KNAU Wedstrijdreglement
Hoofdstuk 7 Artikel 50 1.
Algemene wedstrijdregels ALGEMEEN (IAAF Rule 142 en 149)
De wedstrijd De door een deelnemer geleverde prestatie wordt slechts erkend als deze is geleverd in een wedstrijd, die is gehouden onder auspiciën van de KNAU op een volgens artikel 66, lid 6 goedgekeurde voorziening of van een andere bij de IAAF aangesloten organisatie, waarbij gebruik gemaakt is van materiaal dat aan de regels voldoet.
2.
Deelname mannen en vrouwen c.q. jongens en meisjes Bij baanwedstrijden is het niet toegestaan mannen en vrouwen (senioren en veteranen) c.q. jongens en meisjes samen aan hetzelfde onderdeel te laten deelnemen. Op deze regel zijn twee uitzonderingen: Ingevolge artikel 4.d van het pupillenreglement is het voor pupillen jongens en meisjes wél toegestaan samen aan hetzelfde onderdeel deel te nemen. Met behoud van het gestelde in artikel 59, lid 1f kan de wedstrijdleider bij regionale wedstrijden met - naar zijn oordeel – geringe deelname aan een wedstrijdonderdeel wél toestaan dat jongens en meisjes junioren A of junioren B c.q. mannen en vrouwen (senioren en veteranen) samen aan datzelfde onderdeel deelnemen, een en ander met in acht name van het gestelde in artikel 49, lid 2.
3.
Gelijktijdig deelnemen aan meerdere onderdelen Als een deelnemer is ingeschreven voor zowel een loop- als een technisch onderdeel, of is ingeschreven voor meerdere technische onderdelen die gelijktijdig worden verwerkt, kan de betreffende scheidsrechter telkens voor één ronde - of bij hoog- en polsstokhoogspringen telkens voor één der drie mogelijke ronden per hoogte - een deelnemer toestaan bij het uitvoeren van zijn poging af te wijken van de volgorde, waartoe vóór de wedstrijd door loting is besloten. Echter, als de deelnemer vervolgens niet aanwezig is voor zijn poging, dan wordt die poging op het moment dat voor de poging de toegestane tijd is verstreken, beschouwd als zijnde overgeslagen.
4.
Puntentelling In wedstrijden waarbij het resultaat bepaald wordt door het scoren van punten, moet vóór de wedstrijd de methode van puntentoekenning tussen de deelnemende ploegen worden overeengekomen. Als voorbeeld kan onderstaande telling worden gebruikt: a. Bij deelname van twee ploegen ieder met twee deelnemers per onderdeel: 5 - 3 – 2- 1; b. Bij deelname van drie ploegen ieder met twee deelnemers per onderdeel, óf bij deelname van twee ploegen ieder met drie deelnemers per onderdeel, óf bij deelname van zes ploegen ieder met één deelnemer per onderdeel: 7 - 5 - 4 - 3 - 2 – 1; c. In estafettes met twee ploegen: 5 – 2; In estafettes met drie ploegen: 7 - 4 – 2; In estafettes met zes ploegen: 7 - 5 - 4 - 3 - 2 - 1.
5.
Diskwalificatie / uitsluiting Als een deelnemer tijdens een wedstrijd wordt gewaarschuwd, gediskwalificeerd of uitgesloten, moet in de einduitslag worden aangegeven welke regel uit dit of enig ander reglement is overtreden.
6.
Onsportief handelen Een deelnemer die onsportief handelt, stelt zich bloot aan diskwalificatie.
Commissie Wedstrijdreglement
-39-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
7.
Niet deelnemen Een deelnemer mag niet deelnemen aan alle volgende onderdelen van de wedstrijd, inclusief de estafettes, als hij: heeft bevestigd aan een onderdeel deel te nemen, maar vervolgens niet deelneemt, zodat het niet mogelijk was zijn naam officieel van de deelnemerslijst voor dat onderdeel af te voeren. zich via kwalificatieronden of series heeft geplaatst voor verdere deelname aan een onderdeel, maar vervolgens niet deelneemt, zodat het niet mogelijk was zijn naam officieel van de deelnemerslijst voor dat onderdeel af te voeren De wedstrijdorganisator moet vóór de wedstrijd het tijdstip aangeven waarvoor de bevestiging van deelname moet zijn geschied. Met “niet deelnemen” wordt ook bedoeld deelnemen zonder een serieuze inspanning te leveren. De betrokken scheidsrechter zal hierover beslissen en de daarop betrekking hebbende redenen moeten in de officiële uitslag worden vermeld. Het gestelde in dit cursief, is niet van toepassing bij de individuele meerkampen.
Artikel 51 1.
KLEDING, SCHOENEN EN STARTNUMMERS (IAAF Rule 143)
Kleding De kleding van de deelnemers moet schoon zijn en op een zodanige manier worden gedragen, dat er geen aanstoot aan kan worden genomen. De kleding moet zijn vervaardigd van stof, die niet doorzichtig is, ook niet als deze vochtig is. De deelnemers mogen geen kleding dragen die de beslissing van de jury kan bemoeilijken. Bij alle Nederlandse Kampioenschappen en bij alle competitiewedstrijden moeten de deelnemers gekleed zijn in het bij de KNAU geregistreerde verenigingstenue (clubkleding). Voor wat betreft de kleding geldt dat de prijsuitreiking en een eventuele ereronde worden beschouwd als een onderdeel van de wedstrijd. Voor wat betreft Nederlandse Kampioenschappen wegwedstrijden geldt het in de voorgaande twee zinnen gestelde slechts, voorzover deze als zelfstandige wedstrijd (dus niet geïntegreerd in een andere wedstrijd) worden gehouden. De wedstrijdleider of scheidsrechter kan een deelnemer aanwijzingen geven met betrekking tot (het dragen van) de wedstrijdkleding. Als de betreffende deelnemer geen gevolg geeft aan deze aanwijzingen, kan hij worden gewaarschuwd, uitgesloten of gediskwalificeerd. De wedstrijdleider heeft het recht om in de gevallen dat hij dit wenselijk acht, de deelnemers toe te staan uit te komen in trainingspak. Deelnemers mogen, na voorafgaande toestemming van hun vereniging en het uniebestuur, op alle wedstrijden, behalve kampioenschappen en competitiewedstrijden, uitkomen in het Nationaal tenue van de KNAU Onder verenigingstenue wordt verstaan: kleding in de kleuren, zoals die bij de KNAU staan geregistreerd, dat wil zeggen inclusief balken, biesjes e.d., al dan niet met embleem, vignet of dergelijke en de eventuele letters op het shirt, aanduidend de naam van de club en/of sponsor. Het verenigingstenue dient als herkenning voor andere deelnemers, jury en publiek. Wedstrijdleider of scheidsrechter zullen slechts dan tot waarschuwing, uitsluiting of diskwalificatie kunnen overgaan als aan de eis van herkenbaarheid niet is voldaan. Het ontbreken van bijv. een band of een bies behoeft de herkenbaarheid niet te beïnvloeden.
2.
Schoenen en spikes Deelnemers mogen uitkomen op blote voeten of met schoeisel aan één voet of aan beide voeten. Het dragen van schoenen heeft tot doel bescherming en stevigheid aan de voet te geven, alsmede een steviger greep op de grond te bieden. De schoenen mogen niet zo zijn geconstrueerd, dat zij de deelnemer een toegevoegde hulp bieden; een vering of iets soortgelijks mag niet in de schoenen zijn aangebracht. Een riem over de instapopening is toegestaan. De zool en de hak mogen zo geconstrueerd zijn, dat ze plaats bieden aan maximaal 11 spikes. Elk aantal spikes tussen 0 en 11 mag worden gebruikt, maar het aantal spikeposities mag niet groter zijn dan 11.
