Oudervolgsysteem Taalvaardigheid evalueren binnen Ouders in (inter)actie/ Kaap
Inhoudstafel Ten geleide
A.
Assessmenttaken
1.
Eerste lesweek
Taak 1.......... Kennismaking Taak 2 ......... Naamkaartjes maken Taak 3 ......... Mag ik iets vragen? Taak 4 ......... Brieven van de school Taak 5.......... Kaft maken Beoordelingsformulier Eerst lesweek
2.
En vervolgens …
Taak 1..........Breng je dit in orde? Taak 2..........Weg met luizen! Taak 3..........Help! Een luis! Taak 4..........Een nieuw trimester Taak 5..........Huiswerk Taak 6..........Helpende handen Taak 7..........Gevraagd Taak 8..........Is er een probleem? Taak 9..........Rapport Taak 10........Oudercontact Taak 11........Schoolfeest Taak 12........Feestje in de klas Taak 13........Op bezoek in de klas Taak 14........Uit de trukendoos Taak 15........De schoolfactuur Taak 16........Een verhaal Taak 17........De klasblog Taak 18........Naar een nieuwe school Beoordelingsformulier En vervolgens …
3.
Turflijst
Niveau 1.1 Niveau 1.2
B.
Ouderportfolio NT2
1................ Biografie 2................ Checklist 3................ Bewijzen 4................ Bijlagen
Ten geleide Oudervolgsysteem. Taalvaardigheid evalueren binnen Ouders in (inter)actie/ Kaap is een verzameling van evaluatiemateriaal voor Ouders in (inter)actie-/ Kaapgroepen. In deze groepen leren anderstalige ouders Nederlands in de school van hun kinderen en participeren zij mee aan het schoolgebeuren. Het voorliggende materiaal kan worden gebruikt om de taalvaardigheid van deze cursisten in kaart te brengen. Vermits Ouders in (inter)actie/ Kaap een aanbod is op niveau richtgraad 1 focust het Oudervolgsysteem zich ook op dit niveau. Dit wil zeggen dat er in de eerste plaats geëvalueerd wordt of cursisten de doelstellingen van richtgraad 1 kunnen. Daarnaast besteedt het materiaal ook aandacht aan de cursisten wiens taalvaardigheid zich op een hoger niveau bevindt. Met het materiaal kan de lesgever differentiëren naar verschillende niveaus toe en een goede inschatting maken welke cursisten zich boven richtgraad 1 bevinden. Het Oudervolgsysteem omvat twee instrumenten: Assessmenttaken en Ouderportfolio NT2. De Assessmenttaken zijn lesactiviteiten die doorheen het schooljaar ingezet kunnen worden. Tijdens de uitvoering van deze taken beoordeelt de lesgever of de cursisten de vooropgestelde doelstelling(en) kunnen. In het Ouderportfolio NT2 beoordelen de cursisten zichzelf en verzamelen zij bewijsmateriaal voor hun prestaties. De twee instrumenten kunnen volledig los van elkaar gebruikt worden. De Assessmenttaken werden in 2010 in opdracht van het Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen ontwikkeld. Het Ouderportfolio NT2 werd ontwikkeld door een Kaaplesgeefster, Annemie Van Beirendonck (SCVO Sité). Het Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen financierde de lay-out en samenstelling van het pakket. In 2011 is dit pakket verder uitgebreid waardoor alle doelen van richtgraad 1 (niveau 1.1 en 1.2) gedekt zijn. Deze heruitgave is gerealiseerd met steun van BAOAB vzw Antwerpen en het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid.
Assessmenttaken Joke Drijkoningen en Carolien Frijns
Inleiding Ouders in (inter)actie/ Kaapgroepen zijn heterogene groepen qua taalvaardigheid. De Assessmenttaken laten de lesgever toe de cursisten op verschillende niveaus te benaderen en te beoordelen. Het geheel omvat lesactiviteiten die elk gekoppeld zijn aan doelen op verschillende niveaus. Tijdens de uitvoering van de activiteit kan de lesgever de cursisten op hun niveau aan het werk zetten en evalueren. De gekozen onderwerpen van de Assessmenttaken zijn relevante onderwerpen voor anderstalige ouders. Het gaat om thema’s waarmee zij te maken zullen hebben tijdens de schoolloopbaan van hun kind en waarbij Nederlandse taalvaardigheid vereist is. Assessmenttaken bestaat uit drie delen: ‘eerste lesweek’: activiteiten die in de eerste we(e)k(en) ingezet worden om een inschatting te maken van het beginniveau van de cursisten ‘en vervolgens…’: activiteiten die doorheen de cursus ingezet worden om een volledige inschatting op niveau 1.1 en 1.2 te kunnen maken en een beoordeling van een aantal doelen op hogere niveaus ‘turflijst’: invullijst om per cursist in kaart te brengen welke doelen hij op niveau 1.1 en 1.2 al of niet kan Bij elke onderdeel wordt nog verder toegelicht wat er aan bod komt en hoe dit ingezet kan worden. Zoals reeds eerder vermeld, is Ouders in (inter)actie/ Kaap een aanbod op richtgraad 1. Het pakket Assessmenttaken is ontwikkeld binnen het Kaapproject in Antwerpen. Met de Kaappartners is er gekozen om stapgsgewijs te werken en in de eerste plaats enkel een certificering op niveau 1.1 te voorzien. Voor de Assessmenttaken is ervoor gekozen om voor een volledige dekking van doelen op 1.1 en 1.2 te zorgen. Voor de doelen op 2.1 of hoger wordt binnen Ouders in (inter)actie/ Kaap geen volledig dekking nagestreefd.
EERSTE LESWEEK Het onderdeel ‘eerste lesweek’ bestaat uit taken waarmee je bij de start van een Kaap-/Ouders in (inter)Actie-groep aan de slag kan. Deze taken bieden de mogelijkheid om een eerste inschatting te maken van het niveau van je cursisten en van de werkbaarheid van deze groep. Met andere woorden, kan je met deze groep aan de slag? Daarom bestaat dit lespakket niet alleen uit taken waaraan een niveau-inschatting is gekoppeld, maar ook uit taken waarin de cursisten praktisch aan de slag moeten gaan. Bij deze praktische opdrachten kan je ook andere vaardigheden van cursisten in beeld brengen zoals naam kunnen schrijven, samenwerken, zelfstandigheid, … De ‘eerste lesweek’ bevat vijf taken: 1. Klassikale kennismaking (niveau inschatten) 2. Naamkaartjes maken (praktische opdracht) 3. Mag ik iets vragen? (niveau inschatten) 4. Brieven van de school (niveau inschatten) 5. Kaft maken (praktische opdracht) De vijf taken van ‘eerste lesweek’ worden best als een geheel gebruikt. De taken brengen verschillende vaardigheden in beeld. De taken samen geven dan ook een completer eerste zicht op de taalvaardigheid van je cursisten. In de taken waarin het niveau wordt ingeschat, wordt geobserveerd op niveau 1.1, 1.2, 2.1/2.2 en 2.3 (en hoger). De niveaus 2.1 en 2.2 worden samen genomen als ook 2.3 en 2.4, vermits het niveauverschil zich op het doelenniveau bevindt en niet op het niveau van de tekstkenmerken.
TAAK
1
KENNISMAKING
Dit is een activiteit waarin je kennismakingsvragen stelt aan de cursisten. In bijlage vind je deze vragen. Ze zijn opgebouwd over verschillende niveaus. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1/2: spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1/2: spreken 2.3 (+):
het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een gesprek relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een gesprek zich een persoonlijke mening vormen over informatieve teksten zoals een gesprek informatie geven informatie geven in informatieve teksten zoals een vraaggesprek in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek in een gesprekssituatie zijn beleving verwoorden in informatieve teksten in een gespreksituatie verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een situatie met betrekking tot informatieve teksten in een gesprekssituatie informatie geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek in een gesprekssituatie zijn beleving verwoorden in informatieve teksten in een gesprekssituatie verslag uitbrengen over een gebeurtenis of een situatie met betrekking tot informatieve teksten
Fase 1 Je voorziet eerst een aanbod waarin de cursisten kennismaken met de vragen op niveau 1.1.
Fase 2 Je stelt de vragen aan de cursisten. Je doet dit met elke cursist afzonderlijk, terwijl de anderen luisteren. Je begint met vragen op 1.1 en gaat verder naar de volgende niveaus als je merkt dat de cursist dit kan.
Beoordeling Je duidt op het beoordelingsformulier aan tot welk niveau de cursist geraakt is en hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
Eerste lesweek
Instructies
TAAK
1
KENNISMAKING
Vragen Niveau 1.1 • Hallo, ik ben … Wie ben jij? • Ik kom uit België. Uit welk land kom jij? • Ik woon in … Waar woon jij? • Ik ben (niet) getrouwd? Ben jij getrouwd? • Ik heb … (aantal) kinderen. Hoeveel kinderen heb je? • Hoe heten je kinderen? • Hoeveel jaar zijn je kinderen?
Niveau 1.2 • Hoe gaat het met je kinderen? • In welke klas zitten je kinderen? • Hoe heet de juffrouw of de meester van je kinderen? • Heb je al eens Nederlandse les gevolgd? Hoelang? • Wat heb je daar geleerd?
Tekstkenmerken SPREKEN De gesproken tekst • is zeer kort en eenvoudig gestructureerd • bevat stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen • wordt aan een laag tempo uitgesproken • kan geproduceerd worden met medewerking van gesprekspartner • kan uitspraakfouten bevatten • kan een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten De gesproken tekst • is kort en eenvoudig gestructureerd • bevat stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen • wordt aan een laag tempo uitgesproken • kan geproduceerd worden met medewerking van gesprekspartner • kan uitspraakfouten en een zeker mate van foutief taalgebruik bevatten die het begrijpen van de boodschap niet bemoeilijken
Niveau 2.1/ 2.2 • Kom je vaak op de school van je kinderen? • Zie je dan soms de juffrouw of de meester van je kinderen? • Heb je al eens gesproken met de juffrouw of meester van je kinderen? Ja: Waarover hebben jullie dan gesproken? • Is het belangrijk om een goed contact met de juffrouw of meester te hebben? Waarom wel of niet?
Niveau 2.3 of hoger • Waarom wil je graag nog Nederlandse les volgen? • Wat denk je dat wij in deze Nederlandse les gaan leren? • Is er een verschil tussen deze lessen en de lessen die je al gevolgd hebt? Wat is het verschil?
• De gesproken tekst is nog vrij kort • De gesproken tekst bevat eenvoudig gestructureerde zinnen • Het lexicon is eenvoudig • Talige middelen zijn nog beperkt • Foutief taalgebruik komt nog geregeld voor • Het spreektempo is bedachtzaam • De uitspraak is in toenemende mate verzorgd. • De gesproken tekst is relatief kort • De gesproken tekst is in voldoende mate gestructureerd • De samenhang tussen zinnen kan nog problematisch zijn • Taalgebruik is nog eenvoudig maar in toenemende mate adequaat • Talige middelen zijn nog beperkt • Woordgebruik is over algemeen correct • Het spreektempo is redelijk vlot
Eerste lesweek
Bijlage
TAAK
2
NAAMKAARTJES MAKEN
Dit is een activiteit waarin je de cursisten een naamkaartje laat maken om op hun tafel te zetten. Doelstellingen lezen 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen andere vaardigheden
Fase 1 Je voorziet papier en stiften en legt ze op je bureau. Je zegt de cursisten dat ze een naamkaartje gaan maken. Je doet dit voor en geeft de instructies zoals ze ook op het werkblad staan.
Fase 2 Je geeft het werkblad en zegt dat hierop nog eens staat wat ze moeten doen. Je zet de cursisten per drie en geeft hen de volgende opdracht: Hier staat wat je moet doen. Trek een lijn tussen elke zin en de juiste tekening. Je doet dit zelf voor voor stap 1 en laat de cursisten het zelf doen voor de andere 3 stappen. Vervolgens laat je de cursisten zelf hun naamkaartje maken.
Beoordeling • Deze taak bevindt zich op niveau 1.1. Je duidt in kolom 1.1 aan of de cursist het --, -, +, ++ gedaan heeft. • Je duidt ook aan - hoe hij zijn naam schrijft (--, -, +, ++) - of hij de opdracht zelfstandig uitvoert of met hulp van andere - hoe de cursist binnen het groepswerk functioneert (--, -, +, ++) Dit zijn veel zaken die je op de korte termijn van de opdracht moet aanduiden. Je brengt daarom best eerst de zaken/ cursisten in kaart die eruit springen of die je opvallen.
Eerste lesweek
Instructies
TAAK
2
NAAMKAARTJES MAKEN
Dit heb je nodig:
een blad
een stift
1. Ga naar de lesgever. Vraag een blad en een stift.
2. Plooi het blad in twee.
3. Schrijf je naam op het blad.
4. Zet het kaartje op je tafel.
Eerste lesweek
Werkblad
TAAK
3
Mag ik iets vragen?
Dit is een activiteit waarin je de cursisten schriftelijke vragen laat invullen. De vragen lopen op in moeilijkheidsgraad. In bijlage vind je de vragen, gekoppeld aan het niveau. Doelstellingen schrijven 1.1: schrijven 1.2: schrijven 2.1/2: schrijven 2.3 (+):
een formulier en een document met betrekking tot personalia invullen informatie geven in informatieve teksten zoals een formulier informatie geven in informatieve teksten informatie geven in informatieve teksten zijn beleving verwoorden
Fase 1 Je laat de eerste pagina van het formulier zien (werkblad 1). Je vult het formulier in voor de klas met je eigen gegevens.
Fase 2 Je vraagt de cursisten om werkblad 1 in te vullen met hun eigen gegevens. Je zegt er bij dat ze invullen wat ze kunnen, dat het niet de bedoeling is dat ze al alles kunnen invullen. Werkblad 2 (dit is niveau 2.1 en hoger) hou je nog even bij en geef je aan de cursisten die het eerste werkblad vlot kunnen invullen.
Beoordeling Je duidt op het beoordelingsformulier aan tot welk niveau de cursist geraakt is en hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++)
Eerste lesweek
Instructies
TAAK
3
Mag ik iets vragen?
Vragen Niveau 1.1 • Naam • Geboorteland • Adres • Getrouwd • Hoeveel kinderen • Naam en leeftijd van de kinderen
Tekstkenmerken SCHRIJVEN De geschreven tekst • is qua taalgebruik zeer eenvoudig en bestaat vooral uit kort zinnen, met stereotiepe formulieren en standaarduitdrukkingen • kan fouten bevatten • wordt in een laag redactietempo geproduceerd
Niveau 1.2 • In welke klas zitten je kinderen? • Hoe heet de meester of juffrouw van je kinderen? • Heb je al Nederlandse les gevolgd? Hoelang? En in welke school? • Wat wil je graag leren in de Nederlandse les?
Niveau 2.1/ 2.2 1. Brief schrijven
Niveau 2.3 of hoger 2. Is het belangrijk om een goed contact te hebben met de juffrouw of de meester van je kinderen? Waarom wel of niet? 3. Aan de juf mag je steeds vragen stellen: over de school, over je kind, … Schrijf drie vragen op die je zou willen stellen aan de juf.
De geschreven tekst • is kort en eenvoudig gestructureerd • bevat standaardformuleringen • mag een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten op voorwaarde dat de boodschap duidelijk blijft
• De geschreven tekst bevat eenvoudig gestructureerde zinnen • Het lexicon is eenvoudig • De talige middelen zijn nog beperkt • Het aanpassen van het register aan situatie en ontvanger/ lezer is nog problematisch • Foutief taalgebruik komt nog geregeld voor • De geschreven tekst is relatief kort • De geschreven tekst is in voldoende mate gestructureerd • De samenhang tussen de zinnen kan nog problematisch zijn • Het taalgebruik is nog eenvoudig maar in toenemende mate adequaat en gevarieerd • De talige middelen zijn nog beperkt • De schrijfstijl is in toenemende mate aan situatie en lezer aangepast • Ze kunnen occasioneel schrijffouten bevatten • Het redactietempo is redelijk vlot
Eerste lesweek
Bijlage
TAAK
3
Mag ik iets vragen?
Naam: Geboorteland: Adres: Getrouwd?
ja
nee
Aantal kinderen:
Naam kind
Leeftijd kind
1.
1.
2.
2.
3.
3.
4.
4.
5.
5.
6.
6.
7.
7.
In welke klas zitten je kinderen?
Hoe heet de juffrouw of de meester van je kinderen?
Heb je al eens Nederlandse les gevolgd?
ja
Zo ja, hoelang heb je Nederlandse les gevolgd?
In welke school?
nee
Hoe wil je je kind graag helpen op school? Schrijf twee zaken op. 1.
