vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 376572 / KG ZA 10-1186 Vonnis in kort geding van 29 november 2010 in de zaak van 1.
2. 3.
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GOLDEN DREAM B.V., gevestigd te Hillegom, [X], wonende te [A], de rechtspersoon naar vreemd recht FIRMA EMPIRE, gevestigd te Rumia, Polen
eisers, advocaat mr. H. Maatjes te Amsterdam, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid POLYETHER BEDDENHAL (PBH) B.V., gevestigd te Alphen aan den Rijn, gedaagde, advocaat mr. J.P.W. van Bohemen te Alphen aan den Rijn. Partijen zullen hierna Golden Dream (eisers gezamenlijk) en PBH genoemd worden. Eisers afzonderlijk worden ook aangeduid met Golden Dream BV, [X] en Empire.
1.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding van 11 oktober 2010, - de brief van 11 oktober 2010 van Golden Dream, met producties 1 tot en met 9, - het herstelexploit van 10 november 2010, waarin het juiste (per 1 november gewijzigde) bedrag aan griffierecht werd aangezegd, - de brief van 11 november 2010 van PBH, met producties 1 tot en met 4, - de faxbrief van 12 november 2010 van Golden Dream, met aanvullende producties 10 tot en met 14, - de faxbrief van 12 november 2010 van PBH, met aanvullende producties 5 tot en met 9, - de faxbrief van 12 november 2010 van Golden Dream, met aanvullende productie 15, - de mondelinge behandeling op 15 november 2010, ter gelegenheid waarvan de raadslieden pleitnotities hebben overgelegd.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
1.2.
Vonnis is bepaald op heden.
2.
Uitgangspunten
2.1.
In kort geding kan van het navolgende worden uitgegaan.
2.2. [X] is een meubelontwerper die zijn ontwerpen exploiteert middels Empire. Zijn meubels worden verkocht in onder meer Polen en Duitsland. 2.3. In december 2008 heeft [X] een ontwerp gemaakt voor een bedmeubel, “Baltimore” genoemd. Het ontwerp is in Polen als (nationaal) model onder nummer 14543 op naam van "EMPIRE Ewa Wojchiechowska" geregistreerd naar aanleiding van een op 9 februari 2009 ingediende aanvrage. De bij de registratie behorende afbeeldingen zijn hieronder weergegeven.
2
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
3
2.4. Golden Dream BV is een onderneming die zich bezighoudt met de verhandeling van slaapkamermeubels. Zij heeft van Empire het exclusieve recht verkregen de meubels van Empire te verhandelen in de Benelux en beschikt over een procesvolmacht om zelfstandig tegen inbreuken op de in deze procedure centraal staande rechten van eiser sub 2 op te treden. 2.5. PBH is een groothandel in onder meer bedden, lattenbodems, kussens en matrassen. Aanvankelijk vervaardigde zij deze producten ook, maar nadat haar bedrijfspand in 2009 door brand werd verwoest zijn haar activiteiten hoofdzakelijk beperkt tot het verhandelen van bedden en matrassen en de productie – op kleine schaal – van matrassen. Een van de leveranciers van wie PBH bedden betrekt is Lion Beddenshop B.V. 2.6. In het kader van haar onderneming beheert PBH onder meer de website www.matista.com. Op deze site was tot de ochtend van 12 november 2010, enige dagen voor de mondelinge behandeling dit kort geding, de volgende pagina te raadplegen.
2.7. Op het door PBH ingerichte gedeelte van een in het zogenoemde HTC-gebouw gehouden woonbeurs is het hieronder afgebeelde bedmeubel met matras tentoongesteld.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
2.8. Namens Golden Dream is op 17 augustus 2010 een bedmeubel “Magic” gekocht van de firma Meubella, die dit ook heeft geleverd. Dit meubel is hieronder weergegeven.
4
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
5
2.9. Op 20 augustus 2010 heeft Golden Dream PBH een sommatiebrief gestuurd waarin zij PBH onder meer verzocht de openbaarmaking en verhandeling van het bedmeubel in kwestie en de verspreiding van reclamemateriaal met betrekking tot dit bedmeubel te staken en opgave te doen van informatie over omzet, winst en leveranciers. PBH heeft niet aan deze sommatie voldaan.
3.
Het geschil
3.1. Golden Dream vordert – samengevat – een auteursrechtinbreukverbod en een verbod tot inbreuk op het niet-ingeschreven modelrecht van [X], alsmede een verbod tot onrechtmatig handelen jegens eisers, met als nevenvordering vernietiging van inbreukmakende meubels en promotiematerialen, een en ander op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van PBH in de proceskosten, die van Golden Dream BV te berekenen conform het liquidatietarief, die van [X] en Empire overeenkomstig artikel 1019h Rv. 3.2. Golden Dream voert daartoe aan dat PBH door het gebruik van bovenbedoeld bedmeubel “Magic”, dat volgens haar (in zeer hoge mate) overeenstemt met het ontwerp “Baltimore” van [X], inbreuk maakt op de auteurs- en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechten van "eisers", althans dat PBH onrechtmatig handelt jegens hen door dit ontwerp slaafs na te bootsen en/of onrechtmatig jegens Golden Dream handelt nu door het aanbieden van meerbedoeld meubel afbreuk wordt gedaan aan de exploitatiemogelijkheden met betrekking tot het ontwerp "Baltimore". 3.3.