Commissie Wedstrijdreglement
-40-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
Als de wedstrijd wordt gehouden op een kunststofbaan, mag het uitstekende deel van de spike niet langer zijn dan 9 mm met uitzondering van hoogspringen en speerwerpen, waar deze lengte niet meer dan 12 mm mag bedragen; de diameter van de spikes mag maximaal 4 mm bedragen. Als de wedstrijd wordt gehouden op een andere dan een kunststofbaan, mag het deel van de spike dat uitsteekt niet langer zijn dan 25 mm en een diameter hebben van niet meer dan 4 mm. De zool en de hak mogen zijn voorzien van groeven, noppen, inkervingen of uitsteeksels, mits de noppen of uitsteeksels zijn gemaakt van hetzelfde of soortgelijk materiaal als de zool zelf. Bij het hoogspringen en verspringen mag de zool maximaal 13 mm dik zijn en de hak voor het hoogspringen maximaal 19 mm. Bij alle andere onderdelen is de dikte van de zool en de hak niet gelimiteerd. Deelnemers mogen noch aan de buitenkant, noch aan de binnenkant van de schoen voorzieningen aanbrengen, die tot gevolg hebben dat de dikte uitkomt boven het toegestane maximum of die de drager ervan enig voordeel bieden, dat hij niet zou hebben genoten van het soort schoen zoals hiervoor omschreven. 3.
Startnummers Alle deelnemers moeten op de borst en op de rug startnummers dragen. Deze nummers moeten corresponderen met de nummers, die in het programma zijn vermeld. Als tijdens de wedstrijd een trainingspak wordt gedragen, moeten de nummers daarop worden bevestigd. Bij hoogspringen en polsstokhoogspringen mogen de deelnemers volstaan met het dragen van één nummer, hetzij op de borst, hetzij op de rug. De wedstrijdorganisatie kan - behalve bij kampioenschappen - toestaan dat op alle onderdelen met één startnummer wordt volstaan. Als de organisatie toestaat dat op de looponderdelen met één startnummer kan worden volstaan, moet dat nummer op afstanden tot en met de 400 meter op de rug en bij langere afstanden op de borst worden gedragen. Als er volautomatische elektronische tijdwaarneming in gebruik is, kunnen de deelnemers worden verplicht zelfklevende aanvullende nummers op de zijkant van de broek te dragen. Het is niet toegestaan deel te nemen zonder het voorgeschreven aantal startnummers en/of aanvullende nummers.
Artikel 52 1.
ALGEMENE LOOP- EN SNELWANDELREGELS (IAAF Rule 163)
Hinderen Een deelnemer die een andere deelnemer duwt, voor hem langs loopt of hem de weg verspert teneinde zijn voortgang te belemmeren, moet op dat onderdeel worden gediskwalificeerd. Als in een wedstrijd een deelnemer om één van deze redenen is gediskwalificeerd, heeft de betreffende scheidsrechter het recht om deze wedstrijd, met uitsluiting van de gediskwalificeerde deelnemer, te laten overlopen. Als dit zich voordoet in een serie kan hij degenen, die zijn benadeeld door de tot diskwalificatie leidende actie, toestaan in een volgende ronde deel te nemen.
2.
Lopen in banen Op alle looponderdelen die in aparte banen worden afgelegd, moet de deelnemer vanaf de start tot de finish in de aangewezen baan blijven. Dit geldt ook voor het gedeelte van een looponderdeel dat in aparte banen wordt afgelegd, b.v. de start van de 800 meter. Als een deelnemer wordt geduwd of door een ander persoon gedwongen wordt om buiten zijn baan te lopen en als daardoor geen voordeel wordt verkregen, óf op het rechte stuk buiten zijn baan loopt, zonder dat daardoor enig voordeel wordt verkregen en zonder andere deelnemers te hinderen, óf in de bocht buiten zijn baan loopt voorbij de lijn aan de buitenzijde, zonder dat daardoor enig voordeel wordt verkregen en zonder andere deelnemers te hinderen, moet hij niet worden gediskwalificeerd. Als de betreffende scheidsrechter er, afgezien van de drie hierboven genoemde uitzonderingen, na melding van een baancommissaris of op andere wijze van overtuigd raakt, dat een deelnemer buiten zijn baan heeft gelopen, moet deze deelnemer worden gediskwalificeerd.
Commissie Wedstrijdreglement
-41-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
3.
Baan verlaten Als een deelnemer eenmaal vrijwillig de baan heeft verlaten, mag hij de wedstrijd niet meer voortzetten. Hierop geldt de volgende uitzondering. In wegwedstrijden en in snelwandelwedstrijden op de baan van 20 km of langer mag een deelnemer de weg of de baan verlaten met toestemming en onder controle van een jurylid, met dien verstande dat hierdoor de af te leggen afstand niet wordt verminderd.
4.
Merktekens Uitgezonderd bij in banen gelopen estafettes mogen de deelnemers geen merktekens aanbrengen of voorwerpen langs of in de baan plaatsen.
5.
Series, kwart/halve finales en finales Plaatsing a.
Als er series en/of kwart/halve finales worden gehouden, moeten alle deelnemers daaraan deelnemen om zich daardoor te kunnen plaatsen voor een volgende ronde.
Indeling b.
Series en/of kwart/halve finales worden ingedeeld door de wedstrijdorganisatie en bij kampioenschappen door de gedelegeerde van de sector Atletiek. De indeling wordt gemaakt op grond van de beschikbare tijden. Voor de series gelden hiervoor de tijden op grond waarvan men tot de wedstrijd is toegelaten; voor de volgende ronden gelden hiervoor de tijden, gelopen in de voorafgaande ronden. Als series en/of kwart/halve finales worden gehouden, worden de sterkste deelnemers zoveel mogelijk over de verschillende series gespreid. Als series op tijd worden gelopen, worden deze zo ingedeeld, dat zoveel mogelijk de sterkste deelnemers in één serie worden geplaatst. Deelnemers van dezelfde vereniging moeten zoveel mogelijk in verschillende series worden geplaatst. Voorts mogen er niet minder dan zes deelnemers (6-laans baan) resp. acht deelnemers (8-laans baan) in de finale worden geplaatst.
Overgangsregels Looponderdelen tot en met 400 meter (inclusief horden en estafettes) c. Series en/of kwart/halve finales moeten worden gehouden als het aantal deelnemers te groot is om de wedstrijd op een redelijke manier in één ronde (finale) te beslissen. Van alle series, kwart- en halve finales wordt in elk geval de nummer één in de volgende ronde geplaatst. Het totaal aantal deelnemers dat overgaat naar een volgende ronde of naar de finale wordt bepaald met behulp van onderstaande tabel. Behalve als artikel 56, lid 1 van toepassing is, worden andere deelnemers voor een volgende ronde of voor de finale geplaatst op grond van de gelopen tijd. In dat geval kan slechts één methode van tijdmeting worden gebruikt. Na het samenstellen van de series en de vervolgronden wordt de volgorde waarin deze worden gelopen door loting bepaald. Voorbeelden: 3 series 100 meter: naar de finale gaan de nummer één van elke serie, aangevuld met de 3 resp. 5 tijdsnelsten voor een 6- resp. 8-laans baan. 4 series 400 meter:naar twee halve finales gaan de nummer één van elke serie, aangevuld met de 8 resp. 12 tijdsnelsten voor een 6- resp. 8-laans baan; naar de finale gaan de nummer één van elke halve finale, aangevuld met de 4 resp. 6 tijdsnelsten voor een 6resp. 8-laans baan.
