onklaar geraakt dient het spel hernomen te worden met scheidsrechtersbal op de plaats waar de eerste bal onklaar geraakte, tenzij dit gebeurde binnen het doelgebied. In dit laatste geval dient de scheidsrechtersbal uitgevoerd te worden op de met de doellijn evenwijdig lopende lijn van het doelgebied en zo dicht mogelijk bij de plaats waar de eerste bal zich bevond. Indien de bal defect geraakt tijdens een spelonderbreking (bv. doelschop, hoekschop, strafschop, inworp ...) wordt het spel hervat op dezelfde manier als zou de bal niet defect zijn geraakt. OPGELET ! er is wel scheidsrechtersbal als de bal defect geraakt na het nemen van bv. doelschop, hoekschop, strafschop, inworp enz. en hij reeds een andere speler, de scheidsrechter, doelpalen, dwarslat of een ander (vreemd) voorwerp heeft geraakt. Eén bal kan voldoende zijn om de wedstrijd tot een goed einde te brengen. Indien de wedstrijd stilgelegd dient te worden wegens gebrek aan ballen, dient 10 minuten gewacht te worden alvorens de wedstrijd definitief te stoppen. Indien een wedstrijd dient gestopt te worden wegens gebrek aan ballen, dient een verslag te worden opgemaakt met vermelding van het aantal ballen dat bij het begin van de wedstrijd ter beschikking was.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
8
AR - SPELR
REGEL 3 - AANTAL SPELERS. Het spel wordt gespeeld door twee ploegen, die elk maximum 11 spelers mogen hebben; één van die spelers moet de doelwachteruitrusting dragen. De kapitein van de ploeg dient een armband te dragen. Indien de kapitein het speelveld dient te verlaten, dient hij in de functie van kapitein vervangen te worden door een andere speler, die daartoe door zijn medespelers wordt aangeduid. Ingeval van weigering van de spelers om de rol van kapitein over te nemen, moet de scheidsrechter de wedstrijd definitief stoppen. Alle spelers (ook de wisselspelers) dienen vóór de aanvang van de wedstrijd op het wedstrijdblad ingeschreven te worden en vallen onder de jurisdictie van de scheidsrechter. Om het even welke veldspeler mag de doelwachter vervangen tijdens de wedstrijd op voorwaarde dat de scheidsrechter van deze verwisseling vooraf op de hoogte wordt gebracht. Een wisselspeler mag pas het speelveld betreden nadat de speler, die hij vervangt, het speelveld heeft verlaten en mits toestemming van de scheidsrechter. Een vervangen speler mag niet meer aan de wedstrijd deelnemen en een speler, die vrijwillig het terrein verlaat of uitgesloten wordt, mag niet vervangen worden. Er mogen VIER spelers vervangen worden tijdens de wedstrijd. Een ploeg moet uit minstens 7 (zeven) spelers bestaan, zoniet wordt de wedstrijd niet aangevangen of wordt hij stopgezet.
Scheidsrechter, Haal de ongebruikte lijnen door op het wedstrijdblad, zodat geen wisselspelers meer kunnen worden ingeschreven tijdens de wedstrijd; wacht hiervoor evenwel tot op het ogenblik dat u zich naar het speelveld begeeft om de wedstrijd aan te vangen (zie Afdeling - AR - HANDL - 6). De doelman mag tijdens de wedstrijd zo dikwijls wisselen met een veldspeler als hij wil, maar men moet u steeds verwittigen; wanneer dit niet het geval zou zijn, moet u de nieuwe doelwachter een waarschuwing geven zodra het spel stilligt.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
9
AR - SPELR
Vervanging van speler(s) moet worden aangevraagd ter hoogte van de middenlijn en kunnen slechts door de scheidsrechter worden toegelaten bij een spelonderbreking. De vraag tot vervanging gebeurt meestal door de kapitein; indien er evenwel grensrechters aanwezig zijn, zal de grensrechter, die het dichtst bij de plaats van de vervanging staat, de aandacht van de scheidsrechter trekken door zijn vlag in de hoogte te steken (uiteinden van de stok boven het hoofd in beide handen, vlag naar beneden hangend). Indien een wisselspeler het terrein binnenkomt zonder toelating van de scheidsrechter, zal het spel worden stilgelegd. De wisselspeler zal gewaarschuwd worden en moet het terrein terug verlaten; hij zal, eventueel, naargelang de omstandigheden, definitief uitgesloten worden. Het spel wordt hernomen met een onrechtstreekse vrije op de plaats waar de bal zich bevond op het ogenblik van de spelonderbreking, tenzij de bal zich in het doelgebied bevond; in dit laatste geval wordt een onrechtstreekse vrije schop gegeven op de met de doellijn evenwijdig lopende lijn van het doelgebied op het dichtstbijzijnde punt van de plaats waar de bal zich bevond op het ogenblik van de spelonderbreking. Wanneer een ploeg een niet toegelaten vervanging wenst door te voeren, wordt de kapitein hierop attent gemaakt; wenst hij de vervanging desondanks door te voeren dan dient de wedstrijd gestopt te worden en moet een verslag worden ingestuurd. Vang nooit een wedstrijd aan met minder dan 7 spelers op het speelveld, zelfs al staan er meerderen op het wedstrijdblad ingeschreven en vertelt men u dat de anderen nog komen. Wanneer een wedstrijd moet worden stilgelegd wegens gebrek aan spelers en er staan nog wisselspelers op het wedstrijdblad of er zijn gekwetste spelers, dan dient 10 minuten gewacht te worden om de wedstrijd definitief te stoppen; in dit geval mogen de spelers wachten in de kleedkamer, zonder zich evenwel te mogen omkleden. Een gekwetste speler dient, na verzorging buiten het terrein, zo spoedig mogelijk terug tot het spel te worden toegelaten, zelfs zonder dat het spel stilligt, doch altijd mits uw toelating.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
10
AR - SPELR
REGEL 4 - UITRUSTING VAN DE SPELERS. De kledij van de spelers moet welvoeglijk zijn. Alle spelers van dezelfde ploeg moeten dezelfde kleuren dragen, behalve de doelwachter, die een kleur moet dragen die hem duidelijk onderscheidt van de andere spelers en de scheidsrechter. De spelers mogen geen gevaarlijke voorwerpen dragen : uurwerk, knopring, armband ... Zo ze niet verwijderd kunnen worden, dienen ze worden afgeplakt. De noppen van de schoenen dienen minimum 12,7 mm. breed te zijn. Beenbeschermers zijn verplicht. Wanneer de spelers bij strenge koude broekkousen of een trainingsbroek dragen, dan dient de korte spelersbroek hierover gedragen te worden. De spelers mogen nauwsluitende dijbroeken dragen. Zij moeten evenwel van dezelfde (of overwegende) kleur zijn van het voetbalbroekje en mogen in lengte het bovenste gedeelte van de knie niet overschrijven. De truitjes moeten in de broek zitten en mogen niet loshangen. Wanneer de kledij van de spelers niet afdoende verschilt dient de thuisploeg aan te treden in een andere kleur dan de bezoekers. Iedere speler dient op de rug van zijn trui een nummer te dragen dat moet overeenstemmen met het nummer dat op het wedstrijdblad vóór zijn naam wordt vermeld. De reservedoelwachter dient een ander nummer te dragen dan de effectieve doelwachter.