2. Eerste lesweek
Werkblad 1
TAAK
3
Mag ik iets vragen?
Naam: 1) Je moet morgen langer werken. Je kind mag meegaan met een andere mama. Schrijf een brief aan de juf waarin je dit laat weten. Schrijf zeker de datum, de naam van je kind en de klas op.
2) Is het belangrijk om een goed contact te hebben met de juffrouw of de meester van je kinderen?
ja
nee
Waarom?
3) Aan de juf mag je steeds vragen stellen: over de school, over je kind, … Schrijf drie vragen op die je zou willen stellen aan de juf.
Eerste lesweek
Werkblad 2
TAAK
4
BRIEVEN VAN DE SCHOOL
In deze activiteit proberen de cursisten brieven van de school te begrijpen. De brieven zijn van verschillende moeilijkheidsgraden. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.2: lezen 2.1/2: lezen 2.3 (+):
informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren, documenten relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen, schema’s alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities, berichten, schema’s specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten, schema’s
Fase 1 Er zijn vijf werkbladen met verschillende brieven op verschillende niveaus. Werkblad 1 en 2 zijn opdrachten op niveau 1.1, werkblad 3 op niveau 1.2, werkblad 4 op niveau 2.1/2.2 en werkblad 5 op niveau 2.3 (en hoger). Je geeft de cursisten een werkblad op het niveau dat je van hen inschat. Voor cursisten op niveau 1.1 geef je werkblad 1. Je vraagt de cursisten de brief te lezen en de opdracht die erbij hoort uit te voeren.
Fase 2 Je geeft de cursisten nu een werkblad van een hoger of lager niveau. Je geeft de cursisten die de brief uit fase 1 moeilijk begrepen een brief van een lager niveau. Cursisten die de brief uit fase 1 gemakkelijk begrepen, geef je een brief van een hoger niveau. De cursisten die in fase 1 werkblad 1 gekregen hebben en moeilijkheden ondervonden met deze brieven, geef opnieuw een brief op niveau 1.1, namelijk werkblad 2. Je laat de cursisten opnieuw de opdracht op hun werkblad uitvoeren.
Beoordeling Je duidt op het beoordelingsformulier aan op welk niveau de cursist brieven heeft behandeld en hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
Eerste lesweek
Instructies
TAAK
4
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Wat moet je doen? Je kind moet iets meebrengen. Je moet naar de school komen. Je moet de brief alleen lezen. Je moet niets doen. Je moet iets betalen.
Eerste lesweek
Werkblad 1
TAAK
4
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Wat moet je doen? Je kind moet iets meebrengen. Je moet naar de school komen. Je moet de brief alleen lezen. Je moet niets doen. Je moet iets betalen.
Eerste lesweek
Werkblad 2
TAAK
4
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Je krijgt deze brief van school. Vul de brief in. Je bent de moeder of vader van Laetitia Marza. Laetitia zit bij juf Els van de tweede kleuterklas. Je brengt haar om 8 uur naar school. Ze moet na school in de opvang blijven omdat je haar pas om vijf uur kan komen halen. Alleen op woensdag kan je om 12 uur op school zijn. Laetitia eet boterhammen op school, want ’s avonds eten jullie samen warm. Je geeft ook altijd een drankje mee, want ze lust geen melk.
Eerste lesweek
Werkblad 3
Eerste lesweek
Werkblad 4
03 201 33 66
De basisschool
betaalbaar voor elke ouder
Robert Voorhamme schepen voor Onderwijs, Economie, Werk en Middenstand
Gaat uw kind naar school in de stad Antwerpen of in een van de districten? Lees dan zeker ook de stukjes aangeduid met een . Dit zijn initiatieven van het Antwerps stadbestuur die enkel gelden voor leerlingen die schoollopen in Antwerpen.
In deze folder leest u hoe de stad Antwerpen en de Vlaamse overheid de schoolkosten voor elk kind in het basisonderwijs zo laag mogelijk proberen te houden.
Schoolgaande kinderen kosten geld. De Vlaamse overheid probeert deze kosten zo laag mogelijk te houden voor ouders. Ook de stad Antwerpen levert heel wat inspanningen voor de kinderen die in Antwerpen naar school gaan.
60 euro per schooljaar
Middag- en avondtoezicht, drankjes, een vrijblijvende aankoop van bv. een tijdschrift, een solidariteitsactie, … vallen niet onder de maximumfactuur. De aangerekende kosten moeten wel in verhouding zijn met de geleverde prestaties.
Voor een uitstap van meerdere dagen is er een maximumbedrag van 360 euro per leerling. Opgelet: dit bedrag geldt voor de hele lagere school! Als uw kind bijvoorbeeld in het vierde leerjaar op bosklassen gaat en in het zesde leerjaar op zeeklassen, mag dit alles samen maximaal 360 euro kosten.
20 euro per schooljaar de lagere school
U betaalt maximaal … de kleuterschool
Uw kind gaat naar …
De maximumfactuur is het maximumbedrag dat de school mag aanrekenen voor activiteiten die het leren aangenamer en boeiender maken. Denk maar aan toneelbezoek, zwembeurten, schoolreizen,…
Maximumfactuur
De school is verplicht om bij het begin van het schooljaar een bijdrageregeling voor te leggen aan de ouders. In dit document staat welke onkosten de ouders mogen verwachten tijdens het schooljaar (uitstappen, schoolvoorstellingen, sportdagen, onkosten in de eetzaal). Ook de tarieven van middag- en avondtoezicht worden hierin vermeld. De bijdrageregeling wordt vooraf in de schoolraad met de ouders besproken.
Bijdrageregeling
Welke kosten mag de school aanrekenen?
4
V.U.: Luc Tesseur, Lerende Stad, Lange Gasthuisstraat 15, 2000 Antwerpen
TAAK
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Informeer ook deelte van de OCMW’s kome de schoolkoste
Andere fina
Ouders met ee waarden reken kind op school gebeurt via de
Sociaal Fond
Leerlingen uit nen gratis met
Gratis Zoobe
Leren wordt no kan. De stad A buiten de stad. in het bos, op sisschool kan g De prijzen ligg euro voor een
Stedelijke v
Leerrijke e
De school betaalt het materiaal dat uw kind nodig heeft om de lessen op school te volgen: schrijfgerief, kleurpotloden, een passer, een rekenmachine, een meetlat,… Materiaal als een boekentas en een pennenzak moet u zelf nog aankopen.
Leren wordt nog leuker als het af en toe eens buiten de school kan. De stad Antwerpen beschikt over enkele verblijfscentra buiten de stad. Kinderen beleven er een leerrijke dag of week in het bos, op de heide, of aan het water. Elke Antwerpse basisschool kan gebruik maken van de stedelijke verblijfscentra. De prijzen liggen zeer laag: 5 tot 7 euro voor een dag en 60 euro voor een week.
Informeer ook bij uw ziekenfonds. Zij betalen meestal een gedeelte van de meerdaagse schooluitstappen. OCMW’s komen voor hun cliënten eveneens tussen in bepaalde schoolkosten.
Andere financiële tussenkomsten
Ouders met een laag inkomen kunnen onder bepaalde voorwaarden rekenen op een financiële bijdrage wanneer hun kind op schooluitstap gaat. De aanvraag bij het sociaal fonds gebeurt via de directie van de school.
Sociaal Fonds
Leerlingen uit de derde kleuterklas en het vierde leerjaar kunnen gratis met de klas naar de Antwerpse Zoo.
Gratis Zoobezoek
De school betaalt het schoolmateriaal
Stedelijke verblijfscentra
Dit jaar krijgen alle kinderen geboren tussen 1 juli 1983 en 31 december 2002 een schoolpremie. De premie schommelt tussen 25 en 74,29 euro. U ontving dit bedrag in augustus bovenop de kinderbijslag.
Schoolpremie
Gezinnen met een bescheiden inkomen kunnen een schooltoelage aanvragen om de schoolkosten te betalen. Hiervoor moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voor een kleuter bedraagt de toelage 80 euro; voor een kind in de lagere school tussen 90 en 180 euro. Schooltoelage aanvragen? Informeer in de school of bel gratis 1700.
Schooltoelage
Op welke tussenkomsten kan u rekenen?
4
Leerrijke en betaalbare schooluitstappen
TAAK
Eerste lesweek
Tel.: 03 201 33 66 E-mail: studiewijzer@sta Website: http://studiewij
Open alle werkdagen van
De Studiewijzer Lange Gasthuisstraat 29 2000 Antwerpen Te bereiken met tram 7 e
Meer info?
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Werkblad 4
3. Je kind is geboren in 2000. Krijg je een schoolpremie?
ja nee
4. Je kind zit in de kleuterklas. Je betaalt maximum 20 euro per jaar. Dit is de maximumfactuur voor kleuters. De school mag niet meer geld vragen. Voor een drankje tijdens de speeltijd moet je wel nog extra bijbetalen.
juist fout
2. Woon je in Antwerpen dan kan je kind naar de stedelijke verblijfscentra. Hoeveel kost dit voor één week?
Dit jaar krijgen alle kinderen geboren tussen 1 juli 1983 en 31 december 2002 een schoolpremie. De premie schommelt tussen 25 en 74,29 euro. U ontving dit bedrag in augustus bovenop de kinderbijslag.
Schoolpremie
Gezinnen met een bescheiden inkomen kunnen een schooltoelage aanvragen om de schoolkosten te betalen. Hiervoor moet u aan bepaalde voorwaarden voldoen. Voor een kleuter bedraagt de toelage 80 euro; voor een kind in de lagere school tussen 90 en 180 euro. Schooltoelage aanvragen? Informeer in de school of bel gratis 1700.
Schooltoelage
De school betaalt het materiaal dat uw kind nodig heeft om de lessen op school te volgen: schrijfgerief, kleurpotloden, een passer, een rekenmachine, een meetlat,… Materiaal als een boekentas en een pennenzak moet u zelf nog aankopen.
De school betaalt het schoolmateriaal
Tel.: 03 201 33 66 E-mail:
[email protected] Website: http://studiewijzer.antwerpen.be
Open alle werkdagen van 12 tot 17 uur.
De Studiewijzer Lange Gasthuisstraat 29 2000 Antwerpen Te bereiken met tram 7 en 8
Meer info?
V.U.: Luc Tesseur, Lerende Stad, Lange Gasthuisstraat 15, 2000 Antwerpen
03 201 33 66
4
Op welke tussenkomsten kan u rekenen?
TAAK
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Bekijk de folder en antwoord op de volgende vragen.
1. Op welk nummer kan je bellen om meer informatie te krijgen over de schooltoelage?
5. Je moet niet alle schoolmateriaal zelf kopen. De school koopt een aantal dingen voor de kinderen. Schrijf drie zaken op die de school zelf koopt.
1)
2)
3)
Eerste lesweek
Werkblad 4
beta
De
TAAK
4
BRIEvEN vAN DE SCHOOL
Eerste lesweek
Werkblad 5
TAAK
4
BRIEVEN VAN DE SCHOOL
Lees het schoolreglement en daarna de situaties hieronder. Bekijk voor elke situatie of je in orde bent met het schoolreglement. 1. Je kind is vier dagen ziek. Als je kind terug beter is, schrijf je een briefje voor de school en geeft dit mee met je kind. Je kind geeft het briefje aan de juffrouw.
Ja, dit is in orde. Nee, dit is niet in orde
2. Er is tijdens de speeltijd gestolen in de klas van je kind. Je kind had veel geld bij. Dat is gestolen. Je vindt dat de school dit moet terugbetalen.
Dit mag je vragen Dit mag je niet vragen
3. Je kind zit in het vierde leerjaar. Je woont een paar huizen naast de school. Je laat je kind alleen naar school komen.
Dat mag Dat mag alleen als je dit in een briefje laat weten Dat mag niet
4. Je kind zit in de eerste kleuterklas. Je kind weent elke ochtend als je haar op school afzet. Je blijft bij je kind tot de bel gaat en brengt haar mee naar de klas. Daarna blijf je nog een tijdje praten met andere ouders op de speelplaats.
Dat mag Dat mag niet
5. Je kind kan drie maanden niet mee gaan zwemmen omdat ze geopereerd is aan haar oortjes. Wat moet je doen?
Je schrijft zelf een briefje waarin je dit meldt. Je laat de dokter een briefje schrijven.
Eerste lesweek
Werkblad 5
TAAK
5
KAFT MAKEN
In deze activiteit maken de cursisten een kaft waarin ze de brieven die ze van de school krijgen, insteken en meenemen naar de les. Doelstellingen lezen 1.1: alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen lezen 1.2: alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie andere vaardigheden
Vooraf Waarom deze kaft? Ten eerste ben je niet volledig afhankelijk van de school om de brieven te krijgen. Je cursisten brengen elke les de brieven mee die ze van school gekregen hebben. Dit zal pas na een tijdje goed werken. Ten tweede kan je door deze brieven te behandelen op moment dat de ouders deze krijgen, inspelen op wat er gebeurt in de school en wat er belangrijk is voor de ouders op dat moment. Ten derde leren de cursisten ook het belang inzien van de brieven die ze van de school krijgen.
Fase 1 Je legt de link met vorige taak en legt uit dat de cursisten veel brieven zullen krijgen van de school. Je vraagt hen om deze brieven elke les mee te nemen, zodat jij hen er mee kan helpen.Je laat een kaft zien en zegt de cursisten dat ze er zelf één gaan maken om de brieven in te steken. Dit is een taak die plaatsvindt tegen het einde van de startweek. Er zijn twee werkbladen: één werkblad op niveau 1.1 en een op 1.2. Geef de cursisten die rond 1.1 zitten werkblad 1 en de cursisten die op een hoger niveau zitten werkblad 2. Je zegt de cursisten dat ze op het werkblad kunnen lezen hoe ze de kaft moeten maken. Je vraagt hen om dit zelf te proberen en dat ze altijd hulp kunnen vragen aan een collega.
Beoordeling • Je zet in kolom ‘1.2 of 1.2’ het niveau van het werkblad dat de cursist gebruikt heeft (werkblad 1 = 1.1 en werkblad 2 = 1.2) en je duidt aan hoe de cursist de opdracht uitgevoerd heeft/ of hij de instructies begrepen heeft (--, -, +, ++) • Je duidt ook aan - hoe de cursist zijn naam schrijft (--, -, +, ++) - hoe hij knipt/ kleurt (--, -, +, ++) - of hij de opdracht zelfstandig uitvoert of met hulp van andere - hoe de cursist in groep functioneert (--, -, +, ++) Dit zijn veel zaken die je op de korte termijn van de opdracht moet aanduiden. Je brengt daarom best eerst de zaken/cursisten in kaart die eruit springen of die je opvallen.
Eerste lesweek
Instructies
TAAK
5
KAFT MAKEN
Dit heb je nodig: een kaft
een schaar
lijm
een balpen of stift
kleurpotloden
1. Knip deze tekst uit.
Brieven van de school 2. Kleur de letters met de kleurpotloden.
3. Plak de tekst op de kaft.
4. Schrijf je naam op de kaft.
5. Steek de brieven van de school in deze kaft. Breng de kaft altijd mee naar de les. Eerste lesweek
Werkblad 1
TAAK
5
KAFT MAKEN
Dit heb je nodig: • een kaft • een balpen of stift om te schrijven • lijm • een schaar • tijdschriften of kranten
Dit moet je doen: 1. Vraag een kaft aan de lesgever. 2. Schrijf bovenaan de kaft: “Brieven van de school”. 3. Zoek in een tijdschrift of krant een mooie foto. Knip de foto uit en kleef die op je kaft. 4. Schrijf je naam onderaan de kaft. 5. Breng de kaft altijd mee naar de les. Steek de brieven van de school in deze kaft.
Eerste lesweek
Werkblad 2
BEOORDELINGSFORMULIER EERSTE LESWEEK Richtlijnen bij het invullen • Dit formulier is een hulpmiddel bij het beoordelen van je cursisten. Je hoeft het niet volledig in te vullen. Bij sommige taken ga je wellicht te weinig tijd hebben om alles voor iedereen aan te duiden. Focus je in dit geval dan op de zaken en cursisten die opvallen zodat je op het einde van deze week een zicht hebt op het niveau en de werkbaarheid van je groep. • Voor taak 1, 3 en 4 kan je per cursist het niveau aanduiden waarop hij de taak kon. In de kolom van het desbetreffende niveau duid je aan hoe de cursist het deed op dat niveau: --, -, +, ++ --
=
Dit ging helemaal niet goed. Cursist begreep bijna niets van de tekst. Deze oefening was veel te moeilijk.
-
=
Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Cursist heeft veel dingen niet begrepen of fout begrepen. Deze oefening was moeilijk.
