Inhoud Kerkuilnieuws – Nieuwsbrief Kerkuilwerkgroep Vlaanderen 8ste jaargang, nr. 1 – 2006
Inhoudstafel Adressenmatrix
1 2
Ten geleide
3
Voorwoord Nieuws uit de provincie West-Vlaanderen
4 5
Nieuws uit de provincie Oost-Vlaanderen
6
Nieuws uit de provincie Antwerpen Nieuws uit de provincie Vlaams-Brabant
7 8
Nieuws uit de provincie Limburg
9
Nederlands Limburg Vlaanderen 2005 Kerkuilpopulatie terug op niveau
11 12
Resultaten 2005
13
Verspreiding van de Kerkuil in Vlaanderen in 2005
14
Berichten uit de provincies
15
Herent, anders bekeken
21
Aantal broedgevallen versus zachte winters
25
Recent broedt er iets bij Iveka ...
27
Een Kerkuil in huis
28
Opletten met het pluizen van braakballen
29
Meldpunt kerkuilenslachtoffers 2005
32
Sprokkels
36
Vlaamse Opvangcentra voor vogels en wilde dieren (VOC)
40
KERKUILNIEUWS Foto cover: Rollin Verlinde/Vildaphoto. Druk: Drukkerij Van Lijsebetten, Sint Niklaas. Eindredactie : Provinciale Afgevaardigden, Provant- Kerkuilteam. Illustraties : Arc hief Kerkuilwerkgroep Vlaanderen, Vildaphoto, Vogelbescherming Vlaanderen vzw. Vormgeving : Marieke Berkvens. Periodiek : 8ste jaargang – nummer 1 – 2006. Oplage : 2000 exemplaren. Verantwoordelijke uitgever : Kerkuilwerkgroep Vlaanderen – Postbus 6 – 3110 Rotselaar. Noot van de redactie: bij eventuele inhoudelijke overname van artikels, gegevens of delen ervan wordt toelating verleend mits de verplichting tot bronvermelding: ‘Kerkuilnieuws, nieuwsbrief van de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen’. De opgenomen sprokkels worden niet geselecteerd op de juistheid van hun inhoud, ze worden soms wel ingekort weergegeven, bij overname dient de ‘oorspronkelijke bron’ vermeld te worden, met verwijzing naar onze nieuwsbrief ‘Kerkuilnieuws’. Kopieën van publicaties worden verwacht op het postbusadres.
1
KERKUILWERKGROEP VLAANDEREN www.kerkuilwerkgroep.be ALGEMEEN COÖRDINATOR
CORRESPONDENTIEADRES
Ludo SMETS Rietensplein 2 3018 Wijgmaal-Leuven 016/44.83.34.
KERKUILWERKGROEP VLAANDEREN Postbus 6 3110 Rotselaar
AFGEVAARDIGDEN KERNBESTUUR
VOGELBESCHERMING
Paul LAEVEREN Drie Engelenstraat 22 2260 Tongerlo 014/54.77.66.
Jan RODTS Schuttershof 14 9100 Nieuwkerken-Waas (Sint-Niklaas) 03/296.26.80.
Philippe SMETS Slachthuisstraat 81 3300 Tienen 0475/60.55.43.
Bankrekening Steunfonds: 744-3291552-44
PROVINCIALE AFGEVAARDIGDEN EN VERTEGENWOORDIGERS DAGELIJKS BESTUUR WEST-VLAANDEREN
OOST-VLAANDEREN
VLAAMS-BRABANT
Aurel VANDE WALLE St. Michielstraat 13 bus 7 8700 Tielt 0497/32.45.06.
Johan LEFEBVRE Lindestraat 186 9470 Denderleeuw 053/67.07.96.
Philippe SMETS Slachthuisstraat 81 3300 Tienen 0475/60.55.43.
Kris DEGRAEVE 058/31.45.88.
Dries VAN NIEUWENHUYSE 054/50.37.89.
Stany CERULIS 016/77.71.37.
ANTWERPEN
LIMBURG
Ludo SMETS Rietensplein 2 3018 Wijgmaal-Leuven 016/44.83.34.
Peter GABRIËLS St-Gertrudisplein 7 bus 2.2 3740 Beverst-Bilzen 0485/78.66.96.
Eddy D'HUYVETTER 03/309.31.78.
Stijn KEUNEN 089/86.77.33.
PROVANT-TEAM (Provinciale Stuurgroep Antwerpen) An MELIS: 0494/86.96.26. Carlo VERHEYEN: 014/85.04.06. Paul LAEVEREN: 014/54.77.66.
Ludo ORIS: 014/58.47.03. Eddy D'HUYVETTER: 03/309.31.78. Ludo SMETS: 016/44.83.34.
AUTONOME WERKGROEP VAN VOGELBESCHERMING VLAANDEREN
2
Ten geleide Waar we ons wel zorgen over maken is het feit dat kerkuilen – en ook andere beschermde (roof)vogels – hoe langer hoe meer worden gehouden als huisdier. Via bepaalde websites, dubieuze kwekers/handelaars en zelfs via de alom bekende ‘Koopjeskrant’ worden ze massaal te koop aangeboden. In principe kan iedereen een Kerkuil bezitten en er zelfs triomfantelijk mee op stap gaan. Het Koninklijk Besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse gewest – dat in 1998 ingrijpend werd gewijzigd naar aanleiding van een Europees arrest uit 1996 (Vergy) – staat het bezit van kerkuilen toe op voorwaarde dat de vogels geboren en opgekweekt zijn in gevangenschap. Eén van de vereisten is dat de vogel in kwestie een gesloten ring moet dragen, zogezegd het ultieme bewijs dat hij niet uit de natuur komt maar in gevangenschap werd gekweekt.
Beste kerkuilbeschermer, Voor u ligt de nieuwe editie van ‘Kerkuilnieuws’, de nieuwsbrief van de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen. Zoals u kunt zien, is deze editie anders dan de vorige. Nadat ons driemaandelijks tijdschrift ‘Mens & Vogel’ een gedaanteverwisseling onderging, vonden wij dat er ook wel eens een frisse wind door ‘Kerkuilnieuws’ mocht waaien. Het resultaat is een moderne lay-out en een verbeterde leesbaarheid. Ik ben ervan overtuigd dat u deze vernieuwing, net als de inspanningen die de honderden vrijwillige medewerkers van de Kerkuilwerkgroep in 2005 hebben geleverd, op prijs zult stellen. Zij zijn er immers in geslaagd om – vooral door het plaatsen van speciale nestkasten – de kerkuilpopulatie in Vlaanderen met maar liefst 40% te doen toenemen. Meer dan 70% van de Vlaamse kerkuilen broedt tegenwoordig in zo’n nestkast. Wij hoeven ons dus voorlopig geen zorgen te maken over de toekomst van de Kerkuil in Vlaanderen: zijn voortbestaan is duidelijk in goede handen!
Iedereen die met de bescherming van vogels bezig is, weet dat er op grote schaal wordt gesjoemeld: elk jaar stellen medewerkers van onze Kerkuilwe rkgroep vast dat sommige nestkasten opengebroken werden en dat de inhoud (eieren of jongen) verdwenen is. Het is dan ook niet ondenkbaar dat de nestrovers de eieren in broedmachines uitbroeden en de uilskuikens met gesloten kweekringen legaliseren. Uiteindelijk komen de vogels in het illegale handelscircuit terecht. Vogelbescherming Vlaanderen dringt er bij de bevoegde Vlaamse minister op aan om enerzijds het systeem van kweekringen over een andere boeg te gooien en anderzijds een aantal kwetsbare vogelsoorten – waaronder de Kerkuil – op een lijst te plaatsen zodat ze een onvoorwaardelijke bescherming genieten. Terwijl wij hiermee bezig zijn, kunt u rustig genieten van deze nieuwsbrief en van een mogelijke ontmoeting met een Kerkuil in de vrije natuur. Want die kans is nu groter dan ooit … Jan Rodts, Voorzitter Vogelbescherming Vlaanderen vzw Sint-Niklaas, 22 april 2006
3
Voorwoord
Ondanks alle positieve berichten en resultaten blijf ik in mijn voorwoord voorzichtig met de prognose over de toekomst van de Kerkuil in Vlaanderen. Immers, er komen meer en meer vragen op in de zin van…”of het nog wel nodig is om de Kerkuil te blijven inventariseren en beschermen”…, na bijna 30 jaar werking. Het antwoord op die vraag is simpelweg natuurlijk “JA”. De Kerkuil blijft een kwetsbare soort, aangezien zijn leefomgeving kwalitatief achteruit blijft gaan. Hij leeft nu eenmaal in feite nog slechts in de marge van ons sterk gedegenereerde cultuurlandschap, en dat zien we er niet meer op verbeteren. Momenteel doet de populatie het inderdaad vrij goed omdat de Kerkuil door het uitblijven van strenge winters, alsmede door de grote zorg die honderden vrijwilligers de laatste jaren aan de soort hebben besteed, zich kan handhaven. De sterfte in de winter van vooral jonge en onervaren vogels blijft beperkt waardoor meer vogels tot broeden kunnen komen, bovendien ligt het broedsucces hoger en vliegen meer jongen uit dankzij de gunstige voedselomstandigheden en het milde klimaat. De Kerkuil bevindt zich de laatste vijf jaar op rij in een win- win- situatie. Doch, je moet er maar in slagen om in een versnipperd landschap te overleven, een land met 5.980.429 officieel ingeschreven voertuigen die dagelijks over onze wegen razen ... 6288 kilometer autosnelwegen + secundaire wegen .... ze vormen een reëel gevaar voor de amper 4000 kerkuilen die in Vlaanderen rondvliegen. Per jaar sneuvelen er immers naar schatting 4.000.000 gewervelde dieren op onze Vlaamse wegen. Nochtans mag ik niet pessimistisch uit de hoek blijven komen gezien de enorm positieve resultaten die in 2005 werden geboekt met een toename van maar liefst 40% op één jaar tijd. Een populatie die vergelijkbaar is met de toestand van vóór de strenge winter 1962- 1963, een resultaat waar we nooit van hadden durven dromen. In elke provincie werden wel enkele tweede en uitzonderlijk zelfs een derde broedsel gevonden, maar in Vlaanderen worden zéér weinig tweede legsels geconstateerd t.o.v. bijvoorbeeld Nederland of Duitsland. Vermoedelijk zijn er wel wat meer, maar in het najaar wordt niet door veel medewerkers een tweede keer geïnventariseerd. Daarnaast is het bekend dat sommige koppeltjes zich verplaatsen, waardoor late broedgevallen wel eens tweede legsels kunnen zijn van paartjes die eerst op een andere locatie hebben gebroed. De nestkast blijkt de laatste jaren de meest gebruikte broedgelegenheid (73%), en dan nog het liefst deze geplaatst op kerken maar vooral in boerderijen en woningen. Dit maakt dat wij een nog grotere verantwoordelijkheid dragen voor het behoud in de toekomst . Immers, driekwart van de populatie huist in onze kasten, we moeten er dus voor zorgen dat deze locaties of broedgelegenheid behouden blijft. De praktijk leert ons immers dat een nestkast die niet wordt opgevolgd binnen de drie jaar als potentiële locatie verloren gaat! Naast deze ‘gecontroleerde’ locaties kiezen kerkuilen ook voor minder voor de hand liggende gebouwen of constructies om te broeden, waar het dan bijna uitsluitend om vrije broedplaatsen gaat. Dergelijke locaties staan meestal onder voortdurende druk en gaan doorgaans niet lang mee. Veel leesplezier verder met onze totaal vernieuwde nieuwsbrief!
