Kerkvloer
UDC 726.82
Churchfloor
RVblad 01-1 J. Belonje 'stenen charters' genoemd. Zij zijn van grote cultuurhistorische waarde en geven inzicht in de wijze waarop de overledenen werden herdacht en geëerd. Kunsthistorisch en genealogisch zijn grafzerken waardevolle informatiebronnen. Ook over het leven van onze voorouders en het gebruik van materialen verschaffen zij veel inlichtingen. De ledenvergadering van de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond op 12 maart 1955, georganiseerd in samenwerking met het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, was geheel gewijd aan de betekenis en het behoud van oude grafzerken in kerkgebouwen1. In het begin van het verslag van die vergadering staat onder meer te lezen dat 'deze bijeenkomst het karakter heeft gekregen van een massale getuigenis van de zeer velen, die, doordrongen van de grote
historische graven, zerken en vloeren aan te tonen; 2. een handreiking te geven voor documentatie en vooronderzoek bij restauraties; 3. maatregelen aan te geven welke noodzakelijk zijn ter voorbereiding van de uitvoering van werkzaamheden en ter voorkoming van schaden aan grafstenen en zerken. In het navolgende wordt aangegeven aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij het uitnemen van vloeren, het vervoer en de opslag van grafzerken en -stenen. Ook worden aanwijzigingen gegeven voor het herstel van deze stenen. Een aantal van deze aanwijzingen is ook van toepassing op grafzerken die zich op kerkhoven en begraafplaatsen bevinden. Het beheer van historische begraafplaatsen valt buiten het kader van dit artikel.
beste gespaard kan worden en
culturele waarden welke in onze
Dodencultuur is zo oud als de
dienovereenkomstig technische adviezen verstrekken. Daarbij zal ook aandacht worden geschonken aan onderhouds- en beheersaspecten en aan het vergunningenstel-
historische grafzerken liggen verankerd, met grote bezorgdheid de behandeling gadeslaan, welke deze oude grafstenen bij de restauratie
geschiedenis der mensheid. Onschatbaar veel gegevens over leven, werken en cultuur van onze voorouders zouden we niet
van een kerkgebouw en daarna
kennen als de dodencultuur niet
sel zoals dit geregeld is in de
veelal hebben te ondergaan'. Naast de betekenis van historische grafzerken, door J. Belonje uiteengezet, behandelde de hoofdarchitect van het toenmalige Rijksbureau voor de Monumentenzorg, J.A.L. Bom, middelen ter conservering en behoud van historische grafzerken voor architecten en beheerders van kerkgebouwen en hij gaf bovendien een aantal belangwekkende aanwijzingen,
van zo'n grote betekenis was geweest en uitingen ervan niet
Stenen vloeren in kerken Stone floors in churches 773. van Straalen, in samenwerking metH.Th.D. Dijkstra Ten geleide Sinds jaar en dag heeft de auteur als bouwhistoricus gegevens verzameld over grafzerken en kerkvloeren. Met velen voor hem kwam hij tot de conclusie, dat het behoud van historische vloeren in kerkgebouwen van grote betekenis is. Bij het onderzoek bleek, dat historische vloeren en natuurstenen onderdelen tijdens restauraties een verhoogd risico lopen. Dit is meestal het gevolg van onwetendheid. Dit artikel wil allen, die betrokken zijn bij de restauratie van een kerk waarin historische grafzerken en vloertegels liggen, attent maken op de waarde van en op de wijze waarop de vloer het
Monumentenwet (1988). Bij het samenstellen van dit artikel leverde G.A. Overeem gegevens over natuursteen en het herstel. Redactieraad Restauratievademecum 1. Inleiding Een kerkvloer is in veel gevallen samengesteld uit grafzerken en tegels, die soms nog in het oorspronkelijk patroon liggen. Samen vormen zij een historisch document van de eerste orde. Het behoud kan gevaar lopen indien tijdens een restauratie de vloer - om welke reden dan ook moet worden opgenomen. De zerken of tegels kunnen dan beschadigd worden door onoordeelkundige aanpak of omdat onvoldoende bescher-
mende maatregelen genomen worden. De grafzerken werden door RDMZ KV 1991/25-21
welke nog niets van hun actualiteit verloren hebben. Bij restauraties en beheer van kerkgebouwen verdient de waarde van de historische stenen vloer in een aantal gevallen nog steeds bijzondere aandacht en zorg. Stenen vloeren, grafstenen en grafzerken zijn niet alleen belangrijke en unieke documenten, ze zijn bovenal zeer kwetsbaar. Dit artikel beoogt: l. de cultuurhistorische waarde en het belang voor het behoud van
2. Historische gegevens Kerken en begraafplaatsen
bewaard waren gebleven.
Grafmonumenten in Egypte, necropolissen in het Romeinse Rijk en elders, maar ook het oudheidkundig bodemonderzoek van ter aardebestellingen in Nederland en het onderzoek van grafvondsten, leverden en leveren nog steeds gegevens op. In de Bronstijd verbrandde men de doden en dat gebruik zette zich in onze streken in de Ijzertijd voort. Vóór het begin van onze jaartelling en de eerste eeuwen erna werden de doden in de Lage Landen meestal verbrand. Toen het christendom hier meer aanhang kreeg, werd de lijkverbranding verdrongen door het begraven.
In het Romeinse Rijk werd de as van de doden bijgezet in urnen in columbaria, buiten de stad gelegen. Christenen hebben de
Kerkvloer
RVblad 01-2 lijkverbranding afgewezen omdat ze dat strijdig achtten met hetgeen in de bijbel geschreven staat over de opstanding der doden (l Corinthe 15 : 42 w). Joden wezen de lijkverbranding eveneens af op grond van bijbelse traditie. In de Romeinse tijd vond het bijzetten plaats in stenen sarcofagen op begraafplaatsen buiten de steden. Dat gebeurde ook met hen die voor het christelijk geloof hun leven hadden gelaten. Onder invloed van het groeiende christendom vond het bijzetten in het begin van de jaartelling plaats in stenen sarcofagen in de catacomben. De graven van de martelaren en andere vereerde voorgangers in het geloof vormden dikwijls ook plaatsen waar de gedachtenis aan hen werd gevierd en de verkondiging van het Woord plaats vond. Zo ontstonden hier de bedeplaatsen, de kerken. Bij voorkeur wensten de gelovige christenen na hun overlijden zo dicht mogelijk bij hun 'voorgangers' begraven te worden. De
die hij in Milaan had gebouwd. Hij deed dat om hen een waardige, laatste rustplaats te bezorgen3. Hieruit blijkt dat het begraven in kerken toen niet ongebruikelijk was. De kerkvergadering van 563 in Braga (Portugal) bestreed daarentegen weer het begraven in de kerken. Er werd toen besloten dat doden niet in de kerken begraven mochten worden, hoogstens tegen de buitenkant van de kerkmuur. Onder het gezag van Paus Johannes III (561-574) deed men veel om de kerkhoven, de christelijke coemeteria, te herstellen4. Keizer Karel de Grote (742-814) vaardigde in 789 een streng verbod uit tegen lijkverbranding, dat ook in onze streken zeker zijn weerslag vond. Mogelijk stond dit decreet in verband met het besluit van de kerkvergadering te Paderborn in 785, waar werd bepaald: 'Die een lijk op heidense wijze verbrandt, is des doods schuldig'. Karel de Grote was ook tegenstander van het begraven in kerken, zonder veel succes overigens, want
reden daarvan was de heilsver-
op de kerkvergadering in 813 te
wachting en de vergroting van de kans op redding. Wie dicht bij een heilige begraven lag of in een kerk ter aarde was besteld, zou op de Jongste Dag een gerede kans
Mainz werd het verbod ingetrokken. Bisschoppen, abten, aanzienlijke priesters en voorname gelovigen mochten in de kerken begraven worden. Karel de Grote
maken op een goede plaats in het
werd op 28 januari 814 bijgezet in
hiernamaals. In de middeleeuwen werd het belang van een kerk mede bepaald door het belang van de heilige, die er begraven lag. Dit verklaart ook de levendige belangstelling voor het verzamelen van fragmenten van overleden voorgangers, de zogenoemde relikwieën. Aannemelijk is dat samen met het christendom ook de traditie zich over Europa heeft verspreid om een godshuis te bouwen op het graf van de 'apostel' die het geloof in de streek bracht, daar predikte en was gestorven2. In 386 liet Ambrosius, bisschop van Milaan, de lichamen van de heiligen Gervasius en Protasius, die hij buiten de stad had aangetroffen, overbrengen naar de basiliek
de kerk te Aken. Langzamerhand kon bijna iedereen weer in een kerk begraven worden. Zij die het meeste geld konden betalen, kregen de beste 'plaatsen'. Uit het bodemarchief of andere bronnen valt niet op te maken wanneer voor het eerst in Nederland in kerken is begraven. De oudste bekende plaats zou de Sint-Servaaskerk in Maastricht kunnen zijn, waar bij recente opgravingen verschillende graven
zijn ontdekt welke rond het jaar 1000 kunnen worden gedateerd. Een opzienbarende vondst was daarbij de ontdekking van de sarcofaag van proost Humbertus, die volgens het opschrift op het loden grafkruis, dat in de sarcofaag is gevonden, in 1086 werd begraven5.
Sedertdien werden priesters en in toenemende mate leken zowel in parochie- als in kloosterkerken begraven. Ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden mocht er alleen in de officiële gereformeerde - de huidige Nederlands Hervormde - kerken begraven worden. Joodse begraafplaatsen werden in de 17de en 18de eeuw al buiten de bebouwde kom aangelegd. In de Joodse traditie was het gebruikelijk buiten de stad te begraven, behalve als het koningen en profeten betrof6. De Portugese Israëlieten van Amsterdam begroeven hun doden al sedert 1614 in Ouderkerk aan de Amstel en de Hoogduits-Joodse gemeente van Amsterdam kreeg in 1642 een eigen begraafplaats in Muiderberg7. In Dordrecht werd in 1737 door de stadsregering gunstig beschikt op de aanvraag van Marcus Sluys om een stuk grond beschikbaar te stellen voor een Joodse begraafplaats8. Aan het einde van de 18de eeuw kwam er steeds meer verzet tegen het begraven in en om kerken. Een bekend voorvechter van het begraven buiten de kerken was Abraham Perrenot, Domeinraad van Prins Willem IV. Perrenot wendde zich in 1777 tot de Gecommitteerde Raden van Holland, ter verkrijging van een stuk duingrond aan de Scheveningseweg te 's-Gravenhage om voor zichzelf en anderen een particuliere begraafplaats aan te mogen leggen. Op 14 november 1777 kreeg hij de beschikking over een perceel grond en noemde het 'Ter Navolging'. In 1784 werd Abraham Perrenot er begraven. Voorbeelden van 18de-eeuwse begraafplaatsen buiten dorpen en steden zijn: Zuilen 1738, Zwolle 1779, Scheveningen 1779 ('Ter Navolging'), Amsterdam 1786 ('Diemermeer'), Tiel 1786 ('Ter Navolging'). 1. Voorpagina van de Nederlandsche
Staats-Courant van maandag 10 september 1827. *•
Kerkvloer
RVblad 01-3
«8 a 7. N". 313.
STMTS-COÜRAOTV SEPTEMBER;
C"owi"*j«* f* «Spin (« itkamitn «oor tlta pfij» va» «p«n «a «s» Xttf tt*x* JjQtiraitt wordt uitijtl
gerat tui büH«age*fm
'« C«*vtBK iüE , J** 9
Dwr HM Eit. Gr, Athlb. *s Ctelejwteirde Staten r*a ZuW-Hóï Und, ii , d«er dagen , d* a»«!g«Bd« d«po«ti» gemwoaa; «», 32. VAN BEt PROVINCIAAL &&&D VAN
op te
£xfra?/ mii A*f vtrèaat aan het v« p*tf*rft* &«(<* ra»» Zxitt-Hatltxd, Qi*s»fagt den 28 Auyu»tti», 18Ï7(G„S.n°. ï). I" fj|$l««eö »«««> wïwiw Y*B Zijne EteellenU» , den iitff TUI Binnt'n!.D(iicho Z»k*D , d. d. 22 Augwtiw 1827 , o», 07 , >y berigteade , dfct 2, M. , fc*w Möleidiog van het , door uva r«trf T«n g«we«- ca fclteikittidigett , benoemd ïttjjerofge Zijner M*-
in de k«rkt;a w**i nïet kan
der
vrugpüotm ,
de «ïg toegekend e«fl.:regt, o«i
«cJiadevei-gwsffiDg te *onf«re
-
fao^, om, bjj ToorWurisg, in 4e*«Ite i* doeo w»tmeer dit Tert>«(t oj> eeue wetlig* w§i#» te& nutte , u'OfiU Bf*££«tKtiï , it«t eenwel 2. M- M! »' bij iet a»it!*g£«D tier iS^riafjtU»!»» » **n
gr«f*n ia, d» Kerke» , «ca T«sl mtw«tïjk , r liet »*rt*8*eo »*n Graven m plaat* tno d£« , wtfk« itj TerHeien ^ h* t» »g ep deat«HweBeg(>*«fiitii«ii(«t,of o|» die, veilt» 'l)wjKHud*o blijven, of ap wstiïg« «adere WJJM j eeaïje t lr»cht*rt la beiprgèn.