PBH voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan bij de beoordeling.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
4.
6
De beoordeling
Bevoegdheid 4.1. Gelet op de vestigingsplaats van gedaagde in Nederland is de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegd krachtens het bepaalde in de artikelen 80 lid 1, 81 sub a en 82 lid 1 en 90 van de Verordening (EG) 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (hierna: GModVo) jo. artikel 3 van de Uitvoeringswet EGverordening betreffende EG-verordening betreffende Gemeenschapsmodellen. Voor zover aan de vorderingen auteursrecht, slaafs nabootsen en anderszins onrechtmatig handelen ten grondslag is gelegd, geldt dat deze materie verknocht is te achten aan het modellenrechtelijke deel van het geschil en dat PBH is verschenen zonder de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te bestrijden, zodat voor de voorzieningenrechter van deze rechtbank ook ten aanzien daarvan bevoegdheid bestaat van dit geschil kennis te nemen. Spoedeisend belang 4.2. Het voor een voorziening in kort geding vereiste spoedeisende belang volgt uit de door Golden Dream gestelde voortdurende inbreuk op haar auteurs- en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrechten alsmede uit het gestelde voortdurende onrechtmatig handelen van PBH. Inbreuk op niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht 4.3. Naar voorlopig oordeel heeft Golden Dream, mede gelet op de overgelegde (gedateerde) ontwerpschetsen, voldoende aannemelijk gemaakt dat [X] de ontwerper is van het bedmeubel “Baltimore”. Aan een ontwerper of zijn rechtverkrijgende kan blijkens art. 14 van de GModVo een recht op een Gemeenschapsmodel toekomen. 4.4. PBH betwist dat het model van [X] binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar is gesteld, maar dat wordt verworpen. Niet in geschil is dat voor het ontwerp “Baltimore” op 9 februari 2009 in Polen een nationale modelregistratie is aangevraagd door Empire. Aangenomen moet worden dat een dergelijke registratie bij een nationale instantie van een van de Lidstaten van de Europese Unie "redelijkerwijs ter kennis kan zijn gekomen van ingewijden in de betrokken sector" in de zin van art. 11(2). Daarmee is deze potentiële ter kenniskoming van het model voorshands voldoende aannemelijk te achten. Golden Dream heeft naar voorlopig oordeel voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat het ingeroepen niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel een eigen karakter heeft. Dat is niet steekhoudend weersproken door PBH, die in dit verband bijvoorbeeld geen ter zake dienende schets heeft verschaft van het vormgevingserfgoed met betrekking tot bedmeubels van de in geschil zijnde categorie. Voorshands wordt mitsdien aangenomen dat aan de vereisten van artt. 11 (beschermingsvoorwaarden voor niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen) en 85(2) (vereisten voor vermoeden van geldigheid van niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen) GModVo is voldaan in het onderhavige geval. Zodoende komt [X] met betrekking tot het onderhavige ontwerp in beginsel aanspraak toe op de bescherming voor een nietingeschreven Gemeenschapsmodel.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
7
4.5. PBH heeft echter de nieuwheid van het ingeroepen model bestreden met de stelling dat het model niet geldig zou zijn, omdat een derde, Lion Beddenshop B.V. al voor december 2008 een bed op de markt zou hebben gebracht naar een ontwerp dat vergelijkbaar zou zijn met het “Baltimore” ontwerp van [X]. Zij heeft deze blote stelling evenwel niet onderbouwd, zodat daar alleen al daarom in dit kort geding aan voorbij wordt gegaan. 4.6. Ten overvloede wordt gelet op het partijdebat terzake nog het volgende overwogen over het op de markt zijn van het "Baltimore" ontwerp in Nederland. PBH bestrijdt dat dit het geval is. Daargelaten de relevantie van die stelling voor de zoals hierna zal blijken toe te wijzen modelrechtelijke inbreukverbodsvordering1: PBH baseert zich daarbij (uitsluitend) op een – summier en door haarzelf verricht – onderzoek naar het aanbod van bedden op internet. Alleen al vanwege het feit dat het aanbod van bedden zich voor een (belangrijk) deel off line afspeelt, terwijl Golden Dream BV stelt dat zij niet via internet, maar middels "meubelboulevards" de Nederlandse markt bewerkt en het onderzoek van PBH derhalve geen volledig beeld geeft van de gestelde marktwerkelijkheid in Nederland, is naar voorlopig oordeel onvoldoende steekhoudend bestreden dat Golden Dream BV het litigieuze bedmeubel ook in Nederland op de markt brengt. 