Ludo Smets, Voorzitter Kerkuilwerkgroep Vlaanderen
4
Nieuws uit de provincie West -Vlaanderen Aurel Vande Walle Het is niet altijd gemakkelijk een woordje te plaatsen over het wel en wee van onze kerkuilen. Op voorhand weten we immers niet welke richting het zal uitgaan met onze resultaten, wordt het een goed jaar, beter dan de vorige keer, bijvoorbeeld? Krijgen we integendeel een dipje? Was het een ‘muizen’jaar of juist een natte koude winter? In ieder geval vele factoren kunnen een rol spelen en onze resultaten beïnvloeden in gunstige of negatieve zin. Waar we zeker niet over te klagen hebben zijn onze vele vrijwilligers die elk jaar opnieuw in alle uithoeken van de Vlaamse regio, zich inzetten om de Kerkuil in kaart te brengen; er wordt geringd, geïnventariseerd, nieuwe nestkasten geplaatst, enz. Zo ook in onze kustprovincie. Onze medewerkers zochten naar de aanwezigheid van Tyto alba op 431 locaties en controleerden de broedgevallen. Op 73 plaatsen hadden we succes, want 52 gecontroleerde en nog eens 21 vastgestelde broedsels konden worden geregistreerd, bovendien vonden we twee vermoedelijke en tien mislukte gevallen. Verder kwamen 5 koppeltjes een 2de maal tot broeden. Grote nesten met veel jongen kwamen in 2005 echter niet voor, dat leren we uit de ringgegevens: 13 nesten met vier jongen, 24 met drie, 10 met twee jonge kerkuilen en één nest waarin 1 jong werd geringd. Dit geeft voor WestVlaanderen een nestgemiddelde van 3.17 pulli/nest, of een lichte daling in vergelijking met vorig jaar (in 2004 was dit 3.73, want toen hadden we verschillende nesten van 5 en meer jongen). Tien adulte vogels kregen een merkje om. Bij sommige nesten werd niet geringd, dit waren de vrije broedsels op quasi onbereikbare plaatsen of zeer vroege broedgevallen, waardoor te laat werd opgemerkt dat er reeds jongen aanwezig waren.
provincies merken we sinds enkele jaren een verschuiving naar ander gebouwen. In toenemende mate broeden onze kerkuilen in boerderijen, in WestVlaanderen geldt dit reeds voor 66 gevallen van de 85 (= 77%). Dit heeft uiteraard te maken met de menselijke factor; in toenemende mate worden de nestkasten bij particulieren geplaatst, waardoor de Kerkuil naar die locaties wordt ‘verleid’. Ook wat het aantal broedparen in nestkasten betreft volgen we in WestVlaanderen de landelijke trend. Net géén 70% van onze koppeltjes broedde in 2005 in speciaal voor hen geplaatste kasten. Onze nestkasten staan op kerken (5 broedsels), kastelen (3 broedsels), particuliere woningen (3), fabrieken of loodsen (3), verlaten gebouwen, onder bruggen en op de meest gekke plaatsen (5). Naast de gekende plaatsen vonden we nog 20 andere locaties met sporen van aanwezigheid, maar niets liet verstaan dat daar eventueel een koppel aanwezig was. In ieder geval moeten deze plaatsen verder in het oog gehouden worden. Van minstens enkele plaatsen is geweten dat het gaat om vroegere broedgevallen, waarbij mogelijk iets is gebeurd met één van beide partners. Het zwaartepunt van onze populatie ligt wat West- Vlaanderen betreft zeker in de polderstreek, met name 47 koppels bevinden zich in de regio’s Middenkust, Brugge- Oostkust en Veurne- Polders en de helft broedt er in nestkasten. Het totale aantal nestkasten in de provincie bedraagt momenteel 481. Ook dit jaar hadden we jammergenoeg te kampen met een aantal ‘blinde’ vlekken op de kaart; regio’s waar niet of minder werd gewerkt rond de bescherming en inventarisatie van de Kerkuil. Hartelijk dank voor alle inzet van elke medewerker en hopelijk tot volgend jaar.
Waar broedt nu onze Kerkuil in WestVlaanderen? Net zoals in de andere 5
Nieuws uit de provincie Oost- Vlaanderen Johan Lefebvre Dankzij de snelle e- mail communicatie was het al vroeg in het jaar duidelijk dat het broedseizoen er opnieuw goed ging uitzien. De broedaantallen begonnen reeds vroeg in juni binnen te komen. Het aantal jongen lag eerder aan de lage kant (gemiddeld 2) met af en toe melding van reeds enkele dode jongen, wat doet vermoeden dat de enkele dagen regenval toch een nefaste werking hebben gehad op de jongen. De koppels die later gemeld werden hadden wel nog 3 tot 4 jongen in de nestkast, hierdoor halen we gemiddeld net geen 3 jongen per vastgesteld broedkoppel (koppel waarvan het aantal jongen is gekend). In de helft van de 14 nieuwe locaties die werden gevonden stond een nestkast. Veertig broedlocaties van 2004 waren in 2005 opnieuw bezet, dit is 91% van de opnieuw gec ontroleerde locaties van 2004. Uiteindelijk konden we afsluiten met een totaal van 77 broedgevallen, waarvan twee 2de broedsels. Eén koppel was vroeg in het jaar verstoord op eieren door onwetenden, gelukkig is het broedpaar toch gebleven en heeft het een maand later de broedinspanning succesvol hervat (uitgevlogen jongen). Na 20 jaar kerkuilopvolging in OostVlaanderen is in navolging van het vorig jaar wederom een heuse sprong voorwaarts gemaakt. De totaal aantallen zijn uitstekend en het ringwerk resulteerde in 75% geringde kerkuiljongen in 2005, wat neerkomt op een 120- tal jongen, een hoog aantal naar Oostvlaamse normen. Door betere opvolging van de nestkasten konden we dit jaar 47 koppels (61%) optekenen in nestkasten en kwamen nog 30 koppels tot broeden op vrije broedplaatsen. Vergeleken met het begin van onze inventarisatie kunnen we stellen dat het aantal vrije koppels er niet op achteruit is gegaan, wel is de populatiespreiding totaal
verschillend als men vergelijkt met onze beginperiode (20 jaar geleden). Dit is deels te wijten aan activiteitverlegging van medewerkers, maar vermoedelijk ook een gevolg van verschuivingen binnen de populatie, het is nl. gebleken dat in sommige regio’s de populatie eerder is afgenomen (na een korte bloeiperiode begin ’90- er jaren) terwijl de medewerkersactiviteiten op peil bleven. Het aantal controles ligt voor OostVlaanderen - vergeleken met de overige provincies- aan de lage kant. Ondanks het goed georganiseerde netwerk en degelijke communicatie wordt de methode niet altijd gevolgd en zijn niet alle lijsten ingevuld en teruggestuurd, er zijn dus meer controles uitgevoerd dan op dit moment staan geregistreerd. In 2006 willen we deze tekortkoming in onze gegevensregistratie wegwerken, hiervoor is begrip en medewerking van de veldwerkers nodig. Van oudsher is de Kerkuil verknocht aan gebouwen, doch kerkuilnestkasten in bomen kunnen ook soelaas bieden voor een Kerkuil op zoek naar een geschikte broedlocatie. In Oost- Vlaanderen hebben we nu twee dergelijke locaties. Het plaatsen van nestkasten kan soms verrassende resultaten geven, zo konden we ringen op twee nestkastlocaties die amper 400 meter van elkaar liggen. Kerkuilbescherming is een must, willen we de soort een vaste stek geven in Oost- Vlaanderen. De vrije broedplaatsen zijn meestal geen lang verblijf gegund. Nestkasten bieden de nestplaats een betere beschutting en bieden de jongen een aangenamer verblijf, ze dienen evenwel een 3- jaarlijkse opruimbeurt te krijgen, bovendien is vergrendeling noodzakelijk voor al te nieuwsgierige blikken.
6
Nieuws uit de provincie Antwerpen Ludo Smets Toen we in 2004 net boven de 200 broedgevallen uitkwamen (206) was de euforie enorm groot. Het doet deugd om zo’n positieve resultaten te kunnen terugkoppelen aan de medewerkers. Iedereen voelt zich betrokken en ziet zijn eigen bijdrage vruchten afwerpen. Dat is een stimulans om er met nog meer inzet tegenaan te gaan. Je hoopt altijd dat het volgende jaar minstens evengoed zal zijn, maar met de historiek in het achterhoofd weet je dat dit niet altijd het geval zal zijn. Nochtans kregen we al vrij snel de indruk dat het voor de Kerkuil in 2005 een bom van een jaar zou worden. Eerst bekijken we hoe januari en februari het weer uitmaken, daarna gaan we op zoek naar het aantal holletjes per vierkante meter grasland om te zien hoe het met de aantallen woelmuizen is gesteld. En tenslotte gaan we spotten hoe de ‘familieleden’ van de Kerkuil, voornamelijk de bosuilen omdat die heel vroeg eraan beginnen, het ervan afbrengen. En ja, alle signalen waren erg positief en werden op 8 januari al enigszins bevestigd toen in Mol een eerste Kerkuilei werd gelegd. Het waren er dan wel geen 250 geworden in 2004, zoals ik vorig jaar durfde te verhopen, maar wel 283 broedgevallen in 2005, een toename met 37% op één jaar tijd! Op nog 74
andere locaties waren kerkuilen niet broedend aanwezig. 218 broedkoppels (77%) maakten gebruik van onze nestkasten, maar liefst 62 meer dan in 2004! Opvallend veel koppels met 4 en 5 jongen en zelfs drie met 6, 202 gecontroleerde nesten leverden 688 pulli op, wat het nestgemiddelde op 3,4 bracht. 12 broedgevallen mislukten. Het aantal controleplaatsen steeg tot 796, een toename met 5% t.o.v. 2004, voornamelijk door nieuw bijgeplaatste nestkasten. Het aandeel broedgevallen op kerken bedroeg 26%, woningen waren goed voor 25% en boerderijen herbergden 32% van de broedkoppels. Kastelen 8%, loodsen een kleine 4% en ‘andere’ nog een ruime 5%, waaronder nu ook al 5 elektriciteitscabines uit het samenwerkingsverband met Iveka. Al in 11 atlashokken (atlashok van 8x10 of 80 km²) werden meer dan 10 broedgevallen genoteerd, in één hok in het zuiden van de provincie zelfs 20 BGV! Een nooit eerder bereikte densiteit. Van mijnentwege en in naam van de Kerkuil ‘nen dikke merci’ aan alle Antwerpse medewerkers voor hun inzet die duidelijk resulteerde tot dit prachtige resultaat!
Provincie Antwerpen - historiek meetpunten Resultaten Aantal controleplaatsen
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 150
175
190
167
179
194
206
252
319
357
379
382
425
478
601
749
758
796
Aantal broedgevallen
40
83
114
75
77
121
107
117
135
45
87
117
141
169
154
177
206
283
Procentueel aandeel
27
47
60
45
43
62
52
46
42
13
23
31
33
35
26
24
27
36
Aanwezig niet broedend
-
-
13
32
23
18
27
26
37
46
23
28
28
36
71
105
68
74
Procentueel aandeel
-
-
7
19
13
9
13
10
12
13
6
7
7
8
12
14
9
9
Nestgemiddelde P/N
-
-
-
-
-
3,9
3,0
3,0
2,8
2,4
3,3
3,5
3,3
3,6
3,1
2,8
3,2
3,4
Detail nestkasten
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005
Aantal in nestkast
3
9
25
23
27
45
48
55
69
29
50
77
80
117
114
136
156
218
Procentueel aandeel
8
11
22
31
35
37
45
47
51
64
57
66
57
69
74
77
76
77
Detail locaties Kerk/Kapel
1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 26
54
60
44
45
60
49
52
55
19
35
51
55
60
46
49
52
Kasteel
4
7
7
8
7
11
8
10
7
2
7
4
10
10
13
14
21
74 23
Woning/Boerderij
7
16
41
21
22
45
46
50
65
22
38
59
68
85
90
101
118
160
Fabriek/Loods
2
2
3
2
2
3
1
1
5
0
2
1
3
4
2
4
5
10
Andere
1
4
3
0
1
2
3
4
3
2
5
2
5
10
3
9
10
16
7
Nieuws uit de provincie Vlaams-Brabant Philippe Smets Na het topjaar 2004 met 121 broedgevallen bleek het jaar 2005 nog hoger te scoren, nl. 173 broedgevallen, waarvan 145x broedzekerheid (waarbij het aantal pulli werd vastgesteld), 19 broedzekere gevallen zonder pulliaantal, 7 mislukte en 2 vermoedelijke broedgevallen (info van derden na de feiten). De Vlaams - Brabantse populatie schommelt al enkele jaren rond de 100 broedgevallen, 2004 en 2005 vertonen een enorme stijging. Iedere medewerker
heeft wat winst geboekt in 2005. Het opvallende verschil is het aantal broedgevallen in nestkasten op boerderijen, praktisch een verdubbeling in één jaar, nl. van 32 in 2004 naar 63 in 2005. Wij heb ben de laatste jaren veel nestkasten geplaatst (met de steun van de gemeenten) op boerderijen en hoeves, veelal direct achter het “uilengat”. Deze beginnen nu hun vruchten af te werpen.
Vlaams-Brabant - Nestplaatskeuze 2005 Detail locaties Kerk / kapel Kasteel / abdij Woning / schouw Boerderij / schuur Molen Knotwilg
vrije broedplaats 14 7 7 4 1 1
Totaal
controles
in nestkast*
controles
52 12 16 19 8 1
57 6 10 63 3 0
189 16 19 151 5 0
108
139
380
34
* totaal 80%
Kerken blijven de favoriete nestplaatsen: 71 broedgevallen waarvan 57 in een nestkast, op de tweede plaats komen de boerderijen met 67 broed-
gevallen, waarvan 63 in een nestkast (uiteraard staan op de kerken en boerderijen de meeste nestkasten).
Vlaams-Brabant - Nestresultaten 2005 Aantal pulli per nest
1
2
3
4
5
6
Totaal
Nesten
5
18
55
45
19
3
145
Totaal pulli
5
36
165
180
95
18
499
Het nestgemiddelde van 3 pulli per nest is al meer dan 20 jaar een normaal gegeven, nu hadden we een nestgemiddelde van 3,4 wat nog eens aantoont dat 2005 een superjaar was. In 2005 werden 499 pulli vastgesteld waarvan 464 ex. geringd zijn. In 2003 en 2004 hadden wij resp. 204 en 302 pulli vastgesteld; ook in deze jaren een enorme stijging.