Commissie Wedstrijdreglement
-42-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
Aantal series 2-3 4-6 7-9 10 - 12 13 - 15 16 - 18 19 - 21
Aantal kwart finales
Aantal halve finales
4 5 6 7
2 3 2 2 2 3
finale finale finale finale finale finale finale
Looponderdelen over 600 meter tot en met 1500 meter d. Als het aantal deelnemers te groot is om de wedstrijd in één ronde (finale) te beslissen en het houden van voorronden niet mogelijk is, worden series op tijd gelopen. e. Als het aantal deelnemers te groot is om de wedstrijd in één ronde (finale) te beslissen en het houden van voorronden wel mogelijk is, worden er meerdere series en/of halve finales gevormd. Hieruit gaan de nummers één en twee, aangevuld met de tijdsnelste deelnemers tot een totaal zoals aangegeven in lid f over naar de volgende ronde. f. Als in aparte banen wordt gestart, is het aantal deelnemers aan een (halve) finale 800 meter maximaal negen op een 6-laans baan respectievelijk twaalf op een 8-laans baan. Als vanachter een gebogen startlijn wordt gestart, geldt voor een maximum aantal deelnemers aan de (halve) finale het volgende: 800 meter: maximaal 12 (6-laans baan) respectievelijk 15 (8-laans baan); 600 meter en 1000 meter: maximaal 12 (6-laans baan) respectievelijk 15 (8-laans baan); bij twee startlijnen (zie artikel 66, lid 12) maximaal 18, resp. 22; 1500 meter: maximaal 15 g. Ter beoordeling van de wedstrijdleider c.q. de gedelegeerde van de sector Atletiek wordt lid d dan wel lid e toegepast. Looponderdelen langer dan 1500 meter (inclusief hindernisloop) h. Als het aantal deelnemers te groot is om de wedstrijd in één ronde (finale) te beslissen, worden series op tijd gelopen. Voor het maximaal aantal deelnemers aan de finale geldt het volgende: 2000 meter en 3000 meter: maximaal 15; bij twee startlijnen (zie artikel 66, lid 12) maximaal 22 5000 meter en langer: maximaal 19; bij twee startlijnen (zie artikel 66, lid 12) maximaal 29 Overgangsregels voor wedstrijden van nationaal niveau i.
Voor wedstrijden van nationaal niveau (zie artikel 19) worden de overgangsregels door de sector Atletiek vastgesteld.
Loten j.
Als er series en/of kwart/halve finales en finale worden gelopen voor afstanden t/m 400 meter (inclusief horden en estafettes), vindt de baanloting als volgt plaats: In de series wordt om de banen geloot. Voor elke volgende ronde vinden twee lotingen plaats: één voor de deelnemers of ploegen met de snelste vier tijden om te beslissen voor de banen: * 6-laans: banen 2, 3, 4 en 5. * 8-laans: banen 3, 4, 5 en 6 één voor de deelnemers of ploegen met de langzaamste twee resp. vier tijden om te beslissen voor de banen: * 6-laans: banen 1 en 6 * 8-laans: banen 1, 2, 7 en 8
Commissie Wedstrijdreglement
-43-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
k.
Als er series en finale worden gelopen voor de 800 meter, vindt de baanloting als volgt plaats: In de series wordt om de banen geloot. Voor de finale vinden twee lotingen plaats: één voor de deelnemers of ploegen met de snelste vier tijden om te beslissen voor de banen: * 6-laans: banen 2, 3, 4, en 5 * 8-laans: banen 3, 4, 5, en 6 één voor deelnemers of ploegen met de op vier na langzaamste tijden om te beslissen voor de banen: * 6-laans: banen 1 en 6 en eventueel de banen 6, 4, en 2 als tweede loper in die baan * 8-laans: banen 1,2,7 en 8 en eventueel de banen 8, 6, 4 en 2 als tweede loper in die baan
l.
Voor alle niet onder sub j. en k. genoemde afstanden en als de wedstrijd (ongeacht de afstand) in één ronde (finale) wordt beslist, moet er steeds om de banen worden geloot.
Eindrangschikking m.
n.
o.
p.
Als er series op tijd worden gelopen, wordt de eindklassering als volgt bepaald: eerste wordt de deelnemer die van alle betreffende series de snelste tijd heeft gerealiseerd; tweede wordt de deelnemer die van alle betreffende series de op een na snelst tijd heeft gerealiseerd; enz.; als twee of meer deelnemers in verschillende series dezelfde tijd hebben gerealiseerd, wordt de klassering bepaald op basis van de niet afgeronde tijden; als dit geen beslissing oplevert, wordt de klassering als volgt bepaald: deelnemers die in verschillende series dezelfde plaats van aankomst hebben behaald, worden in de eindrangschikking op dezelfde plaats geklasseerd; in alle andere gevallen worden de betreffende deelnemers in de eindrangschikking geklasseerd in de volgorde van hun behaalde aankomstplaats in de betreffende series. De volgende minimumtijden moeten - zo mogelijk - worden aangehouden tussen de laatste serie van een vorige ronde en de eerste serie van een volgende ronde of de finale: tot en met 200 meter 45 minuten; langer dan 200 meter tot en met 1000 meter 90 minuten; langer dan 1000 meter niet op dezelfde dag. Het op één wedstrijddag verwerken van drie opeenvolgende ronden van de volgende programmaonderdelen (hordeonderdelen inbegrepen) is niet toegestaan: 200 meter en langer voor meisjes A, B, C en D; 400 meter en langer voor jongens A, B, C en D. Een deelnemer mag niet starten in een andere serie dan waarin hij is ingedeeld, behalve als er naar de mening van de scheidsrechter omstandigheden zijn, die een andere indeling rechtvaardigen.
Artikel 53 1.
ALGEMENE REGELS SPRING- EN WERPONDERDELEN (IAAF Rule 180)
Hinderen Als een deelnemer bij een spring- of werponderdeel tijdens het uitvoeren van een poging is benadeeld, kan de betreffende scheidsrechter hem een vervangende poging toestaan.
2.
Spring- of werpplaats verlaten Bij spring- en werponderdelen en tijdens meerkampen mag een deelnemer, met toestemming en onder begeleiding van een jurylid, de directe omgeving waar het onderdeel plaatsvindt verlaten.
Commissie Wedstrijdreglement
-44-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
3.
Aantal pogingen per ronde Het is niet toegestaan een deelnemer in één ronde, of bij hoog- en polsstokhoogspringen voor één der drie mogelijke ronden per hoogte, meer dan één poging toe te staan.
4.
Talmen Als een deelnemer aan een technisch onderdeel onredelijk talmt, kan de scheidsrechter beslissen, dat de poging niet geldig is en dat deze als fout wordt aangemerkt. Het is aan de scheidsrechter om in dit geval te beoordelen - rekening houdend met de omstandigheden-- wat als onredelijk wordt beschouwd. Als een deelnemer tijdens hetzelfde onderdeel voor de tweede keer onredelijk talmt, moet hij worden uitgesloten van verdere deelname aan dat onderdeel (de reeds bereikte prestatie blijft gehandhaafd). Het daarvoor aangewezen jurylid moet het moment aangeven, dat met de poging kan worden begonnen en waarop de toegestane tijd begint te tellen. Als een deelnemer vervolgens alsnog besluit geen poging te doen en de toegestane tijd was reeds verstreken, wordt deze poging als fout aangemerkt. Als de tijd verloopt op het moment dat de deelnemer reeds aan zijn poging is begonnen, wordt de poging daarom niet afgekeurd. De volgende tijden mogen onder normale omstandigheden niet worden overschreden: Individueel onderdeel Aantal atleten dat nog aan de wed- Hoog strijd deelneemt Meer dan 3 1 min. 2 of 3 1,5 min. 1 3 min. Opvolgende pogingen 2 min.* Meerkampen Aantal atleten dat nog aan de wed- Hoog strijd deelneemt Meer dan 3 1 min. 2 of 3 1,5 min. 1 2 min. Opvolgende pogingen 2 min.*
Polshoog
Andere
1 min. 2 min. 5 min. 3 min.*
1 min. 1 min. 2 min.
