KNSB REGLEMENTENBOEK KNSB OPLEIDINGEN 2015-2016
Inhoudsopgave 1 | Statuten en reglementen organisatie KNSB ....................................................................................................................................... 2 Statuten KNSB .................................................................................................................................................................................... 2 Algemeen reglement KNSB ............................................................................................................................................................... 24 Reglement van Orde KNSB............................................................................................................................................................... 35 2 | Nationaal wedstrijdreglement .......................................................................................................................................................... 46 Algemene bepalingen ........................................................................................................................................................................ 46 Specifieke bepalingen | Hardrijden – Langebaan .............................................................................................................................. 56 Specifieke bepalingen | Inline-skaten ................................................................................................................................................ 70 Specifieke bepalingen | Kortebaan – Superprint .............................................................................................................................. 137 Specifieke bepalingen | Kunstrijden ................................................................................................................................................. 141 Specifieke bepalingen | Marathon ................................................................................................................................................... 164 Specifieke bepalingen | Shorttrack .................................................................................................................................................. 190 3 | Internationaal wedstrijdreglement .................................................................................................................................................. 195 Algemene bepalingen ...................................................................................................................................................................... 195 Specifieke bepalingen | Hardrijden – Langebaan ............................................................................................................................ 276 4 | Dopingreglement ...........................................................................................................................................................................330 5 | Gedragscode ................................................................................................................................................................................ 375
1
1 | Statuten en reglementen organisatie KNSB Statuten KNSB Begripsomschrijvingen Artikel 1 In deze statuten wordt verstaan onder: 1.
afgevaardigden, zowel de gewestelijke afgevaardigden, als de topsportafgevaardigden-atleten, als de topsportafgevaardigden-merkenteams;
2.
algemeen bestuur, het orgaan bedoeld in artikel 2:44 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 18 lid 1 en in artikel 19 lid 1 van deze statuten, te weten het bestuur van de bond;
3.
algemeen directeur, de door het algemeen bestuur als zodanig benoemde persoon als bedoeld in artikel 26 lid 2, zijnde een persoon bedoeld in artikel 18 lid 2 van deze statuten, door wie het algemeen bestuur onder zijn verantwoordelijkheid onderdelen van zijn taak laat uitvoeren, welke onderdelen schriftelijk zijn vastgelegd in een door het algemeen bestuur vastgesteld directiestatuut als bedoeld in artikel 26 lid 3;
4.
algemeen reglement, het reglement van de bond bedoeld in artikel 10, in artikel 13, in artikel 14, in artikel 24 en in artikel 29 van deze statuten;
5.
bond, de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bedoeld in artikel 2 lid 1 van deze statuten, die ook in de reglementen van de bond als zodanig wordt aangeduid;
6.
bondsblad, vanwege de bond uit te geven officiële mededelingenblad van de bond;
7.
bondsbureau, het bureau bedoeld in artikel 26 van deze statuten;
8.
commissie van beroep, het orgaan van de bond bedoeld in artikel 23 lid 3 van deze statuten;
9.
directeur sport, de door het algemeen bestuur als zodanig benoemde persoon als bedoeld in artikel 26 lid 2, zijnde een persoon bedoeld in artikel 18 lid 2 van deze statuten, door wie het algemeen bestuur onder zijn verantwoordelijkheid onderdelen van zijn taak laat uitvoeren, welke onderdelen schriftelijk zijn vastgelegd in een door het algemeen bestuur vastgesteld directiestatuut als bedoeld in artikel 26 lid 3;
10.
financiële commissie, de commissie bedoeld in artikel 22 lid 3 van deze statuten;
11.
geschillencommissie, het orgaan van de bond bedoeld in artikel 24 lid 1 van deze statuten;
12.
gewest, een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische eenheid binnen en lid van de bond, waarin de gewone leden zijn ingedeeld, bedoeld in artikel 7 van deze statuten;
13.
gewestelijk bestuur, het orgaan bedoeld in artikel 2:44 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 7 lid 8 van deze statuten, te weten het bestuur van een gewest;
14.
gewestelijke afgevaardigden, de door en uit (leden van) de gewone leden gekozen afgevaardigden voor de ledenraad bedoeld in artikel 2:39 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 5 lid 2 en in artikel 13 lid 3 van deze statuten, die stemgerechtigd zijn in de ledenraad, hetgeen blijkt uit artikel 14 lid 4 van deze statuten;
15.
gewestelijke algemene vergadering, het orgaan bedoeld in artikel 2:40 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 7 lid 8 van deze statuten, te weten de algemene vergadering van een gewest;
16.
jaarlijkse ledenraad, de verplichte, jaarlijkse, in beginsel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar, te houden algemene vergadering van de bond bedoeld in artikel 13 lid 12 van deze statuten;
17.
jaarrekening, de balans en de staat van baten en lasten met de toelichting van de bond;
18.
langs elektronische weg, indien degene met wie wordt gecommuniceerd hiermee instemt, kunnen schriftelijke mededelingen aan respectievelijk van de bond geschieden door een langs elektronische weg toegezonden leesbaar en reproduceerbaar bericht aan het adres dat door de bond respectievelijk degene met wie wordt gecommuniceerd voor dit doel aan de degene met wie wordt gecommuniceerd respectievelijk de bond bekend is gemaakt;
2
19.
leden, zowel de gewone leden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a en lid 2 van deze statuten, als de gewesten, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub b en lid 3 van deze statuten, als de ereleden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c en lid 4 van deze statuten, als de leden van verdienste, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub d en lid 5 van deze statuten, als de buitengewone leden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub e en lid 6 van deze statuten, als de topsportledenatletenverenigingen, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub f en lid 7 van deze statuten, als de topsportledenmerkenteamsverenigingen, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub g en lid 8 van deze statuten, voor zover deze statuten geen nader onderscheid maken of het tegendeel uit het zinsverband blijkt;
20.
ledenraad, het orgaan bedoeld in artikel 2:40 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 13 lid 1 van deze statuten, te weten de uit afgevaardigden bestaande algemene vergadering van de bond bedoeld in artikel 2:39 van het Burgerlijk Wetboek;
21.
licentiehouders, de personen bedoeld in artikel 6 van deze statuten;
22.
lidmaatschap, zowel het lidmaatschap van de gewone leden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub a en lid 2 van deze statuten, als het lidmaatschap van de gewesten, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub b en lid 3 van deze statuten, als het lidmaatschap van de ereleden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub c en lid 4 van deze statuten, als het lidmaatschap van de leden van verdienste, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub d en lid 5 van deze statuten, als het lidmaatschap van de buitengewone leden, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub e en lid 6 van deze statuten, als het lidmaatschap van de topsportleden-atletenverenigingen, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub f en lid 7 van deze statuten, als het lidmaatschap van de topsportleden-merkenteamsverenigingen, bedoeld in artikel 5 lid 1 sub g en lid 8 van deze statuten, voor zover deze statuten geen nader onderscheid maken of het tegendeel uit het zinsverband blijkt;
23.
orgaan, het algemeen bestuur, de ledenraad, commissies met een rechtsprekende taak, alsmede andere instanties binnen de bond die bij of krachtens de wet of deze statuten met een vast omschreven taak zijn belast en aan wie daarbij beslissingsbevoegdheid is toegekend;
24.
reglementencommissie, het orgaan van de bond bedoeld in artikel 24 lid 3 van deze statuten;
25.
sectie, een niet rechtspersoonlijkheid bezittende organisatorische eenheid binnen de bond bedoeld in artikel 10 van deze statuten;
26.
stuurgroep breedtesport, de door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie bedoeld in artikel 11 van deze statuten, zijnde een commissie bedoeld in artikel 18 lid 3 van deze statuten;
27.
stuurgroep topsport, de door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie bedoeld in artikel 12 van deze statuten, zijnde een commissie bedoeld in artikel 18 lid 3 van deze statuten;
28.
topsportafgevaardigden-atleten, de door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen uit de leden van de topsportleden-atletenverenigingen gekozen afgevaardigden voor de ledenraad bedoeld in artikel 2:39 van het Burgerlijk Wetboek, in artikel 5 lid 7 en in artikel 13 lid 4 van deze statuten, die stemgerechtigd zijn in de ledenraad, hetgeen blijkt uit artikel 14 lid 4 van deze statuten;
29.
topsportafgevaardigden-merkenteams, de door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen uit (vertegenwoordigers van) de leden van de topsportleden-merkenteamsverenigingen gekozen afgevaardigden voor de ledenraad bedoeld in artikel 2:39 van het Burgerlijk Wetboek, in artikel 5 lid 8 en in artikel 13 lid 5 van deze statuten, die stemgerechtigd zijn in de ledenraad, hetgeen blijkt uit artikel 14 lid 4 van deze statuten;
30.
tuchtcommissie, het orgaan van de bond bedoeld in artikel 23 lid 2 van deze statuten; en
31.
tuchtreglement, het reglement van de bond bedoeld in artikel 23 lid 4 van deze statuten.
Naam en zetel Artikel 2 1.
De bond draagt de naam: Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond.
3
2.
Als verkorte naam gebruikt de bond: KNSB.
3.
De bond heeft zijn zetel in de gemeente Amersfoort.
Doel en werkterrein Artikel 3 1.
De bond stelt zich ten doel het bevorderen en het doen bevorderen van de schaatssport en de skatesport in Nederland in welke verschijningsvorm dan ook.
2.
De bond tracht dit doel te bereiken door alles te doen wat tot het in het vorige lid vermelde doel bevorderlijk kan zijn.
Geldmiddelen Artikel 4 1.
De geldmiddelen van de bond bestaan uit: a)
contributies van gewone leden en buitengewone leden;
b)
licentiegelden;
c)
subsidies;
d)
donaties, erfstellingen en legaten;
e)
andere inkomsten.
2.
Erfstellingen kunnen alleen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
Leden Artikel 5 1.
2.
De bond kent als leden: a)
gewone leden;
b)
gewesten;
c)
ereleden;
d)
leden van verdienste;
e)
buitengewone leden;
f)
topsportleden-atletenverenigingen;
g)
topsportleden-merkenteamsverenigingen. Gewone leden kunnen slechts zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, welke als zodanig door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenraad, zijn toegelaten. Gewone leden hebben als zodanig geen stemrecht in en toegang tot de vergaderingen van de ledenraad, maar kunnen wel middellijk of onmiddellijk deelnemen aan de verkiezing van de gewestelijke afgevaardigden.
3.
Gewesten kunnen slechts zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid, welke als zodanig door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenraad, zijn toegelaten. Gewesten hebben als zodanig geen stemrecht in en toegang tot de vergaderingen van de ledenraad, maar de gewestelijke algemene vergaderingen kiezen de gewestelijke afgevaardigden.
4.
Ereleden kunnen slechts zijn natuurlijke personen aan wie het erelidmaatschap is verleend door de ledenraad op voorstel van het algemeen bestuur. Ereleden hebben als zodanig geen stemrecht in de vergaderingen van de ledenraad en zijn als zodanig vrijgesteld van het betalen van contributie. Ereleden hebben toegang tot de jaarlijkse ledenraad bedoeld in artikel 13 lid 12 van deze statuten.
5.
Leden van verdienste kunnen slechts zijn natuurlijke personen aan wie het lidmaatschap van verdienste is verleend door het algemeen bestuur. Leden van verdienste hebben als zodanig geen stemrecht in de vergaderingen van de ledenraad en zijn
4
als zodanig vrijgesteld van het betalen van contributie. Leden van verdienste hebben toegang tot de jaarlijkse ledenraad bedoeld in artikel 13 lid 12 van deze statuten. 6.
Buitengewone leden kunnen slechts zijn rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, welke als zodanig door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenraad, zijn toegelaten. Buitengewone leden hebben als zodanig geen stemrecht in en toegang tot de vergaderingen van de ledenraad.
7.
Topsportleden-atletenverenigingen kunnen slechts zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die, naar het oordeel van het algemeen bestuur, dan wel de ledenraad, de belangen van die personen die als atleet de schaatssport of de skatesport als topsport beoefenen, in voldoende mate behartigen, welke als zodanig door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenraad, zijn toegelaten. Topsportleden-atletenverenigingen hebben als zodanig geen stemrecht in en toegang tot de vergaderingen van de ledenraad, maar kunnen wel middellijk of onmiddellijk deelnemen aan de verkiezing van de topsportafgevaardigden-atleten.
8.
Topsportleden-merkenteamsverenigingen kunnen slechts zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid die, naar het oordeel van het algemeen bestuur, dan wel de ledenraad, de belangen van die personen die in het verband van een merkenteam de schaatssport of de skatesport als topsport beoefenen, in voldoende mate behartigen, welke als zodanig door het algemeen bestuur, dan wel door de ledenraad, zijn toegelaten. Topsportleden-merkenteamsverenigingen hebben als zodanig geen stemrecht in en toegang tot de vergaderingen van de ledenraad, maar kunnen wel middellijk of onmiddellijk deelnemen aan de verkiezing van de topsportafgevaardigden-merkenteams.
9.
Ingeval van niet-toelating tot het lidmaatschap van de bond kan op verzoek van de betrokkene alsnog door de ledenraad op de eerstvolgende vergadering van de ledenraad tot toelating worden besloten.
10.
De toelatingsprocedure kan nader in een door de ledenraad vast te stellen reglement worden uitgewerkt, in welk reglement nadere vereisten aan de toelating tot het lidmaatschap van de bond kunnen worden gesteld.
11.
Het algemeen bestuur houdt een ledenregister bij waarin de namen en adressen van alle leden zijn opgenomen en waaruit tevens blijkt tot welke categorie lidmaatschap als bedoeld in artikel 5 lid 1 en tot welk gewest het lid behoort. Ieder lid kan daarvan op zijn verzoek bij toetreding een uittreksel ontvangen met betrekking tot zijn lidmaatschap. Het algemeen bestuur draagt zorg dat het ledenregister zodanig wordt bijgehouden, dat daaruit te allen tijde de samenstelling van de gewesten kan worden gekend. Ieder lid is verplicht zijn adres, alsmede wijzigingen daarin onverwijld schriftelijk of langs elektronische weg aan de bond op te geven. Met het oog op een snelle en eenvoudige bereikbaarheid van de leden, is het wenselijk als eveneens opgave wordt gedaan van andere communicatiemiddelen, zoals emailadres, telefoonnummer en telefaxnummer.
Licentiehouders Artikel 6 1.
De bond kent als licentiehouders: a)
natuurlijke personen, die lid zijn van een gewoon lid en als zodanig, mede op grond van het in artikel 8 lid 2 sub a bepaalde, zijn onderworpen aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond en die op grond van de door de bond aan hen verstrekte licentie gerechtigd zijn deel te nemen aan trainingen en wedstrijden, georganiseerd door of namens de bond;
b)
natuurlijke personen, die lid zijn van een gewoon lid en als zodanig, mede op grond van het in artikel 8 lid 2 sub a bepaalde, zijn onderworpen aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond en die op grond van de aan hen door de bond verstrekte technisch kader licentie gerechtigd zijn les te geven aan trainingsgroepen en de sub a bedoelde licentiehouders.
2.
Licentiehouders zijn in het kader van de licentieverlening een financiële bijdrage (licentiegelden) verschuldigd aan de bond. Indeling van gewone leden in gewesten inzake verkiezing gewestelijke afgevaardigden.
5
Artikel 7 1.
De bond kent gewesten waarin de gewone leden, die middellijk of onmiddellijk kunnen deelnemen aan de verkiezing van de gewestelijke afgevaardigden, zijn ingedeeld.
2.
Het doel van de gewesten is gelijk aan het doel van de bond, echter beperkt tot het gebied waarbinnen het gewest werkzaam is.
3.
De gewesten zijn verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en toegelaten als lid van de bond. Vaststelling of wijziging van de statuten van de gewesten behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur.
4.
De grenzen van de onderscheidenlijke gewesten worden door de ledenraad vastgesteld op voorstel van het algemeen bestuur na instemming van de betrokken gewesten.
5.
Een gewoon lid behoort tot het gewest tot hetwelk het als lid is toegelaten. Een gewoon lid wordt in beginsel door het algemeen bestuur ingedeeld bij het gewest, waarbinnen dit gewone lid zijn zetel heeft en als lid tot dat gewest toegelaten.
6.
In afwijking van het vorige lid kan een gewoon lid worden ingedeeld bij en als lid worden toegelaten tot een ander gewest dan waarin het zijn zetel heeft, indien het algemeen bestuur daarover met de desbetreffende gewesten en het desbetreffende gewone lid overeenstemming bereikt. Een zodanige overgang heeft betrekking op alle activiteiten van het desbetreffende gewone lid.
7.
De bond kent zoveel gewesten als er op enig moment door de ledenraad, op voorstel van het algemeen bestuur, zijn vastgesteld.
8.
Elk gewest kent een gewestelijk bestuur en een gewestelijke algemene vergadering, die zijn samengesteld en functioneren overeenkomstig het daaromtrent in de statuten van het gewest bepaalde. Elk gewoon lid kan, mits hij niet is geschorst, door middel van het uitoefenen van zijn stemrecht in de gewestelijke algemene vergadering van het gewest van hetwelk hij lid is middellijk of onmiddellijk deelnemen aan de verkiezing van de gewestelijke afgevaardigden.
Verplichtingen van de leden Artikel 8 1.
De leden van de bond zijn verplicht: a)
de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond na te leven;
b)
de belangen van de bond en van de schaatssport en de skatesport in het algemeen te dienen en niet te schaden;
c)
alle overige verplichtingen, die de bond in naam of ten behoeve van de leden aangaat of die uit het lidmaatschap van de bond voortvloeien, te aanvaarden en na te komen.
2.
De gewone leden, de gewesten, de buitengewone leden die een vereniging zijn, de topsportleden-atletenverenigingen en de topsportleden-merkenteamsverenigingen zijn daarnaast verplicht: a)
in hun statuten een bepaling op te nemen en opgenomen te houden, krachtens welke natuurlijke personen of rechtspersonen die als lid toetreden of zijn toegetreden tot het desbetreffende gewone lid casu quo het desbetreffende gewest casu quo het desbetreffende buitengewone lid casu quo de desbetreffende topsportlid-atletenvereniging casu quo de desbetreffende topsportlid-merkenteamsvereniging, daardoor onderworpen zijn aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond;
b)
ieder jaar, op de door het algemeen bestuur bij reglement bepaalde wijze, een voor hen bindende opgave van hun leden op dertig juni daaraan voorafgaand (peildatum) te verstrekken aan de bond;
c) 3.
vaststelling of wijziging van hun statuten ter goedkeuring voor te leggen aan het algemeen bestuur. De buitengewone leden die een stichting zijn, zijn verplicht:
6
a)
in hun statuten een bepaling op te nemen en opgenomen te houden, krachtens welke natuurlijke personen die toetreden tot casu quo zich aansluiten bij of zijn toegetreden tot casu quo zijn aangesloten bij het desbetreffende buitengewone lid daardoor onderworpen zijn aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond;
b) 4.
vaststelling of wijziging van hun statuten ter goedkeuring voor te leggen aan het algemeen bestuur. De gewone leden, de gewesten, de buitengewone leden, de topsportleden-atletenverenigingen en de topsportledenmerkenteamsverenigingen zijn bovendien verplicht:
a)
in hun statuten een bepaling op te nemen en opgenomen te houden krachtens welke natuurlijke personen, die een al dan niet betaalde functie binnen het desbetreffende gewone lid casu quo het desbetreffende gewest casu quo het desbetreffende buitengewone lid casu quo de desbetreffende topsportlid-atletenvereniging casu quo de desbetreffende topsportlidmerkenteamsvereniging uitoefenen of zullen uitoefenen, met uitzondering van hen, die uitsluitend door een financiële bijdrage dat gewone lid casu quo dat gewest casu quo dat buitengewone lid casu quo die topsportlid-atletenvereniging casu quo die topsportlid-merkenteamsvereniging steunen of zullen steunen en van hen die met de schaatssport en de skatesport generlei bemoeienis hebben of zullen hebben, zich onderwerpen aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond;
b)
om te bereiken dat de sub a omschreven natuurlijke personen eveneens onderworpen zijn aan de statuten, reglementen en besluiten van de bond en van de organen van de bond, alle nodige maatregelen te nemen en alle vereiste regelingen te treffen; zo nodig is een gewoon lid casu quo een gewest casu quo een buitengewoon lid casu quo een topsportlidatletenvereniging casu quo een topsportlid-merkenteamsvereniging verplicht met iedere zodanige individuele persoon een daartoe strekkende overeenkomst aan te gaan;
c)
ervoor te zorgen dat hun statuten en reglementen de bepalingen bevatten, waarvan opneming bij of krachtens deze statuten en/of de reglementen van de bond verplicht wordt gesteld;
d)
ervoor te zorgen dat hun statuten en reglementen geen bepalingen bevatten, welke in strijd zijn met deze statuten en/of de reglementen van de bond;
e)
een wijziging in de samenstelling van hun bestuur zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee maanden na de wijziging schriftelijk of langs elektronische weg mede te delen aan de bond.
5.
Behalve de in deze statuten vermelde verplichtingen kunnen door de bond slechts verplichtingen aan de leden worden opgelegd na voorafgaande toestemming van de ledenraad.
6.
Een lid kan de toepasselijkheid van een besluit waarbij andere verplichtingen dan van geldelijke aard zijn verzwaard, met i nachtneming van het bepaalde in artikel 9 lid 6, door opzegging van het lidmaatschap te zijnen opzichte uitsluiten.
7.
Gewone leden en buitengewone leden zijn jaarlijks gehouden tot het betalen van contributie, waarvan de hoogte door de ledenraad zal worden vastgesteld. Zij kunnen daartoe in categorieën worden ingedeeld, die een verschillende contributie betalen.
8.
Wanneer het lidmaatschap in de loop van het verenigingsjaar eindigt, blijft men de contributie voor het gehele verenigingsjaar verschuldigd.
9.
Voor zover dit voortvloeit uit de relatie tussen de bond en de International Skating Union (ISU) respectievelijk de Fédération Internationale de Roller Sports (FIRS) respectievelijk de Confédération Européenne de Roller Skating (CERS), zijn de leden, de leden van leden, de aangeslotenen bij leden en de licentiehouders verplicht zich te houden aan de statuten, reglementen en besluiten van (organen van) de ISU respectievelijk de FIRS respectievelijk de CERS.
10.
Het is leden, leden van leden, aangeslotenen bij leden en licentiehouders verboden stimulerende middelen (doping) te gebruiken of doen gebruiken. Leden, leden van leden, aangeslotenen bij leden en licentiehouders zijn verplicht hun volledige medewerking te geven aan dopingcontroles en zich te houden aan het dopingreglement van de bond.
7
Einde lidmaatschap Artikel 9 1.
Het lidmaatschap van de bond eindigt: a)
door de dood van het lid, indien het een natuurlijk persoon betreft; bij een lid, rechtspersoon zijnde, eindigt zijn lidmaatschap doordat hij ophoudt te bestaan;
2.
b)
door opzegging door het lid;
c)
door opzegging door de bond;
d)
door ontzetting. De bond kan het lidmaatschap opzeggen wanneer een lid heeft opgehouden aan de vereisten voor het lidmaatschap bij de statuten gesteld te voldoen, wanneer hij zijn verplichtingen jegens de bond niet nakomt, alsook wanneer redelijkerwijs van de bond niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. Opzegging door de bond geschiedt door het algemeen bestuur. Indien de bond het lidmaatschap van een gewoon lid dan wel van een buitengewoon lid beëindigt, is het gewest tot hetwelk het betrokken gewone lid dan wel het betrokken buitengewone lid als lid is toegelaten, gehouden het lidmaatschap van het desbetreffende gewone lid dan wel van het desbetreffende buitengewone lid door opzegging met onmiddellijke ingang te beëindigen.
3.
Opzegging van het lidmaatschap door het lid of door de bond kan slechts schriftelijk of langs elektronische weg geschieden en tegen het einde van een verenigingsjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste vier weken. Het lidmaatschap kan echter onmiddellijk worden beëindigd indien van de bond of van het lid redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.
4.
Een opzegging in strijd met het bepaalde in het vorige lid doet het lidmaatschap eindigen op het vroegst toegelaten tijdstip volgende op de datum waartegen was opgezegd.
5.
Een lid kan zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang opzeggen binnen een maand nadat hem een besluit is meegedeeld tot omzetting van de bond in een andere rechtsvorm tot fusie of tot splitsing.
6.
Een lid is niet bevoegd zijn lidmaatschap met onmiddellijke ingang op te zeggen in het geval zijn geldelijke rechten en verplichtingen worden gewijzigd. Een opzegging als bedoeld in artikel 8 lid 6 dient te geschieden binnen één maand na publicatie van het bedoelde besluit in het bondsblad, dan wel op de officiële website van de bond.
7.
Ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de bond of van organen van de bond handelt, of de bond op onredelijke wijze benadeelt. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het algemeen bestuur, tenzij de tuchtcommissie het daartoe bevoegde orgaan van de bond is. Indien de bond het lidmaatschap van een gewoon lid dan wel van een buitengewoon lid beëindigt, is het gewest tot hetwelk het betrokken gewone lid dan wel het betrokken buitengewone lid als lid is toegelaten, gehouden het lidmaatschap van het desbetreffende gewone lid dan wel van het desbetreffende buitengewone lid door opzegging met onmiddellijke ingang te beëindigen.
8.
Van een besluit tot opzegging van het lidmaatschap door de bond op grond dat een lid zijn verplichtingen jegens de bond niet nakomt, alsook dat redelijkerwijs van de bond niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren en van een besluit van het algemeen bestuur tot ontzetting staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep op de ledenraad open. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit met opgave van redenen in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst, met dien verstande dat het geschorste lid het recht heeft zich in de vergadering van de ledenraad, waarin het beroep wordt behandeld, te verweren.
8
Van een besluit van de tuchtcommissie tot ontzetting staat de betrokkene beroep open zoals nader bepaald in het tuchtreglement. Hij wordt daartoe ten spoedigste schriftelijk van het besluit met opgave van redenen in kennis gesteld. Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het lid geschorst. 9.
Behalve voor zover het betreft een lid, rechtspersoon zijnde, in geval van het hebben opgehouden te bestaan en voor zover het betreft een lid, natuurlijk persoon zijnde, in geval van overlijden en behalve in geval van ontzetting, wordt een lid dat heeft opgezegd, geacht nog lid te zijn zolang het niet heeft voldaan aan de geldelijke verplichtingen ten opzichte van de bond of zijn organen, of zolang enige aangelegenheid waarbij het lid is betrokken niet is afgewikkeld. De tenuitvoerlegging van een opgelegde straf is daarbij inbegrepen. Gedurende deze periode kan het betrokken lid geen lidmaatschapsrechten uitoefenen. Het algemeen bestuur stelt alsdan de datum vast waarop het lidmaatschap eindigt.
Secties Artikel 10 1.
Ter behartiging van de nationale en gewesten overstijgende wedstrijdsportbelangen van de schaatssport en de skatesport kent de bond secties. De te onderscheiden secties worden genoemd in het algemeen reglement.
2.
Elke sectie wordt bestuurd door een sectiebestuur. Leden van een sectiebestuur worden benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur in beginsel op bindende voordracht van de desbetreffende gezamenlijke gewestelijke technische commissies, een en ander op de wijze als nader uitgewerkt in het algemeen reglement. De leden van de sectiebesturen worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, herbenoembaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar.
3.
De taken en bevoegdheden van de sectiebesturen worden geregeld in het algemeen reglement.
Stuurgroep breedtesport Artikel 11 1.
De bond kent de door het algemeen bestuur ingestelde permanente stuurgroep breedtesport. De stuurgroep breedtesport heeft tot taak op het terrein van het breedtesportbeleid inzake de schaatssport en de skatesport te initiëren, te adviseren, te ontwikkelen en te entameren. De stuurgroep breedtesport volgt nauwgezet de wijze waarop de schaatssport en de skatesport als breedtesport gestalte krijgen en neemt actief deel in de beleidsvorming. De stuurgroep breedtesport staat het algemeen bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de stuurgroep breedtesport zich naar het belang van de leden die de schaatssport of de skatesport als breedtesport (doen) beoefenen.
2.
De stuurgroep breedtesport is een door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie als bedoeld in artikel 18 lid 3, die op basis van de door het bondsbureau ingebrachte conceptbeleidsplannen en conceptbegrotingen adviseert aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur is bevoegd te beslissen tot het geheel of ten dele niet overnemen van deze adviezen, doch dient hiervan schriftelijk en gemotiveerd aan de stuurgroep breedtesport, alsmede aan de ledenraad, mededeling te doen.
3.
Het algemeen bestuur verschaft de stuurgroep breedtesport tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens, zoals nadere richtlijnen voor het inhoudelijke beleid en de financiële ruimte die voor de conceptbegroting op het gebied van de schaatssport en de skatesport als breedtesport beschikbaar is.
4.
De stuurgroep breedtesport kan zich door een of meer deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Een en ander wordt nader geregeld in het reglement bedoeld in lid 13.
5.
De stuurgroep breedtesport bestaat uit zoveel stuurgroepleden als de bond gewesten kent en uit de directeur sport. De leden van de stuurgroep breedtesport kiezen uit hun midden een voorzitter. Een niet voltallige stuurgroep breedtesport behoudt zijn bevoegdheden.
9
6.
Alleen meerderjarige natuurlijke personen die de functie van voorzitter, vice-voorzitter, secretaris of penningmeester binnen een gewestelijk bestuur vervullen en de directeur sport kunnen tot lid van de stuurgroep breedtesport worden benoemd. De leden van de stuurgroep breedtesport worden benoemd door het algemeen bestuur met inachtneming van het bepaalde in dit artikel. De leden van de stuurgroep breedtesport worden, met uitzondering van de directeur sport, op voordracht van de gewestelijke besturen benoemd. Elk gewestelijk bestuur is bevoegd uit zijn midden één gewestelijk bestuurslid voor benoeming tot lid van de stuurgroep breedtesport voor te dragen. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. De directeur sport wordt als zodanig door het algemeen bestuur tot lid van de stuurgroep breedtesport benoemd.
7.
Het algemeen bestuur geeft terstond na het ontstaan van een vacature inzake een lid van de stuurgroep breedtesport daarvan schriftelijk of langs elektronische weg kennis aan het gewestelijk bestuur, dat bevoegd is tot het opmaken van een voordracht ter vervulling van de vacature.
8.
Het algemeen bestuur benoemt het voorgedragen lid van de stuurgroep breedtesport, doch is bevoegd te besluiten tot afwijzing van de voordracht en niet-benoeming van het voorgedragen lid van de stuurgroep breedtesport, indien van het algemeen bestuur redelijkerwijze niet verlangd kan worden om het voorgedragen lid van de stuurgroep breedtesport te benoemen. Van een besluit tot afwijzing van de voordracht en niet-benoeming geeft het algemeen bestuur terstond schriftelijk of langs elektronische weg kennis aan het desbetreffende gewestelijk bestuur onder opgave van de overwegingen welke tot het desbetreffende besluit hebben geleid. Alsdan wordt het desbetreffende gewestelijk bestuur in de gelegenheid gesteld een nieuwe voordracht op te maken ter vervulling van de vacature en wordt de in dit artikel beschreven procedure herhaald totdat het desbetreffende lid van de stuurgroep breedtesport is benoemd op voordracht van het desbetreffende gewestelijk bestuur.
9.
De leden van de stuurgroep breedtesport, met uitzondering van de directeur sport, die wordt benoemd voor de tijd dat hij die functie binnen de bond vervult, worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar.
10.
De stuurgroep breedtesport stelt een rooster vast dat voorziet in periodiek aftreden van de leden van de stuurgroep breedtesport, niet zijnde de directeur sport, en is bevoegd zodanig rooster te wijzigen. Vaststelling van of wijziging in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een zittend lid van de stuurgroep breedtesport tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij is benoemd, verstreken is. Een tussentijds benoemd lid van de stuurgroep breedtesport neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
11.
Een aftredend lid van de stuurgroep breedtesport kan ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, worden herbenoemd, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Hetgeen in deze statuten over de benoeming van de leden van de stuurgroep breedtesport is bepaald is van overeenkomstige toepassing op de herbenoeming van de leden van de stuurgroep breedtesport.
12.
Een lid van stuurgroep breedtesport defungeert: a)
door zijn overlijden;
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 10;
c)
door zijn vrijwillig aftreden;
d)
door zijn ontslag verleend door het algemeen bestuur om gewichtige redenen alsmede om redenen dat met het desbetreffende lid van de stuurgroep breedtesport structurele onenigheid van inzichten bestaat, zich een onverenigbaarheid van belangen voordoet of het desbetreffende lid onvoldoende functioneert;
e)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
10
f)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
g)
doordat hij niet langer de functie van voorzitter, vice-voorzitter, secretaris of penningmeester van een gewestelijk bestuur vervult;
h) 13.
doordat hij niet langer de functie van directeur sport vervult. De stuurgroep breedtesport stelt in een reglement van de stuurgroep breedtesport regels vast omtrent de besluitvorming en de werkwijze van de stuurgroep breedtesport, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Vaststelling of wijziging van het reglement van de stuurgroep breedtesport behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur.
Stuurgroep topsport Artikel 12 1.
De bond kent de door het algemeen bestuur ingestelde permanente stuurgroep topsport. De stuurgroep topsport heeft tot taak op het terrein van het topsportbeleid inzake de schaatssport en de skatesport te initiëren, te adviseren, te ontwikkelen en te entameren. De stuurgroep topsport volgt nauwgezet de wijze waarop de schaatssport en de skatesport als topsport gestalte krijgen en neemt actief deel in de beleidsvorming. De stuurgroep topsport staat het algemeen bestuur met raad terzijde. Bij de vervulling van hun taak richten de leden van de stuurgroep topsport zich naar het belang van de leden die de schaatssport of de skatesport als topsport (doen) beoefenen.
2.
De stuurgroep topsport is een door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie als bedoeld in artikel 18 lid 3, die op basis van de door het bondsbureau ingebrachte conceptbeleidsplannen en conceptbegrotingen adviseert aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur is bevoegd te beslissen tot het geheel of ten dele niet overnemen van deze adviezen, doch dient hiervan schriftelijk en gemotiveerd aan de stuurgroep topsport, alsmede aan de ledenraad, mededeling te doen.
3.
Het algemeen bestuur verschaft de stuurgroep topsport tijdig de voor de uitoefening van diens taak noodzakelijke gegevens, zoals nadere richtlijnen voor het inhoudelijke beleid en de financiële ruimte die voor de conceptbegroting op het gebied van de schaatssport en de skatesport als topsport beschikbaar is.
4.
De stuurgroep topsport kan zich door een of meer deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Een en ander wordt nader geregeld in het reglement bedoeld in lid 13.
5.
De stuurgroep topsport bestaat uit ten hoogste zeven stuurgroepleden, waaronder de directeur sport. Alleen meerderjarige natuurlijke personen kunnen tot lid van de stuurgroep topsport worden benoemd. De leden van de stuurgroep topsport kiezen uit hun midden een voorzitter. Een niet voltallige stuurgroep topsport behoudt zijn bevoegdheden.
6.
De leden van de stuurgroep topsport worden benoemd door het algemeen bestuur met inachtneming van het volgende: a)
twee leden van de stuurgroep topsport worden, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, op voordracht van de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverengingen uit de leden van de topsportleden-atletenverenigingen benoemd;
b)
twee leden van de stuurgroep topsport worden, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, op voordracht van de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen uit (vertegenwoordigers van) de leden van de topsportleden-merkenteamsverenigingen benoemd;
c)
twee leden van de stuurgroep topsport worden, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, benoemd op voordracht als volgt; zij worden geselecteerd op basis van een door het algemeen bestuur vastgestelde actuele profielschets; de selectie van deze twee leden van de stuurgroep topsport vindt plaats op basis van een open procedure met een selectiecommissie bestaande uit een lid van het algemeen bestuur, een gewestelijk voorzitter, een sectievoorzitter, alsmede een lid van de
11
stuurgroep topsport; het algemeen bestuur benoemt deze twee leden van de stuurgroep topsport op voordracht van deze selectiecommissie; een en ander wordt nader geregeld in het reglement bedoeld in lid 13; d)
de directeur sport wordt als zodanig tot lid van de stuurgroep topsport benoemd. In ontstane vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. In het algemeen reglement wordt bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en van de topsportleden-merkenteamsverenigingen terzake dienen te vergaderen, te besluiten en te berichten.
7.
Het algemeen bestuur geeft terstond na het ontstaan van een vacature inzake een lid van de stuurgroep topsport daarvan schriftelijk of langs elektronische weg kennis aan de instantie, die bevoegd is tot het opmaken van de voordracht ter vervulling van de vacature.
8.
Het algemeen bestuur benoemt het voorgedragen lid van de stuurgroep topsport, doch is bevoegd te besluiten tot afwijzing van de voordracht en niet-benoeming van het voorgedragen lid van de stuurgroep topsport, indien van het algemeen bestuur redelijkerwijze niet verlangd kan worden om het voorgedragen lid van de stuurgroep topsport te benoemen. Van een besluit tot afwijzing van de voordracht en niet-benoeming geeft het algemeen bestuur terstond schriftelijk of langs elektronische weg kennis aan de desbetreffende instantie onder opgave van de overwegingen welke tot het desbetreffende besluit hebben geleid. Alsdan wordt de desbetreffende instantie in de gelegenheid gesteld een nieuwe voordracht op te maken ter vervulling van de vacature en wordt de in dit artikel beschreven procedure herhaald totdat het desbetreffende lid van de stuurgroep topsport is benoemd op voordracht van de desbetreffende instantie.
9.
De leden van de stuurgroep topsport, met uitzondering van de directeur sport, die wordt benoemd voor de tijd dat hij die functie binnen de bond vervult, worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar.
10.
De stuurgroep topsport stelt een rooster vast dat voorziet in periodiek aftreden van de leden van de stuurgroep topsport, niet zijnde de directeur sport, en is bevoegd zodanig rooster te wijzigen. Vaststelling van of wijziging in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een zittend lid van de stuurgroep topsport tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij is benoemd, verstreken is. Een tussentijds benoemd lid van de stuurgroep topsport neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
11.
Een aftredend lid van de stuurgroep topsport kan ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, worden herbenoemd, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Hetgeen in deze statuten over de benoeming van de leden van de stuurgroep topsport is bepaald is van overeenkomstige toepassing op de herbenoeming van de leden van de stuurgroep topsport.
12.
Een lid van stuurgroep topsport defungeert: a)
door zijn overlijden;
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 10;
a)
door zijn vrijwillig aftreden;
b)
door zijn ontslag verleend door het algemeen bestuur om gewichtige redenen alsmede om redenen dat met het desbetreffende lid van de stuurgroep topsport structurele onenigheid van inzichten bestaat, zich een onverenigbaarheid van belangen voordoet of het desbetreffende lid onvoldoende functioneert;
c)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
d)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
e)
doordat hij niet langer voldoet aan de in de in lid 6 sub c bedoelde actuele profielschets aan hem gestelde vereisten;
12
f) 13.
doordat hij niet langer de functie van directeur sport vervult. De stuurgroep topsport stelt in een reglement van de stuurgroep topsport regels vast omtrent de besluitvorming en de werkwijze van de stuurgroep topsport, in aanvulling op hetgeen daaromtrent in deze statuten is bepaald. Vaststelling of wijziging van het reglement van de stuurgroep topsport behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur.
Ledenraad: bevoegdheden en samenstelling Artikel 13 1.
De ledenraad is de uit de afgevaardigden bestaande algemene vergadering van de bond. Aan de ledenraad komen in de bond alle bevoegdheden toe, die niet door de wet of de statuten aan andere organen zijn opgedragen.
2.
De ledenraad bestaat in totaal uit dertig (30) afgevaardigden, te weten vierentwintig (24) gewestelijke afgevaardigden, drie (3) topsportafgevaardigden-atleten en drie (3) topsportafgevaardigden-merkenteams, welke afgevaardigden worden gekozen overeenkomstig het in dit artikel bepaalde.
3.
Door de gewestelijk algemene vergadering van elk gewest worden uit (leden van) de gewone leden die lid zijn van het betrokken gewest drie gewestelijke afgevaardigden gekozen. Gewestelijke afgevaardigden worden gekozen voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn, al dan niet aansluitend, ten hoogste tweemaal herkiesbaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Alleen meerderjarige natuurlijke personen kunnen tot gewestelijke afgevaardigde worden gekozen. Een lid van een stuurgroep, van een commissie bedoeld in artikel 18 leden 2 en 3 of van een sectiebestuur kan niet tot gewestelijke afgevaardigde worden gekozen.
4.
Door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen worden uit de leden van de topsportledenatletenverenigingen drie topsportafgevaardigden-atleten gekozen. Topsportafgevaardigden-atleten worden gekozen voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn, al dan niet aansluitend, ten hoogste tweemaal herkiesbaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Alleen meerderjarige natuurlijke personen kunnen tot topsportafgevaardigde-atleten worden gekozen. Een lid van een stuurgroep, van een commissie bedoeld in artikel 18 leden 2 en 3 of van een sectiebestuur kan niet tot topsportafgevaardigde-atleten worden gekozen. In het algemeen reglement wordt bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen terzake dienen te vergaderen, te besluiten en te berichten.
5.
Door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen worden uit (vertegenwoordigers van) de leden van de topsportleden-merkenteamsverenigingen drie topsportafgevaardigden-merkenteams gekozen. Topsportafgevaardigden-merkenteams worden gekozen voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn, al dan niet aansluitend, ten hoogste tweemaal herkiesbaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Alleen meerderjarige natuurlijke personen kunnen tot topsportafgevaardigde-merkenteams worden gekozen. Een lid van een stuurgroep, van een commissie bedoeld in artikel 18 leden 2 en 3 of van een sectiebestuur kan niet tot topsportafgevaardigde-merkenteams worden gekozen. In het algemeen reglement wordt bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportledenmerkenteamsverenigingen terzake dienen te vergaderen, te besluiten en te berichten.
6.
Van de verkiezing van de gewestelijke afgevaardigden wordt door het gewestelijk bestuur van het desbetreffende gewest terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur. Alleen de op vooromschreven wijze gekozen en bij het algemeen bestuur aangemelde gewestelijke afgevaardigden kunnen stemrecht uitoefenen ter vergadering van de ledenraad. Het algemeen bestuur houdt een rooster van aftreden van gewestelijke afgevaardigden bij. Een tussentijds verkozen gewestelijke afgevaardigde neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
7.
Een gewestelijke afgevaardigde defungeert: a)
door zijn overlijden;
13
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is verkozen of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 6;
a)
door zijn vrijwillig aftreden;
b)
door zijn ontslag verleend door de gewestelijke algemene vergadering door welke hij is verkozen;
c)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
d)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
e)
doordat hij niet langer lid is van een gewoon lid dat behoort tot het gewest, waarvan hij tot gewestelijke afgevaardigde werd verkozen. Van het defungeren van een gewestelijke afgevaardigde wordt door het gewestelijk bestuur van het desbetreffende gewest terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur.
8.
Van de verkiezing van de topsportafgevaardigden-atleten wordt door de gezamenlijke besturen van de topsportledenatletenverenigingen terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur. In het algemeen reglement wordt bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen terzake dienen te handelen. Alleen de op vooromschreven wijze gekozen en bij het algemeen bestuur aangemelde topsportafgevaardigdenatleten kunnen stemrecht uitoefenen ter vergadering van de ledenraad. Het algemeen bestuur houdt een rooster van aftreden van topsportafgevaardigden-atleten bij. Een tussentijds verkozen topsportafgevaardigde-atleten neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
9.
Een topsportafgevaardigde-atleten defungeert: a)
door zijn overlijden;
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is verkozen of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 8;
c)
door zijn vrijwillig aftreden;
d)
door zijn ontslag verleend door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen;
e)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
f)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
g)
doordat hij niet langer lid is van een topsportlid-atletenvereniging. Van het defungeren van een topsportafgevaardigde-atleten wordt, overeenkomstig het daaromtrent in het algemeen reglement bepaalde, door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur.
10.
Van de verkiezing van de topsportafgevaardigden-merkenteams wordt door de gezamenlijke besturen van de topsportledenmerkenteamsverenigingen terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur. In het algemeen reglement wordt bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen terzake dienen te handelen. Alleen de op vooromschreven wijze gekozen en bij het algemeen bestuur aangemelde topsportafgevaardigden-merkenteams kunnen stemrecht uitoefenen ter vergadering van de ledenraad. Het algemeen bestuur houdt een rooster van aftreden van topsportafgevaardigden-merkenteams bij. Een tussentijds verkozen topsportafgevaardigde-merkenteams neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
11.
Een topsportafgevaardigde-merkenteams defungeert:
14
a)
door zijn overlijden;
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is verkozen of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 10;
a)
door zijn vrijwillig aftreden;
b)
door zijn ontslag verleend door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen;
c)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
d)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
e)
doordat hij niet langer (vertegenwoordiger van een) lid van een topsportlid-merkenteamsvereniging is. Van het defungeren van een topsportafgevaardigde-merkenteams wordt, overeenkomstig het daaromtrent in het algemeen reglement bepaalde, door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen terstond schriftelijk of langs elektronische weg mededeling gedaan aan het algemeen bestuur.
12.
De jaarlijkse ledenraad wordt, behoudens verlenging van deze termijn door de ledenraad, gehouden binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. In de jaarlijkse ledenraad wordt in ieder geval aan de orde gesteld: a)
het jaarverslag van het algemeen bestuur;
b)
de goedkeuring van de jaarrekening;
c)
de verlening van decharge aan het algemeen bestuur voor het gevoerde beleid over het afgelopen boekjaar, voor zover van dat beleid uit de jaarrekening blijkt of over dat beleid in de vergadering van de ledenraad mededelingen zijn gedaan;
d)
de vaststelling van de begroting van het algemeen bestuur, van de beleidsplannen en van de contributie, indien en voor zover deze onderwerpen niet in de in de eerste zin van het volgende lid bedoelde vergadering van de ledenraad aan de orde zijn of worden gesteld;
e)
de voorziening in eventuele vacatures, overeenkomstig hetgeen daaromtrent bij of krachtens deze statuten en het algemeen reglement is bepaald;
f)
de voorstellen van het algemeen bestuur of van een zodanig aantal afgevaardigden als is gerechtigd tot het uitbrengen van ten minste een tiende gedeelte van het aantal stemmen dat in een voltallige ledenraad kan worden uitgebracht, aangekondigd bij de oproeping voor de vergadering van de ledenraad.
13.
Daarnaast wordt jaarlijks ten minste nog één andere, door het algemeen bestuur bijeen te roepen, vergadering van de ledenraad gehouden, waarin in ieder geval aan de orde wordt gesteld: a)
de vaststelling van de begroting van het algemeen bestuur, van de beleidsplannen en van de contributie, indien en voor zover deze onderwerpen niet in de jaarlijkse ledenraad aan de orde zijn of worden gesteld;
b)
de voorziening in eventuele vacatures, overeenkomstig hetgeen daaromtrent bij of krachtens deze statuten en het algemeen reglement is bepaald;
c)
de voorstellen van het algemeen bestuur of van een zodanig aantal afgevaardigden als is gerechtigd tot het uitbrengen van ten minste een tiende gedeelte van het aantal stemmen dat in een voltallige ledenraad kan worden uitgebracht, aangekondigd bij de oproeping voor de vergadering van de ledenraad. Andere vergaderingen van de ledenraad worden gehouden zo dikwijls het algemeen bestuur dit wenselijk oordeelt.
14.
Voorts is het algemeen bestuur op schriftelijk verzoek van een zodanig aantal afgevaardigden als is gerechtigd tot het uitbrengen van ten minste een tiende gedeelte van het aantal stemmen dat in een voltallige ledenraad kan worden uitgebracht, verplicht tot het bijeenroepen van een vergadering van de ledenraad op een termijn van niet langer dan vier weken. Aan de eis van schriftelijkheid van het verzoek wordt voldaan indien het verzoek elektronisch is vastgelegd. Indien
15
aan het verzoek binnen veertien dagen geen gevolg wordt gegeven, kunnen de verzoekers zelf tot die bijeenroeping overgaan door oproeping overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 of bij advertentie in ten minste één landelijk dagblad, met inachtneming van de in artikel 17 bedoelde oproepingstermijn. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan leden van het algemeen bestuur belasten met de leiding van de vergadering van de ledenraad en het opstellen van de notulen.
Ledenraad: toegang en stemrecht Artikel 14 1.
Toegang tot de vergaderingen van de ledenraad hebben de afgevaardigden, de leden van het algemeen bestuur, de algemeen directeur en de directeur sport. Voorts hebben tot de vergaderingen van de ledenraad toegang zij die daartoe door het algemeen bestuur zijn uitgenodigd, met dien verstande dat de ereleden en de leden van verdienste toegang hebben tot de jaarlijkse ledenraad bedoeld in artikel 13 lid 12 van deze statuten. Geen toegang hebben ereleden, leden van verdienste en leden van het algemeen bestuur die als zodanig zijn geschorst.
2.
Over toelating van andere dan de in het vorige lid bedoelde personen beslist de voorzitter van de vergadering van de ledenraad.
3.
De afgevaardigden, de leden van het algemeen bestuur, de algemeen directeur en de directeur sport hebben het recht in de vergadering van de ledenraad het woord te voeren. Andere personen hebben dit recht indien en voor zover de voorzitter van de vergadering hen het woord verleend heeft.
4.
Stemgerechtigd in de vergadering van de ledenraad zijn de afgevaardigden met inachtneming van het volgende: a)
elke gewestelijke afgevaardigde van een gewest waarvoor geldt dat de tot dat gewest behorende gewone leden gezamenlijk een ledenaantal hebben van ten hoogste vijftienduizend (15.000) heeft het recht om ter vergadering van de ledenraad één (1) stem uit te brengen;
b)
elke gewestelijke afgevaardigde van een gewest waarvoor geldt dat de tot dat gewest behorende gewone leden gezamenlijk een ledenaantal hebben van ten minste vijftienduizend één (15.001) en ten hoogste dertigduizend (30.000) heeft het recht om ter vergadering van de ledenraad twee (2) stemmen uit te brengen;
c)
elke gewestelijke afgevaardigde van een gewest waarvoor geldt dat de tot dat gewest behorende gewone leden gezamenlijk een ledenaantal hebben van ten minste dertigduizend één (30.001) heeft het recht om ter vergadering van de ledenraad drie (3) stemmen uit te brengen;
d)
elke topsportafgevaardigde-atleten heeft het recht om ter vergadering van de ledenraad één (1) stem uit te brengen;
e)
elke topsportafgevaardigde-merkenteams heeft het recht om ter vergadering van de ledenraad één (1) stem uit te brengen;
f)
een gewestelijke afgevaardigde kan door een andere daartoe schriftelijk gevolmachtigde gewestelijke afgevaardigde van hetzelfde gewest ter vergadering van de ledenraad zijn stem(men) doen uitbrengen. Een gewestelijke afgevaardigde kan als gevolmachtigde slechts voor één andere gewestelijke afgevaardigde ter vergadering zijn stem(men) uitbrengen. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt ook voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd. Het is een gewestelijke afgevaardigde slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan een vorenbedoelde volmacht te verlenen, een en ander op de wijze als nader uitgewerkt in het algemeen reglement;
g)
een topsportafgevaardigde-atleten kan door een andere daartoe schriftelijk gevolmachtigde topsportafgevaardigde-atleten ter vergadering van de ledenraad zijn stem doen uitbrengen. Een topsportafgevaardigde-atleten kan als gevolmachtigde slechts voor één andere topsportafgevaardigde-atleten ter vergadering zijn stem uitbrengen. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt ook voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd. Het is een topsportafgevaardigde-atleten slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan een vorenbedoelde volmacht te verlenen, een en ander op de wijze als nader uitgewerkt in het algemeen reglement;
16
h)
een topsportafgevaardigde-merkenteams kan door een andere daartoe schriftelijk gevolmachtigde topsportafgevaardigde-merkenteams ter vergadering van de ledenraad zijn stem doen uitbrengen. Een topsportafgevaardigde-merkenteams kan als gevolmachtigde slechts voor één andere topsportafgevaardigdemerkenteams ter vergadering zijn stem uitbrengen. Aan de eis van schriftelijkheid van de volmacht wordt ook voldaan indien de volmacht elektronisch is vastgelegd. Het is een topsportafgevaardigde-merkenteams slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan een vorenbedoelde volmacht te verlenen, een en ander op de wijze als nader uitgewerkt in het algemeen reglement;
i) 5.
een afgevaardigde is bevoegd zijn stem(men) gewogen en zonder last uit te brengen. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een afgevaardigde ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel aan de vergaderingen van de ledenraad deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem(men) uitbrengen. Daartoe is vereist dat de afgevaardigde via het elektronisch communicatiemiddel i) kan worden geïdentificeerd, ii) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, iii) kan deelnemen aan de beraadslaging en iv) het stemrecht kan uitoefenen.
6.
Nadere regels omtrent het deelnemen aan en het stemmen in vergaderingen van de ledenraad door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen in het algemeen reglement worden vastgesteld.
Ledenraad: voorzitterschap en notulen Artikel 15 1.
De vergaderingen van de ledenraad worden geleid door de voorzitter van het algemeen bestuur. Ontbreekt de voorzitter, dan treedt een van de andere leden van het algemeen bestuur door het algemeen bestuur aan te wijzen als voorzitter op. Wordt ook op deze wijze niet in het voorzitterschap voorzien, dan voorziet de ledenraad daarin zelf.
2.
Van het verhandelde in elke vergadering van de ledenraad worden notulen opgemaakt. Deze notulen worden in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering van de ledenraad vastgesteld, en ten blijke daarvan ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Zij die de vergadering van de ledenraad bijeenroepen kunnen een notarieel proces-verbaal van het verhandelde doen opmaken. De inhoud van de notulen of van het proces-verbaal wordt ter kennis van de leden gebracht.
Ledenraad: besluitvorming Artikel 16 1.
Het ter vergadering van de ledenraad uitgesproken oordeel van de voorzitter omtrent de uitslag van een stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit voor zover gestemd werd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
2.
Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van een in het vorige lid bedoeld oordeel de juistheid ervan betwist, dan vindt een nieuwe stemming plaats, indien de meerderheid van de ledenraad of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
3.
Voor zover in deze statuten of de wet niet anders is bepaald, worden alle besluiten van de ledenraad genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
4.
Ongeldige en blanco stemmen worden beschouwd als niet te zijn uitgebracht.
5.
Indien bij een verkiezing van personen niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, heeft een tweede stemming, of in geval van een bindende voordracht, een tweede stemming tussen de voorgedragen kandidaten, plaats. Heeft alsdan weer niemand de volstrekte meerderheid verkregen, dan vinden herstemmingen plaats, totdat hetzij één persoon de volstrekte meerderheid heeft gekregen, hetzij tussen twee personen is gestemd en de stemmen staken. Bij deze herstemmingen,
17
waaronder niet is begrepen de tweede stemming, wordt telkens gestemd tussen de personen, op wie bij de voorafgaande stemming is gestemd, evenwel uitgezonderd de persoon, op wie bij die voorafgaande stemming het geringste aantal stemmen is uitgebracht. In geval bij een stemming tussen twee personen de stemmen staken, beslist het lot wie van beiden is gekozen. Ingeval van loting bepaalt de voorzitter van de vergadering de wijze van loting. 6.
Indien de stemmen staken over een voorstel niet betreffende een verkiezing van personen, dan is het verworpen.
7.
Alle stemmingen geschieden mondeling, tenzij de voorzitter een schriftelijke stemming wenselijk acht of een of meer van de stemgerechtigden zulks vóór de stemming verlangen. Schriftelijke stemming geschiedt bij ongetekende gesloten briefjes. Besluitvorming bij acclamatie is mogelijk, tenzij een stemgerechtigde hoofdelijke stemming verlangt.
8.
Een eenstemmig besluit van alle afgevaardigden, ook al zijn deze niet in een vergadering van de ledenraad bijeen, heeft, mits met voorkennis van het algemeen bestuur genomen, dezelfde kracht als een besluit van de ledenraad.
9.
Zolang in een vergadering van de ledenraad alle afgevaardigden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen, mits met algemene stemmen, omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, dus mede omtrent een voorstel tot statutenwijziging of tot ontbinding, ook al heeft geen oproeping plaatsgehad of is deze niet op de voorgeschreven wijze geschied of is enig ander voorschrift omtrent het oproepen en houden van vergaderingen van de ledenraad of een daarmee verband houdende formaliteit niet in acht genomen.
Ledenraad: bijeenroeping Artikel 17 1.
De vergaderingen van de ledenraad worden, onverminderd het bepaalde in artikel 13 lid 14, bijeengeroepen door het algemeen bestuur. De oproeping geschiedt door toezending van een schriftelijke dan wel langs elektronische weg verzonden aankondiging aan de adressen van alle gewesten en van alle afgevaardigden. De termijn voor de oproeping van de jaarlijkse ledenraad en voor de vergadering van de ledenraad bedoeld in artikel 13 lid 13 eerste zin bedraagt ten minste vier weken, de dag van de verzending niet meegerekend. Onverminderd het bepaalde in artikel 27 lid 1 bedraagt de termijn voor de oproeping van andere dan in de vorige zin bedoelde vergaderingen van de ledenraad ten minste zeven dagen, de dag van de verzending niet meegerekend.
2.
Bij de oproeping worden de te behandelen onderwerpen vermeld, onverminderd het bepaalde in de artikelen 27 en 28. Algemeen bestuur.
Artikel 18 1.
Het algemeen bestuur is, behoudens de beperkingen volgens de statuten, belast met het besturen van de bond.
2.
Het algemeen bestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid, tijdelijk dan wel permanent, onderdelen van zijn taak te laten uitvoeren door personen of door commissies waarvan de leden door het algemeen bestuur worden benoemd en kunnen worden ontslagen. De bevoegdheden en werkwijze van deze door het algemeen bestuur aangestelde personen dan wel ingestelde commissies worden geregeld in een of meer door het algemeen bestuur vast te stellen reglementen.
3.
Het algemeen bestuur is bevoegd zich, tijdelijk dan wel permanent, te doen adviseren door personen of door commissies waarvan de leden door het algemeen bestuur worden benoemd en kunnen worden ontslagen. De bevoegdheden en werkwijze van deze door het algemeen bestuur aangestelde personen dan wel ingestelde commissies worden geregeld in een of meer door het algemeen bestuur vast te stellen reglementen.
Algemeen bestuur: benoeming leden Artikel 19
18
1.
Het algemeen bestuur bestaat uit een door de ledenraad te bepalen aantal van ten minste vijf leden. Leden van het algemeen bestuur worden benoemd, geschorst en ontslagen door de ledenraad overeenkomstig hetgeen daaromtrent in het algemeen reglement is bepaald. De voorzitter, secretaris en penningmeester van het algemeen bestuur worden in functie benoemd. Leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, herbenoembaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Overige bepalingen omtrent de benoeming van de leden van het algemeen bestuur zijn in het algemeen reglement vastgesteld.
2.
Tot lid van het algemeen bestuur kunnen slechts worden benoemd meerderjarige natuurlijke personen die lid zijn van een gewoon lid. Leden van het algemeen bestuur mogen geen andere functies vervullen in de bond of bij gewone of buitengewone leden van de bond.
3.
Het algemeen bestuur stelt een rooster vast dat voorziet in periodiek aftreden van de leden van het algemeen bestuur en is bevoegd zodanig rooster te wijzigen. Vaststelling van of wijziging in zodanig rooster kan niet meebrengen dat een zittend lid van het algemeen bestuur tegen zijn wil defungeert voordat de termijn waarvoor hij is benoemd, verstreken is. Een tussentijds benoemd lid van het algemeen bestuur neemt op het rooster van aftreden de plaats van zijn voorganger in.
Algemeen bestuur: einde lidmaatschap Artikel 20 1.
Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt voor een lid van het algemeen bestuur: a)
door zijn overlijden;
b)
door het verstrijken van de periode waarvoor hij is benoemd of door zijn aftreden volgens het rooster van aftreden als bedoeld in lid 3 van het vorige artikel;
c)
door zijn vrijwillig aftreden;
d)
door zijn ondercuratelestelling of door een rechterlijke beslissing waarbij als gevolg van zijn lichamelijk of geestelijke toestand een bewind over een of meer van zijn goederen wordt ingesteld;
e)
doordat hij failliet wordt verklaard, surséance van betaling aanvraagt of verzoekt om toepassing van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in de Faillissementswet;
2.
f)
doordat hij niet langer voldoet aan het bepaalde in lid 2 van het vorige artikel;
g)
door zijn ontslag verleend door de ledenraad.
Een lid van het algemeen bestuur kan door de ledenraad te allen tijde worden geschorst en ontslagen. Een besluit tot schorsing of ontslag van een lid van het algemeen bestuur kan slechts door de ledenraad worden genomen met een meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen en mits het desbetreffende lid van het algemeen bestuur in de gelegenheid is gesteld zich tegenover de ledenraad te verklaren.
3.
Een schorsing die niet binnen drie maanden wordt gevolgd door een besluit tot ontslag eindigt door verloop van die termijn. Gedurende de periode waarin een lid van het algemeen bestuur is geschorst kan dit lid van het algemeen bestuur zijn functie niet uitoefenen.
4.
In tussentijdse vacatures wordt door de eerstvolgende vergadering van de ledenraad voorzien.
Algemeen bestuur: vertegenwoordiging Artikel 21
19
1.
Het algemeen bestuur vertegenwoordigt de bond. De bond kan bovendien worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende leden van het algemeen bestuur, waarvan ten minste één lid de voorzitter, de secretaris of de penningmeester is.
2.
Het algemeen bestuur is, mits met goedkeuring van de ledenraad, bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen en van overeenkomsten waarbij de bond zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt en tot vertegenwoordiging van de bond terzake van deze handelingen. Op het ontbreken van deze goedkeuring kan tegen derden beroep worden gedaan.
3.
Het algemeen bestuur kan besluiten tot het verlenen van volmacht aan een of meer leden van het algemeen bestuur, alsook aan de algemeen directeur, aan de directeur sport en aan derden, om de bond binnen de grenzen van die volmacht te vertegenwoordigen
4.
In alle gevallen waarin de bond een tegenstrijdig belang heeft met een of meer leden van het algemeen bestuur kan de ledenraad een of meer personen aanwijzen om de bond te vertegenwoordigen.
Boekjaar, jaarverslag en jaarrekening Artikel 22 1.
Het verenigingsjaar (tevens het boekjaar van de bond) loopt van één juli tot en met dertig juni.
2.
Het algemeen bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de bond en van alles betreffende de werkzaamheden van de bond, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de bond kunnen worden gekend.
3.
Het algemeen bestuur brengt op een vergadering van de ledenraad binnen zes maanden na afloop van het verenigingsjaar, behoudens verlenging van deze termijn door de ledenraad, een jaarverslag uit over de gang van zaken in de bond en over het gevoerde beleid. Het algemeen bestuur legt de jaarrekening ter goedkeuring aan de ledenraad over, waarbij gevoegd een verklaring omtrent de getrouwheid daarvan afkomstig van de accountant als bedoeld in het volgende lid aan wie opdracht tot onderzoek van de jaarrekening is verleend. Tevens wordt alsdan bij de jaarrekening het verslag van de financiële commissie gevoegd, zijnde de door ledenraad ingestelde commissie die de ledenraad adviseert omtrent zijn bevindingen inzake de jaarrekening en omtrent het verlenen van decharge aan de leden van het algemeen bestuur. De samenstelling van de financiële commissie, evenals de werkwijze worden bij algemeen reglement vastgesteld. De jaarrekening wordt ondertekend door de leden van het algemeen bestuur; ontbreekt de ondertekening van een of meer van hen, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Na verloop van de termijn kan ieder lid van de gezamenlijke leden van het algemeen bestuur in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen.
4.
De bond verleent opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een accountant bedoeld in artikel 2:393 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Tot het verlenen van de opdracht aan de accountant is de ledenraad bevoegd. Gaat deze daartoe niet over, dan is het algemeen bestuur bevoegd. De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan het algemeen bestuur, en geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Het algemeen bestuur is verplicht de accountant ten behoeve van zijn onderzoek alle door hem gevraagde inlichtingen te verschaffen, hem desgewenst de kas en de waarden te vertonen en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de bond voor raadpleging beschikbaar te stellen.
5.
De goedkeuring van de jaarrekening door de ledenraad strekt niet ook tot decharge van de leden van het algemeen bestuur voor het gevoerde beleid over het afgelopen boekjaar.
20
Pas nadat het voorstel tot goedkeuring van de jaarrekening aan de orde is geweest, zal aan de ledenraad het voorstel worden gedaan om decharge te verlenen aan de leden van het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde beleid over het afgelopen boekjaar, voor zover van dat beleid uit de jaarrekening blijkt of over dat beleid in de vergadering van de ledenraad mededelingen zijn gedaan. 6.
Het algemeen bestuur is verplicht de bescheiden bedoeld in dit artikel gedurende zeven jaren te bewaren.
7.
De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave van de gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Tuchtrechtspraak Artikel 23 1.
Aan de leden, aan de leden van leden, aan de aangeslotenen bij leden en aan de licentiehouders kunnen straffen of maatregelen worden opgelegd wegens het niet, of niet behoorlijk, naleven van de statuten, de reglementen of bevoegd genomen besluiten van de bond of van organen van de bond en van de organisaties waarbij de bond is aangesloten, alsmede wegens gedragingen waardoor de belangen van de bond of de schaatssport en de skatesport, in welke verschijningsvorm dan ook, worden geschaad.
2.
Met de berechting van de in het eerste lid strafbaar gestelde overtredingen is de tuchtcommissie belast, behoudens voor zover het overtreding van de wedstrijdbepalingen betreft, waarvan de beoordeling naar haar aard dient plaats te vinden door die official(s), die speciaal met de handhaving daarvan ter plaatse van de betrokken wedstrijd of evenement belast is (zijn). De tuchtcommissie is bevoegd tot strafoplegging.
3.
Tegen een uitspraak van de tuchtcommissie kan binnen een termijn van één maand beroep aangetekend worden bij de commissie van beroep.
4.
De competentie en samenstelling van de in het vorige lid genoemde commissies, de strafbaarstelling van overtredingen, de op te leggen maatregelen dan wel straffen, waaronder geldelijke boeten, en de maximering daarvan, de procesgang en de tenuitvoerlegging van de opgelegde straffen worden geregeld in het tuchtreglement, met dien verstande dat ook andere reglementen ter zake dienende regels kunnen bevatten.
Geschillen Artikel 24 1.
Alle geschillen, voor zover deze samenhangen met de beoefening van de schaatssport en de skatesport in de bond, in welke verschijningsvorm dan ook, die zijn gerezen tussen: a)
enerzijds de bond en anderzijds een orgaan van de bond, een lid, een lid van een lid, een aangeslotene bij een lid of een licentiehouder;
b)
enerzijds een lid en anderzijds een orgaan van dat lid, een lid van dat lid of een aangeslotene bij dat lid;
c)
leden onderling, leden van leden onderling, aangeslotenen bij leden onderling, organen van leden onderling, worden, met uitsluiting van de burgerlijk rechter in de vorm van bindend advies beslecht door de geschillencommissie. De competentie en samenstelling van deze commissie, evenals de procesgang worden nader bij algemeen reglement vastgesteld.
2.
Een geschil wordt geacht aanwezig te zijn, indien een van beide partijen verklaart dat dit het geval is.
3.
In alle gevallen, waarin de uitleg van deze statuten of de reglementen van de bond twijfel oproept of aanleiding geeft tot een geschil, kan, een belanghebbende partij dit schriftelijk of langs elektronische weg voorleggen aan de reglementencommissie.
21
De reglementencommissie doet daarover in de vorm van een bindend advies uitspraak. De samenstelling van de reglementencommissie, evenals de werkwijze worden bij algemeen reglement vastgesteld.
Bondsonderscheidingen Artikel 25 1.
Het erelidmaatschap wordt op voorstel van het algemeen bestuur toegekend door de ledenraad. Het lidmaatschap van verdienste wordt toegekend door het algemeen bestuur.
2.
Aan personen die zich in de actieve schaatssport en de skatesport op algemeen erkende bijzondere wijze hebben onderscheiden kan een waarderingsspeld in goud door het algemeen bestuur worden toegekend.
3.
Het algemeen bestuur kan ook een bestuursonderscheiding met de naam "Blijk van erkenning" toekennen aan personen die zich, in welke vorm dan ook, verdienstelijk hebben gemaakt voor de schaatssport en de skatesport in al haar verschijningsvormen.
Bondsbureau Artikel 26 1.
Voor de ondersteuning van zijn werkzaamheden heeft de bond een bondsbureau.
2.
Het bondsbureau wordt geleid door twee directeuren, te weten de algemeen directeur en de directeur sport, die aangesteld worden door het algemeen bestuur.
3.
Het algemeen bestuur stelt de taken en bevoegdheden van de algemeen directeur en van de directeur sport bij directiestatuut schriftelijk vast en is bevoegd dit directiestatuut te wijzigen. Dit directiestatuut geldt als een reglement bedoeld in artikel 18 lid 2.
4.
Binnen de grenzen van de door het algemeen bestuur te geven bepalingen en richtlijnen is de algemeen directeur van het bondsbureau belast met de leiding en het beheer van het bondsbureau en verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de bond.
5.
De werkzaamheden van de algemeen directeur, van de directeur sport en van de overige aan het bondsbureau verbonden functionarissen worden verricht onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur. De algemeen directeur en de directeur sport zijn verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur over de door hen en door de overige aan het bondsbureau verbonden functionarissen verrichte werkzaamheden.
Statutenwijziging Artikel 27 1.
In de statuten van de bond kan geen verandering worden gebracht dan door een besluit van de ledenraad, waartoe is opgeroepen met de mededeling dat aldaar wijziging van de statuten zal worden voorgesteld. De termijn voor oproeping tot een zodanige vergadering van de ledenraad bedraagt ten minste vier weken, de dag van de verzending niet meegerekend.
2.
Zij, die de oproeping tot de vergadering van de ledenraad ter behandeling van een voorstel tot statutenwijziging hebben gedaan, moeten ten minste veertien dagen vóór de vergadering van de ledenraad een afschrift van dat voorstel, waarin de voorgedragen wijziging woordelijk is opgenomen, aan alle gewesten en aan alle afgevaardigden schriftelijk of langs elektronische weg ter kennis brengen. Bovendien wordt een afschrift als in de vorige zin bedoeld ten minste veertien dagen vóór de vergadering van de ledenraad op een daartoe geschikte plaats, voor de leden ter inzage gelegd tot na afloop van de dag waarop de vergadering van de ledenraad wordt gehouden.
22
3.
Een besluit van de ledenraad tot statutenwijziging behoeft een meerderheid van ten minste twee derden van de uitgebrachte stemmen.
4.
Een statutenwijziging treedt niet in werking dan nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Tot het doen verlijden van zodanige akte is ieder lid van het algemeen bestuur zelfstandig bevoegd.
Ontbinding en vereffening Artikel 28 1.
De bond kan slechts worden ontbonden door een besluit van de ledenraad. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van het vorige artikel is ten aanzien van een zodanig besluit van overeenkomstige toepassing.
2.
Bij ontbinding van de bond wordt zijn vermogen vereffend door de leden van het algemeen bestuur, indien en voor zover de ledenraad niet anders bepaalt.
3.
Bij het besluit tot ontbinding stelt de ledenraad de bestemming vast van hetgeen na voldoening van de schuldeisers van het vermogen van de ontbonden bond is overgebleven, met dien verstande dat dit niet zal worden uitgekeerd aan de leden, maar, overeenkomstig de doelstellingen van de bond, zal worden uitgekeerd aan een of meer instellingen met een vergelijkbare doelstelling.
4.
Na de ontbinding blijft de bond voortbestaan voor zover dit tot vereffening van het vermogen nodig is. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten en reglementen van de bond voor zover mogelijk van kracht. In stukken en aankondigingen die van de bond uitgaan, moet aan zijn naam worden toegevoegd 'in liquidatie'.
5.
De boeken, bescheiden en andere gegevensdragers van de ontbonden bond worden, nadat de bond heeft opgehouden te bestaan, bewaard gedurende de door de wet daarvoor bepaalde termijn, door de door de vereffenaars daartoe aangewezen persoon.
Algemeen reglement en andere reglementen Artikel 29 1.
Voor zover bij of krachtens deze statuten niet anders is bepaald, worden de reglementen van de bond, waaronder begrepen het algemeen reglement, door de ledenraad, al dan niet op voorstel van het algemeen bestuur, vastgesteld.
2.
In het algemeen reglement en andere reglementen van de bond worden die onderwerpen geregeld die in deze statuten niet of niet volledig zijn geregeld.
3.
Het algemeen reglement en andere reglementen van de bond mogen niet in strijd zijn met de wet, ook waar deze geen dwingend recht bevat, en deze statuten.
4.
Op een besluit tot vaststelling of wijziging van het algemeen reglement dan wel van een ander door de ledenraad, al dan niet op voorstel van het algemeen bestuur, vast te stellen reglement van de bond is het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 van artikel 27 van overeenkomstige toepassing.
Slotbepaling Artikel 30 Onverminderd het bepaalde in artikel 24 lid 3, beslist het algemeen bestuur in alle gevallen, waarin noch de wet, noch deze statuten, noch de reglementen van de bond voorzien.
23
Algemeen reglement KNSB Hoofdstuk 1 - Algemeen Artikel 1
OPRICHTING De Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (KNSB), hierna te noemen de vereniging, is opgericht op 17 september 1882. Artikel 2
DEFINITIES 2.1
bond, de vereniging zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van de statuten
2.2
ledenraad, de algemene vergadering van de bond volgens artikel 13 van de statuten
2.3
algemeen bestuur, het orgaan van de bond, dat is belast met het besturen van de bond. De leden worden door de ledenraad gekozen volgens artikel 19 van de statuten
2.4
stuurgroep breedtesport, de door het algemeen bestuur ingestelde commissie volgens artikel 11 van de statuten
2.5
stuurgroep topsport, de door het algemeen bestuur ingestelde commissie volgens artikel 12 van de statuten
2.6
topsportafgevaardigden-atleten volgens artikel 13 lid 4 van de statuten topsportafgevaardigden-merkenteams volgens artikel 13 lid 5 van de statuten
2.7
sectie, een organisatorische eenheid in de bond conform artikel 10 van de statuten die nationaal en gewestoverstijgend de schaatssport en/of de inline-skatesport behartigt
2.8.
Is vervallen
2.9.
sectiebestuur, het bestuur van een sectie
2.10.
Is vervallen
2.11.
gewest, de regionaal georganiseerde organisatorische eenheid binnen de bond, met rechtspersoonlijkheid, van gewone leden van de bond volgens artikel 7 van de statuten
24
2.12.
gewestelijk bestuur, het bestuur van een gewest
2.13.
gewestelijke technische commissie (GTC), technische commissie die in het gewest de sporttechnische belangen van de tot dat gewest behorende groep van licentiehouders behartigt
2.14.
regionale technische commissie (RTC), technische commissie die in een regio actief is en de sporttechnische belangen van de tot die regio behorende groep van licentiehouders behartigt
2.15.
licentiehouders, de personen bedoeld in art 6 van de statuten
2.16.
financiële commissie volgens artikel 22 lid 3 van de statuten
2.17.
reglementencommissie volgens artikel 24 lid 3 van de statuten
2.18.
bondsbureau, De volgens artikel 26 van de statuten ingestelde organisatie van betaalde medewerkers die volgens door het algemeen bestuur op te stellen bepalingen en richtlijnen werkzaamheden ten behoeve van de bond verricht.
Artikel 3
BINDINGEN 3.1.
De bond is aangesloten bij:
Het Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF);
en volgens artikel 8 lid 9 van de statuten bij:
3.2.
International Skating Union (ISU);
Conféderation Européenne de Roller Skating (CERS) en de
Fédération Internationale de Roller Sports (FIRS).
De ledenraad beslist over aansluiting bij internationale en nationale organisaties, die mede de zaken van de schaats- en skatesport dan wel de sport in het algemeen behartigen of zich daartoe mede inzetten.
3.3.
De ledenraad kan het algemeen bestuur machtigen tot samenwerking met andere organisaties.
3.4.
Het algemeen bestuur wijst de personen aan die de bond vertegenwoordigen in internationale en nationale organisaties, dan wel worden afgevaardigd naar organen dan wel evenementen van die organisaties. De internationale vertegenwoordigers zijn verplicht advies te vragen aan het algemeen bestuur, zij dienen op basis daarvan hun standpunt te bepalen en achteraf aan het algemeen bestuur te rapporteren.
3.5.
Over sportieve afvaardigingen beslist het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur kan deze bevoegdheid mandateren.
Artikel 4
ORGANEN en COMMISSIES van de bond benoemd door het algemeen bestuur 4.1.
Het algemeen bestuur benoemt de leden van de stuurgroepen breedtesport en topsport, de sectiebesturen en de navolgende commissies: •
commissie jeugdschaatsen
•
medische commissie
•
recordcommissie
•
commissie statistiek
•
commissie bondsonderscheidingen
25
4.2.
•
commissie natuurijsbanen
•
redactieraad SchaatsSport.
Tot lid van een sectiebestuur of van een door het algemeen bestuur ingestelde commissie van de bond -met uitzondering van de medische commissie en de redactieraad SchaatsSport- kunnen slechts worden benoemd meerderjarige natuurlijke personen die lid zijn conform art. 1 lid 19 van de statuten. Het verlies van het lidmaatschap van een gewoon lid van de bond heeft het verlies van het betreffende bestuurs- of commissielidmaatschap tot gevolg.
4.3
De samenstelling, wijze van benoeming, zittingsduur van de sectiebesturen, stuurgroepen en door het algemeen bestuur ingestelde commissies alsmede de taken en bevoegdheden zijn in de statuten (artikel 10,11,12 en 18) respectievelijk in dit algemeen reglement (artikel 7en 8) vastgelegd. Regels omtrent besluitvorming en de werkwijze zijn in verschillende reglementen van orde vastgelegd.
Hoofdstuk 2 – Ledenraad, algemeen bestuur en stuurgroepen Artikel 5
LEDENRAAD 5.1
De ledenraad beoordeelt of het algemeen bestuur de bond bestuurt conform de missie, visie en doelstellingen van de bond en toetst of aan de gestelde doelen is voldaan. De bevoegdheden van de ledenraad zijn geregeld in de artikelen 13 t/m 17 van de statuten.
5.2
De ledenraad keurt voor aanvang van het verenigingsjaar de begroting en de (meer)jarenplannen goed.
5.3
De ledenraad keurt binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening van de bond goed.
5.4
De ledenraad benoemt de leden van de navolgende commissies:
5.5
•
financiële commissie
•
de tuchtcommissie
•
de geschillencommissie
•
de reglementencommissie.
De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van deze commissies zijn in het algemeen reglement en het reglement op de bondsrechtspraak vastgelegd. Deze reglementen worden door de ledenraad vastgesteld. Zie de statuten artikel 22 lid 3, 23 lid 4 en 24 lid 1 en 3 en artikel 9, 10, 11 en 12 van dit algemeen reglement.
5.6
Onder verwijzing naar de Statuten art. 14 lid 4 f,g en h wordt onder “uitzonderlijke gevallen” verstaan: “bij ziekte of huwelijk van de afgevaardigde zelf of bij geboorte, huwelijk of overlijden van eerste- of tweedegraads verwanten van de afgevaardigde”. De voorzitter van het algemeen bestuur zal op basis van een schriftelijk bewijsstuk van de hiervoor genoemde gebeurtenissen (bij ziekte op basis van een schriftelijke doktersverklaring) goedkeuring geven voor het verstrekken van een volmacht door de afgevaardigde.
Artikel 6
ALGEMEEN BESTUUR BENOEMING, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN zoals beschreven in de artikelen 18 t/m 22 en 25 van de statuten. Een aantal specifieke taakonderdelen is: •
benoeming, schorsing en ontslag van leden van organen en commissies van de bond
•
benoeming, schorsing en ontslag van directieleden van de bond
•
toezicht op het functioneren van het bondsbureau
26
•
vertegenwoordiging van de bond
•
aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen etc.
•
verlenen van volmachten om de bond te laten vertegenwoordigen
•
een administratie te voeren waaruit de rechten en verplichtingen van de bond worden gekend
•
binnen een vastgestelde tijd een jaarverslag en jaarrekening uit te brengen en legt door middel daarvan verantwoording af aan de ledenraad
•
het uitbrengen van een begroting, van de beleidsplannen en de contributie voor het komende verenigingsjaar.
Het algemeen bestuur bestaat uit een door de ledenraad te bepalen aantal van tenminste vijf leden. Deze leden worden door de ledenraad benoemd, eventueel geschorst en ontslagen. De voorzitter, de secretaris en de penningmeester worden in functie benoemd. De leden van het algemeen bestuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar en zijn ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, herbenoembaar, telkens voor een periode van ten hoogste drie jaar. Tot lid kunnen worden benoemd meerderjarige natuurlijke personen die lid zijn van een gewoon lid van de bond. De selectieprocedure voor leden van het algemeen bestuur is vastgelegd in een afzonderlijk reglement. De regels omtrent besluitvorming en de werkwijze van het algemeen bestuur zijn in een reglement van orde vastgelegd, dat wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. Artikel 7
STUURGROEPEN De stuurgroepen breedtesport en topsport zijn als commissies (statuten art. 18) door het algemeen bestuur ingesteld conform artikel 11 respectievelijk 12 van de statuten en dienen hun werkzaamheden te verrichten conform de reglementen zoals genoemd in lid 13 van genoemde artikelen. De werkterreinen worden in hoofdstuk 3 nader beschreven. Voor de regels omtrent besluitvorming en de werkwijze van de stuurgroepen is door het algemeen bestuur in aanvulling op het gestelde in de statuten een reglement van orde vastgesteld, dat wordt medegedeeld aan de ledenraad. (volgens de statuten artikel 12 lid 6 onder d is vermeld dat in dit algemeen reglement dient te worden bepaald hoe de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en van de topsportleden-merkenteamsverenigingen bij te ontstane vacatures binnen de stuurgroep, dienen te vergaderen, te besluiten en te berichten. Dit wordt later bepaald).
Hoofdstuk 3 – Breedtesport en topsport Bij het afbakenen van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden is het belangrijk om de verschillende terreinen goed te definiëren. Onder breedtesport wordt verstaan: Alle sport (en spel) die niet-professioneel en niet op topsportniveau wordt beoefend. Hieronder worden begrepen de recreatieve sportbeoefening als ook de wedstrijdsport op regionaal (niet nationaal) niveau. Het doel van breedtesport, en dan met name van de recreatieve sportbeoefening, is mensen (weer) in beweging te krijgen. Niet alleen bewegen, maar ook het plezier om samen met anderen bezig te zijn, is belangrijk. Breedtesport is laagdrempelig en richt zich op o.a. kinderen, jongeren, mensen met een beperking en senioren. Tot het werkterrein van breedtesport binnen de KNSB behoren de navolgende activiteiten: A.
alle sporttechnische activiteiten die niet op nationaal wedstrijdniveau plaatsvinden
B.
alle organisatorische activiteiten en activiteiten die plaatsvinden om de benodigde financiële middelen te generen, om breedtesportactiviteiten te kunnen uitvoeren.
27
Onder topsport wordt verstaan: Alle sportbeoefening in georganiseerd verband op het niveau van de Olympische spelen, Wereldkampioenschappen, Europese kampioenschappen, World Cups, Grand Prix wedstrijden, Nederlandse kampioenschappen(NK’s) en talentherkenning in verband met de nationale selectie (merkenteams, jong oranje en opleidingsploeg). Ook NK's vallen onder topsport (voor deelnemers aan NK's die niet onder de topsportdefinitie vallen, zie onder wedstrijdsport). Tot het werkterrein van topsport binnen de KNSB behoren de navolgende activiteiten: A.
alle sporttechnische activiteiten die noodzakelijk zijn om deel te kunnen nemen aan OS, int.- en nationale kampioenschappen
B.
alle organisatorische activiteiten om de nationale selectie van KNSB- (top)sporters samen te stellen en op hoog (topsport)niveau te laten presteren bij int.- en nationale kampioenschappen en OS
C.
alle activiteiten voor het genereren van de financiële middelen die nodig zijn om alle sporttechnische- en organisatorische activiteiten op hoog (topsport)niveau te kunnen uitvoeren.
NB. Commercie is een voorbeeld van een onderwerp waar breedtesport en topsport in wisselwerking met elkaar staan. Via topsport kunnen bijvoorbeeld ook gelden voor breedtesport worden gegenereerd. Wedstrijdsport: Wedstrijdsport vindt zowel bij breedtesport als wel bij topsport plaats. Organisatorisch is alle sportbeoefening in georganiseerd wedstrijdverband die niet onder topsport en breedtesport valt het werkterrein van secties. De secties worden daarbij ondersteund door het bondsbureau. Het samenstellen van de nationale selecties inclusief het opstellen van selectiecriteria en het aanwijzen van deelnemers voor internationale wedstrijden en kampioenschappen waaronder de Olympische Spelen, geschiedt onder de verantwoordelijkheid van de directeur sport die hierbij wordt geadviseerd door selectiecommissies. Deze selectiecommissies, van de betreffende discipline, functioneren onder de verantwoordelijkheid van de directeur sport. De directeur sport maakt geen deel uit van de selectiecommissies. Sportbeleid Het algemene sportbeleid wordt vastgesteld door het algemeen bestuur, na advisering door de stuurgroep topsport en de stuurgroep breedtesport. Het sporttechnisch uitvoeringsbeleid wordt vastgesteld door het algemeen bestuur na advisering door het betreffende sectiebestuur.
Hoofdstuk 4 – Secties Artikel 8 Secties Een sectie is een organisatorische eenheid binnen de KNSB (zie artikel 10 van de statuten) die nationaal een verschijningsvorm van het schaatsenrijden en/of het inline-skaten vertegenwoordigt. De secties behartigen de nationale en gewestoverstijgende sportbelangen van de schaats- en inline-skatesport. Samenstelling sectiebestuur Een sectiebestuur bestaat uit een voorzitter, secretaris, budgetbewaker en een of meerdere leden. De gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen hebben het recht een vertegenwoordiger bindend voor te dragen als lid van het sectiebestuur. De
28
gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen hebben eveneens het recht een vertegenwoordiger bindend voor te dragen. De taken van het sectiebestuur zijn onder de leden verdeeld.
SECTIES 8.1
De bond kent de navolgende secties: 1)
hardrijden langebaan en kortebaan;
2)
hardrijden shorttrack;
3)
hardrijden marathon;
4)
kunstrijden;
5)
schoonrijden;
6)
toerschaatsen;
7)
Inline-skaten.
SECTIEBESTUREN 8.2.1
Leden van sectiebesturen worden benoemd overeenkomstig het gestelde in de
statuten artikel 10 lid 2 en artikel 18 lid
2.De bindende voordracht van de gezamenlijke GTC’s, RTC’s, TC of verenigingen (bij schoonrijden door de landelijke vereniging van schoonrijders, LVS) komt tot stand in een vergadering van de GTC’s, RTC’s, TC, verenigingen of LVS waarbij het aantal per GTC, RTC, TC, verenigingen of LVS uit te brengen stemmen gelijk is aan het aantal licentiehouders dat in dat gewest hun sport beoefenen binnen de betrokken sectie. 8.2.2
Onder sectiebesturen wordt mede begrepen eventuele ad hoc commissies wanneer er tijdelijk geen sectiebestuur is.
8.2.3
Sectiebesturen zijn verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur ten aanzien van de uitvoering van het vastgestelde beleid en de besteding van de ter beschikking gestelde budgetten.
8.2.4
Regels omtrent de besluitvorming en de werkwijze van sectiebesturen zijn vastgelegd in een door het algemeen bestuur vastgesteld reglement van orde.
UITGANGSPUNTEN TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN SECTIE BESTUREN A.
taken/verantwoordelijkheden van een sectiebestuur bestaan uit (gemandateerde) bestuurlijke, adviserende en operationele onderdelen;
B.
bestuur- en beleidseindverantwoordelijkheid binnen de KNSB ligt te allen tijde bij het algemeen bestuur;
C.
op een aantal gebieden hebben sectiebesturen naast (eventueel gemandateerde) verantwoordelijkheid voor uitvoeringsbeleid ook andere taken (bv. advies/voordracht);
D.
bij operationele taken van sectiebesturen kan de uitvoering desgewenst uit handen worden gegeven, de verantwoordelijkheid ervoor echter niet.
Ten aanzien van topsport (langebaan, short track, inline-skaten en marathon) (voor “kunstrijden” zie hieronder bij punt 4), heeft het algemeen bestuur de uitvoering van het topsportbeleid gemandateerd aan de directeur sport. Hoewel het algemeen bestuur eindverantwoordelijk blijft, is het de directeur sport die de aansturing van dit beleidsterrein verzorgt. Het sectiebestuur adviseert de directeur sport en het algemeen bestuur t.a.v. het sporttechnisch uitvoeringsbeleid o.m. met betrekking tot; •
de omvang en samenstelling van de onder topsport genoemde selectieteams van de KNSB alsmede over de begeleiding van deze teams
•
de activiteitenprogramma’s van de KNSB teams
29
WEDSTRIJDSPORT Ten aanzien van de nationale wedstrijdsport (exclusief OS, WK, EK, WC, NK) wordt de bestuurlijke verantwoordelijkheid gemandateerd aan het sectiebestuur (voor “kunstrijden”, zie hieronder bij punt 4). Hoewel het algemeen bestuur eindverantwoordelijk is, stuurt het sectiebestuur dit beleidsterrein aan. De directeur sport en het bondsbureau hebben hierin een adviserende en ondersteunende functie. De uitvoering van activiteiten ligt bij de secties met medewerking van het bondsbureau en de gewesten. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van secties c.q. sectiebesturen (zie voor kunstrijden hieronder bij punt 4) 1.
Algemeen: a)
het opstellen van een meerjarenplan m.b.t. het uitvoeringsbeleid, exclusief dat voor de topsport, per Olympische periode binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders;
b)
het jaarlijks opstellen van een activiteitenplan en jaarbegroting binnen de daarvoor door het algemeen bestuur vastgestelde kaders. Activiteitenplan en jaarbegroting worden voor accordering voorgelegd aan het algemeen bestuur en vormen na accordering het gezamenlijk handelingskader;
c)
het uitvoering (laten) geven aan het activiteiten plan;
d)
het controle uitoefenen op, het evalueren van en het doen van verslag van de uitvoering van het activiteitenplan;
e)
Het doen van vernieuwing- en verbeteringsvoorstellen in de vorm van een of meerjarige projecten als aanvulling op de activiteitenplannen;
f)
een idee voor een project, wordt door een vertegenwoordiging vanuit het algemeen bestuur, bondsbureau en sectiebestuur uitgewerkt (plan + budget). Ook tijdens het planjaar kan via een projectmatige manier van werken snel tot voorbereiding en besluitvorming worden gekomen. Uiteraard dienen projecten te passen binnen de algemene beleidskaders van de KNSB;
g)
het gevraagd en ongevraagd adviseren en informeren van het algemeen bestuur;
h)
het mede vormgeven aan het opleidingsprogramma voor organisatorisch kader, het ondersteunen en mede uitvoeren van relevante opleidingen en het promoten daarvan;
i)
het in voorkomende gevallen adviseren van de directeur sport t.a.v. de breedtesport, voor zover hierbij licentiehouders betrokken zijn;
j)
het verrichten van al hetgeen redelijkerwijs in het belang van de desbetreffende sectie kan worden gevorderd en niet behoort tot de taken of bevoegdheden van andere geledingen of het bondsbureau van de KNSB.
2.
Wedstrijdsport hardrijden langebaan en kortebaan, shorttrack, marathon, kortebaan/supersprint, schoonrijden en inline-skaten: a)
het samenstellen van de regiotop na advisering door de directeur sport en de aangewezen begeleider en het fiatteren van het activiteitenprogramma van de groep;
b)
het opstellen van selectiecriteria voor deelname aan wedstrijden, alsmede, in samenspraak met de directeur sport, voor het in aanmerking kunnen komen voor KNSB teams;
c)
het opstellen van de jaarlijkse wedstrijdkalender waaronder data en locaties voor Nederlandse Kampioenschappen en data en locaties voor de overige wedstrijden en evenementen. Dit alles na afstemming met de directeur sport en de voor wedstrijdorganisatie verantwoordelijken op het bondsbureau;
d)
het aanwijzen van deelnemers aan nationale kampioenschappen en landelijke selectiewedstrijden (de aanwijzing vindt plaats op basis van criteria die in overleg met de directeur sport zijn opgesteld);
e)
het toezicht houden op deze wedstrijden;
f)
het opstellen en bewaken van regels t.a.v. de registratie van gereden tijden in SARA;
30
g)
het laten verwerken van de aanmelding van Nederlandse rijders die in het buitenland willen rijden en het laten registreren van deze tijden;
h)
het toezien op de naleving van het wedstrijdreglement en het eventueel doen van voorstellen aan het algemeen bestuur en ledenraad voor vernieuwing of wijziging;
i)
het benoemen en aanstellen van scheidsrechters, starters, juryleden en wedstrijdleiders bij NK’s en alle overige nationale en internationale wedstrijden niet zijnde ISU Kampioenschappen, World Cup en Grand Prix wedstrijden, in Nederland;
j) 3.
het (bij)scholen van (inter)nationale starters en scheidsrechters. Olympische disciplines langebaan en shorttrack:
a)
het doen van voorstellen voor plaatsing van scheidsrechters, starters, juryleden en technisch specialisten op de lijst voor internationale officials.
b)
het doen van voorstellen voor aanstelling van internationale officials (scheidsrechters, starters, juryleden, wedstrijdleiders en technisch specialisten) bij Europese en Wereldkampioenschappen en ISU World Cupwedstrijden in Nederland.
c)
het in overleg met de technisch directeur opstellen van selectieprocedures voor deelname aan Nederlandse kampioenschappen en selectiewedstrijden en het aanwijzen van deelnemers aan deze kampioenschappen en wedstrijden overeenkomstig de vastgestelde selectiecriteria;
d)
het doen van voorstellen aan het algemeen bestuur inzake de vertegenwoordiging van de KNSB bij internationale (ISU) congressen en vertegenwoordiging in de ISU technische commissies.
4.
Wedstrijdsport tevens Olympische discipline kunstrijden: Voor het sectiebestuur kunstrijden zijn de navolgende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden -voor zover relevant aanvullend op het hierboven onder de punten 1 t/m 3 gestelde- van toepassing. Het beleid van de sectie dient daarbij te passen binnen vastgestelde kaders en/of het meerjarenbeleid van de KNSB. Over de uitvoering van de verschillende taken wordt een service niveau overeenkomst gesloten met het bondsbureau. De taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het bestuur van de sectie kunstrijden zijn: a)
het opstellen van het meerjarenplan/bedrijfsplan en de begroting kunstrijden. Dit bestaat uit het samenbrengen van de plannen van de verschillende commissies en de specifieke aandachtsgebieden van het sectie bestuur voorzien van een passend beleidskader;
b)
het jaarlijks opstellen van een activiteitenplan en begroting, waarin tevens opgenomen vernieuwing- of verbetervoorstellen. Dit bestaat uit het samenbrengen van de plannen van de verschillende commissies en specifieke aandachtsgebieden van het sectiebestuur, voorzien van een passend beleidskader;
c)
het (laten) uitvoeren en toezicht houden op de realisatie van het activiteitenplan;
d)
het aansturen en vaststellen van het beleid van de verschillende commissies topsport, breedtesport, wedstrijd- en testorganisatie en opleidingen;
e)
het opstellen en (laten) uitvoeren van beleid op het gebied van marketing en sponsoring;
f)
het opstellen en (laten) uitvoeren van beleid op het gebied van PR en voorlichting;
g)
het opstellen en (laten) uitvoeren van een passend beleid Accommodatie;
h)
het zorg dragen voor voldoende opgeleide kunstrijtrainers en technisch kader;
i)
het zorg dragen voor voldoende verenigingsondersteuning en opleiding voor het bestuurlijk kader;
j)
het vooraf en achteraf verantwoording afleggen aan de verenigingen kunstrijden en het algemeen bestuur door middel van jaarplannen, een jaarverslag en een jaarrekening;
k)
het opstellen en vaststellen van het profiel van de manager KR, het vaststellen van het profiel van de bondscoach en andere functionarissen in verband met de topsport;
31
l)
het -in overeenstemming met het algemeen bestuur gemaakte c.q. te maken afsprakenonderhouden van externe contacten;
m)
het zorg dragen voor beheer en ontwikkeling van reglementen, licentiebeleid en overige algemene bestuurlijke instrumenten specifiek gericht op het kunstrijden.
Hoofdstuk 5 – Commissies ingesteld door de ledenraad Artikel 9
FINANCIËLE COMMISSIE (statuten artikel 22 lid 3) 9.1
De ledenraad benoemt een financiële commissie van tenminste 4 personen, die lid moeten zijn van een gewoon of buitengewoon lid van de bond.
9.2
De leden van de financiële commissie worden benoemd voor een periode van drie jaar en zijn ten hoogste tweemaal, al dan niet aansluitend, direct herbenoembaar. De leden treden af volgens een opgemaakt rooster.
9.3
Het lidmaatschap van de financiële commissie is onverenigbaar met een functie in de bestuurlijke macht van de bond en haar gewesten.
9.4
De financiële commissie adviseert, na overleg met de penningmeester van het algemeen bestuur, volgens artikel 22 lid 3 van de statuten de ledenraad over de meerjarenbegroting, de activiteitenbegroting voor het verenigingsjaar, de jaarrekening over het verenigingsjaar en tevens over de financiële aangelegenheden van de bond.
9.5
De financiële commissie brengt verslag uit aan de ledenraad. De voorzitter van de financiële commissie woont de vergadering van de ledenraad bij op het moment dat in de ledenraad de meerjarenbegroting en de activiteitenbegroting voor het verenigingsjaar worden besproken, alsmede op het moment dat de jaarrekening over een verenigingsjaar aan de orde wordt gesteld.
Artikel 10
REGLEMENTENCOMMISSIE (statuten artikel 24 lid 3) 10.1
De reglementencommissie bestaat uit ten minste vijf leden, onder wie een voorzitter. Zij worden benoemd door de ledenraad. De voorzitter wordt in functie benoemd. De leden van deze commissie mogen niet lid zijn van de ledenraad.
10.2
De reglementencommissie regelt zelf haar interne werkzaamheden. De besluitvorming in de commissie kan buiten vergadering langs schriftelijke weg geschieden, mits ieder lid der commissie kennis heeft kunnen nemen van de stukken en daarover heeft kunnen oordelen.
10.3
Statuten en/of reglementen, vast te stellen door de ledenraad, kunnen, ter fine van advies, in handen worden gesteld van de reglementencommissie.
10.4
De reglementencommissie beoordeelt uitsluitend of de statuten en/of reglementen welke aan haar zijn voorgelegd, voldoen aan de wet, aan statutaire en reglementaire voorschriften van de bond en - in voorkomende gevallen - aan de voorschriften van de in artikel 3 van dit reglement genoemde instanties waarbij de bond is aangesloten.
10.5
De reglementencommissie brengt zo spoedig mogelijk schriftelijk advies uit. Dit advies heeft geen bindende kracht.
10.6
Een verzoek om advies kan alleen worden ingediend door leden van de bond, commissies, sectiebesturen of algemeen bestuur. Indien onzekerheid of geschil bestaat omtrent de uitlegging van de statuten en/of reglementen, zoals bedoeld in dit artikel, doet de commissie zo spoedig mogelijk daarover uitspraak. De uitspraak dient schriftelijk en gemotiveerd te zijn. De commissie richt haar uitspraak aan de indiener, het betreffende sectiebestuur en/of het algemeen bestuur. Indien er een verschil van mening blijft bestaan tussen de indiener (anders dan het algemeen bestuur) en de commissie, dan legt de commissie dit voor aan het algemeen bestuur. De uitspraak van de reglementencommissie over het in artikel 10 lid 6 van dit reglement genoemde, is bindend.
32
10.7
Wijzigingen in wedstrijdreglementen, ook redactionele, dienen ter beoordeling te worden aangeboden aan de commissie, voordat deze aan de ledenraad ter acceptatie worden voorgelegd. In overleg met secties kan de commissie wijzigingen voorstellen. De commissie kan aanpassingen in reglementen doen, indien wijzigingen in de statuten, het algemeen reglement of de internationale reglementen daartoe aanleiding geven.
Artikel 11
TUCHTCOMMISSIE Zie statuten artikel 23 lid 3 en 4. Voor competentie en samenstelling van de tuchtcommissie alsmede het tuchtreglement wordt verwezen naar het reglement op de bondsrechtspraak. Artikel 12
GESCHILLENCOMMISSIE/COMMISSIE VAN BEROEP Zie statuten artikel 24 lid 1. Voor competentie, samenstelling en procesgang van de geschillencommissie/commissie van beroep wordt verwezen naar het reglement op de bondsrechtspraak.
Hoofdstuk 6 – Financiën Artikel 13
MEERJARENBEGROTING EN ACTIVITEITENBEGROTING PER VERENIGINGSJAAR 13.1
Een Olympische cyclus is een periode van vier jaar die loopt van 1 juli volgend op de Olympische Winterspelen tot en met 30 juni van het jaar waarin de volgende Olympische Winterspelen plaatsvinden.
13.2
Voorafgaande aan elke Olympische cyclus wordt door het algemeen bestuur een meerjarenbegroting opgesteld voor de eerstvolgende Olympische cyclus. De meerjarenbegroting dient in overeenstemming te zijn met de goedgekeurde algemene beleidsplannen (na advisering door de stuurgroepen) en de daarvan afgeleide beleidsplannen van de secties. De meerjarenbegroting dient periodiek te worden bijgesteld.
13.3
Voor aanvang van ieder verenigingsjaar wordt door het algemeen bestuur een activiteitenbegroting voor dat verenigingsjaar opgemaakt, welke aansluit op de in lid 2 van dit artikel genoemde meerjarenbegroting.
13.4
Het algemeen bestuur vraagt, onder kennisgeving van taakstellende budgetten, tijdig aan de secties en verantwoordelijke budgetbewakers om de sectiebegroting op te stellen aansluitend op de sectiebeleidsplannen. Het algemeen bestuur keurt de sectiebegrotingen goed en neemt deze op in de activiteitenbegroting voor het verenigingsjaar. Het algemeen bestuur legt de opgestelde beleidsplannen, meerjarenbegroting en activiteitenbegroting voor elk verenigingsjaar voor ter beoordeling aan de ledenraad. De ledenraad keurt de activiteitenbegroting goed na kennis te hebben genomen van het oordeel van de financiële commissie.
13.5
Indien de ledenraad over de in het vorige lid bedoelde voorstellen van het algemeen bestuur geen positief oordeel geeft, kan de ledenraad het algemeen bestuur opdragen alternatieve voorstellen te presenteren.
Hoofdstuk 7 – Gewesten Artikel 14
GEWESTEN 14.1
De ledenraad heeft bij het vaststellen van dit algemeen reglement de navolgende gewesten bepaald: a)
Groningen;
33
b)
Friesland;
c)
Drenthe;
d)
Overijssel;
e)
Gelderland;
f)
Noord Brabant-Limburg-Zeeland;
g)
Zuid-Holland;
h)
Noord-Holland/Utrecht.
Hoofdstuk 8 – Bondsbureau Artikel 15
BONDSBUREAU 15.1
Het algemeen bestuur en de landelijke organisatie van de bond kunnen zich bij de uitoefening van hun taken laten bijstaan door het bondsbureau.
15.2
De gewone leden van de bond kunnen een beroep doen op het bondsbureau voor advies en informatie.
15.3
Het bondsbureau staat onder leiding van een door het algemeen bestuur aan te stellen directie.
15.4
De taken en bevoegdheden van de directie alsmede het bondsbureau zijn vastgelegd in een directiestatuut. Dit statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur. (Nb. dit statuut dient nog geactualiseerd te worden).
Hoofdstuk 9 – Wijzigingen Artikel 16
WIJZIGING ALGEMEEN REGLEMENT 16.1
Het algemeen reglement wordt vastgesteld door de ledenraad.
16.2
Het algemeen reglement kan slechts worden gewijzigd door een besluit van de ledenraad.
16.3
Een besluit tot wijziging van het algemeen reglement behoeft ten minste een tweederde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
16.4
Een wijziging van het algemeen reglement treedt in werking op de dag zoals door de ledenraad besloten en nadat publicatie van het besluit in het hiervoor aangewezen bondsorgaan heeft plaatsgevonden.
Artikel 17 Waar in reglementen van de bond het mannelijk geslacht wordt genoemd in relatie tot personen, bijvoorbeeld rijder, sporter, official, licentiehouder etc., of benamingen zoals hij, zij, hen en dergelijke, wordt, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel wordt aangegeven, tevens het vrouwelijk geslacht bedoeld. Artikel 18 In alle gevallen waarin door dit algemeen reglement of overige reglementen niet is voorzien, beslist het algemeen bestuur.
34
Reglement van Orde KNSB Algemeen Conform de statuten van de KNSB wordt het algemeen reglement en het reglement op de bondsrechtspraak door de ledenraad vastgesteld (art. 22, 23 en 24). Voor de ledenraad en de door de ledenraad ingestelde commissies is geen afzonderlijk reglement van orde nodig omdat samenstelling, competentie en werkwijze in de statuten, het algemeen reglement en/of in het reglement op de bondsrechtspraak is opgenomen. De reglementen van orde van het algemeen bestuur, de stuurgroepen, de secties en de door het algemeen bestuur ingestelde commissies, worden door het algemeen bestuur vastgesteld en medegedeeld aan de ledenraad.
Reglement van orde algemeen bestuur (zie statuten artikel 19 en het algemeen reglement 1.
Het algemeen bestuur vergadert minstens vier keer per jaar en verder zo vaak, als de voorzitter of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit wenselijk achten.
2.
Vergaderingen van het algemeen bestuur worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
3.
Vergaderingen van het algemeen bestuur worden schriftelijk of langs elektronische weg opgeroepen door of namens de voorzitter van het algemeen bestuur met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van de vergadering daaronder niet begrepen.
4.
Het algemeen bestuur wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
5.
Op een daartoe strekkend verzoek van ten minste twee andere leden van het algemeen bestuur dient de voorzitter binnen één week na ontvangst van dat verzoek over te gaan tot oproeping tot een vergadering van het algemeen bestuur bij gebreke waarvan de verzoekers zelf de vergadering kunnen (doen) oproepen.
6.
De oproepingsbrief bevat de datum, het uur en de plaats van de vergadering van het algemeen bestuur, alsmede de agenda.
7.
De secretaris stelt in overleg met de voorzitter (en de eventuele verzoekers) de agenda op van de vergaderingen van het algemeen bestuur. De agenda met bijbehorende stukken wordt voor elke vergadering, als regel ten minste zeven dagen te voren, door de ambtelijk secretaris aan de leden van het algemeen bestuur toegezonden.
8.
Van het verhandelde in elke vergadering van het algemeen bestuur worden notulen opgemaakt.
9.
De secretaris draagt via de ambtelijk secretaris zorg voor de notulen van de vergadering.
10.
De notulen bevatten tenminste: •
de namen van de aan- en afwezige leden;
•
de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de vergadering;
•
een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;
•
een formulering van de door het algemeen bestuur genomen besluiten;
35
•
stemverhoudingen worden alleen vermeld als een lid daarom vraagt.
11.
De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
12.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde leden van het algemeen bestuur aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de in dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen van het algemeen bestuur niet in acht genomen.
13.
Toegang tot de vergaderingen van het algemeen bestuur hebben de leden van het algemeen bestuur, alsmede zij die daartoe door de voorzitter van het algemeen bestuur zijn uitgenodigd.
14.
De voorzitter van het algemeen bestuur heeft de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet het algemeen bestuur zelf in de leiding van zijn vergaderingen.
15.
Het algemeen bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering van het algemeen bestuur, waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van het algemeen bestuur aanwezig is.
16.
Ieder lid van het algemeen bestuur heeft het recht tot het uitbrengen van één stem in een vergadering van het algemeen bestuur.
17.
Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, worden alle besluiten in vergaderingen van het algemeen bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel verworpen.
18.
Alle stemmingen in vergaderingen van het algemeen bestuur geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
19.
Ingeval de stemmen staken wordt de besluitvorming tot de volgende vergadering aangehouden, tenzij de vergadering voltallig is of de beslissing naar het oordeel van het algemeen bestuur niet kan worden uitgesteld. In genoemde gevallen heeft de voorzitter een beslissende stem. Leden van het algemeen bestuur kunnen een minderheidsstandpunt laten aantekenen, maar het algemeen bestuur treedt in zijn besluiten als eenheid naar buiten.
20.
Het algemeen bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle in functie zijnde leden van het algemeen bestuur in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij zich allen schriftelijk of langs elektronische weg, vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur wordt vastgesteld. Het aldus vastgestelde relaas wordt bij de notulen van die betreffende vergadering gevoegd.
21.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een lid van het algemeen bestuur ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel, daaronder begrepen telefonisch, aan de vergaderingen van het algemeen bestuur deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem uitbrengen. Daartoe is vereist dat het lid van het algemeen bestuur via het elektronisch communicatiemiddel a) kan worden geïdentificeerd, b) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, c) kan deelnemen aan de beraadslaging en d) het stemrecht kan uitoefenen.
22.
Nadere regels omtrent de vergaderingen en de besluitvorming van het algemeen bestuur en omtrent het stemmen in vergaderingen van het algemeen bestuur door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen door het algemeen bestuur in een reglement worden vastgesteld.
Reglement van orde stuurgroep breedtesport (zie statuten artikel 11 lid 13 en het algemeen reglement) 1.
De stuurgroep breedtesport is een conform de statuten (art. 11) door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie (art. 18 lid 3). De stuurgroep bestaat uit zoveel stuurgroepleden als de bond gewesten kent en uit de directeur
36
sport die q.q. lid is. De stuurgroep vergadert minstens vier keer per jaar en verder zo vaak, als de voorzitter of ten minste twee leden van de stuurgroep dit wenselijk achten. 2.
De stuurgroep wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris die functioneert onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
3.
Tijdens de allereerste vergadering van de stuurgroep zal er een rooster van aftreden worden opgesteld (zie statuten art. 11 lid 10). Dit rooster voorziet in periodiek aftreden van de leden van de stuurgroep breedtesport, niet zijnde de directeur sport. Om de continuïteit te borgen zal fasering in aftreden gedurende de eerste zittingstermijn plaatsvinden. De fasering en daarmede de lengte van de eerste zittingstermijn van de leden van de stuurgroep zal door middel van loting worden bepaald. De nummers een tot met drie kunnen drie jaar in functie blijven, de nummers 4 tot en met 6 twee jaar en de nummers 7 en 8 één jaar. Loting kan alleen geschieden indien alle leden van de stuurgroep aanwezig zijn. Indien dit niet tijdens de allereerste vergadering het geval is zal de loting tijdens een volgende vergadering plaatsvinden. De loting geschiedt onder leiding van de directeur sport (heeft in deze situatie geen stem) en deze wordt daar in bijgestaan door de ambtelijk secretaris.
4.
Tijdens de allereerste vergadering van de stuurgroep wordt door de leden van de stuurgroep uit hun midden een voorzitter gekozen. Voor de functie van voorzitter is door het algemeen bestuur een profielschets vastgesteld. De verkiezing geschiedt onder leiding van de directeur sport tevens lid van de stuurgroep. De directeur sport wordt daarin bijgestaan door de ambtelijk secretaris van de stuurgroep. De stemming geschiedt hoofdelijk en schriftelijk. Kandidaten kunnen zich melden bij de directeur sport. Verkiezing geschiedt op basis van gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. Stemming kan uitsluitend geschieden indien alle leden van de stuurgroep aanwezig zijn. Ieder lid (uitgezonderd in deze situatie de directeur sport) brengt één stem uit.
5.
De leden van de stuurgroep worden door het algemeen bestuur benoemd, geschorst en ontslagen op voordracht van de gewestelijke besturen.
6.
De leden van de stuurgroep worden voor een periode van drie jaar (zie voor de eerste zittingsperiode lid 3 van dit artikel) benoemd. Herbenoeming kan voor maximaal twee perioden, al dan niet aansluitend, plaatsvinden.
7.
Vergaderingen van de stuurgroep worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
8.
Vergaderingen van de stuurgroep worden schriftelijk of langs elektronische weg opgeroepen door of namens de voorzitter van de stuurgroep met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van de vergadering daaronder niet begrepen.
9.
Op een daartoe strekkend verzoek van ten minste twee andere leden van de stuurgroep dient de voorzitter binnen één week na ontvangst van dat verzoek over te gaan tot oproeping tot een vergadering van de stuurgroep bij gebreke waarvan de verzoeker(s) zelf de vergadering kunnen (doen) oproepen.
10.
De oproepingsbrief bevat de datum, het uur en de plaats van de vergadering van de stuurgroep , alsmede de agenda.
11.
De agenda en daarbij behorende stukken worden door de voorzitter (of verzoekers) in samenwerking met de ambtelijk secretaris opgesteld en verzonden. Toezending van de agenda en daarbij behorende stukken geschiedt als regel ten minste zeven dagen te voren.
12.
Van het verhandelde in elke vergadering van de stuurgroep worden door de ambtelijk secretaris notulen opgemaakt.
13.
De notulen bevatten tenminste: •
de namen van de aan- en afwezige leden;
•
de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de vergadering;
•
een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;
•
een formulering van de door de stuurgroep genomen besluiten;
•
stemverhoudingen worden alleen vermeld als een lid daarom vraagt.
37
14.
De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
15.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde leden van de stuurgroep aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de in dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen van de stuurgroep niet in acht genomen.
16.
Toegang tot de vergaderingen van de stuurgroep hebben de leden van de stuurgroep , alsmede zij die daartoe door de voorzitter van de stuurgroep zijn uitgenodigd.
17.
De algemeen directeur kan bij de vergaderingen van de stuurgroep aanwezig zijn.
18.
De voorzitter van de stuurgroep heeft de leiding van de vergaderingen. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet de stuurgroep zelf in de leiding van zijn vergaderingen.
19.
De stuurgroep kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering van de stuurgroep, waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van de stuurgroep aanwezig zijn.
20.
Ieder lid van de stuurgroep heeft het recht tot het uitbrengen van één stem in een vergadering van de stuurgroep.
21.
Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, worden alle besluiten in vergaderingen van de stuurgroep genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel verworpen.
22.
Alle stemmingen in vergaderingen van de stuurgroep geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
23.
De stuurgroep kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle in functie zijnde leden van de stuurgroep in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij zich allen schriftelijk of langs elektronische weg, vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering van de stuurgroep wordt vastgesteld. Het aldus vastgestelde relaas wordt bij de notulen van de betreffende vergadering gevoegd.
24.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een lid van de stuurgroep ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel, daaronder begrepen telefonisch, aan de vergaderingen van de stuurgroep deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem uitbrengen. Daartoe is vereist dat het lid van de stuurgroep via het elektronisch communicatiemiddel a) kan worden geïdentificeerd, b) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, c) kan deelnemen aan de beraadslaging en d) het stemrecht kan uitoefenen.
25.
Nadere regels omtrent de vergaderingen en de besluitvorming van de stuurgroep en omtrent het stemmen in vergaderingen van de stuurgroep door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen door de stuurgroep in een reglement worden vastgesteld.
26.
Overeenkomstig artikel 11 lid 4 van de statuten kan de stuurgroep zich door een of meerdere deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Het uitnodigen van de deskundige(n) geschiedt door de voorzitter nadat de voorzitter daarover overeenstemming heeft bereikt met de overige leden van de stuurgroep eventueel conform het gestelde in lid 23 van dit reglement. De eventueel met de inschakeling van deskundigen gepaard gaande kosten drukken op het budget van de stuurgroep.
Reglement van orde stuurgroep topsport (zie statuten artikel 12 lid 13 en het algemeen reglement) 1.
De stuurgroep topsport is een conform de statuten (art. 12) door het algemeen bestuur ingestelde permanente commissie (art. 18 lid 3). De stuurgroep bestaat uit ten hoogste zeven stuurgroepleden, waaronder de directeur sport die q.q. lid is.
38
2.
De stuurgroep vergadert minstens vier keer per jaar en verder zo vaak, als de voorzitter of ten minste twee leden van de stuurgroep dit wenselijk achten.
3.
De stuurgroep wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris die functioneert onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
4.
De vertegenwoordigers namens de topsportleden-atletenverenigingen en de topsportleden-merkenteamsverenigingen worden op basis van een door een door het algemeen bestuur vastgesteld profiel geselecteerd en voorgedragen door de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en de gezamenlijke besturen van de topsportledenmerkenteamsverenigingen. De vertegenwoordigers dienen lid te zijn conform het bepaalde in de statuten onder artikel 1 lid 19.
5.
Twee leden van de stuurgroep topsport worden door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en uit het midden van de (ex)topsport-atleten. De voordracht dient te geschieden door verkiezing van twee leden uit het aantal gekandideerden. (Ex)topsportatleten -die lid zijn van een topsportleden-atletenvereniging- kunnen zich kandidaat stellen. Kiesgerechtigden zijn de topsportatleten.
6.
Twee leden van de stuurgroep topsport worden door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen. De voordracht dient te geschieden door verkiezing van twee leden uit het aantal gekandideerden. De topsportleden-merkenteamsverenigingen kunnen per vereniging ieder één kandidaat stellen. De merkenteams zijn kiesgerechtigd, ieder team heeft één stem.
7.
Twee leden van de stuurgroep topsport worden door het algemeen bestuur benoemd op basis van een voordracht van een selectiecommissie. Het algemeen bestuur heeft een profiel vastgesteld voor de twee leden. De leden dienen lid te zijn conform het gestelde in de statuten onder artikel 1 lid 19. De selectiecommissie bestaat uit een lid van het algemeen bestuur, een gewestelijk voorzitter, een sectie- of unitvoorzitter en een lid van de stuurgroep topsport. Dit lid van de stuurgroep topsport is bij de eerste totstandkoming van de stuurgroep topsport, de directeur sport. Het algemeen bestuur benoemt de leden van de selectiecommissie. De selectiecommissie start de sollicitatieprocedure. Bekendmaking van het profiel en de oproep voor sollicitanten geschiedt via het bondsorgaan en de bondswebsite. Ook andere mogelijkheden voor publicatie van de oproep voor sollicitanten kunnen worden gebruikt. Voordracht aan het algemeen bestuur geschiedt op basis van unanimiteit binnen de sollicitatiecommissie. De selectiecommissie wordt voorgezeten door het lid van het algemeen bestuur.
8.
Benoeming, schorsing en ontslag van de stuurgroepleden geschiedt door het algemeen bestuur.
9.
Tijdens de allereerste vergadering van de stuurgroep zal er een rooster van aftreden worden opgesteld (zie statuten art. 12 lid 10 ). Dit rooster voorziet in periodiek aftreden van de leden van de stuurgroep topsport, niet zijnde de directeur sport. Om de continuïteit te borgen zal fasering in aftreden gedurende de eerste zittingstermijn plaatsvinden. De fasering en daarmede de lengte van de eerste zittingstermijn van de leden van de stuurgroep zal door middel van loting worden bepaald. De nummers een en twee kunnen drie jaar in functie blijven, de nummers 3 en 4 twee jaar en nummers 5 en 6 één jaar. Indien na loting beide leden uit één geleding (zie lid 5, 6 en 7 van dit artikel) gelijk zouden dienen af te treden, zal er opnieuw worden geloot. Dit om ook een spreiding in zittingstermijn over de geledingen heen te bereiken. Loting kan alleen geschieden indien alle leden van de stuurgroep aanwezig zijn. Indien dit niet tijdens de allereerste vergadering het geval is zal de loting tijdens een volgende vergadering plaatsvinden. De loting geschiedt onder leiding van de directeur sport (heeft in deze situatie geen stem) en deze wordt daar in bijgestaan door de ambtelijk secretaris.
10.
Tijdens de allereerste vergadering van de stuurgroep wordt door de leden van de stuurgroep uit hun midden een voorzitter gekozen. Voor de functie van voorzitter is door het algemeen bestuur een profielschets vastgesteld. De verkiezing geschiedt onder leiding van de directeur sport tevens lid van de stuurgroep. De directeur sport wordt daarin bijgestaan door de ambtelijk secretaris van de stuurgroep. De stemming geschiedt hoofdelijk en schriftelijk. Kandidaten kunnen zich melden bij de directeur sport. Verkiezing geschiedt op basis van gewone meerderheid van uitgebrachte stemmen. Stemming kan
39
uitsluitend geschieden indien alle leden van de stuurgroep aanwezig zijn. Ieder lid (uitgezonderd in deze situatie de directeur sport) brengt één stem uit. 11.
Vergaderingen van de stuurgroep worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
12.
Vergaderingen van de stuurgroep worden schriftelijk of langs elektronische weg opgeroepen door of namens de voorzitter van de stuurgroep met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van de vergadering daaronder niet begrepen.
13.
Op een daartoe strekkend verzoek van ten minste twee andere leden van de stuurgroep dient de voorzitter binnen één week na ontvangst van dat verzoek over te gaan tot oproeping tot een vergadering van de stuurgroep bij gebreke waarvan de verzoeker(s) zelf de vergadering kunnen (doen) oproepen.
14.
De oproepingsbrief bevat de datum, het uur en de plaats van de vergadering van de stuurgroep , alsmede de agenda.
15.
De agenda en daarbij behorende stukken worden door de voorzitter (of verzoekers) in samenwerking met de ambtelijk secretaris opgesteld en verzonden. Toezending van de agenda en daarbij behorende stukken geschiedt als regel ten minste zeven dagen te voren.
16.
Van het verhandelde in elke vergadering van de stuurgroep worden door de ambtelijk secretaris notulen opgemaakt.
17.
De notulen bevatten tenminste: •
de namen van de aan- en afwezige leden;
•
de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de vergadering;
•
een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;
•
een formulering van de door de stuurgroep genomen besluiten;
•
stemverhoudingen worden alleen vermeld als een lid daarom vraagt.
18.
De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
19.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde leden van de stuurgroep aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de in dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen van de stuurgroep niet in acht genomen.
20.
Toegang tot de vergaderingen van de stuurgroep hebben de leden van de stuurgroep , alsmede zij die daartoe door de voorzitter van de stuurgroep zijn uitgenodigd.
21.
De algemeen directeur kan bij de vergaderingen van de stuurgroep aanwezig zijn.
22.
De voorzitter van de stuurgroep heeft de leiding van de vergaderingen. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet de stuurgroep zelf in de leiding van zijn vergaderingen.
23.
De stuurgroep kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering van de stuurgroep, waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van de stuurgroep en van iedere geleding (zie lid 5, 6 en 7 van dit artikel) tenminste een lid aanwezig is.
24.
Ieder lid van de stuurgroep heeft het recht tot het uitbrengen van één stem in een vergadering van de stuurgroep.
25.
Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, worden alle besluiten in vergaderingen van de stuurgroep genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel verworpen.
26.
Alle stemmingen in vergaderingen van de stuurgroep geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
27.
De stuurgroep kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle in functie zijnde leden van de stuurgroep in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij zich allen schriftelijk of langs elektronische weg, vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een relaas
40
opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering van de stuurgroep wordt vastgesteld. Het aldus vastgestelde relaas wordt bij de notulen van de betreffende vergadering gevoegd. 28.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een lid van de stuurgroep ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel, daaronder begrepen telefonisch, aan de vergaderingen van de stuurgroep deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem uitbrengen. Daartoe is vereist dat het lid van de stuurgroep via het elektronisch communicatiemiddel a) kan worden geïdentificeerd, b) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, c) kan deelnemen aan de beraadslaging en d) het stemrecht kan uitoefenen.
29.
Nadere regels omtrent de vergaderingen en de besluitvorming van de stuurgroep en omtrent het stemmen in vergaderingen van de stuurgroep door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen door de stuurgroep in een reglement worden vastgesteld.
30.
Overeenkomstig artikel 12 lid 4 van de statuten kan de stuurgroep zich door een of meerdere deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Het uitnodigen van de deskundige(n) geschiedt door de voorzitter nadat de voorzitter daarover overeenstemming heeft bereikt met de overige leden van de stuurgroep eventueel conform het gestelde in lid 27 van dit reglement. De eventueel met de inschakeling van deskundigen gepaard gaande kosten drukken op het budget van de stuurgroep.
Reglement van orde sectiebestuur (zie statuten artikel 10 (secties) en het algemeen reglement artikel 8) 1.
Een sectiebestuur bestaat uit een voorzitter, secretaris, budgetbewaker en een of meerdere leden. De gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen hebben het recht een vertegenwoordiger als lid van het bestuur voor te dragen. De taken worden onder de leden verdeeld.
2.
De bestuursleden (anders dan de in de tweede zin van onder lid 1 genoemde) worden gekozen door de vertegenwoordigers van de gewestelijk technische commissies. Bij inline-skaten geschiedt dit door de regio TC’s, bij kunstrijden -bij afwezigheid van een TC- door de verenigingen en bij schoonrijden door de leden van de landelijke vereniging van schoonrijders(LVS). Voordracht van kandidaten kan (afhankelijk van welke discipline -zie hierboven-) geschieden door GTC’s, RTC, TC, verenigingen, LVS en het sectiebestuur. De verkiezing geschiedt tijdens een gezamenlijke vergadering van sectiebestuur en GTC vertegenwoordigers respectievelijk RTC-, TC- of verenigingvertegenwoordigers waarbij het aantal per GTC, RTC, TC, vereniging of LVS uit te brengen stemmen gelijk is aan het aantal licentiehouders dat in dat gewest, regio of vereniging hun sport beoefenen binnen de betrokken sectie. De verkiezing geschiedt bij gewone meerderheid van stemmen. Kandidaatstelling kan geschieden tot uiterlijk 48 uur voor aanvang van de betreffende vergadering. De voorzitter, de secretaris en de budgetbewaker van het sectiebestuur worden in functie gekozen.
3.
De vertegenwoordigers namens de topsportleden-atletenverenigingen en de topsportleden-merkenteamsverenigingen worden op basis van een door het algemeen bestuur vastgesteld profiel door de gezamenlijke besturen van de topsportledenatletenverenigingen en de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen aangewezen.
4.
Benoeming, schorsing en ontslag van de bestuursleden geschiedt door het algemeen bestuur op basis van een bindende voordracht van de GTC’s, RTC’s, TC, verenigingen of LVS en de gezamenlijke besturen van de topsportledenatletenverenigingen en de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen.
5.
Leden van een sectiebestuur worden voor een periode van drie jaar benoemd. Herbenoeming kan voor maximaal twee perioden van drie jaar, al dan niet aansluitend, plaatsvinden.
6.
Een sectiebestuur vergadert minstens vier keer per jaar en verder zo vaak, als de voorzitter of ten minste twee leden van het bestuur dit wenselijk achten.
41
7.
Het sectiebestuur wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris die functioneert onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
8.
Vergaderingen van het bestuur worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
9.
Vergaderingen van het bestuur worden schriftelijk of langs elektronische weg opgeroepen door of namens de voorzitter van het bestuur met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van de vergadering daaronder niet begrepen.
10.
Op een daartoe strekkend verzoek van ten minste twee andere leden van het bestuur dient de voorzitter binnen één week na ontvangst van dat verzoek over te gaan tot oproeping tot een vergadering van het bestuur bij gebreke waarvan de verzoeker(s) zelf de vergadering kunnen (doen) oproepen.
11.
De oproepingsbrief bevat de datum, het uur en de plaats van de vergadering van het bestuur, alsmede de agenda.
12.
De agenda en daarbij behorende stukken worden door de voorzitter (of verzoekers) in samenwerking met de ambtelijk secretaris opgesteld en verzonden. Toezending van de agenda en daarbij behorende stukken geschiedt als regel ten minste zeven dagen te voren. Van het verhandelde in elke vergadering van het bestuur worden door de ambtelijk secretaris notulen opgemaakt.
13.
De notulen bevatten tenminste: •
de namen van de aan- en afwezige leden;
•
de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de vergadering;
•
een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;
•
een formulering van de door het bestuur genomen besluiten;
•
stemverhoudingen worden alleen vermeld als een lid daarom vraagt.
14.
De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
15.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde leden van het bestuur aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de in dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen van het bestuur niet in acht genomen.
16.
Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de leden van het bestuur, alsmede zij die daartoe door de voorzitter van het bestuur zijn uitgenodigd.
17.
De voorzitter van het bestuur heeft de leiding van de vergaderingen. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet het bestuur zelf in de leiding van zijn vergaderingen.
18.
Het bestuur kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering van het bestuur, waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van het bestuur aanwezig zijn.
19.
Ieder lid van het bestuur heeft het recht tot het uitbrengen van één stem in een vergadering van het bestuur.
20.
Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, worden alle besluiten in vergaderingen van het bestuur genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel verworpen.
21.
Alle stemmingen in vergaderingen van het bestuur geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
22.
Het bestuur kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle in functie zijnde leden van het bestuur in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij zich allen schriftelijk of langs elektronische weg, vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering van het bestuur wordt vastgesteld. Het aldus vastgestelde relaas wordt bij de notulen van de betreffende vergadering gevoegd.
42
23.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een lid van het bestuur ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel, daaronder begrepen telefonisch, aan de vergaderingen van het bestuur deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem uitbrengen. Daartoe is vereist dat het lid van het bestuur via het elektronisch communicatiemiddel a) kan worden geïdentificeerd, b) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, c) kan deelnemen aan de beraadslaging en d) het stemrecht kan uitoefenen.
24.
Nadere regels omtrent de vergaderingen en de besluitvorming van het bestuur en omtrent het stemmen in vergaderingen van het bestuur door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen door het bestuur in een reglement worden vastgesteld.
25.
Het bestuur kan zich door een of meerdere deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Het uitnodigen van de deskundige(n) geschiedt door de voorzitter nadat de voorzitter daarover overeenstemming heeft bereikt met de overige leden van het bestuur eventueel conform het gestelde in lid 21 van dit reglement. De eventueel met de inschakeling van deskundigen gepaard gaande kosten drukken op het budget van het sectiebestuur.
Reglement van orde voor commissies (zie statuten artikel 18, 22, 23 en 24 en het algemeen reglement) 1.
Commissies ingesteld door de ledenraad: voor de reglementencommissie en de financiële commissie is geen afzonderlijk reglement van orde vereist omdat samenstelling, werkwijze, competentie ed. in het algemeen reglement is geregeld (zie statuten artikelen 22 en 24 en het algemeen reglement artikel 9 en 10). Voor de geschillencommissie/commissie van beroep en de tuchtcommissie is een en ander geregeld in het reglement op de bondsrechtspraak (statuten artikel 23 lid 4 en het algemeen reglement artikel 11 en 12).
2.
Leden van door de ledenraad ingestelde commissies worden voor onbepaalde tijd door de ledenraad benoemd.
3.
De ledenraad kan het lidmaatschap van een door de ledenraad ingestelde commissie beëindigen.
4.
Voor commissies ingesteld door het algemeen bestuur (zie statuten art. 18 en algemeen reglement artikel 4) zoals commissie jeugdschaatsen, commissie bondsonderscheidingen, medische commissie, toetsingscommissie, recordcommissie, commissie natuurijsbanen, commissie statistiek en redactieraad SchaatsSport geldt een reglement van orde zoals hieronder weergegeven.
Reglement van orde voor commissies (permanent en tijdelijk) ingesteld door het algemeen bestuur (zie statuten artikel 18 en het algemeen reglement artikel 4) Voor stuurgroepen die door het algemeen bestuur zijn ingesteld (dit zijn commissies conform de statuten artikel 18, zie tevens het algemeen reglement artikel 7 en 8) gelden afzonderlijke reglementen van orde. 1.
Een commissie ingesteld door het algemeen bestuur staat onder leiding van een door het algemeen bestuur benoemde voorzitter. De overige leden worden na overleg met de voorzitter door het algemeen bestuur benoemd.
2.
Het algemeen bestuur bepaalt de opdracht en het werkterrein van de commissie en stelt de middelen ter beschikking om de activiteiten te kunnen uitvoeren.
3.
De commissie is via de voorzitter verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur.
4.
Leden van permanente commissies worden voor onbepaalde tijd benoemd door het algemeen bestuur.
5.
Leden van een tijdelijke commissie worden voor de looptijd van de opdracht benoemd door het algemeen bestuur.
6.
Het algemeen bestuur kan het lidmaatschap van een door het algemeen bestuur in gestelde commissie beëindigen.
7.
Een commissie vergadert minstens zo vaak als de voorzitter of ten minste twee leden van de commissie dit wenselijk achten.
43
8.
De commissie wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris die functioneert onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur.
9.
Vergaderingen van de commissie worden gehouden ter plaatse als bij de oproeping bepaald.
10.
Vergaderingen van de commissie worden schriftelijk of langs elektronische weg opgeroepen door of namens de voorzitter van de commissie met inachtneming van een termijn van ten minste zeven dagen, de dag van oproeping en die van de vergadering daaronder niet begrepen.
11.
Op een daartoe strekkend verzoek van ten minste twee andere leden van de commissie dient de voorzitter binnen één week na ontvangst van dat verzoek over te gaan tot oproeping tot een vergadering van de commissie bij gebreke waarvan de verzoeker(s) zelf
12.
De oproepingsbrief bevat de datum, het uur en de plaats van de vergadering van de commissie, alsmede de agenda.
13.
De agenda en daarbij behorende stukken worden door de voorzitter (of verzoekers) in samenwerking met de ambtelijk secretaris opgesteld en verzonden. Toezending van de agenda en daarbij behorende stukken geschiedt als regel ten minste zeven dagen te voren. Van het verhandelde in elke vergadering van de commissie worden door de ambtelijk secretaris notulen opgemaakt.
14.
De notulen bevatten tenminste: •
de namen van de aan- en afwezige leden;
•
de namen van de andere personen die hebben deelgenomen aan de vergadering;
•
een vermelding van zaken die aan de orde zijn geweest;
•
een formulering van de door de commissie genomen besluiten;
•
stemverhoudingen worden alleen vermeld als een lid daarom vraagt.
15.
De notulen worden in de eerstvolgende vergadering vastgesteld.
16.
Zolang in een vergadering alle in functie zijnde leden van de commissie aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen omtrent alle aan de orde komende onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de in dit reglement gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen van de commissie niet in acht genomen.
17.
Toegang tot de vergaderingen van de commissie hebben de leden van de commissie, alsmede zij die daartoe door de voorzitter van de commissie zijn uitgenodigd.
18.
De voorzitter van de commissie heeft de leiding van de vergaderingen. Bij afwezigheid van de voorzitter voorziet de commissie zelf in de leiding van zijn vergaderingen.
19.
De commissie kan slechts geldige besluiten nemen in een vergadering van de commissie, waarin ten minste de helft van de in functie zijnde leden van de commissie aanwezig zijn.
20.
Ieder lid van de commissie heeft het recht tot het uitbrengen van één stem in een vergadering van de commissie.
21.
Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, worden alle besluiten in vergaderingen van de commissie genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. Indien de stemmen staken, is het voorstel verworpen.
22.
Alle stemmingen in vergaderingen van de commissie geschieden mondeling. Echter kan de voorzitter bepalen dat de stemmen schriftelijk worden uitgebracht. Schriftelijke stemming geschiedt door middel van ongetekende stembriefjes.
23.
De commissie kan ook op andere wijze dan in vergadering besluiten nemen, mits alle in functie zijnde leden van de commissie in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen, en zij zich allen schriftelijk of langs elektronische weg, vóór het voorstel hebben verklaard. Van een buiten vergadering genomen besluit wordt door de secretaris een relaas opgemaakt, dat in de eerstvolgende vergadering van de commissie wordt vastgesteld. Het aldus vastgestelde relaas wordt bij de notulen van de betreffende vergadering gevoegd.
44
24.
Onverminderd het bepaalde in de vorige leden kan een lid van de commissie ook door middel van een elektronisch communicatiemiddel, daaronder begrepen telefonisch, aan de vergaderingen van de commissie deelnemen, daarin het woord voeren en zijn stem uitbrengen. Daartoe is vereist dat het lid van de commissie via het elektronisch communicatiemiddel a) kan worden geïdentificeerd, b) rechtstreeks kan kennisnemen van de verhandelingen ter vergadering, c) kan deelnemen aan de beraadslaging en d) het stemrecht kan uitoefenen.
25.
Nadere regels omtrent de vergaderingen en de besluitvorming van de commissie en omtrent het stemmen in vergaderingen van de commissie door middel van een elektronisch communicatiemiddel kunnen door de commissie in een reglement worden vastgesteld.
26.
De commissie kan zich door een of meerdere deskundigen laten bijstaan in het kader van de uitoefening van zijn taak. Het uitnodigen van de deskundige(n) geschiedt door de voorzitter nadat de voorzitter daarover overeenstemming heeft bereikt met de overige leden van de commissie eventueel conform het gestelde in lid 23 van dit reglement. De eventueel met de inschakeling van deskundigen gepaard gaande kosten drukken op het budget van de commissie zoals dat door die door het algemeen bestuur zijn ingesteld het algemeen bestuur ter beschikking is gesteld.
45
2 | Nationaal wedstrijdreglement Algemene bepalingen INHOUD Artikel
1
Algemeen
Artikel
2
Het recht om deel te nemen
Artikel
3
Verlies van het recht om deel te nemen
Artikel
4
Herstel van het recht om deel te nemen
Artikel
5
Vergoedingen
Artikel
6
Prijzen
Artikel
7
Afspraken met media
Artikel
8
Licenties
Artikel
9
Wedstrijdcategorie en dispensatie
Artikel
10
Soort wedstrijden
Artikel
11
Uitschrijven van wedstrijden
Artikel
12
Deelneming aan wedstrijden, aanwijsplaatsen
Artikel
13
Verbod omtrent afspraken bij deelnemen aan wedstrijden
Artikel
14
Aankondiging van wedstrijden
Artikel
15
Inhoud van de aankondigingen
Artikel
16
Verdaging van een wedstrijd
Artikel
17
Niet doorgaan van een wedstrijd
Artikel
18
Inschrijving
Artikel
19
Inschrijfgeld
Artikel
20
Doorgaan van een wedstrijd
Artikel
21
Loting
Artikel
22
Schadevergoeding
Artikel
23
Official bij wedstrijden
Artikel
24
Benoeming van scheidsrechters, starters en wedstrijdleiders
Artikel
25
Protesten/bezwaren
Artikel
26
Beroep
Artikel
27
Verhouding tussen deelnemers en wedstrijdleiding
46
Artikel
28
Titels
Artikel
29
Kampioensmedailles en prijsuitreikingen
Artikel
30
De uitslag van een wedstrijd
Artikel
31
Doping
Artikel
32
Slotbepalingen
Nationale wedstrijdreglementen Voor wedstrijden in de disciplines hardrijden langebaan en kortebaan/supersprint, shorttrack, marathon, kunstrijden, schoonrijden en inline-skaten. Algemene bepalingen Artikel 1 1.
Deze bepalingen hebben betrekking op wedstrijden en testen.
2.
Elke deelnemer dient de bepalingen in dit reglement en in de bijbehorende specifieke bepalingen en in alle verdere reglementen van de KNSB op te volgen.
3.
Voor internationale wedstrijden gelden de reglementen van de Internationale Schaatsenrijders Unie (ISU) en de TC inlineskaten (CEC).
Artikel 2
Het recht om deel te nemen 1.
Iemand is gerechtigd om deel te nemen aan een schaats- respectievelijk inline-skate wedstrijd, onder auspiciën van de KNSB, mits hij/zij in het bezit is van: a)
een geldige wedstrijdlicentie en lid is van een vereniging aangesloten bij de KNSB of;
b)
een geldige wedstrijddaglicentie voor de betreffende wedstrijd; en niet is uitgesloten tot deelname op grond van de reglementen van de KNSB, ISU of CEC.
2.
Iemand is niet gerechtigd om deel te nemen indien hij: a)
direct of indirect vergoeding heeft aangenomen zonder toestemming van het Algemeen Bestuur van de KNSB in verband met de voorbereiding op of deelneming aan wedstrijden, demonstraties of tochten.
b)
heeft deelgenomen aan een wedstrijd, demonstratie of tocht, die niet is vastgesteld door de KNSB, een gewest of een bij de Bond aangesloten vereniging.
c)
bij het deelnemen aan wedstrijden en demonstraties, het optreden in een ijsshow of het onderwijzen van schaatsen of inlineskaten, het gebruik van zijn naam, foto of persoonlijke verschijning heeft toegestaan om reclame te maken voor enig handelsproduct, dienst of onderneming, tenzij het is toegestaan door het Algemeen Bestuur van de KNSB.
3.
Betaling wegens gederfd inkomen is toegestaan na goedkeuring van het Algemeen Bestuur van de Bond, dat bewijzen mag verlangen, waaruit de inkomstenderving blijkt.
Artikel 3
Verlies van het recht om deel te nemen. Het gevolg van een overtreding van een der bepalingen omtrent het recht om deel te nemen betekent verlies van dit recht. De tuchtcom¬missie van de bond beslist over een overtreding van een der bepalingen omtrent het recht om deel te nemen genoemd onder artikel 2, lid 2, ongeacht of er enig protest is aangetekend tegen het recht om deel te nemen van de schaatsenrijder. Voordat een dergelijke beslissing door de tuchtcommissie wordt genomen, moet de rijder zelf de gelegenheid worden gegeven een verklaring, indien
47
gewenst schriftelijk, af te leggen. Indien een rijder van deze gelegenheid niet binnen 60 dagen na ontvangst van de brief, waarin hij op deze overtreding wordt gewezen, gebruik maakt dan vervalt zijn recht om een verklaring af te leggen. Artikel 4
Herstel van het recht om deel te nemen 1.
Een persoon die volgens artikel 2 niet gerechtigd is geweest om deel te nemen mag naderhand niet deelnemen aan en geen scheidsrechter, assistent-scheidsrechter, jurylid of starter zijn in wedstrijden als bedoeld in artikel 1 par. 1, tenzij hem door het Algemeen Bestuur wederom het recht om deel te nemen is verleend.
2.
Het Algemeen Bestuur mag, na goedkeuring van een verzoek tot herstel van het recht om deel te nemen, dit slechts effectueren na een periode van een jaar of langer, afhankelijk van de omstandigheden.
Artikel 5
Vergoedingen 1.
Een vergoeding aan deelnemers van wedstrijden mag slechts bestaan uit de werkelijk gemaakte reis- en verblijfkosten en de inkomstenderving. Het uitkeren van startgelden is verboden.
2.
Verenigingen of individuele leden van een vereniging, die voor deelneming aan wedstrijden of demonstraties van een andere vereniging een vergoeding vragen boven hetgeen de geldende bepalingen toestaan, moeten door de vereniging die de wedstrijden of demonstraties organiseert aan de bond via het gewestelijke- of regiobestuur worden gerapporteerd, vermeldende wat is voorgevallen.
3.
Aan officials, zijnde personen, die door de organiserende instantie met het vervullen van een organisatorische- of technische functie ter realisering van de wedstrijd zijn belast, moeten op hun verzoek de door hen gemaakte reis- en verblijfkosten per declaratie worden vergoed door die instantie.
Artikel 6
Prijzen 1.
Prijzen bij: a)
gewestelijke-, regionale-, en nationale wedstrijden of kampioenschappen: medailles en eventuele kunstvoorwerpen;
b)
marathonwedstrijden en inline-skaten: Alle prijzenschema´s, voor wedstrijden en klassementen worden jaarlijks vastgesteld.
Artikel 7
Afspraken met media Afspraken en overeenkomsten voor media-uitzendingen van wedstrijden mogen uitsluitend door het Algemeen Bestuur van de Bond met de betrokken media-autoriteiten worden gemaakt. Artikel 8
Licenties A. Wedstrijdlicenties 1.
Voor deelname aan schaats- of inline- skate wedstrijden van de KNSB en haar leden (de verenigingen) is een multidisciplinaire wedstrijdlicentie of een wedstrijddaglicentie vereist. De KNSB geeft de wedstrijdlicentie en wedstrijddaglicentie uit. a)
Een wedstrijdlicentie biedt het recht om deel te nemen aan KNSB-wedstrijden. De gegevens van de licentiehouder worden centraal geregistreerd waardoor hij/zij herkenbaar is in de inschrijfsystemen en resultaten worden opgenomen in de uitslag..
48
b)
Een wedstrijddaglicentie biedt het recht op deelname aan één specifieke wedstrijd op een specifieke locatie/ baan en opname in de daguitslag, op een eventuele dagprijs.
c)
De prijs van de wedstrijdlicentie is afhankelijk van de leeftijdscategorie en wel in 3 groepen: t/m 12 jaar, 13 t/m 18 jaar, en ouder dan 18 jaar
2.
De wedstrijdlicentie en wedstrijddaglicentie zijn persoonsgeboden en niet overdraagbaar aan derden.
3. a)
De voorwaarden voor het verkrijgen van de wedstrijdlicentie
Lidmaatschap van een vereniging die bij de KNSB aangesloten is;
Verstrekken van de volgende persoonlijke gegevens: naam, adres, woonplaats, geslacht, geboortedatum, nationaliteit, e-mailadres en telefoonnummer;
b)
Geen openstaande financiële verplichtingen aan de KNSB.
De voorwaarden voor het verkrijgen van een wedstrijdlicentie door een buitenlandse sporter zijn:
Lidmaatschap van een vereniging die bij de KNSB aangesloten is of lidmaatschap van de eigen nationale bond (dan wordt een kopie van de geldige licentiepas/lidmaatschap afgegeven);
Verstrekken van de volgende persoonlijke gegevens: naam, adres, woonplaats, geslacht, geboortedatum, nationaliteit, e-mailadres en telefoonnummer.
4.
Geen openstaande financiële verplichtingen aan de KNSB
Overgang van een sporter in het betreffende wedstrijdseizoen naar een andere vereniging is uitsluitend mogelijk indien beide verenigingen schriftelijk hebben ingestemd met de overgang en de KNSB hierover hebben geïnformeerd.