Vlaams-Brabant - Controles 2005 Broedgevallen Aanwezig (waargenomen) Verse sporen Niets
173 15 15 285
Totaal
488
8
Nieuws uit de provincie Limburg Peter Gabriëls In 2005 werden 331 locaties onderzocht op de aanwezigheid van kerkuilen. Hierbij werden 158 broedgevallen vastgesteld, het hoogste aantal ooit in onze provincie. Daarbij waren op 26 locaties nog kerkuilen aanwezig (zonder dat we hierbij broedzekerheid hebben). Er werden 270 nestkasten gecontroleerd (82% van de controleplaatsen is uitgerust met een nestkast). Reeds 107 koppels (68% van het totaal broedbestand) verkozen een nestkast om te broeden. Er werden in totaal 405 jongen geteld met een nestgemiddelde van 3,9 (gemiddelde over 17 jaar = 3,3). Dit gemiddelde werd sinds 1993 niet meer bereikt. Er waren veel grote broedsels: resp. 9 nesten met 6 grote jongen en 1 nest met 7 grote jongen. De meerderheid van onze kerkuilen broedde in kerken (43%). Van de 132 bezochte kerken werd in 67 gevallen een broedsel aangetroffen, het hoogste aantal ooit. Maar niettegenstaande kerken nog altijd belangrijk blijven als broedplaats, neemt het aandeel van boerderijen en schuren sterk toe (27%). Dit komt niet alleen door het plaatsen van nieuwe kasten, maar ook door het wegnemen van kasten uit kerktorens (meer dan 40
sinds 2001) wegens duivenoverlast of andere problemen zoals de aanwezigheid van Steenmarter. Er was ook een broedgeval in een bosuilnestkast maar de eieren werden geroofd door een Eekhoorn. De tabel (volgende pagina) geeft een overzicht per gemeente met het aantal broedgevallen, het aantal controleplaatsen en de broedgevallen in nestkasten. In 10 gemeenten werd een record aantal broedgevallen genoteerd: Alken, As, Bocholt, Borgloon, Dilsen- Stokkem, Halen, Heers, Kortessem, Maasmechelen en Meeuwen- Gruitrode. Het plaatsen van nestkasten in de voorbije jaren begint hier stilaan zijn vruchten af te werpen. Opvallend is ook de sterke toename van het aantal broedgevallen in Sint - Truiden, de best onderzochte gemeente in onze provincie. Maar in verschillende gemeenten is door een gebrek aan controle weinig of niets bekend over de verspreiding van de Kerkuil. Vooral de Voerstreek dient meer aandacht te krijgen. In de gemeenten Hechtel- Eksel, Leopoldsburg, Opglabbeek en Zutendaal werden zelfs geen controles uitgevoerd.
Jongen: 4 weken oud
9
Provincie Limburg - broedgevallen per gemeente broed gevallen 2005
broed gevallen 2004
controle plaatsen 2005
broed gevallen nestkast 2005
Alken
4
1
9
2
As
3
1
4
2
Beringen
6
3
8
4
Bilzen
4
3
15
3
Bocholt
4
1
13
4
Borgloon
9
5
21
9
Bree
3
1
9
2
Diepenbeek
2
2
2
0
Dilsen-Stokkem
4
2
6
3
Genk
5
4
5
1
Gingelom
4
3
16
1
Halen
4
1
4
2
Ham
0
0
1
0
gemeente
Hamont-Achel
4
4
9
4
10
9
13
5
Hechtel-Eksel
0
0
0
0
Heers
7
4
16
5
Herk-de-Stad
2
1
4
2
Herstappe
1
0
1
1
Heusden-Zolder
1
1
5
1
Hoeselt
2
1
3
0
Houthalen-Helchteren
2
0
2
1
Kinrooi
2
1
3
1
Kortessem
6
3
6
5
Lanaken
4
2
8
1
Leopoldsburg
0
0
0
0
Lommel
2
2
2
2
Lummen
1
1
4
1
Maaseik
7
8
11
6
Maasmechelen
4
3
6
4
Meeuwen-Gruitrode
7
3
7
5
Neerpelt
3
4
5
0
Nieuwerkerken
5
4
7
3
Opglabbeek
0
0
0
0
Overpelt
4
5
7
2
Peer
1
2
7
0
Riemst
2
1
15
2
St.-Truiden
13
6
36
10
Tessenderlo
2
1
4
1
11
9
25
10
Voeren
1
1
2
0
Wellen
2
2
7
2
Zonhoven
0
0
3
0
Zutendaal
0
0
0
0
158
105
331
107
Hasselt
Tongeren
totalen
10
Nieuws uit Nederlands Limburg Jacques Ummels Het lijkt er op dat de Kerkuil langzaam uit de problemen is. Afgelopen vijf jaar schommelde het gemiddeld aantal broedparen in Limburg rond de 165. In 2005 werden 184 broedparen genoteerd. Alleen in 2001 was dit aantal groter; destijds telden we 186 paren. Ook het aantal jongen dat werd geproduceerd was relatief hoog, met een gemiddelde van 3,5 vlogen er 619 jonge vogels uit de nesten. In tegenstelling tot vorig seizoen, toen we 23 tweede broedsels noteerden, werd slechts op drie locaties voor een tweede maal een legsel geproduceerd. De grootste toename (71%) heeft plaatsgevonden in het zuidelijk deel van
de provincie op de lössgrond. De aantallen op de zandgrond waren nagenoeg gelijk aan 2004. Met het toenemen van het broedbestand stijgt het aantal verkeersslachtoffers onrustbarend. Ook in 2005 werden er op tal van plaatsen langs de drukke wegen slachtoffers gevonden. Alleen al op autowegtrajecten Maastricht- Wessem (A2) en Meerssen- Bocholtz (A79) werden in de laatste twee maanden van 2005 door éé n oplettende uilenvriend 20 dode dieren verzameld. In samenwerking met de provincie Friesland wordt nog steeds gezocht naar oplossingen om deze doodsoorzaak te verminderen.
De belangrijke gegevens van het seizoen 2005 Aantal 1ste broedgevallen
Procentuele verdeling van de nestplaatskeuze 184
Aantal 2de broedgevallen
3
Aantal mislukte broedsels
11 ste
Aantal uitgevl. jongen van 1
de
+2
broedsels
4%
Natuurlijke broedplaats
1%
Fabriek/loonbedrijf/manege
624
Gemiddeld aantal uitgevlogen jongen (N=175)
Kasteel/ruïne
2%
Schuur
3,5
66%
Kerk(zolder/toren)
7%
Woonhuis/woonboerderij
8%
Niet gedefinieerd
13%
Verloop van het aantal broedparen van de Kerkuil Tyto alba in Nederlands Limburg in de periode 1990-2005 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 Aantal broedparen
'90
'91
'92
'93
'94
'95
'96
'97
'98
'99
'00
'01
'02
'03
'04
'05
50
16
21
25
25
50
53
26
73
123
125
186
161
138
149
184
11
Vlaanderen 2005, Kerkuilpopulatie terug op niveau! Ludo Smets Van in januari zag het er goed uit voor de Kerkuil, de zoveelste zachte winter op rij, met ideale omstandigheden om te jagen dankzij heldere en droge nachten en een duidelijk groot prooiaanbod aan muizen. Niet verwonderlijk dus dat de eerste koppeltjes zich in februari al waagden aan de eileg. Maar het blijft toch altijd afwachten tot het moment waarop rond half juni de eerste nesten kunnen gecontroleerd worden. Persoonlijk was het voor mij dan wel snel duidelijk, in de eerste zes nesten trof ik telkens vijf jongen aan. Bovendien waren de jongen meer dan goed doorvoed. In vele nieuw geplaatste nestkasten trof ik tweedejaars- vogels aan die zelf al een kroost verzorgden. Het was nu ook prijs in sommige nestkasten die al jaren onbezet waren, benieuwd of mijn vaststellingen in de rest van Vlaanderen gelijkaardig waren.
En dat bleek inderdaad te kloppen, meer zelfs; het oversteeg ruim de vroegere resultaten. In alle vijf Vlaamse provincies werd het hoogste aantal broedgevallen genoteerd sedert de oprichting van de Kerkuilwerkgroep. De populatie is op één jaar tijd met bijna 40% toegenomen, op 938 locaties was de Kerkuil aanwezig. Het aantal nestkastbroeders steeg tot 570 koppels, of 73% van alle broedgevallen (190 broedgevallen meer in een nestkast dan in 2004). Het nestgemiddelde per provincie varieerde tussen 3,0 en 3,9 en bedroeg 3,4 wat boven het langjarig gemiddelde ligt. Het aantal gecontroleerde plaatsen nam in verhouding toe met 10% t.o.v. 2004. Als conclusie kan gesteld worden dat de Kerkuil in Vlaanderen eindelijk terug het populatieniveau van vóór de strenge winter 1962- 1963 bereikt heeft!
Resultaten 2005 2223 controleplaatsen leverden 776 geregistreerde broedgevallen op (W- Vl = 85; O- Vl = 77; A = 283; Vl- Br = 173 en L = 158). Op 162 andere plaatsen was de Kerkuil niet broedend aanwezig. 31% van de koppels kwam tot broeden in een kerk, 40% in een boerderij of schuur en 16% in een woning, 6% in kastelen en gelijkaardige gebouwen en 7% in andere locaties. 570 broedgevallen (73%) vonden plaats in een nestkast. Er werd een nestgemiddelde bereikt van 3,4 pulli
per nest (berekend op 1918 vastgestelde pulli in 557 gecontroleerde nesten). 5% van de broedgevallen mislukten. In 23 atlashokken (van 80 km²) in Vlaanderen werden 10 of meer broedgevallen opgetekend, in één hok in het zuiden van de provincie Antwerpen zelfs 20 broedgevallen. Er kwamen koppeltjes tot broeden op een afstand van amper 25 meter van elkaar, dergelijke dichtheden werden nooit eerder bereikt.