+
=
Dit ging goed. Cursist begreep niet alles, maar zeker het belangrijkste. Deze oefening was gemakkelijk.
++
=
Dit ging heel erg goed. Cursist begreep alles heel goed, zelfs de details. Deze oefening was té gemakkelijk.
• Voor taak 2 en 5 vul je in de lege kolommen ook --, -, +, ++ in. In de andere kolommen bij deze taken omcirkel je wat past bij de cursist. • Bij elke taak heb je een vakje opmerkingen. Hierin kan je in het oog springende zaken formuleren: Bv. Kent de school al een beetje Heeft heel veel ondersteuning nodig Is heel verlegen en durft niet goed • Bij elke taak vind je ook nog een keer wat je op het beoordelingsformulier moet invullen.
Eerste lesweek
Beoordeling
Eerste lesweek
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Taak 1 2.3 1.1 1.2 2.1 /2 (+) Opmerkingen
Taak 3 2.3 1.1 1.2 2.1 /2 (+) Opmerkingen
Taak 4 2.3 1.1 1.2 2.1 /2 (+) Opmerkingen
1 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
Eerste lesweek
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
1.1 naam schr.
zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf
hulp
Taak 2 in groep Opmerkingen
1.1 of naam 1.2 schr. zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf zelfst. / afkijken / hulp / niet zelf
hulp
Taak 5 in groep Opmerkingen
2 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
Eerste lesweek
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
i.v.m. niveau
Conclusie i.v.m. functioneren in groep Aanvullende opmerkingen
3 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
EN VERVOLGENS… Het onderdeel ‘en vervolgens…’ bestaat uit achttien taken over uiteenlopende onderwerpen die interessant en relevant zijn voor anderstalige ouders van schoolgaande kinderen. Deze taken kunnen gedurende het hele schooljaar ingezet worden. De vooropgestelde nummering van de taken is niet dwingend. Het is de bedoeling de taken in te zetten op het moment dat het onderwerp van belang is en kan aansluiten bij de gang van zaken op de school. In het deel ‘en vervolgens…’ vind je de volgende taken: 1. Breng je dit in orde? 2. Weg met luizen! 3. Help! Een luis! 4. Een nieuw trimester 5. Huiswerk 6. Helpende handen 7. Gevraagd 8. Is er een probleem? 9. Rapport 10. Oudercontact 11. Schoolfeest 12. Feestje in de klas 13. Op bezoek in de klas 14. Uit de trukendoos 15. De schoolfactuur 16. Een verhaal 17. De klasblog 18. Naar een nieuwe school Net zoals in ‘eerste lesweek’ situeren de taken zich op verschillende niveaus. Zoals in de inleiding bij Assessmenttaken verduidelijkt is, werd er gezorgd voor een volledige dekking van de doelen op niveau 1.1 en1.2. De taken uit ‘en vervolgens’ zijn dan ook zo uitgewerkt dat er aan de overblijvende doelen – naast deze van ‘eerste lesweek’ – minimaal één keer gewerkt wordt. Daarnaast, rekening houdend met de heterogeniteit van de groepen, is er in elke taak differentiatie voorzien naar één of meerdere hogere niveaus toe. Er is in elke taak zeker een aanbod op 2.1 of hoger.
TAAK
1
BRENG JE DIT IN ORDE?
In deze activiteit beluisteren de cursisten klachten van de juf of meester. De cursisten leren te begrijpen waarover de klachten gaan. Dit gebeurt op verschillende niveaus. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1:
het globale onderwerp bepalen in een klacht de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een klacht de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een uiteenzetting
Fase 1 Je staat met de cursisten even stil bij klachten van de juf of de meester. Via voorbeelden als ‘agenda niet getekend’, ‘zwemzak vergeten’, … kan je dit onderwerp introduceren. Je legt uit dat de school van de ouders verwacht dat er een aantal dingen in orde zijn. Dat als dat niet zo is, de leerkracht van hun kind hen daarover kan aanspreken. Je legt uit aan de cursisten dat zij een aantal klachten van de juf of de meester gaan beluisteren. Je splitst de groep op: een groep A met de cursisten op niveau 1.1 en 1.2; een groep B met de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Groep B werkt zelfstandig, terwijl jij met groep A aan de slag gaat. Je geeft aan groep B de cd met luisterfragmenten. Je zegt hen dat hierop klachten van een juf of meester staan en dat ze deze klachten één voor één moeten beluisteren. Je geeft elke cursist van groep B ook werkblad 2. Je legt hen uit dat ze hierop moeten aanduiden waarover de klacht gaat. De cursisten moeten dit individueel invullen. In bijlage 2 vind je de neerslag van de luisterfragmenten. Aan groep A lees jij de klachten voor. Die staan in bijlage 1. De cursisten duiden individueel de antwoorden aan op werkblad 1.
Fase 2 Je bespreekt deze opdracht nog kort. Je vraagt aan cursisten of het goed gegaan is. Je hoort ook nog bij de cursisten • welke klachten herkenbaar zijn • of ze zelf ook al zijn aangesproken over zo’n zaken • of ze kunnen begrijpen waarom een school deze dingen belangrijk vindt •…
Beoordeling • Voor groep A: Op basis van de ingevulde werkbladen duid je in de kolommen 1.1 en 1.2 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). • Voor groep B: Op basis van de ingevulde werkbladen duid je in de kolom 2.1 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
1
BRENG JE DIT IN ORDE?
Deze uitspraken zijn voor de cursisten op niveau 1.1 en 1.2. Jij leest deze uitspraken één voor één voor. De cursisten duiden op hun werkblad aan wat de juf of meester vraagt. Je leest aan de hele groep zowel de klachten voor op niveau 1.1 als op niveau 1.2.
Niveau 1.1: 1. Het is koud nu. Je kind heeft geen handschoenen. Kan je je kind handschoenen aandoen? 2. Op woensdag is het fruitdag. Dan eten alle kinderen een stuk fruit. Je kind brengt nooit fruit mee. Er zit altijd een koek in zijn boekentas. Kan je op woensdag fruit in de boekentas steken? 3. Je kind had chocolade mee vandaag. Chocolade maakt veel vlekken. De kinderen kunnen het niet proper opeten. Geef je volgende keer koekjes mee, en geen chocolade? Niveau 1.2: 4. Op donderdag is het turnen. Je dochter heeft dan dikwijls een rok aan. Dat is niet zo gemakkelijk om te turnen. Zorg je ervoor dat ze een broek aan heeft op donderdag? Ze moet ook gemakkelijke schoenen aan hebben. Schoenen die ze zelf kan uit- en aandoen. Vergeet je ook niet om turnpantoffels mee te geven? 5. Je bent vaak te laat op school met je kind. De school begint om half negen. Dan moet je kind er zijn. Ook ’s middags zijn jullie vaak te laat. Dan moet je kind om één uur terug op de school zijn. Probeer je in het vervolg op tijd op school te zijn?
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
1
BRENG JE DIT IN ORDE?
Neerslag luisterfragmenten, voor cursisten op niveau 2.1 of hoger.
1 Dag mevrouw. Het is fijn om te zien dat je je kleuter zo warm aankleedt in de winter. Ze heeft altijd een warme muts en handschoenen aan. Toch wil ik je vragen om wanten te voorzien in plaats van handschoenen. Wanten zijn gemakkelijker aan te doen. Kleuters kunnen dit ook zelf. Handschoenen aandoen is veel moeilijker. Als ik alle kleuters moet helpen, duurt het te lang om heel de klas aan te kleden. We geraken dan niet op tijd klaar.
2 Hallo mevrouw. Je kind had vandaag een appelsien bij. Het is heel goed dat je kind fruit meebrengt. We proberen immers op school om de kinderen zoveel mogelijk fruit te laten eten. Maar mag ik je vragen om in het vervolg geen appelsienen meer mee te geven? Voor de kleuters is het moeilijk om zelf appelsienen te schillen. Als ik dat voor elke kleuter moet doen, is de speeltijd voorbij. Geef je volgende keer een stuk fruit mee dat je kleuter zelf kan schillen, bijvoorbeeld een banaan? Of een stuk fruit dat al geschild is? Dank u wel.
3 Dag mevrouw. Gisteren was het oudercontact. Je had een afspraak gemaakt, maar je was er niet. Zou je een andere keer kunnen komen? Het is heel belangrijk dat je naar het oudercontact komt. Dan kan ik met jou bespreken hoe het gaat met je kind. Wat er goed gaat en wat er minder goed gaat? Het is fijn voor jou om te horen wat je kind al allemaal kan. En als er zaken niet zo goed lopen, kunnen we samen naar een oplossing zoeken. Kunnen we misschien een afspraak maken voor volgende week?
4 Hallo mevrouw. In ons schoolreglement staat dat er voor verjaardagen geen snoep mag meegebracht worden. Je kind had vorige week zakjes snoep mee voor haar verjaardag. Ik begrijp dat het voor kinderen heel leuk is om snoepjes te geven en te krijgen. Maar we proberen toch wel een gezonde school te zijn en kinderen te leren dat snoepen niet gezond is. Er zijn veel andere soorten cadeautjes mogelijk. Fruit, een klein cadeautje, een boek of cd voor de hele klas, … Kan je volgend jaar misschien geen snoep geven, maar iets anders? Bedankt hoor.
5 Dag mevrouw. Ik zou je graag even willen spreken. Er is een probleem. Je kind pest andere kinderen in de klas. Ik heb al een aantal keren met je kind proberen te praten, maar het lijkt wel of hij niet luistert. Misschien kan jij eens proberen te praten met je kind? Hem vragen waarom hij pest? Of hij zich misschien niet goed voelt in de klas? Of wordt hij misschien zelf gepest door anderen? Zou jij dit met hem eens willen bespreken? Het kan maar helpen. Laat je mij daarover nog iets weten?
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
1
BRENG JE DIT IN ORDE?
Je kind is niet in orde. De juf of meester van je kind legt het probleem uit. Luister goed. Zet een kruisje bij de juiste tekening. Zorg ervoor dat je kind in orde is.
1. Wat heeft je kind nodig?
2. Wat moet er op woensdag in de boekentas?
3. Wat geef je mee naar school?
4. Het is turnles. Wanneer is je kind in orde?
5. Hoe laat moet je kind op school zijn?
’s morgens
’s morgens
’s morgens
‘s middags
‘s middags
‘s middags
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
1
BRENG JE DIT IN ORDE?
De lesgever heeft jullie een cd met luisterfragmenten gegeven. Jullie luisteren naar wat de juf of meester vraagt. Duid op dit blad aan wat de juf of meester vraagt en waarom. Ga als volgt te werk: • Bekijk eerst het voorbeeld hieronder. • Lees op dit blad wat er staat bij fragment 1. • Beluister fragment 1 één keer. • Duid het juiste antwoord aan. • Zet de CD terug op. Je hoort nog eens fragment 1. Controleer je antwoord. • Ga nu verder naar de volgende fragmenten. Doe dit op dezelfde manier als voor fragment 1. Je vult dit blad alleen in.
Voorbeeld
7
het is koud buiten.
Wil je de agenda van je kind tekenen Wil je je kind een sjaal aandoen
want
Wil je fruit meebrengen
7
je moet weten of je kind huiswerk heeft. de school heeft geen verwarming.
Fragment 1 Wil je je kind handschoenen andoen Wil je je kind wanten aandoen
handschoenen aandoen kost teveel tijd.
want
Wil je je kind warm aankleden
ik wil alle kleuters helpen aankleden. het is anders te koud.
Fragment 2 Wil je geen appelsienen meegeven Wil je geen banaan meegeven
fruit is heel gezond.
want
Wil je koekjes meegeven
kleuters kunnen dit moeilijk alleen schillen. de speeltijd is heel fijn.
Fragment 3 dan kan ik vertellen hoe het met je kind gaat.
Wil je een oplossing zoeken Wil je naar je kind komen kijken in de klas
want
Wil je naar het oudercontact komen
het gaat niet goed met je kind. je afspraak is morgen.
Fragment 4 Wil je geen snoep meegeven als je kind jarig is Wil je een zak snoep meebrengen voor de verjaardag van je kind
de kinderen vinden snoep heel leuk.
want
ik wil graag een cd voor de klas. we proberen de kinderen te leren dat snoepen ongezond is.
Wil je fruit meebrengen
Fragment 5 Wil je met mij eens praten Wil je eens praten met je kind Wil je het probleem oplossen
hij pest andere kinderen op school.
want
je kind wordt gepest op school. je kind voelt zich heel goed op school. En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
In deze activiteit lezen cursisten een brief van de school over de behandeling van luizen. Ze proberen de verschillende behandelingsmethodes te begrijpen. De brieven bevinden zich op verschillende niveaus. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.2: lezen 2.1:
informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een oproep informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een oproep specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten
Fase 1 Je laat aan de hele groep een brochure over luizen zien. Een voorbeeld vind je in bijlage 1. Je vraagt de cursisten of ze weten waarover deze brochure gaat. Je vraagt verder naar hun ervaringen hierover: Heeft hun kind dit al gehad? Wie had luizen ontdekt: zijzelf of school? Doet de school een luizencontrole? … Je kan ook een aantal stellingen formuleren. Je geeft de cursisten een groen en rood kaartje en vraagt hen na elke stelling een kaartje in de lucht te steken: rood als ze het niet eens zijn, groen als ze het wel eens zijn. In bijlage 2 vind je een aantal stellingen.
Fase 2 Je vertelt de cursisten dat je luizen kan verwijderen. De school zal hen ook op de hoogte brengen wanneer er luizen zijn op school. Je geeft de cursisten een brief van de school waarin staat hoe je luizen kan bestrijden. Werkblad 1 is voor cursisten op niveau 1.1, werkblad 2 voor cursisten op 1.2. Voor cursisten op niveau 2.1 en hoger, is er werkblad 3. Je vraagt de cursisten de brief van de school te lezen en de opdracht uit te voeren. Bronnen: De brieven zijn afkomstig van of gebaseerd op brieven van het Departement Onderwijs: http://www.ond.vlaanderen.be/formulieren/lijstperrubriek.asp?rubr=145 De gebruikte foto’s zijn van Claire Lemmens.
Beoordeling Op basis van het ingevulde werkblad duid je aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Deze beoordeling zet je in de kolom met het niveau dat overeenkomt met het gebruikte werkblad. Werkblad 1 is niveau 1.1, werkblad 2 is niveau 1.2 en werkblad 3 is niveau 2.1.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Als het kriebelt ... moet je kammen!
LUIZEN
Wat? Hoe opsporen? Hoe behandelen? Hoe voorkomen?
Dienst Gezondheidspromotie President Kennedypark 2 - 8500 Kortrijk 056 52 87 88 E-mail:
[email protected]
www.socmut.be
Je kind komt thuis met een briefje, over een luizenplaag in school of ... je eigen kind heeft luizen… Iedere ouder maakt het zeker en vast wel eens mee. Schaam je niet en begin vooral niet te panikeren! Luizen kunnen bestreden worden. Deze brochure helpt je op weg!
2
Bron: http://www.socmut.be/NR/rdonlyres/518ACA07-6581-40DE-982A-9FE046A507B3/0/brochure_luizen_WEB.pdf
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Stellingen Niet iedereen kan luizen krijgen; luizen komen enkel voor bij kinderen met vuile hoofdjes FOUT! Een besmetting met luizen heeft niets te maken met persoonlijke hygiëne. Luizen hebben geen voorkeur voor slecht verzorgd of netjes gewassen haar en komen in alle lagen van de bevolking voor.
Luizen gaan dood in water of in het zwembad FOUT! Luizen gaan niet dood van water. Als luizen in contact komen met water, klampen ze zich vast aan het haar. Er bestaat een klein risico dat een luis loslaat en in het water valt. Om dit kleine risico uit te sluiten volstaat het om in het zwembad een badmuts te dragen.
Luizen kunnen springen en vliegen FOUT! Luizen kunnen alleen maar lopen en/of kruipen. De overdracht gebeurt in de eerste plaats door intens contact van hoofd tot hoofd: tijdens het kleden, wassen, knuffelen of wanneer kinderen met elkaar spelen. Ook kan je besmet raken door een muts of sjaal aan te trekken die besmet is.
Luizen kan je krijgen van je huisdier FOUT! De hoofdluis die bij de mens voorkomt leeft niet op dieren en omgekeerd. Luizen kunnen dus niet worden overgedragen van dier op mens (of omgekeerd), alleen van mens op mens.
Luizen blijven leven zonder mensenbloed FOUT! Luizen hebben bloed nodig om te overleven. Zonder bloed kunnen ze maximum 1 à 2 dagen overleven. Ze voeden zich een vijftal keren per dag met bloed van de gastheer. Neten overleven 10 dagen op kledij.