Polshoog
Andere
1 min. 2 min. 3 min. 3 min.*
1 min. 1 min. 2 min.
* Als er op een hoogte nog maar één atleet over is, moeten de genoemde tijden voor de eerste poging van de betreffende atleet op die hoogte alleen dan aangehouden worden als de laatste poging op de vorige hoogte ook door diezelfde atleet is uitgevoerd. Opmerking: Bij het polsstokhoogspringen gaat de tijd in, zodra de staanders volgens de van tevoren opgegeven wensen van de atleet zijn geplaatst (zie artikel 81, lid 11). Als de atleet daarna nog wijzigingen in de positie van de staanders wil aanbrengen, moet dat gebeuren binnen de gestelde tijd. Een klok waarop de nog overgebleven toegestane tijd wordt aangegeven, moet zichtbaar voor de deelnemers bij het onderdeel worden geplaatst. Als zo'n klok niet beschikbaar is, moet een jurylid door middel van het heffen en omhoog houden van een gele vlag of op een andere wijze aangeven, wanneer nog 15 seconden voor de poging over zijn. 5.
Plaats van verwerking De betreffende scheidsrechter heeft het recht om de plaats waar het spring- of werponderdeel wordt verwerkt te veranderen, als naar zijn inzicht de omstandigheden dit wettigen. Deze verandering mag pas plaatsvinden nadat een aan de gang zijnde ronde volledig is verwerkt. Noch de windsterkte, noch een verandering van de windrichting zijn omstandigheden, die het verleggen van de plaats van het wedstrijdgebeuren rechtvaardigen.
Commissie Wedstrijdreglement
-45-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
6.
Volgorde De deelnemers moeten deelnemen in de volgorde, die is vastgesteld door loting. Als er een kwalificatieronde wordt gehouden, wordt de volgorde waarin de eigenlijke wedstrijd wordt verwerkt opnieuw door loting vastgesteld.
7.
Kwalificatieronde a.
b.
c. d. e. f.
Bij de spring- en werponderdelen moet een kwalificatieronde worden gehouden als het aantal deelnemers te groot is om allen aan de wedstrijd te laten deelnemen. Als een kwalificatieronde wordt gehouden, moeten alle deelnemers daaraan deelnemen om zich daardoor te kunnen plaatsen. De in een kwalificatieronde behaalde prestaties tellen niet mee voor de eigenlijke wedstrijd. De deelnemers worden verdeeld in twee of meer groepen. Tenzij er mogelijkheden zijn om de groepen gelijktijdig en onder dezelfde omstandigheden te verwerken, moet de volgende groep beginnen direct nadat de voorgaande groep de kwalificatieronde heeft voltooid. Als de kwalificatieronde voor hoog- en polsstokhoogspringen gelijktijdig in twee groepen wordt verwerkt, wordt aanbevolen de verhoging van de lat in elke groep steeds gelijktijdig te laten plaatsvinden. Tevens wordt aanbevolen de beide groepen zo samen te stellen dat ze ongeveer even sterk zijn. De kwalificatie-eisen en het aantal deelnemers aan de eigenlijke wedstrijd worden vastgesteld door de wedstrijdorganisatie en bij kampioenschappen door de sector Atletiek. Er moeten tenminste twaalf deelnemers tot de eigenlijke wedstrijden worden toegelaten. In de kwalificatieronde, met uitzondering van hoog- en polsstokhoogspringen, heeft iedere deelnemer recht op drie pogingen. Zodra een deelnemer de kwalificatie-eis heeft gehaald, is het hem niet toegestaan in deze kwalificatieronde nog verder deel te nemen. De kwalificatieronden voor hoog- en polsstokhoogspringen worden, tot en met de laatste poging op de vastgestelde kwalificatiehoogte, verwerkt volgens de regels gesteld in artikel 80, lid 8 en artikel 81, lid 9. Als minder dan het tevoren vastgestelde aantal deelnemers de kwalificatie-eis haalt, wordt de groep deelnemers die zich plaatst voor de eigenlijke wedstrijd aangevuld tot het vastgestelde aantal met deelnemers die de kwalificatie-eis niet hebben gehaald in volgorde van hun tijdens de kwalificatieronde geleverde prestatie. Bij gelijk eindigen voor de laatste kwalificatieplaats geldt artikel 56, lid 3 (werponderdelen, ver- en hink-stapspringen) dan wel artikel 56, lid 4 (hoog- en polsstokhoogspringen). Als volgens artikel 56, lid 3 of 4 geen beslissing verkregen wordt voor de laatste kwalificatieplaats, hebben de op de laatste kwalificatieplaats gelijk geëindigde deelnemers allen recht op een plaats in de eigenlijke wedstrijd; er wordt dus geen barrage gesprongen of geworpen.
Artikel 54 1.
ASSISTENTIE (IAAF Rule 144)
Tussentijden Tussentijden en voorlopige eindtijden mogen van officiële zijde worden omgeroepen of op een scorebord worden aangegeven. Voor het overige mogen deze tijden niet zonder voorafgaande toestemming van de betreffende scheidsrechter door personen vanaf het wedstrijdterrein aan de deelnemers worden doorgegeven.
2.
Assistentie Uitgezonderd het gestelde in dit artikel en in artikel 70, 72 en 75 mag een deelnemer tijdens de wedstrijd geen enkele vorm van assistentie geven of ontvangen. Assistentie betekent het geven van raad, informatie of directe hulp, op welke wijze dan ook. Met assistentie wordt bedoeld: a. Bij nationale wedstrijden mogen deelnemers op het wedstrijdterrein geen video- of cassetterecorders, radio’s, CD-spelers, radiozenders, draagbare telefoons of soortgelijke apparaten gebruiken. b. Het gangmaken op looponderdelen door personen, die niet aan de wedstrijd deelnemen, door gedubbelde of bijna gedubbelde tegenstanders of door enig technisch hulpmiddel.
Commissie Wedstrijdreglement
-46-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
Een deelnemer die vanaf het wedstrijdterrein assistentie geeft of ontvangt, moet door de betreffende scheidsrechter worden gewaarschuwd. Hem wordt medegedeeld, dat hij bij herhaling voor dat onderdeel zal worden gediskwalificeerd. In het kader van deze bepalingen wordt niet als assistentie beschouwd: a. De communicatie tussen deelnemers en hun coaches, die zich buiten het wedstrijdterrein bevinden. Om deze communicatie mogelijk te maken en daarbij de voortgang van de wedstrijd niet te verstoren, moet er buiten het wedstrijdterrein en ter hoogte van elk veldonderdeel voor de coaches een ruimte worden gereserveerd. b. Tijdens de wedstrijd een medisch onderzoek c.q. behandeling, dat nodig is om de deelnemer verder aan de te kunnen laten deelnemen, door een daarvoor aangewezen persoon of personen, vooropgezet dat dit de voortgang van de wedstrijd niet belemmert. Een dergelijke verzorging of assistentie door enig(e) ander(e) persoon(onen) gedurende of vóór de wedstrijd is niet toegestaan en wordt beschouwd als het verlenen van ongeoorloofde assistentie. 3.
Windzak(-vaan) Bij de afzet op alle springonderdelen en bij het discus- en speerwerpen moet een windzak of windvaan worden geplaatst, zodat de deelnemers kennis kunnen nemen van de windrichting en windsterkte.
4.
Verfrissingen Bij baanwedstrijden van 5000 meter of langer kunnen de organisatoren - als de weersomstandigheden dit eisen - water en sponsen beschikbaar stellen.