12
KERKUILWERKGROEP VLAANDEREN - Resultaten 2005 W
O
A
B
L
Totaal Vlaanderen
Gecontroleerd
52
54
202
145
104
557
Vastgesteld
21
18
60
19
45
163
Mislukt
10
1
12
7
7
37
2
4
9
2
2
19
85
77
283
173
158
776
W
O
A
B
L
Totaal Vlaanderen
Kerk / kapel
5
21
74
71
67
238
Kasteel / abdij / fort
3
1
23
13
10
50
Woning / schouw
3
4
70
17
27
121
66
42
90
67
43
308
Fabriek / loods
3
2
10
0
4
19
Andere …
5
7
16
5
7
40
85
77
283
173
158
776
W
O
A
B
L
Totaal Vlaanderen
165
161
688
499
405
1918
52
54
202
145
104
557
3.2
3.0
3.4
3.4
3.9
3.4
W
O
A
B
L
Totaal Vlaanderen
Broedgeval
85
77
283
173
158
776
Aanwezig
20
12
74
30
26
162
0
0
0
0
0
0
Niets
330
84
439
285
147
1285
Totaal
435
173
796
488
331
2223
W
O
A
B
L
Totaal Vlaanderen
Broedgevallen in nestkasten:
59
47
218
139
107
570
Percentage in nestkasten:
69%
61%
77%
80%
68%
73%
Broedgevallen
Vermoedelijk Totaal Detail locaties
Boerderij / schuur
Totaal Reproductie Aantal pulli Aantal nesten Gemiddelde P/N Controleplaatsen
Oude sporen
Nestkasten
13
Verspreiding van de Kerkuil (Tyto alba) in Vlaanderen - 2005
Aantal geregistreerde broedgevallen per atlashok van 8 x 10 km © Kerkuilwerkgroep Vlaanderen
GEREGISTREERDE BROEDGEVALLEN Kerkuil Tyto alba in Vlaanderen 800 700 600 500 400 300 200 100 0 Aantal broedgevallen
'81 '82 '83 '84 '85 '86 '87 '88 '89 '90 '91 '92 '93 '94 '95 '96 '97 '98 '99 '00 '01 '02 '03 '04 '05 23 39
29 28
43
54 99 256 292 204 240 311 282 309 303 182 247 336 397 497 461 468 558 776
14
Berichten uit de provincies
W E S T - V L A A N D E R E N O O S T - V L A A N D E R E N A N T W E R P EN V LA A M S - B R A B A N T LI M B UR G
Verkeersslachtoffer Verder in dit nummer kun je het verslag lezen van het meldpunt kerkuilenslachtoffers. Sommige medewerkers zijn zo ijverig dat ze niet kijken op een boete meer of minder. Zo reed Rik VDK met z’n auto op de exp ressweg te Brugge, in een flits zag hij een Kerkuil liggen op de pechstrook. Stoppen is de boodschap natuurlijk. Oei, wat te ver gereden ! Met de auto draaien gaat hier wat moeilijk, maar geen probleem. Efkes wat achteruit rijden op de pechstrook om de Ke rkuil op te pikken. Oei, de politie rijdt voorbij. Oef, ze stoppen niet. Vlug gaan kijken naar de Kerkuil. Oei, hij is niet geringd, oei, ’t is een fazant ! Teleurgesteld druipt hij af … Pas hersteld van de teleurstelling : oei, wat krijg ik vandaag in m’n brievenbus ? Oei, een boete! Die fazant toch! Jongensterfte Een ander verhaal speelde zich af in twee nestkasten in Lo en Reninge. In beide gemeenten moesten we, op het moment van het ringen, vaststellen dat alle jonge kerkuilen dood lagen in de nestkast. In het eerste nest vijf jongen, in de tweede kast vier. Gezien de ontbinding waren de jongen al enkele dagen dood maar opmerkelijk was wel dat alle kerkuilen gestorven waren. Bij voedselgebrek is het namelijk zo dat eerst de jongste sneuvelt en zo het rijtje wordt afgelopen, maar hier was blijkbaar een plotse dood opgetreden van alle jongen. De meest plausibele verklaring die overblijft lijkt de hitte. De vaststelling volgde net na een week van grote warmte. Het is niet ondenkbaar dat de temperatuur in de nestkast zeker boven de 35° was opgelopen. Maar toch, de nestkast in Reninge is gelegen in een open loopstal waar zeker voldoende ventilatie is. Predatie lijkt ons uitgesloten want alle kadavers lagen nog intact in de nestkast. In Lo waren zelfs
beide ouders nog aanwezig in de kast op het moment van onze controle. Het koppel in Reninge probeerde in de nazomer nog een legsel (4 eieren) in de andere kast op de boerderij maar hield het vroegtijdig voor bekeken. Hetzelfde scenario in Lo. Vandaar de relatief veel mislukte broedgevallen dit jaar. Maar ook in Noordschote waren er problemen. Twee van de vier jongen stierven enkele weken na het ringen. Hier konden we de dode pulli ‘vers’ uit de kast verwijderen en konden vaststellen dat ze ontzettend mager waren. Dus voedseltekort lijkt de meest plausibele verklaring voor de sterfte op het nest. Wellicht zal er in het gebied een plotse daling zijn geweest in de muizenpopulatie. Merkwaardig is dat we dergelijke sterfte niet konden vaststellen in andere gebieden uit onze regio en dat de drie broedgevallen allen zijn gesitueerd in de ruime omgeving van de IJzervallei. Dergelijke sterfte werd ook gesignaleerd in Flevoland, zie hieromtrent de mooie website www.kerkuilenwerkgroep-flevoland.nl. Nestkast verhuisd In 2003 ontdekte Siegfried Matthys uit Lo- Reninge een kerkuilenkoppel in een oude, leegstaande boerderij te Noordschote die te koop werd gesteld. De kerkuilen zaten in de twee schoorstenen van het woonhuis. De ene schoorsteen werd gebruikt als broedplaats, de andere (occasioneel werd het huis nog wat verwarmd) als roestplaats. In twee opeenvolgende jaren konden we broedgevallen noteren. De kerkuilen kon je mooi zien zitten in de schoorsteen, maar ze zaten te diep om te ringen. Een adulte Kerkuil kon wel één keer geplukt worden uit de schoorsteen maar helaas was er toen geen ringer mee om de uil te ringen. De boerderij had ook een open schuur waar de kerkuilen bij het uitvliegen telkens naar toe vlogen, onderme er om er te 15
jagen. De oude eigenaar van de boerderij moest evenwel niet weten van een kerkuilennestkast want dat zou kandidaat kopers afschrikken. Eind 2004 werd de hoeve verkocht. Dit kon pas begin 2005 worden vastgesteld toen Siegfried de aan de gang zijnde verbouwingswerken opmerkte. De beide schoorstenen werden ontmanteld en de open schuur werd met een grote poort dichtgemaakt. Adieu kerkuilen. Samen met Koen Porreye werd op zoek gegaan naar een nieuwe locatie voor het ontheemde koppel. Dit werd snel gevonden op een oude boerderij op pakweg 600 m afstand. Koen bleef niet
bij de pakken zitten en samen met enkele medewerkers van de kern LoReninge werd de kerkuilenkast de week nadien geplaatst in de open schuur. Een maand nadien werd de site gecontroleerd met de geluidscassette. Al snel volgde een kreet en een vlucht van een Kerkuil vanuit de nieuwe locatie. Blijkbaar had het koppel de nestkast snel gevonden. En inderdaad, bij de controle op 8 juni 2005 kon een broedgeval worden genoteerd met drie jongen. Verhuis geslaagd!
W E S T - V L A A N D E R E N O O S T - V LA A ND E R E N A N T W E R P EN V LA A M S - B R A B A N T L I M B UR G Na 20 jaar Men hoeft niet te wanhopen. Dat stelde ook een inwoner in Wortegem- Petegem vast nadat hij eindelijk, na 20 jaar in een lege nestkast te moeten kijken, voor de tweede maal een broedsel in de kast had. De jongen waren duidelijk groter dan het vorige jaar en beide van hetzelfde formaat. Kerkuildag De provinciale kerkuildag ging in 2005 door op 3 verschillende locaties: Meetjesland, Herzele en Zwalm. In het Meetjesland konden de kersverse medewerkers genieten van nuttige informatie over het plaatsen en c ontroleren van nestkasten. Er werden geen broedsels gevonden in de nieuw geplaatste kasten, wel waren er gekende broedlocaties in de regio die we die dag niet c ontroleerden, aangezien er al eerdere afspraken waren met eigenaar en ringer. Op één locatie vonden we uitzonderlijk grote braakballen die verzameld werden voor determinatie. In Zwalm en Herzele verliep de dag positief met de notitie van nieuwe kerkuilkoppels, de deelnemers waren enthousiast.
Meetjesland zijn verzameld. Deze waren naar mijn ervaring bijzonder groot (minstens 10x3x3 cm) en algauw bleek dat we hier met een Kerkuil te doen hadden met een gat in zijn maag. Er werden braakballen opgetekend met gemiddeld 6,9 prooidieren. Het maximum was 11 prooidieren. Ongewoon voor Oost- Vlaanderen was het hoge aantal veldmuizen: 4,5 van de prooien per braakbal was een Veldmuis, we komen daarmee aan 135 gram voedselgewicht veldmuizen per braakbal. Gemiddeld hadden we een voedselgewicht opname per nacht van 176 gram. Normaal bedraagt een gemiddeld voedselgewicht per braakbal 80 à 100 gram (zie ook artikel vorig jaar over de Herent perikelen). De nacht met 11 veldmuizen was een maaltijd van 330 gram of de Kerkuil zijn eigen gewicht, dat zal toch een serieuse hangbuik hebben opgeleverd. Nederland is gekend voor zijn veldmuisplagen, 2005 was er zo één. De vindlocatie in het Meetjesland is op enkele km. van de Nederlandse grens. Het jachtbiotoop is in het Krekengebied- Poldergebied gelegen en vergelijkbaar met de Nederlandse polders.
Braakbalonderzoek Op de braakbalcursus in het KBIN van oktober ’05 werden braakballen geplozen die tijdens de kerkuildag in het
Uilencursus In het voorjaar vond in Herzele een meerdaagse uitgebreide uilencursus plaats. Dit bracht steeds een massa volk 16
bijeen dat geïnteresseerd luisterde naar de deskundige uitleg van de locale en ook internationale (Johan De Jong uit Nederland) uilenspecialisten. Op deze cursus werd een nieuwe inventarisatiemethodiek voor Kerkuil toegepast om in het voorjaar beter kerkuilen te kunnen opsporen. Tijdens de cursus werden 4 kerkuilen gelokaliseerd, waarvan uiteindelijk 1 tijdens het broedseizoen kon vastgesteld worden. Een uilencursus gevolgd door een braakbalcursus, georganiseerd door VZW Durme in Lokeren Molsbroek bracht ook volle zalen, uilenavonden zijn volktrekkers. Verstekeling Op 13-12- 2005 had een vrachtwagenchauffeur uit Rieme een aanrijding met een Kerkuil op een weg te St.Etienne in Frankrijk, daarbij kwam de Kerkuil vast te zitten onder de zonneklep van de vrachtwagen. De chauffeur bracht de Kerkuil 'levend' binnen in het VOC van Merelbeke, waar de vogel werd geringd (H116695) en vrijgelaten op 26- 122005...
Kwaliteitstudie Op basis van de kwaliteitstudie van de Oostvlaamse kerkuilbroedlocaties, die in 2004 in Natuurpunt.Oriolus is gepubliceerd, konden we, mede dankzij het groot aantal geringde en vastgestelde jongen, bepalen dat de typering op basis van een straal van 500 meter, 78% van de jongen is opgegroeid in een gunstig kwaliteitstype (gunstig : meer dan 50% bezetting over minstens 5 jaar opvolging van een locatie). Biotoopstudie Uit een andere studie die handelt over diversiteit aan biotopen bleek dat 60% van de broedlocaties (schaalniveau 500m) zich bevindt in parklandschappen. Dit betekent dat heel wat broedsites zijn omringd door groen in de vorm van tuinen en of parken. Een opvallende landschappelijke parameter in de Oostvlaamse kerkuilbroedlocaties is de nabijheid van een bomenrij (hoeft niet lang te zijn, vanaf 2 bomen heeft men reeds een rij). Dit kan helpen bij het zoeken naar nieuwe geschikte broedlocaties voor het plaatsen van nestkasten.
W E S T - V L A A N D E R E N O O S T - V LA A N DE R E N A NT W ER P E N V LA A M S - B R A B A NT L I M B UR G Scholenproject Bij de Provinciale Stuurgroep zijn in het voorbije jaar uiteindelijk 32 fiches toegekomen van vijf scholen uit het Scholenproject Groot - Heist (Heist - opden- Berg) en Groot- Hulshout. De deelnemende scholen zijn: G.V.Basisschool – Booischot, V.B.S. ‘De Schatkist’ – Westmeerbeek, Lagere school Sint- Jan – Wiekevorst, K.T.A. Secundaire school – Heist - op-den-Berg en ook via de Milieudienst Heist - op-denBerg kwamen fiches binnen. Uit het onderzoek naar de geschiktheid van de aangebrachte locaties bleken 11 erg positief, hier werden intussen al nestkasten geplaatst. Bovendien waren 3 andere locaties potentieel geschikt (omgeving), maar de gebouwen zelf kwamen niet in aanmerking. Door de reeds aanwezige hoge bezettingsgraad aan nestkasten in de regio
(bakermatgebied van Neteen Demervallei), werden 13 locaties niet weerhouden omdat er al een nestkast in de onmiddellijke omgeving aanwezig is, 5 andere locaties bleken niet geschikt. Ook nu weer leverde het Provinciebestuur Antwerpen (Prinsenpark Retie) de nestkasten, waarvoor uiteraard onze dank. Een samenwerkingsverband met erg gunstige resultaten voor de Kerkuil! Werkingsgebied Bij de provinciale “regio- indeling” is het één en ander gewijzigd. Hier en daar werden de grenzen herzien, nieuwe medewerkers ingeschakeld en regioverantwoordelijken heringetekend. Op die manier wordt niet alleen het werkingsgebied beter ingevuld, maar is de werkdruk bij sommige medewerkers ook veel draaglijker en meer houdbaar. 17
Om dit nog beter te ondersteunen werd ook de administratie vereenvoudigd die de medewerkers moeten verzorgen rond de jaarlijkse broedvogelinventarisatie van de Kerkuil. De provincie is nu opgedeeld in 14 regio’s. De Provinciale Stuurgroep coördineert het nieuwe registratiesysteem en geeft alle ondersteuning. Macabere vondst De Politie van Olen bracht op 22 november 2005 een ring (L66218) binnen bij Mieke De Wit van het VOC te Herenthout. Deze werd gevonden aan een kadaver van een Kerkuil dat in een kamer lag naast een dood oud vrouwtje die al geruime tijd was overleden. Van een macabere vondst gesproken. De vraag is maar of het vrouwtje niet door schrik gestorven is van de Kerkuil die in haar kamer was binnengedrongen? Samen broeden Op een zolder van een woning te GeelPunt deed een medewerker een verrassende vaststelling. Op deze zolder staan twee nestkasten voor kerkuilen. In één van deze kasten had een koppel bosuilen drie jongen, terwijl in de tweede nestkast een Kerkuil zat te broeden. De bosuilen hadden ook al in 2003 in de kast gebroed en de kerkuilen bezetten in 2002 de andere kast. Het was nu dus de eerste keer dat beide nestkasten gelijktijdig door respectievelijk bos- en kerkuilen bezet werden. De woning is 17 meter lang en beide kasten staan dus ongeveer 15 meter van elkaar. Rattenbestrijding In oktober werden door jagers in de omgeving van de Kapittelhoeve te Kontich niet minder dan 3 dode kerkuilen op korte afstand van elkaar
gevonden. Twee vogels waren geringd en bleken niet uit de regio afkomstig, de derde Kerkuil was niet geringd. De kadavers werden door onze plaatselijke regiocoördinator opgehaald, de meest ontbonden vogel was ongeveer twee maanden dood, de minst ontbonden slechts enkele dagen. Naar de doodsoorzaak hadden we het raden, tot er kort daarop een artikel in de krant verscheen dat er in Kontich in die periode een grootschalige rattenbestrijdingscampagne was opgezet, waarbij er klemmen maar ook veel rattengif werd gebruikt. Een verband was snel gelegd en de conclusie werd getrokken (met dank aan Dirk Goyvaerts). Dank aan sponsors De Kerkuilwerkgroep Vlaanderen is natuurlijk alle mensen die bijvoorbeeld een financiële steun overmaken, hout leveren, kosteloos platen verzagen, enz…, erg dankbaar. Onze regiocoördinator Herman Matthé (Noorderkempen- West) wil langs deze weg volgende ‘sponsors’ speciaal vermelden en bedanken: gebroeders Van Veldhoven, Leo Schrauwen, plaatselijke Aveve, Gunther Keysers, Wilfried Van Gastel, Nele Vleugels, Tom Jacobs, Peter Meesters, Denise Michiels, Filip Van Looveren, Klaas Verstraete en Jan Franken. Opgevangen In 2005 werden 32 kerkuilen (24 verzwakte nestjongen, enkele vogels die uit een schouw werden gehaald en enkele verkeersslachtoffers) opgevangen in het Vogelopvangcentrum te Herenthout door Mieke De Wit (014/51.40.41). 17 kerkuilen konden inmiddels terug vrijgelaten worden.
