Casus
Keuringsfrequentie Brandblussers
Bijlage 1 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; ANNEMIJN ....................................................................................... 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN ANNEMIJN… ................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 6 3.1. 3.2. 3.3.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 4 CONCLUSIE............................................................................................................................... 5
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 6 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ............................. 6 TOELICHTING ERVAREN REGELDRUK; DE ZOEKTOCHT VAN ANNEMIJN… ................................................. 7
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ................... 11
2
1. Beschrijving casus; Annemijn Annemijn heeft sinds een jaar haar eigen Copy Shop. In verband met de veiligheid heeft ze brandblussers hangen. Het pand beschikt daarnaast over een brandhaspel. Ze heeft gehoord dat de brandblussers en haspels gekeurd moeten worden. Ze weet echter niet hoe vaak. Het bedrijf dat de blussers heeft geïnstalleerd heeft haar verteld dat het 1x per jaar moet, deze vertelde haar dat dit zo in NEN 2559 (draagbare blusmiddelen) staat. Vanuit de winkeliersvereniging hoorde ze echter dat het wettelijk tegenwoordig maar 1x per twee jaar hoeft. Of haspels hier ook onder vallen is voor Annemijn niet duidelijk. De brandweer zegt dat deze 1x per jaar moet worden gecontroleerd. Annemijn weet nu niet wat ze moet doen? Moet ze de toezichthouder vertrouwen? Waar kan ze vinden aan welke eisen ze moet voldoen? En welke kosten brengt dat dan met zich mee? En heeft ze niet te veel brandblussers gekregen omdat ze al een haspel heeft? Annemijn wil dat haar zaak brandveilig is en dat ze in geval van brand de schade voor klanten, personeel en zichzelf kan voorkomen of beperken. Haar middelen zijn echter ook niet onbegrensd en ze moet op allerlei vlakken investeren (Arbo, BHV, elektrische installaties). Dat zorgt ervoor dat ze kritisch is en precies wil weten aan welke eisen ze moet voldoen. Dit leidt tot volgende kernvraag die zij graag wil beantwoorden: Aan welke minimumeisen moet ze nu voldoen volgens de wet? Welke kosten gaan daarmee gepaard?
3
2. Antwoord op de vragen van Annemijn… 2.1. 1.
Regelgeving en relevante artikelen
Bouwbesluit 2012 (bron: Memorie van Toelichting)
Artikel 6.28 Brandhaspels Afhankelijk van de aard van het gebruik en de omvang van het gebruiksoppervlak zijn brandhaspels nodig. In de MvT is te lezen dat op grond van artikel 1.16 (Zorgplicht) een brandslanghaspel en de daarbij behorende pompinstallatie op een adequate wijze moeten worden gecontroleerd en onderhouden. Dit betekent dat zo nodig ook reparaties moeten worden uitgevoerd, maar beter nog dat defecten worden voorkomen. Zo is het van belang dat de slang tijdig wordt vervangen en de pompinstallatie regelmatig draait om de bedrijfszekerheid te waarborgen. Artikel 6.31 Blustoestellen Dit artikel heeft betrekking op draagbare en verrijdbare blustoestellen. Mobiele blustoestellen hebben in het algemeen slechts een aanvullende functie op de in artikel 6.28 voorgeschreven brandslanghaspels. Het vierde lid regelt dat een draagbaar of verrijdbaar blustoestel, onverminderd het bepaalde in artikel 1.16 (Zorgplicht), ten minste eenmaal per twee jaar op een adequate wijze wordt gecontroleerd en onderhouden en dat die controle en dat onderhoud moet geschieden volgens NEN 2559. Doel van dit voorschrift is de goede werking van het blustoestel te waarborgen. Het staat de gebruiker van het bouwwerk uiteraard vrij de blustoestellen vaker te laten inspecteren/controleren. Artikel 1.1 Begripsbepalingen (Gebruiksoppervlak) Om te bepalen of een brandhaspel nodig is, is ondermeer de gebruiksoppervlakte van belang. Onder de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580 wordt verstaan het totaal van de tussen omsluitende wanden gelegen vloeroppervlakten van in een bepaalde gebruiksfunctie gelegen ruimten. Tot die gebruiksoppervlakte worden niet gerekend de oppervlakten die worden ingenomen door dragende constructie-onderdelen, de oppervlakten van vloeren waarboven een hoogte aanwezig is van minder dan 1,5 m en de vloeroppervlakten van bijvoorbeeld een buiten een woning in het woongebouw gelegen bergruimte, stookruimte of trappenhuis.
2.2.
Betrokken NEN-normen
In de wet- en regelgeving wordt dwingend verwezen naar drie NEN-normen: NEN 2559 NEN 2559:2001 – 25 pagina's – Onderhoud van draagbare blustoestellen (€ 30,70,- verplichte samenstelling € 124,-) Deze norm behandelt voornamelijk het onderhoud van draagbare blustoestellen te weten: -
Poederblussers van 2 t/m 12 kg Schuimblussers van 2 t/m 9 liter Co2 blussers van 2 en 5 kg
NEN 2559 geeft in bijlage A een overzicht van de maximale onderhoudsintervallen en maximumlevensduur. Deze zijn: -
1x per jaar onderhoud 5 jaarlijks uitgebreid onderhoud
4
-
10 jaarlijks revisie 20 jaar afkeur van blusser
Ten aanzien van het jaarlijks onderhoud is opgenomen dat dit op locatie dient te worden uitgevoerd en de controle bestaat uit de volgende inspecties: -
Visuele inspectie van blustoestel op beschadigingen, deuken en roestvorming Controle van slang en spuitmond Leesbaarheid van transfer en controle rijkstype keur Controle van gangbaarheid verzegeling Controle van druk via manometer en externe drukmeting Controle van inslagmechanisme Controle van patroon Controle op afdichtingen Controle van gewicht Controle van inslag stoomwezen Controle van leeftijd blustoestel Demontage / montage van blustoestel Aanbrengen keuringssticker
NEN 2580 NEN 2580:2007 – 74 pagina's – Oppervlakten en inhouden van gebouwen; Termen, definities en bepalingsmethoden (€75,-). NEN 2580 is dé Nederlandse norm voor het bepalen van de oppervlakte en inhoud van een gebouw. De meest recente versie dateert uit 2007 (NEN 2580:2007), in 2008 aangevuld met een correctieblad C1 (NEN 2580:2007/C1:2008). Deze norm vormt de basis van alle berekeningen van oppervlakten en inhouden van gebouwen. De norm omschrijft diverse soorten van oppervlakten en inhouden van gebouwen. NEN-EN 671 NEN-EN 671-3 – 12 pagina's - Vaste brandblusinstallaties – Brandslangsystemen – Deel 3: Onderhoud van brandslanghaspels met vormvaste slang en brandslangsystemen met plat-oprolbare slang €33,30 (engels) €41,60 (nederlands)
2.3.
Conclusie
Samenvattend kunnen de volgende antwoorden gegeven in reactie op de vragen van Annemijn: In principe moet Annemijn haar brandslanghaspel jaarlijks laten keuren. Voor haar brandblussers kan zij volstaan met een inspectie 1x in de twee jaar.
5
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening vanuit de overheid (toelichting zie illustratie ‘de zoektocht van Annemijn’)
De vindbaarheid en duidelijkheid van informatie vanuit de overheid is slecht. www.overheid.nl geeft geen resultaat bij gebruik termen als ‘brandblusser’ en ‘brandhaspel’. Ook wanneer wordt gezocht op ‘Bouwbesluit 2012’ levert dit geen relevante hits op Antwoord voor bedrijven verwijst door naar een pagina over alarmsystemen i.p.v. brandblussers. Tevens zijn de sites naar waar wordt doorverwezen gericht op experts en niet op ondernemers De site van de brandweer, waar Antwoord voor bedrijven naar verwijst, bevat tegenstrijdige informatie waarvan één van de twee onjuist is. Over de keuringsfrequentie en onderhoud van brandhaspels is geen informatie te vinden 2. Vinden van relevante NEN-normen via zoeken op www.nen.nl is lastig en tijdrovend De normen zijn met het nummer weliswaar snel te vinden, de juiste versie eruit vinden kost tijd. Door de beperkte beschrijvingen bestaat het risico dat de verkeerde norm wordt geselecteerd. Aanduidingen als A1 en C1 en C2 zijn voor de leek niet te begrijpen en worden niet meteen duidelijk toegelicht. Daarnaast wordt NEN 2559 verkocht in een bundel samenhangende normen, wat het er niet overzichtelijker op maakt. 3. Hoge nalevingskosten Verkrijgen van inzicht in relevante NEN-normen is voor een klein bedrijf kostbaar. Als Annemijn precies wil weten hoe de inspecties horen plaats te vinden volgens de NEN normen, dan zal ze minimaal 139,- euro neer moeten tellen. Als ze het advies van het NEN volgt om de hele bundel te kopen bij NEN 2559:2001 dan kost het haar 232,30 euro. Voor dat bedrag is het mogelijk om meerdere nieuwe draagbare blustoestellen aan te schaffen en op te hangen in haar zaak. 4. Kans op overcompliance Brandhaspels moeten conform NEN (industrie standaard) jaarlijks gekeurd. Brandblussers daarentegen wettelijk gezien één keer in de twee jaar. In de praktijksituaties waarin beiden voorkomen kan dat verwarrend zijn voor ondernemers én in de praktijk betekenen dat de ondernemer zich 'gedwongen' voelt tot een jaarlijkse keuring.
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Bij de schatting van regeldruk wordt uitgegaan van de analyse die Sira Consulting in 2006 heeft gedaan op verschillende administratieve lastenmetingen op het terrein van brandblusmiddelen 1. Omvang doelgroep / frequentie In dat onderzoek wordt geschat dat er ongeveer 2,5 miljoen mobiele brandblusmiddelen en 1 miljoen brandslanghaspels in gebruik zijn (2006). Omvang van administratieve lasten De reductiemaatregel om de keuringsfrequentie van draagbare blusmiddelen te verlagen van jaarlijks naar minimaal eens per tweejaar beoogde een reductie van 33 mln euro (t.o.v. 66 miljoen in 2002). Dit is inclusief het (minder vaak) 1
http://vebon.org/Documenten/098(ink).doc
6
keuren van brandhaspels. Door de gekozen onderzoeksmethode is aannemelijk dat ook nalevingskosten als gevolg van daadwerkelijk onderhoud (ongeveer 24%) hiervan onderdeel uitmaakt. Er van uitgaande dat de onderhoudskosten gelijk blijven (ongeacht de frequentie) was de maximale reductie van administratieve lasten ongeveer 25 miljoen euro. Inschatting onnodige administratieve lasten Als gevolg van onduidelijkheid van de keuringstermijn, samenloop met brandhaspels en REOB-erkenningen (die adviseren conform NEN 2559) zullen bedrijven nog steeds een jaarlijse onderhoudsfrequentie aanhouden. Als dit voor alle bedrijven zou gelden, dan bedragen de onnodige administratieve lasten 25 miljoen euro.
3.3.
Toelichting ervaren regeldruk; de zoektocht van Annemijn…
Annemijn wil eerst weten wat de wet zegt over de keuringstermijnen. Ze tikt zonder succes op www.overheid.nl bij ondernemen de zoektermen 'brandblusser', en vervolgens 'brandhaspel' in. De zoekterm 'brand' levert geen duidelijke resultaten op. De zoekterm 'brandveiligheid' brengt haar naar de website 'Antwoord voor bedrijven'. Daar vult ze nogmaals de zoek2 term 'brandblusser' in, waarna ze op een pagina komt over brandveiligheid van gebouwen . Regelgeving is ondermeer te vinden in het Bouwbesluit 2012 leest ze. Daarnaast verwijst de site haar door naar de site van Het CCV met een 3 inspectieschema van brandbeveiligingssystemen . Dit gaat echter om alarmsystemen. De hele site is weinig geschreven vanuit de ondernemer, meer voor experts. Antwoord voor bedrijven verwijst ook naar Infopunt Veiligheid van het NIFV (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid). De site is te technisch voor Annemijn. Gelukkig geeft Antwoord voor Bedrijven nog een externe link naar de site van De Brandweer. Ook daar zoekt ze op 'brandblusser', ze komt bij de volgende FAQ: “Is het écht nodig de brandblusser elk jaar te laten keuren? Jazeker. Bedrijven zijn daartoe zelfs bij wet verplicht. Blussers kunnen hun druk verliezen of de inhoud kan gaan klonteren. Voor consumenten is de keuring niet verplicht, maar natuurlijk wel net zo belangrijk. Helaas bieden verkoopkanalen als bouwmarkten en warenhuizen geen keuringsmogelijkheid. Daarom is het aan te raden uw blusser aan te schaffen bij een erkende leverancier. U kunt ook kiezen voor een organisatie die voor een vast bedrag per maand brandblussers levert en zorgt voor de controle. Vraag de brandweer bij u in de buurt om advies en tips.”. Omdat dit meer voor burgers lijkt, klikt ze ook nog op 'Kleine blusmiddelen', waarna ze op informatie stuit over zowel 4 draagbare brandblussers én brandslanghaspels . Bij brandblussers staat hier nu echter: “Laat uw brandblusmiddelen ten minste elke twee jaar controleren (let op: sommige verzekeraars eisen inspectie ieder jaar!). Kies een instantie die is erkend op basis van de Regeling voor de erkenning van onderhoudsbedrijven kleine blusmiddelen (REOB) of een tenminste gelijkwaardige instelling. [...]”. Annemijn is nu écht in de war, maar leest toch nog even verder: Bij brandslanghaspels staat: “In het Bouwbesluit 2012 is geregeld wanneer in gebouwen brandslanghaspels moeten worden aangebracht en welk aantal. Brandslanghaspels moeten voldoen aan de norm NEN-EN 671-1.” en dat “Brandslanghaspels moeten, net als andere installaties in het gebouw, adequaat worden beheerd, onderhouden en gecontroleerd. De REOB erkende onderhoudsbedrijven kunnen voor u bepalen hoe dit onderhoud adequaat moet worden uitgevoerd. Hiervoor wordt door de bedrijven NEN-EN 671-3 gehanteerd.”.