jeitÉiU b«iluit Y»a den Sdilea »« 1825, n°, 102, uUg«br»gt rap|Mrt (*} op de 1»Ü hfcUelfda feeilaU met betwifking lot fcet begr»<¥*n der lijken in de kerken ïoorg*«te!ctê
i*o tca
op het
feerïgt TW Zijne Eiceitentie , «a M iJetwege dm Rn*d T»n &tKt# t* ï»bben gehoord , bij miitif* t*n den Seo-aurii run. S Ui t rta «Jen 7dra Auguitui 13^T , ter kéanïtiö v*a Zijne ExcelleatU beeft rftoeo fanden, ii»i b«t Kwg*tiJi«e!ra b*h«i^ii Jteeft, om, gevoig Ketende «n bot gumeld; &*«f«ii ?Mi den a&les Mei 1825 , ten «i«»e »!• gttHidb«gïn«l«« **a tfl o«nen en vist te it ellen : J°, 0m , bij intrekking T*Ö »rt. 3 r»o hflt betitiH «nn dr» 22it^n tt^^mber 1813 , n o . f i , d» bep«JÏDgcn vin het decreet T*n
t>jj daze ««n te «ch«jv<)() , ö» , *óór «f üH*)**fiJli op' doft b.ierfeo»*tt btjitaïifèn iïjA, est» fficgtdsriiftg fc«k»»ii t»
fcctc, dal, rut en m«t ï°. Jwnitrij 1829 , bet !>egrt**n v*ö
»*fe«a Mrt de Hiiifcfcie» ,
3yk*a iok«rk*n, lupeifet) , ï*e»l*pi»»U«ii , het»fl publiek* , hetiïj
gr»ren , Wgen belsljnp van vMigeifceïda Wflpp rwgoe4iagi
23 ï'rairÈil, l'Mè j««r , geheel t« daea herlertti , ie dien ef-
l)eeemb«r 1813 M «Uge»««f , «U ia «l de «ndere prof joeïeo vin
TOOF het opener», *ïait«ï CB onèlsrhoutüöq 4w. CEf»*'*»^.,»!* met op»;Kt tot 4e fooi-warden en , heliy «a
let Kijk , ï"i vérboilün b lij VBO , «n «uik* , iondnr*Ê«ïge uition-
houden* welke ïiet pi«»ïi.ca t*n ^-«ftiöefle» of *ml«r« Cfa-
of ptrtikuiiarcn toebyhoertrnde , «oo wet in
4i«ri»g , KOO w«f tttn pl*lt«o l»B,jt/ »!i jn d* *t«l*o , behou-
t kwnnen wonlun to^ïiaiB, i!» w«trin atiSiM een buïp-
den* «IScfia tet b«gr»v«i op K#rktiov«o ia
ei TOOP hflt oftaspno-i~^t^ ltefess^s«ir«n! «aa*s kaftöé» iie» wordim ; terwijl voöft* , itoöp i
{• gt-bleren , ea dwayoTgciu rotr bet geWcle "Rijk feta wordt»
iier* vuarticUtQg»» ten d
}(l , «U «jj , Toor ïiet rïgi% in w«Ffc;,Bg feren ï v»n de !)im«>g*melil8 bejiiöielen , noo.liaicfeï
S", Om > Ie rek«»nt f»a Mlwfftje tyditip , in de Steden,
ea Vtekken tnn tem bevalking ra« meer il»o duizend *w?n, ttuwTrf* kom 8fl*n, ea taJki tëu 'mifitto 32 a 40 «tlèh *fg«lfigcn v»a (Ie bebouwde kom dw OenweöS* , ea t»i ! oilg«»i(tkttiêid ryfiawi ^rootef dun de «pperrtnkie, wu.'k' 't'ftot b*t fcegm*1*» v»o •fgeitopvetiei iii liet tjjdp*r!«öp yun e^e <Jeiori<>opéDil j»*r, niet uiiïOB(it;riHj *ti««T>l~t*ii die *^iaigé Steden, Dorpen of VlekkKn , •tw'aaf h* Toorfoopig behouden der th*ö* heiU*i>
woi<0 •••tandighedea, *1* cooiitakt-lij^ of s&sr r*»diatm uiog voorkooien.
'\ O«* in *f" fïltilen, PoppeQ of Vlekken, raa «ena keroikin niet booger d«a 1060 lielen , «a *l**mr eeae ^«tchikl« open
oji die pimtii'n, bg Toartilai'iHg,
aode , i
rfgt , ^o*^«>* »•«***»ƒ*«. t conform. , 3, VAN DEK Si
MINISTERIE VOOR I>E SaïtïNB ÉN fcK Oe MiHtiler *oor ^» Jtïsrine é» Kölftflïp» lii-engt fiïem'ed« ï kennt» rart i\« '/,tf\ïeAea, dis fest :Fn'**e^« VMF»>»ter bef ««o, d at1!- f-'rt'eït'/ie Vlaak , sp (fentt^k^n **fv d«ft «tolan T«:n Ktav&fÉt
natl»ch* Billen (15 i iö vonte»,) , Iftefyitx
O«W"Z»ti4-Óö«.*
•nocflirt wrak af, op hetweik, «tn bet W**t-*;>ü{ïé , *«D iJfjj
*a i« geleg.1 gewofdea,
toe it; loten, behouB h!tJT«
T«r Ï0g«yal i« Wf*g* *ftw Ioc«tücili>8 gWne 8«gf«afp!Mtiwi bui|«o de KerkffR «asweiïg naogten «ijo , «r mfiiisn r.oaiiamg* x«t
Jen «wetaf worrfen laogBiegtl > met iimehtn**ung T«Ö isetgteu
de voortHismiIc t»Bkï)iifidel»r«H s
FKIIiSf£IUUND£iiFf6» va* Cniii$viAA$t jttxtxjiWGBj tfttar föW, Ë& 6srt;;t »«« J. I f. v**f »x# &J&M J i/|F*
Wt»rop
, i» gtmdgevBQ^en «R -rer»tpui: i <*JT Steden, «n 4e Bur
FRÉeiS HISrOHfQPE J>trift&x* s mV/ve» , ,^*V«» *a Xf&tfa#i* , f&r ïè tfrtitê
KuMJKytKVF? ; k f 5. * Ol*QAV£ öïflfl
^»*ató«! dit M>di'nr«rp beiipni MM te ««IM'ÜP** « *«•» **'** x6* **i*« «S i» *Öa, «w nieuw* fï<*grt»fpf»«i!ieiti ««a t« I (Iil«n Jwukfii *»» t**0 J*1* l®^8 • **" ^« te aeadrn de »|ig*v*>n Aee wi<Mcf(?a , '-x-eïk
A««.rm
RDMZRV 1991/25-22
,1e StatHtM, faxegMtUtA 182«, ji-\ 52, «/S.• De tot boft
tijj :t>«*Mt *«* %. K. W* 3
ifeik« toef dca pr^« »w ƒ I , Baekrwköopem , tl» Ó* ÖCG*vr eok a/ïoniJ«-)i(k: , io d* Iwe* t*f .icn hetr /- c«« iaad« Drukkerij.
, «aï t» $» , t« ho^ea
ter Mpm*tm
Kerkvloer
RVblad 01-4
Bij decreet van Keizer Napoleon van 12 juni 1804 (23 Prairal X11) werd het begraven in kerken ook van officiële zijde niet meer toegestaan. Toen Lodewijk Napoleon in 1810 afstand deed van de kroon en de Nederlanden bij Frankrijk werden ingelijfd, werd het decreet van 1804 ook hier van kracht. Dat zou echter van korte duur zijn want koning Willem 1 maakte dit decreet bij Soeverein besluit van 24 december 1813 weer ongedaan. De gegoede stand kon weer in de kerk worden begraven. Met enige wijziging werd het Franse decreet in 1827 weer ingevoerd afb.1. In de Nederlandsche Staatscourant no. 213 staat onder meer het volgende: ‘S-GRAVENHAGE,den 9 September. Door hun Ed. Achtb. de Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, is, dezer dagen, de navolgende dispositie genomen: No. 32 VAN HET PROVINCIAAL BLAD VAN ZUID-HOLLAND. Extract uit het verbaal van het verhandelde bij Gedeputeerde Sta ten vun Zuid-Holland. Dingsdag, den 28 Augustus, 1827. (G.S.no. 1) Is gelezen eene missive van Zijne Excellentie, den Minister van Binnenlandsche Zaken, d.d. 22 Augustus 1827, no. 67, daarbij berigtende, dot Z.M., naar aanleiding van het, door den raad van genees- en scheikundigen, benoemd ingevolge Zrjner Majesteits besluit van den 24sten Mei 1825, no. 162, uitgebragt rapport enz. 1O.Om, bij intrekking van art. 3 van het besluit van den 22sten December 1813, no. 5, de bepalingen van het decreet van 23 Praireal, 12de jaar, geheel te doen herleven, te dien effecte, dat, van en met 1“. Januorij 1829, het begraven van lijken in kerken, kapellen, bedeplaatsen, hetzij publieke, hetzij aan gestichten of partikulieren toebehoorende, zoo wel in die provincien, alwaar het zoo evengemelde besluit van den 22sten December 1813 is uitgevoerd, als in al de andere provincien van het Rijk, zal verboden blrjven, en zulks, zonder eenige uitzondering, zoo wel ten platten lande als in de steden,
behoudens alleen het begraven op Kerkhoven in de Gemeenten, welke niet meer dan duizend zielen bevatten, hetwelk, na het voornoemde decreet, in de Zuidelijke Provincien gebruikelijk is gebleven, en dienvolgens voor het geheele Rijk kan worden aangenomen. 2”. Om, te rekenen van hetzelfde tijdstip, in de Steden, Dorpen en Vlekken, van eene bevolking meer dan duizend zielen, het begraven op Kerkhoven of Begraafplaatsen, in de bebouwde kom der Gemeente gelegen, te doen ophouden, en bij gevolg te bevelen, dat aldaar, vóór het gemeld tijdstip, door de Plaatselijk Besturen zal of zullen worden aangelegd eene of meer begraafplaatsen, naar mate von bevolking en andere plaatselijke omstandigheden, en zulks ten minste 35 à 40 ellen afgelegen van de bebouwde kom der Gemeente, en van eene uitgestrektheid vijfmaal grooter dan de oppervlakte, welke noodzakelijk berekend wordt tot het begraven van afgestorvenen in het tijdverloop van een doorloopend jaar, met uitzondering alleen van die weinige Steden, Dorpen of Vlekken, alwaar het voorloopig behouden der thans bestaande Begraafplaatsen buiten de
Kerken, om zeer dringende redenen of geheel buitengewone omstandigheden, als noodzakelijk of zeer raadzaam mogt voorkomen.
Aangezien het besluit van 1827 aan duidelijkheid te wensen overliet, werd een begrafeniswet voorbereid welke in 1869 in werking trad. Het begraven in kerken werd overigens in strikte zin niet in deze wet geregeld, maar de praktijk in Nederland was duidelijk: behoudens leden van het Koninklijk Huis werd niet meer in kerkgebouwen begraven. Begraven
Volgens Fahrenfort komen doodkisten voor het eerst voor in de 8ste eeuw in de vorm van uitgeholde boomstammen, die met hars gesloten warenq. In de Nederlanden werd het gebruik van doodkisten eerst in de 17de eeuw algemeen. Uit opgravingen blijkt dat een stoffelijk overschot op verschillende wijze begraven kon worden: - in een zandgraf (gewikkeld in een lijkwade), meestal in een houten kist; - in zogenoemde boomkisten
2. Oosterland (Wieringen), Hervormde kerk. Opgegraven stolpgraf, herbouwd opgesteld onder de toren. 1983.
Kerkvloer
RVblad 01-5
welke zijn gemaakt van uitgeholde boomstammen; - in stolpgraven, die meestal bestaan uit wanden van stukken tufsteen en hieroverheen schuin opstaande stukken tufsteen. Meestal was er geen bodem, dus het graf werd eerst gegraven en de kantstenen geplaatst. Hierna volgde de begrafenis en werd het graf gesloten met de schuin opstaande tufstenen en met zand gedicht afb. 2; - in sarcofagen, taps toelopende natuurstenen kisten uit één blok natuursteen gehakt. De sarcofaag werd gesloten met een al dan niet versierde natuurstenen deksel. De kisten komen in ons land het meest voor in rode zandsteen, zoals enige jaren geleden opgegraven in de kerk te Buurmalsen (Gld.) afb. 3. Ook zijn sarcofagen gemaakt uit Franse kalksteen, zoals opgegraven in de Sint-Servaaskerk te Maastricht; - in kleine gemetselde keldertjes, die overdekt waren met een tongewelfje. Zij waren geschikt om één dode in te begraven. De keldertjes werden zo aangelegd dat tussen de kruin van het gewelf en de onderkant van de kerkvloer nog ruimte was voor enige tientallen centimeters zand. Waarschijnlijk werden eerst de vloer en de loodrecht hierop staande muurtjes gemetseld. Hierna werd het stoffelijk overschot begraven en dan het tongewelfje gemetseld afb. 4. Vermeldenswaard zijn ook de gemetselde keldertjes uit de 14de eeuw in de Belgische provincie West-Vlaanderen en in het Nederlandse Zeeuws-Vlaanderen. Meer dan twintig zijn er aangetroffen in de Sint-Bavokerk van Aardenburg. In Nederland zijn deze keldertjes in aantal en in deze beschilderde uitvoering als zeldzaam te beschouwen 1°; - gemetselde grafkelders die tot onder de kerkvloer reikten, met een grafsteen als afdekking. Daarin konden vaak verschillende overledenen begraven worden. De houten kisten werden in hoogte onderling van elkaar gescheiden door twee draagijzers afb. 5. Ook RDMZ RV 1991/25-23
3. Ruurmalsen (Gld.), Hervormde kerk. Rode zandstenen sarcofaag, opgegraven In de huidige toren.
komen kelders met een stenen trap voor, bereikbaar door het verwijderen van de zogenoemde ‘toegangstegels’ of een zerk in de kerkvloer. Deze kelders kunnen vaak een tiental overledenen
bevatten. Een voorbeeld is de kelder van de ambachtsheren in de Hervormde kerk te Oudshoorn (Alphen aan den Rijn). Daarin werden totaal 21 personen begraven.
4. Loosduinen (Z.H.), Hervormde kerk. Gemetselde grafkeldertjes gevonden bq de opgraving in 19 70.
Kerkvloer
RVblad 01-6
In enkele gevallen werden de namen van de begravenen genoteerd op een overzichtstekening van de kerk, waarop de graven stonden aangegeven afb. 6. Een kerk werd meestal als volgt in graven verdeeld. Een graf was doorgaans ongeveer 2 m lang en ruim 70 cm breed. Gewoonlijk werden de graven van 2 m lengte uitgezet vanuit de westzijde van de kerk in rijen, ook wel pleinen, streken of lagen genoemd. Zo kreeg men voor de registratie vanaf de westzijde rij 1, 2, 3 en verder. De graven werden per rij meestal vanaf de zuidgevel uitgezet, graf 1, 2, 3 enzovoort. Zo kon men een graf aanduiden als rij 3, graf no. 6. Dit betekende dan globaal dat de plaats van het graf 4 tot 6 m uit de westgevel en 3,5 tot 4,2 m uit de zuidgevel was. Als onderverdeling werd bijvoorbeeld aangegeven schip - ook vaak de ‘buijck’ genoemd - noordbeuk, koor enzovoort. Vaak werden de graven per onderdeel aangeduid vanaf nummer 1, bijvoorbeeld noordbeuk rij 6 graf 6. Het opnieuw uitgeven van graven
I
5. Dordrecht, Grote kerk. Draaq]xri
in grafkelder m Manohoor. 1984.