W E S T - V L A A N D E R E N O O S T - V LA A N DE R E N A NT W E R P E N V L A A M S - B R A B A N T LI M B UR G
Schenking Dankzij de bemiddeling van milieuambtenaar Frank Petitjean en duurzaamheidbeambte Els Jammaer heeft de stad Landen 2.562 Euro ter
beschikking gesteld, van dit bedrag hebben wij 10 kerkuilen 15 steenuilnestkasten gemaakt en geplaatst.
18
Eerste broedgeval In 2005 is het eerste broedgeval in agglomeratie Brussel vastgesteld; in Anderlecht heeft een koppeltje kerkuilen zich gevestigd op een zoldering van een woning. Zij brachten probleemloos 5 jongen groot. Knotwilg In 2003 hadden we al eens een broedgeval in een bosuilkast die aan een boom hing. In 2005 was er een broedgeval in de holte van een knotwilg, 2 jongen vlogen succesvol uit. Record Nieuw record : 16 broedgevallen in één atlashok (2005). Er staan 12 nestkasten (7x kerk, 3x hoeve en 2x watermolen), 6 kerken en 1 watermolen zijn nog vrij toegankelijk. De 16 broedgevallen waren: 6 vrije broedsels waarvan 3 in een kerk, 2 in een schouw (woning) en 1 in een knotwilg. Nestkasten werden gebruikt: 3 in een kerk, 4 in een hoeve (waarvan in 1 een 2de broedsel) en 2 in een watermolen. Het biotoop is uitermate geschikt nl. de Gete- en Velpevallei met nog veel weilanden omzoomd met Meidoorn en Vlier.
Historisch In 1982 werden 102 kerken onderzocht op mogelijke aanwezigheid van Kerkuil, destijds werden 10 vrije broedgevallen geregistreerd (archief Jan De Boe). 195 Nestkasten Door Philippe Smets werden tot nu toe 195 nestkasten geplaatst in 27 gemeenten die door de plaatselijke medewerkers opgevolgd worden. In 2005 werden daarin 77 broedgevallen vastgesteld en in 12 kasten waren verse sporen of een adult aanwezig, een bezetting van 45%. 3 Tweede broedsels Tweede broedsels zijn in VlaamsBrabant zeer uitzonderlijk; in 2005 slechts 3 gevallen. Dankwoord Dank aan iedereen die zich inzet voor het welzijn van de Kerkuil: de 60 vrijwillige medewerkers, de landbouwers voor hun gastvrijheid, de kerkfabrieken voor de toelatingen en de milieuambtenaars voor het zorgen van de nodige fondsen.
W E S T - V L A A N D E R E N O O S T - V LA A N DE R E N A NT W E R P E N V L A A M S - B R A B A N T L I M B U R G Heilzaam Een 5- tal jaar geleden plaatsten enkele medewerkers een nestkast in een grote schuur die zich situeert op het domein van een psychiatrische instelling in de gemeente Lanaken. Een gedeelte van deze schuur is nu ingericht als een paardenstalling en dient om de zieken contact te laten maken met deze dieren wat een heilzame werking zou hebben. Enkele jaren geleden vernamen we dat hier ’s avonds paniek was uitgebroken omdat er zeer vreemde en akelige geluiden uit die schuur galmden. Er werd zelfs versterking gevraagd omdat men overtuigd was dat er iemand uit de instelling ‘ontsnapt’ was. Na enige tijd de schuur met zaklampen doorzocht te hebben, zag men een Kerkuil onder de dakpannen wegvliegen...
Succes In de gemeente Maaseik (Opoeteren) had een eigenaar in een zeer landelijke omgeving zelf een nestkast voor kerkuilen in zijn schuur geplaatst. Na meer dan 10 jaar ‘leegstand’ werd deze eindelijk door een Kerkuil gekraakt. Sinds 1999 broedt hier jaarlijks een Kerkuil met telkens veel jongen. In 2005 vlogen hier zelfs 7 grote geringde jongen uit, het hoogste aantal uit onze provincie. Deze eigenaar laat wel een gedeelte van zijn grond braak liggen en heeft hierop vakkundig een ‘muizenruiter’ geplaatst met in het midden een volle zak graan.
19
Spoorweg Hoewel het aantal meldingen van slachtoffers vanuit onze provincie nog achterblijft ten opzichte van de andere provincies, werd in oktober 2005 reeds voor de tweede maal een ‘treinslachtoffer’ gemeld vanuit de stalplaats (rangeerstation) van het station van Hasselt. In beide gevallen ging het om een Kerkuil die geklemd zat op het dak van een locomotief, tussen de beugels van het elektriciteitsrooster. In beide gevallen waren de vogels ook geringd en kon de herkomst dus achterhaald worden. Hieruit kon geconcludeerd worden dat deze kerkuilen op het traject van de trein werden onderschept en meegesleurd, waar precies blijft natuurlijk een vraagteken.
Oproep In verschillende gemeenten in Limburg wordt nog weinig of niet op de Kerkuil gecontroleerd, door het ontbreken van plaatselijke medewerkers. Spijtig, vermits we de laatste jaren de andere provincies toch sterk zijn bijgebeend. In de Voerstreek, Hechtel-Eksel, Leopoldsburg, Opglabbeek en Zutendaal werden géén controles uitgevoerd. Nochtans weten we dat ook in die gemeenten heel wat ‘vogelkijkers’ actief zijn. Als provinciale verantwoordelijke is het mijn taak deze ‘witte vlekken’ op de kaart trachten in te vullen. Vandaar wil ik hier nogmaals een oproep plaatsen naar eenieder die eventueel geïnteresseerd is om een deel van zijn vrije tijd aan de Kerkuil te spenderen, om met mij contact op te nemen. Het beschermingswerk geeft in elk geval een grote voldoening.
20
Herent, anders bekeken Johan Lefebvre Zoals je in de vorige nieuwsbrieven reeds hebt vernomen, hebben we 3 jaar geleden via camera- onderzoek de voedselaanvoer gedurende 2 jaar op een nestplaats kunnen volgen. Dit beeldmateriaal is uitvoerig besproken. Ook 2005 was een sabatjaar en zijn er geen grondige beeldanalyses uitgevoerd. Wel hadden we de intentie een bijkomende infrastructuur te plaatsen op een andere locatie en de gegevens met elkaar te vergelijken, doch dit koppel heeft zich in 2005 jammergenoeg niet laten zien. Toch laat ik het niet na om de gegevens van Herent 2003 hier opnieuw aan jullie te presenteren, maar op een manier waarop je die nog niet gezien hebt. Je
zult je misschien afvragen: is er dan nog iets te melden over deze gegevens? Jawel, aangezien we beeldmateriaal hebben van alle aangevoerde prooien vanaf de eileg tot het uitvliegen van de jongen en onderscheid in aanvoer door het mannetje en het vrouwtje kunnen maken, is het nuttig hier nader op in te gaan. Het voedsel van de Kerkuil leent zich uitsteke nd tot het voorstellen van de gegevens in driehoekdiagrammen. Deze maken het mogelijk om 3 variabelen (a, b en c) grafisch voor te stellen. Het voedsel kan veelal gegroepeerd worden in 3 variabelen, we kunnen ze indelen als volgt :
Familie a b c
Spitsmuizen Woelmuizen Ware muizen
Biomassa a b c
magere prooien <25gram optimale prooien >25-<40 gram vette prooien >40 gram
Aantallen a zeldzame prooien b
courante prooien
c
stapelvoedsel prooien
Huisspitsmuis, Veldspitsmuis, Dwergspitsmuis, Bosspitsmuis, Dwergmuis en vogels Rosse Woelmuis, Ondergrondse Woelmuis, Veldmuis, Aardmuis, Bosmuis, Huismuis Woelrat, Bruine Rat
Veldspitsmuis, Dwergspitsmuis, Dwergmuis, Rosse Woelmuis en vogels Woelrat, Ondergrondse Woelmuis, Veldmuis, Bruine Rat Bosspitsmuis, Huisspitsmuis, Aardmuis
Stapelvoedsel prooien a b c
Bospitsmuis Huisspitsmuis Aardmuis
Biotoop a Open veld b
Ruigte
c
Bewoning
Veldspitsmuis, Bosspitsmuis, Veldmuis Dwergspitsmuis, Rosse Woelmuis, Woelrat, Ondergrondse Woelmuis, Aardmuis, Dwergmuis, Bosmuis Huisspitsmuis, Huismuis, Bruine Rat, vogels
21
De gegevens betreffen prooiaanvoer door het mannetje vanaf de eilegperiode en door het vrouwtje vanaf uitkomen laatste jong tot uitvliegen van de jongen. De gegevens werden per dag genoteerd, dit gaf gemiddeld 10 prooien per dag. Voor dit artikel zijn de prooien gegroepeerd vanaf het uitkomen van het laatste jong totdat er juist meer dan 50 prooien waren (voor zowel vrouwtje als mannetje). Dit levert 10 groepen voor het mannetje en 7 voor het vrouwtje, elk bestaande uit 50 tot maximaal 62 prooien.
op basis van alle soorten 0
Ware muizen
100
mannetje vrouwtje
50
50
Woelmuizen
100
0
0
50
100
Spitsmuizen
Indeling naar fa milie Nadat de jongen uit het ei zijn, brengt het mannetje stelselmatig meer Spitsmuizen en Woelmuizen binnen, dit ten koste van Ware muizen (vooral de Bosmuis), doch het Woelmuis- aandeel schommelt rond de 50%, dit terwijl het vrouwtje vooral naar het einde toe meer en meer Woelmuizen aanvoert.
0
100 mannetje vrouwtje
Optimale prooien
50
50
vette prooien
100 0
0 50
100
magere prooien
22
Indeling naar biomassa Hierbij stellen we vast dat het mannetje gemiddeld 62% optimale prooien binnenbrengt, het andere deel bestaat uit voor het merendeel magere prooien met 2x een uitschieter van 12% vette prooien. Het vrouwtje bouwt - na een korte periode (kleine jongen) met magere prooien- het menu op met vette en vooral optimale prooien, om af te sluiten met 80% optimale prooien.
0
100
vrouwtje mannetje
zeldzame prooien
courante prooien 50
50
100
0
0
50
100
stapelvoedsel prooien
Indeling naar aantallen Er is een duidelijk verschil in prooiaanvoer door het mannetje tussen de periode vóór en nà de geboorte van de jongen. Hij brengt aan het vrouwtje vooral courante prooien, deze zijn rijker aan biomassa; het vrouwtje hangt volledige van hem af. In de jongenperiode schakelt hij over naar stapelvoedsel prooien, mogelijk zijn deze het snelst bereikbaar. Het vrouwtje daarentegen zal in het begin vooral stapelvoedsel prooien aanbrengen voor de kleine jongen om geleidelijk aan meer en meer courante prooien aan de grotere jongen te brengen.
0
100
mannetje vrouwtje
aardmuis 50
50
bosspitsmuis
100
0 50
0
100
huisspitsmuis
23
Indeling naar stapelvoedsel prooien Aangezien de topsoorten bestaan uit 2 spitsmuizen en 1 Woelmuis, is ook hier een duidelijke scheiding tussen mannetje en vrouwtje waar te nemen. Het mannetje brengt naar het einde minder aardmuizen binnen, terwijl het vrouwtje juist meer aardmuizen binnenbrengt .
0
100
mannetje vrouwtje
50 ruigte bewoning
50
100 0
0 50 open veld
100
Indeling naar biotoop Het mannetje verplaatst zijn jachtterrein van het open veld in de eilegperiode naar bewoonde omgeving in de jongenperiode. Het vrouwtje blijft in de buurt van de bewoning, maar zal naar het einde toe meer ruigtes opzoeken voor de relatief biomassa rijkere prooien.
Conclusie Er is een duidelijk verschil tussen mannetje en vrouwtje in het aanbrengen van prooien voor de jongen. Het vrouwtje brengt prooien aan in functie van de vraag van de jongen (kleine jongen, stapelvoedselprooien, grote jongen biomassa rijkere prooien). Het mannetje levert prooien los van de groei van de jongen, prooien die het gemakkelijkst (stapelvoedsel) te slaan zijn. Als eenmaal alle jongen uit het ei zijn bre ngt het mannetje evenveel prooien (+/- 7), terwijl het vrouwtje meer prooien per nacht zal binnenbrengen tot zelfs het dubbele van het mannetje. Er zijn gelijktijdig drie dalmomenten, kort daarna gevolgd door sterfte van 1 jong. Het mannetje brengt
tegen het einde minder optimale prooien naar het nest, mogelijk om de jongen – gedreven door honger - uit het nest te lokken. Zijn prooien vertonen dan minder variatie, terwijl bij het vrouwtje grotere wijziging in prooikeuze plaatsvindt, gestimuleerd door de jongenontwikkeling. Bestaat er zoiets als moederinstinct bij onze kerkuilen? Hebben we hier te doen met een onervaren mannetje? Deze vragen blijven open. Hoe saai de data soms ook mogen lijken, het blijft de moeite om deze vanuit alle mogelijke hoeken te bekijken en te beschrijven. Eén analyse zal ons een idee geven, meerdere goed onderbouwde analyses, inzicht.