Luizen voorkom je door je haar veel te wassen FOUT! Zelfs drie keer per dag haren wassen houdt de hoofdluis niet weg. Bron: www.klasse.be
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Wat kan je doen tegen luizen? Lees de brief van de school. Zet deze zinnen in de juiste volgorde. Zet er een nummer voor.
Methode 1 Je kamt het haar elke dag met een luizenkam. Je gebruikt het product van de apotheker. Na een week kijk je of je kind nog luizen heeft. 1
Je gaat naar de apotheek. Daar koop je een product.
Methode 2 Je doet dit twee keer per week, twee weken. Je wast het haar. 1
Je koopt een crèmespoeling of conditioner. Je koopt een luizenkam. Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten. Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt niet uit. Je spoelt het haar uit. Je kamt nog eens. Je kamt de knopen uit het haar. Je kamt met een gewone kam.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Dit is de brief van de school: Geachte ouders,
Wat moet u doen als uw kind luizen heeft? U kunt kiezen tussen methode 1 of methode 2. 1°methode: Koop een luizenproduct bij de apotheker. Vraag aan uw apotheker hoe u het product moet gebruiken. Lees het briefje dat in het doosje zit. Zorg ook voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes dicht tegen elkaar zitten. Behandel het haar met het product. Kam het haar elke dag grondig met het fijne luizenkammetje. Elk achtergebleven luisje wordt daardoor weggehaald. Kijk na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test. Zijn er nog luizen, begin opnieuw met het product. 2°methode:
u gebruikt de nat-kam-methode.
Koop in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner. Koop bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fijn mogelijk. Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit.
Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en spoel niet uit. Kam het haar met een gewone kam. Kam de knopen eruit. Kam het haar met de luizenkam van achter in de nek naar voor over het hele hoofd. Daarna van de linker- naar de rechterkant (van oor naar oor) en ook van de rechter- naar de linkerkant. Veeg de kam af aan een keukenpapier. Kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15 min. lang. Spoel het haar goed uit. Kam het nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van oor naar oor. Doe dit opnieuw om de 3 à 4 dagen, twee weken lang. Met vriendelijke groeten, Het CLB-team
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Wat kan je doen tegen luizen? Zet de volgende zinnen in de juiste volgorde. Zet er een nummer voor. Lees eerst de brief die je van de school gekregen hebt.
Methode 1 Je kamt het haar elke dag met een luizenkam. Je gebruikt het product van de apotheker. Na een week kijk je of je kind nog luizen heeft. Je gaat naar de apotheek. Daar koop je een product.
Methode 2 Je doet dit twee keer per week, twee weken. Je wast het haar. Je koopt een crèmespoeling of conditioner. Je koopt een luizenkam. Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten. Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt niet uit. Je spoelt het haar uit. Je kamt nog eens. Je kamt de knopen uit het haar. Je kamt met een gewone kam.
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Dit is de brief van de school:
Geachte ouders, Bij een controle op ____ / ____ / ____ vonden wij luizen in het haar van uw dochter / zoon ................................................ Wat moet u doen als uw kind luizen heeft? U kunt kiezen tussen methode 1 of methode 2. 1°methode : Koop een luizenproduct bij de apotheker. Vraag aan uw apotheker hoe u het product moet gebruiken. Lees het briefje dat in het doosje zit. Zorg ook voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes dicht tegen elkaar zitten. Behandel het haar met het product. Kam het haar elke dag grondig met het fijne luizenkammetje. Elk achtergebleven luisje wordt daardoor weggehaald. Kijk na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test. Zijn er nog luizen, begin opnieuw met het product. 2°methode :
u gebruikt de nat-kam-methode.
Koop in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner. Koop bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fijn mogelijk. Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit. Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en spoel niet uit. Kam het haar met een gewone kam. Kam de knopen eruit. Kam het haar met de luizenkam van achter in de nek naar voor over het hele hoofd. Daarna van de linker- naar de rechterkant (van oor naar oor) en ook van de rechter- naar de linkerkant. Veeg de kam af aan een keukepapier. Kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15 min. lang. Spoel het haar goed uit. Kam het nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van oor naar oor. Doe dit opnieuw om de 3 à 4 dagen, twee weken lang.
Met vriendelijke groeten, Het CLB-team
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
Onderstaande brief krijg je van de school. Lees de brief en probeer de vragen te beantwoorden.
Geachte ouders, Zowel de ouders, de school als het CLB dragen verantwoordelijkheid bij het voorkomen en bestrijden van besmetting door de hoofdluis. Iedereen kan luizen krijgen. Dit is helemaal geen schande. Overal waar kinderen samen zijn (thuis, op school, in de jeugdbeweging of sportclub, enz.) kunnen luizen worden doorgegeven. Ook volwassenen kunnen er hebben. Het is van het grootste belang dat een besmetting vroeg wordt opgespoord en behandeld. Op die manier helpt u niet alleen uw eigen kind, maar ook zijn omgeving (gezinsleden, klasgenoten, vrienden). Enkel als we allen samenwerken kunnen we de luis uit de school bannen. Daarom vragen we u de hoofdharen van uw kind regelmatig te controleren op luizen. U kunt luizen het best opsporen met de nat-kam-test. Een test die bij de wekelijkse wasbeurt kan toegepast worden. I. Wat is een nat-kam-test concreet? 1. U koopt in de winkel een gewone crèmespoeling of conditioner. 2. U koopt bij uw apotheker een goede luizenkam – zo fijn mogelijk. 3. Leg klaar bij een wastafel: handdoeken, gewone kam, luizenkam, gewone shampoo, crèmespoeling (conditioner), keukenrol, lauw water. 4. Was het haar met een gewone shampoo en spoel uit. 5. Wrijf het haar in met de crèmespoeling (veel) en spoel niet uit. Kam het haar door met een gewone kam om de knopen te verwijderen. 6. Kam het haar volledig door met de luizenkam van achter in de nek naar voor over het hele hoofd. Daarna van de linker- naar de rechterkant (van oor naar oor) en ook van de rechternaar de linkerkant. 7. Veeg de kam af aan een vel keukenrol en kijk of er luisjes meekomen. Doe dit 15 min. lang. 8. Spoel het haar goed uit en kam het nog eens met de luizenkam, van voor naar achter en van oor naar oor. 9. Herhaal het nat-kammen van de haren met conditioner om de 3 à 4 dagen, twee weken lang.
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
II. Wat moet u doen als uw kind luizen heeft?: U kiest tussen methode 1 of methode 2. 1°methode :
Na de nat-kam-test en het vaststellen van luizen, kunt u starten met een behandeling met producten die aangekocht worden bij de apotheker. Onderzoek wees uit dat producten op basis van malathion 0.5% lotion, Permethrine 1% of Bio-alletrine goede resultaten geven.
1. Om de luizenbesmetting te behandelen haal je bij de apotheker een product op basis van de hogergenoemde producten. Vraag aan uw apotheker hoe je het product moet gebruiken en lees het briefje dat in het doosje zit. 2. Zorg bovendien voor een goede luizenkam: een kam waarbij de tandjes dicht tegen elkaar zitten. Ook die is te koop bij uw apotheker. 3. Behandel het haar zoals is voorgeschreven en bescherm de ogen goed met een doek. 4. Kam het haar dagelijks grondig met het fijne luizenkammetje. Elk achtergebleven luisje wordt daardoor weggehaald. 5. Controleer na 8 dagen of er nog luizen aanwezig zijn via de nat-kam-test. 6. Zijn er nog luizen, herhaal dan de behandeling met het product. 2°methode :
u gebruikt de nat-kam-methode.
Die methode steunt volledig op het principe van de nat-kam-test. Herhaal het nat-kammen van de haren met conditioner om de 3 à 4 dagen, twee weken lang. III. Wat is nog belangrijk? • Controleer alle gezinsleden. Binnen het gezin krijgen de anderen ook makkelijk luizen. Indien ze ook besmet zijn, behandel ze op dezelfde manier. • Ververs de kussenslopen bij elke behandeling. Was mutsen, sjaals, haarbanden, ... • Reinig goed de kammen en borstels, ook de luizenkam, na elk gebruik! • Controleer eerst dagelijks, daarna wekelijks het haar van iedereen. • Kinderen jonger dan zes maanden worden pas behandeld na bespreking met de huisarts. Veel producten zijn immers te sterk voor jonge kinderen. • Preventief behandelen is niet goed. Behandel slechts als er werkelijk luizen zijn. • Waarschuw de school en de vriendjes waar uw kindje veel mee omgaat. Zo voorkomt u dat de besmetting verdergaat en helpt u iedereen. Voor verdere informatie kan u steeds terecht bij de CLB-arts of CLB-verpleegkundige. We hopen op een verdere vlotte samenwerking. Met vriendelijke groeten Het CLB-team
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
2
WEG MET LUIZEN!
1. Hoeveel manieren zijn er om luizen te behandelen?
2. Wat is de nat-kam-test? Hieronder staan drie beschrijvingen. Welke is de juiste beschrijving van de nat-kam-test? Zet een kruisje bij de juiste beschrijving. Bij de nat-kam-test maak je eerst de haren nat. Daarna kam je het haar. Je doet dit een kwartier. Je hebt hier niets speciaal voor nodig. Voor de nat-kam-test heb je een luizenkam en een speciaal product van de apotheker nodig. Je wast het haar met het product van de apotheker. Daarna kam je het haar met de luizenkam. Bij de nat-kam-test kam je het haar met een luizenkam. Je doet dit een kwartier. Je doet wel eerst conditioner op het haar voor je begint te kammen.
3. Als je de haren behandelt met een product van de apotheker heb je geen luizenkam meer nodig. juist fout
4. Als je de haren behandelt met een product van de apotheker moet je dit om de 3 à 4 dagen doen. juist fout
5. Hoe lang moet je de haren kammen bij de nat-kam-test?
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
In deze activiteit geven de cursisten instructies aan elkaar over hoe luizen behandeld kunnen worden. Doelstellingen spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
een instructie geven aan een bekende taalgebruiker een instructie geven aan een onbekende taalgebruiker in een gesprekssituatie een instructie geven met betrekking tot prescriptieve teksten
Fase 1 Deze activiteit doe je het best nadat je de activiteit ‘Weg met luizen!’ gedaan hebt. Als opstap voor deze nieuwe activiteit verwijs je naar de activiteit ‘Weg met luizen!’ Je herinnert de cursisten eraan dat ze al gelezen hebben wat je tegen luizen kan doen. Je vraagt hen kort wat ze hierover nog weten, zonder in detail te treden. In de volgende fase komt dit immers opnieuw aan bod. Je kan met je cursisten ook volgend filmpje nog bekijken: http://www.klasse.be/tvklasse/13248-Pak-luizen-aan. Het gaat over de nat-kam-methode.
Fase 2 Je vertelt de cursisten dat ze aan elkaar moeten uitleggen hoe je luizen kan behandelen. Je zet de cursisten per twee. De cursisten krijgen een rol: één cursist is een ouder die niet meer weet hoe hij luizen moet behandelen, de andere cursist geeft uitleg. Je zet een sterkere en zwakkere cursist samen. Je geeft alle cursisten werkblad 1. Hierop staat uitgelegd hoe de nat-kam-methode werkt. Je overloopt dit klassikaal met de cursisten en gaat na of ze het begrepen hebben. Je vraagt daarna aan de cursisten om het werkblad weg te leggen. Je zegt dat één van de twee cursisten moet uitleggen hoe de nat-kam-methode werkt. Je geeft de cursisten die de uitleg gaan geven het werkblad om deze uitleg te kunnen geven. Aan de cursisten op niveau 1.1 geef je werkblad 2 (dit bevindt zich op niveau 1.1), aan de cursisten op niveau 1.2 geef je werkblad 3 (dit bevindt zich op niveau 1.2) en aan de cursisten op een hoger niveau geef je werkblad 4 (dit bevindt zich op niveau 2.1). Als iedereen klaar is, geef je de opdracht aan de andere cursisten om uit te leggen hoe je luizen behandelt met een product van de apotheker. Je geeft eerst alle cursisten werkblad 5. Hierop staat uitgelegd hoe deze methode werkt. Je overloopt dit klassikaal met de cursisten en gaat na of ze het begrepen hebben. Je vraagt daarna aan de cursisten om het werkblad weg te leggen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
De andere cursist van het duo moet nu uitleggen hoe de methode met het product van de apotheker werkt. Je geeft deze cursisten het werkblad om deze uitleg te kunnen geven. Ook hier zijn drie werkbladen voorzien: werkblad 6 (op niveau 1.1) voor de cursisten op niveau 1.1, werkblad 7 (op niveau 1.2) voor de cursisten op niveau 1.2 en werkblad 8 (op niveau 2.1) voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.
Fase 3 Je laat de cursisten nu een evaluatieformulier invullen. Dit formulier vind je op werkblad 9. Daarna bespreek je samen met de cursisten de ingevulde formulieren.
Beoordeling De beoordeling per cursist (--, -, +, ++) zet je in de kolom met het niveau dat overeenkomt met het gebruikte werkblad. Kolom 1.1 is voor cursisten die werkblad 2 of 6 hebben gebruikt, kolom 1.2 is voor de cursisten die werkblad 3 of 7 hebben gebruikt en kolom 2.1 is voor de cursisten die werkblad 4 of 8 hebben gebruikt. Je kan slechts enkele cursisten zelf horen spreken om hen rechtstreeks te beoordelen. Je richt je aandacht dan ook vooral op de zwakkere 1.1 cursisten. Voor de andere cursisten maak je een inschatting op basis van de evaluatieformulieren en de bespreking ervan in fase 3.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Wat is de nat-kam-methode? 1
Wat heb je nodig? Crèmespoeling of conditioner en een luizenkam.
2
Je wast het haar en spoelt het uit.
3
Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt het haar niet uit.
4
Je kamt de haren met een gewone kam. Je kamt de knopen eruit.
5
Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten.
6
Je spoelt het haar uit.
7
Je kamt het haar nog eens met de luizenkam.
8
Hoelang? Je doet dit twee keer per week, twee weken lang. En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode werkt. Maak zinnen!
1
Nodig? crèmespoeling of conditioner en een luizenkam
2 wassen en uitspoelen
Je doet crèmespoeling of conditioner in het haar. Je spoelt het haar niet uit.
3
4 kammen, gewone kam
Je kamt het haar met de luizenkam. Je doet dit 15 minuten.
5
6 uitspoelen
7 luizenkam 8
Hoelang? Je doet dit twee keer per week, twee weken lang. En vervolgens...
Werkblad Werkblad2
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode werkt. Maak zinnen!
1
Nodig? crèmespoeling of conditioner en een luizenkam
2 wassen en uitspoelen
3 • crèmespoeling of conditioner in het haar • niet uitspoelen
4 kammen, gewone kam
5 • luizenkam • 15 minuten
6 uitspoelen
7 luizenkam 8
Hoelang? twee keer per week, twee weken En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Jij legt uit hoe de nat-kammethode werkt.
1
Nodig?
2
3
4
5
6
7
8
Hoelang?
En vervolgens...
Werkblad 4
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Wat kan je doen tegen luizen met een product van de apotheker? Wat heb je nodig? Je koopt een product bij de apotheker en een luizenkam.
1
2
3
Je gebruikt het product van de apotheker.
Je kamt het haar met een luizenkam.
Hoelang moet je kammen? Je kamt elke dag. Je doet dit 8 dagen.
En vervolgens...
Werkblad 5
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met een product van de apotheker. Maak zinnen! Nodig?
1
product bij de apotheker
2
3
luizenkam
product gebruiken
haar kammen met een luizenkam
Hoelang? elke dag, 8 dagen
En vervolgens...
Werkblad Werkblad6
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met een product van de apotheker. Maak zinnen! Nodig?
1
product
2
3
luizenkam
product gebruiken
luizenkam
Hoelang? elke dag, 8 dagen
En vervolgens...
Werkblad 7
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Jij legt aan een andere ouder uit wat ze kan doen tegen luizen. Je legt uit hoe dat moet met een product van de apotheker. Wat heb je nodig?
1
2
3
Hoelang?
En vervolgens...
Werkblad 8
TAAK
3
HELP! EEN LUIS!
Wat vond je van deze taak?
Naam:
Ik vond deze taak
gemakkelijk moeilijk ja
Ik heb de uitleg van mijn collega goed begrepen?
een beetje nee ja
Mijn collega heeft de uitleg goed gegeven.
een beetje nee juist
De uitleg van mijn collega was
niet juist ja
Ik heb zelf goed uitleg gegeven?
een beetje nee
En vervolgens...