In de middeleeuwen werd ook op de kerkhoven rondom de kerken begraven. De sarcofaag, die enige jaren geleden is opgegraven in de toren van de Hervormde kerk te Buurmalsen (Gld.) afb. 3, heeft oorspronkelijk buiten de kerk gelegen ten westen van de westgevel van de oudste kerk. Eerst later is de toren gebouwd en kwam de sarcofaag binnen de torenmuren te liggen. .Te Linschoten (U.) zijn onder de fundering van de huidige zuidgevel van de kerk graven gevonden, die buiten de oudste kerk lagen. Hier zijn de restanten gevonden van een kist, die uit diverse stukken tufsteen bestond, waarschijnlijk een stolpgraf. Ook op het kerkhof ten zuiden van de
kerk te Oosterend (Wieringen) zijn stolpgraven gevonden afb. 2. Registratie van graven en overledenen
Van de Oude kerk te Delft zijn nog enkele grafboeken bewaard gebleven over het begraven rondom de kerk vanaf 1367. Ook van de Hooglandse kerk te Leiden zijn dergelijke boeken bewaard gebleven. De kerkmeesters lieten de registratie van het begraven in de kerken meestal over aan bijvoorbeeld de koster of de schoolmeester. Dezen hielden een grafboek bij, waarin de begravenen nauwkeurig werden aangetekend. Meestal konden er drie personen in een graf begraven worden.
Globaal om de vijftig jaar werden de graven in een kerk opnieuw uitgegeven. Nadat een aantal jaren niet meer in een graf begraven was, betaalde de eigenaar bepaalde rechten niet meer, zoals bijvoorbeeld voor het ophogen van de kerkvloer. Er waren echter graven, waarvoor een som geld betaald was, opdat het graf eeuwigdurend gesloten zou blijven. Dit was vaak notarieel vastgelegd. Voordat het kerkbestuur overging tot het ruimen van graven, verschenen in dagbladen oproepen voor hen die nog rechten op een graf meenden te hebben. Als er niet gereageerd werd, verviel het graf weer aan de kerk, die het dan opnieuw kon uitgeven. Zelfs werden de graven verkleind als men gebrek aan grafruimte kreeg, zoals omstreeks 1540 in de Oude kerk te Amsterdam. Toen werden ook de te grote grafzerken verkleind ll.
Kerkvloer
RVblad 01-7
/4
Na herbouw van een kerk, bijvoorbeeld na oorlogshandelingen of na een grote restauratie, werden de graven opnieuw uitgegeven. Dit was onder meer het geval omstreeks 1616 in de Hervormde kerk te Monster (Z.H.). Van de opbrengst kon een gedeelte van de herstelkosten betaald worden’2. Het begraven was een belangrijke bron van inkomsten voor een kerk. Ook andere inkomsten werden gebruikt voor het onderhoud of het vernieuwen van de stenen vloer. Dit blijkt uit de volgende citaten uit de kerkrekeningen van 1526 in het Oud archief van de Grote of Sint-Bavokerk te Haarlem: ‘Item heer hacke ut vrijslant heeft die kerck besproken tot een testemen tot behulp dat laech koer over te leeggen mijt blaeu ende wytte steen die sum van 32 gold gulden’. Het
laag koor is de ruimte tussen koorhek en dwarspand. In hetzelfde jaar lag de zerkenvloer ongelijk en waren zerken verzakt door het inzakken van de graven. Er werd zand gekocht ‘om die kerck daer me te hoegen te sletten of te effenen’ (op gelijke
hoogte brengen) 13. F
Wettelijke bepalingen (ordonnanties en keuren)
Er waren diverse ordonnanties en keuren over het begraven in en om de kerken afb. 7. Ook waren er dergelijke voorschriften betreffende besmettelijke ziekten, dodenmaaltijden en de plechtigheid in de kerken. Een keur van 1602 te Amsterdam, opnieuw afgekondigd in 1617, verbood het begraven in de kerken op zondag en tijdens avondpredicaties: ‘alsoo door het openen van graven, groote stanck komt, so in de kercken en de kapellen als op de kerckhoven, ende deselve stanck groote oorsake geeft tot haestige of eenige andere sieckten, waardoor eenigbvan de Burgers en Ingezetenen dezer stede, gewoon zijnde ter kercke te komen om Godswoord te hooren, oorsake souden mogen nemen, haar daarvan te onthouden’14.
Dezelfde keur geeft bepalingen omtrent het hout van de doodskisRDMZ RV 1991/25-24
6. Hervormdekerk Buren (Gld.).Plattegrond van graven.
ten en omtrent het aanbrengen van nieuw zand bij het ruimen van graven, alles ter wille van de volksgezondheid. Historische typologie van zerken
a. Vorm Grafzerken hebben doorgaans een rechthoekige vorm. Zij kunnen een deel van een graf, een heel of een dubbel graf bedekken. De normale afmeting van een zerk is ongeveer
70 cm breed, 200 cm lang en 10 cm dik. Er zijn ook veel grotere zerken bekend, zoals die van de familie Boelens-den Otter in de Nieuwe kerk te Amsterdam, met een lengte van 3,00 m en een breedte van 1,70 m. In de Hervormde kerk te Ballum op Ameland lag een zerk, van rond het jaar 1552 voor de familie Cammingha, gemaakt door Vincent Lucas, groot 3,80 x 2,30 m.
Kerkvloer
KEURE en ORDONNANTIE aangaande de
K E R K E NK E R K H O V E N van RVblad 01-08
BERKEL EN ROODENRYS met de appendcnrie en dependentie van dien.
,K JOHAN vander HOEVEN, Heere van Berkel en Roodenrys , 8cc. doe te weten alten , dien het foudc mogen aangaan : Aifoo by de vorige Keuren en Ördonnantien op het voorf. fubje& 3 by de Heer
! Cornelis vanRyfoort, q.q. opden 20*° Ö&obcr 1074, mitsgaders by deHr. Simon f Jodocus Kruger, myncn Pr^deceffeur , op den 10™ April 1705 geemaneert, niet genoegfoam was vooriien » SÖO IS 'T : dat ik de voorf. Keuren en Ördonnantien overgeficn en geëxamineert , ende hier op ook gehoon hebbende het advis van raynen Officier , Schout , öcfworens » en Kerkmeefters aldaar , by forme van Ampiiatie en Alteratie van de voorf. Keuren en
Ördonnantien hebbe Gekeurt t Geordonnccrt , en Geftatueert , Keure , Ordonnerc , en Statuere by defcn als volgt. -.._,. Iftyntt 't Btgrarrve* d ï At van nu voonaane gccnc dooden fuïlen mogen worden be-
graven binnen de voorf, ttiyite Hecrlykhejt a's alleen op het Hoog-choor » in de Kerk, en op het Suyder- Kerk- hof j taaar gcenönts op bet Noordier-Kcrk-hof ofte elders, wordende d«n Doodgraver en allen anderen Hier mede geiaterdiceert op het voorf. Noorder. Kef k. bof, ofteelders «enig
Gtaf ofte Grxven te maken , ofte doeden te begraven , op een boete v*a Tier 6I**TC döcatons , «ytgefondert dit by «mordtnaire voorvallen ende a»eï kennis es Cöïifcnt,van raynea OfficierenSchoatopha Nöotder-KerkfeofJai mogen worden begraavcn. D« «jot«ealyk twaalf jaaret» co daar bovea out fynde» en bezmven wordende op h« Hoog-choor fcl betaalt worden voor't recht vao Je Kerk rierdtrinng guld. e» beneden de yoorfLiaares twaalf gütdcst.
Vsor cm lyk twaalf jatten en d*«r bot*» ««ds f» ode en begraa«n wordcodc te de &nd-K*rk, {tafcfe&de »*» b« * W
Höog-eboor «f tot de
Towedear we. UI worden bemlt «:htguidcnic
I V. Vooreen lyk twaalf jaareo en daar boven oudt fynde. e» be*»wa woi«Sradein de N oord Kerk, (al betaalt worden fcvengokten* eo beneden de voorf, jaatea drie guldens en t tea flayven. Voor een lyk twaalf Jaarcn ea daar boveo oudtfyode, enbegr»ren »<*,
dende op het voorfi Kerk-hof, fa! betaalt worden twac galden, «a-be-
neden de voorf, jaaren, eene tuide.
Dat van au voortaan nimant oen ofte tncerStocIcn in de Kerk ikl mcgcn bebbca, dsn met eonfent van Kerkmeeffen in denyt, dewelke daar toe de pUitTe ÏBtïeoaanwyïeitdengecïien, die foodanigen Oost ofte ftoelcn fuUcn willen breogea ia de Kerk, mit« defclvd alvorens fyode gemerkt en na hare oidre genoffltaecw, en voor ydere iteel ten profytc T»n de Kerk betalende eeoe goldeia'tj*ar> en fal hïcr »an nimant ?ry iyo dan alleen de Prcdicint,
ook alle part icAilJen;, Ibonuotthvrousperfbonen, aktbebbee, ofteDocafoödeowilienma». te'tjaw twee göï4cas Ten bcboevefl v
voor erit» B tiwe« oet
vao de pUati, dewelke ook de Haarb«nken vandc
taapwtJCBÜcras m haar wcJgeralleö( ilïeenfallwt van dea H«er* «UmcJMat vsa^deo Hr.vao Oldenboraevelt &i»m
VI
Voor bet ordinaire Ltiydcn van twee carea over Ijken van twtalf j - ea daar boven dl betaalt worden ten behoeven van de Kerk drfe-gaL—^, co beneden de voorf- jxaren eene golde tien ftayvert , mor bet Extnonlf«*ire Laiden &ï betaalt worden oaar advenaor. V I ï. Alle die geeoe dewelke haare -dooden komen te begraaven met een gofocÉilcleül, fiillea -bet voorf. Kocht: van begrama dobbelt moetsa bctaalea t HVtgefiwiSerT dte gcene, dewelke in tmre ej-geac graaven baare doo4» faïlea begraven. VIII. En fuïlen die geeuc., dewctlce luare Ar>ode* begeren p* 'Dft begraven t»wwrfeo> itcïieïv«*tiü*n(Je« vermogen tedoen, al§ meteen platte kift, op bet Kerkhof, eaibader luyden.
Het voorf. Recht vaa de Kerk , mitsgadm van de Kotter en GraveBUatas?» &ï foo wel van 4e Lyfcon , die nevens den anderen in eene kift Worden begnuven, als die yderan eoie byfoadere ktft worden KT aarde ïjcftelt» KWieteB betaalt wotden, te weten, vooryderlyk* alsvoten. J
X
uiden?, waar van byKcrkmcefteren iHdmytbchooriyketanteykeningeop =t Regifttr /al worden gedaan , met uytdrukkingc vao dach en datum, naam en toenaam van de cristerefTeerdc Perfooncn. XVIII. En ingevalle by her overlydcn van imant, die een ofte meer graven i» cygendum nifchie htbbca, een ofte meer Krfgcnaamen wierden pevonden, fuÜendc vuorf. lirfiienaanxiftcfirrgctiaamcn, binnen dea tyt van f«tna*aden gchmtdcn fyn haargiaf, ofic graaveo op den naam ?an «n Perfoon te Jaatcnoverboeken, cti ttnbchwvcn van de Kerk bctaalcn ecnc puldceniien fluyvers , en den yuotf. tyt wailrcUn fyade geiiöuden fyn dubbelt rcchr te betalen. tPtgaa*f t^tfiatvmi van ."uarku, Balken, en Ktfkt-gtttttftlufffti,
SchoolmeeSer i ea Yoorie&r, ten behoeven vanhaarcfamüie.
vier golden».
?%
t
'
Alle die geeie, dewelke bare doeden biaaeiidïfcHeerlykheyt overleden
baytfia tSe&Tve Éanoeii « vervoetcïi ( faHea «rhtcr cefeoudcn {yattet vooii
Recfat vaodeKerkiebctaleöi te wctco vaacen iyk^wtwaaff ja«reo,ea
daar boven twaalf g«id«aï en tien öayvcfs, en beneden de voorf, jaren fes
"" WCSvyfftBjvert» gelyk ook de andere onkoftenien behoeven vanden 'tt ea Gnuvetnaker tea vollen fuïlen moeten worden betaaït.
X 1.
Dit yoorövan «ea ï*yk ,foadcrondcricbeyt van jairfR, omtrent welkers BegraveatffeaJCofig f4 witten bedienen van de KericedixJdkieeden, voor'c
gebreyk vas*t gfootSe der feïver klo»fea lal moeten betaalt worden eene aal(J««n tteo ftiiyvew, en van het Blindere kleed, vyftieaftuyvers.
XII.
De Gnveraafccr Oil gehoudco fyn de Graaren fno d iep te maken, dat in «fc&ïin de fcifien be^vaioeiylc rwce No<^[ op den anderen kunnen fban.uyt-
geftradert in eyge e» gekochte graaren» waar omtrent de eygcnaars ia ae* fta ksBfleo OMonneren oaar a«a welgevtHea.
De Graarewaker fal gentetCB voor ydcr graf » binnen de kerk eene gnlde en vter8«?vcu, en va» lykeo beneden de twaalf jaarea Kalf geit, en van, yde* eraf op her Kertc-hof vyftien fiuyvtr», ea beneden de twaalf jaarcö b*ïf geit; des fal de Gravooaker niet vermogen te tyfien root bet
X X I.
ehouden, taet aytdfukkiage vanden naat» ven dea eyge*-
aair ca dea *er f tldacfe «a de feetali nee vao 't voorf. Recht. X XIC.