Scheidsrechter, Kijk kledij en schoeisel van de spelers goed na vóór de wedstrijd en schenk bijzondere aandacht aan de juiste rugnummering. Indien een ploeg zou aantreden zonder rugnummering, mag u de wedstrijd niet weigeren aan te vangen, maar u stuurt achteraf verslag in. Een doelwachter mag ook niet dezelfde kleur dragen van de spelers van de tegenpartij. De twee doelwachters mogen evenmin dezelfde kleur dragen, omdat het mogelijk is dat de ene in de nabijheid van de andere komt (bv. strafschop, hoekschop ...). Wanneer de kledij van een speler niet meer voldoet, dient hij het terrein bij de eerste spelonderbreking te verlaten om zijn kledij in orde te brengen; hij moet zich achteraf tijdens een spelonderbreking bij de scheidsrechter ter controle aanbieden alvorens terug aan het spel deel te nemen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
11
AR - SPELR
REGEL 5 - DE SCHEIDSRECHTER. Een scheidsrechter wordt aangeduid voor het leiden van elke wedstrijd. De scheidsrechter dient in elk geval een andere kleur van kledij te dragen dan deze van de beide ploegen. Wanneer een ploeg aantreedt in zwarte uitrusting moet de club de scheidsrechter voorzien van een uitrusting die in kleur verschilt van beide elftallen. Beschikt de club niet over de vereiste uitrusting moet zijzelf van kleur veranderen. Hij moet erop toezien dat de regels van het voetbalspel worden nageleefd; bij het bestraffen van een overtreding zal hij de aard ervan aanduiden alsmede de richting waarin het spel dient hernomen te worden. Bij een vrijschop fluit de scheidsrechter eenmaal; bij onrechtstreekse vrijschoppen steekt de scheidsrechter de arm verticaal in de hoogte. Scheidsrechtersbal. Wanneer het spel dient te worden stilgelegd om een reden, die niet in de spelregels voorkomt en de bal in het spel is, zal de scheidsrechter hernemen met scheidsrechtersbal op de plaats waar de bal zich bevond op het ogenblik dat het spel onderbroken werd, behalve wanneer de bal zich in het doelgebied bevond. In dit geval dient de scheidsrechtersbal uitgevoerd te worden op de met de doellijn evenwijdig lopende lijn van het doelgebied op het dichtstbijzijnde punt van de plaats waar de bal zich bevond op het ogenblik van de spelonderbreking. Bij scheidsrechtersbal laat de scheidsrechter de bal vallen; vóór de bal in het spel is, m.a.w. de grond raakt, mag geen enkele speler de bal spelen; gebeurt dit toch, dan moet de scheidsrechtersbal opnieuw genomen worden.
Scheidsrechter, Lees eveneens aandachtig de handleiding in het document AR - HANDL. Weet dat uw beslissingen over feiten tijdens de wedstrijd onherroepelijk zijn voor zover ze betrekking hebben op de uitslag van de wedstrijd. Weet dat u, eens gefloten tijdens de duur van het spel, dit spel stillegt en op een genomen beslissing slechts mag terugkomen indien het spel nog niet hervat is. Indien u gefloten heeft uit onachtzaamheid of onmiddellijk uw vergissing opmerkt en het spel is nog niet hervat, is het geen schande terug te komen op een beslissing. Hiervoor maakt u gebruik van scheidsrechtersbal. Bij onrechtstreekse vrijschop houdt u de arm verticaal in de hoogte tot de bal door een tweede speler wordt geraakt of buiten het spel is (ter herinnering : doelschop = rechtstreeks, doeltrap is geen vrije schop). KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
12
AR - SPELR
Maak doeltreffend gebruik van de middelen, die tot uw beschikking staan; aarzel niet geel en/of rood te tonen, maar doe dit niet ondoordacht en blijf steeds logisch met uzelf. Toon bij voorbeeld niet te vlug geel voor een opmerking in uw richting, doch aarzel niet in geval van ruw spel; u is ook niet verplicht het spel te onderbreken om een gele kaart te geven. Indien u het verkiest mag u de voordeelregel toepassen en de gele kaart geven bij de eerstvolgende spelonderbreking Ingeval van zware handtastelijkheden op uw persoon MOET de wedstrijd worden stilgelegd en definitief gestopt. Bij andere fouten tegen de scheidsrechter dient het spel hernomen te worden met onrechtstreekse vrijschop. Van beide afgevaardigden, die ter uwe beschikking moeten staan en zonder dewelke u uw wedstrijd niet aanvangt, vraagt u dat ze zich tijdens de wedstrijd in de neutrale zone bevinden. Wanneer een uitgesloten speler het speelveld weigert te verlaten, wacht u even. Zo dat niet helpt moet u de wedstrijden staken en verslag indienen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
13
AR - SPELR
REGEL 6 - DE ASSISTENT-SCHEIDSRECHTERS. Voor sommige wedstrijden worden twee assistent-scheidsrechters aangeduid, een eerste en een tweede assistent-scheidsrechter; in die volgorde vervangen zij ook de scheidsrechter, indien deze om de een of de andere reden niet (meer) in staat is zijn taak uit te voeren.. Zij geven bepaalde aanwijzingen met behulp van een vlaggetje; deze aanwijzingen blijven evenwel onderworpen aan het beslissingsrecht van de scheidsrechter. De assistent-scheidsrechters signaleren : -als de bal uit het speelveld is gegaan; -of het een doelschop, inworp of hoekschop betreft en welke ploeg deze moet nemen; -zware fouten begaan buiten het gezichtsveld van de scheidsrechter; -strafbaar buitenspel, geen buitenspelpositie; -onregelmatigheden, die zich binnen hun gezichtsveld manifesteren; -andere voorvallen, waarvoor met de scheidsrechter vooraf werd afgesproken. Op aangeven van de scheidsrechter kunnen ze de verdedigende muur op 9m15 plaatsen.
De samenwerking tussen scheidsrechter en assistent-scheidsrechters maakt het voorwerp uit van een afzonderlijk hoofdstuk van het Algemeen Reglement.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
14
AR - SPELR
REGEL 7 - DUUR VAN HET SPEL. De duur van de wedstrijden bedraagt tweemaal 45 minuten voor senioren. Zelfs in gemeenschappelijk overleg mag die duur niet worden bekort. Voor competities van vrouwen, jeugd, veteranen, reserven zal de R.v.B. de duur bepalen In sommige gevallen kan de R.v.B. voorschrijven dat er verlengingen moeten worden gespeeld, eventueel zelfs gevolgd door strafschoppen om een winnaar aan te duiden. De rust in de kleedkamers zelf tussen twee speelhelften mag niet meer dan 15 minuten bedragen, tenzij de scheidsrechter zelf hiervoor de toelating geeft. Aan elke speelhelft moet de scheidsrechter de tijd toevoegen die door kwetsuur, spelbederf, spelerswissel e.d. verloren ging. Bovendien moet de duur van de speelhelft verlengd worden voor het nemen van een strafschop. Wanneer een scheidsrechter een wedstrijd te vroeg affluit en niet meer kan hernemen, vermeldt hij dit in de rubriek "allerlei" van het wedstrijdblad en stuurt verslag in bij de bond.