2
http://www.antwoordvoorbedrijven.nl/regel/brandveiligheid-gebouwen http://www.hetccv.nl/regelingen/inspectie-brandbeveiliging/landelijk---inspectie-brandbeveiligingssysteem 4 http://www.brandweer.nl/bedrijven/veilig-gebruik/kleine_blusmiddelen/ 3
7
Voor de zekerheid gaat Annemijn nu toch nog een keer op zoek naar wat de wetgeving zelf zegt in het Bouwbesluit 5 2012. De zoekterm 'Bouwbesluit 2012' levert helaas geen relevante hits op op www.overheid.nl. Via een zoekmachine komt Annemijn op www.rijksoverheid.nl op een pagina met het Bouwbesluit, maar ze betwijfeld of deze actueel is 6 vanwege een eerdere datum . Op de website http://www.onlinebouwbesluit.nl/ kan ze het Bouwbesluit bekijken vanuit het perspectief van verschillende functies en aard van gebouw (bestaand of nieuw). Dat werkt handiger. In de lange index ziet ze afdeling 6.7 'Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw'. Daar leest ze dat ze een brandhaspel moet hebben als de gebruiksoppervlakte groter is dan 500m2 (artikel 6.28 lid 2). In artikel 1.1. leest ze: gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580. Bij artikel 6.31 leest ze dat ze alleen draagbare blustoestellen hoeft te hebben als de brandslang (letterlijk en figuurlijk) te kort schiet. Controle van blustoestellen moet minimaal één keer per twee jaar gebeuren conform NEN 2559. Annemijn kan niks vinden over NEN-EN 671-3. Over de keuringsfrequentie en onderhoud van brandhaspels kan Annemijn niets vinden. Om toch zeker te zijn van haar zaak gaat Annemijn ook op zoek naar wat de NEN-normen zeggen. Op de site van NEN gaat ze op zoek naar NEN 2559, NEN 2580 en NEN-EN 671-1 t/m 3. Annemijn gebruikt de algemene zoekfunctie op www.nen.nl op de normen te vinden. NEN 2559 Eerst zoekt ze op 'NEN 2559'. Dit geeft 30 resultaten, bovenaan staan 3 versies van NEN 2559: •
NEN 2559:2001 (definitief) € 30,70
•
NEN 2559/A3/C1:2013 (definitief) € 0,-
•
NEN 2559:2001/A3:2009 (definitief) € 23,40
Zuinig als ze is, besluit ze eerst de gratis variant te bekijken. Op de website staat dat het inderdaad gaat om onderhoud van draagbare blustoestellen. Er is ook een preview beschikbaar. Als ze die aanklikt krijgt ze echter niets te zien, alleen een bestelformulier. Tja, nu begrijpt ze dat hij gratis is. Er staat niets in. Vervolgens klikt ze op de 3e norm, deze is immers goedkoper. Hier staat nu dat het een wijzigingsblad betreft: “Dit wijzigingsblad bevat richtlijnen voor controle, onderhoud en revisie van draagbare toestellen. Dit wijzigingsblad geeft enkele aanvullingen en wijzigingen op NEN 2559 van 2001, het correctieblad C1 van 2002 en de aanvulling A2 van 2004.” De preview geeft weer alleen een bestelformulier. Annemijn begrijpt dat ze waarschijnlijk toch de eerste nodig heeft. Ze klikt op de eerste link en dan krijgt ze een pagina met meer informatie dan de vorige twee links. In de rechterkolom ziet ze dat de kosten niet € 30,70 zijn, maar eigenlijk € 124,00 als je de verplichte samenstelling bestelt (zie figuur) In de preview ziet Annemijn in de inhoudsopgave het hoofdstuk 'jaarlijkse controle', daaruit leidt ze af dat de NENnorm inderdaad jaarlijks voorschrijft en dus in tegenspraak lijkt met de wet.
5
https://duckduckgo.com http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/besluiten/2011/08/29/bouwbesluit-2012staatsbladversie.html
6
8
NEN 2580 Bij zoeken op 'NEN 2580' komt Annemijn vrijwel meteen op de link naar de norm. Deze kost € 75,-. In de preview constateert Annemijn uit de inhoudsopgave dat NEN 2580 veel meer omschrijft dan alleen de Gebruiks Oppervlakte. Dat verklaart ook het aantal pagina's en de (hoge) prijs. Omdat Annemijn de memorie van toelichting bij het Bouwbesluit 2012 niet heeft gevonden, waarin de berekening kort staat toegelicht besluit ze deze norm toch te kopen. Ze heeft wel het gevoel dat ze teveel betaalt. NEN-EN 671 Bij het zoeken op 'NEN EN 671' komt Annemijn twee versies van de norm NEN-EN 671-3 tegen, namelijk de Nederlandse en de Engelse versie. De laatste is 8,30 euro goedkoper. Haar Engels is redelijk, dus het lijkt haar slim om die versie aan te schaffen (en hij telt ook nog minder pagina's). In de inhoudsopgave leest ze dat er een paragraaf 'jaarlijkse controle' is. Daaruit leidt ze af dat er iets jaarlijks gecontroleerd moet worden. NEN 2659 Annemijn komt ook nog NEN 2659:2003 tegen, maar die gaat over verrijdbare blustoestellen, en die van Annemijn zitten vast aan de muur. Hoewel Annemijn – zonder de norm aan te schaffen – kan afleiden dat zowel brandhaspels als draagbare blustoestellen jaarlijks gecontroleerd moeten worden, heeft ze daarmee nog niet de informatie om vast te stellen aan welke eisen die controles zouden moeten voldoen. Annemijn kijkt graag mee met experts om een gevoel te krijgen dat ze waar voor haar geld krijgt. Ze besluit daarom de NEN-normen toch aan te schaffen. In de NEN-normen leest ze wat de jaarlijkse controle inhoudt. Ook leest ze welke controles zij zelf elk kwartaal zou moeten uitvoeren. Voor haar redelijk common sense en zeker niet de kosten van het aanschaffen van de norm waard. Het zou wel handig zijn als de brandweer dit soort informatie zou verschaffen op hun website. Per slot van rekening is het in ieders belang om het brandveiliger te maken. De jaarlijkse inspectie van zowel draagbare blustoestellen als brandhaspels zijn meer bedoeld voor de expert. Druk moet worden gemeten, blustoestellen moeten worden opengeschroefd. Bij de brandhaspels leest Annemijn wel iets bijzonders, namelijk dat de brandhaspels moeten worden verzegeld conform Legionella regelgeving. Annemijn vindt het juist handig om af en toe de brandslang zelf te gebruiken om de stoep voor haar zaak schoon te spuiten. Zelf vindt ze het ook prettig om te weten dat hij het doet én hoe ze de brandslang kan hanteren, mocht dat ooit nodig zijn. Voor Annemijn is niet duidelijk of ze in overtreding is als ze het zegel verbreekt van de jaarlijkse inspectie. Annemijn weet nu waaraan inspecties zouden moeten voldoen. Dat vraagt om een expert. Maar welke? Ze heeft op de site van de Brandweer gelezen dat ze een REOB-erkend bedrijf moet nemen voor onderhoud. Via de site van de Brandweer komt ze op site www.preventiecertificaat.nl. Hier leest ze weliswaar niets over REOB, maar op goed geluk klikt ze op de button onder 'leveranciers' en nu verschijnt er een lijst waar REOB voorkomt. Daarna vindt ze relatief eenvoudig een leverancier die zowel brandhaspels als draagbare blusmiddelen onderhoudt. Wat haar toch dwars zit is dat onderhoud en keuring samenlopen. Hoe weet ze nu of ze voor onderhoud (vervanging/onderdelen) niet te veel betaald?
9
7
Na een zoektocht stuit ze op het certificatieschema REOB:2011 . Daarin leest Annemijn dat het REOB-certificaat meer comfort geeft dat het onderhoud goed is uitgevoerd ten opzichte van een niet gecertificeerde partij. Te allen tijde blijft ze zelf verantwoordelijk voor de werking van haar blusmiddelen.
7
http://www.hetccv.nl/binaries/content/assets/ccv/regelingen/onderhoud-blusmiddelen/reob-2011-vs-2-0-_30maart-2012.pdf
10
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk 1.
Betere vindbaarheid, toegankelijkheid en meer overzicht en eenheid op websites van de overheid en brancheorganisaties De informatievoorziening(mijnoverheid, rijksoverheid, toezichthouder(s)) leidt er toe dat veel inspanning wordt gevraagd van ondernemers om te snappen hoe het zit. Advies is dan ook om de informatie meer geïntegreerd beschikbaar te laten komen, waarbij informatie van toezichthouders, algemene informatiepagina's (antwoord voor bedrijven, rijksoverheid etc.) naadloos op elkaar aansluiten. Websites van diverse REOB-erkende organisaties melden of suggereren op hun webiste dat een jaarlijkse keuring verplicht is. De Brandweer suggereert op de website dat voor het onderhoud gebruik gemaakt moet worden van een REOB erkend bedrijf. Doordat de informatie niet overal gelijk is ontstaat onduidelijkheid over wat nu écht minimaal verplicht is. Informatie die kan bijdragen tot meer veiligheid – zoals in de NEN-normen opgeschreven rondom periodieke inspecties die eigenaren ook zelf kunnen (en zouden moeten) uitvoeren – is niet op een dopenbaar. Het advies zou zijn deze informatie pro-actief ten dienste van ondernemers te publiceren. Advies is ook uniforme, correcte communicatie over de werkwijze en minimaal wettelijke vereisten onderdeel uit te laten maken van certificatieschema's. 2. Opheffen tegenstrijdigheid NEN-norm en regelgeving De keuringsfrequentie van draagbare blusmiddelen zoals in de wet voorgeschreven wijkt af van de keuringsfrequentie zoals in NEN 2559 is voorgeschreven. Advies is de minimale keuringsfrequentie in de NEN norm gelijk te trekken met 8 de wettelijke eis. En onderbouwd met ervaringscijfers toegespitst op specifieke bedrijfssituaties en bedrijfsrisico's een afwijkende frequentie te adviseren. 3. Harmoniseren van keuringsfrequentie draagbare blustoestellen en brandhaspels In het geval een ondernemer beschikt over zowel brandhaspels en draagbare blustoestellen heeft hij te maken met twee onderhoudsfrequenties die niet overeenkomen (jaarlijks vs. tweejaarlijks). De jaarlijkse termijn heeft zijn oorsprong in NEN-normen, waar de wetgever indirect via de zorgplicht naar verwijst. Onderzocht zou moeten worden of beide frequenties gelijk getrokken kunnen worden naar 2 jaar. 4. Meer duidelijkheid en vindbaarheid op website van NEN Advies is om de zoekfunctie en duidelijkheid rondom status van documenten te verbeteren.
8
Zie onderzoek naar een meer risicogerichte benadering van brandveiligheid zoals onderwerp in het onderzoek naar Brandveiligheid vanuit een risicobenaring: methodiek van het Instituut Fysieke Veiligheid http://www.infopuntveiligheid.nl/Infopuntdocumenten/13-0204%20Methodiek%20risicobenadering%20Definitief%20riha.pdf
11
Casus
Ontruimingsinstallaties
Bijlage 2 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; JEAN PAUL… .................................................................................... 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN JEAN PAUL… ................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 7 3.1. 3.2.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 5 CONCLUSIE............................................................................................................................... 6
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 7 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ............................. 7
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ..................... 8
2
1. Beschrijving casus; Jean Paul… Jean- Paul is de eigenaar van een fabriekshal waar speelgoed in elkaar gezet wordt. Zijn fabriekshal moet aan bepaalde eisen voldoen, zo ook m.b.t. ontruimingsinstallaties. Jean-Paul heeft zelf ideeën bedacht die kunnen leiden tot een vervanging van de bestaande ontruimingsinstallaties. Hij spreekt af met de toezichthouder om zijn ideeën te bespreken, want hij wil graag gaan investeren in zijn innovatieve product. De toezichthouder ziet hier niks in en geeft aan dat de hal moet voldoen aan NEN 2575, dit is leidend geeft de toezichthouder aan. Jean- Paul is verbaasd dat er geen alternatief is voor deze NEN norm. Aangezien hij maar op sommige vlakken voldoet aan de criteria, zijn innovatieve product zou de perfecte oplossing zijn? Waarom kan dit niet? Heeft de toezichthouder wel voldoende kennis van dit onderwerp om dit af te schrijven? Waarom zijn er geen alternatieven? Jean-Paul wil graag een veilige werkomgeving voor zijn medewerkers. De wettelijke eisen zijn voor hem volstrekt helder. Jean-Paul ziet echter een goedkopere hedendaagse oplossing om het gewenste veiligheidsniveau te bereiken (draadloos alarm). De uitdaging die hij ziet is om de autoriteiten dat ook te laten accepteren als alternatief voor bestaande – in Jean-Paul's ogen – minder passende oplossingen. De kernvragen die hij wil beantwoorden zijn dan: Mag ik afwijken van NEN 2575? Hoe krijg ik mijn alternatief geaccepteerd als alternatief voor NEN 2575? (welke route moet worden doorlopen, welk bewijs moet hij overleggen)
3
2. Antwoord op de vragen van Jean Paul… 2.1.
Regelgeving en relevante artikelen
Bouwbesluit 2012 Artikel 1.3. Gelijkwaardigheidsbepaling 1. Aan een in hoofdstuk 2 tot en met 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften. 2. Een gelijkwaardige oplossing als bedoeld in het eerste lid wordt bij het gebruik van het bouwwerk in stand gehouden. Artikel 6.22. Aansturingsartikel 1. Een bouwwerk heeft zodanige voorzieningen dat het ontvluchten goed kan verlopen. 2. Voor zover voor een gebruiksfunctie in tabel 6.22 voorschriften zijn aangewezen, wordt voor die gebruiksfunctie aan de in het eerste lid gestelde eis voldaan door toepassing van die voorschriften en de krachtens die bepalingen gegeven voorschriften. Artikel 6.23. Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan 1. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, eerste, tweede en vijfde lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575. 2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het ontruimingssignaal van de in het eerste lid bedoelde ontruimingsalarminstallatie. 3. Het beheer en de controle van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid voldoen aan NEN 26544. Een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zesde lid, van toepassing is, heeft een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCVinspectieschema Ontruimingsalarminstallaties. 5. Het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zevende lid, van toepassing is, voldoet aan NEN 2654-2. 6. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20 heeft een ontruimingsplan. Memorie van toelichting Bouwbesluit 2012 “…Het eerste lid bevat voorschriften over de verplichte aanwezigheid en de kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties. De aanwezigheid van zo’n installatie is verplicht in die ge-vallen dat op grond van artikel 6.20 een brandmeldinstallatie aanwezig moet zijn. De ontruimingsalarminstallatie moet voldoen aan NEN 2575 en moet zijn ontworpen en aangelegd overeenkomstig een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen...” “…Vergelijkbaar met hetgeen hierboven bij artikel 6.20 over gelijkwaardigheid bij de brandmeldinstallatie is beschreven, kan ook bij de ontruimingsalarminstallatie een beroep worden gedaan op de gelijkwaardigheidsbepaling bedoeld in artikel 1.3…” Regeling Bouwbesluit 2012 Artikel 1.2 1. Waar bij het besluit of deze regeling is verwezen naar een NEN , NEN -EN, NVN, of V, is in bijlage I en voor zover het een in de afdelingen 2.1 en 2.2 van het besluit aangewezen NEN -EN betreft in bijlage II bij deze regeling bepaald welke uitgave waarvan van toepassing is.
4
Bijlage I. , behorende bij artikel 1.2 [...] NEN 2575 2004
Brandveiligheid van gebouwen – Ontruimingsinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen, inclusief correctieblad C1:2006
NEN 2575 2000
Brandveiligheid van gebouwen – Ontruimingsinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande bouw).
Arbeidsomstandighedenwet 1998 Artikel 3, lid 1e De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: [...] e) doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;
2.2.
Betrokken NEN-normen
Expliciete verwijzingen naar NEN-norm Er zijn dwingende wettelijke verwijzingen naar NEN 2575:2000 (bestaande bouw) en NEN 2575:2004 C1:2006 NEN 2575:2000 Deze landelijke geldende norm NEN 2575 stelt nauwkeurige eisen aan alle ontruimings-alarminstallaties, die zijn bedoeld om in geval van brand of andere noodsituaties een snelle en ordelijke personele ontruiming van een gebouw en/of buitenruimte te bewerkstelligen. Daarbij wordt gelet op ontwerp, uitvoering, comptabiliteit en kwaliteit. Dus niet alleen de producten zelf, ook de wijze van installeren, bekabelen, noodvoedingen, etc., moeten aan die normen en regels voldoen. Omvang: 68 pagina’s Kosten: €54,50 Status: Ingetrokken (!) NEN 2575:2004 C1:2006 Geeft eisen voor het ontwerp, de uitvoering, de compatibiliteit en de kwaliteit van ontruimingsalarminstallaties die in eerste instantie bedoeld zijn om bij brand en andere noodsituaties een snelle en ordelijke personele ontruiming binnen of buiten een gebouw te bewerkstelligen. Omvang: 70 pagina’s Kosten: €62,40 Status: Ingetrokken (!) Bovenstaande normen zijn op 1 september 2012 vervangen door NEN 2575:2012. Echter naar deze norm wordt niet verwezen in de Regeling Bouwbesluit 2012. Het is dan ook onduidelijk in hoeverre in de praktijk NEN 2575:2012 gebruikt mag worden: NEN 2575-1 - algemeen NEN 2575-2 - luidalarm – ontruimingsalarminstallatie type A NEN 2575-3 - luidalarm – ontruimingsalarminstallatie type B
5
NEN 2575-4 - stilalarm – draadloze stilalarminstallatie NEN 2575-5 - stilalarm – attentiepanelen. NEN 2575:2012-4 die betrekking heeft op draadloze stille-alarminstallaties is nog niet beschikbaar.