DeKerke-Cadden, Kmywagenj, Schoppen , «o inder Kerkgereetfchap lullen by den Kotter en Graa?emaker worden opgefiotea » forgvoldig be*. waart, ea au maant mogen worden gekeBtorre tcibuart, danmet^fui.
tm ï»ofyte ra»
TaafcbadedeweïfceóWaanfoudemqgcngefehwdea
Onerémstl-ó-btl+ot* Ktrk4»vtx.
wichvfy, jong of out, fidil vootf. Kerkhoven te kutten , kolven, balSaan ofte ietwe» attdert tedoeat waardoor devoorf. Kerk degiaafentadefetye, defaoomenopdeKerkhoveaj mitsgaderi de hekfcea ea graaveo aM aar fouden fcunaen worden befcBadicht» opeen boete raa drie galoeu», ea in cas eentge fchade daaraan falfyaveroorfaakt oparöitt»le€orreftic, eatergoedin» v*a de voorf. icbade. X Xl V,
.
en de Cingeï (eggende , eenige aarde, ftecoeo, ftroo» tïfteictwe» anders 'r geeoe tot dammingc van de warf. fioot fo«de mogea ftretckea
re werpen» aocfa ook ecntge tnifTe, vtilnis hoopcn ofte iet wcs anders o|>dc voorf. KerkBorai ea Ciageb te leggen » veel min ecoig -roe op defélre K weycfcn ofte Hallen , op een boere van dertich ftuyï-ers en reparatie vanw fchade daar door vcroorfaakt , voor welke fcbadc htt voorf, vee lal fyaejte»™ eatabcl en verbonden.
x x y.
Eyndclyi; , &p d*t dcfc inyne gf^ede inccntie niet worde gefllitdeett, fut. Icn de ouders vour haare fcinderen , voegden voor tiaare minderjarige, ntee* fteiïen vrouwen voor hunne dienftbtxlcn mogen worden gecoaveoieerr»n> betalinge van de boeten ÏB de voorgaande Artkulen f-cftatucert j Wrfverv
öainde" dat de Mcefters en Vrouwen fuïlca mogen voUtaaa met te betaalen, b« geensfyt. icn tyde van dcbckeurtnge aan hunne rc{pc£live dienftbodcn
fchuidich iuüen fyn gtweeft , ofte naniaaligewiwden. Sullcode de boeten indefc Ordonnantie begrepen i worden gcconvetteen eea derde ten behoe-
ven vati den Officierof Schout, dewelke deCattngedoeafal» een dcrdeten behoeven van den aa*bre«ger, en een derdeteabènoevc«TandcKftfi,-. XXVI. De File en andere Soomen onUngs op de Kcrkhore» ea Ciflgels by den
X ï V.
DeKofter £d voorfjn ordinair récht van twee miren «Isydenovcreeae CKtde doode» genietea eene guida vier (timers , ea voor ceo l|k bcoeden
. de twaalf jatrea, twaalf ftayvers voor yder aur.
it fync doodeo wilde laatea begraven ftmdct loyden, foo fal _,„_____... .|0 aaoden Koöer tebetaalca twaalf ftuj ven ea het lykfynde beM^ea de twaalf jaarea i fes ftuy ven f enfooimaötmaateeoi dea M d*«t voor echter moeten betalen yierentwinticfe ftayycr».
Hr.gcdaan ftcïtea, fuHcanietmoi-enwofdeagehaktoïwiiyii'CToeyt, alsop fpecwal goecviaden van den Heer van BerkeTes K,oodenryi isdertyt. Ende ten eynée nimant hier van eenige ignorantie ntóge preteidcren , ordonnsrc en gelafte ik dcfe ( na voomaande Klokkegeuadt ) voor het Rcchthays aidaar te publiceren en te afljgercn dwr het behoort en w ge»
fchicden Eebruykeïykis,
Aldus gcketirt, en met myo gewooalyke HuiMeaxaiag ea Oicfeet beveftkat opde»(«o April i?ij. (&*s Gttrtk&t)
J. V. HOE VIN. , ten voorfecle van de Kerk» tareatereroo&ea, eBeaetgendom tetraafportereavooi
, a^fyl.faUealwvituleQtebenooft», eofallende Schoot ea '
geeieteo yder vjftotwiatkh ftayver»,
IMo geeoe t dewelke eemge graarcü Ui eygeadoBi hebben geact|utreert i
*» genegen fya dafclve te Terkoopea, of op andere te traof porterea » ful-
Tl RottrJ*» , kj
ticï&ende op het fpatïum gedrukt het Cachet vta fyn WetEda la root lak, Ddc BB voorgaande KlokkegefUg voor het Rcchihuys van Bertcel ca Roodeory» gepufeUcecn den »}*» Aprü 171 J. ~
Bi m? bcrtiGïsvm Berbt t» R*éaayt (fin wat geteekeat)
C O L A A S SOS, Stdoxrlaftr ia Omme,
171).
Kerkvloer
RVblad 01-9
Deze zerk ligt thans niet meer in de Hervormde kerk, maar op de begraafplaats aan de Smitteweg te Ballum, in een speciaal daartoe opgericht gebouwtje. Graftegels hebben meestal bij benadering een vierkant formaat. Er kunnen drie of zes tegels op een graf liggen. Er komen ook gebakken tegels voor, die driehoekig, smal en lang zijn. F
F
b. Materiaal Kerkvloeren kunnen uit de volgende materialen bestaan: leem, baksteen, gebakken kleine of grotere tegels en tegels of zerken van natuursteen. Een grafzerk is (volgens een definitie in van Dale’s Groot Woordenboek der Nederlandse Taal) een steen die een graf sluit of dekt. De zerken en tegels kunnen van verschillende soorten natuursteen gemaakt zijn. Die zijn in chronologische volgorde van gebruik: - Rode zandsteen (afkomstig uit het gebied langs de bovenloop van de Wezer en omgeving van Miltenberg aan de Main, llde-15de eeuw) - Doornikse steen (13de-14de eeuw) - Naamse steen (14de-17de eeuw) - Lede steen (14de-15de eeuw) - Bentheimer zandsteen (voornamelijk in Oost-Nederland, 15de-16de eeuw) - Blauwe arduin, later hardsteen genoemd (sedert eind 15de eeuw) - Ölandsteen (17de eeuw) - Marmer (17de-18de eeuw) - Basalt (tot in de 20e eeuw) c. Iconografie, symboliek en stijl De oudste zerken, die in Nederland bekend zijn, dateren uit de 11de en 12de eeuw. Het zijn taps toelopende grafzerken, de zogenoemde sarcofaagdekselsIS. Deze kunnen volledig vlak afgewerkt zijn, maar er zijn ook 7. Keure en Ordonnantie aangaande Kerk en Kerkhoven van Berkel en Roodenrys (Z.H.). 4 ROMZ RV 1991/25-25
8. Hoedekenskerke (Z.), Hervormde kerk. Grafzerk van een priester. Randschrift, vierpassen op de hoeken met evangelisten-symbolen, in het middenveld afbeelding van priester en miskelk met pateen. 1981.
versierde exemplaren met geometrische figuren of met randschriften. Hierna zijn de rechthoekige zerken in gebruik gekomen, allereerst met een randschrift in gotische letters, vaak op de vier hoeken versierd met een vierpas, waarin de symbolen van de evangelisten. Het middenveld bleef vlak of er kwamen wapenschilden van de overledene(n) op te staan, eventueel met een helmteken. Ook zijn er zerken met het handmerk van de overledene, eventueel voorzien van initialen.
De grafzerk van een priester werd in de meeste gevallen voorzien van een miskelk en pateen afb. 8. In het koor van de Hervormde kerk te Dongen (N.B.)is omstreeks 1983 een priestergraf aangetroffen, waarbij de hoofdzijde gericht was naar het oosten. Dit verschijnsel staaft de mening, dat priesters in tegenstelling tot leken met het hoofd naar het oosten werden begraven. In het algemeen zijn echter verder géén opmerkelijke verschillen in de wijzen van begraven van priesters en leken gevonden.
Kerkvloer
RVblad 01-10
9. Bergen op Zoom, Grote kerk. Opschrift in de vorm van een kruis. 1969.
10. Edens (Fr.), Hervormde kerk. Zerk door Vincent Lucas. 1989. v
Ook andere versieringen komen op zerken voor afb. 9. In Zeeland worden in sommige kerken grafzerken aangetroffen, die naar Vlaams gebruik met een in de steen gegroefde lijntekening zijn uitgevoerd in plaats van gebeeldhouwd. Als voorbeeld kan een zerk uit 1524 worden genoemd in de Hervormde kerk van Kapelle waarop een voorstelling van de Heilige Adriaan. Een zeer bekende beeldhouwer van grafzerken uit de vroege renaissance was Vincent Lucas, van wie diverse zerken in Friese kerken liggen 16.In 1989 werd een zerk van zijn hand aangetroffen in de Hervormde kerk te Edens (Fr.) afb. 10. Er is nog een randschrift, in Romeinse letters. Een enkele maal komen in Nederland bronzen grafplaten voor. Deze kunnen een zerk grotendeels bedekken en bestaan dan meestal uit drie stukken. Ook zijn er zerken bekend die gedeeltelijk met bronzen platen bedekt zijn geweest, waarin voorstelllingen werden gegraveerd, zoals bijvoorbeeld een randschrift, een evangelistenteken, een wapen en andere ornamenten. Een zeer fraai voorbeeld van een bronzen
grafplaat bevindt zich in de Grote kerk te Breda, namelijk die van Willem van Galen, overleden in 153917afb. ll. Daar waar deze platen in ons land voorkomen, worden ze met grote zorg omringd. Na de reformatie treden veranderingen op in de vormgeving. De hoekmedaillons kwamen nog voor, maar de evangelistensymbolen niet meer. Tekst werd sedert de 16de eeuw niet meer als randschrift weergegeven maar onder elkaar geplaatst. Op de zerk kwam soms een fraaie afbeelding van de overledene voor. Indien man en vrouw in het graf lagen, werden beiden afgebeeld. Er zijn ook eenvoudig versierde zerken en tegels waarop bijvoorbeeld een stuk gereedschap is weergegeven. In een dergelijk geval is er een ambachtsman begraven. Soms gaf de steen toegang tot een gilde-graf. Er zijn ook zerken of tegels waarop alleen een grafnummer is aangegeven of waarop niets is vermeld. Voorbeelden van hergebruik zijn de tot grafzerk of drempel vermaakte altaarstenen, in enkele gevallen nog te herkennen aan de eventueel aanwezige kruisjes op de vier hoeken en één kruisje in het hart van de ‘zerk’. Deze zerken zijn veelal van rode zandsteen. Bij het verwijderen van zerken tijdens een restauratie zijn deze altaarstenen soms ook te herkennen aan één of meer geprofileerde zijden. In zijn boek Opdat de ruimten meevieren geeft R. Steensma enige voorbeelden van toepassingen van hergebruik van opgegraven altaartafels in Hervormde kerkenla. Wanneer een altaartafel een bestemming heeft gekregen als grafsteen en ook als zodanig herkenbaar is door opschriften of iconografie, zal bij het maken van een restauratieplan overwogen kunnen worden of de steen nog op ll. Breda, Grote Kerk. Zerk met bronzen grafplaat voor Willem van Galen. b
Kerkvloer
RVblad 0 1-11
RDMZ RV 1991/25-26
Kerkvloer
RVblad 01-12
Opschriften, wapens en figuren kunnen van groot belang zijn voor genealogen en kunsthistorici. 3. Stenen vloeren in kerken Vloeren van leem of mortel
Bij opgravingen worden zo nu en dan restanten van vloeren van leem of mortel gevonden, over het algemeen uit de 11de en 12de eeuw daterend. Bij een opgraving in de kerk van Kerk-Avezaath (Gld.) zijn de restanten van een dergelijke vloer aangetroffenzo. Hetzelfde is het geval in de voormalige crypt van de Sint-Maartenskerk te Zaltbommel (Gld.) en in de voormalige crypt van de Janskerk in Utrechtz’. De laatste vloer was rood geschilderd. Ook in de Sint-Servaaskerk te Maastricht werd een lemen vloer aangetroffen, die rood was gekleurd. In de Hervormde kerk te Metslawier (Fr.) en in de RoomsKatholieke kerk te Gerwen (N.B.) werden eveneens bij opgravingen restanten van een lemen vloer ontdekt. Vloer van gebakken materiaal
a. Bakstenen vloer Tijdens de restauratie van de Hervormde kerk te Heukelum (Gld.)22stuitte men in 1964 op een diepte van 2,20 m onder de huidige vloer op een bakstenen vloer, die bestond uit in visgraatverband plat gelegde bakstenen van ca. 30 x 14 x 7 cm. Het formaat wijst op de 13de eeuw. Sommige haar oorspronkelijke (graf)plaats ligt, wat de monumentale waarde van de steen in haar oorspronkelijke en gewijzigde vorm is en wat de kans op behoud is als het gebouw een andere bestemming krijgt. Altaarstenen, die na de reformatie als grafzerk of vloertegel zijn neergelegd en nu nog in hervormde kerken onderdeel van de vloer zijn, behoren als zodanig te blijven liggen. Als een voormalige altaarsteen als stoep voor een kerkdeur ligt, verdient het aanbeveling deze als vloertegel in de kerk te leggen.
Grafstenen werden later vaak opnieuw gebruikt. De nieuwe eigenaar liet deze dan van een nieuw opschrift voorzien afb. 12. Soms bleven daarbij de oude opschriften en figuren geheel of gedeeltelijk gespaard. Een dergelijke grafsteen ligt veelal niet meer op zijn oude plaats en draagt soms ook twee nummers. Bij het uit de vloer halen van zerken kunnen aan de zijkanten merken zichtbaar worden, die de handmerken van steenhouwers of handelaars kunnen zijn19 afb. 13.
13. Leiden, Pieterskerk. Groevemerk op een zerk, 1981.
RVblad 01-13 14. Deventer, Lebuïnuskerk. Vloer van cement.