B.
Official licenties
1.
Officiallicenties zijn beschikbaar voor: a)
leden van landelijke besturen en landelijke commissies.
b)
landelijk actieve gediplomeerde juryleden, scheidsrechters, starters en wedstrijdleiders.
c)
een beperkt aantal door het gewestelijk bestuur op te geven officials.
Artikel 9
Wedstrijdcategorie en dispensatie 1.
Een sectiebestuur kan voor de betreffende tak van de schaatssport aan junior-licentiehouders dispensatie verlenen om in een oudere leeftijdscategorie uit te komen. Dit geldt alleen nationaal.
2.
Ook voor onderlinge wedstrijden voor leden van één vereniging is een wedstrijd(dag)licentie nodig, wanneer resultaten verwerkt worden in het centrale wedstrijdsysteem.
3.
Voor het inline-skaten staan de dispensatie mogelijkheden beschreven in artikel 404 Specifieke Bepalingen Inline-skaten.
Artikel 10
Soort wedstrijden De wedstrijden zijn verdeeld in: A
Nationale wedstrijden
1
kampioenschappen
2
open wedstrijden
3
invitatiewedstrijden
B
Gewestelijke/regio wedstrijden
49
1
kampioenschappen
2
open wedstrijden
3
invitatiewedstrijden
C
Clubwedstrijden
1
kampioenschappen
2
open wedstrijden
3
invitatiewedstrijden
Artikel 11
Uitschrijven van wedstrijden 1.
Internationale en nationale wedstrijden mogen uitsluitend worden uitgeschreven na goedkeuring van het Algemeen Bestuur. De aanvraag moet bij het gewestelijk bestuur geschieden, dat toestemming vraagt aan het Algemeen Bestuur van de Bond. Voor het kunstrijden moet de aanvraag geschieden bij het sectiebestuur kunstrijden, met mededeling aan het gewestelijk bestuur.
2.
Een gewestelijke/regio wedstrijd mag uitsluitend onder goedkeuring van het gewestelijk/regio bestuur worden uitgeschreven. (Mededeling aan het Algemeen Bestuur van de Bond). De aanvraag van een gewestelijke/regio wedstrijd moet bij het bestuur van het gewest/regio geschieden met voor kunstrijden een mededeling aan het sectiebestuur kunstrijden.
3.
De in artikel 10 genoemde wedstrijden mogen worden uitgeschreven door de bond, de gewesten/regio's, de gewone leden en de buitengewone leden.
4.
Het is verboden wedstrijden uit te schrijven en daaraan de titel ''kampioenschap'' te verbinden, alsmede deel te nemen aan wedstrijden om een ''kampioenschaptitel'', behoudens de in artikel 10 genoemde kampioenschappen, de club-, de districtskampioenschappen en dergelijke. (verplaatsing was artikel 12.4)
5.
Een vereniging, die een wedstrijd uitschrijft zonder daarvoor de vereiste goedkeuring te hebben ontvangen, kan worden geroyeerd, indien zij niet op de eerste aanmaning de bedoelde wedstrijd intrekt. De goedkeuring voor wedstrijden moet uiterlijk 24 uur van tevoren zijn verkregen.
6A.
Voor het Inline-skaten moeten aanvragen voor het organiseren van nationale wedstrijden worden ingediend bij het bondsbureau t.a.v. de competitieleider die in overleg met het Sectiebestuur en de commissie Topsport de kalender opstelt. Zie ook Specifieke bepalingen Inline-skaten artikel 32.
6B.
Voor regionale wedstrijden via de regionale T.C. bij het bondsbureau t.a.v. de competitieleider die in overleg met het Sectiebestuur de kalender opstelt. Zie ook het onder a) genoemde artikel 31.
Artikel 12
Deelneming aan wedstrijden 1.
Deelneming aan wedstrijden staat open voor iedere rijder met een wedstrijdlicentie, zie artikel 2. Voor deelneming op wedstrijddaglicentie zie artikel 12a. Ten behoeve van de nationale wedstrijden, inclusief nationale kampioenschappen, kan er binnen de selectienormen van sectiebesturen en selectiecommissies -als bedoeld in Artikel 7 van het Algemeen Reglement onder wedstrijdsport- gebruik gemaakt worden van aanwijsplaatsen. Bij de selectienormen van NK’s kunnen de sectiebesturen gebruik maken van minimaal 2 aanwijsplaatsen en de selectiecommissie van 1 aanwijsplaats. De specifieke invulling van de aanwijsplaatsen vindt plaats binnen de nationale selectienormen per discipline voorafgaande aan ieder seizoen. Voorwaarde voor deelneming is dat de rijder in ieder geval voldoet aan de voorwaarden die omschreven staan in de algemene bepalingen, artikel 2
50
2.
Het is aan de leden van bij de Bond aangesloten verenigingen verboden deel te nemen aan wedstrijden, die niet onder regelgeving van de KNSB worden georganiseerd.
3.
Gedurende één en hetzelfde seizoen mag een sporter slechts deelnemen aan wedstrijden en/of demonstraties voor één vereniging in dezelfde discipline. De wedstrijdlicentiehouder kan gedurende het wedstrijdseizoen van de betreffende discipline uitkomen voor een andere vereniging, mits de betreffende competitie(s) waaraan hij/zij deelneemt dit toestaan en beide verenigingen hiermee akkoord gaan. (Zie ook artikel 8 lid A.5.)
4A.
Voor deelneming aan nationale- en gewestelijke kampioenschappen moet men de Nederlandse nationaliteit bezitten. Voor open kampioenschappen en wedstrijden zie Specifieke Bepalingen Hardrijden Langebaan art. 101.4.b en voor kortebaan/Supersprint Art. 203.5.
4B.
Voor ijsdansen en paarrijden volstaat het wanneer een van beide partners de Nederlandse nationaliteit bezit en de andere partner in Nederland woonachtig is;
4C.
Voor deelneming aan nationale- en gewestelijke kampioenschappen in één van de KNSB wedstrijddisciplines is men uitgesloten wanneer men in het voorafgaande of lopende seizoen heeft deelgenomen aan wedstrijden namens een ander land.
5.
Bij nationale wedstrijden en kampioenschappen dienen de deelnemers zich uiterlijk een half uur voor de aanvang van de wedstrijd in de betrokken categorie persoonlijk aangemeld te hebben bij het wedstrijdsecretariaat. Deze aanmelding kan ook geschieden door de trainer of ploegleider.
6.
Het dragen van het woord Nederland (of afkorting) op presentatie- en wedstrijdkleding is alleen toegestaan voor leden van de Nationale Selecties senioren en Jong Oranje (langebaan, shorttrack en inline-skaten). Dit impliceert tevens dat een lid van de Nationale Selectie of Jong Oranje binnen de ene discipline mag uitkomen in een pak met Nederland bij wedstrijden van andere disciplines. Scheidsrechters of waarnemers zullen hierop toezien. Bij alle Nederlandse kampioenschappen en wedstrijden voor senioren en junioren (incl. kadetten en pupillen 1 bij het inline-skaten) die op de nationale kalenders van de verschillende disciplines staan, is het voor Nederlandse licentiehouders niet toegestaan presentatie- en wedstrijdkleding met buitenlandse nationaliteitsuitingen (afkortingen, symbolen) te dragen. Bij internationale wedstrijden wordt het woord Nederland gedragen door Nationale selecties of door de Bond afgevaardigde rijders volgens artikel 102 lid 6 van het ISU reglement of 3.1.2.1. (artikel 104) van het CEC reglement
7.
Voor het Inline-skaten staan de bijzonderheden met betrekking tot deelnemen aan wedstrijden beschreven in artikel 38 t/m 43 specifieke bepalingen Inline- skaten.
Artikel 12a
Deelneming aan wedstrijden op wedstrijddaglicentie 1.
Niet-leden of rijders die niet in het bezit zijn van een wedstrijdlicentie kunnen, indien de organisatie en ruimte dit toelaat, maximaal drie wedstrijden per 12 maanden deelnemen met een wedstrijddaglicentie.
2.
De organisatie onder wiens verantwoordelijkheid de wedstrijd valt (KNSB, sectie, gewest, baancommissie) bepaalt of de wedstrijd wel of niet openstaat voor wedstrijddaglicentiehouders. Uitzonderingen hierop zijn de volgende wedstrijden die niet openstaan voor wedstrijd-daglicentiehouders:
3.
Nationale Kampioenschappen (m.u.v. open kampioenschappen)
Selectiewedstrijden De wedstrijdorganisatie verstrekt informatie over de wijze van inschrijving en aanvraag van een wedstrijddaglicentie. Richtlijn is: rijders die op wedstrijddaglicentie willen deelnemen kunnen zich tot 36 uur voor aanvang van de wedstrijd digitaal inschrijven of op de wedstrijddag tot een half uur voor aanvang van de wedstrijd.
51
4.
Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemer zelf zich (tijdig) te vergewissen of hij/zij met een wedstrijddaglicentie toegang heeft tot de wedstrijd en of er voldoende wedstrijdplaatsen beschikbaar zijn.
5.
Alle bepalingen uit het betreffende wedstrijdreglement gelden ook voor deelnemers met een wedstrijddaglicentie. Dit geldt ook voor bepalingen ten aanzien van het aanmelden, afmelden en inschrijven.
6.
Rijders die op een wedstrijddaglicentie willen deelnemen, worden door de organisatie, eventueel in overleg toegevoegd aan een wedstrijd of wedstrijdcategorie.
7.
De resultaten van de wedstrijddaglicentiehouder worden opgenomen in de daguitslag van de wedstrijd en de wedstrijddaglicentiehouder dingt dus mee naar de eventuele dagprijzen. Resultaten worden niet opgenomen in het centrale uitslagensysteem van de KNSB (Sara, e.a.).
Artikel 13
Verbod omtrent afspraken bij deelnemen aan wedstrijden Het is verenigingen verboden met wie dan ook afspraken te maken omtrent het deelnemen aan wedstrijden, alsmede bijzondere voorrechten te verlenen aan rijders, zonder hiertoe de machtiging van het Algemeen Bestuur van de Bond te hebben verkregen. Artikel 14
Aankondiging van wedstrijden De aankondiging van een wedstrijd dient te geschieden: a)
tenminste 24 uur voor aanvang van de wedstrijd in het hardrijden en het schoonrijden en
b)
tenminste zes weken voor aanvang van een wedstrijd/test in het kunstrijden.
Artikel 15
Inhoud van de aankondigingen Iedere aankondiging van een wedstrijd volgens artikel 10 moet de volgende algemene punten bevatten: a)
een opgave betreffende de plaats waar de wedstrijd zal worden gehouden;
b)
een opgave betreffende de soort baan: natuurijs- of kunstijsbaan, openlucht of overdekte baan, piste, baan of wegparcours;
c)
een opgave betreffende de soort wedstrijd;
d)
de datum en het aanvangsuur van de wedstrijd;
e)
datum en uur van sluiting van de inschrijving;
f)
de soort prijzen;
Daarnaast zijn er per discipline nog mogelijke aanvullende verplichte punten, zie hiervoor de specifieke bepalingen per discipline. Artikel 16
Verdaging van een wedstrijd 1.
Indien een wedstrijd wordt verdaagd, wordt de inschrijving over een zelfde tijdvak verlengd.
2.
Dit uitstel moet belanghebbenden zo spoedig mogelijk worden bekend gemaakt, opdat een eventuele terugtrekking van deelneming mogelijk is.
Artikel 17
Niet doorgaan van een wedstrijd
52
1.
Indien een organisatie een wedstrijd niet laat doorgaan geeft zij hiervan aan de goedkeurende instantie onmiddellijk kennis onder opgave van redenen die daartoe hebben geleid.
2.
Het Algemeen Bestuur van de Bond kan eisen, dat het niet doorgaan van de wedstrijd wordt bekend gemaakt op de wijze als door hem te bepalen.
Artikel 18
Inschrijving 1.
De inschrijving moet bevatten: a)
de wedstrijd, waarvoor wordt ingeschreven;
b)
naam, adres, leeftijd en nationaliteit van de deelnemer;
c)
het wedstrijdlicentienummer waarop de deelnemer is geregistreerd bij de KNSB;
d)
de laatst behaalde nationale test.
2.
De inschrijving sluit uiterlijk 1 uur vóór de wedstrijd.
3.
Inschrijvingen voor kunstrijwedstrijden mogen alleen verricht worden door de vereniging waar de betreffende rijder zijn licentie heeft. (verplaatsing artikel, komt uit artikel 8)
Artikel 19
Inschrijfgeld Indien inschrijfgeld wordt gevraagd, moet dit bij inschrijving worden voldaan. Het inschrijfgeld wordt teruggegeven indien de wedstrijd niet doorgaat. Artikel 20
Doorgaan van een wedstrijd Een wedstrijd heeft plaats, wanneer zich tenminste drie deelnemers c.q. koppels of teams hebben aangemeld, van wie twee aan de start verschijnen, tenzij in de aankondiging van de wedstrijd anders is vermeld. Voor kampioenschappen of wedstrijden om wisselprijzen mogen hogere minima worden vastgesteld. Artikel 21
Loting De loting, uitgezonderd bij Shorttrack en Inline skaten, heeft plaats door de scheidsrechter in het openbaar. Bij het kunstrijden kan de loting ook geschieden door een aangewezen official. Artikel 22
Schadevergoeding Voor bij een wedstrijd ontstane schade is de wedstrijdgevende vereniging jegens de rijder niet aansprakelijk. Artikel 23
Official bij wedstrijden 1.
Alleen personen die overeenkomstig de betreffende bepalingen tot deelname gerechtigd zijn (als vermeld in Artikel 2) kunnen als official fungeren bij wedstrijden als bedoeld in artikel 10 van dit reglement en in artikel 107 van de internationale ISU reglementen en artikel 29 van de CEC-regulations.
53
2.
Als official bij wedstrijden mogen alleen personen fungeren die voor de betreffende functie in het bezit zijn van de vereiste door de KNSB erkende jurycertificaten of een specifieke opleiding binnen de betreffende tak van sport met goed resultaat hebben gevolgd.
3.
Juryleden worden aangewezen door de organiserende instanties, behoudens artikel 24.
4.
Op KNSB.nl/opleidingen worden de verschillende opleidingen en vereisten nader vermeld.
Artikel 24
Benoeming van scheidsrechters, starters en wedstrijdleiders en in voorkomende gevallen juryleden met een specifieke taak Het sectiebestuur, is overeenkomstig Artikel 11.2.i. van het Algemeen Reglement, verantwoordelijk voor het benoemen en aanstellen van a) scheidsrechters, b) assistent-scheidsrechters, c) starters, d) wedstrijdleiders en e) in voorkomende gevallen specifieke juryleden door het betreffende sectiebestuur bij NK's en alle overige nationale en internationale wedstrijden, niet zijnde ISU kampioenschappen, World Cup en Grand Prix wedstrijden, in Nederland, waarbij de onder a), c), d en in een aantal gevallen e) genoemde officials worden gekozen uit de jaarlijks voor deze officials samengestelde lijst van de ISU. Artikel 25
Protesten/bezwaren 1.
Protesten moeten schriftelijk bij de scheidsrechter worden ingediend.
2.
Protesten kunnen alleen worden ingediend door een sporter of sporters die voor de betreffende wedstrijd was of waren ingeschreven of met hun toestemming door hun coach of ploegleider.
3.
Protesten tegen de samenstelling van de jury moeten binnen een uur na de bekendmaking van bedoelde samenstelling worden ingediend.
4.
Protest tegen het deelnemen van een sporter moet vóór het begin van de wedstrijd worden ingediend.
5.
Indien niet onmiddellijk een besluit kan worden genomen, mag de sporter starten, doch de bekendmaking van het resultaat en de verdeling van de prijzen zullen worden uitgesteld totdat de beslissing is gevallen.
6.
Alle andere protesten dienen uiterlijk onmiddellijk na het betreffende wedstrijdonderdeel te worden ingediend.
7.
Bezwaren welke later zijn ingediend worden niet in overweging genomen.
8.
De scheidsrechter beslist inzake alle protesten. Tegen zijn beslissing kan geen beroep worden aangetekend, behalve volgens artikel 26.
9.
Alle protesten die bij de scheidsrechter zijn ingediend, kunnen door de scheidsrechter - indien hij dat wenst - officieel aan het publiek worden bekendgemaakt. Deze bekendmaking dient, indien mogelijk, voor het einde van de wedstrijd te worden gedaan.
10.
Voor internationale schaatswedstrijden, zie artikel 123.1 van de ISU General Regulations 2012. Voor internationale Inlineskatewedstrijden zie artikel 192 t/m 199 van de CEC.
Artikel 26
Beroep 1.
Bij de tuchtcommissie van de Bond kan alleen in beroep worden gegaan tegen de beslissingen betreffende het recht om deel te nemen van een deelnemer, tegen de vaststelling van het resultaat of tegen de samenstelling van de jury en slechts in gevallen waarin deze reglementen of statuten zijn overtreden.
2.
Elk beroep tegen de beslissing van de scheidsrechter moet binnen 7 dagen na die beslissing aan de betreffende tuchtcommissie worden voorgelegd.
3.
Het in beroep gaan houdt niet in dat het besluit wordt opgeschort.
54
4.
Beroep kan alleen worden ingediend door diegenen die gerechtigd zijn om protesten in te dienen, zie
artikel 25, par. 2
Artikel 27
Verhouding tussen deelnemers en wedstrijdleiding 1.
De deelnemers, coaches c.q. begeleiders moeten zich onvoorwaardelijk onderwerpen aan de wedstrijdleiding.
2.
Een deelnemer, coach c.q. begeleider die zich direct of indirect over de wedstrijdleiding, over haar uitspraken of over die van de jury op ongepaste wijze uitlaat, kan door de scheidsrechter van het verder deelnemen, c.q. begeleiden aan de wedstrijd/test worden uitgesloten.
Artikel 28
Titels De winnaar van een kampioenschap voert de titel: ''Kampioen van Nederland ... (tak van sport) voor ... (jaartal van het seizoen)'', respectievelijk ''Kampioen in het gewest ... (gewest waar de wedstrijd gehouden wordt) in ... (tak van sport) voor ... (jaartal van het seizoen)''. Artikel 29
Kampioensmedailles en prijsuitreikingen 1.
De wedstrijdgevende verenigingen zijn verplicht de door de Bond beschikbaar gestelde medailles voor nationale kampioenschappen te gebruiken.
2.
Voor gewestelijke kampioenschappen zijn de wedstrijdgevende verenigingen verplicht de door het gewest beschikbaar gestelde medailles te gebruiken.
3.
Zij mogen daarnaast geen medailles beschikbaar stellen, gelijkende op de bonds- c.q. gewestelijke medailles.
4.
In tegenstelling tot de ISU bepalingen voor internationale wedstrijden (Art. 134.3 General Regulations), waar de prijsuitreikingen plaatsvinden in de volgorde 1e 2e 3e zullen bij Nationale wedstrijden en kampioenschappen de prijzen worden uitgereikt in de volgorde 3e, 2e, 1e.
Artikel 30
De uitslag van een wedstrijd 1.
De uitslag moet onmiddellijk na de wedstrijd bekend worden gemaakt en tevens via de internet kanalen.
2.
Van alle gehouden Nationale kampioenschappen, Internationale wedstrijden in Nederland en wedstrijden die door Nederland worden georganiseerd in het buitenland (b.v. bij trainingskampen), moet een protocol binnen 30 dagen worden gezonden aan het bondsbureau.
Artikel 31
Doping
55
1.
In dit artikel wordt begrepen onder: a)
sporter: de licentiehouder als bedoeld in artikel 8 van dit reglement;
b)
Dopingreglement: de regeling waarin de regels met betrekking tot doping zijn vastgelegd;
c)
Doping: de overtreding van een of meer bepalingen van het Dopingreglement van de KNSB.
d)
Het Dopingreglement is van toepassing op sporters, trainers, coaches en begeleiders. Tevens zijn de bepalingen van de internationale Sportkoepels van toepassing.
3.
De Ledenraad stelt het Dopingreglement vast.
4.
Het tuchtrecht en beroepsrecht met betrekking tot dopingzaken wordt uitgevoerd door de Tuchtcommissie van de KNSB volgens het Reglement op de Bondsrechtspraak en het Dopingreglement van de KNSB.
Artikel 32
Slotbepalingen In gevallen waarin de nationale wedstrijdreglementen niet voorzien, zullen de bepalingen van de I.S.U.-reglementen en voor het Inlineskaten de C.E.C. reglementen van toepassing zijn. Van toepassing zijn altijd de laatst goedgekeurde reglementen, ook bij verwijzingen.
Specifieke bepalingen | Hardrijden – Langebaan INHOUD Artikel
101
Nederlandse kampioenschappen Allroundkampioenschappen Afstandskampioenschappen Sprintkampioenschappen Open Nederlandse Kampioenschappen Massastart en veiligheid
Artikel
102
Gewestelijke kampioenschappen Allroundkampioenschappen Afstandskampioenschappen Sprintkampioenschappen
Artikel
103
Functionarissen bij wedstrijden
Artikel
104
Bij de start
Artikel
105
Nederlandse records
Artikel
106
Baanbeveiliging
Artikel
107
Koppelwedstrijden
Artikel
108
Afvalwedstrijden
Artikel
109
Ploegenachtervolgingswedstrijden
Artikel
110
Waarnemer Protesten/Bezwaren/Protestprocedure
Artikel 101
Nederlandse kampioenschappen 1.
Alle Nederlandse kampioenschappen moeten worden gehouden op een 400 meter standaard kunstijsbaan. Het rijden in dubbele paren is niet toegestaan, uitgezonderd bij de allround- en afstandskampioenschappen voor Junioren en Neo-
56
senioren. Voorafgaand aan de loting kan de scheidsrechter een coaches-/teamleiderbijeenkomst houden op een tijdstip en plaats die in de uitnodigingsbrief aan de deelnemers wordt vermeld. 2.
De deelnemers aan deze wedstrijden worden op grond van hun prestaties tijdens een aantal op kunstijs te houden selectiewedstrijden door het sectiebestuur aangewezen volgens door hem daartoe vastgestelde regels.
3.
Voor de loting van de startvolgorde kan op basis van de resultaten van de selectiewedstrijden het deelnemersveld door het sectiebestuur in groepen worden verdeeld. Indien er een groepsindeling is, zal de groep met de beste rijders het laatst rijden. (deze bepaling is van toepassing bij alle kampioenschappen langebaan). Wanneer een deelnemer zich na de loting terugtrekt, zal een reserve worden ingezet in de groep waarin hij thuishoort. Bij groepsindeling zal de rijder die zich terugtrekt, worden vervangen door de hoogst gekwalificeerde rijder uit de eerstvolgende lagere groep, en laatstgenoemde weer door de hoogst gekwalificeerde rijder uit de daarop volgende lagere groep, voor zover van toepassing. De reserve zal de plaats innemen van de op deze wijze verplaatste rijder uit de zwakste groep. Indien echter een deelnemer zich minder dan 2 uur voor aanvang van de wedstrijd terugtrekt, zal de reserve zijn plaats rechtstreeks innemen.
3a.
Bij Nederlandse kampioenschappen, waar de resultaten van de wedstrijden gebaseerd zijn op het puntentotaal of totale tijden van alle gereden afstanden, zal een rijder, die niet alle voorgaande afstanden of ritten met een geldig resultaat heeft voltooid, niet worden geplaatst voor de laatste afstand (rit) van het kampioenschap. Dit geldt voor de Nederlandse Sprint kampioenschappen, de Allround kampioenschappen en ook voor de tweede 500 m., voor zover dit van toepassing is, bij de Nederlandse Afstandskampioenschappen. (zie ook Internationaal Reglement Artikel 266, lid 1 en 2). Een uitzondering zijn de Allroundkampioenschappen voor junioren C.
4A.
Voor deelname aan gewestelijke-, invitatie- en nationale wedstrijden en kampioenschappen van wedstrijdlicentiehouders met een baan-gerelateerd wedstrijdnummer geldt dat hij op kunstijs mag deelnemen voor dat gewest waarin de baan is gelegen waar hij zijn wedstrijdnummer heeft, of indien dat gewest hem niet afvaardigt of selecteert, voor het gewest waarin de vereniging waarvan hij lid is, is gevestigd, maar hij mag uitsluitend deelnemen aan 1 kampioenschap. Op natuurijs mag hij alleen deelnemen aan het gewestelijk kampioenschap van het gewest waarin de vereniging, waarvan hij lid is, is gevestigd.
4B.
Open Nederlandse kampioenschappen. Nederlandse en Gewestelijke kampioenschappen en wedstrijden voor junioren kunnen ook worden gehouden als Open kampioenschappen c.q. wedstrijden onder dezelfde regels en voorwaarden, met uitzondering van de vereiste nationaliteit. Deelname is dan ook mogelijk voor degenen die ten minste 1 jaar in Nederland verblijven of wonen en een andere nationaliteit hebben dan de Nederlandse. Zij moeten wel voldoen aan de gestelde selectie- of kwalificatie eisen en in het bezit zijn van een KNSB- wedstrijdlicentie. Voor buitenlandse deelnemers kan in plaats van de KNSB licentie eventueel worden volstaan door het kunnen aantonen dat zij lid zijn en in het bezit zijn van een geldige licentie van hun nationale bond. De titel Nederlands kampioen blijft wel voorbehouden aan rijders met de Nederlandse nationaliteit.”
Allroundkampioenschappen 5.
De afstanden zijn in meters: heren senioren:
500, 5000, 1500, 10000
dames senioren:
500, 3000, 1500, 5000
heren neo senioren:
500, 3000, 1500, 5000
dames neo senioren:
500, 3000, 1500, 5000
heren junioren A:
500, 1500, 1000, 5000
dames junioren A:
500, 1500, 1000, 3000
57
5A.
jongens junioren B:
500, 1500, 1000, 3000
meisjes junioren B:
500, 1500, 1000, 3000
jongens junioren C:
500, 1500
meisjes junioren C:
500, 1500
Masters, de te rijden afstanden, alsmede de te volgen regels bij het kampioenschap worden jaarlijks vastgesteld door het sectiebestuur hardrijden langebaan en kortebaan. Wat betreft de eindrangschikking (van alle bovengenoemde categorieën) zijn de bepalingen van het Internationaal reglement artikel 265 lid 1 en 2 van toepassing.
6.
Junioren C rijden op één dag. Alle andere categorieën rijden op ten minste twee dagen, waarbij de verschillende afstanden over verschillende dagen worden verreden.
7.
Het aantal rijders zal bij de senioren, neo-senioren, junioren A en junioren B op de 4e afstand maximaal 12 zijn. Het sectiebestuur stelt jaarlijks per categorie het aantal vast.
8A.
De samenstelling van de paren wordt, behalve bij de junioren C, op de eerste en de tweede afstand door loting bepaald. Op de derde afstand zal, behalve bij de junioren A en B, de samenstelling van de paren gebaseerd worden op de rangorde in punten na 2 afstanden. Indien er rijders zijn met hetzelfde puntentotaal, zal de rijder met de beste tijd op de eerste afstand worden aangemerkt als zijnde beter geklasseerd. De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde in punten van de rijders. De als nrs. 1 en 2 geklasseerde rijders na 2 afstanden zullen in het laatste paar rijden in respectievelijk de binnen- en buitenbaan en de als nrs. 3 en 4 geklasseerde rijders in het voorlaatste paar enz. Eventueel gediskwalificeerden en/of degenen die een rit niet hebben uitgereden zullen op de derde afstand als eersten starten. Zo nodig zal de volgorde worden bepaald aan de hand van verkregen punten op geldig uitgereden voorgaande afstanden. Op de derde afstand bij de junioren A en B zal de samenstelling van de paren door loting worden bepaald.
8B.
Op de vierde afstand zullen 12 rijders starten. Wanneer volgens lid 7, het sectiebestuur een ander aantal heeft vastgesteld dan wordt het genoemde getal 12 tot dit aantal teruggebracht. Indien het aantal deelnemers minder is dan 12 en er geen gelijk aantal ritten in de groepen 1 en 2 kunnen worden geplaatst, dan zal de groep met de snelste rijders (groep 1) bestaan uit het kleinste aantal rijders. De selectie van de gekwalificeerde rijders wordt gebaseerd op twee verschillende ranglijsten: De klassering op de langste van de drie gereden afstanden en het punten klassement na drie afstanden. Rijders, die behoren bij de beste 12 op beide genoemde ranglijsten worden rechtstreeks gekwalificeerd voor de vierde afstand. Van de rijders die geplaatst zijn bij de beste 12 op slechts een van de ranglijsten, zal de rijder met de beste positie op een van deze twee ranglijsten zich als eerstvolgende kwalificeren. Als twee rijders een gelijke positie innemen op de twee ranglijsten dan zal de rijder met het beste klassement na drie afstanden, als eerste worden gekwalificeerd. Als twee rijders dezelfde positie op een van de ranglijsten delen, zal de rijder, die op de andere ranglijst een betere plaats bezet, als eerste worden gekwalificeerd. Voor de samenstelling van paren en de startvolgorde wordt verwezen naar artikel 240 lid 4, b, c van de specifieke bepalingen van de internationale reglementen. Wanneer een schaatser, die gerechtigd is te starten op de vierde afstand, zich na de loting terugtrekt, dan mag deze worden vervangen door de volgende die in aanmerking komt voor plaatsing. Hij neemt de plaats in van degene die hij vervangt.
8C.
“In het vorige lid wordt vermeld: bij de beste .. (aantal) op slechts één van de ranglijsten. In artikel 240 lid 4.a. van het Internationaal reglement staat: niet verder dan het vermelde aantal. Dan bestaat de mogelijkheid dat een kleiner aantal de slotafstand mag rijden. Indien bij de Nederlandse kampioenschappen op deze wijze zich op de slotafstand minder rijders plaatsen dan mag er indien nodig als volgt worden aangevuld: tot maximaal het vastgestelde aantal voor de slotafstand: Aanvulling met rijders die na de reeds geplaatsten maximaal bij de 4 hoogst geklasseerde rijders op de langst gereden afstand behoren en aan de verdere voorwaarden voldoen.”
58
9.
Bij de junioren C wordt de samenstelling van de paren op de eerste afstand door loting bepaald. Op de tweede afstand zal de samenstelling van de paren gebaseerd worden op de rangorde na één afstand. Indien twee of meer rijders dezelfde tijd hebben behaald op de eerste afstand, zal door het lot worden beslist wie op de tweede afstand samen rijdt met de rijder die een betere plaats bezet. De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde van de rijders. De als nrs. 1 en 2 geklasseerde rijders, na één afstand zullen in het laatste paar rijden in respectievelijk de binnen- en buitenbaan en de nrs. 3 en 4 geklasseerde rijders in het voorlaatste paar enz. Eventueel gediskwalificeerden en/of degenen die de rit niet hebben uitgereden op de eerste afstand, zullen als eersten starten op de tweede afstand.
Afstandskampioenschappen 10.
Behalve de genoemde kampioenschappen over meerdere afstanden kunnen Nederlandse kampioenschappen worden gehouden over afzonderlijke afstanden. De afstanden zijn in meters:
a)
Heren:
500, 1000, 1500, 5000, en 10000.
Dames:
500, 1000, 1500, 3000, en 5000.
de genoemde 500 meter wordt, behalve bij de junioren B en A, twee maal gereden, waarbij het behaalde aantal punten van beide 500 meters bij elkaar wordt opgeteld.
b)
op de tweede 500 meter zullen de rijders in paren worden ingedeeld aan de hand van de resultaten van de eerste 500 meter en wel zo dat de rijders op de tweede 500 meter in een andere baan rijden dan op de eerste 500 meter.
c)
Indien twee of meer rijders op de eerste 500 meter dezelfde plaats bezetten en in dezelfde baan zijn gestart, zal door het lot worden beslist wie op de tweede 500 meter samen rijdt met de rijder die een betere plaats bezet met inachtneming van de baan van de eerste 500 meter.
d)
De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde in punten van de rijders op de eerste 500 meter. De als nummers 1 geklasseerde rijders van de binnen- en buitenbaan zullen in het laatste paar rijden in respectievelijk de buiten- en binnenbaan en de nrs. 2 in het voorlaatste paar enz.
e)
voor 100 en 300 meter wordt verwezen naar de specifieke bepalingen hardrijden kortebaan, artikel 206.
f)
Tijdens de allroundkampioenschappen van de categorieën junioren B (meisjes en jongens) en junioren A (dames en heren) zullen tevens Nederlandse Afstandskampioenschappen worden gehouden over de eerste drie bij allround junioren B en A genoemde afzonderlijke afstanden. De afstandskampioenschappen over 3000 meter meisjes en jongens junioren B en dames en heren junioren A en de 5000 meter dames en heren junioren A zullen tijdens de Nederlandse Kampioenschappen Sprint junioren B en A worden gehouden.”
Sprintkampioenschappen 11.
De afstanden zijn in meters: 500, 1000, 500, 1000. De categorieën zijn: senioren/neo-senioren junioren A junioren B Het sprintkampioenschap wordt verreden over ten minste twee dagen. De samenstelling van de paren voor de derde en vierde afstand zal gebaseerd zijn op de rangorde in punten na respectievelijk twee en drie afstanden, en wel zo dat de
59
rijders de tweede omloop van elke afstand in een andere baan rijden dan tijdens de eerste omloop. Rijders die mogen overrijden zullen in alle gevallen in de oorspronkelijk toegewezen baan starten. Indien er rijders zijn met hetzelfde puntentotaal, dan zal de rijder met de betere tijd op de eerst gereden overeenkomstige afstand worden aangemerkt als zijnde beter geklasseerd. De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde in punten. 12.
Mass start wedstrijd c.q. kampioenschappen Er kan een Nederlands Kampioenschap Mass start worden gehouden. Het aantal te rijden afstanden (ronden) kan per categorie worden aangepast. Deelname geschiedt onder door het Sectiebestuur Lange baan/kortebaan/supersprint nader te stellen voorwaarden, naast de in het ISU reglement art. 253.4 genoemde voorwaarden. Onder nader te stellen voorwaarden vallen o.a. ter wille van de veiligheid: handbescherming; scheenbescherming; enkelbescherming; kleding met lange mouwen en broekspijpen. Voor de eerste 3 genoemde beschermingsmiddelen wordt geadviseerd deze attributen aan te schaffen van snijbestendige kwaliteit. Het dragen van een helm is verplicht. Bij NK's Mass start senioren en de competitie Mass start voor senioren wordt door de organisatie een helmhoes/helmcover met startnummer ter beschikking gesteld. Voor overige niveaus is een helmhoes/helmcover niet verplicht. Nadere criteria voor deelname zijn beschreven in het document plaatsingsschema’s en selectieprocedures NK zoals dat door het Sectiebestuur Langebaan/kortebaan wordt opgesteld, waarbij de mogelijkheid bestaat dat selectie plaatsvindt op basis van prestaties tijdens een aantal op kunstijs te houden wedstrijden.
De mass start is gereglementeerd in de volgende artikelen van het internationale ISU wedstrijdreglement: -
240.6 (gedeeltelijk)
-
253.4
-
265.7a.
Naast deze reglementen zijn voor nationale mass start wedstrijden in Nederland de volgende aanvullingen van kracht in het seizoen 2014-2015.
Aanvullingen op de ISU Regels
Start 253.4b.ii en iii. Met het eerste schot start de starter het tijdwaarnemingssysteem via het elektronische pistool. Als de koploper de startlijn na de eerste ronde passeert geeft de starter door middel van een tweede schot de wedstrijd vrij.
Stoppen en hervatten van de wedstrijd 253.4b.iii. De ISU regels geven aan dat bij een grote valpartij in de eerste ronde de mogelijkheid bestaat om de wedstrijd te stoppen. Deze regel geldt bij nationale wedstrijden niet alleen voor de eerste ronde, maar voor de hele wedstrijd. Er wordt hierbij als volgt gehandeld:
De hoofdscheidsrechter kan een wedstrijd stoppen als:
Een onveilige situatie is ontstaan voor deelnemers of helpers, bijvoorbeeld als gevolg van een val van één of meer deelnemers.
Er behoefte is om het ijs te herstellen.
In alle andere situaties die volgens het hoofdscheidsrechter dusdanig ernstig zijn en reden om de wedstrijd te stoppen.
60
Als de hoofdscheidsrechter besluit de wedstrijd te stoppen doet deze dat door een langdurig en hard fluitsignaal te geven, de 4 bochtencommissarissen geven onmiddellijk een vlagsignaal met een rode vlag. Een herstart vindt plaats op de startlijn die ook aan het begin van de wedstrijd wordt gebruikt. In dat geval wordt het rondenbord gezet op 4 ronden vóór de eerstvolgende tussen- of eindsprint (dus op 16, 12, 8 of 4), wordt eerst een neutrale ronde geschaatst (met een koploper die wordt aangewezen door de hoofdscheidsrechter) en wordt daarna de wedstrijd weer vrijgegeven. Schaatsers die het peloton hadden ingehaald, houden hun voordeel. Schaatsers die voor het peloton reden, maar nog niet hadden aangesloten op het moment van stoppen, verliezen hun voordeel. Schaatsers die op achterstand reden, maar nog niet waren gelapt, maken bij de herstart weer deel uit van het peloton. De hoofdscheidsrechter is bevoegd om in voorkomende gevallen, na overleg met de organisatie, de wedstrijd te stoppen en niet meer te hervatten.
Hinderen van tegenstanders 253.4b.vii. Er is sprake van ‘serieuze obstructie’, bestraft met diskwalificatie, als een deelnemer een of meer tegenstander hindert. Onder hinderen wordt verstaan: a)
duwen en trekken waardoor hinder ontstaat voor andere deelnemers,
b)
van de lijn afwijken en daarmee de doorgang voor andere deelnemers beletten,
c)
opzettelijk lichamelijk contact maken zoals slaan, schoppen of ten val brengen.
Deze opsomming is niet limitatief en ter beoordeling aan de hoofdscheidsrechter. Bij overtredingen als onder punt 3 genoemd, zal de overtreder deelname aan één of meer volgende wedstrijden in de Nederlandse competities kunnen worden ontzegd.
Ex aequo’s 253.4b.x. Ook als deelnemers een gelijk aantal punten hebben behaald, is het resultaat van de eindsprint bepalend voor de eindklassering.
Rondenwinst en –verlies en afsprintprocedures De afsprintprocedure is niet in het ISU reglement beschreven. Hiervoor gelden bij Nederlandse wedstrijden de volgende regels: Wanneer één of meer koplopers een ronde voorsprong hebben op het peloton, of als zij het peloton nog niet helemaal hebben ingehaald maar bij het rondenbord op 3 minder dan 100 meter achterstand hebben op de achterste deelnemer van het peloton, krijgt het peloton de bel voor de eindsprint met het rondenbord op 2. De koploper(s) rijdt/rijden gewoon de volledige 16 ronden. Koplopers mogen zich niet mengen in de pelotonssprint en hieruit geen voordeel behalen. Deelnemers van het reeds afgesprint peloton dienen direct na hun finish naar de buitenkant van de baan uit te wijken om de koplopers vrije doorgang te geven en moeten stoppen op de kruising en in elk geval vóór de 5000 meter startlijn. Deelnemers die een ronde achterstand oplopen op het peloton dienen direct de wedstrijd te verlaten. Dit geldt eveneens voor deelnemers die uit het peloton wegvallen en die door een koploper worden gepasseerd. Het peloton is gedefinieerd als de grootste groep in de wedstrijd. Bij de bel voor de eindsprint van het peloton worden achterblijvers met meer dan 300 meter achterstand uit de wedstrijd genomen.
61
Deelnemers een ronde achterstand oplopen en die dus de wedstrijd niet uitrijden, worden geklasseerd in de volgorde waarin ze zijn gelapt.
Veiligheid van deelnemers Nadere invulling van art. 253.4.ix Het is verplicht de volgende kleding en uitrusting te dragen: Helm, bescherming van de handen, scheenbeschermers, enkelbeschermers, kleding die armen en benen bedekt. Het wordt sterk aanbevolen om snijvaste kleding en uitrusting te dragen. Ook wordt het dragen van nekbescherming aanbevolen (dit zal waarschijnlijk bij ISU wedstrijden verplicht worden gesteld).
Uitvoering schaatsen en messen:
De buizen moet gesloten zijn, het voorste en achterste deel van het blad moet worden afgerond met een straal van minimaal 1 cm (munt € 0,10). Bij niet of onvolledige naleving van deze veiligheidseisen legt de hoofdscheidsrechter een startverbod op aan de betreffende deelnemer(s).
Ploegentaktiek
Hulp van ploeggenoten bij het verkrijgen van een ronde voorsprong is toegestaan, echter zodra degene die zich heeft laten afzakken wordt gepasseerd door de koploper, dient eerstgenoemde de wedstrijd te verlaten.
Contact, bijvoorbeeld duwen of afzetten, waarbij een deelnemer voordeel behaalt, is hierbij verboden. Bij constatering hiervan worden zowel de duwer als de geduwde gediskwalificeerd.
Bij een uitlooppoging mogen deelnemers van ploegen die geen uitloper hebben, zich niet laten afzakken en meewerken.
Finish Zowel bij de eindsprint als de tussensprints is schoppen, waardoor de voorste schaats contact met het ijs verliest, verboden (art 260.2). Het maken van een spagaatfinish kan door de scheidsrechter worden bestraft als gevaarlijk gedrag en leiden tot diskwalificatie. Overige regels
Schaatsers moeten de helm cover met toegewezen startnummer, die door de organisatie wordt geleverd, dragen tijdens de wedstrijd.
Schaatsers moeten de transponders, uitgereikt door de organisatie dragen, op beide enkels (niet aan of in de schoen).
Protesten kunnen worden ingediend door een deelnemer of een geaccrediteerde coach binnen een half uur na de finish van een wedstrijd volgens ISU art. 123.
Artikel 102
Gewestelijke kampioenschappen 1.
De wedstrijden kunnen zowel op een dag als op twee dagen worden verreden. De GTC bepaalt de te verrijden afstanden en de aantallen die de slotafstand rijden indien het kampioenschap over 3 of 4 afstanden wordt verreden. Het rijden in dubbele paren is toegestaan.
2.
De deelnemers worden op grond van hun prestaties door de GTC aangewezen volgens door haar vastgestelde regels. Voor de loting kan het deelnemersveld door de GTC in groepen worden verdeeld. In dat geval zal de groep met de beste rijders het laatst rijden. Op natuurijs kunnen de rijders zelf inschrijven.
62
3.
Rijders die niet alle voorgaande afstanden of ritten met een geldig resultaat hebben voltooid worden niet geplaatst voor de slotafstand van het kampioenschap indien dit over drie of meer afstanden wordt verreden en het aantal deelnemers beperkt is.
4.
Wanneer een rijder die gerechtigd is om deel te nemen aan de slotafstand, zich na de loting terugtrekt, mag deze worden vervangen door de volgende die in aanmerking komt; hij neemt de plaats in van degene die hij vervangt.
Allroundkampioenschappen 5.
De afstanden voor de verschillende categorieën worden jaarlijks door de GTC vastgesteld. Voorbeeld
6.
Heren sen.
500– 1500 – 3000 ( 5000 )m
Dames sen.
500 – 1500 – 3000m
Heren neo-sen.
idem
Dames neo-sen.
idem.
Heren jun. A
idem
Dames jun. A.
idem.
Heren masters
500–1500–3000m
Dames masters
500–1000–1500m
Jongens jun. B.
idem
Meisjes jun. B.
idem.
Jongens jun. C
500 – 1500m
Meisjes jun. C.
500–1000 (1500m)
Samenstelling van de paren voor de eerste afstand door loting en voor de tweede afstand naar behaald resultaat op de eerste afstand. Bij gelijke tijd wordt om de volgorde geloot. Startvolgorde der paren tegenovergesteld aan de behaalde rangorde. Er mag ook voor beide afstanden vooraf geloot worden.
7.
Op de derde afstand zullen 12 rijders starten, tenzij de GTC een ander aantal heeft vastgesteld. De selectie van de gekwalificeerde rijders wordt gebaseerd op twee verschillende ranglijsten.
De klassering op de langste van de twee gereden afstanden.
Het puntenklassement na twee afstanden.
Rijders die behoren bij de beste 12 op beide ranglijsten worden rechtstreeks gekwalificeerd. Van de rijders die op één van de genoemde lijsten bij de 12 besten behoren, is de hoogst geplaatste als eerste gekwalificeerd. Als twee rijders dezelfde positie innemen op de twee ranglijsten, is het puntenklassement bepalend. Als twee rijders dezelfde positie delen op een van de ranglijsten dan is de rijder die op de andere lijst een betere plaats bezet, als eerste gekwalificeerd. 8.
De samenstelling der paren is gebaseerd op het puntenklassement na twee afstanden. Bij een gelijk puntentotaal is het behaalde resultaat op de langste van de gereden afstanden bepalend. De als nr.1 en nr. 2 geklasseerde rijders na twee afstanden zullen in het laatste paar starten etc.
Afstandskampioenschappen 9.
Behalve de genoemde kampioenschappen over meerdere afstanden kunnen gewestelijke kampioenschappen worden gehouden over afzonderlijke afstanden. Deze zijn in meters: Heren: 500, 1000, 1500, 5000, 10000. Dames: 500, 1000, 1500, 3000, 5000. a)
De 500 meter wordt tweemaal gereden, waarbij het behaalde aantal punten van beide 500 meters bij elkaar wordt opgeteld. Een rijder die de eerste 500 meter niet met een geldig resultaat heeft voltooid, wordt niet geplaatst voor de tweede 500 meter.
b)
Op de tweede 500 meter zullen de rijders in paren worden ingedeeld aan de hand van de resultaten van de eerste 500 meter en wel zo dat de rijders op de tweede 500 meter in een andere baan rijden dan op de eerste 500 meter.
63
c)
Indien twee of meer rijders op de eerste 500 meter dezelfde plaats bezetten en in dezelfde baan zijn gestart, zal door het lot worden beslist wie op de tweede 500 meter samen rijdt met de rijder die een betere plaats bezet met inachtneming van de baan van de eerste 500 meter.
d)
De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde in punten van de rijders op de eerste 500 meter. De als nr. 1 geklasseerde rijders van de binnen- en buitenbaan zullen in het laatste paar rijden en de nrs. 2 in het voorlaatste paar enz.
Sprintkampioenschappen 10.
De afstanden zijn in meters; 500, 500, en 1000.
11.
Samenstelling van de paren voor de eerste afstand door loting en voor de tweede afstand door plaatsing naar behaald resultaat op de eerste afstand en wel zo dat de rijders op de tweede 500m in een andere baan starten. Indien men in de zelfde baan is gestart en een gelijke tijd heeft, wordt er geloot. De startvolgorde der paren op de tweede afstand zal tegengesteld zijn aan de rangorde in punten. Op de tweede 500m mag ook de startlijst van de eerste 500m gebruikt worden, mits men van baan wisselt.
12.
Op de 1000m zullen de 12 rijders met het beste puntentotaal na 2 afstanden rijden. De samenstelling van de paren zal gebaseerd zijn op de rangorde in punten na twee afstanden. Indien er rijders zijn met het zelfde puntentotaal dan zal de rijder met de beste tijd van de 500 meters worden aangemerkt als zijnde beter geklasseerd.
Artikel 103
Functionarissen bij wedstrijden De wedstrijdgevende organisatie draagt zorg, dat op het ijs en het middenterrein, uitsluitend de daartoe aangewezen functionarissen en deelnemers worden toegelaten. Het Sectiebestuur bepaalt welke andere personen daartoe ook gerechtigd worden. Artikel 104
Bij de start 1.
In plaats van het startschot mag gebruik worden gemaakt van een optisch signaal (electronenflitser) gecombineerd met een akoestisch signaal voor andere dan in artikel 101 genoemde wedstrijden. Het gebruik van startapparatuur van dit type bij wedstrijden genoemd in artikel 101 is slechts toegestaan, na goedkeuring door het sectiebestuur in overleg met de aangewezen scheidsrechter. Bij Nederlandse kampioenschappen geeft de starter zijn commando’s door middel van een microfoon die verbonden is met twee nabij de startlijnen opgestelde luidsprekers, tenzij dit via de aanwezige geluidsinstallatie kan plaatsvinden.
Commissaris van vertrek 2.
Nabij de startlijn, aan de binnenzijde van de baan bevindt zich de commissaris van vertrek met de startlijst. Hij/zij roept de rijders op en geeft informatie aan de rijders met betrekking tot de ritvolgorde, het dragen van de juiste armband (om de rechter bovenarm), het plaatsnemen in de goede baan, de volgorde in het kwartet bij kwartetstarts en het eventueel dragen van transponders. Zie ook artikel 223 lid 5 en 6 (de rijder is zelf verantwoordelijk) en artikel 255 lid 1 van het Internationaal Reglement.
Artikel 105
Nederlandse records 1.
De recordcommissie registreert de volgende Nederlandse records. a)
Voor heren:
64
over de afstanden 500, 1000, 1500, 3000, 5000 en 10.000m
de gecombineerde uitslag over 2 x 500m (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500m)
voor het puntentotaal over 4 afstanden in één en dezelfde wedstrijd over 500, 5000, 1500 en 10.000m 500, 3000, 1500 en 5000m. 500, 1000, 500 en 1000m (sprint )
ploegen achtervolgingswedstrijd over 8 ronden
het uurrecord
b)
Voor dames:
over de afstanden 500, 1000, 1500, 3000 en 5000m
de gecombineerde uitslag over 2 x 500m (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500m)
voor het puntentotaal over 4 afstanden in één en dezelfde wedstrijd over 500, 3000, 1500 en 5000m 500, 1500, 1000 en 3000m 500, 1000, 500 en 1000m (sprint)
ploegen achtervolgingswedstrijd over 6 ronden
het uurrecord
c)
Voor heren junioren:
over de afstanden 500, 1000, 1500, 3000, 5000 en 10.000m
de gecombineerde uitslag over 2 x 500m (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500m)
voor het puntentotaal over 4 afstanden in één en dezelfde wedstrijd over 500, 3000, 1500 en 5000m 500, 5000, 1500 en 10.000m 500, 1000, 500 en 1000m (sprint)
ploegen achtervolgingswedstrijd over 8 ronden
d)
Voor dames junioren:
over de afstanden 500, 1000, 1500, 3000 en 5000m
de gecombineerde uitslag over 2 x 500m (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag
bepaald wordt door de totaaltijd na
2 ritten over 500m)
voor het puntentotaal over 4 afstanden in één en dezelfde wedstrijd over 500, 1500, 1000 en 3000m 500, 3000, 1500 en 5000m 500, 1000, 500 en 1000m (sprint)
2.
ploegen achtervolgingswedstrijd over 6 ronden In acht te nemen voorwaarden Als Nederlandse records worden door de recordcommissie alleen die tijden erkend welke door rijders met een Nederlandse nationaliteit en een geldige wedstrijdlicentie van de KNSB in nationale en internationale wedstrijden zijn gemaakt,vermeld in het nationale wedstrijdreglement Algemene Bepalingen art. 10 A en ISU General Regulations art.107, lid 1,2,3,5,8,9 en 12.
65
a)
De officiële aankondiging van de wedstrijden moet bekend worden gemaakt overeenkomstig hetgeen is gesteld in het nationale wedstrijdreglement in art. 14 en 15 en in de ISU General Regulations 110 en 112.
b)
Te rijden afstanden en starttijden moeten overeenstemmen met de aankondiging. De enige uitzondering zijn veranderingen gemaakt overeenkomstig ISU art.216,lid 4.
c)
De baan moet een 400m standaard hardrijbaan zijn volgens ISU art. 203 met de voorwaarden volgens ISU art.227.
d)
De scheidsrechter bij de wedstrijd moet staan op de lijst van ISU c.q.Internationale Scheidsrechters of op de nationale scheidsrechterslijst van het betreffende seizoen.
e)
Automatische tijdwaarneming moet worden gebruikt (fotofinish-, transponder- of fotocel systeem) Zie ISU art. 248,250 en 251.
Verdere voorwaarden: f)
Het protocol van de wedstrijd, alsmede het programma van de wedstrijd moet voor beoordeling van een Nederlands record worden ingezonden aan de recordcommissie voor 1 april van het betreffende schaatsseizoen.
g)
Als het betreffende Nederlandse record is verbeterd door meer dan een rijder in dezelfde wedstrijd, zal slechts de beste tijd als Nederlands record worden erkend. Echter, wanneer het eindklassement op de 500m gebaseerd is op de totaaltijd van twee keer gereden 500m,wordt iedere 500 meter wedstrijd beschouwd als een aparte wedstrijd.
h)
Nederlandse records op de 3000 en 5000m dames en dames junioren mogen erkend worden voor de behaalde tijden met kwartetstarts. Alleen bij wedstrijden waarbij het rijden in dubbele paren is toegestaan.
i)
Nederlandse records op de 3000, 5000 en 10.000m heren en heren junioren mogen erkend worden voor de behaalde tijden met kwartetstarts. Alleen bij wedstrijden waarbij het rijden in dubbele paren is toegestaan.
j)
Nederlandse records puntentotaal in allround combinaties over 4 afstanden kunnen alleen worden erkend indien de wedstrijd is gehouden over een maximum van drie dagen en de afstanden zijn gereden in de volgorde van een toegestane optie.
k)
Nederlandse records puntentotaal bij sprintwedstrijden over 4 afstanden kunnen alleen worden erkend indien de wedstrijd is gehouden over twee dagen en elke afzonderlijke afstand eenmaal per dag verreden is en met wisseling van startbaan op de tweede dag (zie ISU art.242)
l) 3.
De door de ISU erkende Wereldrecords zullen ook als Nederlandse records erkend worden. Voor te leggen en uit te geven documenten. De aanvraag en andere ondersteunende documenten moeten door de organisatie van de wedstrijden niet later dan 1 april van het betreffende schaatsseizoen in het bezit gesteld zijn van de secretaris van de Recordcommissie.
4.
Van iedere deelnemer van wie een evenaring van een Nederlands record erkend wordt, zal de naam op de recordlijst vermeld worden.
5.
Elke rijder, die een Nederlands record behaalt of evenaart, zal een certificaat van de KNSB ontvangen.
Artikel 106
Baanbeveiliging Zie Artikel 228 van het internationale reglement. Artikel 107
Koppelwedstrijden
66
1.
Koppelwedstrijden dienen te worden gehouden op een langebaan met een minimale lengte van 250 meter en een maximale lengte van 500 meter. De straal van de bochten dient bij voorkeur 25 meter te zijn, doch zeker niet kleiner dan 20 meter. De breedte van de wedstrijdbaan zal niet kleiner dienen te zijn dan 6 meter.
2.
Het aflossen vindt plaats aan het rechte einde, waarop zich niet de start en finish bevinden.
3.
De organiserende vereniging draagt zorg voor een goede geluidsinstallatie, voor rondenborden en indien niet in verschillende kleuren shirts wordt gereden voor dubbele rugnummers. Ze draagt zorg voor voldoende rondentellers en bochtencommissarissen. Zij wijst een scheidsrechter aan, die beslist over alle geschillen tijdens de wedstrijd ontstaan.
4.
Er wordt gereden in koppels van twee. De koppels worden door de vereniging of door de rijders zelf samengesteld.
5.
De koppels zijn kenbaar aan een gelijkkleurig shirt of goed zichtbaar gedragen nummers.
6.
Gedurende de wedstrijd mag slechts één rijder van een koppel zich in de strijd bevinden.
7.
De strijd zal plaats vinden gedurende maximaal 1¼ uur of zoveel korter als de scheids-rechter in verband met ijs en/of weersomstandigheden nuttig oordeelt, dan wel over een bepaald aantal ronden.
8.
Tenminste elke 15 minuten is er een sprint. Twee baanronden voor iedere sprint wordt de bel geluid en mag nog gedurende één ronde worden afgelost. Tijdens de laatste ronde (sprintronde) mag niet meer worden afgelost. Bij het uitkomen van de laatste bocht gaat de bel voor de sprint (laatste rechte einde).
9.
Voor iedere sprint worden 4 punten toegekend aan de eerstaankomende, 3 punten aan de tweede, 2 punten aan de derde, 1 punt aan de vierde.
10.
Ieder koppel, hetwelk gedurende de strijd één of meer baanronden uitloopt, krijgt voor iedere uitgelopen baanronde 20 punten.
11.
De winnaar van de strijd is het koppel, hetwelk gedurende de gehele wedstrijd de meeste punten heeft behaald. Tweede is het in punten daaraanvolgende koppel.
12.
Voor iedere sprint kunnen premies worden toegekend. Deze uit te loven premies zullen voor of tijdens de wedstrijd worden bekendgemaakt, terwijl extra sprints kunnen worden ingelast.
13.
Het aflossen van de rijders moet geschieden vanaf de binnenzijde van de baan, met dien verstande, dat men bij het aflossen zijn koppelgenoot even moet aanraken.
14.
Iedere afgeloste rijder moet zich zo spoedig mogelijk op de vluchtbaan begeven.
15.
Een rijder moet steeds rechts passeren, tenzij de voorligger(s) meer dan 2 meter uit de buitenkant van de vluchtbaan rijdt (rijden).
16.
Hinderen van of gevaar veroorzaken voor andere rijders, ook tijdens de aflossing, kan door de scheidsrechter worden gestraft met diskwalificatie.
17.
De koppelgenoot van de rijder die door pech tijdelijk is uitgeschakeld, mag om de 2 ronden één ronde rusten. Indien de pech langer dan 15 ronden duurt wordt het koppel uit de strijd genomen. Is de pech hersteld, dan krijgt het bewuste koppel dezelfde plaats als het koppel waarmee zij gelijk lagen toen de pech begon.
18.
Koppels welke te veel achterstand hebben b.v. na 20 ronden reeds 2 ronden achterstand, kunnen door de scheidsrechter uit de wedstrijd worden genomen.
Artikel 108
Afvalwedstrijden 1.
Afvalwedstrijden dienen te worden gehouden op een langebaan met een minimale lengte van 250 meter en een maximale lengte van 500 meter. De straal van de bochten dient bij voorkeur 25 meter te zijn, doch zeker niet kleiner dan 20 meter. De breedte van de wedstrijdbaan zal niet kleiner dienen te zijn dan 6 meter.
67
2.
Na de sluiting van de aangifte zal er worden geloot om de startnummers. Er wordt gereden in series van vier of vijf deelnemers. Is het totaal aantal deelnemers deelbaar door 5, dan zullen alle series uit vijf deelnemers bestaan. Is dit niet het geval dan zullen de eerste series bestaan uit vier en de laatste uit vijf. (B.v. aantal deelnemers is 26, dan eerst vier series van 4 deelnemers en dan twee series van 5 deelnemers).
3.
Bij de start van de deelnemers staan deze op één lijn achter de startstreep, waarbij het laagste nummer het dichtst tegen de binnenkant van de baan en zo vervolgens. Er wordt op schot gestart.
4.
Een rit bestaat uit vier ronden. Na twee ronden valt de vierde en/of vijfde deelnemer af. Na drie ronden valt de derde af en de twee overgebleven deelnemers rijden de laatste ronde. De deelnemers die afvallen dienen zo snel mogelijk de wedstrijdbaan te verlaten. De twee overgebleven deelnemers gaan over naar de volgende ronde, terwijl hun prestaties als volgt worden gehonoreerd: de winnaar van de rit krijgt twee punten en de tweede aankomende krijgt één punt. Dit gaat zo door tot de finale serie, waarna de prestaties als volgt worden gewaardeerd: de eerst aankomende krijgt 15 punten; de tweede aankomende 10 punten; de derde 5 punten en de vierde 0 punten. Winnaar is die deelnemer, die in alle ritten de meeste punten heeft verzameld, enz. Indien twee deelnemers eindigen met een gelijk aantal punten, dan is de volgorde in de finale rit beslissend.
Artikel 109
Ploegenachtervolgingswedstrijden De ploegenachtervolgingswedstrijden worden gereden volgens de Technische Bepalingen van het Internationale Reglement: ISU artikel 261. De wedstrijden mogen worden uitgeschreven met 3 of 4 rijders in elk team. Hieraan mag 1 rijder toegevoegd worden ter vervanging van een andere rijder in het team in de kwart finales, halve finales en/of finales. Het aantal deelnemende rijders per team wordt van tevoren bepaald. De wedstrijden kunnen over 2 dagen of 1 dag verreden worden. In 2 dagen: Deze worden gereden volgens de technische bepalingen van ISU artikel 241 lid 4 van een eliminatie systeem met een voorronde, kwart finale, halve finale en finale. De voorronde (tijdzet rit) zal gereden worden zoals hieronder in 2a beschreven staat. In 1 dag over 3 ronden: a)
Een voorronde (tijdzet ritten) door middel van loting of door een rangschikking van teams naar de één na beste schaatser van het team over 3000m bij de dames c.q. 5000m bij de heren (Europese tijden in het seizoen).
De volgorde van de wedstrijd is tegengesteld aan de tijdrangschikking. b)
Halve finale:
Het aantal ploegen dat zich plaatst voor de halve finale is afhankelijk van het totaal aantal inschrijvingen. In de laatste rit zal het team met de beste tijd in de voorronde starten tegen het team met de slechtste tijd in de voorronde. In de één na laatste rit zal het team met de één na beste tijd starten tegen het team met de één na slechtste tijd ... enz. Het exacte schema zal voor de wedstrijd bekend gemaakt worden. c)
Finale:
De 4 teams met de snelste tijden in de halve finale rijden in de A Finale om de plaatsen 1 t/m 4. De snelste teams van de halve finale rijden in de laatste rit tegen elkaar. De volgende 4 teams kunnen eventueel in een B Finale strijden om de plaatsen 5 t/m 8. De A finale wordt gereden na de eventuele B Finale.
68
In 1 dag over 2 ronden: a)
Een voorronde (tijdzet ritten) zoals beschreven in 2a.
b)
De Finale wordt gehouden zoals beschreven in 2c.
Artikel 110
Waarnemer Voor nationale wedstrijden en kampioenschappen kan door of namens het Sectiebestuur Langebaan en Kortebaan een waarnemer worden aangesteld. Deze houdt toezicht op het verloop van de wedstrijd en kan desgewenst door de scheidsrechters worden geraadpleegd. Alleen internationale of nationale (oud-)scheidsrechters die door middel van bijscholingen aantoonbaar op de hoogte zijn van de actuele reglementen, kunnen als waarnemer worden aangesteld.
Protesten/Bezwaren/Protestprocedure Naast de in Artikel 25 van de Algemene Bepalingen van de Nationale Wedstrijdreglementen genoemde voorwaarden en verwijzingen zijn tevens de volgende punten van toepassing: 1.
Bij protesten moet de scheidsrechter de waarnemer, indien die is aangesteld voor de betreffende wedstrijd, consulteren. Het Sectiebestuur bepaalt jaarlijks in overleg met de Directie bij welke nationale wedstrijden en kampioenschappen een waarnemer wordt aangesteld.
2.
De waarnemer gaat na of de scheidsrechter bij het nemen van de beslissing waartegen wordt geprotesteerd, de juiste procedures heeft gevolgd.
3.
Nadat een protest is ingediend moet de scheidsrechter zo spoedig mogelijk, na overleg met de jury en raadpleging van de waarnemer en aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens,
indien mogelijk mondeling, gemotiveerd de beslissing op het protest aan de indiener mededelen en
de schriftelijke bevestiging van deze beslissing, mede ondertekend door de waarnemer, binnen 24 uur aan de indiener overhandigen of per mail dan wel per post aan hem/haar versturen.
69
Specifieke bepalingen | Inline-skaten INHOUD Afkortingen Inleidende bepalingen Sectie Inline-Skaten Art. 1 - Structuur
Art. 7 - Vergaderingen en besluiten
Art. 2 - Inbedding
Art. 8 – Verkiezing, benoeming en ontslag
Art. 3 - Orgaan
Art. 9 – Inkomsten en uitgaven
Art. 4 - Taken
Art. 10 – Gewestelijke Technische Commissies (GTC)
Art. 5 - Taken en verantwoordelijkheden sectiebestuursleden
Art. 11 – Scheidsrechterscommissie
Art. 6 - Ambtelijk secretaris Functionarissen Art. 12 – KNSB functionarissen
Art. 14 – Ploegleider/ verenigingsvertegenwoordigers
Art. 13 – Competitie functionarissen
Art. 15 – Coaches
Juryleden Art. 16 – Samenstelling en taken
Art. 22 – Licentie
Art. 17 – Taken
Art. 23 – Lijst van inzetbare juryleden
Art. 18 – Verplichtingen
Art. 24 – Vervallen
Art. 19 – Opleidingen en diplomering
Art. 25 – Vervallen
Art. 20 – Vergoeding
Art. 26 – Voorwaarden
Art. 21 – Nationale hoofdscheidsrechters
Art. 27 – Disciplinaire overtredingen
Organisatie van competities en wedstrijden | Kandidaatstelling en toekenning wedstrijd Art. 28 – Organisator
Art. 33 – Organisatie tarief
Art. 29 – Kampioenschappen
Art. 34 – Kalender
Art. 30 – Toestemming
Art. 35 – Communicatie over de competitie
Art. 31 – Aanmelden voor regionale (competitie)wedstrijd
Art. 36 – Vervallen
Art. 32 – Aanmelden voor nationale competitiewedstrijd of
Art. 37 – Vervallen
open wedstrijden
70
Organisatie van competities en wedstrijden | Deelname en inschrijving Art. 38 – Deelname
Art. 42 – Geslacht
Art. 39 – Inschrijving
Art. 43 – Wedstrijdcategorie
Art. 40 – Uitslagen en klassementen
Art. 44 – Doping en anti doping regels
Art. 41 – Nationaliteit Nederlandse Kampioenschappen | Algemene organisatieregels Art. 45 – Definitie
Art. 52 – Vervallen
Art. 46 – Deelname
Art. 53 – Benoeming juryleden
Art. 47 – Informatie deelnemers
Art. 54 – Vervallen
Art. 48 – Afmelden
Art. 55 – Vervallen
Art. 49 – Maximaal aantal deelnemers
Art. 56 – Huldiging
Art. 50 – Kandidaatstelling
Art. 57 – Officiële resultaten
Art. 51 – Vervallen Nederlandse Kampioenschappen | Specifieke regels NK Baan, NK Weg, NK Marathon Art. 58 – Samenstelling
Art. 66 – Inschrijfgeld
Art. 59 – Frequentie
Art. 67 – Vervallen
Art. 60 – Programma
Art. 68 – Vervallen
Art. 61 – Officiële afstanden
Art. 69 – Technische benodigdheden
Art. 62 – KNSB programma
Art. 70 – Eindklassement bij Nederland kampioenschappen
Art. 63 – Vervallen
Art. 71 – Bekers en prijzen
Art. 64 – Selectie en aanmelding Nederlandse kampioenschappen | Specifieke regels ONK Marathon Art. 71a – Samenstelling
Art. 71f – Selectie en aanmelding
Art. 71b – Frequentie
Art. 71g – Deelnemersbijdrage
Art. 71c – Programma
Art. 71h – Technische benodigdheden
Art. 71d – Officiële afstanden
Art. 71j – Bekers en prijzen
Art. 71e – KNSB programma Competitiewedstrijden Art. 72 – Definities
Art. 72e – Inschrijfgeld
Art. 72a – Coördinatie en organisatie competities
Art. 72f – Inschrijven
Art. 72b – Competitie en wedstrijdformule
Art. 72g – Afmelden
Art. 72c – Communicatie
Art. 72h – Huldiging
Art. 72d – Jury
Art. 72j – Officiële uitslagen
Regionale competities Art. 73a – Vergunning wedstrijd
Art. 73d – Veiligheid deelname
Art. 73b – Voorafgaande parcourskeuring
Art. 73e – Veiligheid parcours
Art. 73c – Parcourskeuring op de wedstrijddag
Art. 73f – EHBO/medische zorg
Nationale records Art. 74 – Geldigheid
Art. 77 – Vaststelling uurrecord
Art. 75 – Records
Art. 78 – Publicatie
Art. 76 – Voorwaarden Algemene wedstrijdregels | Wedstrijdparcours en -apparatuur
71
Art. 79 – Parcours
Art. 86a – Standaardfaciliteiten
Art. 80 – Veiligheidszone
Art. 87 – Tijdwaarneming
Art. 80a – Coachvak
Art. 88 – Procedure handmatige tijdwaarneming
Art. 81 – Geschiktheid van de baan
Art. 89 – Automatische tijdwaarneming
Art. 82 – Richting van de baan
Art. 90 – Transponders
Art. 83 – Startlijn
Art. 91 – Bekendmaking gerealiseerde tijd
Art. 84 – Finishlijn
Art. 92 – Officiële tijd
Art. 85 – Start en finishlijn apparatuur
Art. 93 – Video-opnames
Art. 86 – Apparatuur
Art. 94 – Coachvak
Algemene wedstrijdregels | Deelnemer Art. 95 – Wedstrijdpak
Art. 99a – Inschrijfgeld
Art. 96 – Herkenning van de kampioen
Art. 99b – Inschrijving
Art. 97 – Helm
Art. 99c – Tekenen presentielijst
Art. 98 – Skates
Art. 99d – Afmelden
Art. 99 – Wedstrijdnummers
Art. 100 – Overige uitrusting
Algemene wedstrijdregels | Baan/piste Art. 101 – Definitie van baan
Art. 107 – Veiligheidsmaatregelen piste
Art. 102 – De lengte van een baan/piste
Art. 108 – Afbeeldingen of reclame-uitingen op een piste
Art. 103 – De breedte van het wedstrijdparcours op een baan
Art. 109 – Wedstrijdpiste
Art. 104 – Het profiel van een baan
Art. 110 – Certificeren en keuren van een wedstrijdparcours
Art. 105 – Oppervlakte/ toplaag van de baan Art. 106 – De ‘no-skating-zone’ Algemene wedstrijdregels | Weg Art. 111 – Wegparcours
Art. 114 – Finishstraat
Art. 112 – Gesloten wegparcours
Art. 115 – Finishlijn bij open wegparcours
Art. 113 – Open wegparcours
Art. 116 – Gedrag op parcours
Algemene wedstrijdregels | Marathon Art. 116a – Marathonparcours
Art. 116e – Finishlijn
Art. 116b – Breedte van het parcours
Art. 116f – Volgauto’s
Art. 116c – Oppervlak van het parcours
Art. 116g – Verzorging
Art. 116d – Veiligheidsmaatregelen Algemene wedstrijdregels | Afstanden en wedstrijdonderdelen Art. 117 – Officiële afstanden
Art. 119 – Officiële afstanden van Nederlandse
Art. 118 – Typen wedstrijden Kampioenschappen Art. 120 – Tijdrit individueel
Art. 127 – Puntenkoers
Art. 121 – Teamtijdrit
Art. 128 – Afval-puntenkoers
Art. 122 – Sprinttoernooi
Art. 129 – Aflossing
Art. 123 – Algemene regels voor 500 m sprinttoernooi
Art. 130 – Criterium / marathon
Art. 124 – Algemene regels voor 1.000 m sprinttoernooi
Art. 131 – (Team)Achtervolging
Art. 125 – Massa- / groepsstart
Art. 132 – Competitiewedstrijd
Art. 126 – Afvalkoers
72
Algemene wedstrijdregels | Wedstrijd Art. 133 – Verzamelzone/ ‘Area of call’
Art. 145 – Rondenbord
Art. 134 – Startvolgorde indeling
Art. 146 – Bepalen aankomst in verschillende typen
Art. 135 – Startvolgorde
wedstrijden
Art. 136 – Start tijdrit
Art. 147 – Klassering
Art. 137 – Start 500m en 1000m
Art. 148 – Klassering van achterblijvers
Art. 138 – Massastart
Art. 149 – Diskwalificatie deelnemer
Art. 139 – Neutralisatie wedstrijd
Art. 150 – Uitvallers / niet gefinisht (DNF – Did not Finish
Art. 140 – Stilleggen wedstrijd
Art. 151 – Ex-aequo klasseringen
Art. 141 – Hervatten wedstrijd
Art. 152 – Gelijke tijd winnaar tijdrit
Art. 142 – Herstart wedstrijd
Art. 153 – Vervallen
Art. 143 – Annuleren wedstrijd
Art. 154 – Vaststellen klassementen
Art. 144 – Bel Algemene wedstrijdregels | Jury Art. 155 – Jury
Art. 160 – Taken en bevoegdheden van de starter (starting
Art. 156 – Kleding
judge)
Art. 157 – Taken en bevoegdheden van de
Art. 161 – Taken en bevoegdheden van het Parcoursjurylid
hoofdscheidsrechter (chief referee)
(courses judge)
Art. 158 – Taken en bevoegdheden van de Jurysecretaris
Art. 162 – Taken en bevoegdheden van de Aankomstrechter
(jury secretary)
(finish judge)
Art. 159 – Taken en bevoegdheden van de Hulpstarter (area
Art. 163 – Taken en bevoegdheden van de Rondenteller (lap
of call judge)
scorer judge) Art. 164 – Speaker
Algemene wedstrijdregels | Beoordeling Art. 165 – Definitie van de overtredingen
Art. 174 – Geen respect voor juryleden
Art. 166 – Technische overtredingen
Art. 175 – Sancties
Art. 167 – Valse start
Art. 176 – Waarschuwing (W)
Art. 168 – Buiten de wedstrijdbaan
Art. 177 – Deklassering (RR)
Art. 169 – Foutieve wissel
Art. 178 – Diskwalificatie (DSQ)
Art. 170 – Sporttechnische overtredingen
Art. 179 – Automatische Schorsing
Art. 171 – Lijn
Art. 180 – Sancties & uitslag
Art. 172 – Hinderen
Art. 181 – Sancties en klassering 500m en 1000m
Art. 173 – Hulp bieden of krijgen
sprintwedstrijd
Algemene wedstrijdregels | Disciplinaire overtredingen Art. 182 – Disciplinaire overtredingen
Art. 189 – Disciplinaire maatregelen
Art. 183 – Fair play
Art. 191 – Schorsing / Gele kaart
Art. 184 – Agressie
Art. 190 – Uitsluiting / rode kaart
Art. 185 – Teamovertreding
Art. 192 – Protest
Art. 186 – Misdragen tegenover officials en juryleden
Art. 193 – Protestprocedure
Art. 187 – Disciplinaire procedure
Art. 194 – Protest inzake deelnemer(s)
Art. 188 – Procedure bij de Tuchtcommissie
Art. 195 – Protest bijdrage
73
Art. 196 – Beroep
Art. 199 – Besluit in beroep
Art. 197 – Beroepsprocedure Art. 198 – Beroep bijdrage Specifieke regels ESSC Specifieke regels Marathon EC (RMEC) Specifieke regels KNSB competitiewedstrijden | Wedstrijdcategorieën Art. 401 – Wedstrijdcategorieën
Art. 405 – Dispensatie: termijn, kosten, aanvraagwijze
Art. 402 – Promoveren
Art. 406 – Promotieverzoeken
Art. 403 – Degraderen
Art. 407 – Degradatieverzoeken
Art. 404 – Dispensatie Specifieke regels KNSB competitiewedstrijden | Landelijke Baancompetitie senioren Art. 410 – Duur
Art. 416 – Prijzengeld
Art. 411 – Deelname en Wedstrijdcategorieën
Art. 417 – Klassering
Art. 412 – Samenstelling competitiewedstrijd
Art. 418 – Technische regels
Art. 413 – Inschrijven
Art. 419 – Diskwalificatie
Art. 414 – Deelnamevoorwaarden eindklassement
Art. 420 – Tijdrit
Art. 415 – Eindklassement Specifieke regels KNSB competitiewedstrijden | Landelijke Baancompetitie jeugd Art. 430 – Duur
Art. 435 – Klassering
Art. 431 – Deelname en Wedstrijdcategorieën
Art. 436 – Technische regels
Art. 432 – Samenstelling competitiewedstrijd
Art. 437 – Diskwalificatie
Art. 433 – Deelnamevoorwaarden eindklassement
Art. 438 – Tijdrit
Art. 434 – Eindklassement Specifieke regels KNSB competitiewedstrijden | Landelijke Marathoncompetitie senioren Art. 440 – Duur
Art. 448 – Sprintklassement
Art. 441 – Deelname en Wedstrijdcategorieën
Art. 449 – Prijzengeld
Art. 442 – Samenstelling competitiewedstrijd
Art. 450 – Premies en premiesprints
Art. 443 – Start
Art. 451 – Klassering
Art. 444 – Finish - afsprintprocedure
Art. 452 – Technische regels
Art. 445 – Deelnamevoorwaarden eindklassement
Art. 453 – Teams
Art. 446 – Eindklassement
Art. 454 – Leidersprijs
Art. 447 – Leiderstrui
Art. 455 – Drierondenklassement
Specifieke regels KNSB competitiewedstrijden | Regionale competitie senioren en jeugd Art. 460 – Duur
Art. 465 – Prijzengeld
Art. 461 – Deelname en Wedstrijdcategorieën
Art. 466 – Klassering
Art. 462 – Samenstelling competitiewedstrijd
Art. 467 – Technische regels
Art. 463 – Deelnamevoorwaarden eindklassement
Art. 468 – Kampioenschappen
Art. 464 – Eindklassement Afkortingen AB
Algemeen Bestuur van de KNSB
CEC
Comité Européen de Course (Europese Technisch bestuur Inline-skaten)
74
CERS
Confédération Européenne de Inline Skating (Europese bond voor de skatesporten)
CIC
Comité International de Course (Internationaal Technisch bestuur Inline-skaten)
EC
Europa cup
EHBO
Eerste Hulp Bij Ongelukken
EK
Europese Kampioenschappen
FIRS
Fédération Internationale de Roller Sports (Internationale bond voor de skatesporten)
KNSB
Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond
GTC
Gewestelijke Technische Commissie
NK
Nederlands Kampioenschappen
ONK
Open Nederlandse Kampioenschappen
WADA
World Anti Doping Authority (Wereld Anti Doping Bureau)
WK
Wereld Kampioenschappen
cm
centimeter
m
meter
Inleidende bepalingen In die gevallen waarin dit reglement niet voorziet, wordt er teruggevallen op het laatst beschikbare Engelstalig Europees Reglement van de CERS (CERS – CEC Sports Rules 2014). Wanneer er een nieuw Europees reglement beschikbaar komt, dan zal deze na goedkeuring directeur Sport direct van kracht zijn en KNSB-regels vervangen. Tarieven worden jaarlijks bekendgemaakt. Selectiecriteria NK worden jaarlijks bekendgemaakt. Sectie Inline-skaten Art. 1 – Structuur (801.1) Overeenkomstig de statuten van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond, hierna te noemen KNSB of Bond, is het sectiebestuur Inline-skaten, hierna te noemen Sectiebestuur, een orgaan van de KNSB. Het sectiebestuur Inline-skaten is een vrijwilligersorganisatie en wordt ondersteund door het bondsbureau. Art. 2 – Inbedding De sectie Inline-skaten is gevormd op basis van de statuten van de KNSB (art. 10), het Algemeen Reglement (art. 8) en uitgewerkt in het Reglement van Orde van de KNSB. Art. 3 – Orgaan (801.3) Tot de organen van de sectie Inline-skaten behoren: a.
het sectiebestuur
b.
jurycommissie
Art. 4 – Taken (801.2) De sectie Inline-skaten heeft overeenkomstig de statuten de volgende taken:
75
a)
Het jaarlijks opstellen van een activiteitenplan met bijbehorende begroting in afstemming met de disciplinemanager, zulks met inachtneming van de meerjarenraming en het meerjarenbeleidsplan van de bond en het uiterlijk op 1 november voorleggen daarvan aan het Algemeen Bestuur van de bond;
b)
Het opstellen van de wedstrijdkalender voor regionale wedstrijden geschiedt door het sectiebestuur in afstemming met de GTC’s en de disciplinemanager op basis van de nationale kalender.
c)
Het opstellen van de wedstrijdkalender voor nationale wedstrijden inclusief NK’s geschiedt door het bondsbureau in
d)
Het benoemen op voordracht van de jurycommissie van scheidsrechters, assistent -scheidsrechters, aankomstrechter,
afstemming met de sectie Inline-skaten en de disciplinemanager; speaker, overige juryleden en systeembeheerder bij nationale wedstrijden. e)
Het aanwijzen van deelnemers aan nationale kampioenschappen volgens een door het Sectiebestuur op te stellen selectieprocedure in afstemming met de disciplinemanager.
f)
Het verrichten van al hetgeen redelijkerwijs in het belang van de sectie kan worden geacht.
Art. 5 – Taken en verantwoordelijkheden sectiebestuursleden 1.
Een sectiebestuur bestaat uit een voorzitter, secretaris, budgetbewaker en een of meerdere leden. De gezamenlijke besturen van de topsportleden-atletenverenigingen en de gezamenlijke besturen van de topsportleden-merkenteamsverenigingen hebben het recht een vertegenwoordiger als lid van het bestuur voor te dragen. De taken worden onder de leden verdeeld. (Reglement van orde sectiebestuur, art. 1)
2.
Het Sectiebestuur is als geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van alle aan het sectiebestuur toevertrouwde taken en is als geheel verantwoordelijk voor de door het sectiebestuur genomen besluiten.
3.
De leden van het sectiebestuur verdelen onderling, met inachtneming van het verder in dit artikel gestelde, de eerste verantwoordelijkheid voor een bepaalde taak en de terreinen van specifieke aandacht. De voorzitter is als eerste verantwoordelijk voor de leiding en de structuur van de Sectie Inline-skaten; hij geeft leiding aan alle vergaderingen van het Sectiebestuur en vertegenwoordigt het sectiebestuur naar buiten.
4.
De secretaris is bij afwezigheid van de voorzitter de eerst aangewezene om de taken en verantwoordelijkheden van de voorzitter over te nemen.
5.
De secretaris is als eerste verantwoordelijk voor de vastlegging en ordening van de beleidsdocumenten en voor het vastleggen van de genomen besluiten, de gemaakte afspraken, het samenstellen van de agenda voor de vergaderingen, het samenstellen van het jaarverslag, het ondertekenen van de correspondentie namens het sectiebestuur.
6.
Tot de eerste verantwoordelijkheid van de budgetbewaker behoort het opstellen van de jaarlijkse begroting aan de hand van het gezamenlijk vastgestelde beleid, het beoordelen van declaraties en nota's welke ten laste komen van het budget van de sectie alsmede het bewaken van het budget en het opstellen van de jaarrekening van de sectie.
7.
Naast voorzitter, secretaris en budgetbewaker, zullen er ook leden wedstrijdorganisatie en een coördinator jury benoemd worden binnen het sectiebestuur.
Art. 6 – Ambtelijk secretaris Het sectiebestuur wordt ondersteund door een ambtelijk secretaris die functioneert onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur (Reglement van Orde sectiebestuur, art. 7). Taken van de ambtelijk secretaris:
Secretarieel werk
Notuleren
Art. 7 – Vergaderingen en besluiten 1.
(802.4) Het sectiebestuur vergadert tenminste vier (4) maal per jaar en voorts telkens wanneer de voorzitter dan wel twee leden van het Sectiebestuur zulks wenselijk achten. Indien de voorzitter in gebreke blijft bij het indienen van het verzoek als
76
hiervoor bedoeld, een vergadering te beleggen, hebben de verzoekers zelf het recht een vergadering te beleggen, welke bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter zelf in haar leiding kan voorzien. 2.
(802.5) Van het verhandelde in elke bestuursvergadering wordt door de secretaris of een ander door de voorzitter daartoe aangewezen persoon, een verslag gemaakt dat door de daarop volgende bestuursvergadering wordt vastgesteld en goedgekeurd en ten bewijze daarvan ondertekend door de voorzitter en secretaris.
3.
(802.6) De leden van het sectiebestuur zijn niet bevoegd zich door een gevolmachtigde ter vergadering te doen vertegenwoordigen.
4.
(802.7) De besluiten van het sectiebestuur worden genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen, beslist de voorzitter. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien ten minste de helft van het aantal stemhebbende leden aan de stemming heeft deelgenomen. Het Sectiebestuur is echter bevoegd, ongeacht het aantal aanwezige leden een besluit te nemen, indien dat besluit niet ter vorige vergadering kon worden genomen omdat niet minimaal de helft van de zitting hebbende leden aanwezig was.
5.
(802.8) Het door de voorzitter uitgesproken oordeel over de uitslag van de stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel.
6.
(802.9) Wordt onmiddellijk na het uitspreken van het oordeel van de voorzitter de juistheid daarvan betwist, dan wordt zo nodig het te nemen besluit, indien mogelijk tijdens de vergadering of anders in de eerstvolgende vergadering, schriftelijk voorgelegd en vindt een nieuwe stemming plaats indien de meerderheid der vergadering of, indien de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde, een stemgerechtigde aanwezige dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
7.
Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits alle leden zich schriftelijk - waaronder begrepen per e-mail - omtrent het voorstel hebben geuit en het besluit met algemene stemmen wordt aangenomen.
Art. 8 – Verkiezing, benoeming en ontslag 1.
(802.1) Het Sectiebestuur Inline-skaten bestaat uit een oneven aantal van tenminste vijf (5) en maximaal zeven (7) leden. De leden van het sectiebestuur worden gekozen door de GTC’s en door het Algemeen Bestuur benoemd voor een periode van drie jaar en zijn daarna slechts tweemaal direct herbenoembaar. De voorzitter wordt in functie benoemd.
2.
(802.2) Het sectiebestuur zal er voor waken dat zelfs niet de schijn van ongewenste vermenging van belangen van een bestuurder of official kan ontstaan.
3.
(802.3) Jaarlijks treedt een aantal bestuursleden af volgens een door het sectiebestuur opgemaakt rooster. Wie in een vacature wordt benoemd, neemt op het rooster de plaats in van zijn voorganger.
Art. 9 – Inkomsten en uitgaven De sectie Inline-skaten beschikt over een budget dat in samenspraak met de disciplinemanager, de directeur sport en de afdeling financiën tot stand is gekomen. Art. 10 – Gewestelijke Technische Commissies (GTC) 1.
(804.1) Op verzoek van het Sectiebestuur wordt per gewest een GTC Inline-skaten benoemd, die in het bijzonder de relatie onderhouden met de leden wedstrijdorganisatie van het sectiebestuur t.a.v. de toewijzing en organisatie van regionale wedstrijden baan/weg en marathon.
2.
(804.2) Het sectiebestuur informeert tenminste tweemaal per seizoen de GTC vertegenwoordigers middels een voor- en najaarsvergadering, onder leiding van de voorzitter van het sectiebestuur. Deze vinden plaats vóór de aanvang van het nieuwe seizoen en na afloop van de competitie. Vaste onderwerpen die tijdens de voorjaarsvergadering aan de orde komen zijn:
77
a)
het beleidsplan, waaronder begrepen de begroting, het voorgenomen beleid en het prijzenschema voor het komende seizoen;
b)
de nationale wedstrijdkalender voor het komende seizoen;
c)
de regels van promotie en degradatie die zullen worden toegepast na afloop van het seizoen voor zover deze afwijken van het gestelde in het wedstrijdreglement.
In de najaarsvergadering evalueert het sectiebestuur met de GTC’s over het gevoerde beleid, activiteiten, wedstrijdreglement van het afgelopen seizoen en schetst door middel van een conceptbeleidsplan een beeld van het te voeren beleid en activiteiten voor het volgende seizoen. Art. 11 – Scheidsrechterscommissie 1.
(806.1) In de voorjaarsvergadering van het sectiebestuur met de juryleden wordt op voordracht van het sectiebestuur een scheidsrechterscommissie van minstens drie personen benoemd, met een sectiebestuurslid als voorzitter.
2.
(806.2) Tot de taken van de scheidsrechterscommissie behoren: a)
het adviseren van het sectiebestuur en het bondsbureau over: I.
wijzigingen van het Wedstrijdreglement;
II.
het rooster van aanstelling van de benodigde juryleden voor alle regionale, nationale en internationale wedstrijden die onder auspiciën van de KNSB vallen;
III.
de kwaliteit van het jurywerk borgen, inclusief de inzet van apparatuur;
IV.
opleidingsbehoefte vaststellen van juryleden, deze bewaken en afstemmen met de afdeling opleidingen van het bondsbureau;
V.
de continuïteit en toekomst van het jurycorps borgen en het nemen van acties hiervoor;
b)
het bijhouden van de actuele jurylijst naar aanleiding van het volgen van de juryapplicatie.
c)
het ontvangen en beoordelen van juryrapporten van de nationale wedstrijden en waar nodig contact opnemen met de ambtelijk secretaris, die de juryrapporten altijd ontvangt.
d)
het verstrekken van uitleg aan juryleden van wedstrijdreglementen en wedstrijdformules.
e)
het beoordelen van juryleden.
f)
het evalueren met alle individuele juryleden in een jaargesprek.
g)
het begeleiden van het sectiebestuur Inline-skaten bij de tuchtcommissie.
h)
het coördineren van systeembeheer, transponders en verwerking van gegevens van de nationale wedstrijden.
i)
het toezicht houden op het naleven van de gedragscode.
j)
tot verantwoordelijkheid van de scheidsrechterscommissie behoort het gevraagd en ongevraagd adviseren van het sectiebestuur over ontwikkelingen op bovenstaand gebied zoals bijvoorbeeld wijzigingen in het wedstrijdreglement, de begrippenlijst op de uitvoerbaarheid.
Functionarissen Art. 12 – KNSB functionarissen 1.
KNSB voorzitter, KNSB algemene bestuursleden, disciplinemanager
2.
Leden sectiebestuur Inline-skaten
Art. 13 – Competitie functionarissen De competitie functionarissen zijn: 1.
de jury, bestaande uit de hoofdscheidsrechter en de juryleden;
2.
de speaker, hij heeft toegang tot de wedstrijdbaan;
78
3.
de medewerker van de Doping Autoriteit en de ‘chaperonne’ zoals beschreven in het WADA-reglement;
4.
het organisatiecomité.
Art. 14 – Ploegleider/ verenigingsvertegenwoordigers 1.
Ploegleiders en verenigingsvertegenwoordigers worden geregistreerd als officiële vertegenwoordigers van deelnemers en nemen de regels met betrekking tot eerlijk en sportief wedstrijdverloop in acht.
2.
Per competitiewedstrijd wordt er één (1) ploegleider/verenigingsvertegenwoordiger geregistreerd.
3.
Ploegleider en verenigingsvertegenwoordigers worden geïnformeerd over het programma en kunnen zich richten tot de hoofdscheidsrechter of het secretariaat.
4.
Ploegleiders en verenigingsvertegenwoordigers mogen zich niet op de wedstrijdbaan begeven gedurende een wedstrijd.
Art. 15 – Coaches 1.
Trainers en coaches sec zijn geen functionaris. Zij kunnen niet optreden als vertegenwoordiger van een deelnemer.
2.
Trainers en coaches dienen gebruik te maken van een speciaal coachvak naast de wedstrijdbaan.
Juryleden Art. 16 – Samenstelling en taken (831.a) De scheidsrechterscommissie stelt namens het sectiebestuur Inline-skaten de jury per wedstrijd aan op landelijk niveau, vanuit de geactualiseerde lijst gekwalificeerde juryleden. Art. 17 – Taken 1.
Alle wedstrijden worden geleid door KNSB gecertificeerde en gekwalificeerde juryleden.
2.
De hoofdscheidsrechter is de voorzitter van de jury tijdens de wedstrijd en is verantwoordelijk voor een correct verloop van de wedstrijd. De hoofdscheidsrechter is rechtstreeks verantwoordelijk voor zijn optreden bij de sectie Inline-skaten.
3.
Per competitie wordt er een scheidsrechter aangewezen uit de groep van scheidsrechters, als hoofdscheidsrechter van de betreffende competitie.
Art. 18 – Verplichtingen 1.
(836.a) Alle juryleden hebben voordat zij een functie aanvaarden de ‘Gedragscode trainers en begeleiders’ ondertekend. Niet naleven van de gedragscode leidt tot disciplinaire maatregelen.
2.
(836.b) Juryleden respecteren en leven alle reglementen en andere regels na zonder aanzien van hun eigen vereniging, team, familielid, enzovoorts.
Art. 19 – Opleidingen en diplomering (833) 1.
De KNSB coördineert de organisatorische opleidingen voor juryleden.
2.
De opleidingen voldoen aan de eisen gesteld in het Masterplan Arbitrage, eisen vanuit de KNSB en vanuit de sectie (en dan specifiek de scheidsrechterscommissie).
3.
De opleidingen en diplomering kennen een zekere gelaagdheid: regionaal en nationaal niveau.
4.
Minimum voorwaarden voor de verschillende functies: a)
Basisjurylid: vanaf 16 jaar kan de opleiding worden gevolgd; tenminste 18 jaar om op nationaal niveau te jureren.
b)
Scheidsrechter regionaal: tenminste 18 jaar zijn; in bezit zijn van diploma basis jury Inline- skaten; begeleid te worden door een scheidsrechter van minimaal regionaal niveau.
79
c)
Scheidsrechter nationaal: tenminste 21 jaar zijn; in bezit zijn van certificaat scheidsrechter regionaal Inline-skaten; minimaal drie (3) jaar ervaring als regionaal scheidsrechter; begeleid te worden door een scheidsrechter van nationaal of Europees niveau.
d)
Scheidsrechter internationaal en Europees (International Type /Class B):
minimaal drie (3) jaar op nationaal niveau frequent gejureerd als hoofdscheidsrechter en starter,
aanbevelingen van twee (2) nationale scheidsrechters,
middelbare school opleiding afgerond,
vloeiend Engels sprekend,
jonger dan 50 jaar op 1 januari van het jaar van aanvraag.
Het is mogelijk dat de scheidsrechterscommissie de sectie Inline-skaten en het Algemeen Bestuur verzoekt om dispensatie te verlenen op basis van het functioneren van de kandidaat. e)
Technische functies (AMB/Mylaps transpondersysteem, tijdsregistratie, video): in bezit zijn van diploma basis jury Inlineskaten en de specialisatie ‘technische functies’.
f)
Starter: in bezit zijn van diploma basis jury Inline-skaten. Dit voldoet totdat de specialisatie ‘starter’ is ontwikkeld.
Art. 20 – Vergoeding Juryleden die op nationaal niveau worden ingezet ontvangen hiervoor een onkosten-vergoeding. De hoogte van de vergoeding wordt jaarlijks vastgesteld door de sectie Inline-skaten. Art. 21 – Nationale hoofdscheidsrechters De nationale hoofdscheidsrechters hebben jaarlijks een gezamenlijk overleg waarin aandacht wordt besteed aan uniforme jurering. Art. 22 – VERVALLEN Art. 23 – Lijst van inzetbare juryleden 1.
Elk jaar zal vanuit de scheidsrechterscommissie van de sectie Inline-skaten een lijst worden bekend gemaakt met daarop de inzetbare gekwalificeerde scheidsrechters en juryleden.
2.
Juryleden dienen één (1) keer per twee (2) jaar een applicatie te volgen om gekwalificeerd te blijven.
Art. 24 - VERVALLEN Art. 25 – VERVALLEN Art. 26 – Voorwaarden (835) Juryleden moeten zoveel mogelijk uitgesloten worden van (autonome) jurytaken (scheidsrechter, aankomstrechter) op dat moment dat één (1) of meer familieleden deelnemen aan een bepaalde wedstrijd in een bepaalde categorie. Het is ook mede de taak van het betreffende jurylid om dit tijdig aan te geven bij de hoofdscheidsrechter. Art. 27 – Disciplinaire overtredingen 1.
(837) De bond kan via de sectie Inline-skaten en op advies van de scheidsrechterscommissie Inline-skaten een jurylid bestraffen voor het overtreden van het huidige reglement of van enig ander van toepassing zijnde bondsreglement. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een waarschuwing, een schorsing voor één seizoen of een uitsluiting voor onbepaalde tijd.
2.
(838) Een jurylid dat een waarschuwing, schorsing of uitsluiting krijgt opgelegd kan in beroep gaan tegen dit besluit bij de tuchtcommissie van de KNSB.
80
Organisatie van competities en wedstrijden | Kandidaatstelling en toekenning wedstrijd Art. 28 – Organisator 1.
De sectie Inline-skaten en de GTC’s kunnen competities organiseren. Een organisator kan zich kandidaat stellen voor het organiseren van één of meer competitiewedstrijden of een open wedstrijd.
2.
(814.1.a) Een vereniging/ gewest/organisatie die I.
een Nederlands Kampioenschap;
II.
een Europacupwedstrijd ;
III.
Europees of Wereldkampioenschap; wil organiseren binnen de door de bond en sectie gestelde eisen stelt zich kandidaat bij de KNSB en levert een bid aan. Een bidbook is een schriftelijk overzicht van wat men te bieden heeft. Het beschrijft hoe de vereniging het evenement denkt te organiseren en op welke manier men kan voldoen aan de voorwaarden die de KNSB, CEC of CIC oplegt.
Art. 29 – Kampioenschappen (822.1.a) Alleen de KNSB kan jaarlijks vier officiële NK’s uitschrijven: NK Baan, NK Weg, NK Marathon en ONK Marathon. Art. 30 – Toestemming Voor het organiseren van clubwedstrijden hoeft geen toestemming te worden gevraagd. Art. 31 – Aanmelden voor regionale (competitie)wedstrijd 1.
(814.1.c) Een vereniging die een regionale of gewestelijke Inline-skatewedstrijd wil organiseren dient contact op te nemen met de betreffende Gewestelijke Technische Commissie Inline-skaten.
2.
Binnen een wedstrijdseizoen worden vanuit de sectie wedstrijddata aangewezen waarop regionale wedstrijden kunnen worden georganiseerd.
3.
Een regionale wedstrijd Inline-skaten maakt onderdeel uit van een regionale competitie.
4.
Voor eenzelfde wedstrijdcategorie kan er niet op dezelfde dag een regionale wedstrijd en een landelijke wedstrijd worden georganiseerd. In uitzonderlijke gevallen kan de sectie Inline-skaten hiervoor dispensatie verlenen.
5.
De GTC meldt alle regionale wedstrijden aan bij de het sectiebestuur Inline-skaten voor 1 december en ontvangt een goedkeuring.
Art. 32 – Aanmelden voor nationale competitiewedstrijd of open wedstrijden 1.
(814.1.b) Een vereniging die een landelijke competitiewedstrijd wil organiseren, kandideert zich voor 1 oktober het daaropvolgende Inline-skateseizoen, via het aanmeldformulier, bij het bondsbureau van de KNSB t.a.v. de sectie Inlineskaten. De sectie Inline-skaten verwerkt de aanvragen en kent deze waar mogelijk toe. Er wordt zo mogelijk rekening gehouden met de aangevraagde voorkeursdatum. Na aanvraag, toekenning en plaatsing op de voorlopige kalender ontvangen organisatoren de organisatievoorwaarden van de betreffende competitie, wedstrijd en/of evenement.
2.
(814.1.c) Een organisatie die een open wedstrijd wil organiseren, kandideert zich minimaal drie (3) maand van te voren via het aanmeldformulier, bij het bondsbureau van de KNSB t.a.v. de sectie Inline-skaten. De sectie Inline-skaten verwerkt de aanvraag en kent deze waar mogelijk toe. Er wordt zo mogelijk rekening gehouden met de aangevraagde voorkeursdatum. Na aanvraag, toekenning en plaatsing op de (voorlopige) kalender ontvangt het organisatiecomité de voorwaarden van de open wedstrijd. Het organisatiecomité wordt verzocht de organisatievoorwaarden door te nemen en te ondertekenen.
Art. 33 – Organisatie tarief
81
De hoogte van het tarief voor het organiseren van een competitiewedstrijd wordt jaarlijks door de sectie Inline-skaten vastgesteld. Art. 34 – Kalender (814.1.b) De vooraanmeldingen dienen voor 1 oktober (nationaal) en 1 december (regionaal) aangeleverd te worden bij de sectie Inline-skaten vanuit de verschillende geledingen. In februari wordt de definitieve kalender vastgesteld. Art. 35 – Communicatie over de competitie In het wedstrijdregistratieformulier staat aangegeven welke informatie het organisatiecomité zo spoedig mogelijk dient aan te leveren bij de sectie Inline-skaten. Art. 36 – VERVALLEN Art. 37 – VERVALLEN
Organisatie van competities en wedstrijden | Deelname en inschrijving Art. 38 – Deelname 1.
(815) Alleen deelnemers met een KNSB-wedstrijdlicentie of een KNSB-wedstrijddag-licentie kunnen deelnemen aan KNSB Inline-skatewedstrijden.
2.
(815.4) Wedstrijdlicentiehouders die willen deelnemen aan een wedstrijd in het buitenland, moeten dit tijdig melden bij het bondsbureau (
[email protected]) met vermelding van naam, relatienummer, aan welke wedstrijd wordt deelgenomen en op welke datum. Niet melden leidt tot een sanctie. Wanneer gelijktijdig een nationale competitiewedstrijd en de betreffende buitenlandse wedstrijd plaatsvindt, dan zal het sectiebestuur Inline-skaten eerst toestemming moeten verlenen voor deelname.
Art. 39 – Inschrijving De inschrijving bevat de voornaam, tussenvoegsel, achternaam, geboortedatum, nationaliteit, wedstrijdcategorie, geslacht, KNSBrelatiecode, verenigingsnaam en eventueel sponsor en transpondernummer. Art. 40 – Uitslagen en klassementen Uitslagen en klassementen worden digitaal beschikbaar gesteld aan de KNSB. De hoofdscheidsrechter draagt er zorg voor dat de KNSB beschikt over een wedstrijdrapport. Art. 41 – Nationaliteit Deelname aan NK’s is voorbehouden aan deelnemers met de Nederlandse nationaliteit. Art. 42 – Geslacht In speciale gevallen, in lijn met de IOC richtlijnen, kan de KNSB testen uit laten voeren. Art. 43 – Wedstrijdcategorie 1.
Deelnemers met een wedstrijdlicentie worden automatisch ingedeeld in een wedstrijdcategorie, met uitzondering van de heren senioren. De sectie Inline-skaten hanteert de volgende wedstrijdcategorieën. Master 60+
(M60)
82
Master 50+
(M50)
Master 40+
(M40)
Heren Senioren A
(HSA)
prestatie afhankelijk
Heren Senioren B(elofte) (HSB) Heren Senioren C
prestatie afhankelijk
(HSC)
Dames Senioren A (DSA) Junioren A
(HJA / DJA)
Junioren B
(HJB / DJB)
Kadetten (HKA / DKA) Pupillen 1 (HP1 / DP1) Pupillen 2 (HP2 / DP2) Pupillen 3 (HP3 / DP3) Pupillen 4 2.
(HP4 / DP4)
Junioren A gaan na het laatste jaar over naar de categorie Heren Senioren C (HSC) respectievelijk Dames Senioren A (DSA).
3.
Heren senioren die in het afgelopen seizoen 39 jaar zijn geworden, worden in het nieuwe seizoen automatisch overgeschreven naar de categorie Masters 40+.
4.
Het organisatiecomité heeft het recht bij aanmelding van een Inline-skate evenement, mits geaccordeerd door de sectie Inline-skaten, om per competitie of losse wedstrijd wedstrijdcategorieën samen te voegen en gezamenlijk of apart te klasseren.
Doping en anti doping Art. 44 – Doping en anti doping regels Het dopingreglement is van toepassing conform art. 31 – Doping van de Algemene Wedstrijdbepalingen. Met betrekking tot de dopingcontroles worden de WADA en DopingAutoriteit regels toegepast. Nederlandse Kampioenschappen | Algemene organisatieregels Art. 45 – Definitie 1.
(822.1.a) Jaarlijks kunnen er vier officiële NK’s worden verreden: NK Baan, NK Weg, NK Marathon en Open NK. De winnaars van elk kampioenschap of competitie is de officiële titelhouder tot het volgende kampioenschap of competitie van dezelfde soort.
2.
(822.1.c) Elke wedstrijdafstand per wedstrijdcategorie wordt als een officieel Nederlands Kampioenschap aangemerkt.
3.
Nederlandse Kampioenschappen worden georganiseerd door een organisatiecomité bestaande uit vertegenwoordigers plaatselijke organisatie en eventmanager KNSB.
Art. 46 – Deelname 1.
(822.2.a) Aan Nederlandse Kampioenschappen (m.u.v. open NK), kan uitsluitend worden deelgenomen door individuele wedstrijdlicentiehouders behorend tot de wedstrijdcategorie waarvoor het kampioenschap wordt georganiseerd, en die:
2.
de Nederlandse nationaliteit bezitten;
daartoe door het sectiebestuur zijn uitgenodigd;
De deelnemers aan deze wedstrijden worden jaarlijks door de sectie Inline-skaten in afstemming met de directeur Sport aangewezen aan de hand van vooraf opgestelde deelname- en selectiecriteria (worden geplaatst op officiële site) en met in achtneming van de bepalingen onder ‘deelname’.
83
3.
(822.2.b) Deelnemers en reserves worden minimaal veertien dagen voor het NK baan, NK weg of NK marathon per afstand uitgenodigd. Deze digitale uitnodiging dient door elke deelnemer digitaal bevestigd te worden per afstand zeven (7) dagen voor het NK via de in de uitnodigingsbrief vermeldde procedure.
4.
(822.2.c) Tot zeven (7) dagen voor de wedstrijd kan een team met maximaal vier deelnemers zich inschrijven voor de NK aflossing (baan of weg).
5.
(822.2.d) Leden van de Nationale Selectie en leden van Jong Oranje zijn altijd startgerechtigd aan de NK’s, mits zij de betreffende afstanden regulier rijden en hun uitnodiging bevestigd hebben.
Art. 47 – Informatie deelnemers De KNSB en het organisatiecomité verzorgen gezamenlijk een infobulletin voor de deelnemers op de officiële website. Art. 48 – Afmelden 1.
(822.2.b) Wanneer een deelnemer of reserve wel de uitnodiging bevestigt, vervolgens niet deelneemt en zich niet afmeldt, dan wordt de betreffende deelnemer geschorst voor de eerstvolgende twee (2) wedstrijden en wordt de reguliere administratieve boete toegepast waarvan de hoogte door de sectie Inline-skaten in overleg met de directeur Sport is vastgesteld.
2.
(822.2.f) Wedstrijdlicentiehouders mogen ook op de dag(en) waarop voor hun wedstrijdcategorie een NK wordt verreden slechts met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het sectiebestuur Inline-skaten aan een wedstrijd buiten Nederland deelnemen.
3.
(822.2.g) De voor een NK geselecteerde deelnemers mogen op de dag(en) waarop dat kampioenschap wordt verreden niet aan een andere wedstrijd deelnemen. Sanctie op het niet naleven van deze regel is een schorsing voor de twee (2) eerstvolgende landelijke wedstrijden waarvoor de deelnemer zich inschrijft.
Art. 49 – Maximaal aantal deelnemers (822.2.e) Het maximale aantal deelnemers per wedstrijdcategorie (heren en dames afzonderlijk) is: 300m
500m
1.000m
Aflossing
Baan/Piste
20
20
24
7 teams
Weg
20
20
24
9 teams
Afstand
≤ 3.000m
Afstand Baan/Piste Afstand
19 ≤ 3.000m
Weg
25
> 3.000m en ≤ 5.000m 27 > 3.000m en ≤ 5.000m 35
> 5.000m en ≤ 10.000m 35 > 5.000m en ≤ 20.000m 45
> 10.000m 43 > 20.000m geen max.
Art. 50 – Kandidaatstelling 1.
(814.1.a) Een vereniging/ gewest/organisatie die een NK wil organiseren binnen de door de KNSB en sectie gestelde eisen stelt zich kandidaat bij de KNSB en levert een bid aan voor 1 oktober van het voorgaande jaar.
2.
De KNSB bekijkt na 1 oktober alle bids en zal binnen zestig (60) dagen een beslissing nemen en alle kandidaten berichten. De disciplinemanager kan, samen met de eventmanager, een bezoek brengen aan de NK-kandidaat.
3.
Na toekenning van het NK wordt er een contract opgesteld tussen het organisatiecomité/ vereniging en de KNSB met daarin duidelijk aangegeven de taken en verantwoordelijkheden van beide partijen.
84
Art. 51 – VERVALLEN Art. 52 – VERVALLEN Art. 53 – Benoeming juryleden (806.2.a.ii) De scheidsrechterscommissie stelt de hoofdscheidsrechters en de juryleden aan voor de NK’s. De aangestelde juryleden worden van te voren geïnformeerd. Art. 54 – VERVALLEN Art. 55 – VERVALLEN Art. 56 – Huldiging 1.
(822.4) De huldiging is onderdeel van de wedstrijd.
2.
Voor elke titel van Nederlands Kampioen wordt een officiële huldiging gehouden.
3.
Binnen vijf (5) minuten na afloop van elke categorie (tenzij anders bepaald en gecommuniceerd), moeten de Nederlands Kampioen (1e) en de als tweede (2e) en derde (3e) geplaatsten gereed zijn voor de officiële huldiging die zal worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de hoofdscheidsrechter.
4.
Deelnemers komen aanrijden en verlaten het podium met helm vastgeklikt op hun hoofd. De deelnemers verschijnen in de wedstrijduitrusting van hun vereniging, team of nationale selectie, maar op het podium zijn zij blootshoofds en zonder koersbril of zonnebril, tot zij het officiële huldigingpodium hebben verlaten. De hoofdscheidsrechter kan gemotiveerd afwijken van deze regels en de deelnemers in sportkleding het podium laten betreden.
5.
De huldiging wordt exclusief begeleid door de hoofdscheidsrechter, een lid van het Algemeen Bestuur of een aangewezen vertegenwoordiger van het Algemeen Bestuur die de gouden, zilveren en bronzen medailles uitreikt. De rondemiss(en) en/of vertegenwoordiger(s) van het organisatiecomité reiken de medailles aan en de bloemen uit.
6.
De nationale vlag zal worden gehesen aan de eremast en het nationale volkslied zal worden gespeeld.
7.
Een kampioen die een kampioenstrui of – pak heeft ontvangen waarop de voorgeschreven reclame van zijn hoofdsponsor is aangebracht mag het pak/de trui niet eerder dragen dan op de dag volgend op die waarop hij die trui/pak ontvangen heeft.
8.
Voor de drie eerst geklasseerden per categorie is een medaille beschikbaar.
9.
Aan de winna(a)r(es) van het NK marathon Heren Senioren A (HSA) en Dames Senioren A (DSA) wordt een kampioenspak uitgereikt.
Art. 57 – Officiële resultaten 1.
Aan het eind van een NK worden alle officiële resultaten verzameld en digitaal gebundeld en op de officiële website geplaatst.
2.
Eén kopie van alle officiële NK-resultaten wordt beschikbaar gesteld aan de KNSB ten behoeve van de recordcommissie.
Nederlandse Kampioenschappen | Specifieke regels NK Baan, NK Weg, NK Marathon Art. 58 – Samenstelling (822.3.a) en 822.3.b.) Mogelijk deelnemende categorieën zijn (dames, heren) bij NK Baan en NK Weg: DAMES
HEREN Masters 40+( M40) Masters 50+ (M50) Masters 60+ (M60)
Senioren (DSA)
Senioren (HSA, HSB, HSC)
85
Junioren A (DJA)
Junioren A (HJA)
Junioren B (DJB)
Junioren B ( HJB)
Kadetten (DKA)
Kadetten (HKA)
(822.3.c) Mogelijk deelnemende categorieën zijn (dames, heren) aan NK Marathon: DAMES
HEREN
Senioren (DSA)
Senioren A (HSA) Senioren B (HSB, HSC)
Junioren A (DJA)
Junioren A (HJA)
Junioren B (DJB)
Junioren B ( HJB) Masters 40+ (M40) Masters 50+ (M50) Masters 60+ (M60)
Art. 59 – Frequentie (822.1.a) De NK baan, weg en marathon worden, indien mogelijk, jaarlijks georganiseerd conform de algemene en specifieke wedstrijdbepalingen. Art. 60 – Programma De NK’s worden georganiseerd conform de algemene en specifieke wedstrijdbepalingen met een meerdaags programma. Wedstrijddag begint bij voorkeur niet voor 10.00 uur en eindigt niet na 22.00 uur. Art. 61 – Officiële afstanden a)
Officiële wedstrijden en afstanden NK Baan
Wedstrijdcategorie/ Wedstrijd type
Kadetten
Junioren B
Junioren A
Senioren
Masters
Tijdrit
300m
300m
300m
300m
300m
500m sprint
500m
500m
500m
500m
500m
1.000m
1.000m
1.000m
1.000m
1000m sprint Puntenkoers
3.000m
10.000m
Afvalkoers
5.000m
10.000m D
10.000m D
10.000m D
10.000m D
15.000m H
15.000m H
15.000m H
15.000m H
10.000m D
10.000m D
10.000m D
15.000m H
15.000m H
15.000m H
3.000m
3.000m
3.000m
Afval-/ puntenkoers Aflossing b)
3.000m
3.000m
Officiële wedstrijden en afstanden NK Weg
Wedstrijdcategorie/Wedstrijd type
Kadetten
Junioren B
Junioren A
Senioren
Masters
Tijdrit
200m
200m
200m
200m
200m
500m sprint
500m
500m
500m
500m
500m
1000m sprint
1.000m
1.000m
1.000m
1.000m
1.000m
Puntenkoers
5.000m
10.000m
10.000m
10.000m
10.000m
Afvalkoers
5.000m
10.000m D
15.000m D
15.000m D
15.000m D
15.000m H
20.000m H
20.000m H
20.000m H
5.000m
5.000m
5.000m
5.000m
Aflossing
3.000m
86
c)
Officiële afstand NK Marathon: 42,195 km voor alle senior- en mastercategorieën. Juniorencategorieën rijden een halve marathon.
Art. 62 – KNSB programma 1.
Het officiële KNSB programma en tijdschema wordt opgesteld door de scheidsrechterscommissie en afgestemd met de eventmanager (die afstemt met plaatselijk organisatiecomité) waarbij de disciplinemanager bekrachtigt.
2.
De eventmanager heeft de mogelijkheid om een aangepast programma op te stellen, in overleg met de hoofdscheidsrechter, het organisatiecomité en de disciplinemanager, maar de eventmanager neemt de uiteindelijke beslissing.
3.
De wedstrijden en de afstand per wedstrijdcategorie voor de NK Baan en NK Weg zijn vastgelegd in art. 61 - Officiële afstanden. Er kan sprake zijn van buitengewone omstandigheden (onder ander beperkt aantal deelnemers) waardoor het gewenst is om het aantal wedstrijdcategorieën en aantal wedstrijden aan te passen. Eventmanager doet een voorstel in samenspraak met de hoofdscheidsrechter en het organisatiecomité dat bekrachtigd dient te worden door de directeur Sport.
4.
Er worden geen verliezerfinales verreden.
5.
Ten behoeve van televisie-uitzendingen kan het wedstrijdprogramma worden aangepast door de eventmanager in overleg met de hoofdscheidsrechter, organisatiecomité, disciplinemanager.
Art. 63- VERVALLEN Art. 64 – Selectie en aanmelding Alleen uitgenodigde deelnemers kunnen deelnemen, zie art. 46 – Deelname. Art. 65 – VERVALLEN Art. 66 – Inschrijfgeld Wanneer er een deelnemersbijdrage wordt gevraagd, dan wordt het bedrag gecommuniceerd in de uitnodiging. Art. 67 – VERVALLEN Art. 68 – VERVALLEN Art. 69 – Technische benodigdheden 1.
Tijdwaarneming Zoals aangegeven in art. 89 – Automatisch tijdwaarnemingssysteem, is er een automatisch tijdwaarnemingssysteem nodig dat geschikt is voor transponders en voor fotofinish. De KNSB – sectie Inline-skaten stelt de systemen ter beschikking. De hoofdscheidsrechter draagt er zorg voor dat de systemen correct opgesteld kunnen worden.
2.
Tijden en uitslagen De eventmanager zorgt ervoor dat vanuit KNSB de benodigde apparatuur wordt geleverd om tijden en uitslagen te publiceren. a)
b)
tijdritten (baan en weg)
de tussentijd elke 100m en het verschil met de beste tijd
eindtijd
de tussentijdse klassering
de samenstelling van de finale
500m (baan en weg)
87
c)
d)
3.
de klassering van elke serie
de samenstelling van de volgende ronde, zoals door de jury bekend gemaakt
1.000m (baan)
elke rondetijd
eindtijd van elke deelnemer
de samenstelling van de volgende ronde, zoals door de jury bekend gemaakt
puntenkoers
resultaat van elke tussensprint (1e en 2e doorkomende)
de tussenstand op basis van het totaal aantal punten op dat moment voor minimaal de top vijf (5).
Deelnemers hebben recht op een ruimte om hun warming-up voor te bereiden. De warming-up zone ligt dicht bij de wedstrijdbaan en de kleedgelegenheid voor de deelnemers.
Art. 70 – Eindklassement bij Nederland kampioenschappen Er wordt geen klassement opgemaakt over de verreden wedstrijden bij NK’s. Art. 71 – Bekers en prijzen 1.
(822.4.d) Voor de drie eerst geklasseerden per wedstrijdcategorie per wedstrijd is een medaille beschikbaar.
2.
(822.4.e) Aan de winna(a)r(es) van het NK marathon senior A heren en dames wordt een kampioenspak uitgereikt.
Nederlandse Kampioenschappen | Specifieke regels ONK Marathon Art. 71a – Samenstelling (822.3.d) Een Open NK Marathon wordt georganiseerd in de klasse Heren A, Heren B, dames en masters. Art. 71b – Frequentie (822.1.a) De ONK marathon worden, indien mogelijk, jaarlijks georganiseerd conform de algemene en specifieke wedstrijdbepalingen. Art. 71c – Programma De ONK worden georganiseerd conform de algemene en specifieke wedstrijdbepalingen met een één (1) daags programma. Wedstrijddag begint bij voorkeur niet voor 10.00 uur en eindigt niet na 22.00 uur. Art. 71d – Officiële afstanden Officiële afstanden ONK Marathon: Wedstrijdnaam
Wedstrijdcategorie
Afstand
Heren A
HSA
100 km
Heren B
HSB, HSC, HJA
60 km
Dames
DSA, DJA
60 km
masters
M40, M50, M60
60 km
Art. 71e – KNSB programma 1.
Het officiële KNSB programma en tijdschema wordt opgesteld door de scheidsrechterscommissie en afgestemd met de eventmanager (die afstemt met plaatselijk organisatiecomité) waarbij de disciplinemanager bekrachtigd.
2.
De eventmanager heeft de mogelijkheid om een aangepast programma op te stellen, in overleg met de hoofdscheidsrechter, disciplinemanager en het organisatiecomité,
88
3.
Ten behoeve van televisie-uitzendingen kan het wedstrijdprogramma worden aangepast door het de eventmanager in overleg met de hoofdscheidsrechter, plaatselijke organisatie disciplinemanager
Art. 71f – Selectie en aanmelding 1.
(822.3.d) Aan het ONK mogen alle Nederlandse deelnemers met een KNSB-wedstrijdlicentie meedoen en buitenlandse deelnemers die kunnen aantonen lid en in het bezit van een wedstrijdlicentie te zijn van hun nationale bond.
2.
(815.5.b) De online inschrijving is een beperkte periode geopend zoals wordt gecommuniceerd in de wedstrijdinformatie.
3.
(822.3.d) Ter plaatse inschrijven met wedstrijdlicentie of wedstrijddaglicentie is niet mogelijk.
Art. 71g – Deelnemersbijdrage Wanneer er een deelnemersbijdrage wordt gevraagd, dan zal het bedrag gecommuniceerd worden op de officiële site. Art. 71h – Technische benodigdheden 1.
Tijdwaarneming Zoals aangegeven in art. 89 – Automatisch tijdwaarnemingssysteem, is er een automatisch tijdwaarnemingssysteem nodig dat geschikt is voor transponders en voor fotofinish. De KNSB – sectie Inline-skaten stelt de systemen ter beschikking. De hoofdscheidsrechter draagt er zorg voor dat de systemen correct opgesteld kunnen worden.
2.
Tijden en uitslagen De eventmanager zorgt ervoor dat vanuit KNSB de benodigde apparatuur wordt geleverd om tijden en uitslagen te publiceren.
3.
Resultaat elke doorkomst voor minimaal de top vijf (5)
Eventuele voorsprong in tijd tussen koplopers en peloton
Uitslag eerst tien (10) aankomende met eindtijd
Deelnemers hebben recht op een ruimte om hun warming-up voor te bereiden. De warming-up zone ligt dicht bij de wedstrijdbaan en de kleedgelegenheid voor de deelnemers.
Art. 71j – Bekers en prijzen (822.4.d) Voor de drie eerst geklasseerde per wedstrijdcategorie per wedstrijd is een medaille beschikbaar. Competitiewedstrijden Art. 72 – Definities 1.
(810.d) Een aantal wedstrijden (meestal over een langere periode) kan worden samengevoegd tot een competitie.
2.
Open wedstrijd: wedstrijd die geen deel uitmaakt van een competitie.
3.
(810.h) Aan een Inline-skatewedstrijd, -evenement of competitie kan de naam van een sponsor worden verbonden in afstemming met de sectie Inline-skaten en de manager Marketing, Sponsoring en Evenementen.
4.
Seniorcompetitie: groep van wedstrijden waaraan wedstrijdlicentiehouders die qua leeftijd ingedeeld zijn in de wedstrijdcategorieën ‘senior’ en ‘junior A’ deel kunnen nemen.
5.
Jeugdcompetitie: groep van wedstrijden waaraan wedstrijdlicentiehouders die qua leeftijd ingedeeld zijn in de wedstrijdcategorieën ‘pupil, kadet en junior B’ deel kunnen nemen.
Art. 72a – Coördinatie en organisatie competities 1.
(810.d) Landelijke senioren competitie wordt gecoördineerd vanuit het bondsbureau en een lid van de sectie Inline-skaten.
89
2.
(810.d) Regionale competities worden gecoördineerd en georganiseerd door een Gewestelijke Technische Commissie (GTC).
Art. 72b – Competitie en wedstrijdformule 1.
(810.g) De bepaling en vaststelling van de wedstrijdformule voor alle wedstrijden, competities en meerdaagse wedstrijden behoren tot de bevoegdheid van de Directeur Sport, disciplinemanager en het sectiebestuur Inline-skaten. De wedstrijdformule zal worden vermeld in de officiële wedstrijdkalender.
2.
(815.1.d) Het organisatiecomité heeft de mogelijkheid, mits geaccordeerd door de sectie Inline-skaten, om per competitie of open wedstrijd wedstrijdcategorieën samen te voegen en gezamenlijk of apart te klasseren.
Art. 72c – Communicatie Competitiewedstrijden en competities worden bekend gemaakt via de officiële website in een kalender. Art. 72d – Jury 1.
De scheidsrechterscommissie stelt voor de landelijke competitiewedstrijden de volledige jury samen.
2.
Voor regionale competitiewedstrijden wijst de organisatie van de regiocompetitie de juryleden aan.
Art. 72e – Inschrijfgeld (815.3.c) Voor deelname aan een Inline-skatewedstrijden kan inschrijfgeld gevraagd worden. De hoogte van het inschrijfgeld is geaccordeerd door de sectie Inline-skaten in afstemming met de directeur Sport en wordt gecommuniceerd op de officiële website en in de deelnemersinformatie. Art. 72f – Inschrijven 1.
(815.5.a) De gegevens van alle evenementen, wedstrijden en competities onder auspiciën van de KNSB worden in een zo vroeg mogelijk stadium door de KNSB bekendgemaakt via de evenementen- en/of wedstrijdkalender(s) met vermelding van de wedstrijden, wedstrijdcategorieën en een link naar de online inschrijving.
2.
(815.5.b) Om aan een landelijke en/of regionale wedstrijd deel te kunnen nemen dient een deelnemer met een wedstrijdlicentie tussen de openstelling van de wedstrijd en de uiterste inschrijfdatum zich in te schrijven via de officiële site.
3.
(815.5.e) Deelnemers met wedstrijdlicentie kunnen ook ter plaatse inschrijven (bijschrijven) tegen betaling, mits het maximale aantal deelnemers per wedstrijdcategorie niet bereikt is.
Art. 72g – Afmelden De online inschrijfmodule biedt de deelnemer de gelegenheid om ook online af te melden. Art. 72h – Huldiging 1.
(819.7) De huldiging is onderdeel van de wedstrijd.
2.
De eerste drie van de uitslag en eventueel de eerste drie van het nieuwe klassement worden gehuldigd. Volgorde huldiging zie art. 29, lid 4 Algemene Bepalingen.
3.
Voor de 500m en 1000m geldt dat alleen finalisten op het podium kunnen komen. In het geval van een diskwalificatie kan het zijn dat er een niet compleet podium is met één of twee deelnemers.
4.
Deelnemers komen aanrijden en verlaten het podium met helm vast geklikt op hun hoofd. De deelnemers verschijnen in de wedstrijduitrusting van hun vereniging, team of nationale selectie, maar op het podium zijn zij blootshoofds en zonder koersof zonnebril, tot zij het officiële huldigingpodium hebben verlaten.
90
5.
De hoofdscheidsrechter kan gemotiveerd afwijken van regels in lid 4. van dit artikel en de deelnemers in sportkleding het podium laten betreden.
Art. 72j – Officiële uitslagen 1.
(819.6.a) Aan het einde van iedere wedstrijd deelt de speaker zo spoedig mogelijk de volgorde van aankomst mee.
2.
(819.6.b) Tevens wordt deze volgorde van aankomst opgehangen/beschikbaar gesteld bij een (vooraf) aangegeven punt bij de accommodatie en/of juryruimte/-bus.
3.
(819.6.c) De volledige uitslagen en eventuele klassementen worden zo spoedig mogelijk op de officiële website gepubliceerd en bij correcties daar terstond aangepast.
4.
(819.6.d) De uitslag van de wedstrijden is 30 minuten na de officieuze bekendmaking, officieel.
5.
(819.6.e) De tussenstanden van de klassementen zullen bij het wedstrijdsecretariaat ter inzage liggen voor de deelnemers.3
Regionale competities Art. 73a – Vergunning wedstrijd (814.2) De benodigde vergunningen voor het organiseren van een Inline-skatewedstrijd op de openbare weg (o.a. politie, verkeersregelaars) of op de baan (o.a. geluid, parkeren), worden tijdig overlegt aan de GTC. Art. 73b – Voorafgaande parcourskeuring 1.
(814.3) Een nieuw of gedeeltelijk nieuw parcours (als ook de gehele accommodatie, inclusief ruimtes voor deelnemers, jury en eventueel pers) dient zo spoedig mogelijk na aanvraag van het evenement te worden gekeurd door een hiervoor gediplomeerd en gecertificeerd parcourskeurder van de KNSB.
2.
Om de twee (2) jaar moet een herkeuring plaatsvinden van een baanparcours. Jaarlijks vindt een herkeuring plaats van een marathonparcours. Tevens wordt door de parcourskeurder de lengte van het parcours (na)gemeten.
3.
De bevindingen van de voorafgaande parcourskeuring worden vastgelegd in een parcourskeuringsformulier. Een afschrift van dit formulier wordt ruim voor aanvang van de wedstrijd door de ambtelijk secretaris verzonden aan de hoofdscheidsrechter en het organisatiecomité.
Art. 73c – Parcourskeuring op de wedstrijddag 4.
Aanwijzingen voor verbetering en beveiliging van parcours en accommodatie dienen op de dag van het evenement te zijn gerealiseerd.
5.
Op elke dag van een evenement wordt het parcours (incl. beveiliging) voor aanvang van de wedstrijden gekeurd door de hoofdscheidsrechter met behulp van het parcours-keuringsformulier.
6.
De parcourskeurder en/of jury kan een uitzondering op de in dit reglement gestelde keuringsregels maken voor regionale wedstrijden als naar zijn/haar oordeel een normaal wedstrijdverloop mogelijk blijft en de veiligheid van de deelnemers hierdoor niet in gevaar komt.
7.
De hoofdscheidsrechter is op de dag van het evenement geheel verantwoordelijk voor de conditie en veiligheid van het parcours.
Art. 73d – Veiligheid deelname 8.
Als de parcoursconditie een normaal verloop van een wedstrijd belemmert (bv door het weer) kan de hoofdscheidsrechter de wedstrijd voor een bepaalde tijd uitstellen, onderbreken, neutraliseren, inkorten of helemaal afgelasten.
91
9.
Het besluit tot afgelasten van de wedstrijd wordt uiterlijk vier (4) uur voor aanvang van de wedstrijd genomen door de hoofdscheidsrechter. Hij informeert direct de ambtelijk secretaris die zorg draagt voor publicatie op de officiële website als nieuwsitem en bij de wedstrijdinformatie vier (4) uur voor aanvang van de wedstrijd.
10.
Mocht het nodig zijn de wedstrijd uit te stellen, dan zal het organisatiecomité onmiddellijk de sectie Inline-skaten op de hoogte stellen. Aanmeldingen voor deze wedstrijd blijven geldig, tenzij anders vermeld.
Art. 73e – Veiligheid parcours 1.
(814.4.a) Het parcours moet zo goed mogelijk afgesloten zijn voor het publiek (zo nodig met dranghekken en/of kussens). Dit geldt in ieder geval vanaf 150 meter voor tot 100 meter na de start en finish.
2.
(814.4.b) Alle obstakels op of dicht langs het parcours die gevaar op kunnen leveren voor de deelnemers dienen duidelijk zichtbaar gemaakt te worden voor de deelnemers en dienen zo goed mogelijk met zacht materiaal afgeschermd te zijn. Binnen twee (2) meter van de binnenzijde van een baan of gesloten wegparcours bevinden zich geen obstakels voor de deelnemers.
3.
(814.4.c) Het parcours moet vlak voor aanvang van het evenement zo goed mogelijk zijn schoongemaakt/ geveegd.
Art. 73f – EHBO/medische zorg 1.
(814.4.f) Bij regionale wedstrijden moet er afhankelijk van het aantal deelnemers en type parcours voldoende kundig en gediplomeerd EHBO-personeel aanwezig zijn. Het minimaal aantal aanwezige EHBO’ers wordt bepaald door het aantal deelnemers:
2.
1- 50 deelnemers
minimaal 2 EHBO’ers
51-150 deelnemers
minimaal 4 EHBO’ers
151- 250 deelnemers
minimaal 6 EHBO’ers
Meer dan 250 deelnemers
minimaal 6 EHBO’ers + ambulance
(814.4.g) De aanwezige EHBO wordt geïnstrueerd door de hoofdscheidsrechter, qua positie –bij voorkeur in het midden van de baan/parcours – en afspraken dienen gemaakt te worden over het betreden of het oversteken van het parcours bij een valpartij.
3.
Er vind geen hervatting van een wedstrijd plaats als er geen EHBO’ers beschikbaar zijn.
Nationale records Art. 74 – Geldigheid 1.
(823.1.a) Onder record wordt verstaan de kortste tijd, waarin een bepaalde afstand gereden is, of de grootste afstand, welke in een bepaalde tijd is afgelegd. Records kunnen door de recordcommissie worden erkend als Nederlands record indien ze door niet geschorste licentiehouders zijn gemaakt overeenkomstig de reglementaire bepalingen.
2.
(823.1.c) Als Nederlandse records worden door de recordcommissie alleen die tijden erkend, welke door Nederlandse deelnemers in NK’s en internationale wedstrijden ( EK, WK, Europa Cup en World Games) zijn gemaakt. Bij uurrecords wordt de afstand in meters gemeten.
3.
(823.1.c) Erkenning van een Nederlands record kan uitsluitend als dat door de deelnemers of rijdsters is gereden in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en een geldige wedstrijdlicentie van de KNSB.
4.
(823.1.c) De door de CEC en CIC erkende Europese- en Wereld records kunnen ook als Nederlandse records erkend worden mits voldaan is aan art. 75 – Records.
Art. 75 – Records 1.
(823.1.b) Als records worden erkend de absolute (algemene) records bij:
92
2.
Heren senior en heren junior baanwedstrijden
Dames senior en dames junior baanwedstrijden;
Heren senior en heren junior wegwedstrijden (incl. marathon en open NK marathon);
Dames senior en dames junior wegwedstrijden (incl. marathon en open NK marathon)
Uurrecord heren, uurrecord dames
(823.2.b) De volgende afstanden zullen in kampioenschappen geregistreerd worden: Baan : 300m tijdrit, 500m, 1000m sprint en 3000m aflossing. Weg : 200m tijdrit , 500m sprint en 5000m aflossing. In afwijking van het Europese reglement worden bij puntenkoersen en afvalkoersen geen Nederlandse records erkend. Marathon : 42 km.195 m. Open NK marathon : dames 60km en heren 100km.
Art. 76 – Voorwaarden 1.
(823.2.a) De recordcommissie registreert absolute Nederlandse records in duizendsten van een seconde op alle afstanden in genoemde NK’s en internationale wedstrijden
2.
(823.2.c) De officiële wedstrijdaankondiging moet bekend worden gemaakt op de officiële website.
3.
(823.2.d) Te rijden wedstrijd(en) moet(en) overeenstemmen met de wedstrijdaankondiging. Het protocol van de wedstrijd alsmede het programma van de wedstrijd, moet bij de aanvraag ingezonden worden aan de recordcommissie vóór 1 november van ieder jaar. Het dient op schrift te zijn gesteld of in digitale vorm. Verdere bijzonderheden voor erkenning van een Nederlands record zijn: a)
Alle wedstrijdregels dienen te zijn nageleefd.
b)
Baan- en wegparcoursen moeten van tevoren door een bevoegd landmeter worden opgemeten met de juiste posities van alle vaste start- en finishlijnen. De parcoursen moeten aan alle gestelde eisen voldoen om voor een record in aanmerking te komen. Een protocol van de opmeting, getekend door de landmeter, moet voor het begin van de wedstrijd door het organisatiecomité aan de scheidsrechter worden overhandigd.
c)
Records op een wegparcours worden alleen erkend wanneer het gehele parcours door de jury te overzien is.
d)
Keuringsrapport parcours, wedstrijdrapport en uitslaglijst van deze wedstrijd zijn ingeleverd. Deze uitslaglijst bevat, wanneer het record gevestigd is op een piste, baan of op een gesloten parcours, naast de totaaltijd, alle doorkomsttijden, de datum en tijdstip van de wedstrijd en naam van de deelnemer die het nieuwe record heeft gevestigd.
e)
Alle rapporten en lijsten zijn voorzien van de handtekening van de scheidsrechter, de aankomstrechters en de juryleden tijdregistratie. Via de handtekening bevestigen alle gekwalificeerde juryleden dat alle wedstrijdregels zijn nageleefd en dat er met de tijdregistratie geen fouten zijn gemaakt.
4.
(823.2.e) Als het betreffende Nederlands record is verbeterd door meer dan één deelnemer in dezelfde wedstrijd zal slechts de beste tijd als Nederlands record worden erkend. Wedstrijden gereden in series (heats) met als slot de finale wordt als één wedstrijd gezien.
Art. 77 – Vaststelling uurrecord 1.
(823.3.a) Een record op de baan kan slechts worden gevestigd in het bijzijn en onder waarneming van tenminste twee door de KNSB aangewezen gekwalificeerde tijdwaarnemers, alsmede van twee door de KNSB aangewezen parcoursjuryleden.
2.
(823.3.b) De tijdwaarnemers doen hun waarnemingen ter plaatse van het begin- en eindpunt, terwijl de KNSBparcoursjuryleden de deelnemer in de bochten dienen te controleren. Uurrecords worden in meters vastgesteld.
93
3.
(823.3.c) Bij gebruikmaking van elektronische tijdmeetapparatuur dient de tijd tevens te worden opgenomen met de hand door twee onafhankelijk van elkaar werkende officiële tijdwaarnemers.
4.
(823.3.d) De start dient te allen tijde op eigen kracht te geschieden en de deelnemer mag derhalve niet worden afgeduwd of gelanceerd vertrekken.
5.
(823.3.e) De afstand wordt steeds gemeten langs de binnenzijde van de baan of het parcours.
Art. 78 – Publicatie 1.
(823.4.a) Van iedere deelnemer die een Nederlands record behaalt of evenaart, zal de naam op de recordlijst vermeld worden.
2.
(823.4.b) Elke deelnemer, die een Nederlands record behaalt of evenaart, ontvangt een certificaat van de KNSB.
Algemene wedstrijdregels | Wedstrijdparcours en -apparatuur Art. 79 – Parcours 1.
(813.1.a.) Het wedstrijdparcours kan een ‘baan’, een ‘weg’ of een marathonparcours zijn. Een weg- of marathonparcours kan zowel ‘open’ als ‘gesloten’ zijn.
2.
(813.1.b) Op een baan- en wegparcours wordt de wedstrijdbaan gemeten langs de binnenkant van de baan / buitenkant van de witte lijn.
3.
(813.1.b) Op een wegparcours met bochten naar links en rechts wordt de lengte bepaald door uit te gaan van een denkbeeldige ideale lijn van het ene uiteinde van de bocht naar de ander.
4.
Op een open wegparcours, wordt de afstand als volgt bepaald:
op het midden van de weg wanneer de gehele breedte van de weg gebruikt kan worden
op het midden van de weg wanneer er slechts eens deel van de weg gebruikt kan worden.
5.
(813.1.c) De feitelijke wedstrijdbaan moet duidelijk afgebakend en aangegeven zijn (natuurlijk of door een lijn of tekens).
6.
Tijdens wedstrijden mogen alleen juryleden (incl. speaker) en deelnemers op het parcours. EHBO’ers mogen alleen het parcours op na toestemming van de hoofdscheidsrechter.
Art. 80 – Veiligheidszone (813.1.g) Er wordt altijd een veiligheidszone van twee (2) meter vanaf de binnenkant van het parcours aangehouden. Deze veiligheidszone is vrij van obstakels die mogelijk een gevaar op kunnen leveren voor de deelnemers.
94
Art. 80a – Coachvak Er moet een afgebakend gebied worden gereserveerd voor de coaches naast de wedstrijdbaan zodat zij kunnen communiceren met de deelnemers tijdens de wedstrijd. Deze zone wordt gesitueerd in de hoek voor het rechte eind aan de finishkant, dichtbij het begin van de aflossingszone. (Art. 129 – aflossingszone/3) Art. 81 – Geschiktheid van de baan Alle besluiten over de geschiktheid van de wedstrijdbaan zowel voor het inrijden als tijdens de wedstrijden worden genomen door de hoofdscheidsrechter. Art. 82 – Richting van de baan (813.1.h) Op een baan of gesloten wegparcours worden de skaters zodanig opgesteld dat hun linkerhand aan de binnenkant van het parcours is. De rijrichting is tegen de wijzers van de klok in. Art. 83 – Startlijn 1.
(813.1.d) De startlijn is een vijf (5) centimeter brede witte lijn. De startlijn mag zich niet in een bocht bevinden.
2.
(813.1.e) Voor de 200m en 300m tijdrit, is er een extra onderbroken streep 50 cm voor de startlijn getrokken.
3.
(813.1.f) Voor de 500m wordt de startlijn in zes (6) gelijke startplaatsen verdeeld van één (1) meter op een baan van zes (6) meter breed.
Art. 84 – Finishlijn 1.
(813.1.d) De finishlijn is een vijf (5) centimeter brede witte lijn en mag niet in de bocht liggen. De finish wordt bepaald door het begin van de finishlijn, zie tekening. De fotofinish wordt ook geplaatst aan de buitenzijde van de finishlijn, zie tekening.
2.
(813.1.d) De finishlijn bevindt zich op een recht stuk minimaal 60m na een bocht. Op een baan zijn er speciale regels voor de positie van de finishlijn (zie baanparcours). Start- en finishlijn kunnen samenvallen.
3.
Op een piste voor de NK Baan, zie Art. 109 – Wedstrijdpiste.
4.
Op een open wegparcours, zie Art. 115 – Finishlijn bij open wegparcours.
Art. 85 – Start en finishlijn apparatuur 1.
(814.5.d.) De fotocellen op de start- en finishlijn staan op 30cm hoogte aan het parcours.
2.
(815.5.b) Wanneer de wedstrijd ’s avonds wordt verreden, dan is er op de finishlijn verlichting (minimaal 1.500 lux) nodig om de fotofinish te realiseren.
95
3.
Foto finish: Wanneer er transponders worden gebruikt, dan moeten minimaal de eerste tien (10) aankomenden via fotofinish worden vastgelegd.
Art. 86 – Apparatuur De volgende apparatuur mag aan de binnenzijde van het parcours worden geplaatst, mits deze geen gevaar oplevert voor de deelnemers. De veiligheidszone – Art. 80 - Veiligheidszone moet in acht genomen worden. 1.
Fotofinish apparatuur of video en fotocel.
2.
Rondenbord: een scorebord die het aantal ronden aangeeft dat de deelnemers nog moeten afleggen.
3.
Rondenbel of een ander apparaat om speciale rondes aan te geven. Deze wordt geplaatst aan de binnenzijde van de baan vlak naast het jurylid rondenbord.
Art. 86a – Standaardfaciliteiten 1.
(814.4.d) Ter hoogte van de finish dient een verhoogde, overdekte juryruimte te zijn, waar de jury haar werk naar behoren kan verrichten.
2.
(814.4.e) Kleedgelegenheid voor zowel dames, heren en juryleden naast of in de nabijheid van het parcours.
3.
(814.5.a) Het parcours moet tijdens de duur van een evenement vanaf zonsondergang over de gehele lengte voldoende verlicht zijn. Is een evenement op een onvoldoende verlicht parcours door onvoorziene omstandigheden niet beëindigd voor zonsondergang dan beslist de jury over de voortgang ervan.
4.
(814.5.b) Bij de finish hangen lampen op 2,5 – 3,0 m hoogte. Op één (1) m hoogte geven de lampen 2200 lux. De minimaal vereiste gemiddelde horizontale verlichtingssterkte is voor regionale wedstrijden en trainingen minimaal 200 lux en voor landelijke wedstrijden bij voorkeur 500 lux. Voor een goede fotofinish is minimaal verlichting met een waarde van 1500 lux noodzakelijk.
5.
(814.5.e) Er dient een geluidsinstallatie aanwezig te zijn waardoor de speaker op een afstand van tenminste 200 meter voor en na de finish verstaanbaar is voor publiek en deelnemers.
6.
Voor de benodigdheden op het vlak van EHBO en medische zorg op het parcours zie Art. 37 – EHBO/medische zorg.
Art. 87 – Tijdwaarneming 1.
Drie (3) officiële methoden van tijdwaarneming bestaan er, twee (2) geautomatiseerde en één (1) handmatige tijdwaarnemingsmethode.
2.
De officiële geautomatiseerde tijdwaarnemingsprocedures dienen toegepast te worden bij de NK’s.
96
3.
Handmatige tijdwaarneming is altijd bij elke wedstrijd beschikbaar. Wanneer een geautomatiseerde tijdwaarneming de voorkeur heeft, dan moet handmatige tijdwaarneming beschikbaar zijn voor het geval de geautomatiseerde tijdwaarneming uitvalt.
Art. 88 – Procedure handmatige tijdwaarneming 1.
Bij handmatig tijdwaarneming wordt alleen gebruik gemaakt van digitale stopwatches. Alle stopwatches moeten in staat zijn om tijden te meten en weer te geven in ten minste honderdsten van een seconde. (848.a) (848.d)
2.
Om tot een correcte bepaling van de juiste tijd te komen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: a)
De tijdwaarneming jury bestaat uit één (1) hoofd tijdwaarnemer, drie (3) tijdwaarnemers en één (1) reserve tijdwaarnemer.
b)
Elke tijdwaarnemer maakt gebruik van één (1) stopwatch.
c)
(848.c) De tijdwaarnemers moeten bij de finishlijn staan. Bij wedstrijden waarbij de startlijn ver van de finish afligt, moeten de tijdwaarnemers de stopwatches indrukken, op het moment waarop zij vuur uit het startpistool c.q. een lichtflits uit het startapparaat zien komen.
d)
Na afloop van elke wedstrijd, leest de hoofd tijdwaarnemer elke stopwatch af. Wanneer een van de tijdwaarnemers geen tijd heeft geregistreerd, dan wordt de tijd van de reserve tijdwaarnemer vastgelegd.
e)
(848.b) Om een juiste tijd te garanderen, zal onder toezicht van hoofd tijdwaarneming, de tijd van elke deelnemer worden vastgesteld en vastgelegd in het tijdverwerkingssysteem op de volgende wijze:
wanneer twee (2) stopwatches dezelfde tijd tonen en de derde stopwatch een andere tijd, dan is de tijd van die twee stopwatches de
eindtijd die genoteerd wordt.
wanneer de drie (3) stopwatches allemaal verschillende tijden tonen, dan wordt het gemiddelde van deze drie (3) tijden genomen als
3.
eindtijd. Dit geldt niet wanneer één van de tijden meer of minder dan 0,5 sec. afwijkend van de andere tijden
Dan wordt deze afwijkende tijd uitgesloten en telt het gemiddelde van de twee tijden als tijd.
Is de tijd door slechts twee (2) stopwatches opgenomen, dan telt de slechtste tijd.
(848.d) Bij de open wedstrijden op de weg zorgen het organisatiecomité voor vervoer, om de tijdwaarnemers van de startnaar de finishlijn te brengen.
Art. 89 – Automatische tijdwaarneming 1.
De term automatisch tijdwaarneming staat voor een tijdwaarnemingssysteem dat automatisch start bij het geven van het startschot of het doorkruisen van een optische lijn en automatisch eindigt voor elke deelnemer bij het bereiken van de finishlijn.
2.
Verschillende apparaten of technische oplossingen kunnen gebruikt worden als automatisch tijdwaarnemingssysteem: a)
Elektronisch systeem dat, met behulp van optische sensoren, de start en finish registreert van elke deelnemer bij de tijdritten (200m & 300m) door middel van twee (2) complete fotocelsets die geïnstalleerd zijn op zowel de start- als de finishlijn. (Art. 85 – Start- en finishlijn apparatuur).
b)
Een transpondersysteem dat gebruik maakt van signalen die uitgezonden worden door een zender (transponder), die elke deelnemer draagt zodat de eindtijd wordt geregistreerd. (Art. 90 – Transponders)
c)
Een fotofinishsysteem dat gebruikmaakt van video-opname van de finish van de skaters en dat beeldje voor beeldje met een tijdslijn afgespeeld en stilgezet kan worden direct na de finish van de deelnemers.
d)
Tijdens de EK en NK’s mag de data van het transponder- of fotofinishsysteem “live” getoond worden op een scorebord. Echter wanneer deze systemen verschillen vertonen, dan gelden de tijden en volgorde van aankomst zoals bepaald door het fotofinishsysteem.