24
Aantal broedgevallen versus zachte winters Paul Laeveren Liep ik vorig jaar nog met de idee rond om het toenemend aantal broedgevallen te toetsen aan het aantal opgevangen kerkuilen in de Vlaamse Vogelopvangcentra, dit jaar bekroop me de gedachte om enig verband te zoeken tussen de toename van het aantal broedgevallen en de verschillende klimatologische parameters. De stelselmatige toename van het aantal broedgevallen sedert het daljaar 1997 staat enigszins in contrast met de jaren vóór dit dipjaar. Uiteraard kan niet verloochend worden dat de inzet van de medewerkers van de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen daarin een serieuze rol heeft gespeeld. Maar o ntegensprekelijk hebben de “zachte winters” daar ook toe bijgedragen, tenminste we zouden kunnen veronderstellen dat deze invloed meetbaar is. Vooreerst kunnen we een reden trachten te zoeken voo r de verhoging van de gemiddelde temperatuur (opwarming van de aarde, verandering van klimaat…), met zachtere winters tot gevolg. Ik ging te rade bij het K.M.I. en ontving een tabel en grafiek met de gemiddelde temperaturen van de wintermaanden (december, januari en februari) vanaf de eerste opmeting in 1833 tot heden.
Winterslachtoffer Het enige wat direct opvalt is de strenge winter 1962- 1963, die negatief piekt. Het was niet alleen bar koud, maar bovendien werd deze strenge winter vooral gekenmerkt door veel neerslag
(sneeuw) gedurende een lange periode. Het is díe winter die gekend staat om de enorme terugval van het kerkuilenbestand. De grafiek toont ook dat na die strenge winter de gemiddelde temperaturen steeds positiever worden. Al te vlug zouden we geneigd zijn om hieraan direct een verband te koppelen met de stelselmatige toename van het aantal broedgevallen. Echter, wanneer we deze vergelijking willen maken, moeten we niet alleen de temperatuur, maar ook de neerslag, het aantal uren zonneschijn (in ons geval maneschijn) of met andere woorden de helderheid en geschiktheid van de nachten voor het jagen van kerkuilen, in beschouwing nemen. Maar we blijven nog even bij de temperatuur. Wanneer we deze waarden mee in onze grafiek van geregistreerde broedgevallen sinds 1980 opnemen, valt er op het eerste zicht weinig op. Alhoewel, voor 2005 met als beste resultaat 776 broedsels, zou je dus de beste omstandigheden verwachten, maar het blijkt dat de voorafgaande winter met 3,3°C niet de warmste winter was. Andere elementen zoals neerslag, wind en helderheid van de nachten spelen waarschijnlijk dus ook mee. Uit de media kwamen we te weten dat de maanden januari en februari 2005 de twee helderste maanden (nachten) waren sedert de opmetingen. Daar is misschien dan wél een verband te vinden voor het succesvolle aantal broedsels in 2005; heldere (warme) nachten, windstil met weinig neerslag. Ook voor 1990 (eveneens een succesvol jaar) zou een vergelijking met de temperatuur (6,1°C) en het stijgend aantal broedsels in het volgend broedseizoen (292) opgaan, ten opzichte van 1991 (slechts 2,4°C) en dalend aantal broedgevallen (204). Doch, wanneer we als tweede element de neerslag in beschouwing nemen voor beide jaren, zou het resultaat net andersom moeten geweest zijn. Het jaar 1997 valt ook niet te verklaren, temperatuur eveneens 2,4°C maar 25
neerslag slechts 134 mm (één van de laagste) en toch was het een bar slecht jaar voor de Kerkuil. Alle parameters samengebracht kunnen we besluiten dat hieruit geen voorspelling op te maken valt, tenzij er extremen zijn zoals in de winter 1962- 1963. Misschien zijn de andere parameters wel meer doorslaggevend (wind, helderheid) misschien ook niet, mogelijk moeten we ook verder kijken dan de 3 wintermaanden (maart, april, …) vermits het broedseizoen van de Kerkuil
bijzonder uitgerekt is. Onderwerp voor een volgende nieuwsbrief? In elk geval blijkt -wanneer ik dit artikel aan het schrijven ben- dat februari 2006 met slechts 26 uren zonneschijn –en waarschijnlijk ook met een record aan te weinig maneschijnde somberste maand sedert de opmeting van 1833 was. Afwachten of dit een effect op het broedseizoen 2006 zal hebben....
26
Recent broedt er iets bij Iveka ... Ludo Smets De vele ‘torencabines’ zijn door de jaren heen een deel geworden van ons landschap, sterker nog ze behoren tot ons industrieel erfgoed. Vandaag bieden deze cabines een uitstekend alternatief voor onze kerkuilen. Dankzij de samenwerking tussen de Kerkuilwerkgroep Vlaanderen en Iveka, vinden kerkuilen nu ook een warm nest in oude torencabines in het Kempense landschap. Onder het dak van “gerenoveerde” elektriciteitscabines wordt een leefruimte vrijgemaakt voor de Kerkuil Tyto alba. Dit hebben we te danken aan Fernand Schryvers (Sectorhoofd Kempen Netmanagement van distributienetbeheerder Iveka) die hiervoor in 2002 de toelating heeft gegeven en daarbij opdracht gaf aan de aannemer om de verdiepingen van de elektriciteitscabines leeg te maken en in de gevels een invliegopening te voorzien. Hierin plaatsen medewerkers van de Kerkuilwerkgroep dan geschikte nestkasten. Om veiligheidsreden wordt de volledige bovenverdieping afgesloten, zodat de leefruimte gescheiden blijft van
de nog in gebruik zijnde elektriciteitsruimte op het gelijkvloers. De stuwende krachten en contactpersonen bij Iveka zijn Jos Lemmens en Sus Bellens, de opvolging van de nestkasten gebeurt door plaatselijke medewerkers van de Kerkuilwerkgroep. Intussen werden in zeven cabines nestkasten geplaatst: Meerhout (2), Gierle, Meerle, Meer, Lichtaard en Oevel, bovendien zullen nog zeker andere volgen; hier bestaan reeds plannen voor. Door de aard van deze broedlocaties en de inplanting in het landschap werd een zéér hoge bezettingsgraad verwacht op korte termijn, en die verwachting kwam ook uit. In 2003 waren kerkuilen aanwezig in 3 cabines, in 1 cabine werd reeds een nest jongen grootgebracht. In 2004 werden al 3 broedgevallen genoteerd en in 2005 zelfs 5 broedgevallen! Alle jonge kerkuilen werden voorzien van een wetenschappelijke ring. Voor de Kerkuil in elk geval een bijzonder succesvol en lonend samenwerkingsverband.
27
Een Kerkuil in huis René en Jeannine Verschraege Ongeveer 24 jaar geleden kochten we een verwaarloosde boerderij. Overal waren gaten en kieren en stukken uit de muren zodat de zwaluwen nestelden tegen balken in de keuken. Op zolder heerstte een mysterieuze sfeer. Op een keer zweefde boven onze hoofden een Kerkuil haastig naar buiten door het openstaande geveldeurtje. Ongewild hadden we hem verjaagd. Maar we besloten onze tuin vogelvriendelijk in te richten en contacteerden de Kerkuilwerkgroep. Eddy D’Huyvetter bracht een reuzegrote kerkuilenkast met inkomhal, voorvertrek en eetkamer, airco d.m.v. rastertje. We kapten een gat in de gevel en daarachter werd de kast geplaatst. Nu wachten op de bewoners. De volgende dag hoorden we een regelmatig getok, iets zoals een klopgeest? Na enig zoekwerk bleek het geluid uit de uilenkast te komen. Een Groene Specht
was de trommelaar die de uitgang niet meer vond.... Na 2 jaar had een koppeltje kerkuilen het pand gekraakt. Ze stichtten een gezin met 4 kinderen. Omdat het soms echt te warm was in de kast onder de pannen mochten ze het jaar daarop de hele zolder betrekken. De kast staat nu altijd open en door een kiertje zien we er wel eens eentje zitten soezen in een lichtstraal. Eddy komt alle jaren langs. Vooraf informeert hij hoeveel weken ze reeds blazen om hun leeftijd in te schatten. Met hoeveel ze zijn is altijd een verrassing. Elke avond luisteren we : blazen ze nog? Zouden ze genoeg muizen vinden? Op een keer was een jong uit het nest gevallen en liep traag waggelend met gespreide vleugels : net een nozempje. We hebben hem terug bij broers en zussen gezet. Voor de rest van het jaar zijn ze wat meer uit onze gedachten. Dit jaar komt het 5° broedsel en hopelijk wo rden het weer mooie wijze uilen.
28
Opletten met het pluizen van braakballen een basis aan hygiëne is vereist Ludo Smets Braakbalpluizen zit de laatste jaren duidelijk in de lift. Meer en meer wil men jongeren vertrouwd maken met natuurstudie, het pluizen van braakballen leent zich daar uitstekend toe. Sinds enkele jaren is dit thema zelfs opgenomen in het leerprogramma van de basisscholen als een onderdeel van de biologielessen of labo natuurexploratie. De Kerkuilwerkgroep Vlaanderen levert hiertoe als ‘centrale verdeler’ jaarlijks duizenden braakballen voor educatieve doeleinden aan leerkrachten en aan Natuur en Milieu Educatieve Centra. Zonder paniek te willen zaaien (wat zeker ook niet nodig is) vinden we het toch belangrijk om even nadrukkelijk de aandacht te vragen. Bij het zoeken en inzamelen van braakballen is het met name absoluut niet ondenkbeeldig dat, ook al is het maar eventjes, verwisseling met vossenkeutels bestaat. Zeker onder roestplaatsen van ransuilen liggen al eens prooiresten van de uilen, bovendien trekken de braakballen onder de bomen de aandacht van vossen. Vossen reageren op dit soort geursituaties door zelf ook een geurvlag (o.a. urine, maar ook keutels) achter te laten. Bedenk daarbij dat de vossenkeutel ‘het’ medium is via hetwelk de eitjes van de vossenlintworm worden verspreid. Een besmetting met vossenlintworm houdt zéér ernstige gezondheidsrisico’s in (levenslange medische behandeling noodzakelijk dan wel fatale afloop). Het wordt dus iedereen ten zeerste afgeraden om braakballen in te zamelen - laat staan te pluizen- die een mogelijk risicovolle oorsprong hebben.
Eigenlijk geldt dit soms ook voor braakballen van kerkuilen. Er zijn meerdere situaties waar in schuren of in ruïnes braakballen van kerkuilen op de grond of tussen het stro terechtkomen, die dus ook bereikbaar zijn voor de vos. Kerkuilbraakballen uit een afgesloten gebouw, een kerkzolder of een nestkast vormen dus geen probleem. Braakballen op zich houden absoluut geen gevaar m.b.t. de vossenlintworm, ook al eten uilen besmette muizen. We willen het risico tot besmetting absoluut niet overdrijven, maar het moet duidelijk zijn dat vossenkeutels ter hand nemen of zelfs beginnen te pluizen, de meest risicodragende handeling is die men kan stellen en dus absoluut kost wat kost moet vermeden worden. Nog een opmerking in de marge: eitjes van de vossenlintworm zijn zéér resistent en doorstaan zonder probleem langdurige normale bevriezing. Onder ‘normale’ bevriezing verstaan we vriestemperaturen zoals die zich ‘buiten’ kunnen voordoen, ook zelfs in streken met een beduidend kouder klimaat dan het onze. Vossenkeutels en/of braakballen invriezen in een gewone diepvries (- 20°C) heeft daarom geen enkele zin (hierdoor bewaren ze alleen langer). Invriezen in een ultravriezer (- 80°C) is wel afdoende gebleken (de veiligheidsnorm bedraagt 8 dagen), maar een dergelijke ultravriezer behoort uiteraard niet tot de klassieke huis- tuin- en keukenapparatuur. Dus, bij twijfel over de veiligheid van het pluismateriaal kan je het beter vermijden.
29
Braakballen met luchtpijpworm
Los van dit risico op besmetting met de vossenlintworm is het aangewezen om altijd de nodige hygiëne te hanteren. Trouwens, allerlei bacteriën en virussen kunnen ook zorgen voor erg onaangename gezondheidstoestanden. Zo moeten ook bij het reinigen van nestkasten van uilen de nodige voorzorgen genomen worden. Immers, bij het verwijderen van de bodemlaag (droge en stofferige omstandigheden)
komen naast het geurige ammoniakgas, niet alleen massaal veel stofdeeltjes en talgdeeltjes vrij, maar ook haren (van de muizen), microben, bacteriën en wormplaatjes (luchtpijpwormen). Via aërosolen in de lucht kan zo bijvoorbeeld het Hantavirus worden overgedragen op de mens, de tussengastheren zijn muizen. In Europa zijn vooral de Rosse woelmuis en de Grote bosmuis als dragers gedetecteerd.