Scheidsrechter, Wanneer u zelf vaststelt dat u een speelhelft te vroeg heeft afgefloten en u kan nog hernemen, dan laat u het spel hervatten voor de duur die nog overblijft; is deze herneming onmogelijk, dan vermeldt u zulks duidelijk op het wedstrijdblad, in aanwezigheid van de beide afgevaardigden en (eventueel) van uw assistent-scheidsrechters en u laat al deze personen uw melding mede ondertekenen. De wedstrijd mag nooit langer dan 10 minuten onderbroken worden. Enkel bij avondwedstrijden mag, ingeval van elektricteitspanne, maximum 30 minuten onderbroken worden. Wanneer een speelhelft wordt verlengd voor het nemen van een strafschop, dient te worden gestopt wanneer de uitwerking van de strafschop ophoudt, bij voorbeeld : bal tegen doelpaal of deklat en terug in het speelveld of over de doellijn : einde uitwerking. De rust in de kleedkamer moet zeker tot het strikte minimum beperkt blijven als u vreest de wedstrijd wegens de invallende duisternis niet te kunnen uitspelen of nog als er een andere wedstrijd na de uwe op hetzelfde terrein is gepland. Ingeval er verlengingen moeten worden gespeeld, eventueel gevolgd door strafschoppen om een winnaar aan te duiden, zorg dat u, vóór de wedstrijd over de nodige informatie beschikt omtrent de modaliteiten, zoals bij voorbeeld de uitslag van de heenwedstrijd. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
15
AR - SPELR
REGEL 8 - BEGIN VAN HET SPEL. Terwijl de scheidsrechter zich, voor het aanvangen van de wedstrijd, naar het midden van het speelveld begeeft, laat hij een fluitsignaal horen om de beide kapiteins bij zich te roepen voor de opgooi van een muntstuk (toss), die zal beslissen over de keuze van de kant van het speelveld en de beginschop. Bij de toss mag de kapitein van de bezoekende ploeg kiezen tussen kruis of munt. Wie de opgooi wint kiest de kant van het speelveld waarop hij de wedstrijd wenst te beginnen. De verliezer neemt de beginschop (aftrap). Beginschop (aftrap). De bal moet op het middelpunt gelegd worden. Alle spelers dienen zich op hun eigen speelhelft te bevinden en de tegenstrevers van de ploeg die de aftrap neemt moeten zich op minstens 9,15 m van de bal opstellen (buiten de middencirkel). De scheidsrechter moet het sein tot de aftrap geven. De bal moet vooruit in de richting van de tegenpartij met de voet in beweging worden gebracht; nadat de bal getrapt is en in voorwaartse richting beweegt is hij in het spel en de aftrapnemer mag deze geen tweede maal aanraken alvorens een andere speler de bal heeft aangeraakt. Er kan uit beginschop rechtstreeks gedoeld worden. Er wordt eveneens aftrap genomen nadat een doelpunt werd aangetekend en wel door de ploeg tegen dewelke het doelpunt werd aangetekend. Ook bij de aanvang van de tweede speelhelft wordt de aftrap genomen en wel door de ploeg, die niet heeft afgetrapt bij de aanvang van de wedstrijd. Het spel kan ook (her)begonnen worden met scheidsrechtersbal, zie hiervoor onder REGEL 5. Ingeval verlengingen zijn voorgeschreven, dient de scheidsrechter de toss te herbeginnen vóór de aanvang ervan en verder bovenstaande procedure toe te passen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
16
AR - SPELR
Scheidsrechter, Het muntstuk voor de toss moet opgeworpen worden. De winnaar van de toss kiest het te verdedigen doel voor de eerste helft; de verliezer van de toss laat u altijd de beginschop nemen.. Een speler, die de aftrap achteruit neemt, moet een waarschuwing krijgen en bij herhaling uitgesloten worden. Indien de bal door een andere speler geraakt wordt vooraleer hij getrapt is en in voorwaartse richting beweegt moet de aftrap herbegonnen worden. Wanneer een van de voorwaarden voor een geldige aftrap niet vervuld is, wordt de aftrap hernomen, behalve wanneer de speler die de aftrap neemt de bal een tweede maal raakt nadat deze in het spel is en vooraleer een tweede speler de bal raakte; in dat geval moet de speler bestraft worden met een onrechtstreekse vrijschop, te nemen door de tegenpartij. De aftrap is een rechtstreekse vrije trap waaruit rechtstreeks kan gedoeld worden. Het korte pasje bij de aftrap hoeft dus niet meer; er mag onmiddellijk een lange bal getrapt worden en dus meteen gescoord worden. Na een geldige aftrap mag een uitgesloten speler niet meer vervangen worden.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
17
AR - SPELR
REGEL 9 - BAL IN OF UIT HET SPEL. De bal is uit het spel : -wanneer hij volledig over de zijlijn of volledig over de doellijn is gegaan of dit nu in de lucht of over de grond gebeurt; -wanneer de scheidsrechter het spel door een fluitsignaal heeft stilgelegd.
Scheidsrechter, De lijnen behoren tot de oppervlakte die ze begrenzen, bijgevolg behoren de zijlijnen en de doellijnen tot het speelveld; wanneer de bal dus op de lijn rolt of nog gedeeltelijk de lijn raakt is hij niet uit het spel. Wanneer u het spel met een fluitsignaal onderbreekt is de bal uit het spel en mogen bij voorbeeld vervangingen doorgevoerd worden. Wanneer de bal, bij scheidsrechtersbal, over de zijlijn of de doellijn springt zonder dat hij door een speler geraakt werd, moet de scheidsrechtersbal hernomen worden.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
18
AR - SPELR
REGEL 10 - GELDIG DOELPUNT. Afgezien van de uitzonderingen die in de spelregels zijn voorzien, wordt een geldig doelpunt aangetekend wanneer de bal volledig door het doelvlak is gegaan (doelvlak : vlak begrensd door de deklat, de beide doelpalen en de doellijn tussen de doelpalen). Het doelpunt is evenwel niet geldig wanneer de bal door een aanvaller met de hand of arm werd gedragen, geworpen of geslagen; wanneer dit laatste gebeurt door een verdediger in eigen strafschopgebied, dan komt de geldigheid van het doelpunt niet in het gedrang.
Scheidsrechter, Indien u twijfelt aan het feit of de bal het doelvlak volledig heeft overschreden, ken dan geen doelpunt toe. Voor een geldig doelpunt fluit u nooit, u wijst en loopt gewoon naar het midden van het speelveld! Wanneer de bal in een gewone spelfaze, alvorens hij door het doelvlak gaat, geraakt wordt door een vreemd voorwerp (voorwerp dat niet tot het speelveld behoort), dan dient hernomen te worden met scheidsrechtersbal (zie hier ook bij REGEL 14 - DE STRAFSCHOP). Wanneer, op het ogenblik dat de bal het doelvlak gaat overschrijden, een toeschouwer het speelveld oploopt en tracht te verhinderen dat een doelpunt wordt aangetekend, kent u het doelpunt toe als de bal het doelvlak overschrijdt, behalve in het geval dat de toeschouwer de bal heeft aangeraakt of zich in het spel gemengd heeft. In dit laatste geval dient u te hernemen met scheidsrechtersbal. Let ook op : -geldig doelpunt is er eveneens als een doelverdediger de bal opvangt en deze naar een medespeler werpt, maar door de wind de bal in eigen doel ziet verdwijnen; -geldig doelpunt is er ook als een doelverdediger de bal opvangt en hem vanuit zijn eigen strafschopgebied rechtstreeks door het doelvlak van de tegenstrever werpt of uit de hand trapt; -er is geen doelpunt als bij onrechtstreekse vrijschop of bij inworp de bal rechtstreeks door het doelvlak gaat; -er is ook geen doelpunt wanneer een speler, bij vrijschop in zijn voordeel, de bal in eigen doel trapt zonder dat een tweede speler de bal raakte; in dit geval wordt hernomen met hoekschop. Wanneer de duur van de speelhelft verstreken is alvorens de aftrap na een doelpunt kon genomen worden, dient niet meer afgetrapt te worden. Wanneer een speler een schoen verliest en tijdens dezelfde spelfase scoort, is dit doelpunt geldig. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
19
AR - SPELR
REGEL 11 - HET BUITENSPEL. Een speler bevindt zich in buitenspelstand wanneer hij zich dichter bij de doellijn van de tegenstrever bevindt dan de bal, tenzij : -hij zich op zijn eigen speelhelft bevindt; -hij zich niet dichter bij de doellijn van de tegenstrever bevindt dan tenminste twee van zijn tegenstrevers. Een speler in buitenspelstand zal hiervoor slechts bestraft worden als de scheidsrechter oordeelt dat hij het spel of de tegenstrever beïnvloedt of uit zijn positie voordeel tracht te halen op het ogenblik dat de bal één van zijn medespelers raakt of door deze laatste gespeeld wordt. Een speler in buitenspelstand zal hiervoor niet bestraft worden : -indien hij zich gewoon in buitenspelstand bevindt (en noch het spel noch de tegenstrever beïnvloedt); -indien de speler de bal rechtstreeks ontvangt na een doelschop, een hoekschop, een inworp, een scheidsrechtersbal of een achterwaartse of laterale voorzet. Buitenspel wordt bestraft met een onrechtstreekse vrijschop op de plaats waar de overtreding gebeurde tenzij deze gebeurde in het doelgebied van de tegenstrever; in dit geval wordt de onrechtstreekse vrijschop genomen van op om 't even welk punt van de helft van het doelgebied waarin de overtreding werd begaan.