97
Art. 90 – Transponders 1.
(811.3.h) Elke wedstrijdlicentiehouder is in het bezit van een goedwerkende op zijn/haar naam geregistreerde AMBProChip-transponder.
2.
(811.3.i) De transponderplicht geldt niet voor Pupillen 2, 3 en 4 in regionale wedstrijden.
3.
(811.3.j) De transponder dient rond één van de enkels te zijn bevestigd met behulp van de daarvoor beschikbare enkelband.
4.
(811.3.k) De deelnemer is zelf verantwoordelijk dat zijn transpondernummer wordt opgenomen in de (wedstrijd)database via MijnKNSB. MijnKNSB is het referentiekader voor de registratie in de wedstrijd.
5.
(811.3.l) Bij elke wedstrijdaanmelding wordt het geregistreerde transpondernummer getoond. Op elke tekenlijst staat automatisch het geregistreerde transpondernummer bij de naam van de deelnemer.
6.
(811.3.n) Deelname met een transponder van een andere KNSB-wedstrijdlicentiehouder is niet toegestaan en leidt tot diskwalificatie van de deelnemer die niet zijn eigen geregistreerde transponder heeft gebruikt.
7.
(811.3.o) Deelnemers die de transponder vergeten zijn kunnen tegen betaling een transponder huren bij de KNSB inschrijfpost.
Art. 91 – Bekendmaking gerealiseerde tijd Verplaatst naar art. 121. Art. 92 – Officiële tijd 1.
Bij het gebruik van fotocellen of transponders wordt het tijdwaarnemingssysteem geactiveerd door het startschot (behalve bij tijdritten). De officiële tijd wordt dan gemeten vanaf het moment van het startschot tot en met het overschrijden van de finishlijn door de deelnemer.
2.
(819.4.e) De tijden worden officieel verklaard nadat de hoofdscheidsrechter de uitslag heeft ondertekend. De officiële tijden staan niet ter discussie.
Art. 93 – Video-opnames 1.
Het wordt aangeraden om bij KNSB-wedstrijden gebruik te maken van officiële video-opnames voor alle wedstrijden, zodat de nauwkeurigheid van de optredens en overtredingen van de regels geregistreerd kunnen worden. Video-opnames worden alleen gebruikt als ondersteunend documentatie door de hoofdscheidsrechter en de tuchtcommissie in verband met protesten en beroep. (Art. 192 – eerste beroepsprocedure (protest) en Art. 196 – tweede beroepsprocedure (beroep).
2.
(819.4.b) Voor de bepaling van de finishuitslag wordt -behalve bij tijdritten - door de jury ook altijd een video-opname gemaakt in het verlengde van de finishlijn (dwars op de finish).
3.
(819.4.d) De eerste vijf aankomenden worden altijd per video gecheckt ten behoeve van het bepalen van de podiumplaatsen. De eerste vijf van de tussensprints worden indien nodig geacht door de aankomstrechter gecheckt op de video voor het bepalen van de premie/punten. De aankomstrechter bepaalt de uitslag.
Art. 94 – Coachvak Verplaatst naar art. 80. Algemene wedstrijdregels | Deelnemer Art. 95 – Wedstrijdpak
98
1.
(811.1.a) Deelnemers aan Inline-skatewedstrijden dienen passende en fatsoenlijke sportkleding te dragen, bij voorkeur een Inline-skatepak.
a.
(811.1.b) Kleuren en vormgeving van kampioenspakken (NK, EK en WK) zijn strikt voorbehouden aan de huidige kampioenen.
b.
De kleuren en vormgeving van het nationale tenue zijn voorbehouden aan de leden van de nationale selecties, die dit alleen op aangeven van de KNSB mogen en moeten dragen.
2.
(811.1.c) Op de kleding mogen een of meerdere reclame- of sponsoruitingen worden aangebracht. Teksten en sponsoruitingen mogen de gangbare fatsoensnormen niet overschrijden en niet provocerend zijn.
3.
(811.1.d) Indien van toepassing ontvangt de leider van een klassement een leiderspak. Hij/zij dient dit tijdens de betreffende wedstrijd te dragen. Reclame-uitingen die de betreffende deelnemer normaal op zijn/haar pak draagt, mogen ook op het leiderspak worden aangebracht, maar op kosten van de sponsor(en) en niet op de plaats van de rug- en beennummers.
4.
(819.7.c) De deelnemers verschijnen voor de huldiging/uitreiking medailles in de wedstrijduitrusting van hun vereniging, team of nationale selectie (inclusief helm). Op het podium staat de deelnemer zonder helm, cap, zonne- of sportbril (art. 56 - Podium).
Art. 96 – Herkenning van de kampioen Nederlandse, Europese en wereldkampioenen mogen deelnemen in hun kampioenschaps-pak op die afstand en discipline waarop hij/zij kampioen is geworden tot het volgende kampioenschap. Art. 97 – Helm 1.
(811.2.a) Het dragen van een deugdelijke met keurmerk en goed bevestigde helm is altijd verplicht wanneer de deelnemer zich met inline-skates op het wedstrijdparcours bevindt. De helm moet een normale vorm hebben en kent geen uitsteeksels.
2.
(811.2.d) Alleen in een individuele tijdrit is het toegestaan om met een goedgekeurde tijdrithelm te rijden.
3.
Elke deelnemer is zelf verantwoordelijk voor deugdelijk materiaal dat voldoet aan de hoogste veiligheidseisen om zijn eigen veiligheid waarborgen.
4.
De helm moet volgens de regels van de fabrikant bevestigd worden op het hoofd.
5.
(811.2.b) Het is niet toegestaan met de helm in de hand of met de helm niet vastgeklikt/gegespt op het hoofd zich op het parcours te begeven.
6.
Een deelnemer die zijn helm afdoet of los klikt voor het einde van de wedstrijd wordt gediskwalificeerd.
7.
(811.2.c) Het wordt geadviseerd tijdens de wedstrijd voldoende beschermende materialen te dragen.
Art. 98 – Skates 1.
(811.2.g) Een Inline-skate mag maximaal zes (6) wielen bevatten, in een lijn achter elkaar. (811.2.h) De maximale lengte van een Inline-skate (inclusief wielen) mag 50 cm bedragen. Het onderstel moet stevig bevestigd zijn aan de schoen en assen mogen niet uit de wielen steken. Een rem is niet toegestaan.
2.
De maximale wieldoorsnede mag niet groter zijn dan 110mm.
3.
De maximale wieldoorsnede is voor: Masters, Senioren, Junioren
110 mm
Kadetten en Pupillen 1
100 mm
Pupillen 2, 3 en 4
90 mm.
99
Art. 99 – Wedstrijdnummers 1.
(811.3.b) De deelnemers dienen ter identificatie van nationale, landelijke en regionale (competitie)wedstrijden drie vaste nummers te dragen en wel: a)
op de rug (midden van de rug; onder de schouderbladen/mouwaanzet; zie bijlage 2 voor toelichting)
b)
aan de buitenzijde van het linker bovenbeen
c)
aan de buitenzijde van het rechter bovenbeen Eventueel kan er een vierde nummer worden toegevoegd, die op de helm wordt geplakt. Alle nummers worden zichtbaar gedragen.
2.
(811.3.c) De afmeting zijn vastgesteld op:
3.
rugnummer senioren:
25 x 25 cm
rugnummer jeugd:
20 x 20 cm
beennummer:
12,5 x 12,5 cm
(811.3.d) De nummers worden beschikbaar gesteld door de KNSB of mogen zelf rechtstreeks worden aangebracht op het wedstrijdpak conform KNSB richtlijnen. Op de nummers kunnen door de KNSB een of meerdere sponsoruitingen zijn aangebracht.
4.
(811.3.e) Wijken de nummers af van de vereiste afmeting of is één van de nummers niet zichtbaar naar waarneming van de jury, dan volgt een gele kaart en bij iedere volgende wedstrijd dat het nummer niet aan de voorwaarden voldoet, een startverbod.
5.
(811.3.f) Vervangende nummers kunnen aangevraagd worden bij het bondsbureau.
6.
(811.3.g) Deelnemers die hun eigen nummerset vergeten zijn kunnen tegen betaling een nummerset huren bij de KNSB inschrijfpost.
Art. 99a – Inschrijfgeld (815.3.c) Voor deelname aan een Inline-skatewedstrijden kan inschrijfgeld gevraagd worden. De hoogte van het inschrijfgeld is geaccordeerd door de sectie Inline-skaten in afstemming met de directeur Sport en wordt gecommuniceerd op de officiële website. Art. 99b – Inschrijving 1.
Wedstrijdlicentiehouder a)
Deelnemers dienen zich online in te schrijven voor KNSB-wedstrijden.
b)
De start- en sluitingsdatum van de online inschrijving is terug te vinden in de wedstrijdaankondiging in de kalender.
c)
Vergeten online in te schrijven of te laat, dan kan er door wedstrijdlicentiehouders bijgeschreven worden tegen betaling van een door de sectie Inline-skaten in afstemming met de directeur Sport bepaald bedrag.
d)
Wordt er bij eerste deelname aan de competitie bijgeschreven, dan dient ook het inschrijfgeld voor de gehele competitie te worden betaald.
2.
Wedstrijddaglicentie a)
(815.6.a) Niet-leden of deelnemers die niet in het bezit zijn van een wedstrijdlicentie kunnen, indien de ruimte dit toelaat, aan maximaal drie (3) KNSB-wedstrijden per jaar deelnemen op een wedstrijddaglicentie.
b)
(815.6.b) Deelnemers die op wedstrijddaglicentie willen deelnemen dienen zich 36 uur voor aanvang van de wedstrijd online in te schrijven.
c)
De sectie Inline-skaten houdt zich het recht voor in bijzondere gevallen deelnemers op uitnodiging via een wedstrijddaglicentie te laten deelnemen aan wedstrijden.
Art. 99c – Tekenen presentielijst
100
1.
(815.5.d) Iedere deelnemer is naast de digitale inschrijving verplicht minimaal een half uur voor aanvang van elke wedstrijd waaraan hij deelneemt, de presentielijst te tekenen of te laten tekenen door zijn door de KNSB erkende ploegleider. Hierbij moet op verzoek de geldige KNSB-wedstrijdlicentie en AMB/Mylaps-transponder getoond kunnen worden.
2.
(815.5.d) Bij verschuivingen in het programma bepaalt de scheidsrechter een nieuwe start- en eindtijd voor het tekenen van de deelnemerslijst (half uur voor starttijd). Deze tijden worden gecommuniceerd aan deelnemers en coaches minimaal via een schriftelijke mededeling aan de jurybus en/of het publicatiebord.
Art. 99d – Afmelden (815.5.f) Wanneer een deelnemer na inschrijving niet deel kan of wil nemen aan de betreffende wedstrijd, dan dient hij zich af te melden.
Afmelden tot 36 uur voor de wedstrijd via de inschrijfbevestiging zonder bijkomende kosten.
Afmelden binnen 36 uur voor de wedstrijd: per e-mail zonder bijkomende kosten.
Een deelnemer die zich niet afmeldt binnen 48 uur na de wedstrijd wordt administratief beboet.
Art. 100 – Overige uitrusting 1.
Hartslagmeters en hartslagmeterhorloges zijn toegestaan.
2.
(811.2.f) Het is deelnemers tijdens de KNSB-Inline-skatewedstrijden verboden gebruik te maken van elektronische, elektrische hulp-, controle- of communicatiemiddelen.
3.
Het is niet toegestaan te skaten met gips, brace of enig ander hard materiaal.
4.
De scheidsrechter heeft de bevoegdheid om de deelnemer te vragen om elk item af of uit te doen waarvan, volgens de menig van de scheidsrechter het een gevaar vormt voor de deelnemer zelf of andere skaters. (811.2.e)
5.
Bij marathonwedstrijden en langere afstanden is het toegestaan om te starten met een klein plastic flesje gevuld met water of iets soortgelijks.
Algemene wedstrijdregels | Baan/piste Art. 101 – Definitie van baan (813.2.a) Een parcours is een baan als deze twee rechte stukken heeft van de dezelfde lengte en twee symmetrische bochten heeft, die dezelfde doorsnede (diameter) hebben. Een baan voor de EK of WK moet voldoen aan standaard afmetingen en goedgekeurd worden door de CEC respectievelijk de CIC. Art. 102 – De lengte van een baan/piste 1.
De lengte van een piste is twee honderd meter (200m) met een mogelijke afwijking van ± 2 cm. De lengte van de baan wordt aan de binnenzijde gemeten. (zie art. 102.4 voor de nationale en regionale eis)
2.
De binnenkant van de piste wordt aangegeven met een witte 5cm brede lijn. De lengte wordt langs de binnenzijde van deze witte lijn gemeten.
3.
De lengte van de beide rechte stukken samen is 55% (± 2cm) van de totale lengte van de baan. De lengte van de bochten is samen dan 45% (± 2cm) van de totale lengte van de baan.
4.
(813.2.b) Voor nationale en regionale wedstrijden volstaat: a)
een baan met een totale lengte van bij voorkeur 200m (minstens 200 meter en maximaal 400m)
b)
(813.2.e) een piste van 200m met naar buiten toe oplopende bochten. De bochten van de piste zijn lineair oplopend geleidelijk en gelijkmatig stijgend vanaf de binnenkant naar de buitenkant van de bocht. De bochtstraal van een piste kan voor nationale en regionale wedstrijden één van onderstaande lengtes zijn:
101
13,42m (voldoet aan WK, EK),
14,32m (voldoet internationaal, Europees) of
15,00m.
Art. 103 – De breedte van het wedstrijdparcours op een baan De breedte van het wedstrijdparcours op een baan is minimaal zes (6) m (± 2cm), gemeten vanaf de binnenzijde van de baan tot aan de buitenzijde/hek/boarding. Art. 104 – Het profiel van een baan 1.
Het lengteprofiel van het rechte eind is voor 33% volledige vlak en ligt in het midden van het rechte eind. Een afwijking van ± 0,5% is toegestaan. (813.2.d)
2.
Het dwarsprofiel van het rechte eind kent op het vlakke deel van dit rechte eind een dwarshelling van maximaal 1% van de buitenkant tot de binnenkant.
Art. 105 – Oppervlakte/ toplaag van de baan (813.2.c) De oppervlakte van de wedstrijdbaan mag van elk willekeurig materiaal zijn, maar zal wel volkomen effen moeten zijn en moet voldoende grip hebben en mag niet ten koste gaan van de veiligheid van de deelnemers. Art. 106 – De ‘no-skating-zone’ Pistes zijn voorzien van een ‘no-skating-zone’. Aan de binnenkant van de 200m piste is er een no-skating-zone van 50cm, naast de 6m wedstrijdbaan (totale breedte 6m + 50cm). De 50cm no-skating-zone wordt voorzien van grip biedende plakkende strips, evenwijdig aangebracht om de 10cm, richtlijn minimaal 2mm en maximaal 4mm hoog, om de deelnemers gevoelsmatig duidelijk te maken dat de skate zich buiten de wedstrijdbaan bevindt.
Art. 107 – Veiligheidsmaatregelen piste 1.
Een 200m piste wordt bij voorkeur afgesloten met een polycarbonaat boarding, (zo mogelijk transparant of in een afwijkende kleur van het wedstrijdparcours), honderd en twintig (120) cm hoog met onderaan een veiligheidspaneel van twintig (20) cm in hoogte en drie (3) cm dik, op maximaal twee (2) cm van de grond.
2.
De boarding moet zodanig aangebracht worden dat de veiligheid van de deelnemers geborgd wordt. Dit betekent geen gevaarlijke uitsteeksels aan de zijde van de wedstrijdbaan en dat de toegangspoorten openen naar buiten. Essentieel is dat de boarding bestendig is bij een val door meerdere deelnemers tegelijk tegen deze boarding.
102
3.
Een veiligheidszone, zoals aangegeven in art. 80 - Veiligheidszone, moet gewaarborgd worden.
Art. 108 – Afbeeldingen of reclame-uitingen op een piste Het is niet toegestaan om op het oppervlak van een 200m piste afbeeldingen of reclame-uitingen aan te brengen met verf of anderzijds. Alleen de startlijn (art. 83), finishlijn (art. 84) en aflossingsvak (art. 129) worden op het parcours aangebracht. Art. 109 – Wedstrijdpiste Zie notitie Advies accommodatiekeuze op knsb.nl voor meer informatie. Art. 110 – Certificeren en keuren van een wedstrijdparcours Het certificeren en keuren van een wedstrijdparcours is beschreven in art - 36a Voorafgaande parcourskeuring tot en met art. 36b – Parcourskeuring op wedstrijddag.
Algemene wedstrijdregels | Weg Art. 111 – Wegparcours 1.
(813.3.d) Een wegparcours is op elk punt van het parcours minimaal zes (6) meters breed. Afwijkingen alleen in overleg met de sectie Inline-skaten. Deze toestemming kan verleend worden na een dispensatie-aanvraag met betrekking tot het betreffende wegparcours van het betreffende organisatiecomité.
2.
(183.3b.) Het oppervlak moet overal even vlak zijn zonder gaten en barsten. Het parcours mag in de dwarsrichting (van de binnenzijde tot de buitenzijde) niet meer dan 5% van de breedte aflopen.
3.
Op verzoek van de parcourskeurder worden er op de onveilige punten maatregelen getroffen.
Art. 112 – Gesloten wegparcours 1.
(813.3.b) Een ‘gesloten wegparcours’ is een asymmetrisch gesloten parcours dat door de deelnemers diverse malen afgelegd kan worden afhankelijk van de afstand.
2.
(813.3.a) Een ‘gesloten wegparcours’ mag niet korter dan vierhonderd (400m) zijn, maar niet langer dan zeshonderd (600m) meter.
Art. 113 – Open wegparcours 1.
Een wegparcours wordt beschouwd als een open wegparcours wanneer de deelnemers niet een aantal ronden hoeven te skaten om de totaal afstand af te leggen.
2.
(813.3.b) In een open wegparcours zal de stijging of daling nooit meer dan 5% bedragen. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk, maar omvatten niet meer dan 25% van het totale parcours.
3.
Wanneer een open wegparcours kuilen of gaten kent, dan moeten deze vooraf opgevuld worden met gepast opvullingsmateriaal dat geen gevaar oplevert voor de deelnemers. Wanneer onregelmatigheden in het parcours niet verholpen kunnen worden, dan dienen deze plaatsen met witte verf gemarkeerd te worden.
Art. 114 – Finishstraat 1.
(813.4.h) De grenzen van het wegparcours moeten afgezet worden met gepast materiaal, zodat deelnemers en publiek van elkaar gescheiden zijn. Er is een finishstraat opgebouwd in:
103
de laatste 150m voor de finish en 100m na de finish met behulp van dranghekken of boarding aan beide zijde van het parcours en
2.
300m tot 150m voor de finish wordt minimaal beide zijden van het parcours afgezet met dranghekken of gekleurd lint.
Wanneer het publiek zich ook aan de binnenzijde van het parcours kan bevinden, dan geldt de afzetting ook voor de binnenzijde van het parcours.
Art. 115 – Finishlijn bij open wegparcours 1.
(813.4.h) Op een marathon en open wegparcours wordt boven de witte finishlijn van vijf (5) cm breed een finishdoek opgehangen over de gehele breedte van de weg met de tekst ‘Finish’.
2.
Tevens is er een bord of doek geplaatst dat de laatste 500m van het parcours aangeeft;
3.
Is de finishstraat ingericht zoals beschreven in art. 114 aan de binnen- en buitenzijde van het parcours.
4.
N.v.t.
5.
De finishlijn wordt op die plek gelegd, zodat de deelnemers veilig kunnen stoppen.
Art. 116 – Gedrag op parcours Bij mass starts en marathons op open wegparcoursen moeten de deelnemers altijd rechts houden en niet het midden van de weg overschrijden. Daarnaast zijn deelnemers verplicht om de instructies van de hoofdscheidsrechter op te volgen. Algemene wedstrijdregels | Marathon Art. 116a – Marathonparcours (813.4.a) Indien een parcours niet voldoet aan de kwalificaties van een baan of een wegparcours is dit een marathonparcours. Art. 116b – Breedte van het parcours De breedte van minstens 80% van het gehele beschikbare parcours (bv ook een gedeelte van de weg) moet minimaal vier (4) meter bedragen. Art. 116c – Oppervlak van het parcours 1.
Het gehele parcours moet voldoende vlak zijn, zonder barsten, gaten of zwakke plekken.
2.
De stijging/daling van (een gedeelte van) het parcours mag nooit meer bedragen dan 5%.
3.
De sectie Inline-skaten kan dispensatie verlenen aan het gestelde in lid 1 en 2.
Art. 116d – Veiligheidsmaatregelen 1.
Voor alle gevaarlijke gedeeltes in het parcours (zoals scherpe bochten, hellingen, slecht wegdek, wegversmallingen) en obstakels dienen de deelnemers duidelijk en tijdig gewaarschuwd te worden. In de bijlage van de algemene voorwaarden van het organiseren van een marathonwedstrijd wordt specifiek op de veiligheidseisen ingegaan.
2.
Een parcours korter dan vijf (5) km dient volledig afgesloten te zijn voor al het openbare verkeer. Op overige parcoursen mag het openbare verkeer geen wedstrijddeelnemers inhalen en dient tegemoetkomend of zijwaarts naderend verkeer zoveel mogelijk rechts te stoppen en te wachten totdat de wedstrijddeelnemer(s) gepasseerd is/zijn.
3.
De rijrichting op een parcours korter dan vijf (5) km is altijd linksom (d.w.z. tegen de wijzers van de klok in).
Art. 116e – Finishlijn
104
Zie art. 114 - Finishstraat en art 115 - Finishstraat bij open wegparcours. Art. 116f – Volgauto’s 1.
Bij een parcours langer dan 1000 meter is er minimaal één (1) motor of auto, die circa honderd (100) meter voor de eerste deelnemers uit rijdt en in geen geval deelnemers hindert, bevoordeelt of in gevaar brengt. Tevens kan de jury dan gebruik maken van volgauto’s (ter beoordeling aan de jury).
2.
Bij parcoursen langer dan tien (10) kilometer dienen voldoende volgauto’s (met EHBO) beschikbaar te zijn (aantal afhankelijk van lengte parcours en aantal deelnemers) voor gewonden of uitvallers.
Art. 116g – Verzorging Op marathonparcoursen wordt bij de verzorgingspost ook een materiaalvak ingericht. Alleen in dit vak kan de deelnemer gereedschap of materiaal aangereikt krijgen om vervolgens zelf zijn materiaal te repareren of te vervangen. Pakt een deelnemer buiten dit vak materiaal aan dan volgt diskwalificatie.
Algemene wedstrijdregels | Afstanden en wedstrijdonderdelen Art. 117 – Officiële afstanden Officiële afstanden voor baan en weg zijn: 200 – 300 – 500 – 1.000 – 3.000 – 5.000 – 10.000 – 15.000 en 20.000m. De officiële marathonafstand is 42,195km. Art. 118 – Typen wedstrijden Er zijn vier typen wedstrijden: tijdrit, sprinttoernooi, achtervolging en massa start (groepsstart). Tijdrit
Individuele wedstrijd
teamwedstrijd
200m
Team tijdrit
300m Sprinttoernooi
500m 1.000m
Achtervolging
Individueel
Team achtervolging
Massa - /groepsstart
Afvalkoers
Aflossing
Puntenkoers Afval-puntenkoers Marathon Art. 119 – Officiële afstanden van Nederlandse Kampioenschappen zie art. 61- Officiële afstanden Art. 120 – Tijdrit individueel 1.
(812.a) Het gaat hier om wedstrijden tegen de klok op de baan of op de weg. Bij deze wedstrijd is er een onbeperkt aantal deelnemers die individueel een afstand afleggen waarbij de tijd wordt geregistreerd.Hun eindtijd bepaalt hun klassering.
2.
De tijdrit wordt individueel verreden in de omgekeerde volgorde van het eindklassement van de betreffende competitie van het voorgaande seizoen. (verplaatst: art. 203/1 – ESSC: tijdrit)
3.
De gerealiseerde tijd wordt direct na de finish gecommuniceerd. (art. 91 CEC)
105
Art. 121 – Teamtijdrit 1.
Het gaat hier om wedstrijden tegen de klok op de baan of op de weg. Bij deze wedstrijd leggen drie (3) deelnemers een afstand af waarbij hun tijden worden geregistreerd.
2.
Elk team start afzonderlijk.
3.
De tijd van de tweede (2) deelnemer die de finishlijn passeert wordt geregistreerd.
Art. 122 – Sprinttoernooi 1.
(812.b) Deze wedstrijden worden op tijd gereden over een korte afstand en met een beperkt aantal deelnemers per serie (afhankelijk van de breedte van de baan).
2.
(812.b) Afhankelijk van het aantal deelnemers en de breedte van de baan, bepaalt de hoofdscheidsrechter het aantal series en het kwalificatiesysteem.
3.
(812.b) In alle rondes en in de finale worden de deelnemers één voor één naar de start geroepen en kiezen zelf hun startpositie. (voor de startvolgorde zie art. 134)
4.
Deelnemers die zich niet kwalificeren voor de volgende ronde of de finale worden geklasseerd volgens art. 147 – Klassering.
Art. 123 – Algemene regels voor 500 m sprinttoernooi In elke kwalificatiewedstrijd gaan alleen de winnaar en de nummer 2 door naar de volgende ronde. De finale wordt verreden met vier (4) deelnemers. 1.
Rondensysteem en kwalificatietabel 1/16 finales Deelnemend
Series
Gekwal
Achtste finales Series
Gekwal
Kwartfinales Series
Halve finale Gekwal
Series
8 skaters
2x4
9 – 10
2 x 4-5
11 – 12
2 x 5-6
13 – 16
4 x 3-4
17 – 20
4 x 4-5
21 – 24
4 x 5-6
25 – 32
8 x 3-4
33 – 40
8 x 4-5
41 – 48
8 x 5-6
49 - 64
16 x 3-4
32
8x4
65 - 80
16 x 4-5
32
8x4
81 - 96
16 x 5-6
32
8x4
97 - 100
20 x 4-5
40
8x5
101 - 120
20 x 5-6
40
8x5
121 - 140
24 x 5-6
48
8x6
Gekwal
4 8 16
2x4
4x4
Extra voorrondes 2.
Serie indeling
106
a)
In alle competities worden de series samengesteld op basis van de resultaten van de 200m weg of 300m baan tijdrit en het slangenmodel. Wanneer de finale niet verreden kan worden, dan geldt het resultaat in de serie als eindresultaat. (verplaatst: art. 204.1.a – ESSC: sprinttoernooi)
b)
De deelnemer aan de 300m en de 500m start op basis van zijn klassering in het slangenmodel (verplaatst: art. 204.1.b – ESSC: sprinttoernooi)
c)
Deelnemers die niet deelgenomen hebben aan de tijdrit, worden op alfabetische volgorde toegevoegd aan het slangenmodel. (verplaatst: art. 204.1.d – ESSC: sprinttoernooi)
d)
Deelnemers die wel ingeschreven stonden voor de tijdrit, maar niet hebben deelgenomen (DNS) zijn niet in de uitslag van de tijdrit opgenomen. Hierdoor wordt de deelnemer gezien als een nieuwe deelnemer op de 500m (verplaatst: art. 204.1.e – ESSC: sprinttoernooi)
e)
Zijn er geen resultaten van het vorige seizoen dan worden de series samengesteld op alfabetische volgorde (achternaam). (verplaatst: art. 204.1.f – ESSC: sprinttoernooi)
f)
De kwartfinales worden samengesteld op basis van het resultaat in de voorgaande ronde volgens het slangenmodel.
Eerste: Winnaar van de Serie van Serie 1 tot Serie 8
WS1 tot WS8
Vervolgens: Tweede van de Serie1 tot serie 8
TS1 tot TS8
Volgende bij oproep
Kwartfinale 1
Kwartfinale 2
Kwartfinale 3
Kwartfinale 4
Winnaar serie 1
WS2
WS3
WS4
WS8
start 1e opgeroepen e
2 opgeroepen
WS7
WS6
WS5
e
e
2 Serie 1
TS2
TS3
TS4
e
TS8
TS7
TS6
TS5
3 opgeroepen 4 opgeroepen
Art. 124 – Algemene regels voor 1.000 m sprinttoernooi Een sprintwedstrijd met maximaal drie rondes. Alleen de winnaars van de kwartfinales plaatsen zich direct voor de halve finale. De andere skaters worden gekwalificeerd op basis van de snelste tijd in de kwartfinales. In de finale starten, samengesteld met de winnaar van elke halve finale en aangevuld met de tijdsnelste verliezer(s), totaal acht (8) finalisten. 1.
Samenstelling eerste ronde (kwartfinale) en kwalificatie-overzicht Kwartfinales Deelnemend
Series
Plaats
Tijd
Halve Finales Gekwal
Finale
Series
Plaats
Tijd
9 - 16
2 x 4-8
1
6
17 - 24
3 x 5-8
1
5
Gekwal
8 skaters
25 - 32
4 x 6-8
1
12
16
2x8
1
6
33 -40
5 x 6-8
1
11
16
2x8
1
6
41 - 48
6 x 6-8
1
10
16
2x8
1
6
49 - 56
7 x 7-8
1
9
16
2x8
1
6
57 - 64
8 x 7-8
1
8
16
2x8
1
6
65 - 72
9 x 7-8
1
15
24
3x8
1
5
2.
8
Serie-indeling a)
In alle competities worden de series samengesteld op basis van de resultaten van de 200m weg of 300m baan tijdrit en het slangenmodel. Wanneer de finale niet verreden kan worden, dan geldt het resultaat in de serie als eindresultaat. (verplaatst: art. 204.1.a – ESSC: sprinttoernooi)
107
b)
De deelnemer aan de 300m en de 500m en 1000m start op basis van zijn klassering in het slangenmodel (verplaatst: art. 204.1.b – ESSC: sprinttoernooi)
c)
Deelnemers die niet deelgenomen hebben aan de tijdrit, worden op alfabetische volgorde toegevoegd aan het slangenmodel. (verplaatst: art. 204.1.d – ESSC: sprinttoernooi)
d)
Deelnemers die wel ingeschreven stonden voor de tijdrit, maar niet hebben deelgenomen (DNS) zijn niet in de uitslag van de tijdrit opgenomen. Hierdoor wordt de deelnemer gezien als een nieuwe deelnemer op de 1000m (verplaatst: art. 204.1.e – ESSC: sprinttoernooi)
e)
Zijn er geen resultaten van het vorige seizoen dan worden de series samengesteld op alfabetische volgorde (achternaam). (verplaatst: art. 204.1.f – ESSC: sprinttoernooi)
f)
De kwartfinales worden samengesteld op basis van het resultaat in de voorgaande ronde volgens het slangenmodel.
Eerste: Winnaars op Tijd gerangschikt
WT1, WT2, …
Vervolgens: rangschikking op basis van tijden gekwalificeerden
QT1, QT2, ..
Volgende bij oproep
Halve finale 1
Halve finale 2
Halve finale 3
start 1e opgeroepen
Winnaar Tijd 1
WT2
WT3
e
WT6
WT5
WT4
e
WT7
WT8
Qualified Tijd 1
e
QT4
QT3
QT2
2 opgeroepen 3 opgeroepen 4 opgeroepen
Voorbeeld bij 25 tot 32 deelnemers.
Volgende bij oproep start
Halve finale 1
Halve finale 2
1e opgeroepen
Winnaar tijd 1
WT2
2e opgeroepen
WT4
WT3
e
Qualified Time 1
QT2
e
QT4
QT3
e
QT5
QT6
e
QT8
QT7
e
QT9
QT10
e
QT12
QT11
3 opgeroepen 4 opgeroepen 5 opgeroepen 6 opgeroepen 7 opgeroepen 8 opgeroepen Art. 125 – Massa- / groepsstart 1.
(812.d) Het gaat hier om wedstrijden waaraan meerdere deelnemers tegelijkertijd kunnen deelnemen zowel op de baan als op de weg. Wanneer het aantal deelnemers te groot is met betrekking tot de afmeting van het parcours, kunnen er voorrondes worden vastgesteld, gevolgd door een finale.
2.
Wanneer, in de wedstrijdvormen afvalkoers, puntenkoers en punten-afvalkoers, het aantal deelnemers het verrijden van voorrondes vereist, dan worden de series als volgt samengesteld: (Art. 205 – ESSC voor massa- en groepsstarts is niet van toepassing). a)
op basis van het tussenklassement van de betreffende competitie of bij de eerste competitiewedstrijd van een nieuw seizoen op basis van het eindklassement van het vorige seizoen, volgens het slangenmodel;
b)
nieuwe deelnemers worden aan het eind van de lijst toegevoegd op alfabetische volgorde (achternaam).
Art. 126 – Afvalkoers
108
(812.e) Deze wedstrijd wordt gehouden door het afvallen van één of meer deelnemers die de doorkomst op de finishlijn of een ander bepaald punt van het parcours als laatste(n) passeert/passeren. De hoofdscheidsrechter maakt de wijze van afvallen en de afstand van de afvalkoers voor aanvang van de wedstrijd bekend. 1.
Een ronde voor elke sprint, bij het passeren van de finishlijn, zal de bel geluid worden.
2.
Bepalend voor wie er afvalt is de achterste punt van de tweede doorkomende skate (al dan niet op het asfalt). (zie art. 146)
3.
Als een skater de afvalkoers verlaat, door een val of door vermoeidheid, dan telt hij als een afvaller.
4.
Als een skater tijdens een afvalsprint een overtreding begaat, dan kan de hoofdscheidsrechter deze skater laten afvallen ten gunste van de deelnemer die als laatste over de finishlijn kwam.
5.
Vind er een grote valpartij plaats, waardoor veel skaters de wedstrijd moeten verlaten, dan vervalt het afvallen een aantal ronden. De speaker zal in opdracht van de hoofdscheidsrechter bekend maken bij welke ronde het afvallen / de wedstrijd weer opgepakt wordt.
6.
De deelnemer die afvalt wordt door de speaker bekend gemaakt. De speaker roept het nummer en de naam van de deelnemer.
7.
Bij doorkomst na de afvalling toont een jurylid het beennummer van de afgevallen deelnemer op een bord (handmatig of elektronisch) aan de deelnemer.
8.
Wanneer een deelnemer die is afgevallen na de derde keer oproepen dat hij is afgevallen de wedstrijdbaan niet verlaat, dan zal hij gediskwalificeerd worden.
9.
Afvalsysteem (812.e) De finale wordt zo gepland dat er na de laatste afvalling nog minimaal vijf (5) deelnemers over blijven voor de finale. Er worden niet meer dan tien (10) dubbele afvallingen gehouden (waarbij twee deelnemers afvallen). (verplaatst art. 206 – ESSC: afvalkoers) (812.e) De afvalronden worden afhankelijk van de lengte van de ronde en het aantal deelnemers vastgesteld en begint niet eerder dan bij de tweede ronde. Op een circuit korter dan 250m geldt dat er (minimaal) elke twee ronden één deelnemer afvalt. Op een circuit langer dan 250m geldt dat er (minimaal) elke ronde één (1) deelnemer afvalt.
10.
Finale (verplaatst art. 206/2 – ESSC: afvalkoers) Een finale wordt gereden met maximaal 46 deelnemers. Zijn er minder dan 46 deelnemers dan worden er geen kwalificaties verreden. a)
b)
Finale met 36 deelnemers
11 ronden zonder afvalling (3-4 minuten)
31 afvallingen + 5 deelnemers finale = 36 deelnemers aan de start
Finale met 37 tot 46 deelnemers
10 extra afvallingen nodig, dat worden dus 10 dubbele afvallingen (DE1 tot DE10)
109
11.
Kwalificatieronden Wanneer er meer dan 46 deelnemers zijn moeten er kwalificatieronden worden verreden. De voorrondes worden samengesteld volgens art. 125/2 Massa- en groepsstarts. Het wedstrijdprotocol ziet er dan als volgt uit:
de eerste elf (11) ronden (3-4 minuten) zal er geen afvalling plaatsvinden;
afvalling elke twee (2) ronden;
geen dubbele afvalling;
zijn de finalisten bekend dan wordt er afgefloten. (verplaatst art. 206/3 en 206/4 – ESSC: afvalkoers)
Art. 127 – Puntenkoers (812.f) Bij deze wedstrijd haalt iedere deelnemer of ieder team bij doorkomst, op een van te voren vastgestelde plaats op het parcours, een vastgesteld aantal punten. De deelnemer of het team met het hoogste aantal punten heeft gewonnen. 1.
Een ronde voor elke sprint, als de leider in de wedstrijd in de buurt van de finishlijn is, zal de bel worden geluid.
2.
Als de scheidsrechter van mening is dat er een overtreding is begaan in de sprint om de punten, dan kan hij die uitslag wijzigen en de toekenning van de punten.
3.
De speaker geeft eerst onofficieel door wie de punten heeft behaald. De officiële uitslag van elke puntensprint wordt bepaald aan de hand van de fotofinish of de video.
4.
Een deelnemer die een ronde ingehaald wordt door het peloton (de grootste groep) of de wedstrijd niet verlaat, verliest de punten die hij/zij met tussensprints gekregen heeft.
5.
Hebben deelnemers een gelijk aantal of geen punten dan is de finishvolgorde bepalend.
6.
Puntensysteem a)
Op een wegparcours langer dan 400m wordt er elke ronde gesprint voor punten. Op een korter parcours wordt er om de twee (2) ronden om punten gesprint.
7.
b)
In de tussensprints krijgt de eerst doorkomende 2 punten en de tweede 1 punt.
c)
Bij de finish worden er 3, 2 en 1 punt toegekend aan respectievelijk de nummers 1, 2 en 3. Finale
110
Aan de finale kunnen maximaal 50 deelnemers deelnemen. Bij meer dan 50 deelnemers zullen er kwalificatierondes gehouden worden.
8.
Parcours 400m 25 ronden
Parcours > 400m
Eerste twee (2) ronden vrij
1 km vrij
22 sprints (2 en 1 punt) 1 finale sprint (3, 2 en 1 punt) Kwalificatieronden
-
Elke ronde sprint (2 en 1 punt) Finale sprint (3, 2 en 1 punt)
Art. 128 – Afval-puntenkoers (812.g) Punten- en afvalkoers kunnen worden gecombineerd tot een punten/afvalkoers. Op een nader te bepalen wijze worden dan binnen één (1) wedstrijd 1 of meer punten gegeven voor de eerst doorkomenden en vallen tevens één (1) of meer deelnemers af. De winnaar van deze wedstrijd is de deelnemer die, nadat hij de gehele wedstrijd heeft verreden, de meeste punten heeft verzameld. 1.
Regels voor de afvalling: zie art. 126 en 146.
2.
Regels voor de toekennen van punten: zie art. 127 en art. 146.
3.
Het luiden van de bel betekent dat er in de volgende doorkomst punten te behalen zijn. De wedstrijd start met een puntensprint gevolgd door een doorkomst afvalling.
4.
Als een deelnemer afvalt vervallen zijn eventueel behaalde punten.
5.
Voor het begin van de wedstrijd maakt de scheidsrechter de wijze van afvallen en de afstand bekend.
6.
Punten en afvallen vinden om en om plaats, dus niet in dezelfde ronde.
7.
Afvalsysteem: (812.g) Bij rondenbord op ‘3’ de (laatste) bel voor afvallen en punten. Na de laatste afvalling zijn er nog tien (10) finalisten over. (verplaatst art. 207/1 – ESSC: afval-puntenkoers)
8.
Finale De finale kan verreden worden met 30 tot 40 deelnemers. Bij 31 tot 40 deelnemers zullen de eerste tien (10) afvallingen dubbele afvallingen zijn (DE). 20 afvallingen + 10 deelnemers = 30 deelnemers 22 sprints + aankomst = 72 punten (verplaatst art. 207/3 – ESSC: afval-puntenkoers)
9.
Kwalificatieronde
111
Bij meer dan 40 deelnemers worden er voorronden verreden zoals omschreven in art. 125 – Massa- en groepsstart. (verplaatst art. 207/4 – ESSC: afval-puntenkoers) Art. 129 – Aflossing 1.
(812.h) Afhankelijk van het aantal deelnemende teams en het parcours kunnen er halve finales gehouden worden, waarbij de teamopstelling per wedstrijd kan wisselen. De series worden samengesteld op basis van eerdere resultaten, wanneer dit niet beschikbaar is dan op alfabetische volgorde teamnaam, volgens het slangenmodel (verplaatst art. 208 – ESSC: aflossing)
2.
Team (812.h) a)
Deelnemers van een aflossingsteam dragen hetzelfde wedstrijdtenue. Lijken de wedstrijdtenues van twee teams erg op elkaar, dan kan de hoofdscheidsrechter door loting bepalen welk team een aangepast tenue dient te dragen.
b)
Aflossingswedstrijden worden verreden door ploegen van drie (3) deelnemers (gekozen uit een vooraf opgegeven aantal van maximaal vier (4) deelnemers (verplaatst art. 208 – ESSC: aflossing)) over een vooraf vastgestelde afstand.
c)
Als een van de deelnemers een sporttechnische overtreding maakt, dan wordt het gehele team gediskwalificeerd.
d)
Een team is vrij om zelf te kiezen na hoeveel ronden zij aflossen.
e)
Het team kan er voor kiezen een aflossing over te slaan, waardoor dezelfde deelnemer twee (2) ronden of meer rijdt. Er dient minimaal één (1) aflossing plaats te vinden.
3.
Aflossing a)
Bij de aflossing moet de deelnemer zijn/haar ploegmaat aanraken met twee handen op de rug van de vertrekkende teamgenoot.
b)
Trekken en duwen is niet toegestaan en leidt tot diskwalificatie.
c)
De laatste wissel vindt plaats voor het begin van de laatste ronde (voor de bel).
d)
De hoofdscheidsrechter adviseert over hoe de deelnemer na de aflossing terugkeert en de lijn die hij daarvoor moet volgen, op een zodanige manier dat het wedstrijdverloop niet wordt beïnvloed.
4.
Aflossingszone a)
Deze aflossingszone ligt op het rechte eind en omvat de finishlijn, daarnaast is er een zogenaamde wachtzone bepaald. De aflossingszone ligt op het rechte eind, maar kan eindigen na de finishlijn, zolang het nog maar op het rechte eind is.
b)
Op een baan start de aflossingszone in het midden van de bocht en eindigt aan het eind van het rechte eind.
c)
De lijnen die de aflossingszone markeren zijn wit en twee (2) cm breed.
d)
Deelnemers, die wachten op de aflossing en langs de kant staan, mogen water aannemen van hun trainer, natuurlijk op eigen risico.
e)
De aflossing moet starten en afgerond worden in de aflossingszone. Lukt dat niet, dan volgt diskwalificatie.
f)
Heeft een deelnemer zich in de aflossingszone begeven om een deelnemer af te lossen, dan dient de aflossing ook daadwerkelijk plaats te vinden. Lukt dit niet, dan volgt diskwalificatie. Dit betekent: de overige teamleden kunnen de verzamelplaats voor de aflossingszone pas verlaten nadat alle teams in koers gefinisht zijn.
g)
Een skater is in de aflossingszone zodra het laatste puntje van zijn tweede skate de beginlijn van de aflossingszone is gepasseerd.
h)
Een skater is uit de aflossingszone zodra het voorste puntje van zijn eerste skate de lijn die het einde van de aflossingszone aangeeft voorbij is.
Art. 130 – Criterium / marathon (812.i) (812.i) Criteriums en marathons zijn een bijzondere vorm van een lange wedstrijd in lijn met een groot aantal deelnemers en zonder series/voorrondes. Er kunnen bij de doorkomsten tussensprints plaatsvinden (premie- of klassementsprints). Ook kan er binnen de
112
wedstrijd een puntenkoers worden gereden, meestal ten behoeve van de leidersprijs (elke doorkomst 1 punt). Uitslagen van sprints en behaalde punten tellen niet mee voor de einduitslag of klassement maar altijd slechts voor extra prijzen. Een wedstrijd kan gaan over een vaste afstand (een marathon in het bijzonder over 42,195 km) of over een vaste tijd met mogelijk een aantal extra rondes. Voor afstanden langer dan 42,195 km is expliciet toestemming van de sectie Inline-skaten nodig, voor zover deze wedstrijd (of competitie waaronder deze gaat vallen) al niet is opgenomen in het jaarplan en voldoet aan de daarin beschreven voorwaarden. Art. 131 – (Team)Achtervolging (812.j) (812.j) Twee deelnemers of twee teams starten aan verschillende kanten van het parcours (baan of weg), op gelijke afstand van elkaar, en rijden een vooraf vastgestelde afstand.
Teams bestaan uit drie (3) deelnemers. De tijd van de derde deelnemer telt.
In de series worden de tijden vastgesteld. De snelste acht (8) of snelste vier (4) deelnemers of teams gaan door naar de volgende ronde. Dit betekent dat elk team dient te finishen, ook wanneer zij ingehaald zijn.
Vervolgens rijden in een directe wedstrijd de snelste tegen de langzaamste gekwalificeerde, de een na snelste tegen de een na langzaamste, enzovoorts. De winnaar(s) gaat door naar de (halve) finale.
Uitgeschakelde deelnemers/teams worden op basis van de tijd geklasseerd.
Art. 132 – Competitiewedstrijd 1.
(812.k.a) Competitiewedstrijden kunnen op alle type parcoursen plaatsvinden. Verschillende wedstrijdvormen of allemaal dezelfde wedstrijdvorm worden gecombineerd tot een competitie. De resultaten van elke competitiewedstrijd worden bij elkaar opgeteld, waardoor een klassement wordt samengesteld.
2.
(812.k.c) De puntentelling is afhankelijk van de soort wedstrijden en/of competitie, en wordt in ieder geval vooraf vastgesteld en bekendgemaakt.
3.
(812.k.f) Bij een gelijk aantal klassementspunten is de hoogst behaalde klassering in een wedstrijd van die competitie bepalend. Indien dit gelijk is dan is het aantal malen dat deze hoogste klassering is behaald bepalend. Is ook dit gelijk dan is de op 1 na hoogste klassering bepalend, etc. Indien dit nog steeds een ex aequo oplevert dan is de klassering op de laatste afstand bepalend.
4.
Een competitie kan op één dag worden verreden of op meerdere (opeenvolgende) dagen afhankelijk van het aantal en duur van de wedstrijden.
Algemene wedstrijdregels | Wedstrijd (814.3.h) Wanneer series/voorrondes worden verreden, moeten de condities bij alle gelijkwaardige series/voorrondes zoveel mogelijk overeenkomen. Zo nodig kan de jury de al verreden series/voorrondes ongeldig verklaren en opnieuw laten verrijden. Art. 133 – Verzamelzone/ ‘Area of call’ 1.
De deelnemers verzamelen zich na de oproep van de officiële speaker of vijftien (15) minuten voor de start van een baanof wegwedstrijd in de ‘area of call’. (818.e) Wanneer een deelnemer(ster) na twee (2) oproepen met een minuut tussentijd niet aan de start verschijnt volgt uitsluiting van dat onderdeel. Hij wordt dan geregistreerd als ‘niet gestart’ (= DNS) en als ongeklasseerde deelnemer onderaan de uitslag opgenomen.
2.
De deelnemer verschijnt in de verzamelzone in zijn complete wedstrijduitrusting en met correct geplaatste wedstrijdnummers.
3.
(818.a) Voorafgaand aan de start controleert de hulpstarter in de verzamelzone op het dragen van een deugdelijke helm, correct materiaal (wieldiameter, remblokje), correcte rug- en beennummers (Art. 97 – Helm, Art. 98 – Skates, Art. 99 Wedstrijdnummers) en bevestigt hij aan de deelnemer zijn plaats aan de startlijn. De jury kan controleren op het dragen van de (juiste) transponder (Art. 90 – Transponders). Indien één of meer onderdelen niet in orde zijn, dan wordt de bijbehorende sanctie zoals beschreven in dit reglement toegepast.
113
Art. 135 – Startvolgorde 1.
(818.n) Bij een 500m en een 1000m worden de deelnemers één voor één naar de tweede startlijn opgeroepen door de hulpstarter. De deelnemer kiest een vrije plaats op de tweede startlijn. De gemaakte keuze is definitief.
2.
Bij puntenkoersen, afvalkoersen, massastarts en marathons worden de deelnemers één voor één naar de startlijn opgeroepen en geplaatst vanaf de binnenzijde tot aan de buitenzijde van de baan. Het aantal rijen wordt bepaald door de starter aan de hand van de totale breedte van de baan en 50 cm tussenruimte tussen elke deelnemer.
3.
Zie Art. 133.1 – Verzamelzone / area of call.
Art. 136 – Start tijdrit 1.
(818.m) Bij een tijdrit wordt gestart in volgorde van langzaamste tijd behaald in eerder nader te bepalen wedstrijdresultaten.
2.
(818.l) Bij een tijdrit is er een startlijn en een tweede lijn, 50 cm achter de startlijn. De deelnemer plaatst minstens één skate/skeeler tussen de startlijn en de tweede lijn.
3.
Tijdens de startvoorbereiding mag de skate die tussen de startlijn en de 2e lijn staat de wedstrijdbaan niet verlaten. De skate mag wel bewegen, maar mag niet over de 2e lijn komen. De deelnemer hoeft zijn lichaam niet stil te houden.
4.
De starter autoriseert het moment waarop de deelnemer mag starten. De deelnemer heeft vijftien (15) seconden om zijn wedstrijd te beginnen (skate of skates binnen de twee lijnen). Doet hij dat niet dan volgt een valse start en de deelnemer ontvangt een (1) waarschuwing. (818.l)
5.
Wanneer de deelnemer zijn skate beweegt voor de start (zie punt 2) dan kan de starter de start afbreken en zal de deelnemer een valse start en een (1) waarschuwing krijgen. De startprocedure wordt vervolgens herhaald.
6.
Wanneer de starter tijdens de wedstrijd een probleem constateert met de automatische tijdwaarneming, dan zal de betreffende deelnemer zijn wedstrijd over rijden als laatste deelnemer van de betreffende wedstrijdcategorie. De deelnemer heeft ten minste tien (10) minuten hersteltijd voordat hij over rijdt.
7.
Bij een teamtijdrit staan alle drie de deelnemers tegelijkertijd aan de start. De starter roept ‘attentie’ en activeert het startpistool.
Art. 137 – Start 500m en 1000m 1.
Wanneer er minder dan zes (6) deelnemers zijn dan is de eerste box aan de binnenzijde vrij.
2.
(818.o) Wanneer alle deelnemers zijn opgeroepen, dan geeft de starter het teken ‘in positie’ of in het Engels ‘in position’ waarmee de deelnemers een stap voorwaarts maken tot de eerste startlijn. De deelnemers hebben vijf (5) seconden om hun startpositie in te nemen. Als iedereen stilstaat volgt na even wachten het startschot.
3.
(818.p) Heeft een van de deelnemers een probleem bij de start, dan is er de mogelijkheid om na het teken ‘in positie’ dit met het opsteken van de hand duidelijk te maken aan de starter. Elke deelnemer heeft een keer deze mogelijkheid. Steekt een deelnemer zijn hand op, dan stopt de starter de start en vraagt alle deelnemers om het startgebied te verlaten. Hij hervat vervolgens de startprocedure.
4.
De start wordt afgebroken en herhaald wanneer er sprake is van: a)
een botsing tussen twee (2) of meer deelnemers die leidt tot een val;
b)
een val bij de start (serie, halve finale, finale) die volgens de starter of de hoofdscheidsrechter het resultaat van de wedstrijd kan beïnvloeden.
Art. 138 – Massastart (818.q) Het startsignaal wordt gegeven wanneer alle deelnemers aan de startlijn staan 50 cm uit elkaar. Zijn er meerdere rijen deelnemers, dan staat elke rij ongeveer 50cm achter elkaar. Deelnemers staan achter de startlijn. (818.r) Bij massastarts geeft de starter twee signalen. Eerst roept de starter ‘attentie’ en daarna volgt het startschot. (818.s) Bij een val van meerdere deelnemers tegelijk in de eerste 200m of de 1e ronde op een baan, kan de scheidsrechter de wedstrijd stoppen en een herstart toepassen.
114
Art. 139 – Neutralisatie wedstrijd Wanneer een klein gedeelte van de wedstrijdbaan niet beschikbaar is door een extern probleem, een val van één of meer deelnemers of een kleine verwonding van een deelnemer, dan kan de hoofdscheidsrechter de wedstrijd neutraliseren. Neutralisatie wordt aangegeven aan de deelnemers door: 1.
Alle parcoursjuryleden komen tot één (1) m vanaf de binnenzijde de wedstrijdbaan op en zwaaien met een blauwe vlag. Deelnemers verminderen hun snelheid en behouden hun positie in het peloton. Achterliggende deelnemers mogen zich bij het peloton aansluiten;
2.
Het rondenbord wordt niet geneutraliseerd maar bij afval- of puntenkoers, wordt de afvalling en de puntentoekenning geneutraliseerd. De speaker geeft aan “Geen afvalling” of “Geen punten”;
3.
De juryleden komen op de wedstrijdbaan en nemen een zodanig plaats in om de gewonde deelnemers te beschermen of het onveilige gebied aan te duiden.
4.
De wedstrijd wordt voortgezet wanneer de hoofdscheidsrechter de juryleden aangeeft de wedstrijdbaan te verlaten.
5.
Bij neutralisatie van de wedstrijd door een val van één of meer deelnemer(s), dan kunnen de deelnemers die ten val zijn gekomen niet meer deelnemen wanneer de wedstrijd hervat wordt.
6.
Er is geen neutralisatie mogelijk in de laatste 1000m van de wedstrijd.
7.
Een neutralisatie kan niet langer duren dan twee (2) minuten.
8.
Er kan slechts een (1) neutralisatie per wedstrijd plaatsvinden. Bij een tweede incident wordt de wedstrijd gestopt (Art. 140 – Stoppen van de wedstrijd)
Art. 140 – Stilleggen wedstrijd De hoofdscheidsrechter kan in de volgende gevallen de wedstrijd stilleggen: 1.
Wanneer grond- of weersomstandigheden een normaal wedstrijdverloop beïnvloeden of het voortzetten van de wedstrijden, dan kan de hoofdscheidsrechter besluiten de wedstrijd stil te leggen voor een vooraf aangegeven tijdsperiode;
2.
Bij de val van een groot aantal van de deelnemers;
3.
Een ernstige verwonding van een of meer deelnemers waarvoor eerste hulp op het parcours nodig is of waarbij een of meer deelnemers met medische verzorging van het parcours afgevoerd worden.
Art. 141 – Hervatten wedstrijd 1.
Wanneer een wedstrijd stilgelegd wordt (Art.140 – Stoppen van de race), dan is het de verantwoordelijkheid van de hoofdscheidsrechter om het vervolg programma te bepalen en de deelnemers en organisator hierover in te lichten.
2.
Wanneer een tijdrit (individueel of team) of wedstrijd met een kwalificatie op tijd wordt stilgelegd, dan zullen bij de hervatting alle geregistreerde of gekwalificeerde deelnemers (serie en finale) opnieuw starten.
3.
Bij een afval-, puntenkoers, massastart of marathon zal een wedstrijd die in de eerste helft van de wedstrijd is stilgelegd en hervat kan worden binnen vijftien (15) minuten na het stilleggen van de wedstrijd, hervat worden als herstart met dezelfde wedstrijdsituatie als op het moment van stilleggen: a)
alleen de deelnemers die in koers waren op het moment van stilleggen kunnen deelnemen aan de herstart;
b)
het aantal ronden dat er nog verreden moet worden is gelijk aan het aantal ronden op het moment van stilleggen en moet worden
c)
aangegeven;
d)
zonder aanpassingen van de puntentoekenning of afvallingen;
e)
wanneer een of meer deelnemers de wedstrijd leiden of een voorsprong hebben, dan wordt dit hersteld. Het peloton start op de startlijn;
f)
de verzamelde punten uit het eerste gedeelte van de wedstrijd blijven behouden voor de overgebleven deelnemers.
Art. 142 – Herstart wedstrijd
115
1.
Als de wedstrijd wordt stilgelegd in de tweede helft (2de/2) of de wedstrijd wordt gestopt (art. 141 – Hervatten van de wedstrijd/3) zonder de mogelijkheid om de wedstrijd binnen vijftien (15) minuten te hervatten, dan wordt de gehele wedstrijd uitgesteld en opnieuw verreden met alle deelnemers die oorspronkelijk gestart waren.
2.
Deelnemers die gediskwalificeerd werden in de eerste gestopte wedstrijd kunnen niet deelnemen aan de herstart.
Art. 143 – Annuleren wedstrijd Het annuleren van een wedstrijd is de verantwoordelijkheid van de hoofdscheidsrechter in overleg met de wedstrijdorganisator. Art. 144 – Bel De rondenteller (Art. 162 – rondenteller) is verantwoordelijk voor het luiden van de bel bij: -
De laatste ronde in elke wedstrijd (uitgezonderd de individuele tijdrit over 200m en 300m)
-
De bel wordt alleen geluid bij de eerste deelnemer in de wedstrijd. Wanneer er deelnemers met voorsprong op het peloton zijn, dan
-
wordt de bel geluid bij de koplopers en bij de eerste deelnemer in het peloton.
-
In een afvalkoers wordt de bel geluid bij elke afvalling (art. 126 – Afvalkoers/1).
-
In een puntenkoers wordt de bel geluid om de volgende puntensprint aan te kondigen.
-
In een punten- en afvalkoers wordt de bel geluid om de volgende puntensprint aan te kondigen, er wordt niet gebeld voor een afvalling.
Art. 145 – Rondenbord Het rondenbord toont het aantal ronden dat nog afgelegd moet worden. (846.a) Wanneer de leider in de wedstrijd is gepasseerd wordt het rondenbord met 1 ronde verlaagd. Art. 146 – Bepalen aankomst in verschillende typen wedstrijden 1.
(819.1.d) De wedstrijd (massastart, afvalkoers, puntenkoers, aflossing, etc., series, teamtijdrit en tijdritten) is afgelopen wanneer de voorste deelnemer de finishlijn is gepasseerd. De uitslag wordt bepaald op het moment dat het voorste punt van de skate de finishlijn kruist. De gedubbelde deelnemers, voor zover zij zich op de baan bevinden, beëindigen de wedstrijd bij het bereiken van de finishlijn.
2.
(819.1.c) Op de finishlijn moet de voorste skate contact hebben met de grond. Als de voorste skate geen contact heeft met de grond, dan telt het eerste deel van de tweede skate die over de finish komt als klassering.
3.
Bij een val op de finishlijn waarbij de gevallen deelnemer geen skate aan de grond heeft bij het doorkruisen van de finishlijn, wordt de deelnemer geklasseerd op basis van het eerste deel van de eerste skate dat over de finishlijn komt.
4.
(812.e) Bij een afvalkoers, de afvalling wordt bepaald door het achterste punt van de tweede doorkomende skate (al dan niet op het asfalt) op de finishlijn.
5.
(812.j) Bij de ploegenachtervolging telt de finish van de tweede aankomende als resultaat (art. 131 – Ploegenachtervolging)
6.
Bij recordpogingen of -wedstrijden met een bepaalde tijdsduur ligt de finishlijn op het exacte punt waar de deelnemer is op het moment dat de tijd verstrijkt.
Art. 147 – Klassering 1.
Afhankelijk van het type wedstrijd wordt de klassering als volgt bepaald: a)
de beste tijd in de tijdrit
b)
positie op de finishlijn in een afvalkoers
c) 2.
totaal van het aantal punten behaald in een punten- en punten-/afvalkoers Bij een 500m en 1000m sprinttoernooi worden de deelnemers die de volgende ronde niet haalden als volgt geklasseerd:
a)
500m sprinttoernooi
116
de ronde waarin ze werden uitgeschakeld (serie, kwartfinale, halve finale);
hun klassering (1e criterium) en hun tijd (2e criteria) behaald in deze ronde;
(voorbeeld: na de halve finales, de twee skaters die in de halve finales een derde plaats behaalden worden geklasseerd als 5e en 6e. The beste tijd levert de 5e plaats op.) b)
c)
1000m sprinttoernooi
de ronde waarin ze werden uitgeschakeld (serie, kwartfinale, halve finale);
hun tijd behaald in de betreffende ronde
In een sprinttoernooi kunnen alleen deelnemers die de finale behalen het podium halen. Wanneer er diskwalificaties zijn in de finale, dan kan het zijn dat het podium niet compleet is.
3.
in een afvalkoers: de klassering in de voorronde.
4.
in een puntenkoers: de punten.
5.
de tijd die de deelnemer gerealiseerd heeft.
Art. 148 – Klassering van achterblijvers 1.
(819.2.a) De jury laat deelnemers op achterstand de wedstrijd uitrijden of kan vanuit veiligheidsoverwegingen het deelnemersveld opschonen door de achterblijvers eerder te laten finishen en te klasseren.
2.
(819.2.b.) Deelnemers met meer dan een ronde achterstand op het peloton dienen onmiddellijk de wedstrijd te verlaten, tenzij de jury anders beslist.
3.
(819.2.c) Deelnemers die (bijna) een ronde ingehaald worden en een gevaar kunnen vormen voor de andere deelnemers, dan wel het sportieve verloop van de wedstrijd kunnen beïnvloeden, moeten op aangeven van de jury voldoende ruimte geven aan de overige deelnemers en/of de wedstrijd beëindigen bij de eerstvolgende doorkomst van start/finish.
4.
Deelnemers die op aanwijzing van de hoofdscheidsrechter de wedstrijd moeten verlaten worden geklasseerd in de omgekeerde volgorde waarin zij de wedstrijd verlieten.
Art. 149 – Diskwalificatie deelnemer Wanneer een deelnemer wordt gediskwalificeerd voor een sportieve fout, dan wordt hij niet geklasseerd en wordt zijn klassering ingenomen door de volgende aankomende. Art. 150 – Uitvallers / niet gefinisht (DNF – Did not Finish) (818.1.a) Deelnemers die de wedstrijd op eigen initiatief voortijdig (moeten) beëindigen dienen dit terstond te melden bij de jury. Zij worden niet in de uitslag opgenomen (DNF) en ontvangen indien van toepassing geen klassementspunten.
Art. 151 – Ex-aequo klasseringen In massastartwedstrijden zonder transponder- of fotofinishsysteem, is het niet mogelijk om de exacte positie van iedere deelnemer te bepalen. In dat geval krijgen alle deelnemers dezelfde klassering in alfabetische volgorde. Bij een val met meerdere deelnemers worden deze deelnemers ex-aequo in alfabetische volgorde geklasseerd. Deelnemers die gediskwalificeerd zijn voor een technische fout (art. 178 – Diskwalificatie) in dezelfde ronde (500m en 1000m) worden ex-aequo geklasseerd. Art. 152 – Gelijke tijd winnaar tijdrit (819.3.a) Bij tijdritten is de snelste tijd bepalend. Bij een exact gelijke tijd wordt door de betreffende deelnemers een extra rit verreden, voor zover het de eerste klassering betreft. Voor overige posities worden deelnemers met dezelfde tijd ex-aequo geklasseerd. (819.3.b) Bij tijdritten wordt gebruik gemaakt van elektronische tijdwaarneming. Art. 153 – VERVALLEN
117
Art. 154 – Vaststellen klassementen Competitieresultaten worden officieel na ondertekening door de hoofdscheidsrechter en publicatie in een officieel wedstrijdcommuniqué. Algemene wedstrijdregels | Jury Art. 155 – Jury 1.
(830.a) Alle wedstrijden worden geleid door KNSB gecertificeerde en gekwalificeerde hoofdscheidsrechters en juryleden. (830.b) De hoofdscheidsrechter is de voorzitter van de jury tijdens de wedstrijd en is verantwoordelijk voor een correct verloop van de wedstrijd. De hoofdscheidsrechter is rechtstreeks verantwoordelijk voor zijn optreden bij de sectie Inlineskaten. (830.c) Per competitie wordt er een scheidsrechter aangewezen uit de groep van scheidsrechters, als hoofdscheidsrechter van de betreffende competitie.
2.
(832) Voor Nederlandse Kampioenschappen Baan/Weg bestaat de gekwalificeerde jury uit: -
1 hoofdscheidsrechter
-
1 scheidsrechter
-
4 parcoursjuryleden
-
1 rondenteller
-
2 jurysecretarissen / uitslagenverwerking / inschrijving
-
3 officiële tijdwaarnemers; waarvan minimaal 2 tijdwaarnemers met applicatie technische opleiding (AMB/Mylaps transpondersysteem, video, tijd)
-
1 aankomstrechter
-
1 starter
-
1 jurylid ‘area of call’
3.
(832) Voor de Nederlandse Kampioenschappen Marathon en de nationale competitiewedstrijd Marathon bestaat de gekwalificeerde jury uit: -
1 hoofdscheidsrechter
-
1 assistent scheidsrechter
-
2 – 5 parcoursjuryleden (waarvan 2 op de motor bij een parcours >600m)
-
1 rondenteller
-
1 jurysecretaris / uitslagenverwerking/
-
1 tijdwaarnemer met applicatie technische opleiding (AMB/Mylaps transpondersysteem + video)
-
1 aankomstrechter
-
1 medewerker inschrijving, uitreiking prijzengeld, bijschrijvingen
4.
(832) Voor nationale competitiewedstrijd baan/weg bestaat de gekwalificeerde jury uit: -
1 hoofdscheidsrechter
-
1 assistent scheidsrechter
-
1 - 4 parcoursjuryleden
-
1 rondenteller
-
1 jurysecretaris / uitslagenverwerking
-
1 aankomstrechter afhankelijk van de soort wedstrijd
-
1 tijdwaarnemer met applicatie technische opleiding (AMB/Mylaps transpondersysteem + video)
-
1 starter
-
1 medewerker inschrijving
118
5.
(832) Voor de regionale competitiewedstrijd Marathon bestaat de gekwalificeerde jury uit: -
1 hoofdscheidsrechter
-
3 parcoursjuryleden
-
1 rondenteller
-
1 jurysecretaris / uitslagenverwerking/ tijdwaarnemer met applicatie technische
-
opleiding (AMB/Mylaps transpondersysteem + video)
-
1 aankomstrechter
6.
(832) Voor regionale competitiewedstrijd baan/weg bestaat de gekwalificeerde jury uit: -
1 hoofdscheidsrechter
-
1 assistent scheidsrechter
-
1 rondenteller
-
1 jurysecretaris / uitslagenverwerking
-
1 aankomstrechter afhankelijk van de soort wedstrijd
-
1 tijdwaarnemer met applicatie technische opleiding (AMB/Mylaps transponder-systeem + video)
-
1 starter
7.
Naast deze gediplomeerde en gekwalificeerde juryleden zal er ook altijd minimaal één (1) speaker (NK twee (2) speakers) aanwezig zijn.
Art. 156 – Kleding (840) 1.
Voor de NK’s en alle landelijke en regionale baancompetities bestaat de kleding van de juryleden uit: a)
de door de KNSB verstrekte kleding is verplicht en verder wordt bij voorkeur een lange witte pantalon/rok en witte schoenen gedragen.
b) 2.
het insigne/logo van de KNSB moet gedragen worden op de linkerkant van de trui. Voor de NK’s en alle landelijke en regionale marathoncompetities bestaat de kleding van de juryleden uit:
a)
de door de KNSB verstrekte kleding is verplicht en verder wordt bij voorkeur een lange witte pantalon/rok en witte schoenen gedragen.
b) 3.
het insigne/logo van de KNSB moet gedragen worden op de linkerkant van de trui. Voor Europese en internationale juryleden geldt dat zij de CERS of FIRS-kleding dragen en zich aan de hiervoor geldende voorschriften houden.
4.
Juryleden niet in functie, maar wel aanwezig bij een wedstrijd, worden geacht niet in jurykleding te verschijnen.
5.
Juryleden die hun licentie niet verlengen of geschorst zijn, dienen de aan hen verstrekte jurykleding direct in te leveren bij de scheidsrechterscommissie.
Art. 157 – Taken en bevoegdheden van de hoofdscheidsrechter (chief referee) (841) 1.
De hoofdscheidsrechter is verantwoordelijk voor het gehele technische en disciplinaire verloop van de wedstrijd. Hij: a)
garandeert dat alle deelnemers zich houden aan de regels en dient beslissingen te nemen over alle technische problemen die ontstaan tijdens de competitie, ook als de reglementen geen uitsluitsel geven.
b)
Kent de leden van de jury een specifieke jurytaak toe.
c)
Leidt het werk van de juryleden, coördineert, controleert en beslist bij problemen. Bovendien stelt hij een juryrapport op en overhandigt deze aan de scheidsrechterscommissie Inline-skaten.
d)
Maakt gebruik van zijn bevoegdheid om deelnemers, trainers en bestuurders van de geledingen en verenigingen van de KNSB aan te spreken en te bestraffen, indien hun gedrag tijdens de wedstrijd dit noodzakelijk maakt. (Zie ook art. 27 Algemene bepalingen van de Nationale wedstrijdreglementen).
119
e)
Laat een wedstrijd opnieuw starten, indien de wedstrijd naar zijn mening niet correct gestart of verlopen is.
f)
Tekent wedstrijdformulieren af en draagt er zorg voor dat deze samen met alle overige van belang zijnde formulieren, per omgaande aan de scheidsrechterscommissie Inline-skaten worden verzonden.
g)
controleert of de juryleden op hun plaats staan en of de tijdwaarnemers klaar zijn alvorens de starter het sein te geven dat er gestart kan worden.
h)
Controleert, in geval van onmiddellijke diskwalificatie, of deze is doorgegeven door de speaker en of de deelnemer die gediskwalificeerd is onmiddellijk de wedstrijd verlaat.
2.
i)
Diskwalificeert direct deelnemers die een waarschuwing van de scheidsrechters en/of juryleden niet opvolgen.
j)
Waarschuwt deelnemers die een sportieve overtreding hebben begaan.
k)
Verwijdert of vervangt juryleden die naar zijn mening hun taak niet naar behoren vervullen.
Hij dient in eerste instantie te beslissen over protesten van vereniging, deelnemers of ploegen die deelnemen aan de wedstrijd.
Art. 158 – Taken en bevoegdheden van de Jurysecretaris (jury secretary) (842) 1.
De jurysecretaris werkt samen met de hoofdscheidsrechter, in het bijzonder met betrekking tot het samenstellen van de series, bij de samenstelling van de individuele- en landenranglijsten en bij het samenstellen van de uitslagen. De secretaris ondertekent deze en legt ze dan voor aan de hoofdscheidsrechter.
2.
De jurysecretaris is verantwoordelijk voor de plaatsing van de uitslagen op de officiële website.
Art. 159 – Taken en bevoegdheden van de Hulpstarter (area of call judge) (843) De hulpstarter heeft de volgende taken: 1.
vóór iedere wedstrijd roept hij de deelnemende deelnemers bij elkaar, geeft hen de laatste instructies, controleert hun kleding, rugnummers, transponders, skates en wieldiameter.
2.
geeft de deelnemers de startvolgorde door;
3.
geeft de deelnemers toestemming om de wedstrijdbaan te betreden;
4.
kondigt aan wanneer de deelnemers naar de start moeten en zorgt er voor dat niemand zich op de wedstrijdbaan bevindt voordat de hoofdscheidsrechter daar toestemming voor heeft gegeven.
Art. 160 – Taken en bevoegdheden van de starter (starting judge) (843) De starter heeft de volgende taken: 1.
controleren of alle skates van de deelnemers zich achter de startlijn bevinden.
2.
hij geeft het startschot, als de hoofdscheidsrechter daarvoor toestemming heeft gegeven. (art. 135 – startvolgorde tot art. 138 – Startvolgorde massastart)
3.
hij roept het woord ”attentie” (attention), pauzeert even en geeft daarna het startschot of een fluitsignaal.
4.
bij een valse start (art. 167 – Valse start) lost hij een tweede schot om de deelnemers terug te laten keren en geeft een waarschuwing aan hen die de valse start veroorzaakt hebben.
Art. 161 – Taken en bevoegdheden van het Parcoursjurylid (courses judge) (844) 1.
2.
De parcoursjuryleden hebben de volgende taken:
het verloop van de wedstrijd controleren langs de zône die hen is toebedeeld.
onmiddellijk doorgeven aan de hoofdscheidsrechter van onregelmatigheden die zich voordoen tijdens de wedstrijd.
opletten op ingehaalde en opgehouden deelnemers en hiervan de hoofdscheidsrechter in kennis stellen.
Afhankelijk van de positie en de lengte van het parcours kennen we de volgende parcoursjuryleden:
rechtelijn-jurylid (straight judges)
120
bochtenjurylid (corner judges)
aflossingsjurylid (bij estafettewedstrijden) (relay judges)
reservejuryleden (auxiliary judges)
Art. 162 – Taken en bevoegdheden van de Aankomstrechter (finish judge) (845) 1.
Het is de taak van de aankomstrechter, om de exacte volgorde van aankomst van de skaters vast te stellen.
2.
Bij de massastartwedstrijden wordt iedere aankomstrechter naar noodzaak ingezet. De hoofdscheidsrechter geeft ieder zijn taak.
3.
De aankomstrechters moeten minstens met z’n drieën (3) zijn, het aantal mag groter zijn, naar gelang het aantal deelnemende skaters, maar moet altijd oneven zijn. In geval van verschil van mening besluit de meerderheid. Indien er een finishfoto is gemaakt of een video-opname, dan is deze bindend.
Art. 163 – Taken en bevoegdheden van de Rondenteller (lap scorer judge) (846) 1.
2.
De rondenteller heeft de volgende taken: a)
het aantal afgelegde ronden noteren.
b)
het aantal nog te rijden ronden aangeven met het rondenbord.
c)
vaststellen wie aan de leiding gaat.
d)
als de leider in de wedstrijd is gepasseerd het rondenbord met 1 ronde verlagen
e)
het ingaan van de laatste, punten- of premieronde met een bel aan te geven. In geval van een wedstrijd van lange duur zal de hoofdscheidsrechter met de rondenteller moeten afspreken hoe dit wordt aangegeven.
3.
De rondenteller zal zich op minstens drie (3) meter afstand voor de finishlijn moeten opstellen, zo mogelijk aan de binnenkant van de piste.
Art. 164 – Speaker 1.
De aankondigingen worden gedaan in het Nederlands bij KNSB-wedstrijden.
2.
De speaker informeert het publiek over de deelnemers met naam en nummer en alle andere relevante informatie zoals samenstelling van de series of puntentoekenning.
3.
De uitslag van de wedstrijd wordt bekend gemaakt op het eerst mogelijke moment nadat de officiële uitslag door de hoofdscheidsrechter wordt vrijgegeven.
4.
In overleg met het organisatiecomité en de hoofdscheidsrechter is de speaker verantwoordelijk voor het aankondigen van alle programma en protocollaire zaken.
Algemene wedstrijdregels | Beoordeling Art. 165 – Definitie van de overtredingen 1.
Er zijn drie soorten overtredingen: Technische overtredingen (Art. 166 – Technische overtredingen) Sportieve overtredingen (Art. 170 – Sportieve overtredingen) Disciplinaire overtredingen (Art. 182 – Disciplinaire overtredingen)
2.
De hoofdscheidsrechter heeft de bevoegdheid om een sporttechnische overtreding als een disciplinaire overtreding (art. 183 – Fair play) te kwalificeren, wanneer deze overtreding een erg negatieve houding heeft.
Art. 166 – Technische overtredingen
121
Overtreding van de regels zoals beschreven in art. 167 - Valse start tot art. 169 – Foutieve wissel worden gezien als technische fouten. Art. 167 – Valse start 1.
Algemene regels a)
(818.j) De deelnemer die twee (2) keer een valse start in dezelfde wedstrijd begaat, is gediskwalificeerd.
b)
Als een deelnemer een valse start begaat, waardoor een andere deelnemer ook volgt, krijgt alleen de eerste één (1) waarschuwing voor een valse start.
c)
(818.h) Bij een ongeldige start roept de starter alle deelnemers terug achter de startlijn, door nogmaals te schieten of 2x te blazen op een fluitje. De deelnemers nemen hun positie weer in en de start wordt herhaald.
d)
De starter signaleert de valse start door een gele kaart te tonen aan de deelnemer. Hij toont een rode kaart om een diskwalificatie aan te geven na een tweede valse start.
2.
200m & 300m a)
Een valse start wordt gegeven wanneer een deelnemer de achterlijn doorkruist.
b)
Er is een (1) valse start toegestaan bij kwalificatie en een (1) valse start in de finale.
3.
500m & 1000m a)
Een valse start wordt gegeven wanneer een deelnemer beweegt of start voordat het startschot is gegeven. De start wordt afgebroken en de betreffende deelnemer krijgt één (1) valse start.
b)
In een sprinttoernooi is slechts één (1) valse start toegestaan (1/16 ,1/8 , ¼, ½ en finale) Voorbeeld: Als een deelnemer een valse start begaat bij de ¼ finale en een tweede begaat in de ½ finale dan is hij gediskwalificeerd wegens een technische fout.
Art. 168 – Buiten de wedstrijdbaan (817.f) Deelnemers mogen niet met één (1) skate de grond aanraken buiten de lijn die de wedstrijdbaan aangeeft komen. Deelnemers die deze regel vrijwillig overtreden worden gediskwalificeerd. De juryleden bepalen zelf wanneer er sprake is van deze overtreding bij een massale valpartij of bij een uitwijkpoging om een val te voorkomen. Art. 169 – Foutieve wissel 1.
Trekken en duwen is niet toegestaan en leid tot diskwalificatie van het team.
2.
De wissel moet plaatsvinden en geheel beëindigd worden in de aflossingszone (art. 129 – aflossing). Zo niet, dan wordt het team gediskwalificeerd.
Art. 170 – Sporttechnische overtredingen Overtreding van de regels zoals aangegeven in art. 171- Lijn tot art. 174 - Geen respect voor de jury wordt gezien als sporttechnische overtredingen. Deze overtredingen worden beoordeeld door de jury en via de hoofdscheidsrechter aan de deelnemer bekend gemaakt. De deelnemer die een sporttechnische overtreding begaat wordt gesanctioneerd door de hoofdscheidsrechter (art. 175 – sancties). Art. 171 – Lijn (817.c) De deelnemers moeten de eindstreep bereiken langs de kortste denkbeeldige lijn, zonder onnodige bewegingen die andere deelnemers hinderen of in gevaar brengen.
122
Art. 172 – Hinderen 1.
De deelnemer die op kop rijdt in de wedstrijd mag de achtervolgers niet belemmeren en moet in een rechte lijn verder gaan zonder bochten of zijwaartse afwijkingen.
2.
(817.h) In geen geval mag een deelnemer een mededeelnemer opzij duwen of hem afsnijden. Het is verder niet toegestaan om zich te laten trekken of duwen, anderen te hinderen of via lichamelijk contact te helpen of te laten helpen.
3.
(817.g) Een deelnemer mag zijn verworven plek in het peloton niet beschermen met zijn handen. Hij kan die plek enkel en alleen beschermen door dicht achter zijn voorstander te blijven. Omgekeerd geldt dat wanneer twee (2) deelnemers dicht op elkaar rijden, een andere deelnemer zich daar niet tussen mag dringen.
4.
(817.d) Deelnemers mogen, indien ze worden ingehaald, niet van hun lijn afwijken om dit te verhinderen of om andere deelnemers te helpen.
Art. 173 – Hulp bieden of krijgen 1.
(817.e) Het is niet toegestaan voor de deelnemers om hulp van derden te accepteren van welke aard dan ook.
2.
(817.j) Na een val, mag een deelnemer de wedstrijd vervolgen, maar alleen wanneer hij/zij zelf opgestaan is. Wanneer de deelnemer hierbij hulp krijgt van een ander, dan wordt hij/zij uitgesloten van die wedstrijd.
3.
De deelnemer mag advies of informatie ontvangen van trainers of coaches.
4.
(817.k) Verzorging door derden (voedsel en drinken) is alleen toegestaan als dit expliciet vooraf is aangegeven op de dan toegestane plaats(en). Vanaf de start mag je een plastic flesje drinken meenemen.
Art. 174 – Geen respect voor juryleden (817.m) Deelnemers dienen te allen tijde de instructies van jury, scheidsrechter of melding van de van de speaker op te volgen. Doet hij dit niet dan volgt er een sanctie. Art. 175 – Sancties (821.1.a) Onregelmatigheden voor, tijdens of na een wedstrijd wegens het niet naleven van de jury-instructies of de sportethiek, zijn als volgt: 1.
Waarschuwing (W) (W1, W2)
2.
Deklassering (DC) of Reduction in Rank (RR)
3.
Diskwalificatie (DQ of DSQ).
4.
Schorsing
123
Art. 176 – Waarschuwing (W) (849.a). 1.
(821.1.d) Lichte sporttechnische overtredingen worden bestraft met een waarschuwing, naast de overtredingen zoals beschreven in art. 165 tot art 174.
2.
(821.1.a) Elk jurylid kan een overtreding constateren en een waarschuwing geven, die hij direct rapporteert aan de hoofdscheidsrechter. Deze sancties worden door de hoofdscheidsrechter gelijk gecommuniceerd aan deelnemer en publiek via de speaker.
3.
(821.1.g) Waarschuwingen worden bij elkaar opgeteld: serie en finale.
Art. 177 – Deklassering (RR) (849.b) (821.1.g) Wanneer in een wedstrijd een skater een overtreding begaat tegen een of meerder tegenstanders, dan kan deze skater teruggeplaatst worden in de uitslag naar de laatste plaats van de groep waarin de deelnemer zich bevond voordat de overtreding plaatsvond. (821.1.h) Dit is mogelijk bij alle type wedstrijden en bij elke sprint gedurende de wedstrijd (puntenkoers, afvalkoers, tussensprint). Art. 178 – Diskwalificatie (DSQ) (821.1.i) Diskwalificatie is het uit de wedstrijd en uitslag verwijderen van de deelnemer en deze beslissing wordt genomen door de hoofdscheidsrechter en vindt plaats bij: 1.
Diskwalificatie bij een technische fout a)
twee (2) achtereenvolgende valse starts (200m/300m);
b)
twee (2) valse starts in een sprintwedstrijd (500m/ 1000m);
c)
een foutieve aflossing (duwen, trekken, aflossing buiten de aflossingszone, in de aflossingszone zijn zonder af te lossen), waardoor het
d) 2.
gehele team wordt gediskwalificeerd. (art. 129 – aflossing) Diskwalificatie bij een sporttechnische fout
a)
een sporttechnische fout die als opzettelijk of gevaarlijk wordt beoordeeld;
b)
drie (3) waarschuwingen in een wedstrijd (series, kwart-, halve en finale telt als één wedstrijd);
c)
accepteren van hulp van een derde;
d)
het losmaken of afdoen van de helm voor het einde van de wedstrijd (art. 97 - Helm);
e)
het vrijwillig verlaten van de wedstrijdbaan;
f)
het niet respecteren van de technische regels (wieldiameter, gebruik van communicatiemiddelen, etc.).
Art. 179 – Automatische Schorsing Wanneer een deelnemer wordt gediskwalificeerd voor een sporttechnische fout, dan wordt hij automatisch geschorst voor de volgende wedstrijden waarvoor hij op dat moment ingeschreven staat. Art. 180 – Sancties & uitslag Sancties worden bekrachtigd door de hoofdscheidsrechter en openbaar gemaakt. Sancties komen op de volgende wijze terug in de officiële wedstrijdresultaten: 1.
(W1) (W2)
één of twee waarschuwingen;
2.
(FS1)
eerste valse start;
3.
(DC) (RR)
deklassering;
124
4.
(DSQ-TF)
gediskwalificeerd voor technische overtreding – de gediskwalificeerde deelnemer wordt als laatste
geklasseerd in de uitslag van de betreffende serie of ronde; 5.
(DSQ-SF)
gediskwalificeerd voor sportieve overtreding – de gediskwalificeerde deelnemer wordt niet geklasseerd,
maar wordt onderaan in de officiële resultatenlijst opgenomen als gediskwalificeerd. In het algemeen klassement krijgt hij geen punten; 6.
(DNS)
niet gestart;
7.
(DNF)
niet gefinisht.
Art. 181 – Sancties en klassering 500m en 1000m sprintwedstrijd 1.
Slechts één (1) valse start is toegestaan in deze wedstrijden. Bij een tweede valse start wordt de deelnemer gediskwalificeerd voor een technische fout. Hij wordt wel geklasseerd.
2.
Een deelnemer kan ook een sporttechnische fout maken, de hoofdscheidsrechter heeft dan de volgende mogelijkheden:
a.
Wanneer de deelnemer die de sportieve overtreding maakt, kan worden geklasseerd door gebruik te maken van deklassering, dan wordt de beslissing deklassering genomen;
b.
Wanneer de deelnemer die de overtreding maakt, valt of niet geklasseerd kan worden door een deklassering, dan wordt de deelnemer die de overtreding heeft begaan gediskwalificeerd;
c.
Wanneer een deelnemer een vrijwillige of belangrijke sporttechnische overtreding maakt, dan wordt de deelnemer gediskwalificeerd ongeacht of hij zich heeft geplaatst voor een volgende ronde.
Algemene wedstrijdregels | Disciplinaire overtredingen Art. 182 – Disciplinaire overtredingen De overtredingen zoals beschreven in art. 183 – Fair play tot art. 186 – Misdragen, worden gezien als disciplinaire overtredingen. Art. 183 – Fair play (817.a) Alle deelnemers dienen zich bij de wedstrijden jegens iedereen sportief en fatsoenlijk te gedragen. Diegenen die zich negatief of onsportief gedragen kunnen door de scheidsrechter uitgesloten worden van deelname. Art. 184 – Agressie Het is de verantwoordelijkheid van de hoofdscheidsrechter om een sporttechnische fout om te zetten in een disciplinaire straf, waarbij hij rekening houdt met ‘opzettelijk/geforceerd’ of ‘onbewust’. Art. 185 – Teamovertreding (849.c) Wanneer een deelnemer een overtreding begaat met als doel zijn teamgenoot te laten winnen, dan wordt 1.
De deelnemer die de overtreding begaat gediskwalificeerd. 849.d) De hoofdscheidsrechter is verplicht om aan de sectie Inline-skaten (in casu de directeur Sport) deze ernstige overtreding te rapporteren, zodat de KNSB disciplinaire maatregelen kan treffen. De sectie Inline-skaten, in casu de directeur Sport kan ook zelfstandig diskwalificatie uitspreken, zelfs voor een onbepaalde periode.
2.
De deelnemer die profiteert van de overtreding wordt gedeklasseerd.
Art. 186 – Misdragen tegenover officials en juryleden (817.b)
Verbale agressie en obscene gebaren van deelnemers naar andere deelnemers, juryleden, officials en/of publiek leiden tot diskwalificatie door de hoofdscheidsrechter en melding aan het sectiebestuur Inline-skaten voor eventuele verdere maatregelen.
125
Elke official die tijdens een KNSB-wedstrijd aangevallen wordt zowel verbaal als fysiek, kan rechtstreeks naar het sectiebestuur Inline-skaten stappen. Art. 187 – Disciplinaire procedure 1.
(849.d) Onverschillig welk lid van de jury die voor, gedurende of na de wedstrijd is beledigd of bedreiging heeft ondervonden van een deelnemer of van een ander persoon (gerelateerd aan) moet dit feit onmiddellijk doorgeven aan de hoofdscheidsrechter, die de noodzakelijke maatregelen zal treffen en de sectie Inline-skaten en de directeur Sport hierover zal inlichten conform artikel 27 Verhouding tussen deelnemers en wedstrijdleiding van de Algemene Wedstrijdbepalingen. In het geval van een niet-gerelateerde persoon, kan de hoofdscheidsrechter zich richten tot het organisatiecomité (bestuurslid van de vereniging) en bij ernstige bedreigingen tot de politie.
2.
(849.e) Maatregelen tegen de ploegleiders en officieel afgevaardigden van de vereniging De ploegleiders en afgevaardigden van de vereniging, die officieel zijn aangewezen door de deelnemende teams en deelnemers, dienen zich sportief te gedragen en de ‘Gedragscode trainers en begeleiders’ na te leven en dienen alle relevante reglementen te respecteren. Al naar gelang de ernst van een overtreding, die een ploegleider of afgevaardigde van de vereniging gemaakt heeft, wordt hij gewaarschuwd, weggestuurd van het parcours of ontvangt een gele/rode kaart. De sectie Inline-skaten en de directeur Sport worden schriftelijk geïnformeerd over de overtreding en de opgelegde sanctie. Tegen de sancties die door de sectie Inline-skaten zijn opgelegd aan een officiële ploegleider is beroep mogelijk bij de tuchtcommissie.
Art. 188 – Procedure bij de Tuchtcommissie 1.
Opstellen proces-verbaal a)
Deelnemer, ploegleider of verzorger (hierna genoemd deelnemer) aan wie in een wedstrijd een gele kaart of rode kaart is gegeven, worden vermeld in het proces-verbaal van waarneming dat door de scheidsrechter wordt opgemaakt.
b)
Op dit proces-verbaal kan de deelnemer zijn opmerkingen plaatsen.
c)
Het proces-verbaal wordt hierna ondertekend door de deelnemer en de scheidsrechter.
d)
De deelnemer krijgt een kopie van het getekende proces-verbaal.
e)
Als de deelnemer niet bij de scheidsrechter verschijnt of het proces-verbaal niet wil tekenen, wordt de deelnemer geacht de overtreding te hebben gepleegd. In dat geval wordt een kopie van het proces-verbaal per aangetekende post naar de deelnemer verzonden.
2.
Deelnemer wordt door het sectiebestuur Inline-skaten aangeklaagd bij de Tuchtcommissie op grond van artikel 10 van het Reglement op de Bondsrechtspraak.
3.
De Tuchtcommissie zal een aanhangig gemaakte zaak op haar eerstvolgende zittingsdag behandelen en vervolgens zo spoedig mogelijk uitspraak doen.
4.
Zolang de Tuchtcommissie de zaak nog niet ter zitting heeft behandeld, kan het Sectiebestuur Inline-skaten aan de deelnemer een schikkingsvoorstel doen voor een op te leggen maatregel. Wanneer de deelnemer zich daarmee vervolgens, vóór de zitting van de Tuchtcommissie, akkoord verklaart, krijgt de voorgestelde maatregel rechtskracht en hoeft de zitting geen doorgang te vinden.
5.
Indien de deelnemer achteraf door de Tuchtcommissie in het gelijk wordt gesteld, maar de desbetreffende wedstrijd wel of niet heeft uitgereden, kan achteraf de uitslag niet meer worden aangepast, noch de deelnemer alsnog in de uitslag worden opgenomen. Evenmin ontvangt hij enige compensatie in punten voor klassementen.
6.
Opgelegde maatregelen, die aan het einde van het seizoen nog niet tot uitvoering zijn gebracht, worden opgeschort tot het volgende seizoen. Dit geldt ook voor deelnemers die promoveren of degraderen naar een andere divisie.
7.
Deelnemers aan wie binnen één (1) jaar in twee (2) afzonderlijke wedstrijden, ongeacht in welke wedstrijdcategorie, een gele kaart is gegeven, worden eveneens bij de Tuchtcommissie aangeklaagd.
126
8.
Tegen een gele kaart kan geen bezwaar worden aangetekend.
9.
Na één (1) jaar vervalt de eerst gegeven gele kaart.
Art. 189 – Disciplinaire maatregelen Wanneer er sprake is van agressie, oneerlijke competitie of misdraging dan kan de hoofdscheidsrechter de volgende disciplinaire straffen toepassen: 1.
Gele kaart
Schorsing
2.
Rode kaart
Uitsluiting
Art. 191 – Schorsing / Gele kaart 1.
Een gele kaart kan leiden tot een schorsing van minimaal één (1) wedstrijd tot maximaal zes (6) maanden.
2.
Een gele kaart wordt gegeven aan deelnemer, ploegleider of verzorger bij: -
incorrect gedrag in woord en/of gebaar tegen de jury of organisatie;
-
het niet opvolgen van een instructie van de jury;
-
het niet (tijdig) bij de huldiging verschijnen (geldt alleen voor deelnemer).
Art. 190 – Uitsluiting / rode kaart 1.
Een rode kaart leidt tot een directe diskwalificatie en afhankelijk van de ernst van de overtreding van uitsluiting voor de rest van het competitieseizoen tot uitsluiting voor altijd.
2.
Een rode kaart wordt gegeven aan deelnemer, ploegleider of verzorger bij: -
ernstig incorrect gedrag in woord en/of gebaar tegen de jury of organisatie;
-
het niet opvolgen van een instructie van de jury;
-
opzettelijk lichamelijk contact met andere deelnemers, zoals iemand ten val brengen, slaan, schoppen, et cetera;
-
deelnemers aan wie in dezelfde wedstrijd twee keer een gele kaart is gegeven, krijgen automatisch een rode kaart.
Art. 192 – Protest 1.
De hoofdscheidsrechter is het aanspreekpunt voor alle protesten inzake sancties tijdens wedstrijden (art. 182 – disciplinaire overtredingen).
2.
De sectie Inline-skaten is het aanspreekpunt voor alle protesten inzake zaken met betrekking tot het organiseren van Inlineskatewedstrijden.
Art. 193 – Protestprocedure 1.
Een eventueel protest tegen de uitslag (volgorde van aankomst) dient binnen 15 minuten na eerste mededeling bij de scheidsrechter schriftelijk te worden ingediend door de betreffende deelnemer of zijn/haar als zodanig door de KNSB erkende ploegleider/vertegenwoordiger van de vereniging.
2.
(819.5.b) De hoofdscheidsrechter beslist onder andere op basis van de aard van het protest en de betekenis daarvan of dit protest ter plaatse in behandeling wordt genomen.
3.
(819.5.c) Wanneer het protest betrekking heeft op de uitslag, dan kan er een verzoek worden ingediend om de fotofinish of de video te mogen bekijken door de indiener/ ploegleider. Zo’n verzoek wordt ook ingediend binnen 15 minuten. De hoogte van het bedrag voor het indienen van dit mondelinge protest wordt jaarlijks door de sectie vastgesteld en vervolgens vermeld op de officiële website en in de Inline-skate info van de KNSB.
Art. 194 – Protest inzake deelnemer(s)
127
1.
Protest over het deelnemen van een bepaalde deelnemer kan ingediend worden door:
a.
Een ploegleider/verenigingsvertegenwoordiger die van mening is dat één van zijn deelnemers ten onrechte niet mag deelnemen;
b.
Een ploegleider/verenigingsvertegenwoordiger die van mening is dat er vanuit een ander team/vereniging een deelnemer ten onrechte op de deelnemerslijst staat.
2.
Protesten worden door de ploegleider/verenigingsvertegenwoordiger schriftelijk ingeleverd bij de hoofdscheidsrechter vijftien (15) minuten voor de start van de wedstrijd. Hij zal een beslissing nemen.
3.
De beslissing van de scheidsrechter moet aan de betreffende teams en deelnemers bekend worden gemaakt.
Art. 195 – Protest bijdrage De hoogte van het bedrag voor het indienen van dit schriftelijke protest wordt jaarlijks door de sectie vastgesteld en vervolgens vermeld op de officiële website en in de Inline-skate info van de KNSB. Art. 196 – Beroep Zie art. 26 lid 1 – Beroep van de Algemene Bepaling Nationaal Wedstrijdreglement. Art. 197 – Beroepsprocedure (819.5.d) Hij dient dit protest te doen toekomen aan de ambtelijk secretaris met vermelding van de betreffende wedstrijd. Zie art. 26 lid 2 – Beroep van de Algemene Bepaling Nationaal Wedstrijdreglement en art. 10 en volgend – Procesgang – Reglement Rechtspraak. Art. 198 – Beroep bijdrage (819.5.d) De hoogte van het bedrag voor het indienen van dit schriftelijke protest wordt jaarlijks door de sectie Inline-skaten vastgesteld en vervolgens vermeld op de officiële website. Zie art. 26 – Beroep van de Algemene Bepaling Nationaal Wedstrijdreglement.
Art. 199 – Besluit in beroep 1.
(819.5.d) De Tuchtcommissie dient na overleg met de scheidsrechterscommissie, volgens het reglement op de bondsrechtspraak, binnen één (1) week na ontvangst van het protest de deelnemer over de afwijzing/toekenning van het protest te informeren.
2.
(819.5.e) Wordt de deelnemer in het gelijk gesteld, dan wordt de uitslag gecorrigeerd en vervalt de betaling van het bedrag genoemd in Art. 198. Zie art. 26 – Beroep van de Algemene Bepaling Nationaal Wedstrijdreglement en art. 13 – Procesgang – Reglement Rechtspraak.
Specifieke regels ESSC De wedstrijdregels die voor elke wedstrijd gelden en in het Europese reglement hier stonden zijn verplaatst naar Algemene wedstrijdregels | Afstanden en wedstrijdonderdelen, art. 120 – 132. Specifieke regels Marathon EC (RMEC) VERVALLEN
128
Specifieke regels KNSB Competitiewedstrijden | Wedstrijdcategorieën Art. 401 – Wedstrijdcategorieën Zie artikel 43.1 tot en met 43.3 – Wedstrijdcategorieën (pag. 21). Art. 402 – Promoveren 1.
De eerste tien (10) van het eindklassement marathon Heren Senioren B (HSB) promoveren naar de Heren Senioren A (HSA).
2.
De eerste drie (3) geklasseerde Heren Senioren C (HSC) per regionale competitie promoveren naar de Heren Senioren B (HSB) wedstrijdcategorie marathon.
Art. 403 – Degraderen Heren senioren A (HSA) en heren senioren B (HSB) die het gehele jaar geen wedstrijd hebben gereden worden één (1) wedstrijdcategorie gedegradeerd. Art. 404 – Dispensatie 1.
Dispensatie is een ontheffing om op een hoger of lager wedstrijdniveau uit te komen.
2.
Dispensatie moet ieder jaar opnieuw worden aangevraagd bij de sectie Inline-skaten en is ook geldig bij het NK.
3.
De verleende dispensatie is conform de Algemene Bepalingen Nationaal Wedstrijd-reglement en is van toepassing op alle wedstrijden onder auspiciën van de KNSB. Hiertoe behoren onder andere nationale selectiewedstrijden, de landelijke en regionale competities en NK’s.
4.
Voor internationale wedstrijden, gehouden binnen of buiten Nederland, is de dispensatie niet van toepassing. Voor internationale wedstrijden is het reglement van de CEC of CIC van toepassing en in dit reglement wordt alles aangaande de deelname aan internationale wedstrijden en de indeling in verschillende categorieën geregeld van de betreffende wedstrijd. Deelname is dan alleen mogelijk in de betreffende leeftijdscategorie.
Art. 405 – Dispensatie: termijn, kosten, aanvraagwijze 1.
Een verzoek tot dispensatie in verband met bijzondere omstandigheden dient voor 1 februari van het nieuwe Inlineskateseizoen ingediend te worden bij de sectie Inline-skaten.
2.
De behandelingskosten van het dispensatieverzoek staan vermeld op de officiële site.
3.
De deelnemer dient de dispensatieaanvraag in bij de sectie Inline-skaten. De aanvraag moet vergezeld gaan van: de persoonlijke gegevens van de deelnemer, een duidelijke motivering om welke reden dispensatie aangevraagd wordt, relevante wedstrijduitslagen en alle overige informatie die van belang kan zijn bij de beoordeling van de aanvraag. De aanvraag moet ondertekend worden door de deelnemer en een van zijn/haar ouders indien de deelnemer jonger is dan 18 jaar.
Art. 406 – Promotieverzoeken 1.
Heren Junioren A en jongens/meisjes junioren B kunnen een verzoek indienen om als heren senior B of dames senior A te mogen deelnemen.
2.
Masters 50+ of 60+ die in een lagere leeftijdscategorie willen blijven deelnemen, kunnen een verzoek indienen tot promotie naar Masters 40+ respectievelijk Masters 50+.
3.
Masters 40+ die willen blijven deelnemen bij de heren senioren C, B of A kunnen een verzoek indienen.
4.
Junioren, Kadetten en Pupillen kunnen een verzoek indienen om in een oudere leeftijdscategorie uit te komen conform Algemene Bepalingen, artikel 9. De sectie Inline-skaten zal dit verzoek zorgvuldig beoordelen.
129
Art. 407 – Degradatieverzoeken Heren senioren kunnen een verzoek indienen om in een lagere wedstrijdcategorie uit te komen. Specifieke regels KNSB Competitiewedstrijden | Landelijke baancompetitie senioren Art. 410 – Duur Duur competitiewedstrijd: één (1) dagdeel Aantal wedstrijden: varieert van vier (4) tot acht (8) wedstrijden per seizoen. Art. 411 – Deelname en Wedstrijdcategorieën 1.
Deze competitie staat open voor alle senioren en Junioren-A wedstrijdlicentiehouders, die in twee categorieën worden onderverdeeld: Heren en Dames.
2.
Junioren B jongens en meisjes kunnen per wedstrijd een verzoek tot dispensatie indienen om deel te nemen aan een competitiewedstrijd. De aanvraag wordt ingediend bij sectie Inline-skaten (
[email protected]).
3.
Ook staat deelname open voor niet-leden of deelnemers niet in het bezit van een wedstrijdlicentie (zie art. 12a Algemene Bepalingen van de Nationale Wedstrijdreglementen).
Art. 412 – Samenstelling competitiewedstrijd Per competitiewedstrijd wordt er zowel voor de dames als de heren een korte (300, 500 of 1000m) en een lange afstand (1000m, puntenkoers of afvalkoers) gepland. Art. 413 – Inschrijven Zie hiervoor de officiële site (wedstrijdkalender) en de deelnemersinformatie. Art. 414 – Deelnamevoorwaarden eindklassement Zie aanvullende bepalingen vastgesteld door sectiebestuur Inline-skaten.
Art. 415 – Eindklassement Er is een eindklassement over 300, 500 en 1000m en een eindklassement over 1000m, punten- en afvalkoers. Art. 416 – Prijzengeld 1.
Per wedstrijd worden vijf (5) dagprijzen ter beschikking gesteld per categorie.
2.
Elk eindklassement kent vijftien (15) eindprijzen.
3.
De hoogte van het prijzengeld wordt in de deelnemersinfo gecommuniceerd.
Art. 417 – Klassering Voor deelnemers die deelnemen aan landelijke competities is de puntenwaardering bij het bereiken van de finish in volgorde van klassering: Winnaar van de wedstrijd plaats
punten 1
30.1
2
27
130
3
25
4
23
5
21
6
19
7
17
8
15
9
13
10
11
11
10
12
9
13
8
14
7
15
6
16
5
17
4
18
3
19
2
20 e.v.
1
Art. 418 – Technische regels De technische regels zoals beschreven in deel 3, hoofdstuk 1 zijn van toepassing. Art. 419 – Diskwalificatie Een deelnemer die gediskwalificeerd wordt kan aan de volgende afstand deelnemen, wanneer de hoofdscheidsrechter dit toestaat. Art. 420 – Tijdrit Alle deelnemers rijden eenmaal de tijdrit. Er wordt geen finale verreden. Deze gerealiseerde tijd is de eindtijd en bepaalt de klassering. Specifieke regels KNSB Competitiewedstrijden | Landelijke baancompetitie jeugd Art. 430 – Duur Duur competitiewedstrijd: één (1) dag Aantal wedstrijden: varieert van vier (4) tot zes (6) wedstrijden per seizoen. Art. 431 – Deelname en Wedstrijdcategorieën 1.
Deze competitie staat open voor Pupillen 1, Kadetten en Junioren-B wedstrijd-licentiehouders.
2.
Ook staat deelname open voor niet-leden of deelnemers niet in het bezit van een wedstrijdlicentie zie art. 12a Algemene Bepalingen van de Nationale Wedstrijdreglementen).
Art. 432 – Samenstelling competitiewedstrijd 1.
Per competitiewedstrijd wordt er zowel voor de dames als de heren bij voorkeur drie (3) afstanden gepland.
2.
Bij een grote deelname, kan de hoofdscheidsrechter besluiten om het programma te wijzigingen naar twee (2) onderdelen, zodat de lengte van de wedstrijddag redelijk blijft.
131
Art. 433 – Deelnamevoorwaarden eindklassement Zie aanvullende bepalingen vastgesteld door sectie Inline-skaten. Art. 434 – Eindklassement Er is een dagklassement en een eindklassement per wedstrijdcategorie. Art. 435 – Klassering Nog te bepalen Art. 436 – Technische regels De technische regels zoals beschreven in deel 3, hoofdstuk 1 zijn van toepassing. Art. 437 – Diskwalificatie Een deelnemer die gediskwalificeerd wordt kan aan de volgende afstand deelnemen, wanneer de hoofdscheidsrechter dit toestaat. Art. 438 – Tijdrit Alle deelnemers rijden eenmaal de tijdrit. Er wordt geen finale verreden. Deze gerealiseerde tijd is de eindtijd en bepaalt de klassering. Specifieke regels KNSB Competitiewedstrijden | Landelijke Marathoncompetitie senioren Art. 440 – Duur Duur competitiewedstrijd: één (1) dagdeel Aantal wedstrijden: varieert van acht (8) tot veertien (14) wedstrijden per seizoen. Art. 441 – Deelname en Wedstrijdcategorieën 1.
Deze competitie staat open voor alle masters, senioren, Junioren-A en Junioren-B wedstrijdlicentiehouders.
2.
Ook staat deelname open voor niet-leden of deelnemers niet in het bezit van een wedstrijdlicentie zie art. 12a Algemene Bepalingen van de Nationale Wedstrijdreglementen).
Art. 442 – Samenstelling competitiewedstrijd Het programma bestaat minimaal uit de onderdelen: dames, heren en beloften. 1.
Heren senioren A-deelnemers rijden een wedstrijd over 40 km onder de naam ‘Heren’.
2.
De wedstrijdcategorieën Heren senioren B, heren senioren C, heren Junioren A en heren Junior B rijden gezamenlijk onder de naam ‘Heren Senioren B’ een wedstrijd over 30 km.
3.
De wedstrijdcategorieën dames, dames Junioren A en dames Junioren B rijden gezamenlijk onder de naam ‘Dames’ een wedstrijd over 25 km.
4.
Alle wedstrijdcategorieën Masters (40+, 50+, 60+) rijden gezamenlijk onder de naam ‘Masters een wedstrijd over 25 km.
Art. 443 – Start 1.
(818.f) Met de start van meerdere wedstrijdcategorieën in de wedstrijd kan een onderling tijdsverschil worden aangehouden bij de start.
2.
Worden eerder gestarte deelnemers ingehaald dan mogen de ingehaalde deelnemers niet aansluiten maar dienen tenminste vijftig (50) meter afstand te houden en de juryaanwijzingen op te volgen.
132
3.
Bij een gezamenlijke start van alle categorieën geldt deze regel niet.
Art. 444 – Finish - afsprintprocedure 1.
(819.2.a) De jury laat de deelnemers op achterstand de wedstrijd uitrijden of kan vanuit veiligheidsoverwegingen het deelnemersveld opschonen door de achterblijvers eerder te laten finishen en te klasseren.
2.
(819.2.b) Voor elke wedstrijdcategorie geldt voor elke wedstrijd dat deelnemers met meer dan een ronde achterstand op het peloton, onmiddellijk de wedstrijd dienen te verlaten, tenzij de jury anders beslist.
3.
(819.2.c) Deelnemers die (bijna) een ronde ingehaald worden en een gevaar kunnen vormen voor de andere deelnemers, dan wel het sportieve verloop van de wedstrijd kunnen beïnvloeden, moeten op aangeven van de jury voldoende ruimte geven aan de overige deelnemers en/of de wedstrijd beëindigen bij de eerstvolgende doorkomst van start/finish.
4.
(819.2.d) In de finale van de criteriumwedstrijden rijden de koploper(s) de finale en worden de overige deelnemers uit de wedstrijd genomen, dit om een goed overzicht te houden en wedstrijdbeïnvloeding van andere deelnemers te voorkomen.
Art. 445 – Deelnamevoorwaarden eindklassement Zie aanvullende bepalingen zoals vastgesteld door sectie Inline-skaten. Art. 446 – Eindklassement Er is een eindklassement voor de Dames, Heren en Beloften. Art. 447 – Leiderstrui 1.
De leider in het algemeen klassement Heren rijdt in de leiderstrui.
2.
De leidster in het algemeen klassement Dames rijdt in de leiderstrui.
Art. 448 – Sprintklassement 1.
Tijdens een marathonwedstrijd kan er een puntenklassement worden toegepast met de volgende regels:
2.
Tijdens de Heren (40km) wordt er minimaal drie (3)x en bij de Dames (25km) minimaal twee (2) x gesprint voor het sprintklassement.
3.
Bij elke sprint zijn er 5 punten voor de winnaar van de tussensprint en 4 , 3 , 2 en 1 punt voor de volgende deelnemers.
plaats
4.
Puntensprint punten
1 5 2 4 3 3 4 2 5 1 De punten worden per deelnemer opgeteld. De deelnemer met de meeste punten wint het sprintklassement. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de laatste klassering beslissend.
5.
De behaalde punten in het sprintklassement worden met de punten van de daguitslag per wedstrijd samengevoegd. Het totale puntenaantal wordt opgenomen in het algemeen klassement van de competitie.
Art. 449 – Prijzengeld 1.
(815.6.e) Deelnemers die op een wedstrijddaglicentie deelnemen aan een landelijke wedstrijd worden in de uitslag opgenomen en komen in aanmerking voor de dagprijzen, zij komen niet in aanmerking voor klassementspunten.
2.
De hoogte van het prijzengeld wordt jaarlijks gecommuniceerd via de deelnemers-informatie.
133
Art. 450 – Premies en premiesprints 1.
(820.1.c) Het staat het organisatiecomité van een wedstrijd vrij om premies aan de deelnemers toe te kennen.
2.
(820.1.a) Een premiesprint wordt door het luiden van de bel en door de speaker via de geluidsinstallatie aangekondigd. Een premiesprint wordt verreden over één (1) ronde. De speaker vermeldt het aantal te klasseren deelnemers.
3.
(820.1.b) Premiesprints mogen aan groepen worden toegekend, mits daardoor het wedstrijdverloop niet nadelig wordt beïnvloed. Deelnemers met één of meer volle ronden voorsprong, dingen mee op basis van gelijkheid met het peloton.
Art. 451 – Klassering Voor deelnemers die deelnemen aan landelijke competities is de puntenwaardering bij het bereiken van de finish in volgorde van klassering: Winnaar van de wedstrijd plaats
punten 1
30.1
2
27
3
25
4
23
5
21
6
19
7
17
8
15
9
13
10
11
11
10
12
9
13
8
14
7
15
6
16
5
17
4
18
3
19
2
20 e.v.
1
Art. 452 – Technische regels De technische regels zoals beschreven in deel 3, hoofdstuk 1 zijn van toepassing. Art. 453 – Teams Tijdens een marathonwedstrijd, inclusief een NK of ONK, kan het teamprincipe worden toegepast met de volgende regels: 1.
(815.6) Ploegen mogen per wedstrijdcategorie bestaan uit maximaal vijf (5) deelnemers, die als zodanig uniek herkenbaar moeten zijn en waarvan een door de KNSB erkend ploegleider de belangen mag behartigen.
2.
(820.2.e) Bij het ploegenklassement worden van ieder A-team per wedstrijd de punten van de drie (3) hoogst geklasseerde ploegleden bij elkaar opgeteld. Dit totaal wordt toegevoegd aan het ploegenklassement, waar dat van toepassing is.
Art. 454 – Leidersprijs
134
Tijdens een marathonwedstrijd kan er een leidersprijs worden toegepast met de volgende regels: (820.2.d) Bij de leidersprijs wordt er elke ronde aan die deelnemer die als eerste over de streep komt één (1) punt toegekend. De punten worden per deelnemer opgeteld. De deelnemer met de meeste punten aan het eind van de wedstrijd wint de leidersprijs. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de laatste klassering beslissend. Art. 455 – Drierondenklassement Tijdens een marathonwedstrijd kan er een drierondenklassement worden toegepast met de volgende regels: (820.c) Bij een 3-ronden klassement is er bij elke sprint drie (3) punten voor de winnaar van elke sprint, twee (2) punten voor degene die als tweede over de streep komt en één (1) punt voor de derde. De punten worden per deelnemer opgeteld. De deelnemer met de meeste punten wint het 3-ronden klassement. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de laatste klassering beslissend. Deze punten tellen mee in het competitieklassement. Specifieke regels KNSB Competitiewedstrijden | Regionale competitie senioren en jeugd Art. 460 – Duur Duur competitiewedstrijd: één (1) dag Aantal wedstrijden: varieert van vier (4) tot tien (10) wedstrijden per seizoen. Art. 461 – Deelname en Wedstrijdcategorieën 1.
Regionale jeugdcompetitie: Pupillen 4, Pupillen 3, Pupillen 2, Pupillen 1, Kadetten en Junioren-B wedstrijd-licentiehouders.
2.
Regionale seniorencompetitie: Junioren A, dames, Heren Senioren C, masters.
3.
Ook staat deelname open voor niet-leden of deelnemers niet in het bezit van een wedstrijdlicentie (zie art. 12a Algemene Bepalingen van de Nationale Wedstrijdreglementen).
4.
(822.2.f) Wedstrijdlicentiehouders mogen op de dag(en) waarop voor hun wedstrijdcategorie een NK wordt verreden slechts met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het sectiebestuur Inline-skaten aan een wedstrijd buiten Nederland deelnemen.
5.
(822.2.g) De voor een NK geselecteerde deelnemers mogen op de dag(en) waarop dat kampioenschap wordt verreden niet aan een andere wedstrijd deelnemen. Sanctie op het niet naleven van deze regel is een schorsing voor de twee (2) eerstvolgende landelijke wedstrijden waarvoor de deelnemer zich inschrijft.
Art. 462 – Samenstelling competitiewedstrijd 1.
Een regionale jeugdcompetitiewedstrijd baan omvat vaak drie (3) afstanden per wedstrijdcategorie.
2.
Een regionale seniorencompetitiewedstrijd marathon omvat één (1) afstand per wedstrijdcategorie.
3.
Het staat regionale of gewestelijke competities/wedstrijden vrij om andersoortige wedstrijden te organiseren. Denk hierbij bijvoorbeeld aan slalom en teamsprint.
4.
In de specifieke bepaling over soorten wedstrijden wordt er niet gesproken over afstanden. Het staat regionale of gewestelijke competities/wedstrijden dan ook vrij om de afstand zelf vast te stellen
Art. 463 – Deelnamevoorwaarden eindklassement De uitslagen van alle gereden wedstrijden zijn bepalend voor het eindklassement. Art. 464 – Eindklassement Er is een eindklassement per wedstrijdcategorie.
135
Art. 465 – Prijzengeld 1.
Per wedstrijd kunnen er dagprijzen ter beschikking gesteld worden per wedstrijdcategorie.
2.
Het eindklassement kent mogelijk eindprijzen.
3.
De GTC bepaalt op welke wijze de prijzen worden uitgekeerd.
Art. 466 – Klassering 1.
Voor deelnemers die deelnemen aan landelijke competities is de puntenwaardering bij het bereiken van de finish in volgorde van klassering: Winnaar van de wedstrijd plaats
2.
punten 1
30.1
2
27
3
25
4
23
5
21
6
19
7
17
8
15
9
13
10
11
11
10
12
9
13
8
14
7
15
6
16
5
17
4
18
3
19
2
20 e.v.
1
Regionale of gewestelijke competities/wedstrijden hebben de vrijheid om bij weinig competitiedeelnemers een andere
puntentelling te hanteren. Dit om competitiedeelname te stimuleren en voor de deelnemers interessant genoeg te houden. De gewijzigde puntentelling wordt minimaal twee (2) maanden voor aanvang van het seizoen opgegeven aan het sectiebestuur Inlineskaten. 3.
(815.5.f) Deelnemers die op een wedstrijddaglicentie deelnemen aan een regionale wedstrijd worden opgenomen in de
uitslag, komen in aanmerking voor de dagprijzen en krijgen punten voor het regionale klassement. Dit als stimulans om na kennismaking met de wedstrijdsport volwaardig aan de competitie deel te nemen. Art. 467 – Technische regels De technische regels zoals beschreven in deel 3, hoofdstuk 1 zijn van toepassing. Art. 468 – Kampioenschappen Gewestelijke kampioenschappen Gewestelijke of regionale kampioenschappen zijn niet opgenomen in de Specifieke Bepalingen Inline-skaten.
136
Aanmelding: Ook voor gewestelijke en regionale kampioenschappen geldt artikel 814.1.c. – melding bij regionale/gewestelijke commissie en binnen de kaders die het sectiebestuur aangeeft voor regionale wedstrijddata. Deelnemers: Gezien de omvang van de sport, de spreiding van de licentiehouders over verenigingen en de beleving dat je altijd mag deelnemen – mits de wedstrijd is opengesteld voor de betreffende wedstrijdcategorie – is het advies om alle regionale en gewestelijke kampioenschappen te organiseren als open kampioenschappen.
Specifieke bepalingen | Kortebaan – Superprint INHOUD Artikel
201
Algemeen
Artikel
202
De baan
Artikel
203
Wedstrijdbepalingen Open NK
Artikel
204
Functionarissen
Artikel
205
Gewestelijke kampioenschappen
Artikel
206
Supersprintwedstrijden/Pure sprint
Artikel
207
Nederlandse records
Artikel 201 Korte baan 1.
De in artikel 10 bedoelde wedstrijden kunnen worden verreden volgens de navolgende systemen: a.
wedstrijden volgens het afvalsysteem
b.
wedstrijden op tijd (tijdwedstrijden)
137
c. a.
wedstrijden volgens een systeem samengesteld uit het onder a en b bedoelde.
Wedstrijden volgens het afvalsysteem In twee ritten wordt bepaald wie van de twee deelnemers de snelste is. De winnaar gaat over naar de volgende ronde. De tweede rit kan in tegengestelde richting van de eerste rit worden gereden. Bij kampritten moet worden overgereden en behouden beide deelnemers hun eigen baan. Hebben beide deelnemers een rit gewonnen, dan wordt om de baan geloot en vindt een derde, beslissende rit plaats in dezelfde richting als de tweede rit. Wanneer men in een ronde 1x gediskwalificeerd wordt en de 2e en 3e rit wint, dan ga je door naar de volgende ronde. In het laatste geval is diegene winnaar, die twee van de drie ritten heeft gewonnen. De rijders die volgen op de eerste en de tweede prijswinnaar rijden om de volgende prijzen. Is bij de samenstelling der paren een rijder over doordat het aantal rijders oneven is dan krijgt deze deelnemer in de volgende ronde het laagste startnummer.
b.
Bij de wedstrijden op tijd is de totaaltijd, gemaakt over twee ritten beslissend of men overgaat naar de volgende ronde. De scheidsrechter bepaalt hoeveel deelnemers overgaan naar de volgende ronde, kwartfinale en/of halve finale. De samenstelling der paren geschiedt aan de hand van de gemaakte tijden in de voorgaande ronde. Bij gelijke tijden in de achtste, kwart of halve finale gaat diegene over naar de volgende ronde, die na het rijden van 1 extra rit als winnaar wordt aangewezen. Om de baan zal worden geloot. De tijden moeten worden opgenomen met digitale stopwatches en in honderdsten van een seconde worden genoteerd. De vier snelste rijders van de halve finale komen in de finale en rijden een halve competitie, om de baan zal worden geloot. Winnaar is die deelnemer die in de finale over de drie ritten de snelste totaaltijd heeft gemaakt. Wanneer evenwel in de finale één der deelnemers alle drie zijn ritten heeft gewonnen dan is hij winnaar. Vervolgens die deelnemer die de volgende snelste totaaltijd heeft enz. Bij gelijke totaaltijden in de finale is de uitslag van de onderlinge rit in de finale bepalend voor de klassering. Indien één der finalisten in een finalerit wordt gediskwalificeerd, dan wordt hij in de uitslag als 4e vermeld en krijgt de daarbij behorende prijs. Kampioenswedstrijden moeten worden verreden volgens dit systeem.
c.
Wedstrijden volgens een systeem samengesteld uit a. en b. In de eerste omloop wordt gereden op tijd. Dan bepaalt de scheidsrechter hoeveel deelnemers in de volgende omloop zullen uitkomen. Vervolgens wordt gereden volgens het bepaalde onder a.
Artikel 202 De baan 1.
De breedte van de beide evenwijdige wedstrijdbanen is minimaal 4 meter. De lengte van de wedstrijdbaan bedraagt: voor heren 160 meter en voor dames 140 meter. Aan beide uiteinden van de wedstrijdbaan behoort een uitloop van tenminste 40 meter te zijn. De afscheiding tussen de wedstrijdbanen behoort te worden gevormd door een sneeuwrand of verplaatsbare blokjes, die op onderlinge afstand van 10 meter zijn geplaatst. De lijnen van start en finish moeten door middel van strepen (door kleurstof zichtbaar gemaakte krassen of lijnen) worden aangegeven. Deze strepen behoren loodrecht op de baan te staan. De laatste 5 meter van de wedstrijdbaan dient duidelijk onderverdeeld te worden in halve meters.
2.
Op kunstijs wordt, in tegenstelling tot op natuurijs, door zowel de vrouwen als de mannen gereden over 100 meter in plaats van 140 respectievelijk 160 meter, in verband met de beperkte mogelijkheid van kunstijs voor korte baan.
Artikel 203
138
Wedstrijdbepalingen 1.
Voor zover van toepassing gelden bij kortebaanwedstrijden de wedstrijdbepalingen, vermeld in het ISU-reglement.
2.
De rijder, die bij de loting het laagste startnummer trekt, rijdt in de linker baan.
3.
De deelnemer moet alle ritten uitrijden om verder aan de wedstrijd te mogen deelnemen. (zie ook artikel 201.1.a.a)
4.
Kortebaanwedstrijden worden gehouden in de categorieën: a.
junioren A en ouder;
b.
junioren B;
c.
junioren C;
Deze indeling geldt zowel voor dames als heren. Nationale en gewestelijke kampioenschappen moeten verreden worden volgens deze indeling. 5.
Open wedstrijden c.q. Kampioenschappen. Wedstrijden en kampioenschappen kunnen ook worden gehouden met deelname van de in Specifieke bepalingen hardrijden Lange baan art. 101.4.b vermelde categorie en onder de gestelde voorwaarden.
Artikel 204 Functionarissen 1.
2.
Voor een goed verloop van de wedstrijd zijn de volgende functionarissen nodig: a.
de starter
b.
de commissaris van vertrek
c.
tijdwaarnemers
d.
de chef tijdwaarnemers
e.
de commissaris van aankomst
f.
de schatters (twee)
g.
de secretaris
h.
de scheidsrechter
De commissaris van aankomst beslist welke deelnemer de rit heeft gewonnen en wie als tweede is geëindigd. Zijn beslissing is bindend. Doch wanneer de tijdopneming elektronisch geschiedt, zoals omschreven in artikel 251 van het internationale reglement, wordt aan de hand van de op een honderdste van een seconde genoteerde tijd uitgemaakt welke rijder het eerst over de lijn is gegaan of dat zij gelijk zijn aangekomen.
3.
De schatters bepalen in gezamenlijk overleg hoe groot de achterstand is van de tweede aankomende deelnemer. Zij kunnen daarbij gebruik maken van de op de laatste 5 meter van de wedstrijdbaan aangegeven schaalverdeling. Zij geven hun bevindingen door aan de chef van de handtijdwaarnemers waarbij wordt gerekend, dat 1 meter achterstand gelijk staat met 0,1 seconde.
4.
Voor de startprocedure en de tijdsbepaling bij de finishlijn gelden de bepalingen van het Internationaal Reglement Hardrijden Langebaan, artikel 227 lid 3 en de artikelen 255 en 260. Bij kortebaan wedstrijden worden de startcommando’s in het Nederlands gegeven en wel: “naar de start”en “klaar”.
Artikel 205 De gewestelijke kampioenschappen dienen bij voorkeur voor de nationale kampioenschappen te worden gehouden. De selectienormen worden voor aanvang van het seizoen door het Sectiebestuur kenbaar gemaakt op de KNSB site. Artikel 206 Supersprint/Pure sprint
139
1. a)
Sprintwedstrijden c.q. Kampioenschappen worden verreden op een 400 meter standaardbaan en wel voor de categorie junioren C en de categorie junioren B over 2 x 100 en 2 x 300 meter en voor de categorie junioren A en de categorie Neo sen./sen./Masters over 1 x 100 meter, 1 maal 300 meter en 1 maal 500 meter. Dit in tegenstelling tot Artikel 203. Voor de 100 meter wordt gestart op de 500 meter startplaats en voor de 300 meter op de 1500 meter startplaats. De tijden van alle afstanden worden in punten teruggerekend naar de 100 meter in 3 decimalen met weglating van de vierde decimaal en daarna bij elkaar opgeteld voor het eindklassement.
b)
De samenstelling van de paren voor de eerste afstand van 100 meter wordt voor de Junioren C en B door loting bepaald.
c)
De samenstelling van de paren en de startvolgorde voor de tweede afstand van 100 meter voor de junioren C en B is dezelfde als bij de eerste 100 meter, maar de rijders/rijdsters rijden nu in de andere baan. Voor de eerste 300 meter (3e afstand) worden de paren bij junioren C en B samengesteld op basis van de totaaltijd van de eerste en tweede 100 meter. Bij een gelijke totaaltijd is de snelste 100 meter bepalend voor de startvolgorde voor de 300 meter. Indien dit geen uitsluitsel geeft wordt er voor de betreffende rijders geloot. De rangorde in punten bepaalt de samenstelling van de ritten en de startvolgorde. De startvolgorde is tegenovergesteld aan de rangorde in punten van de rijders. De als nr. 1 en 2 geklasseerde rijders zullen in het laatste paar rijden in respectievelijk de binnen- en buitenbaan en de als nr. 3 en 4 geklasseerde rijders in het voorlaatste paar enz. Voor de tweede afstand van 300 meter geldt hetzelfde als bij de tweede 100 meter vermeld.
d)
Voor de junioren A en ouder wordt de samenstelling van de paren en de startvolgorde voor de 100 en 300 meter door loting bepaald. Voor de 500 meter wordt de samenstelling van de paren bepaald door het klassement na 2 afstanden en de startvolgorde als onder c. vermeld. Bij een gelijk puntentotaal is de snelste tijd op de 300 meter bepalend voor de rangorde in punten. Indien dit geen uitsluitsel geeft wordt er voor de betreffende rijders geloot.
e)
Winnaar is degene die over de in lid a. voorgeschreven afstanden het laagste puntentotaal behaald heeft. Als meerdere rijders hetzelfde puntentotaal hebben behaald dan is van hen de rijder met de beste positie op de gereden afstand van 100 meter winnaar. Indien dit geen uitsluitsel geeft worden de betreffende rijders gelijk geklasseerd.
2.
In tegenstelling tot het gestelde in artikel 246 van het Internationaal Reglement is dit bij Kortebaan/Supersprint niet van toepassing.
3.
Een eventuele diskwalificatie of een niet uitgereden afstand, heeft bij de supersprint tot gevolg dat betrokkene in de rangorde van het klassement onderaan komt aan de hand van behaalde tijden/punten op geldig uitgereden voorgaande afstanden c.q. ritten. Voor hem/ haar wordt dan de rangnummering niet vermeld, maar levert wel een volgorde van resultaat op. Bij de samenstelling van de paren en ritten voor een eventuele volgende afstand zullen zij dientengevolge als eersten starten.
4.
Deelnemers aan wedstrijden om een Nationaal kampioenschap worden door het sectiebestuur aangewezen volgens door hem daartoe vastgestelde regels.
5.
Naast de in lid 1. genoemde wedstrijden c.q. kampioenschappen wordt bij het Nederlands kampioenschap niet alleen om het totaalklassement gereden maar worden gelijktijdig de Nederlandse kampioenschappen over de afzonderlijke afstanden 100, respectievelijk 300 m. gehouden. Dan worden Kampioenschapsmedailles uitgereikt i.p.v. Afstandsmedailles. Alleen bij de 500 m. zijn er afstandsmedailles. Bij de junioren C en B is de snelste 100 m. c.q. 300 m. bepalend. Indien er fotofinish wordt gebruikt dan tellen bij een gelijke tijd eventueel de duizendsten. Indien dan nog een tijd gelijk is, dan wordt voor de betreffende jun. C en B de behaalde plaats op de andere 100 m. c.q. 300 m. meegeteld. Bij de junioren A en ouder worden de afstanden 100 m. en 300 m. 1 x gereden. Indien er fotofinish wordt gebruikt dan tellen bij een gelijke tijd eventueel de duizendsten. Bij een gelijke tijd worden de winnaars gerangschikt bij de winnaars en de tweeden bij de tweeden.”
140
Artikel 207 Nederlandse records a)
De recordcommissie registreert de Nederlandse records in de categorieën. Dames en heren, en dames en heren junioren over de afstanden 100 en 300 meter en het totaalklassement over 100, 300 en 500 meter in dezelfde wedstrijd. Een eventueel Nederlands record over de afstand 500 m is opgenomen in art. 105 van de langebaan. Voor junioren wordt als Nederlands record tevens het totaalklassement over 2 x 100 en 2 x 300 meter in dezelfde wedstrijd geregistreerd.
b)
Als Nederlandse records worden uitsluitend tijden erkend die in nationale of internationale wedstrijden zijn gereden waarbij de 100 en/of 300 en/of 500 meter op het programma stond.
c)
Het gestelde in art 105, lid 2, 3, 4 en 5 van de specifieke bepalingen hardrijden langebaan zijn ook van toepassing op de kortebaan/supersprint afstanden.
Specifieke bepalingen | Kunstrijden INHOUD Algemene Bepalingen Artikel 500
Disciplines binnen het kunstrijden
Artikel 501
Solorijden
Artikel 502
Paarrijden
Artikel 503
IJsdansen
Artikel 504
Synchroonschaatsen
Artikel 505
Showrijden
Artikel 506
Tijdsduur programma's
Artikel 507
Indeling in categorieën
Artikel 508
Kort programma voor solorijden
Artikel 508 A
Kort programma bij Paarrijden
Artikel 508 B
Korte dans bij IJsdansen
Artikel 508 C
Kort programma bij Synchroonschaatsen
Artikel 509
Vrij programma bij Solorijden
141
Artikel 509 A
Aanvullende regels voor het vrije programma bij IJsdansen
Artikel 509 B
Aanvullende regels voor het vrije programma bij Sychroonschaatsen
Artikel 509 C
Aanvullende regels voor het vrije programma bij Showrijden
Artikel 510
Aanvragen en toewijzen van wedstrijden, aankondiging van wedstrijden
Artikel 510 A
Samenstelling van wedstrijden Solo- en Paarrijden en Synchroonschaatsen
Artikel 510 B
Samenstelling van wedstrijden IJsdansen
Artikel 510 C
Open Nederlandse Kampioenschappen
Artikel 510 D
KNSB-CUP
Artikel 510 E
Planned program
Artikel 510 F
Oproep voor de start
Artikel 510 G
Lotingen Solorijden en Synchroonschaatsen
Artikel 510 H
Lotingen IJsdansen
Artikel 511
Officials
Artikel 512
Scheidsrechters
Artikel 513
Juryleden
Artikel 514
Technisch Contoller/ Technisch Specialist/ Video-Data operator
Artikel 515
Wedstrijden en Demonstraties
Artikel 516
Nationale testen bij het kunstrijden (solorijden en ijsdansen)
Algemene Bepalingen Par. 1
De navolgende bepalingen gelden als aanvulling op de Algemene Bepalingen voor wedstrijden in het hardrijden, kunstrijden
en schoonrijden van de KNSB, en hebben betrekking op nationale wedstrijden, gewestelijke wedstrijden, regionale wedstrijden, Interclubwedstrijden, testen, showrijden, alsmede demonstraties. Par. 2
De navolgende bepalingen gelden tevens als aanvulling op de meest recente versie van de General Regulations en Special
Regulations & Technical Rules Single & Pair Skating and Ice Dance and Special Regulations & Technical Rules Synchronized Skating van de ISU. Par. 3
In gevallen waar deze specifieke bepalingen niet in voorzien, gelden de regle¬menten van de Internationale Skating Union
(ISU). Par. 4
Daar waar in de Special Regulations & Technical Rules Single & Pair Skating and Ice Dance en de Special Regluations &
Technical Rules Synchronized Skating wordt gesproken over ISU, moet KNSB worden gelezen. Artikel 500 – Disciplines binnen het kunstrijden Par. 1
Nationale kunstrij-disciplines zijn: a.
Solorijden
b.
Paarrijden
c.
IJsdansen
d.
Synchroonschaatsen
e.
Showrijden
142
Artikel 501 – Solorijden Par. 1
Par. 2
Solorijden is onderverdeeld in: a.
Kort programma
b.
Vrij programma
Het korte programma en het vrije programma moeten worden verreden bij kampioenschappen voor Senioren, Junioren en Advanced Novice. Bij de overige categorieën wordt alleen het vrije programma verreden.
Artikel 502 – Paarrijden Par. 1
Par. 2
Paarrijden is onderverdeeld in: a.
Kort programma (met verplichte elementen)
b.
Vrij programma (niet voorgeschreven bewegingen)
Het korte programma en het vrije programma moeten worden verreden bij kampi¬oenschappen voor Senioren Junioren en Advanced Novice. Bij de overige categorieën wordt alleen het vrije programma verreden.
Artikel 503 – IJsdansen Par. 1
Par. 2
IJsdansen is onderverdeeld in: a.
Patroondansen
b.
Korte dans
c.
Vrije dans
De korte en de vrije dans moeten worden verreden bij kampioenschappen voor Senioren en Junioren. Bij de overige categorieën worden de patroondansen, korte en vrije dans verreden.
Artikel 504 – Synchroonschaatsen Par. 1
Par. 2
Synchroon schaatsen is onderverdeeld in: a.
Kort programma (met verplichte elementen)
b.
Vrij programma (niet voorgeschreven bewegingen)
Bij kampioenschappen voor Senioren en Junioren moeten het korte en het vrije programma worden verreden. Bij de wedstrijden van de overige categorieën wordt alleen het vrije programma verreden.
Artikel 505 – Showrijden Par. 1
Showrijden bestaat uit één programma met voorgeschreven elementen. Zie voor inhoud bijlage 9.
Par. 2
Dit programma moet worden verreden bij Regionale wedstrijden en het Nederlands Kampioenschap voor Showrijden.
Artikel 506 – Tijdsduur programma’s en vermenigvuldigingsfactoren voor Components. Voor Senioren, Junioren, Advanced Novice, Basic Novice A en B gelden de meest recente ISU-regels. Kort programma Solorijden: Senioren Junioren Advanced Novice Vrij programma Solorijden: Senioren Junioren, B
Dames Heren Dames Heren
Max. 2:50 minuten Max. 2:50 minuten Max. 2:50 minuten
0.8 1.0 0.8
Max. 2:50 minuten
1.0
Dames Heren
Max. 2:30 minuten
0.8
Max. 2:30 minuten
0.9
Dames Heren Dames
4:00 minuten + of – 10 seconden 4:30 minuten + of – 10 seconden 3:30 minuten + of – 10 seconden
1.6 2.0 1.6
143
4:00 minuten + of -– 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:30 minuten + of – 10 seconden 2:30 minuten + of – 10 seconden 2:30 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 2:30 minuten + of – 10 seconden 2:30 minuten + of – 10 seconden
2.0 1.6 1.8 2.5 2.5 1.7 2.0 2.5 2.5
Mini’s
Heren Dames Heren Dames Heren Dames Heren Dames Heren Dames
2:30 minuten + of –10 seconden
2.5
2:30 minuten + of – 10 seconden
2.5
Midi’s
Heren Dames
2:00 minuten + of – 10 seconden
Maxi’s
Heren Dames
2:00 minuten + of – 10 seconden
Aspiranten A, B, C
Heren Dames
2:00 minuten + of – 10 seconden
Pupillen A, B, C
Heren Dames Heren Dames Heren
2:00 minuten + of – 10 seconden 2:00 minuten + of – 10 seconden 2:00 minuten + of – 10 seconden
Advanced Novice, B, C Basic Novice A Basic Novice B, C Pre Basic Novice A, B, C
Starters A, B, C Kort programma Paarrijden: Senioren Junioren Advanced Novice Vrij programma Paarrijden: Senioren Junioren Advanced Novice Korte dans IJsdansen: Senioren Junioren, B Vrije dans IJsdansen: Senioren Junioren Advanced Novice Basic Novice, B, C Kort programma Synchroonschaatsen: Senioren (niet voor senioren B) Junioren (niet voor Junioren B) Vrij programma Synchroonschaatsen: Senioren, B Junioren, B Advanced Novice Adult Mixed Age Basic Novice Juvenile Pre Juvenile Open Mixed Age (vanaf 2016-2017) Vrij programma Showrijden: Senioren/ Adult Solo 5, 4, 3, 2, 1 Kleine groep, Grote groep Duo’s, kwartetten
2:00 minuten + of – 10 seconden 2:00 minuten + of – 10 seconden 2:00 minuten + of – 10 seconden 2:00 minuten + of – 10 seconden
Max. 2:50 minuten Max. 2:50 minuten Max. 2:50 minuten
0.8 0.8 0.8
4:30 minuten + of – 10 seconden 4:00 minuten + of – 10 seconden 3:30 minuten + of – 10 seconden
1.6 1.6 1.6
Max. 2:50 minuten + of – 10 sec Max. 2:50 minuten = + of – 10 sec.
Zie ISU Zie ISU
4:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 2:30 minuten + of – 10 seconden
Zie ISU Zie ISU Zie ISU Zie ISU
Max. 2:50 minuten Max. 2:50 minuten
0.8 0.8
4:30 minuten + of – 10 seconden 4:00 minuten + of – 10 seconden 3:30 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:30 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden 3:00 minuten + of – 10 seconden
1.6 1.6 1.0 1.7 1.0 1.7 1.7
2:00-3:00 min. + of – 10 seconden 2:00-3:00 min. + of – 10 seconden 4:00-5:00 min. + of – 10 seconden 2:00-3:00 min. + of – 10 seconden
Artikel 507 – Indeling in categorieën (zie bijlage 1) Par. 1
Solorijden: De indelingen van categorieën, leeftijden en criteria voor toetreden in een categorie staan vermeld in bijlage 1.
144
Par. 2
IJsdansen: De indelingen van categorieën, leeftijden en criteria voor toetreden in een categorie staan vermeld in bijlage 1.
Par. 3
Paarrijden: De indelingen van categorieën, leeftijden en criteria voor toetreden in een categorie staan vermeld in bijlage 1.
Par. 4
Synchroonschaatsen: De indelingen van categorieën, leeftijden en criteria voor toetreden in een categorie staan vermeld in bijlage 1.
Par. 4a
Bij nationale wedstrijden mogen twee leden van het team (rijders en reserves) maximaal twee jaar buiten de leeftijdsgrenzen vallen. Als bij ziekte, blessure of andere zwaarwegende redenen één van de teamleden niet kan rijden of trainen dient dit voor aanvang van de eerste training of wedstrijd onderdeel worden gemeld bij de scheidsrechter met opgaaf van reden. De scheidsrechter beslist dan of het team mag deelnemen met minder dan het minimum aantal rijders. Rijders mogen in verschillende teams rijden indien de verschillende teams elk in een andere categorie deelnemen en geen van de teams voor meer dan de helft rijders heeft die in andere teams rijden. Een kwart van de rijders van een team mag rijden onder een buitenlandse licentie, indien de bond waar het buitenlandse lid zijn licentie heeft daar toestemming voor gegeven heeft, conform het ISU-reglement. Reserves worden niet bij het totaal van de rijders gerekend, dus een team van zestien rijders en vier reserves mag vier buitenlandse licentiehouders hebben Een team mag tot aan de accreditatie bij een wedstrijd het aantal teamleden de namen van de deelnemende rijders en/of reserves wijzigen. De accreditatie is in ieder geval het inleveren van de muziek voor de eerste training of het eerste wedstrijdonderdeel.
Par. 5
Showrijden: De indelingen van categorieën, leeftijden en criteria voor toetreden in een categorie staan vermeld in bijlage 1.
Par. 6
Te verrijden categorieën*): ONK – Solorijden: Senioren, Junioren, Advanced Novice, Basic Novice A ONK – Paarrijden: Senioren, Junioren, Advanced Novice, Basic Novice ONK – IJsdansen: Senioren, Junioren, Advanced Novice, Basic Novice ONK – Synchroonschaatsen: Senioren, Junioren, Advanced Novice KNSB-Cup – Solorijden: Junioren B, Advanced Novice B en C, Basic Novice B, C, Pre Basic Novice A, B. C, Mini’s KNSB-Cup – Paarrijden: Junioren B, Advanced Novice B en C, Basic Novice B en C, Pre Basic Novice A, B, C KNSB-Cup – IJsdansen: Junioren B, Advanced Novice B en C, Basic Novice B en C, Pre Basic Novice A, B, C KNSB-Cup – Synchroonschaatsen: Senioren B, Junioren B, Adult, Mixed Age, Basic Novice, Juvenile Bokalen – Solorijden: Midi’s , Maxi’s, Aspiranten A, B, C, Pupillen A, B, C, Starters A, B, C Bokalen – Synchroonschaatsen: Pre Juvenile (vanaf 2015-2016) en Open Mixed Age (vanaf 2016-2017) NK-Show – Solorijden: Senioren/Adults, Solo 5, Solo 4, Solo 3, Solo 2, Solo 1 NK-Show – Groepen: Grote groep, Kleine groep, Kwartet 2, Kwartet 1, Duo 2, Duo 1 *)Nationale wedstrijden, Gewestelijke Kampioenschappen en Interclubwedstrijden kunnen uitsluitend volgens deze categorie-indeling worden verreden. Zie ook bijlage 1.
Par. 7
Voor alle nationale wedstrijden kan een rijder in één schaatsseizoen slechts in één en dezelfde categorie rijden in een betreffende tak van kunstrijden (solorijden, paarrijden, ijsdansen, synchroonschaatsen, showrijden). Binnen de categorieën van de Bokalenwedstrijden is de keuze gedurende het seizoen vrij, mits de leeftijd dit toelaat.
145
Par. 8
Als uiterste datum waarop de met betrekking tot de categorie-indeling genoemde Technical Scores behaald moeten zijn, geldt 1 oktober van het kalenderjaar (waarin de eerste helft van het betreffende seizoen valt). Voor het ijsdansen en paarrijden moeten beide partners de per categorie betreffende TES hebben gehaald.
Par. 9
Met betrekking tot de categorie-indeling geldt als peildatum de leeftijd die vóór 1 juli van het betreffende schaatsseizoen is bereikt.
Par. 10
Het Sectiebestuur Kunstrijden is gerechtigd om in uitzonderlijke gevallen, waarin een rijder om voor hem moverende redenen verzoekt in een andere categorie te mogen rijden dan waartoe hij volgens dat reglement is verplicht, dispensatie te verlenen. De aanvraag voor dispensatie moet voor 1 oktober van het kalenderjaar schriftelijk (per e-mail) bij het SBK zijn gedaan.
Artikel 508 – Kort programma voor solorijden (seizoen 2015-2016), gewijzigd volgens bijlage 2. Par. 1
Het korte programma voor de desbetreffende categorieen wordt verreden volgens hetgeen is vermeld in bijlage 2 van deze specifieke bepalingen.
Par. 2
In het korte programma krijgen sprongen, die niet aan de voorwaarden voldoen (verkeerde aantal draaiingen) geen waarde toegekend. Als een combinatie van twee dubbele sprongen niet is toegestaan (senioren heren en dames, junioren heren), dan zal de sprong met een mindere basiswaarde niet worden geteld. Conform de meest recente ISU-regel.
Par. 3
Om het uitvoeren van moeilijke elementen en het rijden van een internationaal programma zoveel mogelijk te stimuleren, geldt in het korte programma voor de ONK-categorieën de onderstaande (aanvullende) regel: Val = 0*
Advanced Novice (meisjes en jongens)
2A, 3-sprongen
* In een kür krijgt een rijder slechts één keer geen val aangerekend en dan alleen bij de aangegeven elementen. Dit geldt voor de eerste val op één van bovenstaande elementen in de kür. De aangegeven sprongelementen mogen bij de call een < of << hebben. Artikel 508 A – Kort programma voor paarrijden Par. 1
Het korte programma voor de categorieën Senioren en Junioren wordt verreden volgens de meest recente ISU Rules en Communications voor de desbetreffende categorie.
Artikel 508 B – Korte dans bij ijsdansen Par 1.
De korte dans voor de categorieën senioren en junioren wordt verreden volgens de meest recente ISU Rules en communications voor de desbetreffende categorie.
Artikel 508 C – Kort programma bij Synchroonschaatsen Par. 1
De categorieën Senioren, Junioren worden verreden volgens de ISU Technical Rules Synchronized Skating. Senioren B en Junioren B verrijden alleen het vrije programma conform de ISU Technical Rules.
Artikel 509 – Vrij programma bij Solorijden Par. 1
Het vrije programma voor alle categorieën wordt verreden volgens hetgeen is vermeld in bijlage 2 van deze specifieke bepalingen.