2.3.
Conclusie
Jean Paul mag afwijken van NEN 2575, zolang het alternatief maar gelijkwaardig is. Ten aanzien van de route die dient te worden gevolgd om de gelijkwaardigheid aan te tonen, is in de wet- en regelgeving geen informatie te vinden. Het antwoord op deze vraag moeten wij dan ook schuldig blijven.
6
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening vanuit de overheid
Het is wettelijk toegestaan van de bestaande NEN-norm af te wijken ten faveure van een gelijkwaardig alternatief (de MvT is hier helder over) maar het lukte de onderzoekers niet zelfstandig publieke gezaghebbende informatie te vinden over de procedure en de eisen hieromtrent. Wel is via gemeentelijke en externe sites duidelijk geworden dat de eisen voor een ontruimingsinstallatie gekoppeld zijn aan de gebruiksvergunning. Toepassen en toetsen van alternatieven loopt via de (lokale)brandweer. Op de site van de brandweer is echter geen aanvullende informatie te vinden. Regelgeving rondom ontruimingsinstallaties (en brandmeldinstallaties) is relatief complex. In de Memorie van Toelichting is relatief veel duiding opgenomen, meer dan de website van de Brandweer, die niets los laat over mogelijk afwij1 ken van de NEN-normen. Via www.overheid.nl is geen informatie te vinden met de zoekterm 'ontruimingsinstallatie', op www.rijksoverheid.nl meerdere, de 8e op de lijst is een uitgebreide – leesbare – toelichting op Brandveiligheid, 2 gebruiksmelding en gebruiksvergunning van het Ministrie van VROM (!) . Dit document geeft ook illustraties en gaat uitgebreid in op gelijkwaardige alternatieven. Hoe het accepteren precies in zijn werk gaat blijft afhankelijk van de context en oordeel van de (lokale) Brandweer. Navraag in de praktijk bij een (grote) leverancier van ondermeer op DECT gebaseerde ontruimingsinstallaties leert dat vroegtijdig nauw samenwerking met de Brandweer de acceptatie van het alternatief bevorderd. 2.
Kans op overcompliance (onnodige nalevingskosten)
Met name het vinden van informatie over gelijkwaardigheid toetsing bij de brandweer is gebrekkig. Hierdoor worden bedrijven die de informatie op www.rijksoverheid.nl van VROM niet vinden op het verkeerde been gezet. Een duidelijk kader lijkt te ontbreken. Aannemelijk is dat dit een drempel opwerpt om te innoveren en gebruik te maken van innovatieve alternatieve oplossingen. Ondernemers moeten ofwel de – onbekende – kosten van het gelijkwaardigheidsonderzoek op zich nemen of afzien van een gelijkwaardig maar goedkoper alternatief en de kosten daarvan voor lief nemen.
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Op grond van de toelichting op het gebruiksbesluit kan worden afgeleid dat er (in 2008) jaarlijks 2600 gebruiksbesluiten werden afgegeven. Een deel hiervan zou in aanmerking kunnen komen voor een gelijkwaardig alternatief. Hoeveel is echter hypothetisch. In geval een ontruimingsinstallatie 40.000 euro kost, en een alternatief 25% goedkoper is, en betere informatievoorziening resulteert in 10% meer besluiten waarbij alternatieven gebruikt mogen worden, dan scheelt dat 1,3 mln euro aan onnodige nalevingskosten per jaar.
1 http://www.brandweer.nl/bedrijven/veilig-bouwen/item_915/item_917/ 2 www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/brochures/2010/11/23/brandveiligheid-gebruiksmelding-engebruiksvergunning/11br2008g249.pdf 7
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk
Verbeteren communicatie vanuit de overheid: o Schetsen duidelijke procedure voor aantonen gelijkwaardigheid o Opnemen duidelijke prestatienormen waar aan moet worden voldaan o Beter ontsluiten gelijkwaardige alternatieven
8
Casus
Opleiding BHV
Bijlage 3 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; KLAAS DUNNER… ............................................................................. 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN KLAAS… .......................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 9 3.1. 3.2.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 7 CONCLUSIE............................................................................................................................... 7
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 9 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ........................... 10
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ................... 11
2
1. Beschrijving casus; Klaas Dunner… Klaas Dunner opent binnenkort zijn horeca onderneming aan het water in Leiden. Hij werkt zelfstandig met twee flexkrachten. Hij heeft begrepen dat hij daar ook vanuit regelgeving moet zorgen voor Bedrijfshulpverlening. Hij is voornemens zelf een opleiding te doen, maar wil er zeker van zijn dat hij de juiste volgt, maar hier ook niet onnodig veel voor betaalt. De regelgeving is niet specifiek in de te selecteren opleiding. Ook is niet helemaal duidelijk hoe vaak de opleiding moet worden herhaald. Op Antwoord voor Bedrijven staat een link naar NEN 4000. Daar moet echter voor betaald worden. Misschien moet hij zich toch maar laten informeren door een Arbobureau?
Dit leidt tot de volgende kernvragen die Klaas graag beantwoord wil zien:
Welke BHV-opleiding moet hij volgen?
Hoe vaak moet hij deze herhalen?
3
2. Antwoord op de vragen van Klaas… 2.1. 1.
Regelgeving en relevante artikelen
Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1989, artikel 8
Op grond van artikel 8 van de Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 juni 1989 betreffende de uitvoering van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PbEG L 183) bestaat er een verplichting voor werkgevers om bedrijfshulpverlening te organiseren. Personen die verantwoordelijk zijn voor BHV-taken hebben het recht op scholing (in werktijd).
2.
Arbeidsomstandighedenwet 2007
Artikel 3, lid 1e
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt:
e) doeltreffende maatregelen worden getroffen op het gebied van de eerste hulp bij ongevallen, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers en andere aanwezige personen, en doeltreffende verbindingen worden onderhouden met de desbetreffende externe hulpverleningsorganisaties;”
f) elke werknemer moet bij ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen, rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kunnen nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen, waarbij artikel 29, eerste lid, derde zin, van overeenkomstige toepassing is.”
Artikel 15 Deskundige bijstand op het gebied van bedrijfshulpverlening
1.
De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners.
2.
Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting.
4
3.
De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.
Memorie van toelichting
In de memorie van toelichting bij artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet 2007 is het volgende opgenomen: “Om de maatregelen uit te voeren moet de werkgever zich laten bijstaan door een of meer werknemers, de bedrijfshulpverleners. Bedrijfshulpverleners moeten zijn opgeleid voor hun taken op het terrein van eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van personen. Bovendien moeten ze kunnen beschikken over het nodige materieel om hulpverlenende taken uit te kunnen voeren. Het juiste voorzieningenniveau zal moeten worden bepaald op basis van de ri&e. Om in noodsituaties adequaat te kunnen opereren zal het nodig zijn het opleidingsniveau van de bedrijfshulpverleners op peil te houden. Dit betekent (afhankelijk van onder meer de complexiteit van de bedrijfsactiviteiten) dat er regelmatig na /of bijscholing van bedrijfshulpverleners zal moeten plaatsvinden. Ook kunnen de vaardigheden op peil worden gehouden door het regelmatig organiseren van oefeningen in het bedrijf. Het aantal bedrijfshulpverleners dat een werkgever aanwijst hangt samen met de grootte van het bedrijf en de specifieke risico’s van het bedrijf, en is dus ook een kwestie van maatwerk. Op basis van de ri&e zal de werkgever dus het juiste aantal bedrijfshulpverleners moeten vaststellen. Er zullen voldoende bedrijfshulpverleners aangewezen en opgeleid moeten worden zodat, rekening houdend met ziekte, vakanties of ploegendiensten op elk moment voldoende hulpverleners binnen het bedrijf aanwezig zijn. Het is denkbaar dat in kleine bedrijven de werkgever zelf de hulpverleningstaken op zich neemt, mits hij ook de vervanging heeft geborgd.” Zowel ten aanzien van de frequentie als de aard van de BHV-scholing worden in de wet als ook in de MvT dus geen expliciete eisen gesteld, maar wordt verwezen naar de RI&E. Dit maakt maatwerk mogelijk.
Eisen aan de BHV-training – afhankelijk van de RIE (bron: MKB RIE-BHV)
De eisen zijn afhankelijk van de specifieke risico's en bedrijfsomvang. Voor kleine bedrijven zonder bijzondere restrisico's geldt:
Basisopleidingen BHV
Niet-spoedeisende Eerste Hulp
Brandbestrijding
Voor organisaties met specifieke restrisico's (en grotere – hoe groot?) organisaties komen daar de volgende onderwerpen bij:
Spoedeisende Eerste Hulp
Ontruiming
Afhankelijke van de specifieke restrisico's komen daar de volgende onderwerpen ook bij:
Basisopleidingen BHV
5
Basisopleidingen BHV Aanvullende opleidingen afhankelijk van de specifieke risico’s
BHV Adembescherming
BHV Bronbestrijding
BHV Eerste Hulp gevaarlijke stoffen
BHV Procedure gevaarlijke stoffen
Beheerder Brandmeldinstallatie
Ploegleider BHV
Coördinator/Hoofd BHV
Voor Horeca met gasten is het tevens van belang om mensen die bijvoorbeeld slecht ter been zijn te kunnen helpen bij de evacuatie.
3.
Inspectie SZW 1
In de basis inspectie module van de inspectie SZW is het volgende opgenomen met betrekking tot opleiding en oefening:
Voor opleiding en oefening wordt 8 uur aangehouden per twee jaar. Verondersteld wordt dat er jaarlijks wordt geoefend:
“Opleiding 1. Zijn de BHV’ers opgeleid (op alle vier taken) 2. Is in de opleiding aandacht besteed aan de specifieke problematiek
Oefening 1. Wordt er geoefend? (minimaal 8 uur opleiding en oefening per twee jaar) 2. Wordt het ontruimingsplan geoefend? (vuistregel 1 x per jaar) 3. Zijn de inhoud en de resultaten van de oefeningen vastgelegd en geëvalueerd? ”
Deze criteria zijn echter ondersteunend aan de inspecteur (niet normatief) en moeten worden bezien in de context van het bedrijf en haar (rest)risico's: “Bij BHV is “Zorg op maat” het uitgangspunt. De RI&E bepaalt welke voorzieningen in welke mate noodzakelijk zijn.
1
InspectieSZW, Basis Inspectie Module Bedrijfshulpverlening, 6 april 2010 http://www.inspectieszw.nl/images/bedrijfshulpverlening_tcm335327531.pdf
6
4.
Nieuwe regelgeving: AmvB Basishulpverlening
Momenteel is een AmvB Basishulpverlening in ontwikkeling die beoogt om de hulpverlening in de praktijk beter te regelen. De bestaande bedrijfshulpverlening concentreert zich op arbeidsrelaties (bedrijven met werknemers), waardoor de situatie in de praktijk kan ontstaan dat hulpverlening niet goed is georganiseerd. Nog niet duidelijk is wanneer het voorgenomen besluit ingaat.
2.2.
Betrokken NEN-normen
In wet- en regelgeving en MKB RIE BHV wordt niet dwingend verwezen naar een NEN-norm. Om niet iedereen het wiel te laten uitvinden heeft de normcommissie echter wel twee normen ontwikkeld: NEN 4000:2008; Bedrijfshulpverlening en NEN 8112; Leidraad voor ontruimingsplannen voor gebouwen.
NEN 4000:2008 Uitgangspunt bij de opzet van de BHV is dat veiligheid en gezondheid zijn geïntegreerd in het beleid van het bedrijf en dat BHV een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van werkgever en werknemer.
Wat zegt NEN 4000:2008 expliciet over scholing/frequentie? Alle werknemers die in de BHV-organisatie taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben ten aanzien van de BHV, zijn competent om deze naar behoren uit te oefenen. De competenties van de bedrijfshulpverleners moeten zijn afgestemd op de restrisico’s en de maatgevende factoren ter plaatse. De competenties moeten aantoonbaar zijn gebaseerd op de opleiding, de oefeningen en de inzet bij incidenten of calamiteiten. [4.4.2.3 Competenties ]
De eisen die NEN 4000 stelt aan opleiding en frequentie zijn hiermee context afhankelijk en daarmee in lijn met de regelgeving.
Nieuwe norm in ontwikkeling In samenhang met de AMvB Basishulpverlening is een nieuwe norm in ontwikkeling (NEN 8112 bedrijfshulpverlening en bedrijfsnoodorganisatie). In 2011 is gestart met het samenvoegen van de normen. De nieuwe norm zal een hulpmiddel zijn voor het inrichten en onderhouden van de BHV-organisatie van zowel kleine- als grote organisaties. Noot: In de normcommissie zijn geen directe gebruikers betrokken. De nieuwe norm NEN 8112 was ten tijde van het onderzoek nog niet beschikbaar, in dit onderzoek is daarom gewerkt met de huidige NEN 4000:2008.
2.3.
Conclusie
Samenvattend kunnen de volgende antwoorden gegeven in reactie op de vragen van Klaas:
BHV-opleiding en inhoud ervan zijn niet vastgelegd in arboregels, zodat sectoren en bedrijven de ruimte hebben om in hun branche maatwerk te realiseren.
7
De ontwikkeling van NEN-normen, inspectiemodules en handvatten op terrein van BHV kunnen helpen bij het inrichten van een BHV-organisatie en zijn niet verplichtend.
De Stichting van de Arbeid heeft een gratis te verkrijgen/downloaden handreiking opgesteld. Doelstelling is het inrichten van een effectieve en efficiënte BHV-organisatie op een voor het bedrijf zo optimaal mogelijke wijze.
Uitgangspunt is dat de opleiding en uitrusting van de BHV-er doeltreffend zijn en afgestemd op de risico’s in de specifieke situatie. Hiervoor kan een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) als basis dienen.
De effectiviteit van de BHV-organisatie, kan worden getoetst door te oefenen. Frequentie en inhoud van de training zijn niet vastgelegd. Ook de frequentie van evacuatieoefeningen is niet voorgeschreven.
De werkgever kan vrij in de markt aanbieders zoeken voor (deel)opleidingen waarmee aan de wettelijke eisen kan worden voldaan. Brancheorganisaties en BHV-opleiders kunnen ondersteunen bij het vinden van de juiste opleiding.
In een klein bedrijf, zoals in de casus, mag de werkgever ook zelf de BHV-er zijn. Ook mag met andere bedrijven worden samengewerkt op het gebied van bedrijfshulpverlening.
8
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening
Informatie vanuit de overheid Op www.rijksoverheid.nl is relatief eenvoudig informatie te vinden over bedrijfshulpverlening en de manieren waarop dit is te organiseren, zoals bijvoorbeeld op het Arboportaal (www.arboportaal.nl). Hierbij vallen drie zaken op:
Zowel ‘Antwoord voor bedrijven’ als ‘Arboportaal’ verwijzen naar de Handreiking Bedrijfshulpverlening van Stichting van de Arbeid. Deze handreiking is informatief en geeft informatie over het bepalen van het aantal BHV-ers en illustraties per branche.
op het Arboportaal wordt niet de informatie getoond die Antwoord voor Bedrijven toont omtrent het organiseren van BHV in samenspraak met andere organisaties (in de detailhandel of als winkeliersvereniging).
2
3
Het arboportaal bevat twee pagina's over bedrijfshulpverlening en de BHV-er . De informatie op beide pagina's is niet uniform, dit blijkt uit het inhoudelijk en qua aantal verschillende bullets onder 'aandachtspunten voor goede bedrijfshulpverlening'. De pagina over de BHV-er suggereert tevens dat er jaarlijks een herhalingscursus plaats moet vinden.