F
r-
stenen waren uitgesleten waardoor een dikte van 3,54,4 cm overbleef. Gezien de slijtage moet deze vloer lange tijd in gebruik zijn geweest. Na de 18de eeuw werden ook bakstenen in de vloeren gebruikt, zoals te Hattem (Gld.). Zij werden soms later gedeeltelijk met specie bestreken. Ook werden bakstenen als vulling tussen zerken en tegels toegepast. In het midden van de 19de eeuw werden, bijvoorbeeld bij het wijzigen van een bankenplan, plaatselijk zerken en tegels verwijderd en werd een vloer van specie gemaakt. Dat was het geval in de Lebuïnuskerk te Deventer. Hier werd in 1849 de vloer verhoogd en de zerken en tegels in de paden tussen de banken herlegdz3. Het vloergedeelte dat aangevuld moest worden, werd eerst van een platte laag steen (boerengrauw) voorzien en hierover werd een laag specie van 3 cm dik aangebracht, waarin voegen zijn getrokken. De voegen komen in de aanwijzingen van het bestek niet voor, maar zijn wel gemaakt, zodanig dat ze overeen kwamen met het patroon van de ernaast liggende zerken afb. 14. Bij de restauratie van de vloer in 1989-1990, noodzakelijk door het wijzigen van het verwarmingssysteem, is deze cementvloer weer aangebracht en aangevuld. In de kerk van Rijswijk (Gld.) en in de Hervormde kerk te Hattem (Gld.) is buiten de bankenblokken eenzelfde systeem toegepast. b. Kleine tegels in patroon en verbanden Op verschillende plaatsen in Nederland zijn restanten gevonden van middeleeuwse vloeren die uit kleine tegeltjes (splijttegeltjes) bestonden en in patroon zijn gelegd:- Hieronder kon moeilijk begraven worden. Een dergelijke vloer is onder andere in 1.5.Heukelum (Gld.), Hervormde kerk, Tegeltjesvloer. 1964. RDMZ RV 1991125-27
Kerkvloer
RVblad 01-14
de Hervormde kerk te Heukelum gevonden en dateert uit het midden van de 14de eeuw 24 afb. 15. Ook bij opgravingen in de Hervormde kerken te Dokkum en Longerhouw (Fr.) zijn gedeelten van soortgelijke vloeren gevonden. In het romaanse deel van het hoogkoor van de Lebuïnuskerk te Deventer ligt nog een belangrijk deel van een vloer van gebakken tegels van grauwe, vuilwitte en rode kleur, die in patroon werden gelegdZ5.De ouderdom wordt thans geschat op het begin der 13de eeuw. De vloer kwam aan het licht bij de restauratie in 1930 onder leiding van architect Wolter te Riele. c. Plavuizen In vele Groningse en Friese kerken worden vloeren aangetroffen van gebakken plavuizen. Deze komen zowel in dambordpatroon voor als in zogenoemd halfsteens verband. Het is niet duidelijk wat het oudste legverband is; vermoedelijk is dit het lineaire patroon. In en rond Friesland zijn nog vele andere soorten tegels gevonden van gebakken materiaal, anders dan de in patroon gelegde kleine tegeltjes, namelijk versierde tegels 26. Voor het koorhek van de Dom in Utrecht zijn in 1912 en 1924 overblijfselen gevonden van een in verschillende perioden van de 14de eeuw gelegde vloer van gebakken tegels. Fragmenten bleven zowel ter plaatse als in het Centraal Museum te Utrecht bewaardZ7. Natuurstenen zerken en tegels
Een grafzerk is een natuurstenen plaat die een graf sluit of dekt. Een graftegel is één van de meerdere stenen die een graf bedekt. Een zerk kan in het zand liggen of op een gemetselde grafkelder: Er zijn diverse formaten tegels en zerken. De afmetingen werden vaak zo gekozen, dat deze alleen of met een aantal overeenstemden met de grafmaat in de kerk.
16. Buren (Gld.), Hervormde
Kerk. ‘Cruijssteenen’
Er waren graven met drie tegels, de zogenoemde drielingen. De lengte werd in drie delen gedeeld, zodat de tegels globaal 66 x 70 cm zijn. Ook kunnen er twee in de breedte van een graf liggen en dan zes in de lengte. De maat is dus ongeveer 33 x 35 cm. 4. Restauratie en instandhouding Uitgangspunten bij de instandhouding of restauratie
Voor alles zal uitgangspunt moeten zijn dat oorspronkelijke grafplaatsen door daarbij behorende zerken herkenbaar
vloer. Detail
vloer voor restauratie.
moeten blijvenZE. Een tweede belangrijk uitgangspunt is, dat onderkend wordt dat elke oorspronkelijke (stenen) vloerafwerking van historisch belang is en zeldzaamheidswaarde kan hebben. Daarom wordt een deskundig oordeel gevraagd bij acties tot behoud of bij een voorgenomen verwijdering. Dat er in verleden en heden zorgvuldig werd omgaan met stenen vloeren kan worden geïllustreerd met het volgende voorbeeld: In het koor van de Hervormde kerk
Kerkvloer h
RVblad 01-15 17. Zelfde vloer na restauratie.
te Buren (Gld.) bevindt zich het restant van een vloer van ‘kruisstenen’. Deze benaming is te lezen in een bestek van 25 juli 1684? ‘Noch de Cruijssteenen met de roode achtkante steenen die op het choor leggen aen het eijnde op het choor uqt den oosten beginnen te leggen soo verre die strecken sullen’. Deze
achtkante stenen zijn nu nog aanwezig en ook zijn er zeskantige stenen. Zij zijn niet rood, maar gemaakt van blauwe Namense steen. Ook zijn er geen verfresten op gevonden, maar deze zijn misschien in de loop der jaren afgesleten. De kruisstenen zijn van Gobertanger steen. Deze restauratie van 1684 en ook de laatste restauratie 1975-1980 zijn goede voorbeelden hoe met een belangrijke vloer van grote historische waarde kan worden omgegaan afb. 16, 17.
Bij restauratiewerkzaamheden in kerken wordt niet altijd zorgvuldig omgegaan met de vloeren, die veelal uit grafzerken en graftegels bestaan afb. 18. Ook aan gemetselde grafkelders wordt niet altijd de noodzakelijke aandacht besteed, bijvoorbeeld tijdens het aanbrengen van een betonnen vloer. Dikwijls wordt dan de bovenzijde van de grafkelder of van het gemetselde gewelf gesloopt afb. 19. Als de hoogte van de kelders nauwkeurig opgemeten wordt en het nieuwe peil van de vloer daarop wordt afgestemd, kan vaak nog een oplossing gevonden worden, waarbij de gewelven gespaard blijven. In het verleden werd een vloer bij een restauratie veelal verwijderd zonder dat deze eerst was opgemeten en in tekening gebracht. Later werden de zerken en tegels op willekeurige plaatsen herlegd. Zowel bij het opnemen als het herleggen van vloeren liepen en lopen de zerken en tegels dikwijls onnodig risico. 18. Zutphen, Broederenkerk.‘Opslag’van zerken en tegels tjjdens de restauratie. RDMZ RV 1991/25-28
Kerkvloer
RVblad 01-16
19. Grafkelder waarvan het gewelf in elkaar was geslagen.
Talloze zerken zijn gebroken toen zij op verkeerde wijze van hun plaats verwijderd werden. Zij kunnen breken of afboeren door met een koevoet tussen de voegen te wrikken om de zerken los te maken of gedeeltelijk op te tillen, maar ook door een verkeerde manier van opslaan. Het is daarom een vereiste dat de uitvoering van de werkzaamheden, welke ten aanzien van zerken en tegels plaatsvinden, goed in het restauratiebestek worden beschreven en dat tijdens de uitvoering door de directie van het werk nauwlettend op de goede uitvoering wordt toegezien. Beschadigingen kunnen echter ook ontstaan wanneer vloeren niet worden verwijderd, namelijk als gevolg van een onjuiste of onvoldoende bescherming gedurende de restauratie. Er kunnen bij het plaatsen van een steiger, pijpen of koppelingen op de vloer vallen. Daarom dienen beschermende maatregelen in de bestekomschrijving te worden opgenomen afb. 20. Aanpak
rige omschrijving van iedere zerk en tegel noodzakelijk. Indien de opschriften nog niet eerder waren gedocumenteerd, dan dient dit alsnog te gebeuren. Is dit wel ooit gebeurd, dan is het raadzaam de vroegere opname te controleren en zo nodig aan te vullen. Pas daarna kunnen de zerken en tegels verwijderd worden. Tijdens het opnemen worden zijkanten en onderzijde onderzocht op merken. Aan de hand van de verkregen gegevens en in vergelijking met archiefgegevens kan een plan tot herleggen van de stenen worden gemaakt. Daarbij kan overwogen worden alle stenen weer op hun oorspronkelijke plaats te leggen, zoals dat in de Oude kerk te Amsterdam gebeurde bij de restauratie tussen 1955 en 1975. Daar trad het probleem op, dat sommige zerken al twee verschillende graven hadden gedekt en dus twee nummers droegen. Van één van de twee plaatsen was ook een andere zerk aanwezig, zodat een afweging voor de uiteindelijke plaatsing is gemaakt.
probleem geplaatst in hoeverre een gebroken zerk of tegel nog te herstellen is en of de kosten van herstel opwegen tegen de waarde, die men hecht aan het behoud van deze zo zeer beeldbepalende historische en vaak emotioneel geladen elementen. Het schadebeeld verschilt per soort steen. Bij zerken of tegels uitgevoerd in basalt (Sint-Walburgskerk in Zutphen) komen er - zelfs wanneer deze verlegd zijn en als dorpel fungeren - vrijwel geen slijtplekken voor. Zandsteen (zoals de rode Wezer en de Bentheimer) en kalksteen (zoals hardsteen, Naamse en Doornikse steen) zijn relatief niet erg slijtvast. In de loop van de eeuwen zullen deze soorten dan ook, vooral wanneer ze ‘in de loop’ liggen, dermate afslijten dat de eventuele opschriften en voorstellingen op den duur vrijwel onleesbaar en onherkenbaar worden. Bij zerken van zandsteen is de min of meer beperkte slijtvastheid het enige probleem. Bij kolenkalksteen (zoals hardsteen) die aan de buitenlucht is blootgesteld, ontstaan steken (rechte scheuren, die soms min of meer haaks op elkaar in de steen ontstaan) als typerend verweringsbeeld. Bij in het interieur verwerkte hardsteen komt dit verschijnsel in veel mindere mate voor dankzij het feit dat de steen beschermd is tegen directe inwerking van zon en regen. Dit is goed te zien als we het beeld van de zerken vloeren in een kerk vergelijken met die van aan de buitenlucht blootgestelde vloeren van de afgebroken kerken van Sluis (Z.) en Graft (N.H.). Die ondergaan soms extreme temperatuurwisselingen. In verband met mogelijke beschadiging en verwering is het niet verstandig zerken, die in de kerk gelegen hebben, buiten te herleggen afb. 21.
..
a. Vooronderzoek Voordat een kerkvloer tijdelijk wordt verwijderd, is een volledige documentatie (opmeting) van de bestaande vloer met een nauwkeu-
b. Diagnose van gebreken aan de steen, schadebeeld Bij elke restauratie wordt schade geconstateerd aan zerken en tegels. Men wordt dan voor het
Omdat in het verleden de grond onder de kerkvloeren door het begraven vaak geroerd werd en na verloop van tijd inklinkt vanwege het inzakken van de kisten,
kerkvloer
RVblad 01-17 20. Delft, Nieuwe kerk. Tijdens de restauratie in 1989 is een goede bescherming van de vloer toegepast.
ontstaat er ruimte, die leidt tot een ongelijk draagvlak. Dit is naast het scheefzakken door het weglopen van opvulzand, de belangrijkste oorzaak voor het veel voorkomende verschijnsel van steken, ook bij zerken welke binnen het kerkgebouw zijn gelegen. Bij herstelwerkzaamheden aan een oude zerkenvloer, die er op het oog nog redelijk uitziet, blijkt in de steen de één na de andere steek voor te komen. Dit kan tot gevolg hebben dat bij het opnemen van een zerk, die op dat moment op één extra plaats belast wordt, de eventueel nog aanwezige, nog niet doorgetrokken steek het begeeft en de zerk breekt. Het kan voorkomen dat een zerk er op het eerste gezicht nog gaaf uitziet, maar dat er toch al haarscheuren voorkomen. Om deze onzichtbare gebreken op te sporen, kan men een zerk nat maken en laten drogen. Door de capillaire werking zal water in de haarscheur trekken en tijdens het drogen als een zeer dun vochtig streepje zichtbaar worden. Uiteraard dient een dergelijke proef alleen in een vorstvrije periode of ruimte te worden genomen. Men is dan gewaarschuwd en kan met nog meer zorg te werk gaan. Wanneer de druk op een enkel punt al te veel kan zijn, bijvoorbeeld bij het dompen (het lichten van de steen), is het natuurlijk van groot belang de zerk niet te laten ‘klappen’, dat wil zeggen met een schok laten neerkomen. c. Aangeven van de werkmethode Op basis van de diagnose wordt een plan gemaakt, waarbij zowel op tekening als in .de werkomschrijving wordt aangegeven welke werkzaamheden er dienen 21. Bolsward (F,). Martinikerk. Verkeerd gebruik grafzerken. RDMZ RV 1991/25-29
Kerkvloer
RVblad 01-18 22. Geertruidenberg, N.H. kerk. Voorbeelden van kapotte en daarna gerestaureerde zerken. a. 1957.
te geschieden, onder andere ten aanzien van de conservering, de methode van lijmen, beschermende maatregelen, opslag, ondersteuning en verbetering van de ondergrond. Uitvoering
a. Conservering, restauratie van steen Gebroken zerken en tegels kunnen gelijmd worden. Zerken die in twee of drie stukken gebroken zijn, behoeven niet gelijmd te worden. Dit is acceptabel uit een oogpunt van conservering en behoud van de historische waarde. Bij het herleggen dienen de stukken zo dicht mogelijk tegen elkaar gelegd te worden. De bovenzijde behoort zo vlak mogelijk te liggen en er moet gezorgd worden voor een stabiele ondergrond, waardoor verzakken kan worden voorkomen. Bij grafstenen waarvan substantiële delen verdwenen of zwaar beschadigd zijn kan een compilatie van verschillende herstelmethoden worden gebruikt, lijmen, voegen en aanvullen met ander materiaal. Het is beter de dunnere gebroken tegels altijd te lijmen, dus ook als deze maar in twee stukken gebroken zijn omdat dan het behoud op lange termijn beter verzekerd is afb. 22 a, b, c, d. Voor het conserveren van afgeschilferde stenen - meestal van Doornikse steen - is nog geen afdoende oplossing aan te geven afb. 23.