Par. 2
Voor alle groepen Solorijden geldt bij het vrije programma de volgende ISU-regel (Rule 612, par. 2): Elke dubbele sprong (inclusief de dubbele Axel) mag niet meer dan twee maal worden uitgevoerd (of als solosprong of als onderdeel van een combinatie/sequence). Van alle drie- en viervoudige sprongen mogen er maar twee (2) tweemaal worden uitgevoerd. Als tenminste één van deze wordt uitgevoerd in een sprongcombinatie of –sequence, dan zullen beide
146
uitvoeringen op de normale wijze worden beoordeeld. Als beide uitvoeringen als solosprongen zijn, dan zal de tweede uitvoering 70% van de originele basiswaarde krijgen en wordt gecalled als “sprong+REP”. Voor alle categorieën behalve Senioren en Junioren geldt bovendien de volgende ISU-regel (ISU Novice Guidelines, Communication 1886): Elke enkele of dubbele sprong (incl. dubbele Axel) mag niet meer dan tweemaal worden uitgevoerd. Par. 3
Om het uitvoeren van moeilijke elementen en het rijden van een internationaal programma zoveel mogelijk te stimuleren, gelden voor de ONK-categorieën Advanced Novice en Basic Novice de onderstaande (aanvullende) regels in het vrije programma: Val = 0* Advanced Novice
2A, 3-sprongen
(meisjes en jongens) Basic Novice A
2A
(meisjes en jongens) * De categorieën Advanced Novice en Basic Novice A krijgen geen enkele val aangerekend, zijnde een punt aftrek, bij de aangegeven elementen. De aangegeven sprongelementen mogen bij de call een < of << hebben. Overzicht waarde van vallen: Categorie:
Val = -1.0*
Senioren
X
Junioren
X
Advanced Novice
X
Basic Novice A,
X
Val = -0.5**
Junioren B
X
Advanced Novice B, C
X
Basic Novice B, C
X
Pre Basic Novice A, B, C
X
Mini’s
X
Val = -0.25***
Midi’s, Maxi’s
X
Aspiranten A, B, C
X
Pupillen A, B, C
X
Starters A, B, C
X
* In het ONK-circuit wordt gewerkt met een aftrek van 1.0 per val. Zie voor de uitzonderingen hierop bovenstaande tabel (val=0). ** In het KNSB-Cup circuit wordt gewerkt met een aftrek van 0.5 per val. Dit geldt voor alle vallen gedurende het programma. *** In het bokalencircuit wordt gewerkt met een aftrek van 0.25 per val. Dit geldt voor alle vallen gedurende het programma. Artikel 509 A – Aanvullende regels voor het vrije programma bij IJsdansen Par. 1
Voor de groep Advanced Novice wordt uitgegaan van de ISU-regels voor de vrije dans van Advanced Novice. Voor inhoud programma’s zie bijlage 7.
Artikel 509 B – Aanvullende regels voor het vrije programma bij Synchroonschaatsen
147
Par. 1
De categorieën Senioren, Junioren worden verreden volgens de ISU Technical Rules Synchronized Skating. Senioren B en Junioren B verrijden alleen het vrije programma conform ISU Technical Rules.
Par. 2
De categorieën Adult, Basic Novice, Juvenile en Pre Juvenile worden verreden volgens de meest recente ISU-Guidelines voor Basic Novice. De categorieën Advanced Novice en Mixed Age worden verreden volgens de meest recente ISUGuidelines voor Advanced Novice.
Artikel 509 C – Aanvullende regels voor het vrije programma bij Showrijden Par. 1
Wedstrijden Showrijden Voor de wedstrijden wordt Nederland ingedeeld in 4 regio’s. Deze regio’s zijn als volgt: 1.
Noord/Oost :
Groningen – Leeuwarden – Heerenveen – Deventer – Enschede – Apeldoorn
2.
West/NW :
Utrecht – Amsterdam – Alkmaar – Haarlem – Hoorn
3.
West/ZW :
Dordrecht – Den Haag – Zoetermeer – Leiden
4.
Zuid :
Eindhoven – Den Bosch – Breda – Tilburg – Nijmegen
Per categorie en per regio gaan de eerste 3 van het regionale klassement naar het Nederlands Kampioenschap Showrijden. Als gevolg hiervan zijn er per categorie 12 solisten, duo’s, kwartetten, kleine en grote groepen. In totaal 60 acts. Rijd(st)ers van verschillende clubs kunnen in één van de onder 1.2 genoemde categorieën deelnemen aan een wedstrijd showrijden. Dit kan echter niet in meerdere shownummers van dezelfde categorie plus afkomstig uit de betreffende regio. Per presentatie behoort voor de loting een titel en omschrijving van de show (niet meer dan 25 woorden bevattend) aan de scheidsrechter van de betreffende categorie te worden aangeboden. De muziek kan uitsluitend aangeboden worden op een CD. Hierop dient de naam van de act, de categorie en de tijdsduur van de presentatie te zijn aangegeven. Par. 2
Regels Showrijden
1.
Bewegingen en passen in een stilstaande positie zijn toegestaan. Presentaties met veelvuldige stilstaande posities hebben minder waarde. De choreografie moet binnen 10 seconden na de start van de muziek tot uitdrukking worden gebracht.
2.
Een groepsnummer mag niet meer dan 4 typische synchroonelementen bevatten. Bijvoorbeeld: 4 x een cirkel (Circle) of 4 x een rad. (Wheel) of een genoemde combinatie daarvan met een totaal van 4 synchroonelementen. Een combinatie van rad en cirkel wordt gezien als 1 synchroonelement. Alle lijn en blokmanoeuvres in welke vorm dan ook zijn niet gelimiteerd.
3.
De presentatie van een groepsnummer is show; geen synchroonnummer.
4.
Showgroepen geven uitdrukking van show in hun presentatie, zodat het publiek en juryleden duidelijk een verbinding zien van de gekozen titel en presentatie.
5.
Deelnemers zonder schaatsen zijn niet toegestaan.
6.
Er zijn geen restricties aan de keuze van de muziek. De performance dient in de maat te zijn met de gekozen muziek. Indien tekst wordt gebruikt bij aanvang van de presentatie mag dit niet langer duren dan 20 seconden.
7.
De muziek wordt gestart na teken (hand opsteken) van één van de rijders.
8.
De tijdsduur wordt geklokt vanaf de eerste beweging.
9.
Theatrale decoraties zijn niet toegestaan; enkel draagbare accessoires in harmonie met de presentatie. Zelfstaande objecten zijn niet toegestaan.
10.
Mistmachines en persoonlijke lichtinstallaties zijn niet toegestaan
11.
In alle showcompetities behoren de kostuums in harmonie te zijn met het karakter van de gekozen muziek. Het mag geen kleding zijn die andere deelnemers, jury en publiek in verlegenheid brengt. Dameskostuums mogen geen z.g. “French-cut” bezitten, hetgeen betekent dat de broek niet lager uitgesneden mag zijn dan de heupen.
148
Par. 3
Beoordeling Showrijden
1. Juryleden Het showrijden wordt beoordeeld door 3 of 5 juryleden, die de volgende taakomschrijving hebben. Bij 5 juryleden: -
KNSB-Jurylid 1:
Uitvoering vanuit technisch perspectief – Skating skills/ transitions
-
Jurylid 2*:
Uitvoering van de show/presentatie – Performance/ execution
-
Jurylid 3*:
Alle bewegingen in harmonie met de gekozen muziek – Choreography/ composition
-
Jurylid 3*:
De samenhang van titel/muziekkeuze – Interpretation
-
KNSB-Jurylid 5:
Overall impression – Scheidsrechter
Bij 3 juryleden: -
KNSB-Jurylid 1:
Uitvoering vanuit technisch perspectief – Skating skilss/ transitions Overall impression – Scheidsrechter
-
Jurylid 2*:
Uitvoering van de show/presentatie – Performance/ execution De samenhang van titel/muziekkeuze – Interpretation
-
Jurylid 3*:
Alle bewegingen in harmonie met de gekozen muziek – Choreography/ composition
Het KNSB-Jurylid en Jurylid 1 geven ieder een cijfer op de aangegeven onderwerpen. De scheidsrechter legt, bij herkenning, gestelde deducties op. De scheidsrechter staat in direct contact met de wedstrijdmanager en speaker. Voor jury lid x* (onafhankelijk persoon) wordt gedacht aan een persoon uit de dans/theaterwereld en of choreograaf. 2. Omschrijving van de beoordeling De beoordeling wordt uitgedrukt in cijfers tussen 0 en 10, met stappen van 0,25, volgens het systeem als IJS van de ISU. Alle onderdelen van de beoordeling worden opgeteld tot het eindresultaat. Bij een gelijk resultaat van meer deelnemers voor de 1e, 2e of 3e plaats is de hoogte van de beoordeling voor performance/execution, choreography/composition & interpretation bepalend voor de rangschikking. Tijdens de wedstrijd is de beoordeling gesloten: De individuele briefjes met punten voor de beoordeling worden door de scheidsrechter verzameld. Het totaal aan punten wordt door de scheidsrechter aan de speaker meegedeeld.
3. Deducties De scheidsrechter past de deducties toe. De deducties worden toegepast op het gehele punten totaal: -
Indien meer dan 4 typische synchroon elementen worden gebruikt:
Deductie 1.00 (per element)
-
Indien presentatie overwegend synchroon is in plaats van show:
Deductie 0.50
-
Indien verboden elementen opgenomen zijn in presentatie:
Deductie 1.00
-
Bij een val worden de volgende deducties toegepast:
a.
major: Meer dan een rijder voor een lange tijd:
Deductie 1.00
b.
medium: Een rijder voor een lange tijd of meerdere rijders struikelen:
Deductie 0.50
c.
minor:Struikelen van één rijder:
Deductie 0.25
-
Indien een kostuumregel wordt overtreden:
Deductie 0.75
-
Indien de toegestane tijdsduur van de presentatie wordt overschreden:
Deductie 1.00
De scheidrechter geeft door een fluitsignaal het teken voor de jury om beoordeling te stoppen: -
Bij andere overtredingen (not according rules):
Deductie 0.75
149
4. Algemeen Indien een rijd(st)er tijdens de presentatie van het shownummer wordt getroffen door een defect aan materiaal of kostuum, dient het nummer voortgezet te worden. Een eventuele aftrek wordt door de jury tot uitdrukking gebracht in de composition. Par. 4
Organisatie Showrijden Voor de organisatie van een wedstrijd gelden naast het onder 2. Wedstrijden bepaalde de volgende punten:
a.
Alleen licentiehouders van de KNSB (kunstrijden) zijn gerechtigd om te starten in een showwedstrijd.
b.
Inschrijvingen van deelnemers (ook reserves) dienen voorafgaand aan de loting met licentienummer gemeld te worden bij wedstrijd secretariaat.
c.
Trainingen en warming-up zijn tijdens de wedstrijddag niet toegestaan.
d.
De wedstrijdmanager heeft tijdens de wedstrijd de volgende taken:
Bepaalt de toegang tot wedstrijdbaan (beheert startlijsten en deelnemerslijsten)
Organiseert de officiële opening (met alle deelnemers op de wedstrijdbaan)
Bepaalt tijdens de wedstrijd na overleg met de team leider de inbreng van reserves
Staat in direct contact met scheidsrechter
Artikel 510 – Aanvragen en toewijzen van wedstrijden, aankondiging van wedstrijden Par. 1
Onverlet het in de Algemene Bepalingen gestelde moeten alle kampioenschappen en internationale wedstrijden, alsmede de andere nationale wedstrijden, te weten: a)
Nationale wedstrijden;
b)
Regionale wedstrijden;
c)
Gewestelijke wedstrijden;
d)
Clubwedstrijden, die een gewest of de aangesloten vereniging van plan zijn in een bepaald seizoen te organiseren door de organisatie van deze wedstrijden aan het Sectiebestuur Kunstrijden uiterlijk voor 1 augustus van het betreffende kalenderjaar bekend worden gemaakt.
Par. 2
Indien twee of meer wedstrijden op onderling met elkaar in strijd zijnde dagen zouden worden georganiseerd, zal de voorzitter van de commissie WTO van het Sectiebestuur Kunstrijden onmiddellijk de betreffende organisatoren in kennis stellen en vervolgens met hen in overleg treden om een andere datum vast te stellen.
Par. 3
Het Sectiebestuur Kunstrijden zal de ontvangen wedstrijdaanvragen (zie par. 1 hierboven), voor zover daaraan goedkeuring werd verleend, en de te houden testen solorijden, paarrijden en ijsdansen, alsmede verdere kunstrijevenementen, door middel van de nationale wedstrijdkalender als bedoeld in Artikel 18 van het algemeen reglement van de Bond, bekendmaken per 1 september. Deze aankondiging vervangt niet de aankondiging van wedstrijden volgens Artikel 14 van de Algemene Bepalingen.
Par. 4
De aankondiging van een wedstrijd dient te geschieden door de organiserende vereniging onder verantwoording van de betrokken Gewestelijke/Regionale Technische Commissie, waarbij wat be¬treft de inhoud van de aankondiging het bepaalde in Artikel 15 van de Algemene Bepalin¬gen in acht genomen moet worden.
Par. 5
De aankondiging dient ten minste twee maanden vóór aanvang van een wedstrijd te zijn verzonden aan: a)
Alle kunstrijverenigingen met mogelijke deelnemers;
b)
De aangewezen officials;
150
Par. 6
c)
De betrokken gewestelijke besturen;
d)
De betrokken Gewestelijke/Regionale Technische Commissies;
e)
Het Sectiebestuur Kunstrijden;
f)
De redactie van SCHAATSEN.NL
Per seizoen worden door het SBK maximaal drie wedstrijden aangewezen als Trophy-wedstrijden. Bij deze wedstrijden worden de categorieën ONK en KNSB-Cup verreden. Deze worden met het klein systeem gejureerd. Daarnaast mogen op deze wedstrijden ook de Bokalen-categorieën worden verreden, welke met het zgn. bokalensysteem worden gejureerd.
Artikel 510 A – Samenstelling van wedstrijden Solo- en Paarrijden Par. 1
Open Nederlandse Kampioenschappen en Gewestelijke Kampioenschappen, wedstrijden voor Solorijden, Paarrijden moeten voor alle categorieën (m.u.v. Basic Novice A bij solorijden) bestaan uit:
Par. 2
a)
Kort programma
b)
Vrij programma
De KNSB-Cup, wedstrijd voor Solorijden: Junioren B, Advanced Novice B en C, Basic Novice B en C, Pre Basic Novice A, B, C, Mini’s moet bestaan uit: a)
Par. 4
Vrij programma
Andere wedstrijden Solorijden, Paarrijden kunnen bestaan uit: a)
Kort programma (optioneel)
b)
Vrij programma (optioneel)
Artikel 510 B – Samenstellen van wedstrijden IJsdansen Par. 1
Open Nederlandse Kampioenschappen en Gewestelijke Kampioenschappen, wedstrijd voor Senioren en Junioren moet bestaan uit:
Par. 2
a)
Korte dans;
b)
Vrije dans.
Open Nederlandse Kampioenschappen en Gewestelijke Kampioenschappen, wedstrijden voor Advanced Novice en Basic Novice moeten bestaan uit:
Par. 3
a)
Patroondans(en);
b)
Vrije dans.
De KNSB-Cup en de Finale van de KNSB-Cup, wedstrijden voor Junioren B, Advanced Novice B en C en Basic Novice B en C moeten bestaan uit:
Par. 4
a)
Twee patroondans(en), deze worden geloot uit de testdansen.
b)
Vrije dans
De KNSB-Cup en de Finale van de KNSB-Cup, wedstrijden voor Pre Basic Novice A, B, C moeten bestaan uit: a)
Par. 5
Twee patroondansen, deze worden geloot uit de testdansen.
De wedstrijden voor de categorieën in het KNSB-C circuit bestaan uit (voor zowel solo- als paarrijden): a)
Patroondans(en) (optioneel)
b)
Een aparte wedstrijd voor de originele dans (optioneel)
c)
Een aparte wedstrijd voor de vrije dans (optioneel)
Artikel 510 C – Samenstelling van wedstrijden Synchroonschaatsen
151
Par. 1
Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen en Gewestelijke Kampioenschappen moeten voor Senioren en Junioren bestaan uit:
Par. 2
a)
Kort programma
b)
Vrij programma
Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen en Gewestelijke Kampioenschappen moeten voor Juvenile, Basic Novice, Mixed Age, Junioren B en Senioren B bestaan uit: a)
Par. 3
Vrij programma
Andere wedstrijden Synschroonschaatsen kunnen bestaan uit: a)
Kort programma (optioneel
b)
Vrij programma (optioneel)
Artikel 510 D – Open Nederlandse Kampioenschappen Par. 1
Bij de Open Nederlandse Kampioenschappen kunnen met inachtneming van het gestelde in Artikel 505, de volgende categorieën inschrijven:
Par. 2
a)
Solorijden: Senioren, Junioren, Advanced Novice en Basic Novice A
b)
Paarrijden: Senioren, Junioren en Advanced Novice
c)
IJsdansen: Senioren, Junioren, Advanced Novice en Basic Novice
Het aantal deelnemers aan de Open Nederlandse Kampioenschappen voor de genoemde categorieën is beperkt tot de volgende aantallen:
Par. 3
Dames
Heren
IJsdansen
Paarrijden
Senioren
12
6
6
6
Junioren
12
6
6
6
Advanced Novice
12
6
6
6
Basic Novice A
12
6
6
-
Het Sectiebestuur Kunstrijden wijst voorafgaand aan het seizoen twee wedstrijden aan als nationale selectiewedstrijd voor de Open Nederlandse Kampioenschappen. Voor de Senioren, Junioren en Advanced Novice wordt bij beide wedstrijden het korte en het vrije programma verreden. In de categorie Basic Novice A wordt alleen het vrije programma verreden.
Par. 4
Rijders kunnen zich kwalificeren voor deelname aan de Open Nederlandse Kampioenschappen door middel van behaalde punten op selectiewedstrijden. Op deze wedstrijden is inschrijving in de categorieën genoemd in Par. 1 mogelijk voor alle rijders die daartoe gekwalificeerd zijn volgens artikel 505.
Par. 5
Kwalificatie voor deelname aan het ONK gebeurt aan de hand van een klassement. Voor de categorieën Senioren, Junioren en Advanced Novice wordt het klassement bepaald door het optellen van de beste puntenscore van een kort en een vrij programma (Total Segment Score). Voor de categorie Basic Novice A wordt het klassement bepaald aan de hand van de beste puntenscore van het vrije programma (Total Segment Score). De scores kunnen worden behaald tijdens de nationale selectiewedstrijden voor het ONK (en bij ISU-wedstrijden).
Par. 6
Indien een rijder, die gekwalificeerd is om aan de Open Nederlandse Kampioenschappen deel te nemen om onvoorziene reden van deelname moet afzien, is de betreffende vereniging verplicht de organisatie hiervan onmiddellijk schriftelijk te informeren. De organiserende vereniging zal daarop de vereniging van de volgende rijder informeren die dan de plaats van de weggevallen rijder kan innemen. Vervanging kan maximaal 3 maal per categorie gebeuren en uiterlijk tot 12 uur voor aanvang van de wedstrijd. Indien na 3 vervangingen het maximaal aantal deelnemers niet wordt gehaald, zal de wedstrijd met minder deelnemers worden verreden.
152
Par. 7
Aan de Open Nederlandse Kampioenschappen mogen rijd(st)er(s) meedoen, die niet in het bezit zijn van een Nederlands paspoort. Zij dienen echter wel in het bezit te zijn van een Clearance Certificate. Zij hebben zich wel te houden aan het bepaalde in artikel 510 C par. 5 t/m 7.
Par. 8
Indien een rijd(st)er die geen Nederlandse nationaliteit heeft eindigt op de 1e plaats dan wordt hij/zij Open Nederlands Kampioen. De rijd(st)er die in dezelfde categorie 2e wordt en in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit wordt dan Nederlands Kampioen.
Artikel 510 E – Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen Par. 1
Voor de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen kunnen, met inachtneming van het gestelde in Artikel 505, de volgende categorieën worden ingeschreven: Senioren, Senioren B, Junioren, Junioren B, Advanced Novice, Mixed Age, Basic Novice, Adult en Juvenile.
Par. 2
Het aantal deelnemende teams aan de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroon is beperkt tot 6 teams per categorie.
Par. 3
Het Sectiebestuur Kunstrijden wijst voorafgaand aan het seizoen twee wedstrijden aan als nationale selectiewedstrijd voor de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen. Voor Senioren, Junioren en Advanced Novice wordt bij beide wedstrijden het korte en het vrije programma verreden. Deze wedstrijden zullen bij voorkeur samenvallen met de selectiewedstijden van de Open Nederlandse Kampioenschappen voor de overige disciplines.
Par. 4
Het Sectiebestuur Kunstrijden wijst voorafgaand aan het seizoen twee wedstrijden aan als nationale selectiewedstrijden voor de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen voor Senioren B, Junioren B, Basic Novice, Juvenile en Adult. Deze wedstrijden zullen bij voorkeur samenvallen met de selectiewedstrijden voor de finale KNSB-Cup. Zowel op deze selectiewedstrijden als de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen wordt alleen het vrije programma per categorie verreden.
Par. 5
Kwalificatie voor deelname aan de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen Senioren en Junioren gebeurt aan de hand van een puntenklassement. Er worden voor Senioren, Junioren en Advanced Novice vier selectiemomenten aangeboden (twee maal kort programma, twee maal vrij programma voor Senioren en Junioren; vier maal vrij programma voor Advanced Novice). Er worden voor de overige categorieën twee selectiemomenten aangeboden. Om te kwalificeren moeten Senioren en Junioren tenminste 1 kort en 1 vrij programma hebben verreden tijdens de selectiewedstrijden. De Advanced Novice moet tenminste twee vrije programma’s hebben verreden. De overige categorieën moeten tenminste één programma hebben verreden. Voor de Senioren en Junioren wordt het klassement bepaald aan de hand van het optellen van de beste puntenscore van een kort en vrij programma (Total Segment Scores). Bij de Advanced Novice wordt het klassement bepaald aan de hand van het optellen van de twee beste puntenscores (Total Segment Score). Voor de overige categorieën wordt het klassement bepaald aan de hand van de hoogst behaalde puntenscore (Total Segment Score).
Par. 6
Het Sectiebestuur kan beslissen de finale voor de Open Nederlandse Kampioenschappen open te stellen voor teams van buitenlandse leden van de ISU. Deze teams hoeven geen selectiewedstrijden te rijden.
Par. 7
Aan de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen mogen meedoen: a)
Teams met uitsluitend rijders met de Nederlandse Nationaliteit
b)
Teams met één of meerdere rijders zonder de Nederlandse Nationaliteit, maar met wel een KNSB-licentie
c)
Teams conform Artikel 507, par.4a d.
d)
Teams van buitenlandse leden van de ISU (optioneel)
Nederlands Kampioen wordt het team volgens a., dat het hoogst is geplaatst. Open Nederlands Kampioen wordt het team volgens b. of c., dat het hoogst is geplaatst, indien er geen hoger geplaatst team is volgens a. Teams volgens d. krijgen geen titel.
153
Par. 8
Het Sectiebestuur kan beslissen dat de niet gekwalificeerde teams mee mogen rijden met de finale van de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen, eventueel buiten mededinging, naar de titel of als aparte categorie. Deze teams kunnen géén (Open) Nederlands Kampioen worden.
Par. 9
Het Sectiebestuur kan beslissen bij de finale van de Open Nederlandse Kampioenschappen Synchroonschaatsen extra categorieën toe te voegen (zoals Pre Juvenile). De teams van deze extra categorieën worden géén (Open) Nederlands Kampioen.
Par. 10
Indien het Sectiebestuur beslist dat de finale voor de Open Nederlandse Kampioenschappen wordt open gesteld voor buitenlandse teams wordt de uitschrijving van de finale gepubliceerd in het Engels. Bij discrepanties in de regels van de Specifieke Bepalingen is die uitschrijving leidend, met uitzondering van de regels met betrekking op de Kampioenstitels.
Artikel 510 F – KNSB-Cup Par. 1
Par.2
Par. 2a
Voor de KNSB-Cup kunnen met inachtneming van het gestelde in Artikel 505, de volgende categorieën inschrijven: a)
KNSB-Cup Solorijden: Junioren B, Advanced Novice B, C, Basic Novice B, C, Pre Basic Novice A, B, C en Mini’s
b)
KNSB-Cup IJsdansen: Junioren B, Advanced Novice B en C, Basic Novice B en C, Pre Basic Novice A, B, C
Het aantal deelnemers aan de KNSB-Cup finale voor de genoemde categorieën is beperkt tot de volgende aantallen: Dames
Heren
Paarrijden
IJsdansen
Junioren B
6
6
3
3
Advanced Novice B, C
6
6
3
3
Basic Novice
-
-
3
3
Basic Novice B, C
12
6
3
3
Pre Basic Novice A, B, C
12*
6
3
3
Mini’s
12*
6
-
-
Indien het aantal inschrijvingen voor een categorie boven de 30 komt, wordt deze categorie evenredig gesplitst op leeftijd. Het "splitsingspunt" wordt vervolgens ook gehanteerd op de volgende selectiewedstrijd. De puntenklassementen van de gesplitste categorieën worden weer samengevoegd om tot één lijst te komen van deelnemers die zich plaatsen voor de finale. *In het geval bovenstaand artikel van kracht is zal het aantal deelnemers van deze categorieën voor de finale worden verhoogd naar 18.
Par. 3
Het Sectiebestuur Kunstrijden wijst voorafgaand aan het seizoen twee wedstrijden aan (plaats en datum) als nationale selectiewedstrijden voor de finale KNSB-Cup. Zowel op deze selectiewedstrijden als de finale KNSB-Cup wordt alleen het vrije programma per categorie verreden.
Par. 4
Rijders kunnen zich kwalificeren voor deelname aan de finale KNSB-Cup door middel van de behaalde Total Segment Score op selectiewedstrijden. Op deze wedstrijden is inschrijving in de categorieën genoemd in lid 1 mogelijk voor alle rijders die daartoe gekwalificeerd zijn volgens artikel 505.
Par. 5
Rijders krijgen per categorie twee selectiemomenten aangeboden. Er moet tenminste één wedstrijd worden gereden. Een klassement wordt opgesteld aan de hand van de best behaalde Total Segment Score van een wedstrijd. Op basis van deze ranglijst zijn gekwalificeerde rijders volgens par. 2 toegelaten tot de finale van de KNSB-Cup.
Par. 6
Indien een gekwalificeerde rijder voor de finale KNSB-Cup om onvoorziene redenen van deelname moet afzien, is de desbetreffende vereniging verplicht de organisatie hiervan onmiddellijk schriftelijk te informeren. De organiserende vereniging zal daarop de vereniging van de volgende deelnemer op de ranglijst conform par. 5 informeren die dan de plaats van de weggevallen rijder kan innemen. Vervanging kan maximaal 3 maal per categorie gebeuren en uiterlijk tot 12 uur voor
154
aanvang van de wedstrijd. Indien na 3 vervangingen het maximaal aantal deelnemers niet wordt gehaald, zal de wedstrijd met minder deelnemers worden verreden. Artikel 510 G – Planned Program verplicht bij inschrijving Par. 1
Als een rijder zich inschrijft voor een wedstrijd/test waarbij het ISU Judging System (IJS) wordt gebruikt dan is hij/zij verplicht om bij de inschrijving het planned program te voegen. Als het planned program niet bij de inschrijving is toegevoegd dan geldt dat de rijder NIET is ingeschreven. Indien de rijder zich kwalificeert voor een finale (ONK of KNSB-Cup), dan moet de rijder zich opnieuw inschrijven voor deze finale, inclusief planned program. Voor de start van een nieuw seizoen of bij wijziging van een programma dienen de actuele planned programs te worden ingeleverd.
Artikel 510 H – Oproep voor de start Par. 1
Na het omroepen van de naam van de deelnemer(ster) heeft deze maximaal 30 seconden tijd om de startpositie aan te nemen. Na het innemen van de startpositie zal de muziek worden gestart. De eerste rijder van iedere categorie (en inrijgroep) krijgt 30 seconden extra. De scheidsrechter zal 1.00 aftrek toepassen indien de rijder tussen de 1 en 30 seconden te laat start. Bij een start van meer dan 30 seconden te laat zal de rijder worden teruggetrokken (dit geldt alleen voor de categorieën solorijden, paarrijden en ijsdansen). Deze regel is volgens de meest recente ISU-regel.
Artikel 510 I – Oproep voor de start en inrijden Synchroonschaatsen Par. 1
Voorafgaand aan het omroepen van het team, krijgt het team tenminste één minuut de gelegenheid om in te rijden. Dit inrijden (zonder aankondiging) vindt plaats gedurende het jureren en/of omroepen van de scores van het voorafgaande team, tijdens het voorstellen van de jury of anders zonder aankondiging. Na het verstrijken van de minuut, dan wel na omroepen van de punten van het voorgaande team, wordt het team aangekondigd en heeft het maximaal één minuut om de startpositie in te nemen en een signaal te geven voor de start van het programma. Indien het team na deze minuut het signaal voor de start van de muziek geeft, dient de scheidsrechter een ‘late start deduction’ te geven. Deze regel is volgens de meest recente ISU-regel.
Artikel 510 J – Training bij wedstrijden Synchroonschaatsen Par. 1
Bij de finale van de Open Nederlandse Kampioenschappen worden voor elk programma trainingen gehouden. Voor de vrije programma’s van de Senioren, Senioren B, Junioren en Junioren B, is de trainingstijd 12 minuten. Voor de vrije programma’s van de Advanced Novice en Mixed Age is de trainingstijd 11 minuten. Voor de korte programma’s en de vrije programma’s van de overige categorieën 10 minuten. Tijdens de training wordt de muziek van het programma twee keer afgespeeld en na één minuut voor de eerste keer gestart en na 6:00 minuten (bij 10-minuten training); 6:30 minuten (bij 11-minuten training); 7:00 minuten (bij 12-minuten training) of eerder indien het team dit aangeeft. Indien er een training wordt gehouden en een team verschijnt zonder bericht niet op het ijs, dan is dit team teruggetrokken. De teams zijn niet verplicht het gehele programma tijdens de trainingen te tonen.
Artikel 510 K – Loting Solorijden, Paarrijden, Showrijden Par. 1
De startvolgorde wordt als volgt bepaald: a)
Voor het korte programma geldt een computerloting
b)
Voor het vrije programma wordt geloot in twee groepen: de nrs 7-12 starten in groep 1; de nrs 1-6 starten in groep 2 d.m.v. loting.
Artikel 510 L – Loting IJsdansen Par. 1
De startvolgorde wordt volgens ISU-Rule 513 van de Special Regulations & Technical Rules 2014 voltrokken.
155
Artikel 510 M – Loting Synchroonschaatsen Par. 1
De startvolgorde wordt als volgt bepaald: a)
Voor het korte programma van de Senioren en Junioren en het vrije programma van de overige categorieën geldt een computerloting
b)
Voor het vrije programma van de Senioren en Junioren wordt geloot in twee zo gelijk mogelijke groepen, waarvan de laagst geplaatste groep eerst rijdt en de startvolgorde binnen de groepen wordt geloot.
Artikel 510 N – Aantal rijders en tijdsduur inrijgroepen Par. 1
Par. 2
Aantal rijders per inrijgroep:
8 rijders per inrijgroep bij de Bokalen-categorieën
7 rijders per inrijgroep bij de KNSB-Cup-categorieën
6 rijders per inrijgroep bij de ONK-categorieën (conform de ISU-richtlijnen)
Tijdsduur inrijden per inrijgroep:
4 minuten bij de Bokalenwedstrijden
5 minuten bij de KNSB-Cup-wedstrijden
6 minuten bij de ONK-wedstrijden (conform de ISU-richtlijnen)
Artikel 511 – Officials Par. 1
Bij alle testen en wedstrijden in Nederland worden scheidsrechter, juryleden, technisch specialist, technisch controller, data operator en replay operator door of namens de voorzitter van het Sectiebestuur Kunstrijden aangewezen (met uitzondering van ISU-wedstrijden).
Par. 2
Bij internationale wedstrijden) worden de Nederlandse juryleden en officials door of namens de voorzitter van het Sectiebestuur Kunstrijden aangewezen (m.u.v. persoonlijke uitnodigingen).
Par. 3
Bij basistesten en club/recreantenwedstrijden benoemt het Sectiebestuur Kunstrijden ten minste één jurylid, wiens naam op de lijst van officials voorkomt. Alleen dit jurylid kan als voorzitter van de beoordelings-commissie of scheidsrechter fungeren. Aanvullend kan de organisatie als tijdelijk jurylid kunstrijders van minimaal 18 jaar op 1 juli van het betreffende jaar (en in het bezit van 1 deel van de Interzilver-test) benoemen.
Par. 4
Iedere official moet bij inzet op wedstrijden minimaal 18 jaar oud zijn.
Par. 5
Voor de ONK geldt dat alle officials minimaal de kwalificatie “Nationale wedstrijden” dienen te hebben.
Par. 6
Behoudens het hierna bepaalde is het niet toegestaan als scheidsrechter of jurylid te functioneren als men niet is aangewezen conform het onder par. 1 - 3 gestelde.
Par. 7
Indien een jurylid verstek laat gaan, zal de apart fungerende scheidsrechter, deel gaan uitmaken van het jurypanel. Indien de scheidsrechter echter reeds deel uitmaakt van het jurypanel moet hij/zij in overleg met de organisatoren trachten een ander jurylid in te schakelen.
Par. 8
De overige officials worden door het gewest of lid dat de wedstrijd of test organiseert benoemd.
Open Nederlandse Kampioenschappen en selectiewedstrijden hiervoor
ISU – Jurysysteem
Scheidsrechter Technical Controller Technical Specialist Assistent Technical Specialist 5 tot 7 juryleden (voor IJsdansen en Synchroonschaatsen 3 tot 7) Data Operator Replay Operator
156
Finale KNSB-Cup
ISU – Jurysysteem
Systeem Operator Video Operator Muziek Operator Speaker
Scheidsrechter Technical Controller Technical Specialist Assistent Technical Specialist 5 juryleden (voor IJsdansen en Synchroonschaatsen 3 tot 5) Data Operator Replay Operator Systeem Operator Video Operator Muziek Operator Speaker
KNSB-Cup A, B en C-selectiewedstrijden
ISU – Jurysysteem zonder replay, gesloten jurering
Gewestelijke Kampioenschappen
ISU – Jurysysteem zonder replay, gesloten jurering
Par. 9
Scheidsrechter Technical Controller Technical Specialist 3 tot 5 juryleden (voor IJsdansen en Synchroonschaatsen 3 tot 5) Data Operator Systeem Operator Muziek Operator Speaker Scheidsrechter Technical Controller Technical Specialist 3 tot 5 juryleden (voor IJsdansen en Synchroonschaatsen 3 tot 5) Data Operator Systeem Operator Muziek Operator Speaker
Voor de KNSB-wedstrijden worden per categorie de volgende officials aangewezen en wordt met het volgende jurysysteem gewerkt:
Artikel 512 – Scheidsrechters Par. 1
De als scheidsrechter bij nationale wedstrijden voorgedragen scheidsrechters mogen niet gediskwalificeerd zijn
een voorziening in de bepalingen en (hoewel niet gediskwalificeerd) mogen geen inkomsten hebben uit
door
eigendom of management
van een ijsshow of ijsbaan en geen betaalde werknemer van de KNSB zijn. Par. 2
Het Sectiebestuur Kunstrijden moet jaarlijks vóór 1 maart aan de directie van de KNSB de namen van de personen sub a1, a2, b1, b2, en c1 en vóór 1 juli de namen van de personen sub a3, b3, en c2 bekendmaken, die als scheidsrechter worden aanbevolen en wel op de volgende wijze:
Lid a.
Scheidsrechter voor Solo- en Paarrijden: 1.
Scheidsrechter voor ISU-Kampioenschappen
2. Scheidsrechter voor internationale wedstrijden 3. Scheidsrechter voor nationale wedstrijden
Lid b.
Scheidsrechter voor IJsdansen: 1.
Scheidsrechter voor ISU-Kampioenschappen
2.
Scheidsrechter voor internationale wedstrijden
3.
Scheidsrechter voor nationale wedstrijden
157
Lid c.
Scheidsrechter voor Synchroonschaatsen: 1.
Scheidsrechter voor ISU-Kampioenschappen
2.
Scheidsrechter voor internationale wedstrijden
3.
Scheidsrechter voor nationale wedstrijden
Lid d.
Scheidsrechter voor Showrijden: 1.
Par. 3
Scheidsrechter voor nationale wedstrijden
Voordrachten moeten voor de verschillende groepen apart worden voorgelegd. Scheidsrechters voor ISU-Kampioenschappen en internationale wedstrijden en scheidsrechters voor Nederlandse kampioenschappen mogen ook als zodanig optreden bij nationale wedstrijden en testen. Hun namen behoeven niet op de lijst van scheidsrechters voor nationale wedstrijden en testen genoemd te worden.
Par. 4
Het Sectiebestuur Kunstrijden dient er de uiterste zorg voor te dragen dat de te benoemen scheidsrechters uiterst ervaren, betrouwbaar en volkomen onpartijdig zijn en een grondige kennis van de desbetreffende voorschriften hebben. Een scheidsrechter, die de leeftijd van 70 jaar op 1 juli heeft bereikt, kan vanaf dat jaar, in overeenstemming met paragraaf 1 en 2 hierboven, niet meer opnieuw worden voorge¬dragen. In bijzondere gevallen kan hiervoor echter dispensatie worden verleend.
Par. 5
Teneinde in aanmerking te komen voor een voordracht tot scheidsrechter bij nationale wedstrijden, moet de aanbevolen kandidaat: •
Erkend zijn als jurylid voor nationale wedstrijden in de laatste drie achter¬eenvolgende lijsten de voordracht voorafgaande.
•
De activiteiten van de kandidaat als jurylid moeten geduren¬de de 36 maan¬den aan de voordracht voorafgaande bevredigend zijn geweest. Het Sectiebestuur Kunstrijden zal over de vaar¬digheid van de kandidaat beslissen.
Par. 6
De volledige lijst van scheidsrechters zal uiterlijk op 1 augustus van ieder jaar door de KNSB aan de leden worden bekendgemaakt. De lijst zal samen met de lijst van erkende juryleden worden bekendgemaakt en zal op 1 augustus van ieder jaar van kracht zijn.
Par. 7
Plichten en bevoegdheden van de scheidsrechter zullen zijn conform de ISU Special Regulations & Technical Rules.
Artikel 513 – Juryleden Par. 1
Het Sectiebestuur Kunstrijden zal jaarlijks vóór 1 maart aan het Algemeen Bestuur de namen van de personen sub a1, a2, b1 b1, b2 en c1 en vóór 1 juli de namen van de personen sub a3, a4, a5, a6, b3, b4, b5, b6, c2, c3, c4, c5, d1, d2, d3 bekendmaken, die als juryleden worden aanbevolen:
Lid a.
Juryleden voor Solo- en Paarrijden:
1.
Juryleden voor ISU-Kampioenschappen
2.
Juryleden voor internationale wedstrijden
3.
Juryleden voor nationale wedstrijden en -testen
4.
Junior Juryleden
5.
Juryleden voor basistesten
6.
Kandidaat-juryleden
Lid b.
Juryleden voor IJsdansen:
1.
Juryleden voor ISU-Kampioenschappen
2.
Juryleden voor internationale wedstrijden
3.
Juryleden voor nationale wedstrijden en -testen
4.
Junior juryleden
158
5.
Juryleden voor testen “bouwstenen”
6.
Kandidaat-juryleden
Lid c. 1.
Juryleden voor ISU-Kampioenschappen
2.
Juryleden voor internationale wedstrijden
3.
Juryleden voor nationale wedstrijden
4.
Junior Juryleden
5.
Kandidaat-juryleden
Lid d.
Par. 2
Juryleden voor Synchroonschaatsen:
Juryleden voor Showrijden:
1.
Juryleden voor nationale wedstrijden
2.
Junior Juryleden
3.
Kandidaat-juryleden
Voordrachten moeten voor de verschillende groepen apart worden voorgelegd. Juryleden voor internationale wedstrijden mogen ook als zodanig optreden bij nationale wedstrijden, testen en basistesten. Hun namen behoeven niet op de lijst van juryleden voor nationale wedstrijden genoemd te worden.
Par. 3
Juryleden dienen de Nederlandse nationaliteit te hebben.
Par. 4
Indien het Sectiebestuur Kunstrijden een jurylid met andere nationaliteit voordraagt, moet het betrokken jurylid inwoner zijn van Nederland.
Par. 5
Plichten van juryleden zullen zijn conform de ISU Special Regulations & Technical Rules.
Artikel 514 – Technisch Specialist/ Technisch Controller/ Video-Data operator Par. 1
Het Sectiebestuur Kunstrijden zal jaarlijks vóór 1 maart aan het Algemeen Bestuur de namen van de personen sub a1, a2, b1 b1, b2, c1 en c2 en vóór 1 juli de namen van de personen sub a3, a4, b3, b4, en c3 bekendmaken, die als technische officials worden aanbevolen:
Lid a
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor Solo- en Paarrijden: 1.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor ISU-Kampioenschappen
2.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor internationale wedstrijden
3.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor nationale wedstrijden
4.
Junior technisch official
5.
Kandidaat-technisch official
Lid b
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor IJsdansen: 1.
Technisch Controller/TechnischeSpecialisten/Video-Data operator voor ISU-Kampioenschappen
2.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor internationale wedstrijden
3.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor nationale wedstrijden
4.
Junior technisch official
5.
Kandidaat-technisch official
Lid c
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor Synchroonschaatsen: 1.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor ISU-Kampioenschappen
2.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor internationale wedstrijden
3.
Technisch Controller/Technische Specialisten/Video-Data operator voor nationale wedstrijden
4.
Junior technisch official
5.
Kandidaat-technisch official
159
Par. 2
Voordrachten moeten voor de verschillende groepen apart worden voorgelegd. Technische officials voor internationale wedstrijden mogen ook als zodanig optreden bij nationale wedstrijden. Hun namen behoeven niet op de lijst van juryleden voor nationale wedstrijden genoemd te worden.
Par. 3
Technische officials dienen de Nederlandse nationaliteit te hebben of in ieder geval in Nederland woonachtig te zijn.
Par. 5
Plichten van de technische officials zullen zijn conform meest recente versie van Special Regulations & Technical Rules Single & Pair Skating and Ice Dance and Special Regulations & Technical Rules Synchronized Skating van de ISU.
Artikel 515 – Wedstrijden en demonstraties Par. 1
Onderhandelingen betreffende demonstraties van welke aard ook mogen met de rijders worden gevoerd, doch deze zal alleen het lid waartoe de rijder behoort op de hoogte moeten brengen.
Par. 2
Afspraken voor demonstraties binnen Nederland moeten schrif¬telijk worden geregeld door het lid van de KNSB,waarbij de rijder is aangesloten, waarbij wordt gedemonstreerd; beide leden van de KNSB dienen de wedstrijdsecretaris van de sectie kunstrijden hiervan in kennis te stellen.
Par. 3
Afspraken voor demonstraties in het buitenland moeten schriftelijk worden geregeld door het lid van de Bond, waarbij de rijder is aangesloten en de KNSB.
Par. 4
De bepalingen van ISU-Artikel 102, paragraaf 7 (optreden met niet tot deelneming gerechtigde personen) en van ISU-Artikel 109, paragraaf 2 en 3 (lidmaatschap) zijn eveneens van toepassing op demonstraties.
Par. 5
De totale waarde van alle geschenken, die iedere deelnemer bij kunstrijdemonstraties - gehouden op dezelfde dag en voor dezelfde sponsor - ontvangt, mag niet hoger zijn dan € 75,--. Indien het een paar of team betreft, geldt dit voor elk lid van het paar of team.
Par. 6
Bij wedstrijden mag het organiserende lid voor vervoer en verblijf zorgen of de reis- en verblijfkosten vergoeden voor rijders en officials.
Par. 7
Voor rijders en zij die demonstreren bij het kunstrijden mogen reis- en verblijfkosten worden vergoed aan ouders of deelnemer door het lid dat het evenement organiseert.
Par. 8
Leden is het niet toegestaan voor deelneming aan een wedstrijd, demonstratie of ander evenement, meer te vragen of te betalen dan de gemaakte vervoerskosten en noodzakelijke andere kosten tijdens de reis, of de ter plaatse van het evenement gemaakt verblijfkosten.
Par. 9
Een official, die in een ander dan door het organiserende lid aangewezen hotel verkiest te verblijven, zal voor zo'n ander hotel slechts aanspraak hebben op een vergoeding, welke gebaseerd is op de overeenkomstige prijs van het daartoe door het lid aangewezen hotel. Dergelijke deelnemers moeten wel het organiserende lid van hun plaatselijke adres op de hoogte stellen.
Par. 10
Bij wedstrijden in het kunstrijden moet het organiserende lid voor alle scheidsrechters en assistentscheidsrechters, alsmede de juryleden, die benoemd zijn om op te treden, voor vervoer en verblijf zorgen of de reis- en verblijfkosten vergoeden.
Par. 11
Bij demonstraties kunstrijden mag het organiserende lid voor degenen die demonstreren en genodigden die hen vergezellen, voor vervoer en verblijf zorgen of de reis- en verblijfkos¬ten vergoeden.
Artikel 516 – Nationale testen bij het kunstrijden (solorijden, paarrijden, ijsdansen en synchroonschaatsen) Par. 1
Er zullen geen nationale vrijrijtesten (oude stijl) meer worden verreden om te bepalen of iemand kan toetreden tot een hogere categorie. Deze testen zijn dan ook niet meer bepalend voor plaatsing in een categorie.
Par. 2
Voor toetreding (vanuit het Bokalencircuit naar het KNSB-Cup- of ONK-circuit) tot een categorie zal de minimum Technical Score (TES) moeten worden/zijn behaald tijdens een wedstrijd met ten minste het Klein Systeem of IJS (zie bijlage 1). Bovendien moet er een verplicht sprongelement zijn getoond. De Technical Score en het te tonen element moeten in
160
dezelfde wedstrijd zijn behaald c.q. zijn getoond. De normering voor het te tonen sprongelement is als volgt: De gecallde sprong mag geen < of << hebben, moet dus de volledige rotatie hebben. Men mag niet vallen op het gevraagde element en geen GOE van -2 bij meerderheid van jury. Naast het behalen van de minimum TES moet men ook in het bezit zijn van de juiste Moves In the Field-test om in een bepaalde categorie te mogen starten. Par. 3
Voor het doorstromen naar een volgende categorie dient een rijder te voldoen aan een Technical Score (volgens bijlage 1), een verplicht element hebben getoond en in het bezit zijn van in de bijlage 1 vermelde MIF-test. Buiten het wedstrijdseizoen zijn er nog twee testmomenten in de zomerperiode, waarop ingeschreven kan worden voor een zgn. ‘promotie- of TES-kür’. Hier wordt dan de kür verreden, die voldoet aan de voorwaarden van de beoogde categorie. De beoordeling van deze TESkür is hetzelfde als een wedstrijdkür. Er mogen geen elementen worden overgedaan. De minimum TES behoeft alleen te worden behaald bij de vrije kür.
Par. 4
Het behalen van de minimum TES en het tonen van het verplichte element kan ook worden gedaan in een internationale wedstrijd, mits gejureerd met het IJS en bij overdracht van juryrapportage.
Par. 5
Men mag in die categorie starten, waarvoor startbevoegdheid (met aantonen van de behaalde min. TES) is aangevraagd. Is men éénmaal in een bepaalde categorie gestart, dan blijft men gedurende het gehele seizoen in deze categorie starten. Bij niet aanvragen blijft men in de lagere categorie rijden, mits nog wordt voldaan aan de voorwaarden voor die categorie. De behaalde minimum TES om in een bepaalde categorie te mogen starten geldt voor twee seizoenen. Voorbeeld: behaald in 2013-2014 is deze geldig voor 2014-2015 en 2015-2016. Indien een rijder (middels behalen van de min. TES + tonen van verplicht element) na toetreding tot een categorie gedurende de opvolgende twee jaar niet de minimum TES behaalt zal deze worden teruggeplaatst in een lagere categorie waarvoor wel de minimum TES (inclusief het verplicht te tonen element) is behaald.
Par. 6
Instaptesten I en II De Instaptest I geldt voor toetreding tot de categorie Mini’s. Deze test blijft onbeperkt geldig voor deze categorie, mits de leeftijd dit toelaat. a)
Kadet
b)
Spot
c)
Salchow
d)
Rittberger
e)
Flip
f)
Lutz
g)
Combinatie van 2 enkele sprongen (waarvan één Flip, Lutz of Rittberger moet zijn)
h)
Stand-wisselpirouette (tenminste 3 draaien per voet)
i)
Zitpirouette (tenminste 4 draaien in zitpositie)
j)
Zweefpirouette (tenminste 4 draaien in zweefpositie)
De Instaptest II geldt voor voor toetreding tot de categorieën Pre Basic Novice B en Pre Basic Novice C. Deze test blijft onbeperkt geldig voor deze categorie, mits de leeftijd dit toelaat. a)
Axel
b)
Spot
c)
Salchow
d)
Rittberger
e)
Flip
f)
Lutz
g)
Combinatie van 2 enkele sprongen (waarvan één Flip, Lutz of Rittberger moet zijn)
h)
Stand-wisselpirouette (tenminste 3 draaien per voet)
161
i)
Zitpirouette (tenminste 4 draaien in zitpositie)
j)
Zweefpiroutte (tenminste 4 draaien in zweefpositie)
Par. 6a Aanvullende regels: a)
Bij inschrijving voor één van deze twee testen aangeven om welke test het gaat.
b)
Pupillen A en Aspiranten A kunnen doorstromen naar Mini’s door het behalen van de Interbrons-MIF-test en de Instaptest I.
c)
Pupillen A en Aspiranten A kunnen rechtstreeks doorstromen naar Pre Basic Novice A indien ze de Instaptest I hebben behaald. Daarnaast moeten ze in een kür voldoen aan een minimum TES van 7 punten en de axel hebben laten zien (en tevens de vereiste Interbrons-MIF-test hebben behaald). Zij moeten dus een wedstrijd met het IJS hebben gereden. Ook voor de testmomenten in de zomerperiode kunnen zij zich opgeven voor promotie naar Pre Basic Novice A. De procedure is dan net als bij de andere categorieën, die voor promotie opgaan.
d)
Pupillen B, Aspiranten B en Midi’s kunnen doorstromen naar Pre Basic Novice B door het behalen van de BronsMIF-test en de Instaptest II.
e)
Pupillen B, Aspiranten B en Midi’s kunnen rechtstreeks doorstromen naar Basic Novice B indien ze de Instaptest II hebben behaald. Daarnaast moeten ze in een kür voldoen aan een minimum TES van 8 punten. Tevens moeten zij de vereiste Interzilver-MIF-test hebben behaald. Zij moeten dus een wedstrijd met het IJS hebben gereden. Ook voor de testmomenten in de zomerperiode kunnen zij zich opgeven voor promotie naar Basic Novice B. De procedure is dan net als bij de andere categorieën, die voor promotie opgaan.
f)
Pupillen C, Aspiranten C en Maxi’s kunnen doorstromen naar Pre Basic Novice C door het behalen van de BronsMIF-test en de Instaptest II.
g)
Pupillen C, Aspiranten C en Maxi’s kunnen rechtstreeks doorstromen naar Basic Novice C indien ze de Instaptest II hebben behaald. Daarnaast moeten ze in een kür voldoen aan een minimum TES van 8 punten. Tevens moeten zij de vereiste Interzilver-MIF-test hebben behaald). Zij moeten dus een wedstrijd met het IJS hebben gereden. Ook voor de testmomenten in de zomerperiode kunnen zij zich opgeven voor promotie naar Teens C. De procedure is dan net als bij de andere categorieën, die voor promotie opgaan.
Par. 7
Moves In the Field-testen en de Instaptesten I en II kunnen op verenigingsniveau worden afgenomen, conform b.v. het diplomaschaatsen. Voor de testen worden drie juryleden toegewezen, waarvan één wordt aangewezen als scheidsrechter. In noodsituaties kan worden volstaan met twee juryleden, met minimaal de kwalificatie “Nationale wedstrijden”. Iedere vereniging kan maximaal één maal per seizoen een MIF testdag aanvragen, van minimaal 4 uur.
Par. 8
Kandidaten kunnen zich per testdatum maar voor één MIF-test inschrijven. De wachttijd voor het overdoen van alle testen waarvoor een kandidaat niet is geslaagd, bedraagt 30 dagen. Er geldt geen wachttijd tussen het behalen van een test en het inschrijven voor de hierop volgende test.
Par. 9
Normen om te slagen bij Moves In the Field (MIF)-testen: Bij alle MIF-testen wordt volgens een ‘pass en fail’ systeem gejureerd. De rijder kan per element uitsluitend een ‘pass of fail’ krijgen per jurylid en kan na afloop van de test, op aangeven van de scheidsrechter, maximaal één element één keer overdoen. Het te herkansen element moet direct na het bekendmaken worden overgedaan, dus zonder verder inrijden of oefenen. De rijder is geslaagd wanneer bij de meerderheid van de jury (of bij twee juryleden, bij beide juryleden) alle elementen met een ‘pass’ zijn beoordeeld.
Par. 10
Voor solorijden en paarrijden geldt dat een rijd(st)er kan worden toegelaten tot een categorie als wordt voldaan aan de volgende MIF-test-eisen: Mini’s 2015-2016* 2016-2017
Interbrons Brons
Pre Basic Novice Brons Interzilver
Basic Novice Interzilver Zilver
Advanced Novice Zilver Intergoud
Junioren
Senioren
Intergoud Goud
Goud Platina
162
Par. 11
Voor synschroonschaatsen geldt dat een team kan worden toegelaten tot een categorie als wordt voldaan aan de volgende MIF-test-eisen:
Par. 12
Jaar
Advanced Novice
Junioren
Senioren
2015-2016*
75% IZ
75% IZ
75% IZ
2016-2017
75% Z, 25% IZ
75% Z, 25% IZ
75% IG, 25% Z
2017-2018
75% IG, 25% Z
75% IG, 25% Z
75% IG, 25% Z
2018-2019
75% IG, 25% Z
75% G, 25% IG
75% G, 25% IG
2019-2020
75% IG, 25% Z
75% G, 25% IG
75% P, 25% G
Jaar
Juvenile
Adult
Basic Novice
Mixed Age
Junioren B
Senioren B
2015-2016*
75% IB
Geen
75% B
Geen
75% B
75% B
2016-2017
75% IB
25% IB
75% B, 25% IB
25% IB
75% IZ, 25% B
75% IZ, 25% B
2017-2018
75% IB
50% IB
75% IZ, 25% IB
50% IB
75% Z, 25% IZ
75% Z , 25% IZ
2018-2019
75% B, 25% IB
75% IB
75% Z, 25% IZ
75% IB
75% IG, 25% Z
75% IG, 25% Z
2019-2020
75% B, 25% IB
75% IB
75% Z, 25% IZ
75% IB
75% IG, 25% Z
75% G, 25% IG
Jaar
Pre Juvenile
Open Mixed Age
2015-2016*
Geen
Nog niet verrijden
2016-2017
Geen
Geen
2017-2018
Geen
Geen
2018-2019
Geen
Geen
2019-2020
Geen
Geen
Normen om te slagen bij de Instaptest I en II: Bij de Instaptest I (zonder axel) en Instaptest II (met axel) worden vrijrij-elementen verreden. De rijder kan per element uitsluitend een “pass” of “fail” krijgen per jurylid en kan na afloop van de test, op aanvraag van de scheidsrechter, maximaal twee elementen één keer overdoen. De te herkansen elementen moeten direct na het bekendmaken worden overgedaan, dus zonder verder inrijden of oefenen. De rijder is geslaagd wanneer bij de meerderheid van de jury alle elementen met een “pass” beoordeeld zijn.
Par. 13
Voor solorijden en paarrijden geldt, dat een rijd(st)er kan worden toegelaten tot een categorie als wordt voldaan aan de volgende TES-score:
Jaar
Mini’s
Pre Basic Novice A
Basic Novice
Advanced
Junioren
Senioren
Novice
163
2015-2016
-
7
10
12 (H 14)
18 (H 22)
26 (H 30)
2016-2017
-
8
11
13 (H 15)
19 (H 23)
27 (H 31)
2017-2018
-
8
11
13 (H 15)
19 (H 23)
27 (H 31)
2018-2019
-
9
12
14 (H 16)
20 (H 24)
28 (H 32)
De scheidsrechter kan de testen beëindigen of uitstellen, bij¬voorbeeld indien de conditie van het ijs niet bevredigend is. Tijdens de test mag niemand zich op het ijs bevinden, behalve de kandidaat en de juryleden, tenzij hiervoor vooraf van de scheidsrechter toestemming is verkregen. Par. 14
Wanneer een kandidaat is geslaagd, zendt de scheidsrechter van de testdag binnen een week na het afleggen van de test aan de commissie WTO: a)
De originele cijferlijsten getekend door de juryleden
b)
Het door de KNSB verlangde certificaat
Par. 15
Bij het behalen van een MIF-test of Instaptest wordt een aantekening in het testboekje gemaakt door de scheidsrechter.
Par. 16
De KNSB draagt zorg dat aan de kandidaten bij het behalen van een test een certificaat wordt uitgereikt.
Par. 17
Het inschrijfgeld voor de nationale testen solorijden, paarrijden, ijsdansen, synchroonschaatsen wordt jaarlijks door het Sectiebestuur kunstrijden vastgesteld en bekend gemaakt bij de start van het nieuwe schaatsseizoen op 1 juli.
Par. 18
De aanmelding voor een test kan alleen geschieden bij de sectie kunstrijden door inschrijving door de vereniging via FSO of via een ander daartoe verstrekt formulier, waarbij het licentienummer van de kandidaat vermeld moet worden en dat op de juiste wijze moet worden ingediend. De volledige inschrijving dient voor de door het Sectiebestuur (middels een KR bericht) aangegeven datum ontvangen te zijn.
Par. 19
Het inschrijfgeld voor de test wordt middels een factuur in rekening gebracht bij de vereniging.
Par. 20
Het om welke reden dan ook niet voldoen aan een oproep tot het afleggen van een test, geeft geen recht op restitutie van het inschrijfgeld voor de test. Afmelding kan geschieden tot maximaal 21 dagen voor de testdatum (totdat de FSOinschrijving gesloten is).
Par. 21
De kandidaat moet voor aanvang van de test zijn testboekje en een geldige KNSB-licentie overleggen, alvorens toestemming te krijgen de test af te leggen.
De artikelen 517 t/m 524 zijn gereserveerd voor mogelijk toekomstige wijzigingen. Voor alle bijlagen behorende bij de specifieke bepalingen kunstrijden nationaal verwijzen wij u graag naar onderstaande link: http://knsb.nl/over-de-knsb/reglementen/
Specifieke bepalingen | Marathon INHOUD Artikel
401
Doel van de Sectie Marathon
Artikel
402
Het Sectiebestuur Marathon
Artikel
403
De onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden door het Sectiebestuur
Artikel
404
De Gewestelijke Technische Commissie Marathon
Artikel
405
De vergadering met de gezamenlijke GTC’s
Artikel
406
De Scheidsrechterscommissie
Artikel
407
Vervallen
Artikel
408
Vervallen
164
Artikel
409
Aanvragen van nationale wedstrijden
Artikel
410
IJshuur
Artikel
411
Sponsoruiting van deelnemers en officials aan wedstrijden
Artikel
412
Afspraken met TV-zend media-gemachtigden
Wedstrijdreglement Sectie Marathon Artikel
413
Onderwerp van dit reglement
Artikel
414
De wedstrijdleiding en de ondersteuning door de organisatie
Artikel
415
Veiligheid
Artikel
416
De accommodatie bij wedstrijden op kunstijs en natuurijs
Artikel
417
De organisatie en toewijzing van wedstrijden op natuurijs
Artikel
418
Deelnemen aan nationale wedstrijden
Artikel
419
Promotie en degradatie
Artikel
420
Fair play
Artikel
421
De start van een marathonwedstrijd
Artikel
422
Premiesprints en sprintklassement
Artikel
423
Onderbreking en afgelasting
Artikel
424
Het finishen en de uitslag
Artikel
425
De puntenwaardering bij wedstrijden
Artikel
426
Regels voor de organisatie van het Nederlands Kampioenschap
Artikel
427
Maatregelen en Sancties
Artikel 401 Doel van de Sectie Marathon 1.
Overeenkomstig de statuten en het Algemeen Reglement van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond, hierna te noemen KNSB of Bond, is het Sectiebestuur Marathon, hierna te noemen Sectiebestuur, een orgaan van de KNSB.
2.
De Sectie heeft overeenkomstig het Algemeen Reglement Artikel 9 t/m 13 8, onder meer de volgende taken: a)
Het jaarlijks opstellen van een begroting en een beleidsplan, zulks met inachtneming van de meerjarenraming en het meerjarenbeleidplan van de bond en het uiterlijk op 1 april voorleggen daarvan aan het Algemeen Bestuur van de bond;
b)
Het opstellen van een actieplan ter realisatie van het goedgekeurde beleidsplan op basis van de beschikbare budgetten;
c)
Het opstellen van de wedstrijdkalender voor nationale wedstrijden;
d)
Het vaststellen van selectiecriteria voor de samenstelling van de verschillende categorieën van deelnemers aan nationale en internationale wedstrijden;
e)
Het benoemen en aanstellen van scheidsrechters, assistent scheidsrechters, aankomstrechters, speakers en systeembeheerders bij NK’s en alle overige nationale en internationale wedstrijden, niet zijnde ISU evenementen;
f)
Het aanwijzen van deelnemers aan nationale kampioenschappen volgens een door het Sectiebestuur op te stellen selectieprocedure;
g)
Het verrichten van al hetgeen redelijkerwijs in het belang van de sectie kan worden gevorderd en niet behoort tot de taken of bevoegdheden van andere geledingen of het bondsbureau van de KNSB.
3.
Dit reglement behandelt het bestuur en de organisatie van de Sectie. De wedstrijdreglementen zijn vanaf Artikel 413 van dit reglement vermeld.
4.
Tot de organen van de Sectie behoren: a)
het Sectiebestuur;
165
b) 5.
de Scheidsrechterscommissie.
In bijzondere gevallen kan het Sectiebestuur besluiten af te wijken van dit reglement; in de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het Sectiebestuur.
Atikel 402
Het Sectiebestuur Marathon 1.
Het Sectiebestuur wordt benoemd overeenkomstig Artikel 10 lid 2 van de Statuten en Artikel 9.2 8.2.1. van het Algemeen Reglement en is verantwoording verschuldigd aan het Algemeen Bestuur ten aanzien van het vastgestelde beleid en de besteding van de ter beschikking gestelde budgetten. Zij dienen te handelen conform het reglement van orde voor sectiebesturen.
2.
Het Sectiebestuur zal er voor waken dat zelfs niet de schijn van ongewenste vermenging van belangen van een bestuurder of official kan ontstaan.
3.
Jaarlijks treedt een aantal bestuursleden af volgens een door het Sectiebestuur opgemaakt rooster. Hij die in een vacature wordt benoemd, neemt op het rooster de plaats in van zijn voorganger.
Artikel 403
De onderlinge verdeling van taken en verantwoordelijkheden door het Sectiebestuur Het Sectiebestuur is als geheel verantwoordelijk voor de uitvoering van alle aan het sectiebestuur toevertrouwde taken en is als geheel verantwoordelijk voor de door het sectiebestuur genomen besluiten. De leden van het Sectiebestuur verdelen onderling, met inachtneming van het verder in dit artikel gestelde, de eerste verantwoordelijkheid voor een bepaalde taak en de terreinen van specifieke aandacht. Artikel 404
De Gewestelijke Technische Commissie Marathon 1.
Op verzoek van het Sectiebestuur wordt per kunstijsbaan door het betreffende Gewestelijke bestuur een baancontactpersoon Marathon benoemd, die in het bijzonder de relatie onderhoudt met het Sectiebestuur t.a.v. de organisatie van nationale wedstrijden op kunstijs.
2.
Op verzoek van het Sectiebestuur wordt per gewest een coördinator natuurijs benoemd, die in het bijzonder de relatie onderhoudt met de landelijke coördinator natuurijs t.a.v. de toewijzing en organisatie van nationale wedstrijden op natuurijs.
3.
De baancontactpersoon marathon maakt ambtshalve deel uit van de in artikel 2.g 13 van het Algemeen Reglement genoemde Gewestelijke Technische Commissie (hierna te noemen GTC).
4.
De GTC benoemt een organisatiecomité kan het benoemen van een organisatiecomité per baan aan de Baancommissies van desbetreffende ijsbanen delegeren. De organisatiecomités dragen, onder verantwoordelijkheid van het Gewest en in overleg met het Sectiebestuur, zorg voor de organisatie van de hen toegewezen nationale wedstrijden marathon op desbetreffende ijsbaan de banen van het Gewest. De Baancontactpersoon maakt deel uit van het organisatiecomité.
Artikel 405
De vergadering met de gezamenlijke GTC’s. 1.
Het Sectiebestuur vergadert tenminste tweemaal per seizoen met de vertegenwoordigers van alle GTC’s onder leiding van de voorzitter van het Sectiebestuur, t.w. na afloop van de competitie op kunstijs en vóór de aanvang van het nieuwe seizoen. De voorjaarsvergadering wordt gehouden in de maand april en de najaarsvergadering wordt gehouden in de maand september.
166
In de voorjaarsvergadering informeert het Sectiebestuur over het gevoerde beleid, activiteiten en wedstrijdreglement in het afgelopen seizoen en schetst door middel van een concept beleidsplan Marathon een beeld van het te voeren beleid voor het volgende seizoen. Vaste onderwerpen die tijdens de najaarsvergadering aan de orde komen, zijn: a)
het beleidsplan, waaronder begrepen de begroting, het voorgenomen beleid voor het komende seizoen;
b)
de nationale selectie marathon en de nationale wedstrijdkalender voor het komende seizoen;
c)
de regels van promotie en degradatie die zullen worden toegepast na afloop van het komende seizoen voor zover deze afwijken van het gestelde in het wedstrijdreglement.
2.
Tot de bevoegdheid van deze vergadering behoort: Het voordragen van de vrijgevallen functies binnen het Sectiebestuur en alle organen genoemd in artikel 401 lid 4 van dit reglement.
3.
De besluiten van deze vergadering worden genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. Geldige besluiten kunnen slechts worden genomen, indien ten minste de helft van het aantal stemhebbende licentiehouders zijn vertegenwoordigd. Het aantal stemmen wordt bepaald door het aantal licentiehouders in de marathonsport dat overeenkomstig de statuten van de bond, door elke GTC wordt vertegenwoordigd. Het Sectiebestuur is echter bevoegd, ongeacht het aantal vertegenwoordigde licentiehouders een besluit te nemen, indien dat besluit niet ter vorige vergadering kon worden genomen, omdat niet minimaal de helft van de vertegenwoordigde licentiehouders aanwezig was.
Artikel 406
De Scheidsrechterscommissie 1.
In de voorjaarsvergadering van het Sectiebestuur met de GTC’s wordt op voordracht van het Sectiebestuur een Scheidsrechterscommissie van minstens drie personen benoemd, waarvan tenminste één lid dient te zijn van het Sectiebestuur.
2.
De leden worden benoemd voor een periode van ten hoogste twee jaar en zijn ten hoogste twee maal, al dan niet aansluitend, herbenoembaar, telkens voor een periode van ten hoogste twee jaar. De leden van de Scheidsrechterscommissie benoemen uit hun midden een voorzitter en een secretaris.
3.
Tot de taken van de Scheidsrechterscommissie behoren: a)
het adviseren van het Sectiebestuur en de Directeur Sport over:
wijzigingen van het Wedstrijdreglement;
het rooster van aanstelling van de (assistent)scheidsrechters, de
(assistent)aankomstrechters, de speakers en de video-operators voor alle nationale en internationale wedstrijden op kunstijs en bereidt ten behoeve van het Sectiebestuur een keuze voor van beschikbare scheidsrechters tijdens een eventuele eerstvolgende natuurijsperiode;
b)
de kwaliteit van het jurywerk, inclusief de inzet van apparatuur;
opleidingen van jury en organisatie;
de continuïteit en toekomst van het jurycorps;
schikkingsvoorstellen aan deelnemers bij sancties voor onregelmatigheden.
het ontvangen en beoordelen van scheidsrechters rapporten van de wedstrijden en het zo nodig contact opnemen met de competitieleider.
c)
het verstrekken van uitleg aan juryleden van wedstrijdreglementen en wedstrijdformules.
167
d)
het beoordelen van juryleden en evalueren van juryleden in een gesprek en eventueel verslag uitbrengen aan het Sectiebestuur.
e)
het begeleiden van het Sectiebestuur de competitieleider bij de tuchtcommissie.
Artikel 407 en 408 VERVALLEN Artikel 409
Aanvragen van nationale wedstrijden 1.
De competitieleider stelt aan de hand van de ontvangen aanvragen en onder voorwaarden de voorlopige wedstrijdkalender vast. De voorwaarde voor natuurijsorganisaties is dat de competitieleider beschikt over een recent bijgewerkt draaiboek, waarin orde en veiligheid van deelnemers en publiek met instemming van het Sectiebestuur zijn geregeld. De voorwaarden voor wedstrijden op kunstijsbanen zullen jaarlijks bekend worden gemaakt.
2.
De finalewedstrijd van de landelijke competitie om de KNSB-cup wordt door de competitieleider marathon toegewezen aan een gewest dat beschikt over een ijsbaan die aan de gestelde eisen voldoet. De competitieleider heeft hiervoor de financiële verantwoordelijkheid. Het Nederlands Kampioenschap op kunstijs wordt op voordracht van de Directeur Sport door het Algemeen Bestuur toegewezen aan een gewest ijsbaan. De financiële verantwoordelijkheid voor dit kampioenschap ligt bij het Algemeen Bestuur.
3.
Het (Open) Nederlands Kampioenschap op natuurijs wordt door de competitieleider op verzoek van een gewestelijk bestuur slechts toegewezen aan organisaties die elk jaar een draaiboek hebben ingediend, waarin duidelijk tot uiting moet komen hoe parcours, accommodatie, organisatie en veiligheid zijn geregeld. Voor 1 oktober december zal de competitieleider, op ba basis van het verstrekte draaiboek, beslissen of de organisatie als kandidaat wordt toegelaten. Het Algemeen Bestuur heeft voor deze wedstrijd de financiële verantwoordelijkheid.
Definities: Het parcours:
een duidelijke tekening of landkaart waarop het parcours is aangegeven, incl de punten genoemd in art. 2.3 van het Handboek en art. 416 lid 3 van het wedstrijdreglement.
De accommodatie:
een omschrijving of tekening van de punten genoemd in art. 416 lid 1 2.3 van het Handboek en een duidelijke beschrijving van de parkeervoorzieningen.
De organisatie:
Organisator en samenstelling organisatiecomité.
De veiligheid:
hoe de veiligheid van de deelnemers, jury en bezoekers is geregeld.
Artikel 410
IJshuur 1.
Het huren van ijs voor landelijke wedstrijden geschiedt door en is voor kosten van de organisatiecomités van desbetreffende landelijke marathonwedstrijden het Bondsbureau of wordt gedelegeerd aan de Gewesten.
2.
Indien een wedstrijd op een kunstijsbaan ten behoeve van een op dezelfde dag te houden wedstrijd op natuurijs wordt verplaatst of afgelast, worden uitsluitend de aantoonbaar gemaakte kosten door het Sectiebestuur doorberekend aan de organisatie van de wedstrijd op natuurijs, echter alleen indien deze wedstrijd eindigt na 12.00 uur.
Artikel 411
Sponsoruiting van deelnemers en officials aan wedstrijden 1.
Uitgangspunt is het geldende KNSB Reglement Sponsoring en reclame.
168
2.
Om deel te mogen nemen aan nationale en/of internationale wedstrijden marathon: a)
dient een marathonmerkenteam uitkomend in de Topdivisie Heren en Topdivisie Dames te beschikken over een door de KNSB afgegeven teamlicentie.
b)
bdienen wedstrijdlicentiehouders welke niet uitkomen in een marathonmerkenteam, maar wel worden gesponsord, vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen, een zogenaamde sponsorverklaring bij de KNSB te hebben ingediend en voor aanvang van de wedstrijden te beschikken over die door het Algemeen Bestuur goedgekeurde verklaring.
3.
Deelnemers dienen zich op het wedstrijdparcours voor wat betreft de commerciële uitingen op het wedstrijdpak, het presentatiepak en het warming-up pak te houden aan de volgende bepalingen:
commerciële uitingen op de kleding tijdens nationale wedstrijden zijn alleen toegestaan als de deelnemer beschikt over een door het Algemeen Bestuur goedgekeurde sponsorverklaring of als hij schriftelijk specifieke toestemming heeft van het Algemeen Bestuur;
de reclame-uitingen mogen niet lichtgevend of fluorescerend zijn;
slogans en wervende teksten zijn niet toegestaan;
de kleurstelling mag niet overeenkomstig zijn met de leiderspakken van de desbetreffende competitie;
Teksten en sponsoruitingen mogen, evenals het pak zelf de gangbare fatsoensnormen niet overschrijden en niet provocerend zijn. Dit ter beoordeling van de competitieleider.
commerciële uitingen op de bovenbenen zijn niet toegestaan;
de kleding moet bij beide bovenbenen vrij blijven voor het wedstrijdnummer en voor de sponsoruitingen van de wedstrijd- en/of competitiesponsor;
alle leden van een marathonmerkenteam en/of gesponsorde ploeg dienen exact dezelfde kleding te dragen, uitgezonderd de beennummers, handschoenen, hoofdbedekking, leiderspakken en de Nederlandse kampioenen.
Waar in dit lid sprake is van commerciële uitingen, leze men commerciële en niet-commerciële uitingen. Het is een jurylid niet toegestaan tijdens het vervullen van de functie commerciële uitingen op de kleding te tonen die naar het oordeel van het Sectiebestuur conflicteren met de belangen van een sponsor van de KNSB. 4.
Het is een deelnemer aan een wedstrijd niet toegestaan om in het seizoen waarvoor een sponsorverklaring geldt, voor een andere sponsor uit te komen. Tijdens het schaatsseizoen zal geen toestemming worden verleend tot het opmaken van een nieuwe sponsorverklaring. Voor een deelnemer voor wie in enig seizoen geen sponsorverklaring is opgemaakt, kan ook na de in lid 2b genoemde datum alsnog een sponsorverklaring worden opgemaakt en aangevraagd, mits het maximale aantal toegelaten rijd(st)ers per team niet wordt overschreden. Voor aanvang van de wedstrijden dient de rijd(st)er te beschikken over die door het Algemeen Bestuur goedgekeurde schriftelijke verklaring. Het tussentijds aanbrengen van wijzigingen in het door de KNSB goedgekeurde sponsorcontract met inbegrip van het in het contract beschreven en in kleuren afgebeelde schaatspak is niet toegestaan, behoudens indien en voor zover uitsluitend de sponsor wijzigt en voor het overige geen wijziging optreedt in de structuur, entiteit en samenstelling van het marathonmerkenteam.
5.
Een marathonmerkenteam in de Topdivisie Heren bestaat uit maximaal zes rijders en zowel in de Topdivisie Dames als de Beloftendivisie uit maximaal vier rijd(st)ers. Het marathonmerkenteam wordt gesponsord door één of meerdere sponsoren, die gedurende het gehele seizoen niet vervangbaar zijn. Een ploeg kan zich laten bijstaan door maximaal één ploegleider en maximaal één verzorger, mits deze niet reeds een functie vervult bij een andere ploeg. De aanvraag van een verzorgerslicentie kan alleen in behandeling worden genomen als een aanvraag voor een ploegleiderslicentie is gedaan.
6.
Een erkende sponsor (onderneming/instelling) mag in één wedstrijd cq competitie één marathonmerkenteam sponsoren en daarbij zijn namen en/of beeldmerken gebruiken. Een co- of subsponsor (onderneming/instelling) mag in één wedstrijd cq competitie meerdere marathonmerkenteams sponsoren en daarbij zijn namen en/of beeldmerken gebruiken. Niet
169
toegestaan is in één wedstrijd cq competitie bij één marathonmerkenteam sponsor en bij een ander marathonmerkenteam co- of subsponsor te zijn. 7.
Het is KNSB officials (dit wil zeggen diegenen die door een organiserende instantie met enige functie zijn belast ten tijde van KNSB-evenementen) niet toegestaan commerciële uitingen te tonen op hun kleding ten tijde dat zij een functie bij een KNSB-wedstrijd vervullen, tenzij het Algemeen Bestuur van de KNSB hiertoe uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.
Het Algemeen Bestuur kan de toetsing en de afgifte van de sponsorverklaring delegeren aan de directie. Artikel 412
Afspraken met media-gemachtigden Afspraken en overeenkomsten voor media-uitzendingen van wedstrijden mogen, volgens artikel 7 van de Nationale Wedstrijdreglementen het Nationaal Wedstrijdreglement Algemene Bepalingen, uitsluitend door het Algemeen Bestuur van de Bond met betrokken media-autoriteiten worden gemaakt. NATIONALE WEDSTRIJDREGLEMENTEN Woord vooraf 1.
In de Hoofdstukken 3 en 4 van het Algemeen Reglement zijn de taken van Sectiebesturen beschreven inzake Topsport en wedstrijdsport. De secties behartigen de nationale en gewestoverstijgende sportbelangen van de schaatssport.
2.
Ten aanzien van Topsport heeft het Algemeen Bestuur de uitvoering van het Topsportbeleid gemandateerd aan de Directeur Sport. Het Sectiebestuur adviseert de Directeur Sport en het Algemeen Bestuur t.a.v. het sporttechnisch uitvoeringsbeleid. Onder Topsport marathon wordt verstaan: Topdivisie dames en Topdivisie heren, zoals onder meer omschreven in de artikelen 418 en 419 van dit reglement.
3.
Ten aanzien van de nationale wedstrijdsport wordt de bestuurlijke verantwoordelijkheid gemandateerd aan het Sectiebestuur. De Directeur Sport en het bondsbureau hebben hierin een adviserende en ondersteunende functie. Op verzoek van het Sectiebestuur kan het Algemeen Bestuur -op het gebied van de wedstrijdsport- taken en verantwoordelijkheden toewijzen aan de Directeur Sport.
Artikel 413
Onderwerp van dit reglement 1.
Dit reglement behandelt de wedstrijdtechnische zaken van het Sectiebestuur, alsmede de regels geldend voor de alle marathonwedstrijden in Nederland en voor zover van toepassing, specifieke regels voor de landelijke en de internationale marathonwedstrijden die onder auspiciën van de KNSB door een lid van de KNSB worden georganiseerd. Het reglement omtrent bestuur en organisatie van het Sectiebestuur is hiervoor ondergebracht in artikel 401 t/m 412.
2.
Onder marathonwedstrijden worden in dit reglement verstaan: a)
alle schaatswedstrijden op een kunstijsbaan van minimaal 25 ronden en maximaal 250 ronden voor heren of maximaal 125 ronden voor dames of maximaal 50 ronden voor jongens en meisjes die voor 1 juli voorafgaande aan het schaatsseizoen de 18-jarige leeftijd nog niet hebben bereikt en waaraan wordt deelgenomen door minimaal 15 en maximaal 99 deelnemers die allen tegelijk starten. Het Sectiebestuur kan toestemming geven meer dan 99 deelnemers te laten starten.
b)
alle schaatswedstrijden op een natuurijsbaan van minimaal 333 meter of een (natuurijs)traject met een aaneengesloten lengte van maximaal 200 kilometer, waaraan wordt deelgenomen door minimaal 15 deelnemers die allen tegelijk starten.
170
3.
De regels zoals die in dit reglement zijn beschreven, gelden voor de organisatie van alle wedstrijden, zij het dat in de Topdivisie het Sectiebestuur kan afwijken van dit reglement. Daarnaast kunnen GTC’s voor niet landelijke wedstrijden afwijkende regels vaststellen.
4
De bepaling en vaststelling van de wedstrijdformule voor alle wedstrijden, competities en meerdaagse wedstrijden behoren tot de bevoegdheid van de Directeur Sport en het Sectiebestuur. De wedstrijdformule zal worden vermeld in de officiële wedstrijdkalender en de Marathon Info van de KNSB.
5.
Aan marathonwedstrijden kan de naam van een wedstrijdsponsor worden verbonden.
6
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist in wedstrijdtechnische aangelegenheden de scheidsrechter en in alle andere gevallen de Directeur Sport en het Sectiebestuur.
Artikel 414
De wedstrijdleiding en de ondersteuning door de organisatie 1.
Wedstrijdleiding: juryleden Door of namens de Sectie wordt voor alle landelijke wedstrijden op kunst- en natuurijs een jury samengesteld die bestaat uit:
Een hoofdscheidsrechter, die de leiding heeft en de eindverantwoordelijkheid draagt voor een goed verloop van de wedstrijd(en) en de correcte toepassing van het Wedstrijdreglement Sectie Marathon.
Een of meerdere scheidsrechters, behorend tot het landelijk scheidsrechterscorps, die belast is/zijn met het leiden van een of meer wedstrijden van het programma en die de hoofdscheidsrechter assisteert/assisteren.
Een of meerdere assistent-scheidsrechters, die toezicht houden langs de baan op een correct verloop van de wedstrijd en een correcte gang van zaken op en nabij een eventuele verzorgingspost. Bij wedstrijden op kunstijsbanen zijn drie assistent-scheidsrechters wenselijk.
Een aankomstrechter, die verantwoordelijk is voor het opmaken van de uitslagen.
Een of twee speakers. De primaire taak van de speaker beperkt zich tot het doen van mededelingen - via de geluidsinstallatie - die betrekking hebben op de wedstrijd. Op de momenten dat er geen wedstrijdgerelateerde mededelingen zijn door te geven, kan de speaker andere mededelingen doen. Naast de wedstrijdspeaker kan een (lokale) organisatie een tweede speaker aanstellen die niet onder de jury valt, maar zich wel confirmeert aan de wedstrijd als leidend en bindend. Speakers hebben een informerende en sfeerverhogende taak, maar mogen niet van invloed zijn op het wedstrijdverloop.
Een of meerdere systeembeheerders. De scheidsrechters en aankomstrechter worden in de
uitoefening van hun taak ondersteund en deels vervangen door camerabeelden en het finishvideo- en transpondersysteem en de systeembeheerder(s) van de KNSB.
2.
Taken van de (lokale) organisatie: juryleden De organisatie draagt minimaal zorg voor:
Medewerkers die toezien op het tekenen van de presentielijst.
Een rondenteller. Dit is de medewerker die het rondenbord en de bel bedient. De rondenteller zal zich op minstens drie meter afstand voor de finishlijn moeten opstellen.
Medewerkers, die assisteren bij het bekendmaken en verspreiden van de uitslagen, ook wel runners genoemd.
Vier bochtencommissarissen, die zorgen voor het verplaatsen van de pylonen in de bochten en die toezicht houden op de kwaliteit van het ijs in de bochten.
Schaduwregistratie:
Een assistent-aankomstrechter die de jury aanstuurt, welke voor de schaduwregistratie zorgt.
Bij aanwezigheid van een video- en transpondersysteem: vier tot vijf juryleden, die zorgen voor de schaduwregistratie inzake het verloop van de wedstrijd en de volgorde van aankomst.
171
Bij afwezigheid van een video- en transpondersysteem: vijf tot tien juryleden, die zorgen voor de registratie van het verloop van de wedstrijden alsmede de registratie van de volgorde van aankomst.
3.
Een medewerker ter beveiliging van de persruimte en uitgifte pershesjes.
Een medewerker voor de catering ten behoeve van de jury en de pers.
Een medewerker ter controle van doorgang naar het het middenterrein op 400-meter banen.
Exclusieve taken en bevoegdheden van een scheidsrechter a)
De scheidsrechter geeft leiding aan de jury en medewerkers bij de organisatie.
b)
Hij beoordeelt of door de organisatie is voldaan aan de (veiligheids)vereisten die aan het organiseren van een wedstrijd zijn verbonden – zoals omschreven in artikelen 414 en 416 - en is bevoegd om desgewenst passende maatregelen te nemen.
c)
Hij bepaalt of de wedstrijd gestart, afgelast, onderbroken, herstart, gestaakt of beëindigd wordt.
d)
Hij kan onder omstandigheden het aantal te rijden ronden wijzigen.
e)
Hij bepaalt welke deelnemer een of meerdere ronden voorsprong heeft en welke deelnemer een ronde achterstand heeft.
f)
Hij is bevoegd om maatregelen te nemen en/of sancties op te leggen.
g)
Hij bepaalt of een deelnemer die uit de wedstrijd wordt genomen, wordt geklasseerd.
h)
Hij neemt schriftelijke protesten in ontvangst en beslist hierover inclusief protesten tegen de officieuze uitslag.
i)
Hij keurt de einduitslag goed en bekrachtigt dit met zijn handtekening.
j)
Hij stelt het proces-verbaal op bij het opleggen van een gele of rode kaart.
k)
Hij vertegenwoordigt de jury in zaken bij de Tuchtcommissie.
l)
Hij doet namens de jury mededelingen aan de pers.
m)
Hij verzorgt de instructie en controle van het medisch team.
n)
Het staat de hoofdscheidsrechter vrij om bovenstaande taken en bevoegdheden tijdens de wedstrijden te delegeren aan een andere scheidsrechter. De eindverantwoordelijkheid is echter niet overdraagbaar.
Artikel 415
Veiligheid Vereiste kleding en uitrusting 1.
Deelnemers aan landelijke en internationale wedstrijden dienen ter wille van de veiligheid te dragen:
Snijvaste handbescherming;
Snijvaste scheenbescherming;
Snijvaste enkelbescherming;
Snijvaste nekbescherming;
Gesloten kleding met lange mouwen en broekspijpen. Het dragen van snijvaste kleding wordt
aanbevolen ter wille van de veiligheid, wordt geadviseerd deze attributen aan te schaffen van snijbestendige kwaliteit;
Een valhelm die voldoet aan de van toepassing zijnde ASTM-standaard (American Society for
Testing and Materials) voor shorttrack conform de ISU Special Regulations en Technical Rules rule 291 (Equipment of Skaters). De helm dient een regelmatige vorm te hebben zonder uitsteeksels.
Deelnemers aan niet landelijke en niet internationale wedstrijden dienen ter wille van de veiligheid te dragen:
Snijvaste handbescherming;
Snijvaste scheenbescherming;
Snijvaste enkelbescherming;
Gesloten kleding met lange mouwen en broekspijpen.
172
Deelnemers aan niet landelijke en niet internationale wedstrijden wordt aanbevolen ter wille van de veiligheid te dragen:
Snijvaste kleding en nekbescherming;
Een valhelm die voldoet aan de van toepassing zijnde ASTM-standaard (American Society for
Testing and Materials) voor shorttrack conform de ISU Special Regulations en Technical Rules rule 291 (Equipment of Skaters). De helm dient een regelmatige vorm te hebben zonder uitsteeksels;
2.
De schaatsbuizen moeten gesloten zijn en de bladeinden moeten zijn afgerond met een kwadrant van een cirkel met een straal van minimaal 1 cm (vergelijk 10 cent munt).
3.
Het gebruik van wisselijzers of -schaatsen is gebonden aan de volgende regels:
Behalve de wisselijzers of -schaatsen waarop de deelnemers rijden, mogen ze
tijdens de wedstrijd geen wisselijzers of -schaatsen bij zich dragen;
Op een kunstijsbaan mag er niet gewisseld worden; bij andere wedstrijden bepaalt de scheidsrechter waar gewisseld mag worden;
4.
Deelnemers moeten stilstaan of stilzitten en mogen daarna pas wisselen.
Het gebruik van de kluunschoen tijdens natuurijswedstrijden is toegestaan mits dit geen gevaar oplevert voor de andere deelnemers.
5.
Het is de deelnemers uitdrukkelijk niet toegestaan voorwerpen te dragen waarbij redelijkerwijs ingeschat kan worden dat daardoor bij een ongeval een verhoogd risico op schade of letsel ontstaat. Dit ter beoordeling van de scheidsrechter.
Artikel 416
De accommodatie bij wedstrijden op kunstijs en natuurijs 1.
Algemene organisatievereisten a)
Bij alle landelijke en internationale marathonwedstrijden moeten voldoende, maar tenminste twee EHBO-posten á twee personen, minimaal een arts, twee traumaverpleegkundigen en een ambulancechauffeur langs het gehele parcours aanwezig zijn. Bij alle niet landelijke en niet internationale wedstrijden dient voldoende EHBO aanwezig te zijn.
b)
Bij marathonwedstrijden op kunstijs tot en met 100 ronden is geen verzorging toegestaan. Bij wedstrijden van meer dan 100 ronden is verzorging toegestaan, behalve in de eerste 25 en in de laatste 25 ronden. Door de hoofdscheidsrechter kan besloten worden, omwille van bijvoorbeeld hoge temperaturen, af te wijken van deze regel. Koelboxen en/of andere attributen mogen niet op de baan c.q. het parcours staan.
c)
Bij andere marathonwedstrijden bepaalt de scheidsrechter óf, waar en wanneer verzorging van de deelnemers is toegestaan.
d)
Bij alle wedstrijden dient een rondenbord met driecijferige aanduiding aanwezig te zijn alsmede een reserve rondenbord.
e)
De organisatie dient ervoor te zorgen dat over een lengte van minimaal 5 meter voor en na de finishlijn en ter breedte van 3 meter geen publiek kan komen, zodat de jury ongestoord haar werkzaamheden kan verrichten.
f)
Bij alle marathonwedstrijden kunnen op aanwijzing van de scheidsrechter en ter bescherming van de ijskwaliteit in de bochten zogenaamde pylonen van maximaal 20 centimeter hoog geplaatst worden. Deze pylonen worden, door de aangewezen bochtencommissaris(sen), verplaatst c.q. verwijderd volgens een door de scheidsrechter vast te stellen schema.
173
g)
2.
Ten aanzien van wedstrijden stelt het Sectiebestuur eisen aan organisaties t.a.v. accommodaties:
Baanbeveiliging
Dopingcontrolestation conform eisen van De Nederlandse Dopingautoriteit
Douches deelnemers
EHBO-ruimte
Fotofinishapparatuur
Geluidsinstallatie
Hospitalityruimte
Juryruimte met internetfaciliteiten
Kleedkamers (voldoende en afsluitbaar) voor de deelnemers
Kopieerapparatuur
Massageruimte voor de deelnemers
Persruimte met internetfaciliteiten
Plaats voor het wedstrijdsecretariaat (tekenlijsten);
Restaurant publiek
Tijdswaarnemingsapparatuur
Toiletten deelnemers
Toiletten publiek
Vergaderruimte voor de jury
Verlichting
Baanbeveiliging op kunstijs Bij wedstrijden op kunstijs moeten in de bochten en ten minste tot 12 meter op het rechte eind na het einde van elke bocht, beveiligingskussens zijn aangebracht. Deze moeten ten minste 80 centimeter hoog en minimaal 15 centimeter dik zijn. De kussens moeten onderling zodanig verbonden zijn dat ze niet wegglijden door de val van een deelnemer. De buitenzijde van de beveiligingskussens moet water- en snijbestendig zijn. Obstakels die zich bevinden binnen 3 meter vanaf de rand van de wedstrijdbaan, dienen te worden verwijderd of - indien dit niet kan - te worden beveiligd met stootkussens.
3.
Parcoursvereisten natuurijs a)
Het beoordelen en het vrijgeven van het parcours geschiedt door de competitieleider en de aangewezen scheidsrechter.
b)
De breedte van de wedstrijdbaan is minimaal 4 meter en de laatste 200 meter voor de finish minimaal 8 meter. Het ijs dient over het gehele parcours de vereiste dikte te hebben (zie Art.417 lid d) en vrijwel sneeuwvrij te zijn.
c)
De organisatie dient ervoor te zorgen dat minimaal over een lengte van 5 meter voor en na de finishlijn geen publiek kan komen, zodat de jury ongestoord haar werkzaamheden kan verrichten.
174
d)
De lijnen van start en finish worden duidelijk aangegeven door haaks op het rechte eind getrokken strepen. De startlijn en de finishlijn worden zodanig aangebracht, dat start en finish niet plaatshebben nabij een bocht in het parcours. Indien een finishdoek of truss met finishbord wordt gebruikt, dient dit boven de finishlijn te worden aangebracht.
e)
Het is niet toegestaan op schaatsen te starten vanuit een fabriekshal of soortgelijke accommodatie. Een kluunplaats in de laatste 1000 meter voor de finish is niet toegestaan.
f)
Het parcours moet met routewijzers en vlaggen en bij mist en duisternis met lichtbakens zijn afgebakend. De organisatie zorgt ervoor dat tijdens de wedstrijd de wedstrijdbaan alleen door de deelnemers aan de wedstrijd wordt gebruikt.
g)
Op 2000 meter, 1000 meter en op 500 meter vóór de finish moet rechts van de wedstrijdbaan een bord geplaatst zijn, met daarop de tekst “2000 meter”, resp. “1000 meter”, resp. “500 meter”.
h)
Verzorgingsplaatsen voor ploegleiders tijdens de wedstrijden dienen duidelijk te zijn aangegeven;
i)
Kluunplaatsen en bruggen dienen duidelijk te zijn aangegeven
j)
De organisatie dient wakken en gevaarlijke plaatsen op het ijs van en buiten het parcours goed te markeren.
4.
Weersomstandigheden Natuurijs Bij een temperatuur van -20 graden Celsius of kouder is beraad noodzakelijk omtrent doorgaan van de wedstrijd en eventuele aanpassing daarvan. De hoofdscheidsrechter neemt hierover uiteindelijk het besluit, gehoord hebbende vertegenwoordigers van het organisatiecomité, een afvaardiging van het KNSB Bondsbureau, het medisch team, leden van het Sectiebestuur en vertegenwoordigers van ploegleiders.
5.
De organisatie a)
De organisatie van natuurijswedstrijden dient vóór 15 juni 1 oktober van elk het betreffende seizoen een draaiboek in te dienen. Dit wordt beoordeeld door de competitieleider door het te toetsen aan het keurmerk dat daarvoor door het Sectiebestuur is vastgesteld.
b)
De organisatie dient te beschikken over voldoende goed werkende machines en materialen waarmee het parcours sneeuwvrij en schoongehouden kan worden.
c)
Er dient een goed werkende geluidsinstallatie aanwezig te zijn, zodat de speaker tot op 500 meter voor en 200 meter na de finish goed verstaanbaar is.
d)
De organisatie dient te zorgen voor goed leesbare wedstrijdnummers. Deze mogen alleen worden afgegeven tegen inlevering van de KNSB-marathonlicentie.
e)
Op de juryplaats dient een kopie van de startlijst aanwezig te zijn.
Artikel 417
De organisatie en toewijzing van wedstrijden op natuurijs a)
Op natuurijs wordt onderscheid gemaakt tussen klassiekers, meerdaagse wedstrijden, rondenwedstrijden, trajectwedstrijden, het Nederlands Kampioenschap en het Open Nederlands Kampioenschap.
b)
Het Sectiebestuur kan een organisatie de status van klassieker toekennen. Deze status kan ook weer aan een organisatie worden ontnomen door het Sectiebestuur als niet meer aan de kwaliteitseisen wordt voldaan, of indien onder gunstige omstandigheden geen wedstrijd werd georganiseerd. Jaarlijks bepaalt het Sectiebestuur welke wedstrijden worden opgenomen in een lijst met beschermde wedstrijden.
c)
Rondenwedstrijden, trajectwedstrijden en klassiekers hebben een maximum lengte van 100 kilometer, tenzij het Sectiebestuur bij wijze van uitzondering voor een langere afstand dispensatie verleent.
d)
Aanmelding van een natuurijswedstrijd op een ijsvloer rustend op een wateroppervlak kan geschieden bij een ijsdikte van 12 centimeter, mits de weersvooruitzichten goed zijn. Er kan pas worden gereden als de ijsdikte over het gehele parcours minimaal 14 centimeter bedraagt. Tot uiterlijk 12 uur voor de geplande start kunnen aanpassingen worden vastgelegd.
175
e)
Aanmelding van een natuurijswedstrijd op een ijsvloer rustend op een vaste ondergrond, kan geschieden bij een ijsdikte van 3 centimeter, mits de weersvooruitzichten goed zijn. De wedstrijd mag pas worden verreden als de belangen van de Marathonsport voldoende zijn gewaarborgd, zulks ter beoordeling en goedkeuring van het Sectiebestuur de competitieleider. Tot uiterlijk 12 uur voor de geplande start kunnen aanpassingen worden vastgelegd. Om ieders belang tot zijn recht te laten komen, gelden de volgende regels:
Het NK natuurijs gaat boven het ONK natuurijs.
De beschermde wedstrijden, genoemd in lid b, staan boven alle andere wedstrijden. Deelnemers uit de Topdivisie Heren en Topdivisie Dames en nader geselecteerden uit Beloftendivisie en regio’s mogen op de wedstrijddag niet eerder dan 18.00 uur aan andere marathonwedstrijden deelnemen.
Per gewest mag niet meer dan één marathonwedstrijd op landelijk niveau per dag worden georganiseerd.
Voor het gewest Noord-Holland/Utrecht worden in verband met het grote aantal licentiehouders in dat gewest twee marathonwedstrijden toegestaan.
f)
De aanvragen van in de gewesten te organiseren wedstrijden en van een Gewestelijk Kampioenschap voor licentiehouders uit dat gewest, worden per gewest gecoördineerd door de gewestelijke coördinator natuurijswedstrijden en vervolgens op landelijk niveau door de coördinator natuurijswedstrijden.
Artikel 418
Deelnemen aan de nationale wedstrijden 1.
De selectiecriteria voor de nationale competities en divisies worden vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de KNSB op voordracht van het Sectiebestuur.
2.
Selectiecriteria voor de Topdivisie Heren a)
Vijftien marathonmerkenteams, die zich op grond van de selectiecriteria hebben geplaatst, komen in aanmerking voor de Topdivisie.
b)
De tien eerst geplaatste teams zijn de tien beste in het ploegenklassement van de marathoncup van het voorgaande seizoen in de Topdivisie.
c)
De overige teams worden geplaatst op basis van ‘individuele ranking’, uitgewerkt in de Marathon Info die voor aanvang van het seizoen zal worden gepubliceerd op de KNSB website. Van de rijders per team worden de punten op basis van de individuele ranking van het voorgaand seizoen - met als peildatum 1 juli - bekeken en die van de vier hoogst geklasseerden bij elkaar opgeteld.
d)
Teams mogen de uitnodiging voor inschrijving in de Topdivisie weigeren.
e)
Als teams uit het voorgaande seizoen ophouden te bestaan of weigeren, worden andere teams toegelaten op basis van individuele ranking totdat het aantal van vijftien teams is bereikt.
f)
Tijdens het seizoen zal geen promotie of degradatie van ploegen plaatsvinden.
3.
Topdivisie Heren en Topdivisie Dames
3A.
Topdivisie Heren a)
Om aan nationale of internationale marathonwedstrijden te mogen deelnemen, dienen rijders deel uit te maken van een marathonmerkenteam.
b)
Marathonmerkenteams dienen te beschikken over een door de KNSB afgegeven teamlicentie, in overeenstemming met de bepalingen van de Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon (CSOM).
c)
Een marathonmerkenteam heeft ten minste vijf en ten hoogste zes rijders onder contract.
d)
Een gesponsord marathonmerkenteam mag tijdens het schaatsseizoen niet van sponsor wisselen.
e)
Elk team dient te beschikken over een ploegleid(st)er.
176
f)
In de Topdivisie, meerdaagse en overige landelijke wedstrijden op kunstijs mag een marathonmerkenteam met ten hoogste vijf rijders te starten.
g)
Op natuurijswedstrijden mag een marathonmerkenteam met ten hoogste zes rijders starten.
h)
Tijdens meerdaagse wedstrijden mag de teamsamenstelling niet veranderen.
i)
Een deelnemer aan een meerdaagse die een wedstrijd in deze reeks niet uitrijdt, mag de volgende dag weer starten. Wanneer een rijder aan een wedstrijd in de meerdaagse niet deelneemt, vervalt het recht om op de resterende dagen te starten.
j)
Rijders uit het vorige seizoen die niet meer zijn opgenomen in een marathonmerkenteam worden krijgen automatisch de mogelijkheid tot plaatsing geplaatst in de Beloftendivisie.
k)
Per wedstrijd mag conform artikel 419.2.c per marathonmerkenteam ook één rijder deelnemen uit de Beloftendivisie. Deze rijder telt mee in het maximale aantal van vijf rijders waarmee het marathonmerkenteam mag starten.
3B.
Topdivisie Dames a)
In de Topdivisie Dames kunnen alleen rijdsters in teamverband deelnemen. Deze marathonmerkenteams dienen te beschikken over een door de KNSB afgegeven teamlicentie, in overeenstemming met de bepalingen van de Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon (CSOM).
b)
In de Topdivisie Dames bestaat een team uit minimaal drie en maximaal vier rijdsters, al dan niet gesponsord.
c)
Elk team dient te beschikken over een ploegleid(st)er.
d)
Dames die niet aan de gewestelijke selectie wedstrijden hebben deelgenomen om te promoveren naar de landelijke divisie, maar toch een nummer aanvragen, dienen sneller dan 2.08.00 op de 1500 meter of 4.30.00 op de 3000 meter te rijden om rechtstreeks toegelaten te worden op landelijk niveau.
e)
Rijdsters die tijdens het seizoen wegens zwangerschap (een deel van) het seizoen niet kunnen beëindigen deelnemen, mogen het nieuwe seizoen weer starten. Dit kan alleen mits zij voor de zwangerschap bij de eerste 50 stonden geklasseerd bij de competitie op kunstijs.
4.
Team Langebaan Door het Sectiebestuur Marathon de Directeur Sport kunnen Lange Baan schaatsers, die in het afgelopen en/of lopende seizoen hebben meegedaan aan wedstrijden World Cup, EK en/of WK Allround of WK Afstanden, worden toegelaten binnen een marathonteam genaamd ‘Team Langebaan’. De Directeur Sport kan deze bevoegdheid delegeren aan de competitieleider. Onderstaande voorwaarden zijn hierop van toepassing: a)
Zij mogen deelnemen in het wedstrijdpak van het betreffende merkenteam;
b)
Zij zijn verplicht te rijden met het beennummer van de KNSB sponsor/organisatie;
c)
Zij maken aanspraak op prijzengeld en/of punten. De rijders worden hiermee tevens opgenomen in de individuele klassementen. Team Langebaan wordt opgenomen in eventuele ploegenklassementen;
d)
Marathonschaatsers met een vast landelijk beennummer zijn uitgesloten voor het “Team Langebaan”. Langebaan schaatsers met eenzelfde sponsor binnen het marathonschaatsen zijn eveneens uitgesloten voor het “Team Langebaan”.
e)
Bestaat het “Team Langebaan” uit meer dan het tot de wedstrijd toe te laten aantal deelnemers, dan vindt loting plaats.
f)
Deelname aan het NK Kunstijs, het ONK en het NK Natuurijs is alleen mogelijk indien de deelnemer in het lopende seizoen minimaal twee keer is geklasseerd in een nationale marathonwedstrijd. 1e -Beloftendivisie Heren
5. a)
In de Beloftendivisie kunnen deelnemen: individuele rijders, al dan niet in teamverband. Teams dienen te beschikken over een door de KNSB afgegeven teamlicentie, in overeenstemming met de bepalingen van de Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon (CSOM).
b)
Voor toegang van rijders van buiten de Topdivisie – al dan niet in een team – is toestemming nodig van het Sectiebestuur. Deze rijders dienen sneller dan 1.55.00 op de 1500 meter of 6.55.00 op de 5000 meter te rijden.
177
c)
In de Beloftendivisie bestaat een team uit ten hoogste vier rijders.
d)
Per wedstrijd kunnen met goedkeuring van het Sectiebestuur, naast de landelijke lijst van rijders, individuele rijders worden toegelaten. Deze rijders dingen alleen mee voor dagprijzen.
e)
Per wedstrijd mag ook één rijder deelnemen van een marathonmerkenteam (de zesde rijder) dat uitkomt in de Topdivisie. Dit mag alleen als in de Topdivisiewedstrijd met een volledig team van 5 man wordt gestart. Deze rijders dingen niet mee voor klassementen of (geld)prijzen.
6.
Mastersdivisie a)
In de Mastersdivisie kunnen deelnemen: individuele rijders, al dan niet in teamverband, die voor 1 juli van het betreffende seizoen leeftijd van 39 jaar en ouder hebben bereikt en niet uitkomen in de Top- of Beloftendivisie.
b)
In de Mastersdivisie bestaat een team uit ten hoogste vier rijders.
c)
De verdeling van aantallen beschikbare plaatsen in de Masters divisie bij landelijke wedstrijden op kunstijs en het Nederlands Kampioenschap op kunst- en natuurijs geschiedt uiterlijk 1 november vanuit het Bondsbureau op basis van door het Sectiebestuur vastgestelde regels. Voor de toekenning van namen aan de beschikbare plaatsen zijn de klassementen van de drie regiocompetities Noord-Oost, West en Zuid op de derde maandag in december bepalend. Aanvullend wijst elke GTC uiterlijk op deze dag 2 rijders aan op zelf te bepalen wijze. wijst elke GTC uiterlijk half december 2 rijders aan op zelf te bepalen wijze; de volgende deelnemers komen uit de klassementen Masters 1 van de regionale competities Zuid, West (6-banen M1) en Regio Noord/Oost, 1 week voorafgaand aan de wedstrijd. De verdeling van aantallen geschiedt vanuit het Bondsbureau op basis van door het Sectiebestuur vastgestelde regels.
7.
Buitenlandse marathonwedstrijden Het is wedstrijdlicentiehouders van de KNSB alleen toegestaan deel te nemen aan buitenlandse marathonwedstrijden die staan vermeld op de officiële wedstrijdkalender marathon van de KNSB of in de Marathon Info. Voor alle andere buitenlandse wedstrijden moet de deelnemer vooraf toestemming vragen aan het Sectiebestuur via de competitieleider marathon.
8.
Inschrijving Deelnemers aan landelijke marathonwedstrijden dienen zich ten minste 30 minuten voor aanvang van de wedstrijd persoonlijk dan wel vertegenwoordigd door hun ploegleider te melden bij het inschrijfbureau door het (laten) tekenen van de presentielijst.
9.
Dwingende voorschriften voor deelnemers; uitrusting en hulpmiddelen a)
De namens het Sectiebestuur of de organisator verstrekte wedstrijdnummers dienen de deelnemers op de daarvoor voorgeschreven wijze, duidelijk zichtbaar te dragen. De wedstrijdnummers dienen op het rechter- en linkerdijbeen gedragen te worden. De afmeting van deze nummers dient minimaal 32 centimeter lang en 22 centimeter breed te zijn. De kleur voor de Topdivisie is groen, die voor de Beloftendivisie blauw, die voor de Topdivisie Dames wit en die voor de Masters-divisie rood. Zelf aangebrachte wedstrijdnummers mogen niet afwijken van de verstrekte wedstrijdnummers. Wijken de nummers af naar de waarneming van de scheidsrechter, dan volgt bij de eerste wedstrijd een gele kaart en bij iedere volgende wedstrijd een startverbod.
b)
Uit respect voor Sjoerd Huisman wordt nummer 24 niet meer uitgegeven in de Topdivisie Heren. Uit respect voor Willem Poelstra wordt nummer 79 niet meer uitgegeven in de Topdivisie Heren.
c)
Het gebruik dragen van hulpmiddelen op het gebied van telecommunicatie is voor de deelnemers tijdens een wedstrijd alleen toegestaan op een parcours langer dan twee kilometer.
d)
Deelnemers mogen alleen met schaatsen, kleding en verdere uitrustingsstukken meedoen die voor alle deelnemers algemeen verkrijgbaar zijn en voldoen aan de ISU-voorschriften.
e)
Deelnemers mogen tijdens een marathonwedstrijd niet rijden met een cap en/of capuchon op het wedstrijdpak.
178
f)
Rijders behorend tot een team dienen tijdens de wedstrijden de voor dat team gekozen wedstrijdkleding te dragen. Deze wedstrijdkleding dient te voldoen aan de daarvoor geldende voorschriften en zowel naar ontwerp als naar kleurstelling onderscheidend te zijn van die van de andere teams.
10.
Transponders Bij alle landelijke wedstrijden moeten de deelnemers in de Topdivisie Heren en Dames en Beloftendivisie Heren om beide enkels een bij de KNSB met uniek nummer geregistreerde goed werkende transponder te dragen, tenzij het Sectiebestuur uitdrukkelijk anders aangeeft. Deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor de goede werking van deze transponders.
11.
Verzorger en ploegleider a)
De verzorger en ploegleider dienen zich tijdens de wedstrijd binnen de door de scheidsrechter bepaalde grenzen langs de wedstrijdbaan of het parcours te bevinden; zij mogen zich niet op schaatsen op het ijs bevinden.
b)
De verzorger en ploegleider dienen herkenbare kleding van het marathonmerkenteam te dragen; deze kleding dient onderscheidend te zijn van de kleding van andere marathonmerkenteams.
c)
Bij alle wedstrijden op kunstijs tot en met 100 ronden is alleen een ploegleider toegestaan, bij wedstrijden van meer dan 100 ronden is zijn een ploegleider en een verzorger toegestaan.
Artikel 419
Promotie en degradatie 1.
Algemeen a)
De Gewestelijke Technische Commissies (hierna te noemen GTC’s) organiseren, al dan niet gezamenlijk, per seizoen ten minste vijf gewestelijke wedstrijden op kunstijs ter bepaling van eventuele promotie naar de landelijke divisies.
b)
Deelnemers uit de Topdivisie en Beloftendivisie die vóór 1 juli voorafgaande aan het seizoen de 39-jarige leeftijd hebben bereikt, kunnen desgevraagd overstappen naar de Masters-divisie.
c)
Het Sectiebestuur besluit over promotie en degradatie en heeft de bevoegdheid om af te wijken van de in dit artikel opgenomen regeling, dit ter optimalisering van het aantal deelnemers.
2.
Topdivisie Heren a)
In de Topdivisie Heren worden maximaal 15 marathonmerkenteams toegelaten. Deze teams hebben minimaal 5 en maximaal 6 rijders onder contract. Ieder team kan ten hoogste 5 rijders opstellen in de wedstrijden op de 400 meterkunstijsbaan. De 6e rijder voor het team dat uitkomt in de Topdivisie Heren kan opgesteld worden in de Beloftendivisie Heren, mits het aantal van 5 rijders is opgesteld in de Topdivisie.
b)
Vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen moet een marathonmerkenteam een teamlicentieaanvraag bij de KNSB indienen. Uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het schaatsseizoen beslist het Sectiebestuur of de teamlicentie wordt verstrekt, c.q. het marathonmerkenteam wordt toegelaten tot de Topdivisie.
c)
Gelijktijdig met het indienen van de teamlicentieaanvraag dienen de namen van de rijders, de ploegleider, de ploegenvertegenwoordiger en de verzorger te worden opgegeven. De voorwaarden waaraan een team moet voldoen, zijn geregeld in de Collectieve Samenwerkings Overeenkomst Marathon (CSOM).
d)
Topdivisieteams kunnen een opleidingsteam in de Beloftendivisie sponsoren of steunen. Het opleidingsteam moet voor 1 oktober bij de KNSB bekend zijn. Het Topdivisieteam mag ten hoogste één rijder uit het opleidingsteam opstellen in landelijke wedstrijden, uitgezonderd het NK op natuurijs. Deze wisselrijder maakt deel uit van het team van 5 rijders, en niet 5 rijders plus de wisselrijder. De wisselrijder start in de Topdivisie in hetzelfde pak als het betreffende marathonteam, maar rijdt met zijn eigen beennummer. Daarnaast blijft het mogelijk dat één rijder uit het Topdivisieteam mag starten in de Beloftendivisie, mits het aantal van 5 rijders, al dan niet inclusief de rijder uit het opleidingsteam, is opgesteld in de Topdivisie. Het optreden als wisselrijder is niet mogelijk in het NK op kunstijs en bij de wedstrijden op natuurijs. Voor de wedstrijden op natuurijs in binnen- en buitenland gelden de bestaande regels met betrekking tot startmogelijkheden voor
179
Beloftendivisierijders. Bij het Nederlands Kampioenschap op kunstijs mogen 6 rijders per team starten. Op natuurijs mogen 6 rijders per team starten, uitgezonderd wedstrijden op 400 meter (of kleinere) natuurijsbanen waarin 5 of minder rijders mogen starten. Dit wordt op de wedstrijdkalender natuurijs bekend gemaakt. 3.
Topdivisie Dames a)
De nummers 1 t/m 50 van de ranking Topdivisie Dames uitgewerkt in de Marathon Info, plaatsen zich automatisch vóór het volgende seizoen voor dezelfde divisie.
b)
Niet-geplaatste rijdsters degraderen naar de gewestelijke competitie. Verzoeken tot dispensatie dienen vóór 15 maart bij het gewest te worden ingediend.
c)
Op basis van de resultaten van de onder artikel 419 lid 1a bedoelde wedstrijden kunnen de GTC’s kandidaten voordragen voor opname in de Topdivisie Dames. De GTC’s moeten daartoe de kandidaten vóór 1 juni opgeven bij de landelijke coördinator competitieleider marathon. De kandidaten moeten vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Voor wie die leeftijd nog niet heeft bereikt, kan het Sectiebestuur dispensatie verlenen.
d)
De nog beschikbare plaatsen in de Topdivisie Dames worden op voorspraak van de GTC’s door het Sectiebestuur toegewezen op basis van door het Sectiebestuur vooraf vastgestelde regels.
e)
Een Topdivisieteam bestaat uit tenminste 3 en maximaal 4 rijdsters. Teams zijn verplicht een teamlicentie af te nemen. In de Topdivisie Dames is het mogelijk ten hoogste 1 regiorijdster op te stellen als wisselrijdster ter vervanging (bij ziekte of blessure) van een dame uit het uiterlijk 1 juli bij de KNSB aangemelde marathonteam. In teams met een licentie voor 3 rijdsters kan de regiorijdster 1 van deze 3 dames vervangen. In teams van 4 rijdsters kan de regiorijdster 1 van deze 4 dames vervangen. Voor aanvang van de competitie moet de regiorijdster worden aangemeld bij de KNSB. De regiorijdster start in de landelijke competitie in hetzelfde pak als het betreffende marathonteam, maar rijdt met haar eigen regionale beennummer. Het optreden als wisselrijdster is niet mogelijk in het NK op kunstijs en bij de wedstrijden op natuurijs. Voor wedstrijden op natuurijs en buitenland gelden de bestaande regels met betrekking tot startmogelijkheden voor regiorijdsters.
f)
Het Sectiebestuur stelt voor aanvang van het schaatsseizoen de definitieve lijst van deelnemers voor de Topdivisie Dames vast.
4.
Beloftendivisie Heren a)
De nummers 1 t/m 50 van de ranking Beloftendivisie Heren uitgewerkt in de Marathon Info, plaatsen zich automatisch vóór het volgende seizoen. Niet-geplaatste rijders degraderen naar de gewestelijke competitie. Verzoeken tot dispensatie dienen vóór 15 maart bij het gewest te worden ingediend. Rankingpunten voor rijders in de Beloftendivisie worden slechts toegekend bij wedstrijden die open staan voor alle beloftendivisierijders.
b)
Het Sectiebestuur kan daarnaast ongeveer 10 rijders aanwijzen op grond van bijzondere prestaties in andere disciplines van sport.
c)
Op basis van de resultaten van de onder artikel 419 lid 1a bedoelde wedstrijden kunnen de GTC’s kandidaten voordragen voor opname in de landelijke Beloftendivisie. De GTC’s moeten daartoe de kandidaten vóór 1 juni opgeven bij de landelijke coördinator competitieleider marathon. De kandidaten moeten vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Voor wie die leeftijd nog niet heeft bereikt, kan het Sectiebestuur dispensatie verlenen.
d)
De nog beschikbare plaatsen in de Beloftendivisie worden op voorspraak van de GTC’s door het Sectiebestuur toegewezen op basis van door het Sectiebestuur vooraf vastgestelde regels.
e)
Het Sectiebestuur stelt voor aanvang van het schaatsseizoen de definitieve lijst van deelnemers voor de Beloftendivisie vast.
f)
Zie ook artikel 419 punt 2 Topdivisie Heren.
g)
In de Beloftendivisie kunnen deelnemen individuele rijders en teams van maximaal 4 rijders. Teams zijn verplicht een teamlicentie af te nemen. Ieder team kan ten hoogste met 4 rijders starten in de wedstrijden op kunst- en natuurijs. Individueel gesponsorde rijders kunnen een individuele sponsorovereenkomst afsluiten.
180
Artikel 420
Fair play 1.
Een rijder neemt deel met inachtneming van de erkende beginselen van schaatstechniek, sportiviteit en eerlijk spel. Hier valt onder, dat ploegenspel en hulp van ploeggenoten binnen een team is toegestaan zonder elkaar aan te raken.
2.
Ploegenspel en hulp van ploeggenoten tussen rijders van verschillende teams is niet toegestaan.
3.
Hulp van ploeggenoten, welke afzakken uit een achterliggende groep, is op ijsbanen tot en met een lengte van 600 meter tot de laatste drie ronden toegestaan.
4.
Op natuurijsbanen en/of –trajecten welke langer zijn dan 600 meter, geldt een algeheel verbod met betrekking tot hulp van ploeggenoten, welke afzakken uit een achterliggende groep.
5.
Bij onsportief gedrag door één of meerdere rijders en/of ploegen kan door de scheidsrechter(s) ingegrepen worden, indien het gedrag van invloed is/lijkt te zijn op het wedstrijdverloop naar het oordeel van de scheidsrechter(s).
Artikel 421
De start van een marathonwedstrijd 1
Starten op een (kunst)ijsbaan van 400 meter a)
De aanvangsopstelling is voor alle deelnemers gezamenlijk vóór de 500-meter startlijn. De officiële start vindt plaats op de finishlijn na het verrijden van 100 meter en één warming-up ronde. Vanaf het startsignaal start de rondentelling.
b)
Deelnemers die voor het officiële startsein ten val komen, mogen weer aansluiten zonder een ronde achterstand op te lopen.
c)
Na het startschot of het luiden van de bel voor de aanvang van de wedstrijd, kunnen geen deelnemers meer aan de wedstrijd worden toegevoegd.
2.
Starten in overige situaties op natuurijs Voor marathons op een parcours dat langer is dan 400 meter of een trajectwedstrijd, geldt de door de plaatselijke organisatoren vastgestelde startprocedure, mits deze is goedgekeurd door de scheidsrechter.
Artikel 422
Premiesprints en sprintklassement 1.
Een premiesprint wordt door het luiden van de bel en door de speaker via de geluidsinstallatie aangekondigd. Een premiesprint wordt verreden over één ronde. De speaker vermeldt het aantal te klasseren deelnemers.
2.
Premiesprints mogen aan groepen worden toegekend, mits daardoor het wedstrijdverloop niet nadelig wordt beïnvloed. Deelnemers met één of meer volle ronden voorsprong, dingen mee op basis van gelijkheid met het peloton.
3.
Aan premiesprints zijn prijzen en/of punten verbonden.
Artikel 423
Onderbreking en afgelasting 1.
2.
De scheidsrechter kan een wedstrijd onderbreken aan de hand van de volgende richtlijnen:
bij een onveilige c.q. gevaarlijke situatie voor rijd(st)ers;
bij een onveilige c.q. gevaarlijke situatie voor hulpverleners;
op aanwijzing of advies van de dienstdoende arts;
bij een ongeval waarbij verzorging op het ijs nodig is;
bij gevaarlijke weersomstandigheden;
bij stroomuitval.
Als na een onderbreking de wedstrijd wordt hervat, wordt de wedstrijd als volgt voortgezet:
herstart op de startlijn 500 meter;
181
3.
uitrijden resterende ronden.
Deelnemers met één of meer ronden voorsprong op het peloton, behouden die positie. Deelnemers die op het moment van onderbreking vooruit reden, maar nog geen ronde voorsprong hadden, verliezen hun voorsprong.
4.
Als de wedstrijd in de laatste tien ronden is onderbroken, zullen bij een herstart nog tien ronden worden gereden.
5.
Zo nodig kan een wedstrijd definitief worden gestaakt.
Artikel 424
Het finishen en de uitslag 1.
Algemeen a)
Deelnemers die de wedstrijd staken zonder tussenkomst van de scheidsrechter, verlaten onmiddellijk de wedstrijdbaan. Zij dienen zich af te melden bij de jury aan de finish.
b)
Een deelnemer die tijdens de wedstrijd op 1 ronde achterstand ten opzichte van het peloton komt, dient onmiddellijk de wedstrijd te verlaten.
c)
Tijdens de finishprocedure mogen reeds gefinishte deelnemers zich niet bevinden op de laatste 200 100 meter vóór de finishlijn.
d)
Indien de scheidsrechter meent dat de omstandigheden het noodzakelijk of zinvol maken het aantal te rijden ronden of de afstand aan te passen, dan kan hij daartoe besluiten.
e) 2.
De huldiging is een onderdeel van de wedstrijd. Het finishen
a)
De winna(a)r(es) van de wedstrijd rijdt exact het vooraf aangegeven aantal ronden. Bij het afsprinten sprint het peloton als eerste af, daarna apart de deelnemer(s) met 1 of meerdere ronden voorsprong ten opzichte van het peloton. Dit houdt in dat het rondenbord het aantal nog te rijden ronden van de koploper(s) in de wedstrijd aangeeft.
b)
Het peloton is de grootste groep, tenzij de scheidsrechter anders beslist.
c)
Een deelnemer heeft een ronde voorsprong op het peloton wanneer hij naar het oordeel van de scheidsrechter de achterste deelnemer van het peloton heeft bereikt.
d)
Een deelnemer heeft een ronde achterstand op het peloton wanneer hij, na gelost te zijn uit het peloton, naar het oordeel van de scheidsrechter door de voorste deelnemer van het peloton is ingehaald.
e)
De scheidsrechter bepaalt welke deelnemers één of meerdere ronden voorsprong of achterstand op het peloton hebben. Hierbij is het moment van bijhalen van het peloton door de kopgroep bepalend voor het wel/niet uit de wedstrijd nemen van deelnemers.
f)
Een deelnemer die op aanwijzing van de scheidsrechter uit de wedstrijd wordt genomen, kan door de scheidsrechter worden geklasseerd.
g) 3.
Een deelnemer is gefinisht zodra de voorkant van de schaats in contact met het ijs de finishlijn heeft bereikt. De afsprintprocedure
a)
Alle deelnemers in dezelfde ronde als het peloton krijgen de bel.
b)
Bij deelnemers met één ronde voorsprong ten opzichte van het peloton, sprint het peloton 5 ronden eerder af. Deze procedure herhaalt zich voor elke groep van deelnemers met telkens één ronde voorsprong meer. In alle gevallen sprint het peloton dus zoveel ronden eerder af als nodig is om de leidende groep van deelnemers inclusief de winnaar exact het vooraf aangekondigde aantal ronden te kunnen laten rijden.
c)
Wanneer de leidende groep echter bestaat uit 8 of meer deelnemers, sprint de voorlaatste groep af met het rondenbord op 10.
182
Wanneer slechts één deelnemer één of meerdere ronden voorsprong heeft ten opzicht van het peloton, sprint het peloton 2 ronden eerder af. d)
Wanneer slechts 1 deelnemer 1 of meerdere ronden voorsprong heeft ten opzichte van de eerstvolgende groep, sprint deze groep 2 ronden eerder af.
e)
Winnaar is de deelnemer die volgens bovenstaande procedure als eerste met de voorkant van zijn schaats in contact met het ijs de finishlijn heeft bereikt.
4.
De vaststelling van de uitslagen a)
Het finishvideosysteem vormt voor de eerste 20 rijders, aangevuld met het transpondersysteem voor de overige rijders, de officieuze uitslag. Deze uitslag en de uitslagen van sprints, jongeren, etc. worden zo spoedig mogelijk aan de rijders bekendgemaakt. Indien binnen 15 minuten na het publiceren van de officieuze uitslag geen protest hiertegen is ingediend, is de uitslag officieel. Protest kan alleen worden ingediend door een rijder of met zijn toestemming door de ploegleider. Bij een protest beoordeelt de aankomstrechter in overleg met de (hoofd)scheidsrechter de inhoud van het protest aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens. De (hoofd)scheidsrechter beslist om de officieuze uitslag al of niet te wijzigen.
b)
Gewijzigde uitslagen worden zo spoedig mogelijk aan de rijders bekendgemaakt. Indien binnen 15 minuten na het publiceren van de gewijzigde uitslag geen protest hiertegen is ingediend, is de uitslag officieel.
c)
Als bij gelijk eindigen op de finish de video-opname en de aankomstrechter met zijn aankomstjury geen uitsluitsel geeft, beslist de transponderuitslag tot op 1/1000 seconde.
d)
Bij klassering is er sprake van een nieuwe groep als de gemeten tijd op de finishlijn tussen de rijd(st)ers 1 seconde of meer bedraagt (op basis van transponderuitslag).
e)
De (hoofd)scheidsrechter keurt de definitieve uitslagen goed en bekrachtigt deze met zijn handtekening.
f)
Protesten tegen de uitslag dienen schriftelijk bij de scheidsrechter te worden ingediend. De scheidsrechter zal de deelnemer hiervoor een formulier verstrekken. Protesten kunnen door de rijd(st)er(s) worden ingediend, die voor de betreffende wedstrijd was of waren ingeschreven of met hun toestemming door hun coach of ploegleider.
5.
Het finishen en de uitslag bij wedstrijden op natuurijs 1)
Rondenwedstrijden: Wedstrijden over een aantal ronden op een parcours, inclusief FlevOnice te Biddinghuizen. a)
Een deelnemer die tijdens de wedstrijd voor het ingaan van de laatste 2 ronden, op 1 ronde achterstand ten opzichte van het peloton komt, wordt op dat moment uit de wedstrijd genomen en wordt niet geklasseerd.
b)
Een deelnemer die in de laatste 2 ronden wordt of dreigt te worden ingelopen, wordt door de scheidsrechter uit de wedstrijd genomen en geklasseerd, nadat deze deelnemer wel of niet de bel heeft gekregen. Dit ter beoordeling van de scheidsrechter.
2)
Trajectwedstrijden: Wedstrijden van A naar B. a)
Een deelnemer mag de wedstrijd uitrijden.
b)
Een deelnemer wordt geklasseerd, als binnen de tijd van de winnaar plus 20% wordt gefinisht.
Artikel 425
De puntenwaardering bij wedstrijden 1.
Regeling puntentoekenning a)
Voor rijders die deel uitmaken van de landelijke divisies is bij de landelijke wedstrijden op een kunstijsbaan de puntenwaardering bij het bereiken van de finish in volgorde van klassering bij meerdaagse wedstrijden en klassementswedstrijden over 125 ronden of minder als volgt: 25,1 punten - 21 - 18 – 17 - 16 – 15 – 14 – 13 – 12 – 11 – 10 – 9 – 8 – 7 – 6 – 5 – 4 – 3 - 2 en 1 punt. Bij meerdaagse wedstrijden en klassementswedstrijden over meer dan 125 ronden is de puntenwaardering 35,1 punten - 29 - 24 - 20 -17 - 15 – 14 – 13 – 12 – 11 – 10 – 9 – 8 – 7 – 6 – 5 – 4 – 3 – 2 en 1 punt.
183
b)
Puntentoekenning is alleen van toepassing als de wedstrijd reglementair wordt uitgereden.
c)
Bij meerdaagse wedstrijden en bij klassementswedstrijden op kunstijs kan men extra punten verdienen:
voor elke ronde voorsprong op het peloton 5 punten, waarbij de grootste groep op dat moment in de wedstrijd aangemerkt wordt als het peloton. De toekenning van punten voor een ronde voorsprong vindt plaats totdat het peloton is afgesprint;
aan tussensprints kunnen klassementspunten worden toegekend;
Behaalde punten door ronde(n) voorsprong en klassementspunten van tussensprints blijven behouden, ook als de wedstrijd niet wordt uitgereden;
d)
Van ieder team in de Topdivisie, en Topdivisie Dames worden bij alle wedstrijden van de Marathon Cupcompetitie de punten van de drie hoogst geklasseerde ploegleden inclusief regiorijd(st)ers bij elkaar opgeteld. Dit totaal wordt toegevoegd aan het ploegenklassement, waar dat van toepassing is.
e)
Bij een klassement over meerdere wedstrijden worden de punten opgeteld. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de klassering in de laatste wedstrijd beslissend. Dit geldt ook voor het ploegenklassement.
f) 2.
De door het Sectiebestuur Marathon toegevoegde deelnemers kunnen geen punten verzamelen voor enig totaalklassement. Jongerenklassement Voor deelnemers in de Topdivisie Heren en Topdivisie Dames en Beloftendivisie wordt een afzonderlijk jongerenklassement berekend van alle landelijke wedstrijden, uitgezonderd het NK. Om in dit klassement te worden opgenomen mag de rijd(st)er vóór 1 juli voorafgaand aan het schaatsseizoen de leeftijd van 23 jaar nog niet hebben bereikt. Punten worden behaald op volgorde van de jongeren, te beginnen met 20.1, en de punten uit de algemene uitslag behaald met ronden voorsprong.
3.
Leiderspakken Aan de leid(st)er van een klassement van een toernooi in enige divisie kan een leiderspak in een uniek en herkenbaar kleurenpalet worden uitgereikt. De leid(st)er van het klassement is verplicht dit pak tijdens de daarop volgende wedstrijden in dat toernooi te dragen, echter alleen zolang hij of zij leid(st)er is in dat klassement. Indien de drager van een leiderspak tevens (Open) Nederlands Kampioen is, wordt het rood-wit-blauw verwerkt in het leiderspak. De KNSB stelt het leiderspak beschikbaar voor de duur dat hij of zij leid(st)er is. Is de leid(st)er in een klassement ook Kampioen van Nederland dan geldt de regel dat de leid(st)er van het klassement in het leiderspak van het klassement rijdt. Naast de daarop aangebrachte commerciële uitingen van de KNSB-sponsor is het toegestaan daarop commerciële uitingen van de sponsor van de deelnemer aan te brengen binnen de grenzen die artikel 411 lid 1 van het Reglement Bestuur en Organisatie van de Sectie daaraan stelt.
4.
Leidersprijs Door organisatiecomités kan een leidersprijs worden uitgeloofd per wedstrijd. Bij het toekennen van een eventuele leidersprijs wordt er elke ronde aan die rijder die als eerste over de streep komt één punt toegekend. Een rijder met een ronde voorsprong maakt voor de leidersprijs weer deel uit van het peloton. De punten worden per rijder opgeteld. De rijder met de meeste punten aan het eind van de wedstrijd wint de leidersprijs. Bij een gelijk aantal punten is de volgorde van de laatste klassering beslissend. De winnaar van de leidersprijs dient reglementair de wedstrijd uit te rijden.
Artikel 426
Regels voor de organisatie van het Nederlands Kampioenschap 1.
NK op kunstijs a)
Voor het Nederlands Kampioenschap op een 400-meter kunstijsbaan is het aantal te rijden ronden bepaald op:
80 ronden voor de Topdivisie Dames
184
b)
150 ronden voor de Heren Topdivisie
100 ronden voor de Heren Neo-senioren
70 ronden voor de Masters
Deelname aan het Nederlands Kampioenschap staat open voor alle landelijk geselecteerde rijders die beschikken over een KNSB-wedstrijdlicentie en die de Nederlandse nationaliteit hebben. Voor Masters zie artikel 418 lid 6c.
Voor het NK Heren Topdivisie mogen er vijf zes rijders per marathonmerkenteam starten. Daarnaast mogen maximaal de 20 hoogst geklasseerde Beloftendivisierijders uit de competitie starten, waarbij de stand twee weken voor het NK bepalend is. Dit zijn rijders uit het geschoonde klassement, die geen neo status meer hebben, dus de rijders die niet in het klassement van het witte pak voorkomen. Voorwaarde is wel dat men bij de eerste 50 in het algemeen klassement van de competitie in de stand twee weken voor het NK dient te staan. Hierbij geldt dat er maximaal 90 rijders mogen deelnemen aan het NK Heren Senioren, waarbij Topdivisierijders voorrang hebben qua deelname boven Beloftendivisierijders.
Bij de Neo-senioren mogen alle Neo-senioren die uitkomen in de Topdivisie Heren, Heren Beloftendivisie inclusief junioren uit de Beloftendivisie, en nader geselecteerden uit regionale competities meedoen. Hiertoe behoren in elk geval 14 rijd(st)ers uit de regionale competities met de volgende verdeling: 6 uit West, 6 uit Noord/Oost en 2 uit Zuid. Neo senioren die deel uitmaken van een team Topdivisie heren, mogen aan slechts één kampioenschap deelnemen. De keuze is aan de rijder zelf om te kiezen voor een kampioenschap.
Bij de dames staat het Nederlands Kampioenschap open voor alle rijdsters uit de Topdivisie Dames.
c)
Deelname staat tevens open voor door het Sectiebestuur nader aan te wijzen rijders.
d)
Voor de drie eerst geklasseerden per kampioenschap is een medaille beschikbaar. (goud, zilver, brons)
e)
Aan de winna(a)r(es) van het NK wordt het kampioenspak uitgereikt. De Nationaal Kampioen(e) in de Topdivisie Heren, Topdivisie Dames en Neo Senioren is verplicht dit te dragen bij alle marathonwedstrijden op kunstijsbanen onder auspiciën van de KNSB. De KNSB stelt het beschikbaar voor de duur dat hij of zij kampioen(e) is.
f)
In het organisatiecomité dat deze wedstrijden voorbereidt, neemt tenminste de competitieleider één afgevaardigde namens het Bondsbureau en één afgevaardigde van het Sectiebestuur Marathon plaats.
g)
Indien het Nederlands Kampioenschap op natuurijs of de Friese Elfstedentocht wordt gehouden op een reeds geplande wedstrijddag, zal die wedstrijd zo mogelijk worden verplaatst naar een nader vast te stellen datum of komen te vervallen. Een meerdaagse wedstrijd op natuurijs wordt in dat geval op de betreffende dag onderbroken.
2.
Nederlands Kampioenschap Jeugdmarathon a)
Ieder gewest organiseert per kunstijsbaan minimaal drie voorronden jeugdmarathon als selectie voor het NK Jeugdmarathon.
b)
Deelnemers moeten de Nederlandse nationaliteit bezitten en beschikken over een KNSB-wedstrijdlicentie.
c)
Rijders en rijdsters die in de landelijke competities uitkomen, mogen deelnemen aan het NK Jeugdmarathon in de categorie waartoe zij qua leeftijd gerechtigd zijn. Per wedstrijd mogen 50 deelnemers starten. Deze worden aangewezen naar evenredigheid van het aantal jeugdwedstrijdlicentiehouders per gewest.
d)
Het NK betreft uitsluitend de categorieën Junioren C, B en A; voor Pupillen A en B is er een landelijke (finale-)wedstrijd.
e)
Junioren B en Junioren A worden bij het Nederlands Kampioenschap Jeugdmarathon aangeduid als Heren en Dames in plaats van Jongens en Meisjes.
Indeling naar leeftijd en afstand voor jongens en meisjes Pupillen B
11 jaar meisjes 5 ronden
Pupillen A
jongens 6 ronden
12 jaar
185
meisjes 7 ronden Junioren C
13 en 14 jaar meisjes 10 ronden
Junioren B
jongens 15 ronden
15 en 16 jaar dames 15 ronden
Junioren A
heren 25 ronden
17 en 18 jaar dames 20 ronden
3.
jongens 9 ronden
heren 35 ronden
Nederlands Kampioenschap natuurijs a)
Voor het NK Nederlands Kampioenschap en het ONK op natuurijs gelden de volgende afstanden:
70 kilometer voor de Dames
100 kilometer voor de Heren, waaronder vallen de Topdivisie en Beloftendivisie
60 kilometer voor de het NK Masters
42 kilometer voor de het ONK Masters op Flevonice
b)
Alle deelnemers aan het NK dienen te beschikken over een KNSB-wedstrijdlicentie en de Nederlandse nationaliteit.
c)
Aan de winna(a)r(es) van het NK wordt het kampioenspak uitgereikt. De kampioen(e) is verplicht dit te dragen bij alle wedstrijden op natuurijs onder auspiciën van de KNSB. De KNSB stelt het beschikbaar voor de duur dat hij of zij kampioen(e) is.
d)
Het parcours wordt voorafgaand aan de wedstrijddag door of namens het Sectiebestuur gekeurd. Het parcours heeft minimaal een lengte van 4 kilometer.
e)
f)
Aan het NK natuurijs in Nederland mogen bij de Heren meedoen:
alle voor de Topdivisie geselecteerde marathonmerkenteams, met ten hoogste zes rijders;
de eerste 35 deelnemers uit de ranking van de Beloftendivisie, opgemaakt 48 uur voor het NK.
Aan het NK natuurijs in Nederland mogen bij de Dames meedoen alle deelnemers die uitkomen in de Topdivisie Dames en nader geselecteerden uit regionale competities.
g)
Aan het NK natuurijs in Nederland mogen bij de Masters meedoen diegenen die daartoe gerechtigd zijn volgens artikel 418 lid 6c.
h) 4.
Door het Sectiebestuur nader aan te wijzen rijders. Open Nederlandse Kampioenschap
Deelname aan het ONK a)
Aan het ONK op natuurijs mogen meedoen alle Nederlandse deelnemers met een KNSB-wedstrijdlicentie en buitenlandse deelnemers die door hun nationale bond, welk lid moet zijn van de ISU, zijn ingeschreven.
b)
c)
Bij de Heren mogen meedoen:
alle landelijk voor de Topdivisie geselecteerde marathonmerkenteams, met maximaal zes rijders;
alle rijders uit de Beloftendivisie.
Bij de Dames mogen meedoen:
d)
alle deelnemers die uitkomen in de Topdivisie Dames en nader geselecteerden uit regionale competities;
Bij de Masters mogen meedoen:
alle wedstrijdlicentiehoudende deelnemers die inschrijven.
op Flevonice alle wedstrijdlicentiehoudende deelnemers die inschrijven in volgorde van inschrijving met een maximum van 80 deelnemers per categorie, te weten categorieën in de leeftijd die voor 1 juli van het betreffende seizoen is bereikt: o
Dames, 39 jaar of ouder geboren 30-06-1975 of eerder (40+);
o
Heren, 39 t/m 48 jaar geboren 30-06-1975 – 01-07-1965;
186
e)
o
Heren, 49 t/m 58 jaar geboren 30-06-1965 – 01-07-1955;
o
Heren, 59 jaar of ouder geboren 30-06-55 – of eerder (60+).
Door het Sectiebestuur nader aan te wijzen rijders.
Artikel 427
Maatregelen en Sancties 1.
Onregelmatigheden a)
Onregelmatigheden voor, tijdens of na een wedstrijd door juryleden geconstateerd, dienen te worden gerapporteerd aan de scheidsrechter. Deze neemt na overleg met de andere scheidsrechter(s) een beslissing. De scheidsrechter declasseert, diskwalificeert een deelnemer of geeft een deelnemer een gele kaart of sluit de deelnemer van verdere deelname uit door het geven van een rode kaart. In dit verband dient onder geven mede te worden verstaan: tonen, meedelen per microfoon namens de scheidsrechter, dan wel vermelden in de uitslag.
b)
Deelnemers aan wie in een wedstrijd een gele kaart of rode kaart is gegeven, worden vermeld in het proces-verbaal van waarneming dat door de scheidsrechter wordt opgemaakt. Op dit proces-verbaal kan de deelnemer zijn opmerkingen plaatsen. Het wordt hierna ondertekend door de deelnemer en de scheidsrechter. De deelnemer krijgt een kopie van het getekende proces-verbaal. Als de deelnemer niet bij de scheidsrechter verschijnt of het proces-verbaal niet wil tekenen, wordt de deelnemer geacht de overtreding te hebben gepleegd. In dat geval wordt een kopie van het proces-verbaal per aangetekende post naar de deelnemer verzonden.
c)
Deelnemers aan wie in dezelfde wedstrijd twee keer een gele kaart is gegeven, krijgen automatisch een rode kaart. Deelnemers aan wie in een wedstrijd een rode kaart is gegeven of twee gele kaarten, worden terstond uit de wedstrijd gehaald en door het Sectiebestuur aangeklaagd bij de Tuchtcommissie op grond van artikel 10 van het Reglement op de Bondsrechtspraak. Deelnemers aan wie binnen een jaar in twee afzonderlijke wedstrijden, ongeacht in welke divisie, een gele kaart is gegeven, worden eveneens bij de Tuchtcommissie aangeklaagd. De Tuchtcommissie zal een aanhangig gemaakte zaak op haar eerstvolgende zittingsdag behandelen en vervolgens zo spoedig mogelijk uitspraak doen. Zolang de Tuchtcommissie de zaak nog niet ter zitting heeft behandeld, kan het Sectiebestuur aan de deelnemer een schikkingsvoorstel doen voor een op te leggen maatregel. Wanneer de deelnemer zich daarmee vervolgens, vóór de zitting van de Tuchtcommissie, akkoord verklaart, krijgt de voorgestelde maatregel rechtskracht en hoeft de zitting geen doorgang te vinden. Indien de deelnemer achteraf door de Tuchtcommissie in het gelijk wordt gesteld, maar de desbetreffende wedstrijd wel of niet heeft uitgereden, kan achteraf de uitslag niet meer worden aangepast, noch de deelnemer alsnog in de uitslag worden opgenomen. Evenmin ontvangt hij enige compensatie in punten voor klassementen. Opgelegde maatregelen, die aan het einde van het seizoen nog niet tot uitvoering zijn gebracht, worden opgeschort tot het volgende seizoen. Dit geldt ook voor deelnemers die promoveren of degraderen naar een andere divisie.
d) 2.
Na 1 jaar vervalt de eerst gegeven gele kaart. Declassering, gele en rode kaart
a)
Declasseren is het terugplaatsen van een deelnemer in de uitslag naar de laatste plaats van de groep waarin de deelnemer zich bevond voordat de overtreding plaatsvond.
b)
Declassering vindt plaats bij:
een ongeoorloofde wijze van rijden, onder andere duwen en trekken waardoor gevaar of hinder ontstaat voor andere deelnemers in de laatste 5 ronden of de laatste 2 km en bij klassement- en premiesprints;
het van zijn lijn afwijken en daarmee andere deelnemers hinderen in de laatste 5 ronden of de laatste 2 km en bij klassement- en premiesprints;
het hinderen van een inhalende en/of een ingehaalde deelnemer in de laatste 5 ronden of de laatste 2 km en bij klassement- en premiesprints;
187
een finish waarbij een deelnemer ten val komt als gevolg van het (teveel) naar voren bewegen van de schaats met als doel eerder te finishen.
c)
Een gele kaart wordt gegeven bij:
een ongeoorloofde wijze van rijden, onder andere duwen en trekken, waardoor gevaar of hinder ontstaat voor andere deelnemers;
d)
het van zijn lijn afwijken en daarmee andere deelnemers hinderen;
het hinderen van een deelnemer die inhaalt;
het wedstrijdnummer niet in orde hebben;
het niet (tijdig) bij de huldiging verschijnen
Een rode kaart wordt gegeven bij:
opzettelijk lichamelijk contact met andere deelnemers, zoals iemand ten val brengen, slaan, schoppen, et cetera;
incorrect gedrag in woord en/of gebaar tegen de jury of organisatie (voor minder ernstig incorrect gedrag kan geel worden gegeven).
Bij incorrect gedrag van een ploegleider of verzorger van een team in woord en/of gebaar tegen de jury of organisatie, en/of het niet opvolgen van een instructie van de jury, kan de scheidsrechter maatregelen nemen, zoals het verwijderen van de persoon van de ploegleiders- of verzorgingsplaats of het geven van een gele of rode kaart. 3.
Diskwalificatie a)
Diskwalificeren is het uit de wedstrijd en uitslag verwijderen van de deelnemer, en vindt plaats bij:
het niet opvolgen van instructies van de jury;
een ongeoorloofde verzorging (op verkeerde wijze, plaats of tijdstip);
het ongeoorloofd wisselen van ijzers of schaatsen;
het ongeoorloofd gebruik van kluunschoenen;
het ongeoorloofd of gevaarlijk wegwerpen van een voorwerp. Wegwerpen van een voorwerp is slechts toegestaan op de verzorgingsplek;
het geven of ontvangen van hulp aan of van een mededeelnemer bij het voorwaarts bewegen in de vorm van opduwen, trekken, et cetera;
het ongeoorloofd gebruik dragen van telecommunicatieve hulpmiddelen en/of opname-apparatuur;
het dragen van voorwerpen waarbij redelijkerwijs ingeschat kan worden dat daardoor bij een ongeval een verhoogd risico op schade of letsel ontstaat. Dit ter beoordeling van de scheidsrechter;
b)
het niet opvolgen van de regels van fair play
Tegen declasseren en diskwalificeren kan na afloop van de wedstrijd protest worden aangetekend. Bij een protest beoordeelt de (hoofd-)scheidsrechter de inhoud van het protest aan de hand van de hem ter beschikking staande gegevens en beslist hierover. Zijn beslissing is bindend en hiertegen kan geen beroep meer worden aangetekend. Indien achteraf een deelnemer wordt bestraft wegens het niet respecteren van de nationale wedstrijdreglementen, wordt deze deelnemer alsnog uit de uitslag van de wedstrijd verwijderd. Protesten tegen declassering en diskwalificatie dienen schriftelijk bij de scheidsrechter te worden ingediend. De scheidsrechter zal de deelnemer hiervoor een formulier verstrekken. Protesten kunnen door de rijd(st)er(s) worden ingediend, die voor de betreffende wedstrijd was of waren ingeschreven of met hun toestemming door hun coach of ploegleider.
c)
De jurybevindingen worden vermeld in het wedstrijdrapport dat vastgesteld wordt door de scheidsrechter. Het wedstrijdrapport mag niet meer worden gewijzigd. Indien er een deel daarvan betrekking heeft op de organisatie van de wedstrijd, wordt dit beschikbaar gesteld aan die organisatie
4.
Overzicht sancties
188
Betrokkene Overtreding Organisatie
Sanctie
Niet voldaan hebben aan de veiligheids organisatievereisten (art. 414 Afgelasting van de wedstrijd en/of 416 en/of 426)
Ploegleider
Incorrect gedrag (art. 427 lid 2d)
Afhankelijk van de ernst een gele of rode kaart
Ploegleider
Niet opvolgen van instructies van de jury (art. 427 lid 2d)
Idem
Rijder
Starten in buitenlandse wedstrijd zonder toestemming (art. 418 lid 7)
Startverbod 2 eerstvolgende wedstrijden van de KNSB wedstrijdkalender
Rijder Rijder
Wedstrijdnummer niet conform de voorschriften aangebracht (art.