Artikel 55
METEN (IAAF Rule 148)
1
Bij wedstrijden van nationaal niveau (zie artikel 19) moeten alle metingen worden verricht met een geijkt stalen meetband of meetlat of met goedgekeurde meetapparatuur. Bij andere wedstrijden mogen ook glasfiber meetbanden gebruikt worden. Alle materialen moeten worden gewogen op een geijkte weegschaal. Alle meetapparatuur moet zijn geijkt en gewaarmerkt door een daartoe bevoegde instantie.
2.
Bij het meten van de afstanden voor werpen en springen moet dat gedeelte van de meetband, waarop de afstand wordt afgelezen door een jurylid bij de afzetbalk of bij de ring worden vastgehouden. Afstanden moeten steeds worden afgerond op 1 cm naar beneden, met dien verstande, dat fracties van centimeters moeten worden verwaarloosd. Bij hoogspringen en polsstokhoogspringen moeten de metingen geschieden loodrecht vanaf de grond naar het laagste punt van de bovenkant van de lat.
3.
Bij alle wedstrijden die op de weg worden gehouden, moet het parkoers worden gemeten overeenkomstig de daarvoor door de KNAU goedgekeurde methode. Een handleiding, waarin de door de KNAU goedgekeurde meetmethode is aangegeven, wordt op aanvraag verstrekt door het bondsbureau.
Artikel 56 1.
UITSLAGBEPALING BIJ GELIJK EINDIGEN
Looponderdelen (IAAF Rule 167) Bij gelijk eindigen in een serie waarbij het gaat om het overgaan naar de volgende ronde of naar de finale moeten - als dit praktisch mogelijk is - alle betreffende deelnemers worden geplaatst. Als dit niet mogelijk is, moeten zij voor plaatsing in de volgende ronde of finale loten. Om te bepalen of er voor wat betreft de gelopen tijd - van gelijk eindigen sprake is, moet de chef elektronische tijdwaarneming dan wel de chef tijd de door betreffende deelnemers gelopen tijden in aanmerking nemen op 1/1000 dan wel op 1/100 van een seconde. Bij gelijk eindigen op de eerste plaats in de finale wordt het aan de scheidsrechter overgelaten te
Commissie Wedstrijdreglement
-47-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
beslissen of het al dan niet uitvoerbaar is om te laten overlopen. Als dit niet het geval is, zal het resultaat onveranderd blijven. Bij gelijk eindigen op een andere dan de eerste plaats in de finale, worden de betreffende deelnemers samen op dezelfde plaats geklasseerd. Werponderdelen, verspringen, hink-stapspringen (IAAF Rule 180.20) 2.
Voor iedere deelnemer telt het beste resultaat van al zijn pogingen, inclusief de resultaten behaald tijdens een eventuele barrage om de eerste plaats.
3.
Bij gelijk eindigen wordt het eindresultaat bepaald door de op een na beste prestatie. Als dit ook geen beslissing oplevert, wordt het eindresultaat bepaald door de op twee na beste prestatie, enz. Als desondanks geen beslissing wordt bereikt en het gaat om de eerste plaats, krijgen de deelnemers die hetzelfde resultaat hebben bereikt in dezelfde volgorde een nieuwe poging tot de barrage is beslist. Als het niet om de eerste plaats gaat, worden de betreffende deelnemers samen op dezelfde plaats geklasseerd.
4.
Hoogspringen en polsstokhoogspringen (IAAF Rule 181.8) a. b.
Bij gelijk eindigen krijgt de deelnemer met het geringste aantal sprongen op de laatste gehaalde hoogte de hoogste plaats toegewezen. Als hieruit geen beslissing volgt, krijgt de deelnemer met het geringste aantal foutsprongen over de gehele wedstrijd tot en met de laatste gehaalde hoogte, de hoogste plaats toegewezen.
Als na “a” en “b” nog geen beslissing is gevallen, wordt als volgt gehandeld: c.
1. 2.
Uitsluitend als het om de eerste plaats gaat, wordt de deelnemers die gelijk zijn geëindigd een extra poging toegestaan op de laagste hoogte waarop één van hen heeft gefaald. Als dit niet tot resultaat leidt, wordt de lat bij het hoogspringen 2 cm en bij het polsstokhoogspringen 5 cm hoger of lager gelegd. De betreffende deelnemers krijgen dan op elke hoogte slechts één poging totdat de beslissing is gevallen; zij zijn verplicht op deze, door de scheidsrechter aangegeven hoogten, ook daadwerkelijk te springen (zie voorbeeld).
Het genoemde onder lid 4c sub 1 en sub 2, is niet van toepassing voor meerkampen. Voorbeeld uitslag hoogspringen met barrage Vóór de wedstrijd heeft de scheidsrechter de volgende aanvangs- en vervolghoogten vastgesteld: 1,75 – 1,80 – 1,84 – 1,88 – 1,91 – 1,94 – 1,97 – 1,99 – enz. Hoogten in meters
Totaal
Deelnemers
1,75
1,80
1,84
1,88
1,91
1,94
1,97
A B C D
O -
XO XO O XO
O XO XO
XO XO XO XO
XXXX
XX XXX
XXX
aantal foutsprongen 2 2 2 3
Barrage 1,94
1,92
1,94
X X X
O O X
X O
Plaats 2 1 3 4
O = geslaagde sprong; X = foute sprong; - = niet gesprongen. A, B, C en D sprongen allen niet hoger dan 1,88. Omdat A, B en C op deze hoogten hetzelfde aantal pogingen nodig hadden en tot en met de laatst gehaalde hoogten twee foutsprongen hebben, eindigen zij precies gelijk en komen dus voor de barrage in aanmerking. D heeft tot en met de laatst gehaalde hoogten van 1,88 drie foutsprongen en komt daar door niet in aanmerking voor de barrage en wordt dus vierde. In de barrage faalden A, B en C allen in hun eerste ronde op 1,94. A sprong in de tweede ronde over 1,92 en faalt in de derde ronde op 1,94 en wordt tweede. B sprong in de tweede ronde over 1,92 en in derde ronde over 1,94 en wordt eerste.
Commissie Wedstrijdreglement
-48-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
C faalt in de tweede ronde op 1,92 en wordt daarmee derde. Artikel 57
PROTESTEN (IAAF Rule 146)
1.
Protesten tegen de status van een deelnemer moeten voor de wedstrijd gericht worden aan de Technisch Gedelegeerde(n). Het is mogelijk om bij de Jury d'Appèl in beroep te gaan tegen de beslissing van de Technisch Gedelegeerde(n). Als deze aangelegenheid niet vóór de wedstrijd tot een bevredigende oplossing kan worden gebracht, wordt het de deelnemer in kwestie toegestaan deel te nemen “onder protest”, waarna het protest alsnog aan de sector Atletiek zal worden voorgelegd.
2.
Protesten, betrekking hebbend op de uitslag of het verloop van een programmaonderdeel moeten bij de betreffende scheidsrechter worden ingediend binnen 30 minuten nadat het wedstrijdresultaat officieel is bekend gemaakt. De organisatoren van de wedstrijd zijn ervoor verantwoordelijk dat de tijden waarop de officiële resultaten bekend gemaakt zijn, worden vastgelegd.
3.
Protesten moeten in eerste instantie bij de scheidsrechter worden ingediend door de deelnemer zelf of door iemand die namens hem optreedt. Teneinde tot een correcte beslissing te komen, moet de scheidsrechter gebruik maken van alle beschikbare gegevens, waarvan hij denkt dat die nodig zijn, met inbegrip van films, foto's of elke andere beschikbare video-opname. De scheidsrechter moet met betrekking tot elk protest een uitspraak doen. Als er een Jury d'Appèl is aangewezen, mag de scheidsrechter een uitspraak doen, of de zaak doorverwijzen naar de Jury d'Appèl. Beslist de scheidsrechter zelf over het protest, dan bestaat beroep tegen deze beslissing bij de Jury d'Appèl.
4.