b. Lijmen Voor het lijmen zal een aantal voorzorgsmaatregelen moeten I worden genomen. Vuil en aanslag worden verwijderd; het te lijmen OppeNlak mag ook in de holten geen vuil meer bevatten. Het lijmen dient in zo droog mogelijke omstandigheden te gebeuren. Om te beginnen moet er 22b. 1957
Kerkvloer
RVblad 01-19 22c. 1991
22d. 1991
spaarzaam met lijm worden omgegaan en zal men na het samenvoegen van de te lijmen onderdelen het moment moeten afwachten dat de lijm begint te stijven. Dan moet men met een niet te scherp mes de overtollige lijm afsnijden en de achtergebleven resten verwijderen met een oplosmiddel, maar zodanig dat de natuursteen niet wordt beschadigd. Dus mag men de lijm, die buiten het breukvlak terecht komt, nooit laten uitharden, waardoor er later gehakt of geschuurd zou moeten worden. Hierdoor ontstaat namelijk schade aan het oude oppervlak. Dat door deze methode de lijmnaad iets onder het steenoppervlak komt te liggen, zal in de-meeste gevallen positief werken, omdat de oude breuken op de hoek ook wat afgebrokkeld
23. Beverwijk, Hervormde kerk. Afgeschilferde grafzerk.
RDMZ RV 1991/25-30
Kerkvloer
RVblad 01-20
zijn en er hierdoor bij platvol werk een bredere lijmnaad ontstaat dan nodig is. In de meeste gevallen zal het verticaal lijmen van zerken het beste resultaat geven. Door gebruik te maken van een takel kan snel en efficiënt gewerkt worden. Dat is noodzakelijk bij toepassing van bepaalde lijmsoorten. In het algemeen wordt het liefst gewerkt met een lijm op polyesterbasis. Deze lijm is - zeker wat betreft de hardsteen en Naamse steen - goed op kleur te brengen en niet zo temperatuurgevoelig. De lijm heeft echter het nadeel niet te hechten op vochtige ondergronden en bij uitharden enigszins te krimpen. Bij brede breukvlakken is dat na uitharding met het blote oog waarneembaar. Epoxylijmen hebben het voordeel dat zij elastischer zijn dan lijmen op polyesterbasis en minder krimpen, maar zij zijn sterk vochten temperatuurgevoelig. Een derde lijmsoort is polyurethaanlijm. Deze reageert op vocht uit de lucht en ook op vocht uit de
omdat een breed breukvlak niet als storend ervaren behoeft te worden. Deze scheuren mogen niet onzichtbaar gemaakt worden. Er is dus geen technisch of historisch bezwaar als een breed breukvlak met dezelfde mortel gevuld wordt als de voegen. In het algemeen worden de voegen tussen de zerken (dus ook tussen de gelijmde zerken) met fijn zand volgezet. Indien echter gekozen wordt voor het volvoegen met mortel, dan moet hieraan de nodige zorg besteed worden. Als een overwegend in hardsteen of Naamse steen uitgevoerde vloer gelegd is op een betonnen ondervloer, zal een goede mortelverhouding gezocht moeten worden. De voegmortel dient dan van een zodanige samenstelling te zijn, dat deze bij het eventueel verplaatsen van tegels of zerken gemakkelijk te verwijderen is. De mortel mag iets lichter van kleur zijn dan de steen. Het voegvlak mag eventueel vanwege kleine beschadigingen aan een hoek van de steen - iets onder het oppervlak van de zerk
steen. Deze lijm zwelt enigszins op
liggen. Als er grote hoeken
tijdens het uitharden en is niet geschikt voor het vullen van brede scheuren. Vanwege de uiteindelijk beperkte houdbaarheid van de lijm is het noodzakelijk ervoor te zorgen, dat de ondergrond waarop de zerk opnieuw gelegd wordt goed stabiel is en over het totale vlak voldoende gevuld is. Wanneer bovendien de voegen rond de zerk of tegel vol en zat zijn gevuld en de steen goed gesloten is zal - als de lijmnaad het mocht begeven verzakking of het uit elkaar schuiven niet voorkomen. Bij het lijmen behoort de omgevingstemperatuur bij voorkeur niet lager dan 10° C te zijn, maar nooit onder de 5° C. Soms is het dus nodig het te lijmen vlak langzaam op te warmen een föhn of een bouwlamp.
afgeboerd zijn, moet men de mortel niet op niets laten uitlopen, maar afsnijden zodat de minimale dikte 3 mm is afb. 24.
c. Voegen Brede scheuren kunnen het beste gevuld worden met een mortel,
d. Het maken van een replica Het maken van een replica, welke in de plaats komt van de originele zerk of tegel, dient tot het uiterste beperkt te worden. De historische waarde van het artefact, samengesteld uit vele factoren, zoals het authentieke materiaal, de bewerkingswijze, patina en verwering, is in feite bij een replica verdwenen. Indien er al een noodzaak tot het nemen van maatregelen is,
bijvoorbeeld wanneer in de looppaden sterke slijtage optreedt, kan altijd overwogen worden de zerk of tegel te verplaatsen naar een plek waar slijtage uitgesloten is. Als de grafzerk al niet meer op zijn oorspronkelijke plaats ligt, is dat ook niet bezwaarlijk. Het kan uit educatieve overwegingen wenselijk zijn een replica te maken voor plaatsing in een museum. Een dilemma ontstaat wanneer een historisch belangrijke zerk of tegel nog wel op zijn oorspronkelijke plaats ligt en die plaats veel belopen wordt. Daarvoor is geen pasklare oplossing te geven, aangezien dat samenhangt met de verdere plaatselijke omstandigheden. Afhankelijk van het belang en de waarde van de steen en het belang van andere onderdelen van de kerk kunnen oplossingen worden gekozen, zoals het afperken met een te verwijderen laag hek of het verplaatsen van belendend meubilair. Menigmaal zal toch de keuze niet voor iedereen bevredigend zijn. Het is in ieder geval van belang dat de uitgangspunten voor de gekozen oplossingen in de bouwverslagen en in de dossiers van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg worden vastgelegd, inclusief de argumentatie.
e. Beschermingsmaatregelen tegen schade aan bestaande vloeren Hoewel het vanzelfsprekend zou
moeten zijn dat vloeren, zeker waardevolle kerkvloeren, tijdens de restauratiewerkzaamheden goed worden beschermd, gebeurt dat lang niet altijd. De meest voorkomende beschadigingen ontstaan door het plaatsen van steigers, door vallend puin of door het vervoer dat tijdens restauratie-
24. Dichtzetten van afgeboerde zijkant van zerk.
Kerkvloer
RVblad 01-21
werkzaamheden over de zerken plaatsvindt. Een goede methode om de vloer (als die bij een restauratie blijft liggen) te beschermen, is deze te bedekken met bijvoorbeeld ‘underlayment’ platen van ongeveer 18 mm dikte. Als de te bedekken vloer niet geheel vlak ligt, kan het wenselijk zijn deze eerst uit te vlakken met zand. Ook is wel eens de vloer bedekt met plastic-folie en daaroverheen een gipsmortel. Het nadeel van deze werkwijze is, dat men er rekening mee moet houden dat later bij het verwijderen van de verharde gips veel stof zal ontstaan. Dat heeft weer consequenties voor de bescherming van interieuronderdelen zoals orgels en een volledige schoonmaak van de kerk is noodzakelijk. Deze methode wordt daarom niet aanbevolen. Bij het plaatsen van steigers dienen puntlasten te worden vermeden en de druk door middel van zoveel mogelijk steigerdelen verspreid. Het is zeer aanbevelenswaard de onderzijden van de steigerpijpen met bijzondere voorzieningen uit te voeren afb. 25. Tijdelijk verwijderen van bestaande zerken en tegelvloeren
a. Voorwaarden Bij het verwijderen van een kerkvloer is een volledige documentatie van de bestaande vloer met een nauwkeurige aanduiding van iedere zerk en tegel een eerste vereiste. Eerst daarna, en uiteraard nadat daarvoor een vergunning ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is verleend (zie hoofdstuk 5), mogen de zerken en tegels verwijderd worden. De zerken dienen bij het documenteren systematisch van een merkte26. Wolfsgat en wolftypen
RDMZ RV 1991/25-31
25. Bescherming van de onderzijde van een steigerpijp tqdens de restauratie van de Nieuwe Kerk te Delft, 1989.
ken te worden voorzien op een plaats welke na het herleggen niet in het zicht komt of op een wijze zodat het merkteken na afloop van de restauratie zonder gebruik van agressieve stoffen kan worden verwijderd. De merktekens en maten worden op de zerkentekening vermeld. Een borderel vermeldt dikten en steensoorten. b. Vervoer en verplaatsingsmethode Het lichten van zerken kan op verschillende manieren plaats vinden en is afhankelijk van de situatie. Er zijn zerken waarin van oudsher een wolfsgat is aangebracht, een langwerpig en zwaluwstaartvormig gat dat in de steen is gehakt. In het wolfsgat kan de wolf, een metalen hulpmiddel bij hijswerkzaamheden, worden geschoven. Aan de wolf is een ring bevestigd waarmee de zerk uit de vloer gelicht kan worden zonder dat de omgeving verstoord hoeft te worden afb. 26. Is er - zoals in de meeste gevallen - geen wolfsgat aanwezig, dan zal
er in de aangrenzende omgeving ruimte gemaakt moeten worden, zodat de zerk met een of meer domphouten of dommekrachten gelicht kan worden. Tegenwoordig maakt men gebruik van een driepoot of een soort portaalkraan, waaraan een takel of lier wordt gehangen. Wanneer de zerk een glad en vlak oppervlak heeft, kan Hij door middel van zuignappen opgehesen worden. Indien het oppervlak bewerkt is en als er ruimte is, kan gehesen worden door middel van zelen (banden), die tegenwoordig meestal van kunststof zijn. Op het moment dat de zerk opgehesen is, kunnen er houten rollen onder geschoven worden, die enigszins bol zijn en een diameter van 12 tot 15 cm hebben en een lengte van 1,50 tot 2 m. Aldus wordt een voorzichtig transport mogelijk. Tijdens het transport moet er vooral op gelet worden, dat de zerk niet van de rol afloopt. Steeds zal met drie rollen worden gewerkt, zodat er altijd twee rollen onder de zerk liggen. Als de zerk tegen een helling gerold moet worden, verdient het aanbeveling met rollen te werken die aan de einden voorzien zijn van ijzeren ringen, waarin haaks op elkaar aan beide zijden gaten zitten waarin ijzeren staven gestoken kunnen worden, waarmee de rollen in beweging gebracht en in bedwang gehouden kunnen worden. Het is van belang tijdens het rollen aan het beide zijden steeds op hetzelfde ogenblik de staaf te ‘verpakken’, zodat de voorwaarts bewegende kracht aan beide zijden gelijk is. Anders kan de rol scheef trekken
Kerkvloer
RVblad 01-22
27. Rol.
en zal de beweging van de zerk in een bocht gaan verlopen afb. 27. Eén van de beste methoden om zerken te lichten is gebruik te maken van een heftruck, die voorzien is van een apparaat met drie zuigers. Bij deze methode moeten we rekening houden met adequate bescherming van de vloer waarover de heftruck rijdt. Op deze wijze kunnen zerken tot ongeveer 2000 kg worden gelicht. Een probleem is dat alleen redelijk gave zerken met een voldoende glad oppervlak hiervoor in aanmerking komen, omdat bij reliëf de zuigers niet werken. Wel is het mogelijk om bijvoorbeeld een uitgehakt wapen eerst met klei vlak te maken alvorens de zerk met behulp van zuigers te lichten. Hiervoor wordt schoolklei gebruikt. De zuignap dient echter minimaal over 70% van de oppervlakte op een vlak gedeelte worden geplaatst. Het is van belang dat de heftruck brede rubberen banden heeft, zodat de druk op de zerken zoveel mogelijk verdeeld wordt. Nog
gebruik worden gemaakt van de vorkheftruck. Bij historisch belangrijke en omvangrijke zerken met veel reliëfwerk is het aan te bevelen om eerst de minst belangrijke en de kleinste zerken en tegels er omheen te verwijderen. Als laatste kan dan de zware zerk door de vork van de heftruck worden opgetild om vervolgens door middel van twee zelen te worden gelicht en getransporteerd. c. Opslag, binnen en buiten het gebouw Bij tijdelijke opslag worden zerken gestapeld en tegels schuin overeind gezet. Men moet er op toezien dat de stenen op een vlakke ondergrond worden opgeslagen. De zerken worden van elkaar gescheiden door stukken hout van ongeveer 5x7 cm
doorsnede en een lengte, die langer is dan de breedte van de zerken. Deze stukken hout plaatst men op maximaal een vierde van 28. Stapelen van zerken.
beter is de vloer, mits deze goed
vlak ligt, met underlaymentplaten te bedekken. Bij grote oneffenheden in de vloer kan de natuursteen, indien deze onder grote druk komt te staan, ook bij het gebruik van de vezelplaten namelijk toch nog 'afboeren'. In dat geval kan het de voorkeur verdienen geen underlaymentplaten te leggen en een heftruck met zo breed mogelijke banden te gebruiken. Het uitvlakken van de vloer met zand en hierover de underlaymentplaten leggen is in alle gevallen het beste! Aangezien het heffen door middel van zuigers beperkt wordt door het gewicht, de oppervlakte en volume van de steen, kan, mits er zeer zorgvuldig gewerkt wordt,
Goede stapeling
Verkeerde stapeling
de einden van de zerk. Het is wenselijk zoveel mogelijk de zerken van gelijke lengte op elkaar te stapelen en wel zo, dat de houten balkjes loodrecht boven elkaar komen te liggen. Anders is de kans groot dat zerken zullen breken afb. 28. Het aantal zerken dat op elkaar kan worden gestapeld, is beperkt en mede afhankelijk van de ondergrond waarop de opslag moet plaatsvinden. Bij een stevige ondergrond kunnen - afhankelijk van de dikte van de zerken - maximaal tien zerken op elkaar gestapeld worden, bij een slappe ondergrond minder. Aanbevolen wordt dan extra voorzieningen aan te brengen om ongelijke zetting of fatale verzakkingen te voorkomen. Meer dan eens is het voorgekomen, dat een stapel zerken tijdens de opslag is gaan verzakken en omgevallen, met alle schadelijke gevolgen van dien. Bij het opslaan van de zerken en tegels dient vooral rekening te worden gehouden met de volgorde van
het herleggen van de zerken en tegels om onnodig verleggen te voorkomen. Hierbij kan of dient al rekening te worden gehouden bij het bepalen van de systematiek van het merken der stenen, die opgenomen en of opgeslagen moeten worden. Wanneer de zerken buiten de kerk worden opgeslagen, zal dit niet te dicht bij de gevels van de kerk dienen te geschieden. De aanzienlijke druk van het 'pakket' zerken zal zich vertalen in een horizontale druk op de funderingen. Ook bij het eventueel ontgraven van de fundering zouden problemen kunnen ontstaan als de zerken te dicht bij een muur of kolommenrij liggen. Voorkomen moet worden, dat de opgeslagen zerken tussentijds nog eens verplaatst worden.