Werkblad 9
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
In deze activiteit krijgen de cursisten informatie over activiteiten in de school. Ze noteren deze activiteiten in hun agenda. De informatie bevindt zich op verschillende niveaus. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.1: lezen 1.2: lezen 1.2: lezen 2.1: schrijven 1.1: schrijven 1.2:
relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten de informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een persoonlijke brief specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals berichten uit schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren een boodschap voor zichzelf noteren
Fase 1 Het nieuwe trimester is gestart. De ouders krijgen een nieuwe kalender. Hierop staat wat er de komende maanden op school gebeurt. Je geeft de cursisten de kalender van het nieuwe trimester. Deze staat op werkblad 1. Je geeft de opdracht om de activiteiten te omcirkelen die relevant zijn voor hun kind. Of je geeft een fictieve situatie: Je kind zit in de derde kleuterklas. Welke activiteiten op de kalender zijn dan belangrijk? Vervolgens geef je de cursisten werkblad 2. Dit is een agenda voor de maand februari. Je legt de cursisten uit dat dit hun eigen agenda is. Ze moeten hierop de activiteiten noteren die ze in de kalender van de school omcirkeld hebben.
Fase 2 Je vertelt aan de cursisten dat er nog een paar dingen veranderen in de kalender. De school laat dit weten via een briefje. Je geeft de cursisten briefjes van de school waarin een activiteit verplaatst of extra aangekondigd wordt. Werkblad 3 (op niveau 1.1) is voor cursisten op niveau 1.1 en werkblad 4 (op niveau 1.2) is voor cursisten op niveau 1.2 en werkblad 5 (op niveau 2.1) is voor cursisten op niveau 2.1 en hoger. De cursisten moeten de aanpassingen noteren in hun agenda die ze in de vorige fase gekregen hebben.
Beoordeling • In fase 1 beoordeel je of de cursisten relevante gegevens kunnen selecteren uit informatieve teksten. Je beoordeelt hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++) en zet dit in kolom Le 1.1(a) en Le 1.2 (a). • In fase 2 bekijk je de doelstellingen ‘informatie overzichtelijk ordenen’ (niveau 1.1 en 1.2) en ‘specifieke informatie zoeken’ (niveau 2.1). Je beoordeelt hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++) op zijn niveau. Voor de cursisten die werkblad 3 gebruikt hebben, zet je de beoordeling in kolom Le 1.1(b). Voor de cursisten die werkblad 4 gebruikt hebben, zet je de beoordeling in kolom Le 1.2 (b). Voor de cursisten die werkblad 5 gebruikt hebben, zet je de beoordeling in kolom Le 2.1. • Op basis van de ingevulde agenda beoordeel je de doelstelling m.b.t. schrijven. Je duidt in de betreffende kolom, Sch 1.1 of Sch 1.2, aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). En vervolgens...
Instructies
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
Januari zondag
3/01
einde kerstvakantie
maandag
4/01
instapdag voor nieuwe kleuters
vrijdag
15/01
filmvoorstelling 4de, 5de en 6de leerjaar
maandag
25/01
oudercontact 3K
vrijdag
29/01
filmvoorstelling 1ste, 2de en 3de leerjaar
woensdag
10/02
pedagogische studiedag (geen school)
donderdag
11/02
openklasdag
vrijdag
12/02
carnavalstoet
maandag
15/02
begin krokusvakantie
zondag
21/02
einde krokusvakantie
maandag
22/02
instapdag voor nieuwe kleuters moedergroep
dinsdag
23/02
oudercontact 1K + 2K
woensdag
24/02
rapport lagere school
donderdag
25/02
grootouderfeest
woensdag
10/03
pedagogische studiedag (geen school)
zaterdag
13/03
taartenslag
maandag
15/03
verlofdag (geen school)
vrijdag
19/03
fotograaf
dinsdag
30/03
filmvoorstelling kleuters
maandag
4/04
begin paasvakantie
zondag
18/04
einde paasvakantie
Februari
Maart
April
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
28
21
14
27
20
13
26
19
12
25
18
11
24
17
10 9
16
8
15
23
2 1
22
maandag
Februari
dinsdag
3
woensdag
4
donderdag
5
vrijdag
6
zaterdag
7
zondag
Dit is je eigen agenda. Het is je agenda voor de maand februari. Schrijf hier de activiteiten van de school die voor jou en je kind belangrijk zijn.
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
Je hebt in je agenda opgeschreven wat er allemaal te doen is op school. Maar er worden een aantal dingen veranderd. Lees de briefjes van de school. Schrijf de nieuwe datum of de nieuwe activiteit in je agenda.
Beste ouders, Op 11 februari is de openklasdag. Jammer genoeg kan deze niet doorgaan. U hoeft dus niet naar school te komen. We zoeken een nieuwe datum. Als we een nieuwe datum hebben, laten we dit zo snel mogelijk weten. Vriendelijke groeten, Jan Op de Beeck, directeur
Beste ouders, De moedergroep van 22/2 wordt verplaatst naar 25/2. We verwachten jullie dan ook op donderdag 25 februari. Vriendelijke groeten, Jan Op de Beeck, directeur
Beste ouders, Op 26 februari mogen we met de hele school naar het toneel. We gaan in de namiddag. We zijn op tijd terug. Vriendelijke groeten, Jan Op de Beeck, directeur
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
Je hebt in je agenda opgeschreven wat er allemaal te doen is op school. Maar er worden een aantal dingen veranderd. Lees de briefjes van de school. Schrijf de nieuwe datum of de nieuwe activiteit in je agenda. Moet je iets meebrengen? Schrijf dat ook op in je agenda.
Beste ouders, U heeft zich aangemeld voor de instapdag voor nieuwe kleuters. De instapdag gaat niet op maandag 22 februari door. De instapdag is verzet naar woensdag 24 februari. Brengt u op die dag de SIS-kaart van uw kind mee? Dank u. Met vriendelijke groeten, Ingrid de Clerck, directrice
Beste ouders, Het oudercontact op 22/02 wordt verplaatst naar 26/02. U bent om 16:45 uur aan de beurt. Vergeet u niet de takenmap van uw kind mee te nemen naar het oudercontact? Met vriendelijke groet, juf Leslie
Beste mama, In april spelen we met de klas een toneelstuk. Daarna geven we een feest in de refter. Het zou heel tof zijn als de mama’s van de moedergroep het feest organiseren. Kan u dinsdag 16 februari om 15:45 uur naar de klas komen? Dan praten we over het feest. Dank u! juf Leslie
En vervolgens...
Werkblad Werkblad4
TAAK
4
EEN NIEUW TRIMESTER
Je hebt in je agenda de belangrijke activiteiten van de school genoteerd. Maar de school verandert een paar dingen. Je krijgt hierover een brief. Lees hieronder de brieven van de school en schrijf de nieuwe data en nieuwe activiteiten in je agenda.
Beste ouders, Naar jaarlijkse gewoonte organiseren we een grootouderfeest. Dit feest was aangekondigd op 25 februari. Jammer genoeg is er op die dag geen zaal beschikbaar. Daarom zullen we het grootouderfeest verplaatsten. Het zal nu doorgaan op woensdag 24 februari. Onze excuses hiervoor, hopelijk kunnen er toch nog veel (groot)ouders aanwezig zijn. Met vriendelijke groeten, Liliane Claeys, directeur
Beste ouders, We zijn uitgenodigd om een bezoekje te brengen aan de dierentuin. Dit gaat door op 22 februari. We gaan die dag echter wat later terug zijn op school. U kan uw kinderen komen afhalen om 16u in plaats van om 15.30u. U krijgt later nog een briefje van de juf of meester waarin zal staan wat uw kind moet meebrengen voor die dag. Met vriendelijke groeten, Liliane Claeys, directeur
Beste ouders, Sinds dit schooljaar zijn wij gestart met een ouderraad. De ouderraad bestaat uit jullie, ouders, en leerkrachten om samen na te denken wat er allemaal kan gebeuren op de school. Alle ouders zijn hierop van harte welkom. Vermits er de laatste keer niet zoveel aanwezigen waren, willen wij iedereen nog eens expliciet uitnodigen op de volgende bijeenkomst op 26 februari. We starten om 19u. Met vriendelijke groeten, Liliane Claeys, directeur
En vervolgens...
Werkblad 5
TAAK
5
HUISWERK
In deze activiteit moeten de cursisten een probleem in verband met huiswerk formuleren. Dit doen ze zowel mondeling als schriftelijk. Doelstellingen schrijven 1.1: schrijven 1.2: schrijven 2.1: spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een persoonlijk briefje informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een mededeling een probleem of klacht formuleren een probleem en een klacht formuleren in een gesprekssituatie informatie geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek
Fase 1 Je laat een stuk uit een agenda van een kind zien waarin huiswerk geschreven staat. Dit vind je als bijlage 1. Je vraagt kort of de kinderen van de cursisten vaak huiswerk moeten maken, of dat moeilijk is, … Je legt de cursisten de volgende situatie voor: Je kind moet huiswerk maken. Het staat in zijn agenda. Maar je kind is ’s avonds ziek. Je legt hem in bed. Hij kan geen huiswerk meer maken. Je gaat een briefje schrijven aan de juf. Je geeft werkblad 1 (op niveau 1.1) aan de cursisten die op niveau 1.1 zitten. Werkblad 2 (op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Werkblad 3 (op niveau 2.1) geef je aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Je legt de cursisten uit dat hier staat wat er in het briefje moet staan en dat ze het briefje alleen moeten proberen te schrijven. Indien nodig, lees je de hierboven vermelde situatie nog eens voor.
Fase 2 Je vertelt de cursisten dat ze de volgende dag de juf tegenkomen op de speelplaats. Jij speelt de juf. Je zegt de cursisten dat ze aan jou, de juf, komen zeggen dat hun kind ziek was en dat hij zijn huiswerk niet gemaakt heeft. Je vraagt de cursisten om dit elk om beurt bij jou te komen doen. Als bijlage 2 vind je de instructies voor de cursisten: kader A (op niveau 1.1) voor cursisten op niveau 1.1, kader B (op niveau 1.2) voor cursisten op niveau 1.2 en kader C (op niveau 2.1) voor cursisten op niveau 2.1 en hoger. Bij kader A (voor cursisten op niveau 1.1) leg je uit wat er op de afbeeldingen staat. Je laat daarna de cursist het gesprek voeren met behulp van de afbeeldingen die je op tafel legt. Bij kader B (voor cursisten op niveau 1.2) laat je de cursist eerst deze instructie lezen of lees je het voor. Daarna laat je hem het gesprek voeren met behulp van de afbeeldingen die op tafel liggen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
5
HUISWERK
Bij kader C (voor cursisten op niveau 2.1 en hoger) laat je de cursist eerst deze instructie lezen of lees je het voor. Daarna laat je hem het gesprek voeren. Je stelt vervolgens nog extra vragen bij. • Is je kind vandaag beter? • We gaan vandaag buiten turnen. Kan hij meedoen? Waarom niet? Je vraagt de andere cursisten om ondertussen zelfstandig een opdracht uit te voeren. Hiervoor gebruik je de doosactiviteit ‘Heb je huiswerk vandaag?’ Deze taak bevindt zich op niveau 1.2. Je zet de cursisten hiervoor per twee: een zwakkere en sterkere cursist samen.
Beoordeling • Voor de schrijfopdracht in fase 1 duid je op het niveau van het gebruikte werkblad aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++): voor cursisten die werkblad 1 gebruikt hebben, zet je de beoordeling in kolom Sch 1.1, voor cursisten die werkblad 2 gebruikt hebben in kolom Sch 1.2 en voor cursisten die werkblad 3 gebruikt hebben in kolom Sch 2.1. • Ook voor de spreekactiviteit in fase 2 duid je op het niveau van de gebruikte instructie aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++): voor cursisten die instructie A gekregen hebben, zet je de beoordeling in kolom Sp 1.1, voor cursisten die instructie B gekregen hebben in kolom Sp 1.2, voor cursisten die instructie C gekregen hebben in kolom Sp 2.1.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
5
HUISWERK
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
5
HUISWERK
A. Je geeft bij de afbeeldingen de volgende uitleg: Afbeelding 1: ‘Je gaat naar de juf en zegt goedendag.’ Afbeelding 2: ‘Je zegt dat je kind ziek was gisteren.’ Afbeelding 3: ‘Je zegt dat je kind zijn huiswerk niet heeft kunnen maken.’ Afbeelding 4: ‘Je zegt dat er een briefje in de boekentas zit.’ Je vraagt de cursist om het gesprek zelf te voeren. Je laat de afbeeldingen op tafel liggen ter ondersteuning.
B. Je gaat naar de juf van je kind. Je spreekt haar aan. Je vertelt wat er aan de hand is. Gebruik de afbeeldingen op tafel om je verhaal te vertellen.
C. Je kind is nog niet helemaal genezen. Hij komt wel naar school. Misschien blijft hij het best binnen tijdens de speeltijd. Spreek de juf aan. Leg de juf uit dat je kind ziek was gisteren en dat hij zijn huiswerk niet heeft kunnen maken. Zeg ook tegen de juf dat je een briefje in de boekentas hebt gestoken.
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
5
HUISWERK
Hallo!
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
5
HUISWERK
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
5
HUISWERK
Schrijf een briefje aan de juf. 1. Vergeet de datum niet te noteren. 2. Schrijf op dat je kind ziek was. 3. Schrijf op dat je kind zijn huiswerk niet heeft gemaakt. 4. Schrijf op hoe je kind heet. 5. Vergeet ook jouw naam niet op het einde.
Beste juf,
Met vriendelijke groeten,
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
5
HUISWERK
Schrijf een briefje aan de juf. 1. Vergeet de datum niet te noteren. 2. Begin de brief op een goede manier. 3. Schrijf op dat je kind ziek was. 4. Schrijf op dat je kind zijn huiswerk niet heeft gemaakt. 5. Vergeet zeker niet de naam van je kind te noemen. 6. Eindig de brief op een goede manier. 7. Vergeet ook jouw naam niet op het einde.
...................................... .............................................., ................................................................................................................... ................................................................................................................... ................................................................................................................... ................................................................................................................... ................................................................................................................... ................................................................................................................... .............................................., ...................................................................................................................
En vervolgens...
Werkblad Werkblad2
TAAK
5
HUISWERK
Schrijf een briefje aan de juf. Vergeet de datum, naam en klas van je kind niet te vermelden. Begin en eindig de brief op een goede manier.
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
In deze activiteit maken de cursisten een afspraak met elkaar om samen te komen helpen op de school. Doelstellingen spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
een afspraak maken en afzeggen informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een afspraak in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek
Fase 1 Je laat een briefje zien waarin de school hulp vraagt (bijlage 1). Je stelt vragen over de inhoud van de brief: Wat staat er in het briefje? Voor wie is het bedoeld? Wat vraagt de school? … Je vraagt de cursisten waarvoor de school al eens hulp gevraagd heeft aan hen. Je hangt de vier afbeeldingen uit bijlage 2 op het bord. Deze afbeeldingen hebben betrekking op activiteiten waarvoor de school een helpende hand kan vragen: pannenkoeken komen bakken, mee komen knutselen, een uitstap begeleiden en komen voorlezen. Je overloopt kort wat er op de afbeeldingen staat. Je zegt dat de school hulp wil voor één van deze activiteiten en dat de cursisten per twee een datum en uur zullen afspreken.
Fase 2 De cursisten moeten vertellen voor welke activiteit ze kunnen komen helpen. Je deelt hiervoor de kaartjes uit die je vindt als bijlage 3. Je zorgt ervoor dat de kaartjes met hetzelfde nummer zeker alle twee worden uitgedeeld. Je deelt de kaartjes ook het best volgens de volgorde uit (beginnend bij nummer 1). Je vraagt de cursisten te vertellen voor welke activiteit ze kunnen komen en op welke dag (niet het uur). Dit staat op hun kaartje. Je zegt de cursisten dat ze goed naar elkaar moeten luisteren want ze moeten gaan samen zitten met de cursist die voor dezelfde activiteit op dezelfde dag kan komen. De cursisten met dezelfde activiteit op dezelfde dag gaan per twee zitten. Je vraagt hen om een uur af te spreken waarop ze alle twee kunnen komen (op het uur: dus 1 uur of 2 uur). Je schrijft de instructie ‘Spreek een uur af. Zoek een tijdstip waarop jullie allebei kunnen.’ ter ondersteuning op het bord. Als je merkt dat het zoeken van een gemeenschappelijk uur bij een duo moeilijk verloopt, dan doe je het voor met een ander kaartje. Daarna probeert het betreffende duo het zelf.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
Fase 3 De duo’s vertellen aan de rest van de groep voor welke activiteit ze komen en wanneer (dag én uur). Als er in het duo een cursist zit met een hoger niveau dan 1.1, dan zorg je ervoor dat de cursist op niveau 1.1 aan het woord komt. Je vraagt de cursisten te luisteren en een seintje te geven als een duo op dezelfde dag en hetzelfde uur wenst te komen. Deze twee duo’s maken dan een nieuwe afspraak. Dit doe je allemaal klassikaal. Voor de volgende nummers is er een mogelijke overlap van datum en uur: 1 en 7, 2 en 4, 3 en 5, 6 en 8. Als er in het duo een cursist zit die niveau 1.2 heeft, dan stel je de volgende vragen bij: • Heb je deze activiteit al eens gedaan op de school van je kind? • Wat heb je toen gedaan? • Waarmee zou je de juf graag eens gaan helpen? Waarom? Aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je een bijkomend briefje uit bijlage 4 waarin staat dat ze op dat moment een andere afspraak hebben (bij de tandarts, het CLB, de kinesist of de dokter). Briefje 1 hoort bij de activiteitenkaartjes 1, briefje 2 hoort bij activiteitenkaartjes 2, briefje 3 hoort bij activiteitenkaartjes 3, enz. Je vraagt de cursisten het briefje te lezen en te zoeken op welke dag en op welk uur uur ze precies de andere afspraak hebben. Je zegt dat ze telefonisch een nieuwe afspraak moeten maken en ook moeten vertellen waarom ze de afspraak willen verzetten. Jij speelt de telefoniste van de tandarts, het CLB, de kinesist of de dokter.