Als bij een technisch onderdeel een deelnemer onmiddellijk mondeling protesteert tegen het door de jury ongeldig verklaren van een poging, mag de scheidsrechter van het betreffende onderdeel de poging laten opmeten en noteren, zodat de rechten van alle belanghebbenden worden beschermd. Bij looponderdelen mag de scheidsrechter looponderdelen, naar zijn oordeel en om de rechten van alle betrokkenen te beschermen, een atleet onder protest laten deelnemen, als hij direct mondeling protesteert tegen de toewijzing van een valse start. Een protest moet echter worden afgewezen als de valse start is vastgesteld door een valsestartdetector.
5.
Een beroep op de Jury d'Appèl moet schriftelijk worden ingediend. Het beroep moet worden ondertekend door de desbetreffende deelnemer of door degene, die namens hem optreedt. Voordat een beroep in behandeling wordt genomen, moet een waarborgsom van EUR 20,- worden gestort bij de voorzitter van de Jury d'Appèl. Dit bedrag wordt verbeurd verklaard wanneer het protest niet wordt gehonoreerd. De Jury d'Appèl moet, indien nodig, iedereen raadplegen, waarvan zij denkt, dat dit noodzakelijk is, inclusief de betreffende scheidsrechter en de jury. Als de Jury d'Appèl twijfelt, kan ander beschikbaar bewijsmateriaal in beschouwing worden genomen. Als dit bewijsmateriaal, inclusief alle beschikbare videobeelden als bewijsmateriaal, niet overtuigend is, moet de beslissing van de betreffende scheidsrechter worden gehandhaafd. Als er nieuw, doorslaggevend bewijs wordt aangevoerd mag de Jury d’Appèl een beslissing heroverwegen.
Artikel 58 1.
RECORDS (IAAF Rule 260)
Nationale baan- en indoorrecords kunnen alleen worden gevestigd op de onderdelen, die zijn vermeld in bijlage C van dit reglement. De sector Atletiek is bevoegd om - gehoord de Recordcommissie - wijzigingen aan te brengen in de lijst van onderdelen, waarop records mogelijk zijn. In ieder geval moet de lijst met nationale records de onderdelen bevatten, waarop Wereld- en Europese records kunnen worden gevestigd. De Recordcommissie publiceert per 31 december van elk jaar de lijst van de nationale records. Zij houdt verder een archief bij, waarin de ontwikkeling van deze records wordt weergegeven. De volgende categorieën komen in aanmerking voor een nationaal record: -
baanrecords senioren: baanrecords neo-senioren:
Commissie Wedstrijdreglement
vrouwen/mannen vrouwen/mannen (leeftijd: 20, 21 en 22 jaar)
-49-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
2.
baanrecords junioren: baanrecords veteranen: indoorrecords senioren: indoorrecords junioren: indoorrecords veteranen:
meisjes/jongens vrouwen/mannen vrouwen/mannen meisjes/jongens vrouwen/mannen
Als een deelnemer zich aan doping schuldig heeft gemaakt of als een deelnemer heeft verklaard dat hij enige tijd voorafgaande aan het door hem gevestigde nationale record doping heeft gebruikt, wordt de recordprestatie niet als nationaal record erkend, terwijl een reeds erkend nationaal record van de recordlijst zal worden afgevoerd. Voor de Recordcommissie is niet eerder van doping sprake, dan wanneer dit uitdrukkelijk en schriftelijk aan haar is medegedeeld door het uniebestuur.
Artikel 59
RECORDVOORWAARDEN (IAAF Rule 260)
Voor het vestigen van een nationaal record gelden de volgende bepalingen: 1.
a. b. c. d. e. f. In g.
2.
a.
b.
Een baanrecord mag niet op een ondergrond van hout of een soortgelijk materiaal worden gevestigd. De rondbaan en de aanlopen moeten een vaste ondergrond hebben. Nationale records moeten gevestigd zijn op een atletiekaccommodatie met of zonder overkapping en conform de bepalingen van dit reglement. Het record moet een verbetering betekenen van of gelijk zijn aan het laatst erkende record. Records gemaakt in series, kwalificaties, barrages en op afzonderlijke onderdelen van de meerkampen, ongeacht of de deelnemer de gehele meerkamp heeft afgemaakt, komen voor erkenning in aanmerking. Als records kunnen alleen prestaties worden erkend, die zijn geleverd binnen het aan elke deelnemer toegestane aantal pogingen, een en ander overeenkomstig de daarvoor gestelde regels. Een prestatie wordt niet als nationaal record erkend, als deze geleverd is op een onderdeel, waaraan gelijktijdig mannen en vrouwen c.q. jongens en meisjes hebben deelgenomen. afwijking van het in de voorgaande zin gestelde geldt dat voor veteranen gelijktijdig deelnemen van mannen en vrouwen een recorderkenning niet uitsluit. Door junioren in seniorenwedstrijden gevestigde of verbeterde juniorenrecords kunnen voor erkenning in aanmerking komen met inachtneming van artikel 49, lid 2. Het record moet gevestigd zijn in een wedstrijd, die is goedgekeurd door de IAAF, de KNAU of een andere bij de IAAF aangesloten organisatie, waarbij is aangetoond, dat de prestatie tot stand is gekomen overeenkomstig de daarvoor in dit reglement gestelde regels. De wedstrijd moet van tevoren door middel van een officiële mededeling worden aangekondigd met vermelding van de te verwerken onderdelen. Van een recorderkenning kan pas sprake zijn, als tenminste drie gerechtigde deelnemers of twee gerechtigde estafetteploegen aan de betreffende wedstrijd hebben deelgenomen. Tijdens onderlinge clubwedstrijden, schoolatletiek evenementen en recreatieve atletiekevenementen kunnen geen nationale records worden gevestigd, ook niet als een dergelijke wedstrijd is aangevraagd en goedgekeurd door de sector Atletiek.
3.
Als nationaal record kunnen uitsluitend prestaties worden erkend van personen, die lid zijn van de KNAU en die de Nederlandse nationaliteit bezitten. Voor estafetteploegen geldt, dat alle leden van de ploeg aan deze voorwaarden moeten voldoen. De Recordcommissie kan verlangen, dat een “bewijs van Nederlanderschap” wordt overlegd.
4.
De bij de recordprestatie betrokken juryleden moeten als zodanig geregistreerd staan bij het bondsbureau van de KNAU, met vermelding van de functies die deze personen mogen vervullen.
5.
a. b.
Records die op Nederlandse buitenaccommodaties zijn gevestigd, kunnen alleen voor erkenning in aanmerking komen als een geldig goedkeuringscertificaat zoals bedoeld in artikel 66, lid 6 in het bezit is van de Recordcommissie. Records die op Nederlandse indooraccommodaties zijn gevestigd, kunnen alleen voor erkenning in aanmerking komen als de accommodatie voldoet aan de sporttechnische normen, die in hoofdstuk 13 zijn gesteld, waarbij voor het erkennen van nationale records artikel 100, lid 2 buiten beschouwing wordt gelaten.
Commissie Wedstrijdreglement
-50-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
6.
c.
Records die op buitenlandse buiten- of indooraccommodaties zijn gevestigd, kunnen alleen voor erkenning in aanmerking komen als vaststaat, dat de accommodatie voldoet aan de sporttechnische eisen, die door de KNAU zijn gesteld en als is aangetoond, dat de prestatie tot stand is gekomen overeenkomstig de IAAF reglementen, een en ander ter beoordeling van de Recordcommissie (zie artikel 60, lid 1a en b).
a.