1e overtreding: gele kaart 2e overtreding:
418 lid 9a)
startverbod
Niet voldoen aan de veiligheidsvoorschriften inzake de kleding en
Startverbod dan wel diskwalificatie
uitrusting (art. 415 lid 1) Rijder
Niet voldoen aan de voorschriften inzake de schaatsbuizen (art. 415
Startverbod
lid 2) Rijder
Dragen van voorwerpen waarbij redelijkerwijs ingeschat kan worden
Startverbod dan wel diskwalificatie
dat daardoor bij een ongeval een verhoogd risico op schade of letsel ontstaat (art. 415 lid 4 en art. 427 lid 3) Rijder
Niet dragen van de transponders (art. 418 lid 10)
Startverbod dan wel diskwalificatie
Rijder
Niet opvolgen van de regels van fair play (art. 420)
Diskwalificatie
Rijder
Niet opvolgen van instructies van de jury (art. 427 lid3a)
Diskwalificatie Bij herhaling:gele kaart
Rijder
Ongeoorloofde wijze, plaats of tijdstip van verzorging (art. 427 lid
Diskwalificatie
3a) Rijder
Op ongeoorloofde wijze wisselen van schaatsen of ijzers (art. 427 lid
Diskwalificatie
3a) Rijder
Ongeoorloofd gebruik van kluunschoenen (art. 427 lid 3a)
Diskwalificatie
Rijder
Het op ongeoorloofde wijze wegwerpen van een
Diskwalificatie
voorwerp (art. 427 lid 3a) Rijder/
Het ongeoorloofd dragen van telecommunicatieve hulpmiddelen (art.
Ploegleider
418 lid 9c en art. 427 lid 3a)
Rijder
Het geven van hulp aan of ontvangen van hulp van een
Diskwalificatie Diskwalificatie van beiden
mededeelnemer bij het voorwaarts bewegen in de vorm van opduwen, trekken etc. (art. 427 lid 3a) Rijder
Een ongeoorloofde wijze van rijden waardoor gevaar of hinder
Gele kaart; bij klassement- en premiesprints en in
ontstaat voor andere deelnemers (art. 427 lid 2b):
laatste 5 ronden of laatste 2km tevens
-duwen en trekken
declassering
-het hinderen van een inhalende deelnemer -het hindeen van een ingehaalde deelnemer -het afwijken van de rechte lijn Rijder
Opzettelijk lichamelijk contact met andere deelnemers:
Rode kaart
-ten val brengen -slaan -schoppen (art. 427 lid 2d)
189
Rijder
Incorrect gedrag in woord en/of gebaar tegen jury en/of organisatie
Afhankelijk van de ernst een gele of rode kaart
(art. 427 lid 2d) Rijder
Vallend finishen als gevolg van het (teveel) naar voren brengen van
Declasseren
de schaats met als doel om eerder te finishen (art. 427 lid 2b) Niet of niet tijdig op de huldiging verschijnen (art. 427 lid 2c)
Rijder
Gele kaart
Specifieke bepalingen | Shorttrack INHOUD Artikel
301
Nederlandse kampioenschappen
190
Artikel
302
Artikel
303
Nederlands kampioenschap aflossing A.
Nederlandse Kampioenschappen Afstanden
B.
Open Nederlandse Kampioenschappen
Artikel
304
Competitie
Artikel
305
Nederlandse records
Artikel
306
Sancties
Artikel 301
Nederlandse kampioenschappen 1.
Alle Nederlandse kampioenschappen moeten worden gehouden op een overdekte standaard shorttrack baan met een lengte van 111,12 meter.
2.
Deelnemers aan wedstrijden om een kampioenschap van Nederland worden door het sectiebestuur aangewezen volgens daartoe door dat bestuur vastgestelde regels. Nederlandse kampioenschappen kunnen voor meerdere categorieën gelijktijdig worden gehouden.
3.
De afstanden bij een wedstrijd om het kampioenschap van Nederland zijn in meters:
heren senioren, neo-senioren, junioren A: 1500, 500, 1000 en superfinale 3000
dames senioren, neo-senioren, junioren A: 1500, 500, 1000 en superfinale 3000
jongens junioren B:
1500, 500, 1000 en superfinale 1500
meisjes junioren B:
1500, 500, 1000 en superfinale 1500
jongens junioren C:
1000, 500, 777 en superfinale 1500
meisjes junioren C:
1000, 500, 777 en superfinale 1500
De finales van de diverse afstanden worden in de genoemde volgorde verreden. Binnen het NK programma kunnen enkele extra ritten verreden worden t.b.v. selectiedoeleinden; deze ritten tellen op geen enkele wijze mee voor het NK klassement. 4.
De samenstelling van de ritten en het bepalen van de volgorde, waarin deze ritten worden gereden, geschieden overeenkomstig de bepalingen van de Internationale Reglementen. Als het aantal inschrijvingen hiertoe aanleiding geeft, kan bepaald worden dat snelste vierde rijders van een rit zich plaatsen voor de volgende ronde.
5.
De finale ritten van de eerste drie afstanden per categorie worden gereden als B- en A finale met voor beide finales toekenning van finalepunten. Het toekennen van de punten en het vaststellen van het eindklassement geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het Internationale Reglement. Een B finale wordt niet verreden indien er 2 of minder rijders aan de start verschijnen. De geplaatste rijders krijgen de 1e finish positie toegewezen. Plaatsing voor de superfinales is conform de artikelen 281.4 en 283.4 van de Internationale reglementen en voor de tussensprint bij de superfinale 3000 m. worden 5 extra punten gegeven conform artikel 295.5.
6.
Als twee leeftijdscategorieën worden samengevoegd dan wordt voor rijders van een jongere categorie, behalve een gecombineerd algemeen klassement, tevens een afzonderlijk algemeen klassement opgemaakt op basis van de resultaten op de verschillende afstanden, waarbij de finalepunten buiten beschouwing worden gelaten. Bij een gelijke stand in het algemeen klassement zijn de normale regels van het internationaal reglement van toepassing.
Artikel 302
Nederlands kampioenschap aflossing 1.
Het Nederlands kampioenschap aflossing wordt gehouden in overeenstemming met artikel 297, lid 3 van de Internationale Reglementen.
191
De leden van een team moeten allen lid zijn van dezelfde vereniging of moeten allen tot hetzelfde gewest behoren. 2.
Deelnemende teams aan wedstrijden om het kampioenschap van Nederland aflossing worden door het sectiebestuur aangewezen volgens daartoe door dat bestuur vastgestelde regels.
3.
De afstanden bij een wedstrijd om het kampioenschap van Nederland aflossing zijn in meters:
heren senioen, neo-senioren, junioren A
5000, maar in de kwalificatieronden 3000
dames senioren, neo-senioren, junioren A:
3000
jongens junioren B en C:
3000
meisjes junioren B en C:
3000
4.
Winnaar is het team dat als winnaar van de finale wordt aangewezen.
5.
Van de prijswinnende teams ontvangen alleen de teamleden die daadwerkelijk aan de wedstrijd hebben deelgenomen, een medaille.
Artikel 303 A. Nederlandse Kampioenschappen Afstanden Nederlandse kampioenschappen afstanden Shorttrack kunnen worden gehouden over de afzonderlijke afstanden 500 – 1000 – 1500 meter. B.Open Nederlandse kampioenschappen De open Nederlandse kampioenschappen zijn internationale wedstrijden voor teams. Programma en afstanden worden bij aankondiging geregeld. Op de wedstrijden om de open Nederlandse kampioenschappen zijn alle regels van de Internationale Reglementen inzake internationale wedstrijden van toepassing. Artikel 304
Competitie Wedstrijden in het kader van de competitie worden gehouden overeenkomstig door het sectiebestuur op te stellen richtlijnen. Artikel 305
Nederlandse records 1.
De recordcommissie registreert de Nederlandse records. Voor heren:
500, 1000, 1500 en 3000 meter
Voor dames:
500, 1000, 1500 en 3000 meter
Voor heren junioren:
500, 777, 1000, 1500 en 3000 meter
Voor dames junioren:
500, 777, 1000, 1500 en 3000 meter
Voor teams van heren:
3000 en 5000 meter aflossing
Voor teams van dames:
3000 meter aflossing
Voor teams van heren junioren:
3000 meter aflossing
Voor teams van dames junioren:
3000 meter aflossing
Voor teams van 3 (drie) heren junioren: 2000 meter aflossing Voor teams van 3 (drie) dames junioren: 2000 meter aflossing 2a.
Als Nederlandse records worden door de recordcommissie alleen die tijden erkend, die door een Nederlandse rijder in nationale en internationale wedstrijden zijn gemaakt, vermeld in artikel 10 van de Algemene Bepalingen en artikel 107 van de Internationale Reglementen.
192
2b.
Erkenning van een Nederlands record kan uitsluitend als dat door de rijder of rijdster is gereden in het bezit van de Nederlandse nationaliteit en een geldige wedstrijdlicentie van de KNSB.
3.
De officiële aankondiging moet bekend worden gemaakt overeenkomstig hetgeen gesteld is in de artikelen 14 en 15 van de Algemene Bepalingen voor wedstrijden genoemd in artikel 10 en in de artikelen 110 en 112 van de Internationale Reglementen voor wedstrijden genoemd in artikel 107 van de Internationale Reglementen. Te rijden afstanden, kwalificatieronden en starttijden moeten overeenstemmen met de aankondiging. De baan moet een overdekte standaard shorttrack baan zijn met een lengte van 111,12 meter. Een aanvraag voor een Nederlands record moet voor 1 mei van ieder jaar aan de recordcommissie worden verzonden onder bijvoeging van: a)
het programma van de wedstrijd
b)
het protocol van de wedstrijd. Het protocol dient op schrift te zijn gesteld of in digitale vorm.
c)
voor afstanden van 1500 meter en langer een overzicht van alle tussentijden van de leidende rijd(st)er.
4.
Als het betreffende Nederlands record is verbeterd door meer dan één rijder of team in dezelfde wedstrijd zal slechts de beste tijd als Nederlands record worden erkend.
5.
Van iedere deelnemer of team, dat een Nederlands record evenaart, zal de naam op de recordlijst vermeld worden.
6.
Elke rijder, die alleen of in teamverband, een Nederlands record verbetert of evenaart, ontvangt een diploma van de Bond.
7.
Voor erkenning als Nederlands record komen alleen die tijden in aanmerking, die elektronisch of door middel van fotofinish apparatuur zijn waargenomen, zie artikel 290 lid 12 van de Internationale Reglementen. De tijden dienen in duizendsten van seconden te zijn geregistreerd om voor erkenning als record in aanmerking te kunnen komen.
Artikel 306
Sancties A.
Uitsluiting van de rijder
1.
Het internationaal reglement shorttrack kent in artikel 297 lid 5, 3 soorten overtredingen: Penalty, gele kaart en rode kaart.
Penalty is ongewijzigd van kracht voor Nationale wedstrijden.
Gele kaart voor deelnemers aan wedstrijden is ongewijzigd van kracht voor Nationale wedstrijden.
Rode kaart o
Als de scheidsrechter een overtreding van de wedstrijdregels als opzettelijk gevaarlijk of uiterst nalatig beoordeelt, dan wordt aan de rijder een rode kaart getoond.
o
Als een rijder in dezelfde wedstrijd twee keer een gele kaart wordt getoond, dan wordt aan de rijder een rode kaart getoond.
o
Voor elke actie, op of buiten het ijs, die niet in overeenstemming is met artikel 125 van het Internationaal reglement of artikel 27 van de Algemene Bepalingen van de Nationale wedstrijdreglementen kan de rijder een rode kaart worden getoond.
2.
Bij het tonen van een kaart wordt dit tevens aan de rijder medegedeeld en indien mogelijk aan zijn coach c.q. begeleider, aan de wedstrijdleider en de omroeper. Bovendien wordt dit door de hoofdscheidsrechter schriftelijk gerapporteerd aan het Sectiebestuur. Bij een rode kaart wordt dit tevens gerapporteerd aan de Directeur Sport van de KNSB en de Tuchtcommissie van de KNSB.
3.
De rijder aan wie een rode kaart wordt getoond, wordt onmiddellijk uitgesloten van de wedstrijd en wordt niet opgenomen in het eindklassement. Bij het tonen van een rode kaart aan een rijder in een aflossingswedstrijd, wordt zijn team onmiddellijk uitgesloten en wordt niet opgenomen in het eindklassement. Individuele sancties voor de betreffende rijder(s) zijn ook van toepassing. Bij een rode kaart wordt de rijder uitgesloten voor één wedstrijd onder verantwoordelijkheid van de KNSB.
193
4.
Als een rijder in totaal twee rode kaarten heeft gekregen binnen 12 maanden, dan zal die rijder automatisch worden geschorst voor alle evenementen in KNSB en ISU verband voor ten minste twee maanden of twee van toepassing zijnde wedstrijden, waarbij de langste periode van beide wordt genomen en in alle gevallen de periode van half april tot en met 30 september niet wordt meegeteld.
De tuchtcommissie van de KNSB zal de eventuele nadere sancties bepalen mede op basis van het voorstel van het sectiebestuur. B.
Sancties tegen coaches c.q. begeleiders Voor elke actie, die niet in overeenstemming is met artikel 125 van het Internationaal reglement of artikel 27 van de Algemene Bepalingen van de Nationale wedstrijdreglementen kan betrokkene, afhankelijk van de ernst van de overtreding een gele of een rode kaart worden getoond. Een gele kaart houdt in dat betrokkene zich voor de rest van de wedstrijd niet meer mag ophouden binnen 3 meter van de boarding van het ijsoppervlak; dat wil zeggen: hij/zij wordt verwezen naar de tribune. Twee maal geel binnen 12 maanden (zie bovenstaande omschrijving) staat gelijk met een rode kaart. Een rode kaart houdt in dat betrokkene voor ten minste twee maanden automatisch zal worden geschorst voor alle evenementen in KNSB verband.
C.
Handleiding: De hoofdscheidsrechter dient na het tonen van een gele kaart, hiervan een schriftelijk rapport op te maken binnen 2 x 24 uur na afloop van de wedstrijden en dit te sturen aan het Sectiebestuur Shorttrack. Dit wordt door het Sectiebestuur ook gecommuniceerd naar de hoofdscheidsrechters van volgende wedstrijden. Na het tonen van een rode kaart dient de hoofdscheidsrechter hiervan een schriftelijk rapport op te maken binnen 2 x 24 uur na afloop van de wedstrijden en dit te sturen aan het Sectiebestuur Shorttrack. Dit wordt door het Sectiebestuur ook gecommuniceerd naar de hoofdscheidsrechters van volgende wedstrijden. Tevens doet het Sectiebestuur mededeling aan betrokkene van de daaraan verbonden sanctie. Ook doet het Sectiebestuur hiervan mededeling aan de Directeur Sport van de KNSB en aan het Algemeen Bestuur. Ook de Tuchtcommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld.
De tuchtcommissie van de KNSB zal de eventuele nadere sancties bepalen mede op basis van het voorstel van het sectiebestuur.
194
3 | Internationaal wedstrijdreglement Algemene bepalingen INHOUD I.
General Article 1
Article 2 Article 3
Article 4 Article 4
II. Article 6
Article 7
paragraph 1
Name, Constitution and legal status
paragraph 2
Validity of constitution
paragraph 3
Members
paragraph 4
Provisional Members
paragraph 5
Affiliated Clubs
paragraph 6
Legal Identity
paragraph 1
ISU Jurisdiction
paragraph 2
Headquarters
paragraph 1
Objectives
paragraph 2
Events
paragraph 3
Interference
paragraph 1
Methods & Activities
paragraph 2
Development Program
paragraph 1
Financial Year
paragraph 2
Financial Liabilities
paragraph 3
Auditors
paragraph 4
Indemnification
paragraph 5
Authority
paragraph 6
Limitations to commit of legally bind the ISU
paragraph 1
General Requirements
paragraph 2
Provisional Membership
paragraph 3
Minimum Requirements
paragraph 4
Member Seperation of Branches
paragraph 5
Number of votes
paragraph 6
Applications for Membership
paragraph 7
Verification of applicants
paragraph 8
Member documentation changes
paragraph 9
Acceptance or rejection
paragraph 10
Appeals
paragraph 1
Obligations of Members, their members and participants
paragraph 2
Participation
paragraph 3
Rights of Provisional Members
paragraph 4
Rights of Special Clubs
paragraph 5
Provisional Members in ISU Statutes
paragraph 6
Sponsorship of Clubs
paragraph 7
Obligations of Office Holders, Coordinators, Advisors, Employees and Consultants
Membership
195
III.
Organization
Article 8 A.
Organization Congress
Article 9
Article 10
Article 11
paragraph 1
Meetings of Congress
paragraph 2
Congress is open only to Members
paragraph 3
Representatives of Members
paragraph 4
Agenda & Procedures Congress
paragraph 5
Congress decisions final
paragraph 1
Place and date of Congress Meetings
paragraph 2
Quorum for Congress
paragraph 3
Cancellation of postponement
paragraph 4-5
Mail vote
paragraph 1
Alterations in Constitution, Procedural Provisions and General and Special Regulations
paragraph 2 Article 12 Article 13
Article 14 Article 15
B.
Languages – original text paragraph 1-2
Elections – Eligibility for election
paragraph 3
Maximum age
paragraph 4
Ineligible persons
paragraph 5
Special elections to fill vacancies
paragraph 6-8
Precedence
paragraph 1-4
Vacancies
paragraph 5
Retirement
paragraph 1-4
Honorary Members and ISU Awards
paragraph 5
ISU Gold Award of Merit
paragraph 6
ISU Diploma of Service
paragraph 7
Other Awards
paragraph 8
Withdrawal of Honorary Awards
paragraph 1
Composition
paragraph 2
President
paragraph 3
Vice Presidents
paragraph 4
Advisors to the Council
paragraph 1
Functions of Council
paragraph 2
Council Decisions final
paragraph 3
Assistance to the Council
Council
Article 16
Article 17
C.
Director General
Article 18 D.
Majorities for alternations
Director General
Sports Directors/Sport Manager Figure Skating
Article 19
paragraph 1
General Role Sports Directors/Sport Manager Figure Skating
paragraph 2
Functions of the Sports Directors
paragraph 3
Conditions applicable to Sport Directors/Sport Manager Figure Skating
196
E.
Technical Committees
Article 20
F.
Number of Technical Committees
paragraph 2
Eligibility and Composition
paragraph 3
Functions of the Technical Committees
The Medical Commission
Article 21
G.
paragraph 1
paragraph 1
Eligibility and Composition
paragraph 2
Functions of the Medical Commission
Officials Assessment Commissions
Article 22
Evaluation of judging and technical content decisions, penalties for the Figure Skating Branch
H.
Development Coordinator/Development Commission
Article 23
IV.
Appointment of Development Coordinator
paragraph 2
Development Coordinator reporting to Vice Presidents
paragraph 3
Development Coordinator cooperation
paragraph 4
Development Coordinator duties
Judicial Bodies
Article 24
V.
paragraph 1
paragraph 1
Disciplinary Commission
paragraph 2
Composition
paragraph 3
Independence
paragraph 4
Minimum Number of Members – Vacancies
paragraph 5
Decisions
paragraph 6
Filing of Complaints
paragraph 7
Rules of Procedure
paragraph 8
Jurisdiction
paragraph 9
Sanctions
paragraph 10
Doping Case Sanctions
paragraph 11
Charges against DC Members
paragraph 12
Appeals
paragraph 13
Effectiveness of appealed decisions
Arbitration
Article 25
Court of Arbitration for Sport (CAS) – Appeals Artibration paragraph 1
Appeals
paragraph 2-6
CAS Jurisdiction
Article 26
VI.
Court of Arbitration for Sport (CAS) – Ordinary Arbitration paragraph 1
CAS Jurisdiction
paragraph 2-4
Requests for Arbitration
Communication and Liquidation
Article 27
paragraph 1
Commmunications
paragraph 2
Publications of Decisions
paragraph 3
Validity of decisions issued in Communications
197
Article 28
paragraph 1-2
Liquidation of ISU
VII.
Procedural Provisions to the Constitution
A.
Congress-Organization
Article 29
paragraph 1
Invitations
paragraph 2
Proposals to Congress
paragraph 3-4
Drafting Matters
paragraph 5
Urgent Matters
paragraph 6
Forums on topics
paragraph 7
Call to Order
paragraph 8
Attendance of Office Holders
paragraph 9
Attendance of Honorary Members
paragraph 10
Members Right to vote
paragraph 11
Voting at Congress
paragraph 12
Notification of participation
paragraph 13
Number of representatives
paragraph 14
Right to vote for National Associations
paragraph 15
Rights of Nations Associations
paragraph 16
Resolutions
paragraph 17
Majorities
paragraph 18
Chair of Congress meetings
paragraph 19
Branch meetings
paragraph 20
Chairs of Branch Meetings
paragraph 21
Decision power Congress/Council/Director General/Sports Directors/Sport Manager Figure Skating
B.
paragraph 22
Proceedings and Minutes
paragraph 23
Elections
paragraph 24
Elections in case of restricted number of candidates
paragraph 25
Valid ballots
paragraph 26
First ballot – subsequent ballots
paragraph 27
Tie breaking ballot
paragraph 28
Order of precedence
paragraph 29
Technical operation of elections
paragraph 30
Scrutineers
Congress Agenda
Article 30 C.
Congress Agenda
Speed Skating Branch Agenda
Article 31 D.
Speed Skating Branch Agenda
Figure Skating Branch Agenda
Article 32 E.
Figure Skating Branch Agenda
Council
Article 33
paragraph 1
Minimum number of annual Council meetings
198
paragraph 2-4
Council meetings and decisions
paragraph 5
Quorum for Council meetings
paragraph 6
Council meeting Agenda
paragraph 7-8
Proposals – Answers through correspondence
paragraph 9
Decisions on Member disputes
paragraph 10
Budget additions
paragraph 11
Confidentiality
F.
Article 34
G.
Technical Committees
Article 35
H.
paragraph 1
Plan of work
paragraph 2-5
Technical Committee meetings and decisions
paragraph 6
Information to Technical Committees
The Medical Commission
Article 36
I.
Reserved
paragraph 1
Plan of work
paragraph 2-4
Commission meetings and decisions
Office Holders and Officals Definition and Functions Article 37
paragraph 1
ISU Office Holders
paragraph 2
Officials
paragraph 3
Functions of the ISU Representative
paragraph 4
Functions of the ISU Event Coordinators/ISU Assistant Event Coordinators
paragraph 5
Regional Event Coordination Assistants (RECAs- Figure Skating Branch only)
paragraph 6
ISU Technical Delegates for the Olympic Winter Games
paragraph 1
ISU Statutes
paragraph 2
Regulations
paragraph 3
Branches and Disciplines
paragraph 4
ISU Events
paragraph 5
Events
paragraph 6
Individual Series events
paragraph 7
International Competitions/Local Competitions
paragraph 8
Competitions
paragraph 9
Segments
paragraph 10
Distances/Races
paragraph 11
Qualifying Rounds (pre-preliminaries, preliminaries, heats, Eight-Finals, Quarters-
Other Definitions Article 38
Finals, Semi-Finals) & Finals paragraph 12
Age Categories
paragraph 13
Skater - Competitor
199
INDEX A. Rule No.
General 100
Definition Affiliated Clubs ISU Events Rights
101 B.
Regulations
Eligibility 102
Eligibility Status Definition of an ineligible person Participation of eligible persons Restricted eligibility Payments Trademarks Loss of eligibility
103 C.
Reinstatement as an eligible person
Obligations of Members 104
Members of the ISU Addresses Official names Communications Official journal List of Members Subscriptions Payment Loss of Membership rights Expulsion Compliance with Rules Competitions for ineligible persons Publication of best Skaters Planned International competitions Speed Skating Planned International competitions Figure Skating Exclusion Exhibitions
D.
105
Television and Other Media Exhibition Arrangements
106
Financial contribution for ISU Events
Competitions 107
Definition of ISU Championships and International competitions Restrictions on Competition title names Local Competitions ISU sanctioned events
200
108
Age limits for Speed Skating and Short Track Speed Skating Age limits for Single & Pair Skating / Ice Dance Age limits for Synchronized Skating Penalties
109
Participation in Competitions
110
Date of announcement
111
Prohibition of direct communication between Members and Skaters
112
Contents of announcements Supplementary conditions
113
Late or improper announcement
114
Postponement of date of competition Withdrawal of announcement
115
Entries Single, Pair Skating and Ice Dance Entries Synchronized Skating Nicknames Post entries
116
Reserved
117
Entrance Fees
118
Validity of events
119
Medical Insurance
120
Prizes
121
Officials
122
Nomination and appointment of Officials (Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards)
123
Protests
124
Appeals
125
Conduct of Competitors and Team Officals towards Competition Oficials Improper Public Comments Conduct of Officals, Office Holders, Competitors and others Compliance with ISU Rules and theCode of Ethics Disciplinary Sanctions
E.
The Olympic Winter Games 126
F.
Skating Competitions at the Olympic Winter Games
ISU Championships 127
Allotment of Championships Applications/Allotments for Championships
128
Order of Championships
129
Announcement and conduct of Championships
130
Participation in Championships
131
Entries
132
Communications during Championships
133
Titles
134
Medals Award of medals
201
135 G.
Results of Championships
ISU Events 136
Organization Allotment Applications Expenses Financial arrangements
H.
Expenses 137
International Competitions ISU Championships
138 I.
Doping 139
J.
Olympic Winter Games
Anti-Doping Rules and Procedures
Medical 140
On-site medical services
141
Safety
142
Security
202
Article 1 1.
Name, Constitution and Legal Status
The International Skating Union (herein called the “ISU”), founded in 1892, is the exclusive international sport federation (IF) recognized by the International Olympic Committee (IOC) administering Figure Skating and Speed Skating Sports throughout the world. The ISU is composed of the individual national associations (herein called “Members”) who administer these Sports at the national level and who recognize that all international matters are under the sole jurisdiction and control of the ISU. The Members have agreed to this Constitution and will respect its provisions. 2.
Validity of Constitution
The changes and amendments of this Constitution shall come into force immediately after the Congress unless otherwise decided by the Congress. However, a proposal may not be effective immediately upon adoption by the Congress unless so stated in the printed Agenda. 3.
Members
Members are those organizations recognized by the ISU as controlling in a country either or both of the Branches of skating (Figure and Speed). 4.
Provisional Members
Provisional Members are those organizations which were accepted by the Council for an initial period as defined in Article 6 as Provisional Members. This may include organizations which do not meet all the requirements for Membership as Members, but which are established in and control either one or both Branches of skating (Figure and Speed) in a country in which there exists no national association already a Member of the ISU. 5.
Affiliated Clubs
An “Affiliated Club” shall mean a Skating club affiliated with or belonging to a Member. 6.
Legal Identity
The ISU is a Swiss association having its own legal identity in accordance with Article 60 of the Swiss Civil Code. The ISU is therefore under the jurisdiction of Switzerland and the location of its legal residence is Lausanne. Article 2 1.
ISU Jurisdiction
The ISU has jurisdiction throughout the world over all forms of international Figure and Speed Skating on ice and on synthetic polymeric ice surfaces whether performed using ice skating blades or substitutes simulating such blades. 2.
Headquarters
The headquarters of the ISU shall be located in Switzerland and the place of the legal residence shall be designated by the Council. Article 3 1.
Objectives
The objectives of the ISU are regulating, governing and promoting the sports of Figure and Speed Skating and their organized development on the basis of friendship and mutual understanding between sportsmen. The ISU shall work for broadening interest in Figure and Speed Skating sports by increasing their popularity, improving their quality and increasing the number of participants throughout the world. The ISU shall ensure that the interests of all Members are observed and respected (see also Article 7). 2.
Events
Among the activities of the ISU particular importance is given to Events which include: ISU Championships, ISU Speed Skating and Short Track Speed Skating World Cup Competitions, ISU Grand Prix of Figure Skating Competitions, ISU World Team Trophy in Figure Skating, ISU International Competitions, ISU exhibitions, ISU shows, ISU tours and performances / appearances. 3.
Interference
The ISU does not approve of interference in its sports based on political or any other grounds and will make every effort to avoid such interference.
203
Article 4 1.
Methods and Activities
The methods of attaining these objects are: a) The promotion of the sports of Figure and Speed Skating on ice and on synthetic polymeric ice surfaces in all their disciplines and the influencing of public opinion in their favor. b) The providing of uniform Regulations for International Competitions and the manner of supervising and conducting them. c) The organization of ISU Championships and other ISU Events. d) Technical control and direction of the sports of Figure Skating and Speed Skating at the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games and other skating events organized by parties not under the jurisdiction of the ISU, in the case such events are sanctioned by the ISU. e) The settlement of differences and publication of official decisions. f) The organizing of meetings of Officials and other interested persons in connection with ISU Events and International Competitions. g) The preparation and distribution of educational and information material for the purposes of the sports. h) The exclusive right and responsibility to promote and protect all rights relating to ISU activities throughout the world, excluding those events which are the property of the Members. i) Among the rights mentioned in paragraph h) are exclusive rights to all intellectual property of the ISU such as logos, trademarks, trade names, ISU Event names and copyrights. 2.
Development Program
The ISU Development Program makes financing available, within a budget set by the ISU Council, to: a) Further the principles of the ISU, including those related to fair and effective distribution of ISU financial support to and for the benefit of Members and participants. b) Improve the quality and numbers of participants (including Officials) in competitive international Figure and Speed Skating. c) Aid Member development programs that meet ISU criteria. d) Aid young, talented skaters in need of support. e) Provide experienced Coaches and sport administrators on a temporary basis to assist Members; and f) Support development initiatives identified by Members, Technical Committees, Commissions and the Council. All Members may propose projects and activities and are encouraged to accept responsibility to carry-out: (1) specific initiatives decided by the ISU, or (2) Member-suggested activities approved by the ISU, with the universal purpose of stimulating regional and global development of the ISU sports. ISU Development Program funds must be expended carefully, seeking measurable results for evaluation. Expenditures and the results achieved must be reported to the ISU in writing by the Member of the activity. Such reports shall be submitted in the form, and at such times, as specified in the authorizing ISU document. Article 5 1.
Financial Year
The financial year of the ISU begins January 1st and ends December 31st. 2.
Financial Liabilities
The financial liability of the ISU in relation to any commitments to third parties shall not exceed its assets. 3.
Auditors
An auditing company shall be appointed by the Congress for the purpose of verifying the accounts and presenting a certified report to the Congress with respect to the annual financial statements and the results of the auditing activities of the financial administration of the ISU. 4.
Indemnification
The ISU hereby declares that any person who serves either by election, appointment or at its request as an Office Holder, advisor, employee, agent, consultant or other official in any capacity shall be deemed its representative for the purpose of this Article and shall be indemnified by or on behalf of the ISU against expenses, judgments, fines and amounts paid in settlement actually and reasonably
204
incurred by such person who was or is a party defendant to any pending or completed action, suit or proceeding, whether civil, criminal, administrative or investigative by reason of such services, provided such person acted in good faith and in a manner which he reasonably believed to be in and not opposed to the best interests of the ISU and did not exceed his powers. The indemnification provided hereunder shall continue as to a person who has ceased to serve in the capacity designated and shall inure to the benefit of his heirs, executors and administrators. 5.
Authority
Notwithstanding the provisions of paragraph 4 above, when a representative of the ISU acting on its behalf exceeds his authority, any subsequent commitment or agreement resulting there from shall not be binding upon the ISU, unless ratified by it, if the other party thereto knew or had reason to know of such action. 6.
Limitations to commit or legally bind the ISU
No person, including Office Holders, other officials, advisors, consultants, agents and employees, may commit or legally bind the ISU unless authorized by this Constitution, by the Council or by the President and Director General. Article 6 1.
General Requirements
Membership in the ISU may be granted to a national association located in a country in which there exists no national association already being a Member of the ISU. If the Council is satisfied that the two Branches of Skating are controlled by two different associations in the same country, the Council may elect two Members from that country, one to be designated as Figure Skating Member and the other to be designated as Speed Skating Member. However, when a national association for only one Branch of Skating exists in a country, the Council may elect such national association a Member of the ISU and designate it either the Figure Skating Member or the Speed Skating Member, as the case may be. 2.
Provisional Membership
a) The Membership of each newly admitted Member shall be provisional for the first three (3) years except i) when a new Member is created by a political division in a country where the previous Member was a full Member provided that the new Member fulfils all the other relevant requirements for Membership and provided that the new Member submits evidence that its Skaters have competed in International Competitions or ii) if a provisional Member before the end of the three (3) years' period proves to the satisfaction of the Council that it fulfills all requirements listed in paragraph 3 below and submits evidence that its Skaters have competed in International Competitions, the provisional Member shall become a full Member with immediate effect if the Council has already expressed its satisfaction. For provisional Members not subject to sub-paragraphs i) and ii) above, after expiration of the three-year provisional Membership period, if the Minimum Requirement listed in paragraph 3 below for provisional Membership are established to the satisfaction of the Council and provided that the provisional Member submitted evidence that its Skaters have competed in International Competitions, the provisional Membership shall become a full Membership. If the Council, prior to the expiration of the three-year period, decides against granting full Membership to a Provisional Member, the reasons for such decision must be stated in a Council decision and published in an ISU Communication. Any decision of the Council to this effect shall be subject to an Appeal to the next Congress (see paragraph 10 below). b) Provisional Membership of the ISU may also be granted to an organization which is not a national association, but which is established in and controls either one or both Branches in a country in which there exists no national association already a Member of the ISU. c) The same general minimum requirements for full Membership set forth in paragraph 3 below shall also apply to applicants for provisional Membership. 3.
Minimum Requirements
In order to guarantee the activity of Members in organizing and administering the ISU sport disciplines, the following minimum requirements for Membership in the ISU shall be required. Other conditions may also be established by the Council from time to time. a) An applicant national association or organization must prove that it has had control of its sport disciplines as the national governing body in its country for not less than two years prior to application for Membership.
205
b) Applicants, Provisional Members and Members shall have: i) a headquarters office in their respective country; ii) been organized pursuant to a duly adopted Constitution and/or By Laws; iii) duly elected governing body or bodies and officers; iv) adopted and published Rules for the orderly conduct of their respective activities, including competitions; v) accepted the ISU Statutes and specifically provided in their respective Rules that all persons under their jurisdiction shall be bound by the ISU Statutes, including amendments thereof, as a condition of participation in their activities; vi) included in their respective Rules appropriate Procedural Rules necessary to effectively implement the ISU Anti-Doping Rules and specifically provided in those Rules that all persons under their jurisdiction shall be bound by the ISU Anti-Doping Rules, including amendments thereof, as a condition of participation in their activities; vii) conducted national championships on a regular basis; viii) conducted seminars or schools for the training and/or education of officials; ix) in existence in the country one or more actively operating natural or artificial ice rinks of a size adequate to practice the respective ISU sport discipline. c) A Provisional Member shall in addition, before expiration of the three (3) year period, present proof that it has applied to the NOC of their country for inclusion as a voting member of the NOC in accordance 18 with Article 28 of the Olympic Charter, and that such application has been granted. d) Should such NOC fail to grant such inclusion to a Provisional Member or fail to continue such NOC inclusion for a Member, the Council may nevertheless grant full Membership to the Provisional Member or maintain the respective Member as an Member in good standing, and may further, in its discretion, refer such lack of inclusion by the NOC to the IOC for appropriate action. e) Upon application or on its own initiative, the Council may, at its discretion, pardon any requirement stated in sub-subparagraphs (vii) relating to national championships and (viii) relating to seminars for officials of sub-paragraph b) above if exceptional circumstances or avoidance of hardship so warrant. When pardoning any requirement, the Council shall state a period of time within which the missing requirement(s) must be satisfied for the pardoned entity to continue with the ISU in good standing. Such period may not exceed three (3) years. In case that the Council decides on pardoning certain requirements, it may also decide to reduce or cancel in full any ISU contribution which is otherwise made to Members. f) Upon application or on its own initiative, the Council may, at its discretion, pardon the requirement stated in sub-paragraph b) (ix) above (existence of an ice rink) if the circumstances in a country due to its geographical, climatic or economic situation do not allow the compliance with this requirement. In case that the Council decides on pardoning this requirement, it may also decide to reduce or cancel in full any ISU contribution which is otherwise made to Members. In case the Council decides on pardoning this requirement for a Provisional Member for a continued period of time, then the Membership of the concerned Member will remain provisional as long as the requirement is not fulfilled. In case of Members who had already obtained full Membership but for whom the Council receives reliable evidence that such full Member does not comply with the requirement of subparagraph b) (ix) above, the Council, at its discretion, may decide to revert back the respective Membership to a provisional Membership as long as the requirement is not fulfilled. g) If the ISU is informed of unclear internal situations within a Member, such as conflicting information regarding its legitimate leadership (President, Board, General Secretary etc.) or split into two different organizations then the ISU will generally rely on information received from the NOC in the country. However, in consideration of the autonomy of the ISU and the Council’s responsibility to identify and admit appropriate Members, the Council may act according to other information and conclusions. In case that the situation is subject of a court action, the ISU ordinarily will not accept any change until the case is finally decided by the courts having jurisdiction. 4.
Member Separation of Branches
The Figure Skating Branch includes: Single and Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating. The Speed Skating Branch includes: Speed Skating and Short Track Speed Skating. If the two Branches of Skating are controlled by one Member and a decision is made within that Member to create separate, independent associations, both associations must apply for individual Membership. If the existing association has been a Member for more than three (3) years, the applicants may be granted full Membership immediately, provided the minimum requirements for Membership set forth in paragraph 3 above are met.
206
5.
If a Member, in accordance with paragraph 4 of this Article, controls only one Branch of skating, the number of votes of this
Member is regulated by Article 29, paragraph 11 and contributions made by the ISU will reflect the situation that the Member controls only one Branch of skating. 6.
Applications for Membership
Applications for Membership of the ISU must include at least the following documentation: a) A formal application in writing, which shall include the acceptance by the applicant of the obligation to comply fully with the provisions of Article 7 of this Constitution. b) A copy of the Constitution and/or By Laws and published Rules of the applicant association or organization in the language of its country. c) A translation into English of the documentation furnished under b) above. d) A listing of the members of the governing body and officers. e) A listing of the number of affiliated clubs and of the members thereof. f) Results of the most recently held national championships. g) A listing of the operating ice rinks, including their size and location, in the country of the applicant. h) Identification of the ISU skating sport or sports controlled by the applicant, with evidence that the sport, or each claimed sport, is actually and actively currently practiced within the country of the applicant. 7.
The Council, with the cooperation of the Director General shall take all necessary steps to verify that the applicant is a
recognized national sports governing body with sufficient Membership and sporting activity to be considered a national association eligible for Membership of the ISU. 8.
Member documentation changes
Following election and thereafter, it shall be the responsibility of the Member concerned to notify the Secretariat of all changes in the documentation originally submitted pursuant to paragraph 6. b) above. 9.
Acceptance or rejection
The Council shall act on Membership matters at meetings only and shall decide upon the acceptance or rejection of all applications for Membership. 10.
Appeals
An appeal may be made to the next following Congress against any decision by the Council pursuant to paragraph 9 above. Appeals by Members and/or applicant Members shall be submitted to and received by the ISU Secretariat by registered letter on or before March 30 before the next following Congress. Such appeals are included under item 11 of the Congress Agenda. 11.
At all times each Member must be able to demonstrate dedicated control and administration and minimum international
activity in the ISU sport disciplines within its country, particularly when the Member is part of a larger sports organization. Minimum international activity consists in a Member’s Skaters competing in at least one International Competition during the past three (3) seasons. Article 7 1.
Obligations of Members, their members and participants
Members of the ISU, their affiliated clubs, their individual members and/or all other persons claiming standing as participants in the international activities of a Member or of the ISU: a) Are bound by the ISU Statutes (see Article 6, paragraph 3.b) (v) and are subject to decisions of the Congress, the Council, the President and the Director General concerning all international matters; and b) Have the obligation in all national and international matters to support the objects, activities and unity of the ISU, and shall not participate in any activities, national or international, against the integrity, the exclusive role and interests of the ISU. 2.
Participation For ISU Events, ISU Congresses, ISU Seminars, ISU Development Projects and other activities designated
“ISU” by the Council, the Member in the territory in which the activity will take place must make its best efforts to obtain the full participation in such activity of all Office Holders & Officials, Members, their individual members and members of affiliated clubs. 3.
Rights of Provisional Members
207
Provisional Members shall have the same rights and duties as Member as far as not specified differently by these Rules, but without the right to vote or to nominate candidates for or to be elected to office at Congresses. 4.
Rights of Special Clubs Special Clubs are the Internationaler Schlittschuh-Club Davos and Stockholms Allmänna
Skridskoklubb only. In recognition of their historical role they have the right to participate in the Congress but without the right to vote and without any other rights belonging to a Member. 5.
When used in the ISU Statutes, the term “Member” shall also be deemed to include Provisional Members to the extent of
their rights as such pursuant to paragraph 3 above. 6.
Sponsorship of Clubs A Member of the ISU is not allowed to sponsor clubs in the country of another Member unless the
Member having jurisdiction over the territory of the concerned sponsored club agrees. 7.
Obligations of Office Holders, Coordinators, Advisors, Employees and Consultants
Office Holders, Coordinators, Advisors, Employees and Consultants must a) submit to the Council the standard form including a signed acceptance of and full respect and compliance with the ISU Statutes; b) attend all corresponding meetings and come to such meetings well prepared and well informed regarding issues on the agenda; c) be knowledgeable about the ISU; d) observe established procedures and consider others’ point of view, make constructive suggestions and help the ISU make decisions that benefit Skaters and the sport of skating; e) keep the President and the Director General well informed about any concerns from within and/or outside the ice skating community that affect the direction and best interests of the sport of skating and the ISU; f) support in a positive manner all actions taken by the Congress, Council, the President and the Director General even when in a minority position, including supportive participation in public debate regarding all decisions at all venues; g) protect the confidentiality of discussions as established for each internal body; h) participate in ISU self-evaluation programs, development workshops, seminars and other educational events, which enhance skills. III. Organization Article 8 The Bodies, Office Holders and Coordinators of the ISU are: a) Bodies i) The Congress ii) The Council iii) The Disciplinary Commission iv) The Technical Committees v) The Medical Commission vi) The Development Commission/Coordinator b) Office Holders i) The President ii) The Vice Presidents – a Vice President for the Figure Skating Branch and a Vice President for the Speed Skating Branch iii) The Council members – four (4) Council members for the Figure Skating Branch and four (4) Council members for the Speed Skating Branch iv) The Director General v) The Chair and members of the Disciplinary Commission vi) The Chairs and members of the Technical Committees vii) The Sports Directors viii) The Sport Manager Figure Skating (limited for the period between the 2014 & 2016 Congress) ix) The Chair and members of the Medical Commission x) The Legal Advisor(s) xi) The Treasurer
208
xii) The Development Commission members and/or the Development Coordinator c) Coordinators (ISU Employees and/or appointed Coordinators not being Office Holders) i) Marketing Coordinator ii) Public Relations/Communications Coordinator iii) The Event Coordinators and Assistant Event Coordinators iv) The Regional Event Coordinators - RECAs (in Figure Skating only) v) Other Coordinators in the area of sports, anti-doping, travel or other areas being ISU Secretariat employees. Article 9 1.
Meetings of Congress
Meetings of Congress are held as follows: a) An Ordinary Congress is held every even numbered year, preferably in June or July on dates determined by the Council and announced to all Members at least six (6) months prior to the Congress. b) The next Ordinary Congress with elections will be held in 2016 (instead of 2014). The Congress 2014 will be with a Forum and without elections. c) The subsequent Ordinary Congresses with elections are organized every four (4) years after the Olympic Winter Games, but in the same year (starting in 2018). d) Article 9, paragraph b) and c) automatically extend to all other provisions of the Constitution which refer to the original election period of 2010-2014, i.e. all mentions of the year 2014 as the end of the current election period shall be read to mean the year 2016. e) An ordinary Congress without election includes a Forum (see Article 29, paragraph 6). f) An Extraordinary Congress is held whenever the Council considers it necessary or upon written demand, giving reasons, by one fifth of the Members. 2.
Congress is open only to Members
3.
Representatives of Members
Only those representatives of Members may attend who have been duly nominated by Members. Such representatives must be members of the Member which they are to represent and also must be of the same citizenship as the country of the Member or must have been a permanent resident for more than a year of the country of the Member. 4.
The Agenda and procedures to be followed in conducting the business of the Congress are set forth in the Procedural
Provisions to the Constitution, annexed hereto. 5.
Decisions of the Congress are final and binding and not subject to appeal within the ISU or to any external tribunal, except
as otherwise provided in Article 26, paragraph 4. Article 10 1.
Place and date of Congress Meetings
The Council shall determine the place and date of each Ordinary and Extraordinary Congress. The choice of the place of an Ordinary Congress shall be based on nominations received from Members. 2.
Quorum for Congress
Members must signify their intention to attend or not to attend the Congress within the time fixed by the Secretariat. A minimum of 50% of Members must be present to hold a valid Ordinary or Extraordinary Congress. Should Members leaving the Congress reduce the number of Members remaining to less than a quorum the Congress may continue upon affirmative majority vote of the remaining Members. 3.
Cancellation or postponement
If for any reason the holding of an Ordinary Congress cannot be carried out, the Council shall so inform all Members and a postponement or cancellation of such Congress may be made by an affirmative vote of two-thirds of the Members. 4.
Mail vote
If a Congress does not take place, the Council shall, within six weeks after the originally fixed dates, ask Members for a mail vote on
209
the motions on the Agenda that the Council considers urgent and essential for the correct administration of the ISU. 5. The Council shall arrange for publication of the Communication asking for a written vote at least four weeks before the expiration of the period fixed therein for the receipt of replies. Article 11 1.
Alterations in Constitution, Procedural Provisions and General and Special Regulations
The Council, Technical Committees and Members are entitled to submit proposals to Congress for alterations in the Constitution, its Procedural Provisions and in the General and Special Regulations. 2. Majorities for alterations a) For a change in the Constitution, including its Procedural Provisions or in the General Regulations and Special Regulations, a twothirds majority, and in both instances the obligatory presence in person of fifty percent (50%) of Members of the ISU is required. If the calculation of the two-thirds majority results in a fraction, the next higher whole number shall be taken as the two-thirds majority. b) Any objection put forward by a Member during the Congress to a change in the Technical Rules as proposed by the respective Technical Committee and approved by the respective Vice President requires a second Member to support the objection and subsequently a simple majority to become effective. Such objection may only propose not to accept the change, it cannot propose any amendment. A Rule in the Technical Rules may not change or amend a Rule included in the Constitution or in the General Regulations or in the Special Regulations. Article 12 Languages – original text English is the official language of the ISU and shall be used in all correspondence, Congress proceedings, official documents, contracts and publications. For the ISU Statutes and all other official publications of the ISU, the English text is the original and shall govern. French, German and Russian are supplementary languages of the ISU. Translations into languages other than English may be made by the Members, but in the event of a difference between them and the original English text, the latter shall prevail. The announcements and conduct of all proceedings at international skating events shall be in English and, if necessary, may also be in any other language. Article 13 1.
Elections – Eligibility for election
a) Elections of the President, Vice Presidents, Council members, Technical Committee Chairs, Technical Committee members, the Disciplinary Commission Chair and Disciplinary Commission members shall be held only at Congresses every four years. The original term of office shall be for four years and all offices shall be deemed to be vacant immediately before the elections. Beginning with the 2014 Congress and subject to paragraph 3 of this Article, all elected Office Holders as listed above may serve for a maximum of three (3) successive four-year terms. Any terms an elected official has served prior to 2014 will not count toward the maximum number of terms. Each “office” (President, Vice President, Council member, Technical Committee Chair, Technical Committee member, Disciplinary Commission Chair, Disciplinary Commission member) shall be counted separately meaning that by being elected for different offices the different maximum terms are being added. b) To be eligible for election, a person must be: i) A citizen of a country that is a Member. Such citizenship shall be decisive for the purposes of Article 16, paragraph 1, Article 20, paragraph 2 and Article 24, paragraph 3; ii) In the case of dual or multiple citizenship, the person standing for election must declare which citizenship is decisive within the meaning of paragraph i) above. Confirmation of the declared citizenship and approval of the candidacy by the respective, declared Member is required for validity; iii) Such a person may not stand for further elections at the same Congress under another nationality, not even with the approval of the respective declared Member. 2.
Before the election of the Congress all candidates for election to any elected office shall declare in writing on specific forms,
as decided by the Council and published by the Secretariat, their intention to run for a specific position(s) to be indicated. In the case a candidate intends to run for different positions (i.e. President, Vice President, Technical Committee Chair, Technical Committee
210
member, Disciplinary Commission Chair, Disciplinary Commission member) it must be clearly indicated and it is understood that once elected into a position the elected individual cannot stand anymore for another position being subsequently elected. The following ISU forms must be sent to the Secretariat at the latest 6 weeks before the start of the Congress by the Member of the nominee or another Member: a) Form including the name, citizenship, Member affiliation and other personal data of the candidate. b) Form including a curriculum vitae (CV) of the candidate. c) Form including a signed declaration that the nominee does not hold the position of President/Chair of any Member. If such position is currently held, a confirmation that if elected the nominee will without delay resign that position with immediate effect. d) Form including a signed acceptance of and full respect and compliance with ISU Statutes (in particular but not limited to the obligations of Office Holders as set forth in this Constitution and the ISU Code of Ethics). Nominations received later than the set deadline or incomplete nominations are not valid. A list of nominees grouped by elected positions containing the names of the nominees, the nominators and the CVs shall be distributed by the Secretariat 3 weeks prior to the start of the election Congress to Members and Office Holders. 3.
Maximum age
In order to be eligible for election, any candidate for election or re-election as an ISU elected Office Holder, (except for Technical Committee Chair or member as specified in Article 20, paragraph 2 and the Special Regulations), must not reach the age of 75 prior to being elected for any elected Office. An elected Office Holder who reaches the age of 75 during his current term of office is not disqualified by such fact from continuing to serve the current term. 4.
Ineligible persons
Ineligible persons as defined in the General Regulations cannot be candidates for election. 5.
Special elections to fill vacancies
If a vacancy occurs at any time in any elected body, the person with the highest number of votes from the non-elected candidates from the last election shall immediately fill the vacancy. If such vacancy occurs but cannot be filled in this manner, the Council shall immediately appoint a person to fill the vacancy. The term of office of such persons shall expire at the next following Congress, at which an election shall be held. 6.
Precedence
The Vice President Figure Skating elected in 2010 was the First Vice President for the period from the 2010 Congress to the 2014 Congress. The Vice President Speed Skating elected in 2014 will be the First Vice President for the period from the 2014 Congress to the 2018 Congress. This alternating arrangement shall be in effect automatically for subsequent elections. 7.
The order of precedence of members of the Council is determined, for the Branches respectively and for the members of the
five Technical Committees respectively, according to the number of votes received by each in their election to office. 8.
The order of election for the members of the Council shall alternate between the Branches for each regular election, starting
with Figure Skating in the year 2010. Article 14 1.
Vacancies
If the office of the President becomes vacant during his term of office, his place is taken by the First Vice President (who may or may not be from the same Branch as the President). The remaining Vice President becomes the First Vice President of the ISU until the next election. If the First Vice President who fills the office of President due to its vacancy is not from the Branch of the President, that action shall not affect the alternating arrangement between the Branches specified in Article 13, paragraph 6. 2.
If the office of Vice President of a Branch becomes vacant, the Council member who is first in the order of precedence within
the Branch becomes the Vice President for the Branch and the remaining Council members within the Branch fill the resulting vacancies in the order of their precedence in accordance with Article 13, paragraph 7. 3.
If a vacancy occurs among the Council members of a Branch, the remaining Council members fill the resulting vacancy or
vacancies in the order of their precedence in accordance with Article 13, paragraph 7. 4.
If the office of Chair of any Technical Committee becomes vacant or if a vacancy occurs among the Committee members,
211
the Committee member who is first in the order of precedence within the Committee becomes the Chair and the remaining Committee members fill the resulting vacancy or vacancies in the order of their precedence, all in accordance with Article 13, paragraph 5 and 7. 5.
Retirement
The retirement of a member of the Council, of any Technical Committee or the Disciplinary Commission is automatic if his association ceases to be a Member of the ISU. Article 15 Honorary Members and ISU Awards 1.
The awards of ISU Honorary President, ISU Honorary Vice President and ISU Honorary Member may be conferred at the
discretion of the Council on persons who have served as elected Office Holders or appointed Advisors on a voluntary basis, and who have helped to promote the development of international skating. Each such award is subject to being confirmed by the Congress. 2.
When considering such awards, the Council shall use the following criteria:
a) For the position of Honorary President at a minimum, nominees shall have been President for at least eight (8) years; b) For the position of Honorary Vice President at a minimum nominees shall have been Vice President for at least eight (8) years; c) For the position of Honorary Member at a minimum nominees shall have been a member of a Technical Committee; Chair of a Technical Committee; a member of the Council; an appointed Advisor serving as an Office Holder; or a member of the Disciplinary Commission and/or previous Appeals Commission for at least eight (8) years. For the purpose of this sub-paragraph (iii) the periods served in different positions are added together. 3.
Upon election, an Honorary Member shall no longer be eligible for election or appointment as an Office Holder, and shall not
act as a Referee, Technical Controller, Technical Specialist, Data & Replay Operator, Judge, Starter or Competitors Steward in international events, but may serve in an advisory capacity when called upon to do so. 4.
Such Honorary Members may serve as resource persons to the Office Holders when called upon, so as to assist in
maintaining relationships between the Honorary Members and the Office Holders. 5.
ISU Gold Award of Merit
An “ISU Gold Award of Merit” may be awarded at the discretion of the Council to recognize valuable contributions to the ISU sports at the international level. This award may only be made to Office Holders and other individuals who have served the ISU sport disciplines as follows: a) ISU Gold Award of Merit awarded for Office Holders’, ISU Officials’ Service: i) The ISU Referees/Technical Controllers, Starters or Competitor Stewards who have served in such capacity at the ISU Championships/ Olympics Winter Games altogether for at least 15 years; ii) The ISU Judges who have served as Judges at the ISU Championships/Olympics Winter Games altogether for at least 20 years; iii) The Office Holders and Officials who are generally recognized within the ISU as having made extraordinary or uniquely valuable contributions to the international administration of the ISU sports altogether for at least 10 years. In extremely rare and highly exceptional cases, the ISU Council may waive this time requirement. b) ISU Gold Award of Merit awarded for the Organizational Contribution. This award may only be made to other individuals (e.g. Members’ individuals, Secretariat employees, other organization’s individuals etc.) who made a valuable contribution to the ISU sport disciplines for at least 15 years. c) The Application for awarding the ISU Gold Award of Merit shall be sent to the Director General for further approval of the Council. d) The ISU Gold Award of Merit should be presented to persons in a form of pins. e) The names of all persons awarded by the ISU Gold Award of Merit will be published in the Constitution/General Regulations. 6.
ISU Diploma of Service
An “ISU Diploma of Service” may be awarded at the discretion of the Council to persons who are ineligible for the ISU Gold Award of Merit but who have otherwise served the ISU well over many years, including without limitation persons who have been on the ISU lists of Honorary Referees and Judges. 7.
Other Awards
The Council may decide to create other kinds of awards and adopt Rules regarding to whom and under what conditions such awards
212
may be granted. 8.
Withdrawal of Honorary Awards
a) The Council may withdraw any honorary award, including those approved by the Congress, if in the opinion of the Council the person concerned has committed any offence against the ISU Code of Ethics or misconduct or acted against the spirit of the ISU Statutes and such offence, misconduct or act compromises the integrity or interests of the ISU or the dignity of the award. b) The Council may decide not to take a decision itself but to make a recommendation to the Congress. c) Before the Council decides on the withdrawal, the person concerned shall be informed and shall have the opportunity to send his written explanation and/or apology. Such explanation has to be sent within 15 days after the receipt of the informing letter. d) The Council may suspend an honorary membership including honorary presidency and vice-presidency pending the procedure related to the withdrawal of such award, in particular in case where it is necessary to wait for decision of a court or other body. e) The decision of the Council is not a disciplinary sanction and no Rules governing disciplinary proceedings are applicable since there is no legal right to any honorary award. f) In case of honorary awards named in paragraph 1 above, the decision of the Council is subject to confirmation by the next following Congress. Except such confirmation no appeals are allowed against any decision of the Council and/or Congress taken under this paragraph 8. Article 16 1.
Composition
The ISU Council is the highest ISU body between the two Congresses. The Council consists of the President, a Vice President, and four members for the Figure Skating Branch and a Vice President, and four members for the Speed Skating Branch. All members of the Council must be of different citizenship and Members. 2.
President
a) The President represents the ISU in both a judicial and non-judicial capacity. In the event of his incapacity or other inability to serve, the President shall be replaced, for the duration of such incapacity or inability to serve, by the First Vice President. b) If so decided by the Council, the President may conduct, supervise and conclude all the major TV and commercial negotiations. All commercial agreements must be signed by the President and the Director General and the Council shall be informed. c) The President chairs the Council meetings and the Congress meetings. d) Within the supervisory duties of the Council, the President focuses on the control of the commercial, media/communications and legal areas. e) The President represents the ISU in regard to other international sports organizations, including, but not limited to, the IOC and other IFs. In the interest of the ISU, the Council may appoint another person to represent the ISU in regard to the IOC. f) The President decides upon the appointments of the Referees, the Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, members of the Officials Assessment Commission (OAC) in Figure Skating and the Referees, Assistant Referees, Starters, Competitors Stewards in Speed Skating/Short Track Speed Skating for the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games, ISU Championships, the ISU Grand Prix of Figure Skating events and Final (junior & senior), ISU World Cup competitions (Assistant Referees for the World Cup Short Track subject to Rule 289, paragraph 7.a) and any new ISU Event introduced by the Council taking into consideration proposals from the respective Vice Presidents. The respective Vice Presidents prepare the proposals in consultation with the respective Sports Directors and the respective Technical Committee. 3.
Vice Presidents
a) In the event of his incapacity or other inability to serve, the respective Vice President shall be replaced, for the duration of such incapacity or inability to serve, by the Council member of the respective Branch elected with the highest number of votes. b) The Vice Presidents chairs the Figure Skating respectively Speed Skating Branch meetings of the Congress. c) Each Vice President, in the corresponding Branch, supervises the work of the Sports Directors, the Technical Committees and the Development Coordinator. d) In the area of the Development Program, in particular they i) decide upon the proposals prepared by the Development Coordinator of the ISU Development Program, each Development Project
213
and budgets for the Program and Projects; ii) approve reports on implementation of the Program and Projects; iii) with the assistance of the Treasurer, the Development Coordinator and Secretariat check the correctness of the final accounts of the Projects and/or engage external auditors for such purpose; iv) report regularly to the Council on the matters stated above sub-paragraph i) – iii). e) In the area of the work of the Technical Committees they monitor the Technical Committees’ activities, including administration of the Technical Rules. If the Vice President concludes that Technical Rule changes proposed by the Technical Committees are in conflict with ISU policy and/or result in excessive expenditures and/or are not consistent among the ISU sport disciplines, the Vice President has the duty to inform the Council. f) The Council shall be kept informed on ongoing actions of the Vice Presidents within the respective Branch. The Vice Presidents may receive cooperation for specific actions from the other Council members, other Office Holders and Advisors. g) In the area of Event Coordination, they supervise and coordinate the interventions of the Event Coordinators, Assistant Event Coordinators, Regional Event Coordination Assistants in close cooperation with the Director General and the Sport Manager Figure Skating to ensure the proper organization and conduct of ISU Events and the implementation and protection of the ISU commercial rights. h) In the area of Officials appointments, as per Article 16, paragraph 2.f), they prepare and forward the proposals for the decision by the President in consultation with the respective Sports Directors and the respective Technical Committee. The Vice President Figure Skating may also consult the Sport Manager Figure Skating. 4.
Advisors to the Council
The Council is assisted by a Treasurer and Legal Advisor(s), appointed by the Council who are entitled to attend the Council meetings. The President can also invite other individuals at his discretion. The Advisors have a voice but not the right to vote in the Council. Past Presidents, Vice Presidents, Council Members, no longer elected, may be appointed by the Council for specific functions as determined by the Council. Their tasks are defined in job descriptions. Article 17 1.
Functions of the Council
The functions and powers of the Council include: a) Determining the policies of the ISU and deciding upon the general coordination of the ISU structure and the strategy. b) Appointment and if necessary dismissal of the Director General requiring a two third majority of Council members voting for such appointment or dismissal including the vote of the President. c) Control of the ISU’s business carried out by the Director General, Sport Directors, Technical Committees, Sport Manager Figure Skating, Event Coordinators, Assistant Event Coordinators, Regional Event Coordination Assistants and Development Coordinator/Commission including the control of carrying out resolutions, all in accordance with the decisions of the Members in Congress. The Council, however, may defer implementation of such resolutions until the next Congress if such implementation would result in severe negative financial consequences which were not foreseen when the resolutions were adopted. d) The fixing of the places at which ISU Championships and other ISU Events are to be held taking into account the input from the Director General, the Sport Manager Figure Skating and Event Coordinators. e) Checking that the accounting for and management of assets are subject to adequate controls. f) The preparation and submission to Congress of annual budgets taking into account the input of the Director General and the Treasurer. g) Decisions regarding the admission of new Members, and the suspension, if considered necessary, of a Member which has violated the ISU Statutes, or which fails to maintain the minimum requirements for Membership. The suspension of a Member can only be effected by the votes of at least six members of the Council. Failing this, such suspension can only be effected by Congress. In clear cases of serious violation of the ISU Statutes the Council must suspend the respective Member or Members. Failing this, such suspension can only be effected by Congress, which can also decide on the expulsion of a Member. Before suspending a Member for failure to maintain the minimum requirements, the Council may use its authority to pardon certain requirements granted in Article 6,
214
paragraph 3.e) & f). h) Decisions on appeals from the decisions of the Technical Committees and ISU Officials involving violation of technical sport Rules. Such decisions of the Council are final and not subject to further appeal within the ISU or to any external tribunal. i) The conclusion of settlement in cases appealed to CAS under Article 25 and in disputes filed with CAS under Article 26. j) The arranging for decisions and settlement in all disputes between Members and Complaints by Members against others. The decision of the Council shall be final. k) Appointment of the Treasurer and Legal Advisor(s) who may attend the Council meetings. These positions shall have a voice but no vote in the Council. The Council shall determine, from time to time, the duties to be performed by the persons appointed to such positions. l) The appointment and termination of appointment of the other Office Holders and Coordinators, for the Sports Directors, the Sport Manager Figure Skating, Commissions, Event Coordinators, Assistant Event Coordinators, Regional Event Coordination Assistants, Development Coordinator/Development Commission members or Advisors as foreseen and specifically named in the ISU Statutes. Elected Office Holders may not be appointed as Advisors. m) Deciding upon the venue and dates of future Congresses based upon nominations received from Members in accordance with Article 9, paragraph 1.a) and Article 10, paragraph 1. n) Appointment of parliamentarians, if deemed necessary, to advise the President as Chair of the full Congress session and the Vice Presidents as Chairs of the Figure Skating and the Speed Skating Congress sessions. Appointment of Drafting Groups to ensure the proper preparation of the wording of the proposals subject to amendments from the floor. o) Determination of the topics for the Forum at the Congress and conducting the Congress. p) Performance of ceremonial duties such as awarding medals at ISU Championships and other major ISU Events and remitting special ISU awards, and appointment of the ISU Representatives to carry out such duties. In case of need, the President has the right to change the appointment of the ISU Representative (see also Article 37, paragraph 3). q) In case exceptional circumstances so require and warrant i) modification of any Rule in the General Regulations, Special Regulations and in Technical Rules; ii) suspension of applicability of any Rule in the General Regulations, Special Regulations and in Technical Rules; iii) granting an exception from a requirement specified in any Rule in the General Regulations, Special Regulations and in any Technical Rules in order to prevent unusual hardship. For the Council to act under this paragraph 1.q) to modify, suspend or grant an exception to any Rule in the General Regulations, Special Regulations and/or any Technical Rules, there must exist "exceptional circumstances" which, for purposes of this paragraph, are circumstances that are unusual, rare and not typical and that make the action of the Council in lieu of the Congress necessary and provide an adequate basis for the Council's action. In the absence of exceptional circumstances in an emergency situation that require and warrant immediate action by the Council, Members will be provided with fourteen (14) days written notice of any proposed Rule change(s) and the opportunity to provide written comments on proposed Rule change(s) before the Council takes any action under this paragraph 1.q). r) Interpretation of the ISU Statutes and any other ISU decision or document. In the interpretation of ISU policy, procedure and Rules, the Council shall give priority of importance as follows: first, to the Constitution, second to the General Regulations, third to the Special Regulations and forth to the Technical Rules, and fourth to established customs and practices including those embodied in the Event Memorandums, ISU Communications and Circular Letters. s) Determining the specific power and authority of the Director General the Sports Directors and the Sport Manager Figure Skating in line with the respective basic guidelines outlined in Articles 18 and 19. t) Imposition of monetary penalties for a violation by a Member of the ISU Statutes. The penalty imposed must bear a reasonable relationship to the offence. u) The Council is empowered to adopt all the necessary Rules for the work of ISU Bodies including but not limited to: i) Rules for the administration of sanctions authorized by the ISU Statutes; ii) Rules of honor respecting compliance with the ISU Statutes; iii) Anti-Doping Rules with respect to Competitors, Coaches, managers, medical personnel, trainers and Officials;
215
iv) Rules and procedural provisions for the work of all Advisory Bodies elected by the Congress or appointed by the Council. v) Keeping of accurate written records and minutes of meetings and of actions of the Council. w) Ruling upon alleged breaches of the eligibility Rules by Officials, Office Holders, Skaters, and all other persons claiming standing as present or prospective participants in the ISU or ISU Competitions, Championships, Congress or other activities. x) At the request of ISU Members, and as per Article 3, paragraph 1, evaluating activities connected to Figure Skating or Speed Skating and carried out by Members to develop the popularity and visibility of ISU Sports and increase the number of their participants, and, if appropriate, providing a frame for international coordination. The above-mentioned activities can in no way be in conflict with the already existing ISU Disciplines, i.e. Single & Pair Skating, Ice Dance, Synchronized Skating, Speed Skating and Short Track Speed Skating as stated in the ISU Statutes. 2.
a) Decisions taken by the Council in the exercise of its functions and powers shall be final and shall not be subject to appeal
except as explicitly set forth in other provisions of the ISU Statutes. All final decisions of the Council are subject to the exercise of the superior decision power of the Congress at the next following Ordinary or Extraordinary Congress. See Article 29, paragraph 21. b) If a decision of the Council may be appealed under specific provisions of the ISU Statutes, the Council shall have the power to decide that an appeal will have no postponing effect if the Council concludes that the postponement would reflect adversely upon the reputation or the integrity of the ISU. 3.
Assistance to the Council
The Council is assisted by the Director General and the Secretariat, and other Office Holders and Coordinators (see Article 8, paragraphs b) and c)) and Advisors in the execution of its functions and has the authority to assign specific tasks to the Advisors, insofar as they are not otherwise set forth in Articles 18, 19, 20, 21, 22 and 23. Article 18 The Director General is appointed by the Council and is responsible for: a) The daily management of all business and financially related activities of the ISU carried out in accordance with the decisions of the Congress and the Council. b) The operation of the Secretariat and the management of its personnel. c) Reporting to, and receiving direction from, the President. d) Entering into contracts necessary for the operation of the Secretariat or ISU business matters that involve an ISU annual commitment of SFr.20,000 or less. e) Entering into contracts necessary for the operation of the Secretariat or ISU business matters that involve an ISU annual commitment of more than SFr.20,000 provided the President and the Treasurer have received prior written information about such contracts and have approved the same. f) To be involved in, or in any case be kept informed on the negotiation of all other commercial contracts. All such contracts shall be signed by the President and the Director General. The Council shall be informed. g) Ensure the implementation and protection of commercial agreements (TV and advertising) in cooperation with the Vice Presidents, the Sport Manager Figure Skating and Event Coordinators. Attend and/or assign ISU employees to attend ISU Events and/or inspection visits of ISU Events as necessary in consultation with the Vice Presidents and Event Coordinators. h) The preparation and submission to the Council of bi-annual budgets for subsequent submission by the Council to the Congress. The budget for the Secretariat shall be fixed annually by the Council taking into account the input of the Director General. i) The day to day monitoring and assurance that the accounting for and management of assets are subject to adequate, auditable controls. j) The arrangements for Congresses. k) Giving advice to the Council for the admission of new Members, and the suspension, if considered necessary, of a Member which has violated the ISU Statutes, or which fails to maintain the minimum requirements for Membership. The Director General may use feedback also from the Advisors. l) Monitoring of, and giving advice to, the Council respecting decisions and settlements in all disputes between Members and Complaints by Members against others.
216
m) Preparing, implementing and monitoring communications plans (both internal and external) and public relation programs and supervising and coordinating the area of communication and statistics. n) Preparing, in consultation with the President, the Agenda and materials for use at all Council meetings, and attending all such meetings with a voice but without a vote. o) Informing the Council during the periods between Council meetings on all important issues related to the ISU activities. p) Attending at his discretion any meeting or portion of meeting of an ISU body different from the Council, when it is considered advisable to be acquainted with the on-goings of the Union. q) Recruiting and hiring/dismissing of personnel and informing the Council accordingly. r) Signing documents in the name of the ISU with internal and external parties. s) Signing as the representative of the ISU, together with the President, Diplomas of Honor, etc. t) Monitoring, as authorized by the President, contacts with external bodies such as the IOC, IF’s, NOC’s, Municipalities, etc. u) Assigning personnel to other ISU Bodies. The personnel will work for the assigned Body, but as a professional employee they remain under the responsibility of the Director General. v) Empowered to call, coordinate and manage meetings with any ISU body, except the Council, to be properly informed and provide support and information to the President and Council. w) With due confidentiality, acting as liaison between the Council and any other ISU body to provide the Council with information that could help the Council take a decision. x) Acting, in respect of instructions of the President/Council, as the spokesperson regarding the general activity of the Union. y) Monitoring the implementation of the expense guidelines with the cooperation of the Treasurer, to be submitted if required to the Council for ratification. The expense reports of the Sport Manager Figure Skating and the Sports Directors and Council shall also be checked and approved by the Director General. z) Special tasks as assigned from time to time by the Council. D. Sports Directors/Sport Manager Figure Skating Article 19 1.
General Role Sports Directors
a) The Sports Directors are appointed by the Council. They act as liaison between the Council and the other ISU Bodies in the area of sports political/philosophical and technical matters. The Sports Directors must have extensive experience in the ISU sports discipline(s) for which they are acting and possess practical, technical, inter-personal and professional skills and know-how to perform their tasks. The following appointments are mandatory: i) Sports Director Figure Skating; ii) Sports Director Speed Skating; Additional Sports Directors for the sport related functions may be appointed by the Council. Each Sports Director shall have an assigned portfolio of responsibilities as decided by the Council. The Council may appoint a Coordinator among the Sports Directors for general sports related matters and/or for specific sports related tasks and projects. Sports Directors if possible and necessary, may also act as Event Coordinators. The Sports Directors report to the respective Vice President. b) Sport Manager Figure Skating The Council may appoint for the period between the 2014 and 2016 ISU Congress a Sport Manager Figure Skating to coordinate and advice/mentor the activities of the Event Coordinators Figure Skating (see Article 37, paragraph 4) and to give advice to the Vice President Figure Skating in the area of Officials appointments and Figure Skating Seminars organization. The Sport Manager Figure Skating reports to the President. 2.
Functions of the Sports Directors
The functions and powers of the Sports Directors include: a) Advising the Council on policy decisions and implementation of ISU policies regarding ISU sport-related activity; keeping the Council fully informed on all on-going matters of importance.
217
b) Coordinating the sport activities of the ISU including the implementation of Congress and Council decisions in relation to the function of the Sports Directors. c) Closely cooperate with the Development Coordinator and Technical Committees on the proposal of the ISU Development Program, Development Projects and the corresponding budgets to be prepared by the Development Coordinator for final approval by the respective Vice President; in case of persisting different opinions submit its comments to the Vice Presidents; assist the Vice Presidents in monitoring of and ensuring correct implementation of the Program, Projects and budgets. d) Assisting the Technical Committees in preparing, maintaining and developing the ISU four-year plans for sports-related activities; monitoring the implementation of such plans by directing and overseeing the activities of all involved parties to ensure consistent focus upon the strategic direction of the ISU as decided by the Congress and the Council; making revisions as necessary to the plan and preparing status reports as required. e) Giving advice to the Vice Presidents and President for the appointment of the necessary ISU Event Officials in line with Article 16, paragraph 2.f). f) Assess the conditions related to the recognition of new records; the Council homologates the records. g) Monitoring and, after consultation with the bodies and Advisors concerned, advising the Council in cooperation with the Director General regarding the adoption of all the necessary Rules for the work of the Sports Directors, including but not limited to: (1) Rules for the administration of sanctions authorized by the ISU Statutes; (2) Rules of Honor respecting compliance with the ISU Statutes; (3) Anti-Doping Rules with respect to Competitors, Coaches, managers, medical personnel, trainers and Officials; (4) Rules and procedural provisions for the work of all Advisory Bodies elected by the Congress or appointed by the Council. h) Communicating with the Director General on a regular basis to ensure availability of adequate services necessary to the maintenance of the objectives and the work plan of the ISU and the Sports Directors. i) Keeping accurate written records and minutes of meetings and of actions of the Sports Directors and inform the Council regularly. j) Submitting periodic reports to the Council summarizing their activities and addressing problems and proposing solutions. k) Submitting an annual budget to the Council at the end of each season including the budgeted expenses for the subsequent season. l) The conducting of seminars, schools and examinations for the Officials of their sports in cooperation with the respective Technical Committee. 3.
All Sports Directors, and the Sport Manager Figure Skating will be based in the country of residence, be available to travel
extensively and be remunerated according to their scope/extent/duration of activity as decided by the Council. They must not hold any official position of responsibility within the ISU, Member federations, club and/or public or private entities involved in ice skating activities and not work as a Coach. Article 20 1.
Number of Technical Committees
The following Technical Committees are established: Single and Pair Skating, Ice Dance, Synchronized Skating, Speed Skating and Short Track Speed Skating. Each of the Technical Committees shall consist of an elected Chair, who shall have a tie-breaking vote, three full elected members and two additional full members, of which one shall be a Skater and one a Coach, subsequently appointed by the Council from recommendations received from the respective Technical Committee and the respective Sports Directors. 2.
Eligibility and Composition
a) Within one Committee the members must be of different citizenship and Members. b) Only persons named in the current lists of ISU Referees, ISU Technical Controllers or ISU Judges are eligible for election to the four positions in the Committees for Single and Pair Skating, Ice Dance or Synchronized Skating and then only in the respective discipline. c) An appointed Skater must have been a participant Competitor and respectively an appointed Coach must have been the primary Coach of a participating Competitor, at least in one ISU Event or Senior International Event in the past 10 seasons preceding the election Congress. d) An appointed Coach to a Technical Committee shall not be subject to Rule 102 paragraph 4 as far as Technical Committee membership is concerned. e) In Speed Skating and Short Track Speed Skating, a Technical Committee member cannot be appointed as Referee in ISU
218
sanctioned competitions. 3.
Functions of the Technical Committees
The functions of the Technical Committees include: a) The preparation, monitoring and maintenance of the “Technical Rules” for Single and Pair Skating, Ice Dance, Synchronized Skating, Speed Skating and Short Track Speed Skating, taking into account the input received from Members, the Council and the Sports Directors. The Technical Committees will also request input from Coaches, Skaters and officials during meetings held on the occasion of ISU Events and workshops organized by the Technical Committees during Congresses and other dedicated meetings for such purpose. b) The preparation of reports, mainly technical ones, assigned to them by the Congress, the Council and the respective Sports Director. c) The monitoring and final assessment of Officials officiating at ISU sanctioned competitions. For disciplines where an ISU Officials Assessment Commission is established, such monitoring and assessment by the Technical Committees shall be done in cooperation with such Officials Assessment Commission and taking the recommendations of the Assessment Commission into account. Such monitoring and assessment shall conclude in: 1) the drawing up of the lists of International (for International Competitions) Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards (and other future “International” Officials categories as decided by the Congress) based principally upon the nominations and re-nominations by the Members, subject to approval by the corresponding Vice President; 2) the drawing up of the lists of ISU (for ISU Championships) Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards (and other future “ISU” Officials categories as decided by the Congress) based principally upon the initial nomination by the Members and upon re-nomination made by the respective Technical Committee, subject to approval by the corresponding Vice President. 3) Closely following the functions of the Officials officiating at ISU sanctioned events and the making of recommendations to the respective Vice President with respect thereto. e) The conducting of seminars, schools and examinations for the Officials of their sports in cooperation with the respective Sports Directors. f) The development and submission to the respective Vice President for approval of four-year plans for their Committee areas of responsibility. Monitoring the implementation of such plans and recommending revisions as necessary in the interests of the sport and preparing a status report as required. g) The designation of members of the respective Technical Committee to collaborate with members of other Technical Committees in areas of common sport interests (e.g. events calendar, Rules, development, etc.). h) Submitting written proposals to the Vice Presidents for the appointment of the necessary ISU Event Officials in line with Article 16, paragraph 2.f). i) Its respective budget preparation for the approval by the Council. Article 21 1.
Eligibility and Composition
The Medical Commission appointed by the Council, will consist of a Chair and up to six medical doctors of different citizenship and Members, the number of Commission members depending upon the volume of work required. 2.
Functions of the Medical Commission
The Commission will advise the Council and co-ordinate medical and doping control affairs in line with the World Anti-Doping Code and the ISU Anti-Doping Rules. Primary functions of the Medical Commission include: a) Maintain, expand and standardize a comprehensive, fair and safe Anti-Doping testing program (in competition at ISU Events) and out of competition as a deterrent to all forms of doping. b) Improve the awareness and education of the skating family of sports related doping and medical issues. c) Improve the administrative follow-up of Anti-Doping Testing, Skaters medical records and injury statistics through safe and efficient Information Systems and procedures.
219
d) Maintain, improve and standardize medical care at ISU Events and International Competitions. e) Strengthen the detection techniques of banned substances through pro-active cooperation with other organizations and continued research; f) Effectively communicate medical information on prevention of injury through education to the Members, and advise Members and Office Holders on safe participation with respect to equipment, facilities and frequency of injury patterns. g) Keep up-to-date on injury prevention, rehabilitation and safe return to sport and other sports related medical research and developments including related legal issues. G. Officials Assessment Commission - Evaluation of judging and technical content decisions, penalties for the Figure Skating Branch Article 22 An Officials’ Assessment Commission (OAC) will be appointed by the Council. The OAC shall consist of a pool of ISU Referees, ISU Technical Controllers and ISU Judges of different nationalities. This pool will be appointed by the Council evaluating the recommendation of the Vice President Figure Skating. The OAC shall evaluate a) evident anomalies in the Judges scores identified based on a predetermined criteria, including mathematical criteria, confirmed by the Council, and b) decisions taken by the Technical Panel. The Rules of Procedure of the Officials Assessment Commission will be determined by the Council, based on the judging system and international Officials categories decided by the Congress. H. Development Coordinator/Development Commission Article 23 1.
The Council shall appoint a Development Coordinator. In case of need the Council may appoint two or a maximum of three
Coordinators and in such case form a Development Commission. References in this Article to the Coordinator shall include the Commission, if formed. 2.
The Coordinator reports to and is supervised by the Vice Presidents, each in the respective Branch. The Vice Presidents
shall collaborate with each other in decisions taken to assure consistent implementation of the ISU Development Program. 3.
The Coordinator shall closely cooperate with the Vice Presidents, the Sports Directors and the Technical Committees for the
implementation of the Development Program in accordance with the ISU policy and the approved budget. 4.
The Coordinator shall:
a) Collaborate with the Sport Directors and Technical Committees in preparing an annual proposal of activities considered in general categories, e.g. training camps, scholarships, seminars, etc., with related budgets that, in total, are within the ISU budget. b) Receive and organize requests for development aid from Members, and from within the ISU and prepare tentative proposal and budget of each Development Project. c) Evaluate, on a timely basis, plans and programs submitted for consistency with Development Program objectives and the current budget allocations. d) Establish various performance indicators for each approved project or activity and to identify successes and failures in meeting such indicators. e) Prepare quarterly a plan of the Coordinators’ business trips and a corresponding budget of expected expenses. f) Properly check the use of the financial contributions to Members for individual Projects based on the approved budget and measurable performance indicators. g) Report periodically to the Vice Presidents and Council on the work and progress of the Program with emphasis on the performance results. h) Report to the Congress on the work and progress of the Program during the period between Congresses with emphasis on the performance results. 5. a) The annual proposal of activities and the related budget prepared in accordance with paragraph 4.a) above is subject to joint decision of the Vice Presidents who shall approve or disapprove such proposal.
220
b) All other proposals and plans prepared by the Coordinator under paragraph 4 must be submitted, prior to implementation, to the respective Vice President who decides upon approval or disapproval (See Article 16, paragraph 3.d), i)). 6.
Any change in an approved proposal, or a proposal for a business trip not included in the plan, shall be submitted before
implementation for approval of the Vice President of the Branch involved. 7.
The Council may, from time to time, specify in greater detail the functions and duties of the Development Coordinator and
establish a timetable for Development Program submissions, review actions and related activities. Article 24 1.
Disciplinary Commission
The ISU Disciplinary Commission (DC) is an independent body elected by the Congress. The DC serves as a first instance authority to hear and decide all charges referred to it by any ISU authority or party against any Skater, Official, Office Holder or other participant in ISU activities (Alleged Offender) accused of a disciplinary or ethical offence (Offence). 2.
Composition
The DC shall consist of a Chair, experienced either in Figure Skating or in Speed Skating, and a “pool” of four other members available to act as DC Panel members. Two members must be experienced in Figure Skating and two members in Speed Skating. All members including the Chair must be lawyers by education. The Chair and the members of the DC shall be elected by the Congress for a four year term. 3.
Independence
The Chair and other members of the DC may not hold any other ISU Office and must be of different citizenship and from different Members. They may not hold the office of President or member of the highest executive body of a Member, and upon standing for DC election must submit to the ISU before such election a written resignation from any Member office then held, conditional only upon being elected to the DC. 4.
Minimum Number of Members - Vacancies
a) The minimum number of members of the DC must always be maintained. If a permanent vacancy occurs, the person (with either Speed or Figure Skating experience as appropriate to fill the vacancy), with the highest number of votes from the non-elected candidates from the last election shall fill the vacancy. b) If a temporary vacancy (or vacancies) prevents the convening of a three-person panel to act on a pending case, that vacancy shall be filled in like manner, if possible. A temporary vacancy may result from illness, conflict of interest, withdrawal for personal reasons, temporary incapacity or unavailability. Temporary vacancies shall be filled on a case-by-case basis with the person so appointed serving for that case only. c) If such permanent or temporary vacancy occurs but cannot be filled in the above stated manner, the Council shall immediately appoint a qualified person to fill the vacancy. The term of office of a member appointed by the Council to fill a permanent vacancy shall expire at the next-following Congress. If this requires a special election at a Congress at which no general elections are held, the term of office of the member so elected shall expire when the terms of the other DC members expire. 5.
Decisions
Each case shall be heard and decided by a panel composed normally of the Chair of the DC and two other members appointed by the Chair in accordance with the Rules of Procedure. If the Chair is unable to act in a specific case, the DC member elected with the highest number of votes shall act as Chair for that case. 6.
Filing of Complaints
a) Complaints must be filed with the DC by any Skater, Official, Office Holder or other participants in the ISU activities, within 60 days of learning of the facts or events, which constitute a disciplinary or ethical offence. b) The 60 day deadline does not apply to filing of charges for violation of an Anti-Doping Rule. c) A disciplinary or ethical offence shall consist of any violation of any material ISU disciplinary or ethical Rule and of any other conduct which can be deemed disciplinary or ethical by nature. 7.
Rules of Procedure
The filing of Complaints and the proceedings before the DC shall be regulated in more details in the Rules of Procedure submitted by
221
the DC, approved by the Council and ratified by the next following Congress. The proceedings are handled in writing. The DC, at its sole discretion, may decide upon a hearing. 8.
Jurisdiction
a) Complaints involving disputes between Members are not subject to the jurisdiction of the DC. Alleged breaches of the eligibility Rules by Competitors, Officials, Office Holders and all other persons claiming standing as present or prospective participants in the ISU or ISU Competitions, Championships, Congresses or other activities, shall be decided by the Council. The person concerned may appeal adverse decisions of the Council in eligibility cases to the Court of Arbitration for Sport (CAS). b) The appointment of a person to an official position in the ISU, and the continued assignment of that person in such position, or any other ISU position, is not a matter of right but a function entrusted to the designated body or Official of the ISU. Accordingly, such appointments or continued assignments are not subject to the jurisdiction of the DC. c) Performance evaluations of Officials, including Assessments, warnings, criticisms, letters of advice and other evaluations issued by the Technical Committees and the Council, and the appointment or removal of ISU Officials, are not disciplinary but technical decisions. Accordingly, they are not subject to the jurisdiction of the DC. Complaints alleging incompetence, carelessness, lack of proper attention to duty, deficient performance, error or faulty judgment, are therefore not subject to the jurisdiction of the DC and shall be referred to the relevant ISU Official or body for performance evaluation and resolution. d) All decisions of Officials, Office Holders or ISU bodies that are not subject to the jurisdiction of the DC under this provision are final unless otherwise stated in another section of the ISU Statutes. Any such final decision shall however be subject to the exercise of the superior decision authority of the ISU Congress at the next following Ordinary or Extraordinary Congress. The Congress is vested with appellate and review authority to affirm, modify or reverse any such final decision. e) In the case a Complaint is obviously not disciplinary or ethical, or evidently lacks any ground or chances of success, the Chair of the DC may dismiss the matter without submission to the DC full panel. The DC Chair’s summary decision dismissing the matter for lack of jurisdiction or evident lack of grounds is subject to appeal to the Court of Arbitration for Sport (CAS). 9.
Sanctions
a) The DC may impose the following sanctions if the Alleged Offender is found to have committed an Offence: i) a warning; ii) a financial penalty not exceeding 15,000 Swiss Francs; iii) suspension of participation in any specific ISU activity or of all ISU activities for a definite period; iv) exclusion for life from specific ISU activity or from all ISU activities; iv) annulment of results, including forfeiture of medals, points and prizes obtained in competitions at which the Alleged Offender committed the Offense. b) Any sanction specified in the preceding paragraph (except warning) may be conditionally suspended for a certain period of time under the condition that the person committing the Offence (Offender) will not commit any other Offence during such period and/or under the condition that the Offender performs a remedial action specified by the DC. c) The DC shall impose such sanction or sanctions which it finds adequate and justified by the facts of the case, by the seriousness of the Offence and by mitigating circumstances. Cooperation by the Offender may be considered a mitigating factor. d) A financial penalty may be imposed in concurrence with any other sanction except warning. 10.
Doping Case Sanctions
Doping cases are subject to the jurisdiction of the DC. In such cases, the DC shall impose sanctions in accordance with the ISU AntiDoping Rules. 11.
Charges against DC members
If a Complaint is filed against a member of the DC (including the Chair), the disciplinary proceeding shall be conducted by the Council. The Rules of Procedure of the DC shall apply accordingly. 12.
Appeals
Appeals against the decisions of the DC, against the decisions of the DC Chair in the case of paragraph 8.e) above and against the decisions of the Council pursuant to paragraph 11 above may be filed in accordance with Article 25. 13.
If a decision of the DC is appealed, the appealed decision does not become effective until the final decision by CAS is
222
rendered with the exception of a decision imposing a sanction for violation of the ISU Anti-Doping Rules which becomes effective immediately. In addition, in the case of a serious violation of the ISU Statutes which reflects adversely upon the reputation or integrity of the ISU, the DC, upon a motion of the Council, or sua sponte, may decide that an appeal will have no postponing effect. Article 25 Court of Arbitration for Sport (CAS) – Appeals Arbitration 1.
Appeals
Appeals against decisions of the DC, and of the Council when allowed by explicit provision of this Constitution, may be filed with the Appeals Arbitration Division of the Court of Arbitration for Sport (CAS), Lausanne, Switzerland. 2.
CAS Jurisdiction
The CAS shall have the power to hear and decide appeals in the following cases a) Against any decision of the DC, or of the DC Chair in the case of Article 24, paragraphs 8.e). b) Against decisions of the Council imposing any penalty on or suspension of Membership of a Member. c) Against any decision of the Council declaring ineligibility of a Skater, Official, Office Holder or other participant in ISU activities. d) Against any decision of the Council sitting as a disciplinary body hearing charges against a member of the DC. 3.
The appeal may be filed by the person or Member concerned (the “Offender“) or by the ISU in cases under paragraph 2.a)
of this Article 25. 4.
The appeal must be filed in writing with the CAS and the Secretariat within 21 days from the communication of the decision
to the party having the right of appeal. 5. All such sport appeal arbitration proceedings in the CAS shall be conducted in English under the Special Provisions of the CAS Code of Sport-Related Arbitration applicable to Appeal Arbitration Proceedings. 6. Decisions of the CAS shall be final and binding to the exclusion of jurisdiction of any civil court. Article 26 Court of Arbitration for Sport (CAS) – Ordinary Arbitration 1.
CAS Jurisdiction
All Members, their members, and all other persons claiming standing as present or prospective participants in the ISU or ISU Competitions, Championships, Congress or other activities, and the ISU, agree to binding arbitration under the Rules of the Ordinary Arbitration Division of the Court of Arbitration for Sport (CAS), Lausanne, Switzerland, as the exclusive jurisdiction and method of resolution of all claims or disputes not governed by the terms of Articles 24 and 25 above, that is: a) Damage and money claims as well as other claims, which could otherwise be the subject of a lawsuit in a civil court: (1) against the ISU or any Office Holder, ISU Official, agent or employee acting on behalf of the ISU; and, (2) by the ISU against any party with standing, or claiming standing, with the ISU as identified above in this Article 26. b) Requests under Article 75 of the Swiss Civil Code. 2.
Requests for Arbitration
A request for arbitration filed pursuant to the present Article must be filed with the Ordinary Arbitration Division of the CAS at the claimant’s cost. A request recognized under Article 75 of the Swiss Civil Code must be filed with the Ordinary Arbitration Division of the CAS at the claimant’s cost within one month after the Complainant has had a reasonable opportunity to become aware of the decision which is the subject of the request. Decisions published on the ISU website (www.isu.org) shall be deemed reasonably available as of the date of first publication. 3.
Decisions of the CAS shall be final and binding. All proceedings shall be in English and awards shall be enforceable in any
court of competent jurisdiction. 4.
Decisions of the ISU Congress taken as the result of a review/appeal according to Article 24, paragraph 8.d) are final and
binding to the exclusion of jurisdiction by any civil Court or the CAS except requests for arbitration recognized under Article 75 of the Swiss Civil Code.
223
Article 27 1.
Communications
Communications of the ISU must bear the signature of both the President and the Director General. In exceptional circumstances, specific Council decisions may be signed by the President only. The originals are archived in the Secretariat. ISU Communications are published on the ISU website only and Members must ensure that their members, including all international Officials are informed about the release of ISU Communications and their content. 2.
Publications of Decisions
Decisions of general interest and importance to the Members taken by the Council shall be published on the ISU website and available for public access. Such decisions as well as any ISU Communication become effective on the day following the day on which they are published on the ISU website. In addition, final decisions of the DC and any subsequent corresponding final decisions of the Court of Arbitration for Sport (CAS) shall be published in their entirety on the ISU website no later than the next business day following the rendering of any final decision and shall remain available on the ISU website for public access. 3.
Validity of decisions issued in Communications
Communications issued between Congresses concerning interpretation of Rules and/or modifying or suspending Rules shall lapse at the next succeeding Congress unless presented to the Congress for approval before implementation. Article 28 1.
Liquidation of the ISU
The liquidation of the ISU can be decided upon only at Congress by a four-fifths majority of Members with the presence of at least 80% of Members. 2.
Congress elects by simple majority the liquidator and decides upon the manner of distribution of the assets.
VII. Procedural Provisions to the Constitution A. Congress – Organization Article 29 1.
Invitations
Invitations to a Congress must be forwarded to all Members at least six (6) months in advance. 2.
Proposals to Congress
a) Members and Technical Committees must send all proposals for changes in the Constitution, General Regulations and Special Regulations for inclusion in the agenda to the Secretariat by December 1 preceding the Congress. A summary of proposals from Members, the Council and Technical Committees for changes in the Constitution, General Regulations and Special Regulations shall then be sent to all Members, the Council, the Sports Directors and the Technical Committees by January 31. Members and Technical Committees may submit amendments to their own previous proposals to the Secretariat by March 30. An updated agenda including such amendments, as well as amendments to Council proposals, will be sent through an ISU Communication to all Members and Office Holders by April 30 of the same year. b) Members may send proposals for changes in the Technical Rules for the consideration of the respective Technical Committees and the Sports Directors to the Secretariat by September 1 preceding the Congress. A summary of proposals for Technical Rule changes from the Technical Committees, approved by the respective Sports Directors and the respective Vice President, shall then be sent by January 31 to Members and Office Holders. Members and Office Holders may submit comments on the proposed Technical Rule changes by March 1 to the Secretariat for consideration by the respective Technical Committees and the respective Sports Directors. An updated summary of proposals for Technical Rule changes from the Technical Committees and the Sports Directors, approved by the respective Vice President (Article 16, paragraph 3.e) applies), shall then be included in the Congress Agenda and published through an ISU Communication to all Members and Office Holders by April 30 of the same year. c) All proposals must be written in English. All wording in new paragraphs and new wording in existing paragraphs must be underlined. Proposals causing expense to the ISU, either directly or through hosting agreements with Members, must be accompanied by a budget. 3.
To give proper effect to the latest enactments of each Congress, any Constitutional provision, or General Regulation or
224
Special Regulations or Technical Rules that is, or may be reasonably believed to be, contrary to or inconsistent with decisions taken by such Congress shall be deemed amended to be consistent with the most recent Congress decisions. The Drafting Committees of the relevant Congress or the Director General, as most convenient, shall amend such other provisions and regulations accordingly before publication of the new Constitution and Regulations. All such amendments shall be submitted to the Council before such book publication for review and approval or appropriate modification for accuracy. 4.
Drafting Matters
Proposals for improvements in the wording of the Constitution, its Procedural Provisions and the Regulations shall not be included in the Congress agenda. These shall be submitted by the Director General directly to the drafting committees of the Congress. 5.
Urgent Matters
If a proposal for the Constitution, its Procedural Provisions or for the General Regulations and Special Regulations is submitted later than the date specified above, it can be discussed and voted upon at Congress, provided the proposal has reached the Secretariat in English for distribution to all Members, not later than three (3) weeks before the Congress and shall be certified as urgent business by a four-fifths majority of Members present and voting. 6.
Forum on topics
The Forum at the Congress with no elections shall present topics of interest concerning the ISU sports, including ISU strategy and possible Rule changes for the next Congress. The Forum on topics proposed and prepared by the Members and/or ISU Office Holders (see Article 17, paragraph 1.o), to the Council, shall be held at the Congress without elections. The final program for each Forum shall be published with the Congress Agenda and shall not be subject to modification as an Urgent Matter or at the Congress of the current Forum. The Forum has no right to adopt binding decisions. Its role is to advise and assist the Council in performing its tasks as the highest body between the Congresses. 7.
Call to Order
The procedures in “Call to Order”, Perry Edition, latest edition are recommended to be followed by the Congress when considering proposals and amendments to proposals. Prior to the Congress the Council may at its discretion, appoint a Parliamentarian to assist the Chair of the General and Branch meetings. A drafting group to ensure the proper preparation of the wording of proposals subject to amendments from the floor shall be appointed. 8.
Attendance of Office Holders
Members of the Council, Sports Directors, the Sport Manager Figure Skating, Technical Committees, Disciplinary Commission, Medical Commission, Development Coordinator/Commission members and Advisors may attend Congress in an advisory capacity, but shall have no vote in their capacity as such, unless the only representative of a Member present is also an Office Holder. 9.
Attendance of Honorary Members
Honorary Members may attend Congresses without counting in the quota of their Members and have a voice at the discretion of the Chair but will have no right to vote in their capacity as Honorary Members. 10.
Members Right to vote
The right to vote may be exercised only by representatives of each Member, duly nominated in accordance with the Member’s Constitution, who can prove their identity. Voting by proxy given to another Member is not permitted. 11.
Voting at Congress
Voting at Congress is made by representatives of Members present. Each Member which controls both Branches shall have two votes. (Members having 2 votes cannot split the vote when voting in the whole Congress, i.e. the two votes cannot be different one from the other). All other Members shall have one vote. In dealing with the Special Regulations and Technical Rules for Figure or Speed Skating respectively, those Members which have two votes shall have only one vote with respect to those Rules. The Member organizing the Congress shall provide an electronic recording system of voting for resolutions and proposals for the Constitution, its Procedural Provisions and Regulations as well as for elections. The system must permit an open vote (not secret) for the voting on resolutions, proposals and other decisions as determined by the Chair and must permit a secret vote for the elections. 12.
Notification of participation
225
Members who desire to exercise their rights at a Congress must notify the Secretariat and the organizers of their intention to participate at least seven days before the Congress. Ineligible persons in accordance with Rule 102, paragraph 2, must not be nominated and must not participate. 13.
Number of representatives
a) The total number of persons who may represent a Member which governs both Figure and Speed Skating is limited to eight, with the recommendation to include at least one active Skater in such Member representation. The total number of persons who represent a Member that governs separately either Figure Skating or Speed Skating is limited to five, with the recommendation to include at least one active Skater in such Member representation. Office Holders (the President, Vice Presidents, Council members, Technical Committee Chair and members, Disciplinary Commission Chair and members, Medical Commission Chair and members, and Advisors) may serve as one of a Member’s delegation to the Congress but may not vote in any capacity at the Congress, unless the only representative present is also an Office Holder. Honorary Members are not counted in the quota of any Member. b) Member delegations from non-English speaking countries are permitted to enroll one (if governing separately either Figure or Speed Skating) or two (if governing both Branches) translators within their Congress delegation. These translators will be seated alongside their respective delegation party in the Congress hall, thus assisting those delegation members requiring translation support directly. The inclusion of such translators does not impact upon the quota of delegation members stated in the preceding paragraph a). c) While the costs associated with translator services as per the preceding paragraph b) will remain essentially at the discretion of the respective Member, the Council is available to examine requests for an ISU financial contribution on a case-by-case basis. Members applying for such financial assistance must send their request to the Secretariat by March 30 of the respective Congress year. Such request must include proof of the legitimacy and credentials of the proposed accompanying translators. 14.
Right to vote for National Associations
If more than one Association of a country belongs to the ISU, they shall exercise the voting power personally and separately. 15.
Rights of National Associations
When a national association of a country not previously represented in the Membership of the ISU becomes a Member, it exercises forthwith and solely the right to vote for that country. 16.
Resolutions
Ordinary resolutions are passed by a simple majority of votes of Members represented and voting at a Congress. 17.
Majorities
For the purpose of ascertaining majorities on any vote, Members that abstain from voting or Members casting invalid votes are deemed not to be present and voting on the question at Congress. 18.
Chair of Congress meetings
During sessions of Congress the President serves as Chair and may be assisted by a Parliamentarian appointed at the discretion of the Council. The Chair is entitled to move resolutions and amendments. He is also responsible for the proper, smooth and democratic running of the meetings and, if necessary, may propose to the Congress to exclude a specific person from a meeting or from the whole Congress. 19.
Branch meetings
The meetings of the Branches take place simultaneously but separately. 20.
Chairs of Branch meetings
During sessions of the Branches, the Vice President concerned serves as Chair and may be assisted by a Parliamentarian appointed at the discretion of the Council. The Chair is entitled to move resolutions and amendments. 21.
Decision power Congress / Council / Director General / Sports Directors / Sport Manager Figure Skating
The Congress has the decision-making power regarding any matter but shall normally execute that power by deciding upon principles and directions for developing the sport and shall give to the Council, the Director General, the Sports Directors and the Sport Manager Figure Skating, with the assistance of the Technical Committees and the Medical Commission, the power to decide upon details. 22.
Proceedings and Minutes
All Congress proceedings are conducted in English and every resolution which is duly passed at Congress must be recorded in full in the Minutes of Congress circulated to Members.
226
23.
Elections
The President, Vice Presidents, Council members, Disciplinary Commission Chair and members and Technical Committee Chair and members are elected by secret ballot, if necessary in two stages. Before the election process starts, the Congress will be asked for objections to any nominee. 24.
Elections in case of restricted number of candidates
If there is one candidate only for an open position, or the same number of candidates as open positions within a body, the candidates are elected without a vote. If necessary, a special vote will be held to determine the order of precedence. 25.
Valid ballots
Members will be required to select as many names of candidates as there are open positions. Ballots with more or fewer names than open positions or containing non-nominated candidate names are invalid. 26.
First ballot – subsequent ballots
The election in the first ballot of those listed becomes effective only by the vote of an absolute majority of the Members voting. If in the first ballot there is no absolute majority, the candidate/s with the highest number of votes obtained in the second ballot is elected. “Absolute majority” means more than half of all valid votes cast. Abstaining Members and invalid votes are deemed not to be present and voting, and shall not be counted in ascertaining a majority (See paragraph 17 above). 27.
Tie breaking ballot
If several candidates obtain an equal number of votes there shall be a deciding ballot between them, and if again there is a tie, a decision shall be reached by lot. 28.
Order of precedence
In the case of a tie vote the order of precedence shall be decided by a further vote. If the number of votes is again equal, the order of precedence shall be decided by lot. 29.
Technical operation of elections
The Council shall ensure the use of an electronic voting system operated by an independent service company appointed by the Council. The appointed Service Company shall certify that the system used has been tested and guarantees 100% accuracy of the results and shall confirm in writing that all data related to the secret elections shall remain strictly confidential. In addition, the Council shall ensure that scrutineers accepted by the Congress monitor the accuracy and confidentiality of the electronic voting system. In the case of malfunctioning of the electronic system, a traditional paper based system shall be used. Any records of data relating to the election, in paper or electronic form, shall be destroyed by the Director General in the presence of the scrutineers immediately after the conclusion of the Congress. 30.
Scrutineers
The Council must ensure that the scrutineers appointed to ensure the accuracy of the minutes of the Congress sight the draft minutes and verify them as accurate before the minutes are published and circulated. B. Congress Agenda Article 30 1.
Opening of Congress by the President.
2.
Verification that Congress has been duly convened according to the Constitution.
3.
Election of a secretary to record the minutes of Congress Meetings.
4.
Verification of the qualifications of representatives and of their right to vote.
5.
Election of two scrutineers of the minutes of Congress Meetings.
6.
Election of a drafting committee, consisting of at least three members, to draft the final text of the proposals adopted
concerning the Constitution, its Procedural Provisions and the General Regulations. 7.
Approval of the Agenda that shall include the items included in the Congress Meeting Procedures.
8.
Approval of the Minutes of the previous Congress.
9.
Biennial report by the President.
10.
Biennial Report by the Development Coordinator.
227
11.
Forums on topics as per Article 29, paragraph 6.
12.
Questions and objections and Appeals, if any against decisions of the Council, the Director General, the Sports Directors, the
Sport Manager Figure Skating and Technical Committees during the period since the last Congress not otherwise acted upon by the Disciplinary Commission. 13.
Report of the decisions of the Disciplinary Commission during the period since the last Congress.
14.
Report by the auditors with respect to the financial administration of the ISU since the last Congress, the approval thereof
and the discharge of the Council, Director General, Treasurer, Sports Directors and the Sport Manager Figure Skating with respect thereto. 15.
Motions concerning amendments to the Constitution and its Procedural Provisions made by the Council, Technical
Committees and Members. 16.
Motions concerning amendments to the General Regulations.
17.
A budget for the year of the Congress and the forthcoming two-year period as submitted by the Council and the approval
thereof. 18.
Appointment of an auditing company to serve until the next Congress.
19.
Motions concerning amendments to the General Regulations referred to the Branches.
20.
Ratification of the actions and decisions of the Council, Director General, Sports Directors, Sport Manager Figure Skating and
the Technical Committees. 21.
Objections to nominations for elected positions.
22.
Election of the President.
23.
Election of two Vice Presidents, one for Figure Skating and one for Speed Skating.
24.
Election of the First Vice President (in accordance with Article 13, paragraph 6).
25.
Election of eight members of the Council, four for Figure Skating and four for Speed Skating.
26.
Communication of the results of elections to the Technical Committees by the Vice Presidents.
27.
Election of a Disciplinary Commission consisting of a Chair, experienced in either Figure Skating or Speed Skating plus a
minimum of two and a maximum of four other members. 28.
Presentation of a status report on the existing four-year plan for the ISU.
29.
The approval of the four-year plan sent to all Members by May 1 of the same year of the Congress at which the then current
four-year plan will expire. 30.
Election of Honorary Members.
31.
Various including all other matters which in accordance with the Constitution, its Procedural Provisions or the Regulations are
required to be dealt with by Congress. 32.
Closing of Congress by the President.
C. Speed Skating Branch Agenda Article 31 1.
Opening of the meeting by the Vice President.
2.
Election of a secretary to record the minutes of the meetings of the Branch.
3.
Verification of the qualifications of the Speed Skating representatives and of their right to vote.
4.
Election of two scrutineers of the minutes.
5.
Election of a drafting committee, consisting of at least three members, to draft the final text of proposals adopted concerning
the Speed Skating Regulations and election of a similar drafting committee for the Short Track Speed Skating Regulations. 6.
Approval of the Agenda.
7.
Report by the Vice President on the Speed Skating activities of the past two years.
8.
Motions concerning amendments to the Special Regulations Speed Skating and Short Track Speed Skating.
9.
Reports by the Chair of the Speed Skating and Short Track Speed Skating Technical Committees concerning proposed
amendments to the Technical Rules for Speed Skating and for Short Track Speed Skating.
228
The Reports shall include: a) a summary of proposals and comments received from Members, the Council and the Sports Directors that were submitted to the respective Technical Committee in line with the Procedural Provisions to the Constitution (A. Congress) and during Forums/Workshops preceding the Congress; b) a summary of input received from Coaches, Skaters and Officials; c) a summary of the most significant conclusions reached by the respective Technical Committees and the most significant changes proposed; d) a detailed summary of amendments to the proposed Technical Rule changes included in the agenda, as worked out by the respective Technical Committee and Sports Directors and approved by the respective Vice President further to discussions during the workshops that precede the Congress. 10.
Presentation by Members of objections to proposed Technical Rule changes and subsequent vote upon such objections. Any
objection requires a simple majority to become effective, as stated in Article 11, paragraph 2 of this Constitution. 11.
Election in the following sequence of a Technical Committee to deal with questions concerning Speed Skating consisting of:
a) A Chair. b) Three regular members. c) Note: Two additional Committee members, i.e.: a Skater and a Coach, shall subsequently be appointed by the Council (see Article 20, paragraphs 1 and 2). 12.
Election in the following sequence of a Technical Committee to deal with questions concerning Short Track Speed Skating
consisting of: a) A Chair. b) Three regular members. c) Note: Two additional Committee members, i.e.: a Skater and a Coach, shall subsequently be appointed by the Council (see Article 20, paragraphs 1 and 2). 13.
The order of election of the Technical Committees referred to in paragraphs 11, and 12 shall be on a rotating basis starting
from Congress 2006. (i.e., 2006 with paragraph 11 – Speed Skating; 2010 with paragraph 12 – Short Track Speed Skating - rotating cycle to repeat). 14.
Presentation of a status report on the four-year plan for each Technical Committee.
15.
Presentation and approval of a four-year plan from each Technical Committee. 16. Various. 17. Closing of the Branch
meeting by the Vice President. D. Figure Skating Branch Agenda Article 32 1.
Opening of the meeting by the Vice President.
2.
Election of a secretary to record the minutes of the meetings of the Branch.
3.
Verification of the qualifications of the Figure Skating representatives and of their right to vote.
4.
Election of two scrutineers of the minutes.
5.
Election of a drafting committee, consisting of at least three members, to draft the final text of proposals adopted concerning
the Single and Pair Skating Regulations, and election of a similar drafting committee for Ice Dance Regulations and Synchronized Skating Regulations. 6.
Approval of the Agenda.
7.
Report by the Vice President on the Figure Skating activities of the past two years.
8.
Motions concerning amendments to the Special Regulations Single & Pair Skating and Ice Dance as well as Synchronized
Skating. 9.
Reports by the Chair of the Single and Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating Technical Committees concerning
amendments to the Technical Rules for Single and Pair Skating, Ice Dance and for Synchronized Skating. The Reports shall include:
229
a) a summary of proposals and comments received from Members, the Council and the Sports Directors that were submitted to the respective Technical Committee in line with the Procedural Provisions to the Constitution (A. Congress) and during Forums/Workshops preceding the Congress; b) a summary of input received from Coaches, Skaters and Officials; c) a summary of the most significant conclusions reached by the respective Technical Committees and the most significant changes proposed; d) a detailed summary of amendments to the proposed Technical Rule changes included in the agenda, as worked out by the respective Technical Committee and the Sports Directors and approved by the respective Vice President further to discussions during the workshops that precede the Congress. 10.
Presentation by Members of objections to proposed Technical Rule changes and subsequent vote upon such objections. Any
objection requires a simple majority to become effective, as stated in Article 11, paragraph 2 of this Constitution. 11.
Election in the following sequence of a Technical Committee to deal with questions concerning Single and Pair Skating
consisting of: a) A Chair. b) Three regular members. c) Note: Two additional Committee members, i.e.: a Skater and a Coach, shall subsequently be appointed by the Council (see Article 20, paragraphs 1 and 2). 12.
Election in the following sequence of a Technical Committee to deal with questions concerning Ice Dance consisting of:
a) A Chair. b) Three regular members. c) Note: Two additional Committee members, i.e.: a Skater and a Coach, shall subsequently be appointed by the Council (see Article 20, paragraphs 1 and 2). 13.
Election in the following sequence of a Technical Committee to deal with questions concerning Synchronized Skating
consisting of: a) A Chair. b) Three regular members. c) Note: Two additional Committee members, i.e.: a Skater and a Coach, shall subsequently be appointed by the Council (see Article 20, paragraphs 1 and 2). 14.
The order of election of the Technical Committees referred to in paragraphs 11, 12, and 13 shall be on a rotating basis
starting from Congress 2006. (i.e., 2006 with paragraph 11 - Single and Pair Skating; 2010 with paragraph 12 – Ice Dance; 2014 with paragraph 13 – Synchronized Skating; 2018 – rotating cycle to repeat). 15.
Presentation of a status report on the four-year plan for each Technical Committee.
16.
Presentation and approval of a four-year plan from each Technical Committee.
17.
Various.
18.
Closing of the Branch meeting by the Vice President.
Article 33 1.
Minimum number of annual Council meetings
The Council meets at least twice a year on dates determined by the Council. 2.
Council meetings and decisions
The Council arrives at its decisions by correspondence between its members, or at meetings. 3.
Decisions of the Council are reached by a simple majority of votes of members present. Pursuant to Article 17, paragraph
1.b) the only exception to the simple majority decision is the appointment and dismissal of the Director General for which a two third majority of Council votes is required including the vote of the President. Formal voting shall be by open vote, e.g. show of hands, voice etc., recorded in the minutes. In exceptional cases the Council may decide by simple majority of members present to vote by secret ballot. However, if such secret vote results in a tie, there will be a second secret ballot. If a tie persists then the vote must be repeated
230
openly. 4.
The President presides, may vote and also has a tie breaking vote.
5.
Quorum for Council meetings
Six members present at a meeting or participating within the given time limit in the vote by correspondence form a quorum. 6.
Council meeting Agenda
An agenda, including all proposals, will be circulated, in English, by the President at least 7 days prior to all meetings. 7.
Proposals
Proposals from individual members of the Council which are within the jurisdiction of the Council, may be dealt with by correspondence. 8.
Answers from individual members of the Council will be communicated to the other members.
9.
Decisions on Member disputes
Decisions by the Council on disputes between Members or on Complaints by Members against others, accompanied by a statement of the reasons therefore, together with a summary of the opinions of the members of the Council, shall be announced by the President. The opinions of members of the Council shall be ascertained by correspondence. 10.
Budget additions
The Council, in consultation with the Director General and the Treasurer may approve individual additions to budgets as approved by the Congress. The Council shall inform Members by Circular Letter if changes of incomes or expenditures will have a considerable negative effect on the accumulated retained earnings for the budget approved by the Congress. 11.
Confidentiality
Discussion at the Council meetings, voting by Council members, minutes of meetings and other documents sent to Council members, except those which are published, are confidential. Violation of confidentiality by Council members may result in sanctions for misconduct under the applicable Rules. Article 34 (Reserved) G. Technical Committees Article 35 1.
Plan of work
The Committees shall establish their plan of work with the approval of the corresponding Vice President. 2.
Technical Committee meetings and decisions
The Committees shall meet with the appropriate Sports Directors if the Committees have meetings at the same place and at the same time. The minutes of the Technical Committee meetings must be sent to the Council, the Director General, the respective Sports Directors, the Legal Advisor(s) and the Treasurer at the latest one (1) month after the meeting. 3.
The Chairs of the appropriate Committees shall meet with the respective Sports Directors when required for consultation on
technical matters. 4.
The work of the Technical Committees is under supervisory control of the respective Vice Presidents. The respective Vice
President may delegate certain responsibilities to the respective Sports Directors. 5.
Decisions of the Technical Committees are reached by a simple majority of votes of members present at the meeting or sent
by correspondence within the given time limit. Formal voting at a meeting shall be by open vote, e.g. show of hands, voice etc., recorded in the minutes. In exceptional cases the Technical Committees may decide by simple majority of members present to vote by secret ballot. However, if such secret vote results in a tie, there will be a second secret ballot. If a tie persists then the vote must be repeated openly. 6.
Information to Technical Committees
The Chair of the appropriate Technical Committee shall be informed of the activities of the appointed Commissions and/or Advisors active within the respective Branch and receives immediately information from the respective Sports Directors regarding the decisions related to the respective Technical Committee.
231
H. The Medical Commission Article 36 1.
Plan of work
The Commission shall establish its plan of work, with the approval of the Council. 2.
Commission meetings and decisions
The Commission shall meet with the appropriate Sports Directors if needed. The Report of the Medical Advisors from the Championships shall be sent to the Council. 3.
The Chair of the Medical Commission may attend the Council meetings upon invitation from the President when required for
consultation on medical or Anti-Doping matters, but without the right to vote. 4.
The work of the Medical Commission is under the supervisory control of the Council, which may delegate the power to
Council member(s) and all actions undertaken by the Commission (in particular actions involving ISU policy or those with financial implications), except those related to day-to-day administration, are subject to the approval of the responsible Council member(s). I. Office Holders & Officials Article 37 Office Holders and Officials Definition and Functions 1.
ISU Office Holders
Office Holders are eligible persons (except the appointed Coaches in Technical Committees), elected or appointed, who hold an office specifically named in the Constitution in Article 8, paragraph b). Coordinators as named in Article 8, paragraph c) are not ISU Office Holders. 2.
Officials
Officials are persons who perform any function mentioned in the ISU Statutes at any event organized under the ISU Statutes (that is ISU Representatives, Technical Delegates for the Olympic Winter Games, Event Coordinator/Assistant Event Coordinator, Regional Event Coordination Assistants, Referees, Judges, Technical Specialists, Technical Controllers, Data & Replay Operators, Starters, Competitors Stewards) and other future “ISU” Officials categories as decided by the Congress. 3.
Functions of the ISU Representative
The ISU Representative is the highest ISU Official at the ISU Championships or at any other ISU Event if appointed by the Council. The ISU Representative when appointed by the Council represents the ISU at the given Event, performs all functions specified in the ISU Statutes and the ISU Memorandums for guidance in holding ISU Championships/Events and, in addition, decides all important matters relating to the organization and conduct of the Event which are not specifically within the jurisdiction of another Official, in particular but not limited to the Referee and the Sport Manager Figure Skating (for the Figure Skating Branch) respectively the Event Coordinator. The ISU Representative may not alter or modify any term or conditions of ISU commercial agreements unless required by extraordinary circumstances. 4.
Functions of the ISU Event Coordinators/ISU Assistant Event Coordinators
a) The ISU Event Coordinators and the ISU Assistant Event Coordinators are appointed by the Council and will act with the primary focus to ensure the proper organization and conduct of the ISU Events. They report to the respective Vice President. b) In the Figure Skating Branch and for the period between the 2014 and 2016 Congresses only, their activities are coordinated by the Sport Manager Figure Skating who is also responsible for their training and advising/mentoring their work during the ISU Events and Site Inspections. On site of the ISU Events they act under the supervision of the ISU Representative (if appointed & present – see Article 37, paragraph 3) and in the Figure Skating Branch also under the supervision of the Sport Manager Figure Skating if present. They cooperate closely with the Director General and competent ISU Secretariat staff in the implementation and protection of ISU commercial agreements. c) All Event Coordinators and Assistant Event Coordinators will be based in the country of residence, be available to travel extensively and be remunerated according to their scope/extent/duration of activity as decided by the Council. The Event Coordinators must not hold any official position of responsibility within the ISU, Member federations, club and/or public or private entities involved in ice
232
skating activities and not work as a Coach. d) Detailed job descriptions in line with the functions listed above are periodically updated as decided by the Council 5.
Regional Event Coordination Assistants (RECAs – Figure Skating Branch only)
In the Figure Skating Branch only, the Vice President Figure Skating in cooperation with the Sport Manager Figure Skating and the Event Coordinators and Assistant Event Coordinators is responsible to train and maintain a pool of Regional Event Coordination Assistants (RECAs) composed of individuals knowledgeable in Figure Skating, but also having people skills, organizational skills and computer skills. The RECAs included in the pool will be appointed by the Council to act in ISU Events in the regional area of their residence with the purpose to transmit their experience gained in favor of their respective Members and local Organizing Committees. The remuneration for such Regional Event Coordination Assistants shall be proposed by the Vice President Figure Skating within a yearly budget and shall be decided annually by the ISU Council. 6.
ISU Technical Delegates for the Olympic Winter Games
The ISU Technical Delegates for the Olympic Winter Games are appointed by the Council and are responsible for assuring compliance by the ISU, the Organizing Committee of the Olympic Winter Games (OCOG) and the IOC with all rights and responsibilities specified in the then applicable Olympic Charter relating to ISU participation in the Olympic Winter Games. Article 38 Other Definitions 1.
ISU Statutes
The ISU Statutes consist of the Constitution including its Procedural Provisions, General & Special Regulations, Technical Rules and the ISU Code of Ethics, the ISU Anti-Doping Rules and ISU Anti-Doping Procedures as well as all currently valid Communications. 2.
Regulations
Where used in the ISU Statutes without the words “General” or “Special”, the word “Regulations” includes both the General Regulations and the Special Regulations, but does not include Technical Rules. 3.
Branches and Disciplines
a) The Branches of the ISU are: - Figure Skating - Speed Skating. b) The Figure Skating Branch includes the following disciplines (Gender Categories indicated in parenthesis if not included in the discipline title): i) Single & Pair Skating disciplines: - Ladies Single Skating - Men Single Skating - Pair Skating (1 Lady & 1 Man); ii) Ice Dance discipline: - Ice Dance (1 Lady & 1 Man); iii) Synchronized Skating discipline Synchronized Skating (Team composed of Ladies and Men as per Special Regulations Synchronized Skating, Rule 800, paragraph 2.). iv) Figure Skating Team event consisting of one (1) to two (2) Lady/Ladies, one (1) to two (2) Man/Men, one (1) Pair Skating Couple, one (1) Ice Dance Couple (see also Rule 300, paragraphs 1 and 2). 80 c) The Speed Skating Branch includes the following disciplines (Gender Categories indicated in parenthesis if not included in the discipline title): i) Speed Skating disciplines: - Ladies
233
- Men - Team Pursuit Ladies - Team Pursuit Men - Mass Start Ladies - Mass Start Men - Relay Ladies - Relay Men - Relay Mixed (Ladies and Men); ii) Short Track Speed Skating disciplines: - Ladies - Men - Relay Ladies - Relay Men - Relay Mixed (Ladies and Men). 4.
ISU Events
The ISU Events (with capital “E”) are those listed under Rule 100, paragraph 3. b). 5.
events
“events” (small “e”) are all other ice skating events in general (other than ISU Events), both International Competitions, Local Competitions as well as non-competitive events such as skating exhibitions, shows and tours. 6. Individual Series events Individual Series events are events linked together in an ISU Series as listed under Rule 100, paragraph 3.c) 7.
International Competitions/Local Competitions
International Competitions are competitive events (ISU Events and other events) as listed under Rule 107, paragraph 1-11. The Olympic Winter Games (OWG) and the Winter Youth Olympic Games (YOG) are administered by the ISU as International Competitions (see Rule 107, paragraph 2 and 3 and Rule 126). Interclub Competitions are defined under Rule 107, paragraph 14. 8.
competitions
“competitions” (small “c”) are: a) A single skating competition regardless of how many segments, races or qualifying rounds (heats, quarter-finals, semi-finals, final) it consists of, provided that it leads to one final result. The Skaters competing in such competition may be competing as individuals or as members of a Team. b) In the Figure Skating Branch these are competitions of a discipline held during an ISU Event or other event composed of one or several segments. c) In the Speed Skating Branch these are competitions of a discipline over a determined distance or a series of distances composed of one race or several races (for team events, one or several qualifying rounds or heats) in Speed Skating and qualifying rounds (heats etc) etc for Short Track Speed Skating. 9.
Segments
Segments are the parts forming the program of a Figure Skating competition, namely for Single & Pair Skating and Synchronized Skating being the Short Program and Free Skating and for Ice Dance being the Short Dance and Free Dance. 10.
Distances/Races
Distances are the parts forming the program of a Speed Skating or Short Track competition. The applicable metric distances of such competitions are listed in the Special Regulations for Speed Skating and Short Track Speed Skating. For each distance the actual races are performed in accordance with the Special Regulations and Technical Rules of Speed Skating and Short Track Speed Skating. 11.
Qualifying Rounds (pre-preliminaries, preliminaries, heats, Eight-Finals, Quarter-Finals, Semi-Finals) & Finals
Qualifying Rounds may consist of pre-preliminaries, preliminaries and heats that are the first instance elimination races. Depending on
234
the number of entries, Eight-Finals, Quarter-Finals and Semi-Finals may be required to determine who will skate in the Final. The Final is the final race of the competition over the relevant distance. 12.
Age Categories
Age Categories are defined in Rule 108. 13.
Skater – Competitor
A Skater, whether eligible or ineligible, is a person participating in ISU Skating discipline events including competitions and other events (exhibitions, shows etc). A Competitor is a Skater (Competitors in case of Pair Skating & Ice Dance couples and teams) entering and/or competing in a competition.
II. General Regulations A.
General
Rule 100 1.
Definition
The Associations and Special Clubs hereinafter constitute the International Skating Union (herein called the “ISU”). 2.
Affiliated Clubs
An “affiliated Club” shall mean a Skating club affiliated with a Member. 3.
ISU Events
a)
The sporting activity of the ISU is conducted principally through the "ISU Events". The ISU owns all rights to the names, program format, scoring Rules, computer programs, organization, marketing, advertising, broadcasting and reproduction of the ISU Events. Through trademark registrations, licensing and marketing/advertising exploitation of these rights, the ISU ensures the continuity of these unique, worldwide ISU Events.
b)
For the avoidance of doubt, ISU Events are defined hereby to include all ISU Championships, the ISU Grand Prix of Figure Skating Final and Series (for the Series see paragraph 3.c) below), the ISU Junior Grand Prix of Figure Skating Final and Series (for the Series see paragraph 3.c) below), the ISU World Team Trophy in Figure Skating, the ISU Synchronized Skating Junior World Challenge Cup as well as any other event such as ISU shows, ISU exhibitions or other ISU International Competitions directly organized, financed and promoted by the ISU and specifically designated “ISU“.
c)
Each ISU Series of International Competitions, as a linked Series, now consisting of the ISU Grand Prix of Figure Skating (senior and junior), and the ISU Speed Skating World Cup (senior and junior) and Short Track Speed Skating World Cup are also defined “ISU Events”, however the domestic TV rights (see Rule 105, paragraph 1) and marketing/advertising rights for the individual events remain with the organizing Member unless agreed upon otherwise through a specific agreement between the respective organizing Member and the ISU.
d)
The international competitive events that are identified in Rule 107 but not included in the above categories a) through c) as well as shows, exhibitions and tours that are not included in the above categories a) 84 through c) are organized and conducted by Members (except the Olympic Winter Games and the Winter Youth Olympic Games that are organized and conducted by the IOC) as sanctioned by the ISU and are not ISU Events.
4.
Rights The ISU holds all the rights to its activities and is entitled to organize ISU Events directly, with the full cooperation of the Member concerned or other appointed bodies, if the Member concerned is unable or unwilling to organize an ISU Event in its own country.
235
Rule 101 1.
Regulations
The changes and amendments to the General Regulations shall come into force immediately after the Congress unless otherwise decided by the Congress. However, no changes and amendments may become effective during the current Congress unless so stated in the printed Agenda. 2.
These Regulations govern the Figure Skating and Speed Skating Branches of the ISU and are binding to all Members and
affiliated clubs as far as international matters are concerned. 3.
All International Competitions and exhibitions must be conducted strictly in accordance with the ISU Regulations in effect at
the time such events are held (for exceptions see Rules 367 and 857). B.
Eligibility
Rule 102 1. Eligibility Status a)
The eligibility Rules of the ISU are based upon the principles that: i) a person has the privilege to take part in the activities and competitions under the jurisdiction of the ISU only if such person respects the principles and policies of the ISU as expressed in the ISU Statutes and fulfills those obligations on the basis of which the ISU functions and governs all its activities; ii) the condition of eligibility is made for the adequate protection of the economic and other interests of the ISU, which uses its financial revenues for the administration and development of the ISU sport disciplines and for the support and benefit of the Members and their Skaters.
b)
An eligible person is one who elects to take part only in International Competitions which are: i) sanctioned by the Member and/or the ISU; ii) conducted by ISU recognized and approved Officials, including Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Starters, Competitors Stewards and others; and iii) conducted under ISU Regulations.
c)
A Skater wishing to take part in ISU activities should not be placed at a disadvantage by reason of the necessity to prepare for and participate in ISU Events, the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games and all International Competitions, exhibitions and tours properly sanctioned by the ISU or a Member. Accordingly, a Skater may receive payments for appearances, endorsements and exhibition performances and still remain eligible, provided: i) such Skater complies with conditions established by the respective Member of which such Skater is a member concerning such appearances, endorsements and exhibition performances, including all financial arrangements; ii) payments or other benefits to be received by such Skater for any Skating appearance are made through the respective Member of which such Skater is a member or at least with full information on such payments or benefits given by such Skater to the Member; iii) such Skater complies with all other provisions of this Rule 102.
d)
It is the responsibility of each Member to establish the basis for the receipt of payments by such Skater for appearances, endorsements and exhibition performances. Members may share such payments in consideration of past and present support of such persons, but with not more than 10%. Members shall monitor their Skaters to ensure that they do not participate in competitions that would render them ineligible.
2.
Definition of an ineligible person
A person becomes ineligible to participate in ISU activities and competitions by: a)
skating or officiating without the prior express authorization of the respective Member, in any capacity in a Skating competition, exhibition or tour in any of the sport disciplines of the ISU;
236
b)
skating or officiating in a competition conducted by Officials (Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Starters, Competitors Stewards, etc.) not on the approved list of the respective Member or on the ISU approved list;
c) d)
skating or officiating in an event not sanctioned by a Member and/or the ISU; or otherwise violating this Rule 102.
In addition to the consequences and status of ineligibility described in Rule 102, paragraph 7 and Rule 103, paragraph 1, a person specifically declared ineligible by the Council, if the Council so states in its decision, may be also declared to be persona non grata within the ISU and such person may not take part in ISU activities, stand for or hold any ISU Office, be a delegate to any Congress, be an ISU Official, be granted credentials to any ISU Event, seminar or meeting in any capacity, or otherwise occupy any position, appointed or otherwise, identified in the ISU Statutes as a position of service or responsibility on behalf of the ISU. 3.
Participation of eligible persons
Only eligible persons, including Skaters, are permitted to take part in ISU Events, ISU Congress, the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games and other International Competitions unless another Rule explicitly provides otherwise (See paragraph 4 below and Rule 121, paragraph 3.a). Eligible persons may take part in exhibitions and tours which may include ineligible Skaters, only if such exhibitions and tours are sanctioned by a Member and/or the ISU. Eligible persons may participate in ISU approved Open International Competitions that include invited ineligible Skaters as approved by the Council. Members shall have the obligation to inform the ISU immediately in case that a Skater or Official, who has taken part in international activities as an eligible person, becomes ineligible. 4.
Restricted eligibility
Eligibility rights are restricted as follows: a)
A person (although not otherwise ineligible under other provisions of this Rule) who receives remuneration from ownership or management of an ice show or skating exhibition tour may not be a Referee, Assistant Referee, Technical Controller, Technical Specialist, Competitors Steward, Judge, OAC member or Starter in ISU Events, the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games or any other International Competitions sanctioned by a Member or the ISU, and such persons may not be a member of the ISU Council, a Technical Committee or the Disciplinary Commission or a delegate to an ISU Congress.
b)
Paid employees of Members and their affiliated clubs, and remunerated Coaches, may not be a Referee, Assistant Referee, Technical Controller, Judge, OAC member, Starter or Competitors Steward in ISU Events or any other International Competitions sanctioned by a Member or the ISU, and such persons may not be a member of the Council, an elected member of a Technical Committee or the Disciplinary Commission. However, such persons may attend ISU Congresses subject to Article 29, the Procedural Provision of the Constitution, Part A., paragraph 13, but without the right to vote. Such persons may also act as Technical Specialist, Data & Replay Operator in ISU sanctioned competitions. For the purpose of this Rule, a paid employee is defined as a person working an average of more than 25 remunerated hours per week for a Member or affiliated club, regardless of the legal nature of the respective contractual relationships.
c)
A person may not serve as an appointed member of the Technical Committee or as a leader of an ISU seminar or course if such person participated after July 1, 1998 as an official in the administration of events defined in Rule 102, paragraph 2. b) and c).
d)
Ineligible Skaters may serve as Technical Specialists, Data & Replay Operators.
5.
Payments
Payments may be made either by the Member concerned or the ISU, as applicable, to Competitors, Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters or Competitors Stewards in all events listed in Rule 107 and members of the ISU Council, Technical Committees, the Disciplinary Commission and Advisors or other persons serving the ISU in other capacities in connection with the preparation for or participation in such ISU activities or competitions. If payments are made, the ISU must be informed in writing within a two month period as to the amounts paid.
237
6.
Trademarks
a)
In all ISU Figure Skating Championships, ISU Events, and all other Figure Skating competitions organized under the jurisdiction of the ISU, Competitors, team officials, Coaches and service personnel may display on their persons and their clothing their own name and the name and/or logo of their ISU Member Federation and/or official ISU Member country abbreviation with letters of maximum 15 cm high. In addition they may display on their person and their clothing not more than four (4) advertising markings, trademarks, logos or other distinguishing signs (hereafter called “markings”), provided they are dignified and with a maximum of sixty (60) square centimeters each and do not refer to tobacco or alcohol while being off the ice including in the “kiss and cry” area, the television interview area, during the official warm-up before the competitive performance and during practice sessions. One marking of the clothing supplier may also be displayed, not larger than thirty (30) square centimeters. No markings are permitted on boots or blades, except for the boot manufacturer’s name on the boot heel not larger than ten (10) square cm and one (1) engraved identification of the manufacturer not larger than twenty (20) square centimeters on each blade and each blade guard (the provisions relating to boots and blades will become effective as of July 1, 2015). Markings may be measured by the Officials for compliance while being worn. During the competitive performance, the exhibition at the end of an event and for the medal award ceremony no markings on Skaters costumes are allowed, but only the above-referenced markings on boots and blades. Skater’s costumes may, however, carry the Skater‘s and his ISU Member Federation’s name and/or logo and/or official ISU Member abbreviation In other off-ice areas additional markings with no limitation in size are allowed. However, such additional markings must be authorized by the respective Member.
b)
In all ISU Championships and all other competitions in Speed Skating or Short Track Speed Skating organized under the jurisdiction of the ISU, team officials, Coaches, service personnel and Competitors of the same national team (entered by the same Member) must wear identical uniforms while within the premises of the arena or ice track during the whole period of the Championships or competition including official practice sessions, which clearly identify their country, with a design, as prescribed by the Members which enter the Skaters for competition. The Members have the obligation to submit the design of the team uniform (skin suit, warming up jacket and zipper trousers, podium and team personnel jacket) to the ISU for approval. The team officials, Coaches, service personnel and Skaters may display on their clothing and on technical equipment their own name and the name and/or logo of their ISU Member Federation and/or official ISU Member country abbreviation (as per paragraph (vi) below). In addition, they may display on their person and their clothing, advertising markings, trademarks, logos or other distinguishing signs (hereafter called “markings”) that do not refer to tobacco and alcohol in the competition area, in the television interview area and during the award ceremonies, in accordance with the following: i) the total maximum surface area of all markings (excluding manufacturer trademarks as per sub-paragraph ii) below) on clothing shall not exceed six hundred and fifty (650) cm2. The maximum number of markings (excluding manufacturer trademarks as per sub-paragraph ii) below) shall not exceed six (6) on the clothing on the upper body (above the waist including arms) and two (2) on the clothing on the lower body (below the waist) and shall be dignified. The maximum surface area for a single marking is forty five (45) cm2 for the upper body and thirty (30) cm2 on the cap for Speed Skating. The maximum surface area for a single advertising marking on the lower body is two hundred and fifty (250) cm2; ii) No markings other than manufacturer’s trademarks as stated below are allowed on the technical equipment such as skates/boots, glasses, gloves, shin guards, headgear, helmets (without covers). One manufacturer’s trademark may appear on each piece of equipment and clothing. Skin suits are considered as two pieces; one piece upper body and one piece lower body. Skates are considered as consisting of 6 pieces namely 2 boots and 2 blades and a construction for connecting the blade to the boot. The manufacturer’s trademarks shall reflect standard commercial practices and not exceed twenty (20) cm2 per piece of equipment, with the following exceptions: one engraved identification or trademark of the manufacturer with a maximum of six (6) cm2 is permitted on each connecting construction, two manufacturer’s trademarks with a maximum of six (6) cm2 each are permitted per item for glasses, headgear and set of gloves maximum; maximum two manufacturer’s trademarks are permitted to a total maximum of twenty (20) cm2 for helmet. The Skater's own name may be engraved on pieces of equipment, with the same size restrictions as for trademarks.
238
iii) Armbands and helmet covers are not considered as technical equipment. Markings on armbands and helmet covers in ISU Events (ISU Championships & World Cup Competitions), the Olympic Winter Games and Winter Youth Olympic Games are reserved for ISU. For other International Competitions markings of maximum thirty (30) cm2 per armband or helmet cover may be authorized by the organizing Member; iv) The determination of the design, without any commercial images or registered trademarks, and markings on the clothing of competitors and team officials, Coaches and service personnel of the same national team, is the sole right and responsibility of the national associations as Members of the ISU to ensure compliance with this Rule. It is recommended that the Members consider providing the use of markings to the athletes or personnel; v) Markings may be measured by the Officials for compliance while being worn; vi) The racing and warm-up suits of the Skaters must display the name of the country or its official ISU abbreviation (letters of minimum 5 cm and maximum 15 cm high). In Speed Skating the country name or abbreviation shall be placed on the back of the upper body. In Short Track Speed Skating the country name or abbreviation shall be placed on the external part of both lower legs, the size of the characters not to be smaller than 5 cm high. 7.
Loss of eligibility
a)
The consequence of a breach of the eligibility Rules shall be the loss of eligibility. The status of a person disqualified or suspended under other applicable Rules, does not affect the eligible status of such person, but it limits, according to the terms of the applicable disciplinary sanction, the right of such person to participate in the competitions and activities of the ISU.
b)
The ISU Council, upon the presentation of such evidence as it considers sufficient at its sole discretion, may rule upon an alleged breach of the eligibility Rules, whether or not any protest has been made against an individual’s eligible status in skating.
c)
Before a ruling is made by the Council, both the Member and the person concerned shall be notified and the person concerned shall be given the opportunity to furnish an explanation of the alleged breach (which may be in writing). If the person concerned does not avail himself of such opportunity within fifteen (15) days of receipt of such notice, his right to furnish an explanation shall be waived.
8.
Matters concerning eligibility not otherwise foreseen in the ISU Rules shall be considered by the Member concerned in a
manner consistent with the spirit and intent of the ISU Rules. Rule 103 1.
Reinstatement as an eligible person
A person who is or has been ineligible, in accordance with the provisions of Rule 102, may thereafter not be a Referee, Assistant Referee, Technical Controller, Judge, OAC member, Starter or Competitors Steward in ISU Championships, the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games or International Competitions, or a member of the Council, a Technical Committee, the Disciplinary Commission or a delegate to an ISU Congress, unless he has been reinstated as an eligible person by the Council. 2.
A person who is or has been ineligible may apply for reinstatement as a Skater only if such person had not violated Rule
102, paragraph 2. b) and c). 3.
Requests for reinstatement as an eligible person by the Council shall be made:
a)
Only by Members.
b)
Only once for the same person.
c)
Only by submitting the completed official ISU form, including all pertinent information.
239
4.
The ISU Council, in approving a reinstatement request, may make such reinstatement effective immediately or after such
waiting period as it sees fit, depending upon the circumstances. 5.
Reinstatements of ineligible persons for all national activities may be made as desired by the Member concerned.
C,
Obligations of Members
Rule 104 1.
Members of the ISU
Members of the ISU are either a)
National associations or
b)
special clubs,
elected pursuant to Article 6 of the Constitution. 2.
Addresses
Each Member must keep the Secretariat constantly up to date as to its name and address and must send to the Director General its name and address and the names of its President and Secretary, stating their addresses, telephone numbers, fax numbers and email addresses, website if any etc. 3.
Official names
In ISU matters, the official names of the Members (and not the names of the nations) should be used whenever mentioned. 4.
Communications
All communications of members of the Members or affiliated clubs, and like organizations with the ISU may be made only through their respective Members. Official communications in particular official forms (e.g. entry forms, nomination forms etc) or applications for ISU Events to be submitted to the ISU or an organizing Member of an ISU Event must be signed either by the Member's President or General Secretary (or equivalent such as Executive Director, Director General or CEO). Payment instructions for the transferring of ISU contributions must be signed by both the Member's President and General Secretary. For communications between Members and Skaters see Rule 111. 5.
Official journal
Each Member must notify the Director General of the name and address of its official journal (if any). 6.
List of Members
The list of Members will be kept up to date on the ISU website and will be published annually in an ISU Communication by October 1. 7.
Subscriptions
The annual fee from each Member is 300 Swiss Francs. In case of need, the Council may increase this amount. 8.
Payment
Payment of the annual fee for the current financial year must be made at the latest by January 31. 9.
Loss of Membership rights
Members in arrears with respect to their annual fee payment or other payments due to the ISU shall after July 1st lose all their rights of Membership until payment in full is made.
240
10.
Expulsion
Members which, after notification in July, do not remit the amount due by the following January 1st, may be expelled from Membership. 11.
Compliance with Rules
Those Members and others acting on their behalf in organizing International Competitions must adhere to the Regulations governing such competitions. 12.
Competitions for ineligible persons
Members and their affiliated clubs are not allowed to organize, support and assist with or to furnish facilities for skating competitions for ineligible persons, unless approved by the Council. 13.
Publication of best Skaters
Before May 1st of each year each Member shall announce in respect of the preceding skating season and the Secretariat shall publish those received in a Communication by July 1st: a)
Speed Skating: the five best times set up on standard tracks by Speed Skaters of the Member over the distances of 500, 1000, 1500, 3000, 5000 and 10000 meters for Men and 500, 1000, 1500, 3000 and 5000 meters for Ladies and Team Pursuit for Men and Ladies.
b)
Short Track Speed Skating: the five best Short Track Speed Skaters of the Member over the distances 500, 1000, 1500, 3000 meters and Relay based on the distance classification at national championships.
c)
Figure Skating: the names of the five best Ladies and Men single Skaters, the five best pairs and the five best couples in Ice Dance and the five best Synchronized Skating teams based on the results of national championships.
14.
Planned International Competitions Speed Skating
a)
Each Member must announce to the Secretariat, by June 1st, the International Competitions it intends to organize in the coming season, stating the class, place, date, type of track (indoor or outdoor, natural or artificial) and basic measurements of the track and ice surface. In the event of two or more competitions being organized on conflicting dates on the same continent, the Director General shall immediately inform the Members concerned to co-ordinate the dates between them. The Members must inform the ISU of the arrangements made by July 1st. The Secretariat shall publish those competitions announced in a Communication by August 1st. This Communication does not replace announcements according to Rule 112.
b)
A Member which intends to organize an International Competition that has not been included in the relevant annual ISU Communications on International Speed Skating Competitions must submit the announcement to the Secretariat for approval in order to have the competition recognized with the status of an International Competition.
c)
Each Member must announce to the ISU, by October 1st, the National Championships and country matches it intends to organize in the coming season, stating the class of Championships or country match, as well as the date, place and track at which the respective Championships or country matches are planned to be held. At least two copies of the announcement of National Championships and country matches should be sent to the Secretariat not later than four weeks before the first day of the event. The announcements must include the information items mentioned in Rule 112, paragraphs 1 and 2 or 3.
15.
Planned International Competitions Figure Skating
a)
Each Member must announce to the Secretariat by March 1st the International Competitions it intends to organize in the coming season. Members may also announce competitions which fall under Rule 107, paragraph 14, but such competitions shall be listed separately. In the event of two or more competitions being organized on conflicting dates, the Director General shall immediately inform the organizers concerned to coordinate the dates between them. The organizers must inform the ISU of the arrangements made by April 1st.
b)
The Secretariat shall publish those competitions received in a Communication by May 1st. This Communication does not replace announcements according to Rule 112.
241
c)
A Member which intends to organize an International Competition that has not been included in the relevant annual ISU Communications on International Figure Skating Competitions must submit the announcement to the Secretariat for approval in order to have the competition recognized with the status of an International Competition.
16.
Exclusion
a)
The Council may exclude a Member or an affiliated club from: i) all international skating events that require ISU approval or sanction; and ii) all other ISU activities, including but not limited to, Congresses, seminars, workshops and development programs, based on reasonable evidence that the Member or affiliated club has materially violated the ISU Statutes, including, but not limited to, violations involving misconduct by officials and representatives of the Member or affiliated club thereof.
b)
Any Member entering or cooperating in the entry of a Skater in a skating competition, or permitting a Skater or official of the Member, to participate in a skating competition or exhibition, whether organized by such Member or others, after issuance of an ISU Communication of a decision of the Disciplinary Commission excluding such Skater and/or such Member official from ISU activities or of a decision of the Council declaring such Skater or official ineligible, shall risk exclusion of the skating event involved from the calendar of approved ISU events for such period of time, or forever, as decided by the Council.
c)
The sanctions mentioned in this paragraph 16 are in addition to, and not to the exclusion of, all other sanctions available under the ISU Statutes.
d)
Before exclusion the Member or affiliated club thereof must be informed about the nature of the alleged offence, all facts pertaining to the case and all evidence available, in order to allow a defence to be made. If the Member or affiliated club does not take advantage of this opportunity within 15 days after the information has been received, by written notice to the Secretariat, the right to do so is forfeited.
e)
The Member or affiliated club thereof must be notified in writing of such a decision and the reasons therefore. The Council shall publish its decision, including the reasons or their summary, in an ISU Communication.
f)
The provisions of this Rule 104, paragraph 16 are not applicable to, and do not limit or otherwise govern, actions and responsibilities of the Council taken pursuant to the requirements of Articles 6, 7 and 17 of the Constitution respecting the maintenance by Members of required minimum standards for continued Membership.
17. a)
Exhibitions The exhibition at the conclusion of an ISU Event, the Olympic Winter Games and Winter Youth Olympic Games if included in the program of such Games, is part of the same Event. Members, when entering their Skaters, undertake a commitment that their Skaters will take part in such exhibitions. In the event that such commitment is not complied with, the Member will not permit the Skaters concerned to participate in any kind of event for a period of sixty (60) days following the date of such exhibition. In the case of illness or injury, a confirmation thereof by medical certificate shall be issued by the ISU Medical Advisor or an appointed medical doctor, in consultation with the ISU Medical Advisor.
b)
For Skaters chosen to take part in the Exhibition at an ISU Event, the Olympic Winter Games and the Winter Youth Olympic Games, it is mandatory to take part in the practice scheduled for the Exhibition. Failure to attend this practice will result in a reduction in the Exhibition fee of 50%.
Rule 105 1.
Television and Other Media Exhibition Arrangements
a)
All arrangements for television and other media exhibition of ISU Events (see Rules 100, paragraph 3 to identify ISU Events) shall be made solely by the ISU with the television and other media exhibitors concerned, except for television and other media exhibition rights for dissemination solely within the country of the individual event of an ISU Series (such as ISU World Cups and ISU Grand Prix of Figure Skating) which remain with the Member organizing the event.
b)
Television and other media exhibition rights described above held by the ISU include rights of every kind and description,
242
including, without limitation, live and re-broadcast exhibitions of the ISU Events or excerpts from the ISU Events, and all related Event activities of all participants, in all forms of television and other media exhibition and transmission methods now known or hereafter devised, including, but not limited to, video cassettes, DVDs, compact discs, mobile devices, internet, telephones and computers. Such television and other media exhibition rights may be made available by the ISU directly or through licensing with television and other media exhibitors, including free or pay-to-view, interactive and on-demand services, for public and/or private viewing, and with or without accompanying commentary, music or other sound, and the ISU Events or excerpts from the ISU Events may be transmitted by any method of delivery now or hereafter developed, including but not limited to satellite, terrestrial lines, the internet, mobile telephony networks or other physical conductors such as cable, DSL receptors, telephone lines, or any combination thereof, in any norm or standard now or hereafter used for any such transmissions. c)
Television and other media exhibition rights held by the ISU shall include the incidental right to authorize the use of footage from such ISU Events for the promotion of other ISU Events and activities, and for the general advancement of the image and popularity of the Figure and Speed Skating sports.