Beoordeling Voor de cursisten op niveau 1.1 duid je in het beoordelingsformulier in kolom 1.1 aan hoe de cursist de opdracht gedaan heeft (--, -, +, ++). De cursisten op niveau 1.2 beoordeel je o.b.v. de bijkomende vragen die je in fase 3 hebt gesteld. Je duidt in kolom 1.2 aan hoe deze cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). De cursisten op niveau 2.1 en hoger beoordeel je o.b.v. het telefoongesprek dat ze in fase 3 gevoerd hebben. Je duidt in kolom Le 2.1 aan hoe goed ze de specifieke gegevens over de andere afspraak op het briefje uit bijlage 4 begrepen hebben (--, -, +, ++). In kolom Sp 2.1 duid je aan hoe het telefoongesprek ging (--, -, +, ++). Denk bij het beoordelen van de spreekopdrachten ook aan de tekstkenmerken spreken op niveau 1.1, 1.2 en 2.1. Een overzicht daarvan vind je bij ‘Beoordelingsformulier en vervolgens...’
En vervolgens...
Instructies
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
Beste ouders, Op 9 mei gaan de kleuters naar de film. We vertrekken om 9u. in de school. We zijn terug om 11u. Zijn er ouders die mee kunnen gaan? Laat het dan weten aan de juf. Bedankt alvast! Vriendelijke groeten José De Pauw, directrice
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
pannenkoeken bakken
mee knutselen in de klas En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
mee op uitstap
voorlezen in de klas En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
1.
1.
Wanneer kan je komen? dinsdag van twaalf uur tot drie uur
Wanneer kan je komen? dinsdag van één uur tot vier uur
2.
2.
Wanneer kan je komen? donderdag van twee uur tot vier uur
Wanneer kan je komen? donderdag van twaalf uur tot vier uur
3.
3.
Wanneer kan je komen? maandag van negen uur tot twaalf uur
Wanneer kan je komen? maandag van tien uur tot één uur
4.
4.
Wanneer kan je komen? donderdag van twee uur tot vier uur
Wanneer kan je komen? donderdag van twaalf uur tot vier uur En vervolgens...
Bijlage 3
TAAK
6
HELPENDE HANDEN
5.
5.
Wanneer kan je komen? maandag van negen uur tot twaalf uur
Wanneer kan je komen? maandag van tien uur tot één uur
6.
6.
Wanneer kan je komen? woensdag van negen uur tot twaalf uur
Wanneer kan je komen? woensdag van tien uur tot twaalf uur
7.
7.
Wanneer kan je komen? dinsdag van twaalf uur tot drie uur
Wanneer kan je komen? dinsdag van één uur tot vier uur
8.
8.
Wanneer kan je komen? woensdag van negen uur tot twaalf uur
Wanneer kan je komen? woensdag van tien uur tot twaalf uur En vervolgens...
Bijlage 3
TAAK
6
HELPENDE HANDEN 1. Beste heer/mevrouw, Het is weer tijd voor de jaarlijkse controle van uw gebit. We verwachten u dinsdag 11/01 om 14:00 uur. Als dat niet voor u past, bel dan voor een nieuwe afspraak. Met vriendelijke groet, Tandarts Weerts
2. Beste heer/mevrouw, Het is weer tijd voor de jaarlijkse controle van uw gebit. We verwachten u donderdag 13/01 om 14:00 uur. Als dat niet voor u past, bel dan voor een nieuwe afspraak. Met vriendelijke groet, Tandarts Weerts
3. Beste heer/mevrouw, Uw afspraak met CLB is op maandag 10/01 om 11:00 uur. Kan u niet komen? Laat dit dan telefonisch weten. Dan maken we een nieuwe afspraak. Met vriendelijke groet, CLB Antwerpen
4. Beste heer/mevrouw, Uw afspraak met CLB is op donderdag 13/01 om 15:00 uur. Kan u niet komen? Laat dit dan telefonisch weten. Dan maken we een nieuwe afspraak. Met vriendelijke groet, CLB Antwerpen
En vervolgens...
Bijlage Bijlage4
TAAK
6
HELPENDE HANDEN 5. Beste heer/mevrouw, Uw volgende afspraak is op maandag 10/01 om 11:00 uur. Laat u het minstens 24 uur van tevoren weten als u verhinderd bent? Anders zijn we genoodzaakt kosten aan te rekenen. Dank u. Met vriendelijke groet, Kinesistenpraktijk De Zon
6. Beste heer/mevrouw, Uw volgende afspraak is op woensdag 12/01 om 11:00 uur. Laat u het minstens 24 uur van tevoren weten als u verhinderd bent? Anders zijn we genoodzaakt kosten aan te rekenen. Dank u. Met vriendelijke groet, Kinesistenpraktijk De Zon
7. Beste heer/mevrouw, Aanstaande dinsdag 11/01 verwacht de huisarts u om 14:00 uur. Als dit niet voor u past, laat het dan zo snel mogelijk weten zodat we een nieuwe afspraak kunnen maken. Met vriendelijke groet, Assistente dr. Somers
8. Beste heer/mevrouw, Aanstaande woensdag 12/01 verwacht de huisarts u om 11:00 uur. Als dit niet voor u past, laat het dan zo snel mogelijk weten zodat we een nieuwe afspraak kunnen maken. Met vriendelijke groet, Assistente dr. Somers
En vervolgens...
Bijlage Bijlage4
TAAK
7
GEVRAAGD
In deze activiteit luisteren de cursisten naar instructies van het schoolpersoneel. De cursisten voeren deze instructies uit. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.2:
alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen de informatie overzichtelijk ordenen in prescriptieve teksten zoals een instructie alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie
Vooraf De doelstelling ‘instructies begrijpen’ bevindt zich voor de hogere niveaus op niveau 2.2. Op niveau 2.1 is er hiervoor immers geen doelstelling geformuleerd in de opleidingsprofielen.
Fase 1 Je vertelt de cursisten dat een leerkracht of de directeur je kan vragen om iets te doen: naar het oudercontact komen, eens langs komen bij de directeur, papieren invullen, … Je vraagt de cursisten of dit al eens gebeurd is en welke vragen de directeur of juf dan gesteld heeft. Je luistert samen met de cursisten naar het eerste luisterfragment (a) waarbij je hen de vraag stelt wat de directeur vraagt. Je schrijft de volgende mogelijkheden op het bord. Je vraagt de cursisten wat de drie juiste antwoorden zijn. • Juf Els komt naar jou. • Jij moet naar juf Els. • Juf Els wil je iets vragen. • Juf Els heeft nu tijd. • Je gaat het best als de school gedaan is. Je bespreekt dit klassikaal. Daarna geef je de cursisten werkblad 1 waarbij je zegt dat dit de plattegrond is van de school waar ze naartoe moeten komen. Je moet ook even vermelden dat de dikke zwarte streepjes deuren zijn. Je vertelt dat de directeur nu zal vertellen waar de afspraak doorgaat en dat de cursisten dit op de plattegrond moeten aanduiden. De cursisten luisteren naar het fragment (b) en duiden de plaats aan op de plattegrond. Ze doen dit eerst individueel. Daarna bekijk je klassikaal de oplossing.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
7
GEVRAAGD
Fase 2 Je geeft de cursisten werkblad 2 en legt hen uit dat ze gaan luisteren naar verschillende vragen van de school. De cursisten moeten op het werkblad de opgave bij elk luisterfragment maken. Er zijn opdrachten die op niveau 2.2 zitten. Dit zal voor sommige cursisten wellicht te moeilijk zijn. Je moedigt aan om elke opgave te maken, maar je zegt ook dat ze niet alles moeten kunnen oplossen, enkel datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk: je leest eerst de opdracht (ook de keuzemogelijkheden) en vervolgens laat je de cursisten het fragment horen. Indien nodig laat je het fragment nog een tweede keer horen. Als alle fragmenten beluisterd zijn, dan haal je de werkbladen op.
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren (1.1, 1.2 of 2.2). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
7
GEVRAAGD
Dit is de neerslag van de luisterfragmenten. Je vindt bij elk fragment (vanaf nr. 1) op welk niveau de opdracht zich bevindt.
• Fragment a (fase 1, klassikaal) Ga je straks even naar juf Els? Zij moet iets vragen over je kind. Wanneer de school gedaan is, heeft ze tijd. Ga je naar juf Els als de school gedaan is?
• Fragment b (fase 1, klassikaal) Je vindt juf Els in haar klas. De klas van juf Els is naast de refter. Je komt de poort binnen. Je loopt rechtdoor. Op het einde ga je links. De tweede deur rechts ga je binnen. Daar is de klas van juf Els.
1) Morgen is het oudercontact. We willen graag dat alle ouders naar het oudercontact komen. Je moet een afspraak maken met de juf van je kind. Je moet aan de juf vertellen wanneer je kan komen. (niveau 1.1) 2) Het oudercontact gaat door in de refter. Je loopt vanaf de poort altijd rechtdoor. Op het einde ga je naar links. Dan neem je de derde deur rechts. Daar is de refter. (niveau 1.1) 3) Je moet papieren invullen voor je kind. Dat moet je doen bij de directeur. Je moet wel eerst een afspraak maken bij de directeur. Breng zeker de SIS-kaart van je kind mee. (niveau 1.1) 4) Het bureau van de directeur vind je naast het secretariaat. Als je op de speelplaats komt, zie je recht voor je het secretariaat liggen. Je gaat binnen in het secretariaat. Je gaat terug buiten langs de andere deur. Je komt in de gang. Verder in de gang zie je nog een deur. Daar is de bureau van de directeur. (niveau 1.2) 5) Kan je morgen eens langs gaan bij de CLB-medewerker? Zij is elke week op de school, maar alleen in de voormiddag. Je moet een aantal dingen meebrengen: de SIS-kaart van je kind, het bewijs van inschrijving en het boekje van Kind en Gezin. Als je het rapport van vorig jaar nog hebt, breng je dit best ook mee. (niveau 1.2)
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
7
GEVRAAGD
6) Het lokaal van het CLB vind je in gebouw A. Als je binnenkomt langs de poort, ligt gebouw A rechts. Ga langs de grote deur binnen en neem de eerste deur links. Daar is het CLB-lokaaltje. (niveau 1.1) 7) Dank je wel allemaal om te komen helpen. Wat moet er vandaag allemaal gebeuren? Eerst moeten de tenten gehaald worden. Dit moet voor 10 uur gebeuren. Daarna gaan we de tenten opzetten. Als de tenten er staan, gaan we het podium bouwen voor de optredens. De bakken en planken voor het podium staan in de refter. Het podium moet voor het secretariaat komen. Als we het podium gebouwd hebben, zetten we de stoelen er rond. De bankjes en stoelen staan ook in de refter. Dan hangen we nog overal vlaggen en ballonnen zodat de speelplaats mooi versierd is. (niveau 2.2) 8) De ouderavond gaat door in de lerarenkamer. Je gaat binnen langs de poort. Je gaat rechtdoor tot het einde. Dan sla je linksaf. Je wandelt naar de speelplaats. De derde deur links ga je binnen. Je loopt de gang door. Op het einde van de gang is de lerarenkamer. (niveau 1.2) 9) We gaan morgen met de klas naar het park. We vertrekken om kwart voor negen. Breng je kind om half negen naar school. Doe je kind ook warme kleren aan. Het wordt koud morgen. Een warme jas is goed. (niveau 1.1) 10) Kom jij ook helpen op de klusjesdag? De leerkrachten hebben gezegd wat er allemaal moet gebeuren. De muur van de speelplaats moet geschilderd worden. De fietsjes van de kleuters en de bankjes buiten moeten gekuist worden. De zandbak is ook heel vuil. Daar moeten alle papiertjes, al het vuil, uitgehaald worden. Er zijn gisteren bloemen gekocht, die moeten geplant worden in de bakken op de speelplaats. Als er nog tijd over is, zullen we de klas van het 3de leerjaar ook nog schilderen. We hebben dus mensen nodig die goed kunnen poetsen, schilderen en planten. (niveau 2.2)
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
7
GEVRAAGD
straat
speelplaats
poort
Dit is de plattegrond van de school. Hierop moet je verschillende plaatsen aanduiden.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
7
GEVRAAGD
Je luistert naar verschillende vragen en uitleg van de school. Bij elk fragment hoort een opdracht. De leerkracht leest eerst met jou de opdracht. Nadat je geluisterd hebt, voer je de opdracht uit.
1.
Luister naar de GOK-leerkracht. Ze vraagt je iets. Je moet twee dingen doen. Duid de twee juiste dingen aan. Je moet naar het oudercontact komen. Je moet niet naar het oudercontact komen. Je moet een afspraak maken. Je moet geen afspraak maken. Je moet het rapport komen halen.
2.
Het oudercontact gaat door in de refter. Luister waar de refter ligt op de plattegrond. Schrijf daar REFTER.
3.
Luister naar de juf van je kind. Ze vraagt je iets. Wat moet je doen? Je moet twee dingen doen. Duid de twee juiste dingen aan. Je moet een afspraak maken met de juf. Je moet een afspraak maken bij de directeur. Je moet papieren komen invullen. Je moet een briefje aan de juf geven. Je moet de juf bellen. Wat moet je meebrengen? niets je kind papieren SIS-kaart
4.
Luister waar het bureau van de directeur is. Schrijf BUREAU op de juiste plaats op de plattegrond.
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
7
5.
GEVRAAGD
De juf vraagt om naar het CLB te gaan. Wat moet je allemaal meenemen? Duid het juiste lijstje aan. attest van CLB, boekje van Kind en Gezin, bewijs van inschrijving SIS-kaart, bewijs van inschrijving, rapport, boekje van Kind en Gezin bewijs van inschrijving, SIS-kaart, leesboek, attest van CLB boekje van Kind en Gezin, SIS-kaart, rapport
6.
Luister waar het CLB-lokaal is. Schrijf CLB op de juiste plaats op de plattegrond.
7.
Je gaat helpen op het schoolfeest. De directeur vertelt wat er allemaal moet gebeuren. Zet de zaken die moeten gebeuren in de juiste volgorde. Zet er de nummers 1 tot 5 voor. Het podium moet gebouwd worden. De tenten moeten gehaald worden. De speelplaats moet versierd worden met vlaggen en ballonnen. De tenten moeten opgezet worden. De bankjes en de stoelen moeten rond het podium gezet worden.
8.
Je komt naar de ouderavond. Een leerkracht van de school vertelt waar de ouderavond doorgaat. Schrijf OUDERAVOND op de juiste plaats op de plattegrond.
9.
Je kind gaat met de klas naar het park. De juf vraagt je twee dingen te doen. Duid de twee juiste dingen aan. Je moet om half negen op school zijn. Je moet om kwart voor negen op school zijn. Je moet je kind om kwart voor negen komen halen op school. Je moet je kind warm aankleden. Je moet niets meebrengen. De school geeft je kind een warme jas.
10.