Bij recordaanvragen voor looponderdelen tot en met de 200 meter, het verspringen en het hinkstapspringen moet de volgens de bestaande regels (zie artikel 62) gemeten windsnelheid worden vermeld. Als de aldus gemeten windsnelheid in de loop- of springrichting meer bedraagt dan 2 m/sec, wordt het record niet erkend. Meerkamp totaalprestaties komen ook voor recorderkenning in aanmerking, als de volgens artikel 62 gemeten windsnelheid op de onderdelen waar de windsnelheid wordt gemeten, tenminste aan één van de volgende eisen voldoet: de windsnelheid bij geen van de afzonderlijke onderdelen de 4 m/sec te boven gaat; de gemiddelde windsnelheid (gebaseerd op de som van de windsnelheden, gemeten bij elk afzonderlijk onderdeel, gedeeld door het aantal gemeten onderdelen) de 2 m/sec niet te boven gaat.
b.
7.
Looponderdelen a.
b.
c.
d.
e. f.
g. h. i.
Een loop- of snelwandel onderdeel mag slechts over één afstand gaan en alle deelnemers moeten over die afstand deelnemen. Een loop- of snelwandelonderdeel over een bepaalde tijd kan evenwel wèl gecombineerd worden met een onderdeel over een bepaalde afstand (b.v. 1 uur en 20 kilometer). Het is een deelnemer toegestaan gedurende een loop- of snelwandel onderdeel een recordpoging te doen over een kortere dan de vastgestelde afstand. Het is toegestaan, dat verschillende deelnemers een recordpoging doen over verschillende kortere afstanden binnen de vastgestelde afstand. In deze gevallen komt de geleverde prestatie alleen voor recorderkenning in aanmerking als de betrokken deelnemer ook het resterende gedeelte van het onderdeel heeft afgelegd. Loop- en snelwanderecords moeten zijn opgenomen door officieel gekwalificeerde tijdwaarnemers of door middel van volautomatische elektronische tijdmeetapparatuur (met inbegrip van geëigende videosystemen). Voor recordpogingen zoals omschreven in artikel 59, lid 7a en 7b moeten voor elke discipline aparte tijdwaarnemers worden ingeschakeld. Als er sprake is van met de hand opgenomen tijden, moet dit zijn geschied door tenminste drie officieel gekwalificeerde tijdwaarnemers met chronometers (zie artikel 38, lid 2). De op deze wijze verkregen tijden worden handgeklokte tijden genoemd. Voor looponderdelen tot en met de 400 meter komen voor recorderkenning alleen prestaties in aanmerking, die zijn opgenomen met volautomatische elektronische tijdmeetapparatuur met inbegrip van geëigende videosystemen (zie artikel 65). Is een prestatie op looponderdelen over afstanden langer dan 400 meter door zowel volautomatische elektronische tijdmeetapparatuur opgenomen als door middel van handgeklokte tijden, dan geldt de volautomatische elektronische tijd, behoudens in twijfelgevallen, dit laatste ter beoordeling van de Recordcommissie. De tijd die de eerste deelnemer van een estafetteploeg heeft gemaakt, kan niet als record worden erkend. Geen record over een afstand van 200 meter of langer wordt erkend als het is gevestigd op een outdoorbaan met een omtrek groter dan 440 yards of als de start niet op enig gedeelte van de baan heeft plaatsgevonden. Deze bepaling geldt niet voor de hindernisloop, waar de sloot meestal buiten de rondbaan is aangelegd. Ook de start van de 1500 meter mag eventueel buiten de rondebaan plaatsvinden. Voor snelwandel records moet de outdoorbaan een lengte hebben van tenminste 350 meter en ten hoogste 500 meter en moet deze voorzien zijn van twee bochten en twee rechte stukken van minimaal 60 tot maximaal 120 meter. Geen record over een afstand van 200 meter of langer wordt erkend als het is gevestigd op een indoorbaan met een omtrek groter dan 220 yards. Bij alle wedstrijden die in aparte banen worden gelopen, wordt een record niet erkend als de betreffende deelnemer op of voorbij de lijn heeft gelopen aan de binnenzijde van zijn baan.
Commissie Wedstrijdreglement
-51-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
8.
Snelwandelrecords op de baan: a
Snelwandelrecords op de baan zullen alleen worden erkend als ten minste 2 gekwalificeerde juryleden snelwandelen in die wedstrijd gefungeerd hebben. Een van die juryleden moet het recordformulier mede ondertekenen.
Snelwandelrecords op de weg: b. c. d. e.
9.
Het parkoers moet zijn gemeten door een “A” of “B” parkoerscontroleur erkend door de IAAF/AIMS als genoemd in IAAF-artikel 240.3, of door een door de KNAU erkend parkoerscontroleur. Het parkoers mag niet korter zijn dan 2 km en niet langer dan 2,5 km. Of de parkoerscontroleur die het parkoers goedkeurde, of een andere “A” of “B” controleur die in het bezit is van het complete meetdossier met plattegronden, moet bevestigen dat het gemeten parkoers gelijk was aan het afgelegde parkoers. Het parkoers moet ter plaatse worden gecontroleerd (d.w.z. vanaf twee weken voor de wedstrijd, op de dag van de wedstrijd of zo spoedig als praktisch mogelijk is na de wedstrijd) bij voorkeur door een andere “A” of “B” controleur dan degene die de oorspronkelijk meting heeft uitgevoerd.
Records in wegwedstrijden a. Het parkoers moet zijn gemeten door een “A” of “B” parkoerscontroleur erkend door de IAAF/AIMS als genoemd in IAAF-artikel 240.3 (KNAU-artikel 48B), of door een door de KNAU erkend parkoerscontroleur. b. Van een parkoers mag de afstand tussen start- en finish, hemelsbreed niet groter zijn dan 50% van de lengte van de wedstrijdafstand. c. Van een parkoers mag het hoogteverval tussen start en finish niet meer zijn dan gemiddeld 1:1000, dat is 1 m per km. d. Of de parkoerscontroleur die het parkoers goedkeurde, of een andere “A” of “B” controleur die in het bezit is van het complete meetdossier met plattegronden, moet - door mee te rijden in een van de begeleidende voertuigen - bevestigen dat het gemeten parkoers gelijk aan het afgelegde parkoers was. e. Het parkoers moet ter plaatse worden gecontroleerd (d.w.z. vanaf twee weken voor de wedstrijd, op de dag van de wedstrijd of zo spoedig als praktisch mogelijk is na de wedstrijd) bij voorkeur door een andere “A” of “B” controleur dan degene die de oorspronkelijk meting heeft uitgevoerd. f. Records op de weg, op tussenliggende afstanden binnen een wedstrijd, moeten gevestigd worden onder de voorwaarden zoals vastgesteld in art 59 en de tijd moet op reglementaire wijze zijn opgenomen. De tussenliggende afstanden moeten worden gemeten en gemarkeerd bij het opmeten van het parkoers. g. De Ekiden moet gelopen worden in etappes van 5 km, 10 km, 5 km, 10 km, 5 km, 7,195 km.
10. Spring- en werponderdelen a.
b.
c. 11.
De worp, stoot of sprong moet worden waargenomen en opgemeten door drie voor het betreffende onderdeel aangewezen juryleden, die gebruik maken van: óf een geijkt en gewaarmerkt stalen meetlint, óf meetlat of van goedgekeurde meetapparatuur, waarvan de werking door de betreffende jury conform artikel 37, lid 2 is gecontroleerd. Het te gebruiken materiaal moet vóór de wedstrijd onder toezicht van de wedstrijdleider worden gekeurd en gewogen op een geijkte weegschaal, waarna het materiaal van een merkteken moet worden voorzien. Na de geleverde recordprestatie moet het gebruikte materiaal weer onder toezicht van de wedstrijdleider worden gekeurd en gewogen op een geijkte weegschaal. Het resultaat van de weging en de keuring moet door de wedstrijdleider op het recordaanvraagformulier worden vermeld. Tijdens het verwerken van hetzelfde onderdeel kunnen meerdere recordprestaties worden erkend, mits elke betreffende prestatie gelijk is aan, of beter is dan het bestaande record.