4.7. PBH heeft erkend (pleitnota onder 8) dat zij zowel op haar website (en wel conform de screenprint weergegeven in 2.6 en tot op de ochtend van 12 november 2010) als op de woonbeurs in het HTC-gebouw (vgl. de afbeelding in 2.7 met boven het bedmeubel het bedrijfslogo van PBH) gebruik heeft gemaakt van een (nagenoeg) exacte kopie van het model voor de “Baltimore” onder het hanteren van de aanduiding "Magic". Zij stelt evenwel dat zij dit bedmeubel slechts heeft gebruikt om haar eigen producten, te weten matrassen van het type “Magic”, te presenteren. Zij betwist uitdrukkelijk dat bedmeubels volgens dit model door haar werden of worden aangeboden of verkocht, zoals Golden Dream onderbouwd stelt. Het betreffende meubel zou afkomstig zijn van eerder genoemde Lion Beddenshop B.V. PBH stelt in dit verband bovendien dat het namens Golden Dream BV gekochte beweerdelijk inbreukmakende bedmeubel (vgl. hiervoor onder 2.8) niet van haar maar van een derde, Meubella B.V. afkomstig is, een niet met haar gelieerde onderneming.. 4.8. De vraag of PBH zelf of door tussenkomst van Meubella B.V. bedmeubels naar het model “Baltimore” verkoopt en welke band bestaat tussen PBH en Meubella B.V. kan in het in het midden worden gelaten. Een rechthebbende op een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht kan niet alleen optreden tegen het zonder zijn toestemming aanbieden of in de handel brengen van een nagemaakt model. Onder de voorbehouden handelingen valt ook het gebruik van een dergelijk model of het in voorraad hebben ervan. Nu PBH heeft erkend dat zij een (nagenoeg) exacte kopie van het model “Baltimore” heeft gebruikt in haar bedrijf (in de zin van hanteren voor haar website en ten behoeve van een meubelbeurs waarop zij producten van haar aanbood), kan een inbreukverbod met betrekking tot meerbedoeld niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht worden toegewezen als in het dictum verwoord. 4.9. Althans is dat zo met betrekking tot [X] als rechthebbende en Golden Dream BV op grond van de niet betwiste procesvolmacht. Voor Empire moet dat laatste naar voorlopig 1
PBH plaatst dit in de te vergen belangenafweging en stelt dat geen belang bij een inbreukverbod zou bestaan, nu Golden
Dream naar haar zeggen in Nederland niet op de markt zou zijn met "Baltimore" bedmeubels.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
8
oordeel ook worden aangenomen, nu gesteld is dat [X] zijn rechten via Empire exploiteert en Empire kennelijk ook houdster is van de Poolse modelregistratie. Dat Empire als medeeiser in deze zaak kan optreden is door PBH ook niet bestreden. 4.10. De te bepalen dwangsom zal vatbaar zijn voor matiging door de rechter, eveneens als in het dictum verwoord. Auteursrecht of onrechtmatig handelen 4.11. Golden Dream heeft niet gesteld welk belang zij naast een inbreukverbod ten aanzien van het niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel heeft bij afzonderlijke verboden op grond van auteursrechtinbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen. Deze daarop gebaseerde vorderingen zullen mitsdien al op deze grond worden afgewezen. Vernietiging 4.12. Golden Dream heeft evenmin gesteld welk spoedeisend belang zij heeft bij de gevorderde vernietiging van inbreukmakende meubels en promotiemateriaal, zodat die vorderingen eveneens zullen worden afgewezen. Proceskosten 4.13. PBH zal als de hoofdzakelijk in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Er is geen aanleiding om in dit verband onderscheid te maken tussen de verschillende eisers. De kosten aan de zijde van Golden Dream zullen conform de – niet onderbouwd bestreden2 – specificatie zijdens Golden Dream worden begroot op € 7.456,81 aan salaris advocaat.
5.
De beslissing
De voorzieningenrechter 5.1. veroordeelt PBH binnen 24 uur na betekening van dit vonnis inbreuk op het ten processe bedoelde niet-ingeschreven Gemeenschapsmodelrecht van [X] met betrekking tot het bedmeubelontwerp “Baltimore” te staken en gestaakt te houden; 5.2. veroordeelt PBH tot betaling van een dwangsom € 5.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1. uitgesproken veroordeling voldoet; 5.3. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar zal zijn voor matiging door de rechter, voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan het vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding; 2
Bij pleidooi is door PBH slechts aangevoerd dat gevorderde proceskosten in het licht van het gevoerde niet-inbreuk verweer
dienen te worden afgewezen, "dan wel aanzienlijk dienen te worden gematigd", maar enige grond voor deze verzochte matiging is niet bijgebracht.
376572 / KG ZA 10-1186 29 november 2010
9
5.4. veroordeelt PBH in de proceskosten, aan de zijde van Golden Dream tot op heden begroot op € 633,89 aan verschotten en € 7.456,81 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling; 5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6. bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv op 6 maanden na de datum van dit vonnis; 5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R.B. van Peursem en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2011 in het bijzijn van de griffier mr. R.P. Soullié.