Informatie vanuit branches MKB-Nederland biedt via MKBCT.nl curssussen en trainingen aan, waaronder BHV Basistraining. Hierbij wordt tevens een verzekering verkocht. Bij de toelichting op de training wordt gesteld: “Belangrijk is dat BHV-ers elk jaar deelnemen aan herhalingstrainingen om hun kennis en vaardigheden op peil te houden en te actualiseren.”
Daarnaast is er een MKB-BHV-RIE welke een checklist geeft voor MKB-organisaties. Deze checklist is echter minder informatief dan de eerder genoemde Handreiking Bedrijfshulpverlening.
Informatie gevonden vanuit zoekmachines Via zoekmachines komen bedrijven snel terecht op aanbieders van trainingen en cursussen. Vaak wordt de vraag of jaarlijkse herhaling verplicht is afgedaan met de opmerking dat het goed is om dat te doen. Dit doet geen recht aan de nuance die de wet geeft.
2.
Informatie is niet begrijpelijk
2
http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/arbowet--en--regelgeving/arbozorg/bedrijfshulpverlening.html http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/arbowet--en--regelgeving/verantwoordelijkheden/bhver.html
3
9
Vanwege het open karakter van de regelgeving rondom het inrichten van de BHV-organisatie kan het met name voor kleine bedrijven lastig zijn om meteen duidelijk te krijgen waaraan moet worden voldaan. Uiteindelijk zijn de specifieke context en rest-risico's bepalend.
De Handreiking van de stichting van de Arbeid en NEN 4000 zijn niet toegespitst op toepassing door kleine organisaties. Ook de MKB-BHV-RIE is relatief complex. NEN 4000 bevat geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven. De beheersingsaspecten zoals zijn beschreven (zoals bijvoorbeeld 4.5.2 Prestatiemeting en toezicht houden ) zijn niet geënt op kleine organisaties.
Stichting Bedrijfshulpverlening Nederland constateert naar aanleiding van onderzoek dat de helft van de MKB-ers niet weet wat zij moeten organiseren op het vlak van bedrijfshulpverlening.
3.
4
Kans op overcompliance (onnodige nalevingskosten)
De inrichting van BHV is situationeel gebonden. Dat heeft de wetgever expliciet zo bedoeld. Hierdoor ontbreken pasklare antwoorden. De procedure om tot een inschatting van het aantal BHV-ers en welke opleiding zij moeten volgen is wat te vinden is. De gebruiker is al gauw teruggeworpen op de informatie van BHV-opleidingen. Deze promoten jaar5
lijkse herhaling. Peiling op internet leert dat gemiddeld een BHV-cursus (basis) tussen de 250 en 350 euro kost. Meestal 2 dagen. Een herhalingscursus is gemiddeld tussen de 150 en 200 euro. Meestal 1 dag. Dit betekent dat ondernemers die jaarlijks door onduidelijkheid te veel cursussen afnemen worden geconfronteerd met een behoorlijke extra hoeveelheid nalevingskosten.
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Omvang doelgroep NIBHV schat dat er in Nederland tussen de 500 a 600 duizend BHV-ers zijn.
6
Onnodige regeldruk in geval van te hoge frequentie bijscholing Als gevolg van onduidelijkheid over de frequentie van scholing kan er sprake zijn van over-compliance met onnodige nalevingskosten als gevolg. Een precieze inschatting is hier niet te maken. Maar ervan uitgaande dat de meeste organisaties medewerkers jaarlijks op herhaling sturen, waar in een deel van de sitauties gezien de risico's wellicht 2 jaarlijks ook adequaat is kan de omvang van de onnodige lasten snel oplopen. Rekenvoorbeeld:
Stel dat in 10% van de BHV-ers 2 jaarlijkse training toereikend is. Dan betekent dat gemiddeld 30.000 onnodige trainingen per jaar. Keer minimaal 150 euro + 8 uur á 30 euro arbeidskosten = 11,7 mln euro. 4
http://www.nu.nl/economie/2900615/helft-mkbers-weet-niet-van-bedrijfshulpverlening.html Ondermeer http://www.springest.nl/arbo-veiligheid/bhv
5
6
http://nos.nl/artikel/473115-bedrijfshulpverlener-minder-getraind.html
10
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk 1.
Meer uniformiteit
Met name op het vlak van uniformiteit van de te vinden informatie is verbetering mogelijk. Verschillende overheidssites informeren verschillend over bedrijfshulpverlening.
2.
Betere begrijpelijkheid voor kleine ondernemers
Daarnaast zou de begrijpelijkheid en duiding voor met name kleine organisaties beter kunnen. Een voorbeeld kan worden genomen aan bijvoorbeeld de wijze waarop ondernemers in het Verenigd Koninkrijk worden geïnformeerd over de verplichtingen rondom eerste hulpverlening.
3.
Betere informatievoorziening vanuit derden over wettelijke minimumvereisten
Tot slot zou de informatievoorziening vanuit aanbieders van trainingen verbeterd moeten worden. De teneur is aan te sturen op jaarlijkse herhaling van BHV-trainingen, waarbij soms de suggestie wordt gewekt dat dit een wettelijke eis is. De geldigheid van het NIBHV-certificaat van 1 jaar bevordert de jaarlijkse cyclus. Verschillende aanbieders 'dreigen' dan ook met het verplicht opnieuw moeten doorlopen van een examen als het certificaat verloopt.
4.
Lichtere invulling BHV 7
Kijkend naar de regelgeving in bijvoorbeeld de UK , dan komt deze overeen met die in Nederland (zelfde EUgrondslag). Belangrijk onderscheid is dat onderscheid wordt gemaakt tussen 'first aid' en 'brandbestrijding' (firemarshall). De website van de HSE biedt ten aanzien van 'first aid' meer duidelijkheid vanuit het (kleine) ondernemersperspectief dan vergelijkbare sites in Nederland (wat moet ik doen als kleine organisatie). Het aantal trainingen is beperkt (EFAW en FAW) en aanbieders (1137) zijn door de HSE gecertificeerd. Een lijst is beschikbar om een aanbieder in de buurt te kunnen zoeken. In sommige situaties is alleen het hebben van een EHBO-doos verplicht en het maken van afspraken wie de hulpdiensten belt in geval van nood. De prijzen van de (herhalings) First Aid trainingen zijn aanmerkelijk goedkoper dan de BHV-trainingen in Nederland. Dat kan echter verklaard worden door afwezigheid van training van brandbestrijding.
Het scheiden van de rollen van brandbestrijding met die van ontruiming en eerste hulp (en bijvoorbeeld alleen ontruimen en eerste hulp verplicht te stellen voor kleine bedrijven) zou de kosten kunnen verlagen. In de praktijk van kleine organisaties is het immers lastig (en mogelijk zelfs gevaarlijk) om tegelijkertijd met één BHV-er beide rollen te vervullen: ontruimen en brandbestrijden. Om wille van behoud van de zaak zou een eigenaar BHV-er de voorkeur kunnen geven aan het bestrijden van brand in plaats van ontruiming. Deze scheiding zou ook meer recht kunnen doen aan risico's (EHBO zal vaker toegepast moeten worden dan het blussen van brand).
7
www.hse.gov.uk/firstaid/
11
Casus
Informatiebeveiliging in de zorg
Bijlage 4 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; SANDRA… ........................................................................................ 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN SANDRA… ....................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 8 3.1. 3.2.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 5 CONCLUSIE............................................................................................................................... 6
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 8 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ............................. 9
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ................... 10
2
1. Beschrijving casus; Lisanne… Lisanne geneest patiënten op homeopathische wijze. Ze heeft gelezen dat NEN 7510 verplicht is voor zorginstellingen of bedrijven die met medische gegevens werken. Ze vraagt zich af of zij ook moet voldoen aan deze norm, het is namelijk niet duidelijk wanneer je precies onder deze verplichting valt. Ze heeft lang niet zoveel patiënten als een groot ziekenhuis. Indien ze onder deze verplichting valt moet ze dan aan eisen voldoen die in deze norm genoemd worden? Ze heeft namelijk gehoord dat het pas toe of leg uit principe geldt voor deze norm. Er is veel onduidelijkheid bij Lisanne. Waar kan ze duidelijkheid vinden? Wie kan haar helpen? Gaat haar dit veel geld kosten? Dit leidt tot de volgende kernvragen die Lisanne graag beantwoord wil zien: Hoe krijgt Lisanne snel duidelijk of ze onder de verplichting valt? En wat dat in haar geval betekent? Wanneer en hoe kan het "pas toe of leg uit" principe toegepast worden? Hoe kan zij zich (zo regeldruk-arm mogelijk) conformeren aan de eisen?
3
2. Antwoord op de vragen van Sandra… 2.1.
Regelgeving en relevante artikelen
Regeling gebruik burgerservicenummer in de zorg Artikel 2 De gegevensverwerking, bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de wet, in artikel 52, eerste, vierde en vijfde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, in artikel 86, eerste, vierde en vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet en in de artikelen 28, tweede lid, en 29 van het Besluit gebruik burgerservicenummer in de zorg voldoet aan de NEN 7510. Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg Artikel 8 De zorgaanbieder neemt het burgerservicenummer van de cliënt in zijn administratie op bij het vastleggen van persoonsgegevens met betrekking tot de verlening van zorg. Artikel 9 De zorgaanbieder vermeldt bij het verstrekken van persoonsgegevens met betrekking tot de verlening van, indicatiestelling voor of verzekering van zorg aan een zorgaanbieder, een indicatieorgaan of een zorgverzekeraar steeds het burgerservicenummer van de cliënt. Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg Artikel 1j 2. Een instantie of een functionaris wordt vermoed te voldoen aan het bepaalde in het eerste lid als voldaan wordt aan de eisen zoals deze zijn uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut in de NEN 7510, Medische informatica – Informatiebeveiliging in de zorg – Algemeen Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Artikel 52 4. Bij gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de in de artikelen 53 tot en met 56 genoemde personen en instanties wordt voor zover die personen en instanties tot gebruik van dat nummer bevoegd zijn, het burgerservicenummer of, bij het ontbreken daarvan, het sociaal-fiscaalnummer gebruikt.
5.Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de gegevensuitwisseling tussen de zorgverzekeraars en de zorgaanbieders, indicatieorganen en zorgverzekeraars in de zin van de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg die niet in de artikelen 53 tot en met 56 zijn genoemd Tekst in memorie van toelichting aangaande informatiebeveiliging in de zorg Privacy van de persoonsgegevens van patiënten is erg belangrijk. Een goed informatiebeveiligingssysteem om dit te waarborgen is essentieel. In de norm wordt beschreven dat op basis van de beleidsuitgangspunten en het risicoprofiel van de zorginstelling aan een relevante set van maatregelen voldaan moet worden. NEN 7510 geeft zorginstellingen de mogelijkheid een set van maatregelen te hanteren, die in balans is met de risico’s die zij lopen, zodat ze niet onnodig op kosten gejaagd worden. Net als bij de ISO-kwaliteitssystemen wordt het normatieve denken vervangen door een invalshoek op basis van ‘fitness for purpose’. Niet de beveiligingsnorm of de baseline staat centraal. Centraal staan het bedrijfsrisico en de inschatting van het management of het een al dan niet acceptabele risico betreft. Het
4
“pas toe of leg uit” principe is van kracht op deze norm. De norm dient gezien te worden als aanbieder van een set van maatregelen die toegepast moeten worden om een betrouwbaar informatiebeveiligingssysteem te waarborgen. Deze zullen voor elk type zorginstelling anders zijn.
2.2.
Betrokken NEN-normen
Expliciete verwijzingen naar NEN-norm Er wordt in de wet- en regelgeving dwingend verwezen naar NEN 7510. Hieronder wordt dat beschreven. Voor de informatiebeveiliging in de zorg zijn normen beschikbaar van het Nederlands Normalisatie-instituut, te weten NEN-normen 7 510 tot en met 7513. NEN-7510 is algemeen toepasbaar op informatiebeveiliging in de zorg. Deze norm is verder uitgewerkt in NEN-7511 met toetsbare voorschriften voor bijvoorbeeld solopraktijken of voor complexe organisaties. NEN-7512 geeft een specifieke aanvulling met normen voor gegevensuitwisseling tussen verschillende partijen, zoals eisen over de identificatie en authenticatie van partijen die gegevens uitwisselen. NEN-7513 handelt ten slotte volledig over de «logging», het vastleggen van acties op elektronische patiëntendossiers, zodat het mogelijk is de rechtmatigheid van de toegang tot dossiers te controleren. Naar de genoemde NEN-normen zal in de Algemene maatregel van Bestuur op grond van artikel 26 Wet bescherming persoonsgegevens dwingend worden verwezen 1. NEN 7510 Deze norm geeft richtlijnen en uitgangspunten voor het bepalen, instellen en handhaven van maatregelen die een organisatie in de gezondheidszorg moet treffen ter beveiliging van de informatievoorziening. De organisaties waarop de norm zich richt, variëren van individuele zorgverleners tot grote zorginstellingen en andere organisaties die bij de informatievoorziening in de gezondheidszorg zijn betrokken, zoals netwerkorganisaties en zorgverzekeraars. Het toepassingsgebied omvat de beveiliging van alle typen informatie in en tussen de genoemde organisaties en alle mogelijke vormen waarin de informatie wordt weergegeven, vastgelegd en overgedragen. Om de vereiste waarborging van vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van de informatie te bepalen is een risicobeoordeling nodig. Risicobeoordeling is onderdeel van de eerste fase in de cyclus voor het beheersen van de informatiebeveiliging. Door implementatie van de beheersmaatregelen bij elk van de beheers doelstellingen in deze norm kan een organisatie voldoen aan de eisen die in een risicobeoordeling zijn vastgesteld. Deze norm geeft daarmee aanwijzingen voor het organisatorisch en technisch inrichten van de informatiebeveiliging en biedt zo een basis voor vertrouwen in de zorgvuldige informatievoorziening bij en tussen de verschillende organisaties in de gezondheidszorg In NEN norm 7510 wordt een aantal normatieve verwijzingen gemaakt, dit zijn de volgende normen: Taken en verantwoordelijkheden directie, aandachtspunten en aanbevelingen voor implementatie: NEN-ISO/IEC 27003:2010 Specifieke richtlijnen voor beleid voor uitwisseling van zorginformatie en minimaal vereiste richtlijnen: NEN EN 14484, NEN EN 14485 en ISO 22857 Kosten Op basis van de NEN-site en externe (internet)bronnen zijn de volgende kosten voor kennisname en inspectie van toepassing: NEN 7510 (fabrikant en eigenaar) NEN 7510:2011 nl - Medische informatica - Informatiebeveiliging in de zorg (€79,20)
Extra’s ter aanvulling van NEN 7510 (hulp bij implementatie, praktijkvoorbeelden)
1
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/33509/kst-33509-3?resultIndex=3&sorttype=1&sortorder=4
5
Training NEN 7510: opzetten en invoeren van een informatie-beveiligingsmanagementsysteem (€985,-) Praktijkboek Informatiebeveiliging in de zorg. Werken met NEN 7510 (€129,-)
Verwijzingen die genoemd worden in NEN 7510 NEN-ISO/IEC 27003:2010 Information technology - Security techniques - Information security management system implementation guidance (€151,44) NEN 14484:2004 Medische informatica - Internationale overdracht van persoonsgegevens betreffende de gezondheid vallend onder de Europese richtlijn voor gegevensbescherming - Globaal beveiligingsbeleid (€82,90) NEN 14485:2004 Medische informatica - Leidraad voor de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid in internationale toepassingen onder de Europese richtlijn voor gegevensbescherming (€95,-) NEN - ISO 22857:2004 Medische informatica - Richtlijnen voor de bescherming van gegevens ter ondersteuning van grensoverschrijdend verkeer van persoonlijke medische informatie (€142,63) Omvang documentatie (pagina's) NEN 7510: 146 pagina’s
2.3.