Dopingcontrole
Commissie Wedstrijdreglement
-52-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
De Recordcommissie neemt uitsluitend recordaanvragen van senioren in behandeling als, bij voorkeur op de wedstrijddag maar in ieder geval binnen 48 uur na het behalen van de prestatie, bij de betreffende atleet een dopingcontrole is verricht. Voor junioren geldt, dat zij alleen dan een dopingcontrole hoeven te laten verrichten als bij de wedstrijd waar de recordprestatie wordt geleverd, dopingcontrole aanwezig is. Van nationale ploegen die een bestaand record op een van de estafetteonderdelen evenaren of verbeteren dient één atleet uit de ploeg uitgeloot te worden voor de dopingcontrole. Voor de erkenning van een nationaal record is dopingcontrole niet verplicht voor: - neo-senioren en veteranen die een nationaal record in hun leeftijdscategorie evenaren of verbeteren; - verenigingsploegen die op een van de estafetteonderdelen een record voor verenigingen evenaren of verbeteren. Artikel 60 1.
a.
b.
RECORDAANVRAAG
De aanvraag voor het erkennen van een nationaal record moet geschieden door het volledig invullen van een recordaanvraagformulier (verkrijgbaar bij het bondsbureau). Bij meerkampen moet het voor dit doel ontworpen inlegformulier eveneens worden ingevuld. In alle gevallen moet het recordaanvraagformulier worden ingevuld door of namens degene(n), die de prestatie heeft (hebben) geleverd. Het recordaanvraagformulier moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen dertig dagen na de dag waarop de recordprestatie is geleverd, worden gezonden aan de secretaris van de Recordcommissie (p.a. bondsbureau KNAU). De aanvraag moet vergezeld gaan van het betreffende wedstrijdprogramma en de officiële uitslagenlijst, terwijl bij afstanden tot en met 400 meter een finishfoto moet worden overgelegd. Bij wedstrijden in het buitenland zonder officiële KNAU-begeleiding moet bovendien een door de wedstrijdleiding afgegeven verklaring worden overlegd, dat de prestatie tot stand is gekomen overeenkomstig de IAAF-reglementen. Bij Europese- en Wereldkampioenschappen en Olympische Spelen, alsmede bij interlands en KNAU-afvaardigingen naar het buitenland moet de door de KNAU aangewezen begeleider op het recordaanvraagformulier de voor dat doel voorkomende verklaring ondertekenen, terwijl de aanvraag vergezeld moet gaan van een officiële uitslagenlijst.
2.
Als de eerste aanvraag geschiedt door een junior of veteraan, moet een uittreksel uit het geboorteregister worden bijgevoegd (geen uittreksel uit het persoonsregister).
3.
De recordaanvraag wordt door de secretaris van de Recordcommissie in het eerstvolgende nummer van het officiële verenigingsblad gepubliceerd.
4.
Als de Recordcommissie dit noodzakelijk acht, heeft zij het recht nadere gegevens te verzamelen. In dit geval is elk lid verplicht de gevraagde inlichtingen, stukken en gegevens op eerste verzoek te verstrekken.
Artikel 61 1.
a.
b. c.
RECORDERKENNING
Binnen veertien dagen na de publicatie in het officiële verenigingsblad kunnen bezwaren schriftelijk worden ingediend bij de secretaris van de Recordcommissie (p.a. bondsbureau KNAU). De Recordcommissie neemt zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de veertiendaagse termijn een beslissing, die in het daaropvolgende nummer van het officiële verenigingsblad wordt gepubliceerd. Als een prestatie als record is afgewezen, moet deze afwijzing met redenen omkleed worden gepubliceerd. Het record is officieel erkend op het moment dat de publicatie van erkenning als zodanig in het officiële verenigingsblad heeft plaatsgevonden. Tegen beslissingen van de Recordcommissie omtrent erkenning of afwijzing van een record
Commissie Wedstrijdreglement
-53-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
bestaat geen beroep. 2.
Aan de recordhouder wordt namens de KNAU door de Recordcommissie een recorddiploma uitgereikt.
Artikel 62
WINDMETING (IAAF Rule 163.8 en 184.4)
1.
De perioden tijdens welke de windsnelheid wordt gemeten zijn, vanaf het zichtbaar worden van de rook van de revolver of het in werking stellen van de goedgekeurde startapparatuur: 100 meter: 10 seconden 60 meter horden 10 seconden 80, 100 en 110 meter horden: 13 seconden bij de 200 meter, moet de windsnelheid worden gemeten over een periode van 10 seconden, te rekenen vanaf het moment dat de eerste deelnemer het rechte eind bereikt.
2.
Bij verspringen en hinkstapspringen wordt gemeten gedurende een periode van 5 seconden, gerekend vanaf de tijd dat de deelnemer het merkteken passeert, dat is geplaatst op 40 meter - en bij hinkstapspringen op 35 meter - van de afzetbalk. Als de deelnemer een kortere aanloop benut dan 40 meter resp. 35 meter, start de windmeting op het moment, dat hij de aanloop begint.
3.
De windmeter moet bij de sprint op het rechte stuk naast baan 1 op 50 meter vanaf de finishlijn worden geplaatst en bij het verspringen en hinkstapspringen op een afstand van 20 meter voor de afzetbalk. De windmeter mag niet meer dan 2 meter naast de baan of naast de aanloop zijn geplaatst, op een hoogte van 1,22 meter.
4.
De windmeter moet worden afgelezen in m/sec, waarbij moet worden afgerond op eentiende m/sec in positieve richting; d.w.z., + 2,03 m/sec wordt opgegeven als + 2,1 m/sec en - 2,03 m/sec wordt opgegeven als - 2,0 m/sec. Windmeters met een digitale weergave in eentiende m/sec moeten zodanig zijn geconstrueerd, dat zij volgens de hierboven gegeven regel afronden.
5.
Windmeters moeten door een daartoe bevoegde instantie zijn geijkt en gewaarmerkt.
6.
Bij alle internationale wedstrijden die vallen onder IAAF-artikel 12.1 (a) tot en met (h) moeten ultrasone windmeters worden gebruikt. Een mechanische windmeter moet afdoende bescherming hebben om de invloed van zijwind te vermijden. Bij de toepassing van buizen, moet de lengte van de buizen aan beide zijden van de windmeter tenminste twee maal de diameter van de buis bedragen. De windmeter mag automatisch of op afstand worden gestart en gestopt en de aflezing mag direct naar de computer overgebracht worden
Artikel 63
TOEGELATEN WEDSTRIJDMATERIALEN (IAAF Rule 187)
Het wedstrijdmateriaal moet voldoen aan de eisen, zoals deze elders in dit reglement zijn vermeld. Deelnemers mogen - tenzij vooraf anders is bepaald - gebruik maken van eigen materiaal, mits door de organisatie is gecontroleerd of het aan de daarvoor geldende eisen voldoet. Eigen wedstrijdmateriaal kan alleen met toestemming van de eigenaar door andere deelnemers worden gebruikt. Artikel 64
WEDSTRIJDPROGRAMMA EN KAMPIOENSCHAPPEN
1.
Het wedstrijdprogramma is hetzelfde als dat van de IAAF/WMA, aangevuld met door de sector Atletiek vast te stellen onderdelen.
2.
Het programma van de Nederlandse Kampioenschappen is hetzelfde als dat van de Europese- en Wereldkampioenschappen, aangevuld met door de sector Atletiek vast te stellen onderdelen.
3.
Kampioenschappen voor verenigingen zijn Nederlandse kampioenschappen, waarbij de deelnemers van de ploegen lid moeten zijn van één en dezelfde vereniging.
Commissie Wedstrijdreglement
-54-
01-01-2003
KNAU Wedstrijdreglement
Commissie Wedstrijdreglement
-55-
01-01-2003