Scheidsrechter, U zal wel weten dat deze regel een van de moeilijkste en meest betwiste is; er wordt dan ook uitvoeriger op ingegaan aan de hand van de hiernavolgende teksten en situatieschetsen. Bestudeer ze met de grootste aandacht! * Buitenspel wordt vastgesteld op het ogenblik dat de bal vertrekt. Dus uit buitenspelstand terugkeren om op de eigen helft de bal op te halen is strafbaar buitenspel. * Een speler, die zich in niet strafbaar buitenspel bevindt en die de bal ontvangt via een "dood" voorwerp (scheidsrechter, doelpaal, dwarslat, ...), wordt wel met buitenspel bestraft. * Wanneer een verdediger buiten het speelveld springt om een aanvaller buitenspel te plaatsen, begaat hij een fout door het terrein zonder toelating te verlaten en wordt het aldus uitgelokte buitenspel niet bestraft. * Men kan zich ook buitenspel bevinden op strafschop tijdens de normale duur van het spel. * Indien de bal naar links gespeeld wordt bestraf dan geen buitenspel op rechts. * Fluit geen buitenspel voor een gekwetste speler die op de grond ligt en blijft liggen. * Bij een rechtstreekse trap op doel fluit u geen buitenspel, tenzij er zich een KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
20
AR - SPELR
aanvaller in de lijn van de bal of in het doelgebied bevindt. * Een speler op gelijke hoogte van de voorlaatste verdediger bevindt zich NIET in buitenspel. Door op gelijke hoogte te blijven van een medespeler, die de bal voor zich heeft, loopt men ook nooit buitenspel daar een eventuele voorzet als lateraal kan beschouwd worden en de speler welke de voorzet ontvangt zich achter de bal bevindt. * Een speler op de middellijn staat nooit buitenspel. * In geval van twijfel fluit u buitenspel, liever een keer te veel dan een keer te weinig. * Let op voor terugspeelballen van de verdediging : pass van de tegenstrever kan geen buitenspel zijn. * Laat u niet misleiden door geroep van spelers of publiek; stel zelf het buitenspel vast en fluit pas dan; u heeft het beste zicht op dergelijke fazen als u zich diagonaal verplaatst. * Wanneer een doelpunt wordt aangetekend op buitenspel alvorens u dit laatste kon bestraffen, verklaar dan het doelpunt ongeldig en bestraf dan het buitenspel. * Indien u balvoordeel kan geven aan de verdediging, laat dan gewoon verder spelen en bestraf het buitenspel niet, maar laat door woord of gebaar wel merken dat u het buitenspel had vastgesteld. Nu vatten we samen : Een aanvaller bevindt zich in buitenspel wanneer zich geen twee tegenstrevers (opgelet een doelwachter is een net zo goed een tegenstrever als een andere speler en omgekeerd!) tussen hem en het doel van de tegenstrevers bevinden op het ogenblik dat de bal vertrekt. Men bevindt zich echter niet in (strafbaar) buitenspel bij : S cheidsrechtersbal; T wee tegenstrevers tussen aanvaller en doel; A aangeraakt of gespeeld door tegenstrever; D oelschop; H oekschop; I nworp; E igen speelheflt; L aterale of achterwaartse pass.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
21
AR - SPELR
Buitenspel? Geen buitenspel? Situatieschetsen. Op de schetsen zijn : -de vierkanten verdedigers (Z = doelwachter) -de cirkels aanvallers -de volle lijnen verplaatsingen van spelers -de stippellijnen verplaatsingen van de bal.
Z B
y x A
A komt op met de bal en, aangevallen door X, zet A de bal voor naar B. B staat buitenspel want er zijn, op het ogenblik dat A hem de bal toespeelt, geen twee tegenstanders tussen hem en de doellijn. Zelfs als B wacht om de bal te spelen tot op het ogenblik dat er twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn zijn blijft hij buitenspel.
Z 2 B
x
1 B
y
A
A komt op met de bal en heeft X voor zich; A geeft een pass vooruit. B loopt van (1) naar (2), waar hij de bal in bezit krijgt. B staat niet buitenspel want er zijn, op het ogenblik dat A de bal speelt, twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
22
AR - SPELR
Z A
2 x B
1
y
A
A en B zijn in de aanval. A passt naar B, die, gehinderd door X, niet op doel kan schieten. A loopt van (1) naar (2) en pas dan speelt B de bal vooruit. A staat buitenspel want er zijn, op het ogenblik dat B de bal speelt, geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn.
Z B
1
x y B
2
A
B staat op plaats (1) en A speelt de bal naar plaats (2), waar B hem gaat ophalen en doelt. B staat buitenspel want, op het ogenblik dat A de bal speelt, zijn er geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
23
AR - SPELR
Z C B
y
x
A
A schiet op doel en Z weert de bal af in de voeten van B. B, die dus de bal ontvangt van een tegenstrever, valt maar kan de bal nog naar C spelen. C doelt. C staat buitenspel want, op het ogenblik dat B de bal speelt, staat hij vóór B en zijn er geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn.
Z
B
y x A
A schiet op doel en Z weert de bal af in de voeten van B. Er zijn dus duidelijk geen twee tegenstrevers tussen B en de doellijn op het ogenblik dat A de bal speelt. B is buitenspel want hij haalt voordeel uit zijn voorafgaande buitenspelpositie, ondanks het feit dat hij de bal van de tegenstrever krijgt.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
24
AR - SPELR
Z
B
y x A
A schiet op doel en de bal kaatst via de doelpaal terug in het veld. B bemachtigt de bal en doelt. B staat buitenspel want de bal werd laatst door een medemaat gespeeld en op dat ogenblik waren er geen twee tegenstrevers tussen B en de doellijn.
Z B A
2 y
x A
1
A schiet op doel en de bal komt terug in het spel via de dwarslat. A loopt van plaats (1) naar (2) en passt op B. B staat buitenspel want de bal werd laatst door een medemaat gespeeld en op dat ogenblik waren er geen twee tegenstrevers tussen B en de doellijn, bovendien stond hij vóór A.
Opgelet evenwel : had A zelf gedoeld, dan was het doelpunt evenmin geldig (speelt tweemaal de bal vooraleer een andere speler hem raakte).
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
25
AR - SPELR
Z
B
1 x
y x
2
A
A schiet naar doel; X loopt van plaats (1) naar (2) om de bal te onderscheppen. De bal ontglipt hem en komt terecht bij B, die doelt. B staat niet buitenspel alhoewel er geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn zijn, want de bal komt van een tegenstrever.
Opgelet evenwel : als de scheidsrechter oordeelt dat B het spel of de tegenstrever beïnvloedt, moet B wel buitenspel verklaard worden.
Z B
y x A
A schiet op doel en doelt. B hindert Z en belet hem de bal te spelen. Het doelpunt is ongeldig omdat B zich in buitenspelstand bevindt en het spel en/of de tegenstrever beïnvloedt.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
26
AR - SPELR
Z
B
y x
A
A schiet op doel. B verhindert Y de bal te onderscheppen. B staat buitenspel want hij bevindt zich vóór A, er zijn geen twee tegenstanders tussen hem en de doellijn en hij beïnvloedt het spel en/of de tegenstrever.
A
Z C
y x B
A trapt een hoekschop en de bal komt bij B; B schiet op doel en C raakt de bal. C staat buitenspel; C ontvangt de bal, na de hoekschop, niet rechtstreeks van de hoekschopnemer maar via een andere medemaat en, op dat ogenblik, zijn er geen twee tegenstrevers tussen C en de doellijn.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
27
AR - SPELR
A
Z B
y x
A trapt een hoekschop en de bal komt bij B die doelt. Alhoewel er, op het ogenblik dat A de bal speelt, geen twee tegenstrevers zijn tussen B en de doellijn, staat hij niet buitenspel; hij ontvangt rechtstreeks de bal van de hoekschopnemer en op hoekschop is er geen buitenspel.
A
Z
B
y x
A trapt een hoekschop; de bal, aangeraakt door X, komt bij B die doelt. Alhoewel er geen twee tegenstanders tussen B en de doellijn zijn op het ogenblik dat A de bal speelt, staat hij niet buitenspel want de bal werd, na hoekschop, laatst gespeeld door een tegenstrever.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
28
AR - SPELR
Z A
2 1
y x
A B
A werpt in naar B en verplaatst zich van (1) naar (2). Op dat moment speelt B de bal naar A. A staat buitenspel want er zijn geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn op het ogenblik dat B de bal speelt.
Z B
x A
y
A werpt in naar B. Alhoewel er, op het ogenblik dat A de bal speelt, geen twee tegenstrevers tussen B en de doellijn zijn, staat hij niet buitenspel; hij ontvangt de bal rechtstreeks na inworp en er is geen buitenspel op inworp.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
29
AR - SPELR
A
1 y
A
x
2
B
B speelt de bal; op dat moment verplaatst A zich van (1) naar (2). A staat buitenspel : op het ogenblik dat B de bal speelt staat hij niet op zijn eigen helft en zijn er geen twee tegenstrevers tussen hem en de doellijn.