Conclusie
Lisanne heeft NEN 7510 en de bijbehorende verwijzingen gelezen. Echter is het voor haar niet duidelijk wat hier precies beschreven staat en wat dit voor haar betekent. Het is een redelijk lastige norm en veel zaken zijn niet van toepassing voor elke doelgroep, zo zal niet alles gelden voor de homeopathische praktijk van Lisanne. De norm is te uitgebreid. Dit zorgt voor veel tekst die niet van toepassing is voor elke doelgroep. Verder blijkt niet duidelijk hoe het “pas toe of leg uit” principe toegepast kan worden voor de homeopathische praktijk van Lisanne. Lisanne wil graag met iemand over praten om zo meer duidelijkheid te krijgen. Ze weet niet bij wie ze hiervoor moet zijn en is na het lezen van de norm en alle andere documenten niet erg veel wijzer geworden. Bellen steunpunt n.a.v vragen van Lisanne Aangezien het opzetten en de invoering van een informatiebeveiligingsmanagementsysteem ingewikkeld is biedt NEN hiervoor een training aan. Tevens is er een NEN Steunpunt: http://www.nen7510.org/. In het onderzoek is gebeld met het steunpunt om de vragen van Lisanne voor te leggen. Hoe krijgt Lisanne snel duidelijk of ze onder de verplichting valt? En wat dat in haar geval betekent? Antwoord is dat Lisanne inderdaad verplicht is om aan NEN 7510 te voldoen, zeker als ze gegevens met verzekeraars uitwisselt. Dit betekent dat ze een checklist moet aflopen om te kijken of ze de juiste maatregelen heeft getroffen. Daarvoor kan ze het best NEN 7510 mét praktijkhandboek bestellen (samen ongeveer 210 euro). Het is niet toegestaan dit praktijkhandboek te delen. Wanneer en hoe kan het "pas toe of leg uit" principe toegepast worden? Hierop was geen duidelijk antwoord. Wel de opmerking dat het doel van NEN 7510 juist is om niet iedereen opnieuw het wiel te laten uitvinden. Hoe kan zij zich (zo regeldruk-arm mogelijk) conformeren aan de eisen? Misschien dat gebruik gemaakt kan worden van de handleiding die voor huisartspraktijken is opgesteld. Het is niet toegestaan digitale versies te delen met collega-kleine bedrijven. Om kosten te besparen is het een mogelijkheid om in Delft bij het NEN langs te komen. Dezelfde vragen zijn ook voorgelegd aan het Ministerie van VWS. Hierop is op 22 juli 2013 het volgende antwoord gegeven:
6
“Het is aan de verantwoordelijke van het informatiesysteem om te borgen dat de informatie-uitwisseling tussen zorgaanbieders voldoet aan geldende wet- en regelgeving. Hier wordt ook strikt op toegezien; enerzijds ziet het CBP toe op de naleving van de Wet bescherming persoonsgegevens en aanverwante wetten en anderzijds ziet de IGZ erop toe dat er verantwoorde zorg wordt geleverd en dat de beveiliging van medische dossiers op orde is. Het toezicht op de informatiebeveiliging is momenteel voldoende belegd bij de IGZ en het CBP en de huidige wettelijke bepalingen en bestaande veldnormen bieden voldoende aanknopingspunten voor toezicht op de beveiliging van medische dossiers.” Een aanvullend antwoord was nog niet ontvangen op 31 juli 2013.
7
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening vanuit de overheid
Informatie vanuit de regelgeving / overheid Veel vermeldingen/ verwijzingen in de wet naar NEN 7510, dit was gemakkelijk te vinden, weinig tot geen regeldruk ondervonden. Echter het is niet duidelijk of elke doelgroep aan alle eisen die genoemd worden in de norm moet voldoen. Ook wordt niet duidelijk wat toepassing in de praktijk nu vraagt. Via overheidswebsites is hier weinig (Inspectie Zorg) tot geen (overheid.nl, Rijksoverheid.nl) informatie over te vinden. 2.
Onduidelijkheid ten aanzien ‘pas toe of leg uit’ principe
De norm beschrijft veel maatregelen/ eisen waaraan een zorginstelling moet voldoen. Echter geldt hier het “pas toe of leg uit” principe. Dit is bedacht omdat elke zorginstelling anders is en de norm gemaakt is voor zowel een groot academisch ziekenhuis als de homeopathische praktijk van Lisanne. Niet duidelijk is hoe dit principe dient te worden toegepast. Waaraan moet Lisanne wel voldoen en waaraan niet zolang ze maar een plausibele uitleg heeft? En wat wordt verstaan onder een plausibele uitleg? En waar kun je terecht om antwoorden te krijgen? Uit ons onderzoek blijkt dat het antwoord op de laatste vraag is, eigenlijk nergens… 3.
Kans op overcompliance (onnodige nalevingskosten)
De omvang van NEN 7510 kan overweldigend overkomen. De kern is echter dat vanuit de context gezocht wordt naar risico's en passende maatregelen. Soms betekent dat dat er veel maatregelen nodig zijn, soms ook niet. Dit 'open' karakter maakt NEN 7510 gevoelig voor misbruik door deskundigen die doen overkomen dat er een minimumset met maatregelen bij de klant geïmplementeerd moet worden. Het zwaartepunt van de administratieve lasten en nalevingskosten ligt bij het: kennisnemen van de norm (complex en omvangrijk), het aanschaffen en kennisnemen van verschillende andere normen (verwijzingen vanuit NEN 7510) het ontbreken per doelgroep van duidelijke richtlijnen en maatregelen die getroffen moeten worden om te voldoen aan de eisen. hoe kan het “pas toe en leg uit” principe toegepast worden voor de homeopathische praktijk van Lisanne? De vereiste kennis en ervaring zoals beschreven in de norm leidt er toe dat kleine zorgaanbieders terug moeten vallen op dure externe ondersteuning, waar dat – kijkend naar de benodigde maatregelen – misschien helemaal niet nodig is. En ze met de juiste guidance zelf maatregelen had kunnen vaststellen en nemen. Waar voor huisartsen een specifiek praktijkboek beschikbaar is, geldt dat niet voor alle zorgaanbieders. Als het praktijkhandboek van het NEN begrijpelijk zou zijn, dan is dat geen probleem, maar wij achten de kans groot dat 'Lisanne' niet uit de voeten kan met het (voor ziekenhuizen bedoelde) materiaal. Dit betekent dan bijvoorbeeld onnodige aanschaf van documenten én alsnog inhuur van een adviseur als gevolg.
8
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Omvang doelgroep Het toepassingsgebied van NEN 7510 betreft een grote groep ondernemers. Voor deze casus richten we ons op kleine zorgaanbieders, in de statistieken van CBS aangeduid met zorgpraktijken (huisartsen, tandartesen, fysdiotherapeuten etc.). In 2010 waren er naar schatting 27780 zorgpraktijken (bron CBS). Waarvan 7990 huisartsen. Schatting onnodige kosten Informatieverplichtingen / nalevingskosten (100% naleving) Het is lastig te voorspellen hoeveel onnodige kosten gemaakt worden rondom NEN 7510. Gegeven is dat het praktijkhandboek voor huisartsen goedkoper is dan NEN 7510 en het bijbehorende praktijkhandboek. Het verschil zou aangeduid kunnen worden als onnodige kennisnamekosten. In dit geval betreft dat dan ongeveer 135 euro per praktijk. Het gaat dan om 2,6 mln euro voor bijna 20.000 praktijken. Daar komt bij dat aannemelijk is dat de NEN-normen tijdrovend en lastig zijn toe te passen, wat een verlies van enkele uren (4 uur) zal opleveren en mogelijk zal nopen tot inhuur van een expert (minimale inschatting: 4 euro a 100 euro). De indicatie van de totale onnodige lasten zouden dan komen op: (135,- + 4*30,- + 4*100)*20.000=13 mln euro. NB Dit is een rekenvoorbeeld. Daadwerkelijke inschatting vraagt om een breder onderzoek in de praktijk.
9
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk
Betere toegang tot NEN 7510. Het moeten betalen voor NEN 7510 zorgt voor een extra drempen bij het verbeteren van naleving door zorgaanbieders.
Makkelijker kunnen identificeren van relevante aspecten uit de norm voor de verschillende doelgroepen (checklist met basale vragen en illustraties maatregelen)
Wellicht verschillende normen opstellen voor de verschillende doelgroepen. Nu is er 1 norm voor zowel een academisch ziekenhuis als een kleine zelfstandige ondernemer zoals Lisanne.
Duidelijke richtlijnen opstellen waar de verschillende doelgroepen (met name kleine ondernemingen) precies aan moeten voldoen om de norm na te leven. Een soort van vinklijst/ checklist. Zo kan Lisanne het “pas toe of leg uit” principe goed toepassen, zodat ze weet waaraan ze wel en niet moet voldoen.
Toepasbaarheid roept vragen op: wettelijk gezien is de vraag wat NEN 7510 toevoegt aan de WBP. De praktische bruikbaarheid voor kleine organisaties staat ons inziens ter discussie. Voor betere bruikbaarheid zijn in de praktijk al alternatieve instrumenten ontwikkeld. Advies is om onderzoek te doen naar de proportionaliteit en regeldruk van dwingende opname van NEN 7510 in de wet en mogelijke alternatieven.
10
Casus
Onderhoud van liften
Bijlage 5 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; LUCAS… ........................................................................................... 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN LUCAS… .......................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 6 CONCLUSIE............................................................................................................................... 6
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 8
4.
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ..................... 9
2
1. Beschrijving casus; Lucas… Lucas bezit verschillende kantoorpanden met daarin diverse liften. Hij weet niet precies aan wat voor eisen m.b.t. onderhoud van zijn liften hij moet voldoen. Hij heeft gekeken in Warenwetbesluit liften en richtlijn liften, helaas kan hij hierin niet vinden waaraan het onderhoud van zijn liften precies moet voldoen. Er worden ruime kaders aangegeven. In NEN normen staat waaraan het onderhoud moet voldoen. NEN 13015 beschrijft onderhoudsinstructies, deze zijn vooral bedoeld voor de firma die het onderhoud pleegt. Lucas vraagt zich af wat hij tussendoor voor controles zelf moet uitvoeren aangezien de firma maar 2x per jaar een controle uitvoert. Hij wil natuurlijk niet dat er ongelukken met de liften gebeuren. Verder vraagt hij zich ook af wat het verschil in onderhoud en controle is tussen nieuwe en oudere liften? Waar kan Lucas terecht met zijn vragen? Wie of wat kan hem hierbij helpen? Kernprobleem: Onderhoudsvoorschriften worden door de fabrikant van de lift opgesteld. Hoe de voorschriften er precies uit moeten zien staat niet in het Warenwetbesluit Liften en ook niet in de Richtlijn Liften. Hoe weet de eigenaar van de lift nu waaraan het onderhoud wettelijk precies moet voldoen? Hij gaat nu uit van de fabrikant/onderhoudsorganisatie.
3
2. Antwoord op de vragen van Lucas… 2.1.
Regelgeving en relevante artikelen
Warenwetbesluit liften (1996) Artikel 17 1. Liften worden ten hoogste twaalf maanden na de eerste ingebruikneming en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste achttien maanden door een aangewezen instelling gekeurd. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat een aangewezen instelling kan verlangen dat een lift, in geval van door haar geconstateerde ernstige gebreken, na een kortere termijn dan de termijnen, genoemd in de eerste volzin, wordt onderzocht op de staat van veiligheid. 2. Liften als bedoeld in het eerste lid, die zullen worden gebruikt tijdens de bouwfase van het gebouw of bouwwerk worden vóór de eerste ingebruikneming en vervolgens telkens na verloop van ten hoogste drie maanden door een aangewezen instelling gekeurd. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing. 3. Liften worden vóór de ingebruikneming na elke herstelling of wijziging door een aangewezen instelling gekeurd. 4. Bij de keuring vóór de eerste ingebruikneming, bedoeld in het tweede lid, wordt gecontroleerd of de documenten van de voorgeschreven procedures, bedoeld in artikel 8, aanwezig zijn en juist zijn. Bij de keuring voor de ingebruikneming na herstelling of wijziging, bedoeld in het derde lid, wordt getoetst of ten minste is voldaan aan de voor het desbetreffende hefwerktuig geldende vervaardigingsvoorschriften, bedoeld in artikel 5. 5. Bij de vervolgkeuringen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt getoetst of nog ten minste is voldaan aan de voor het desbetreffende hefwerktuig geldende vervaardigingsvoorschriften van artikel 5 en, voor wat betreft liften als bedoeld in het eerste lid, aan artikel 7.21, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit. 6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde en vijfde lid. 7. Als blijk van goedkeuring brengt de instelling, bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, op een duidelijk zichtbare plaats in de kooi of op het hefwerktuig een kenmerk aan, waarop tevens de herkeuringstermijn, genoemd in het eerste en tweede lid, wordt aangegeven. 8. De certificaathouder verstrekt Onze Minister of, indien Onze Minister een aangewezen instelling heeft aangewezen, deze instelling, desgevraagd kosteloos alle informatie die nodig is voor de uitvoering van het bepaalde bij of krachtens dit artikel. Artikel 18 1. Een lift gaat vergezeld van een instructieboek en een liftboek als bedoeld in punt 6.2 van bijlage I van de richtlijn. Deze zijn gesteld in de Nederlandse taal. 2. Een veiligheidscomponent gaat vergezeld van een instructieboek als bedoeld in punt 6.1 van bijlage I van de richtlijn. 3. Het certificaat van goedkeuring, bedoeld in artikel 17a, eerste lid, en het liftboek, bedoeld in het eerste lid, of een afschrift daarvan worden desgevraagd getoond aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 25 van de wet
4
Artikel 19 1. Degene die een lift voorhanden heeft, die in gebruik of voor gebruik gereed is, of die een lift aflevert of tentoonstelt, zorgt ervoor dat die lift en de daarop aangebrachte veiligheidscomponenten in goede staat van onderhoud verkeren. 2. Degene die een lift voorhanden heeft of gebruikt zorgt ervoor dat die lift en de daarop aangebrachte veiligheidscomponenten overeenkomstig hun bestemming worden gebruikt. 3.Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing voor zover de lift hetzij is afgekeurd hetzij is onklaar gemaakt hetzij anderszins kennelijk niet meer voor gebruik is bestemd Warenwetregeling Liften Deze regeling geeft in bijlage 2 het Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de instellingen ten behoeve van keuringen van Liften in de gebruiksfase. Om het maatschappelijke belang – veiligheid en gezondheid van personen – te waarborgen, is nationaal gekozen voor een wettelijk verplichte inspectiecertificatieregeling van liftinstallaties. Een oordeel wordt onder deze regeling geveld door een aangewezen instelling in de gebruiksfase. Om een oordeel te mogen vellen, dient een instelling voor de gebruiksfase te worden aangewezen door de minister van SZW. Dit gebeurt door de organisatie en de activiteiten van de instelling te toetsen aan de criteria van dit Werkveldspecifiek Document voor Aanwijzing en Toezicht (WDA&T). In dit document wordt aangegeven, aan welke regels en procedures de betreffende instellingen zich voor de betreffende werkvelden dienen te houden. zoals uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. SBCL is een zogenaamde “beheersstichting”. Op basis van een met het Ministerie van SZW gesloten Convenant, beheert SBCL de keuringsschema’s voor liften1. SBCL zorgt er voor dat de wettelijke verplichte keuringen aansluiten bij wet- en regelgeving en daarnaast aansluiten op de praktijk van alledag. Arbeidsomstandighedenbesluit Artikel 7.4a. 4. Een arbeidsmiddel als bedoeld in het derde lid wordt voorts gekeurd, waarbij het zo nodig wordt beproefd, telkens wanneer zich uitzonderlijke gebeurtenissen hebben voorgedaan die schadelijke gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid van het arbeidsmiddel . Als uitzonderlijke gebeurtenissen worden in ieder geval aangemerkt: natuurverschijnselen, veranderingen aan het arbeidsmiddel , ongevallen met het arbeidsmiddel en langdurige buitengebruikstelling van het arbeidsmiddel. 5. Keuringen worden uitgevoerd door een deskundige natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling. 6. Schriftelijke bewijsstukken van de uitgevoerde keuring en zijn op de arbeidsplaats aanwezig en worden desgevraagd getoond aan de toezichthouder Memorie van toelichting Veiligheid omtrent het gebruik van liften is van belang binnen elk (MKB)bedrijf. Van belang is dat hieraan aandacht wordt besteed. Onlangs, april 2013, zijn de regels omtrent certificerings- en keuringsinstanties aangescherpt. Een cruciale rol bij de nieuwe certificatieprocedure spelen: 1
http://www.sbcl.nl/images/documenten/WSCS%20liften%20Gebruiksfase%201okt2012.pdf
5
1. de schema’s voor aanwijzing en toezicht, die maatgevend zijn voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) bij de aanwijzing van en het toezicht op certificerende en keuringsinstanties (hierna cki’s), die belast zijn met verstrekken van certificaten c.q. het verrichten van (her)keuringen; 2. de certificatieschema’s, die maatgevend zijn voor de cki’s bij het verrichten van hun uitvoerende werkzaamheden en het toezicht op de certificaathouders.