30
þ Of je nu braakballen opraapt, inzamelt of pluist, gebruik steeds wegwerphandschoenen (plastic of rubber), die je daarna binnenste buiten uittrekt. Bij het reinigen van nestkasten raden we bovendien sterk aan om een eenvoudig stofmasker te dragen, zodat rondvliegende stofdeeltjes en muizenhaar niet worden ingeademd. þ Wanneer bij het pluizen (in klasverband) chirurgische handschoenen worden gebruikt, draag dan 2 paar over elkaar. Leg een folie op de tafel vooraleer met pluizen te beginnen. De voorkeur gaat uit naar ‘nat’ pluizen, met andere woorden pluizen van met water doordrenkte braakballen. Op die manier wordt het rondvliegen van stof- en andere deeltjes vermeden. Bij droog pluizen wordt dit integendeel zelfs gestimuleerd. þ Eet of drink nooit tijdens het pluizen. Dus géén beker koffie, blikje of brikje frisdrank, brooddoos en dergelijke in de buurt. þ Vermijd het aangezicht, je haar of de lippen (mond) aan te raken met de hand(schoen)en tijdens het oprapen of pluizen van braakballen. þ Na de activiteit de handen en onderarmen zeer goed wassen met zeep of beter nog met Dettol (of een gelijkaardig ontsmettingsproduct). þ Snuit en reinig de neus zorgvuldig na het pluizen. þ Respecteer deze basishygiëne, zo vermijdt u problemen.
Schoolse activiteit : braakbalpluizen Bron: Koen Van Den Berge – Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) – Geraardsbergen.
31
Meldpunt kerkuilslachtoffers 2005 Kris Degraeve Ook in het superjaar 2005 vielen er natuurlijk verkeersslachtoffers bij onze kerkuilen; 63 slachtoffers werden geregistreerd, het merendeel via het meldpunt op de website van Kerkuilwerkgroep: www.kerkuilwerkgroep.be.
De provincie Antwerpen steekt in dit provinciaal overzicht met kop en schouder erboven uit met maar liefst 33 geregistreerde verkeersslachtoffers ofwel bijna 53 % van de slachtoffers. Verwonderlijk is dit niet, Antwerpen kent de meeste kerkuilen en dit vertaalt zich dan ook in de meeste slachtoffers. Die lijn kan echter niet doorgetrokken naar de ander provincies. Vlaams- Brabant en Limburg zijn eveneens ‘rijke’ kerkuilenprovincies maar kennen slechts respectievelijk 11 en 4 slachtoffers. Toevallig hebben West - en OostVlaanderen evenveel slachtoffers van het verkeer als de twee laatst vernoemde provincies maar wel met een pak minder kerkuilenkoppels.
Dit is een stijging van 34% t.o.v. 2004. Het uitstekende kerkuilenjaar, met zeer veel jonge, zwervende kerkuilen, eiste z’n tol. Vooral in het najaar werd een pak verkeersslachtoffers gevonden, bijna de helft van deze kerkuilen viel in de prov. Antwerpen ten prooi aan het verkeer. Dat de Antwerpse E 34 hierbij de kroon spant, is dan ook niet verwonderlijk. Meer dan de helft van de gevonden kerkuilen was geringd, ook hier een flinke stijging in vergelijking met vorig jaar.
Aantallen per provincie 2005 aantallen 35
33
30 25 20 15 11
11 10 4
5
4
0 West-Vl
Oost-Vl
Antw
Limb
Vl-Br
32
Vinddatum Het jaar 2004 eindigde gunstig, in het najaar werden amper verkeersslachtoffers opgetekend (gemiddeld drie per maand). Ook tijdens de winter 2005 vielen relatief weinig slachtoffers, in februari werd zelfs geen enkel slachtoffer gemeld. Een eerste piek vinden we in de maand juni met vijf
dode volwassen kerkuilen, wellicht vogels die wat te onstuimig aan het jagen waren om hun kroost voldoende prooien aan te brengen. Het najaar was wel nefast voor onze jonge kerkuilen met 35 slachtoffers in de maanden september tot december of 56% van het jaartotaal, een duidelijke najaarspiek.
Vinddatum 2005 aantal 10 8 6 4 2 0 jan
maart
mei
juli
sept
nov
Gevonden slachtoffer
33
Zwarte wegen Vorig jaar was de E 40 de zwartste weg in Vlaanderen, dit jaar is het de beurt aan de E 34. Deze autoweg loopt, net zoals de E 40, door een open gebied met een rijke kerkuilenpopulatie. Vooral het open karakter van het landschap maakt deze weg tot een dodenweg voor kerkuilen. De hoofdassen (EAR- wegen) in Vlaanderen nemen het leeuwendeel (54%) van de slachtoffers voor hun rekening, maar ook de nationale (N)wegen veroorzaken meer dan 1/5 van slachtoffers in 2005. De derde reeks (‘andere’) vormt de categorie secundaire landelijke wegen (17%).
Tenslotte de spoorwegen, voor het eerst een beduidend cijfer, nl. 5 spoorwegslachtoffers. Wellicht wordt slechts een fractie van deze slachtoffers gevonden, de vondst langs een spoorweg is eerder toevallig, terwijl autoslachtoffers goed te ontdekken zijn op pechstroken. Graag nog een oproep om het hectometerpaalnummer te noteren. We houden die van de zwartste wegen bij om daarmee na verloop van een vijftal jaar de zogenaamde ‘black points’ te kunnen aanduiden, met jullie informatie kunnen we die zwarte punten opsporen.
Zwarte wegen 2005 spoor andere R14 R6 R4 N789 N283 N124 N118 N115 N71 N49 N12 N10 N8 N80 A12 E403 E314 E313 E19 E34 E17 E40
5 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
11
2
2 2
2
3 14
1 0
1
7 2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
aantal
34
Geringde kerkuilen Meer dan de helft (56%) van de gevonden kerkuilen was geringd, in de vorige jaren varieerde dit percentage tussen 35% en 43%. In 13% van de gevallen kon niet achterhaald worden of de Kerkuil geringd was omdat de melder
door het drukke verkeer niet kon halthouden. Dit jaar geen Duitse of Franse kerkuilen, wel zoals gewoonlijk enkele slachtoffers afkomstig van onze noorderburen en één slachtoffer met een kweekring.
Aantal geringde verkeersslachtoffers aantallen 30
28
25 20
20
15 10
8
6
5 1 0 Ongeringd
Onbekend
België
Nederland
Kweekring
Dit verslag kon slechts tot stand komen dankzij de meldingen van volgende medewerkers: Marcel
Bedert
Rudi
Oyen (VOC)
Sus
Bellens
Marcel
Peeters
Herman Berghmans (2)
Koen
Porreye
Paul
Biesemans
Paul
Segers,
Joris
Bosmans
Bruno
Smeers
Stany
Cerulis (2)
Luc
Storms
Jan
D’Hollander
Barbara
Tack
Eddy
D’Huyvetter
Walter
Van Glabbeek
Mathieu De Clippel
Willy
Van Hirtum
Kris
Degraeve (3)
Rik
Vande Kerckhove (3)
Gie
Dekeyser
Koen
Vandepitte
Gerald
Driessens
Dirk
Vanderstock
Marc
Herremans
André
Vanmarsenille (3)
Wim
Huybrechts
Bert
Vereyken
Ludo
Leper (2)
Erwin
Verfaillie
J. Daniël
Loos Luyckx
Carlo Koen
Verheyen (14) Verschoore
Hans
Marijns
Gommair Verstrepen
Herman Matthé
KBIN-ringdienst
Ludo
VOC Malderen
Oris (2)
( ) aantal meldingen
We rekenen in 2006 terug op je spontane meldingen, foto’s van teruggevonden slachtoffers kunnen worden gestuurd naar
[email protected] 35
Sprokkels Bij een boerderij op de Linnerhei (Roerstreek) in Nederlands Limburg wist de boerin tijdens het ringen van de jonge kerkuilen te vertellen, dat ze een week daarvoor op een zwoele avond op de binnenplaats zaten te genieten van het weer, de omgeving en een lekker drankje. Vóór hen op het terras lagen hun drie boerderijkatten languit te ontspannen. Een van deze katten had een muis gevangen en probeerde op zeker moment nog wat beweging in het diertje te krijgen. Op dat moment klonk een ijselijke kreet van onder de toegangspoort en de katten stoven verschrikt uit elkaar. Een Kerkuil kwam doelgericht aanvliegen, dook resoluut op de muis en vloog er onmiddellijk mee weg, een prachtige ervaring. (Verslag 2004, Kerkuilenwerkgroep NL- Limburg.) De strenge winter 1978-1979 veroorzaakte een zeer sterke terugval van de kerkuilpopulatie in Nederland. Op verschillende plaatsen werd besloten tot wintervoedering over te gaan. Eendagskuikens op ‘voorverwarmde stenen’ en levende muizen in tobbes werden op de hanenbalken van schuren geplaatst, het resultaat was ‘redelijk’. (Verslag van ruim een kwarteeuw kerkuilenbescherming, Kerkuilenwerkgroep Groningen NL – 2005.) In Oudeschans zat André Eijkenaar in een tractor te posten tegenover een nestkast in een schuur, er liepen een tiental katten rond. Eén van deze katten werd aangetrokken door het bedelgeluid van de jongen; de kat kroop omhoog tot boven op de nestkast. Luttele seconden later kwam één van de ouderuilen aangevlogen, pakte de kat op en liet ‘m een meter verder naar beneden vallen. (Verslag van ruim een kwarteeuw kerkuilenbescherming, Kerkuilenwerkgroep Groningen NL – 2005.) Werkzaamheden aan een boerderij te Borgercompagnie in 2003 ontdekten de timmerlieden 6 jonge kerkuilen in een schoorsteen die afgebroken zou worden. Na overleg met de bewoneners werd
besloten de schoorsteen opnieuw in te voegen en te behouden, zodat de jongen uit konden vliegen en de broedplek ook voor de toekomst verzekerd zou zijn. (Verslag van ruim een kwarteeuw kerkuilenbescherming, Kerkuilenwerkgroep Groningen NL – 2005.) Een zorgelijke recente ontwikkeling is de certificering die verbonden is aan de levering van voedingsproducten van de boerderij naar de verwerkingsindustrie. Deze eisen staan verwoord in het zogenaamde AGRIFIRM HACCP – protocol. Dit protocol beschrijft hoe een opslagplaats en/of productieplaats adequaat kan afgeschermd worden tegen vogels, ongedierte en/of huisdieren, zodat uitwerpselen of andere vervuiling niet in het product kunnen terechtkomen. Uit angst deze certificering mis te lopen, sluiten sommige boeren nu al preventief alle invliegopeningen van hun schuren af. Deze maatregel (van het Nederlandse voedselagentschap ten gevolge van een Europese wetgeving) is in 2002 aangekondigd en gaat per 2005 van kracht. Op deze manier kan in zéér korte tijd heel veel goed beschermingswerk uit het verleden verloren gaan. (Verslag van ruim een kwarteeuw kerkuilenbescherming, Kerkuilenwerkgroep Groningen NL – 2005.) In een gemeenschappelijk opgezet project door de ‘Bristol Zoo Gardens’ en de ‘Hawk and Owl Trust’, wordt betracht het aantal woelratten op te drijven; het project heeft een gunstig sneeuwbaleffect op kerkuilen. Een 400- tal exemplaren werden geteld van Arvicola terrestris, één jaar nadat er in NorthSomerset op een geselecteerde site 68 in de Zoo gekweekte woelratten werden vrijgelaten. Het succes is voornamelijk te danken aan habitat management, waarvan ook de belangrijkste prooisoort van de Kerkuil profiteert, namelijk de Aardmuis (Microtus agrestis ). Chris Sperring vergelijkt het inrichten van habitats voor woelratten met het beschermingswerk voor kerkuilen door 36
de Hawk and Owl Trust, de combinatie is ideaal. (Peregrine, 82/2005.) Tony Nuttall uit Grimsby doet melding van ongekend gedrag bij kerkuilen, waargenomen op twee verschillende locaties. In een stal met zwaluwnesten werd telkens een Kerkuil betrapt die ondersteboven hing aan een houten balk (zoals vleermuizen) en zo probeerde om jonge zwaluwen uit hun nest te trekken. Chris Sperring van de Hawk and Owl Trust doet een oproep om gelijkaardige waarnemingen te melden om er een idee van te krijgen hoe ‘algemeen’ of ‘zeldzaam’ dergelijk gedrag is. (Peregrine, 83/2005.) Ongewoon vroege broedsels van kerkuilen in Wiltshire wezen erop dat 2005 waarschijnlijk een zeer goed jaar voor de soort zou worden, en dit bleek ook in de meeste regio’s in Engeland. Op 9 april werden de eerste jongen geringd, ongeveer twee maanden vroeger dan normaal voor Groot - Brittannië. Niet onverwacht volgden ook tweede broedsels (in sommige delen van het land zelfs tot 60%), en lag het nestgemiddelde hoger dan het langjarig gemiddelde. Een snelle berekening gaf als vroegste legdatum de eerste week van februari, terwijl de normale datum voor de eerste eileg 9 mei is. Uit onderzoek is gebleken dat dit succes te danken was aan de ‘Bosmuis’ die overal in grote aantallen aanwezig was. Deze soort heeft kunnen profiteren van een uitzonderlijk goed jaar (2004) voor fruit, granen, zaden en noten en een extreem zachte winter. (Peregrine, 83/2005.) Paul French en John Howells hebben voor de Cornwall Barn Owl Survey 2004, 600 locaties gecontroleerd en in kaart gebracht. Bij een vroegere inventarisatie werden nog minder dan 100 plaatsen opgevolgd. De meest (of eigenlijk minst) opvallende broedende kerkuilen zaten in een liftschacht van een oude steenkoolmijn in Cornish op een diepte van meer dan 6 meter onder de grond, samen met een koppel torenvalken en raven in de machinekamer. (Feedback, 33/2005.)