A
2 y
A
x
1
B
B speelt de bal en op dat moment verplaatst A zich van (1) naar (2). A staat niet buitenspel want hij bevindt zich op zijn eigen helft op het ogenblik dat B de bal speelt.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
30
AR - SPELR
REGEL 12 - FOUTEN EN ONGEPASTHEDEN. 1) Zware fout is er als een speler opzettelijk een van de volgende negen fouten begaat : Opgelet : >>>zelfs alleen de bedoeling om een van die fouten te begaan is reeds voldoende om bestraft te worden, behalve bij handspel, waar de bal werkelijk met de hand of de arm moet gespeeld worden. >>>provocatie levert dezelfde sanctie op als voor de overtreding die er het gevolg van is. >>>simuleren van overtreding of blessure levert gele kaart op. >>>bij fouten van verdedigers in eigen strafschopgebied wordt de rode kaart getoond indien er reëel doelgevaar is en/of het gaat om een brutale fout. -Slaan of spuwen naar of op tegenstrever (vb. met de hand een slag geven, een kopstoot geven, met de bal of ander voorwerp werpen, elleboogstoot, ...) -Tegenhouden van tegenstrever: onreglementair gebruik maken van de armen in een duel (vb. aan trui of broek trekken, met gestrekte arm tegenhouden, met beide handen vastgrijpen, ...) zal steeds met geel bestraft worden. Als er doelbewust gebruik wordt gemaakt van de elleboog, met de intentie de tegenstrever te kwetsen, volgt de uitsluiting. -Ruw spel t.o.v. tegenstrever -Op een tegenstrever springen (vb. vrijwillig op tegenstrever springen, met beide voeten vooruit tegenstrever aanvallen of hem omverspringen, ...) -Beentje lichten : een tegenstrever doen vallen of trachten te doen vallen (vb. haken, zich voor lopende tegenstrever laten vallen, zich bukken voor of achter een tegenstrever, ...) -Duwen van tegenstrever met arm of deel van arm (vb. in de rug duwen, met ellebogen werken, wegduwen, ...); bij trekken en duwen wordt de gele kaart getoond. -Achter aanvallen : langs achter aanvallen van een tegenstrever, tenzij men de bal speelt of de tegenstrever obstructie pleegt; bij een tackle langs achteren wordt een rode kaart getoond indien er sprake is van brutaliteit en het spelen van de bal niet beoogd werd. Een tackle met de voet vooruit, ook al speelt men de bal, zal steeds met een gele kaart bestraft worden. Ook hier kan, afhankelijk van de snelheid van uitvoering, rood getrokken worden. -Stampen naar tegenstrever : tegenstrever vrijwillig een trap geven -Handspel : de bal vrijwillig met de hand of de arm spelen.
Scheidsrechter, U heeft gemerkt dat de eerste letter van de opsomming van de negen zware fouten (in vetjes gedrukt) het letterwoord S T R O B D A S H geven; dit werd speciaal gedaan om u een geheugensteuntje te geven. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
31
AR - SPELR
Heb vooral aandacht voor geniepige fouten; zij wekken de wrevel van de tegenstrever op met alle gevolgen vandien. Vergeet niet dat het vaak voorkomt dat een speler, onder de mom de bal te (willen) spelen ook de tegenstrever raakt of wenst te raken. Voordeelregel : u kan de voordeelregel toepassen; doe dit wel met omzichtigheid. U kan een overtreder inderdaad soms zwaarder straffen door de voordeelregel toe te passen, maar weet dat, eens de voordeelregel toegepast, de fout niet meer kan bestraft worden. Geel of rood geven aan de overtreder kan nochtans wel, zelfs als u de voordeelregel heeft toegepast. Vermijd het toepassen van de voordeelregel voor verdedigers in of in de omgeving van het strafschopgebied : dit kan gevaarlijk zijn. Als u de voordeelregel toepast, laat dit dan duidelijk merken door woord of gebaar. Na het toekennen van het voordeel mag de scheidsrechter volgens regel 5 terugkomen op de initiële fout, indien het verwacht voordeel achterwege blijft. Voordeel is een beslissing van de scheidsrechter. Fluitsignaal : laat door variatie in uw fluitsignaal merken hoe zwaar de fout is; een hard fluitsignaal voor een zware fout heeft een psychologische uitwerking op de overtreder en de spelers in het algemeen. Bestraffing : de zware fouten worden bestraft met een rechtstreekse vrijschop. U moet tonen welke fout u heeft bestraft, de plaats aanduiden waar en in welke richting het spel moet hernomen worden (zie hiervoor REGEL 13 - VRIJSCHOPPEN & SCHEIDSRECHTERSBAL). Een zware fout in het strafschopgebied, waar de bal zich ook bevindt als hij maar in het spel is, geeft aanleiding tot strafschop (zie hiervoor REGEL 14 STRAFSCHOP). Uitsluiting of waarschuwing : aarzel niet rood te tonen bij echte brutaliteiten; slaan en stampen naar tegenstrever wordt met uitsluiting bestraft. In de andere gevallen heeft u de gele kaart ter uwe beschikking, vb. indien een speler vrijwillig handspel begaat, geeft u hem onmiddellijk de gele kaart en eventueel rood bij herhaling. !!!OPGELET : wordt o.m. uitgesloten voor zware fout (rode kaart) : -de speler, andere dan de doelverdediger in zijn eigen strafschopgebied, die naar het oordeel van de scheidsrechter zijn tegenstrevers een doelpunt of een duidelijke scoringskans ontneemt door de bal opzettelijk met de hand te spelen (dit wil nu absoluut niet zeggen dat elk handspel, zelfs in het strafschopgebied, met uitsluiting moet bestraft worden); -de doelverdediger die, naar het oordeel van de scheidsrechter, een duidelijke scoringskans verhindert door buiten zijn strafschopgebied de bal met de hand te spelen; -de speler die met de hand een doelpunt tracht te scoren; -de speler die, naar het oordeel van de scheidsrechter, door middel van een overtreding, die moet bestraft worden met een vrije schop of een strafschop wegens gebruik van ongeoorloofde middelen, een met een duidelijke scoringskans naar doel oprukkende tegenstrever de doelkans ontneemt. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
32
AR - SPELR
Onvrijwillig handspel of poging tot handspel wordt niet bestraft. Tenslotte nog dit : er wordt wel eens geoordeeld dat bij een zware fout, begaan in het strafschopgebied, reeds voldoende bestraft wordt met de strafschop en er geen gele of rode kaart meer moet gegeven worden. Dit is een totaal verkeerd oordeel! Een speler moet rood krijgen als hij zich schuldig maakte aan ernstig gemeen spel. Een tackle die de fysieke integriteit van de tegenstrever in gevaar brengt moet als dusdanig bestraft worden zonder rekening te houden met de aard van de opgelopen kwetsuur. Wanneer een speler met overdreven kracht of op brutale wijze optreedt tegen een tegenstrever; bij het betwisten van de in spel zijnde bal moet ook rood krijgen. Iedere speler die bij het betwisten van de bal, een tegenstrever aanvalt langs voor, van opzij of langs achter, door gebruik te maken van één of beide benen en hierbij met overdreven kracht de veiligheid van de tegenstrever in gevaar brengt, begaat ernstig gemeen spel. 2. Technische fouten zijn niet echt vergrijpen doch worden begaan door onwetendheid, technische onvolmaaktheid, onhandigheid of onvoorzichtigheid. -Gevaarlijk spel (vb : voet te hoog, voet vooruit, te laag koppen, naar de bal schoppen wanneer de doelman deze met de handen onder controle heeft,...) -Eerlijk aanvallen met de schouder als de bal niet binnen spelbereik is -Opzettelijke obstructie (vb : de bal niet spelen en de speler opzettelijk met het lichaam tegenhouden of zich gaan opstellen tussen bal en tegenstrever, ...) -Doelman in zijn doelgebied aanvallen behalve wanneer deze de bal met de handen onder controle heeft of een speler hindert -De bal een tweede maal spelen bij aftrap, hoekschop, vrijschop zonder dat een andere speler (moet niet noodzakelijk medemaat zijn) deze geraakt heeft. Uitzondering : in eigen strafschopgebied en de bal is niet buiten dit gebied geweest : hernemen en speler waarschuwen. -Onbehoorlijk gedrag t.o.v. scheidsrechter, spelers, officiëlen en publiek (vb. kritiek op beslissingen van scheidsrechter of aanwijzingen van grensrechters,...) . In geval van ostentatieve kritiek van de trainer of een ander persoon die zich in de neutrale zone bevindt, aan het adres van de scheidsrechter, volgt een waarschuwing. Bij herhaling volgt de onmiddellijke verwijdering. -Al liggend de bal spelen als een tegenstrever in de nabijheid is, op de bal blijven liggen of zitten KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