Kerkvloer
RVblad 01-23
Tegels worden in rijen schuin op
Uiteraard zal dat ook bij een nieuw
zoiets nadelige gevolgen voor het
hun kant tegen elkaar aan gezet. De rijen dient men niet te lang te maken zodat eventueel een tegel er gemakkelijk tussenuit gehaald kan worden. In de winter zullen zerken en tegels, die buiten zijn opgeslagen, moeten worden afgedekt. Dat is noodzakelijk omdat in de in diep reliëf gebeeldhouwde onderdelen zich gemakkelijk water kan verzamelen, dat bij vorst ernstige schade kan toebrengen, ook bij aanwezigheid van haarscheuren is dat het geval. Wanneer zerken en tegels enige jaren moeten worden opgeslagen, is het raadzaam te zorgen voor een meer permanente afdekking.
te maken patroon - al of niet met gebruik van aanwezige zerken en
gehele kerkgebouw kan hebben; verzakkingen en scheuren zijn niet uitgesloten zodra de tegels of zerken gelegd worden. De voegen tussen de zerken en tegels worden met fijn zand volgeveegd. Dit moet een paar maal per jaar gebeuren, omdat er
d. Herleggen van tegels en zerken Het herleggen van zerken en tegels verloopt het beste als van te voren een goed uitgewerkt plan is opgesteld. Dat houdt een duidelijke plantekening in, waarop alle gegevens, welke nodig zijn voor het herleggen, inclusief
maten en te gebruiken ondergrond zijn vastgelegd alsmede een goede omschrijving in het bestek over de wijze van
bewerking der ondergrond inclusief de samenstelling der eventueel toe te passen mortel. De bij vooronderzoek en documentatie gemaakte tekening vormt de grondslag waarop de plantekening met het tegel- en zerkenplan moet worden gebaseerd. Deze geeft
naast het peil en de looppaden, de plaats aan van bankenblokken,
stoelen en ander meubilair. Ook zijn de plaats van de leidingkokers van CV, water en energie
tegels - het geval dienen te zijn. Bij een ingrijpende operatie als het maken van een vloerverwarming zijn veelal ernstige verstoringen onvermijdelijk, reden om van te voren bij de keuze van het verwarmingssysteem de historische waarde van de tegels en de zerken
en de vloer als geheel bij de planoverwegingen te moeten betrekken. Ook technische voorzieningen, als het aanbrengen van een betonnen ringbalk op vloerniveau, kunnen, indien zij niet tijdig als probleem onderkend worden, na realisering tot moeilijkheden leiden bij het herleggen van de natuurstenen vloer. De constructeur dient derhalve op de hoogte te zijn van de consequenties van de dikten van de zerken en tegels en de
vastgestelde bovenkant van de afgewerkte natuurstenen vloer
verdwijnt.
e. Leggen van zerken op een gemetselde grafkelder Deze ondergrond vereist evenzeer bijzondere aandacht. De muurtjes van de grafkelder moeten in een goede constructieve toestand zijn. Tussen de onderkant van de zerk en de bovenkant van de gemetselde kelders zal voldoende ruimte moeten zijn om de zerk goed horizontaal te kunnen
stellen. Bij een kelder, die zich bevindt in een omgeving waar andere zerken op het zand liggen,
zal dit zand zeer zorgvuldig
voor de uitvoering van de versterkingsconstructie. Zerken en tegels kunnen op drie verschillende manieren gelegd zijn: in het zand, op een gemetselde grafkelder of op een
gedicht moeten worden, daar een geringe zetting in de ondergrond
verharde vloer, zoals beton. Voordat tot het leggen van zerken
Het sparen van grafkelders bij een
of tegels in zand wordt overgegaan, is het noodzakelijk de
ondergrond eerst goed te verdichten, zeker wanneer een nieuwe laag zand is aangebracht. Dit kan het beste in lagen van telkens 10 tot maximaal 25 cm gebeuren. Handmatig, met een stamper, is de beste methode. Het verdichten op mechanische wijze moet sterk
(elektriciteit, gas) en de plaats van de verwarmingselementen en van
worden afgeraden, omdat de trillingen schade aan het kerkgebouw kunnen veroorzaken.
alle ondergrondse voorzieningen aangegeven, die bereikbaar moeten blijven of waarmee anderszins rekening moet worden gehouden. Bij het aanleggen van het centrale verwarmingssysteem, vloerverwarming of convectorputten, zal met de ligging, de maatvoering en het patroon van de bestaande zerken en tegels rekening moeten worden gehouden.
Ook wordt grondverdichting door inwateren dringend ontraden. Bij veel kerken kan het water namelijk niet of nauwelijks wegzakken, vooral wanneer het gebouw op een kleilaag of een oerlaag is gefundeerd. Het water blijft dan op die laag tussen de funderingsmuren staan, waardoor de zandlaag gedurende zeer lange tijd slap blijft. Het is duidelijk dat
RDMZ RV 1991/25-32
veel zand bij het schoonmaken
de zerk op de grafkelder hoger doet liggen dan de naburige zerken en daardoor letterlijk 'een steen des aanstoots' wordt. restauratie is belangrijk omdat daarmee een historisch document over de wijze van het begraven bewaard blijft. Indien bij het maken van een betonnen ondervloer de gewelven van de grafkelders boven de uitgegraven grond uitsteken, zal men ernaar
moeten streven zoveel mogelijk de gewelven te sparen afb. 29. f. Leggen van zerken en tegels op een betonvloer Bij de voorbereidingen voor het storten van een betonvloer moet rekening gehouden worden met de plaats en de dikte van de zerken. Bij zeer dikke zerken zullen uitsparingen in de betonvloer gemaakt moeten worden. Er moet voorts voldoende ruimte zijn voor het aanbrengen van specie en de specieverhoudingen moeten duidelijk aangegeven zijn. Een schrale mortel wordt
Kerkvloer
RVblad 01-24
aanbevolen, omdat de zerken ten behoeve van reparaties gelicht moeten kunnen worden. De voegen tussen de zerken worden gedicht met een voegmortel. Overige opmerkingen
Indien er slechts een klein aantal zerken of tegels voorkomt en de kerk grotendeels voorzien is van zitplaatsen kan men overwegen de zerken en tegels zoveel mogelijk op die plaatsen te leggen waar deze zo min mogelijk belopen worden. Het behoud van de voorstelling, reliëf en opschriften kan verplaatsing van de zerk of tegel rechtvaardigen. Indien deze echter op de oorspronkelijke grafplaats ligt dan is dat, zoals al eerder werd opgemerkt, een belangrijke reden voor het behoud ter plaatse. Afhankelijk van de beschikbare ruimte en het kunsthistorisch belang van de grafsteen zou dan gekozen kunnen worden voor verschillende oplossingen, zoals een bescheiden afperking rond de steen of een afdekking met een vlonder, glasplaat of vloerkleed naar gelang de plaatselijke omstandigheden dat toelaten. Fragmenten van zerken of graftegels, welke niet meer in de vloer herlegd worden en welke nog van gegevens zijn voorzien, kunnen het beste worden gedocumenteerd en eventueel gefotografeerd en ten behoeve van eventueel later onderzoek worden begraven in of nabij het kerkgebouw. De juiste plaats moet worden vastgelegd. Rechtop tegen de muur plaatsen van een zerk, zoals dat bijvoorbeeld in de Hervormde kerk van Kapelle (Z.) is gedaan, moet alleen in uiterste gevallen worden 1 toegepast. Het betreft dan historisch zeer belangrijke zerken, waarvoor in de vloer van de kerk geen goede plaats te vinden is waar het behoud van de zerk verzekerd is. Een zerk kan echter alleen rechtop worden geplaatst indien het groefleger van de steen dit toelaat.
29. Buren (Gld.), Hervormde
kerk. Sparen van grotkelders
Bij een eventuele opgraving zal ernaar moeten worden gestreefd de aanwezige grafkelders te sparen. 5. Regelgeving Voor alle werkzaamheden in een gebouw, dat ingevolge de Monumentenwet is beschermd en waarbij dit gebouw of een onderdeel ervan in enig opzicht wordt gewijzigd, is op grond van artikel 11 een vergunning vereist. Zie Restauratievademecum WRblad
tijdens de
restauratie.
01. Dit is dus ook het geval als er sprake is van werkzaamheden, waarbij de zerken of graftegels zijn betrokken. Er kunnen bijvoorbeeld verzakkingen plaatsvinden bij graafwerkzaamheden ten behoeve van funderingsherstel, de aanleg van verwarmings- en andere installaties, maar ook bij archeologisch onderzoek. Daardoor kunnen scheuren in het gebouw of breuken in grafzerken ontstaan. Ook kan schade aan zerken worden toegebracht als die
Kerkvloer
RVblad 01-25
tijdelijk worden verwijderd. In de schriftelijke vergunningaanvrage dienen de voorgenomen werkzaamheden te worden toegelicht, zodat de consequenties voor het behoud van de waarde van het monument, in casu de stenen vloer, kunnen worden overzien. Bij kerkgebouwen, die aan hun oorspronkelijke functie zijn of worden onttrokken, is het van belang vroegtijdig de historische waarde van de vloer te onderzoeken. Het is niet uitgesloten, dat zich onder de huidige vloer nog een oudere vloer en graven bevinden. De plannen voor een nieuwe bestemming kunnen ook een herinrichting betreffen. Daarbij valt soms niet aan het aanleggen van een fundering te ontkomen. Als een historisch belangwekkende zerkenvloer wordt ontdekt tijdens de uitvoering van de werkzaamheden, levert dat op zijn minst procedureel belangrijke vertragingen op. Voor het verrichten van archeologisch onderzoek geldt artikel 39 van de Monumentenwet. Zie WRblad 01. Alle voorgenomen opgravingen dienen gemeld te
kunnen dan afspraken worden gemaakt.
6. Beheer en onderhoud Algemeen Zodra een restauratie is voltooid zullen door de beheerder van het gebouw, de eigenaar of de gebruiker maatregelen moeten worden genomen om het gebouw in stand te houden. Een relevant deel van die maatregelen zal in het kader van dit hoofdstuk aan de orde komen. Op de eerste plaats is het voor de gebruiker van belang te weten wat ingevolge de regelgeving in casu de Monumentenwet niet is toegestaan en wat bij het optreden als 'goed huisvader' wel van hem wordt verwacht. Voor het normale onderhoud, zoals het schoonmaken, het repareren van een lekkage of schade, is geen vergunning ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet vereist. Wel is dat bijvoorbeeld nodig voor het verwijderen of verplaatsen van een grafsteen of het maken van een 'nagelvaste' voorziening in het gebouw welke bijvoorbeeld ten behoeve van het gebruik noodza-
wisselende eisen dan bij het gebruik voor de eredienst. Dat heeft met name consequenties voor de vloer, die in het algemeen zwaarder zal worden belast. Bij het realiseren van (tijdelijke) voorzieningen, als toileten garderoberuimte, keuken en pantry, welke per definitie storings- en onderhoudsgevoelig zijn, zal als bouwmethodiek het best gekozen kunnen worden voor een constructie met demontabele elementen, een zelfdragende en los van de zerkenvloer gehouden systeembouw, te vergelijken met tentoonstellingspaviljoens. Centrale leidingsystemen in die bouwsels en op regelmatige afstanden gemaakte aansluitpunten in de wanden van de kerk zijn dan wel vereist. Vooraf zal de zerkenvloer los moeten worden afgedekt met flexibel en tevens damp- of waterdicht materiaal, zodat de vloer niet kan beschadigen. Bij het maken van tijdelijke voorzieningen als tribunes en stellingen bij uitvoeringen van concerten zal ervoor gezorgd moeten worden dat puntlasten vermeden worden. Onder de
kelijk wordt geacht.