2.
The Member and the organizers of any ISU Event shall be responsible that the ice rink where the Event is held will be free of
any television or film cameras (except those licensed and authorized by the ISU) and free of any advertisements within the view of the spectators watching the Event. 3.
The ISU Council may delegate, wholly or partially, the responsibility for the actual negotiations for television coverage or
other media exhibition to a consultant or media agency, or to an organizing Member, as its authorized representative for this purpose, but the ISU shall retain the right of final approval of all arrangements. 4.
Arrangements for television and other media exhibition made after the allocation of an ISU Championship or other event to
an organizing Member shall be made in cooperation with such Member, however, in all cases the ISU shall retain the right of final approval of all arrangements. 5.
A Member arranging for television or other media exhibition of an International Competition, Figure Skating exhibition or other
event (except ISU Events as described above in this Rule) shall hold the rights thereto. The Member may sell these rights for: a)
Transmission of the telecast or other media exhibition solely within its own country; however, to avoid conflicts with ISU interests, a Member may not sign any exclusive television contracts exceeding 3 years for any international events.
b)
Sale to other television or media exhibitors for rebroadcast in another specifically identified country (or countries) if authorized in advance in writing by the ISU Council as not constituting a conflict with the interests of the ISU or another Member.
6.
Only television and other media exhibition coverage as authorized by this Rule 105 shall be allowed. Any other television,
video, film or media exhibition of competitions and exhibitions under the jurisdiction of the ISU and its Members is strictly prohibited. Rule 106 1.
Financial contribution for ISU Events
For all ISU Events, the contributions to Members (which include any contributions towards prize money) are based on the budget prepared by the Council and approved by the Congress, but the Council must respect criteria to ensure that the interest of all Members is observed and respected. 2.
The Council may reduce the ISU financial contribution to the Member in case the Member/organizer does not fully comply
with all obligations undertaken by the Member/organizer.
243
D.
Competitions
Rule 107 Definition of ISU Championships and International Competitions 1.
ISU Championships
a)
World Allround Speed Skating Championships.
b)
World Single Distances Speed Skating Championships (to be held in non-Olympic Winter Games years unless the program of the Olympic Winter Games is changed resulting in an adverse situation for the ISU, in which case the Championships can be held during Olympic Winter Games years).
c)
World Sprint Speed Skating Championships.
d)
World Junior Speed Skating Championships.
e)
World Short Track Speed Skating Championships.
f)
World Junior Short Track Speed Skating Championships.
g)
World Figure Skating Championships.
h)
World Junior Figure Skating Championships.
i)
World Synchronized Skating Championships.
j)
World Junior Synchronized Skating Championships (every 2nd season, beginning with the season 2012/13).
k)
European Speed Skating Championships.
l)
European Short Track Speed Skating Championships.
m)
European Figure Skating Championships.
n)
Four Continents Figure Skating Championships.
ISU Championships are ISU Events (see Rule 100, paragraph 3). 2.
The Olympic Winter Games (OWG)
The OWG are the exclusive property of the International Olympic Committee (IOC). The IOC establishes the program for the OWG in compliance with the Olympic Charter which includes only Olympic Sports governed by International Federations specifically recognized by the IOC as International Olympic Federations. The ISU is so recognized. The ISU assumes the responsibility for the technical control and direction of the ISU sports, i.e. Speed Skating, Short Track Speed Skating, Figure Skating (Single & Pair Skating/Ice Dance) and Synchronized Skating (subject to the approval of the IOC to include Synchronized Skating into the program of the OWG) at the OWG under the patronage of the IOC. The OWG skating competitions are administered by the ISU as an ISU International Competition (See Rule 126). 3.
Winter Youth Olympic Games (YOG)
The YOG are the exclusive property of the International Olympic Committee (IOC). The IOC establishes the program and applicable conditions (age limits, Officials categories, responsibility for expenses etc.) for the YOG in consultation with the respective International Federation (IF) and in compliance with the Olympic Charter. The ISU assumes the responsibility for the technical control and direction of the ISU sports at the YOG under the patronage of the IOC. The YOG skating competitions are administered by the ISU as an ISU International Competition. 4.
Definition of International Competition
An International Competition under paragraphs 5 to 13 is a competition for which: a) b)
The organizing Member invites at least one foreign Member to participate. The entry of Competitors can be made only through the respective Members.
c)
Competitors from at least two Members participate.
d)
Conducted in accordance with the Rules of the ISU.
e)
In all International Competitions organized as a series, television and advertising agreements must be authorized by the ISU
Director General to avoid conflicts with ISU contracts.
244
5. a) b)
ISU World Cups ISU Speed Skating World Cup (junior and senior). ISU Short Track Speed Skating World Cup. The World Cups as a Series are ISU Events (see Rule 100, paragraph 3).
6.
The ISU Grand Prix of Figure Skating and Final
a)
The ISU Grand Prix of Figure Skating is a series of International Competitions and consists of individual senior and junior International Competitions, recognized by the ISU as an ISU Series Competitions.
b)
The special regulations for participation in these events, the skating requirements, the point system and prize money, etc., shall be established by the respective Sports Directors in consultation with the Vice President Figure Skating and shall be approved by the Council and distributed to Members at least three (3) months before the first scheduled International Competition of the season to which they apply.
c)
Each Grand Prix Series as a series (junior and senior) and each Final is an ISU Event (see Rule 100, paragraph 3).
7.
ISU World Team Trophy in Figure Skating
The ISU World Team Trophy in Figure Skating is an ISU Event based on a competition among national teams from Members. The dates and locations of ISU World Team Trophy events to be held and its number of participating teams, qualifying/participation/entry criteria, technical format, starting order, result determination, Officials participation and other relevant technical and organizational details shall be determined by the ISU Council and published in the respective Announcement. 8.
International Senior Competitions
a)
Open to all Members of the ISU.
b)
Limited to certain countries or restricted in any other way.
9.
International Junior Competitions
a)
Open to all Members of the ISU.
b)
Limited to certain countries or restricted in any other way.
10.
International Novice Competitions
a)
Open to all Members of the ISU.
b)
Limited to certain countries or restricted in any other way.
c)
The respective Technical Committee in consultation with the respective Sports Directors shall prepare guidelines approved by the Council which shall be published in an ISU Communication.
11.
International Masters/Adult Competitions Competitions for Masters (Speed Skating) and Adults (Figure Skating) that may be
conducted in cooperation with the ISU as decided by the Council. 12.
“Medal Winners” International Senior Competitions “Medal Winners” International Senior Competitions are competitions in
Figure Skating and Speed Skating organized or authorized by the ISU in cooperation with Members, in which only eligible Senior Skaters can compete. The “Medal Winners” International Senior Competitions must be conducted in accordance with the Rules of the ISU. However, the technical requirements and general format may differ from other International and Open International Competitions. The technical requirements must be submitted by the respective ISU Technical Committee, in consultation with the Sports Director(s) of Figure Skating, respectively Sports Director(s) Speed Skating, to the respective Vice President for approval. The following conditions must be observed: a)
The Skater(s) must be a member in good standing of a Member.
245
b)
The Skater(s) must be entered in the competition by the Member concerned.
c)
The Skater(s) must have earned a Gold, Silver or Bronze medal in either the European, the Four Continents, or the World
Figure Skating Championships respectively the World Allround, Single Distances or World Sprint Speed Skating Championships respectively the World Short Track Speed Skating Championships or in the Olympic Winter Games. 13.
Open International Competitions
a)
The event must be sanctioned by the ISU, which also has the right to approve the financial conditions for all parties and persons involved.
b)
An Open International Competition is a competition in which eligible and ineligible persons (as defined in Rule 102, paragraph 2) may compete together. The following provisions must be observed: i) the entry of eligible Skaters may be made only under the control of the respective Member; ii) the competition must be conducted strictly in accordance to ISU Regulations (see Rule 104, paragraph 11 and Rule 367).
Other Provisions: 14. a)
Interclub Competitions with participation of Skaters from at least two Members The organizing club must first obtain from its Member a sanction for the event to take place within the territory, and in accordance with the Rules of that Member.
b)
The organizing club invites at least one club affiliated to another Member, either directly or through that Member.
c)
Entries of Competitors shall be made by the clubs, however, the club shall inform the Member to which it is affiliated.
d)
The results protocol and other competition materials shall state the club of the participating Skaters; the abbreviation of the Member may be stated in parentheses after the name of the club.
e) f) g)
In case of TV coverage, the requirements of Rule 105, paragraph 6 shall apply. The nature and composition of the events are arranged by or with the approval of the Member concerned. The Member concerned is responsible that these competitions are conducted in accordance with all other applicable ISU Rules.
h)
Such competitions may be organized also for other Skaters who cannot compete in International Competitions, e.g. for
Masters (Speed Skating) and Adults (Figure Skating). 15.
Restrictions on Competition title names
The words “ISU”, “Championship/s”, “World”, “European” and “Continent/s” cannot be used in the title name of any International Competitions without prior written approval of the Director General. 16. Local Competitions Local competitions conducted under the Rules of a Member. 17. ISU sanctioned events Only events published by the ISU shall be deemed sanctioned events. Rule 108 1.
Categories of Skaters by Age and Age Entry Requirements for Competitions
a)
The word “Senior” is used in this Rule and in the ISU Statutes to describe certain competitions that have a minimum age entry requirement of fifteen (15) years, determined in each instance by the birthday of the Skater that occurs before the July 1st that immediately precedes the relevant competition.
b)
“Senior” shall not be used in the title of any ISU Event. The official title of the ISU Event is that title stated in a specific ISU directive such as the ISU Communication announcing allotments by the Council, the relevant Memorandum, or the Official ISU Trade Name and Trademark Guide. The word “Senior” may be used by the organizer in the text of the Event Announcement or the Event Program to refer to the minimum age requirements specified in this Rule.
2.
Age limits for Speed Skating and Short Track Speed Skating
246
a)
For ISU Senior Championships, Olympic Winter Games and International Senior Competitions only Skaters may compete who have reached at least the age of 15 before July 1st preceding these Events.
b)
A Junior is a Skater who has not reached the age of 19 before July 1st preceding the competition.
c)
In International Competitions the following age classifications shall apply for the Junior age category: Classification Age before July the 1st preceding the Competition: A 17 through 19 B 15 and 16 C 13 and 14 D 12 and under.
d)
For World Junior Championships, only Junior Skaters may compete who have reached the age of 14 before July 1st preceding the Championships.
3. a)
Age limits for Single & Pair Skating / Ice Dance In International "Senior" Competitions, ISU Senior Championships and the Olympic Winter Games only Skaters may compete who have reached at least the age of fifteen (15) before July 1st preceding the Events.
b)
In International Junior Competitions and ISU Junior Championships a Junior is a Skater who has met the following requirements before July 1st preceding the event: i) has reached at least the age of thirteen (13); ii) has not reached the age of nineteen (19) for Ladies and Men in singles competition; and iii) has not reached the age of nineteen (19) for Ladies and the age of twenty-one (21) for Men in Pair Skating and Ice Dance competition.
c)
In International Novice Competitions a Novice is a Skater who has met the following requirements before July 1st preceding the competition: i) has reached at least the age of ten (10); ii) has not reached the age of fifteen (15); iii) has not reached the age of fifteen (15) for girls and seventeen (17) for boys for Pair Skating and Ice Dance.
4.
Age limits for Synchronized Skating
a)
In International "Senior" Synchronized Skating Competitions and the ISU "Senior" World Synchronized Skating Championships a "Senior" team comprises Skaters all of whom must have reached at least the age of fifteen (15) before July 1st preceding the Championships or Competition.
b)
In International Junior Synchronized Skating Competitions and the World Junior Synchronized Skating Championships, a Junior team comprises Skaters all of whom must have reached the age of thirteen (13) but not have reached the age of nineteen (19), before July 1st preceding the competition.
c)
In International Novice Competitions a Novice team comprises Skaters who have met the following requirements before July 1st preceding the competition: i) have reached at least the age of ten (10); ii) have not reached the age fifteen (15).
5.
Penalties
Each Member must ensure that Skaters entered for Senior and Junior International Competitions, ISU Championships and Olympic Winter Games fulfill the requirements of the Rules. In case of violation, the Member concerned may lose the right to send Skaters the following season to all "Senior" and Junior (as the case may be) ISU Championships and International Competitions. Rule 109 1.
Participation in Competitions
The International Competitions, listed in Rule 107, paragraphs 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 and 12 organized by Members, may be entered only by Competitors who belong to a Member and for whom the entry can be made only through the respective Members. For participation in the Olympic Winter Games, Rule 126 applies.
247
2. a)
In principle, a Skater may compete only as a member of the Member of the country of which he is a citizen.
b)
A Skater may compete for the Member of the country of which he is not a citizen if he fulfils the following conditions: i) he has resided for at least one year in that country and has been permitted to compete for that Member by the National Association of the country of which he is a citizen, or he has resided for at least one year in that country and he (or his parents if he is not of age) has applied for citizenship in that country; ii) before July 1st immediately prior to his first International Competition as a member of the Member, he has not competed in any International Competition or ISU Championship for another Member during the twelve (12) preceding months; iii) before July 1st immediately prior to his first ISU Championship as a member of the Member, he has not competed in any International Competition or ISU Championship for another Member during the eighteen (18) preceding months; iv) any denial of a request for permit by the Member submitted in accordance with sub-paragraph (i) above may be the subject of a request to the Council by the involved Skater or any involved Member for exceptional permission as provided in paragraph 5 of this Rule.
c)
In the case of a Pair Skating or an Ice Dance couple, one partner at least must be a citizen of the country of the Member for which the Pair Skating or Ice Dance couple competes. The other partner may be a citizen or resident of a country of any other Member. The residence and permit requirements and the waiting periods stated above in paragraph 2.b) i), ii), and iii) and in paragraph 3 do not apply to such partner. However, if such partner has already represented another Member, regardless of the discipline, the permit from the Member the Skater represented is required and the waiting period 12 months from the day of the last competition in which the Skater represented another Member applies.
d)
In the case of Synchronized Skating Teams, up to 25% (four (4) Skaters on a team with sixteen (16) Skaters and three (3) Skaters on a team with twelve (12) Skaters) of a team may be from a foreign Member, if so permitted by the National Association of the country of which the Skater is a citizen, but such Skaters shall only represent one Member in the course of the same season (July 1st-June 30th). Alternates are not included for the calculation of percentages purposes. Restrictions specified in paragraph 2.b) do not apply.
3.
If a Skater, who has already represented one Member in an International Competition or ISU Championship, intends to
compete in the future for another Member, regardless of the grounds on which the possibility of such change is based, such Skater shall be subject to the waiting periods set forth in subparagraphs 2.b) ii) and iii) above. 4.
In the course of the same season (July 1st–June 30th) a Skater may skate in competitions and exhibitions for only one and
the same Member or affiliated club. 5.
Exceptions to paragraphs 2 & 3 of this Rule may be granted by the Council, which may also enter a Competitor for an event
(see also Rule 115, paragraph 5 and Rules 130 and 131). A Competitor nominated by the ISU does not count in the quota of the country of his citizenship or residence. The Council may also reject an application from a Member for a permission that a Skater who has or had foreign citizenship may compete for that Member, although the formalities and requirements stated in this Rule have been met, if in the opinion of the Council granting such application would be contrary to the purpose and spirit of the Rule. (e.g. in case that a Member tries to “import” several athletes with foreign citizenship, in particular when such athletes should form a new national team of such Member or its substantial part). 6.
In exceptional cases, the Council may permit eligible persons to take part in competitions in countries in which there is no
Member. 7.
All relevant procedures such as the procedure to apply for Clearance Certificates if necessary, applicable deadlines etc,
implementing this Rule 109 are published in an ISU Communication.
248
Rule 110 1.
Date of announcement
The announcement of an International Competition must be published in English, four weeks for Speed Skating and two months for Figure Skating, before the first day of the competition (for Championships see Rule 129), on the ISU website but under the responsibility of the organizing Member. A file of the announcement must reach the Secretariat at least one week prior to the desired publication. Rule 111 Prohibition of direct communication between Members and Skaters A Member or affiliated club may not communicate directly with Skaters belonging to another Member, concerning participation in the competition (except in matters concerning arrival and departure to/from an event). Rule 112 1.
Contents of announcements
Every announcement of an International Competition must include the following general items: a) b)
A statement regarding the place where the competition will be held. A statement regarding the type of the rink (natural or artificial, open air or indoor).
c)
The dates and starting times of the competition.
d)
The date of closing of entries.
e)
The character of the prizes.
2.
In addition to the general items, announcements for Speed Skating competitions must include the following supplementary
items: a)
A statement regarding the type of race, in accordance with Rule 200.
b)
A statement regarding the track, which must be in accordance with Rules 203 and 227, or otherwise specified in accordance
with Rule 204. 3.
In addition to the general items, announcements for International Competitions in Short Track Speed Skating must include
the following supplementary items: a)
A statement regarding the track, which latter must be in accordance with Rule 280; also the ice surface and the type of barriers surrounding the ice.
b)
The maximum number of Skaters.
c)
A statement regarding the type of race in accordance with Rule 294 and 295.
d)
The drawing procedure.
e)
Progression all the way to the final.
f)
The maximum number of points.
4.
In addition to the general items, announcements for Single & Pair Skating/Ice Dance and Synchronized Skating
Competitions must include the following supplementary items: a)
The size (length and width) of the ice surface for Single & Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating and for Synchronized Skating a diagram of the rink indicating the location of the Judges platform and entrance and exit to the ice.
b)
The technical details of the Pattern Dance, Short Program, Short Dance, Free Skating, Free Dance including the duration and special conditions.
c)
The means of music production (see Rules 343 and 823).
d)
The scheduled date and time of the first Judges meeting and Round Table Discussion.
e)
The multiplying factors for the Program Components in accordance with Rules 353 and 843.
249
f)
Age requirements as per Rule 108.
g)
Eligibility requirements, citizenship and clearance certificates as per Rule 102 and Rule 109.
h)
Official hotels.
i)
Address and contact persons of the Organizing Committee.
j)
The maximum number of Skaters (see Rule 115, paragraph 1).
5.
Supplementary conditions
The organizing Member or affiliated club may include supplementary conditions in the announcement, as long as these do not conflict with the ISU Statutes (does not apply to Championships). 6.
It is obligatory for the organizing Member or affiliated club of an ISU Championship in Figure Skating including Synchronized
Skating and strongly recommended to the organizers of other competitions, to inform the audience at the beginning of an event of the basic principles of judging and of the ascertainment of the results, in leaflet form or in the program distributed to the audience. Rule 113 Late or improper announcement If the announcement is issued late (see Rule 110, paragraph 1) or contains conditions contrary to ISU Statutes, the Vice President of the corresponding Branch may forbid Skaters of Members to participate in the competitions concerned, and will issue a warning to the organizing Member reminding them of their obligations. If two warnings are issued consecutively, then the Member shall be suspended from hosting an International Competition for the ensuing two years. Rule 114 1.
Postponement of date of competition
Postponement of the date of a competition necessitates an extension of the date for the closing of entries for a corresponding period. 2.
When possible, Members or affiliated clubs entering Competitors must be notified at once of postponement, so as to permit
withdrawal of entries before the new date for the closing of entries. 3. Withdrawal of announcement If an organizing Member or affiliated club withdraws its announcement, it must communicate its reasons to the Director General of the ISU within eight days. 4. Advice of a postponement or withdrawal must be made at once on the ISU website but under the responsibility of the organizing Member who must inform the Secretariat as soon as possible. Rule 115 1.
Entries Singles, Pair Skating and Ice Dance
Entries in International Competitions in Singles, Pairs and Ice Dance should not exceed a total of twenty (20) if possible. 2.
Entries Synchronized Skating
Names listed on the Team entry form for International Competitions may be changed after the closing of entries. The names of all Team Skaters including alternates may be finally announced at the time of registration (see Rule 868). 3.
Entries must include:
a)
The title of the competition.
b)
The name of the Member or affiliated club making the entry.
c)
The given name (first) and surname of the competitor.
d)
Date of birth of each competitor.
e)
For Synchronized Skating, the name of the team and list of Skaters, including alternates (given names, surnames, citizenship and birth-dates) in alphabetical order, with the team captain identified by a C.
250
f)
A certificate of the Competitor eligibility status from the Member or affiliated club making the entry.
g)
In Single & Pair Skating/Ice Dance as used in these Regulations, Competitor(s) shall include Men, Ladies, Pair Skating and Ice Dance Couples.
4.
Nicknames
“Nicknames” or “preferred names” are permitted, but must be accompanied by the information in subparagraph 3.c) above. A Preferred name may be different from the passport name and must be based on the same terms/conditions as applied by the International Olympic Committee (IOC). 5.
Entries must be made by the Member or affiliated club concerned (for exception see Rule 109, paragraph 5 and 6) and
must be forwarded in writing or electronically submitted to the body or person and within the time limit (closing date) designated in the Regulations and/or in the Announcement for the competition. Receipt of Entries must be confirmed immediately in writing by the Organizer to the Member. Entries for all ISU Events must be submitted electronically using the online entries and accreditation portal operational at the ISU web site latest by July 1st 2015. 6.
Post entries
a)
All entries arriving after 8.00 p.m. (local time at the site of the competition) on the day for the closing of entries are post entries and shall not be accepted (Rule 115, paragraph 6.b) applies).
b)
In case of exceptional circumstances a post entry may be accepted at the discretion of the Organizer in case of International Competitions and the respective Vice President in case of ISU Events except ISU Championships. For ISU Championships, in case of exceptional circumstances, post entries may be accepted by the President. If the President is not reachable in a timely fashion, the respective Vice President may authorize post entries in exceptional circumstances. On site of a Championships, if both the President and the respective Vice President are not present, then the ISU Representative may authorize post entries in exceptional circumstances.
c)
Post entries may be accepted only up to the time when the starting order is drawn.
d)
This provision for post entries also applies to Judges nominations.
7.
For more details in respect of entries for Championships see Rules 208 Speed Skating, 281, 283, 285 and 295 Short Track
Speed Skating, and 378 Single & Pair Skating and Ice Dance and 868 Synchronized Skating. Rule 116 Reserved Rule 117 1.
Entrance Fees
There are no entrance fees for ISU Championships in Figure Skating and Speed Skating. There may be entrance fees for International Competitions which are not ISU Championships. In Synchronized Skating, these fees shall be a single fee charged per team. Fees per Skater are not permitted. Rule 118 Validity of events An event shall take place if at least three Competitors (or three teams for Synchronized Skating) have entered and if two of them appear at the start. Rule 119 1.
Medical Insurance
251
It is the sole obligation of each Member participating in ISU Events, the Olympic Winter Games, the Winter Youth Olympic Games and International Competitions as defined in Rule 107, to provide medical and accident insurance for their athletes, officials and all other members of the Member’s team. Such insurance must assure full medical attendance and also the return of the ill or injured person to the home country by air transport or by other expeditious. It is an internal matter of each Member to decide the issue who shall pay the premium for such insurance. 2.
The ISU assumes no responsibility for or liability with respect to bodily or personal injury or property damage incurred in
connection with the events outlined in paragraph 1. Rule 120 1.
Prizes
For all ISU sanctioned events (see Rule 107), medals, trophies, and/or money prizes may be given. 2.
For ISU Championships and any other ISU Events, the minimum value of any prize money or contribution will be determined
by the Council. Rule 121 Officials 1.
Officials categories
a)
Figure Skating Branch Officials are classified in two categories: “ISU” and “International” as follows: i) ISU: ISU Referee, ISU Technical Controller, ISU Technical Specialist, ISU Judge, ISU Data & Replay Operator; ii) International: International Referee, International Technical Controller, International Technical Specialist, International Judge, International Data & Replay Operator. The procedures for nomination and appointment of the above-mentioned Officials are stated in Rule 122 and the respective Special Regulations. Depending on the qualification “ISU” or “International” the Officials are qualified to officiate in the respective function in the competitions according to the chart below: Judge
Referee
Technical Controller Technical Specialist Data & Replay Operator
Olympic Winter Games
ISU
ISU
ISU
Qualifying Competition for the
ISU
ISU
ISU
ISU Championships
ISU
ISU
ISU
ISU Grand Prix of Figure
ISU
ISU
ISU
Intern
ISU
ISU
Intern
Intern
ISU
Intern
Intern
Intern
ISU
ISU
ISU
Olympic Winter Games
Skating Final ISU Grand Prix of Figure Skating events ISU Junior Grand Prix of Figure Skating events International Competitions other than above ISU Synchronized Skating Junior World Challenge Cup
252
b)
Speed Skating Branch The following Officials categories apply divided into 2 qualification groups “ISU” and “International” as follows: i) ISU Referee, ISU Starter, ISU Competitors Steward (Short Track Speed Skating only); ii) International Referee, International Starter, International Competitors Steward (Short Track Speed Skating only).
The nomination and appointment to the above-mentioned functions is stated in Rule 122 and the respective Special Regulations. Depending on the qualification “ISU” or “International” the Officials are qualified to officiate in the respective function in the competitions according to the chart below: Referee
Starter
Competitors Steward
Olympic Winter Games
ISU
ISU
ISU
ISU Championships
ISU
ISU
ISU
World Cup Speed Skating
Intern
Intern
Intern
World Cup Short Track Speed
ISU
ISU
ISU
Skating For Assistant Referees, Assistant Starters and Assistant Competitors Stewards refer to Special Regulations, Rule 286, paragraph 3 International Competitions
Intern
Intern
Intern
other than above 2.
The Member or affiliated club holding the competition is entitled to appoint the Officials (for exceptions in the case of ISU
Championships or other ISU Events see Rules 214, 289 paragraph 7, 421, 521, 911 and 971). 3.
Restrictions applying to appointed Officials:
a)
All Officials, except the Technical Specialists, Data & Replay Operators must be eligible persons.
b)
Council members, Sports Directors, Event Coordinators, Assistant Event Coordinators, the Sport Manager Figure Skating shall not and ISU Advisors if possible should not act as Referees, Judges, Technical Specialists, Technical Controllers, Data & Replay Operators, OAC members, Starters and Competitors Stewards in competitions specified in Rule 107.
c)
Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Starters and Competitors Stewards may not compete in ISU Events and International Competitions of the respective discipline except in Adult and Masters competitions.
d)
Council members, Sports Directors, Event Coordinators, Assistant Event Coordinators, the Sport Manager Figure Skating and ISU Advisors who are on the list of Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards at the time of their election or appointment to such office shall remain on such list during the entire term of their office even if they, as consequence of paragraph 3 of this Rule do not satisfy the requirements of the respective Rules included in Special Regulations for various ISU disciplines. After their term of office expires they must satisfy such requirements within the next twelve (12) months.
e)
Members of the Technical Committees, although they are approved as Judges according to the provisions of the relevant Rules in the respective Special Regulations should not, if possible, act as Judges in competitions of their appropriate Branch. They may act as Referees and Technical Controllers, however, provided that they are approved as such, according to the provisions in the respective Special Regulations.
f)
Technical Controllers i) should not act in ISU Events as Referee and/or Judge in the same event in another competition/discipline (Ladies, Men, Pair Skating, Ice Dance); ii) cannot act as Technical Specialist in the same season independent of the discipline.
g)
Technical Specialists i) cannot act in ISU Events as Referee and/or Technical Controller and/or Judges in the same season independent of the discipline; ii) cannot be a full time employee of a Member Federation.
253
h)
Technical Controllers, Technical Specialists, Referees, Judges, Data & Replay Operators cannot be a full time sports journalist or TV Commentator. i) Referees If possible, a Referee of an ISU Championship should not act as a Judge in another discipline of the same Championship.
j)
Personal, Commercial and Family Relationships i) The ISU Code of Ethics, including but not limited to its “conflict of interest” provisions, is applicable to appointed ISU Officials and other participants as stated in the ISU Code of Ethics; ii) Without detracting from the broad and personal applicability of the Code of Ethics, the following examples are presented for guidance: 1. At an ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games Office Holders, elected or appointed, shall not act as members of any national team, or act as team leaders, assistant team leaders, chaperons, team doctors or team coaches, or wear national team uniforms (except Coaches serving on an ISU Technical Committee, may coach individually their students who are entered in an ISU Event or an International Competition). 2. For the Figure Skating Branch only, ISU Officials (Referees, Judges, Technical Controllers, Technical Specialists, etc.), when at an ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games where they are not serving as an ISU Official, may act as a member of a national team, team leader, assistant team leader, chaperon, team doctor or team coach, and may wear national team uniforms. 3. At an ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games, a person of the family of a competing Skater is not permitted to serve as an Official of the competition in which such Skater is entered, but such person may serve at other competitions of such ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games unless such service may reasonably appear to be a conflict of interest. 4. At an ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games, a person of the family of an ineligible person, or of the family of a remunerated Coach, is not permitted to serve as an Official of the competition in which a competing student of the ineligible person or remunerated Coach is entered, but such person may serve at other competitions of such ISU Event or the Olympic Winter Games or the Winter Youth Olympic Games unless such service may reasonably appear to be a conflict of interest. 5. The term ”family” as used in this Rule shall be understood as including all persons who, due to their relationships, may reasonably appear to be in a conflict of interest position regarding a competing Skater, ineligible person or remunerated Coach. 6. For purposes of staffing at an event, the Referee(s) shall decide any issues raised at the event concerning conflicts of interest or other matters involving the applicability of the ISU Code of Ethics to assigned ISU Officials.
Rule 122 1.
Nomination and appointment of Officials
Nomination and appointment of Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards: Every Member of the ISU must, annually before April 15th, announce to the Secretariat the names and pertinent contact details of those individuals: a)
Not listed on the previous list published in an ISU Communication whose services as International Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards are recommended.
b)
Who are recommended for the first time as ISU Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards respectively, and who are recommended for the respective required examinations (Single & Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating)
c)
Who were on the previous list of ISU and International Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters, Competitors Stewards and who, due to the facts known to the Member should be deleted from the respective ISU list (e.g. age limit, resignation by the individual, death, sanctions imposed by the Member, etc).
d)
All nominated individuals must fulfill the specific requirements for the respective position as stated in the corresponding
254
Special Regulations. 2.
Two separate Communications of Referees, Technical Controllers, Technical Specialists and Judges, Data & Replay
Operators for Single & Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating with the names in alphabetical order and of Referees, Starters and Competitors Stewards for Speed Skating and Short Track Speed Skating, are sent every year by August 1st. Rule 123 1.
Protests
Protests based on alleged violation of Rules may be lodged provided that they are not forbidden by this or another Rule. The Referee decides upon all protests. Protests must be filed with the Referee in writing and within the stated time limit. At the same time 100 Swiss Francs or other convertible currency to the same value must be deposited with the Referee. The Referee will remit the protest fee to the ISU. 2.
Persons entitled to file a protest
Protests may be lodged only: a)
By a Competitor, (team captain in Synchronized Skating), or Competitors entered for the competition concerned or a team leader accredited for the competition concerned.
b)
With the approval of such Competitor, Competitors, Coach (for Speed Skating only) or team leader, by members of the committee organizing the competition or by official representatives of those Members or affiliated clubs that have entered Competitors.
3.
Time limits for filing protests
a)
Protests concerning the participation of a Competitor must be filed before the competition starts. If an immediate decision cannot be reached, the Competitor is permitted to start, but the announcement of the result and the distribution of the prizes shall be deferred until a decision has been reached.
b)
Protests concerning the composition of the panel of Officials must be filed within 30 minutes of its announcement.
c)
Any other protests, except cases covered by subparagraph d) below, must be filed with the Referee immediately, however, not later than 30 minutes after the completion of the competition concerned. Completion of a competition (for this purpose only) means end of the last race of all races for a single distance in Speed Skating, end of the last heat/qualifying round or of the last of a series of heats/qualifying rounds, or all four quarter finals or of the last of both semi-finals or of the final for a single distance in Short Track Speed Skating, and end of any single segment (Short Program / Free Skating / Pattern Dance / Short Dance / Free Dance) of a Figure Skating competition.
d)
Protests against incorrect mathematical calculation may be filed until 24 hours after the completion of the competition concerned. (See also paragraph 4. A. iii) below). If the Referee is not available in person at the site or hotel, the Protest shall be sent by fax or email to the Secretariat which will forward it to the Referee concerned.
4.
Protest restrictions
A.
Figure Skating
a)
No protests against evaluations by Referees, Judges and the Technical Panel (Technical Controller, Technical Specialists, Data & Replay Operator) of Skaters’ performances are allowed;
b)
Protests against results are permitted only in the case of incorrect mathematical calculation. A wrong identification of an element or of a level of difficulty, although it results in a lower or higher score, is a human error and not an incorrect mathematical calculation;
c)
However, if the Referee learns: i) Prior to the beginning of the award ceremony or prior to the official announcement of results if there is no award ceremony, that a human error relating to a wrong data input by the Data Operator occurred, the Referee may correct the error provided
255
that the Technical Controller, both Technical Specialists and the Data Operator all agree that there was an error; ii) Within 24 hours after the award ceremony that an incorrect mathematical calculation occurred, the Referee may correct the calculation even without a protest provided that the Technical Controller, both Technical Specialists and the Data Operator all agree that there was such an incorrect calculation. If such correction requires corrections of the final placements of the Skaters, the corresponding medals and/or awards shall be changed accordingly; iii) If the situation under paragraph a) and b) arises the Referee shall make a short record in writing which has to be signed by all the Officials concerned. B.
Speed Skating
Protests against results are permitted only in the case of incorrect mathematical calculation. C.
Short Track Speed Skating
No protests are allowed against a Referee’s or Starter’s decision concerning disqualification or non-disqualification for violation of any of the general and individual Racing Rules described in Technical Rules 297 and 298. 5.
Referee’s decision
a)
The Referee shall decide upon any protest in writing and as soon as possible. The Referee shall deliver such decision to the person filing the protest or shall arrange such delivery. Copies of any protest and Referee decision shall be forwarded to the Secretariat.
b)
If a protest is filed: i) after the time limit or ii) which is not allowed by the Rules, the Referee shall dismiss the protest in writing with reference to the applicable Rule but without dealing with the merits of the claim.
c)
In cases not covered by subparagraph b) above, the Referee shall briefly state reasons for his decision.
d)
In Speed Skating and in Short Track Speed Skating the Referee may at his discretion, prior to his decision on the protest, review the replay of the official ISU digital replay, if the Referee deems it to be relevant and if readily available. This does not apply to attempts to protest in Speed Skating that are excluded above in paragraph 4.B, and to attempts to protest in Short Track Speed Skating that are excluded above in paragraph 4.C.
e)
The Referee’s decision upon a protest is final and there is no appeal against such decision except in cases specified in Rule 124.
f)
The Referee may at his discretion decide to officially announce to the public any protest filed and in such case also his decision upon the protest. Such announcement should, if possible, be made before or within 30 minutes after the completion of the competition concerned (see definition for “competition” for this purpose under paragraph 3.c) above).
Rule 124 1.
Appeals
An appeal may be made to the Council only against decisions which concern the eligibility of a Competitor, the incorrect calculation of the result, or the composition of the panel of Officials and only in cases where the ISU Statutes relating to the afore-mentioned subjects have been contravened. 2.
Every appeal against a decision of the Referee must be submitted to the Council of the ISU within 30 days from the
issuance of the decision. 3. Appeals do not have the effect of deferring the decision. 4. Appeals may be lodged only by those entitled to lodge protests (see Rule 123, paragraph 2). Rule 125 1.
Conduct of Competitors and Team Officials towards Competition Officials
Competitors and team officials must obey the instructions of the Officials in charge of the competition.
256
2.
Improper Public Comments
Competitors and team officials who, either directly or through a third party, openly express themselves in an improper manner regarding the Officials or their decisions, namely for Figure Skating competitions in particular but not limited to the calling of elements and/or levels of difficulty by the Technical Specialists and the Technical Controller or regarding the markings of the Judges and for Speed Skating competitions in particular but not limited to disqualifications of Skaters due to Racing Rule violations, may be sanctioned by the Disciplinary Commission of the ISU as provided in Article 24 of the Constitution. 3.
Conduct of Officials, Office Holders, Competitors and others
Any Official on the ISU list as published in an ISU Communication who learns of improper or irregular conduct or proposals concerning Officials (Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Judges, Data & Replay Operators, Starters, Competitors Stewards) and related personnel (Result Service Providers, timekeepers and others) or activities while on site at an event must immediately report the details to the Referee and the ISU Representative if one is present on site, or if one is not present on site, to the highest ranking Office Holder present, i.e. President, Vice President(s), ISU Council members in order of their election, Director General, Sport Manager Figure Skating (for Figure Skating events only), Sports Directors of the corresponding Branch, TC Chair of the respective discipline, TC members of the respective discipline in the order of their election) and, if not yet on site of the event, to the President of the ISU. Such report must be urgently submitted in writing and, to effect immediate remedial actions, before the end of the competition. On site of the event, the Referee and the ISU Representative (or highest ranking Office Holder present), upon receipt of the report, must confer immediately with the President if present or attainable by phone. The Referee and ISU Representative, if possible after consultation with the President, are empowered to take promptly all reasonable and necessary actions to protect the integrity of ISU officiating. The Chair of the concerned Technical Committee will be informed as soon as reasonably practicable. 4. Compliance with ISU Rules and the Code of Ethics Office Holders, Officials, Members, Remunerated Persons and Voluntary Persons, and eligible Skaters and remunerated Coaches, participating in any ISU activity shall comply with any applicable statutes, position descriptions, ethical declarations and codes of conduct prescribed by the Council. Failure to comply may result in sanctions imposed by the Disciplinary Commission in accordance with Article 24 of the Constitution. 5.
Disciplinary Sanctions
Sanctions may be imposed by the Disciplinary Commission in accordance with Article 24 of the Constitution against any Skaters, Official, Office Holder or other participant in ISU activities who can be proved to have acted against the spirit of the ISU Statutes or otherwise improperly. Improper conduct by a Skater includes refusal, for other than medical or justifiable reason to participate in ISU Events in accordance with the commitments established by the ISU and the Members concerned. (For confirmation of illness and injury, see Rule 140, paragraph 5). E.
The Olympic Winter Games
Rule 126 1.
Skating Competitions at the Olympic Winter Games
The skating competitions in the Olympic Winter Games are International Competitions and not ISU Championships and are subject to the provisions of the Olympic Charter and ISU Regulations governing such competitions. In accordance with Rule 121, all Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, Judges, Starters and Competitors Stewards acting in the Olympic Winter Games must be designated ISU. A Judge may serve in not more than two (2) events. 2.
Entry in the Olympic Winter Games is subject to the requirements of the Olympic Charter, as well as of the applicable ISU
Regulations. They are subject to the Regulations of the IOC governing such competitions. 3.
For the Speed Skating events the provisions of Rules 202, 206, 209, 215 and 241 must be observed.
257
4.
For the Figure Skating events the provisions of Rules 400–403 must be observed.
5.
For Short Track Speed Skating the provisions of Rules 280, 284 and 289, paragraph 7 must be observed.
6.
For Synchronized Skating, the provisions of the respective Rules in the Special Regulations and Technical Rules
Synchronized Skating must be observed. (Subject to the approval of the IOC to include Synchronized Skating into the program of the OWG). 7.
Only Competitors from Members may participate in the Skating events of the Olympic Winter Games.
8. Technical Delegates for the Olympic Winter Games: a)
The Technical Delegates for the Olympic Winter Games are appointed by the ISU Council.
b)
The Technical Delegates’ expenses for travel, room and meals are paid in accordance with IOC Rules.
9.
The Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, OAC members,
Starters and one Competitors Steward each for Ladies and Men shall be appointed by the President in line with Article 16, paragraph 2.f) of the Constitution. 10.
All other Officials required (other than the Technical Delegates, Referees, Assistant Referees, Technical Controllers,
Technical Specialists, Data & Replay Operators, OAC members, Starters, Judges and one Competitors Steward each for Ladies and Men otherwise designated as International Technical Officials - ITOs) shall be appointed by the Member of the country in which the Olympic Winter Games are held. These officials are designated as National Technical Officials (NTOs). 11.
The Officials appointed to serve at the Olympic Winter Games are not permitted to wear national team emblems or uniforms
while officiating. F.
ISU Championships
Rule 127 1.
Allotment of Championships
The allotment of Championships, i.e. World Figure Skating Championships, World Synchronized Skating Championships, World Junior Synchronized Skating Championships, World Allround Speed Skating Championships and Qualifying Competitions, World Single Distances Speed Skating Championships, World Sprint Speed Skating Championships, World Junior Speed Skating Championships, World Short Track Speed Skating Championships, World Junior Short Track Speed Skating Championships, World Junior Figure Skating Championships, European Figure Skating Championships, European Speed Skating Championships, European Short Track Speed Skating Championships, Four Continents Figure Skating Championships is made annually by the ISU Council. 2.
Applications/Allotments for Championships
Applications for Championships must be made to the Council of the ISU before April 15, accompanied by a statement of the suggested dates and place and must be signed by the President and the Secretary of the Member concerned. 3.
The Council, at its annual session held not later than July 31st,
a)
Must decide definitely when and where the Championships of the following year shall take place.
b)
Should decide provisionally when and in which country the Championships shall be held in the subsequent two years. If no appropriate application has been received for a Championships for a year and/or there is evidence of insufficient interest as evidenced by participation by Members in such Championships during several previous years, the Council, in its discretion,
258
may decide: (i) that the provisional allotment(s) of such Championships for subsequent year(s) shall be postponed temporarily or (ii) that such Championships for subsequent year(s) shall not be definitively allotted. 4.
Within seven days of making its decision the Council must inform the applicant Members of the outcome.
5.
The Council shall ensure that all TV arrangements for ISU Championships are complete, with contracts signed between the
ISU and the relevant TV companies before the Council confirms or allows an allotment to become definite. If the Council finds all factors remain favorable to the holding of the Championships as provisionally allotted, and TV arrangements are in place, the Council, at its meeting of the year preceding the Championships, shall, by resolution, confirm the allotment as definite for the following year. 6.
If TV arrangements or other essential elements stipulated in the provisional allotment document are not completed, the
Council at such meeting shall either: a)
Continue the provisional allotment with the Member involved in anticipation of resolving such arrangements or elements within a reasonable time; or
b)
The Council shall consider other Members or locations for the allotted Championships and transfer the allotment accordingly. Thereafter, when appropriate, the Council shall confirm the allotment as definite to the Member so determined.
7.
The Council may, for emergency, safety or other serious reasons, either upon the request of the organizing Member or on its
own initiative, cancel the definite allotment or cancel the Championships at any time. Absent fault on the part of the organizing Member, such Member shall be reimbursed by the ISU for normal expenses incurred in preparation for the Championships by an appropriate contribution, determined by the Council. Rule 128 1.
Order of Championships
In no event may the World Figure Skating Championships be scheduled to commence on a date earlier than the fourth Monday in February. 2.
If possible, the World Championships should be held after the European Championships and the Four Continents
Championships. 3.
There should be an interval of at least 14 days between the European Figure Skating Championships/ Four Continents
Figure Skating Championships (whichever is later) and the World Figure Skating Championships. 4.
The World Junior Figure Skating Championships should be held in the first half of March.
5.
The European Short Track Speed Skating Championships shall be held before the World Short Track Speed Skating
Championships (excluding World Junior Short Track Speed Skating Championships), but before the 31st of January each season. 6.
During World, European or Four Continents Championships: a) No other competition may be held in the same rink. b) No
exhibition by ineligible persons may be held in the same rink. c) Exhibitions by Competitors in an event may not be held until after completion of that event. 7. 8.
In ISU Championships the Organizers may hoist the ISU flag during an appropriate ceremony on the opening day. The World Synchronized Skating Championships may not be scheduled earlier than the last week of March and should be
259
scheduled in April. 9.
The World Junior Synchronized Skating Championships (every 2nd season, beginning with the season 2012/13) may not
be scheduled earlier than the 1st week of March. Rule 129 1.
Announcement and conduct of Championships
The conduct of ISU Championships is the responsibility of the organizing Member, which must observe the ISU Statutes and the current applicable Memorandum for guidance in holding ISU Championships that includes guidelines regarding the preparation and publication of the announcement. 2.
The announcement must be approved by the Director General before publication.
3.
The announcement of every ISU Championship must be published on the ISU website not later than November 1st.
4.
The Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, Official
Assessment Commission members, Starters and one of the Competitors Stewards for ISU Championships shall be appointed by the President in line with Article 16, paragraph 2.f) of the Constitution. Rule 130 1.
Participation in Championships
Participation in World Championships is open to all Skaters who belong to a Member (for exceptions see Rule 109, paragraph 5 and 6) and fulfill the minimum Technical Requirements as stated in the respective Special Regulations and/or in the Technical Rules. 2.
In European Championships the only Skaters who are eligible to compete are individuals who are members of a European
Member under the provisions of Rule 109, paragraph 2 (for exceptions see Rule 109, paragraph 5). 3.
In Four Continents Championships, the only Skaters who are eligible to compete are individuals who are members of a non-
European Member and who are either nationals of a non-European state or have been ordinarily a resident outside Europe for at least one year immediately prior to the Championships concerned (for exceptions see Rule 109, paragraph 5 and 6). 4.
Entries for ISU Speed Skating Championships are subject to the restrictions laid down in Rule 208.
5.
Entries for World and European Short Track Speed Skating Championships are subject to restrictions laid down in Rules
281, 283 and 285. 6.
Entries for ISU Figure Skating Championships are subject to the restrictions enumerated in Rule 378.
7.
Entries for the ISU World Synchronized Skating Championships are subject to the restrictions set forth in Rule 130.
Rule 131 Entries Entries for all ISU Events must be made electronically (starting July 1st, 2015 using online entries and accreditation portal) through the respective Members (for exceptions see Rule 109, paragraph 5 and 6). Each Competitor, Official and Member must sign a Declaration form confirming familiarity with and acceptance of the ISU Statutes governing participation in ISU Events and activities. Such declaration forms are intended as explicit reminders of certain of the
260
comprehensive provisions of the ISU Statutes and other official regulations applicable to and binding upon all participants in ISU competitions and activities. In case of Competitors who are not full of age, such Declaration must be co-signed by at least one of the parents or other guardian at law. The Declaration form must be returned to the Secretariat annually latest two (2) weeks prior to the Competitor’s or Official’s first competition of the season. The Director General and Sports Directors shall prepare appropriate Declaration forms for review and approval by the Council. Separate forms may be proposed for each the Figure Skating Branch and the Speed Skating Branch ISU Officials. Upon approval, such forms shall be copied into the respective ISU Memorandum, if issued, governing the ISU Events and published in a Communication posted on the ISU website. The Declaration forms shall include (but not be limited to) the following subjects: a)
All Competitors, Officials and Members shall acknowledge acceptance i) of the applicability of the Constitution, which establishes an ISU Disciplinary Commission (Article 24) and recognizes the Court of Arbitration for Sport (CAS), in Lausanne, Switzerland as the arbitration tribunal authorized to issue final and binding awards involving the ISU, its Members and all participants in ISU activities, excluding all recourse to ordinary courts (Articles 25 & 26); ii) of inclusion of the ISU Event in the television and other media exhibition arrangements entered into by the ISU pursuant to Rule 105, and that the Competitor’s performance(s) and all activity related to the ISU Event, may be filmed, televised, photographed, identified, and otherwise depicted, recorded and further exhibited and distributed worldwide under conditions and for the purposes now or hereafter authorized by the ISU in relation to promoting the Figure and Speed Skating sports. iii) In respect of information about Personal Data that they declare and agree: - that personal data are collected by the ISU and such data are stored and used by the ISU, and when necessary, third parties, for the purposes only of, and to the extent necessary only in relation to facilitate their participation in, and/or organizing competitions; personal data may include but will not be limited to full legal name as per national identity documents, address, date of birth, nationality, and sex; - that the ISU shares with the concerned National Anti-Doping Organization all concerned personal data with relevance for the Athlete Biological Passport according to the WADA Operating Guidelines (For competitors only); - to the transfer of personal data to the ISU and by them to such third parties, and to the processing of such data and potentially any relevant sensitive personal data (including about unspent criminal convictions), as are necessary for security and other background checks by the ISU in order for them to gain the necessary accreditation for competitions; - that the ISU and other necessary third parties, including National Anti-Doping Organizations, law enforcement and border services agencies, may share amongst themselves and with third parties personal data for the purposes of investigating and/or prosecuting breaches of any of the relevant provisions of the ISU Statutes. This includes in particular personal data with relevance for the Athlete Biological Passport (ABP) according to the WADA Operating Guidelines (for competitors only) and/or betting rules; - to the collection and use of personal data and statistics in ISU approved research projects (e.g. athlete biographies, questionnaires, filming, measures, medical encounters etc.) conducted during the competitions; - to personal data being used in any other way to which the concerned person provides his express consent to the ISU.
b)
All Figure Skating Competitors and their Members shall: i) certify and warrant that the music and choreography presented and used by the Competitor have been fully cleared and authorized for public use and television and other media exhibition broadcast and re-broadcast throughout the world without further clearances or payments of any kind on the part of the ISU, the organizing Member, the Organizing Committee or the relevant television networks or broadcasters being required; ii) declare that they understand and will comply with ISU General Regulations, Rule 102 paragraph 6.a) regarding the display and non-display of trademarks during Events, including, but not limited to, prize-giving ceremonies, and recognize that negative consequences as outlined in ISU Communication 1625, titled “Uniforms/Racing Suits/Clothing (or any update of this Communication) will result from non-compliance with the ISU requirements.
c)
All Speed Sating and Short Track Speed Skating Competitors and their Members shall:
261
i) declare that they understand and will comply with ISU Communication 1625, titled “Uniforms/Racing Suits/ Clothing” (or any update of this Communication) and recognize that negative consequences will result from non-compliance with the ISU requirements; ii) declare that they understand and will comply with ISU General Regulations Rule 102 paragraph 6.b) regarding the display and non-display of trademarks during Events, including, but not limited to, award ceremonies. Rule 132 Communications during Championships All official communications during ISU Championships must be published in English. Rule 133 Titles The winner of a Championship bears the title: a)
World Allround (or European) Speed Skating Champion or Lady World Allround (or European) Speed Skating Champion for _ (year of the Event).
b)
World Sprint Champion or Lady World Sprint Champion for _ (year of the Event).
c)
World (or European) Speed Skating Champion or Lady World (or European) Speed Skating Champion ___ meters for _ (year of the Event) and World Speed Skating Mass Start Champion or Lady World Speed Skating Mass Start Champion for __ (year of the Event). The provision relating to the European Champions is effective as of the season 2016/17.
d)
World Speed Skating Team Pursuit Champions and Ladies World Speed Skating Team Pursuit Champions for (year of the Event).
e)
World Junior Allround Speed Skating Champion or Lady World Junior Allround Speed Skating Champion for _ (year of the Event).
f)
World Junior Speed Skating Team Pursuit Champions or Ladies World Junior Speed Skating Team Pursuit Champions for _ (year of the Event).
g)
World Junior Speed Skating Champion or Lady World Junior Speed Skating Champion ____meters for _ (year of the Event) and World Junior Speed Skating Mass Start Champion or Lady World Junior Speed Skating Mass Start Champion for ____ (year of the Event).
h)
World (or European) Short Track Speed Skating Champion or Lady World (or European) Short Track Speed Skating Champion for _ (year of the Event); World (or European) Short Track Speed Skating Champion or Lady World (or European) Short Track Speed Skating Champion 500/1000/1500 meters for _ (year of the Event). The provision for the European Champions for the 500/1000/1500 meters is effective as of the season 2016/17.
i)
World Junior Short Track Speed Skating Champion or Lady World Junior Short Track Speed Skating Champion for _ (year of the Event). j) World (or European) Short Track Speed Skating Relay Champions or Ladies World Short Track Speed Skating Relay Champions for _ (year of the Event).
k)
World Junior Short Track Speed Skating Relay Champions or Ladies World Junior Short Track Speed Skating Relay Champions for __ (year of the Event).
l)
World (or European or Four Continents) Figure Skating Champion or Lady World (or European or Four Continents) Figure Skating Champion for _ (year of the Event).
m)
World (or European or Four Continents) Pair Champions for _ (year of the Event).
n)
World (or European or Four Continents) Ice Dance Champions for _ (year of the Event).
o)
World Synchronized Skating Champion for _ (year of Event).
p)
World Junior Figure Skating Champion or Lady World Junior Figure Skating Champion for _ (year of the Event).
q)
World Junior Pair Champions for _ (year of the Event).
r)
World Junior Ice Dance Champions for _ (year of the Event).
262
s)
World Junior Synchronized Skating Champion for _ (year of Event).
Rule 134 1.
Medals
The organizing Member or affiliated club must obtain the ISU Championship medals from the Secretariat upon prepayment of the cost in advance. 2.
Members of the ISU are not permitted to present, for other competitions, any medals which resemble or are similar to the
ISU Championship medals. 3.
Award of medals
The ceremonies of awarding medals at ISU Championships shall be as follows: a)
When the competition has been completed and the results have been calculated, the final placements are announced and first the champion and then the second and third placed Competitors are called to the winners’ platform on the ice.
b)
For the ISU World Synchronized Skating Championships (senior and junior), when the competition has been completed and the results have been calculated, the final placements are announced, first the champion team captain and team and then the second and third placed team captains and teams are called to the winners platform on the ice. The team captains shall stand on the podium and the respective teams shall be lined up behind their captain on the ice.
c)
The Representative of the ISU awards the champion(s) (team captain) the gold ISU medal(s) (ISU World Synchronized Skating medal) and the silver and bronze ISU medal(s) (ISU Synchronized Skating medal) to the second and third placed Competitors (team captains) in the event. In Speed Skating (but not in Short Track) the Referee presents the champion with a laurel wreath. The Referee and Assistant Referee or Technical Controller and the representative of the organizing Member also may congratulate the medal winners (team captains) and present flowers to them. Representatives of the organizing Member award the ISU Synchronized Skating medals to the members of the teams and registered alternates.
d)
The national anthem of the country of the champion(s) shall be played and the flags of the countries of the three medal winners shall be hoisted, whenever possible (except when prevented by government or law). The short version of the national anthem of a Member may be played when such an official version exists. It is the duty of the organizing Member to provide the necessary anthems and flags. In Speed Skating the champion and in Figure Skating the medal winners skate a lap of honor once around the ice surface.
e)
In Short Track Speed Skating at European Short Track and World Junior Short Track Speed Skating Championships, the Referee shall present after completion of each distance (excluding 3000m) the ISU small gold, silver and bronze medals to the winners, the second and third placed Skaters respectively in each distance, but no anthem shall be played or flags hoisted.
f)
In Figure Skating the Referee shall present after the completion of each segment (Short Program and Free Skating for Ladies, Men, Pairs and in Synchronized Skating and Short Dance and Free Dance for Ice Dance) a small ISU gold medal to the winner of each event and small silver and bronze medals to the second and third in each discipline, but no anthem shall be played or flags hoisted. The ceremony cannot be held on the ice and/or in the kiss and cry area.
Rule 135 Results of Championships The result of the ISU Championships including good pictures of those placed first, second and third must be published on the ISU website in protocol form at the latest two weeks after the Championships. The results must be published in English. It is the responsibility of the organizing Member to provide the results in electronic form latest one week after the Championships to the Secretariat.
263
G. ISU Events Rule 136 1.
Organization
In addition to the ISU Championships, the ISU may organize other ISU Events, as set forth in Rule 100, paragraph 3. 2.
Allotment
The allotment of ISU Events in Figure Skating and Speed Skating shall be made by the ISU Council. 3.
Applications
Applications for ISU Events in Figure Skating and Speed Skating must be submitted by the Member seeking to host such an ISU Event, within time limits and including detailed information as requested by the ISU in ISU Communications or Circular Letters. 4.
Expenses
For the allocation of Expenses, the ISU Memorandums for guidance in hosting the respective ISU Event applies. 5.
Financial arrangements
All financial arrangements are negotiated and agreed between respective parties. However, all international television rights remain with the ISU, except as specified in Rule 105, paragraph 1.a). 6.
Members with Skaters who place within the first ten places at any ISU Championships and who continue in the following
season to participate in Skating competitions and/or exhibitions as eligible Skaters, shall have the obligation, when entering or authorizing the participation of such Skaters in Skating competitions and/or exhibitions, to give first priority to participation of such Skaters in those ISU Events which are the subject of ISU television and commercial contracts as notified to Members. Members who fail to comply with the above obligation, and Skaters who refuse to participate in such ISU Events, without medical or other justified reasons, shall be subject to sanctions under the relevant Rules. 7.
In any ISU Event the Member/Organizer must pay the prize money of the amount specified by the Council.
8.
The Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators and OAC members for the ISU Grand
Prix of Figure Skating events and Final (junior and senior) and the Olympic Qualifying Competition as well as the Referees, Assistant Referees, Starters and one Competitors Steward for Speed Skating Short Track Speed Skating World Cup events or the same Officials for any newly added ISU Event shall be appointed by the President in line with Article 16, paragraph 2.f) of the Constitution. H.
Expenses
Rule 137 1.
International Competitions
For International Competitions, the organizing Member or affiliated club may provide or pay the expenses for travel, room and meals of all Competitors and as many officials of those Members invited to participate as it desires to invite, but is not required to do so. 2.
For Competitors and exhibitors in Figure Skating, expenses for travel, room and meals may be reimbursed either through or
to such participant’s own Member or affiliated club or through the Member or affiliated club organizing the event, but must not be paid directly to such participant. 3.
In Speed Skating, at the site of an event, the expenses for room and meals may be provided or paid by the organizing
Member or affiliated club for the days of the entire event and for one day after it, at hotels designated by it.
264
4.
Members and affiliated clubs are not permitted to demand or to pay for participation in a competition, exhibition or other
event more than the actual expenses incurred for travel (economy fare by air) and any necessary expenses during travel, as well as room and meals at the site of the event. 5.
Any participant who elects to stay at a hotel other than the one designated by the organizing Member or affiliated club shall
be entitled to receive only the per diem amount applied to such other hotel specified by such Member or club. Such participants are responsible for notifying the organizing Member or affiliated club of their local addresses. 6. a)
In Figure Skating and Synchronized Skating competitions: the organizing Member or affiliated club must provide or pay the expenses for travel, room and meals of all Referees, Technical Controllers and Technical Specialists invited to serve.
b)
In Short Track Speed Skating World Cups: the expenses for travel of the Officials assigned by the ISU and/or the Short Track Speed Skating Technical Committee shall be the responsibility of the ISU. The Organizing Member or affiliated club must pay room and meal expenses according to paragraphs 10.b) and c) of this Rule.
7.
In Figure Skating, for exhibitions, the organizing Member or affiliated club may provide or pay the expenses for travel, room
and meals of the exhibitors concerned and of any invited individuals accompanying them. 8.
In Figure Skating, for ISU Events, including Series, the Organizing Member must provide or pay the expenses for room and
meals of all Competitors, Referees, Technical Controllers, Technical Specialists and Judges beginning not later than lunch on the day before the competition and ending with lunch on the day after it. 9.
ISU Championships
For ISU Championships the ISU must pay the travel expenses of: a)
The President, unless he is acting as the ISU Representative.
b)
The Vice President (Figure Skating or Speed Skating, as appropriate), unless he is acting as the ISU Representative.
c)
The Director General and the Sports Directors of the respective Branch/ discipline of the ISU.
d)
In Speed Skating, one member of the applicable Technical Committee. In Figure Skating including Synchronized Skating, one member of each of the applicable Technical Committees which has no member of the committee present as a Referee, Assistant Referee(s), Technical Controller or Technical Specialist.
e)
The ISU Medical Advisor designated by the President to attend the Championships.
f)
In the Figure Skating Branch, all necessary Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators appointed by the President and all Judges nominated and participating in the draws for the composition of the panels of Judges pursuant to Rule 521 for Single & Pair Skating and Ice Dance and Rule 971 for Synchronized Skating.
g)
In the Speed Skating Branch all necessary Referees, Assistant Referees and Starters appointed by the President.
h)
In Short Track Speed Skating for ISU Championships all necessary Competitors Stewards appointed by the President.
10. a)
For ISU Championships the organizing Member must provide or pay: The expenses for room and meals for the ISU President, Vice President (Figure Skating or Speed Skating, as appropriate), Director General and the Sports Directors of the respective Branch/discipline and Medical Advisor.
b)
The expenses for travel, room and meals of the ISU Representative, two Regional Event Coordination Assistants and the Representative of the applicable Technical Committee for Speed Skating or Short Track Speed Skating, for the Event and for one consultation and inspection visit for each, if required.
c)
The expenses for room and meals for the necessary Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, Starters and Competitors Stewards.
265
d)
The expenses for room and meals for all Council members and members of the Technical Committees for Single & Pair Skating, Ice Dance, Synchronized Skating, Speed Skating and Short Track Speed Skating, respectively, for the Championship concerned, not serving as ISU Representative, Regional Event Coordination Assistant, Referee or Assistant Referee, Technical Controller or Technical Specialist.
e)
In Single & Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating, the expenses for room and meals for one Judge in each competition in which a Member has Judges drawn and present in line with the applicable Rules and Communications.
f)
The expenses for room and meals for all Competitors participating in the Championships. This provision does not apply for Synchronized Skating, see 10.h) below.
g)
The expenses for room and meals of one team leader for each participating Member in the Championships. This provision does not apply for Synchronized Skating, see 10.h) below.
h)
For the ISU World Synchronized Skating Championships, the organizing Member, affiliated club or the ISU is not responsible for paying the room, meal or travel expenses for team leaders, team managers or members of participating teams. The participating Member is responsible for and must pay the room, meals and travel expenses.
11.
For ISU Championships not more than two Competitors should be accommodated in one room, where possible, but in no
event shall more than three Competitors be assigned to one room. The accommodation must be of an acceptable standard with facilities for meals at times compatible with the schedule of the skating events. Any participant having special requirements for his or her accommodations must inform the organizing Member or affiliated club in due time and shall pay any difference in cost required in advance. 12.
For ISU Championships single bedrooms should be provided for Referees, Judges, Technical Controllers, Technical
Specialists, OAC members, Starters and Competitors Stewards where possible, but in no circumstances shall these Officials be required to share accommodations with Competitors. 13.
An organizing Member or affiliated club holding an ISU Championship may also provide or pay the expenses for travel, room
and meals for as many other officials of those Members participating as it desires to invite. 14.
In Speed Skating, expenses shall be paid by the organizing Member or affiliated club for room and meals at the designated
hotels for the days of the event, beginning with lunch on the day before the competition and ending with lunch on the day after it, if the participants have to leave in the afternoon. 15. a)
In Single & Pair Skating, Ice Dance and Synchronized Skating, the room and meal expenses of the Office Holders referred to in paragraphs 10.a) and d) above, shall begin with lunch on the day of the first draw of the Championships and end with lunch on the day following the last prize giving or the awards banquet or the exhibition, whichever is later.
b)
For Figure Skating, the room and meal expenses for Referees, Data & Replay Operators and Judges shall begin with lunch on the day preceding the concerned initial Judges’ meeting and end with lunch on the day following the last prize giving or the awards banquet or the exhibition, whichever is later. For Synchronized Skating, the room and meal expenses for Referees, and Judges shall begin with lunch on the day preceding the Judges’ meeting and end with breakfast on the day after the round table discussions or the closing banquet/Skaters’ party whichever is later.
c)
For all ISU Figure Skating Championships the room and meal expenses for all Competitors participating, and one team leader, the Technical Controllers and the Technical Specialists shall begin with dinner on the third day prior to the start of the Championships and end with lunch on the day following the last prize giving or the awards banquet or the exhibition, whichever is later. (See paragraph 10.h) above for the ISU World Synchronized Skating Championships Junior & Senior); For the ISU World Synchronized Skating Championships (Junior & Senior) the room and meal expenses for the Technical Controllers, the Technical Specialists and the Data and Replay Operators shall begin with dinner on the day preceding the
266
first official practice until breakfast the day following the round table discussion or Closing Party whichever is later. d)
For Competitors (except Synchronized Skating) participating in the post competition exhibitions and one team leader concerned, the expenses shall end with lunch on the day following the last exhibition.
16.
The organizing Member or affiliated club holding an ISU Championship is not permitted to dictate the airlines or flight
schedules to be used by those officials, the travel expenses of whom it is obligated to pay, unless travel has been arranged by special charter. Rule 138 1.
Olympic Winter Games
For the skating competitions of the Olympic Winter Games, the ISU will pay the travel, room and meal expenses of the following: a)
The President, the Vice Presidents, the Director General and the Sports Directors.
b)
The necessary Referees, Assistant Referees, Technical Controllers, Technical Specialists, Data & Replay Operators, OAC members, Starters and Competitors Stewards appointed by the President (see Article 16, paragraph 2.f) of the Constitution and Rule 126, paragraph 8).
c)
Figure Skating Judges named by the participating Members, subject to the following: i) Judges panels will be drawn from Members in accordance with Rule 402. A Member may name one Judge and one substitute in the discipline/s in which they have been drawn, but considering limitations in available accommodation, not more than three Judges in total; ii) when a Member has been drawn for all four (4) disciplines, one of the Judges assigned must serve in two (2) competitions; or iii) when a Member has been drawn for all four (4) disciplines, a request to name a fourth Judge may also be made to the ISU; iv) if the request is granted and in case the Organizing Committee of the OWG does not cover the expenses for such fourth Judge, the expenses for this Judge will be paid by the Member; v) when a Member has the right to name a Judge for the Ice Dance competition, the expenses of such Judge.
2.
Every Member having the right to nominate Figure Skating Judges must confirm to the Secretariat not later than 10 days
after the end of the Olympic Qualifying Competition preceding the Olympic Winter Games, its intention to nominate and send such Judges. The travel expenses of the participating Judges should be submitted to and be reimbursed by their own Members, respectively. Such Members must in turn submit a documented accounting to the Secretariat for final reimbursement of the expenses incurred. With respect to airfares, the ISU will reimburse the cost only at the cheapest possible economy air fares. 3.
The expenses of all other officials required, other than the Regional Event Coordination Assistants and those set forth in
paragraph 1 above, shall be the responsibility of the Organizing Committee of the Olympic Winter Games in agreement with the Member for the country in which the Games are held. I.
Doping
Rule 139 1.
Anti-Doping Rules and Procedures
All Anti-Doping matters shall be regulated by the ISU Anti-Doping Rules and Procedures to be adopted by the Council and published in the form of an ISU Communication. Such Anti-Doping Rules and Procedures will follow the general principles included in the World Anti-Doping Code as in force and published by the World Anti-Doping Agency (WADA) and also being adopted by the International Olympic Committee (IOC) and shall be binding as of the day they are published. 2.
In case that the World Anti-Doping Code is amended, the Council shall have the right to modify, amend, replace or cancel
267
with immediate effect the ISU Anti-Doping Rules and Procedures. J.
Medical
Rule 140 1. a)
On-site medical services In Figure and Speed Skating Competitions, a trained emergency medical team, consisting of an appropriately trained medical doctor and adequate number of emergency paramedical staff, must be present at each arena during all scheduled practices and competitions. An ambulance must be accessible within five (5) minutes for the treatment of ill or injured Skaters. If the response time is more than five (5) minutes, an ambulance must be on site.
b)
For medical services at the different hotel(s) there must be a physician available on short notice (10-15 minutes) at all times.
c)
In Short Track Speed Skating competitions, emergency medical personnel and an appropriately trained medical doctor must be present at the rinkside and an ambulance must be present during all scheduled practice sessions and competitions.
2.
A medical room must be close to the ice surface and accessible by ambulance personnel for the treatment of ill or injured
Skaters. The medical room and/or the ambulance/personnel must have the equipment to treat and stabilize cardiovascular collapse, respiratory compromise, lacerations (minor and major), extremity, spinal and head trauma. 3.
The Chief Medical Officer is responsible for prearranging liaison with the clinics, hospitals, and appropriate specialist for the care of Competitors during competition.
4.
The Organizers shall provide without charge emergency medical services for all participants at competition and practice.
5. a)
In the case a Skater is withdrawn for injury or illness a Medical Certificate is required to be submitted to the ISU as provided by ISU Regulations, Communications or Announcements.
b)
The Certificate must be issued on the stationary of a Medical Doctor or on an ISU withdrawal notification form in case of incompetition withdrawal and duly signed by the Skater and the Medical Doctor. If the certificate is not in English a translation signed by the President or General Secretary of the Member of respective Skater must be attached.
c)
In addition, upon request of the respective Vice President, the Certificate must be received by the ISU within 72 hours after the notice of withdrawal, and the Member or the Skater must include or attach the following additional information: i) the history which clearly indicates the date of injury or date of onset of illness, the type of injury or illness and severity of injury or illness as well as the physical findings on examination; ii) copies of laboratory or radiological reports that were conducted in the investigation of the injury/illness; iii) the recommended treatment by the physician including medications, therapy, advice on training frequency and intensity, date for follow-up examination (a copy of this assessment should then be forwarded to the ISU), expected date of return to full activity, planned further investigations and/or criteria for return to full activity.
Rule 141 1.
Safety
It is the responsibility of all Members to ensure that their Competitors can physically and mentally compete safely. If a Competitor is withdrawn for medical reasons, written notification must be submitted by the team medical doctor or competition physician to the Referee and Medical Advisor prior to the event. Reinstatement may not be made without certification by the team medical doctor or competition medical doctor to the Referee. 2.
Any medical appliances containing metal or hard plastic must be approved by the medical advisor/competition physician and
the Referee in advance of the competition. 3. When entering an eligible Skater in an ISU Championship or International Competition, the Member making the entry shall certify that the Skater is physically and mentally able to participate safely.
268
Rule 142 Security Members organizing ISU Events must follow the ISU guidelines regarding security as included in the respective Memorandums for holding such ISU Events and/or as published in dedicated ISU Communications. Rules 143–199 are reserved for any further regulations in Part II: “General Regulations”. INTERNATIONAL SKATING UNION Founded: July 23rd, 1892, at Scheveningen (Netherlands) MEMBERS AND
Andorra
Federacio Andorrana d’Esports de Gel (Figure)
ARG
Argentina
Argentine Ice Speed Skaters Union (UVEPA) (Speed) Federacion Argentina de Patinaje Sobre Hielo (Figure)
ARM
Armenia
Figure Skating Federation of Armenia (Figure)
AUS
Australia
Australian Ice Racing Inc. (Speed) Ice Skating Australia Incorporated (Figure)
AUT
Austria
Österreichischer Eisschnelllauf Verband (Speed)
AZE
Azerbaijan
The Skating Federation of Azerbaijan Republic (Figure)
BLR
Belarus
Skating Union of Belarus
BEL
Belgium
Fédération Royale Belge de Patinage de Vitesse (Speed)
Österreichischer Eiskunstlauf Verband (Figure)
Fédération Royale Belge de Patinage Artistique (Figure) BIH
Bosnia and
Skating Federation of Bosnia and Herzegovina
Herzegovina BRA
Brazil
Brazilian Ice Sports Federation (Figure)
BUL
Bulgaria
Bulgarian Skating Federation
CAN
Canada
Speed Skating Canada (Speed) Skate Canada (Figure)
CHN
China
Chinese Skating Association
TPE
Chinese Taipei
Chinese Taipei Skating Union
CRO
Croatia
Croatian Skating Federation
CYP
Cyprus
Cyprus Skating Federation (Figure)
CZE
Czech Republic
Czech Speed Skating Federation (Speed) Czech Figure Skating Association (Figure)
DEN
Denmark
Dansk Skøjte Union
PRK
D.P.R. Korea
Skating Association of the Democratic People’s Republic of Korea
EST
Estonia
The Estonian Skating Union
FIN
Finland
Suomen Luisteluliitto (Speed) Suomen Taitoluisteluliitto (Figure)
FRA
France
Fédération Française des Sports de Glace
GEO
Georgia
Georgian Figure Skating Federation (Figure)
GER
Germany
Deutsche Eisschnelllauf-Gemeinschaft (Speed) Deutsche Eislauf-Union e.V. (Figure)
GBR
Great Britain
National Ice Skating Association of UK Ltd.
GRE
Greece
Hellenic Ice Sports Federation
GRN
Grenada
Grenada Figure Skating Association (Provisional Member Figure)
HKG
Hong Kong/
Hong Kong Skating Union Ltd
China HUN
Hungary
Hungarian National Skating Federation
269
ISL
Iceland
Icelandic Skating Association (Figure)
IND
India
Ice Skating Association of India
INA
Indonesia
Persatuan Olahraga Sepatu Roda Seluruh Indonesia (PORSEROSI) (provisional Member for Figure and Speed)
IRL
Ireland
Ice Skating Association of Ireland (Figure)
ISR
Israel
Israel Ice Skating Federation
ITA
Italy
Federazione Italiana Sport del Ghiaccio
JPN
Japan
Japan Skating Federation
KAZ
Kazakhstan
National Skating Federation of the Republic of Kazakhstan
LAT
Latvia
Latvian Skating Association
LTU
Lithuania
Lithuanian Speed Skating Association (Speed) Lithuanian Skating Federation (Figure)
LUX
Luxembourg
Union Luxembourgeoise de Patinage de Vitesse (Speed) Union Luxembourgeoise de Patinage (Figure)
MAS
Malaysia
Ice Skating Association of Malaysia
MEX
Mexico
Federacion Mexicana de Patinaje Sobre Hielo y Deportes de Invierno, A. C. (Figure)
MON
Monaco
Fédération Monegasque de Patinage (Figure)
MGL
Mongolia
Skating Union of Mongolia
MAR
Morocco
Association of Moroccan Ice Sports (Provisional Member Figure)
NED
Netherlands
Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond
NZL
New Zealand
Ice Speed Skating New Zealand Inc (Speed) New Zealand Ice Figure Skating Association (Inc) (Figure)
NOR
Norway
Norges Skøyteforbund
PHI
Philippines
Philippine Skating Union (Figure)
POL
Poland
Polish Speed Skating Association (Speed) Polish Figure Skating Association (Figure)
PUR
Puerto Rico
Puerto Rico Figure Skating Federation (Figure)
KOR
Rep. of Korea
Korea Skating Union
ROU
Romania
Romanian Skating Federation
RUS
Russia
Russian Skating Union (Speed) The Figure Skating Federation of Russia (Figure)
SRB
Serbia
Serbian Skating Association
SIN
Singapore
Singapore Ice Skating Association
SVK
Slovak Republic
Slovak Speed Skating Union (Speed) Slovak Figure Skating Association (Figure)
SLO
Slovenia
Slovene Skating Union
RSA
South Africa
South African Speed Skating Association (Speed) South African Figure Skating Association (Figure)
ESP
Spain
Federacion Española de Deportes de Hielo
SWE
Sweden
Svenska Skridskoförbundet (Speed) Svenska Konstakningsförbundet (Figure) Stockholms Allmänna Skridskoklubb (Club Member)
SUI
Switzerland
Schweizer Eislauf-Verband Internationaler Schlittschuh-Club Davos (Club Member)
THA
Thailand
Figure and Speed Skating Association of Thailand
TUR
Turkey
Turkish Ice Skating Federation
UKR
Ukraine
Ukrainian Speed Skating Federation (Speed) Ukrainian Figure Skating Federation (Figure)
UAE
United Arab
UAE Ice Sports Federation (Provisional Member Figure)
Emirates USA
USA
US Speedskating (Speed)
270
The United States Figure Skating Association (Figure) UZB
Uzbekistan
Winter Sports Association of Uzbekistan
INTERNATIONAL SKATING UNION Headquarters: Registered postal address: Ch. de Primerose 2, 1007 Lausanne, Switzerland, Phone: (+41) 21 612 66 66, Fax: (+41) 21 612 66 77, E-Mail:
[email protected] OFFICE HOLDERS 2014-2016 Council: President:
Ottavio Cinquanta
Italy
1st Vice President:
Figure Skating:
David M. Dore
Canada
Vice President:
Speed Skating:
Jan Dijkema
Netherlands
Members:
Figure Skating:
Marie Lundmark
Finland
Junko Hiramatsu
Japan
Phyllis Howard
USA
Tjasa Andrée-Prosenc
Slovenia
György Martos
Hungary
German Panov
Russia
Lan Li
China
Roland E. Maillard
Switzerland
Director General:
Fredi Schmid
Switzerland
Treasurer:
Ulrich Linder
Switzerland
Legal Advisors:
Michael Geistlinger
Austria
Béatrice Pfister
Switzerland
Charles Z. Cyr
USA
Krisztina Regöczy
Hungary
Speed Skating Sports Director:
Hugo Herrnhof
Italy
Sport Manager Figure Skating:
Peter Krick
Germany
Speed Skating:
Figure Skating Sports Directors:
Technical Committees: Single & Pair
Chair:
Alexander Lakernik
Russia
Skating:
Members:
Fabio Bianchetti
Italy
Rita Zonnekeyn
Belgium
Susan Lynch
Australia
Appointed Skater:
Patrick Meier
Switzerland
Appointed Coach:
David Paul Kirby
USA
Chair:
Halina Gordon-Poltorak
Poland
Members:
Robert Joseph Horen
USA
Gilles Vandenbroeck
France
Alla Shekhovtsova
Russia
Sylwia Nowak-Trebacka
Poland
Ice Dance:
Appointed Skater:
271
Appointed Coach:
Maurizio Margaglio
Italy
Synchronized
Chair:
Christopher Buchanan
Great Britain
Skating:
Members:
Mika Saarelainen
Finland
Karen Wolanchuk
USA
Philippe Maitrot
France
Appointed Skater:
Helena Ericson (Johansson)
Sweden
Appointed Coach:
Cathy Dalton
Canada
Speed
Chair:
Tron Espeli
Norway
Skating :
Members:
Nick Thometz
USA
Alexander Kibalko
Russia
Jae-Seok Choi
Rep. of Korea
Appointed Skater:
Christian Breuer
Germany
Appointed Coach:
Jildou Gemser
Netherlands
Short Track
Chair:
Stoytcho G. Stoytchev
Bulgaria
Speed Skating:
Members:
Reinier Oostheim
Netherland
Ji-Hoon Chae
Rep. of Korea
Nathalie Lambert
Canada
Appointed Skater:
Satoru Terao
Japan
Appointed Coach:
TBA
Disciplinary Commission: Chair:
Volker Waldeck
Germany
Members:
Allan Böhm
Slovak Republic
Fred Benjamin
USA
Egbert Schmid
Austria
Susan Petricevic
New Zealand
Chair:
Jane M. Moran
Canada
Members:
Sanda Dubravcic-Simunjak
Croatia
Joel C. Shobe
USA
Harm Kuipers
Netherlands
Hiroya Sakai
Japan
Ruben Ambartsumov
Ukraine
Hannu Koivu
Finland
György Sallak
Hungary
Medical Commission:
Development Coordinator: Honorary Presidents:
Year of election
Viktor Gustaf Balck †
Sweden
1925
Emerich von Szent Györgyi †
Hungary
1933
Herbert J. Clarke †
Great Britain
1955
James Koch †
Switzerland
1967
Jacques Favart †
France
1982
272
Olaf Poulsen †
Norway
1994
Sven Låftman †
Sweden
1971
Hendrik Roos †
Netherlands
1977
John R. Shoemaker †
USA
1980
Hermann Schiechtl
F.R.G.
1984
Georg Pettersson †
Sweden
1986
Jean Heckly†
France
1992
Josef Dedic †
Czech Republic
1994
Lawrence Demmy M.B.E.
Great Britain
1998
Gerhard Zimmerman
Germany
2010
Switzerland
1975
Hans Pfeiffer †
Austria
1939
Gustavus F. C. Witt †
Netherlands
1953
Marcel Nicaise †
Belgium
1959
Friedrich Kachler †
Austria
1959
Walter S. Powell †
USA
1961
Reginald J. Wilkie †
Great Britain
1963
Georg Krog †
Norway
1969
Ernest Labin †
Austria
1969
Harald Halvorsen †
Norway
1969
Ernest J. G. Matthews †
Great Britain
1977
Heinz Dragunsky †
G.D.R.
1980
Oskar Madl †
Austria
1980
George Blundun †
Canada
1980
Emil Skàkala †
Czechoslovakia
1980
Viktor Kapitonov †
U.S.S.R.
1984
Arne Kvaalen †
Norway
1984
Icilio Perucca †
Italy
1988
Elemér Tertak †
Hungary
1988
Donald H. Gilchrist
Canada
1992
Herman J. van Laer †
Netherlands
1992
Benjamin T. Wright
USA
1992
John Hurdis †
Canada
1992
Charles A. De More †
USA
1994
Hans Kutschera†
Austria
1996
Jean Grenier
Canada
1996
Jürg Wilhelm †
Switzerland
1998
Lars-Olof Eklund †
Sweden
1998
Jan W.P. Charisius †
Netherlands
1998
Wolfgang Kunz
Germany
1998
Honorary Vice Presidents:
Honorary Secretary: Georg Häsler † Honorary Members:
273
Joyce Hisey
Canada
2002
Walburga Grimm
Germany
2002
John Hall †
Great Britain
2002
Maria Bialous-Zuchowicz
Poland
2006
Claire Ferguson
USA
2006
Monique Georgelin
France
2006
Myong-Hi Chang
Rep. of Korea
2010
Courtney J.L. Jones O.B.E.
Great Britain
2010
Ulf Lindén
Sweden
2010
Gerhardt Bubník
Czech Republic
2010
James L. Hawkins
USA
2010
Past Presidents
Years of service
Willem H.J. Mulier †
Netherlands
1892–1894
Viktor Gustav Balck †
Sweden
1895–1924
Ulrich Salchow †
Sweden
1925–1937
Gerrit W.A. van Laer †
Netherlands
1937–1945
Herbert J. Clarke †
Great Britain
1945–1953
James Koch †
Switzerland
1953–1967
Ernest Labin †
Austria
1967
Jacques Favart †
France
1967–1980
Olaf Poulsen †
Norway
1980–1994
Jacques Favart Trophy
Year of award
established 1981 Irina Rodnina
U.S.S.R.
1981
Eric Heiden
USA
1983
Jayne Torvill / Christopher Dean
Great Britain
1986
Scott Hamilton
USA
1987
Katarina Witt
G.D.R.
1988
Karin Kania
G.D.R.
1990
Natalia Bestemianova / Andrei Bukin
Russia
1992
Tomas Gustafson
Sweden
1993
Gaétan Boucher
Canada
1994
Bonnie Blair
USA
1998
Kurt Browing
Canada
1998
Johann Olav Koss
Norway
1998
Ludmila & Oleg Protopopov
Switzerland
1998
Zoltán Balázs †
Hungary
1987
Willi Zipperlen †
Switzerland
1987
F. Ritter Shumway †
USA
1988
Herbert Kunze†
F.R.G.
1989
Assen Pavlov
Bulgaria
1989
Georg Häsler Medal established 1985
274
W. Thayer Tutt †
USA
1989
Victor Blinov †
U.S.S.R.
1990
Andrea Ehrig
G.D.R.
1990
Radovan Lipovscak†
Yugoslavia
1990
Courtney J. L. Jones O.B.E.
Great Britain
1991
Milan Duchon
Czechoslovakia
1992
Klaas Schipper
Canada
1992
Lysiane Lauret
France
1993
Anna Sinilkina †
Russia
1993
George Howie†
USA
1993
Pamela E.L. Davis, M.B.E. †
Great Britain
1994
Jurjen Osinga
Netherlands
1994
Ivan Mauer
Slovak Republic
1995
Florea Gamulea
Romania
1996
David E. Morgan †
Australia
1996
Beat Häsler
Switzerland
1998
Mitsuo Matsumoto
Japan
2000
Robert Moir
Canada
2002
Valentin Piseev
Russia
2002
Lysiane Lauret
France
2006
Lucy Brennan
USA
2007
Susan Johnson
USA
2007
Joachim Franke
Germany
2008
Ann Shaw
Canada
2008
Georg Häsler Medal established 1985
ISU Gold Award of Merit established 2004
275
Specifieke bepalingen | Hardrijden – Langebaan INHOUD I.
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR HET HARDRIJDEN
A.
Afstanden
Artikel
200
Afstanden en ploegenwedstrijden
201
Afstanden en ploegenwedstrijden bij ISU kampioenschappen Wereld allround kampioenschappen Europese kampioenschappen Wereld sprintkampioenschappen Wereldkampioenschap junioren Wereldafstandskampioenschappen Afstanden met mogelijke kwartetstarts
202
Afstanden bij Olympische Winterspelen
B.
Banen
Artikel
203
Standaardbanen
204
Andere banen voor het hardrijden
205
Baan bij ISU kampioenschappen en ISU World Cup wedstrijden
206
Baan bij Olympische Winterspelen
C.
Organisatie van wedstrijden
Artikel 207 208
Inschrijfgelden Inschrijvingen voor ISU kampioenschappen en ISU evenementen Inschrijvingen alleen door ISU leden Wereld afstandskampioenschappen Kwalificatietijden Wereld allround kampioenschappen Europese kampioenschappen Wereld allround kampioenschappen Wereld sprintkampioenschappen Wereldkampioenschap junioren Uiterste inschrijfdatum
209
Inschrijvingen voor Olympische Winter Spelen Inschrijvingsaantallen Kwalificatie systeem
D.
Officials en hun taken
Artikel
210
Benodigde officials
211
Benoeming van officials
212
Voordracht van scheidsrechters en starters voor ISU-kampioenschappen en Olympische Winterspelen
276
213
Voordracht van scheidsrechters en starters voor internationale wedstrijden en nationale kampioenschappen
214
Benoeming van scheidsrechters, starters en andere officials voor ISU kampioenschappen
215
Benoeming van officals voor Olympische Winterspelen
216
Taken en bevoegdheden van scheidsrechters
217
Taken en bevoegdheden van de starter Startapparatuur
218
Taken van baancommissarissen
219
Taken van de rondentellers
220
Taken van de commissaris van aankomst
E.
Wereldrecords
Artikel
221
Wereldrecordwedstrijden In acht te nemen voorwaarden Documenten die voorgelegd en uitgegeven moeten worden
F.
World cup
Artikel
222
G.
Uitrusting van deelnemers
Artikel
223
World cup hardrijden
Wedstrijdpakken en veiligheidsuitrusting Trainingskleding Schaatsen Communicatie apparatuur Muziekapparatuur Apparatuur voor tijdopneming Armband of andere middelen voor identificatie Inbreuk op regels voor uitrusting
224 – 225
gereserveerd
II.
Technische bepalingen voor het hardrijden
A.
Banen
Artikel
226
Afbakening van de wedstrijdbaan
227
Indeling van de baan, het meten Start- en finishlijnen Gebied voor coaches
228
Maatregelen ter bescherming van de veiligheid van de rijders Maatregelen ter voorkoming van ongevallen Beschermingsmaatregelen-minimum vereisten voor alle wedstrijden Beschermingsmaatregelen bij ISU evenementen en Olympische Winterspelen Gebied voor coaches
229
Het verzorgen van het ijs ISU ijscommissie
277
Informatie van de ijstechnisch deskundige B.
Organisatie van wedstrijden
Artikel
230
Aankondiging en leiding van kampioenschappen
231
Mededelingen tijdens ISU kampioenschappen
232
Data en inhoud van aankondigingen Aanvullende voorwaarden
233
Te late aankondigingen
234
Uitstel van de wedstrijddatum Intrekking van een aankondiging
235
Inschrijvingen, Schuilnamen/voorkeursnamen, en nagekomen inschrijvingen
236
Gereserveerd
237
Geldigheid van wedstrijden
238
Onkosten bij ISU kampioenschappen Vergoeding van kosten aan rijders en officials
C.
Lotingprocedures
Artikel
239
Openbare bijeenkomst voor aankondigingen en lotingen Loting bij ISU kampioenschappen en andere ISU wedstrijden
240
Loting bij Wereldallroundkampioenschappen, Europese kampioenschappen en Wereld afstandskampioenschappen. Eerste loting bij Wereld allround-kampioenschappen Verdere loting bij Wereld allround-kampioenschappen Kwalificatie voor de vierde afstand bij Wereld allround-kampioenschappen Loting bij Europese kampioenschappen
let op !
Loting bij Wereld afstandskampioenschappen 241
Loting bij Olympische Winterspelen
242
Loting bij Wereldkampioenschappen Sprint Loting bij internationale sprintwedstrijden
243
Loting bij de Wereld junior kampioenschappen
244
Loting bij internationale wedstrijden Evenementen met eenmalige toekenning van prijzen, loting en samenstelling van de paren.
245
Terugtrekking van de start na loting Inschrijving van reserves
246
Bijregeling van de startvolgorde
D.
Tijdwaarneming
Artikel
247
Automatische en handtijdopneming
248
Klokken
249
Officiële tijden
250
Handtijdopnemingprocedure
251
Automatische tijdopnemingprocedure
252
Tussentijden en tijden van afzonderlijke ronden
278
E.
Wedstrijdbepalingen
Artikel
253
Schaatsen tegen de wijzers van de klok in Schaatsen in afzonderlijke wedstrijdbanen Het wisselen van rijbaan Wedstrijden en afstanden met speciale regels
254
Oproep voor de start
255
Startprocedure Valse start
256
Binnen de aangeduide wedstrijdbaan blijven Het doorsnijden van de binnenste lijn in de bocht Het overschrijden van de lijnen van de aangeduide wedstrijdbaan op het rechte eind van de finish Uitzonderlijke situaties
257
Verantwoordelijkheid bij botsing Verantwoordelijkheid bij inhalen Diskwalificaties
258
Afstand tussen de rijders na inhalen
259
Gangmaken
260
Finishlijn
261
Wedstrijdbepalingen voor ploegenwedstrijden Ploegenachtervolging wedstrijden Aflossingswedstrijden Ploegen Sprint wedstrijden Diskwalificatie en nieuwe starts in ploegenwedstrijden
262
Toestemming om opnieuw te starten Vereiste rusttijd Startbanen voor herstart
263
Doping
F.
Resultaten van de wedstrijd
Artikel
264
Bekendmaking van de uitslagen
265
Uitslagen van wedstrijden over enkele afstanden Uitslagen van wedstrijden over meerdere afstanden Puntenberekening Eindklassement in wedstrijden over meerdere afstanden Uitslagen ploegenachtervolgingswedstrijden Uitslagen van Massastart wedstrijden Uitslagen van ploegen Sprint wedstrijden
266
Deelname aan alle afstanden
267
Titels
268
Winnaars
269
Medailles
270
Prijzen
271
Uitreiking van medailles
279
272
Uitslagen van kampioenschappen
273
Officieel protocol
G.
Protesten en diskwalificaties
Artikel
274
Protesten
275
Diskwalificatie
276
In beroep gaan
277
Uitsluiting van deelnemers enz.
H.
Kwartetstarts
Artikel
278
Competitiemodellen Startprocedure en samenstelling van de kwartetten
279
I.
gereserveerd
SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR HET HARDRIJDEN
A.
AFSTANDEN
Artikel 200 Afstanden en ploegenwedstrijden 1.
Internationale wedstrijden mogen ritten omvatten over de volgende afstanden:
-
100, 500, 1000 en 1500 meter (de zgn. korte afstanden)
-
3000, 5000 en 10000 meter (de zgn. lange afstanden) en wel over elk van deze afstanden met een toekenning van prijzen voor elke afstand, of over meerdere afstanden met één prijs.
2. Als aanvulling op de afstanden omschreven in lid 1, mogen Internationale wedstrijden ook ritten omvatten over andere kortere of langere afstanden, inclusief achtervolgingswedstrijden en massa-start wedstrijden (zie ook Artikel 253 lid 4). Ploegenwedstrijden mogen worden gehouden als ploegenachtervolgingswedstrijden, Ploegen sprintwedstrijden, aflossingswedstrijden enz. (zie ook art. 261). Dergelijke wedstrijden behoeven niet te worden gehouden op de gewone banen. (zie ook art. 204). Specifieke regels moeten door de organisatoren bekend worden gemaakt, en moeten refereren aan relevante reglementen of voorschriften gepubliceerd of bekrachtigd door de ISU. 3. Nieuwe wedstrijdvormen mogen worden uitgeprobeerd in internationale wedstrijden (met uitzondering van ISU-kampioenschappen), mits de volgende aanwijzingen worden nageleefd: a. een aanvraag moet van te voren bij de technische commissie hardrijden van de ISU worden ingediend en de goedkeuring van de commissie zijn verkregen b. In het announcement van de wedstrijd moet informatie worden verstrekt over de wijze en manier die wordt uitgeprobeerd. c.
Niet later dan twee weken na de wedstrijd moet het organiserende lid een rapport over de nieuwe methode indienen bij de technische commissie hardrijden van de ISU
4. Wijzigingen van technische aard met in achtname van de specifieke bepalingen en de technische bepalingen van het hardrijden mogen door de technische commissie hardrijden van de ISU worden uitgevoerd op testbasis in internationale wedstrijden. Leden moeten van dergelijke wijzigingen op de hoogte gebracht worden d.m.v. een ISU communication of een circular letter. Artikel 201 Afstanden en ploegenwedstrijden bij ISU-kampioenschappen
280
Wereldallround kampioenschappen 1.
De afstanden op de Wereldallround kampioenschappen zijn voor dames: 500, 3000, 1500 en 5000 meter en voor heren, 500, 5000, 1500 en 10 000 meter. Op de eerste dag van de Wereld allroundkampioenschappen zijn de afstanden voor dames 500 en 3000 meter en voor heren 500 en 5000 meter. Op de tweede dag van de Wereld allroundkampioenschappen zijn de afstanden voor dames 1500 en 5000 meter en voor heren 1500 en 10.000 meter.
Europese kampioenschappen 2. De afstanden voor de Europese kampioenschappen zijn voor dames, 500, 3000,
1500, en 5000 meter en voor heren de
500, 5000, 1500 en 10000 meter. 3. De Europese kampioenschappen worden over twee of drie dagen georganiseerd, naar keuze van de organisator in overleg met de “ISU Sports Director”.
De afstanden mogen worden verreden volgens één van de volgende
programma's, met de keus aan de organisator, in overleg met de technische commissie hardrijden van de ISU.
A2
A1 a. eerste dag
500 m. heren
500 m. dames
5000 m.heren
3000 m. dames
b. tweede dag
500 m.dames
1500 m. dames
1500 m. heren
B1
B2
500 m. dames
500 m. heren
500 m. heren
500 m. dames
3000 m. dames
5000 m. heren
5000 m. heren
3000 m. dames
1500 m. dames
1500 m. heren
C1
C2
500 m. heren
500 m. dames
5000 m. heren
3000 m. dames
500 m. dames
500 m. heren
1500 m. heren
1500 m. dames
1500 m. heren
1500 m. dames
10 000 m. heren
3000 m. dames
5000 m. heren
500 m. heren
3000 m. dames
5000 m. dames
5000 m. dames
10 000 m. heren
10 000 m. heren
5000 m. dames
5000 m. heren c. derde dag 1500 m. heren
1500 m. dames
1500 m. dames
5000 m. dames
10 000 m. heren
5000 m. dames
5000 m. dames
10 000 m. heren
10 000 m. heren
1500 m. heren
4. Met ingang van het seizoen 2016-2017 en afhankelijk van wijzigingen van artikel 201 lid 5, artikel 208 lid 5, artikel 240 lid 5 en artikel 268 lid 1: a. De Europese kampioenschappen zullen bij voorkeur worden gehouden op een buiten kunstijsbaan één maal per 2 jaar. b. De wedstrijden bij de Europese kampioenschappen zullen zijn: i) allroundcombinatie voor dames over 4 afstanden: 500, 1000, 1500 en 3000 m.; ii) allroundcombinatie voor heren over 4 afstanden: 500, 1000, 1500 en 5000 m.; iii) afstandswedstrijden voor dames: over 500 (2 x), 1000, 1500, 3000 meter en Massastartwedstrijd; iv)
afstandswedstrijden voor heren: over 500 (2 x), 1000, 1500, 5000 meter en Massastartwedstrijd;
v)
Ploegenwedstrijd voor dames: ploegenachtervolging over 6 ronden, voor nationale ploegen bestaande uit 3 rijders;
vi)
Ploegenwedstrijd voor heren: ploegenachtervolging over 8 ronden, voor nationale ploegen bestaande uit 3 rijders;
c) De Europese kampioenschappen worden georganiseerd over 3 dagen en de afstanden worden gereden overeenkomstig het volgende programma:
281
Dag 1 Dames: 500 m 1500 m
Heren:
Dag 2 Dames: 1000 m 3000 m
Heren: 1000 m 5000 m
500 m 1500 m
Dag 3 Dames: 500 m (2e x) , Ploegenachtervolging, Massastart Heren:
500 m (2e x) , Ploegenachtervolging,
Massastart Wereldkampioenschappen sprint 5. De afstanden voor de wereldkampioenschappen sprint voor dames en heren zijn 500 en 1000 meter. Op de eerste dag van de wereldkampioenschappen sprint worden de wedstrijden over 500 en 1000 meter gereden; op de tweede dag eveneens over 500 en 1000 meter. Wereldkampioenschappen junioren 6. De wedstrijden voor de wereldkampioenschappen voor junioren zijn: a voor de allround combinatie over 4 afstanden voor dames: 500, 1000, 1500 en 3000 meter; b voor de allround combinatie over 4 afstanden voor heren: 500, 1000, 1500 en 5000 meter; c voor afstandswedstrijden voor dames: 500, 1000, 1500 en 3000 meter en Massastartwedstrijd over 10 ronden; d voor afstandswedstrijden voor heren: 500, 1000, 1500 en 5000 meter en Massastartwedstrijd over 10 ronden; e
ploegenwedstrijden voor dames: ploegenachtervolging over 6 ronden voor nationale teams bestaande uit 3 rijders, en ploegen Sprintwedstrijd over 3 ronden voor nationale teams bestaande uit 3 rijders;
f
ploegenwedstrijden voor heren: ploegenachtervolging over 8 ronden voor nationale teams bestaande uit 3 rijders, en ploegen Sprintwedstrijd over 3 ronden voor nationale teams bestaande uit 3 rijders;
7. De wereldkampioenschappen junioren worden over drie dagen gehouden. De wedstrijden worden volgens het volgende programma verreden: Dag 1 Dag 2 Dag 3
Dames:
500 m 1500 m
Heren:
500 m 1500 m
Dames:
1000 m 3000 m Ploegen Sprint
Heren:
1000 m 5000 m Ploegen Sprint
Dames:
Ploegenachtervolging, Massastart 10 ronden
Heren:
Ploegenachtervolging, Massastart 10 ronden
Kwartetstarts moeten worden gebruikt voor de afstanden 3000 m. dames en 5000 m. heren. De Massastart wedstrijden zullen worden georganiseerd met 1 tussensprint in het midden van de wedstrijd, waarbij de deelnemers punten verdienen, die meetellen bij de einduitslag. Verdere bijzonderheden worden vermeld in de Technische Regels artikel 243, 253 en 265. De Ploegen sprint wedstrijden zullen worden georganiseerd in overeenstemming met Artikel 261, lid 3 met twee teams die gelijktijdig starten. Wereldafstandskampioenschappen 8. De wedstrijden bij de Wereldafstandskampioenschappen zijn: a. afstandswedstrijden voor dames: 500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter en Massastart wedstrijd over 16 ronden, b. afstandswedstrijden voor heren: 500, 1000, 1500, 5000 en 10000 meter en Massastart wedstrijd over 16 ronden, c. ploegenwedstrijden voor dames: ploegenachtervolging over 6 ronden voor
nationale teams,
bestaande uit drie (3) rijders per team.
282
d. ploegenwedstrijden voor heren: ploegenachtervolging over 8 ronden voor
nationale teams, bestaande uit
drie (3) rijders per team. De 500 meter voor dames en heren zal twee maal worden gereden. Het klassement zal worden gebaseerd op de totaaltijd van de twee ritten, (zie ook artikel 265 lid 1 b.). 9. De Wereldafstandskampioenschappen worden over vier dagen georganiseerd. De wedstrijden zullen worden gereden volgens het volgende programma: Dag 1
Dames: 3000m
Heren: 10.000m
Dag 2
Dames: 1000m, 5000m
Heren: 1500m, ploegenachtervolging
Dag 3
Dames: 500m (2x), ploegenachtervolging
Heren: 1000m, 5000m
Dag 4
Dames: 1500m, Massa-start
Heren: 500m (2x), Massa-start
De volgorde van de afstanden voor elke dag zullen worden bepaald door de ISU Sports Director in overleg met de organisatie en de ISU Technische Commissie hardrijden. Afstanden met mogelijkheid van kwartetstarts 10. Bij ISU-kampioenschappen mogen de 3000 meter voor dames, de 5000 meter voor dames en heren en de 10 000 meter voor heren worden ingedeeld met kwartetstarts (Zie Art. 278, lid 2a en 2c). Artikel 202 Afstanden bij Olympische Winterspelen 1. De afstanden bij de Olympische Winterspelen zijn: a. afstandswedstrijden voor dames: 500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter, en afhankelijk van de goedkeuring door het Internationaal Olympisch Comite´(IOC), Massa-start over 16 ronden; b. afstandswedstrijden voor heren: 500, 1000, 1500, 5000 en 10 000 meter, en afhankelijk van de goedkeuring door het Internationaal Olympisch Comite´(IOC), c.
Massa-start over 16 ronden;
Ploegenwedstrijd voor dames: Ploegenachtervolging over 6 ronden voor nationale teams van 3 rijders:
d. Ploegenwedstrijd voor heren: Ploegenachtervolging over 8 ronden voor nationale teams van 3 rijders; 2. Het programma voor het hardrijden tijdens de Olympische Winterspelen zal door het betreffende lid worden opgesteld. Het programma moet door het bestuur van de ISU worden goedgekeurd, in overleg met het IOC en het plaatselijke organisatiecomité van de Olympische Winterspelen. De Massa-start wedstrijden zullen echter als laatste schaatswedstrijden worden gereden, na afloop van alle andere individuele afstanden en ploegenachtervolgingswedstrijden. B.
BANEN
(zie ook art. 226, 227 en 228 van de technische regels)
Artikel 203 Standaardbaan
283
1.
Een standaardbaan voor hardrijden is een open, overdekte of gesloten ijsbaan, met dubbele wedstrijdrijbanen, maximaal 400 meter en minimaal 333 1/3 meter lang, met twee gebogen einden van elk 180 graden, waarbij de straal van de binnenbocht niet minder dan 25 meter en niet meer dan 26 meter mag bedragen.
2. De kruising dient gelijk te zijn aan de gehele lengte van het rechte eind, vanaf het einde van de bocht. 3. De breedte van de binnenste wedstrijdbaan moet 4 m. zijn. De breedte van de buitenwedstrijdbaan moet minstens 4 m. zijn. De straal van de binnenbocht moet 25, 25,5 of 26 m. zijn (zie voorbeelden bij de technische regels). Artikel 204 Andere banen voor het hardrijden Banen voor hardrijden, die niet voldoen aan de vorm of lengte van de standaardbaan, moeten worden uitgelegd met dubbele wedstrijdrijbanen van tenminste 200 meter lang, met een binnenstraal van tenminste 15 meter en een kruising van niet minder dan 40 meter en een rijbaanbreedte van tenminste 2 meter. Voor wedstrijden, die niet in overeenstemming zijn met de specifieke bepalingen (zie artikel 200, lid 2 en 3), mag de baan worden uitgelegd zonder afzonderlijke wedstrijdbanen, bij voorbeeld op meren, rivieren etc. Artikel 205 Baan bij ISU-kampioenschappen en ISU Wereldbeker wedstrijden De ISU-kampioenschappen en ISU Wereldbeker wedstrijden moeten op een 400 meter standaardbaan worden gehouden. De binnenkant van de wedstrijdbanen moet een inrij baan zijn met een minimumbreedte van 4 m. Artikel 206 Baan bij Olympische Winterspelen Bij de Olympische Winterspelen moeten de wedstrijden in het hardrijden worden geschaatst op een 400 meter ISU standaard kunstijsbaan met kunstmatig bevroren ijs. De baan moet worden uitgelegd in overeenstemming met de ISU-reglementen en moet een inrijbaan hebben van minstens 4 m. breedte aan de binnenkant van de wedstrijdbanen. De ijsbaan moet omsloten zijn door een verwarmd gebouw om beschermd te zijn tegen weer en wind. Het gebied aan de binnenkant van de wedstrijdbaan (middenterrein) moet bereikbaar zijn zonder dat men over het oppervlak van de ijsvloer hoeft te gaan. Er moet voor een redelijk aantal zitplaatsen voor toeschouwers gezorgd worden tezamen met deugdelijke voorzieningen voor deelnemers, officials, gasten, televisie en andere media. C.
ORGANISATIE VAN DE WEDSTRIJDEN
Artikel 207 Inschrijfgelden Er zijn geen inschrijfgelden verschuldigd voor ISU-kampioenschappen. Artikel 208 Inschrijvingen voor ISU-kampioenschappen en ISU evenementen Inschrijvingen alleen door ISU leden 1.
Inschrijvingen voor ISU-kampioenschappen en ISU-evenementen kunnen alleen worden gedaan door de respectievelijke ISU-leden (zie artikel 109, lid. 5 voor de uitzonderingen).
Kwalificatietijden
284
2. Minimum kwalificatietijden zijn vereist voor inschrijving voor alle ISU schaats Kampioenschappen. De vereiste kwalificatietijden voor de respectievelijke kampioenschappen, de kwalificatieperiode, de categorie van wedstrijden en andere voorwaarden waaronder de tijden moeten zijn behaald, worden vastgesteld door de technische commissie hardrijden van de ISU en zullen worden gepubliceerd in een ISU-communication. De ISU-leden zijn er voor verantwoordelijk om de best behaalde kwalificatietijden van elke deelnemer, die wordt ingeschreven voor ISU-kampioenschappen, ter verificatie voor te leggen. Indien voldoende verificatie ontbreekt, zal de inschrijving niet worden geaccepteerd. Wereld afstandskampioenschappen 3. a. Inschrijfquota voor Wereldafstandskampioenschappen zullen worden toegewezen aan de ISU leden, volgens een speciale Kwalificatie Ranglijst (SQRL) gebaseerd op resultaten, behaald gedurende het seizoen op aangewezen wereldbekerwedstrijden. De betreffende wereldbekerwedstrijden die tellen voor de SQRL zullen voor 1 september, voorafgaand aan de kampioenschappen, worden aangekondigd in een ISU Communication. Dit Communication zal ook de vereiste kwalificatietijden aangeven voor deelnemers die worden ingeschreven voor de betreffende evenementen. De maximum inschrijfquota voor een ISU lid is 3 deelnemers voor de verschillende evenementen, behalve voor de 5000 m. dames en 10.000 m. heren, Massastart dames en Massa-start heren. Voor deze evenementen is het maximum inschrijfquotum 2 deelnemers. Voor de ploegenachtervolging wordt 1 quotumplaats toegewezen aan ISU leden die zich volgens de SQRL hebben gekwalificeerd. b. Het totale aantal deelnemers op de afstanden zal als volgt worden beperkt :
c.
500 meter dames en heren
24
1000 meter dames en heren
24
1500 meter dames en heren
24
3000 meter dames en 5000m heren
20
5000 meter dames en 10.000m heren
12
Massa-start wedstrijden dames en heren
24
Ploegenachtervolging wedstrijd dames en heren
8 teams
Omschrijving van Speciale Kwalificatie Ranglijst (SQRL): i). Elke SQRL zal een combinatie zijn van 2 stel ranglijsten: Een ranglijst naar Wereldbekerpunten behaald bij de aangewezen wereldbeker-wedstrijden (SQRL puntenranglijst). Voor dames 3000m en 5000m en voor heren 5000m en 10 000m zullen de SQRL puntenranglijst voor elke afstand worden gebaseerd op wereldbekerpunten voor beide afstanden bij elkaar opgeteld; een ranglijst gebaseerd op beste tijden per rijder, behaald bij de aangewezen wereldbekerwedstrijden (SQRL tijdenranglijst ) op de betreffende afstand; ii). Bij een gelijke stand op één der twee ranglijsten zal de rijder met een betere rangschikking op de andere lijst een hogere rangschikking krijgen op de SQRL. Gelijke stand in de SQRL puntenranglijst zullen echter, indien mogelijk, eerst worden opgelost door de regels van de ISU wereldbekerranglijst. iii). Bij elk evenement bestaan de hoogste SQRL posities uit een zeker aantal schaatsers (voor elk ISU lid tellen alleen de rijders binnen het maximum quotum voor het betreffende evenement) of ploegen van de SQRL puntenranglijst, als volgt: Voor 500, 1000 en 1500 meter (dames en heren)
14
Voor 3000 meter dames en 5000 meter heren
12
Voor 5000 meter dames en 10.000m heren
6
Voor Massa-start wedstrijden dames en heren
24
Voor Ploegenachtervolging wedstrijd dames en heren
6
iv). * Het resterende deel van de SQRL zal worden gebaseerd op SQRL tijdranglijst
285
v). * De posities op de SQRL ranglijst boven het totaalaantal quota plaatsen op een wedstrijd zal worden vermeld als SQRL reserve posities. d.
Toewijzing van quota plaatsen aan ISU leden. Herziening quota plaatsen: i. De toewijzing van quota plaatsen aan ISU leden zullen voor elk evenement worden aangekondigd, kort na de laatste van de aangewezen schaatswedstrijden die tellen voor de SQRL. ii). Quota plaatsen zullen worden toegewezen volgens de SQRL, met de uitzondering dat het organiserende lid per evenement 1 quotum plaats zal worden toegewezen, ook indien hun best gerangschikte rijder slechts bij de 6 eerste SQRL reserve posities staat. Voor de ploegenachtervolgingswedstrijd zal het organiserende lid een quotum plaats worden toegewezen, ook indien hun team slechts bij de 3 eerste SQRL reserve posities staat. iii). Indien 1 of meer leden geen deelnemers inschrijven, overeenkomstig de toegewezen quota plaatsen, dan zullen deze quota plaatsen worden herverdeeld aan andere ISU leden overeenkomstig de SQRL ranglijst , maar met de voorkeur voor ISU leden die nog geen quotum plaats zijn toegewezen voor het betreffende evenement. De herverdelingsprocedure zal worden beperkt tot 6 SQRL reserveposities voor de individuele evenementen en 3 SQRL reserveposities voor de Ploegen evenementen. ISU leden die niet van plan zijn gebruik te maken van de hen toegewezen quota plaatsen, zijn verplicht het ISU secretariaat, zo spoedig mogelijk te informeren.
e.
Gebruik van toegewezen quota plaatsen (inschrijving voor elk evenement): Overeenkomstig de toewijzing van quota plaatsen zijn de inschrijvingen van deelnemers, inclusief maximaal 1 reserve per evenement, de verantwoording van het betreffende ISU lid. Alle ingeschreven deelnemers moeten echter de Kwalificatietijden, die voor de betreffende evenementen door de ISU zijn bepaald, hebben behaald (zie bovenstaand lid 2).
Wereld allround kampioenschappen 4. a. Het aantal deelnemers aan de Wereld Allround kampioenschappen is 24 dames en 24 heren. Het maximum aantal deelnemers van een ISU lid is drie (3) per geslacht; b. De inschrijvingsquota voor de ISU leden bij de Wereld allround kampioenschappen worden bepaald, gedeeltelijk door resultaten van de voorgaande kampioenschappen en gedeeltelijk door resultaten in een speciale kwalificatie wedstrijd gehouden bij een wereldbekerwedstrijd in het zelfde seizoen. De toewijzing van inschrijvingsquota wordt als volgt bepaald: i). ISU leden krijgen een eerste toewijzing van quota (maar maximaal 2 quota plaatsen) overeenkomstig hun aantal schaatsers die bij de vorige kampioenschappen bij de beste 12 waren. Het gastland krijgt een eerste quotum plaats, ook indien dat lid geen rijder had die zich bij het voorgaande kampioenschap had geplaatst bij de beste 12. ii).Overblijvende quota plaatsen worden toegewezen aan ISU leden op basis van een speciale kwalificatie ranglijst (SQRL), geformeerd uit de gecombineerde resultaten (totaal aantal punten overeenkomstig artikel 265 lid 3) van rijders die deelnamen aan zowel 1500m en 3000m (voor dames) en 1500m en 5000m (voor heren) bij de wereldbekerwedstrijd die was aangewezen als kwalificatie wedstrijd. Voor ISU leden die een eerste toewijzing van quota plaatsen hadden op basis van de resultaten van de vorige kampioenschappen zullen hun best gerangschikte rijders van de SQRL overeenkomstig het aantal van deze eerst toegewezen quota plaatsen, niet in aanmerking komen voor verdere toewijzing van quota plaatsen. iii). Wanneer 24 quotaplaatsen aldus zijn toegewezen wordt een genummerde reservelijst vastgesteld van een aantal quota plaatsen gebaseerd op de SQRL. Deze reservelijst zal worden gebruikt voor de herverdeling van quota plaatsen indien leden niet alle door hen behaalde quotaplaatsen zullen gebruiken. Bij het herverdelingsproces zal voorrang worden gegeven aan ISU leden aan wie nog geen quotumplaats is toegewezen. c. Begrepen in de toegewezen inschrijvingsaantallen voor de wereld allround kampioenschappen mag een ISU lid deelnemers inschrijven en een maximum van 1 reserve , waaronder rijders die de vereiste kwalificatietijden hebben behaald (zie bovenstaand lid 2). d. Gedetailleerde bepalingen voor de speciale kwalificatie wedstrijd en de SQRL zullen worden medegedeeld in een jaarlijkse ISU Communication die voor 1 september, zal worden gepubliceerd.
286
Europese kampioenschappen 5. a. Het maximum aantal deelnemers van een ISU lid aan de Europese kampioenschappen is drie (3) dames en drie (3) heren. De inschrijvingsaantallen voor elk lid worden als volgt vastgesteld overeenkomstig de resultaten van het voorafgaande kampioenschap:
leden zonder rijders bij de 20 besten:
1 deelnemer
leden met tenminste 1 rijder bij de 20 besten:
2 deelnemers
leden met tenminste 2 rijders bij de 12 besten:
3 deelnemers
Als echter het inschrijvingsquotum van het gastland slechts één 1 deelnemer zou zijn, gebaseerd op het voorgaande kampioenschap dan mag desondanks het gastland twee (2) deelnemers per geslacht inschrijven. b. Elk ISU lid mag maximaal een(1) reserve per geslacht inschrijven. Wereld Sprint kampioenschappen 6.
a. Het aantal deelnemers voor de Wereldkampioenschappen Sprint is beperkt tot 32 aantal deelnemers per ISU lid is drie (3) per
geslacht.
b. De inschrijvingsquota voor de ISU leden bij de Wereld sprint kampioenschappen resultaten van de voorgaande kampioenschappen gehouden bij een
dames en 32 heren. Het maximum worden bepaald, gedeeltelijk door
en gedeeltelijk door resultaten in een speciale kwalificatie wedstrijd
wereldbekerwedstrijd in het zelfde seizoen. De toewijzing van inschrijvingsquota
wordt als volgt
bepaald: i). ISU leden krijgen een eerste toewijzing van quota (maar maximaal 2 quota plaatsen) overeenkomstig hun aantal schaatsers die bij de vorige kampioenschappen bij de beste 16 waren. Het gastland krijgt een eerste quotum plaats, ook indien dat lid geen rijder had die zich bij het voorgaande kampioenschap had geplaatst bij de beste 16. ii).Overblijvende quota plaatsen worden toegewezen aan ISU leden op basis van een speciale kwalificatie ranglijst (SQRL), geformeerd uit de gecombineerde resultaten (totaal aantal punten overeenkomstig artikel 265 lid 3) van rijders die deelnamen aan zowel 500m en 1000m bij de wereldbekerwedstrijd die was aangewezen als kwalificatie wedstrijd. Voor ISU leden die een eerste toewijzing van quota plaatsen hadden op basis van de resultaten van de vorige kampioenschappen zullen hun best gerangschikte rijders van de SQRL overeenkomstig het aantal van deze eerst toegewezen quota plaatsen, niet in aanmerking komen voor verdere toewijzing van quota plaatsen. iii). Wanneer 32 quotaplaatsen aldus zijn toegewezen wordt een genummerde reservelijst vastgesteld van een aantal quota plaatsen gebaseerd op de SQRL. Deze reservelijst zal worden gebruikt voor de herverdeling van quota plaatsen indien leden niet alle door hen behaalde quotaplaatsen zullen gebruiken. Bij het herverdelingsproces zal voorrang worden gegeven aan ISU leden aan wie nog geen quotumplaats is toegewezen. c. Begrepen in de toegewezen inschrijvingsaantallen voor de wereld sprint kampioenschappen mag een ISU lid deelnemers inschrijven en een maximum van 1 reserve, waaronder rijders die de vereiste kwalificatietijden hebben behaald (zie bovenstaand lid 2). d. Gedetailleerde bepalingen voor de speciale kwalificatie wedstrijd en de SQRL zullen worden medegedeeld in een jaarlijkse ISU Communication die voor 1 september, zal worden gepubliceerd. Wereld kampioenschappen junioren 7. Voor de wereldkampioenschappen junioren mag elk ISU lid in totaal maximaal 5 dames en 5 heren inschrijven. Voor de 500m wedstrijd mogen maximaal 5 deelnemers worden ingeschreven en voor de Massastart wedstrijd maximaal 2 deelnemers. Voor alle andere afzonderlijke afstanden-wedstrijden, de ploegenachtervolging en de Ploegen sprint wedstrijden mag een maximum van 4 deelnemers worden ingeschreven. Deelnemers die zijn ingeschreven voor alle 4 de individuele afstanden mogen deelnemen aan
287
de allround wedstrijd. Voor elk evenement kunnen reserves worden genoemd onder de maximaal 5 deelnemers die zijn ingeschreven voor de kampioenschappen. Uiterste inschrijfdatum 8. De voorinschrijving met het aantal coaches, en andere begeleiders, het aantal deelnemers en reserves, evenals voorlopige namen van de deelnemers en de teamleider moeten worden ingediend 18 dagen voor de eerste dag van het kampioenschap (dat wil zeggen de dag van de eerste wedstrijd, dames of heren). De ISU leden worden verzocht bij hun voorlopige inschrijving slechts het aantal coaches, teamleiders en andere staf leden en het aantal en de voorlopige namen van deelnemers en reserves op te geven, die zij werkelijk van plan zijn naar de betreffende kampioenschappen te zenden. Voor kampioenschappen waarbij in de ISU reglementen een bepaalde limiet van het totaal aantal deelnemers is vastgesteld en door de ISU een reservelijst van inschrijvingsquota van gekwalificeerde rijders is uitgegeven, moeten de betreffende ISU-leden zo spoedig mogelijk (en wel voor de tijdslimiet van de definitieve inschrijvingen) aan het ISU –secretariaat bevestigen of ze gebruik willen maken van hun volledige inschrijvingsaantallen en of de schaatsers van de reservelijst beschikbaar zullen zijn om deel te nemen in het geval van teruggetrokken rijders. 9. De definitieve inschrijving moet de namen van de deelnemers en beschikbare reserves bevatten, evenals de namen van de teamleider, coaches en andere stafleden voor wie het ISU lid accreditatie voor de kampioenschappen vraagt. De definitieve inschrijving moet aan het organisatiecomité worden medegedeeld niet later dan 12 uur ('s-middags) plaatselijke tijd (ter plaatse van het kampioenschap), drie (3) dagen voor de eerste dag van de kampioenschappen. Voor nagekomen inschrijvingen is artikel 115 lid 6 van de Algemene Bepalingen van toepassing. Artikel 209 Inschrijvingen voor Olympische Winterspelen 1.
Inschrijvingsaantallen Voor elke editie van de Olympische Winterspelen bepaalt het Internationaal Olympisch Comité (IOC) een totaal maximum aantal deelnemers dat mag worden ingeschreven voor de hardrijwedstrijden (IOC Quota) met een streefaantal voor elk geslacht. Als voor dames of heren het betreffende IOC Quota streefaantal niet zou worden bereikt volgens het kwalificatiesysteem zoals beschreven in de ISU bepalingen, wordt het betreffende aantal ongebruikte quota plaatsen gecrediteerd en toegevoegd aan de quota van het andere geslacht. a. Het totaal aantal ingeschreven hardrijders per ISU lid, respectievelijk Nationaal Olympisch Comité (NOC) zal maximaal 20 deelnemers zijn, maximum 10 dames en maximum 10 heren. Het totaal quotum voor een ISU/NOC lid zal verder worden beperkt, afhankelijk van de toegewezen quota plaatsen van het betreffende ISU/NOC lid en wel als volgt: – Maximum 10 voor dames en 10 voor heren voor ISU/NOC leden die toegewezen quota plaatsen hebben voor alle wedstrijden/afstanden, inclusief de ploegenachtervolging en Massastart *-wedstrijden. – Maximum 8 voor dames en 8 voor heren voor andere ISU/NOC leden. – Het totaal aantal ingeschreven deelnemers (respectievelijk voor dames en heren) kan het totaal aantal toegewezen quota plaatsen op de individuele wedstrijden/afstanden voor het betreffende ISU/NOC lid niet te boven gaan. b. Het maximum aantal deelnemende rijders per ISU/NOC lid per wedstrijd/afstand mag niet meer zijn dan:
drie (3) op elk van de individuele wedstrijden/afstanden 500, 1000 en 1500 meter (dames en heren) en 3000m dames en 5000m heren;
twee (2) op elk van de individuele wedstrijden/afstanden 5000 meter (dames), 10 000 meter (heren) en bij de Massastart * (dames en heren);
288
vier (4) op elk van de ploegenachtervolgingswedstrijden. Het maximum per team per ISU/NOC lid dat mag worden ingeschreven voor elke wedstrijd (dames en heren).
c.
*
Het maximum aantal deelnemers per wedstrijd/afstand (wedstrijd/afstand quota) zal zijn:
500, 1000 en 1500 meter voor dames:
36/32 *
500, 1000 en 1500 meter voor heren:
40/36*
3000 meter voor dames en 5000 meter voor heren:
28/24*
5000 meter voor dames en 10 000 meter voor heren:
12
Massastart voor dames en heren:
24*
ploegenachtervolgingswedstrijden: 8 teams; elk team bestaand uit maximum 4 rijders.
Indien het IOC de Massastartwedstrijd opneemt in het programma van de Olympische Winterspelen.
2.
Kwalificatiesysteem a. Het kwalificatiesysteem is gebaseerd op drie sleutelelementen: 1) Toewijzing van ISU/NOC lid wedstrijdquota's (kwalificatie plaatsen voor elk evenement) volgens de Speciale Olympische Kwalificatie rangschikkingen (SOQC's) gebaseerd op resultaten van aangewezen Wereldbekerwedstrijden. Deze kwalificatie plaatsen worden verdiend door ISU leden, respectievelijk NOC's, gebaseerd op de SOQC's per wedstrijd/afstand als uitkomst van de ISU wereldbekerwedstrijden hardrijden die door de ISU zijn aangewezen om te worden gehouden gedurende het seizoen van de Olympische Winter Spelen. Er zullen SOQC's zijn voor ploegenachtervolging dames en heren en voor elk van de individuele wedstrijden; 2) Behalen van kwalificatie tijden: om gerechtigd te zijn te worden ingeschreven voor de Olympische Winterspelen binnen de kwalificatie plaatsen verdiend door het betreffende ISU/NOC lid, moeten rijders ISU kwalificatietijden hebben behaald gedurende een periode tussen 1 Juli van het jaar voorafgaand aan de Olympische Winterspelen en het uiterste tijdstip voor inschrijving voor de Olympische Winterspelen. De van toepassing zijnde tijdsnormen en voorwaarden voor goedkeuring van behaalde kwalificatie tijden zal niet later dan 1 Juli in het jaar voorafgaand aan de Olympische Winterspelen worden aangekondigd in een ISU “Communication”. 3) Gebruik van toegewezen quota plaatsen (inschrijvingen op naam voor elke wedstrijd/afstand): Na bevestiging door de ISU van de quota plaatsen die zijn verdiend door de ISU/NOC leden, zijn de overeenkomstige inschrijvingen op naam voor de Olympische Winterspelen (binnen de van toepassing zijnde uiterste inschrijfdatum) naar goedvinden van het betreffende ISU/ NOC lid. Alle inschrijvingen zijn onder voorwaarde dat de ingeschreven deelnemers gerechtigd zijn deel te nemen volgens de ISU en IOC reglementen en ook de kwalificatietijden hebben bereikt die zijn vastgesteld door de ISU voor de betreffende wedstrijden/afstanden. b. Definitie van Speciale Olympische Kwalificatie rangschikkingen (SOQC's) 1)
SOQC's zullen worden berekend overeenkomstig criteria gebaseerd op de ISU reglementen voor het ISU hardrij wereldbeker klassement en de ISU reglementen voor kwalificatie voor de ISU wereld afstands kampioenschappen zoals gepubliceerd in de ISU reglementen en verplichte ISU “Communications”. Elk SOQC zal worden gecombineerd met 2 soorten ranglijsten: - een ranglijst overeenkomstig de Wereldbeker punten die zijn verdiend bij de aangewezen Wereldbekerwedstrijden (“SOQC puntenranglijst”); - een ranglijst gebaseerd op de beste tijden per rijder die zijn behaald ter gelegenheid van de aangewezen Wereldbeker Wedstrijden (“SOQC tijden ranglijst”).
2)
Bij een gelijke stand op 1 van de twee ranglijsten zal de rijder met de betere rangschikking op de andere lijst de hogere klassering op de SOQC krijgen. Gelijke standen in de SOQC punten ranglijst moeten echter eerst , indien mogelijk, worden beoordeeld aan de hand van de Wereldbeker ranglijst regels.
289
3)
Voor elke wedstrijd/afstand zullen de hoogst gerangschikte SOQC posities bestaan uit een zeker aantal rijders/teams (voor elk ISU/NOC lid tellen alleen rijders binnen het maximum van de ISU/NOC quota voor de betreffende wedstrijd/afstand) van de SOQC puntenranglijst als volgt voor elke wedstrijd/afstand: -
voor 500, 1000 en 1500 meter (dames en heren)
20
-
voor 3000 meter dames en 5000 meter heren
16
-
voor 5 000 meter dames en 10 000 meter heren
8
-
voor Massastart voor dames en heren:
24*
-
voor ploegenachtervolging dames en heren
6 teams
Indien het IOC de Massastartwedstrijd opneemt in het programma van de Olympische Winterspelen.
4)
Het resterende deel van de SOQC zal zijn gebaseerd op de SOQC tijden ranglijst.
5)
Voor de lange afstanden (3000 en 5000 meter voor dames en 5000 en 10 000 meter voor heren) zullen de SOQC punten ranglijsten worden gebaseerd op het totaal aantal Wereldbekerpunten behaald voor beide van de twee afstanden, in overeenstemming met de ISU Wereldbeker reglementen. De SOQC tijdenranglijst zal worden gebaseerd op tijden alleen behaald op de betreffende afstanden.
c.
Toewijzing van quota plaatsen aan ISU/NOC leden. De ISU/NOC lid quota plaatsen voor elke wedstrijd/afstand zullen worden toegewezen volgens de SOQC voor de wedstrijd/afstand, gebaseerd op resultaten van aangewezen ISU Wereldbeker wedstrijden. De wedstrijden/afstanden quota's zijn: -
voor 500, 1000 en 1500 meter: 36/(32*) dames en 40/(36*) heren, waarvan maximum3 per wedstrijd/afstand per ISU/NOC lid;
-
voor 3000 meter dames en 5000 meter heren: elk 28/(24*), waarvan maximum 3 per wedstrijd/afstand per ISU/NOC lid;
-
voor 5000 meter dames en 10 000meter heren: elk 12 , waarvan maximum 2 per wedstrijd/afstand per ISU/NOC lid;
voor Massastart * voor dames en heren: elk 24, waarvan maximum 2 per wedstrijd/afstand per ISU/NOC lid;
voor ploegenachtervolging: 8 dames- en 8 heren-teams, waarvan maximum 1 dames- en 1 heren-team per ISU/NOC lid, met elk team bestaande uit maximum 4 rijders.
Voor elk evenement zullen voor elk ISU/NOC lid quota plaatsen worden toegewezen overeenkomstig de positie van de rijders of teams van het ISU/NOC lid die betrokken is bij de SOQC voor het evenement met in acht name van de volgende voorwaarden en uitzonderingen: 1) Wanneer een ISU/NOC lid het maximum is toegewezen dat is toegestaan per evenement quota 3 voor 500, 1000, 1500 meter en 3000 meter dames, 3 voor 500,1000, 1500 en 5000 meter heren en 2 voor 5000 meter dames en 10 000 meter heren, Massastart * dames en heren, zullen geen aanvullende rijders van dit ISU/NOC lid in aanmerking komen voor verdere toewijzing van quota plaatsen. 2)
Indien het IOC de Massastartwedstrijd opneemt in het programma van de
Olympische Winterspelen.
Voor ploegenachtervolging (quota van 8 teams, 1 team per ISU/NOC lid):
Het gastland ISU/NOC lid van de Olympische Winterspelen heeft het recht 1 team voor elk van de ploegenachtervolging wedstrijden in te schrijven. 3)
Als er een gelijke plaats zou zijn bij het vaststellen van de SOQC laatste quota plaats voor een wedstrijd/afstand,
dan zal deze positie worden bepaald door een “random” loting door de Algemeen Directeur van de ISU, op het ISU secretariaat, in aanwezigheid van een onafhankelijk toehoorder. 4)
Als het maximum totaal quota plaatsen voor een wedstrijd/afstand (zoals hier boven gespecificeerd) is bereikt,
zal voor de volgende SOQC posities per wedstrijd/afstand een reservelijst van quota plaatsen worden samengesteld. Voor de
290
individuele wedstrijden/afstanden bestaat de reservelijst uit 6 reserve quota plaatsen. Voor de ploegenachtervolgingswedstrijden zal de reservelijst bestaan uit 3 reserve quota plaatsen. d. Herverdeling van quota plaatsen. Wanneer enige ISU/NOC leden het gebruik van toegewezen quota plaatsen zullen afwijzen, zullen ongebruikte quota plaatsen worden herverdeeld op voorwaarde dat de IOC quota voor het hardrijden niet zullen worden overschreden. De herverdeling zal worden gedaan volgens de rangorde op de SOQC reserve lijst, maar met de uitzondering dat voorkeur zal worden gegeven aan ISU/NOC leden die nog geen quotaplaats zijn toegewezen voor de betreffende wedstrijd/afstand. e. Gebruik van toegewezen quota plaatsen (inschrijvingen op naam voor elke wedstrijd/afstand): Na bevestiging door de ISU van de quota plaatsen die zijn verdiend door de ISU/NOC leden per evenement en in totaal, moeten de overeenkomstige “inschrijvingen op naam” voor de Olympische Winterspelen worden gedaan binnen de van toepassing zijnde uiterste inschrijfdatum, door het betreffende ISU/ NOC lid. Alle inschrijvingen zijn onder voorwaarde dat de ingeschreven deelnemers gerechtigd zijn deel te nemen volgens de ISU en IOC reglementen en ook de kwalificatietijden hebben bereikt die zijn vastgesteld door de ISU voor de betreffende wedstrijden/afstanden. De “inschrijvingen op naam” van deelnemers voor de Olympische Winterspelen moeten voor de uiterste inschrijfdatum worden voorgelegd en moeten aangeven bij welk(e) evenement(en) elke rijder als deelnemer moet worden beschouwd. Voor elke wedstrijd/afstand kan het aantal aangegeven deelnemers maximum één meer zijn dan de toegewezen ISU/NOC quota voor de wedstrijd/afstand. Als van de zijde van de Olympische Winterspelen de definitieve inschrijvingen voor elke individuele wedstrijd/afstand zullen worden vastgesteld (uiterste termijn: 3 dagen voor het evenement), kan het ISU/NOC lid alleen deelnemers inschrijven overeenkomstig deze opgave in de “inschrijving op naam”. Voor de ploegenachtervolgingswedstrijden mogen de ISU/NOC leden hun team (bestaande uit 3 of 4 rijders) naar eigen goedvinden selecteren uit de rijders die zijn ingeschreven voor de Olympische Winterspelen, maar er wordt verwacht dat alle leden van het team zijn ingeschreven voor de Olympische Winterspelen met de intentie een toegewezen quota plaats in te vullen voor ten minste één individuele wedstrijd/afstand. f.
Gastland ISU/NOC lid kwalificatie. Het gastland ISU/NOC lid zal onderworpen zijn aan dezelfde kwalificatie procedure en regels voor de toewijzing van quota plaatsen als andere ISU/NOC leden, behalve voor de ploegenachtervolging waar het gastland ISU/NOC lid het recht zal hebben om een team in te schrijven, alleen onder de algemene voorwaarden voor inschrijving van rijders en teams.
g. Kwalificatietijden. Alleen rijders die de ISU kwalificatietijden hebben behaald in overeenstemming met de specificaties die niet later dan per 1 Juli in het jaar voorafgaand aan de Olympische Winterspelen door de ISU zijn aangekondigd, mogen worden ingeschreven als deelnemers voor de Olympische Winterspelen. Om te worden ingeschreven voor een individuele wedstrijd/afstand moet een rijder de kwalificatie tijd hebben behaald voor de betreffende wedstrijd/afstand. Om te worden ingeschreven voor de ploegenachtervolgingswedstrijd moet een rijder de kwalificatietijd voor ten minste één van de individuele wedstrijden/afstanden hebben behaald. h. Voorwaarden voor erkenning van behaalde kwalificatie tijden. De periode waarin rijders kwalificatietijden mogen behalen zal worden aangekondigd in een ISU “Communication”. Alleen de volgende wedstrijden zullen worden beschouwd voor het behalen van kwalificatie tijden: -
ISU kampioenschappen
-
ISU Wereldbekerhardrijwedstrijden (aan te kondigen in een ISU Communication niet later dan 1 Augustus voorafgaand aan de Olympische Winterspelen);
-
Internationale wedstrijden open voor alle ISU leden, aangekondigd volgens de ISU reglementen, Artikel 110;
-
Landenwedstrijden die zijn aangekondigd volgens de ISU reglementen, Artikel 110;
291
-
Nationale kampioenschappen, georganiseerd door de ISU leden, inclusief competities die door het betreffende ISU lid officieel als Nationale Olympische Trials zijn verklaard. Voor landenwedstrijden en Nationale kampioenschappen/Nationale Olympische Trials die worden beschouwd voor het behalen van kwalificatie tijden, moet het organiserende ISU lid aan het ISU Secretariaat uiterlijk 1 October (zie Artikel 104, lid 14 c) zowel het programma als ook de beraamde datum en plaats voor dergelijke wedstrijden aankondigen. Een kopie van de aankondiging voor de wedstrijd moet worden gezonden aan het ISU secretariaat, niet later dan twee weken voor de eerste dag van de competitie. Bovendien moeten de ISU reglementen in acht worden genomen en in het bijzonder, maar niet beperkt tot, de volgende voorwaarden om wedstrijden te kunnen erkennen voor het behalen van kwalificatie tijden.
-
Automatische tijdopnemingapparatuur moet zijn gebruikt bij de wedstrijden;
-
De scheidsrechters en starters bij de wedstrijden moeten zijn opgenomen in de lijsten van ISU erkende hardrij scheidsrechters en starters voor het betreffende seizoen, zoals gepubliceerd in de jaarlijkse “Communication”, of enige wijziging op deze “Communication”;
-
Antidoping tests overeenkomstig de geldende ISU Anti-Doping reglementen moeten worden georganiseerd bij de wedstrijd. i.
Toetsing en goedkeuring van behaalde kwalificatie tijden. De ISU TC hardrijden is verantwoordelijk voor de goedkeuring van behaalde kwalificatie tijden. De ISU leden zijn verantwoordelijk voor het aan de ISU opgeven ter verificatie van de best behaalde kwalificatie tijden per wedstrijd/afstand voor elke voor deelname beoogde rijder aan de Olympische Winterspelen. De verificatie is inclusief de datum en wedstrijd waar de tijd is behaald. Tenzij de tijd behaald is bij een ISU Kampioenschap of een ISU Wereldbeker wedstrijd, moet een kopie van de resultatenlijst worden bijgesloten. Verder moet de verificatie ook een verklaring van het organiserende ISU lid bevatten dat alle voorwaarden voor erkenning van behaalde kwalificatie tijden (zoals boven vermeld) zijn vervuld. De uiterste inschrijfdatum om dergelijke informatie in te dienen wordt in een ISU “Communication” medegedeeld.
j.
Bevestiging/afwijzing/aanpassing van quota plaatsen. Na afsluiting van het kwalificatie proces voor toewijzing van quota plaatsen voor de betreffende evenementen, zal de ISU een voorlopige toewijzing van quota plaatsen mededelen. NOC's zullen aan het ISU secretariaat hun gebruik van deze quota plaatsen moeten bevestigen en/of afwijzen. Indien deze antwoorden van de NOC's zouden inhouden dat het totaal IOC hardrij quotum voor de Olympische Winterspelen zal worden overschreden, zal het maximum aantal deelnemers voor individuele wedstrijden/afstanden aangepast worden, met als gevolg dat sommige NOC's voorlopig toegewezen quota plaatsen voor de betreffende evenementen zullen verliezen. In de eerste plaats zullen aangepaste quota plaatsen worden gebaseerd op een vermindering van het maximum aantal deelnemers in de evenementen, te beginnen met 500 meter, dan 1000 meter en dan 1500 meter met 1 deelnemer totdat het IOC quotum is bereikt. De betreffende quota plaatsen die het laatst verdiend zijn voor de betreffende wedstrijd/afstand, zullen het eerst worden uitgeschakeld. Indien noodzakelijk, zal de volgende stap zijn om quota plaatsen op dezelfde manier als boven beschreven aan te passen op een verdere reductie van het maximum aantal deelnemers bij dezelfde wedstrijden/afstanden.
k.
Herverdeling van toewijzing van ongebruikte quota plaatsen. Ongebruikte quota plaatsen zullen worden herverdeeld op een voortdurende basis voor elke wedstrijd/afstand, gebaseerd op de reservelijst en andere criteria en voorwaarden zoals hierboven vermeld.
l.
Aanvullende bepalingen. De Specifieke Bepalingen en Technische Regels van de ISU voor het hardrijden geven bijzonderheden betreffende het indienen van definitieve inschrijvingen voor elke wedstrijd/afstand, voor de volgorde van rijders en het loten van paren/ritten.
292
D.
OFFICIALS EN HUN TAKEN
Artikel 210 Benodigde officials 1.
De volgende officials zijn tenminste nodig: a. één scheidsrechter; b. één assistent-scheidsrechter; c.
één starter en zijn assistent;
d. één commissaris van aankomst om de handtijdopnemingprocedure te ondersteunen en te letten op overtreding van Artikel 260 lid 2; e. één hoofdtijdopnemer voor de handtijdopname en een minimum van 4 handtijdopnemers; f.
wanneer automatische tijdopneming wordt gebruikt: één hoofdtijdopnemer voor de automatische tijdopnemingprocedure en assistent-hoofdtijdopnemers voor elk van de automatische tijdopnemingsystemen dat in gebruik is (zoals omschreven in Artikel 251).
g. rondentellers; h. baancommissarissen: 2 bochtencommissarissen, één voor elke bocht (voor Olympische Winterspelen, ISU kampioenschappen en andere ISU evenementen ten minste 2 voor elke bocht), ten minste 1 commissaris die het overschrijden van de lijnen op het rechte eind van de finish controleert en een kruisingscontroleur; i.
de nodige plaatsvervangers voor deze officials;
voor Olympische Winterspelen, ISU kampioenschappen en andere ISU evenementen: j.
één ijstechnisch deskundige;
k.
Eén sport deskundige om de scheidsrechter te assisteren bij de controle van inschrijvingen en het voorbereiden van lotingsprocedures.
2. Bij ISU-kampioenschappen en Olympische Winterspelen moeten de wedstrijden voor dames en heren elk een apart team van scheidsrechters en starters hebben. Elk team bestaat uit: één scheidsrechter, één assistent-scheidsrechter en twee starters. Bij ISU-kampioenschappen moeten beide scheidsrechters deelnemen aan de besluitvorming door de speciale ISU-ijscommissie, die verantwoordelijk is voor de ijsverzorging (zie artikel 229). Artikel 211 Benoeming van officials Het ISU-lid of de aangesloten vereniging die de wedstrijd organiseert, is gerechtigd de officials te benoemen. (Voor uitzonderingen bij ISU-kampioenschappen zie artikel 214, en bij Olympische Winterspelen zie artikel 215). Alle officials moeten deelnamegerechtigd zijn. Artikel 212 Voordracht van scheidsrechters en starters voor ISU-kampioenschappen en Olympische Winterspelen 1.
Elk ISU-lid dient jaarlijks vóór 15 april aan het ISU secretariaat de namen bekend te maken van degenen wier dienst wordt aanbevolen als: a. ISU Scheidsrechter, zie artikel 121, lid 1b) (niet meer dan vier); b. ISU Starter zie artikel 121, lid 1b) (niet meer dan drie). De voordrachten voor beide categorieën moeten afzonderlijk en vergezeld van het volledig ingevulde, officiële formulier worden ingediend.
2. Scheidsrechters en starters, die door een ISU lid zijn voorgedragen, moeten normaliter de nationaliteit hebben van het land van het lid, dat de voordracht doet.
293
3. Indien een ISU lid een scheidsrechter of starter van een andere nationaliteit voordraagt, kan de betreffende scheidsrechter of starter alleen worden aanvaard met toestemming van het lid van het land, waarvan hij de nationaliteit bezit. De naam van die scheidsrechter of starter moet worden bijgeschreven op de lijst van het lid, dat de scheidsrechter of starter voordraagt. Een aldus voorgedragen scheidsrechter of starter wordt bijgeteld bij het toegestane aantal van het lid, dat de voordracht doet. 4. ISU-leden dienen de uiterste zorgvuldigheid in acht te nemen teneinde alleen zeer ervaren, betrouwbare en geheel onpartijdige personen als scheidsrechter of starter voor te dragen, die bovendien een grondige kennis van de toepasselijke ISU-reglementen en de Engelse taal bezitten (zie ook artikel 122 lid 1c). 5. a.
Degene die de leeftijd van 65 jaar voor 1 juli heeft bereikt is niet bevoegd als ISU scheidsrechter bij ISU kampioenschappen
en Olympische Winterspelen. b.
Degene, die voor 1 juli de 60-jarige leeftijd heeft bereikt, zal daarna niet meer gerechtigd zijn om bij ISU-kampioenschappen
en Olympische Winterspelen een ISU starter te zijn. 6. De ISU technische commissie hardrijden wijst uit de voorgedragen scheidsrechters en starters voor één jaar maximaal 25 personen aan, die als ISU scheidsrechter of assistent-scheidsrechter (A) mogen fungeren, en maximaal 25 personen, die als ISU starter mogen fungeren. 7. De volledige, door de ISU technische commissie hardrijden goedgekeurde lijst met scheidsrechters en starters moet elk jaar voor 1 augustus aan de ISU leden worden medegedeeld. Artikel 213 Voordracht van scheidsrechters en starters voor internationale wedstrijden en nationale kampioenschappen Elk ISU-lid dient jaarlijks vóór 15 april aan het ISU secretariaat de namen bekend te maken van de door dat lid goedgekeurde scheidsrechters en starters om als internationaal scheidsrechter of internationaal starter te kunnen fungeren, zie artikel 121, lid 1b). Artikel 214 Benoeming van scheidsrechters, starters en andere officials voor ISU-kampioenschappen 1.
De scheidsrechters, de assistent-scheidsrechters en de starters voor de ISU-kampioenschappen worden, overeenkomstig artikel 129, lid 4 van de algemene bepalingen benoemd.
2. De scheidsrechter en de assistent-scheidsrechter voor elke categorie kampioenschappen ( respectievelijk dames en herenwedstrijden) moeten van verschillende nationaliteit zijn. Datzelfde is ook van toepassing op de beide starters voor elke categorie. De benoemingen zullen moeten worden gedaan met gepaste overweging van de verzoeken van het organiserende lid welke voor 15 augustus aan het “de ISU” moeten worden voorgelegd. 3. De voor de ISU-kampioenschappen aangewezen scheidsrechters, assistent-scheidsrechters en starters alsook de ISU vertegenwoordiger en de vertegenwoordiger van de technische commissie hardrijden van de ISU moeten niet later dan 60 dagen voor de aanvang van de kampioenschappen door het organiserende lid worden uitgenodigd. 4. Alle andere benodigde officials voor de ISU-kampioenschappen (behalve de ISU-vertegenwoordiger en de vertegenwoordiger van de ISU technische commissie hardrijden) zullen door het organiserende lid worden benoemd. Artikel 215 Benoeming van officials voor Olympische Winterspelen 1.
Op basis van artikel 121 moeten, de scheidsrechters, assistent-scheidsrechters en starters voor wedstrijden hardrijden van de Olympische Winterspelen ISU scheidsrechters en ISU starters zijn.
2. De benoemingen zullen worden gedaan in overeenstemming met artikel 126, lid 8 en artikel 214, lid 2. 3. De benoemde scheidsrechters, assistent-scheidsrechters en starters moeten niet later dan 60 dagen voor de aanvang van de spelen door het organisatiecomité worden uitgenodigd. 4. Alle andere benodigde officials (anders dan de ISU technische afgevaardigden) zullen worden benoemd door het ISU-lid van het land, waarin de Olympische Winterspelen worden gehouden.
294
5. De namen van de volgens lid 1 van dit artikel benoemde officials, moeten door de ISU aan het organisatiecomité van het Nationaal Olympisch Comité worden opgegeven, alsmede aan het betreffende ISU-lid. 6. Het is de benoemde officials niet toegestaan tijdens het uitoefenen van hun functie nationale ploegemblemen of -uniformen te dragen. Artikel 216 Taken en bevoegdheden van scheidsrechters 1.
De scheidsrechter is verantwoordelijk voor: a. het controleren of de officials en deelnemers deelnamegerechtigd zijn; b. de loting of de samenstelling van paren, volgens de artikelen 239 t/m. 244; c.
de herindeling van de paren en de ritvolgorde, volgens de artikelen 245 en 246;
d. het erop toezien dat alle op de wedstrijd van toepassing zijnde regels, worden nageleefd; e. het nemen van alle besluiten bij diskwalificatie van deelnemers in geval van overtreding van ISU Specifieke Bepaling of Technische regels voor het hardrijden, behalve voor die gevallen die betrekking hebben op de startprocedure, die tot de bevoegdheden van de starter behoren (zie artikel 217); f.
het geven van inlichtingen omtrent de verzorging van het ijs bij ISU-kampioenschappen, Olympische Winterspelen, andere ISU-evenementen en internationale wedstrijden (zie artikel 229).