2.2.
Betrokken NEN-normen
Geen expliciete verwijzingen naar NEN-norm Hoewel in sommige documenten en websites een link wordt gelegd tussen NEN 13015 en de Warenwetbesluit liften en Richtlijn Liften 95/16/ EG wordt er in regelgeving niet dwingend verwezen naar NEN 13015. In de instructie van de inspectie: “de periodieke keuring van liften van inspectie SZW” wordt NEN 13015 niet genoemd. Er worden ook geen elementen uit deze norm besproken. Er wordt wel gesproken over de wettelijk verplichte keuringen zoals die beschreven staan in Warenwetbesluit liften. In Bijlage 3 behorend bij artikel 5 Warenwetregeling Liften is een marginale verwijzing opgenomen naar NEN 13015, voor de situatie dat bij wijziging van de lift andere componenten worden gebruikt dan oorspronkelijk door de fabrikant bedoeld. In dat geval moet niet alleen het liftboek worden bijgewerkt, maar bij liften gebouwd onder de Richtlijn liften 95/16/EG dienen de wijzigingen ook doorgevoerd te worden in de gebruikershandleiding en onderhoudsinstructies (NEN-EN 13015:2001). De verwijzing in het certificatieschema liften naar de NEN 13015 is bedoeld als bronvermelding. De Stichting Beheer Certificatie Liften (SBCL) heeft medegedeeld dat deze verwijzing bij de eerst volgende herziening van het certificatieschema zal zijn verwijderd. NEN 13015 De norm is een (Europese) norm voor de onderhoudsinstructies die de liftfabrikant op moet stellen. In de norm is een groot aantal zaken opgenomen waarvan de fabrikant de eigenaar/gebruiker op de hoogte moet stellen. Dat "op de hoogte stellen" gebeurt over het algemeen met een bijlage in het Technisch Constructiedossier die met de lift wordt meegeleverd. De norm beschrijft dat de eigenaar er op moet toezien dat er onderhoud wordt gepleegd aan de liftinstallatie; ten laatste wanneer de lift in gebruik wordt gesteld of, in geval de installatie voor langere tijd ongebruikt blijft, wanneer deze voor de eerste keer in gebruik word genomen. In de norm staat ook beschreven wanneer de eigenaar de onderhoudsorganisatie moet informeren. Hier is sprake van in de volgende gevallen: Onmiddellijk over elk geconstateerd abnormaal gedrag van de installatie of abnormale verandering in de directe omgeving; Onmiddellijk nadat de installatie buiten bedrijf is gesteld in geval van een gevaarlijke situatie; Na elke reddingsoperatie uitgevoerd door geïnstrueerde personen die door hem geautoriseerd zijn; Vóór elke modificatie die betrekking heeft op de installatie en/of de omgeving of het gebruik;
2.3.
Conclusie
Arboregels eisen dat de werkgever de arbeidsmiddelen die hij beschikbaar stelt, onderhoudt.
Hoe die middelen moeten worden onderhouden is beschreven in de gebruiksaanwijzing die de fabrikant bij het arbeidsmiddel levert, in dit geval de lift(installatie). In de gebruiksaanwijzing is ook aangegeven of een daartoe gekwalificeerd persoon of bedrijf het onderhoud dient te verrichten.
6
Indien de gebruiker vragen heeft ten aanzien van het onderhoud van zijn arbeidsmiddel (of lift) kan hij zich wenden tot bijvoorbeeld de fabrikant of een onderhoudsbedrijf.
7
3. Regeldruk In het onderzoek zijn geen duidelijke aanwijzingen gevonden dat er sprake is van onnodige regeldruk is rondom eisen in relatie tot onderhoud van liften en NEN-normen. Organisaties die willen weten wat de minimumvereisten zijn voor onderhoud moeten steunen op de informatie van de fabrikant. NEN 13015 beschrijft normen voor onderhoud, maar is geen wettelijke verplichting. NEN 13015 wordt door aanbieders van onderhoudsdiensten vaak aangehaald, maar in de meeste gevallen niet – zoals bij sommige andere NEN-normen het geval is - in relatie gebracht met wettelijke verplichtingen.
8
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk Informatievoorziening naar eigenaren van liften over hun verantwoordelijkheden kan nog worden verbeterd. Rondom het onderhoud en keuren van liften is via overheidssites (afgezien van wetten.overheid.nl) niet snel informatie te vinden. Via zoekmachines wordt relatief makkelijk de volgende publicatie van Inspectie SZW gevonden: http://www.inspectieszw.nl/Images/factsheet%20Liften_tcm335-334498.pdf Hierin beschrijft Inspectie SZW de resultaten van een onderzoek naar de keuringen van liften. Naar aanleiding daarvan wordt geconstateerd dat lifteigenaren zich nog onvoldoende bewust zijn van de wettelijke (minimum)vereisten. Naar aanleiding daarvan is voorgenomen de informatievoorziening te verbeteren en hierbij cki’s die de periodieke keuringen uitvoeren, de fabrikanten en de installateurs van liften hierbij zo veel mogelijk te betrekken. Deze verbeterde informatievoorziening is in dit onderzoek niet gevonden. Samenloop van onderhoud en keuringsactiviteiten kan leiden tot onnodige kosten (onnodige reparaties, of schade als gevolg van slechte keuring en niet functionerende liften). Gezien de berichtgeving rondom keuringen en onderhoud 2 van liften bestaat dit risico . In het kader van dit onderzoek is geen nader onderzoek gedaan. Beter vindbare informatie rondom onderhoud en keuringen van liften kan eigenaren helpen een afgewogen keuze te maken voor keuringsinstantie en onderhoudsbedrijf.
2
http://www.nrc.nl/nieuws/2011/08/29/veiligheid-liften-in-gevaar-omdat-keuringen-niet-onafhankelijk-zijn/ http://europa.eu/rapid/press-release_IP-07-209_nl.htm
9
Casus
Zonnepanelen
Bijlage 6 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; HERMAN ......................................................................................... 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN HERMAN… ...................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 6 3.1. 3.2. 3.3.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 4 CONCLUSIE............................................................................................................................... 5
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 6 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ............................. 7 TOELICHTING ERVAREN REGELDRUK; DE ZOEKTOCHT VAN HERMAN… ................................................... 8
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ................... 10
2
1. Beschrijving casus; Herman Herman woont in een rijtjeshuis in Oud-Beijerland. Hij is milieubewust en op de centen en wil om deze reden zonnepanelen gaan installeren op zijn dak. Zonnepanelen zijn echter niet alleen een energie opwekker, maar ook een bouwelement. Het zonnestroomsysteem moet dus voldoen aan de normen voor veiligheid, duurzaamheid en waterdichtheid. Herman wil zich aan de regels houden en een zonnepaneel-installatie die veilig en gezond is. Daarnaast moet het wel renderen, dus wil Herman de kosten zo laag mogelijk houden en een betrouwbaar zonnepaneel aanschaffen dat op de lange termijn ook daadwerkelijk bijdraagt aan het milieu. Dit leidt tot drie kernvragen die hij graag wil beantwoorden: Hoe weet hij nu dat het paneel goed is geïnstalleerd zodanig dat het veilig is? Hoe komt hij in aanmerking voor subsidie? Hoe weet hij nu dat zijn paneel écht goed is voor het milieu?
3
2. Antwoord op de vragen van Herman… 2.1.
Regelgeving en relevante artikelen
Het installeren van zonnepanelen is onder bepaalde omstandigheden vergunningvrij (geen omgevingsvergunning 1 nodig). Het plaatsen is echter niet regelvrij: . Regelgeving t.a.v. positionering Ten aanzien van de positionering van panelen zijn regels geformuleerd in het Besluit Omgevingsrecht Bijlage II Behorende bij de artikelen 2.3, 2.5a en 2.7 Artikel 2.6: 6.
een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking op een dak, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. indien op een schuin dak: 1°. binnen het dakvlak, 2°. in of direct op het dakvlak, en 3°. hellingshoek gelijk aan hellingshoek dakvlak, b. indien op een plat dak: afstand tot de zijkanten van het dak ten minste gelijk aan hoogte collector of paneel, en c. indien de collector of het paneel niet één geheel vormt met de installatie voor het opslaan van het water of het omzetten van de opgewekte elektriciteit: die installatie aan de binnenzijde van een bouwwerk is geplaatst;
Regelgeving t.a.v. veiligheid Regelgeving die van toepassing is, is het Bouwbesluit 2012, artikel 6.8. (Voorzieningen voor elektriciteit) lid 1a, welke stelt dat dat een zonnestroomsysteem voldoet aan de norm NEN 1010 (Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties), behoudens de uitzonderingen zoals opgesomd in Regeling Bouwbesluit 2012, artikel 5.1 lid 1a (zonnepanelen worden daarin niet uitgesloten). In de memorie van toelichting is in afdeling 6.2 (artikel 6.8) Bouwbesluit 2012 bepaald dat indien een bouwwerk een elektrische voorziening heeft, die voorziening veilig of gezond moet zijn. Regelgeving t.a.v. verkrijgen subsidie Om in aanmerking te komen voor subsidies moet worden voldaan aan de regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 19 juni 2012, nr. WJZ/12071913, tot wijziging van de Subsidieregeling energie en innovatie en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 (subsidie voor zonnepanelen). De subsidieregeling voor zonnepanelen geeft de volgende toelichting: Deze regeling heeft als doel om de aanschaf van zonnepanelen te stimuleren. De regeling komt voort uit het lente-akkoord over de rijksbegroting voor 2013 (Kamerstukken II 2011/12, 33 280, nr. 1). De regeling is in het akkoord opgenomen om een impuls te geven aan schone energie en om het belang van opwekking van duurzame energie dicht bij de mensen te benadrukken.
2.2.
Betrokken NEN-normen
In de wet- en regelgeving wordt dwingend verwezen naar één NEN-norm, te weten NEN 1010. NEN 1010 NEN 1010:2007+C1:2008 – 617 pagina's – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties (€ 395,-) 1
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/brochures/2010/07/20/zonnecollectoren-en-zonnepanelen.html
4
NEN 1010 bevat veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties. De norm is van toepassing op elektrische installaties van onder andere: woningen en kantoren; gebouwen en terreinen bedoeld voor openbare en industriële doeleinden; ruimten en terreinen bestemd voor landbouw, veeteelt of tuinbouw, geprefabriceerde gebouwen; caravans, logiesverblijven en daarvoor bestemde terreinen; bouwterreinen, tentoonstellings- en kermis- en andere tijdelijke installaties; jachthavens; buitenverlichting.
2.3.
Conclusie
Samenvattend kunnen de volgende antwoorden worden gegeven in reactie op de vragen van Herman: Herman moet er voor zorgen dat de omvormer past bij het zonnepaneel, dat de kabels goed moeten zijn aangesloten (goed geïsoleerd en juist verbonden) én dat de installatie goed geaard moet zijn. Om in aanmerking te komen voor subsidies moet worden voldaan aan de regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 19 juni 2012, nr. WJZ/12071913, tot wijziging van de Subsidieregeling energie en innovatie en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 (subsidie voor zonnepanelen).
5
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening door de overheid (toelichting zie illustratie ‘de zoektocht van Herman’)
Herman voelt zich van het kastje naar de muur gestuurd door de informatie die de overheid verschaft. Het is hem feitelijk niet gelukt informatie te vinden via de overheid zelf. Voor het vinden van informatie is Herman overgeleverd aan installateurs, google en gezond verstand. De casus van Herman maakt duidelijk dat regelgeving rondom het installeren van zonnepanelen lastig te vinden is. Herman kan natuurlijk pech hebben met zijn zoekwoorden, maar www.mijnoverheid.nl laat heel andere zoekresultaten zien dan www.rijksoverheid.nl. Ook de vindbaarheid op gemeentelijke websites is niet consistent. Je moet geluk hebben. In het onderzoek is vastgesteld dat veel gemeenten verwijzen naar de omgevingsvergunning. Eén gemeente werd gevonden die ook daadwerkelijk ingaat op de eisen aan de installatie zelf. Dit betrof gemeente Amsterdam: “Welke NEN regels moeten allemaal worden nageleefd voor PV? •
NEN 1010 en onderdeel 7-712 voor wat betreft de elektrotechnische aansluiting
•
NTA 8013:2003 als aanvulling op NEN 1010
•
NEN 6702 en NVN 7250 voor de bevestigingstechniek”
Helaas moeten we constateren dat deze informatie misleidend is, aangezien NEN 6702 een ingetrokken norm betreft sinds 06-04-2010. Via google zijn tot slot in dit onderzoek twee overheidsdocumenten uit 2010 gevonden die wél uitgebreidere informa2 tie geven over het installeren van zonnepanelen en de van toepassing zijnde normen . Deze zijn echter niet via www.mijnoverheid.nl of www.rijksoverheid.nl meer te vinden. 2.
Informatie is niet begrijpelijk
De kans dat Herman zich onbedoeld niet aan de regels houdt is groot. De brochure van BZK biedt de lezer wél de notie dat er regels zijn (zelfs als er geen vergunning nodig is), maar welke dat dan zijn op grond van het bouwbesluit wordt niet – zelfs niet kort – toegelicht. Juridische kennis is nodig om de link naar NEN 1010 te achterhalen. Regelingen die een behoorlijke directe relevantie hebben voor het thema zonneenergie (subsidieregeling bij Agentschap NL) geven alleen duidelijkheid voor de eisen om in aanmerking te komen voor subsidie. Daar is Herman niet naar opzoek. Vreemd is dat niet eens is gedefinieerd wat een PV-installatie is. In Duitsland is voor burgers een lijst met geldige PV-installaties beschikbaar. Daar moet de installateur ook mee ondertekenen voor de kwaliteit van de installatie (zelfbouw is daarmee niet mogelijk)3.
2
http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/Leidraad%20Zonnestroomprojecten.pdf en http://www.agentschapnl.nl/sites/default/files/bijlagen/Zonnestroom%20-%20Wet-%20en%20regelgeving.pdf 3 http://www.bafa.de/bafa/de/energie/erneuerbare_energien/solarthermie/
6
3.
Gebrekkige informatievoorziening vanuit het NEN
De casus van Herman maakt duidelijk dat ook inzicht krijgen in de relevante NEN-normen hoge regeldruk met zich meebrengt als gevolg van gebrekkige vindbaarheid van relevante informatie, hoge kosten om toegang te krijgen tot relevante informatie én slechte duiding van de informatie voor leken. Vinden van relevante NEN-normen via zoeken op www.nen.nl is lastig en tijdrovend De website van het NEN levert zowel te weinig ('zonnepaneel') als teveel ('PV-installatie') zoekresultaten om zinvol te komen tot inzicht. Hulp door experts is vereist. Verkrijgen van inzicht in relevante NEN-normen is voor een burger heel kostbaar Eenmaal gevonden, brengt het aanschaffen van met name NEN 1010 hoge kosten met zich mee. Als Herman zich beperkt tot de wettelijke eis, dan is hij 395 euro kwijt. Wil hij écht weten hoe het zit, dan mt daar zeker nog zoń 350 euro bij. Vinden van duiding over eisen voor PV-installaties is voorbehouden aan experts De NEN normen rondom PV-installaties zijn geschreven voor installateurs. Voor 'gewone' burgers is deze zonder achtergrond in de elektrotechniek niet te begrijpen. De normen geven daarbij geen handvat voor Herman om eventueel de installateur die hij in de hand neemt zelf te kunnen controleren.