staanders dienen platen, planken
worden bij de Rijksdienst voor het
Uit financiële overwegingen neemt
Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort. Deze Dienst beoordeelt ondermeer, of een later onderzoek schade kan ondervinden van de werkzaamheden. In het kader van dit hoofdstuk zijn slechts zeer globaal de effecten van de Monumentenwet aangegeven in relatie tot werkzaamheden waarbij de materiële welstand en dus ook de monumentwaarde van de stenen vloeren in het geding zijn. Het zal duidelijk zijn dat zowel het belang van het monument als van de eigenaar ermee gediend is, indien in een vroegtijdig stadium overleg wordt gevoerd tussen alle betrokkenen: eigenaar, gemeente, de ROB te Amersfoort en de RDMZ te Zeist. Zowel procedureel (vergunningstelsel) als voor de te volgen werkwijzen en de planning van de voorgenomen werkzaamheden
het multifunctioneel gebruik van kerkgebouwen toe, soms veranderen de eigendomsverhoudingen en verandert de functie radicaal, in andere gevallen is zowel de oorspronkelijke kerkelijke bestemming naast het multifunctioneel gebruik aan de orde. Bij multifunctioneel gebruik kan worden gedacht aan concerten, congressen, vergaderingen en tentoonstellingen. Meer dan bij het gebruik voor de eredienst en met het kerkelijk leven samenhangende activiteiten stelt multifunctioneel gebruik specifieke eisen aan het gebouw, wat betreft voorzieningen: verwarming en sanitair, opslag, gebruik, inrichting en audio-visuele voorzieningen, bescherming en schoonmaak. Bij multifunctioneel gebruik zal in het algemeen sprake zijn van een dynamischer situatie met
of baddingen zodanig te worden gelegd, dat de druk gelijkmatig mogelijk wordt verdeeld. Zo wordt breuk van de zerken voorkomen en de vloer tevens beschermd tegen de invloed van roest, die zich op de staanders kan bevinden. Bij tentoonstellingen dient men zich te vergewissen wat de consequenties zijn van de aard der tentoonstelling en de te verwachten toeloop van het publiek. Wat dit laatste betreft kan men kiezen voor plankiers of lopers. De aard van de tentoonstelling kan onverwachte consequenties hebben voor de vooraf, tijdens en na de tentoonstelling te treffen maatregelen, welke het behoud van de vloer (en andere onderdelen) moeten verzekeren. Als voorbeeld kan worden genoemd het houden van pluimen kleinvee-tentoonstellingen in
RDMZ RV 1991/25-33
Kerkvloer
RVblad 01-26
vinden zijn. Als zo'n keuze echter
voegen te voorkomen. Het schoonspuiten van de vloer is altijd uit den boze. Verzakkingen door
Het is gewenst een aparte ruimte af te zonderen voor de opslag van meubilair, vlonders, lopers en onderhoudsmateriaal. Voorzover dit op de oorspronkelijke vloer wordt geplaatst, is het gewenst de materialen los of afgeschermd van die vloer te plaatsen. Dit geldt nog
gemaakt is, zullen de consequen-
onderspoelen of het vollopen van
meer voor onderhoudsmateriaal:
ties van mest en mestafvoer en de bescherming van vloer- en wandgedeelten vooraf moeten worden gewikt en gewogen. Datzelfde geldt voor tentoonstellingen waarbij zwaar materieel en materiaal moet worden verplaatst of opgesteld. De schadelijke invloed van uitlaatgassen, het mogelijke morsen van olie en beschadigingen aan de vloer door de rupsbanden van zware voertui-
grafkelders met zand kunnen daarvan het gevolg zijn. Een te grote vochtigheid bevordert
meubelwas, verfstoffen en dergelijke.
bovendien houtrot en andere
Tenslotte Het onderhoud van een monument begint na een restauratie met het vertrek van de laatste bouwvakker. Niet altijd zal er een deskundige zijn om aanwijzingen te geven voor goed onderhoud en beheer. Het is van belang dat de beheerder bij de oplevering een overzicht krijgt van de gebruikte materialen, mortels, soorten steen, plaats van opslag en een revisietekening krijgt, waarop de plaatsen van leidingen en aansluitingen staan aangegeven. Het bij de oplevering achterlaten van schriftelijke aanwijzingen voor onderhoud en beheer zou een goede service van architect en
een belangrijk kerkgebouw, dat niet meer voor de eredienst in gebruik is. Het houden van een
dergelijke tentoonstelling kan op zichzelf verwondering wekken, omdat voor dergelijke manifestaties beter geschikte lokaliteiten te
gen belasten een kerkgebouw op onverantwoordelijke wijze. Beheerders dienen zich dat van te
voren te realiseren, randvoorwaarden op te stellen voor het gebruik en criteria te hanteren aan welke voorwaarden tentoonstellingen en andere manifestaties dienen te voldoen. Bij de randvoorwaarden zou kunnen worden gedacht aan aanwijzingen voor opbouw en afbraak, vervoer, ventilatie, schoonmaak en voorzieningen. Bij
de criteria valt dan te denken aan de maximale belasting welke toelaatbaar is bij mogelijke verontreiniging en beschadiging en ten aanzien van volume en de brandveiligheid en de mate van
geluids- en trillingsbelasting. Een uitvoerige behandeling gaat het bestek van dit artikel te boven. Uiteraard zullen goede afspraken worden gemaakt, waarbij de verantwoordelijkheden duidelijk worden omschreven en aansprakelijkheid bij beschadiging wordt geregeld en vastgelegd. Ons bepalend, tot de normale zaken waarbij het gebruik van een kerk
en specifiek bij het onderhoud van de vloer op moet worden gelet, volgen hier nog enige aanbevelingen. Schoonmaken van de vloer De zerken en of de tegelvloer kunnen het beste en eenvoudig
dagelijks schoongehouden worden met de zachte bezem. Als de vloer in het zand ligt, kan gedweild worden, maar zo spaarzaam
mogelijk om uitspoelen van de
aantastingen en het verval van pleisterlagen. Dat laatste geldt uiteraard voor het schoon spuiten
van zerken op een betonnen ondervloer. Goed onderhoud van een zerkenvloer op zand betekent dat enige malen per jaar de vloer met schoon zand bestrooid moet worden en dat daarmee de voegen volgeveegd worden. Ook op deze wijze wordt de vloer goed schoon! Het gebruik van was, om de vloer mooi te laten glimmen, moet worden ontraden. Niet alleen is dat strijdig met de oorspronkelijk afwerking, maar de eventuele schadelijke invloed van dit soort middelen op steen is onvoldoende bekend. Het beste recept is nog
aannemer kunnen betekenen.
steeds: gebruik bij de grote schoonmaak van de vloer zachte (groene) zeep van natuurlijke
Voor de stenen vloeren in kerken geeft dit artikel hiervoor een
samenstelling en schrob daarmee de vloer schoon.
Het morsen van olie en vet op de steen moet worden voorkomen. De vlekken blijven zichtbaar.
Agressieve middelen mogen niet in aanraking komen met de veelal kalkhoudende vloer.
Gebruik van hulpmiddelen bij dagelijks beheer Bij het vervoer van stoelen en dergelijke wordt veelal gebruik gemaakt van steekwagens of karretjes. Het gebruik van een vervoermiddel met stalen wieltjes moet sterk worden ontraden omdat deze wieltjes de zerken en met name de randen van de zerken kunnen beschadigen, bij het ongelijk liggen kunnen deze 'afboeren'. Geadviseerd wordt de karretjes uit te rusten met rubber banden.
eerste aanzet.
Kerkvloer
RVblad 01-27 Noten 1
Gelderse Kerken II (1981), 59. G.W.C, van Wezel, De bouwgeschiedenis van de St.-Janskerk te Utrecht tot 1700, Restauratie vijf Hervormde kerken in de Binnenstad van Utrecht. Jaarverslag 1979-1980-1981 nr 6, 112. 22 G. Berends en Th. van Straalen, Een tegelvloer in Heukelum, Nieuwsbulletin 21
Literatuur
Nieuws-Bulletin KNOB 1955, *61-*91. G. Schnürer, Kerk en Beschaving I, 196. 3 Schnürer, o.c., 183. Ambrosius was één van de vier grote kerkvaders van het oude Christendom. Hij was aanvankelijk de vertegenwoordiger van het wereldlijk gezag - hij was consulair KNOB 1965, 17-18. perfect - en werd door het volk 23 Deventer, Lebuïnuskerk, bestek van gekozen tot bisschop van Milaan. Hij de vloer van 27 juni 1849. Gemeente was zeer invloedrijk zowel op kerkelijk Archief Deventer. Archief der als op wereldlijk gebied. Milaan was Hervormde gemeente, inv. nr. 439. 24 destijds keizerlijke residentie. Berends en Van Straalen, art. cit. 4 25 J.F. Nuyens, Geschiedenis der Pausen , E.H. ter Kuile, Zuid-Salland, De Eindhoven 1949, 60. Nederlandse Monumenten van geschie5 Servaas, restauratie-informatie denis en kunst, IV-2. 's-Gravenhage bulletin augustus 1988, 39^10. 1964, 33-34. 6 26 Fahrenfort en van de Graft, DodenbeH.M. van den Berg, Middeleeuwse zorging en cultuur, 142. tegelvloeren in Friesland, 21-28. 7 27 L.A.Vega, Het Beth Haim van E.J. Haslinghuis en C.J.A.C. Peeters, Ouderkerk, Amsterdam 1975. De Dom van Utrecht, De Nederlandse 8 Van kerkhof tot begraafplaats, Monumenten van Geschiedenis en tentoonstellingscatalogus GemeenteKunst, 1,1, 165-166, fig. 46 t.o. 416. 28 lijke Archiefdienst, Dordrecht 1982, 41. Zie noot 18. 9 29 Fahrenfort, o.c. 2, 25. Th. van Straalen, De Hervormde of 10 H.E. s'Jacob, Beschilderde middelSt.-Lambertuskerk te Buren, Stichting eeuwse grafkelders te Aardenburg en Oude Gelderse Kerken H (1981), 34. Sluis, Bulletin KNOB 1955, 125-150.
J. Belonje, Steenen Charters, Amsterdam 19422. Heemschutserie nr. 8.
W.P. Dezutter, Beschilderde Middeleeuwen. Grafkelders in Zeeuwsch-Vlaande-
H.L. Kok, De geschiedenis van de laatste eer in Nederland, Lochem 1970.
ren.Diss. 1969/1970. 11 Jaarboek Amstelodamum 1950, 103.
S. Lamrners, Graven naar graven,
2
12
13
Monster, archief Hervormde kerk.
Grote of St.-Bavokerk Haarlem, kerkvoogdij, Oud Archief, inventarisnummer 14776, kerkrekening 1526, rubriek 'Clock ende graff mit testament' bevat notities betreffende inkomsten die voortvloeien uit het verkopen van graven of 'legersteden' daarin, het openen van graven, het overluiden van de gestorvenen en legaten (mededeling C.F. Janssen). 14 Jaarboek Amstelodanum 1950,
Avondpredicaties. 15 Dolk, Grafstenen in en rond de oude Friese kerken. Janse, Trapeziumvormige grafstenen van rode zandsteen. 16
Belonje, Steenen Charters, 63-73. 17 M. Stokroos, Koper in Nederland, Amsterdam 1990, 51-52. 18 R. Steensma, Opdat de ruimten meevieren, Baarn 1982, 51. Schrijver pleit voor handhaving van tombes en grafmonumenten op hun oude plaats uit monumentale overwegingen, maar acht soms verplaatsing uit liturgische overwegingen noodzakelijk. 19 H. Janse en DJ. de Vries, Werk en merk van de steenhouwer, Zeist/Zwolle 1991.
20
M.A. Prins-Schimmel, W.A. Mazzola en C.L. Temminck Groll, De Hervormde kerk te Kerk-Avezaath, Stichting Oude RDMZKVJ991/25-34
H.M. van den Berg, Middeleeuwse tegelvloeren in Friesland en omgeving, Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken, III, 21-28. W. Dolk, Grafstenen in en rond de
oude Friese kerken, Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken 1,145-169. J.J. Fahrenfort en Catha. van de Graft, Dodenbezorging en cultuur, 2 dln., Amsterdam 1947. A.M. Heidt, Catholica, 's-Gravenhage 1953.
H. Janse, Trapeziumvormige grafstenen van rode zandsteen, Bulletin van de Stichting Oude Hollandse Kerken, 10 (lente 1980), 13-19.
Keppelstok. Publikatieband Stichting Alde Fryske Tsjerken III, 206-220.
H. Martin, Vroeg-middeleeuwse zandstenen sarcophagen in Friesland en elders in Nederland, Drachten 1957. T.A.S.M. Panhuysen, Maastricht staat op
zijn verleden, Maastricht 1984. H. Schelhaas (red.), Graven en begraven in Overijssel, Jaarboek Overijssel 1981.
G. Schnürer, Kerk en beschaving in de Middeleeuwen, 3 dln., Haarlem 1949. A. Slinger, H. Janse en G. Berends, Natuursteen in monumenten, Baarn/Zeist 1980.
C.A. van Swigchem, T. Brouwer en W. van Os, Een huis voor het woord, 's-Gravenhage 1984.
J. Waterink (red.), Cultuurgeschiedenis van het christendom, Amsterdam 1948.
Tentoonstellingscatalogus Dood en begraven. Sterven en rouwen 1700-1900, Centraal Museum Utrecht 1980.
Kerkvloer
RVblad 01-28 Tentoonstellingscatalogus Van kerkhof tot begraafplaats, Gem. Archiefdienst Dordrecht 1982.
Tentoonstelling Graven en Handmerken, Grote kerk Edam 1985. R. Wihr, Fussboden, München 1985.
Herkomst afbeeldingen Gemeente archief Schiedam: l Archief Herv. kerk Buren: 6
Archief Herv. kerk Berkel en Rodenrijs: 7
Foto's
Rijksdienst voor de Monumentenzorg Zeist Tekeningen G.A. Overeem: 24, 26, 27 Th. van Straalen: 28
Summary The preservation of stone floors in churches is of great importance. The tombstones and tiles provide a great deal of information about iconography and heraldry, genealogy and forms of burial among other things. After 1869, there was an absolute ban on burials in churches in The Netherlands. Present laws forbid church burial except for members of the Royal House. Graves were covered with ceramic or natural stone tiles or slabs, sometimes of considerable proportions. Sometimes the slabs are decorated with fancy ornaments and figures. In some cases, the floor is still in the original pattern. The totality forms an important historical document. The cultural-historical value of historie graves, slabs and floors can be endangered by a restoration or by building activities if the proper measures are not taken. The most important measures are: - the covering of the floor in such a way that the points of pressure of scaffolding are divided as much as possible over the surface and mechanical or other means of damage is prevented; - The prevention of damage during rernoval and storage; of time in case the floor is to be lifted out, - the prevention of damage during removal and storage; - the marking of tiles and slabs and the indication of these on the documentation drawing in order to be able to re-lay the floor in the proper place. Broken slabs are glued or laid next to each other and pointed. Damage to old grave locations should be prevented as much as possible during the installation of wiring and plumbing. A slab floor of cultural-historical value requires specific measures for management and mainte-
nance. The creation of paths should be avoided on valuable slabs. When a church is used multifunctionally, the cultural-historical value should be one of the factors taken into account. Clear agreements should be one of the factors taken into account. Clear agreements should be made about that point with people using the church. As part of a protected monument, the work done to an historie stone floor requires a license in compliance with the Historie Monuments Act. Consultation with experts in the field is advisable for all building plans.