De ouderraad organiseert een klusjesdag op school. Iemand van de ouderraad vertelt je wat er allemaal moet gebeuren op de klusjesdag. Hieronder staat wat je allemaal goed kan. Duid aan of je kan komen helpen. - Je kan goed naaien. Kan je komen helpen?
ja
nee
- Je kan schilderen. Kan je komen helpen?
ja
nee
- Je kan goed kuisen. Kan je komen helpen?
ja
nee
- Je kan goed koken. Kan je komen helpen?
ja
nee
- Je kan goed planten. Kan je komen helpen?
ja
nee
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
In deze activiteit verwoorden en beluisteren de cursisten klachten of problemen die bestemd zijn voor de leerkracht van hun kind. Dit gebeurt in gesprek met jou en op verschillende niveaus. Doelstellingen spreken 1.1: spreken 2.1: luisteren 1.1:
een probleem of klacht formuleren in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek het globale onderwerp bepalen in een klacht
Fase 1 Je legt de cursisten uit dat ze de leerkrachten van de school voor alles kunnen aanspreken. Ook als er een probleem is, of als ze over iets niet tevreden zijn. Je vraagt de cursisten waarover zij niet zo tevreden zijn op school of er al eens een probleem geweest is. Je vertelt de situaties uit bijlage 1 één voor één. De cursisten krijgen werkblad 1 waarop alle problemen vermeld staan die in de situaties aan bod komen. Je vraagt de cursisten om voor elk probleem het nummer te zetten van de situatie die jij net verteld hebt. Daarna laat je de cursisten één situatie kiezen. Je zegt dat ze dat probleem zo dadelijk aan jou mogen komen vertellen. Jij zal de juf van hun kind spelen. Voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je bijkomende informatie in verband met hun gekozen probleem. Deze uitbreiding vind je in bijlage 2.
Fase 2 Ter voorbereiding van het gesprek met jou, geef je de cursisten werkblad 2. Hierbij leg je uit dat het gesprek er zo zal uit zien. Je overloopt wat er in de tekstballonnen staat en geeft de cursisten even de tijd om het gesprek individueel voor zichzelf te oefenen. Je voegt hier ook nog aan toe dat je met de cursisten die de extra informatie gekregen hebben ook over die extra informatie wat zult praten. Je geeft alle cursisten werkblad 3. Je legt uit dat hierop alle klachten staan die de cursisten net gehoord hebben. Je vraagt de cursisten om zo dadelijk naar de gesprekken te luisteren en op het werkblad de naam van de cursist bij het probleem te zetten dat deze cursist vertelt. De cursisten komen één voor één naar voren. Jij speelt de juf en voert het gesprek met hen. Voor de cursisten op niveau 1.1 en 1.2 houd je je aan het gespreksstramien van het werkblad (2). Voor de cursisten die op niveau 2.1 of hoger zitten, doe je dit ook maar breid je het gesprek uit door vragen te stellen of informatie te vragen over de extra informatie die ze in fase 1 gekregen hebben.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Beoordeling • Je beoordeelt de doelstelling spreken op basis van het gesprek dat je met de cursisten voert in fase 2. Je duidt aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Je zet deze beoordeling in de kolom bij het niveau waarop je met de cursist het gesprek gevoerd hebt (Sp 1.1 of Sp 2.1). • Je beoordeelt de doelstelling luisteren op basis van de oefening in fase 1 en fase 2 waarbij de cursisten moeten aanduiden over welk probleem of welke klacht het gaat. Je duidt in kolom Lu 1.1 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Situatieschetsen
1.
Je kind heeft geen huiswerk gemaakt. Je kind was heel moe.
2.
Je kan niet naar het oudercontact komen.
3.
Je bent niet tevreden over het rapport. Je vraagt of er een probleem is.
4.
Een ander kindje heeft jouw kind pijn gedaan. Je vraagt wat er gebeurd is.
5.
Je bent vergeten turnpantoffels mee te geven. Je verontschuldigt je.
6.
Je kind is gevallen. Je vraagt hoe dat gekomen is.
7.
Je kind kan niet mee gaan zwemmen want zijn voet doet pijn.
8.
Je kind is zijn sjaal vergeten. Je vraagt aan de juf of zij de sjaal gevonden heeft.
9.
Je kind zegt dat hij het niet fijn vindt in de klas. Je vraagt aan de juf of er een probleem is.
10.
Je moeder is ziek. Je gaat haar helpen. Je kind kan morgen niet naar school komen.
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Extra informatie bij de situatieschetsen. Deze informatie geef je aan de cursisten op niveau 2.1 of hoger.
Situatie 1 • Je kind had hoge koorts. • Je kind is nu terug beter.
Situatie 2 • Je kan een andere keer naar het oudercontact komen. • Je wil graag een afspraak maken ’s avonds. Overdag moet je werken, dan kan je niet.
Situatie 3 • Je kind heeft altijd zijn huiswerk gemaakt. • Je kind vertelt thuis dat hij geen problemen heeft op school.
Situatie 4 • Je kind zei dat Damiaan hem altijd pijn doet. • Er is niets ergs gebeurd. Je kind heeft geen pijn meer.
Situatie 5 • Je had nog geen tijd om nieuwe turnpantoffels te kopen. • Je zorgt ervoor dat je kind volgende turnles nieuwe turnpantoffels heeft.
Situatie 6 • Je bent met je kind ’s avonds nog naar de dokter gegaan. • Meester Cas heeft je kind zien vallen en heeft je kind verzorgd.
Situatie 7 • Je kind is gisteren gevallen met de fiets. • De dokter heeft gezegd dat je kind nog twee weken niet mag gaan zwemmen.
Situatie 8 • Je hebt de naam van je kind in de sjaal geschreven. • Je kind is ook nog een muts kwijt. Dit gebeurde een week geleden.
Siuatie 9 • Je kind zegt dat andere kinderen altijd haar koekjes afpakken. • Je kind vindt vooral de speeltijd niet leuk.
Situatie 10 • Je kind kan maar 1 dag niet komen. Daarna komt hij zeker terug naar school. • Je moeder heeft alleen deze week nog hulp nodig.
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Je luistert naar de lesgever. Zij vertelt een aantal problemen die je aan de juf van je kind kan vertellen. In de lijst hieronder staan alle problemen op een rij. Als de lesgever een probleem heeft verteld, zet jij het nummer bij het juiste probleem in de lijst.
.....
Je kind is gevallen. Je vraagt wat er gebeurd is.
.....
Een ander kind heeft jouw kind pijn gedaan. Je vraagt wat er gebeurd is.
.....
Je kind was moe. Je kind heeft geen huiswerk gemaakt.
.....
Je kind vindt het niet fijn in de klas. Je vraagt de juf of er een probleem is.
.....
Je kan niet naar het oudercontact komen.
.....
Je kind heeft zijn voet pijn gedaan. Hij kan niet mee gaan zwemmen.
.....
Je kind kan morgen niet naar school komen. Je moet je zieke moeder gaan helpen.
.....
Je zegt: ‘Sorry’, omdat je de turnpantoffels van je kind vergeten bent.
.....
Het rapport van je kind is niet goed. Je vraagt of er een probleem is.
.....
Je vraagt aan de juf of zij de sjaal van je kind gevonden heeft. De sjaal is verloren.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Je moet je probleem aan de lesgever gaan vertellen. Hoe doe je dat? Hieronder zie je wat de lesgever zegt. Bij de lege tekstballonnen moet jij iets zeggen. Je hoeft niets op te schrijven.
Goede dag mevrouw.
lesgever
cursist
Is er een probleem?
lesgever
cursist
Dank je wel om dit te vertellen. Tot een volgende keer. Daag.
lesgever
cursist
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
8
IS ER EEN PROBLEEM?
Je luistert naar de andere cursisten. Zij vertellen een probleem. Zoek het probleem in de lijst. Schrijf bij het probleem de naam van de cursist die het probleem vertelt.
het probleem
Wie vertelt het probleem?
Haar kind is gevallen. Ze vraagt wat er gebeurd is.
Een ander kind heeft haar kind pijn gedaan. Ze vraagt wat er gebeurd is.
Haar kind was moe. Haar kind heeft geen huiswerk gemaakt.
Haar kind vindt het niet fijn in de klas. Ze vraagt de juf of er een probleem is.
Ze kan niet naar het oudercontact komen.
Haar kind heeft zijn voet pijn gedaan. Hij kan niet mee gaan zwemmen. Haar kind kan morgen niet naar school komen. Ze moet haar zieke moeder gaan helpen. Ze zegt: ‘Sorry’, omdat ze de turnpantoffels van haar kind vergeten is. Het rapport van haar kind is niet goed. Ze vraagt of er een probleem is. Ze vraagt aan de juf of de juf de sjaal van haar kind gevonden heeft. De sjaal is verloren. En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
9
RAPPORT
In deze activiteit halen de cursisten informatie uit een rapport. Fase 1 is voor de hele klasgroep. Fase 2 is enkel bedoeld voor ouders met kinderen in de lagere school. Zij voeren fase 2 zelfstandig uit. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.1: schrijven 1.2: lezen 2.1:
de informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren en documenten relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding van een gesprek specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en berichten
Vooraf Vermits de cursisten met kinderen in de kleuterschool meestal geen rapport krijgen, is een deel van deze activiteit enkel bedoeld voor cursisten die kinderen hebben in de lagere school (fase 2). Deze cursisten voeren dit onderdeel zelfstandig uit. Ze moeten hiervoor het laatste rapport van hun kind meebrengen.
Fase 1 Deze fase is voor de hele klasgroep. Je laat een rapport zien en vraagt welke cursisten een rapport hebben gekregen voor hun kind. Je polst bij de cursisten wat zij weten over inhouden van een rapport: Wat staat er op het rapport? Vind je het rapport duidelijk? … Je vertelt de cursisten dat ze gaan kijken naar verschillende rapporten. Je legt de rapporten uit de bijlage op een tafel. Je legt hier ook nog het rapport bij van de eigen school. Je geeft de cursisten werkblad 1. De cursisten moeten aan de hand van de rapporten een antwoord zoeken op de vragen. Je voegt op het werkblad nog twee vragen toe over het rapport van de school. Je laat de cursisten de opdracht per twee uitvoeren. Je overloopt dit daarna klassikaal.
Fase 2 Deze fase is enkel voor de cursisten die kinderen hebben in de lagere school. Je zegt de cursisten dat ze het rapport van hun kind moeten bekijken aan de hand van de vragen op het werkblad. Werkblad 2 is voor de cursisten op niveau 1.1, werkblad 3 is voor de cursisten op niveau 1.2 en werkblad 4 is voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Je laat de cursisten dit deel van de opdracht zelfstandig en individueel uitvoeren. Daarna zet je een cursist op niveau 1.1 met een cursist op niveau 1.2 samen. Op basis van de antwoorden op het eerste deel van dit werkblad bespreken ze of ze tevreden zijn over het rapport. Ze denken ook samen na over welke vragen ze willen stellen op het oudercontact. De cursist op niveau 1.2 schrijft deze vragen op. Deze instructies staan op de werkbladen. De cursisten op niveau 2.1 en hoger zet je ook voor dit deel samen. Ook zij volgen zelfstandig de instructies op hun werkbladen. Waar nodig, ondersteun je de verschillende duo’s.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
9
RAPPORT
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op basis van het werkblad dat ze ingevuld hebben. Voor cursisten op niveau 1.1 beoordeel je, op basis van werkblad 1, de leesdoelstelling ‘de informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren en documenten’ (Le 1.1 (a)). Op basis van werkblad 2 beoordeel je vervolgens voor dezelfde cursisten de doelstelling ‘relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen’ (Le 1.1 (b)). Voor de cursisten op niveau 1.2 beoordeel je de schrijfopdracht op werkblad 3. Voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger beoordeel je tot slot de leesopdracht op werkblad 4. Je duidt bij het juiste niveau (Le 1.1 (a) en (b), Sch 1.2 en Le 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Tip: denk bij de beoordeling van de schrijftaken van de cursisten op niveau 1.2 ook aan de tekstkenmerken voor schrijven op niveau 1.2. Een overzicht van deze kenmerken vind je achterin deze bundel bij ‘Beoordelingsformulier en vervolgens...’
En vervolgens...
Instructies
TAAK
9
RAPPORT
Rapport A Periode 2: De Klavertjes Brederodestraat 34 2600 Berchem Nederlands
92,5
Spelling Spelling 2.1
85% 8,5
10
Spreken en luisteren
95%
Spreken: vertellen over het weekend
9
10
Luisteren: een luisteroefening 2.1
10
10
Stellen Stellen 2: De Watermeloenwedstrijd
90% 9
10
Taalbeschouwing Taalbeschouwing 2.1
100% 10
10
Taalsystematiek
95%
Taalsystematiek: vragen stellen/ 2.1
9
10
Taalsystematiek 2.1
10
10
Toegepast lezen Begrijpend lezen: 2.1: De Wolken
90% 9
10
Besluit: Je behaalt nu AVI 9B. Knap! Wiskunde
90,4
Bewerkingen
94,3%
Bewerkingen: Cijferen 2.1
20
20
Bewerkingen Toets 12/2.1
17,6
20
Getallenkennis
85,5%
Getallenkennis 2.1
15
20
Getallenkennis Toets 12/2.2
19,2
20
Meetkunde Meetkunde 2.1
93% 9,3
10
Meten en metend rekenen
90%
Meten en metend rekenen 2.1
8,5
10
Meten en metend rekenen Toets 12/2.2
9,5
10
Besluit: De tafels lukken al veel beter, op een paar moeilijke na. Wereldoriëntatie
93,1
Algemeen
93,1%
Transport 2.1
19,3
20
De herfst 2.2
18,6
20
Het weer 2.2
18
20
Besluit: Mooie resultaten! Algemeen besluit
totaal: 93,1 En vervolgens...
Bijlage
TAAK
9
RAPPORT
Rapport B Lenterapport 2010 – 1ste Leerjaar De Vlinder Kloosterstraat 8 2000 Antwerpen
Schooljaar 2009-2010
Nederlands
95,9
Algemeen
95,9%
kern 5: letterkennis
12
12
kern 5: begrijpend lezen
5
5
kern 5: klankpositie bepalen
20
20
kern 6: letterkennis
12
12
kern 6: begrijpend lezen
4
5
kern 7
29
30
kern 8: spellingtoets lentesignalering
37
40
Lezen kern 5 – veilig en vlot
twijfelachtig
kern 6 – veilig en vlot
onvoldoende
Wintersignalering kern 6 – lettertoets
voldoende
Wintersignalering kern 6 – woorden lezen
twijfelachtig
Wintersignalering kern 6 – leestekst
twijfelachtig
kern 7 – veilig en vlot
onvoldoende
Besluit: Knappe resultaten, doe zo verder. AVI-niveau Algemeen AVI-niveau
0
Op het einde van het eerste leerjaar moet je minstens AVI 2 behaald hebben.
Wiskunde
87,5
Bewerkingen
91,1%
blok 5: optellen en aftrekken, helft en dubbel, …
24
25
blok 6: optellen en aftrekken tot 10, …
23,5
25
blok 7: optellen en aftrekken tot 10, …
12
15
plus tot 10
8,5
10
min tot 10
9,5
10
Getallen
86,3%
blok 5: splitsen tot 10, 1-1 verbinding
4
5
splitsen tot 10
20
20
blok 6: splitsen en tellen tot 10, is gelijk aan
10
15
blok 7: cijfers tot 20, groeperen per 10, …
13,5
15
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
9
RAPPORT
Meten blok 5: de euro, het uur (kloklezen)
40% 2
5
Besluit: Goed! Wereldoriëntatie
88
Algemeen
88%
thema: waar ben ik?
9
10
thema: beestenboel
13
15
Godsdienst Algemeen thema: Elmer in Bolivia
goed
Muzische vorming Algemeen zingen, dansen, tekenen, knutselen, …
Goed naar de opdracht luisteren en dan lukt het wel.