2.
De scheidsrechter is gemachtigd om: a. te beslissen of de toestand van het ijs en de veiligheidsmaatregelen op de baan het houden van de wedstrijd toelaat; b. de vorm en de afmeting van de baan, alsmede de afstanden te veranderen, indien zich ongunstige omstandigheden voordoen; c.
wijzigingen in het aangekondigde programma van de competitie aan te brengen, zolang deze niet in strijd zijn met de ISUbepalingen.
d. in overleg met het organiserend lid of aangesloten vereniging een andere baan te aanvaarden voor het houden van de wedstrijd; Bij ISU evenementen kunnen bovengenoemde beslissingen alleen worden genomen in overleg met de ISU vertegenwoordiger(s) die voor de wedstrijd is aangewezen; e. te beslissen of, waar en wanneer een rit, die ongeldig werd verklaard, opnieuw zal worden gereden; f.
Indien nodig, deelnemers van de wedstrijd uit te sluiten en coaches uit het coaches gebied (zie Art. 227, lid 6)
g. Tijdens een rit te stoppen om veiligheidsredenen in het geval van een gevallen of geblesseerde deelnemer;; h. het rijden op te schorten, in het geval dat het publiek de wedstrijd verstoort of zich met de leiding bemoeit, totdat de orde is hersteld.
3.
i.
de wedstrijden af te gelasten of uit te stellen in het geval van extreem koud weer (zie ook lid 4 c hieronder)
j.
de starter of andere officials te vervangen; De scheidsrechter beslist inzake:
a. alle ingediende protesten en andere geschilpunten, behalve waar het de start (zie artikel 217, lid 1) en de beslissingen van de commissaris van aankomst (zie artikel 220, lid 1) betreft; b. alle gevallen betreffende enige inbreuk van ISU-bepalingen, zelfs indien er geen protest is ingediend. 4. a. Indien op één dag van een kampioenschap één van de afstanden (of de
eerste omloop van een afstand die tweemaal moet
worden geschaatst) geheel naar behoren is afgewerkt en de scheidsrechter beslist dat de tweede afstand (of omloop) wordt uit gesteld tot de volgende dag, dan wordt de reeds afgewerkte afstand (of
omloop) niet opnieuw verreden. Indien de
scheidsrechter om één of andere reden de ritten van een afstand moet staken en de wedstrijd tot de volgende dag moet uitstellen voordat alle ingeschreven deelnemers de afstand (of omloop) hebben afgewerkt, moeten alle deelnemers de volgende dag opnieuw op die afstand starten. b. Voor ISU-kampioenschappen en ISU-wedstrijden (inclusief Wereldbekerwedstrijden) geldt dat de scheidsrechter bij een luchttemperatuurgrens van -20 graden C (-4 graden F) reden heeft de wedstrijden uit te stellen naar een later tijdstip op die dag of naar de volgende dag. Het is belangrijk om hierbij in overweging te nemen dat de wind het gevaar voor hypothermie (onderkoeling) doet toenemen bij het dalen van de effectieve temperatuur
295
c. Wanneer het weer ongunstig is, of zich andere buitengewone omstandigheden voordoen, kan de scheidsrechter beslissen om enkele afstanden naar een volgende dag op te schorten, teneinde het volledig afwerken van het kampioenschap te verzekeren. De organisatoren van het kampioenschap moeten de verblijfkosten voor de toegevoegde dagen betalen (zie artikel 137, lid 14). Artikel 217 Taken en bevoegdheden van de starter 1. a. De starter begint de startprocedure door de deelnemers op te roepen naar hun startbanen te gaan, nadat hij de bevestiging heeft gekregen dat de tijdwaarnemers gereed zijn. De starter dient zijn orders voor het starten in het Engels te geven (zie art. 255 lid 2). b. De deelnemers staan onder commando en controle van de starter gedurende de gehele startprocedure d.w.z. vanaf het moment dat de deelnemers naar hun startbaan gaan, tot een geldige start van het paar of rit is voltooid. De starter beslist in alle geschillen, die betrekking hebben op de startprocedure in de aangegeven periode. Uitzonderingen hierop kunnen echter van toepassing zijn als apparatuur om valse starts aan te tonen wordt gebruikt (zie lid 3 hieronder). c. De starter moet zijn plaats zodanig innemen, dat hij goed zicht heeft op de beide deelnemers die in dat paar of rit starten. Startapparatuur 2. In plaats van een gewoon startpistool (met patronen) mag een elektronisch startpistool worden gebruikt. In dit geval moeten de volgende voorwaarden in acht worden genomen: a. Het elektronisch pistool moet een duidelijk drukpunt hebben; b. Het kunstmatig geluid van het afvuren van een pistool moet luid en duidelijk zijn en gelijken op het geluid van het schot van een gewoon startpistool; c. De rook/het vuur moet worden vervangen door een zichtbaar flitslicht dat duidelijk verschilt van een fotoflitser. 3. Elektronische apparatuur, zoals fotocellen of gevoelige camera’s mogen worden gebruikt om valse starts aan te tonen. Dergelijke instrumenten mogen uitsluitend worden gebruikt met het doel de starter te ondersteunen gedurende de startprocedure. Ze mogen echter ook worden gebruikt om een valse start vast te stellen indien een rijder de startlijn heeft verlaten zonder dat deze is teruggeroepen door de starter. Als, in een dergelijk geval, een valse start is geconstateerd, dan mag de beslissing worden genomen door een speciaal aangewezen official die belast is om het bewijs te bekijken dat wordt aangetoond door het detectieapparaat, zie ook artikel 255, lid 4 4. Bij ISU-evenementen en Olympische Winterspelen geeft de starter zijn commando's door middel van een microfoon, die verbonden is met twee nabij de startlijnen opgestelde luidsprekers. Artikel 218 Taken van baancommissarissen 1. De bochtencommissarissen bij elke bocht en de baancommissaris(sen) die op het rechte eind van de finish moeten letten op enige overtreding van de wedstrijdregels door de deelnemers, en informeren de scheidsrechter zo spoedig mogelijk wanneer zij enige onregelmatigheid waarnemen. De commissaris(sen) die letten op het rechte eind van de finish moeten hun plaats innemen aan de buitenkant van de wedstrijdbaan. Bij wedstrijden met voor elke bocht 2 aangewezen commissarissen moeten deze hun plaats aan de binnenzijde van de baan innemen bij het begin en het einde van de bocht. 2. De kruisingcontroleur moet binnen de wedstrijdbaan blijven en controleren of de deelnemers de wisseling van de ene rijbaan naar de andere correct uitvoeren.
296
Artikel 219 Taken van Rondentellers Rondentellers moeten het aantal ronden dat nog moet worden gereden zichtbaar tonen. Op 20 tot 30 meter voor het ingaan van de laatste ronde moeten de deelnemers een belsignaal krijgen. Artikel 220 Taken van Commissaris van aankomst 1.
De commissaris van aankomst moet vaststellen welke van de deelnemers de rit wint, of dat zij gelijk zijn aangekomen. Er kan tegen deze beslissingen geen beroep worden aangetekend. Maar wanneer automatische tijdopneming wordt toegepast, in overeenstemming met artikel 251, dan zal de geregistreerde tijd uitmaken welke van de deelnemers van een paar of rit winnaar is, of dat zij gelijk zijn aangekomen (zie ook art. 265).
2. Wanneer het verschil in afstand tussen de deelnemers minder dan 5 meter bedraagt, dan moet de commissaris van aankomst aan de hoofdtijdopnemer voor handtijdopneming de afstand tussen de twee deelnemers van het paar opgeven, op het moment dat de winnaar de lijn passeert. 3. Wanneer twee deelnemers, die in hetzelfde paar hebben gereden, dezelfde tijd hebben en de commissaris van aankomst één van hen als winnaar heeft aangewezen, zal deze deelnemer in de rangschikking over deze afstand één plaats hoger bezetten dan de andere deelnemer (zie artikel 265, lid 1). Indien andere deelnemers, die in een andere rit tegen elkaar hebben gereden, eveneens dezelfde tijd hebben behaald, dan zullen de winnaars worden gerangschikt bij de winnaars en de tweeden bij de tweeden.
297
E.
WERELDRECORDS
Artikel 221 Wereldrecordwedstrijden 1. De volgende set Wereldrecords worden door de ISU-geregistreerd: a. Voor de heren over de afstanden: 500, 1000, 1500, 3000, 5000 en 10 000 meter; en voor de gecombineerde uitslag over 2 x 500 meter (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500 m.); voor het puntentotaal over vier afstanden in een en dezelfde wedstrijd: voor allround combinatie over 500, 5000, 1500 en 10 000 meter of over 500, 3000, 1500 en 5000 meter; sprint combinatie over 500, 1000, 500 en 1000 meter; Voor nationale teams: voor ploegenachtervolgingswedstrijden over 8 ronden. b. Voor de dames over de afstanden: 500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter; en voor de gecombineerde uitslag over 2 x 500 meter (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500 m.); voor het puntentotaal over vier afstanden in een en dezelfde wedstrijd: voor allround combinatie over 500, 3000, 1500 en 5000 meter of over 500, 1500, 1000 en 3000 meter; sprint combinatie over 500, 1000, 500 en 1000 meter; Voor nationale teams: voor ploegenachtervolgingswedstrijden over 6 ronden. c. Voor junioren heren over de afstanden: 500, 1000, 1500, 3000 en 5000 meter; en voor de gecombineerde uitslag over 2 x 500 meter (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten
over 500 m.);
voor het puntentotaal over vier afstanden in een en dezelfde wedstrijd: voor allround combinatie over 500, 3000, 1500 en 5000 meter; sprint combinatie over 500, 1000, 500 en 1000 meter; Voor nationale teams: voor ploegenachtervolgingswedstrijden over 8 ronden. d. Voor junioren dames over de afstanden: 500, 1000, 1500 en 3000 meter; en voor de gecombineerde uitslag over 2 x 500 meter (alleen bij wedstrijden waar de einduitslag bepaald wordt door de totaaltijd na 2 ritten over 500 m.); voor het puntentotaal over vier afstanden in een en dezelfde wedstrijd: voor allround combinatie over 500, 1500, 1000 en 3000 meter; sprint combinatie over 500, 1000, 500 en 1000 meter; voor nationale teams: voor ploegenachtervolgingswedstrijden over 6 ronden. In acht te nemen voorwaarden. 2. a.
Het ISU-bestuur zal slechts wereldrecords erkennen voor resultaten behaald in wedstrijden als genoemd in artikel 107, lid 1, 2, 3, 5, 8, 9 en 12, of in op de juiste manier aangekondigde nationale kampioenschappen, waar de voorwaarden voor erkenning door de Technische Commissie hardrijden van de ISU zijn geverifieerd. Algemene voorwaarden voor erkenning van Wereldrecords zijn: De aankondiging van de wedstrijd moet zijn gepubliceerd in overeenstemming met Artikel 110. Voor Internationale wedstrijden (zoals gespecificeerd in artikel 107, lid 8 en 9 en Nationale kampioenschappen moet de aankondiging met het gedetailleerd programma van de wedstrijd zijn ontvangen door de Algemeen Directeur van de ISU ten minste vier weken voor het evenement;
b De te rijden afstanden en starttijden moeten in overeenstemming zijn met de aankondiging. De enige uitzonderingen zijn veranderingen gemaakt overeenkomstig artikel 216, lid 4. c. De baan moet een 400 meter standaard hardrijbaan zijn, volgens de voorwaarden, vermeld in Artikel 227; d. De scheidsrechter bij de wedstrijd moet behoren bij de lijst van ISU scheidsrechters, zoals omschreven in Artikel 121, voor het betreffende seizoen; e. Automatische tijdopneming, met fotofinish apparatuur als eerste systeem, moet zijn gebruikt (zie Artikel 248, 250 en 251); f. De deelnemer die een Wereld record resultaat behaalt, moet zijn geselecteerd voor dopingcontrole en op de dag van de wedstrijd negatief zijn getest;
298
g. De ISU Wereldrecord aanvraagformulieren met ondersteunende documenten, zoals aangegeven in onderstaand lid 3 moeten door het organiserende lid worden voorgelegd aan de Algemeen Directeur van de ISU niet later dan 1 mei van het betreffende seizoen. De voorgelegde documenten moeten bevestigen dat alle van toepassing zijnde voorwaarden zijn vervuld. Verdere voorwaarden voor erkenning van Wereldrecords zijn: h. Wanneer het bestaande wereldrecord meer dan éénmaal op dezelfde dag en plaats in dezelfde wedstrijden wordt gebroken, dan zal alleen het beste behaalde resultaat als wereldrecord worden erkend. Echter, wanneer het eindklassement op de 500 meter gebaseerd is op de totaaltijd over twee ritten, wordt iedere 500 meter rit beschouwd als een aparte wedstrijd; i. Wereldrecords op de 3000 en 5000 meter dames en de 5000 en 10 000 meter heren mogen worden erkend voor de behaalde tijden met kwartetstarts bij ISU-kampioenschappen, wereldbekerwedstrijden en andere ISU-evenementen; j. Wereldrecords op de 3000 meter junioren dames en 3000 en 5000 meter junioren heren mogen worden erkend voor de behaalde tijden met kwartetstarts bij ISU-kampioenschappen, wereldbekerwedstrijden en andere ISU-evenementen; k. Wereldrecords puntentotaal in allround combinaties over 4 afstanden kunnen alleen worden erkend indien de wedstrijd is gehouden over een maximum van 3 dagen en de afstanden zijn gereden in de volgorde die een toegestane optie is voor ISUkampioenschappen (zie artikel 201 lid 2 en 7);Bovendien moeten de afstanden zijn gereden in de volgorde die aan de aankondiging is opgegeven; l. Wereldrecords puntentotalen in de sprintcombinatie kunnen alleen worden erkend, als de wedstrijd is gehouden over twee dagen en elke afzonderlijke afstand slechts éénmaal op elke dag is verreden, en wisseling van startbaan (zie artikel 242) op de tweede dag; m. Resultaten behaald tijdens Nationale kampioenschappen zullen alleen voor erkenning als Wereldrecord worden beschouwd indien ze door het betreffende ISU lid worden erkend als nationale records.
Documenten die voorgelegd en uitgegeven moeten worden 3 Het organiserend lid moet aan de Algemeen Directeur van de ISU het originele officiële protocol van de wedstrijd voorleggen zoals gespecificeerd in artikel 273, met bijvoeging van een certificaat van meting van de baan, certificatie documenten voor de gebruikte tijdopnemingsapparatuur alsmede andere ondersteunende documenten zoals gespecificeerd in het ISU aanvraagformulier voor een Wereldrecord; 4. Elke deelnemer, die een bestaand wereldrecord evenaart en het resultaat erkend is door de ISU volgens bovengenoemd lid 2, zal de naam op de ISU lijst van wereldrecords, worden vermeld; 5. Voor elk behaald record, of evenaring van enig record, zal de ISU aan de rijder een diploma verstrekken. F.
WERELDBEKER
Artikel 222 Wereldbeker hardrijden 1.
Een wereldbekerwedstrijd voor dames en heren zal worden georganiseerd als een ISU- toernooi onder de verantwoordelijkheid van de ISU technische commissie hardrijden.
2. De wereldbekerwedstrijden hardrijden vormen een serie internationale wedstrijden. Wereldbekerpunten worden in elke wedstrijd toegekend. Het eindklassement voor elke afstand of afstandscategorie en voor ploegenwedstrijden wordt bepaald door opgetelde Wereldbekerpunten van de deelnemende rijders of nationale teams gedurende het seizoen. Een totaal Worldcup ranglijst mag worden uitgegeven, gebaseerd op een totaal van “Grand World Cup points” behaald in wedstrijden die zijn gehouden gedurende het wereldbekerseizoen. 3. De regels en het programma voor de wereldbeker zullen in een speciale ISU- communication worden vermeld.
299
G.
UITRUSTING VAN DEELNEMERS
Artikel 223 Wedstrijdkleding en veiligheidsuitrusting 1.a.
Wedstrijdkleding moet de natuurlijke lichaamsvorm van de rijders hebben. Toevoeging of aanhechting van vormen of attributen om een andere vorm te maken is niet toegestaan. Aanhechtingen, met uitzondering van permanent vastgemaakte strippen met een maximum hoogte van 0,5 cm. en een maximum breedte van 2,5 cm, zijn niet toegestaan. Met het doel van bescherming tegen blessures, mogen deelnemers voorzien zijn van scheenbeschermers en beklede kniebescherming aan de binnenkant van het wedstrijdpak. Deelnemers mogen een helm dragen, nekbescherming, handschoenen of wanten aan de buitenkant van het wedstrijdpak. Voor ISU wedstrijden zijn alleen helmen met een gebruikelijke vorm (passend bij de natuurlijke vorm van het hoofd) en in overeenstemming met de specificaties, goedgekeurd voor Short Track (artikel 291, lid 1a) toegestaan. Verdere specificaties betreffende toegestane wedstrijdkleding en veiligheidsuitrusting kunnen door de ISU worden uitgegeven en zullen dan gepubliceerd worden in een ISU-communication of een ISU-rondschrijven. b. Het gebruik van wedstrijdkleding, die niet voldoet aan de bovengenoemde voorwaarden, is een reden voor diskwalificatie. c.
Bij ISU-kampioenschappen en ISU-toernooien moeten de rijders van hetzelfde nationale team (dat wil zeggen deelnemers die door hetzelfde ISU-lid zijn ingeschreven) identieke wedstrijdkleding dragen, die de naam van het land of de officiële ISU afkorting tonen. De naam van de rijder mag bij de landennaam getoond worden (zie ook de algemene bepalingen art. 102 lid 6).
Trainingskleding d. Gedurende ISU-kampioenschappen, wereldbekerwedstrijden, andere ISU-evenementen en Olympische Winterspelen moet de trainingskleding van alle deelnemers, behorende bij hetzelfde nationale team, de naam van het land of de officiële ISUafkorting vertonen. Bij ISU kampioenschappen, wereldbekerwedstrijden en andere ISU evenementen mag de naam van de rijder bij de landennaam getoond worden (zie ook de algemene bepalingen art. 102 lid 6). Schaatsen 2. a.
Een schaats is een passieve mechanische verlenging van het been, bedoeld om de glijtechniek mogelijk te maken. De schaats bestaat uit een blad en een schoen, van welk materiaal dan ook, waarvan de afmetingen tijdens een wedstrijd niet duidelijk mogen veranderen, en een constructie die de schoen met het blad verbindt. Deze constructie mag elke translatie- en rotatiebeweging van de schoen ten opzichte van het blad toestaan, teneinde een optimaal gebruik van het fysieke vermogen van de rijder mogelijk te maken, voor zover het de veiligheid van de rijders niet in gevaar brengt. De schaats mag geen enkel element bevatten, dat in strijd zou zijn met de eis, dat alle bestede energie tijdens het hardrijden voortkomt uit spierkracht, die de rijder tijdens de rit voortbrengt. Er is geen verbinding tussen de rijder en de schaats en geen transport van energie, materie of informatie naar de schaats, anders dan via de anatomische structuren van het onderbeen en de voet. Het is in het bijzonder niet toegestaan om de bladen van de schaatsen door een of andere externe bron of door middel van enig kunstmatig mechanisme te verwarmen;
b. Om verwarring te voorkomen, welk soort uitrusting voor schaatswedstrijden is toegestaan, kan de ISU indien dit nodig wordt geacht, nadere specificaties uitgeven betreffende de definitie van toegestane schaatsen, hetgeen dan in een ISUcommmunication of een ISU-rondschrijven zal worden aangekondigd. Communicatie uitrusting 3. Tijdens het deelnemen is het de rijder niet toegestaan enige technische communicatie-uitrusting te dragen met als doel contact te hebben of informatie te ontvangen van andere personen of bronnen.
300
Muziekapparatuur 4. Tijdens het schaatsen op wedstrijdbanen of op de warming-up baan gedurende wedstrijden is het de schaatser niet toegestaan enige apparatuur die muziek weergeeft of ander geluidsmateriaal te dragen. Apparatuur voor tijdopneming 5. Indien een tijdopnemingsysteem dat bij de wedstrijd wordt gebruikt, vereist dat de deelnemers een instrumentje of apparaatje dragen om een goede tijdopneming mogelijk te maken, dan is de deelnemer verantwoordelijk bij de start te melden dat hij voorzien wordt van de noodzakelijke apparatuur en dat hij ze tijdens de rit draagt. Armband of andere middelen voor identificatie 6. Om de deelnemer te identificeren en hun juiste positie in de wedstrijdbaan te verifiëren tijdens en bij de finish van de rit, zijn de deelnemers verplicht armbanden te dragen of andere identificatiemiddelen, zoals gespecificeerd in de technische regels (zie artikel 255 lid 1 en artikel 278 lid 3) of zoals voorgeschreven door de scheidsrechter. De deelnemer is verantwoordelijk de juiste armband of ander identificatiemiddel te dragen wanneer hij aan de start wordt geroepen. Inbreuk op regels betreffende uitrusting 7. Een deelnemer die zich niet houdt aan de regels in bovengenoemd lid 1 a), 2 a), 2 b), 3, 4, 5, en 6 betreffende juiste en vereiste uitrusting, zal worden gediskwalificeerd. De artikelen 224-225 zijn gereserveerd voor mogelijk toekomstige "Specifieke Bepalingen voor het Hardrijden".
301
II.
TECHNISCHE REGELS HARDRIJDEN
A. Banen
302
Voorbeelden van standaard hardrijbanen
303
Artikel 226 Afbakening van de wedstrijdbaan (zie ook artikelen 203 en 204 van de specifieke bepalingen). Voor de markering van de wedstrijdbanen moeten, zowel op de rechte einden en ook in de bochten volledig geverfde lijnen van 5 cm. breed worden gebruikt. Normaal, en altijd op overdekte banen, moet de markering van de wedstrijdbanen in de bochten bovendien voorzien zijn van verplaatsbare blokjes van rubber of synthetisch materiaal (van maximaal 5 cm. hoog), 50 centimeter uit elkaar voor de eerste 15 meter van de bocht en 2 meter uit elkaar voor het resterende gedeelte van de bocht. De blokjes moeten de binnenkant van de geverfde lijnen raken. Gesloten kegels (pylonen) 20-25 cm. hoog, moeten worden gebruikt als het eerste blok bij de ingang van elke bocht. Wanneer het noodzakelijk wordt geacht voor de zichtbaarheid van de markering mogen op de geverfde markeringslijnen van de rechte einden, blokjes worden geplaatst met een onderlinge afstand van 10 meter. Op banen in de open lucht mag sneeuw worden gebruikt in plaats van verplaatsbare blokjes, maar de sneeuw mag niet bevroren zijn. De sneeuwlijn moet dan langs de gehele wedstrijdbaan liggen behalve op het rechte eind van de kruising. De scheidsrechter beslist of de markering in overeenstemming is met de reglementen. Artikel 227 Indeling van de baan; Het meten 1.
De baan moet door een bevoegd landmeter worden gemeten; die op de hoogte is van de bijzonderheden en met de juiste positie van alle vaste start en finishlijnen. Een protocol, getekend door de landmeter, moet voor het begin van de wedstrijd aan de scheidsrechter worden overhandigd. Dit protocol blijft slechts voor één (1) jaar geldig, tenzij deze wordt herbevestigd door een gekwalificeerde landmeter op een jaarlijkse basis.
2. Het meten van de baan dient te geschieden op een halve meter buiten de binnenkant. Start- en finishlijnen 3. De start en finishlijnen moeten worden aangeduid door gekleurde lijnen, haaks getrokken op het rechte eind of het verlengde daarvan en mogen niet breder zijn dan 5 cm. Voor de startlijnen dient, op een afstand van twee (2) meter, een hulp-startlijn te worden aangebracht. In de laatste 5 meter voor de finishlijn moet iedere meter duidelijk worden aangegeven (zie tekening A bij het begin van de Technische Regels voor het hardrijden). 4. Op 400 meter standaardbanen moeten de start- en finishlijnen voor alle afstanden haaks liggen op het rechte eind waarop de finishlijn is gelegen. De finishlijn voor de 1000 meter moet worden aangebracht in het midden van het rechte eind waarop de finishlijn is gelegen en de startlijnen dienovereenkomstig aan de andere zijde. Voor ploegenachtervolging en Ploegen Sprint wedstrijden moeten de start- en finishlijnen in het midden van de rechte einden zijn geplaatst. Voor alle andere afstanden moet de finishlijn worden aangebracht nabij het eind van het rechte eind waarop de finish is gelegen en de startlijnen dienovereenkomstig. (zie tekening A bij het begin van de Technische Regels voor het hardrijden). 5. Op andere banen moeten de start en finishlijnen, zodanig worden aangebracht, dat de start noch de finish in een bocht is. Zie tekening A
304
Gebied voor coaches 6. Voor coaches moet er een speciaal gemarkeerde strook zijn op het rechte eind van de kruising. Het coach-gebied moet worden gemarkeerd door een lijn van twee (2) centimeter breed en moet op één meter van de buitenkant van de baan worden getrokken. De lijn begint 25 meter van het einde van de bocht en gaat langs het hele recht eind van de kruising tot 10 meter voor de ingang naar de volgende bocht. Gedurende de ploegen achtervolgingswedstrijden is het gebied voor coaches voor elk team op het tegenovergestelde rechte stuk van de start van het betreffende team. Tijdens de startprocedure moeten de coaches tenminste 20 meter verwijderd blijven van zowel de starter als de startlijnen voor de deelnemers. a. Voor afstanden 1000 meter en korter en voor ritten met kwartetstarts mag maximaal één (1) persoon voor elke deelnemer in het coachgebied zijn. Voor langere afstanden zonder kwartetstarts en voor ploegenachtervolging en ploegen sprint wedstrijden mogen maximaal twee (2) personen voor elke deelnemer of team in het
coachgebied zijn;
Bij Massastartwedstrijden mogen geen coaches in het coachgebied zijn. b. Om een onbelemmerd zicht voor fotofinish- en televisie-camera's te hebben op
de finishlijn, is het coaches niet
toegestaan door het finishlijn gebied te passeren tijdens ploegenachtervolging en ploegen sprint wedstrijden. c. Tijdens wedstrijden (als de ritten bezig zijn) is het coaches niet toegestaan een schaatser te begeleiden op de inrijbaan. Artikel 228 Maatregelen om de veiligheid van rijders te beschermen; Maatregelen ter voorkoming van ongevallen 1.
Er moeten maatregelen genomen worden om de veiligheid van de schaatsers tegen ongelukken te beschermen. De scheidsrechter moet dergelijke maatregelen voor het begin van de wedstrijd goedkeuren. De markering van de banen door middel van vastgezette palen is niet toegestaan. Alle staanders aan de binnenzijde van het ijsoppervlak moeten tenminste 3 meter van de binnenste markeringslijn verwijderd zijn en moeten vrij staan waar dit mogelijk is.
Beschermingsmaatregelen – minimum vereisten voor alle wedstrijden 2. De organisator van hardrij wedstrijden moet zorgen voor adequate bescherming tegen ongevallen in situaties wanneer schaatsers nalaten binnen de wedstrijdbaan te blijven. Op open-luchtbanen mag een voldoende hoeveelheid sneeuw worden gebruikt, die niet bevroren mag zijn. Als een voldoende hoeveelheid sneeuw van passende kwaliteit niet beschikbaar is, dan is het gebruik van beschermingsmatten (stootkussens) verplicht en gelden de volgende minimum vereisten: a. Het model van de matten en het gebruikte materiaal moet een adequaat absorptie effect geven wanneer een schaatser de kussens raakt; b. Het oppervlak van het kussen moet zijn gemaakt van snijbestendig en water afstotend materiaal; c.
De beschermingsmatten dienen ten minste 80 cm. Hoog te zijn en ten minste 30 centimeter dik;
d. Matten moeten worden gebruikt in de bochten en ten minste 12 meter na het eind van elke bocht naar het rechte eind; e. Vaste objecten (bij voorbeeld hekken, banken of palen) binnen 3 meter van de wedstrijdbanen moeten worden beschermd met adequate kussens. f.
De bescherming moet zodanig worden aangebracht dat het beschermingssysteem zelf geen risicofactor zal zijn in het geval van een botsing tussen een schaatser en de bescherming.
305
Beschermingsmaatregelen bij ISU evenementen en Olympische Winterspelen 3. De organisator van ISU kampioenschappen, andere ISU evenementen en Olympische Winterspelen, moet zorgen voor een betere bescherming dan de minimum maatregelen in bovenstaand lid 2. De organisatoren van deze evenementen moeten een technische beschrijving geven van hun bestaande of geplande veiligheidsconstructies, inclusief relevante technische of wetenschappelijke testresultaten, tijdig voor de beoogde oplossing om te worden geïnspecteerd door de ISU Sports Director of de ISU Technisch Delegatie vertegenwoordiger voor het evenement. De volgende voorwaarden en richtlijnen moeten in acht worden genomen: a. De matten kunnen een rechthoekige of een trapezium vorm hebben of een andere vorm die bewezen heeft geschikt te zijn om adequate bescherming van de schaatsers te verschaffen; De matten mogen samengesteld zijn uit verschillende lagen schuim met verschillende dichtheden of enig ander materiaal of oplossingen, op voorwaarde dat adequate beschermingskwaliteit (absorptie of uitwerking dat het terugstoot effect vermindert) kan worden aangetoond door technische/wetenschappelijke tests; b. Het omhulsel van de kussens moet zijn samengesteld uit snijbestendig en niet met rubber bekleed waterafstotend materiaal. Op openlucht banen moet de oplossing geschikt zijn om te vermijden dat water en sneeuw de binnenstructuur van de matten kan bereiken. Een overlappende strook moet de samenvoeging tussen de matten bedekken om een glad buiten-oppervlak te bieden; c.
De beschermingsmatten moeten ten minste 60 cm. dik zijn. De minimum hoogte moet zijn 100 cm., maar niet hoger dan 120 cm. om een voldoende uitzicht te hebben voor het publiek;
d. Beschermingsmatten moeten worden gebruikt voor de volledige lengte van de rechte einden en in de bochten; e. Vaste objecten (bij voorbeeld hekken, banken of palen) binnen 3 meter van de wedstrijdbanen moeten worden beschermd met adequate kussens; f.
De bescherming moet zodanig worden aangebracht dat wordt tegengegaan dat een gevallen schaatser bij een incident onder de matten terecht komt. Indien de matten op het ijs rusten moet een glad ijsoppervlak zonder obstakels en scherpe randen onder de kussens worden gegarandeerd. Riemen of enig ander systeem dat wordt gebruikt om de beweging van de kussens te controleren moeten constant op hun plaats blijven en gecontroleerd worden. Het gebruik van palen om de bescherming in de bochten op zijn plaats te houden moet worden vermeden of ten minste tot een minimum worden beperkt met aanvullende adequate bescherming die voor de palen wordt gebruikt;
g. Adequate bescherming, zoals hierboven onder a) t/m f) is aangegeven, moet ook op zijn plaats zijn tijdens de officiële trainingen. Meer gedetailleerde specificaties van geschikte veiligheidsmaatregelen kunnen ten allen tijde worden gegeven in een ISU Communication en/of in relevante ISU Memoranda. De bovengenoemde specificaties moeten worden beschouwd als richtlijnen ook voor organisatoren van Internationale wedstrijden en andere hardrij wedstrijden van hoog niveau. Artikel 229 Het verzorgen van het ijs 1. De scheidsrechter is bij ISU-kampioenschappen, andere ISU evenementen en Olympische Winterspelen verplicht de ploegleiders tijdens een ploegleidersbijeenkomst voor de loting voor elke dag van de wedstrijd te informeren over de procedure van de ijsverzorging tijdens de wedstrijd, met de bedoeling de deelnemers gelijke omstandigheden te verschaffen. ISU ijscommissie 2. De speciale ISU ijscommissie, bij ISU kampioenschappen, andere ISU evenementen en Olympische Winterspelen moet bestaan uit de scheidsrechter(s) voor de dames- en herenwedstrijden en een vertegenwoordiger van de technische commissie hardrijden van de ISU (of indien deze niet aanwezig is, de ISU-afgevaardigde) of de ISU technische gedelegeerde. De ijscommissie zal de ijsverzorgingsprocedure vaststellen in overleg met de technisch deskundige van de ijsbaan. De procedure zal worden aangekondigd in de lotingsbijeenkomsten en moet vermeld worden in het startprotocol (zie tevens artikel 210, lid 2 en artikel 216, lid 1f).
306
3. De ISU-IJscommissie heeft het recht de aangekondigde procedure voor de verzorging van het ijs te wijzigen. In dit geval dienen de ploegleiders onmiddellijk te worden ingelicht omtrent alle veranderingen in de procedure. Informatie van de ijstechnisch deskundige 4. De ijs-technische deskundige van de ijsbaan moet de speciale ISU ijscommissie alle inlichtingen verstrekken die relevant zijn om over het ijsverzorgingsschema te beslissen en om de ijs- en wedstrijdcondities te bekijken op elk moment gedurende de wedstrijd. Dit houdt onder meer in: historische gegevens betreffende ijsverzorgingsprocedures op de ijsbaan onder verschillende klimatologische en meteorologische omstandigheden (lucht temperatuur, ijstemperatuur, luchtvochtigheid, sneeuw, wind, luchtdruk enz) met verschillende aantallen toeschouwers, de hoeveelheid en kwaliteit (temperatuur, chemische toevoegingen enz.) van het water gebruikt tijdens de ijsverzorging, statistieken van ijstemperaturen en klimatologische condities tijdens de wedstrijd. De ISU ijscommissie moet de gelegenheid worden gegeven van rechtstreekse toegang tot instrumenten of systemen die de genoemde gegevens verschaffen. Op overdekte banen moet de ijs-technisch deskundige ook informatie verschaffen over wind of luchtstroom condities op elk moment tijdens de wedstrijd en is verantwoordelijk dat het ventilatie systeem van de baan is gecontroleerd om ongelijke omstandigheden ten gevolge van verschillen in luchtstroom op het niveau van de wedstrijdbaan te vermijden. B.
ORGANISATIE VAN WEDSTRIJDEN
Artikel 230 Aankondiging en leiding van ISU kampioenschappen (Zie de algemene bepalingen, artikel 129). Artikel 231 Mededelingen tijdens ISU-kampioenschappen (Zie de algemene bepalingen, artikel 132). Artikel 232 Datum en inhoud van aankondigingen, aanvullende voorwaarden (Zie de algemene bepalingen, artikelen 110-112). Artikel 233 Te late aankondigingen (Zie de algemene bepalingen, artikel 113). Artikel 234 Uitstel van de wedstrijddatum, Intrekking van een aankondiging (Zie de algemene bepalingen, artikel 114). Artikel 235 Inschrijvingen, schuilnamen/voorkeursnamen en nagekomen inschrijvingen (Zie de algemene bepalingen, artikel 115). Artikel 236 Gereserveerd
307
Artikel 237 Geldigheid van wedstrijden (Zie de algemene bepalingen, artikel 118). Artikel 238 Onkosten bij ISU-kampioenschappen, vergoeding aan rijders en officials (Zie de algemene bepalingen, artikel 137). C.
LOTINGPROCEDURES
Artikel 239 Openbare bijeenkomst voor aankondigingen en lotingen 1.
Voor het begin van de wedstrijd heeft het organisatie comité de verantwoordelijkheid voor het houden van een bijeenkomst voor de openingsloting. De inschrijvingen van de deelnemers, het wedstrijdschema, de namen van de belangrijkste officials en de loting van de startvolgorde zal op deze bijeenkomst in het openbaar door de scheidsrechter bekend worden gemaakt.
Loting bij ISU kampioenschappen en andere ISU evenementen 2. Bij ISU kampioenschappen en andere ISU evenementen behoort de bijeenkomst voor de openingsloting normaal de avond voor de eerste dag van de wedstrijd te worden gehouden. De scheidsrechter zal een teamleidersbijeenkomst leiden, die tenminste 2 uur voor de openingsloting wordt gehouden. Elk ISU-lid, die deelnemers heeft ingeschreven voor de wedstrijd is verplicht om de teamleidersbijeenkomst bij te wonen met een aangewezen teamofficial. Op de teamleidersbijeenkomst zullen de definitieve inschrijvingen voor de wedstrijd worden bevestigd en de scheidsrechter zal geïnformeerd worden over elke terugtrekking of inschrijving van reserves. De scheidsrechter zal dan de groepsindeling van de deelnemers voor de loting of (indien van toepassing) de samenstelling van de paren gebaseerd op volgorde van de deelnemers bekend maken. Ook voor elk van de volgende wedstrijddagen zal een teamleidersbijeenkomst worden gehouden. Na de teamleidersbijeenkomst zal de loting of samenstelling van de paren door de scheidsrechter worden geleid onder supervisie van een ISU vertegenwoordiger (zie ook lid 3). 3. a.
Iedere deelnemer krijgt door het organisatiecomité een startnummer toegewezen voor gebruik in het programma, in de uitslagenlijst en bij de loting.
b. De scheidsrechter zal de loting van paren leiden. Dit mag worden gedaan door een handmatige procedure met inschakeling van aanwezige personen (bijvoorbeeld door ISU officials, deelnemers, officiële vertegenwoordigers van ISU leden en leden van het organisatie comité). Als alternatief kunnen de paren geloot worden door een computer, die geprogrammeerd is om een willekeurige selectie onder de van toepassing zijnde startnummers te maken. 4. Wie van de deelnemers de binnen- en wie de buitenbaan zal krijgen moet op de
volgende wijze worden vastgesteld:
a. Wanneer de samenstelling van de paren door loting wordt vastgesteld zal de eerst getrokken deelnemer in het paar in de binnenbaan starten. b. Wanneer de samenstelling van de paren gebaseerd wordt op rangschikkingen op voorgaande afstanden of wedstrijden, moet de deelnemer met de betere plaats als eerste in het paar worden geplaatst en derhalve in de binnenbaan starten. Zie echter voor de loting voor de Wereldafstandskampioenschappen, artikel 240, lid 6 a en b en voor de afstanden op de tweede dag bij sprintwedstrijden, art 242 lid 2. c.
Als een deelnemer zich van de start terugtrekt nadat de loting heeft plaats gevonden en enkele paren om deze reden opnieuw moeten worden herschikt, dan zijn de leden 3 en 4 van artikel 245 van toepassing.
308
Artikel 240 Loting bij wereld allround kampioenschappen, Europese kampioenschappen en Wereld afstandskampioenschappen. Eerste loting bij Wereld allround kampioenschappen. 1.
Bij de loting van de eerste twee afstanden bij de wereld allround kampioenschappen moeten de deelnemers in drie groepen worden geplaatst, gebaseerd op hun beste, goedgekeurde kwalificatietijden voor de betreffende afstand. Groep I: de deelnemers met de 8 beste kwalificatietijden; Groep II: de deelnemers met kwalificatietijden gerangschikt van 9 tot en met 16; Groep III: de overige deelnemers. Bij de loting voor de eerste afstand zal de groepsindeling gebaseerd zijn op de kwalificatietijden op de 500 meter, voor de tweede afstand op de kwalificatietijden op de 3000 meter, respectievelijk de 5000 meter. De technische commissie hardrijden van de ISU is verantwoordelijk voor goedkeuring van de kwalificatietijden en de tijdranglijst die de groepsindeling bepaalt. Als er een gelijke stand is op de 8e of 16e plaats in de tijdranglijst, zal door lot worden beslist welke deelnemers in welke groepen worden geplaatst. 2. De deelnemers, die in dezelfde groep zijn geplaatst, zullen tegen elkaar rijden door loting van hun startnummers, met in acht name van artikel 239, lid 4. De eerste twee gelote deelnemers van groep III vormen het eerste paar op de betreffende afstand. Wanneer echter een oneven aantal deelnemers is ingeschreven, zal de eerstgelote deelnemer van groep III alleen rijden in het eerste paar. Als groep III is geloot, dan volgt groep II enz. Verdere loting bij Wereld allround kampioenschappen
3 a.
Op de derde afstand zal de samenstelling van de paren gebaseerd worden op het klassement na 2 afstanden. Indien enkele deelnemers hetzelfde puntentotaal hebben, zal de deelnemer met de betere tijd op de eerste afstand beschouwd worden als de beter geklasseerde.
b. De startvolgorde van de paren dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde in het klassement van de deelnemers. De als nummers één en twee geklasseerde deelnemers na twee afstanden zullen in het laatste paar rijden; de als nummers drie en vier geklasseerde deelnemers zullen in het voorlaatste paar rijden, enz. Kwalificatie voor de vierde afstand bij Wereld allround kampioenschappen 4. a. Op de vierde afstand zullen slechts 8 deelnemers starten. De selectie van gekwalificeerde deelnemers wordt gedaan tussen de rijders gerangschikt bij de top 16 na 3 afstanden en zal worden gebaseerd op twee verschillende ranglijsten: Het eindklassement op de langste van de drie gereden afstanden (respectievelijk de 3000 meter dames en de 5000 meter heren) en het puntenklassement na drie afstanden. Deelnemers, die tot de beste 8 op beide ranglijsten behoren, zijn rechtstreeks gekwalificeerd voor de vierde afstand. Van de deelnemers, die op slechts één van deze ranglijsten bij de beste 8 geplaatst zijn, is de deelnemer met de beste positie op één van deze twee ranglijsten de eerstvolgende om zich te kwalificeren. Als twee deelnemers op beide ranglijsten een gelijke positie innemen, dan is de deelnemer in het puntenklassement na drie afstanden, de eerste om zich te kwalificeren. Als twee deelnemers dezelfde positie op één van de ranglijsten delen, dan zal de rijder, die op de andere ranglijst beter is geplaatst, zich als eerste kwalificeren. b. Voor de samenstelling van de paren voor de laatste afstand worden de deelnemers geplaatst in twee groepen, met hetzelfde aantal deelnemers in elke groep. De best geklasseerde deelnemers na drie afstanden worden geplaatst in groep 1, de overige deelnemers in groep 2. Als er deelnemers zijn die een gelijke positie in het puntenklassement innemen, dan is de deelnemer met de beste tijd op de langste van de drie gereden afstanden, de best geklasseerde. In elke groep worden paren samengesteld, gebaseerd op hun plaats op de langste van de drie gereden afstanden, zodat de deelnemer met de beste positie op deze afstand een paar vormt met de deelnemer op de tweede positie op deze afstand en zal in de binnenbaan starten, etc. c. In elke groep wordt de startvolgorde van de paren gebaseerd op het puntenklassement na drie afstanden, als volgt: - de deelnemer met de beste klassering start in het laatste paar;
309
- als de deelnemer met de tweede klassering niet een paar vormt met de deelnemer met de beste klassering, dan start deze deelnemer in het op één na laatste paar, etc.; - alle paren in groep 2 starten voor de paren uit groep 1; d Als een rijder, die gerechtigd is om op de vierde afstand deel te nemen, zich na de loting terugtrekt, dan mag deze rijder worden vervangen door de volgende gekwalificeerde rijder volgens de criteria, vermeld in bovenstaand lid a. Loting bij Europese kampioenschappen 5. Bij de Europese kampioenschappen moet de loting in overeenstemming met bovenstaande lid 1 tot en met 4 uitgevoerd worden met de volgende uitzonderingen: a. Als er meer dan 24 deelnemers zijn, dan wordt het aantal groepen voor de loting van de eerste twee afstanden verhoogd en mag de laatste groep minder dan 8 deelnemers hebben; b. Voor de derde afstand zijn slechts 24 deelnemers toegestaan. De selectie van de 24 deelnemers zal worden gedaan volgens hetzelfde principe als de selectie voor de 4e afstand (bovengenoemd lid 4 a), gebaseerd op de ranglijsten op de tweede afstand en het puntentotaal na respectievelijk 2 afstanden. Loting bij Wereld afstandskampioenschappen 6.a. Voor elke loting zullen de deelnemers in groepen worden geplaatst, gebaseerd op hun individuele rangschikking op de Speciale Kwalificatie Ranglijst (SQRL), voor de betreffende wedstrijd, zoals omschreven in artikel 208, lid 2 c). Deelnemers zonder resultaat voor de SQRL wedstrijden zullen daarna worden gerangschikt overeenkomstig hun beste goedgekeurde kwalificatietijd. b. Wanneer er een complete ranglijst van de deelnemers is vastgesteld, zullen de deelnemers in groepen van ieder 4 deelnemers worden geplaatst. De groep met de 4 best geplaatste deelnemers zullen een paar vormen in de laatste 2 paren, en zo verder. Indien er een ongelijk aantal deelnemers is, zal de eerste rit bestaan uit een enkele deelnemer. c.
Voor de tweede omloop van de 500 meter voor dames en heren zullen de paren in overeenstemming met het tijdklassement van de eerste omloop worden gevormd, zodanig dat de deelnemers van rijbaan wisselen bij de start van de tweede omloop (zie artikel 242, lid 2). Indien deelnemers in de eerste omloop in dezelfde baan hebben gereden en dezelfde eindtijd hebben behaald, dan zal de rangorde van die deelnemers worden bepaald overeenkomstig de rangorde bij aanvang van de wedstrijd. De startvolgorde van de paren moet tegenovergesteld zijn aan de rangorde van de
rijders in de eerste omloop.
Daarom zullen de twee best geplaatste rijders van iedere rijbaan in het laatste paar rijden, en de laagst geplaatste deelnemer(s) in het eerste paar. d. Voor de ploegenachtervolgingswedstrijden wordt de volgorde en samenstelling van de ritten (heats) gebaseerd op de SQRL ranglijst van de deelnemende teams (ISU leden) (zie Art. 208, lid 2). De ploegen van de vier beste geplaatste ISU leden zullen worden geloot om de laatste twee ritten te rijden en de overgebleven ploegen zullen worden geloot om de eerste 2 ritten te rijden. Het resultaat van de ploegenachtervolgingswedstrijd wordt vastgesteld door een serie ritten (geen afvalrondes), en de winnaar van de wedstrijd is het team dat de beste tijd heeft behaald. e. De Massa-start wedstrijd zal worden georganiseerd op basis van ISU artikel 253 lid 4 b. met de volgende speciale regelingen: 1.) De deelnemers zullen worden ingedeeld op basis van hun individuele rangschikking in de SQRL. De deelnemers stellen zich op bij de startlijn in rijen van 6 rijders, met de hoogst ingedeelde rijders op de eerste rij. 2.) Tijdens de wedstrijd zullen er 3 extra tussensprints zijn naast de eindsprint. Voor elke sprint krijgen de deelnemers punten, die worden opgeteld bij de eindrangschikking van de wedstrijd. De tussensprints zullen worden beslist op de finishlijn na 4, 8 en 12 ronden. Punten voor de sprints zullen als volgt worden toegekend: * Tussensprints: de eerste drie (3) rijders verdienen: 5 – 3 – 1 punten. * Eindsprint: de eerste drie (3) rijders verdienen: 60 – 40 – 20 punten.
310
Artikel 241 Loting bij Olympische Winterspelen 1.
De loting voor de startvolgorde bij de Olympische Winterspelen vindt plaats voor iedere enkele afstand (zie artikel 239).
2. a Voor elke loting worden de deelnemers in groepen geplaatst, gebaseerd op hun individuele rangorde in de “Special Olympic Qualification Classification” (SOQC), zoals omschreven in artikel 209, voor de betreffende wedstrijden. Rijders zonder uitslagen van SOQC wedstrijden zullen daarna worden gerangschikt overeenkomstig hun best behaalde goedgekeurde kwalificatietijd. b. Gebaseerd op hun individuele rangorde worden de ingeschreven rijders in vier groepen geplaatst: Groep I
de acht (8) best gerangschikte deelnemers
Groep II
de van nummer 9 tot nummer 16 gerangschikte deelnemers
Groep III de van nummer 17 tot nummer 24 gerangschikte deelnemers Groep IV de overige deelnemers. Op de 5000 meter dames en de 10000 meter heren worden vier (4) deelnemers in iedere groep geplaatst: de vier best gerangschikte deelnemers in groep I, de volgende vier in groep II, enz. c. In geval van een gelijke stand in de SOQC ranglijst wordt de onderlinge rangschikking tussen de betreffende deelnemers, indien nodig voor de groepsindeling, door loting beslist. 3 a.
De deelnemers die in dezelfde groep zijn geplaatst vormen paren door loting van hun startnummers. De startvolgorde van de paren is als volgt: de eerste twee gelote deelnemers van groep IV vormen het eerste paar op de betreffende afstand. Indien echter een oneven aantal deelnemers is ingeschreven, zal de eerst gelote deelnemer van groep IV in het eerste paar alleen rijden. Nadat groep
b.
IV is geloot, volgt groep III enz.
Twee deelnemers die hetzelfde ISU Lid/NOC (land) vertegenwoordigen moeten niet in hetzelfde paar starten. De volgende scenario's kunnen daarom van toepassing zijn: 1.
Op het moment dat de tweede deelnemer van een paar moet worden geloot en het aantal overblijvende deelnemers van één land is hoger dan het resterende aantal paren (in de groep). Dan wordt de loting als volgt gedaan: 1.
Als de volgende gelote deelnemer niet van het betreffende land is, zal de gelote deelnemer verplaatst worden naar de volgende beschikbare plaats op de startlijst (d.w.z. de binnenbaan van het volgende paar). 2.
Deze procedure wordt herhaald totdat een rijder van het betreffende land is geloot, met in acht name van het feit dat dezelfde situatie niet zal plaats vinden voor andere landen in een later paar. Als dat het geval zou zijn, moet de gelote deelnemer verplaatst worden naar de volgende beschikbare plaats op de startlijst.
2.
De tweede gelote (of verplaatste) deelnemer van een paar is van hetzelfde land als de eerst gelote deelnemer. De deelnemer zal dan worden verplaatst naar de volgende beschikbare plaats op de startlijst, met in acht name van mogelijke situaties als hierboven onder 1 beschreven.
4. De ploegenachtervolgingswedstrijd wordt georganiseerd met een serie afvalronden, zodat de finale omloop een beslissende omloop is voor de Olympische gouden en zilveren medaille. a. Voor elke fase van omlopen (kwart finales, halve finales, finales en andere plaatsingsomlopen) worden de omlopen voor dames en heren afgerond, vóór de volgende fase van omlopen. b. De wedstrijd begint met de kwart finales. De samenstelling van de omlopen van de kwartfinales zal worden vastgesteld door de SOQC rangorde van de ingeschreven teams (zoals omschreven in artikel 209) , als volgt (Team “n” betekent het team met de SOQC rangorde “n”) QF 1:
Team 3 vs. (als bij loting bepaald) team 5 of team 6
QF 2:
Team 2 vs. (als bij loting bepaald) team 7 of team 8
QF 3:
Team 4 vs. (als bij loting bepaald) team 5 of team 6
311
QF 4: c.
Team 1 vs. (als bij loting bepaald) team 7 of team 8
De winnaars van elk van de 4 kwart finales kwalificeren zich voor de halve finales. De halve finales (SF) zullen als volgt worden gereden: SF 1: winnaar van QF 1 vs. winnaar van QF 2; SF 2:
winnaar van QF 3 vs. winnaar van QF 4.
d. Na de voltooiing van de halve finales, zullen de 4 teams die zich niet kwalificeerden van de kwartfinales plaatsingsritten rijden voor de eindrangschikking plaatsen 5 – 8. Eerst zal een D finale worden geschaatst tussen de twee langzaamste verliezers van de kwartfinales om de plaatsen 7 en 8 te bepalen en daarna een C finale tussen de twee snelste verliezers van de kwartfinales om de plaatsen 5 en 6 te bepalen. e. De winnaars van elke halve finale zullen doorgaan naar de A finale om te strijden om de gouden en zilveren medailles. De verliezers zullen strijden in de B finale om de bronzen medaille (de verliezer eindigt op plaats 4). De B finale zal eerst worden verreden. f.
De kwartfinales voor dames en heren en de halve finales voor heren worden op de eerste wedstrijddag van de ploegenachtervolging verreden; de halve finales voor dames en alle finales (inclusief plaatsingsritten) voor dames en heren worden op een volgende dag verreden.
Artikel 242 Loting bij wereldkampioenschappen sprint 1.
Voor de afstanden op de eerste dag van de wereldkampioenschappen sprint zullen de deelnemers in groepen worden ingedeeld elke groep bestaat uit 8 deelnemers, gebaseerd op hun beste, goedgekeurde kwalificatietijden op de betreffende afstand. Voor de loting van de paren is artikel 240 lid 1 en 2 van toepassing behalve voor het aantal groepen.
2.a. Op de derde en vierde afstand zal de samenstelling van de paren gebaseerd zijn op het puntenklassement na twee, respectievelijk drie afstanden. Indien enkele deelnemers hetzelfde puntentotaal hebben, dan zal de deelnemer met de betere tijd op de eerst gereden overeenkomstige afstand worden beschouwd als zijnde beter geklasseerd. De samenstelling van de paren moet echter op iedere afstand worden bepaald op zodanige wijze, dat alle deelnemers op de tweede dag van baan veranderen. Dat wil zeggen dat deelnemers, die op de eerste dag in de binnenbaan zijn gestart, uitkomen tegen deelnemers, die in de buitenbaan zijn gestart. De startvolgorde van de paren moet tegenovergesteld zijn aan de rangorde in punten van de deelnemers. De eerst geklasseerde deelnemer in puntentotaal zal samen met de volgende geklasseerde deelnemer in het laatste paar rijden, met inachtneming van het principe van wisseling van rijbaan in de tweede rit enz. b. Op de laatste afstand zal een maximum van 24 deelnemers worden toegelaten, geselecteerd uit de 28 best geklasseerde rijders na 3 afstanden. De kwalificatie voor de laatste afstand (de tweede 1000 meter) zal worden gebaseerd op twee verschillende ranglijsten: De ranglijst van de eerste 1000 meter en het puntenklassement na drie afstanden. Als enkele deelnemers dezelfde rangschikking hebben op één van de ranglijsten, dan zal de rijder met een betere rangschikking op de andere lijst worden beschouwd als beter geklasseerd. Deelnemers die tot de beste 16 op beide ranglijsten behoren, zijn rechtstreeks gekwalificeerd voor de laatste afstand. De volgende die zich kwalificeert is de deelnemer met de hoogste positie op één van de twee lijsten met voorkeur voor de rangorde in punten na drie afstanden, indien deelnemers dezelfde positie innemen op verschillende ranglijsten. Wanneer echter 12 deelnemers die op dezelfde wedstrijdbaan zijn gestart op de eerste 1000 meter zijn gekwalificeerd, dan wordt de voorkeur gegeven aan deelnemers die op de eerste 1000 meter op de andere wedstrijdbaan zijn gestart. c. Als een rijder die gerechtigd is deel te nemen op de vierde afstand zich na de loting terugtrekt, dan mag deze worden vervangen door de volgende gekwalificeerde rijder volgens de criteria zoals vermeld in bovenstaand lid b)
312
Loting bij Internationale sprintwedstrijden
2. Lid 2 van dit artikel is ook van toepassing op internationale sprintwedstrijden over tweemaal 500 meter en tweemaal 1000 meter. Artikel 243 Loting bij wereldkampioenschappen junioren 1.a. Voor de loting van paren, zullen de deelnemers, gebaseerd op hun beste, goedgekeurde kwalificatietijden, in groepen van elk 8 deelnemers worden ingedeeld. De paren van de groep met de best gerangschikte rijders zullen het laatst rijden. Deelnemers die hetzelfde lid vertegenwoordigen moeten niet in hetzelfde paar starten. 2. De 3000 meter dames en heren en de 5000 meter heren moeten bij voorkeur met
kwartetstarts worden gereden.
Informatie hierover zal worden gegeven in de aankondiging van de kampioenschappen. 3. Voor de de ploegenachtervolging en ploegen Sprint wedstrijden zullen de teams worden gerangschikt, met als basis de uitslag van de op één na beste deelnemer van de betreffende ISU leden op respectievelijk de 1500 en 1000 m. De twee best gerangschikte teams zullen het laatst rijden; 4. De Massa-start wedstrijd zal worden georganiseerd op basis van ISU artikel 253 lid 4 b. met de volgende bijzonderheden: a. De deelnemers zullen worden ingedeeld op basis van hun rangschikking op de 1500 meter. Degenen die niet deelnamen aan de 1500 meter zullen worden ingedeeld overeenkomstig hun startnummer voor het kampioenschap. De deelnemers stellen zich op bij de startlijn in rijen van 6 rijders, met de hoogst ingedeelde rijders op de eerste rij. b. Als er voor de Massa-start wedstrijd meer dan 28 inschrijvingen zijn dan worden aan ISU leden inschrijfquota toegewezen (met een maximum van 2 deelnemers per lid) gebaseerd op het eindresultaat van de 1500 meter. c. Tijdens de wedstrijd zal er een tussensprint zijn naast de eindsprint. Voor deze tussensprint krijgen de deelnemers punten, die worden opgeteld bij de
eindrangschikking van de wedstrijd. De tussensprint
zal worden beslist op de finishlijn na 5 ronden. Punten voor de sprints zullen als volgt worden toegekend: * Tussensprint: de eerste drie (3) rijders verdienen: 5 – 3 – 1 punten. * Eindsprint: de eerste drie (3) rijders verdienen: 30 – 20 – 10 punten. Artikel 244 Loting bij internationale wedstrijden 1.
Bij een internationale wedstrijd geeft het organisatiecomité iedere deelnemer een startnummer, dat gebruikt zal worden bij de loting voor de startvolgorde.
2. Het organisatiecomité heeft het recht de ingeschreven deelnemers voor de eerste loting in twee of drie groepen in te delen. Indien een aldus samengestelde groep uit een oneven aantal deelnemers zou bestaan, moet de deelnemer wiens startnummer het laatst getrokken is, rijden tegen de eerst gelote deelnemer van de volgende groep. Indien één deelnemer overblijft als gevolg van een oneven aantal deelnemers, dan zal hij alleen rijden in de groep met de laagst geplaatste deelnemers. Evenementen met eenmalige toekenning van prijzen, loting en samenstelling van paren 3. Indien een wedstrijd over twee afstanden gaat, met een eenmalige toekenning van prijzen, dan wordt de rangschikking van de paren voor beide afstanden door het lot bepaald. 4. Indien een wedstrijd over drie afstanden gaat, met een eenmalige toekenning van prijzen, dan wordt de rangschikking van de paren alleen voor de eerst te rijden afstand door het lot bepaald. Voor de tweede afstand worden de paren samengesteld overeenkomstig de rangorde, die op de eerste afstand is verkregen. Voor de derde afstand worden de paren samengesteld overeenkomstig hun positie in het puntenklassement na twee (2) afstanden. De startvolgorde van de paren voor de tweede en derde afstand dient tegenovergesteld te zijn aan de rangorde van de deelnemers (zie artikel 240, lid 3 en 4).
313
5. Indien een wedstrijd over vier afstanden wordt gehouden, met een eenmalige toekenning van prijzen, wordt de rangschikking van de paren voor de eerste twee afstanden afzonderlijk door het lot bepaald. Op de derde en vierde afstand zal de samenstelling van de paren overeenkomstig artikel 240, lid 3 en 4, worden vastgesteld, met de uitzondering dat op de vierde afstand meer dan 8 deelnemers mogen uitkomen. Artikel 245 Terugtrekking voor de start na de loting. Inschrijving reserves 1.
Indien een deelnemer, in een wedstrijd over meerdere afstanden met een éénmalig toekenning van prijzen, zich voor een afstand terugtrekt, nadat de loting voor de afstand heeft plaatsgevonden, is het deze deelnemer niet toegestaan om opnieuw ingeschreven te worden voor deze of een andere afstand.
2. a. Indien een deelnemer wegens ziekte niet in staat is op een afstand deel te nemen nadat de loting heeft plaatsgevonden, mag deze deelnemer door een reserve worden vervangen. Indien voor de wedstrijd bepaalde kwalificatiecriteria zijn vastgesteld, mag de zieke deelnemer alleen worden vervangen door een reserve, die ook aan deze criteria voldoet. Indien de wedstrijd echter over meerdere afstanden wordt gehouden met een eenmalig toekenning van prijzen, dan kan de reserve alleen worden ingeschreven voor de start van de eerste afstand. b. In het geval dat een teruggetrokken deelnemer is vervangen door een reserve, dan is de volgende procedure van toepassing: i.
indien de paren door het lot zijn bepaald (door een loting zonder groepsindeling van de deelnemers) dan zal de
reserve starten in hetzelfde paar en baan als de teruggetrokken deelnemer zou zijn gestart. ii. Indien de paren zijn geloot gebaseerd op een groepsindeling van de deelnemers, zal de reserve starten in de groep waar hij zou zijn geplaatst (bijvoorbeeld gebaseerd op de kwalificatietijd of andere ranglijst) als hij ingeschreven zou zijn voor de competitie. Indien de groep van de reserve niet dezelfde is als de groep van de teruggetrokken deelnemer, is een herindeling van de groepen noodzakelijk. De deelnemer(s) verplaatst naar een andere groep zal (zullen) starten op de opengevallen plaats(en) in die groep. iii.
Indien de paren zijn samengesteld op basis van plaatsing of klassering van de deelnemers, dan zullen de paren
worden heringedeeld rekeninghoudend met de plaatsing of klassering van de reserve. 3. Wanneer de paren oorspronkelijk door loting zijn samengesteld en er geen reserve is ingeschreven volgens lid 2, dan zal de deelnemer, wiens tegenstander zich heeft teruggetrokken, alleen rijden. Indien er echter nog een deelnemer door loting alleen moet rijden vanwege een oneven aantal deelnemers, dan zal deze deelnemer degene, die zich heeft teruggetrokken vervangen, om het paar compleet te maken. Als twee deelnemers, door terugtrekkingen na de loting, zijn overgebleven om alleen te rijden, moeten zij samen gevoegd worden. Als op deze wijze een nieuw paar is gevormd, zullen de deelnemers starten in het latere paar. De verplaatste deelnemer zal starten in de buitenbaan (zie ook artikel 239, lid 4). De deelnemer, die naar een ander paar is verplaatst, moet hierover tenminste 15 minuten voor de geplande starttijd van zijn oorspronkelijk paar worden geïnformeerd. 4. Als de paren zijn samengesteld op basis van rangschikking of klassering van de deelnemers, en er is geen reserve ingeschreven volgens lid 2, dan moeten de paren opnieuw gerangschikt worden op basis van rangschikking of klassering van overblijvende deelnemers. Artikel 246 Bijregeling van de startvolgorde Een deelnemer die geschaatst heeft in een voorgaande afstand of rit, heeft het recht op een rustpauze van ten minste 30 minuten, vóór de volgende rit. Indien nodig, mag de scheidsrechter de startvolgorde van de paren zodanig aanpassen dat de vereiste rustperiode beschikbaar is.
314
D.
TIJDWAARNEMING
Artikel 247 Automatische- en handtijdopneming 1.
Er bestaan twee methoden van tijdopneming: -
automatische tijdopneming (zoals vermeld in artikel 251) en
-
tijdopneming met de hand (zoals vermeld in artikel 250).
2. a. Als reserve moet een handtijdopnemingprocedure plaats vinden (zie artikel 250). Als er echter meer dan 2 onafhankelijke automatische tijdopening systemen in gebruik zijn, is een handtijdopnemingprocedure niet nodig. b. Wanneer een automatisch tijdopnemingsysteem in gebruik is, is het doel van de handtijdopnemingprocedure te dienen als backup voor het geval dat het (de) automatische tijdopnemingsysteem (systemen) geheel of gedeeltelijk faalt (falen) (zie artikel 251 lid 5). 3. Een automatisch tijdopnemingsysteemprocedure (zie artikel 251) moet worden gebruikt voor de Olympische Winterspelen, ISUkampioenschappen, Wereldbekerwedstrijden, en andere ISU-evenementen (zie ook artikel 251 lid 2 d). Artikel 248 Klokken/stopwatches 1.
Voor automatische tijdopnemingsystemen moet, voor de wedstrijd, aan de scheidsrechter een certificaat worden overhandigd waarin de betrouwbaarheid en accuratesse van het systeem zijn vermeld. Zo'n certificaat is maximum 3 maanden geldig.
2. Voor handtijdopneming mogen alleen digitale elektronische stopwatches worden gebruikt. Op verzoek van de scheidsrechter moet een certificaat van een horlogemaker worden verstrekt, waarop vermeld staat dat de stopwatches goed werken. 3. Alle in gebruik zijnde klokken/stopwatches moeten tijden kunnen meten en tonen met een accuratesseniveau van ten minste één honderdste van een seconde. Artikel 249 Officiële tijden De tijden worden beschouwd als officieel als de scheidsrechter het tijdopnemingprotocol heeft getekend. De officiële tijden mogen niet in twijfel worden getrokken. Artikel 250 Handtijdopnemingprocedure 1.
Een hoofdtijdopnemer, 3 tijdopnemers en een reserve tijdopnemer moeten worden aangesteld. De hoofdtijdopnemer kan door een tijd registratie official worden geassisteerd
2. De tijdopnemers moeten aan de finishlijn staan en starten hun klok op het moment dat rook of flits van het door de starter afgevuurde schot zichtbaar is. Alleen in geval van mist, sneeuw, duisternis enz. dienen de tijdopnemers plaats te nemen nabij de startlijn en hun stopwatches te starten op het moment van het schot. Elke tijdopnemer dient slechts één stopwatch te gebruiken. 3. Onafhankelijk van elkaar moeten de tijdopnemers de tijd van beide rijders van het paar opnemen. 4. Na het beëindigen van elke rit moet de hoofdtijdopnemer de stopwatches in vaste volgorde aflezen (d.w.z. 1 ste, 2e, 3e stopwatch voor de eerste deelnemer, dan voor de tweede deelnemer) en er op toezien dat de tijden stipt worden vastgelegd. Alleen indien één of meer tijdopnemers om één of andere reden de tijd niet hebben opgenomen, wordt de tijd, die door de reserve tijdopnemer is opgenomen, geregistreerd. 5. De tijden van elke tijdopnemer zullen met een nauwkeurigheid van één honderdste van een seconde worden weergegeven. Als de gebruikte stopwatches de tijden in duizendste van een seconde tonen, moeten alle decimale cijfers, die een nauwkeurigheid van meer dan één honderdste van een seconde aangeven buiten beschouwing worden gelaten.
315
6. Onder toezicht van de hoofdtijdopnemer zal dan de officiële tijd van elke deelnemer worden bepaald en genoteerd in het tijdopnemingprotocol en wel als volgt: a) wanneer twee stopwatches dezelfde tijd weergeven en een derde stopwatch een andere, dan is de tijd van de stopwatches die met elkaar overeenstemmen bepalend voor het resultaat. b) wanneer alle stopwatches verschillende tijden weergeven, wordt de tijd van de stopwatch met de middelste tijd bepalend. c) wanneer twee tijdopnemers om één of andere reden de tijd niet hebben opgenomen, wordt de gemiddelde tijd van de andere twee stopwatches bepalend. Als de gemiddelde tijd geen veelvoud is van één honderdste van een seconde, wordt de gemiddelde tijd van één honderdste van een seconde lager bepalend. d) de tijd van de deelnemer, die in een paar als tweede finisht, wordt door de hoofdtijdopnemer in overeenstemming met de commissaris van aankomst bepaald, wanneer de tweede deelnemer minder dan vijf meter achter de eerste deelnemer is. (zie artikel 220). 7. Bij het bepalen van de officiële tijden van de deelnemers (volgens de handtijdopnemingprocedure) moet 20 honderdste van een seconde worden bijgeteld bij de geregistreerde handtijden in overeenstemming met bovenstaand lid 6. 8. Indien de handtijdopnemingprocedure de bron is van de resultaten van de wedstrijd
of de resultaten van enkele deelnemers,
moet het officiële protocol en de gepubliceerde lijst van resultaten duidelijk aangeven dat de resultaten zijn gebaseerd
op een
handtijdopnemingprocedure (zie artikel 273, lid 1 d). Artikel 251 Automatische tijdopnemingprocedure 1.
Met de uitdrukking automatische tijdopneming’ wordt een systeem van tijdopneming aangeduid, dat automatisch wordt gestart door het afvuren van een startpistool en automatisch het bereiken registreert van de finishlijn door elke deelnemer.
2. a. Verschillende technologieën/technische oplossingen mogen worden gebruikt om automatische tijdopneming te verwezenlijken: -
elektronisch systeem gebaseerd op optische sensoren of optische laser detectors om de finish van de deelnemers vast te leggen (met één of twee complete sets detectors geplaatst tussen de rijbanen, zo dicht mogelijk op het ijs, (“optisch systeem”)
-
Een systeem gebaseerd op transponders waarbij gebruik wordt gemaakt van signalen van een chip gedragen door de deelnemers om de finish tijd van de deelnemers vast te leggen (“transponder systeem”)
-
Een systeem dat fotografisch bewijs van de finish van de deelnemers, op een zodanige wijze gebruikt dat een onverwrongen afbeelding bevattende een tijdschaal onmiddellijk na de finish kan worden gereproduceerd (“fotofinish systeem”) Voor elk van deze categorieën van systemen kan het nodig zijn de omschrijving van de finish (Art. 260 lid 1) aan te passen aan de operationele eigenschappen van het systeem. Richtlijnen hiervoor kunnen door de ISU worden verstrekt.
b. Indien verschillende automatische tijdopnemingsystemen beschikbaar zijn, moet de scheidsrechter voor het begin van de wedstrijd aangeven welk systeem het hoofdsysteem is en welk systeem als back-up oplossing dient, met in acht name van onderstaand lid c). Als er meerdere back-up systemen beschikbaar zouden zijn, moet voor het begin van de wedstrijd de volgorde van voorkeur worden aangegeven. De hoofdtijdopnemer moet constant zowel het hoofdsysteem en het back-up systeem(systemen) in de gaten houden om elke aanduiding van mis- functioneren van het hoofdsysteem waar te nemen. Indien het hoofdsysteem incidenteel faalt, moet het resultaat van de deelnemer(s) die betrokken zijn bij het incident worden vastgesteld door het back-up systeem. c.
Indien een foto finish systeem wordt gebruikt dan wordt het officiële protocol opgemaakt met de tijden en finish volgorde die zijn opgenomen door het fotofinish systeem. De tijden van een optisch systeem of een transponder systeem mogen “live” op het scorebord worden getoond, maar als de tijden van het systeem dat in gebruik is, afwijken dan bepalen de tijden en finish volgorde van de deelnemers of teams van het fotofinish systeem de eindresultaten. De ISU kan in deze zaak verdere technische en procedurele richtlijnen uitgeven.
316
d. Het gebruik van een fotofinish systeem is verplicht voor ISU-Kampioenschappen, ISU-
Wereldbeker wedstrijden en hardrij
evenementen bij de Olympische Winterspelen. 3. Bij alle afstanden worden de tijden gemeten en in het protocol genoteerd met een nauwkeurigheid van een honderdste van een seconde. Wanneer de gebruikte klokken een nauwkeurigheid hebben van meer dan een honderdste van een seconde, worden deze decimalen buiten beschouwing gelaten. Als echter een fotofinish systeem met een resolutie van één duizendste van een seconde wordt gebruikt dan zal het derde decimale cijfer worden geregistreerd met het doel om te beslissen over gelijke plaatsen in overeenstemming met artikel 265 lid 1. Hoofdtijdopnemer en assistent-hoofdtijdopnemers. 4.a Een hoofdtijdopnemer voor de automatische tijdopnemingprocedure en een Assistent-hoofdtijdopnemer voor elk van de automatische tijdopnemingsystemen dat in gebruik is (d.w.z. optisch systeem, fotofinish en transponder) moet worden aangesteld. b. De hoofdtijdopnemer moet na iedere rit de opgenomen tijden van elke deelnemer controleren bij elk tijdopnemingsysteem dat in gebruik is, met als doel een onvolkomenheid of mis-functioneren vast te stellen. De assistent- hoofdtijdopnemer(s) moet(en) direct nadat de afstand is beëindigd, de volledige lijst van door het systeem opgenomen tijden controleren en de hoofdtijdopnemer informeren over elke aanduiding of bewijs van incidenteel mis-functioneren van het systeem. De hoofdtijdopnemer heeft de verantwoordelijkheid het tijdopnemingprotocol, dat de basis vormt voor de officiële resultaten en aan de scheidsrechter ter goedkeuring moet worden voorgelegd, voor te bereiden. Het tijdopnemingprotocol moet alle gevallen waar de resultaten niet gebaseerd zijn op tijden van het hoofdsysteem weergeven en aangeven welk back-up systeem gebruikt is om in die gevallen de resultaten vast te leggen. 5. Wanneer het hoofdsysteem incidenteel faalt, en er geen ander automatisch tijdopnemingsysteem als back-up beschikbaar is, dan zullen de resultaten van de handtijdopnemingprocedure, volgens artikel 250, lid 6 en 7, worden gebruikt om de officiële tijd vast te stellen. Echter zal ander direct beschikbaar bewijsmateriaal, zoals bij voorbeeld video opnamen, die het mogelijk maken om de nauwkeurigheid van de handtijden te controleren of te verbeteren, in aanmerking worden genomen als de officiële tijd wordt vastgesteld. Dit is in het bijzonder van toepassing bij situaties als vermeld in artikel 260 lid 2 en 3. Artikel 252 Tussentijden en tijden van afzonderlijke ronden In ritten over meerdere ronden moet de tijd van elke ronde worden opgenomen en genoteerd. De opgetelde rondetijden (tussentijden) moeten worden geregistreerd met een nauwkeurigheid van honderdsten van een seconde en de individuele rondetijden moeten worden berekend en in het protocol geregistreerd met het zelfde niveau van nauwkeurigheid. E.
WEDSTRIJDBEPALINGEN
Artikel 253 Schaatsen tegen de wijzers van de klok in 1.
Wedstrijden worden tegen de wijzers van de klok in verreden, dat wil zeggen dat de deelnemer de binnenkant van de baan aan zijn linkerzijde heeft.
Schaatsen in afzonderlijke wedstrijdbanen 2. Met uitzondering van ploegen wedstrijden (zie artikel 261) en wedstrijden of ritten georganiseerd in overeenstemming met onderstaand lid 4, rijden schaatsers in paren, en starten in de wedstrijdbanen die door de loting zijn vastgesteld en wisselen van
317
baan tijdens elke ronde, zoals omschreven in onderstaand lid 3. Het resultaat van de afstand (rit) wordt bepaald door het vergelijken van door alle deelnemende schaatsers behaalde tijden. Het wisselen van rijbaan 3. a. De deelnemer die op de binnenbaan schaatst moet wisselen naar de buitenbaan op het rechte eind van de kruising, omschreven als het rechte eind tussen het eind van de bocht (zoals gemarkeerd door verplaatsbare blokjes) en het begin van de volgende bocht (zoals gemarkeerd met een pilon) en omgekeerd voor de deelnemer die schaatst in de buitenbaan (voor uitzondering zie onderstaand lid b) ). Inbreuk op deze bepaling zal leiden tot een diskwalificatie. b. Wanneer op een 400 meter standaardbaan wordt gereden wordt er op het eerste rechte eind van de 1000 en de 1500 meter niet van rijbaan gewisseld. Het kan nodig zijn soortgelijke uitzonderingen toe te passen op banen met andere afmetingen voor dezelfde of andere afstanden. Wedstrijden en afstanden met specifieke bepalingen 4. a. Voor sprintwedstrijden over afstanden van 100 meter of korter, mogen er drie deelnemers in elke rit rijden, met aparte banen voor elke deelnemer. Deze wedstrijden mogen worden georganiseerd met afvalronden, waarin de deelnemers doorgaan naar de volgende ronde gebaseerd op hun plaatsing in de rit en/of hun behaalde tijd; b. Wedstrijden mogen worden georganiseerd als Massa-start wedstrijden. i.) De wedstrijdbaan wordt gebruikt zonder afzonderlijke wedstrijdbanen. De baan mag worden gebruikt inclusief inrijbaan en als zodanig altijd voor ISU wedstrijden. (gesloten) Pilonen mogen worden gebruikt als markering van de wedstrijdbaan. De afstand van een Massa-start wedstrijd wordt aangegeven als een aantal ronden, waar het aftellen begint de eerste keer dat de rijders de finishlijn kruisen. ii.) De start vindt plaats op het midden van het rechte eind van de finish (op de finshlijn van de 1000 meter op standaardbanen). Deelnemers starten op rijen met maximaal 6 schaatsers op elke rij en en met ten minste 1 meter tussen de rijen. De startposities van de schaatsers worden bepaald door loting of door een plaatsing van de deelnemers. Wanneer alle deelnemers in rijen staan achter de startlijn, dan geeft de starter het commando ”ready” en schiet met het startpistool. Rijders die voorwaarts bewegen en uit hun startrij gaan voordat het startschot valt, zullen worden gediskwalificeerd. iii.) Tijdens de eerste schaatsronde is het niet toegestaan te versnellen teneinde een betere positie in het peloton te verwerven. Inbreuk op deze regel zal leiden tot diskwalificatie. Als tijdens deze eerste ronde een val plaats vindt, waarbij een groot deel van het peleton is betrokken dan zal de wedstrijd worden gestopt door een fluitsignaal of een schot van de starter en zal de wedstrijd onmiddellijk opnieuw worden gestart.. Wanneer 1 ronde is afgelegd, zal een duidelijk geluidssignaal (bij voorbeeld een schot met het startpistool) worden gegeven. Vanaf dat moment mogen de rijders versnellen om een betere positie te krijgen. iv.) De finish van de rit zal op de finishlijn (voor de 500 m.) zijn, aan het eind van het rechte eind van de finish. Deze lijn wordt ook gebruikt als finishlijn voor tussensprints, als dit een deel is van het wedstrijdprogramma. v.) Het aantal ronden zal worden aangegeven zoals omschreven in artikel 219. De eerste ronde (zonder versnelling) telt als deel van de te schaatsen afstand. Als het wedstrijdprogramma tussensprints bevat, dan zal 1 ronde voor de finish van elke tussensprint een belsignaal worden gegeven. vi.) Deelnemers die worden ingehaald (met een volledige ronde) door de leidende rijder of door een bepaald aantal deelnemers zoals is aangekondigd in de regels voor de wedstrijd, moeten de wedstrijd onmiddellijk verlaten. vii.) Serieuze obstructie van andere deelnemers, bij voorbeeld wanneer dit de oorzaak is van een val van de rijder, leidt dit tot diskwalificatie. viii.) De organisator moet voor de wedstrijd doelmatige veiligheidsmaatregelen treffen. Voor ISU wedstrijden zullen speciale veiligheids vereisten worden bepaald. ix.)
Rijders moeten speciale veiligheidsuitrusting dragen (zie ook Artikel 223). Armbanden of startnummers, evenals
transponders om de tijdwaarneming te steunen, zoals omschreven voor de wedstrijd. Deelnemers die de voorgeschreven niet nakomen, zullen worden gediskwalificeerd of niet mogen starten.
318
x.)
Als het wedstrijdprogramma tussensprints bevat, dan zullen punten worden gegeven voor tussensprints en voor de
eindsprint. Als een deelnemer de wedstrijd niet voltooid, dan zullen de behaalde punten bij tussensprints niet worden bijgeschreven bij het bepalen van de eindrangschikking van de rijder. Tussensprint punten van niet finishende rijders zullen niet worden overgedragen aan enige andere deelnemer. Als er een overtreding van de wedstrijdregels is geweest die invloed heeft op het resultaat van een sprint, dan zal de rijder die in overtreding was, worden gediskwalificeerd en niet in aanmerking komen voor de sprint punten. Bovendien zal een gediskwalificeerde rijder niet in aanmerking komen voor de finale punten. Het totaal aantal door de deelnemers behaalde sprintpunten bepaalt het resultaat van de wedstrijd. Deelnemers die geen sprintpunten hebben behaald worden daarna gerangschikt overeenkomstig hun finishvolgorde bij de eindsprint. Niet finishende deelnemers mogen worden gerangschikt naar het aantal door hen afgelegde ronden voordat zij de wedstrijd verlieten. xi.) Massa start wedstrijden mogen worden georganiseerd met wedstrijdregels die bepalen dat één of meer deelnemers die op een zeker moment als laatste in de wedstrijd zijn, op dat moment uit de wedstrijd worden genomen. xii.) Massastart wedstrijden mogen als ploegenachtervolgingswedstrijden worden georganiseerd, dat wil zeggen met verspringende starts waar een aantal deelnemers vooraf gestelde handicaps hebben, bijvoorbeeld gebaseerd op resultaten van eerdere wedstrijden in de competitie. xiii.) Tijdens Massa-start wedstrijden is het coaches niet toegestaan in het coachgebied of op het middenterrein te zijn. xiv.) De volgende wedstrijdregels zijn niet van toepassing op Massa-start wedstrijden: Artikel 253, lid 2 en 3, artikel 255, 256, 257, 258 en 259. Artikel 254 Oproep voor de start 1
Voorafgaand aan elke start moeten de namen van degenen die moeten gaan rijden op duidelijke wijze nabij de start en in de kleedkamers worden afgeroepen.
2.
Het niet prompt aan de start verschijnen staat gelijk met terugtrekking van de afstand.
Artikel 255 Startprocedure 1.
De deelnemers, die in de binnen- en buitenbanen starten, moeten herkenbaar zijn door respectievelijk witte en rode armbanden. In het geval van afstanden van 100 meter of korter welke in ritten van 3 deelnemers worden verreden., draagt de deelnemer in de middelste baan een gele armband. De deelnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het dragen van de juiste armband en om zich in de juiste startbaan te melden. Inbreuk op deze regel zal tot diskwalificatie leiden, zie ook artikel 223 lid 7.
2.a. Wanneer de starter het commando “Go to the start” geeft, moeten de deelnemers zich tussen de hulp- en de startlijn opstellen. De afstand tussen deze twee lijnen moet twee (2) meter zijn. De deelnemers dienen een stabiele houding aan te nemen voordat de starter “ready” roept, waarna zij hun starthouding aannemen en de ingenomen positie strikt moeten vasthouden totdat het startschot is gelost. Deelnemers mogen de startlijn niet aanraken of met enig deel van hun lichaam of hun schaatsen in contact zijn met het ijs voorbij de startlijn. Deelnemers moeten hun schaatsen geheel achter de startlijn houden. b. Er moet een duidelijke pauze zijn tussen het moment, waarop de deelnemers hun starthouding hebben aangenomen, en het lossen van het schot. Deze duidelijke pauze moet tussen de 1 en 1,5 seconde duren. Valse start 3. In de volgende situaties zal de starter een valse start toekennen: a. Indien één of beide (alle) deelnemers opzettelijk traag zijn bij het innemen van hun starthouding, moet(en) de schuldige deelnemer(s) worden belast met een valse start. b. Als een van de deelnemers zijn startplaats verlaat en aldus veroorzaakt dat de andere rijder hem volgt, moet alleen aan de schuldige deelnemer een valse start worden gegeven.
319
c. Wanneer een deelnemer de startpositie verlaat nadat het commando “ready” is gegeven, maar voordat het schot is gelost (zie ook art. 217, lid 3). 4. Bij een valse start moeten de deelnemers door een tweede schot of een fluitsignaal van de starter worden teruggeroepen. Op bevel van de starter zullen de deelnemers ook een stopteken krijgen op een afstand van 50 tot 60 meter van de startstreep. Het stopteken kan worden gegeven door een assistent starter met een rode vlag vóór de deelnemers of het kan in de vorm van een helder rood licht dat goed zichtbaar is voor de deelnemers. Echter, in wedstrijden over 100 meter (of korter) met 3 deelnemers per rit, mag de starter de deelnemers bij een 2e valse start niet terugroepen in geval van een valse start. De diskwalificatie zal dan na voltooiing van de rit aan de deelnemer(s) worden medegedeeld. 5. De starter moet, na de eerste valse start, dit de deelnemer meedelen. Als beide deelnemers verantwoordelijk zijn voor een valse start, zal dit ze beide door de starter worden medegedeeld. Wanneer de starter de deelnemers van het paar/rit voor een nieuwe start oproept na een valse start, dan wordt de deelnemer die een volgende valse start maakt gediskwalificeerd voor de betreffende rit. 6. Als gebruik wordt gemaakt van lichtsignalen om aan te geven welke deelnemer een valse start heeft gekregen, dan geeft een wit licht een eerste valse start aan en een rood licht geeft een diskwalificatie aan. Het lichtstatief voor de start- banen moeten kleuren hebben die corresponderen met de kleuren van de armbanden van de betreffende deelnemers. Artikel 256 Binnen de aangeduide wedstrijdbaan blijven 1.
De deelnemers moeten binnen hun aangeduide wedstrijdbaan blijven. Als een deelnemer, die geheel binnen de aangeduide wedstrijdbaan schaatst, wordt gehinderd door de andere deelnemer, dan zal de deelnemer die in overtreding is, worden gediskwalificeerd.
Het doorsnijden van de binnenste lijn in de bocht 2. Bij het ingaan van de bocht, in de bocht en bij het uitgaan van de bocht, is het de
deelnemer verboden de binnenlijn van
de wedstrijdbaan, zoals aangeduid door een volledig geverfde lijn, en gemarkeerd door sneeuw of verplaatsbare blokjes, die aan de binnenkant van de geverfde lijn zijn geplaatst, te doorsnijden. Inbreuk op deze regel zal er in resulteren dat de deelnemer zal worden gediskwalificeerd. Het overschrijden van de lijnen van de aangeduide wedstrijdbaan 3
Als een deelnemer schaatst buiten de aangeduide wedstrijdbaan en aldus de lijn naar de andere wedstrijdbaan of de inrijbaan met de volledige schaats doorkruist, dan kan de deelnemer worden gediskwalificeerd, zelfs zonder een andere deelnemer te hinderen. Als er bevestigde waarnemingen zijn van meer dan één van dergelijke overtredingen tijdens de rit, dan zal de deelnemer worden gediskwalificeerd, behalve voor situaties in onderstaand lid 4 beschreven.
Uitzonderlijke situaties 4. De volgende situaties zullen niet leiden tot een diskwalificatie overeenkomstig bovenstaand lid 3. a. Indien een deelnemer niet binnen de binnenbaan blijft in de bocht of bij het uitgaan van de bocht naar het rechte eind van de finish en daardoor de lijn naar de buitenbaan doorkruist, zal de deelnemer niet worden gediskwalificeerd indien de deelnemer onmiddellijk terugkeert naar de binnenwedstrijdbaan. Bij het uitgaan van de bocht moet het terugkeren naar de binnenbaan, in elk geval hebben plaats gevonden vóór de eerste van de lijnen die de 1000 m. finish aanduiden op een 400 m. standaardbaan. b. Indien een deelnemer de aangeduide wedstrijdbaan verlaat ten gevolge van een val of andere ongelukkige reden, zal de deelnemer niet worden gediskwalificeerd, indien de deelnemer direct terugkeert naar de juiste baan. Zie ook artikel 260 lid 3.
320
c.
Indien een deelnemer een andere deelnemer, die in dezelfde baan rijdt, heeft ingehaald en gedurende het inhalen de buitenmarkeringslijn van de wedstrijdbaan heeft overschreden om een botsing te voorkomen, zal de inhalende rijder niet worden gediskwalificeerd. Zie ook artikel 257 lid 2.
Artikel 257 Verantwoordelijkheid bij botsing 1.
Bij het verlaten van de bocht, bij het begin van het rechte eind van de kruising (daar waar de sneeuwrand of de lijn van verplaatsbare blokjes is onderbroken) mag de deelnemer, die wisselt van de binnenbaan naar de buitenbaan, de deelnemer die van de buitenbaan naar de binnenbaan wisselt, niet hinderen. Dit geldt ook als het een deelnemer betreft van een ander paar bij kwartetstarts. De deelnemer, die de binnenbaan verlaat, is ook verantwoordelijk bij botsingen, tenzij de andere deelnemer belemmerend handelt.
Verantwoordelijkheid bij inhalen 2. Inhalen in dezelfde baan: In die gevallen dat een deelnemer op het punt staat om een andere deelnemer in dezelfde baan bijna in te halen (bijvoorbeeld wanneer de afstand tussen twee deelnemers in hetzelfde paar is opgelopen tot één ronde, of wanneer bij kwartetstarts een deelnemer in één van de paren de deelnemer, die in het andere paar van het kwartet in dezelfde baan gestart is, bijna heeft ingehaald) hebben beide deelnemers de verantwoordelijkheid, dat het inhalen op een soepele manier kan plaatsvinden en dat botsingen worden vermeden. a. Wanneer een situatie van inhalen staat te gebeuren moet de voorste deelnemer (dat wil zeggen de deelnemer, die op het punt staat te worden ingehaald) in de rijbaan zijn lijn houden (de relatieve positie). Wanneer de deelnemer naar de buitenkant van de rijbaan is gegaan om het inhalen te vergemakkelijken, dan moet de deelnemer in dit deel van de rijbaan blijven tot de inhalende deelnemer hem aan de binnenkant is gepasseerd. b. De inhalende deelnemer heeft een beter zicht op de situatie en is er voor verantwoordelijk dat een botsing wordt vermeden, zolang de voorste deelnemer zijn relatieve positie in de rijbaan behoudt. Diskwalificaties 3. Als de scheidsrechter een overtreding van deze regel constateert (zie leden 1 en 2 hierboven), zal de schuldige deelnemer worden gediskwalificeerd. Artikel 258 Afstand tussen deelnemers na inhalen 1.
In wedstrijden op een baan met dubbele rijbanen waar de leidende schaatser een andere deelnemer heeft ingehaald en gepasseerd, dan moet laatstgenoemde schaatser ten minste tien meter achterblijven. Het is hem echter toegestaan de leidende schaatser in te halen, indien hij dit mogelijk acht zonder de leidende schaatser te hinderen, doch hij mag niet als gangmaker fungeren voor de leidende schaatser.
2. Indien de schaatser die wordt ingehaald of de schaatser, die heeft ingehaald op een onjuiste wijze handelt, dan zal deze deelnemer worden gediskwalificeerd. Artikel 259 Gangmaken Een deelnemer voorgaan of begeleiden (gangmaken) is niet toegestaan en een deelnemer die een dergelijke overtreding maakt, zal worden gediskwalificeerd (zie ook artikel 258). Bij ploegenachtervolgingswedstrijden (zie artikel 261) is deze bepaling echter niet van toepassing op deelnemers die tot hetzelfde team behoren, tenzij een schaatser is ingehaald (gedubbeld) door zijn ploeggenoten.
321
Artikel 260 Finishlijn 1.
Een deelnemer heeft de afstand uitgereden, wanneer de voorste punt van het ijzer van de eerst aankomende schaats de finishlijn heeft aangeraakt of bereikt na het voorgeschreven aantal ronden. Echter, aanvullende bepalingen kunnen worden toegevoegd in overeenstemming met artikel 251, lid 2 a.
2. Opzettelijk met de schaats naar voren schoppen bij de finishlijn (zodat de schaats het contact met het ijs volledig verliest), of met het lichaam over de finishlijn duiken, is verboden en zal leiden tot diskwalificatie. 3. Indien een deelnemer vlak voor de finish valt, zodat de eerste schaats buiten de wedstrijdbanen aankomt, moet de tijd worden opgenomen op het moment dat de voorste punt van het ijzer van deze schaats het verlengde van de finishlijn bereikt. 4. Wanneer het automatisch tijdopnemingsysteem(en) dat in gebruik is (die in gebruik zijn), bij de finish door iets anders wordt stopgezet dan door de schaats, dan moet de officiële tijd van de deelnemer worden vastgesteld als de langzamere tijd van de tijden die bepaald zijn volgens de handtijdopnemingprocedure (volgens artikel 250 lid 7) en de tijd van het automatische tijdopnemingsysteem. Artikel 261 Wedstrijdregels voor Ploegenwedstrijden Ploegenachtervolgingswedstrijden 1. a. Ploegenachtervolgingswedstrijden mogen worden uitgeschreven met of 3 of 4 schaatsers rijdend in elk team. In beide gevallen moet de eindtijd (zie artikel 260) van het team worden bepaald als de finishtijd van de derde schaatser van het team. Indien minder dan 3 schaatsers van het team de rit beëindigen, wordt het team aangemerkt alsof het de wedstrijd niet heeft volbracht en moet het worden gediskwalificeerd. b. Bij ploegenachtervolgingswedstrijden zullen beide teams gelijktijdig elk aan een zijde van de baan, op het midden van de rechte einden, starten. Indien de ritten zijn ingedeeld volgens de rangorde van de teams, zal het best geklasseerde team op de gebruikelijke finishlijn op het rechte eind starten. Anders worden de startposities door loting bepaald. c.
De baan behoort te worden uitgezet met slechts een rijbaan, bijvoorbeeld door op een standaardbaan gebruik te maken van afbakeningen tussen de binnenbaan en de inrijbaan.
d. Als een of meerdere schaatsers van een team worden ingehaald door schaatsers van het andere team, dan is artikel 258 lid 2 van toepassing. e. Als het model van de ploegenachtervolging is gebaseerd op eliminatiewedstrijden om teams door te laten gaan naar de volgende fase van ritten, zal een team dat het andere team inhaalt voordat de gehele afstand is verreden, op dat moment als winnaar van de (race)(rit) worden uitgeroepen. De definitie van “inhalen” is in dit geval dat de als derde rijdende schaatser van het team de als derde rijdende schaatser van het andere team heeft ingehaald. Aflossingswedstrijden 2. Ploegenwedstrijden mogen als aflossingswedstrijden worden aangekondigd met of drie of vier schaatsers in elk team. De afstanden voor elk deel van de aflossing mogen variëren, maar de aanbevolen afstand is 400 of 800 meter (1 of 2 ronden op een standaard baan). Aflossingswedstrijden mogen volgens verschillende modellen worden verreden. Twee aanbevolen modellen (A en B) worden hieronder in lid a) en b) beschreven. a. Wedstrijdmodel A voor aflossingswedstrijden: Twee teams nemen in een paar deel, starten in verschillende banen en wisselen van baan volgens (Art. 253, lid 3, gedurende de (race)(rit). Elke deelafstand bestaat uit 1 of 2 volle ronden. De rit start en finisht op de 1000 m finishlijn. Het wisselvak heeft een lengte van 40 meter, van 20 m voor tot 20 m na de 1000 m finishlijn. Het begin en einde van het wisselvak van 40 meter dient
322
gemarkeerd te worden met oranje pylonen. Het aflossen vindt plaats als de schaatser die een deelafstand heeft beëindigd de schaatser die de volgende deelafstand begint, passeert. Een team dat buiten deze zone wisselt, wordt gediskwalificeerd. b. Wedstrijdmodel B voor aflossingswedstrijden: Er nemen maximaal 4 teams per rit deel. In het eerste deel van de eerste deelafstand (door de eerste bocht) worden de binnen- en buitenbanen gebruikt met tot 2 schaatsers in elke baan (1 schaatser per team). Na het uitkomen van de eerste bocht wordt alleen de binnenbaan nog gebruikt. De rit begint op de 1500 m startlijn en eindigt op de finishlijn van de 1500 m. De eerste deelafstand is in dit geval 700 of 300 m. De lengte van de volgende deelafstanden dient 1 of 2 volle ronden te zijn. Het wisselvak heeft een lengte van 75 meter, eindigend op de finishlijn. Het begin van het wisselvak moet worden aangegeven met oranje pylonen. Het aflossen begint wanneer de schaatser die een deelafstand heeft volbracht de schaatser die de volgende deelafstand begint, heeft aangeraakt. Een team dat buiten deze zone aflost, wordt gediskwalificeerd. Voor het inhalen zijn de principes van artikel 257 lid 2 van toepassing. Ploegen Sprint Wedstrijden 3. Ploegenwedstrijden mogen worden aangekondigd als ploegen sprint wedstrijden met 3 deelnemende rijders in elk team. De te schaatsen afstand is 3 ronden. De binnen-wedstrijdbaan markering bepaalt de wedstrijdbaan. Pilonen mogen worden gebruikt als extra markering. a. Wedstrijden mogen worden gereden met 1 team dat alleen rijdt, of met 2 teams die tegelijkertijd rijden. Het opstellen voor de start zal gelijk zijn aan die voor ploegenachtervolgings wedstrijden, met start en finish bij de 1000 meter finishlijn en wanneer 2 teams gelijktijdig deelnemen, voor het andere team op de tegenover liggende plaats van het kruisingsvak. b. De startprocedure is dezelfde als voor ploegenachtervolging. Voor diskwalificatie zie Artikel 261 lid 3 en het toestaan van een nieuwe start zie Artikel 262 lid 2. c. Elke rijder van de deelnemende teams moet verschillende identificatie dragen die hun rol in de wedstrijd aangeeft: rijder nr. 1 van het team draagt geen armband, rijder nr. 2 draagt een witte armband en rijder nr. 3 draagt een rode armband. Artikel 223 is van toepassing. d. De eerste ronde wordt gereden door de rijder die wordt aangeduid als nr. 1, die het team leidt, rijder nr. 2 en nr. 3 volgen. Na 1 ronde moet rijder nr. 1 naar het buitenste gedeelte van de baan gaan en rijder nr. 2 moet het team leiden totdat de 2e ronde is volbracht. Na deze ronde moet rijder nr. 2 naar het buitenste gedeelte van de baan gaan en rijder nr. 3 rijdt de laatste ronde alleen en finisht de rit voor het team. e. Het wisselen naar de volgende aangewezen rijder van het team moet plaats vinden tussen het begin van het rechte eind van de finish voor het team en voor het ingaan van de bocht. Het begin en eind van het wisselgebied zal duidelijk gemarkeerd worden (b.v. door pilonen). Diskwalificatie en nieuwe starts bij teamwedstrijden 4. Indien een schaatser van een achtervolgings-, sprint of aflossingsteam is gediskwalificeerd voor overtreding van de wedstrijdregels volgens Art 223, 255, 256, 257 of 258, dan geldt deze diskwalificatie ook voor het team. Een diskwalificatie voor een team volgt ook als een lid van dat team is gediskwalificeerd volgens de algemene bepalingen van de ISU (bij voorbeeld wegens inbreuk op de toepasbare regels van de ISU Anti-Doping Code). 5. De regels over nieuwe starts zoals vermeld in Art 262, zijn ook van toepassing voor ploegenachtervolgings-, ploegen sprint- en aflossingswedstrijden. Daarom zal een team worden toegestaan opnieuw te starten wanneer één van de schaatsers van het team wordt gehinderd zoals omschreven in Art 262 lid 1-3).
323
Artikel 262 Toestemming om opnieuw te starten 1.
De scheidsrechter zal een deelnemer, die buiten eigen schuld wordt gehinderd, toestaan om opnieuw te starten. Indien de deelnemer de oorspronkelijke rit heeft volbracht, zal de beste tijd van de twee ritten gelden, als het resultaat van de deelnemer .
2. Het is een deelnemer, die als gevolg van een hindernis op de baan, niet in staat is om de rit uit te rijden, toegestaan opnieuw te starten. Een gebroken schaats of vuil ijs wordt niet als hindernis geaccepteerd. Eveneens kan de mening van de deelnemer, dat hij gehinderd werd, maar niet direct werd tegengehouden door personen of voorvallen aan de kant van de baan, niet geaccepteerd worden als een reden om opnieuw te mogen starten. 3. Indien de hindernis een gevallen deelnemer betreft, of het gevolg is van de andere deelnemer in het paar die een bepaling heeft overtreden, zoals een niet correct uitgevoerde baanwisseling op de kruising of opeens zijn rijbaan verlaat, dan kan de scheidsrechter de deelnemer het recht om opnieuw te mogen starten niet ontzeggen. Indien de deelnemer opnieuw mag starten, moet de scheidsrechter dit aan de betreffende deelnemer meedelen. Vereiste rusttijd 4. Een deelnemer dient het recht te hebben op tenminste 30 minuten rust tussen de oorspronkelijke rit en de door de scheidsrechter besliste hernieuwde start, tenzij de deelnemer er mee akkoord is gegaan te starten in minder dan 30 minuten. Startbanen voor nieuwe ritten 5. In het geval van een nieuwe start moet de deelnemer normaliter in dezelfde baan starten als in de oorspronkelijke rit, in elk geval in de tweede rit over 500 of 1000 m. in een sprintwedstrijd, die beslist wordt door totale punten of door de totaaltijd over twee ritten. Echter als meer dan één deelnemer mag overrijden zullen paren worden gevormd om meerdere ritten met één enkele deelnemer te voorkomen. Als de twee deelnemers van de oorspronkelijke rit uit verschillende banen een nieuw paar vormen zullen zij de nieuwe rit in dezelfde baan starten als in de eerste rit. Maar als beide in de oorspronkelijke rit in dezelfde baan zijn gestart zal de deelnemer van het lager genummerde paar in de nieuwe rit in de buitenbaan starten (zie art. 239 lid 4 en art. 245). Artikel 263 Doping (Zie de algemene bepalingen, artikel 139). F.
RESULTATEN VAN DE WEDSTRIJD
Artikel 264 Bekendmaking van de uitslagen De uitslag van een wedstrijd dient onmiddellijk na afloop van de wedstrijd te worden bekendgemaakt. Artikel 265 Uitslagen van wedstrijden over enkele afstanden 1 a. Bij wedstrijden met toekenning van prijzen voor enkele afstanden, is de winnaar van de afstand de deelnemer met de beste behaalde tijd. Als meerdere deelnemers dezelfde snelste tijd behalen, zoals bepaald in artikel 250 lid 7 (handtijdopneming procedure) of artikel 251 (automatische tijdopneemprocedure) zal ieder van hen als winnaar van de afstand worden beschouwd, maar artikel 220 lid 3 moet in acht worden genomen indien de resultaten zijn vastgesteld met de handtijdopneming procedure. Als er echter een fotofinish systeem (zoals gespecificeerd in artikel 251 lid 2), met een tijdschaal die de behaalde tijden in duizendsten van een seconde aangeeft, in gebruik is, dan zullen de opgenomen tijden van het fotofinish systeem in duizendsten van een seconde worden gebruikt om de volgorde van de deelnemers (teams) in het eindresultaat te bepalen. In
324
dit geval moet het officiële protocol het gelijk eindigen aangeven door het tonen van de geregistreerde tijd van de betreffende deelnemers (teams) in duizendsten van een seconde. b. Voor wedstrijden over 500 meter met twee tellende ritten, bepaalt de totaaltijd over twee ritten het eindklassement en deelnemers met dezelfde totaaltijd krijgen dezelfde rangschikking. Als er echter een fotofinish systeem in gebruik is (zoals omschreven in bovenstaand lid a), dan zullen de totaal tijden, zoals opgenomen door het fotofinish systeem in duizendsten van een seconde worden gebruikt om de volgorde van de deelnemers in de eindresultaten te bepalen. In dit geval moet het protocol alle resultaten, inclusief de totaaltijden voor de 2 ritten, in duizendsten van een seconde, aangeven. Uitslagen van wedstrijden over meerdere afstanden 2
Bij wedstrijden over twee of meer afstanden met één enkele toekenning van prijzen, is de winnaar de deelnemer, die alle afstanden heeft gereden en het laagste aantal punten heeft behaald, overeenkomstig de onderstaande leden 3 en 4. Als meerdere deelnemers hetzelfde puntentotaal behalen, dan krijgen deze deelnemers dezelfde klassering.
Puntenberekening 3. De punten worden als volgt berekend: -voor de 500 meter telt het aantal opgenomen seconden als het aantal punten; -voor de 1000 meter de helft van het aantal seconden; -voor de 1500 meter een derde van het aantal seconden; -voor de 3000 meter een zesde van het aantal seconden; -voor de 5000 meter een tiende van het aantal seconden; -voor de 10000 meter een twintigste van het aantal seconden. Het aantal punten moet op drie decimalen nauwkeurig worden berekend met weglating van de vierde decimaal. Eindklassement van wedstrijden over meerdere afstanden 4. Het eindklassement van de wedstrijd wordt bepaald overeenkomstig het totaal aantal punten over alle afstanden. Wanneer het aantal deelnemers op de laatste afstand beperkt is, zal het klassement voor de overige deelnemers bepaald worden door hun totaal aantal punten op de voorgaande afstanden. 5. Indien een deelnemer de laatste afstand niet kan volbrengen als gevolg van een diskwalificatie of een andere reden, dan zal de rangorde van deze deelnemer in het eindklassement bepaald worden alsof deze deelnemer op de laatste afstand niet gestart is. Resultaten van ploegenachtervolgingswedstrijden 6. Voor de resultaten van de ploegenachtervolgingswedstrijden bij de Olympische Winterspelen zie artikel 241, lid 4; voor de wereldafstandskampioenschappen, zie artikel 240 lid 6d, en voor de wereldkampioenschappen Junioren, zie artikel 243, lid 4b. Resultaten van Massa-start wedstrijden 7. a. Als een Massa-start wedstrijd wordt georganiseerd met tussensprints, zullen de resultaten worden bepaald door het totaal aantal sprint punten die door de deelnemers zijn behaald. De overige rijders worden gerangschikt overeenkomstig hun finishvolgorde. Het systeem van het toekennen van punten is zodanig dat de eerste 3 die finishen bij de eindsprint ook de top 3 rangschikking behalen in het resultaat van de wedstrijd. Voor verdere bijzonderheden zie artikel 253 lid 4 b. b. Voor Massastart-wedstrijden die worden gereden zonder tussensprints, worden de resultaten alleen bepaald door de finish volgorde van de deelnemers. Resultaten van ploegen sprint wedstrijden 8. De resultatten van een ploegen sprint wedstrijd worden bepaald door de tijden die zijn behaald door de deelnemende teams, zoals is vastgesteld, wanneer de derde rijder van een team de finishlijn bereikt.
325
Artikel 266 Deelneming aan alle afstanden 1. Om gekwalificeerd te zijn om te starten op de laatste afstand van een kampioenschap of bij andere wedstrijden, waar slechts een beperkt aantal deelnemers is toegestaan om de slotafstand te rijden, moet de deelnemer alle voorgaande afstanden in de betreffende wedstrijd hebben voltooid (zie ook art. 275 lid 3). 2. Bij ISU kampioenschappen waar de resultaten van de kampioenschappen gebaseerd zijn op het puntentotaal of totale tijden van alle gereden afstanden of ritten, zal een deelnemer, die niet alle voorgaande afstanden of ritten met een geldig resultaat heeft voltooid niet worden toegestaan om de laatste afstand (rit) van het kampioenschap te rijden. Artikel 267 Titels (Zie de algemene bepalingen, artikel 133). Artikel 268 Winnaars 1.a. De winnaar van de wereld allround, wereldsprint, wereldjunioren of Europese
kampioenschappen is de deelnemer, die alle
afstanden heeft gereden en het laagste puntentotaal heeft behaald. Als er sprake is van gelijk eindigen op punten, dan is artikel 265, lid 2, van toepassing. b.
De winnaar van de 500 meter bij de Wereldafstandskampioenschappen is de deelnemer met de beste totaaltijd over de twee gereden wedstrijden. Bij gelijk eindigen is artikel 265, lid 1 b van toepassing. Voor de andere afstanden bij de Wereldafstandskampioenschappen en de individuele afstanden bij de Wereld junioren kampioenschappen is winnaar, de deelnemer, die op de gereden enkele afstand de beste tijd heeft behaald. Voor de Massa-start wedstrijd bij de Wereld Afstands kampioenschappen en de Wereld Junioren kampioenschappen is de winnaar de deelnemer met het hoogste totaal aantal sprint punten behaald tijdens de wedstrijd.
c.
De winnaar van de ploegenachtervolgingswedstrijd bij de wereld afstands kampioenschappen en de ploegen achtervolging en ploegen sprint wedstrijden bij de wereld junioren kampioenschappen is het team met de beste behaalde tijd.
2. Indien meerdere deelnemers op één van de afstanden de eerste plaats behalen, dienen zij allen op deze afstand als winnaar te worden beschouwd. 3. De winnaar van een ISU kampioenschap zal een prijs en een gouden ISU medaille worden toegekend, de tweede deelnemer een zilveren medaille en de derde deelnemer een bronzen medaille. 4. Alle winnaars, zelfs al zijn het er meer dan drie, zullen gouden medailles ontvangen.
Indien er twee winnaars zijn, dan
wordt geen zilveren medaille toegekend. Indien er drie winnaars zijn, dan worden geen zilveren en bronzen medailles toegekend. Indien er twee winnaars zijn, dan zal de volgende geplaatste deelnemer(s) de bronzen medaille(s) worden toegekend. Indien er één winnaar is en een gelijke stand voor twee of meer deelnemers voor de tweede plaats, dan krijgen alle laatstgenoemden zilveren medaille(s) en wordt er geen bronzen medaille toegekend. Indien er één winnaar is en één rijder op de tweede plaats, dan krijgen alle rijders, die de derde plaats hebben behaald, bronzen medailles toegekend. Artikel 269 Medailles (Zie de algemene bepalingen, artikel 134). Artikel 270 Prijzen (Zie de algemene bepalingen, artikel 120).
326
Artikel 271 Uitreiking van medailles (Zie de algemene bepalingen, artikel 134). Artikel 272 Uitslagen van kampioenschappen (Zie de algemene bepalingen, artikel 135). Artikel 273 Officieel protocol 1. Het officiële protocol moet bevatten: a. De startlijst voor elke afstand; b. De tijden van de automatische tijdopneming, vastgelegd in honderdsten van een seconde; c. De tijden van de handtijdopneming - tussentijden in honderdsten van een seconde (zie artikel 252); - eindtijden in honderdsten van een seconde (zie artikel 250 lid 5 en 6). d. De volgende aantekeningen moeten worden gehanteerd om specifieke situaties en ongeldige wedstrijdresultaten aan te duiden: DNF: Is niet gefinished (gestart in de wedstrijd, maar niet gefinished, zonder een overtreding van de wedstrijdregels, bij voorbeeld door een deelnemer te zijn gehinderd) DQ: Gediskwalificeerd (een wedstrijdregel geschonden of een ander vergrijp gepleegd, die leidt tot diskwalificatie) DNS: Is niet gestart (stond wel in de loting en in de lijst van oorspronkelijke paren, maar is niet verschenen aan de start) WDR: Teruggetrokken (in oorspronkelijke loting meegenomen, maar teruggetrokken voor de start, met de consequentie een herindeling van de paren) RS: Overrijden (toegestaan om opnieuw te starten) MT: De tijd is vastgesteld door handtijdopnemingprocedure, volgens artikel 250 lid 7 en 8. 2. Bij ISU-kampioenschappen moet het officiële protocol worden worden gepubliceerd volgens de specificaties in het ISUmemorandum en door de betreffende ISU-leden
aan de algemene directeur van de ISU worden toegezonden.
3. Het protocol van internationale wedstrijden moet door het organisatiecomité worden bewaard, tot tenminste zes maanden na het einde van de wedstrijd. Echter voor wereldrecords zie artikel 221, lid 3). Desgevraagd moet het protocol worden ingediend bij de “ISU Sports Director” of de technische commissie hardrijden van G.
de ISU.
PROTESTEN EN DISKWALIFICATIES
Artikel 274 Protesten (Zie de algemene bepalingen, artikel 123). Artikel 275 Diskwalificatie 1. Een overtreding van een deelnemer, indien door een beslissing van de scheidsrechter bevestigd, resulteert in een diskwalificatie van de deelnemer voor de betreffende afstand.
327
2. Indien de overtreding, naar het oordeel van de scheidsrechter, opzettelijk is gemaakt, dan mag de deelnemer niet verder deelnemen aan de aangekondigde wedstrijden. De deelnemer kan dan ook gediskwalificeerd worden voor de reeds gereden afstanden, bij een wedstrijd over meerdere afstanden met één toekenning van prijzen. 3. Een deelnemer, die is gediskwalificeerd op een afstand, verliest het recht om te mogen starten op de slotafstand van een kampioenschap of een andere wedstrijd, waar slechts een beperkt aantal deelnemers op de slotafstand mag starten (zie ook art. 240). Artikel 276 In beroep gaan (Zie de algemene bepalingen, artikel 124). Artikel 277 Uitsluiting van deelnemers, etc. (Zie de algemene bepalingen, artikel 125).
H.
KWARTETSTARTS
Artikel 278 Competitiemodellen 1. Kwartetstarts duiden op een wedstrijdvorm waar (maximaal) vier rijders gelijktijdig op de baan rijden in twee paren met een verschil van ongeveer een halve ronde bij de start. Beide paren van het kwartet starten hun rit op dezelfde startplaats met een halve ronde voorsprong bij de start. De startplaats is gelegen op de normale bij de afstand behorende startplaats. Het tweede paar van een kwartet moet bij voorkeur starten op een zodanig moment, dat er een halve ronde afstand tussen de paren ontstaat, zodra zij hun normale snelheid hebben bereikt. In geval van een valse start bij het tweede paar van het kwartet moet de afstand tussen de paren na de start van het 2e paar anderhalve ronde bedragen. 2. a. Kwartetstarts mogen worden toegepast bij internationale en wereldbekerwedstrijden en bij ISU-kampioenschappen. De voor kwartetstarts aanbevolen afstanden zijn 1500 meter en langer. Bij ISU-kampioenschappen mogen kwartetstarts alleen worden toegepast bij de afstanden van 3000 meter en langer (zie art. 201, lid 10). b. De mededeling dat kwartetstarts zullen worden toegepast moet op zijn laatst bij de loting van die afstand worden gegeven. In het officiële protocol, evenals in de uitslagenlijsten moet duidelijk vermeld worden welke tijden bij de toepassing van kwartetstarts zijn geregistreerd. Het protocol moet alle bijzonderheden vermelden, zoals genoemd in artikel 273. c. Bij ISU-kampioenschappen mogen kwartetstarts alleen dan gebruikt worden, wanneer dit met het organisatiecomité, de “ISU-Sports Director” en de technische commissie hardrijden van de ISU is overeengekomen, en wanneer het in de aankondiging is gepubliceerd. Startprocedures en samenstelling van kwartetten 3.a.
De startplaatsen in elk kwartet worden vastgesteld, en wel als volgt: eerst gelote deelnemer:
binnenbaan in het eerste paar (witte armband).
tweede gelote deelnemer:
buitenbaan in het eerste paar (rode armband).
derde gelote deelnemer: vierde gelote deelnemer: b.
binnenbaan in het tweede paar (gele armband). buitenbaan in het tweede paar (blauwe armband).
Wanneer de paren volgens een rangorde van de deelnemers worden
samengesteld, moeten de kwartetten worden
opgesteld met de 2 best geplaatste deelnemers als het tweede paar in het kwartet.
328
c. Indien de deelnemers niet een volledig stel volle kwartetten kunnen vormen (met 4 deelnemers in alle kwartetten), dan mag alleen het eerste kwartet incompleet zijn. (Het eerste kwartet mag zelfs uit één enkele deelnemer bestaan). d. Bij terugtrekking voor een start, na de loting, heeft de scheidsrechter de bevoegdheid om de paren die het kwartet vormen te herschikken (zie artikel 216 en 245). Een deelnemer moet echter niet verplaatst worden naar een ander kwartet dan het oorspronkelijk vastgestelde kwartet, tenzij het aantal kwartetten daardoor gereduceerd wordt. 4. Alle deelnemers in hetzelfde kwartet moeten zich gezamenlijk voor de start gereedmaken. Armbanden moeten worden gedragen in overeenstemming met lid 3a. 5. Ieder paar in een kwartet moet zijn eigen rondeteller hebben, en ieder paar moet afzonderlijk worden geklokt. 6. Wereldrecords bij kwartetstarts kunnen alleen worden erkend voor behaalde tijden in wereld bekerwedstrijden, ISU-kampioenschappen of andere ISU-evenementen (zie artikel 221, lid 1e, 1f en 2). Artikel 279 is gereserveerd voor mogelijke toekomstige technische artikelen hardrijden
329
4 | Dopingreglement AUTEUR: Dopingautoriteit DATUM: 21 augustus 2014
INHOUD Titel I – Begrippen Artikel 1: Begripsomschrijvingen Artikel 2: Doping
Titel II – Overtredingen Artikel 3: Aanwezigheid Artikel 4: Gebruik Artikel 5: Gebrekkige medewerking Artikel 6: Whereabouts-fouten Artikel 7: Manipulatie Artikel 8: Bezit Artikel 9: Handel Artikel 10: Toediening Artikel 11: Medeplichtigheid Artikel 12: Verboden samenwerking
Titel III – Verboden stoffen en verboden methoden Artikel 13: Dopinglijst Artikel 14: Dispensaties Artikel 15: Voorlichting
Titel IV – Handhaving Artikel 16: Handhaving Artikel 17: Dopingcontrole Artikel 18: Heranalyse Artikel 19: Registered testing pool Artikel 20: Opsporing en onderzoek
Titel V – Resultaatmanagement Artikel 21: Algemeen Artikel 22: Beoordeling (mogelijke) dopingzaken Artikel 23: Analyse B-monster Artikel 24: Communicatie controleresultaten Artikel 25: Vervolgonderzoek Artikel 26: Ordemaatregel Artikel 27: Aanvaarding dopingovertreding en sanctie
330
Titel VI – Tuchtrechtelijke behandeling Artikel 28: Algemeen Artikel 29: Aanhangig maken dopingzaken (aangifte) Artikel 30: Behandeling dopingzaken Artikel 31: Conclusie Artikel 32: Verstek
Titel VII – Bewijs van doping Artikel 33: Bewijslast Artikel 34: Methoden vaststellen feiten en aannamen
Titel VIII – Spelsancties en wedstrijdresultaten Artikel 35: Automatisch vervallen wedstrijdresultaten Artikel 36: Spelsancties en boetes
Titel IX – Sancties Artikel 37: Sanctie overtreding artikel 3, 4 en 8 Artikel 38: Opzet voor de toepassing van artikel 37 en artikel 45.6 sub b Artikel 39: Sanctie overtreding artikel 5 en 7 Artikel 40: Sanctie overtreding artikel 6 Artikel 41: Sanctie overtreding artikel 9 en 10 Artikel 42: Sanctie overtreding artikel 11 Artikel 43: Sanctie overtreding artikel 12
Titel X – Strafmaat en sanctiereductie Artikel 44: Geen schuld of nalatigheid Artikel 45: Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid Artikel 46: Substantiële ondersteuning Artikel 47: Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak Artikel 48: Bekentenis na kennisgeving Artikel 49: Meerdere opties sanctiereductie Artikel 50: Meerdere overtredingen
Titel XI – Overige sanctiebepalingen Artikel 51: Aanvang van de periode van uitsluiting Artikel 52: Status gedurende uitsluiting Artikel 53: Consequenties teams (indien van toepassing) Artikel 54: Herziening Artikel 55: Verjaringstermijn Artikel 56: Wederzijdse erkenning Artikel 57: Bekendmaking
331
Titel XII – Beroep Artikel 58: Beroep Artikel 59: Voor beroep vatbare besluiten Artikel 60: Beroepsrecht Artikel 61: Beroep/interventie WADA/Dopingautoriteit Artikel 62: Beroep dispensaties Artikel 63: Beroepstermijnen
Titel XIII – Restbepalingen Artikel 64: Taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit Artikel 65: Taken en verantwoordelijkheden van leden Artikel 66: Taken en verantwoordelijkheden van begeleidend personeel Artikel 67: Taken en verantwoordelijkheden van de Bond Artikel 68: Privacy Artikel 69: Kosten Artikel 70: Verhouding reglementen Artikel 71: Interpretatie Artikel 72: Overgangsbepalingen Artikel 73: Bijlagen Artikel 74: Slotbepaling
332
Titel I
Begrippen
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
1.1.
Aanwijzen: het mondeling op de hoogte stellen van de betrokkene dat deze is geselecteerd voor een dopingcontrole.
1.2.
Afbraakproduct: stof die ontstaat bij een biologisch omzettingsproces.
1.3.
Afnameprocedure: de procedure vanaf de melding van de betrokkene in het dopingcontrolestation tot en met de ondertekening van het relevante (dopingcontrole)formulier.
1.4.
Anti-doping organisatie (ADO): een Nationale Anti-Doping Organisatie (NADO), een internationale federatie, het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA), het Internationaal Olympisch Comité (IOC), het Internationaal Paralympisch Comité (IPC), een organisator van een evenement of een andere instantie of organisatie die bevoegd is tot het (laten) uitvoeren van een dopingcontrole.
1.5.
Assistent-Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie aangewezen persoon, die de dopingcontroleofficial ondersteunt. De benaming van deze functionaris kan per dopingcontrole-uitvoerende organisatie verschillen (bijvoorbeeld: chaperonne, steward).
1.6.
Atypische bevinding: een uitslag van een door een door WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium uitgevoerde analyse, waaruit voortvloeit dat het in de dopinglijst, de International Standard for Laboratories (ISL) of een andere International Standard bedoelde vervolgonderzoek dient plaats te vinden, teneinde te bepalen of sprake is van een belastend analyseresultaat.
1.7.
Atypisch paspoortresultaat: Een rapport dat als zodanig is benoemd in de van toepassing zijnde International Standard(s).
1.8.
Begeleidend personeel: (i) elke coach, trainer, manager, zaakwaarnemer, teammedewerker, official, (para)medische begeleider, ouder, wettelijk vertegenwoordiger, alsmede (ii) elke andere persoon die is gebonden aan de statuten, reglementen en/of besluiten van de Bond, van een bij de Bond aangesloten rechtspersoon of van een organisatie die bij de Bond is aangesloten, en die werkt met een of meer leden die deelnemen aan of zich voorbereiden op sportwedstrijden, deze leden assisteert, ondersteunt of begeleidt, of deze leden onder behandeling heeft.
1.9.
Begeleider: de persoon die door de betrokkene is gevraagd hem te vergezellen bij die delen van de afnameprocedure waarbij dat volgens de International Standard for Testing and Investigations (ISTI) is toegestaan.
1.10.
Belastend analyseresultaat: een rapport van een door WADA geaccrediteerd of goedgekeurd laboratorium, inhoudende de conclusie dat in overeenstemming met de ISL, in een monster: (i) een of meer verboden stoffen, de afbraakproducten en/of markers daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen) zijn aangetroffen, en/of (ii) bewijs voor het gebruik van een of meer verboden methoden is aangetroffen.
1.11.
Belastend paspoortresultaat: Een rapport dat als zodanig is benoemd in de van toepassing zijnde International Standard(s).
1.12.
Bestuur: het bestuur van de Bond, ook al is dit bestuur bij de betreffende Bond anders genaamd.
1.13.
Betrokkene: het lid (i) dat is geselecteerd voor een dopingcontrole, (ii) dat onderworpen is of wordt aan een dopingcontrole, (iii) dat onderwerp is van een onderzoek naar een mogelijke dopingovertreding, (iv) dat substantiële ondersteuning verleent of wil verlenen, (v) dat op grond van dit reglement iets moet aantonen, (vi) aan wie een ordemaatregel is opgelegd, (vii) tegen wie aangifte is gedaan, (viii) dat bekend heeft een dopingovertreding te hebben begaan en/of schuldig is bevonden aan het begaan van een dopingovertreding, (ix) dat beroep heeft ingesteld tegen een op hem betrekking hebbende beslissing of uitspraak, (x) dat onderwerp is van een uitspraak of beslissing waartegen beroep is ingesteld, of (xi) aan wie een periode van uitsluiting is opgelegd.
1.14.
Bevestigen: in de zin van de analyse van het B-monster wil bevestigen zeggen dat in het B-monster dezelfde verboden stof en/of verboden methode wordt aangetroffen als in het A-monster. Indien een stof alleen verboden is bij het overschrijden van een bepaalde hoeveelheid, is voor het bevestigen nodig dat ook in het B-monster die verboden hoeveelheid van de in het A-monster aangetroffen stof overschreden wordt, tenzij sprake is van een exogene verboden stof waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de ISL, in welk geval voor bevestiging slechts nodig is dat in het B-monster enige hoeveelheid van dezelfde verboden stof wordt aangetroffen.
333
1.15.
Binnen wedstrijdverband: (voor de toepassing van dit reglement1) de periode die twaalf uur voorafgaand aan een wedstrijd aanvangt, en voortduurt tot en met (i) de afronding van de betreffende wedstrijd, dan wel (ii) de afronding van de na afloop van de wedstrijd geplande dopingcontroles (indien daarvan sprake is). Internationale federaties en andere ADO’s kunnen een periode hanteren die afwijkt van de in dit reglement gehanteerde periode.
1.16.
Biologisch paspoort: Het programma en de methoden voor het verzamelen en verwerken van gegevens zoals benoemd in de ISTI en de ISL.2
1.17.
Bond: de sportbond die dit reglement heeft vastgesteld.
1.18.
Buiten wedstrijdverband: elke periode die niet binnen wedstrijdverband is.
1.19.
CAS: Court of Arbitration for Sport.
1.20.
Controleresultaten: alle gegevens voortvloeiend uit een (poging tot) dopingcontrole, waaronder (doch niet uitsluitend) de gegevens voortvloeiend uit de uitgevoerde analyse(s). Onder controleresultaten vallen in ieder geval: belastende analyseresultaten, atypische bevindingen, vervolgonderzoek, belastende paspoortresultaten, atypische paspoortresultaten.
1.21.
Dispensatie: een conform de Dispensatiebijlage en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions (ISTUE) door de Dopingautoriteit of een andere bevoegde ADO genomen besluit, inhoudende de verlening van een ontheffing.
1.22.
Dopingautoriteit: stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland, de door de Nederlandse overheid aangewezen NADO voor Nederland.
1.23.
Dopingcontrole: het onderdeel van het dopingcontroleproces dat de aanwijzing ter dopingcontrole, alsmede de afname van het monster omvat.
1.24.
Dopingcontroleproces: het proces dat (i) het aanvragen, beoordelen en verlenen van een (verzoek tot) dispensatie, (ii) het verzamelen en verwerken van whereabouts-gegevens, (iii) het plannen van een afnameprocedure, het selecteren en aanwijzen van de betrokkene, het afnemen en verzamelen van een monster, het transport van een monster naar het laboratorium, (iv) de analyse van een monster (inclusief her- en verdere analyses, alsmede vervolgonderzoek), en (v) het resultaatmanagement, waaronder de tuchtrechtelijke procedure, omvat.
1.25.
Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie benoemde en getrainde persoon die is belast met de gedelegeerde bevoegdheid voor de uitvoering van de dopingcontrole.
1.26.
Dopingcontrole-uitvoerende organisatie: de instantie of organisatie die met de uitvoering van een dopingcontrole is belast.
1.27.
Dopinglijst: de van dit reglement deel uitmakende, door WADA als de Prohibited List International Standard vastgestelde lijst met verboden stoffen en verboden methoden.
1.28.
Dopingovertreding: een overtreding van een dopingreglement.
1.29.
Dopingreglement: (i) het door de Bond vastgestelde dopingreglement met de door WADA of de Dopingautoriteit vastgestelde bijlagen3 (hierna: dit reglement), en (ii) een door een ADO of andere instantie, dan wel organisatie vastgesteld dopingreglement, ook al is dit dopingreglement bij de desbetreffende ADO of andere instantie, dan wel organisatie, anders genaamd. Door een overheid of wetgever vastgestelde regels inzake doping worden voor de toepassing van dit reglement ook beschouwd als dopingreglement.
1.30.
Dopingzaak: een mogelijke dopingovertreding.
1.31.
Evenement: een reeks afzonderlijke wedstrijden die gemeenschappelijk wordt georganiseerd onder verantwoordelijkheid van een bevoegde internationale federatie, nationale sportbond of organisatie (bijvoorbeeld de Olympische Spelen, een Wereldkampioenschap en een Europees Kampioenschap).
1.32.
Internationaal evenement: Een evenement of een wedstrijd georganiseerd door of onder auspiciën van het IOC, het IPC, een internationale federatie of een andere internationale sportorganisatie (zoals de continentale organen die zijn aangesloten bij
1
Andere organisaties (ADO’s), met name IF’s en MEO’s, kunnen afwijkende definities van ‘binnen wedstrijdverband’ hanteren. Dat is
echter niet relevant voor de toepassing van dit reglement, tenzij wij een IF-zaak krijgen met een positief resultaat specifiek door een afwijkende IC-periode. 2
De term “described” is vervangen door “benoemd”, omdat het biologisch paspoort niet volledig wordt beschreven in ISTI of ISL.
3
De bijlagen worden gepubliceerd op de website van de Dopingautoriteit: www.dopingautoriteit.nl.
334
internationale federaties of bij het IOC, en andere internationale organisaties voor meerdere sporten die optreden als bestuursorgaan van een continentaal of regionaal evenement). 1.33.
Internationale federatie: internationale non-gouvernementele organisatie die op internationaal niveau één of meer takken van sport bestuurt en waarvan de Bond lid is, dan wel waarbij de Bond is aangesloten.
1.34.
International Standard: door WADA vastgestelde internationale standaard behorend bij de World Anti-Doping Code, waaronder in ieder geval: de Prohibited List International Standard (de dopinglijst), de ISTI, de ISL, de ISTUE en de International Standard for the Protection of Privacy and Personal Information (ISPPPI). De International Standards zijn van toepassing op dit reglement en worden geacht hiervan deel uit te maken. De bij een International Standard behorende Technical Documents worden geacht onderdeel uit te maken van de betreffende International Standard.
1.35.
Lid: (voor de toepassing van dit reglement) de natuurlijk persoon die, via lidmaatschap, licentie, overeenkomst, deelname aan een wedstrijd (van de Bond of een internationale federatie) of op andere wijze, is gebonden aan de statuten, reglementen en besluiten van de Bond, dan wel van een bij de Bond aangesloten rechtspersoon. Als lid worden tevens beschouwd in de sport of de Bond actieve of werkzame personen (bijvoorbeeld personen die actief of werkzaam zijn voor een binnen de Bond actieve vereniging of voor een team dat uitkomt in een sport), die niet via lidmaatschap, licentie of enige overeenkomst zijn aangesloten bij de Bond.
1.36.
Marker: een stof of groep van stoffen of biologische variabelen, die duidt of duiden op het gebruik van een verboden stof en/of de toepassing van een verboden methode.
1.37.
Minderjarige: een persoon die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt.
1.38.
Monster: enig biologisch materiaal, inclusief DNA-dragend materiaal, bijvoorbeeld urine, bloed, zweet of speeksel.
1.39.
Nationaal evenement: een evenement dat geen internationaal evenement is.
1.40.
Negatieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: -
in het monster van de betrokkene geen (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) verboden stoffen en/of verboden methoden zijn aangetroffen; en
-
in het monster van de betrokkene geen markers zijn aangetroffen; en
-
geen gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; of
-
de betrokkene beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stoffen en/of verboden methoden geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld.
1.41.
Poging: opzettelijk gedrag vertonen dat een essentiële stap vormt in de richting van gedrag dat bedoeld is om te leiden tot een dopingovertreding. Een poging vormt geen dopingovertreding, indien het lid afziet van de poging voordat deze wordt ontdekt door een derde partij die niet bij de poging is betrokken.
1.42.
Positieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: -
in het monster van de betrokkene (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden zijn aangetroffen; en/of
-
in het monster van de betrokkene (een) marker(s) is (zijn) aangetroffen; en/of
-
gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; en
-
de betrokkene niet beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en/of niet conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld.
1.43.
Pre-test: een controle op het gebruik, dan wel de aanwezigheid van verboden stoffen en/of verboden methoden, die (a) niet door de Dopingautoriteit of een andere bevoegde ADO is uitgevoerd, (b) niet volgens het gestelde in de ISTI en de ISL is uitgevoerd, en (c) waarvan een analyseresultaat dat een mogelijke dopingovertreding inhoudt, niet wordt gemeld bij de Dopingautoriteit en/of de Bond.
1.44.
Registered testing pool: een door de Dopingautoriteit, een andere NADO of internationale federatie vastgestelde groep sporters.
1.45.
Schuld: Elk plichtsverzuim dat of elk gebrek aan zorgvuldigheid die in een bepaalde situatie vereist is.
335
1.46.
Selecteren: het selecteren van een lid voor een dopingcontrole. Selectie kan geschieden op basis van loting, wedstrijdresultaten, dan wel elke andere door een ADO te bepalen wijze.
1.47.
Specifieke stof: de als zodanig aangemerkte (categorieën van) stoffen op de dopinglijst. 4 In beginsel zijn alle op de dopinglijst vermelde stoffen specifieke stoffen, uitgezonderd stoffen in de volgende categorieën: (a) de anabole middelen, (b) de hormonen en verwante stoffen, (c) de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide hormoon-antagonisten en modulatoren, en (d) de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide stimulantia. Specifieke stoffen betreffen nooit verboden methoden.
1.48.
Teamsport: een sport waarbij het vervangen van deelnemers tijdens een wedstrijd is toegestaan.
1.49.
Tuchtcollege: het orgaan of college, inclusief het CAS, dat op grond van dit reglement, de statuten en/of een (ander) reglement van de Bond of een ADO, bevoegd is tuchtrecht te spreken.
1.50.
Uitsluiting: sanctie waarbij de betrokkene gedurende een bepaalde periode aan geen enkele wedstrijd, competitie, evenement of andere activiteit mag deelnemen, in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren binnen de Bond (noch enige bij de Bond aangesloten vereniging, club, team of andere rechtspersoon), noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in dit reglement, mag ontvangen.
1.51.
Uur: de aaneengesloten periode van zestig minuten welke door een lid dat is opgenomen in de registered testing pool voor elke dag dient te worden aangeleverd, en gedurende welke periode dit lid vindbaar en beschikbaar moet zijn voor het bij hem uitvoeren een dopingcontrole.
1.52.
Verboden stof: een stof, dan wel een categorie stoffen, die op de dopinglijst is beschreven.
1.53.
Verboden methode: een methode die op de dopinglijst is beschreven.
1.54.
Vervallen wedstrijdresultaten: het ongeldig verklaren van de individuele resultaten van de betrokkene met betrekking tot een bepaalde wedstrijd, competitie of evenement, met alle daaruit voortvloeiende consequenties zoals het teruggeven van medailles, prijzen(geld) en het verliezen van punten.
1.55.
Vervuild product: Een product dat een verboden stof bevat (i) die niet staat vermeld op het etiket en (ii) die niet wordt genoemd in informatie die beschikbaar is via een redelijke zoekinspanning op internet.
1.56.
Voorlopige hoorzitting: een mondelinge behandeling die plaatsvindt in het kader van een door het bestuur te nemen ordemaatregel, en die is bedoeld is om de betrokkene te informeren en hem gelegenheid te geven om schriftelijk of mondeling te worden gehoord. De voorlopige hoorzitting houdt geen volledige behandeling en beoordeling van de feiten van de zaak in.
1.57.
Wedstrijd: een enkele race, competitie, spel of afzonderlijk nummer of onderdeel, georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond of een internationale federatie.
1.58.
Whereabouts-fout: een conform de ISTI of de Whereabouts-bijlage vastgestelde foutieve inzending of missed test. De in de ISTI gebruikte term voor foutieve inzending is ‘filing failure’.
1.59.
Whereabouts-gegevens: de in de ISTI en de Whereabouts-bijlage bedoelde gegevens, die een lid dat is opgenomen in de registered testing pool, aan de Dopingautoriteit of een andere ADO dient te verschaffen.
1.60.
World Anti-Doping Code: de actuele door WADA vastgestelde World Anti-Doping Code, waarop dit reglement is gebaseerd.
Waar dit reglement begrippen in enkelvoud weergeeft, geldt ook de meervoudvorm van dat begrip en omgekeerd, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. Waar dit reglement bepalingen in het heden stelt, geldt de bepaling ook voor gebeurtenissen in het verleden, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. De door WADA vastgestelde documenten kunnen worden geraadpleegd op: www.wada-ama.org.
4
De Engelstalige dopinglijst hanteert voor de term ‘specifieke stoffen’ de volgende term: specified substances.
336
Artikel 2 Doping 2.1.
In dit reglement wordt onder doping verstaan de overtredingen zoals vermeld in
artikel 3 tot en met artikel 12.
2.2.
Elk lid en begeleidend personeel wordt geacht de inhoud van dit reglement en de bij dit reglement behorende bijlagen te kennen, te weten wanneer sprake is van een dopingovertreding, alsmede bekend te zijn met de door de dopinglijst beschreven (categorieën van) verboden stoffen en verboden methoden. Ieder lid is verplicht zich op de hoogte te houden van de geldige dopinglijst, zoals gepubliceerd op de website van WADA en de Dopingautoriteit.
2.3.
Elk lid en begeleidend personeel dient zich op de hoogte te stellen van de inhoud van dit reglement en de bij dit reglement behorende bijlagen. Bij deelname aan een wedstrijd of evenement in het buitenland dient een lid zich voorafgaand aan deze deelname op de hoogte te stellen van de voor de betreffende wedstrijd of evenement geldende regels en procedures inzake doping(controles).
2.4.
Voor artikel 3 en artikel 4 geldt dat risicoaansprakelijkheid van toepassing is. Dit wil zeggen dat het voor het vaststellen van een overtreding van artikel 3 of artikel 4 niet noodzakelijk is dat zijdens betrokkene opzet, schuld, nalatigheid of bewust gebruik wordt aangetoond.
Titel II
Overtredingen
Artikel 3 Aanwezigheid 3.1.
De aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de afbraakproducten daarvan en/of markers in een monster van een lid vormt een dopingovertreding.
3.2.
Met uitzondering van die stoffen waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de ISL, is bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een lid, sprake van een dopingovertreding.
3.3.
De dopinglijst of een andere International Standard, kan speciale criteria bevatten voor de beoordeling van (de aanwezigheid van en/of de aangetroffen hoeveelheid) verboden stoffen die ook door het lichaam zelf kunnen worden geproduceerd.
3.4.
Van aanwezigheid is sprake: a.
bij een positieve uitslag na analyse van het A-monster waarbij het lid heeft afgezien van het (laten) analyseren van het B-monster;
b.
bij een positieve uitslag waarbij de analyse van het B-monster het resultaat van de analyse van het A-monster heeft bevestigd; en/of
c.
indien het B-monster verdeeld is over twee flesjes, en de analyse van het tweede flesje de aanwezigheid van de in het eerste flesje aangetroffen verboden stof en/of verboden methode, de afbraakproducten daarvan en/of markers, bevestigt.
3.5.
Er is geen sprake van een overtreding indien de betrokkene beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld. De Dopingautoriteit heeft het recht het B-monster te (laten) analyseren, ook als de betrokkene afziet van het (laten) analyseren van het B-monster.
3.6.
Het is de persoonlijke plicht van elk lid ervoor te zorgen dat geen verboden stoffen, verboden methoden afbraakproducten daarvan en/of markers in zijn lichaam binnenkomen. Leden zijn verantwoordelijk voor alle verboden stoffen, verboden methoden, de afbraakproducten daarvan en/of markers, die worden aangetroffen in hun monsters. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik zijdens een lid te worden aangetoond om een overtreding inzake artikel 3 te kunnen vaststellen.
337
3.7.
Bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een lid, is sprake van een overtreding inzake artikel 3, ongeacht wanneer de betreffende verboden stoffen en/of verboden methoden zijn ingenomen, gebruikt of toegediend, tenzij de dopinglijst bepaalt dat de aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een lid buiten wedstrijdverband is toegestaan.
Artikel 4 Gebruik 4.1.
Gebruik of poging tot het gebruik van een verboden stof of een verboden methode vormt een dopingovertreding. Het slagen of mislukken van (de poging tot) het gebruik van een verboden stof of verboden methode is niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een overtreding.
4.2.
Onder gebruik wordt verstaan: het gebruiken, aanbrengen, innemen, injecteren, aanwenden of op wat voor wijze dan ook tot zich nemen van een verboden stof en/of een verboden methode.
4.3.
Indien bij een positieve uitslag de analyse van het B-monster de analyse van het
A-monster niet bevestigt, kan
desondanks gebruik worden aangetoond, en derhalve sprake zijn van een dopingovertreding, indien: a.
sprake is van betrouwbare analytische gegevens afkomstig uit het A-monster; en
b.
een afdoende verklaring kan worden gegeven voor het ontbreken van de bevestiging van de positieve uitslag van de analyse van het A-monster. De initiële beoordeling of sprake is van een afdoende verklaring geschiedt door de Dopingautoriteit in het kader van de toepassing van Titel V. De definitieve vaststelling of sprake is van een afdoende verklaring geschiedt door het bevoegde tuchtcollege.
4.4.
Er is geen sprake van een overtreding indien de betrokkene beschikt(e) over een met betrekking tot de gebruikte verboden stoffen en/of verboden methoden relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden heeft gehandeld.
4.5.
Het is de persoonlijke plicht van elk lid ervoor te zorgen dat geen verboden afbraakproducten daarvan en/of markers zijn
stoffen, verboden methoden,
lichaam binnenkomen, en geen verboden methode wordt gebruikt.
Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik door een lid te worden aangetoond om een dopingovertreding te kunnen vaststellen. Om een poging tot gebruik van een verboden stof of een verboden methode te kunnen vaststellen, dient wel opzet zijdens de betrokkene te worden aangetoond. 4.6.
Gebruik of poging tot het gebruik van een verboden stof of een verboden methode kan in ieder geval worden aangetoond met betrouwbare bewijsmiddelen, zoals bekentenissen, getuigenverklaringen, schriftelijk bewijs, conclusies van longitudinale profielen, inclusief gegevens verzameld in het kader van het biologisch paspoort, of andere analytische informatie, ook als die niet voldoet aan alle vereisten om een dopingovertreding aan te tonen.
Artikel 5 Gebrekkige medewerking 5.1.
Het ontwijken van de dopingcontrole, alsmede een poging hiertoe, vormt een dopingovertreding.
5.2.
Het zonder zwaarwegende reden weigeren medewerking te verlenen aan de dopingcontrole na daartoe (mondeling) te zijn aangewezen, alsmede een poging hiertoe, vormt een dopingovertreding.
5.3.
Het zonder zwaarwegende reden zich niet (tijdig) onderwerpen aan de dopingcontrole, en het niet (tijdig) meewerken aan de dopingcontrole na daartoe (mondeling) te zijn aangewezen, alsmede een poging hiertoe, vormt een dopingovertreding.
Artikel 6 Whereabouts-fouten 6.1.
Elke combinatie van drie bij een lid, dat is opgenomen in een registered testing pool, vastgestelde foutieve inzendingen en/of missed tests binnen een periode van twaalf maanden, vormt een dopingovertreding.
338
6.2.
Voor leden die zijn opgenomen in een registered testing pool gelden de verplichtingen zoals die zijn omschreven in de ISTI en de Whereabouts-bijlage.
Artikel 7 Manipulatie 7.1.
Manipuleren of poging tot manipuleren, vormt een dopingovertreding.
7.2.
Onder manipuleren wordt verstaan: a.
gedrag dat het dopingcontroleproces ondermijnt;
b.
het aanpassen van enig deel van het dopingcontroleproces met onzuivere bedoelingen of op een oneerlijke manier;
c.
ongewenste invloed uitoefenen op enig deel van het dopingcontroleproces;
d.
zich op onjuiste wijze in het dopingcontroleproces mengen om resultaten aan te passen of de normale gang van zaken te hinderen;
e.
het op enigerlei wijze vervalsen van een dispensatie(verzoek) en/of het op onjuiste wijze beïnvloeden en/of achterhouden van informatie die van belang is of kan zijn voor een dispensatie(verzoek);
7.3.
f.
het tegenwerken en/of misleiden van een dopingcontroleofficial;
g.
het plegen van frauduleuze handelingen met betrekking tot het dopingcontroleproces;
h.
het (doen) verstrekken van valse informatie en/of gegevens aan een ADO;
i.
het opzettelijk hinderen, of een poging daartoe, van een dopingcontroleofficial;
j.
het intimideren, of een poging daartoe, van een mogelijke getuige; en/of
k.
vergelijkbare handelingen.
Leden en begeleidend personeel, alsmede bij de Bond aangesloten verenigingen en/of clubs zijn verplicht volledig, tijdig en ook overigens naar behoren hun medewerking aan de dopingcontrole te verlenen, aanwijzingen van de (assistent) dopingcontroleofficial op te volgen, alsmede gehoor te geven aan verzoeken van de (assistent) dopingcontroleofficial, waaronder in ieder geval het ondertekenen van het aanwijzing- en dopingcontroleformulier. Het niet nakomen van een of meer van deze verplichtingen vormt een dopingovertreding.
7.4.
(Poging tot) Manipuleren vormt een dopingovertreding, ongeacht de omstandigheid dat de dopingcontrole waarbij de (poging tot) manipulatie heeft plaatsgevonden, correct is uitgevoerd.
Artikel 8 Bezit 8.1.
Bezit of poging bezit te verkrijgen, op enig moment of enige plaats, van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode, vormt een dopingovertreding.
8.2.
Bezit binnen wedstrijdverband of poging binnen wedstrijdverband bezit te verkrijgen van enige binnen wedstrijdverband verboden stof of verboden methode, vormt een dopingovertreding.
8.3.
Er is sprake van bezit wanneer: a.
een lid (i) het eigenlijke, fysieke bezit heeft van een verboden stof en/of een verboden methode, (ii) de intentie heeft het eigenlijke, fysieke bezit van een verboden stof en/of een verboden methode te verkrijgen en/of (iii) het lid de intentie heeft controle over de verboden stof en/of de verboden methode te verkrijgen;
b.
uitsluitend een lid controle heeft over de verboden stof en/of de verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar geen sprake is van het eigenlijke, fysieke bezit als bedoeld in artikel 8.3. sub a;
c.
niet uitsluitend een lid controle heeft over de verboden stof en/of verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar het lid zich bewust was van de aanwezigheid van de verboden stof en/of verboden methode en de bedoeling had daarover macht uit te oefenen; en/of
339
d.
een lid een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden heeft aangeschaft, verworven of gekocht, via het internet en/of op andere wijze.
8.4.
Voor de toepassing van dit reglement wordt de aankoop van een verboden stof gelijk gesteld met bezit, ook indien de verboden stof de koper niet (heeft) bereikt, bijvoorbeeld omdat het product niet aankomt, door iemand anders wordt ontvangen of naar het adres van een derde wordt gestuurd.
8.5.