Vic Froome is dé bezieler van het ‘Barn Owl project’ in Guernsey. Hij is ook auteur van een ‘Guernsey Barn Owl newsletter’, die hij zelf uitgeeft en verspreidt onder de meer dan 200 eigenaars van een nestkast voor kerkuilen. Vic heeft de laatste vijf jaar meer dan 200 nestkasten voor kerkuilen opgehangen in gans zijn regio. In 2004 hebben 25 paar kerkuilen in zijn kasten gebroed en werden nog een 20- tal kasten regelmatig gebruikt. Op vijf jaar tijd werden al 85 van deze kasten door kerkuilen bezet, bovendien broeden nog enkele paartjes op natuurlijke sites. Ook torenvalken profiteren mee van dit aanbod, door een 10-tal paartjes werd al in 35 kasten gebroed. Dit is een zéér mooi voorbeeld van lokaal beschermingswerk. (Feedback, 33/2005.) Onderzoeksresultaten van de British Trust for Ornithology hebben aangetoond dat het landelijk nestgemiddelde bij de Kerkuil geleidelijk is afgenomen van 3,43 jongen per nest in 1987 naar 3,16 jongen per nest in 2003. Om de populatie van 4000 broedparen in Groot - Brittannië te behouden hebben kerkuilen dus alle hulp nodig die ze kunnen krijgen. Gunstige jaren zoals 2005 kunnen de aantallen een werkelijke ‘boost’ geven, maar aldus David Ramsden, de Barn Owl Trust Senior Conservation Officer, moeten vooral de langetermijn projecten om het aantal en de kwaliteit van geschikte habitats op te drijven (voedselaanbod) meer effect hebben op het broedsucces en de overleving van de populatie dan eender welke andere factor ook. (Feedback, 34/2005.) Nick Askew, BTO- ringer uit Yorkshire, bestudeerde voor zijn doctoraatstitel de ‘habitatvereisten’ bij kerkuilen. Gedurende de laatste 3 jaar gebruikt hij daarvoor radio- gezenderde kerkuilen, tot nu toe werden de jachtvluchten van 12 kerkuilen gedurende het broedseizoen in kaart gebracht. Hieruit blijkt overduidelijk dat kerkuilen ‘jachtstrategieën’ toepassen, die meer prooien opleveren. Onder andere door ‘repeat- visits’, herhaalde opeenvolgende bezoeken aan succesvolle locaties te brengen, die tot 1500 meter van het 37
nest gelegen zijn. Ook het bejagen van selectieve percelen die slechts gedurende een korte periode in productie werden genomen, leveren meer prooien op korte tijd op. Er lijkt ook sprake van aangepaste strategieën ten opzichte van de leeftijd van de jongen, maar daarvoor zijn nog te weinig gegevens beschikbaar. Wel blijkt verder uit het onderzoek dat adulten snel beslissen op basis van de prooigrootte of ze de prooi naar de jongen brengen of zelf opeten. Hoe kleiner de prooi, hoe vake r ze door de adulten zelf wordt opgegeten, een ‘bijtklare hap’. (Feedback, 34/2005.) In een diepgaande studie door Roulin (Zwitserland), Dijkstra (Nederland), Riols (Frankrijk) en Ducrest (Zwitserland) wordt aangetoond dat mannelijke kerkuilen bij hun partnerkeuze groot voordeel kunnen halen bij de selectie van vrouwtjes met typische sex-gerelateerde eigenschappen in hun verenpak. Er werden bewijzen geleverd dat hoe meer en grotere vlekken vrouwtjes in hun verenpak hebben, hoe resistenter ze zijn tegen parasieten. Omgekeerd, hoe lichter en minder gemarkeerd het verenpak van mannetjes is, hoe groter de correlatie met het voortplantingssucces, hoe beter de voederkwaliteiten en hoe sterker de geaardheid. Deze sex-specifieke eigenschappen wijzen dus op sexspecifieke kwaliteiten die bepaald worden door een karakteristiek onderliggend gen, dat door de ‘vaders’ zowel wordt doorgegeven aan zonen als aan dochters. Vandaar kunnen ook bij vrouwtjes kenmerken in het verenpak ontwikkelen die eigenlijk typerend zijn voor mannetjes en omgekeerd, dit wordt dus genetisch bepaald in een correlatie tussen de geslachten. “Goede genen” bepalen de tekening, de kleur en het vlekkenpatroon van het verenpak bij seksuele selectie. Wanneer deze typische eigenschappen zéér sterk aanw ezig zijn bij beide partners, zal dit een zeer succesvol broedkoppel vormen. (Journal of Evolutionary Biology – 14/2001.)
De ‘Stichting Kerkuilenwerkgroep Nederland’ kon zeer goede resultaten optekenen voor het broedseizoen 2004. Maar liefst 2355 eerste, 373 tweede en zelfs 15 derde broedsels leverden 8318 jongen op. Het nestgemiddelde bedroeg respectievelijk 3,5 - 3,9 en 3,7 pulli, 103 broedgevallen mislukten. In Friesland werden nesten met 12 eieren en tot 9 jongen gevonden. Dit succes was te danken aan een explosieve veldmuizenplaag, bijvoorbeeld bij Koufurderrige in een grote polder stond in de nazomer geen grassprietje meer op het land, alles was kaalgevreten door de veldmuizen. Roofvogels, uilen, reigers en zelfs meeuwen werkten de ene na de andere Veldmuis naar binnen. (Johan de Jong – Uilennieuwsbrief Nederland, 1/2005.) Harry Van Diepen, coördinator van de Kerkuilenwerkgroep Veluwe, blijft met een aangename vraag zitten. Op een locatie in Midden- Veluwe werden de eieren van een broedsel nog in 2004 gelegd, terwijl de eerste jongen hier half januari werden geboren. Administratief aldus een dilemma, is dit een laat broedgeval van 2004 of een vroeg broedgeval voor 2005? Het belangrijkste is dat dit voorbeeld nog maar eens aantoont hoe gespreid het broedseizoen bij de Kerkuil kan verlopen. (Uilennieuwsbrief Nederland, 1/2005.) In Nieuw Vennep werd op 6 juli 2004 een ring afgelezen van een mannetje Kerkuil. Deze zat in een nestkast met een vrouwtje en 3 jongen. Op 8 juli 2004 werd hetzelfde mannetje gevan gen en gecontroleerd in een nestkast in Hoofddorp, zo’n 8 kilometer verderop. Uit deze kast zijn ook 3 jongen uitgevlogen. Op 9 oktober 2004 zat dit mannetje in een 3de nestkast, één kilometer van de 2de nestkast in Hoofddorp, hier vlogen 5 jongen uit. Hier is het mogelijk dat dit een tweede broedsel met hetzelfde vrouwtje uit Hoofddorp betrof. Dit zeer productieve mannetje kreeg in elk geval de bijnaam “de Bernard van de Haarlemmer Meer”. (Uilennieuwsbrief Nederland, 1/2005.)
38
Een Kerkuil, geringd als nestjong op 16 juni 2004 te Oosterland (SchouwenDuiveland) door M. van ’t Hof, met ringnummer Arnhem 5.375.914, werd als verkeersslachtoffer dood gevonden op 17 november 2004 in Santomera in de provincie Murcia in Spanje. Na 154 dagen heeft deze Kerkuil 1673 kilometer afgelegd. Een nieuw record voor een Nederlandse Kerkuil. (Uilennieuwsbrief Nederland, 1/2005.) Bij prooionderzoek uit braakballen van kerkuilen Tyto alba Scopoli in de Nigeriaanse Savanne, werden 739 prooidieren onderscheiden. Kleine zoogdieren maakten 92,2% uit van alle prooien; waarvan 76,8% knaagdieren, 12,3% insecteneters en 3,1% vleermuizen. Nijlrat Arvicanthis niloticus bleek de favoriete prooi met 30,9% in aantal en 26,5% in biomassa. In de regio van Nguru en Baga was een grotere diversiteit dan in de andere regio’s, met ook 4,7% vogels, 1,6% reptielen, 1,1% amfibieën en 0,4% insecten. Hier spelen kerkuilen een belangrijke rol bij de biologische controle van enkele graanetende vogels en knaagdieren die een potentiële pest vormen in de loka le landbouw. (African Journal of Ecology – 39/2001.) Een analyse door Róbert Mátics van geïmmigreerde kerkuilen in Hongarije
toont aan dat al deze vogels vanuit een W–NW–N richting afkomstig zijn. Doch, omgekeerd is er geen overheersende richting te vinden bij emigratie. Er is geen verband merkbaar tussen de periode van uitvliegen en de richting, evenmin werd er een verschil gevonden tussen de geslachten. Het percentage emigrerende kerkuilen is veel groter dan het aantal inwijkende vogels. De huidige verspreiding van de ondersoorten alba en guttata zal verdwijnen door inmenging, en zal vervangen worden door één zeer variabele mengvorm, behalve in die streken waar geen inmenging gebeurt. (Diversity & Distributions – 9/2003.) De ontwikkeling van bioritmen bij jonge kerkuilen blijkt een belangrijk aspect bij de actieve interactie met hun omgeving. Bioritmen zijn afhankelijk van het centrale zenuwstelsel en werken als een pacemaker, die de ontwikkeling van alle vitale organen en functies bestuurt. Bij de geboorte zijn de jongen volledig hulpeloos en ligt hun ‘activiteit’ lager dan 5% van de totale dag- en nachtperiode (24 uur). Op een leeftijd van 20 dagen bedraagt deze factor reeds 11 tot 13% van de 24- uren periode, na 30 dagen 16 tot 18% en na 45 dagen 20 tot 22%. Deze ontwikkeling is belangrijk voor hun latere leven. (Journal Für Ornithologie – 144/2003.)
Jonge Kerkuil in boomnest 39
V l a a m s e Opvang ce n t ra v o o r v o g e l s e n w i l d e d i e r e n ( V O C ) Coördinatie Vogelbescherming Vlaanderen vzw Schuttershof 14, 9100 Sint- Niklaas Tel. 03 296 26 80 Onderstaande lijst is een opsomming van de Opvangcentra voor Vogels en Wilde Dieren die aangesloten zijn bij Vogelbescherming Vlaanderen vzw. In het Vlaamse gewest zijn deze centra erkend door de overheid en hebben zij een vergunning op zak om beschermde noodlijdende wilde dieren op te vangen met de bedoeling ze te verzorgen, te revalideren en terug te plaatsen in hun natuurlijke biotoop met de grootste overlevingskansen. VOC-Oostende De Heer Claude VELTER Zinnialaan 8 8400 Oostende Tel. (059) 80.67.66
[email protected]
VOC-Herenthout Mevrouw Mieke DE WIT Boeyendaal 74 2270 Herenthout Tel. (014) 51.40.41
[email protected]
VOC-Beernem Mevrouw Katrien WERBROUCK Bulskampveld 8 8730 Beernem Tel. (050) 79.09.59
[email protected]
VOC-Brasschaat De Heer Marcel PEETERS Floris Verbraekenlei 32 2930 Brasschaat Tel. (03) 664.73.81 GSM: (0473) 85.42.37
[email protected]
VOC-Merelbeke De Heer Nick DE MEULEMEESTER Liedermeersweg 14 9820 Merelbeke Tel. (09) 230.46.46
[email protected]
VOC-Heusden-Zolder De Heer Rudi OYEN Strabroekweg 32 3550 Heusden-Zolder Tel. (011) 43.70.89
[email protected]
VOC-Lierde De Heer Marnic VERMEERSCH Lange Munte 66 9570 Lierde Tel. (055) 42.61.83
[email protected]
VOC-Opglabbeek De Heer Sil JANSSEN Industrieweg Zuid 2051 3660 Opglabbeek Tel. (089) 85.49.06
[email protected]
VOC-Kieldrecht De Heer Florent DE KONING Kreek 54 9130 Kieldrecht Tel. (03) 773.40.89
VOC-Anderlecht De Heer Dominique HOSTE (Franstalig) Veeweydestraat 43-45 1070 Brussel Tel. (02) 521.28.50 GSM: (0496) 26.13.77
[email protected]
VOC-Zele De Heer Bruno DE WILDE Huivelde 108 9240 Zele Tel. (0475) 85.39.47
[email protected]
VOC-Zundert (NL) De Heer Charles BROSENS Luitertweg 36 a NL-4882 TD Zundert Tel. +31 (0) 765 974 165
[email protected]
VOC-Malderen De Heer Marc VAN DE VOORDE Boeksheide 51 1840 Malderen Tel. (052) 33.64.10
[email protected]
40