33
AR - SPELR
-Alle acties die uitsluitend tot doel hebben het spel te vertragen, tijd te verliezen vb. herhaaldelijk de spelregels overtreden (buitenspel uitgezonderd), bal wegtrappen of in de handen meenemen na fluitsignaal, treuzelen bij het nemen van vrijschop, te vroeg uit de verdedigende muur komen, voor de bal gaan staan om het nemen van vrijschop te vertragen,... -De doelwachter raakt de bal met de hand(en) nadat hij deze rechtstreeks ontvangt uit inworp van een ploegmaat en in alle gevallen waarin een ploegmaat hem de bal doelbewust met de voet(en) toespeelt. Een doelverdediger mag de bal niet spelen met de handen in het eigen strafschopgebied, nadat bij doelschop eerst in het spel werd gebracht en de doelman vervolgens terug met de bal in het strafschopgebied dribbelt onopzettelijke deviatie is niet strafbaar -De doelwachter houdt de bal langer dan 6 seconden in de handen vooraleer hem terug in het spel te brengen -De doelwachter zondigt tegen de zes secondenregel Eens de doelwachter, in zijn eigen strafschopgebied, de bal controleert met de handen [d.w.z. als hij de bal aanraakt met om het even welk deel van zijn hand(en) of arm(en); dit is ook het geval als hij met de hand(en) of arm(en) de bal van richting doet veranderen en zulks vrijwillig (dus niet als de bal toevallig van de doelverdediger wegbotst nadat hij hem heeft onderschept)].moet hij zich, binnen de zes seconden, van de bal ontdoen (ofwel hem op de grond leggen ofwel hem wegtrappen). Indien de doelwachter evenwel, nadat hij de bal heeft gecontroleerd met de handen, beslist de bal weg te trappen of hem op de grond te leggen, doet de doelwachter afstand van zijn voormelde rechten en geeft hij te kennen de bal te zullen spelen met de voeten. Bijgevolg mag hij de bal niet meer met de handen aanraken : =vooraleer de bal is aangeraakt of gespeeld door een ploegmaat BUITEN het strafschopgebied; =vooraleer de bal is aangeraakt of gespeeld door een speler van de tegenpartij BINNEN of BUITEN het strafschopgebied. Wanneer de doelwachter de bal op de grond heeft gelegd mag hij evenwel de bal wegtrappen of de bal verder spelen met de voeten, vermits hij op dat moment dezelfde rechten heeft als de andere (veld)spelers.
Scheidsrechter, Het is evident dat, u ook bij de technische fouten, kan en moet oordelen of een kaart (meestal alleen gele) op haar plaats is. Moeten o.m. een gele kaart krijgen : -speler die, na het toekennen van een vrijschop, de bal ver weg trapt of met de handen meeneemt; -speler die te vroeg uit de verdedigende muur komt bij vrijschop; -speler die bij vrijschop voor de bal gaat staan om aldus het nemen ervan te KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
34
AR - SPELR
vertragen. Let er ook op dat bepaalde technische fouten niet bestraft mogen worden als er geen andere speler in de buurt is : vb. voet te hoog, te laag koppen, al liggend de bal spelen, ... Bestraffing : technische fouten worden bestraft met een onrechtstreekse vrijschop (zie hiervoor REGEL 13 VRIJSCHOPPEN & SCHEIDSRECHTERSBAL). Toch reeds zeggen dat bij dergelijke onrechtstreekse vrijschop u de arm verticaal in de hoogte houdt tot een andere speler de bal raakt of tot de bal buiten de lijnen gaat. Zo op onrechtstreekse vrijschop rechtstreeks gedoeld wordt : hernemen met doelschop; als, bij onrechtstreekse vrijschop, een speler rechtstreeks in zijn eigen doel schopt : hernemen met hoekschop. Een onrechtstreekse vrijschop tegen de verdediging in het doelgebied wordt genomen van op de lijn van het doelgebied evenwijdig met de doellijn en op het punt dat het dichtst bij de plaats van de overtreding ligt. Een vrijschop voor de verdediging in het eigen doelgebied wordt genomen vanaf gelijk welk punt in dit doelgebied.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
35
AR - SPELR
REGEL 13 - VRIJSCHOPPEN & SCHEIDSRECHTERSBAL. 1. Vrijschoppen a) Onderscheid tussen : -RECHTSTREEKSE vrijschop : hieruit kan rechtstreeks gedoeld worden; -ONRECHTSTREEKSE vrijschop : hieruit kan niet rechtstreeks gedoeld worden, een tweede speler moet de bal raken vooraleer er een geldig doelpunt is. b) Waar en wanneer wordt een vrijschop genomen? : -op de plaats waar de overtreding werd begaan, behalve bij strafschop en bij overtreding in het doelgebied : ==bij strafschop uiteraard op strafschoppunt; ==bij vrijschop in het eigen doelgebied : op gelijk welk punt van dit het doelgebied; ==bij vrijschop in het doelgebied van tegenstrever : op de lijn van het doelgebied evenwijdig aan de doellijn en op de plaats, die het dichtst ligt bij de plaats waar de fout werd begaan; -als de bal stilligt; -nadat de scheidsrechter met één fluitsignaal de toelating heeft gegeven; bij onrechtstreekse vrijschop steekt de scheidsrechter bij het fluitsignaal de arm verticaal in de hoogte en houdt die daar tot op het ogenblik dat de bal door een andere speler is aangeraakt of de bal buiten de lijnen is gegaan. c) Waar moeten de tegenstrevers zich opstellen? -de tegenstrevers moeten op 9,15 meter van de bal blijven of uitwijken op de doellijn tussen de doelpalen tot op het ogenblik dat de bal in het spel is gebracht (zijn eigen omtrek heeft afgelegd); -bij vrijschop binnen het eigen strafschopgebied moeten de tegenstrevers op 9,15 meter van de bal blijven en bovendien buiten het strafschopgebied postvatten tot de bal het strafschopgebied verlaten heeft;
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
36
AR - SPELR
d) Wanneer moet de vrijschop hernomen worden? -als de bal niet op de reglementair voorzien plaats ligt; -als de tegenstrevers niet op de reglementair voorzien plaats staan of blijven tot de bal in het spel is; -als de bal een tweede keer geraakt wordt vooraleer hij in het spel is (getrapt is, beweegt en bij vrijschop in eigen strafschopgebied dit gebied verlaten heeft). Opgelet : -de doelwachter mag de bal niet met de handen spelen vooraleer deze in het spel is; -als de vrijschopnemer de bal een tweede maal speelt nadat deze in het spel werd gebracht doch zonder dat een andere speler hem raakte, wordt de speler bestraft met onrechtstreekse vrijschop op de plaats die reglementair voorzien is.
Scheidsrechter, Tracht de herneming zo vlug mogelijk te laten gebeuren. Wanneer de "muur" opgesteld ter verdediging niet wijkt tot op 9,15 meter, geef dan de gele kaart aan de eerste speler uit die "muur"; u moet een gele kaart geven -aan de speler die, na toekennen van een vrijschop, de bal ver weg trapt of met de handen meeneemt; -aan de speler die te vroeg uit de verdedigende muur komt -aan de speler die bij vrijschop voor de bal gaat staan om aldus het nemen ervan te vertragen. De bal die over de doellijn gaat zonder het strafschopgebied verlaten te hebben heeft uiteraard het strafschopgebied niet verlaten. Wanneer een verdediger op vrijschop buiten het strafschopgebied de bal rechtstreeks in eigen doel trapt is er geen doelpunt en u laat hernemen met hoekschop. 2. Scheidsrechtersbal Het spel wordt hernomen met scheidsrechtersbal wanneer het werd onderbroken zonder dat een speler een fout beging. De meest voorkomende gevallen zijn : gekwetste speler, vreemd voorwerp op het terrein, scheidsrechter floot uit onachtzaamheid, wisselspeler zonder toelating op terrein, dwarslat gebroken, ...