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Omvang doelgroep / frequentie In geval van de regeling subsidie zonnepanelen bij AgentschapNL zijn tussen 2 juli 2012 tot en met 13 mei 2013 in totaal 63.242 aanvragen binnengekomen. Er is subsidie voor ongeveer 90000 aanvragen. Ook gemeenten stellen soms subsidie beschikbaar, deze vallen buiten deze aantallen. Inschatting die hier wordt gemaakt is: 50.000 Omvang administratieve lasten (tijd en OOP-kosten) Kennisname van de norm op grond van door de overheid verstrekte informatie kost de burger veel, zo mogelijk oneindig veel tijd. De meest efficiënte informatie voor burgers is om zich te laten adviseren door experts én door zelf op internet de nodige documenten en filmpjes te bekijken. Ingeschat wordt dat een burger hiervoor minimaal 4 uur nodig heeft. De out-of-pocket kosten voor NEN 1010 en de bijhorende toelichting lopen op tot ongeveer 600 euro. De praktijk is overigens dat NEN 1010 bij het NEN, jaarlijks gemiddeld 4389 keer wordt afgenomen. Omvang overige nalevingskosten De mate waarin wettelijke eisen en NEN 1010 doorwerken in de kosten van de installatie zelf zijn niet onderzocht. De totale lasten komen dan op: (bij 100% naleving) Kosten:
30.000.000,- euro (50.000 x 600,-)
Tijd:
200.000 uur (50.000 x 4 uur)
Naar onze mening zal de praktijk zijn dat met name de – onnodige - tijd die burgers (moeten) investeren om zich goed te informeren de belangrijkste factor zijn die regeldruk veroorzaakt in deze casus.
7
3.3.
Toelichting ervaren regeldruk; de zoektocht van Herman…
Herman gaat eerst op zoek via de website van de gemeente Oud-Beijerland. Via wat omzwervingen komt hij tot de conclusie dat hij iets moet met de omgevingsvergunning. Hij komt op de site voor de omgevingsvergunning en gaat daar een proefcheck doen. Hij komt iets tegen over zonnepanelen en gaat een check doen of hij er iets mee moet en kan. Hij gaat het zonnepaneel aan de achterzijde van zijn huis op het plattedak plaatsen. Hij krijgt te lezen dat hij niet vergunningplichtig is. Hij concludeert – ten onrechte – dat er geen wettelijke eisen verbonden zijn aan het plaatsen van zijn zonnepaneel. Antwoord op zijn vragen heeft hij echter nog niet gevonden: waaraan moet het zonnepaneel voldoen? Vervolgens zoekt hij op www.overheid.nl. Na het invullen van de zoekterm 'zonnepaneel' is er één hit: “Bespaar en verdien 2.0 (Limburg) (gesloten)” over vouchers voor zonnepanelen als je in Limburg woont. En de site heet Antwoord voor bedrijven. Niet relevant dus. Dan maar kijken in de wet: http://wetten.overheid.nl/zoeken/. Zoeken op zonnepaneel resulteert in 16 regelingen, waarin de relevante tekstpassages 260 pagina's beslaan. Herman gaat er eens goed voor zitten. Herman komt twee interessante regelingen tegen welke beiden verwijzen naar AgentschapNL: www.agentschapnl.nl/sde en www.agentschapnl.nl/zonnepanelen Herman besluit hier zijn zoektocht op www.agentschapnl.nl voort te zetten. De eerste link is een dood spoor. Meteen wordt duidelijk dat het hier gaat om een subsidieregeling voor bedrijven en non-profitorganisaties: “De SDE+ stimuleert de productie van duurzame energie en richt zich op bedrijven en (non-profit) instellingen.”. De tweede link resulteert in succes. Het betreft hier de subsidieregeling voor particulieren. De Faq's bij de regeling geven inzicht aan de eisen om in aanmerking te komen voor subsidie, hierin zijn geen specifieke eisen gesteld ten aanzien van de bouw en het paneel zelf. Ook de regeling zelf geeft geen nadere duiding van eisen waaraan panelen en het installeren moeten voldoen.4 Herman besluit nu te zoeken op een zoekmachine (op DuckDuckGo – die neemt geen kenmerken van de zoeker mee zoals Google) komt wikipedia.nl als eerste boven. In de links staat een link naar een website van de Rijksoverheid: Duurzame energie in uw woning (rijksoverheid.nl). Dit levert hem een document van SenterNovem (?) uit 2010 van 16 pagina's . Herman vraagt zich af of dit nog wel actueel is, en concludeert dat www.senternovem.nl niet meer bestaat. Nu hij toch op www.rijksoverheid.nl is besluit hij daar zonnepaneel als zoekterm in te vullen. Dat levert meer informatie dan op www.overheid.nl, 39 hits. Nummer 8 betreft een brochure over zonnepanelen van BZK. Hij besluit deze te downloaden en te lezen. Op pagina 2 staat belangrijke nieuwe informatie: “Vergunningvrij, maar niet regelvrij Voldoet uw bouwplan aan de voorwaarden voor vergunningvrij bouwen, dan kunt u zonder omgevingsvergunning bouwen. De planologische regels uit bijvoorbeeld het bestemmingsplan en redelijke eisen van welstand uit de gemeentelijke welstandsnota zijn in dat geval niet van toepassing. Het Bouwbesluit (met onder meer regels voor veiligheid en gezondheid) en het burenrecht uit het Burgerlijk Wetboek gelden echter wel. Als u gaat (ver)bouwen moet u er zelf voor zorgen dat u aan deze regels voldoet.”
Zijn eerdere zoektocht in wetten.overheid.nl bracht hem niet verder. Vandaar dat hij besluit nogmaals te zoeken op zonnepanelen installeren. Dit brengt hem op de website www.zonnepanelen.net. De site komt op hem betrouwbaar over, met name vanwege de passages 'wat leveranciers niet vertellen'. Hij leest daar dat het voor de terugverdientijd aantrekkelijk is om de zonnepanelen (deels) zelf te installeren. Herman besluit op zoek te gaan naar een betrouwbare installateur voor een extra groep in de meterkast. Van de buren heeft hij al akkoord. 4
Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 19 juni 2012, nr. WJZ/12071913, tot wijziging van de Subsidieregeling energie en innovatie en de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 (subsidie voor zonnepanelen)
8
Via een installateur hoort Herman dat er toch regelgeving in het bouwbesluit staat die relevant is voor het plaatsen van zonnepanelen. Hierin staat een verwijzing naar NEN 1010 die van belang zou zijn. Herman besluit op zoek te gaan naar de eisen die deze NEN-norm dan zou stellen. Ook noemt de installateur nog de nodige andere normen, waarnaar in de wetgeving niet expliciet is verwezen:
NVN 7250:2007 nl NEN 10904-3:1994 (Foto-electrische elementen Meet principes voor aardse foto-electrische zonnecellen met gegevens over de spectrale stralingsverdeling) NEN 11194:1995 (kenmerkende eigenschappen van autonome foto-electrische systemen) NEN 11646:1997 (dunne film fotovoltaïsche moduelen voor aardse toepassingen - Ontwerp kwalificatie en typegoedkeuring) NTA 8013:2003 (Procedure voor het controleren van PV-systemen) NEN-EN 50312-2:1999 (Fotovoltaïsche systemen - zonnesystemen voor woningen, gebruikseigenschappen, beproevingseisen en procedures) → standalone PV systemen NEN-EN 50461:2007 (Zonnecellen-Technische beschrijving en productgegevens voor kristallijne silicium zonnecellen) NEN-EN-IEC 60904-1:2007 (foto electrische elementen: metingen van de foto-electrische stroomspanning eigenschappen) NEN-EN-IEC 61215: 2005 (kristallijn silicium fotovoltaïsche modules voor aardse toepassingen - ontwerpclassificatie en goedkeuring) NEN-EN-IEC 61277:1998(fotovoltaïsche (PV) systemen voor aardse toepassingen - Algemeen en leidraad) NEN-EN-IEC 61730-1 :2007 en;fr (Veiligheidskwalificatie van fotovoltaïsche (PV) modules - Deel 1 : Eisen voor constructie) NEN-EN-IEC 61730-2:2007 en;fr (Veiligheidskwalificatie van fotovoltaïsche (PV) modules - Deel2: Eisen voor beproeving) NEN-EN-IEC 61829:1998 en (Fotovoltaïsche reeks van kristalsilicium - Meting ter plaatse van I-V kenmerken) NEN-EN-IEC 62093:2005 en . .. Balance-of-system onderdelen voor fotovoltäische systemen - Ontwerpclassificatie natuurlijke omgeving) NEN-EN-IEC 62124:2005 en;fr Autonome fotovoltaische (PV) systemen _ Ontwerpverificatie (system performance verification) NEN-EN-IEC 61000-3-2 :2006 en Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) - Delen 1 tm 3 Bron: Zonne-energie, zonnepanelen plannen en zelf installeren Herman gaat zoeken op www.nen.nl om meer te achterhalen. Zoeken op zonnepaneel resulteert in twee normen en de nodige nieuwsberichten. NEN 1010 staat er niet tussen. Zoeken op PV-installaties levert daarentegen 836 hits, toespitsen op 'normen' reduceert dit aantal tot 719. Herman besluit te werken met het lijstje dat hij van zijn installateur heeft gehad. Op basis van een educated guess schat hij in dat naast NEN 1010, NVN 7250:2007 nl en NTA 8013:2003 (Procedure voor het controleren van PV-systemen) en NEN-EN-IEC 61277:1998(fotovoltaïsche (PV) systemen voor aardse toepassingen - Algemeen en leidraad) echt relevant zijn voor het installeren. Juist norm NEN 1010 is erg kostbaar, voor Herman is ook erg onzeker wat hij gaat aantreffen. Gezien de reisafstand tot het NNI in Delft (om de norm in te mogen kijken) besluit hij NEN 1010 te lenen van een bevriende installateur. In de index komt hij al gauw op de relevante passages: onderdeel 712 Fotovoltaïsche (PV) voedingssystemen wordt ingegaan op de eisen voor deze systemen. Het gaat dan met name om eisen rondom aarding en isoleren. Daarnaast staan onder ondeel 551 (Laagspanningsopwekeenheden ) nog algemene eisen waaraan PV-installaties moeten voldoen. Herman komt tot de conclusie dat de eisen erg algemeen (voor allerhande installaties) en technisch zijn. De indruk die hij krijgt is dat de bottomline is – zoals ook op www.zonnepanelen.net gesteld – dat je moet zorgen dat de omvormer past bij het zonnepaneel, dat de kabels goed moeten zijn aangesloten (goed geïsoleerd en juist verbonden) én dat de
9
installatie goed geaard moet zijn. Hij is dan ook voornemens de hele installatie bij één bedrijf af te nemen en hoopt dat er een duidelijke instructie bij zit hoe de kabels aangesloten moeten worden.
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk 1.
Meer duidelijkheid en betere vindbaarheid op websites van de overheid (mijnoverheid, rijksoverheid, agentschap nl) Advies is om de informatie op één plek te onderhouden en primair te koppelen aan de subsidieverstrekking. Zo wordt er vanuit FAQ's5 op www.rijksoverheid.nl verwezen naar de subsidieregeling op de site van Agentschap NL maar zijn deze FAQ's vanuit die site niet te vinden 6. 2. Coördinatie van informatievoorziening Op het vlak van zonnepanelen heeft Milieu Centraal recentelijk geconstateerd dat de informatievoorziening richting burgers verbetering behoeft7. Tevens is vanuit het Ministerie van Economische Zaken samen met HollandSolar afgesproken informatievoorziening vanuit aanbieders te verbeteren 8. Door de al beschikbare informatie goed te ordenen en verouderde informatie te schonen/archiveren moet het ons inziens mogelijk zijn burgers en bedrijven die willen investeren in duurzaamheid een hoop tijd (orde van grootte van uren) te besparen bij het inzichtelijk maken van wettelijke vereisten en het volgen van actuele ontwikkelingen als EUimportheffingen en BTW-afdracht over geleverde zonnestroom. 3. Register van installaties die voldoen aan de eisen van duurzaamheid en veiligheid Creëer net als in Duitsland een register met installaties die voldoen aan de eisen van duurzaamheid en veiligheid. In Nederland heeft het KIWA hierop initiatief genomen: https://www.youtube.com/watch?v=h4q3ui33anQ Wellicht is het efficiënter om informatie uit Europa (Duitsland) her te gebruiken. 4. Meer duidelijkheid en vindbaarheid op website van NEN De informatievoorziening op het NEN zou beter kunnen. Met name meer duiding van de toepasselijkheid van verschillende normen zou partijen kunnen helpen bij het selecteren van de voor zijn situatie juiste norm.
5
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energiebesparing/vraag-en-antwoord/kan-ik-subsidie-voor-zonnepanelen-en-zonneboilers-krijgen.html www.agentschapnl.nl/zonnepanelen 7 http://www.milieucentraal.nl/nieuwsbrief/professionals/april-2013/betere-informatievoorziening-zonnepanelen/ 8 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-139544.pdf 6
10
Casus
Keuring elektrische apparaten
Bijlage 7 bij rapportage Regeldruk door normen Uitgebracht aan: Actal
1
Inhoud 1.
BESCHRIJVING CASUS; SANDRA… ........................................................................................ 3
2.
ANTWOORD OP DE VRAGEN VAN SANDRA… ....................................................................... 4 2.1. 2.2. 2.3.
3.
REGELDRUK ........................................................................................................................ 6 3.1. 3.2.
4.
REGELGEVING EN RELEVANTE ARTIKELEN ........................................................................................ 4 BETROKKEN NEN-NORMEN ........................................................................................................ 4 CONCLUSIE............................................................................................................................... 5
ERVAREN REGELDRUK ................................................................................................................. 6 KWANTITATIEVE INSCHATTING VAN DE ONNODIGE REGELDRUK (BIJ 100% NALEVING) ............................. 7
MOGELIJKHEDEN VOOR HET VERMINDEREN VAN DE (ERVAREN) REGELDRUK ..................... 9
2
1. Beschrijving casus; Sandra… Sandra is een succesvol ondernemer. 10 jaar geleden is zij gestart met een kapper annex schoonheidssalon in een steegje ergens achteraf in het centrum van Delft. Inmiddels is haar onderneming uitgegroeid naar een florerend bedrijf met 4 vestigingen in de regio Haaglanden. Onlangs is er brand geweest bij een winkel bij haar in de buurt. Oorzaak was een kortsluiting. Naar aanleiding hiervan heeft Sandra gehoord dat ze verplicht zou zijn om elektrische apparaten periodiek door een expert te laten keuren, ook vanwege de veiligheid van haar medewerkers. Sandra wil graag zelf uitzoeken of dit waar is, en wat er dan bij zo'n keuring komt kijken. Dit leidt tot de volgende kernvragen die Sandra graag beantwoord wil zien:
Dient haar elektrische apparatuur door een expert periodiek gekeurd te worden?
Zo ja, met welke frequentie?