Enkel en alleen bezit vormt geen dopingovertreding indien het lid voorafgaand aan het door hem ontvangen van enige kennisgeving omtrent een dopingzaak inzake bezit concrete actie heeft ondernomen die aantoont dat (i) het nimmer zijn intentie is geweest de bewuste verboden stof en/of verboden methode te bezitten; en (ii) hij afstand heeft gedaan van zijn bezit door dit specifiek bij de Dopingautoriteit of een andere ADO te melden.
8.6.
Er is geen sprake van een overtreding indien: a.
het lid kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit, voortvloeit uit en overeenstemt met een inzake de betreffende verboden stof en/of verboden methode relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of
b. 8.7.
het lid een andere acceptabele rechtvaardiging kan aantonen.
(Poging tot) Bezit van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of van een
verboden methode door begeleidend
personeel vormt een dopingovertreding, tenzij: a.
het begeleidend personeel kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit, voortvloeit uit en overeenstemt met een inzake de betreffende verboden stof en/of verboden methode relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de ISTUE, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden is gehandeld; of
b.
het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aantonen.
Artikel 9 Handel 9.1.
Handel of poging tot handel in enige verboden stof en/of verboden methode vormt een dopingovertreding.
9.2.
Onder handel wordt verstaan het rechtstreeks en/of via een of meer derden fysiek, elektronisch en/of op enige andere wijze verkopen, verstrekken, vervoeren, versturen, leveren, verspreiden of beschikbaar hebben voor een van deze doeleinden, van een verboden stof of een verboden methode.
9.3.
Er is geen sprake van een overtreding wegens handel indien sprake is van handelingen door te goeder trouw handelend medisch personeel met betrekking tot een verboden stof of een verboden methode die wordt gebruikt (i) voor oprechte en legale therapeutische doeleinden of (ii) om een andere aanvaardbare reden.
9.4.
Er is geen sprake van een overtreding wegens handel indien sprake is van handelingen met betrekking tot een verboden stof die niet verboden is buiten wedstrijdverband, tenzij het geheel der omstandigheden erop duidt dat deze verboden stof niet bedoeld is voor oprechte en legale therapeutische doeleinden, dan wel bedoeld is om de sportprestatie te verbeteren.
Artikel 10 Toediening 10.1.
Toediening of poging tot toediening, op enig moment of enige plaats, aan een lid van een buiten wedstrijdverband verboden stof of verboden methode vormt een dopingovertreding.
10.2.
Toediening of poging tot toediening binnen wedstrijdverband aan een lid van een binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een dopingovertreding.
10.3.
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder toediening verstaan: a.
het aan een andere persoon verstrekken van een verboden stof of een verboden methode;
b.
het aan een andere persoon leveren van een verboden stof of een verboden methode;
c.
het faciliteren van (een poging tot) het gebruik door een andere persoon van een verboden stof of een verboden methode;
340
d.
het houden van toezicht op (een poging tot) het gebruik door een andere persoon van een verboden stof of een verboden methode; en
e.
het anderszins deelnemen aan (een poging tot) het gebruik door een ander lid van een verboden stof of verboden methode.
10.3.
Er is geen sprake van een overtreding wegens toediening indien sprake is van handelingen door te goeder trouw handelend medisch personeel met betrekking tot een verboden stof of een verboden methode die wordt gebruikt (i) voor oprechte en legale therapeutische doeleinden of (ii) om een andere aanvaardbare reden.
10.4.
Er is geen sprake van een overtreding wegens toediening indien sprake is van handelingen met betrekking tot een verboden stof die niet verboden is buiten wedstrijdverband, tenzij het geheel der omstandigheden erop duidt dat deze verboden stof niet bedoeld is voor oprechte en legale therapeutische doeleinden, dan wel bedoeld is om de sportprestatie te verbeteren.
Artikel 11 Medeplichtigheid 11.1.
Het meewerken aan, het assisteren bij, het aanmoedigen tot, het helpen bij, het aanzetten tot, het samenzweren tot, het verhullen van en/of elke (andere) vorm van opzettelijke medeplichtigheid aan (het begaan van) een dopingovertreding, dan wel een poging daartoe, vormt een dopingovertreding.
11.2.
Het meewerken aan, het assisteren bij, het aanmoedigen tot, het helpen bij, het aanzetten tot, het samenzweren tot, het verhullen van en/of elke (andere) vorm van opzettelijke medeplichtigheid bij het door een betrokkene niet-naleven van het gestelde in artikel 52.1, dan wel een poging daartoe, vormt een dopingovertreding.
Artikel 12 Verboden samenwerking 12.1.
Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde hoedanigheid, met begeleidend personeel dat een periode van uitsluiting is opgelegd wegens het begaan van een dopingovertreding, welke periode van uitsluiting nog niet is verstreken, vormt een dopingovertreding.
12.2.
Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde hoedanigheid, met begeleidend personeel dat (i) niet onder de jurisdictie van een ADO valt, en (ii) in een strafrechtelijke of tuchtrechtelijke procedure is veroordeeld voor, of schuldig bevonden is aan, handelingen die een dopingovertreding zouden hebben gevormd indien de desbetreffende persoon wel onder de jurisdictie van een ADO had gevallen, vormt een dopingovertreding.
12.3.
Voor de toepassing van artikel 12.2 leidt de in die bepaling bedoelde veroordeling of schuldig bevinding tot de uitsluiting van het betreffende begeleidend personeel, welke uitsluiting inhoudt dat het de in het vorige lid bedoelde leden niet is toegestaan met dit begeleidend personeel samen te werken. Deze uitsluiting, gedurende welke de in het vorige lid bedoelde overtreding kan plaatsvinden, bedraagt de langste van de volgende perioden: a.
zes jaar te rekenen vanaf de uitspraak in de strafrechtelijke, beroeps- of tuchtprocedure; of
b.
de duur van de in de strafrechtelijke, beroeps- of tuchtprocedure opgelegde sanctie.
12.4.
Samenwerking door een lid hetzij beroepshalve, hetzij in een sportgerelateerde hoedanigheid, met begeleidend personeel dat optreedt als stroman, tussenpersoon of bemiddelaar voor begeleidend personeel als bedoeld in artikel 12.1 of artikel 12.2, vormt een dopingovertreding.
12.5.
Voorwaarde voor de toepassing van artikel 12.1 tot en met artikel 12.3 is dat: a.
het lid, hetzij door een ADO met jurisdictie over het lid, hetzij door WADA, voorafgaand aan het doen van aangifte tegen dit lid, reeds schriftelijk in kennis is gesteld van: (i) de status van het betreffende begeleidend personeel, en (ii) de mogelijke tuchtrechtelijke consequentie van verboden samenwerking met dergelijk begeleidend personeel;
b.
het lid de (verboden) samenwerking redelijkerwijs kan vermijden; en
341
c.
een ADO redelijke inspanningen heeft gepleegd om het begeleidend personeel dat het voorwerp is van voornoemde schriftelijke kennisgeving, op de hoogte te brengen dat het binnen vijftien dagen contact kan opnemen met deze ADO om uit te leggen dat de in de artikel 12.1 en artikel 12.2 beschreven criteria niet op hem van toepassing zijn.
12.6.
Het lid dient aan te tonen dat enige samenwerking met begeleidend personeel dat valt onder het gestelde in artikel 12.1 en/of artikel 12.2, niet beroepshalve plaatsvindt en niet plaatsvindt in een sportgerelateerde hoedanigheid. Indien het lid dit kan aantonen, is geen sprake van een dopingovertreding.
12.7.
Indien de Bond beschikt over informatie inzake begeleidend personeel dat voldoet aan een van de in artikel 12.1 tot en met artikel 12.3 genoemde criteria, dient de Bond deze informatie direct door te geven aan de Dopingautoriteit.
12.8.
Indien de Dopingautoriteit beschikt over informatie inzake begeleidend personeel dat voldoet aan een van de in artikel 12.1 tot en met artikel 12.3 genoemde criteria, dient de Dopingautoriteit deze informatie door te geven aan WADA.
12.9.
12.10.
Vormen van op grond van dit artikel verboden samenwerking zijn, onder meer: a.
het inwinnen van trainings-, strategisch, technisch, voedings- of medisch advies;
b.
het verkrijgen van (i) een therapie, (ii) een behandeling of (iii) voorschriften;
c.
het aanbieden van monsters voor analyse; en/of
d.
toestaan dat begeleidend personeel als zaakwaarnemer, agent of vertegenwoordiger optreedt.
Voor het vaststellen dat sprake is van een verboden samenwerking hoeft geen sprake te zijn van enige vorm van vergoeding.
Titel III
Verboden stoffen en verboden methoden
Artikel 13 Dopinglijst 13.1.
De geldige dopinglijst is steeds de meest recente door WADA vastgestelde en in werking getreden dopinglijst. De dopinglijst noch enige op deze lijst voorkomende categorie, indeling, stof of methode kunnen in het kader van een dopingzaak ter Discussie worden gesteld.
13.2.
Een nieuwe dopinglijst treedt als zodanig in werking op de daarvoor door WADA bepaalde datum.
13.3.
Indien de dopinglijst spreekt over ADO’s, betreft het voor de toepassing van dit reglement de Dopingautoriteit, tenzij andere ADO’s (ook) bevoegd zijn.
13.4.
Indien in (de toepassing van) dit reglement wordt gesproken van en/of over een van toepassing, tevens de aan deze
verboden stof vallen hieronder, indien
verboden stof gerelateerde precursors, afbraakproducten en markers.
Artikel 14 Dispensaties 14.1.
Er is geen sprake van een overtreding van artikel 3, artikel 4, artikel 8 en/of artikel 10 indien (i) sprake is (geweest) van de aanwezigheid van een geldige dispensatie, en (ii) is gehandeld in overeenstemming met de aan deze dispensatie verbonden voorwaarden.
14.2.
De Dispensatiebijlage bevat nadere regels, voorwaarden en beperkingen inzake het verkrijgen en de geldigheid van een dispensatie.
14.3.
Leden zijn gebonden aan besluiten van de Geneesmiddelen Dispensatie Sporter (GDS)-commissie zoals beschreven in de Dispensatiebijlage.
14.4.
De GDS-commissie voert haar taken uit op basis van de Dispensatiebijlage. De Dopingautoriteit stelt deze commissie in. Samenstelling, werkwijze, besluitvorming en andere noodzakelijke aspecten met betrekking tot de GDS-commissie worden bepaald door de Dopingautoriteit, voor zover deze aspecten niet zijn bepaald in de Dispensatiebijlage.
Artikel 15 Voorlichting
342
15.1.
De Bond is gehouden het vigerende dopingreglement te publiceren op de website van de Bond. Het door de Bond niet voldoen aan deze verplichting heeft geen consequenties voor hetgeen is bepaald in artikel 2.
15.2.
15.3.
De Bond is gehouden leden voor te (laten) lichten omtrent de volgende onderwerpen: a.
de verboden stoffen en verboden methoden op de dopinglijst;
b.
de dopingovertredingen;
c.
de dopingcontrole;
d.
de rechten en plichten van de leden;
e.
dispensaties;
f.
de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen;
g.
de gevolgen van het gebruik van verboden stoffen en/of verboden methoden voor de gezondheid; en
h.
whereabouts-verplichtingen (indien van toepassing).
Leden die zijn opgenomen in de registered testing pool zijn verplicht door de Dopingautoriteit aangeboden voorlichtingsactiviteiten te volgen.
Titel IV
Handhaving
Artikel 16 Handhaving 16.1.
Handhaving van de in dit reglement gestelde verboden vindt plaats door middel van het uitvoeren van dopingcontroles, alsmede door doen aan opsporing en het doen van onderzoek.
16.2.
Dopingcontroles zijn gericht op het verkrijgen van analytisch bewijs en informatie in het kader van (met name maar niet alleen) de in artikel 3 en 4 genoemde overtredingen.
16.3.
Het uitvoeren van onderzoek heeft betrekking op: a.
atypische bevindingen, atypische paspoortresultaten en belastende paspoortresultaten, waarbij informatie of bewijs wordt verzameld teneinde te bepalen of een overtreding van (met name maar niet alleen) artikel 3 of artikel 4 heeft plaatsgevonden; en
b.
andere indicaties van dopingzaken, waarbij informatie of bewijs wordt verzameld teneinde te bepalen of een overtreding van artikel 4 tot en met artikel 12 heeft plaatsgevonden.
16.4.
ADO’s zijn bevoegd onderzoek te doen naar dopingzaken. Zij kunnen hierbij gebruik maken van analytische en nietanalytische informatie en gegevens.
Artikel 17 Dopingcontrole 17.1.
Elk lid is op elk moment en op elke plaats, in Nederland en daarbuiten, verplicht medewerking te verlenen aan een door een daartoe bevoegde ADO uit te voeren dopingcontrole. Deze verplichting geldt ook als een lid wegens een dopingovertreding een periode van uitsluiting is opgelegd. Dopingcontroles binnen wedstrijdverband kunnen worden uitgevoerd in het kader van elke onder auspiciën van de Bond, of een bij de Bond aangesloten rechtspersoon, georganiseerde wedstrijd.
17.2.
Dopingcontroles vinden niet plaats gedurende de periode tussen 23:00 uur en 6:00 uur, tenzij: a.
de uitvoering van de dopingcontrole reeds voor 23:00 uur een aanvang heeft genomen;
b.
een lid als een tijdbestek tussen 23:00 uur en 6:00 uur heeft opgegeven als het Uur;
c.
een lid anderszins toestemming heeft gegeven voor de uitvoering van een dopingcontrole tussen 23:00 uur en 6:00 uur; of
d.
een ADO een ernstig en specifiek vermoeden heeft dat zijdens een lid mogelijk sprake is van een dopingovertreding. Het betwisten of bij een ADO sprake was van een voldoende ernstig en specifiek vermoeden, en/of de vaststelling dat inderdaad geen sprake was van een voldoende ernstig of specifiek vermoeden, heeft geen consequenties voor de
343
vaststelling van een dopingovertreding op basis van de controleresultaten van een tussen 23:00 uur en 6:00 uur uitgevoerde dopingcontrole. 17.3.
De volgende organisaties hebben het recht bij leden dopingcontroles binnen wedstrijdverband uit te (laten) voeren: a.
de Bond;
b.
de Dopingautoriteit;
c.
de internationale federatie (bij evenementen georganiseerd onder auspiciën van deze federatie);
d.
WADA;
e.
de Dopingautoriteit bij onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijden en/of evenementen in Nederland, indien (i) de betreffende internationale federatie bij die evenementen geen dopingcontroles uitvoert, dan wel (ii) de Dopingautoriteit wordt verzocht namens de internationale federatie dopingcontroles uit te voeren; en
f.
enige andere instantie of organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles uit te (laten) voeren in het kader van een wedstrijd of evenement waarin een lid uitkomt (bijvoorbeeld de organisatie die een bepaald evenement organiseert).
17.4.
Naast de Bond hebben de volgende organisaties het recht bij leden dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren: a.
de internationale federatie;
b.
WADA;
c.
de Dopingautoriteit; en
d.
enige andere instantie of organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren.
17.5.
Tijdens nationale evenementen worden dopingcontroles geïnitieerd, georganiseerd en gecoördineerd door de Dopingautoriteit.
17.6.
Het (laten) uitvoeren van pre-tests vormt een dopingovertreding. Het door een lid ondergaan van een pre-test wordt gelijkgesteld met een overtreding van artikel 7.
17.7.
De uitvoering van de dopingcontrole vindt plaats in wezenlijke overeenstemming met het gestelde in de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde ISTI.
17.8.
De Dopingcontrole-bijlage stelt nadere regels inzake de uitvoering van de dopingcontrole.
17.9.
Laboratoria dienen de monsters te analyseren en de resultaten te rapporteren in wezenlijke overeenstemming met de ISL.
Artikel 18 Heranalyse 18.1.
Indien de Dopingautoriteit de opdrachtgever is voor de dopingcontrole, kan de Dopingautoriteit elk monster op elk moment, dus ook voorafgaand aan de kennisgeving aan de betrokkene dat (definitief) sprake is van een positieve uitslag, laten heranalyseren en/of verder laten analyseren.
18.2.
Indien de Dopingautoriteit de opdrachtgever is voor de dopingcontrole kan, nadat de kennisgeving aan de betrokkene is verstuurd dat definitief sprake is van een positieve uitslag, naast de Dopingautoriteit ook WADA elk monster op elk moment laten heranalyseren en/of verder laten analyseren. Indien WADA tot her- of verdere analyse van een monster besluit, draagt WADA de kosten voor deze analyse, inclusief de kosten voor het bewaren van het betreffende monster.
18.3.
Her- en verdere analyse vinden plaats in wezenlijke overeenstemming met het gestelde in de ISL en, indien van toepassing, de ISTI.
18.4.
Een weigering van de Dopingautoriteit een monster te heranalyseren of verder te analyseren en/of beschikbaar te stellen voor heranalyse, heeft geen invloed op (i) het belastende analyseresultaat, op (ii) de vaststelling van een dopingovertreding, noch (iii) op enig ander aspect inzake de (tuchtrechtelijke) behandeling van een dopingzaak.
Artikel 19 Registered testing pool
344
19.1.
De Dopingautoriteit stelt een registered testing pool samen, en beheert deze.
19.2.
De Dopingautoriteit bepaalt: a. welke leden tot deze registered testing pool behoren; b. op welke moment leden aan deze registered testing pool worden toegevoegd, dan wel eruit worden verwijderd. De Dopingautoriteit communiceert hieromtrent schriftelijk met de betrokken
19.3.
leden.
De verplichtingen die gelden voor leden die deel uit maken van de registered testing pool zijn beschreven in dit reglement, de bij dit reglement behorende bijlagen en/of de International Standards.
19.4.
Een lid dat stopt met de wedstrijdbeoefening terwijl hij is opgenomen in de registered testing pool, en dat vervolgens de sportbeoefening in wedstrijdverband wenst te hervatten, mag pas deelnemen aan een internationaal of nationaal evenement nadat hij zich beschikbaar heeft gesteld voor de uitvoering van dopingcontroles. Hiertoe dient dit lid zowel de relevante internationale federatie als de Dopingautoriteit niet later dan zes maanden voor aanvang van het betreffende nationale of internationale evenement schriftelijk van zijn wens tot deelname op de hoogte te stellen. De termijn van zes maanden vangt aan vanaf de datum dat zowel de relevante internationale federatie als de Dopingautoriteit de bedoelde schriftelijke kennisgeving hebben ontvangen. Indien een lid dat is opgenomen in de registered testing pool stopt met wedstrijdbeoefening, dient hij dit schriftelijk bij de Dopingautoriteit en de internationale federatie (als het lid is opgenomen in de registered testing pool van de internationale federatie) te melden.
19.5.
WADA kan, in overleg met de relevante internationale federatie en de Dopingautoriteit, een lid ontheffen van de in het vorige lid beschreven verplichting, indien de strikte toepassing van de in het vorige lid beschreven regel evident onredelijk zou zijn voor het lid. Tegen een besluit van WADA in dit kader staat beroep open overeenkomstig het gestelde in Titel XII.
19.6.
Een lid dat gedurende de periode dat hem een periode van uitsluiting is opgelegd wegens een dopingovertreding, (i) stopt met sportbeoefening en/of (ii) niet meer valt onder de in artikel 1 opgenomen definitie van het begrip ‘lid’, en dat vervolgens de sportbeoefening in wedstrijdverband wenst te hervatten, mag pas deelnemen aan een internationaal of nationaal evenement nadat hij zich beschikbaar heeft gesteld voor de uitvoering van dopingcontroles door niet later dan zes maanden voor aanvang van het betreffende nationale of internationale evenement de relevante internationale federatie, alsmede de Dopingautoriteit schriftelijk van zijn wens tot deelname op de hoogte te stellen. Indien de resterende periode van uitsluiting op het moment dat het lid (i) stopt met sportbeoefening en/of (ii) niet meer valt onder de in artikel 1 opgenomen definitie van het begrip ‘lid’, langer bedraagt dan zes maanden, dan geldt in plaats van voornoemde termijn van zes maanden, een termijn die gelijk is aan de nog resterende periode van uitsluiting.
19.7.
De Bond dient de Dopingautoriteit te ondersteunen in het verkrijgen van namen, adres- en contactgegevens van leden ten behoeve van het beheren van de registered testing pool, indien de Dopingautoriteit de Bond hier om verzoekt.
Artikel 20 Opsporing en onderzoek 20.1.
De Dopingautoriteit verzamelt, beoordeelt en verwerkt informatie uit alle relevante en beschikbare bronnen, ten behoeve van het uitvoeren van dopingcontroles en/of het doen van onderzoek naar mogelijke dopingovertredingen. De ISTI stelt nadere regels inzake het doen van onderzoek.
20.2.
De Dopingautoriteit onderzoekt atypische bevindingen, belastende paspoortresultaten en atypische paspoortresultaten. Een belastend analyseresultaat kan bovendien aanleiding zijn voor het doen van onderzoek naar andere dopingovertredingen, begaan door de betrokkene of door anderen.
20.3.
De Dopingautoriteit onderzoekt alle andere analytische of niet-analytische informatie of inlichtingen die wijzen op mogelijke dopingovertredingen.
345
20.4.
Onderzoek kan leiden tot bewijs van een dopingovertreding, dan wel tot bewijs dat geen sprake is van een dopingovertreding.
20.5.
De Dopingautoriteit kan in het kader van het onderzoeken van een of meer dopingzaken, informatie uitwisselen met (internationale) sportorganisaties, buitenlandse ADO’s, WADA en met (internationale) opsporingsinstanties en justitiële instellingen.
20.6.
Ieder lid is verplicht mee te werken aan een onderzoek van de Dopingautoriteit naar dopinggeruchten en vermeende dopingzaken.
20.7.
Leden kunnen dopingzaken en elke inlichting of informatie inzake een mogelijke dopingovertreding, melden bij de Dopingautoriteit of het bestuur. Het bestuur is verplicht dergelijke meldingen binnen veertien dagen, te rekenen vanaf de dag dat de melding door de Bond is ontvangen, te melden bij de Dopingautoriteit.
20.8.
Niet-leden kunnen dopingzaken en elke inlichting of informatie inzake een mogelijke dopingovertreding, melden bij de Dopingautoriteit.
20.9.
Indien uit eigen onderzoek van de Bond en/of een bondsfunctionaris blijkt dat mogelijk sprake is van een dopingzaak, dient de Bond, respectievelijk de bondsfunctionaris, dit zo spoedig mogelijk te melden bij de Dopingautoriteit.
Titel V
Resultaatmanagement
Artikel 21 Algemeen 21.1.
Resultaatmanagement omvat: a.
het beoordelen van (i) controleresultaten, (ii) meldingen van mogelijke dopingovertredingen, (iii) informatie en inlichtingen uit heranalyses, opsporing en onderzoek naar mogelijke dopingovertredingen; en
b.
de tuchtrechtelijke vervolging in dopingzaken.
Het is in dopingzaken expliciet toegestaan dat verschillende aspecten van het resultaatmanagement door verschillende ADO’s worden uitgevoerd. 21.2.
Resultaatmanagement kan plaatsvinden door elke ADO met jurisdictie over een lid. Indien resultaatmanagement plaatsvindt door de Dopingautoriteit, dan wordt daarmee tevens gedoeld op de Bond, vanaf het moment dat de Dopingautoriteit een dopingzaak meldt bij de Bond. De Bond is verantwoordelijk voor de tuchtrechtelijke vervolging, tenzij (i) dit reglement anders bepaalt of (ii) dit aspect van het resultaatmanagement (deels) wordt uitgevoerd door een andere ADO.
21.3.
In beginsel vindt resultaatmanagement plaats onder de verantwoordelijkheid van de regelgeving van de ADO die de dopingcontrole heeft geïnitieerd, dan wel (indien geen sprake is van een dopingcontrole) van de ADO die als eerste de betrokkene in kennis heeft gesteld van een dopingzaak. Het resultaatmanagement in verband met een mogelijke overtreding van artikel 6 geschiedt door de internationale federatie of de NADO waarbij de betrokkene zijn whereaboutsgegevens aanlevert.
21.4.
ADO’s met jurisdictie kunnen in onderling overleg besluiten welke ADO (welke aspecten van) het resultaatmanagement op zich neemt. Bij dopingzaken is het expliciet toegestaan dat een ADO het resultaatmanagement overdraagt aan een andere ADO.
21.5.
Indien tussen bevoegde ADO’s geen overeenstemming bestaat over welke ADO verantwoordelijk is voor het resultaatmanagement, zal WADA hieromtrent besluiten. Elk van de betrokken ADO’s kunnen tegen dit besluit van WADA in beroep komen bij het CAS. Hierbij geldt als beroepstermijn zeven dagen vanaf de ontvangst door de betrokken ADO van het besluit van WADA. Het CAS zal dit beroep via een versnelde procedure behandelen. Het beroep zal worden behandeld door een enkele arbiter.
346
21.6.
Dit reglement is ook van toepassing op dopingzaken die voortvloeien uit door een niet-bevoegde instantie uitgevoerde dopingcontrole. Indien deze controle leidt tot een atypische bevinding, een belastend analyseresultaat of een andere mogelijke dopingovertreding, vindt het resultaatmanagement plaats door de Dopingautoriteit.
21.7.
Indien noch de Dopingautoriteit, noch enige andere NADO, bevoegd is om een dopingzaak te behandelen, zal het resultaatmanagement worden uitgevoerd door de relevante internationale federatie, dan wel door de organisatie die volgens de regels van de internationale federatie bevoegd is.
21.8.
Dit reglement is van toepassing op dopingzaken die voortvloeien uit een door WADA geïnitieerde dopingcontrole of uit door WADA uitgevoerd onderzoek. Indien sprake is van een mogelijke dopingovertreding zijdens een lid, vindt het resultaatmanagement plaats door de Dopingautoriteit, tenzij WADA het resultaatmanagement overdraagt aan een andere bevoegde ADO.
21.9.
Conform hetgeen in dit artikel, alsmede in de World Anti-Doping Code, is bepaald, kunnen bevoegde ADO’s het resultaatmanagement en de tuchtrechtelijke vervolging onderling overdragen. Hierbij geldt dat de regels van de ADO van toepassing zijn op het (deel van het) resultaatmanagement dat deze ADO zelf heeft uitgevoerd.
21.10.
Bij internationale evenementen kan het resultaatmanagement in dopingzaken betreffende leden, worden overgedragen aan de Dopingautoriteit.
21.11.
De World Anti-Doping Code bevat regels inzake het informeren van relevante ADO’s over: a.
het intrekken van een beschuldiging dat zijdens een lid sprake is van een dopingovertreding;
b.
de oplegging van een ordemaatregel; en
c.
de oplegging van een sanctie zonder tuchtrechtelijke behandeling.
Artikel 22 Beoordeling (mogelijke) dopingzaken 22.1.
De Dopingautoriteit is belast met het resultaatmanagement, tenzij het resultaatmanagement op grond van het vorige artikel door een andere ADO plaatsvindt.
22.2.
De Dopingautoriteit beoordeelt in het kader van het resultaatmanagement alle belastende analyseresultaten, atypische bevindingen, andere controleresultaten en andere (onderzoeken van en naar) mogelijke dopingzaken. De Dopingautoriteit kan in het kader van deze beoordeling in overleg treden met de betrokkene, de Bond, andere NADO’s, de internationale federatie en WADA.
22.3.
De Dopingautoriteit bepaalt of sprake is van een dopingzaak, tenzij het resultaatmanagement op grond van dit reglement door een andere ADO plaatsvindt.
22.4.
Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in dit artikel van mening is dat sprake is van een dopingzaak, wordt een belastend analyseresultaat (als daarvan sprake is) voorlopig aangemerkt als positieve uitslag.
22.5.
De beoordeling van atypische en belastende paspoortresultaten geschiedt overeenkomstig het daaromtrent bepaalde in de ISTI.
22.6.
De beoordeling van mogelijke overtredingen van artikel 6 geschiedt in overeenstemming met de ISTI en de Whereaboutsbijlage.
22.7.
De Dopingautoriteit voert waar mogelijk of noodzakelijk elk ander onderzoek uit naar mogelijke dopingovertredingen.
22.8.
Kennisgeving aan de Bond en de betrokkene vindt plaats binnen eenentwintig dagen vanaf het moment dat de Dopingautoriteit heeft vastgesteld dat sprake is van een dopingzaak, tenzij dit reglement (of een bijlage behorend bij dit reglement) een andere termijn of regeling noemt.
Artikel 23 Analyse B-monster
347
23.1.
Als een monster is verdeeld in een A-deel (het A-monster) en een B-deel (het B-
monster), heeft de betrokkene bij een
belastend analyseresultaat in het A-monster recht op analyse van het B-monster, mits hij tijdig en correct heeft aangegeven van dit recht gebruik te willen maken in overeenstemming met het
gestelde in dit artikel. De
Dopingautoriteit wijst de betrokkene schriftelijk op (i) dit recht, (ii) de termijn binnen welke hij dient aan te geven of hij van dit recht gebruik wenst te maken, en (iii) de gevolgen als hij dit niet tijdig en/of correct doet. 23.2.
De Dopingautoriteit kan aan het in het vorige lid genoemde recht op analyse van
het B-monster voorwaarden verbinden,
waaronder het door de betrokkene vergoeden van de kosten van de analyse van het B-monster voorafgaand aan de uitvoering van deze analyse. De Dopingautoriteit wijst de betrokkene schriftelijk op deze voorwaarde(n). Indien de betrokkene niet tijdig en volledig voldoet aan de gestelde voorwaarden, wordt de betrokkene geacht af te zien van zijn recht tot het (laten) analyseren van het B-monster, waarmee de uitslag van het onderzoek van het A-monster definitief wordt, en als positieve uitslag wordt aangemerkt. 23.3.
Het laboratorium bepaalt de datum, het tijdstip en de locatie waarop de analyse
van het B-monster zal plaatsvinden. De
Dopingautoriteit stelt de betrokkene hieromtrent schriftelijk op de hoogte. 23.4.
De betrokkene en/of een door hem aangewezen persoon, alsmede een vertegenwoordiger van de Bond, de internationale federatie en/of de dopingcontrole-uitvoerende organisatie, mogen op eigen kosten bij het analyseren van het B-monster in het laboratorium aanwezig zijn. De onmogelijkheid aanwezig te zijn bij de analyse van het B-monster leidt niet tot ongeldigheid van de uitslag van de analyse van het B-monster. De ISL kan (nadere) regels stellen omtrent de aanwezigheid van personen bij de analyse van het B-monster, alsmede inzake de rechten van de betrokkene in dit kader. Indien de ISL op dit punt afwijkt van hetgeen in dit reglement is bepaald, gaan de regels in de ISL voor.
23.5.
Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het onderzoek van het A-monster niet bevestigt, is sprake van een negatieve uitslag.
23.6.
Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het
onderzoek van het A-monster bevestigt,
is sprake van een positieve uitslag. Artikel 24 Communicatie controleresultaten 24.1.
Indien de controleresultaten een negatieve uitslag aangeven en niet duiden op een mogelijke dopingovertreding, stelt de Dopingautoriteit de betrokkene, alsmede de Bond schriftelijk op de hoogte van de uitkomst van het onderzoek van het Amonster.
24.2.
Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in artikel 22 en na eventueel uitgevoerd vervolgonderzoek, van mening is dat sprake is van een dopingzaak, stelt de Dopingautoriteit de betrokkene en de Bond binnen eenentwintig dagen na deze vaststelling schriftelijk door middel van een aangetekende brief op de hoogte van: a.
het belastende analyseresultaat (indien daarvan sprake is);
b.
welke dopingovertreding(en) (vermoedelijk) sprake is;
c.
het recht van de betrokkene een kopie op te vragen van de informatie die het laboratorium verplicht is beschikbaar te stellen volgens de ISL; en
d. 24.3.
de rechten als bedoeld in artikel 23.1, alsmede eventuele voorwaarden als bedoeld in artikel 23.
De Dopingautoriteit stelt de betrokkene en de Bond binnen eenentwintig dagen nadat de Dopingautoriteit deze uitslag heeft ontvangen, schriftelijk door middel van een aangetekende brief op de hoogte van de uitslag van het onderzoek van het Bmonster.
24.4.
De Dopingautoriteit zal geen enkele partij of betrokkene van een atypische
bevinding op de hoogte stellen, voordat
eventueel noodzakelijk vervolgonderzoek is voltooid en de Dopingautoriteit heeft besloten of sprake is van een dopingzaak.
Dit is
slechts anders indien de Dopingautoriteit een verzoek ontvangt van:
348
a.
de Bond, in verband met een aflopende deadline inzake de samenstelling van een nationaal team voor een internationale wedstrijd of evenement; en/of
b.
de organisator van een evenement, kort voor aanvang van het evenement, met de vraag of ten aanzien van enig lid sprake is van vervolgonderzoek naar aanleiding van een atypische bevinding.
De Dopingautoriteit zal in dergelijke gevallen slechts de naam van de betrokkene bekend maken indien deze voorkomt op een door de Bond en/of de organisator van een evenement verstrekte lijst van (deelnemende) leden. Voorafgaand aan het op de hoogte stellen van de Bond en/of de organisator van een evenement, zal de Dopingautoriteit eerst de betrokkene schriftelijk op de hoogte stellen. 24.5.
De Dopingautoriteit stelt de Bond en de betrokkene, met inachtneming van het gestelde in dit reglement, zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte inzake (de uitvoering en het resultaat van) het vervolgonderzoek.
Artikel 25 Vervolgonderzoek 25.1.
De Dopingautoriteit kan in een monster al het onderzoek (laten) uitvoeren dat noodzakelijk is om na te gaan of sprake is van enige dopingovertreding. Het kan hierbij gaan om een atypische bevinding of om onderzoek dat volgens een International Standard of een ander door WADA vastgesteld document wordt genoemd. Indien een laboratorium een atypische bevinding rapporteert, dient de Dopingautoriteit eerst te beoordelen of sprake is van (i) een van toepassing zijnde relevante dispensatie en/of (ii) een afwijking in de zin van artikel 34.2 en/of artikel 34.4.
25.2.
De Dopingautoriteit kan het B-monster (laten) analyseren voordat het
vervolgonderzoek is voltooid. In dit geval dient de
Dopingautoriteit de betrokkene voorafgaand aan de analyse van het B-monster op de hoogte te stellen op de wijze als beschreven in artikel 23.3. 25.3.
Indien in het A-monster een of meer niet-specifieke stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) in combinatie met een atypische bevinding worden aangetroffen, kan bij de tuchtrechtelijke afhandeling worden uitgegaan van de aangetroffen niet-specifieke stof en/of verboden methode. In een dergelijk geval hoeft het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek niet plaats te vinden. De Dopingautoriteit is bevoegd hieromtrent te besluiten.
25.4.
Indien in het A-monster een of meer specifieke stoffen in combinatie met atypische bevindingen worden aangetroffen, kan de Dopingautoriteit besluiten vervolgonderzoek uit te voeren. Indien wordt besloten tot het uitvoeren van vervolgonderzoek, is het volgende van toepassing: a.
Leidt het vervolgonderzoek niet tot de conclusie dat met betrekking tot de atypische bevinding sprake is van de aanwezigheid van een verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van de aangetroffen specifieke stof.
b.
Leidt het vervolgonderzoek tot de conclusie dat sprake is van de aanwezigheid van een niet-specifieke verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van deze bevinding.
Artikel 26 Ordemaatregel 26.1.
Ordemaatregelen in dopingzaken worden uitsluitend geregeld in dit reglement, ook als een dergelijke maatregel in een ander bondsreglement (i) een andere naam heeft, zoals voorlopige voorziening of voorlopige schorsing, en (ii) door een tuchtcollege wordt opgelegd.
26.2.
Indien een ordemaatregel wordt opgelegd, geldt voor de betrokkene dat deze: a.
is uitgesloten van deelname aan enige wedstrijd, competitie en/of evenement onder auspiciën van de Bond;
b.
geen onderdeel mag uitmaken van enige nationale selectie en/of nationaal team;
c.
niet geselecteerd mag worden voor enige nationale selectie, nationaal team en/of enige andere (internationale) vertegenwoordiging van de Bond, op individuele noch op teambasis;
d.
geen trainingen mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of is georganiseerd onder auspiciën van de Bond of een organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de
349
Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon, alsmede het trainen met een persoon die een trainerslicentie of een daarmee gelijk te stellen document heeft; en e. 26.3.
geen begeleidingsactiviteiten mag uitvoeren bij trainingen en/of wedstrijden.
Indien sprake is van een voorlopig positieve uitslag inzake het A-monster, dient het bestuur de betrokkene direct na ontvangst van de in artikel 24.2 bedoelde kennisgeving
een ordemaatregel op te leggen, tenzij de voorlopig positieve
uitslag een specifieke stof en/of een vervuild product betreft, in welk geval artikel 26.4 van toepassing is. 26.4.
Het bestuur kan bij een voorlopig positieve uitslag inzake het A-monster inzake een specifieke stof en/of een vervuild product, de betrokkene een ordemaatregel opleggen indien: a.
een redelijke kans bestaat dat de betrokkene op korte termijn, in
wedstrijd, competitie en/of b.
verband met (de voorbereiding op) een
evenement opnieuw positief test op dezelfde stof;
het waarschijnlijk is dat de betrokkene wegens een dopingovertreding enige periode van uitsluiting wordt opgelegd; en/of
c. 26.5.
bij overtreding van artikel 5 of artikel 17.6.
Het bestuur kan bij dopingzaken die niet vallen onder artikel 26.3 of artikel 26.4, een ordemaatregel opleggen als het een dergelijke maatregel in het belang van de Bond wenselijk of noodzakelijk acht.
26.6.
In andere dan de in artikel 26.3 bedoelde gevallen kan het bestuur een ordemaatregel opleggen na de beoordeling en kennisgeving zoals die zijn beschreven in de voorgaande artikelen, maar voorafgaand aan een hoorzitting in het kader van de tuchtrechtelijke behandeling.
26.7.
Het bestuur kan de in de voorgaande leden van dit artikel bedoelde bevoegdheid tot het opleggen van ordemaatregelen, delegeren aan (bijvoorbeeld) een afzonderlijk vertegenwoordigingsbevoegd bestuurslid of de directeur van de Bond.
26.8.
De Bond dient de betrokkene de mogelijkheid te bieden van een voorlopige hoorzitting voorafgaand aan, dan wel binnen eenentwintig dagen na, het opleggen van de ordemaatregel.
26.9.
Het bestuur, of de op grond van artikel 26.7 bevoegde persoon die een ordemaatregel heeft opgelegd, stelt de betrokkene binnen tien dagen vanaf de dag waarop het besluit tot oplegging van een ordemaatregel is genomen, op de hoogte van deze maatregel door middel van een aangetekende brief. Bij voornoemde brief stelt de Bond de betrokkene op de hoogte van (i) hetgeen de ordemaatregel inhoudt, (ii) wanneer deze maatregel van kracht wordt, en (iii) diens recht op een voorlopige hoorzitting, tenzij de voorlopige hoorzitting reeds heeft plaatsgevonden. De Bond stuurt de Dopingautoriteit tegelijkertijd een afschrift van deze brief. Indien de betrokkene niet binnen zeven werkdagen na ontvangst van het besluit tot oplegging van de ordemaatregel schriftelijk heeft aangegeven van zijn recht op een voorlopige hoorzitting gebruik te willen maken, wordt hij geacht van dit recht te hebben afgezien. Indien de Bond nalaat de betrokkene te informeren omtrent diens recht tot een voorlopige hoorzitting, is de Bond, indien de betrokkene de Bond schriftelijk om een voorlopige hoorzitting heeft verzocht, gehouden binnen eenentwintig dagen na de ontvangst van dit verzoek alsnog een voorlopige hoorzitting te beleggen.
26.10.
Het bestuur of de op grond van artikel 26.7 bevoegde persoon kan in die gevallen waarin dat noodzakelijk of relevant is, bijvoorbeeld vanwege het competitieverloop, of een selectieprocedure voor een internationale wedstrijd, besluiten andere betrokkenen (bijvoorbeeld een of meer relevante teams, verenigingen of andere rechtspersonen) op de hoogte te stellen van een opgelegde ordemaatregel. Deze berichtgeving zal niet ingaan op de aard en omstandigheden van de dopingzaak, en geen specifieke informatie hieromtrent bevatten.
26.11.
De ordemaatregel komt te vervallen indien: a.
de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van de analyse van
het A-monster niet bevestigt;
350
b.
de positieve uitslag komt te vervallen als gevolg van een relevante en
geldige dispensatie in de zin van dit
reglement en/of de ISTUE; c.
indien de betrokkene in het kader van een voorlopige hoorzitting aantoont, dat het controleresultaat waarschijnlijk het gevolg is van een vervuild product. Hiertoe dient de betrokkene aan te tonen dat (i) hij een product heeft gebruikt dat voldoet aan de in artikel 1.55 genoemde criteria, en (ii) het waarschijnlijker is dat de in zijn monster aangetroffen verboden stof of methode in zijn lichaam is gekomen via een vervuild product, dan dat de in zijn monster aangetroffen verboden stof of methode op andere wijze in zijn lichaam is gekomen;
d.
een daartoe bevoegd tuchtcollege, orgaan of instantie een definitief besluit aangaande de dopingzaak heeft genomen en de betrokkene schriftelijk van dit besluit in kennis heeft gesteld; dan wel
e. 26.12.
het besluit tot het opleggen van de ordemaatregel in het daartegen
ingestelde beroep komt te vervallen.
Indien een ordemaatregel komt te vervallen, stelt de Bond de betrokkene en de Dopingautoriteit hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen tien dagen nadat de ordemaatregel is komen te vervallen, schriftelijk op de hoogte.
26.13.
Indien vanwege meerdere redenen of dopingzaken een ordemaatregel is opgelegd, blijft de ordemaatregel van kracht ook indien het onderzoek van het B-monster het onderzoek van het A-monster niet bevestigt.
26.14.
In de gevallen waarin de betrokkene of het team van de betrokkene op basis van dit reglement is verwijderd uit een wedstrijd, competitie of evenement en de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, kan de betrokkene of het team, als dat mogelijk is zonder het verloop van de wedstrijd, het evenement of de competitie (verder) te beïnvloeden, na de kennisgeving als bedoeld in artikel 26.12, zijn deelname aan de competitie voortzetten.
26.15.
De omstandigheid dat een ordemaatregel niet conform het gestelde in dit artikel is opgelegd, is niet van invloed op de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding.
26.16.
In alle gevallen waarin de Dopingautoriteit of de Bond de betrokkene schriftelijk in kennis heeft gesteld van een dopingzaak die niet leidt tot de oplegging van een ordemaatregel, dient de betrokkene in de gelegenheid te worden gesteld vrijwillig een ordemaatregel te aanvaarden, in afwachting van de beslechting van de dopingzaak.
Artikel 27 Aanvaarding dopingovertreding en sanctie 27.1.
Indien sprake is van een dopingzaak, en de Dopingautoriteit de betrokkene hierover schriftelijk heeft geïnformeerd, kan de Dopingautoriteit de betrokkene een sanctievoorstel doen. Indien de betrokkene met dit voorstel akkoord gaat, betekent dit dat: a.
hij de beschuldiging inzake de betreffende dopingovertreding aanvaardt;
b.
hij de gevolgen daarvan aanvaardt, waaronder in ieder geval het vervallen van wedstrijdresultaten (als daarvan sprake is);
c.
hij het sanctievoorstel aanvaardt, waaronder in ieder geval de duur van de periode van uitsluiting, alsmede de ingangsdatum van de periode van uitsluiting; en
d. 27.2.
hij alle gevolgen van de uitsluiting aanvaardt.
De Dopingautoriteit is, voor zover niet beperkt door dit reglement en/of de World Anti-Doping Code, geheel vrij in het bepalen van het in het vorige lid genoemde voorstel, alsmede enige bijbehorende voorwaarde(n). De voorgestelde sanctie dient te passen binnen de bepalingen van de World Anti-Doping Code en dit reglement.
27.3.
Indien een betrokkene het sanctievoorstel van de Dopingautoriteit aanvaardt, dient de Dopingautoriteit alle partijen met beroepsrecht conform artikel 60 over deze acceptatie te informeren. De betrokkene die het sanctievoorstel schriftelijk aanvaardt, kan geen beroep instellen tegen de aanvaarde sanctie.
351
27.4.
Indien een betrokkene het sanctievoorstel van de Dopingautoriteit aanvaardt, zal geen verdere uitvoering van resultaatmanagement en geen tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden.
Titel VI
Tuchtrechtelijke behandeling
Artikel 28 Algemeen 28.1.
Tuchtrechtelijke vervolging, behandeling, sanctievaststelling en sanctieoplegging gestelde in dit reglement en het van toepassing
geschieden overeenkomstig het
zijnde tuchtrecht, tenzij (i) dit reglement anders bepaalt of (ii) deze
aspecten van het resultaatmanagement worden uitgevoerd door een andere ADO. 28.2.
Een internationale federatie kan de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak, indien deze een lid betreft, overdragen aan de Dopingautoriteit en de Bond.
28.3.
Dopingzaken betreffende leden kunnen, indien zij niet door de Bond worden behandeld, worden behandeld door elke bevoegde ADO. In dergelijke gevallen is de Dopingautoriteit, om de vertrouwelijkheid van procedure te bewaken, gerechtigd de melding van deze zaken bij de Bond uit te stellen, uiterlijk tot de tuchtrechtelijke behandeling is voltooid.
28.4.
Als de betrokkene op het moment van het ontstaan van een dopingzaak valt onder de definitie van lid en/of begeleidend personeel, blijft dit reglement voor de duur van de (tuchtrechtelijke) afhandeling van deze dopingzaak, inclusief eventuele beroepszaken, onverkort op hem van toepassing, ook indien een of meer veranderingen in zijn status optreden, bijvoorbeeld door het beëindigen van zijn lidmaatschap bij de Bond en/of het beëindigen van een (arbeids)overeenkomst.
28.5.
Indien een tuchtcollege definitief oordeelt dat het niet bevoegd is van een dopingzaak kennis te nemen, dan wel bepaalt dat de Bond en/of de Dopingautoriteit in de voorliggende zaak geen jurisdictie hebben, dan komt deze bevoegdheid, respectievelijk deze jurisdictie automatisch toe aan de internationale federatie.
Artikel 29 Aanhangig maken dopingzaken (aangifte) 29.1.
Indien de Dopingautoriteit van mening is dat sprake is van een dopingzaak, meldt de Dopingautoriteit dit schriftelijk en met redenen omkleed bij het bestuur, tenzij: a.
de Dopingautoriteit de dopingzaak meldt bij een andere relevante ADO;
b.
artikel 27 wordt toegepast;
c.
artikel 46 wordt toegepast; of
d.
de Dopingautoriteit oordeelt dat in het kader van een (ander) nog lopend onderzoek de zaak nog niet kan worden gemeld.
29.2.
Indien de Dopingautoriteit een dopingzaak zelf aanhangig maakt bij het bevoegde tuchtcollege, kan de Dopingautoriteit het bestuur voorafgaand aan deze aangifte informeren over de dopingzaak. De Dopingautoriteit is hiertoe echter niet verplicht.
29.3.
Het bestuur en/of de Dopingautoriteit maken dopingzaken aanhangig bij het bevoegde tuchtcollege. De Dopingautoriteit zal in beginsel slechts van deze bevoegdheid gebruik maken indien en voor zover het bestuur bij het doen van aangifte in gebreke blijft.
29.4.
Voor zover het dopingzaken inzake artikel 3 betreft, bedraagt de voor het bestuur geldende termijn om de dopingzaak aanhangig te maken zes weken. Voor alle andere dopingzaken geldt geen termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak, anders dan de in artikel 55 genoemde verjaringstermijn. Indien het bestuur de dopingzaak niet tijdig aanhangig maakt, leidt dit niet tot niet-ontvankelijkheid. In dergelijke gevallen kan de Dopingautoriteit aangifte doen, en geldt voor het door de Dopingautoriteit doen van aangifte een termijn van drie weken, te rekenen vanaf de dag waarop de Dopingautoriteit kennis heeft genomen van het in gebreke blijven van het bestuur.
29.5.
Voor zover het dopingzaken inzake artikel 3 betreft, vangt de termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak aan op het moment dat de uitslag van de dopingcontrole definitief is geworden en de Dopingautoriteit de Bond schriftelijk van de uitslag op de hoogte heeft gesteld.
352
29.6.
Het bestuur (of indien van toepassing de Dopingautoriteit) dient de betrokkene zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen eenentwintig dagen, te rekenen vanaf de dag van aangifte, door middel van een aangetekende brief op de hoogte te stellen van het aanhangig maken van de dopingzaak. Indien alleen de Dopingautoriteit aangifte doet, stelt deze Dopingautoriteit tegelijkertijd de betrokkene en de Bond schriftelijk op de hoogte, tenzij dit reeds door middel van de aangifte is gebeurd.
29.7.
In gevallen waarin artikel 27 of artikel 46 wordt toegepast, wordt geen aangifte gedaan van een dopingzaak, tenzij de met de betrokkene gesloten overeenkomst komt te vervallen. Indien een in het kader van de toepassing van artikel 27 of artikel 46 gesloten overeenkomst komt te vervallen, is de in artikel 29.4 genoemde termijn niet van toepassing op het aanhangig maken van de dopingzaak. In een dergelijk geval geldt de in artikel 55 genoemde verjaringstermijn, welke in dat geval aanvangt op de dag waarop de Dopingautoriteit schriftelijk kennis heeft genomen van het vervallen van de bedoelde overeenkomst.
29.8.
Bij ernstige overtredingen van artikel 9 en/of artikel 10, zal tevens aangifte worden gedaan bij bevoegde autoriteiten buiten de Bond.
29.9.
Alvorens een betrokkene te informeren dat sprake is van een dopingzaak, zal de Dopingautoriteit nagaan of de betrokkene reeds eerder een dopingovertreding heeft begaan.
Artikel 30 Behandeling dopingzaken 30.1.
De tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak dient te voldoen aan de
volgende principes:
a.
een tijdige en eerlijke hoorzitting;
b.
een eerlijk en onpartijdig (tucht)orgaan of arbitragecollege;
c.
een tijdige, schriftelijke, beargumenteerde uitspraak, welke met name in gaat op het bewijs, het afwijken van de (standaard) periode van uitsluiting en de aanvang van een eventueel opgelegde periode van uitsluiting.
30.2.
De betrokkene mag te allen tijde af zien van zijn recht op een hoorzitting.
30.3.
De betrokkene tegen wie een dopingzaak aanhangig is gemaakt, dient binnen veertien dagen na ontvangst van de schriftelijke aangifte bij de Bond aan te geven of hij gebruik wil maken van zijn recht op een hoorzitting. Indien de betrokkene niet binnen deze termijn aangeeft van dit recht gebruik te willen maken, wordt hij geacht af te zien van zijn recht op een hoorzitting.
30.4.
De Bond doet de schriftelijke met redenen omklede uitspraak van het tuchtcollege toekomen aan de betrokkene, de Dopingautoriteit en de internationale federatie. De Dopingautoriteit draagt zorg voor de verdere kennisgeving van de uitspraak aan WADA en (indien van toepassing) andere relevante ADO’s.
30.5.
Indien de betrokkene, de Dopingautoriteit, WADA en alle andere ADO’s met beroepsrecht in dopingzaken conform artikel 60 daarmee schriftelijk akkoord gaan, is het toegestaan een dopingzaak direct aanhangig te maken bij het CAS, zonder dat de betreffende dopingzaak voorafgaand door enig ander tuchtcollege wordt behandeld. Een ADO die als partij of als waarnemer wil deelnemen aan de hoorzitting bij het CAS, kan haar instemming met de enkele behandeling door het CAS afhankelijk maken van de toekenning van dat recht.
30.6.
De Dopingautoriteit is bij de tuchrechtelijke behandeling van alle dopingzaken, ook in beroep, bevoegd aan de mondelinge behandeling door het bevoegde tuchtcollege deel te nemen en aldaar het woord te voeren. Voor de Dopingautoriteit gelden tijdens de behandeling dezelfde rechten en verplichtingen als voor de betrokkene. Het gestelde in deze bepaling geldt tevens voor de voorlopige hoorzitting.
30.7.
Indien in een monster zowel (een) specifieke als (een) niet-specifieke stof(fen) wordt/worden aangetroffen, wordt bij de tuchtrechtelijke behandeling uitgegaan van de niet-specifieke stof(fen).
30.8.
Indien een (onafhankelijke) deskundige in het kader van een dopingzaak contact
heeft gehad met de betrokkene en/of
diens vertegenwoordiger, kan deze deskundige niet (meer) als onafhankelijk deskundige fungeren in de tuchtrechtelijke behandeling van de betreffende dopingzaak.
353
30.9.
Het is de partijen in een dopingzaak slechts toegestaan met de onafhankelijke tuchtcollege dat de betreffende dopingzaak aan de
behandelt. De informatie die een partij desondanks direct communiceert
onafhankelijke deskundige, wordt buiten beschouwing gelaten in de (verdere)
van de dopingzaak, en kan niet opnieuw worden 30.10.
deskundige te communiceren via het tuchtrechtelijke behandeling
ingebracht.
De Dopingautoriteit ontvangt alle documenten, correspondentie en informatie
inzake de tuchtrechtelijke behandeling
welke de betrokkene en het tuchtcollege ontvangen. De Bond, dan wel het tuchtcollege stellen de Dopingautoriteit op hetzelfde moment in bezit van alle documenten,
correspondentie en informatie als de andere betrokken partijen, alsook
van alle documenten, correspondentie en informatie welke de betrokkene aan de Bond en/of het tuchtcollege doet toekomen. Artikel 31 Conclusie 31.1.
De Dopingautoriteit en het bestuur zijn bevoegd in een dopingzaak uiterlijk achtentwintig dagen na het door de betrokkene ingediende verweerschrift een schriftelijke conclusie te nemen waarin zij hun standpunt schriftelijk kenbaar maken aan het bevoegde tuchtcollege. De Dopingautoriteit en het bestuur kunnen bij het nemen van een conclusie tevens stukken overleggen. Wanneer de betrokkene geen verweerschrift heeft ingediend, zijn het bondsbestuur en de Dopingautoriteit bevoegd na het verstrijken van de termijn voor het indienen van het verweerschrift een conclusie te nemen.
31.2.
De betrokkene ontvangt zo spoedig mogelijk van de Bond en/of de Dopingautoriteit de genomen conclusie en eventueel overgelegde stukken.
31.3.
Indien tegen een uitspraak van het bevoegde tuchtcollege beroep is ingesteld, kan de Dopingautoriteit in beroep uiterlijk voorafgaand aan de mondelinge behandeling een schriftelijke conclusie nemen en stukken overleggen, ook als de Dopingautoriteit de partij is die het beroep heeft ingesteld.
31.4.
Indien de Dopingautoriteit in een dopingzaak een conclusie neemt of beroep instelt, kunnen medewerkers van de Dopingautoriteit in die dopingzaak niet als deskundige maar wel als getuige worden gehoord.
Artikel 32 Verstek Indien sprake is van een dopingzaak, en van de betrokkene geen (correcte) adresgegevens bekend zijn, ook nadat (i) een redelijke poging (waaronder het contacteren van diens nationale bond en/of de relevante internationale federatie) is ondernomen deze te verkrijgen, en (ii) de in artikel 30.3 bedoelde termijn is verstreken, vindt de (tucht)afhandeling van de dopingzaak conform dit reglement plaats zonder communicatie met, inbreng en/of participatie van de betrokkene, zonder dat dit strijdigheid met het bepaalde in artikel 30 of enige andere bepaling van dit reglement oplevert. Titel VII
Bewijs van doping
Artikel 33 Bewijslast 33.1.
Op het bestuur rust de bewijslast dat een dopingovertreding heeft plaatsgevonden. Het bewijs van de dopingovertreding zal zijn geleverd, indien het bestuur deze overtreding genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt aan het bevoegde tuchtcollege, waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van de geuite beschuldiging. Deze bewijslast houdt in alle zaken meer in dan alleen een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een onomstotelijk vaststaand bewijs.
33.2.
Door een lid dat wordt beschuldigd een dopingovertreding te hebben begaan aangedragen bewijs wordt gewogen op basis van een afweging van waarschijnlijkheid.
33.3.
Indien dit reglement de bewijslast neerlegt bij (het bestuur van) de Bond, is het expliciet toegestaan dat de Dopingautoriteit naast of in plaats van (het bestuur van) de Bond het benodigde bewijs levert. Dit geldt voor dopingzaken waarin de
354
Dopingautoriteit aangifte heeft gedaan, dan wel beroep heeft ingesteld, en voor dopingzaken waarin het bestuur aangifte heeft gedaan. 33.4.
Voor de vaststelling dat sprake is van een dopingovertreding kan één
bewijsmiddel volstaan, mits dit bewijsmiddel
voldoet aan de in dit reglement aan een bewijsmiddel gestelde voorwaarden. Artikel 34 Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen 34.1.
Feiten die verband houden met dopingovertredingen kunnen worden bewezen met elk betrouwbaar middel, waaronder in ieder geval analyseresultaten, een (enkele) bekentenis, een verklaring van een dopingcontroleofficial en het vergelijken en koppelen van (gegevens verkregen uit) DNA-materiaal. De beoordeling van de betrouwbaarheid van de bewijsmiddelen geschiedt door het bevoegde tuchtcollege.
34.2.
De door WADA geaccrediteerde of goedgekeurde laboratoria worden verondersteld de analyse van monsters en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de International Standard for Laboratories. De betrokkene kan deze veronderstelling weerleggen door aan te tonen dat (i) een afwijking van deze International Standard heeft plaatsgevonden, die (ii) redelijkerwijs het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding kan hebben veroorzaakt.
34.3.
Als de betrokkene de in het vorige lid bedoelde veronderstelling weerlegt, door aan te tonen dat op de in dat lid bedoelde wijze van de ISL is afgeweken, dient het bestuur aan te tonen dat deze afwijking niet heeft geleid tot het belastende analyseresultaat.
34.4.
Afwijkingen van dit reglement en/of enige International Standard, die niet aantoonbaar hebben geleid tot het belastend analyseresultaat of andere (vermoedelijke) dopingovertredingen, maken de controleresultaten niet ongeldig. Indien de betrokkene aantoont dat zodanig van enige International Standard is afgeweken dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze afwijking het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding heeft veroorzaakt, dient het bestuur aan te tonen dat deze afwijking niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding heeft veroorzaakt.
34.5.
Als in een dopingzaak de betrokkene geen afwijking van enige International
Standard heeft aangetoond, dan wel
enige afwijking van een International Standard niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de dopingovertreding heeft veroorzaakt, vormt de positieve uitslag betrouwbaar en onomstotelijk bewijs dat sprake is van een dopingovertreding. 34.6.
De in een juridische procedure niet-betwiste feiten, alsmede de door de worden gebruikt als bewijs in een
oordelende instantie vastgestelde feiten kunnen
dopingzaak, tenzij de uitspraak in voornoemde procedure nog niet definitief is
geworden, dan wel in voornoemde procedure aantoonbaar beginselen van behoorlijk procesrecht zijn geschonden. 34.7.
Indien de betrokkene gedurende de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak, in een situatie waarin tegen hem zwaarwegend bewijs is overlegd
(zoals controleresultaten en/of verklaringen van dopingcontroleofficials), weigert
voor het bevoegde tuchtcollege te verschijnen (in persoon, telefonisch of via een beeldverbinding) en weigert vragen van het tuchtcollege met betrekking tot deze dopingzaak te beantwoorden, kan het tuchtcollege hieruit een voor de betrokkene negatieve conclusie trekken. 34.8.
Door WADA vastgestelde analytische methoden en/of beslissingswaarden worden verondersteld wetenschappelijk geldig te zijn.
34.9.
Voor de behandeling van een mogelijke dopingovertreding door het CAS geldt dat een betrokkene die de in het vorige lid bedoelde veronderstelling van wetenschappelijke validiteit wil weerleggen, voorafgaand aan het betwisten van de wetenschappelijke validiteit, als opschortende voorwaarde eerst WADA in kennis dient te stellen van (i) de betwisting, alsmede (ii) de gronden waarop deze betwisting berust. Het CAS kan WADA ook op eigen initiatief in kennis stellen van een dergelijke betwisting. Op verzoek van WADA zal het betreffende CAS-panel een geschikte wetenschappelijke expert
355
aanstellen om het panel te assisteren bij de beoordeling van de betwisting. WADA heeft het recht binnen tien dagen nadat WADA (i) door de betrokkene, dan wel het CAS in kennis is gesteld van de betwisting en (ii) het betreffende CAS-dossier heeft ontvangen, in de betreffende procedure: a.
te interveniëren als partij;
b.
op te treden als amicus curiae; of
c.
anderszins bewijs aan te voeren.
Titel VIII Spelsancties en wedstrijdresultaten Artikel 35 Automatisch vervallen wedstrijdresultaten Een dopingovertreding naar aanleiding van een dopingcontrole binnen wedstrijdverband, leidt automatisch tot het vervallen van in de desbetreffende wedstrijd behaalde wedstrijdresultaten. Artikel 36 Spelsancties en boetes 36.1.
In aanvulling op het gestelde in artikel 35 kan een dopingovertreding die wordt begaan tijdens of in verband met een evenement, als het bevoegde orgaan daartoe besluit, leiden tot het vervallen van alle (andere) wedstrijdresultaten die de betrokkene in het kader van dat evenement heeft behaald. Factoren die meespelen bij de afweging om andere tijdens een evenement behaalde wedstrijdresultaten te laten vervallen, zijn bijvoorbeeld: de ernst van de door de betrokkene begane dopingovertreding, of de omstandigheid dat andere gedurende het evenement bij de betrokkene uitgevoerde dopingcontroles negatief waren.
36.2.
Als de betrokkene kan aantonen dat van zijn kant met betrekking tot de in het vorige lid bedoelde overtreding geen sprake is van schuld of nalatigheid in de zin van artikel 44, komen de in het vorige lid bedoelde (andere) wedstrijdresultaten niet te vervallen, tenzij het waarschijnlijk is dat deze resultaten zijn beïnvloed door de overtreding.
36.3.
In aanvulling op het in de voorgaande leden gestelde geldt dat alle wedstrijdresultaten komen te vervallen die zijn behaald nadat een dopingovertreding heeft plaatsgevonden, tot en met het moment van aanvang van de naar aanleiding van deze overtreding opgelegde ordemaatregel (indien daarvan sprake was) of (indien geen ordemaatregel is opgelegd) de periode van uitsluiting, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.
36.4.
Overtreding van artikel 7 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of rechtspersoon wordt bestraft met een door het bevoegde tuchtcollege vast te stellen geldboete. Indien als gevolg van bedoelde gebrekkige medewerking een geplande dopingcontrole buiten wedstrijdverband geen doorgang kan vinden, wordt deze omstandigheid tevens gezien als een overtreding van artikel 7 door de betrokkene bij wie de geplande controles geen uitvoering kon vinden.
36.5.
Alle tijdens een periode van uitsluiting behaalde wedstrijdresultaten, inclusief die welke zijn behaald tijdens een periode van uitsluiting die met terugwerkende kracht is opgelegd, komen te vervallen.
36.6.
Alle door een lid in strijd met artikel 19.4 en/of artikel 19.6 behaalde wedstrijdresultaten komen automatisch te vervallen.
36.7.
Overtreding van artikel 17.6 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of
rechtspersoon wordt bestraft met een
door het bevoegde tuchtcollege vast te stellen geldboete.
356
Titel IX
Sancties
Artikel 37 Sanctie overtreding artikelen 3, 4 en 8 37.1.
Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8: a.
vier jaar indien de dopingovertreding geen verband houdt met een specifieke stof, tenzij de betrokkene kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet;
b.
vier jaar indien de dopingovertreding verband houdt met een specifieke stof en de ADO kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet.
37.2.
Indien de dopingovertreding geen verband houdt met een specifieke stof, en de betrokkene kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet, bedraagt de periode van uitsluiting twee jaar.
Artikel 38 Opzet voor de toepassing van artikel 37 en artikel 45.6 sub b 38.1.
Voor de toepassing van artikel 37 en artikel 45.6 sub a heeft de term ‘opzet’ betrekking op de intentie om vals te spelen. Van opzet kan dientengevolge alleen sprake zijn indien voldaan is aan de volgende vereisten: a.
zijdens de betrokkene is sprake van een of meer handelingen waarvan hij wist dat ze een dopingovertreding vormden; en/of
b.
zijdens de betrokkene is sprake van een of meer handelingen waarvan de betrokkene wist dat een aanzienlijk risico bestond dat zij (i) een dopingovertreding zouden kunnen vormen of (ii) een dopingovertreding tot gevolg zouden kunnen hebben, en de betrokkene heeft dat risico evident genegeerd.
38.2.
Een dopingovertreding die het gevolg is van een positieve uitslag waarbij een stof is aangetroffen die alleen verboden is binnen wedstrijdverband, kan, tot het tegendeel is bewezen, als niet opzettelijk worden beschouwd als de betrokkene kan aantonen dat:
38.3.
a.
de verboden stof een specifieke stof is; en
b.
de verboden stof buiten wedstrijdverband is gebruikt.
Een dopingovertreding die het gevolg is van een positieve uitslag waarbij een verboden stof is aangetroffen die alleen verboden is binnen wedstrijdverband, wordt niet als opzettelijk beschouwd indien: a.
de stof geen specifieke stof is; en
b.
de betrokkene kan aantonen dat de verboden stof buiten wedstrijdverband werd gebruikt in een context die geen verband houdt met een sportprestatie.
Artikel 39 Sanctie overtreding artikel 5 en artikel 7 Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 5 of artikel 7 vier jaar, tenzij de betrokkene, voor zover het een overtreding van artikel 5 betreft, kan aantonen dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet, in welk geval de periode van uitsluiting twee jaar bedraagt. Artikel 40 Sanctie overtreding artikel 6 40.1.
Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 6 twee jaar, welke periode, afhankelijk van de mate van schuld tijdens betrokkene, kan worden verminderd tot een periode van uitsluiting van ten minste één jaar.
40.2.
De in het vorige lid genoemde mogelijkheid de standaard periode van uitsluiting van twee jaar te verminderen, is niet beschikbaar indien: a.
de betrokkene zijn whereabouts-gegevens herhaaldelijk op het laatste moment heeft gewijzigd; en/of
357
b.
sprake is van andere handelingen die een ernstig vermoeden doen rijzen dat de betrokkene heeft getracht niet beschikbaar te zijn voor een dopingcontrole.
40.3.
Factoren die bij de toepassing van dit reglement dienen te worden meegenomen bij de beoordeling van de mate van schuld zijdens betrokkene, zijn bijvoorbeeld (i) de ervaring van de betrokkene, (ii) de omstandigheid dat de betrokkene ten tijde van het begaan van de dopingovertreding minderjarig was, (iii) het risico waarvan de betrokkene bewust had moeten zijn, (iv) de zorgvuldigheid en de voorzichtigheid die de betrokkene heeft betracht met betrekking tot wat het gepercipieerde risico had moeten zijn, en (v) bijzondere overwegingen, zoals een handicap. Bij de beoordeling van de mate van schuld zijdens de betrokkene moeten de in overweging genomen omstandigheden specifiek en relevant zijn voor de verklaring waarom de betrokkene is afgeweken van het gedrag dat van een (top)sporter mag worden verwacht.
Artikel 41 Sanctie overtreding artikel 9 en 10 41.1.
Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de opgelegde periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 9 of artikel 10 ten minste vier jaar en maximaal levenslang, afhankelijk van de ernst van de overtreding.
41.2.
Een overtreding van artikel 9 of artikel 10 waarbij een minderjarige is betrokken, wordt als bijzonder ernstig gezien, en leidt tot levenslange uitsluiting, indien: a.
de overtreding is begaan door begeleidend personeel; en
b.
de overtreding geen verband houdt met een specifieke stof.
Artikel 42 Sanctie overtreding artikel 11 Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 11 ten minste twee jaar en maximaal vier jaar, afhankelijk van de ernst van de overtreding. Artikel 43 Sanctie overtreding artikel 12 Behoudens een eventuele reductie of opschorting van de sanctie overeenkomstig de artikelen 44 tot en met 49, bedraagt de periode van uitsluiting voor een eerste overtreding van artikel 12 twee jaar, welke periode, afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene en de andere omstandigheden van het geval, kan worden verminderd tot een periode van uitsluiting van ten minste één jaar. Titel X
Strafmaat en sanctiereductie
Artikel 44 Geen schuld of nalatigheid 44.1.
Er is geen sprake van schuld of nalatigheid indien de betrokkene heeft aangetoond dat hij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij:
44.2.
a.
de verboden stof en/of verboden methode had gebruikt, ingenomen of had toegediend gekregen; of
b.
een dopingovertreding beging.
Indien de dopingovertreding een overtreding van artikel 3 betreft, geldt als aanvullende eis dat alleen sprake kan zijn van geen schuld of nalatigheid, als de betrokkene heeft aangetoond hoe de verboden stof en/of de verboden methode in zijn lichaam terecht is gekomen. Deze aanvullende eis geldt niet indien de betrokkene ten tijde van het begaan van de dopingovertreding minderjarig is.
44.3.
Indien de betrokkene in een individueel geval heeft aangetoond dat bij het door hem begaan van een dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van schuld of nalatigheid, vervalt de toepasselijke periode van uitsluiting.
358
44.4.
Dit artikel is alleen van toepassing op uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld indien een betrokkene heeft aangetoond dat de door hem begane dopingovertreding, ondanks alle door hem genomen voorzorgsmaatregelen en door hem betrachte zorgvuldigheid, het gevolg is van sabotage door een derde.
44.5.
Dit artikel is in ieder geval niet van toepassing op de volgende gevallen: a.
een positieve uitslag die het gevolg is van de inname van een vervuild product, een verkeerd gelabeld of een verontreinigd voedingssupplement. Leden zijn zelf verantwoordelijk voor hetgeen zij gebruiken of innemen, en zij dienen bekend te zijn met de risico’s inzake het gebruik van voedingssupplementen;
b.
de toediening van een verboden stof of een verboden methode door begeleidend personeel zonder dat dit aan de betrokkene is gemeld. Leden zijn zelf verantwoordelijk voor de keuze van hun begeleidend personeel, en moeten hun begeleidend personeel meedelen dat zij geen verboden stof of verboden methode toegediend mogen krijgen; en/of
c.
sabotage van voeding of drank van een betrokkene door een echtgenoot of echtgenote, een huisgenoot of (ander) gezinslid, een coach of een andere persoon die tot het begeleidend personeel van de betrokkene behoort. Leden zijn zelf verantwoordelijk voor hetgeen zij gebruiken of innemen, alsmede voor het gedrag van de personen die zij toegang geven tot hun voeding en drank.
44.6.
Dit artikel is alleen van toepassing op de vaststelling van de strafmaat, en niet op de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding.
44.7.
In tegenstelling tot de overige bepalingen van Titel X waar de term schuld wordt gebruikt, is de definitie van schuld expliciet niet van toepassing op artikel 44. Evenmin zijn van toepassing op artikel 44 de in artikel 40.3 genoemde factoren voor het beoordelen van de mate van schuld zijdens betrokkene.
Artikel 45 Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid 45.1.
Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid indien de betrokkene heeft aangetoond dat zijn schuld of nalatigheid, naar de omstandigheden van het geval en rekening houdend met de criteria zoals genoemd in artikel 44.1, niet significant was in relatie tot de dopingovertreding.
45.2.
Indien de dopingovertreding een overtreding van artikel 3 betreft, geldt als aanvullende eis dat alleen sprake kan zijn van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, als de betrokkene heeft aangetoond hoe de verboden stof en/of de verboden methode in zijn lichaam terecht is gekomen. Deze aanvullende eis geldt niet indien de betrokkene ten tijde van het begaan van de dopingovertreding minderjarig is.
45.3.
Als (i) sprake is van een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, (ii) de dopingovertreding verband houdt met een specifieke stof, en (iii) de betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, dan is de sanctie te minste: a.
een berisping zonder oplegging van enige periode van uitsluiting; en
b.
maximaal een periode van uitsluiting van twee jaar,
afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene. 45.4.
Als (i) sprake is van een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, (ii) de betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, en (iii) de betrokkene heeft aangetoond dat het belastend analyseresultaat is veroorzaakt door (de inname of de toediening van) een vervuild product, dan is de sanctie ten minste: a.
een berisping zonder oplegging van enige periode van uitsluiting; en
b.
maximaal een periode van uitsluiting van twee jaar,
afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene. 45.5.
Indien de betrokkene in een individueel geval, waarin artikel 45.3 en artikel 45.4 niet van toepassing zijn, heeft aangetoond dat bij het door hem begaan van een dopingovertreding van zijn kant sprake was van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, kan de anders van toepassing zijnde periode van uitsluiting afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene, worden gereduceerd, doch nooit minder zijn dan de helft van de anders van toepassing zijnde periode van
359
uitsluiting. Indien de anders van toepassing zijnde periode van uitsluiting levenslang zou bedragen, mag de overeenkomstig dit artikel gereduceerde periode van uitsluiting niet minder dan acht jaar bedragen. 45.6.
Artikel 45.5 kan slechts worden toegepast indien is voldaan aan de volgende voorwaarden: a.
De dopingovertreding betreft artikel 3, artikel 4 of artikel 8, houdt geen verband met een specifieke stof, en artikel 45.3 en artikel 45.4 zijn niet van toepassing, en de betrokkene heeft aangetoond dat bij het door hem begaan van de dopingovertreding van zijn kant geen sprake was van opzet in de zin van artikel 38; of
b.
De dopingovertreding betreft artikel 6, en de betrokkene heeft aangetoond dat bij het door hem begaan van de dopingovertreding van zijn kan geen sprake was van opzet.
45.7.
Afhankelijk van de unieke feiten van een bepaald geval, kan elk van de in artikel 44.5 genoemde voorbeelden leiden tot de vaststelling dat zijdens betrokkene sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid. Hiervoor geldt als eis dat de betrokkene heeft voldaan aan de van toepassing zijnde voorwaarden van artikel 45.
45.8.
Voor cannabinoïden, inclusief afbraakproducten en markers daarvan, kan een betrokkene bewijzen dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid door aan te tonen dat de context van het gebruik niet gerelateerd was aan een sportprestatie.
45.9.
Dit artikel is alleen van toepassing op de vaststelling van de strafmaat, en niet op de vaststelling of sprake is van een dopingovertreding.
45.10.
Als de Bond, de Dopingautoriteit en/of een andere ADO bij een overtreding van artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake een specifieke stof, heeft aangetoond dat zijdens de betrokkene sprake was van opzet:
45.11.
a.
kan artikel 45 niet worden toegepast; en
b.
bedraagt de periode van uitsluiting vier jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
Als de Bond, de Dopingautoriteit en/of een andere ADO bij een overtreding van artikel 3, 4 en artikel 8 inzake een specifieke stof, niet heeft aangetoond dat zijdens de betrokkene sprake was van opzet: a.
kan artikel 45 worden toegepast, doch alleen als de betrokkene kan aantonen in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van artikel 45; en
b.
is de sanctie ten minste een berisping en maximaal een periode van uitsluiting van twee jaar, afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene. Hierbij geldt dat sanctiereductie alleen mogelijk is als (i) de betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, en (ii) de betrokkene heeft voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 45.3, artikel 45.4 of artikel 45.5. Indien de betrokkene niet aan deze voorwaarden kan voldoen, bedraagt de periode van uitsluiting twee jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
45.12.
Als de betrokkene bij een overtreding van artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake een niet-specifieke stof niet heeft aangetoond dat van zijn kant geen sprake was van opzet:
45.13.
a.
kan artikel 45 niet worden toegepast; en
b.
bedraagt de periode van uitsluiting vier jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
Als de betrokkene bij een overtreding van artikel 3, artikel 4 en artikel 8 inzake een niet-specifieke stof heeft aangetoond dat van zijn kant geen sprake was van opzet: a.
kan artikel 45 worden toegepast, doch alleen als de betrokkene kan aantonen in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van artikel 45; en
b.
kan de periode van uitsluiting worden gereduceerd afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene, doch nooit minder zijn dan de helft van anders van toepassing zijnde periode van uitsluiting. Hierbij geldt dat sanctiereductie alleen mogelijk is als (i) de betrokkene heeft aangetoond dat van zijn kant sprake is van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid, en (ii) de betrokkene heeft voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van artikel 45.3, artikel 45.4 of artikel 45.5. Indien de betrokkene niet aan deze voorwaarden kan voldoen, bedraagt de periode van uitsluiting twee jaar, tenzij artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48 wordt toegepast.
360
45.14.
Voor de toepassing van artikel 45: a.
dient het bevoegde tuchtcollege eerst te beoordelen welke bepaling eventueel van toepassing is: artikel 45.3, artikel 45.4 of artikel 45.5;
b.
dient het bevoegde tuchtcollege vervolgens te beoordelen of de betrokkene heeft aangetoond dat bij het begaan van de dopingovertreding van zijn kant sprake was van geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid. Daartoe dient het bevoegde tuchtcollege artikel 45.1, artikel 1.45 en artikel 40.3 toe te passen, in samenhang met artikel 44.1. Indien de dopingzaak een dopingovertreding van artikel 3 betreft, dient het bevoegde tuchtcollege artikel 45.2 toe te passen;
c.
dient het bevoegde tuchtcollege, indien het van oordeel is dat de betrokkene heeft aangetoond in aanmerking te komen voor strafreductie op grond van artikel 45, de mate van sanctiereductie te bepalen aan de hand van de mate van schuld zijdens de betrokkene, waarbij het bevoegde tuchtcollege artikel 1.45 en artikel 40.3 moet toepassen.
Artikel 46 Substantiële ondersteuning 46.1.
Indien het resultaatmanagement (deels) plaatsvindt door de Dopingautoriteit, kan de Dopingautoriteit voorafgaand aan een definitief niet meer voor beroep openstaande uitspraak van het bevoegde tuchtcollege in een dopingzaak, dan wel voorafgaand aan het verstrijken van de op de uitspraak van het bevoegde beroepstermijn, een deel van de opgelegde,
tuchtcollege van toepassing zijnde
dan wel op te leggen periode van uitsluiting, opschorten indien de
betrokkene substantiële ondersteuning heeft verschaft aan een ADO, een justitiële instantie en/of een professioneel disciplinair orgaan. 46.2.
Indien het resultaatmanagement (deels) plaatsvindt door de Dopingautoriteit, kan de Dopingautoriteit nadat (i) een definitief niet meer voor beroep
openstaande uitspraak van het bevoegde tuchtcollege in een dopingzaak is genomen, dan
wel (ii) de op de uitspraak van het bevoegde tuchtcollege van toepassing zijnde beroepstermijn is verstreken, een deel van de opgelegde periode van uitsluiting, opschorten indien:
46.3.
a.
de betrokkene substantiële ondersteuning heeft verleend; en
b.
zowel de internationale federatie als WADA dit besluit van de
Dopingautoriteit goedkeuren.
Van substantiële ondersteuning is sprake indien aan de volgende voorwaarden a.
wordt voldaan:
de betrokkene heeft alle hem beschikbare informatie inzake een of meer dopingovertredingen, correct, tijdig en volledig overlegd, via of vergezeld van een schriftelijke door hem ondertekende verklaring;
b.
de betrokkene verleent zijn volledige medewerking aan het onderzoek naar, alsmede de (tuchtrechtelijke) vervolging van de (doping)zaak waarop de door hem verschafte informatie betrekking heeft, door onder andere als getuige te verklaren bij een hoorzitting indien de ADO, het bevoegde tuchtcollege, een rechter, een arbiter, dan wel een arbitragepanel daarom verzoekt;
c.
de door de betrokkene verschafte informatie dient geloofwaardig te zijn, en dient (i) een belangrijk onderdeel te vormen van (het bewijs in) een (doping)zaak die tot (tuchtrechtelijke) vervolging heeft geleid, dan wel (ii), indien geen (tuchtrechtelijke) vervolging heeft plaatsgevonden, voldoende grond te hebben verschaft op basis waarvan (tuchtrechtelijke) vervolging had kunnen plaatsvinden; en
d.
de ondersteuning dient tot gevolg te hebben dat: (i)
een ADO een dopingzaak ontdekt, van een dopingovertreding aangifte wordt gedaan, dan wel een dopingovertreding wordt vastgesteld, welke dopingzaak of dopingovertreding is begaan door een andere persoon dan de betrokkene die de substantiële ondersteuning heeft verleend; of
(ii)
een justitiële instantie of professioneel disciplinair orgaan een strafbaar feit of de overtreding van beroepsregels ontdekt, meldt of daarvan aangifte doet, welk strafbaar feit of welke overtreding is begaan door een andere persoon dan de betrokkene die de substantiële ondersteuning heeft verleend; en
361
(iii)
de informatie die in het kader van het verlenen van substantiële ondersteuning door de betrokkene die de substantiële ondersteuning heeft verleend, beschikbaar is gesteld aan de Dopingautoriteit of de andere ADO aan welke substantiële ondersteuning is verleend.
46.4.
De mate waarin de periode van uitsluiting op grond van artikel 46 kan worden opgeschort, is afhankelijk van (i) de ernst van de dopingovertreding die de betrokkene heeft begaan, en (ii) het belang van de verleende substantiële ondersteuning voor het elimineren van doping in de sport. De mate waarin de periode van uitsluiting kan worden opgeschort, kan echter niet meer bedragen dan driekwart van de periode van uitsluiting die zonder de toepassing van artikel 46 zou worden opgelegd. Indien de periode van uitsluiting zonder de toepassing van artikel 46 een levenslange periode van uitsluiting zou bedragen, kan de niet-opgeschorte periode van uitsluiting niet minder dan acht jaar bedragen.
46.5.
Op verzoek van (i) de ADO met verantwoordelijkheid voor het resultaatmanagement of (ii) een persoon die (beweerdelijk) een dopingovertreding heeft begaan, kan WADA voor het verlenen van substantiële ondersteuning in elke fase van het resultaatmanagement, inclusief nadat een bevoegd tuchtcollege in een dopingzaak uitspraak heeft gedaan en deze uitspraak definitief is geworden, instemmen met wat het beschouwt als een passende opschorting van de opgelegde of zonder toepassing van artikel 46 toepasselijke periode van uitsluiting.
46.6.
In uitzonderlijke omstandigheden kan WADA voor het verlenen van substantiële ondersteuning akkoord gaan met een opschorting van (i) de periode van uitsluiting en (ii) de oplegging en/of tenuitvoerlegging van andere consequenties van het begaan van een dopingovertreding (zoals het vervallen van wedstrijdresultaten, het opheffen van een ordemaatregel, het opschorten van financiële consequenties en sancties), die verder gaat dan de opschortingen die anderszins mogelijk zijn op grond van artikel 46. In dergelijke gevallen kan WADA akkoord gaan met (i) de volledige opschorting van de (opgelegde of op te leggen) periode van uitsluiting, (ii) het niet terugbetalen van prijzengeld, en/of (iii) het niet betalen van boetes of kosten.
46.7.
De Dopingautoriteit beoordeelt ook nadat een periode van uitsluiting is opgeschort in hoeverre de door de betrokkene verleende ondersteuning voldoet, en blijft voldoen, aan de in artikel 46 bedoelde voorwaarden.
46.8.
Indien de ADO die de periode van uitsluiting heeft opgeschort, oordeelt dat de door de betrokkene verleende ondersteuning niet (meer) voldoet aan de in artikel 46 bedoelde voorwaarden, komt de opschorting te vervallen, en: a.
zal, indien nog geen melding van een dopingzaak is gedaan, alsnog melding en/of aangifte plaatsvinden;
b.
worden, indien het resultaatmanagement is opgeschort vanwege de in eerste instantie verleende substantiële ondersteuning, de reglementaire stappen van het resultaatmanagement geïnitieerd of (verder) gecontinueerd; en/of
c.
treedt de door het bevoegde tuchtcollege opgelegde periode van uitsluiting die zonder de toepassing van artikel 46 werd opgelegd, alsnog in werking. Deze periode gaat in op het moment dat zowel de betrokkene als de Bond schriftelijk op de hoogte zijn gesteld van voornoemd oordeel van de ADO.
46.9.
Tegen een besluit van een bevoegde ADO om een opgeschorte periode van uitsluiting, in weerwil van de omstandigheid dat de door de betrokkene verleende ondersteuning niet (meer) voldoet aan de in artikel 46 bedoelde voorwaarden, niet (opnieuw) in werking te laten treden, kan beroep worden ingesteld door de partijen met het recht op beroep overeenkomstig artikel 60. Hetzelfde geldt voor het besluit van een ADO de periode van uitsluiting wel (opnieuw) in werking te laten treden. Tegen een besluit van WADA op grond van artikel 46.5 of artikel 46.6 staat geen beroep open.
46.10.
Indien een ADO een (deel van een) periode van uitsluiting opschort vanwege verleende substantiële ondersteuning, dient deze ADO dit besluit met redenen omkleed te melden aan de ADO’s met een recht op beroep op grond van artikel 60. In unieke omstandigheden, waarin WADA oordeelt dat dit in het beste belang van de strijd tegen doping is, kan WADA een ADO toestemming geven een geheimhoudingsovereenkomst aan te gaan, welke de bekendmaking van de in het kader van de substantiële ondersteuning gesloten overeenkomst en/of de aard van de verleende substantiële ondersteuning beperkt of uitstelt.
46.11.
Het opschorten van (een deel van) de periode van uitsluiting is alleen mogelijk op
grond van artikel 46.
362
Artikel 47 Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak 47.1.
Indien: a.
een betrokkene, hetzij voorafgaand aan het door hem kennisnemen van
een bij hem uit te voeren dopingcontrole
die kan leiden tot constatering van een dopingovertreding, hetzij (bij andere overtredingen dan artikel 3) voorafgaand aan kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, vrijwillig bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, en b.
deze bekentenis op dat moment het enige betrouwbare bewijs is van
bedoelde overtreding,
kan de op te leggen periode van uitsluiting worden verkort, doch niet minder bedragen dan de helft van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde periode. 47.2.
Dit artikel kan slechts worden toegepast in omstandigheden waarin een lid geheel uit eigen beweging een dopingovertreding bekent, in omstandigheden waar geen enkele ADO een vermoeden heeft dat zijdens een lid sprake is van (het begaan van) een dopingovertreding. Dit artikel kan niet worden toegepast in omstandigheden waarin de bekentenis plaatsvindt nadat het lid denkt dat hij zal worden betrapt.
47.3.
De mate waarin de periode van uitsluiting wordt verkort, dient te zijn gebaseerd op de kans dat het lid zou zijn betrapt indien hij niet vrijwillig had bekend.
Artikel 48 Bekentenis na kennisgeving 48.1.
Een betrokkene die een periode van uitsluiting kan worden opgelegd op grond van artikel 37 of artikel 39, komt door het onmiddellijk na schriftelijke kennisgeving over de dopingzaak door de Dopingautoriteit of de Bond bekennen dat hij de dopingovertreding waarvan hij wordt beschuldigd heeft begaan, in aanmerking voor een reductie van de periode van uitsluiting tot ten minste twee jaar. De reductie is afhankelijk van:
48.2.
a.
de ernst van de betreffende dopingovertreding;
b.
de mate van schuld zijdens de betrokkene; en
c.
de goedkeuring van zowel de Dopingautoriteit als WADA.
De betrokkene dient, om in aanmerking komen voor de in het vorige lid bedoelde strafreductie, de Dopingautoriteit en/of de Bond schriftelijk op de hoogte te stellen van de in het vorige lid bedoelde onmiddellijke bekentenis. De Dopingautoriteit en de Bond hebben ten opzichte van elkaar een informatieplicht.
Artikel 49 Meerdere opties sanctiereductie 49.1.
Voor de toepassing van artikel 49: a.
dient de betrokkene eerst aan te tonen dat hij in aanmerking komt voor sanctiereductie op basis van meer dan een van de volgende artikelen: artikel 44, artikel 45, artikel 46, artikel 47 en artikel 48; en
b.
dient voorafgaand aan de eventuele toepassing van artikel 46, artikel 47 of artikel 48, eerst de van toepassing zijnde periode van uitsluiting te worden bepaald aan de hand van (i) de bepalingen in Titel IX, en (ii) artikel 44 en artikel 45.
49.2.
Indien de betrokkene heeft aangetoond in aanmerking te komen voor sanctiereductie op grond van artikel 46, artikel 47 en/of artikel 48, kan de periode van uitsluiting worden gereduceerd, doch niet minder dan een kwart bedragen van de op basis van artikel 49.1 sub b bepaalde periode.
Artikel 50 Meerdere overtredingen 50.1.
Voor een tweede dopingovertreding bedraagt de periode van uitsluiting de langste van de volgende perioden:
363
a.
zes maanden;
b.
de helft van de periode van uitsluiting die voor de eerste dopingovertreding werd opgelegd, zonder rekening te houden met enige sanctiereductie op grond van artikel 46, artikel 47 of artikel 48; of
c.
twee keer de periode van uitsluiting die van toepassing zou zijn geweest op de tweede dopingovertreding indien deze zou zijn behandeld alsof het een eerste dopingovertreding betrof, zonder rekening te houden met enige sanctiereductie op grond van artikel 46, artikel 47 of artikel 48.
50.2.
De op basis van het vorige lid vastgestelde periode van uitsluiting kan worden gereduceerd op grond van en in overeenstemming met de eventuele toepassing van artikel 46, artikel 47 of artikel 48.
50.3.
Een derde dopingovertreding leidt altijd tot de oplegging van een levenslange periode van uitsluiting, tenzij de betrokkene kan aantonen dat hij terzake de derde dopingovertreding in aanmerking komt voor de toepassing van artikel 44 of artikel 45, dan wel de derde dopingovertreding een overtreding van artikel 6 betreft, in welk geval de periode van uitsluiting te minste acht jaar en maximaal levenslang bedraagt.
50.4.
Indien de betrokkene inzake een dopingovertreding heeft aangetoond dat van zijn kant geen sprake is van schuld of nalatigheid in de zin van artikel 44, wordt deze overtreding niet als dopingovertreding beschouwd voor de toepassing van artikel 50.
50.5.
Een dopingovertreding wordt voor het opleggen van sancties op grond van artikel 50 beschouwd als een tweede of volgende overtreding, als kan worden aangetoond dat de betrokkene de tweede of volgende dopingovertreding heeft begaan nadat (i) de betrokkene de kennisgeving inzake de eerste of vorige dopingzaak heeft ontvangen, dan wel (ii) een redelijke poging is gedaan hem deze kennisgeving te doen toekomen. Als dit niet kan worden bewezen, worden de overtredingen samen beschouwd als één afzonderlijke (eerste) overtreding en wordt de op te leggen sanctie gebaseerd op de overtreding waarop de zwaarste sanctie staat.
50.6.
Indien een ADO, na oplegging van een sanctie voor een eerste dopingovertreding, feiten ontdekt betreffende een dopingovertreding door een lid die zich hebben voorgedaan voorafgaand aan de kennisgeving inzake de eerste dopingovertreding, zal de ADO een extra sanctie opleggen op basis van de sanctie die had kunnen worden opgelegd indien de beide dopingovertredingen tegelijkertijd tuchtrechtelijk waren behandeld. Alle behaalde wedstrijdresultaten die de betrokkene heeft behaald sinds de eerdere dopingovertreding komen te vervallen.
50.7.
Voor de toepassing van dit artikel dient een tweede of volgende dopingovertreding binnen tien jaar van de vorige overtreding(en) te hebben plaatsgevonden.
Titel XI
Overige sanctiebepalingen
Artikel 51 Aanvang van de periode van uitsluiting 51.1.
De periode van uitsluiting vangt aan op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak,
tenzij in dit reglement anders is
bepaald. 51.2.
Indien sprake is geweest van aanmerkelijke vertraging van de in Titel V en/of Titel VI bedoelde procedures, en deze vertraging de betrokkene niet is aan te rekenen, kan het bevoegde tuchtcollege de periode van uitsluiting op een eerder dan het in het vorige lid bedoelde moment laten ingaan, tot op zijn vroegst de dag waarop de (laatste) dopingovertreding is begaan. In geval van een overtreding van artikel 3 wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is afgenomen dat tot de positieve uitslag heeft geleid.
51.3.
Inzake dopingovertredingen die geen betrekking hebben op artikel 3, kan een ADO veel tijd nodig hebben om feiten te ontdekken en bewijs te verzamelen dat nodig is om een dopingovertreding aan te tonen. In dergelijke gevallen bestaat niet de mogelijkheid om de sanctie op een eerder tijdstip te laten ingaan.
364
51.4.
Indien de betrokkene direct (dat wil zeggen, tenminste voordat hij deelneemt aan een volgende wedstrijd) na kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, kan de periode van uitsluiting reeds ingaan op de dag dat de betreffende overtreding (voor het laatst) plaatsvond. In geval van een overtreding van artikel 3 wordt hiermee gedoeld op de dag waarop het monster is afgenomen dat tot de positieve uitslag heeft geleid. Minimaal de helft van de op te leggen periode van uitsluiting dient echter aan te vangen op (i) de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak, dan wel (ii) de dag waarop de betrokkene de sanctie formeel aanvaardt, dan wel (iii) de dag waarop de sanctie anderszins wordt opgelegd. Dit lid is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 47 is toegepast.
51.5.
De periode van uitsluiting in het kader van de oplegging van een ordemaatregel wordt in mindering gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd, tenzij de betrokkene deze ordemaatregel niet strikt heeft nageleefd. Hetzelfde geldt voor een door een bevoegd (tucht)orgaan opgelegde voorlopige maatregel, voorlopige schorsing of voorlopige uitsluiting.
51.6.
Indien de betrokkene (i) nadat hij de in artikel 24.2 bedoelde kennisgeving inzake een dopingzaak heeft ontvangen, en (ii) voorafgaand aan het hem opleggen van een ordemaatregel, het bestuur en de Dopingautoriteit schriftelijk meldt zich vrijwillig te houden aan het gestelde in artikel 26.2, en zich vanaf dat moment, ook nadat tegen hem een ordemaatregel is genomen, strikt houdt aan het gestelde in artikel 26.2, wordt deze periode van (zelf opgelegde) uitsluiting in mindering gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd. De betrokkene dient de in dit lid bedoelde brief zowel aan het bondsbestuur als aan de Dopingautoriteit te zenden. Wordt de brief alleen aan het bondsbestuur gezonden dan zendt deze de brief aan de Dopingautoriteit en omgekeerd.
51.7.
De periode waarin (i) geen ordemaatregel is opgelegd en (ii) geen sprake is van de zelf opgelegde uitsluiting (en de naleving daarvan) als bedoeld in het vorige lid, kan niet worden afgetrokken van een (uiteindelijk) opgelegde periode van uitsluiting, ongeacht de omstandigheid dat de betrokkene (vrijwillig) heeft afgezien van het deelnemen aan wedstrijden, competities en/of evenementen.
51.8.
Anders dan de in artikel 51 beschreven opties bestaan geen mogelijkheden een op te leggen periode van uitsluiting eerder te laten ingaan dan op het in artikel 51.1 genoemde moment.
51.9.
Indien in een teamsport een periode van uitsluiting wordt opgelegd aan een team, gaat deze periode van uitsluiting in op: a.
de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak; of
b.
indien afstand is gedaan van het recht op een hoorzitting, op de dag waarop de periode van uitsluiting wordt aanvaard of anderszins wordt opgelegd, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.
Een periode van een aan een team opgelegde ordemaatregel of vrijwillig zelf door een team opgelegde ordemaatregel (overeenkomstig het hieromtrent bepaalde in artikel 51.6) zal in mindering worden gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd. 51.10.
Het is niet mogelijk de in dit reglement genoemde sancties geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen.
51.11.
De eventuele (ontbrekende) prestatiebevorderende werking van een verboden stof en/of verboden methode kan niet worden meegewogen bij de beoordeling: a.
of sprake is van een dopingovertreding; en
b.
het vaststellen van de wegens een dopingovertreding op te leggen sanctie.
Artikel 52 Status gedurende uitsluiting 52.1.
Oplegging van een periode van uitsluiting houdt in dat de betrokkene vanaf het moment dat deze sanctie is opgelegd: a.
is uitgesloten van deelname aan enige onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd, competitie en/of evenement, noch aan enige andere activiteit mag deelnemen binnen de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten, of op andere wijze aan de Bond verbonden, clubs, teams of andere rechtspersonen);
365
b.
is uitgesloten van deelname aan een door een overheidsinstantie gefinancierde sportactiviteit op nationaal of topsportniveau;
c.
in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren binnen de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten clubs, teams of andere rechtspersonen), noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in artikel 52.2, mag ontvangen;
d.
geen trainingen mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of georganiseerd onder auspiciën van (i) de Bond of (ii) van een rechtspersoon en/of organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, alsmede het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon;
e.
geen begeleidingsactiviteiten mag uitvoeren bij onder auspiciën van de Bond (inclusief bij de Bond aangesloten, of op andere wijze aan de Bond verbonden, clubs, teams of andere rechtspersonen) georganiseerde trainingen en/of wedstrijden.
De betrokkene mag wel participeren in anti-dopingprogramma’s en/of 52.2.
rehabilitatieprogramma’s.
Een dopingovertreding waarbij geen sanctiereductie is toegepast, leidt tot de gehele of gedeeltelijke intrekking van de financiële steun, vergoedingen en andere voordelen in relatie tot de sportbeoefening, die de betrokkene van de Bond ontvangt.
52.3.
Degene die een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan, als vier jaren van de periode van uitsluiting zijn verstreken, deelnemen aan en/of participeren in lokale evenementen die niet worden georganiseerd onder auspiciën van, dan wel niet anderszins vallen onder de bevoegdheid van een ADO, indien: a.
deze evenementen niet direct of indirect de mogelijkheid bieden tot kwalificatie voor deelname aan een nationaal kampioenschap, internationaal evenement of internationale wedstrijd;
b.
deze evenementen niet direct of indirect punten zouden kunnen opleveren die nodig zijn voor kwalificatie voor, dan wel deelname aan een nationaal kampioenschap, internationaal evenement of internationale wedstrijd; en
c. 52.4.
de betrokkene tijdens deze lokale sportevenementen in geen enkele hoedanigheid met minderjarigen werkt.
Een betrokkene verkrijgt na het aflopen van de hem opgelegde periode van uitsluiting, pas het recht tot deelname aan wedstrijden op het moment dat hij het prijzengeld heeft terugbetaald en een eventuele uitgesproken kostenveroordeling heeft voldaan. De volgorde bij het voldoen van een door het CAS toegewezen kostenveroordeling en verbeurd verklaren van prijzengeld, is als volgt: a.
eerst de betaling van de door het CAS toegewezen kosten;
b.
vervolgens de herverdeling van het verbeurde prijzengeld aan andere sporters indien dit is bepaald in de regels van de relevante internationale federatie; en
c. 52.5.
vervolgens de vergoeding van de kosten van de ADO die het resultaatmanagement heeft uitgevoerd.
Indien de betrokkene gedurende een hem opgelegde periode van uitsluiting, participeert in een in artikel 52.1 bedoelde activiteit en/of hoedanigheid: a.
komen eventueel behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen; en
b.
wordt aan de betrokkene een nieuwe periode van uitsluiting opgelegd, welke gelijk is aan de aan de oorspronkelijk aan betrokkene opgelegde periode van uitsluiting. Deze nieuwe periode van uitsluiting treedt in vanaf het moment dat de oorspronkelijk aan betrokkene opgelegde periode van uitsluiting afloopt. Deze nieuwe periode van uitsluiting kan worden gereduceerd, afhankelijk van de mate van schuld zijdens betrokkene en de andere omstandigheden van het geval. De Dopingautoriteit bepaalt of de betrokkene artikel 52.1 niet heeft nageleefd, en of de betrokkene in aanmerking komt voor enige reductie van de
366
nieuw op te leggen periode van uitsluiting. Tegen de beslissing van de Dopingautoriteit staat beroep open overeenkomstig het gestelde in Titel XII. 52.6.
In afwijking van artikel 52.1 mag een betrokkene weer beginnen te trainen met een team of weer gebruik beginnen te maken van de faciliteiten van een bij de Bond aangesloten club of vereniging, tijdens de kortste van de volgende perioden: a.
de laatste twee maanden van de aan de betrokkene opgelegde periode van uitsluiting; of
b.
het laatste kwart van de aan de betrokkene opgelegde periode van uitsluiting.
Artikel 53 Consequenties teams (indien van toepassing) 53.1.
Als blijkt dat in een teamsport meer dan twee leden van hetzelfde team een dopingovertreding hebben begaan tijdens of in verband met een evenement, dient het daartoe bevoegde (tucht)orgaan een of meer gepaste maatregelen op te leggen (bijvoorbeeld diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of meer wedstrijd- en/of competitieresultaten van dit team en/of het verlies van medailles, punten en prijzen(geld)). De Dopingautoriteit zal zorgdragen voor het in deze informeren van het bevoegde (tucht)orgaan, tenzij de Bond dit reeds correct, tijdig en volledig heeft gedaan.
53.2.
De Bond kan, voor onder zijn auspiciën georganiseerde evenementen, besluiten sancties voor teams met betrekking tot
53.3.
tot het vaststellen van zwaardere
evenementen dan zijn vermeld in het vorige lid.
Bij sporten die geen teamsporten zijn maar waarbij prijzen worden uitgereikt aan teams, geschiedt diskwalificatie, alsmede de oplegging van enige andere disciplinaire maatregel tegen het team als één of meer teamleden zich schuldig hebben gemaakt aan dopingovertredingen, volgens de van toepassing zijnde regels van de internationale federatie.
53.4.
Indien meer dan één lid van een team op de hoogte wordt gesteld van een mogelijke overtreding van artikel 7 in verband met een evenement, zal de Bond (indien het evenement wordt georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond) zorg dragen voor het uitvoeren van (passende) gerichte dopingcontroles bij het betreffende team gedurende het bewuste evenement.
Artikel 54 Herziening 54.1.
Indien met betrekking tot een verboden stof of verboden methode een verbod is geformuleerd, en dit verbod nadien wordt gewijzigd of opgeheven, kan een betrokkene die op grond van de oorspronkelijke bepaling een straf is opgelegd daarvan herziening vragen. Een herziening strekt ten gunste van de betrokkene.
54.2.
De betrokkene richt een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot herziening aan het bevoegde tuchtcollege, dat het verzoek toezendt aan de Dopingautoriteit.
54.3.
Het verzoek tot herziening wordt schriftelijk behandeld. De Dopingautoriteit heeft het recht op het nemen van een conclusie.
54.4.
Van een uitspraak van het bevoegde tuchtcollege staat beroep open conform Titel XII.
Artikel 55 Verjaringstermijn Een dopingovertreding verjaart als niet binnen tien jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de overtreding beweerdelijk heeft plaatsgevonden, de betrokkene schriftelijk over de dopingzaak in kennis is gesteld, dan wel een redelijke poging daartoe is gedaan. Artikel 56 Wederzijdse erkenning Onverminderd het recht op beroep, zal de Bond door een bevoegde ADO of andere organisatie of instantie verleende dispensatie, opgelegde ordemaatregel en tuchtrechtelijke uitspraak die consistent is met de World Anti-Doping Code, erkennen, respecteren en overnemen. Artikel 57 Bekendmaking 57.1.
De World Anti-Doping Code bevat regels inzake het, in overeenstemming met nationale wetgeving:
367
d.
communiceren met en tussen ADO’s in dopingzaken, alsmede de inhoud van deze communicatie;
e.
communiceren met de betrokkene in dopingzaken, alsmede de inhoud van deze communicatie;
f.
publiceren en/of het anderszins bekendmaken van (i) tuchtrechtelijke beslissingen in dopingzaken, en (ii) opgelegde sancties wegens het begaan van een dopingovertreding;
57.2.
De World Anti-Doping Code bevat regels inzake: a.
de te betrachten vertrouwelijkheid bij de communicatie in dopingzaken;
b.
de beslissingen inzake dopingovertredingen welke een volledige motivering moeten omvatten, met (indien van toepassing) inbegrip van de reden waarom de maximum sanctie niet is opgelegd; en
c.
de ADO’s die het recht hebben op het ontvangen van het volledige bij een dopingzaak behorende dossier, alvorens binnen vijftien dagen na ontvangst te mogen beslissen beroep in te stellen tegen de beslissing of uitspraak.
57.3.
De Dopingautoriteit en de Bond laten zich door deze regels laten leiden, tenzij nationale wet- en regelgeving dit niet toestaat.
Titel XII
Beroep
Artikel 58 Beroep 58.1.
Beroep kan slechts worden aangetekend op de wijze die is beschreven in dit reglement.
58.2.
Besluiten waartegen beroep is aangetekend blijven van kracht tijdens de beroepsprocedure, tenzij het tuchtcollege dat bevoegd is de zaak in beroep te behandelen (hierna: het beroepscollege) anders bepaalt.
58.3.
In beroep kunnen de feitelijke en de juridische gronden volledig opnieuw worden beoordeeld. Het beroepscollege is bevoegd de in eerdere instantie opgelegde sanctie te verhogen tot aan de maximale reglementair toegestane strafmaat of te verlagen tot de minimale strafmaat.
Artikel 59 Voor beroep vatbare besluiten 59.1.
Tegen de volgende besluiten kan beroep worden aangetekend: a.
een besluit dat (g)een dopingovertreding heeft plaatsgevonden;
b.
een besluit tot schuldigverklaring zonder strafoplegging;
c.
een besluit van WADA als bedoeld in artikel 19.5;
d.
een besluit dat de Bond en/of de Dopingautoriteit in een dopingzaak niet ontvankelijk is. Een besluit dat (i) in een dopingzaak de verjaringstermijn is verstreken, dan wel te laat aangifte is gedaan, en (ii) de Bond en/of de Dopingautoriteit in een dopingzaak geen jurisdictie hebben, wordt voor de toepassing van dit artikel gelijk gesteld met een besluit dat sprake is van niet-ontvankelijkheid;
e.
een besluit inhoudende de oplegging van een ordemaatregel;
f.
een besluit dat is genomen op grond van artikel 52.5;
g.
een besluit dat is genomen in strijd met artikel 26.3, artikel 46.11, artikel 51.10 of artikel 51.11;
h.
een besluit betreffende de kostenveroordeling;
i.
een besluit op grond van artikel 46 om een periode van uitsluiting op te schorten;
j.
een besluit als bedoeld in artikel 46.8, genomen door de Dopingautoriteit of WADA. Als een andere ADO een dergelijk besluit neemt, dan is op dat besluit het dopingreglement van de betreffende ADO van toepassing, tenzij het dopingreglement van de desbetreffende ADO het dopingreglement van de Bond van toepassing verklaart; en
k.
een besluit van een ADO om het besluit van een andere ADO niet te erkennen.
59.2.
Alleen de betrokkene kan beroep instellen tegen besluiten als bedoeld in artikel 59.1 sub e en artikel 59.1 sub j.
59.3.
Indien het bestuur niet conform artikel 26.3 overgaat tot het opleggen van een ordemaatregel, wordt deze omstandigheid voor de toepassing van artikel 59 aangemerkt als een besluit dat is genomen in strijd met artikel 26.3.
368
59.4.
Een besluit om een verplichte ordemaatregel niet te laten vervallen, is niet voor beroep vatbaar.
59.5.
In aanvulling op het in artikel 59.1 gestelde is de Dopingautoriteit gerechtigd
beroep in te stellen tegen elk in het
kader van het resultaatmanagement genomen besluit, uitgezonderd het besluit tot oplegging van een ordemaatregel, tenzij dat besluit niet voldoet aan de in artikel 26 opgenomen eisen. Dit beroepsrecht is niet gebonden aan enige voorwaarde, anders dan het gestelde in artikel 60.1. De Dopingautoriteit hoeft derhalve geen belang voor het instellen van beroep aan te tonen. 59.6.
Indien de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak langer dan vier maanden in beslag neemt, kan de betrokkene beroep instellen tegen een hem eventueel opgelegde ordemaatregel. Indien het beroepscollege besluit tot opheffing van de ordemaatregel, mag de betrokkene vanaf dat moment weer in wedstrijden uitkomen. Als het beroepscollege oordeelt dat de betrokkene een dopingovertreding heeft begaan, komen alle na de opheffing van de ordemaatregel behaalde wedstrijdresultaten te vervallen, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.
59.7.
Indien na afloop van een periode van dertig dagen nadat WADA met betrekking heeft ontvangen van een derde whereabouts-
tot een betrokkene schriftelijk bericht
fout, geen aangifte is gedaan van een dopingovertreding, wordt deze
omstandigheid voor de toepassing van Titel XII aangemerkt als een besluit dat geen dopingovertreding heeft plaatsgevonden.
Artikel 60 Beroepsrecht 60.1.
Van een uitspraak van het in eerste aanleg bevoegde tuchtcollege in een dopingzaak staat beroep open bij het beroepscollege, tenzij binnen de Bond geen beroepsoptie bestaat, in welk geval beroep openstaat bij het CAS.
60.2.
Van een uitspraak van het beroepscollege staat beroep open bij het CAS.
60.3.
De volgende partijen hebben het recht beroep aan te tekenen tegen een besluit van een tuchtcollege van de Bond in een dopingzaak: a.
de betrokkene voor wie het besluit waartegen beroep wordt aangetekend, geldt;
b.
de Bond;
c.
de in het betreffende geval relevante internationale federatie en elke andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie volgens wier dopingreglement een sanctie had kunnen worden opgelegd;
d.
de Dopingautoriteit;
e.
de NADO van het land waarvan de betrokkene de nationaliteit heeft, dan wel waar hij woonachtig is;
f.
het IOC of het IPC, indien van toepassing, als het besluit een effect kan hebben dat betrekking heeft op respectievelijk de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen, waaronder besluiten die van invloed (kunnen) zijn op de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of Paralympische Spelen; en
g. 60.4.
WADA.
In dopingzaken (i) betreffende (begeleidend personeel van) betrokkenen die op het moment dat de dopingovertreding plaatsvond, waren opgenomen in de registered testing pool van de internationale federatie, dan wel (ii) voortvloeiend uit participatie in een onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijd en/of evenement, kan de internationale federatie direct tegen het besluit van het tuchtcollege in eerste aanleg beroep instellen bij het CAS.
60.5.
Op een beroep bij het CAS zijn de regels en voorwaarden van het CAS van toepassing.
60.6.
Indien een tot het instellen van beroep gerechtigde partij tegen een besluit in beroep is gekomen bij het CAS, zijn alle andere tot het instellen van beroep gerechtigde partijen expliciet gerechtigd tot het instellen van incidenteel beroep. Indien een partij van dit recht gebruik wenst te maken, dient deze partij het incidenteel beroep uiterlijk in te stellen met het door de partij bij het CAS in te dienen verweerschrift.
369
Artikel 61 Beroep/interventie WADA/Dopingautoriteit 61.1.
Indien WADA overeenkomstig het bepaalde in Titel XII het recht heeft tegen een andere in artikel 60.3 genoemde partij anders
besluit in beroep te gaan, en geen
dan WADA beroep heeft aangetekend, mag WADA zonder de andere
beroepsmogelijkheden uit te putten direct beroep aantekenen bij het CAS. 61.2.
WADA heeft het recht in een aanhangig gemaakte dopingzaak te interveniëren
indien het bevoegde tuchtcollege of
beroepscollege niet binnen een redelijke door WADA vast te stellen termijn, tot een uitspraak is gekomen. Op het moment dat
voornoemde termijn verstrijkt, wordt dit aangemerkt als een besluit van het
bevoegde tuchtcollege of
beroepscollege dat geen dopingovertreding heeft plaatsgevonden. WADA mag in dat geval direct beroep aantekenen bij het CAS. Indien het CAS oordeelt dat (i) in de betreffende dopingzaak sprake is van een dopingovertreding, en (ii) het besluit van WADA om direct beroep in te stellen bij het CAS redelijk was, dient de Bond WADA’s kosten (waaronder in ieder geval de kosten voor de juridische bijstand), voor het beroep bij het CAS te vergoeden. 61.3.
Het in dit artikel gestelde met betrekking tot (de rechten van) WADA, geldt tevens met betrekking tot de Dopingautoriteit.
Artikel 62 Beroep dispensaties 62.1.
Tegen een besluit tot het afwijzen van een dispensatieverzoek, genomen door een andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie dan WADA, dat niet wordt herroepen door WADA, kan de betrokkene beroep aantekenen: a.
bij het CAS, indien de betrokkene op het moment van het afwijzen van het betreffende dispensatieverzoek is opgenomen in de registered testing pool van de internationale federatie;
b.
bij een door de Dopingautoriteit ingestelde commissie van beroep, indien de betrokkene op het moment van het afwijzen van het betreffende dispensatieverzoek niet is opgenomen in de registered testing pool van de internationale federatie. De samenstelling, werkwijze, besluitvorming en andere relevante aspecten met betrekking tot deze commissie van beroep worden bepaald door de Dopingautoriteit. Als deze commissie van beroep het besluit tot het afwijzen van het dispensatieverzoek herroept, kan WADA tegen dat besluit in beroep gaan bij het CAS.
62.2.
Tegen een besluit van WADA met betrekking tot het inwilligen of afwijzen van een dispensatieverzoek, staat alleen beroep open bij het CAS. Beroepsgerechtigd in deze zijn de betrokkene en de Dopingautoriteit.
62.3.
Dispensaties die op enig moment door WADA worden herzien, blijven van kracht tot het moment waarop de betrokkene schriftelijk door WADA van dit besluit op de hoogte is gesteld.
62.4.
Indien een besluit inzake een dispensatieverzoek niet binnen de hiervoor geldende termijnen is genomen, wordt voor de toepassing van artikel 62 het
dispensatieverzoek geacht te zijn afgewezen.
Artikel 63 Beroepstermijnen 63.1.
De termijn voor het instellen van beroep is eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag dat de tot het instellen van beroep bevoegde partij schriftelijk van het voor beroep vatbare besluit in kennis is gesteld.
63.2.
De tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak in eerste aanleg dient uiterlijk binnen drie maanden na het aanhangig maken van de dopingzaak, tot een uitspraak van het betreffende tuchtcollege te leiden. Indien dit niet het geval is, hebben de Dopingautoriteit, alsmede de betrokkene of de organisatie die van het begaan van een dopingovertreding wordt beschuldigd, het recht binnen een termijn van veertien dagen de zaak voor het van toepassing zijnde beroepscollege te brengen.
63.3.
De beroepstermijn voor een door WADA in te stellen beroep, dan wel een door WADA te plegen interventie, is de laatst aflopende van de volgende termijnen:
370
a.
eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de beroepstermijn voor de andere tot beroep gerechtigde partijen is verlopen; dan wel
b.
eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop WADA het volledige dossier inzake het voor beroep vatbare besluit heeft ontvangen, waaronder in ieder geval een vertaling van dit besluit.
63.4.
Het in artikel 63.3 onder b gestelde met betrekking tot WADA, is tevens van toepassing op de voor de Dopingautoriteit geldende beroepstermijn.
Titel XIII Restbepalingen Artikel 64 Taken en verantwoordelijkheden van de Dopingautoriteit 64.1.
De Dopingautoriteit is de NADO van Nederland in de zin van dit reglement en de World Anti-Doping Code.
64.2.
De Dopingautoriteit heeft de volgende taken en bevoegdheden: a.
het verzorgen van voorlichting, alsmede het aanbieden en ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal;
b.
het vaststellen van de van dit reglement onderdeel uitmakende bijlagen (uitgezonderd de dopinglijst);
c.
het opsporen van, en doen van onderzoek naar, mogelijke dopingzaken in binnen- en buitenland, het in dit verband beleggen van hoorzittingen, alsmede het in dit verband uitwisselen van kennis en informatie met binnen- en buitenlandse ADO’s;
d.
het bewaken van en toezicht houden op de correcte toepassing van dit reglement en de World Anti-Doping Code, alsmede het in dit kader waar nodig corrigeren en interveniëren (bijvoorbeeld door middel van het gebruik maken van het beroepsrecht);
e.
het in voorkomende gevallen zorgdragen voor de bewijsvoering;
f. het beheren van de nationale registered testing pool; g.
het beheren van whereabouts-informatie, alsmede het toepassen van de Whereabouts-bijlage;
h.
het verwerken, behandelen en beoordelen van dispensatieverzoeken, het verlenen van dispensaties, alsmede het toepassen van de Dispensatiebijlage;
i. het plannen en uitvoeren van dopingcontroles, het laten analyseren van monsters; j. het in overeenstemming met dit reglement zorgdragen voor het uitvoeren van het dopingcontroleproces; k.
het uitvoeren van het resultaatmanagement;
l. het onderhouden van contacten met leden en/of betrokkenen, of hun vertegenwoordigers, specifiek, maar niet uitsluitend, in het kader van de toepassing van artikel 27 en artikel 46; m.
het in voorkomende gevallen doen van aangifte in dopingzaken;
n.
het deelnemen aan de tuchtrechtelijke behandeling van dopingzaken;
o.
het samenwerken met politie, justitie, douane, de Inspectie Gezondheidszorg en andere justitiële instellingen en instanties (zoals bijvoorbeeld de douane, het Openbaar Ministerie, de politie en de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit) met betrekking tot mogelijke dopingzaken, alsmede het uitwisselen van informatie met deze instanties inzake mogelijke dopingzaken;
p.
het beheren van biologische paspoorten, waaronder het plannen en (laten) uitvoeren van monsterafname in dit verband, het (laten) analyseren van monsters, het (laten) beoordelen en/of vergelijken van resultaten, het benoemen van een commissie die de relevante gegevens beoordeelt, en alle andere aspecten zoals deze zijn bepaald in de richtlijn(en) voor dergelijke paspoorten zoals opgesteld door WADA, en de Bijlage inzake het biologische paspoort (indien de Dopingautoriteit een dergelijke bijlage vaststelt);
q.
het onderzoeken van (i) het betreffende begeleidend personeel indien sprake is van een dopingovertreding door een minderjarige, en (ii) begeleidend personeel dat werkt met meerdere leden die een dopingovertreding hebben begaan;
r. het verlenen van volledige medewerking aan door WADA geïnitieerde onderzoeken naar (i) dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren;
371
s.
het uitvoeren van alle andere door of namens WADA aan de Dopingautoriteit opgelegde taken en verplichtingen; en
t. het verrichten van alle overige werkzaamheden en taken die bijdragen aan het terugdringen van dopinggebruik in de sport. Artikel 65 Taken en verantwoordelijkheden van leden Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft elk lid de volgende taken en verantwoordelijkheden: a.
het zich houden aan de op hem van toepassing zijnde dopingreglementen;
b.
het te allen tijde beschikbaar zijn voor het uitvoeren van een dopingcontrole;
c.
het voorkomen dat een verboden stof of verboden methode in zijn lichaam terecht komt;
d.
het voorkomen dat hij een dopingovertreding begaat;
e.
het informeren van begeleidend personeel, waaronder in iedere geval het medische personeel, inzake (i) de voor leden geldende verplichting om geen verboden stoffen en verboden methoden te gebruiken of toegediend te krijgen, en (ii) de verantwoordelijkheid van het begeleidend personeel ervoor te zorgen dat geen verboden stoffen en/of verboden methoden in het lichaam van een lid dat zij begeleiden, behandelen en/of waarmee zij werken, terecht komen;
f.
het in kennis stellen van de Dopingautoriteit en de internationale federatie van elke uitspraak of besluit van een niet onder de World Anti-Doping Code vallende organisatie of instantie, inhoudende dat hij in de voorgaande tien jaar een dopingovertreding heeft begaan; en
g.
het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i) dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren.
Artikel 66 Taken en verantwoordelijkheden van begeleidend personeel Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft begeleidend personeel de volgende taken en verantwoordelijkheden: a.
het verlenen van medewerking aan de uitvoering van dopingcontroles bij leden;
b.
het bij leden stimuleren van een afwijzende houding ten aanzien van doping;
c.
het voorkomen dat een verboden stof of verboden methode in het lichaam terecht komt van leden die door het begeleidend personeel worden begeleid en/of waarmee het begeleidend personeel werkt;
d.
het voorkomen dat het een dopingovertreding begaat;
e.
het in kennis stellen van de Dopingautoriteit en de internationale federatie van elke uitspraak of besluit van een niet onder de World Anti-Doping Code vallende organisatie of instantie, inhoudende dat hij in de voorgaande tien jaar een dopingovertreding heeft begaan; en
f.
het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i) dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren.
Artikel 67 Taken en verantwoordelijkheden van de Bond Onverminderd het gestelde in de andere Titels van dit reglement, heeft de Bond de volgende taken en verantwoordelijkheden: a.
het verlenen van medewerking aan de uitvoering van dopingcontroles bij leden;
b.
het verlenen van medewerking aan door ADO’s geïnitieerde onderzoeken naar (i) dopingovertredingen, en (ii) activiteiten die doping kunnen faciliteren; en
c.
het direct bij de Dopingautoriteit en de internationale federatie melden van alle informatie die mogelijk wijst op of mogelijk verband houdt met een dopingovertreding.
Artikel 68 Privacy 68.1.
Het maken van opnamen in beeld of geluid van de dopingcontrole, alsmede het tonen, weergeven of openbaar maken van beeld- en/of geluidsopnamen van de dopingcontrole, is slechts toegestaan na toestemming van de betrokkene en de dopingcontrole-uitvoerende organisatie.
372
68.2.
De persoonsgegevens van de betrokkene, waaronder zijn whereabouts-informatie, dispensatiegegevens en controleresultaten, (kunnen) worden verzonden aan de Bond, de dopingcontrole-uitvoerende organisatie, het laboratorium en de relevante ADO’s, waaronder in ieder geval de Dopingautoriteit, de internationale federaties, alsmede WADA.
68.3.
De Dopingautoriteit en de Bond kunnen informatie verspreiden inzake controleresultaten en/of dopingzaken in overeenstemming met het daaromtrent bepaalde in dit reglement, de World Anti-Doping Code en/of een of meer International Standards.
Artikel 69 Kosten 69.1.
Voor zover het de uitvoering van de analyse betreft, voldoet de betrokkene de kosten van het in artikel 23 bedoelde onderzoek van het B-monster, tenzij: a.
de analyse van het B-monster geschiedt op verzoek van de
ongeacht het b.
Dopingautoriteit, in welk geval de bedoelde kosten,
analyseresultaat, voor rekening komen van de Dopingautoriteit; dan wel
de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van het A-monster
niet bevestigt, in welk geval
de bedoelde kosten voor rekening van de Dopingautoriteit komen. 69.2.
De overige kosten die de betrokkene maakt in het kader van het laten analyseren van het B-monster, zoals het aanwezig zijn van de betrokkene zelf en/of een door hem aangewezen persoon in het laboratorium, komen voor rekening van de betrokkene.
69.3.
De kosten die de betrokkene maakt in het kader van diens verdediging bij een dopingzaak, komen voor eigen rekening, tenzij een bevoegd tuchtcollege, arbitragecollege of rechter anders beslist.
69.4.
Kosten die worden gemaakt in het kader van het onderzoeken van een atypische bevinding, conform hetgeen dit reglement en/of de dopinglijst bepalen, komen voor rekening van de Dopingautoriteit, tenzij dit onderzoek aantoont dat zijdens de betrokkene sprake is van een dopingovertreding, in welk geval de kosten voor rekening van de betrokkene komen.
69.5.
De kosten die verbonden zijn aan het in artikel 24.2 sub c bedoelde documentatiepakket (zowel inzake het A-monster als het B-monster), komen voor rekening van de betrokkene, tenzij een bevoegd tuchtcollege besluit dat de betrokkene zich niet schuldig heeft gemaakt aan een dopingovertreding, in welk geval deze kosten voor rekening van de Dopingautoriteit komen.
Artikel 70 Verhouding reglementen 70.1.
Dit dopingreglement is opgezet als een waar mogelijk zelfstandig toepasbaar bondsreglementen, bondsregels en/of
reglement. Dientengevolge zijn andere
bondsbesluiten slechts van toepassing voor zover deze aanvullend werken op dit
dopingreglement en daarmee niet in strijd zijn. 70.2.
De toepassing van dit reglement wordt niet beperkt door andere reglementen van
de Bond. Derhalve is het tuchtrecht van
de Bond slechts van toepassing, voor zover het tuchtrecht niet in strijd is met
de inhoud en/of de strekking van dit
dopingreglement. Artikel 71 Interpretatie 71.1.
In relevante gevallen geschiedt interpretatie van dit reglement aan de hand van de Engelstalige tekst van de ten tijde van de dopingcontrole, dan wel (indien geen sprake was van een dopingcontrole) het (beweerdelijk) plaatsvinden van de dopingovertreding van kracht zijnde World Anti-Doping Code en/of International Standards.
71.2.
De World Anti-Doping Code dient te worden geïnterpreteerd als een onafhankelijke en autonome tekst, en niet aan de hand van wetten of statuten, tenzij dit reglement uitdrukkelijk anders bepaalt.
71.3.
De opschriften van de artikelen in dit reglement dienen slechts voor gebruiksgemak, maken geen onderdeel uit van de inhoud van de artikelen, en zijn niet van invloed op de interpretatie van de bijbehorende bepalingen.
373
71.4.
Dit reglement is overeenkomstig de van toepassing zijnde bepalingen in de World Anti-Doping Code en bijbehorende International Standards opgesteld, en dient te worden geïnterpreteerd op een wijze die verenigbaar is met deze bepalingen van de World Anti-Doping Code en International Standards.
71.5.
De toelichting bij de bepalingen in de World Anti-Doping Code kunnen worden
gebruikt bij het interpreteren van dit
reglement. Hetzelfde geldt voor een door de Dopingautoriteit opgestelde toelichting bij dit reglement, als een dergelijke toelichting beschikbaar is. 71.6.
Alle voor het resultaatmanagement geldende termijnen vangen aan op de eerstvolgende dag nadat de betrokkene, de Bond en/of de Dopingautoriteit schriftelijk de bedoelde kennisgeving of informatie hebben ontvangen.
71.7.
De datum van ontvangst wordt bij schriftelijke correspondentie geacht zeven dagen na de datum van verzending te zijn gelegen.
Artikel 72 Overgangsbepalingen 72.1.
Artikel 50 en artikel 55 zijn procedurele bepalingen die met terugwerkende kracht kunnen worden toegepast.
72.2.
Ten tijde van het doen van aangifte van een dopingovertreding zijn van toepassing de bepalingen van dit reglement, zoals die op die datum gelden. Indien tijdens het aanhangig zijn van een dopingzaak bepalingen van dit reglement worden gewijzigd, zijn om redenen van proceseconomie en omwille van te betrachten uniformiteit, die gewijzigde bepalingen op de behandeling van de dopingzaak van toepassing, tenzij naar het oordeel van het bevoegde tuchtcollege de betrokkene hierdoor aantoonbaar wordt geschaad, in welk geval de oorspronkelijke bepalingen van kracht blijven.
72.3.
Bij het bepalen van de periode van uitsluiting voor een tweede dopingovertreding op basis van artikel 50, waarbij de sanctie voor de eerste dopingovertreding is bepaald op basis van het dopingreglement zoals dit van toepassing was voorafgaand aan de inwerkingtreding van de World Anti-Doping Code op 1 januari 2015, dient de periode van uitsluiting te worden toegepast die voor voornoemde eerste dopingovertreding zou zijn opgelegd indien het op 1 januari 2015 in werking getreden dopingreglement van toepassing zou zijn geweest.
Artikel 73 Bijlagen 73.1.
De bij dit reglement behorende en van dit reglement onderdeel uitmakende bijlagen worden, uitgezonderd de dopinglijst, vastgesteld door de Dopingautoriteit.
73.2.
De in het vorige lid bedoelde bijlagen treden in werking vanaf het moment van plaatsing op de website van de Dopingautoriteit: www.dopingautoriteit.nl. De dopinglijst treedt telkens in werking op een door WADA te bepalen datum.
Artikel 74 Slotbepaling In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur. In dergelijke gevallen consulteert het bestuur, voorafgaand aan het nemen van een besluit, de Dopingautoriteit.
374
5 | Gedragscode De gedragscode geeft regels en aanbevelingen waaraan begeleiders zich in hun dagelijkse werk dienen te houden. De gedragscode bestaat tevens uit richtlijnen voor de begeleider, waarmee seksuele intimidatie en andere vormen van ongewenst gedrag kan worden voorkomen. Ze geven de grenzen aan van handelen. Ze fungeren als toetssteen voor het gedrag van begeleiders en sporters in concrete situaties. Ze nodigen uit tot nadenken en discussiëren over het eigen handelen en dat van anderen in de sportomgeving. De gedragscode is onderdeel van de KNSB-reglementen en is derhalve van toepassing op allen die op enigerlei wijze betrokken zijn bij het begeleiden van sporters. INITIATIEF EN REFERENTIES Deze gedragscode is een initiatief van de sector breedtesport en is voorgelegd en goedgekeurd door het Algemeen Bestuur en het Bondscongres van de KNSB. Aangepast en goedgekeurd door het Algemeen Bestuur en de Ledenraad van de KNSB op 29 juni 2013. Bij het opstellen van de gedragscode is gebruik gemaakt van de beroepscode van NL Coach welke is vastgesteld in maart 2005 en is tevens gebruik gemaakt van de gedragsregels ter voorkoming van seksuele intimidatie welke is vastgesteld op 20 mei 1997 door de Algemene Vergadering van NOC*NSF. DEFINITIES Onder ‘begeleider’ wordt in deze gedragscode verstaan: -
trainers;
-
coaches;
-
sportbegeleiders;
-
sporttechnisch kader;
-
sportparamedisch kader;
-
bestuurlijk kader;
-
facilitair kader;
-
sportorganisatorisch kader (bijvoorbeeld wedstrijdorganisatie, jury, scheidsrechter e.d.).
(Daar waar “hij” staat kan ook “zij” gelezen worden.)
Onder ‘sporter’ wordt in deze gedragscode verstaan: zowel meisjes en jongens als vrouwen en mannen.
Onder ‘professioneel’ wordt in deze gedragscode verstaan: de kwaliteit van het handelen, overeenkomstig de geldende standaard en opleiding en dus niet of er al dan niet wordt betaald voor de werkzaamheden.
NALEVING De begeleider zal er actief op toezien dat de regels worden nagestreefd door iedereen die bij de sporter is betrokken. Indien hij gedrag signaleert dat niet in overeenstemming is met de regels, zal hij de betreffende persoon daarop aanspreken. Je moet je realiseren dat je een voorbeeldfunctie hebt. Als je grensoverschrijdend gedrag signaleert, moet je maatregelen nemen. Je kunt:
de betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken;
375
het bestuur van de vereniging of KNSB inlichten;
een officiële klacht indienen bij het bestuur van de vereniging of de KNSB. De procedure van afhandeling staat in het reglement op de Bondsrechtspraak van de KNSB’;
aangifte doen bij de politie (in overleg met het slachtoffer) indien een strafbaar feit is gepleegd volgens het wetboek van strafrecht.
In die gevallen waarin de gedragscode niet (direct) voorziet, ligt het binnen de verantwoordelijkheid van de begeleider in de geest hiervan te handelen. Bij niet naleven van de gedragscode, kan overgegaan worden tot maatregelen conform de reglementen van de KNSB. Reacties op deze gedragscode kunnen worden gemeld aan de directie van de KNSB. Zaken die tegen de gedragscode ingaan, kunnen gemeld worden aan de vertrouwenscontactpersonen van de KNSB. Dit staat vermeld op KNSB.nl.
WERKINGSGEBIED De gedragsregels gelden voor allen die direct of indirect zijn betrokken bij de begeleiding of sportbeoefening van één of meer sporters. Deze regels gelden naast of als aanvulling op richtlijnen van begeleiders die voor de uitoefening van hun beroep al over eigen gedragsregels of een beroepscode beschikken, zoals (sport)artsen, fysiotherapeuten, psychologen, enzovoort. Voor andere betrokkenen dan de hiervoor genoemden, zoals familieleden en medesporters gelden deze sociaal maatschappelijke regels eveneens.
DE SPORTER LICHAMELIJKE INTEGRITEIT De begeleider heeft de plicht alles te doen om de lichamelijke integriteit van de sporter te waarborgen en alles na te laten wat die lichamelijke integriteit schade kan berokkenen. Richtlijnen/uitgangspunten
Waarborg dat de belasting en de intensiteit van de training altijd aan de leeftijd, de fysieke conditie en het prestatievermogen van de sporter zijn aangepast.
Sta alleen deelname aan de training of aan een wedstrijd toe als dat geen onverantwoorde risico’s voor de sporter met zich meebrengt.
Laat de sporter geen ongeoorloofde middelen gebruiken of procedures volgen die niet zijn toegestaan. Vereis het gebruik ervan niet en raad ze ook niet aan.
Maak de sporters gevoelig voor het dopingprobleem.
Werk met de verantwoordelijke instanties samen bij de opsporing en bestrijding van dopingmisbruik.
De begeleider dient op de hoogte te zijn van de actuele code van de Dopingautoriteit.
GEESTELIJKE INTEGRITEIT De begeleider heeft de plicht alles te doen om de geestelijke integriteit van de sporter te waarborgen en alles na te laten wat die geestelijke integriteit schade kan berokkenen. Richtlijnen/uitgangspunten:
Laat beledigende of denigrerende uitingen en gebaren achterwege.
Discrimineer niemand vanwege zijn/haar geslacht, ras, mentale of fysieke toestand, uiterlijk, huidskleur, handicap, seksuele oriëntatie, leeftijd, beroep, religie of politieke overtuiging.
Pleeg overleg met de sporters over alle beslissingen die hen betreffen, streef daarbij naar een zo groot mogelijke consensus.
376
Vereis niets van de sporters wat in strijd is met hun fundamentele waarden en hun diepste overtuigingen.
Neem beslissingen die de sporters betreffen altijd zo, dat je de redenen hiervoor kunt aangeven. Wees ook altijd bereid om die redenen aan te geven.
Moedig de sporters uitdrukkelijk aan de verantwoordelijkheid voor hun eigen beslissingen te nemen.
SOCIALE INTEGRITEIT De begeleider heeft de plicht alles te doen om de sociale integriteit van de sporter te waarborgen en alles na te laten wat die sociale integriteit schade kan berokkenen. Richtlijnen/uitgangspunten:
Maak geen persoonlijke en/of vertrouwelijke informatie over de sporters voor het brede publiek toegankelijk, tenzij je hun uitdrukkelijke toestemming hebt.
Bekritiseer sporters niet in het openbaar.
Zorg ervoor dat in beginsel iedereen dezelfde toegang tot jouw sport heeft. Wanneer bepaalde toelatingseisen bestaan (bijv. leeftijd - of prestatiecriteria) dienen deze eerlijk en zonder aanzien des persoon toegepast te worden.
Respecteer de culturele bijzonderheden van de sporters, voor zover zij zelf of anderen daardoor geen onmiddellijke risico’s lopen.
BEGELEIDING De begeleider heeft de plicht zich zo goed mogelijk voor het welzijn, de ontwikkeling en het succes van de sporter in te zetten.
Richtlijnen/uitgangspunten:
Zorg voor een aangename, open en vertrouwensvolle sfeer tijdens de training en de wedstrijd, zodat de sporters zich goed voelen en hun individuele vaardigheden op een optimale manier kunnen ontplooien.
Plan zowel het training - en wedstrijdgebeuren als de daarbijbehorende communicatieprocessen zo, dat de sporters hun vaardigheden en talenten op een zo goed mogelijke manier kunnen ontwikkelen en langdurig kunnen behouden.
Draag naar vermogen bij aan het welzijn van de sporters, zowel binnen de sport als (indien gewenst) ook buiten de sport.
Benader ook zieke en geblesseerde sporters met interesse en welwillendheid.
Richt je in het werk niet uitsluitend op succes. Blijf je ervan bewust dat je steeds ook een begeleidende en pedagogische taak vervult.
Werk vanuit het principe positief coachen. Dit heeft een bewezen positiever effect op sporters dan een negatieve inslag.
Wees steeds een voorbeeld in optreden, taalgebruik en nauwgezetheid.
Moedig jouw sporters aan om aan dezelfde maatstaven te voldoen.
Accepteer dat ook andere trainers en deskundigen voor de sporters van nut kunnen zijn. Indien mogelijk, accepteer dan dat sporters de diensten van andere experts gebruiken.
Als je kinderen en jongeren traint, pleeg dan regelmatig met hun ouders overleg over de (lichamelijke, geestelijke en sociale) uitwerkingen van het training - en wedstrijdprogramma.
Stel de ouders onmiddellijk in kennis als je (om welke redenen dan ook) over het welzijn van hun kinderen en jongeren bezorgd bent.
SEKSUELE INTEGRITEIT De begeleider moet zorgen voor een omgeving en sfeer waarbinnen de sporter zich veilig voelt (te bewegen). De begeleider onthoudt zich ervan de sporter te bejegenen op een wijze die de sporter in zijn waardigheid aantast, én verder in het privé-leven van de sporter door te dringen dan nodig is voor het gezamenlijke gestelde doel.
377
Het gaat erom dat je je als begeleider niet onnodig indringt in het privé-leven van je sporter, bijvoorbeeld door er vragen over te stellen of een ‘afspraakje’ te maken. De begeleider onthoudt zich van elke vorm van seksueel (macht)misbruik of seksuele intimidatie tegenover de sporter. Je mag zijn specifieke situatie niet gebruiken voor doeleinden ten eigen nutte, die in strijd zijn met de verantwoordelijkheid voor de sporter of die de grenzen van de relatie overschrijden, zoals:
bevrediging van eigen seksuele en/of agressieve verlangens;
een seksuele/erotisch geladen sfeer scheppen;
met seksueel gedrag ingaan op verliefde gevoelens, seksuele verlangens of fantasieën van de sporter.
In de (professionele) relatie met de sporter kunnen bij zowel sporter als trainer gevoelens ontstaan die zich niet verhouden met de relatie tot het trainen of begeleiden. Bijvoorbeeld verliefdheid. Seksuele handelingen en relaties tussen begeleider en sporter zijn niet acceptabel. In voorkomende gevallen dient de verhouding cq. relatie per direct verbroken te worden. Seksuele handelingen en seksuele relaties tussen de begeleider en de jeugdige sporter tot 16 jaar zijn onder geen beding geoorloofd en worden beschouwd als seksueel misbruik. De begeleider mag de sporter niet op zodanige wijze aanraken dat de sporter en/of begeleider deze aanraking naar redelijke verwachting als seksueel of erotisch van aard zal ervaren, zoals doorgaans het geval zal zijn bij het doelbewust (doen) aanraken van geslachtsdelen, billen en borsten. Uitgangspunt is wat de sporter als seksueel intimiderend ervaart. Dat houdt in dat de beleving van de sporter centraal staat en leidend moet zijn. Bijvoorbeeld:
bij begroeten of afscheid nemen te lang de hand vasthouden;
iemand naar je toe trekken om te kussen;
je tegen de sporter aandrukken;
andere ongewenste aanrakingen.
Functionele aanrakingen zijn natuurlijk toegestaan. De begeleider zorgt er voor dat daar, waar lichamelijk contact noodzakelijk en functioneel is voor de sportbeoefening, dit contact (aanrakingen) nooit verkeerd – in de zin van seksueel – kan worden geïnterpreteerd. De begeleider onthoudt zich van seksueel getinte verbale intimiteiten. Je kunt hierbij denken aan:
seksueel getinte opmerkingen en insinuaties, zoals grove taal en schuine moppen onder het mom van ‘dat moet kunnen’;
het stellen van niet-functionele vragen over het seksleven van je sporter.
De begeleider zal tijdens training(stages), wedstrijden en reizen gereserveerd en met respect omgaan met de sporter en met de ruimten waarin de sporter zich bevindt, zoals kleed - en hotelkamers. Gereserveerd en met respect omgaan met de sporters betekent bijvoorbeeld dat:
je met de sporter niet op één kamer slaapt;
je (bij voorkeur) de sporter niet alléén bij je thuis ontvangt.
Bij gereserveerd en met respect omgaan met de ruimten waarin je sporter zich bevindt, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het niet zonder noodzaak en zeker niet zonder aankondiging de kleed - of hotelkamer betreden.
378
De begeleider heeft de plicht de sporter te beschermen tegen schade en (macht)misbruik als gevolg van seksuele intimidatie. Daar waar bekend of geregeld is wie de belangen van de (jeugdige) sporter behartigt, is de begeleider verplicht met deze personen of instanties samen te werken opdat zij hun werk goed kunnen uitoefenen. De begeleider zal de sporter geen (im)materiële vergoedingen geven met de kennelijke bedoeling tegenprestaties te vragen. Ook de begeleider aanvaardt geen financiële beloning of geschenken van de sporter die in onevenredige verhouding tot de gebruikelijke dan wel afgesproken honorering staan. Door een vergoeding kan de objectiviteit van het handelen van jou of je sporter in het gedrang te komen. Hierdoor kan een voedingsbodem ontstaan voor (seksuele) intimidatie en seksueel misbruik en andere vormen van ongewenst gedrag
RELATIES BINNEN DE SPORT WERK - EN OPDRACHTGEVERS De begeleider heeft de plicht om zijn/haar arbeid zo goed mogelijk in te zetten, bij te houden en te verbeteren. Richtlijnen/uitgangspunten:
Houd je aan contracten en afspraken.
Zorg ervoor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt waarvan de inhoud tegen deze code ingaat.
Ga (binnen verenigings- of stichtingsverband) geen directe financiële relatie aan tussen sporter en begeleider.
Gedraag je loyaal tegenover jouw werkgever.
Zorg in de omgang met jouw werk - en opdrachtgevers voor een open, eerlijke en communicatieve sfeer.
Maak gebruik van bijscholingsmogelijkheden om jouw vaardigheden en kennis op pijl te houden.
Pretendeer geen kwalificatieniveau dat je niet hebt.
MEDEWERKERS (ploegleiders, trainers, artsen, fysiotherapeuten, masseurs, begeleiders etc). De begeleider heeft de plicht om aan alle medewerkers, alsook de ouders bij minderjarige sporters, de informatie te verstrekken die voor een goed functioneren noodzakelijk is. Regels:
Zorg er naar vermogen voor dat in het team van medewerkers een communicatieve en efficiënte sfeer heerst.
Sta jouw medewerkers met raad en daad bij.
COLLEGA-BEGELEIDERS De begeleider heeft de plicht om de werksfeer van de collega’s niet aan te tasten en zijn bijdrage aan de belangen van de beroepsgroep te leveren.
Regels:
Onderhoud met andere begeleiders collegiale en door wederzijds respect bepaalde relaties.
Werk niet met sporters van een andere begeleider samen, tenzij de andere begeleider zijn toestemming heeft gegeven.
Zet je naar vermogen in voor de belangen van jouw beroepsgroep.
379
Werk op een open en transparante manier om andere begeleiders aan te moedigen hun bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep te leveren.
ALLE SPORTBETROKKENEN De begeleider heeft de plicht om alle sportbetrokkenen fair te behandelen en zich voor een fair gedrag en de belangen van de sport in te zetten. Regels:
Werk volgens de geest en regels van de sport.
Treed steeds als waardig vertegenwoordiger van de sport op.
Spoor jouw sporters aan tot een adequate omgang met de regels.
Spoor jouw sporters aan tot een respectvol en fair omgaan met de tegenstander.
Spoor jouw sporters aan tot een respectvol en fair omgaan met de scheidsrechters, starters, juryleden, etc.
Draag met jouw kennis en ervaring aan de verdere ontwikkeling van de sport bij.
Sta positief tegenover acties van de sport om nieuwe leden te werven.
Spoor jouw sporters aan tot een respectvol en fair omgaan met allen die betrokken zijn bij het organiseren en leiden van trainingen, wedstrijden, testen, demonstraties, tochten en shows.
OVERIGE BETROKKENEN (SPONSORS, JOURNALISTEN, VERTEGENWOORDIGERS VAN HET PUBLIEKE DOMEIN)
Zorg er voor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt met overige betrokkenen waarvan de inhoud tegen deze code ingaat.
Verstrek ware en voldoende informatie aan derden zo lang daardoor geen rechten van anderen geschaad worden.
Treed betrokkenen met respect en eerbied tegemoet.
Zorg dat je van sociale en politieke vraagstukken op de hoogte bent en besef in hoeverre jouw sport kan bijdragen aan gemeentelijke, regionale en landelijke projecten.
Overleg bij twijfel of aarzeling met de achterban (bijvoorbeeld bestuur van vereniging en/of bond)
OMSTANDIGHEDEN EN PROFESSIONELE STANDAARD ADEQUATE OMSTANDIGHEDEN De begeleider heeft de plicht om binnen de grenzen van het voor hem mogelijke zijn werkplek zo efficiënt, maar ook zo aangenaam mogelijk in te richten. Regels:
Zorg ervoor dat je geen contracten aangaat en geen afspraken maakt die jouw arbeids- en werkmogelijkheden onnodig beperken.
Tracht zoveel mogelijk je onafhankelijkheid te bewaren.
WERKLAST De begeleider heeft de plicht er op te letten dat zijn werklast niet de persoonlijke capaciteitsgrens overstijgt.
380
Regels:
Neem slechts zoveel taken en verplichtingen op je, dat je ze kunt vervullen zonder het risico van fysieke, psychische of sociale beschadigingen.
Leef zo dat jouw arbeidskracht en werklust in stand blijven.
Neem geen verantwoordelijkheden voor taken waar je niet gekwalificeerd voor bent.
DESKUNDIGHEID De begeleider heeft de plicht om zijn deskundigheid op peil te houden. Regels:
Zorg voor een kwalificatieniveau passend bij het niveau waarop je begeleidt.
Maak regelmatig een kritische en eerlijke zelfanalyse.
Moedig andere mensen aan om jouw handelen op een constructieve manier te bekritiseren en ga met deze kritiek eerlijk om.
Toets je vereiste deskundigheid aan het vereiste peil/niveau door regelmatig overleg met collega’s en/of bestuursleden.
EVALUATIE Evalueer jaarlijks binnen de bond, vereniging en/of team met begeleiders en/of sporters tevredenheid over sporttechnisch en bejegeningsaanbod van de trainer/begeleider en de kwaliteit van de accommodaties en geef verbeteringen aan.
Colofon Copyright © 2015 KNSB Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgever: KNSB Mississippidreef 153 3565 CE Utrecht www.knsb.nl
381