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
37
AR - SPELR
Scheidsrechtersbal wordt genomen op de plaats van het voorval, behalve in het doelgebied waar wordt uitgeweken naar de lijn van het doelgebied evenwijdig met de doellijn en op het punt dat het dichtst bij de plaats van het voorval gelegen is.
Scheidsrechter, Bij scheidsrechtersbal legt u de bal op de hand en trekt u de hand weg zodat de bal valt (de bal niet opwerpen!). De bal is pas in het spel wanneer hij de grond raakt. Wanneer een speler de bal raakt vooraleer deze de grond raakt, moet de scheidsrechtersbal overgedaan worden. Wanneer de bal over de doel- of zijlijn springt zonder dat een speler deze geraakt heeft, moet de scheidsrechtersbal overgedaan worden. U hoeft niet te wachten tot er van elke ploeg een speler ter plaatse is, vooral als u zou merken dat tijd verloren wordt. Disciplinaire straffen:
Een gele of een rode kaart mag enkel getoond worden aan een speler, een wisselspeler of aan een vervangen speler.
Overtredingen die met een gele kaart worden bestraft: 1. 2. 3. 4. 5.
zich schuldig maken aan onsportief gedrag door woord of gebaar zijn ongenoegen uiten.. herhaaldelijk de spelregels overtreden de uitvoering van een spelhervatting vertragen niet de vereiste afstand in acht nemen bij hoekschop, vrije schop, of inworp 6. het speelveld (opnieuw) betreden zonder toestemming van de scheidsrechter. 7. doelbewust het speelveld verlaten zonder toestemming van de scheidsrechter. 8. spelers die een gele kaart voor een tegenstrever vragen, worden zelf met geel bestraft
Overtredingen die met een rode kaart worden bestraft: 1. 2. 3. 4.
zich schuldig maken aan ernstig gemeen spel zich schuldig maken aan een gewelddadige handeling. op of naar een tegenstander of een ander persoon spuwen de tegenpartij een doelpunt of een duidelijke scoringskans ontnemen door opzettelijk de bal met de hand te spelen (dit geldt niet voor de doelman binnen zijn eigen strafschopgebied) 5. een tegenstander die zich in de richting van het doel van de tegenpartij begeeft, een duidelijke scoringskans ontnemen, door middel van een overtreding, waarvoor een vrije schop of een strafschop moet worden toegekend.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
38
AR - SPELR
6. grove of beledigende taal of scheldwoorden of beledigende gebaren gebruiken. 7. elke vorm van protest, waarbij de scheidsrechter fysiek wordt belaagd, resulteert in een rode kaart 8. een tweede waarschuwing ontvangen in dezelfde wedstrijd.
Een speler,wisselspeler, of vervangen speler, die uitgesloten wordt, moet zich naar de kleedkamer begeven.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
39
AR - SPELR
REGEL 14 - STRAFSCHOP. Wanneer een speler in het strafschopgebied een fout begaat, die met rechtstreekse vrijschop moet worden bestraft, is er strafschop. De strafschop wordt genomen van op het strafschoppunt. Alle spelers, met uitzondering van de doelwachter en de strafschopnemer moeten zich op minimum 9,15 meter van de bal opstellen en buiten het strafschopgebied (zin van cirkelboog), maar op het speelveld en dit tot op het ogenblik dat de bal in het spel is (zijn eigen omtrek heeft afgelegd). De doelwachter moet zich opstellen op zijn doellijn binnen de doelpalen en moet daar blijven. Hij mag bewegen (ook voeten) vóór de bal vertrokken is. De strafschop moet vooruit getrapt worden. Even zijn aanloop onderbreken alvorens de strafschop te trappen, om de tegenstrever te misleiden, is toegelaten. Indien een speler, tegenstrever van de strafschopnemer, het strafschopgebied betreedt vooraleer de bal in het spel is, dient de strafschop te worden hernomen, doch enkel als er geen doelpunt werd aangetekend. Indien een speler van de ploeg van de strafschopnemer het strafschopgebied betreedt vooraleer de bal in het spel is, dient de strafschop te worden hernomen, doch enkel als er wel een doelpunt werd aangetekend. Indien de strafschopnemer de regels overtreedt als de bal in het spel is, wordt hij bestraft met een onrechtstreekse vrijschop op de reglementaire plaats. Indien de doelwachter de hem opgelegde regels overtreedt, zal de strafschop hernomen worden tenzij er doelpunt werd aangetekend. Indien de bal, nadat de strafschop genomen werd, op zijn weg naar het doel, door een vreemd voorwerp wordt tegengehouden, zal de strafschop hernomen worden (Opgelet : de scheidsrechter en de assistentscheidsrechters zijn geen vreemd, maar een "dood" voorwerp). Indien de bal terugkaatst van de paal, de deklat of de doelman in het speelveld en pas dan in aanraking komt met het vreemd voorwerp, wordt hernomen met scheidsrechtersbal.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
40
AR - SPELR
Zoals reeds gezien bij REGEL 7 - DUUR VAN HET SPEL moet een speelhelft verlengd worden voor het nemen van een strafschop; de verlenging duurt evenwel slechts tot wanneer de strafschop zijn uitwerking heeft gehad (dit is ook het geval voor de strafschoppen, die aan het einde van bepaalde wedstrijden genomen worden om een winnaar aan te duiden) : -bal tegen doelpaal of deklat en door het doelvlak : doelpunt; -bal tegen doelpaal of deklat en terug in het speelveld of over de doellijn buiten de doelpalen : einde uitwerking; -bal tegen doelwachter en door het doelvlak : doelpunt; -bal tegen doelpaal of deklat en dan op de doellijn : verdere uitwerking afwachten (doelpunt of einde uitwerking); -bal tegen doelwachter en terug in het veld : einde uitwerking; -bal, als gevolg van kracht en effect, via doelpaal of deklat tegen doelwachter en door het doelvlak : doelpunt
Scheidsrechter, Plaats u bij strafschop ter hoogte van het doelgebied, zodat u én doelwachter én strafschopnemer duidelijk in het oog kan houden. Maak, indien nodig, gebruik van uw kaarten bij onbetamelijk gedrag t.g.v. strafschop (vb. strafschop achteruit nemen, aanloop onderbreken, ongeoorloofde verplaatsing van de doelwachter, ...). Vergeet niet dat buitenspel ook kan bij strafschop (vb. speler in buitenspelstand krijgt rechtstreeks of via doelpaal of deklat de bal in het bezit). Wanneer een ploegmaat van de strafschopnemer het strafschopgebied betreedt vooraleer de bal in het spel is en de bal in het speelveld terugkaatst via doelwachter, doelpaal of deklat : spel stilleggen, speler waarschuwen en onrechtstreekse vrijschop geven in het voordeel van de tegenpartij en op de reglementaire plaats. Wanneer de bal via doelpaal of deklat direct terug bij de strafschopnemer, speelt deze een tweede maal de bal : onrechtstreekse vrijschop. Wanneer een speler met slijk, graszoden of om het even welk voorwerp naar de bal op het strafschoppunt gooit : gele kaart tonen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
41
AR - SPELR
Bijzondere voorschriften voor het nemen van strafschoppen om een winnaar aan te duiden op het einde van bepaalde wedstrijden.
1. De scheidsrechter kiest het doel waarnaar alle strafschoppen zullen genomen worden. 2. De scheidsrechter tosst en de ploeg, van dewelke de kapitein de opgooi wint, neemt de eerste strafschop. 3. Enkel spelers, die zich op het terrein bevinden op het einde van de wedstrijd (eventuele verlengingen inbegrepen) kunnen aan het nemen van de strafschoppen deelnemen. 4. De beide ploegen zullen op een blad de namen van alle gerechtigde spelers inschrijven, in de volgorde waarin zij wensen dat de strafschoppen genomen worden. Zodra de eerste strafschop genomen is mag die volgorde niet meer gewijzigd worden. Beide ploegen moeten echter over evenveel strafschopnemers beschikken. De ploeg die in de numerieke meerderheid was, dient bijgevolg één of meer potentiële strafschopnemers aan de kant te laten. 5. Behoudens de uitzondering vermeld in 6. hierna, mogen alleen de spelers die zich op het veld bevinden bij het einde van de wedstrijd (eventuele verlengingen inbegrepen) aan het nemen van de strafschoppen deelnemen. Dit geldt eveneens voor de spelers die, met of zonder toelating van de scheidsrechter, het speelveld hebben verlaten en zich op voormeld ogenblik dus niet op het speelveld bevinden. 6. Voor zover zijn ploeg nog geen gebruik gemaakt heeft van het maximumaantal vervangers, kan een tijdens het nemen van de strafschoppen gekwetste doelwachter, die ingevolge de kwetsuur niet meer als doelwachter kan optreden, door een ingeschreven wisselspeler vervangen worden.