3
2. Antwoord op de vragen van Sandra… 2.1.
Regelgeving en relevante artikelen
Arbeidsomstandighedenwet (1998): Artikel 3
De werkgever zorgt voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers inzake alle met de arbeid verbonden aspecten en voert daartoe een beleid dat is gericht op zo goed mogelijke arbeidsomstandigheden, waarbij hij, gelet op de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening, het volgende in acht neemt: a. tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd organiseert de werkgever de arbeid zodanig dat daarvan geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemer;
Memorie v toelichting: best practical means Veilig omgaan met arbeidsmiddelen is van belang binnen elk (MKB)bedrijf. Van belang is dat werkgevers en werknemers hieraan aandacht geven. In de memorie van toelichting bij de arbeidsomstandigheden wet wordt nader ingegaan op hoe deze zorgplicht uitgelegd moet worden, ook in relatie tot “de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening”: “Wel dienen die maatregelen te worden getroffen die door vakdeskundigen in brede kring worden aanvaard als toepasbaar in de praktijk. Er wordt ook wel gesproken van «best practical means», hetgeen inhoudt dat ook de economische, operationele en technische aspecten meegewogen mogen worden. Een en ander onderstreept dat arbeidsomstandighedenbeleid een aspect is van de gewone bedrijfsvoering. Arbeidsomstandighedenbesluit Elektrische installaties, arbeidsomstandighedenbesluit Artikel 3.1 (definities), 3.4. (installaties) en 3.5 (gebruik) Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen, arbeidsomstandighedenbesluit Artikel 7.4 (bevestiging) Beleidsregel arbocatalogi 2010 •
Artikel 3. Getoetste arbocatalogi/buitentoepassingverklaring beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving
Aan de vermelde (doel-)voorschriften gesteld bij of krachtens de Arbeidsomstandighedenwet wordt voor de hierna genoemde branches, bedrijfssectoren of op landelijk niveau voldaan als voor de daarin vermelde risico’s op het gebied van de arbeidsomstandigheden gebruik wordt gemaakt van onderstaande arbocatalogi.
2.2.
Betrokken NEN-normen
Geen expliciete verwijzingen naar NEN-norm Hoewel in veel documenten en websites een directe link wordt gelegd tussen NEN 3140 en de Arbeidsomstandighedenwet en -regelgeving wordt er in de regelgeving alleen op specifieke onderwerpen (Asbestverwijdering) expliciet verwezen naar NEN 3140 (7.11.3. Bedrijfsinrichting en bedrijfsmiddelen, Bijlage XIIIb. behorend bij Artikel 4.27 Eisen voor afgifte van certificaten in het werkveld asbest) 1
In de basisinspectiemodule Elektrische installaties en werkzaamheden van de Arbeidsinspectie SZW wordt over de toepassing van NEN 3140 het volgende gemeld:
1
http://www.inspectieszw.nl/Images/Elektrische-installaties-en-werkzaamheden_tcm335-327578.pdf
4
“de EN 50110 en NEN 3140 en/of NEN 3840 worden beschouwd als “de stand van de wetenschap en professionele dienstverlening” en werden voorheen genoemd in de beleidsregels. De EN 50110 en NEN 3140 en/of NEN 3840 zijn normen en er mag dus vanaf worden geweken, mits een vergelijkbaar veiligheidsniveau wordt gehaald.” 2
In sommige arbocatalogi of branche RIE's wordt wél weer expliciet verwezen naar NEN 3140 (Meel , Voortgezet On3 derwijs , Kappers-RIE), waardoor ondernemers de stellige indruk kunnen krijgen dat er sprake is van een wettelijke verplichting op grond van de Beleidsregel 'arbocatalogi 2010', artikel 3. Al met al ontstaat hierdoor veel onduidelijkheid. NEN 3140 NEN 3140 bevat bepalingen voor veilige werkzaamheden, inspectie en onderhoud. Zowel bij het gebruik van elektrische installaties en elektrische arbeidsmiddelen als bij het werken aan elektrische installaties bestaat een zeker risico op gevaar veroorzaakt door een elektrische schok, vlambogen, brand, explosie, elektromagnetische krachten en onbedoeld inschakelen en uitschakelen. Het doel van NEN 3410 is om voor Nederland de algemene eisen voor de veilige bedrijfsvoering van elektrische (laagspannings)installaties en elektrische arbeidsmiddelen te geven. Op basis van de NEN-site en externe (internet)bronnen zijn de volgende kosten voor kennisname en inspectie van toepassing: NEN 3140 Norm NEN 3140:2011 nl – aantal pagina's 86 - Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Laagspanning (€ 90,-) Toelichtingen (€ 54,50 – € 62,-) Cursus 'Inspectie bestaande elektrische installaties' (€ 1365,-) e-learning voor vakbekwame en voldoende onderrichte personen (€ 200,-) Kosten van inspectie (indicatief) elektrische installatie (€ 200,- tot 200 m2) elektrische arbeidsmiddelen (€ 10,- per apparaat) voorrijkosten (€ 50,-) Deze prijzen zijn erg situatie afhankelijk. Een verzekeraar (Interpolis) geeft een prijsindicatie tussen € 2500,- en € 4 5000,- voor agrarische bedrijven .
2.3.
Conclusie
Samengevat is het antwoord op de vragen van Sandra: Organisaties zijn welk verplicht om arbeidsmiddelen te keuren, afhankelijk van de aard van de arbeidsmiddelen 5 kunnen organisaties dat zelf organiseren . In het geval van Sandra is het zeer de vraag of zij de keuring niet zelf kan doen. Er is geen dwingende wettelijke verwijzing naar NEN 3140 rondom het keuren van elektrische installaties en arbeidsmiddelen. Zoals het NEN zelf verwoord is keuring conform NEN 3140 vrijwillig.
2
http://meel.arboplaats.nl/oplossingen/machine-veiligheid http://www.arbo-vo.nl/kennisenadvies/veiligheid-en-gezondheid/machineveiligheid/verplichte-keuringen 4 https://www.interpolis.nl/zakelijk/inzicht/agro/elektra/elektrakeuring/Paginas/default.aspx 5 http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/veilig-werken/arbeidsmiddelen/keuring/keurmeester.html 3
5
3. Regeldruk 3.1. 1.
Ervaren regeldruk
Gebrekkige en kwalitatief slechte informatievoorziening
Informatie vanuit zoekmachines Vindbaarheid van gezaghebbende informatie is beperkt. Veel organisaties bieden diensten aan op het vlak van keurin6 gen van NEN 3140 . Op deze websites wordt bijna altijd de link gelegd tussen NEN 3140 en de keuring van arbeids7 middelen volgens de Arboregelgeving. Veel websites suggereren of refereren aan een wettelijke verplichting . Over de frequentie is weinig informatie te vinden, aanbieders geven vaak aan dat deze 'regelmatig' moet plaatsvinden volgens NEN 3140, waarbij de bepaling beschreven staat in deze norm. Informatie vanuit de overheid Via www.overheid.nl levert alleen zoeken op 'arbeidsmiddelen' of 'keuren arbeidsmiddelen' een link op ('elektrische 8 arbeidsmiddelen' of 'elektische installaties' of 'arbeidsmiddel' niets). Deze link leidt naar Antwoord voor Bedrijven waarop via links informatie is te vinden over: Keuring arbeidsmiddelen (Arboportaal) Keurmeester: Wie keurt de arbeidsmiddelen? (Arboportaal) Welke arbeidsmiddelen moet ik (laten) keuren? (Glas Branche Organisatie) Handboek Arbeidsmiddelen (Stichting Arbouw) Met name de derde link geeft een overzicht met enkele voorbeelden van wie welke apparaten mag keuren en hoe 9 vaak . De gezaghebbendheid en toepasbaarheid (Glas Branche Organisatie) is onduidelijk. Verwezen wordt naar een Nota ‘Goed keuren?’, ontwikkeld door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze nota werd door onderzoekers op www.rijksoverheid.nl niet gevonden. Zoeken op NEN 3140 resulteert bij www.rijksoverheid.nl niet in relevante resultaten. Op www.arboportaal.nl is er één link naar een pagina welke de indruk wekt dat voor het werken 10 aan elektrische installaties NEN 3140 verplicht is . Informatie vanuit NEN Het thema elektrotechniek is één van de thema's op de NEN-site. Deze brengt je gauw naar NEN 3140 (Bedrijfsvoering laagspanningsinstallaties). Daar wordt het lastiger. Via nieuws is een pagina te vinden over de nieuwe versie van NEN 3140 en waarvoor die bedoeld is. Hierin wordt ook antwoord gegeven op de vraag of NEN 3140 verplicht is: “Verplicht? Maar is de ondernemer in de machinebouw verplicht zijn machines en installaties periodiek te laten inspecteren volgens deze norm? Strikt genomen niet direct. Maar de Nederlandse Arbowetgeving verplicht werkgevers te zorgen
6
https://duckduckgo.com/?q=keuring+elektrische+installaties http://www.klictet-gebouwbeheer.nl/wet-en-regelgeving/keuring-elektrische-installaties http://www.toolcare.nl/nen-3140-normering http://www.elektrokeur.nl/ http://nl.wikipedia.org/wiki/NEN_3140 http://www.nen3140keuring.nl/gereedschap/wet.htm http://www.hoogewerf.info/beverwijk/diensten/keuring-inspectie.html http://www.julesgoossens.nl/img/inspectie-NEN3140-elekt.pdf http://www.e-inspectie.nl/arbeidsmiddelen/ http://www.dalmvv.nl/start.htm 8 http://www.antwoordvoorbedrijven.nl/regel/arbeidsmiddelen-keuren 9 http://www.glasbrancheorganisatie.nl/sociale-zaken/arbo/?page=arbovraag_van_de_week 10 http://www.arboportaal.nl/onderwerpen/veilig-werken/inrichting-werkvloer/elektriciteit.html 7
6
voor een veilige werkplek voor hun werknemers. Als het gaat om de elektrotechnische veiligheid wordt hierbij o.a. 11 verwezen naar de NEN 3140. Deze norm is dus een goed middel om als werkgever aan de wet te voldoen.” Deze informatie geeft echter geen duidelijkheid over het bereik van de norm (het gaat hier meer om machines) en de frequentie en aard van de keuringen. via de zoekfunctie van het NEN is het eenvoudig om de meest recente en van toepassing zijnde norm te vinden, (die staat bovenaan). Het overzicht van zoekresultaten bevat echter een structuur en aantal, dat verwarring kan brengen. Ook bij de trainingen voor bedrijven is niet duidelijk wat de relevantie van de norm is voor hen, er vindt weinig guidance plaats om te voorkomen dat iemand per abuis een verkeerde norm aanschaft. De site is duidelijk gericht op het promoten van verschillende producten (toelichtingen, trainingen) en het benadrukken van het belang van de norm in het kader van de arbeidsomstandigheden(wet). Overall beeld is dat de informatie over NEN 3140 vooral voorbehouden is aan installateurs, niet aan gewone ondernemers. 2.
Onduidelijkheid ten aanzien van gelijkwaardige alternatieven
Omdat onduidelijk is hoe keuring van arbeidsmiddelen plaats moet vinden en NEN 3140 de enige bekende norm is die hierop betrekking heeft is ook niet duidelijk of er gelijkwaardige alternatieven zijn voor de wet. Het www.arboportaal.nl geeft beperkt houvast voor het zelf anders dan NEN 3140 organiseren van keuringen van elektrische arbeidsmiddelen. 3.
Kans op overcompliance (onnodige nalevingskosten) en onnodige administratieve lasten
Doordat het lastig is om inzicht te krijgen in de precieze eisen en zeker als bedrijven voor verduidelijking NEN-normen gaan aanschaffen of inkijken, dan leidt dat tot hoge administratieve lasten: kennisnemen van de wettelijke eisen en de norm (zeer complex en omvangrijk, dure trainingen). Het antwoord op de vraag of NEN 3140 verplicht is is lastig te vinden, mede door het grote aantal aanbieders van diensten die de lezer op een wettelijke verplichting wijzen. De kans is daarom groot dat (kleine)ondernemers die hun best doen om regelgeving na te leven ten onrechte arbeidsmiddelen conform NEN 3140 laten keuren. In dat geval kan er sprake zijn van over-compliance, als zij een keuring ook zelf hadden kunnen uitvoeren.
3.2.
Kwantitatieve inschatting van de onnodige regeldruk (bij 100% naleving)
Omvang doelgroep Het toepassingsgebied van het keuren van arbeidsmiddelen betreft alle bedrijven met werknemers of ingehuurd personeel. ZZP-ers, zelfstandigen zonder personeel vallen niet onder de Arbo-regelgeving en vallen daarmee buiten het bereik, mits de arbeidsmiddelen niet door anderen wordt gebruikt. Volgens het CBS waren er in 2012 319925 vestigingen.
11
http://www.nen.nl/NEN-Shop/Vakgebieden/Elektrotechniek/Overzicht/Elektrotechniek-Nieuwsoverzicht/NEN-3140en-het-inspecteren-van-machines.htm
7
Periodiciteit inspecties Al gauw komt de inspectie op 1 keer per jaar. Vooral omdat de zwakke schakel bepalend is voor de frequentie (of de door de fabrikant voorgeschreven inspectie). Daarnaast wordt in NEN 3140 onderscheid gemaakt tussen inspecties van de installatie én de arbeidsmiddelen (twee verschillende berekeningswijzen voor frequentie), omdat keuringen vaak geïntegreerd worden aangeboden zal dat de feitelijke frequentie opschroeven. Schatting kosten Informatieverplichtingen / nalevingskosten (100% naleving) (Deze berekening is zeer tentatief!) Als 10% van de vestigingen (van bedrijven) op jaarbasis ten onrechte een keuring door een externe partij laat uitvoeren op hun arbeidsmiddelen. En het betreft 15 apparaten á 10 euro en 50 euro voorrijkosten, dan kost dat 6 mln euro per jaar. Nuancering: Mate van naleving Uit een onderzoek over NEN 3140 door euronorm (www.euronorm.net) onder 1247 respondenten die bekend zijn met deze normen is 81% pas na 10 jaar begonnen met implementeren. Ook wordt NEN 3140 1873 keer per jaar afgenomen, onbekend is of hieronder ook afnemers zijn die deze norm niet beroepsmatig gebruiken. Samenhang publiek/private belangen (bedrijfseigen kosten) Veel installateurs wijzen op hun website op de verplichting die vanuit verzekeraars kan zijn opgelegd om te voldoen aan NEN 3140 / NEN 1010. Uit onderzoek van euronorm (www.euronorm.net) komt naar voren dat “53% van de bedrijven die te kennen geven 'iets' met deze normen te doen, dit doen omdat verzekeringsmaatschappij of VCA dit eist.” Dit geldt echter niet voor alle verzekeraars zo blijkt uit onderstaande tekst: “Aangezien de schades bij brand al snel in de miljoenen Euro’s loopt heeft verzekeraar Achmea en Interpolis in de algemene voorwaarden ‘brandverzekering” opgenomen, dat een elektrische installatie moet voldoen aan de geldende installatie-eisen. Dit moet bij brandschade aantoonbaar zijn. Een standaard NEN3140 inspectie is redelijk prijzig, dus een drempel voor velen ondernemers. Om de inspectiekosten te drukken en toch voor een brandveilige installatie te zorgen is er door de verzekeraars en enkele grote landelijk werkende inspectiebedrijven een aangepaste inspectie ontwikkeld. Dit is de zogenaamde Agro-Elektra-inspectie. Deze inspectie mag ter vervanging van de uitgebreide NEN3140 uitgevoerd worden, zoals bedoeld is in de brandverzekering.”
8
4. Mogelijkheden voor het verminderen van de (ervaren) regeldruk
Meer en begrijpelijke informatie over het keuren van (elektrische) arbeidsmiddelen en illustraties van hoe deze te organiseren in de context van een klein bedrijf
Onderzoeken of NEN 3140 verwijderd moet worden in sommige RIE's
Aanpakken misleiding in de markt door verbinden NEN 3140 met wettelijke verplichtingen
NEN 3140 verbeteren door betere duiden van relevantie voor specifieke doelgroepen, duidelijke communiceren ontbreken wettelijke verplichting, keuring meer risico-gericht maken, methodiek frequentiebepaling in normatieve bijlage vereenvoudigen.
9