7. De twee ploegen zullen elk vijf strafschoppen nemen met naleving van de volgende beschikkingen : -de strafschoppen worden afwisselend genomen; -indien, vooraleer de beide ploegen de 5 strafschoppen hebben genomen, de ene ploeg een score behaalt die de andere ploeg niet meer kan behalen, zelfs indien deze de volledige serie van 5 zou nemen, wordt het nemen van de strafschoppen gestopt; -indien, nadat de beide ploegen 5 strafschoppen hebben genomen, beide hetzelfde aantal doelpunten of geen enkel hebben gescoord, gaat men verder met het nemen van de strafschoppen in dezelfde volgorde en in de volgorde van de opgemaakte lijst van spelers tot op het ogenblik dat, beide ploegen hetzelfde aantal strafschoppen genomen hebbend (niet meer noodzakelijk een serie van 5), de ene een doelpunt meer heeft gescoord dan de andere. 8. De ploeg die het grootste aantal doelpunten heeft gescoord wordt winnaar verklaard. KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
42
AR - SPELR
9. Elke strafschop wordt getrapt door een verschillende speler en slechts nadat alle tot het nemen van strafschoppen gerechtigde spelers van elke ploeg, met inbegrip van de doelwachter (of de ingeschreven wisselspeler die hem ingevolge de beschikkingen van 6. hiervoor heeft vervangen), een strafschop hebben genomen, mag een speler van dezelfde ploeg een tweede strafschop trappen. 10. Elke gerechtigde speler kan met zijn doelwachter van plaats verwisselen op om het even welk moment van het nemen van de strafschoppen. 11. Behalve de strafschopnemer en de beide doelwachters, moeten alle spelers binnen de middencirkel blijven tijdens het nemen van de strafschoppen. 12. De doelwachter, ploegmaat van de strafschopnemer, moet zich op het speelveld bevinden buiten het strafschopgebied achter de lijn evenwijdig met de doellijn en op minimum 9,15 meter van de bal. 13. De scheidsrechter mag het doelpunt slechts goedkeuren als het voortspruit uit het eerste effect van de strafschop. 14. Toeschouwers mogen het terrein niet betreden tijdens het nemen van de strafschoppen.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
43
AR - SPELR
REGEL 15 - INWORP. Wanneer de bal volledig over de zijlijn is gegaan, is hij uit het spel; hij moet door inworp in het spel worden gebracht door een speler van de ploegtegenstrever van de speler, die de bal het laatst raakte. De inworp geschiedt in gelijk welke richting terug in het speelveld van op de plaats waar de bal het speelveld verliet. De inwerper zal de bal met beide handen boven het hoofd houden en op het ogenblik dat hij de bal loslaat moet hij het gezicht naar het speelveld gekeerd hebben en moet een deel van beide voeten de grond raken; de inwerper mag zich niet op het speelveld bevinden. De bal is in het spel zodra hij binnen het speelveld is, maar de inwerper mag hem niet opnieuw spelen vooraleer hij is aangeraakt door een andere speler. Indien hij dit toch doet wordt hij bestraft met een onrechtstreekse vrijschop (indien hij de bal in die voorwaarden met de hand speelt is er zelfs rechtstreekse vrijschop) op de reglementaire plaats. De doelwachter mag de bal niet met de hand(en) aanraken als hij deze rechtstreeks uit inworp van een ploegmaat ontvangt. Onregelmatige inworp wordt bestraft met inworp voor de tegenpartij. Op inworp kan niet rechtstreeks gedoeld worden en kan men ook niet buitenspel staan. Op inworp door een verdediger naar zijn doelman mag deze laatste de bal niet met de handen raken. Zo hij dat wel doet, moet hij bestraft worden met onrechtstreekse vrijschop.
Scheidsrechter, Tegenstrevers mogen een inwerper niet hinderen door gebaren te maken of rond te springen; tegenstrevers mogen wel voor de inwerper gaan staan. Bij inworp bal rechtstreeks in doel van tegenstrever : doelschop; rechtstreeks in eigen doel : hoekschop. Laat niet teveel terreinwinst toe noch in voorwaartse noch in achterwaartse richting; indien de inworp gebeurt van buiten de neutrale zone, moet deze hernomen worden.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
44
AR - SPELR
REGEL 16 - DOELSCHOP. Wanneer de bal volledig over de doellijn is gegaan buiten het doelvlak en voor het laatst werd aangeraakt door een aanvaller, moet het spel door een speler uit de verdedigende ploeg hernomen worden met doelschop. Bij doelschop wordt de bal geplaatst op om het even welk punt binnen het doelgebied. De spelers van de tegenpartij moeten zich opstellen buiten het strafschopgebied tot de bal in het spel is en dat gebeurt slechts op het ogenblik dat hij het strafschopgebied heeft verlaten. Geen enkele speler mag de bal aanraken vooraleer hij in het spel is; gebeurt dit wel dan moet de doelschop hernomen worden. Indien de speler, die de doelschop neemt, de bal, nadat deze in het spel is gekomen, een tweede maal speelt zonder dat een andere speler deze heeft geraakt wordt hij met onrechtstreekse vrijschop bestraft op de reglementaire plaats. Uit doelschop kan rechtstreeks gedoeld worden.
Scheidsrechter, Een speler, die de bal speelt na doelschop alvorens strafschopgebied verlaten heeft, moet vermaand worden.
deze
het
Indien de doelschop normaal genomen werd, laat dan niet hernemen als er zich nog een tegenstrever in het strafschopgebied bevond. Wanneer de bal, na doelschop, het strafschopgebied verlaten heeft en via de scheidsrechter of door de wind rechtstreeks in het doel van de doelschopnemer belandt, moet u met hoekschop het spel hervatten. Wanneer de bal, na doelschop, het strafschopgebied verlaten heeft en via een tegenstrever of een medemaat in het doel van de doelschopnemer verdwijnt, geeft u doelpunt. Even herinneren aan : wanneer bij onrechtstreekse vrijschop of inworp door een ploeg de bal in doel van de tegenstrever verdwijnt, wordt eveneens hernomen met doelschop.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
45
AR - SPELR
REGEL 17 - HOEKSCHOP. Wanneer de bal volledig over de doellijn buiten het doelvlak is gegaan en laatst geraakt werd door een verdediger, moet het spel hernomen worden met hoekschop. De bal wordt binnen het hoekschopgebied gelegd dichtst bij de plaats waar de bal is buiten gegaan. Bij het trappen van de hoekschop mag de hoekvlag niet verplaatst worden. De tegenstrevers moeten zich op minimum 9,15 meter van de bal bevinden tot wanneer deze in het spel is (getrapt is en in voorwaartse richting beweegt). Indien de hoekschopnemer de bal een tweede maal raakt vooraleer deze door een andere speler werd aangeraakt zal hij bestraft worden met een onrechtstreekse vrijschop op de reglementaire plaats. Indien andere overtredingen gebeuren m.b.t. bovenstaande regels, dient de hoekschop hernomen te worden. Uit hoekschop kan rechtstreeks gedoeld worden en men kan geen buitenspel staan.
Scheidsrechter, Plaats u zo dicht mogelijk bij de doellijn om te kunnen vaststellen of de bal al dan niet over de doellijn of door het doelvlak gaat. Wanneer bij hoekschop de bal via de scheidsrechter in doel belandt is er geldig doelpunt. Wanneer de bal via de doelpaal ... opnieuw bij de hoekschopnemer komt en deze opnieuw de bal trapt, speelt hij tweemaal de bal en wordt hij bestraft met onrechtstreekse vrijschop op de reglementaire plaats. Bij wedstrijden van preminiemen en miniemen wordt de hoekschop genomen vanop de plaats waar de doellijn en het strafschopgebied elkaar ontmoeten. Even herinneren aan : indien een verdediger de bal uit vrijschop of op inworp rechtstreeks in eigen doel trapt of gooit, moet eveneens hernomen worden met hoekschop.
KBLVB – AR – SPELR - uitgave 2015
46