Bewegingsopvoeding
80
Algemeen touwspringen
80% 8
10
Algemeen besluit Knappe resultaten. Nu alleen nog wat minder je eigen zin doen en wat beter luisteren. Prettige paasvakantie en goed blijven oefenen voor lezen!
totaal: 91,2%
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
9
RAPPORT
Rapport C april, mei, juni 2010
BEH GEM AAN
GODSDIENST Algemeen
25-04
A
Thema: Vergeving en verzoening
9,0
7,5
Algemeen
04-06
A
Thema: Aarde en vruchtbaarheid
7,5
7,5
Getallenkennis
03-06
A
Eindtoets derde leerjaar
8,8
7,5
Bewerkingen
29-05
A
Cijferen: algemene kennis derde leerjaar
8,0
7,5
Bewerkingen
09-06
A
6,7
7,0
Meten – Met. Rek
10-06
A
4,8
6,5
Meetkunde
12-06
A
Hoofdrekenen: eindtoets derde leerjaar Eindtoets: lengte, inhoud, gewicht, tijd en temperatuur Eindtoets meetkunde
9,0
7,0
Luisteren
10-06
A
8,0
7,0
Spreken
16-06
B
9,5
7,5
Express. Lezen
17-06
B
7,5
7,5
Begr. Lezen
05-05
B
Begr. Lezen
11-06
Begr. Lezen
WISKUNDE
TAAL
8,5
7,5
A
Eindtoets taalmethode Spontaan spreken. Spreken voor de klasgroep over vakantieplannen Vlot en expressief lezen van een tekst Eigenschappen, kenmerken, samenstellende delen herkennen Gevarieerd lezen: eindtoets
6,7
7,0
17-06
A
Eindtoets: taalmethode
8,0
7,0
Spelling
07-04
B
9,2
8,0
Spelling
29-04
B
8,7
8,0
Spelling
09-05
B
Verenkelings- en verdubbelingsregel toepassen Hoofdletters. Woorden met meerdere medeklinkers na elkaar Alfabetiseren. Werkwoordsvormen
8,6
8,0
Spelling
28-05
B
Hoofdletters en leestekens. Werkwoordsvormen
8,8
8,0
Spelling
13-06
A
Evaluatie derde leerjaar: deel 1
7,9
8,0
Spelling
16-06
A
Evaluatie derde leerjaar: deel 2
7,9
8,0
Crea. Schrijven
06-06
B
Verslagje schoolreis: Met de knapzak mee
8,5
7,5
Taalbeschouwing
12-06
A
Taalschat: eindevaluatie taalmethode
7,9
7,5
Taalbeschouwing
13-06
A
Evaluatie derde leerjaar taalmethode
7,6
7,5
W.O.
07-04
A
Thema: Niet moeten maar mogen
9,0
7,5
W.O.
15-04
A
Thema: Van blad tot boek
10,0
7,5
W.O.
27-05
A
Thema: Tussen wolken en water
8,5
7,0
W.O.
19-06
A
Thema: Veelsprekerij
8,0
7,5
Verkeer
06-05
A
Thema: Wegen en bewegen
10,0
7,5
L.O.
09-05
B
Evenwicht op balk
8,0
7,1
L.O.
06-06
B
Sprong over toestellen
-
7,1
WERELORIËNTATIE
LICH. OPVOEDING
SOCIALE VAARDIGHEDEN EN LEERHOUDING Jij zet je flink in bij groepswerk. Jij durft te zeggen wat je niet graag hebt en niet fijn vindt. Je werkt graag en met aandacht aan een taak, prima zo! En vervolgens...
Bijlage
Z
TAAK
9
RAPPORT
Bekijk de rapporten die de lesgever heeft meegebracht. Zoek de antwoorden op de vragen hieronder.
1.
Maxim heeft voor lichamelijke opvoeding een 8. Voor godsdienst behaalde hij een 9 en een 7,5. Welk rapport is van Maxim? …………
2.
In het rapport van Romaisa staat dat Romaisa goed heeft gewerkt voor rekenen. Welk rapport is van Romaisa? …………
3.
In welk rapport vind je het AVI-niveau van het kind terug? …………
4.
Karim heeft 90,4% voor wiskunde en 93,1% voor wereldoriëntatie. Welk rapport is van Karim? …………
5.
In welk rapport staan de sociale vaardigheden en leerhouding? Daar staat hoe het kind is in de klas, of het kind goed meewerkt. ………
6.
Kijk naar rapport B. Hoeveel punten heeft dit kind voor Nederlands? …………
7.
Kijk naar rapport A. Hoeveel punten heeft dit kind in totaal? …………
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
9
RAPPORT
Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport? Beantwoord eerst de vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.
1.
Hoeveel punten heeft je kind op rekenen?
2.
Hoeveel punten heeft je kind op wereldoriëntatie?
3.
Hoeveel punten heeft je kind op taal?
4.
Hoeveel punten heeft je kind op lichamelijke opvoeding?
5.
Staat er een opmerking over je kind op het rapport? Over attitudes of vaardigheden of over hoe je kind is in de klas? Schrijf er één of twee op.
Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven. Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet? Spreek erover met je collega.
Welke vragen wil je stellen op het oudercontact? Denk samen met je collega na. Je collega schrijft de vragen op.
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
9
RAPPORT
Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport? Beantwoord eerst de vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.
1.
Hoeveel punten heeft je kind op rekenen?
2.
Hoeveel punten heeft je kind op wereldoriëntatie?
3.
Hoeveel punten heeft je kind op taal?
4.
Hoeveel punten heeft je kind op lichamelijke opvoeding?
5.
Staat er een opmerking over je kind op het rapport? Over attitudes of vaardigheden of over hoe je kind is in de klas? Schrijf er één of twee op.
Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven. Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet? Spreek erover met je collega.
Welke vragen wil je stellen op het oudercontact? Denk samen met je collega na. Jij schrijft de vragen op.
En vervolgens...
Werkblad Werkblad3
TAAK
9
RAPPORT
Je neemt het rapport van je kind. Ben je tevreden over het rapport? Beantwoord eerst de vragen bij het rapport. Dit doe je alleen.
1.
Vergelijk de resultaten van rekenen doorheen het jaar. Zijn de resultaten beter of slechter geworden?
2.
Vergelijk de resultaten van taal in januari en in april. Zijn de resultaten nu beter of slechter?
3.
Staan er opmerkingen over de attitudes van je kind? Zijn deze positief of negatief?
4.
Vergelijk de attitude van je kind nu met die van het eerste rapport? Is dit hetzelfde gebleven? Is dit beter of slechter?
5.
Schrijf twee vakken op waarvoor je kind goede punten heeft.
Zet je nu per twee. Bekijk de antwoorden hierboven. Ben je tevreden over het rapport van je kind? Waarom wel of niet? Spreek erover met je collega.
Schrijf nu op welke vragen je wil stellen op het oudercontact.
En vervolgens...
Werkblad 4
TAAK
10
OUDERCONTACT
In deze activiteit lijsten de cursisten op welke vragen ze willen stellen op het oudercontact. Ze voeren een gesprek met de lesgevers waarin deze vragen aan bod komen. Doelstellingen luisteren 1.1: spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
het globale onderwerp bepalen in de beleving (d.i. de wensen, noden en gevoelens) van een spreker zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner in een gesprekssituatie zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner in informatieve en persuasieve teksten
Fase 1 Je voert een klassengesprek over de ervaringen van de cursisten met een oudercontact. Zijn ze al naar oudercontact geweest? Hoe is dat gelopen? … Je laat de cursisten die al naar een oudercontact zijn geweest, vertellen over hun ervaringen. Je vertelt de cursisten dat ze gaan oefenen hoe ze een gesprek op het oudercontact kunnen voeren. Je geeft de cursisten werkblad 1 en luistert met hen naar de luisterfragmenten waarin de ouders vragen stellen op een oudercontact of iets vertellen over hun kind (neerslag in bijlage 1). Je geeft de cursisten de opdracht om voor elk luisterfragment aan te duiden welke vraag de ouders stellen of wat ze vertellen. Je leest eerst de vraag en antwoordmogelijkheden voor. Vervolgens laat je het luisterfragment horen. De cursisten vullen het werkblad individueel in.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
10
OUDERCONTACT
Fase 2 Je overloopt klassikaal welke vragen een ouder allemaal kan stellen op het oudercontact. Dit doe je door de antwoorden uit werkblad 1 te overlopen. Als je de taak ‘Rapport’ hebt gedaan, kan je ook nog eens klassikaal inventariseren welke vragen de cursisten daar hadden genoteerd (op het einde van de activiteit). Je laat de cursisten vervolgens voor zichzelf aankruisen welke vragen zij graag willen stellen op het oudercontact. Je legt uit dat ze zo dadelijk over deze vragen een gesprek gaan voeren met jou. Jij zal dan de leerkracht van hun kind spelen. De cursisten mogen het gesprek voor het oudercontact eerst oefenen per twee. Je zet de cursisten per twee. Je zet cursisten met een gelijkaardig niveau bij elkaar. Je deelt de werkbladen uit waarop de gespreksleidraad staat. Werkblad 2 is voor de cursisten op niveau 1.1, werkblad 3 voor de cursisten op niveau 1.2 en werkblad 4 voor de cursisten op niveau 2.1 of hoger. Je vraagt de cursisten dit gesprek in te oefenen per twee. Je laat de cursisten één voor één bij jou komen. Je speelt de leerkracht van hun kind en voert het gesprek voor het oudercontact. Je vertrekt vanuit het gespreksstramien waarmee de cursist geoefend heeft (volgens niveau). Je stelt eventueel bijkomende vragen als het gesprek hierdoor natuurlijker verloopt. Je vragen dienen zich dan wel te bevinden op hetzelfde niveau als het stramien. De andere cursisten maken ondertussen een doosactiviteit. Er zijn verschillende doosactiviteiten die het onderwerp ‘oudercontact’ hebben.
Beoordeling • Je beoordeelt de cursisten voor luisteren op basis van het ingevulde werkblad 1 uit fase 1. Je duidt in kolom Lu 1.1 aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). • Voor het spreekdoel beoordeel je de cursisten op het niveau afhankelijk van het gebruikte gespreksstramien (1.1, 1.2 of 2.1). Je duidt in de juiste kolom (Sp 1.1, 1.2 of 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
10
OUDERCONTACT
Neerslag luisterfragmenten 1.
Mama van Hicham spreekt met de juf
Leerkracht:
Dag mevrouw
Ouder:
Goedenavond
Leerkracht:
Vindt Hicham het fijn op school?
Ouder:
Ja, hij komt heel graag naar school.
Leerkracht:
Hicham is altijd heel enthousiast. Hij werkt goed mee
Ouder:
Doet Hicham zijn best op school?
Leerkracht:
Ja hoor, hij speelt heel goed samen met de andere kinderen. Hij luistert ook heel goed als ik iets vraag.
2.
Mama van Hicham spreekt verder met de juf
Ouder:
Dat is goed, want thuis luistert Hicham helemaal niet. Als ik iets vraag, doet hij alsof hij het niet hoort. Dan moet ik alles twee keer zeggen.
Leerkracht:
Nee, in de klas is hij helemaal anders. Als ik iets vraag, komt hij direct dat is heel fijn.
Ouder:
Daar ben ik blij om. Ik vind het belangrijk dat hij goed zijn best doet op school.
Leerkracht:
Je hoeft je geen zorgen te maken. Heb je nog vragen mevrouw?
Ouder:
Nee. Bedankt, tot een volgende keer.
Leerkracht:
Ja, goedenavond mevrouw.
3.
Papa van Alexia spreekt met de juf
Ouder
Dag mevrouw
Leerkracht
Dag meneer. Jij bent de papa van Alexia, niet?
Ouder
Ja.
Leerkracht
Hoe gaat het?
Ouder
Ik vind dat het met Alexia niet zo goed gaat.
Leerkracht
Hoe zo? Waarom niet? Alexia doet heel hard haar best op school.
Ouder
Wat vind jij van het rapport van Alexia? Ze heeft toch niet zo’n goede punten.
Leerkracht
Meneer, ze heeft inderdaad niet zo’n goede punten voor rekenen, maar de rest is wel heel goed.
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
10 4.
OUDERCONTACT Papa van Alexia spreekt verder met de juf
Ouder
Ik vind haar punten voor taal toch ook niet zo goed. Hoe doen de andere kinderen van de klas het? Doen ze het beter of slechter dan Alexia?
Leerkracht
Voor rekenen is ze iets minder goed dan de andere kinderen van de klas. Maar voor taal doet ze het goed. Het gemiddelde van de klas voor taal is 7,5 op tien. Alexia heeft ook 7.5, dus dat is niet slecht hé.
Ouder
Ok dat is fijn.
Leerkracht
Alexia doet echt heel hard haar best en is heel flink in de klas. Dat is toch het belangrijkste. Wilt u nog iets vragen?
Ouder
Nee, dank je wel. Een prettige avond nog.
Leerkracht
U ook. En tot ziens.
5.
Mama van Hannah spreekt met de juf
Leerkracht
Dag mevrouw Condé. Ik ben blij dat je toch naar het oudercontact gekomen bent.
Ouder
Dag mevrouw. Ja, u wilde me graag spreken.
Leerkracht
Hannah doet wel haar best, maar het is nog niet goed genoeg. Ze kan zich heel moeilijk concentreren. Ze heeft veel werkjes gewoon niet afgemaakt. Ook als ik een verhaal voorlees of iets vertel, luistert ze dikwijls gewoon niet.
Ouder
Oei, dat is niet goed. Hannah moet toch niet blijven zitten? Ze mag toch naar de derde kleuterklas?
Leerkracht
Ja, normaal wel, maar misschien moeten we samen eens kijken hoe we haar kunnen helpen. Anders wordt het volgend schooljaar echt heel moeilijk.
6.
Mama van Hannah spreekt verder met de juf
Leerkracht
Misschien moet Hannah wat meer leren zich te concenteren.
Ouder
Wat bedoel je precies?
Leerkracht
Als Hannah met een werkje bezig is en ze ziet iets anders, laat ze alles vallen. Ze wil niet meer verder werken en met het andere verder doen. Ze moet leren iets af te maken waar ze mee bezig is.
Ouder
En kan ik daar iets aan doen? Hoe zou ik misschien kunnen helpen?
Leerkracht
Tekent of kleurt Hannah soms thuis?
Ouder
Ja.
Leerkracht
Misschien kan je haar vragen om eerst haar tekening af te maken vooraleer met iets nieuws te beginnen. Erop letten dat ze niet altijd met drie dingen tegelijk aan het spelen is. Eerst het ene, dan het andere.
Ouder
Ik zal er mee op letten.
Leerkracht
Dat is fijn. Ik let sowieso ook nog wat extra op Hannah en dan komt het wel in orde.
Ouder
Bedankt hoor. Tot ziens.
Leerkracht
Daag mevrouw.
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
10 7.
OUDERCONTACT Papa van Thomas spreekt met de meester
Leerkracht
Goedendag meneer. U bent toch de vader van Thomas?
Ouder
Ja, dat klopt.
Leerkracht
Ik denk dat we wel heel tevreden kunnen zijn over het rapport van Thomas. Hij heeft heel hard zijn best gedaan en goede punten op alles.
Ouder
Ja, dat heb ik gezien. Maar voelt Thomas zich eigenlijk wel goed op school? Heeft hij veel vriendjes?
8.
Papa van Thomas spreekt verder met de meester
Leerkracht
Hij speelt wel dikwijls alleen op de speelplaats. In de klas zit hij altijd bij Denis en Warre. Ze maken eigenlijk nooit ruzie.
Ouder
Als ik Thomas naar school wil brengen, wil hij nooit vertrekken. Hij zegt altijd dat hij niet naar school wil. Dat niemand zijn vriendje wil zijn.
Leerkracht
Ik zal het wat in het oog houden. Hij doet altijd wel heel flink mee in de klas. Hij is ook altijd vrolijk. Maar misschien verveelt hij zich op de speelplaats. Ik zal er met Thomas eens over praten en kijken wat we kunnen doen. Ik zal je vertellen hoe het verder gaat met hem. Ok?
Ouder
Ja, dat is prima.
Leerkracht
Had u nog vragen, over het rapport of over andere dingen?
Ouder
Nee, dank je wel.
Leerkracht
Goed, tot ziens dan.
Ouder
Tot ziens.
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
10
OUDERCONTACT
Welke vragen stellen de ouders op het oudercontact? Wat vertellen ze over hun kinderen? Luister naar de gesprekjes tussen de leerkracht en de ouder. Duid bij elk gesprek aan welke vraag de ouders stellen of wat ze vertellen. 1.
De mama van Hicham stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze? Voelt Hicham zich goed op school? Doet Hicham zijn best op school? Speelt Hicham met andere kinderen? Heeft Hicham goede punten?
2.
De mama van Hicham vertelt hoe Hicham thuis is. Wat vertelt ze? Hicham doet heel goed zijn best thuis. Hicham komt altijd direct als mama het vraagt. Hicham gaat niet goed slapen. Hicham luistert niet goed naar zijn mama.
3.
De papa van Alexia stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt hij? Heeft Alexia veel vriendjes? Doet Alexia haar best op school? Wat vind jij van het rapport van Alexia? Heeft Alexia goede punten voor rekenen?
4.
De papa van Alexia stelt nog een vraag aan de juf. Welke vraag stelt hij? Hoeveel punten heeft Alexia voor taal? Doet Alexia haar best? Hebt u nog vragen? Hoe doen de andere kinderen van de klas het? Doet Alexia het beter of slechter?
5.
De mama van Hannah stelt een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze? Moet Hannah blijven zitten? Kan Hannah zich concentreren? Luistert Hannah goed? Doet Hannah haar best op school?
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
10 6.
OUDERCONTACT
De mama van Hannah stelt nog een vraag aan de juf. Welke vraag stelt ze? Kan Hannah zich concentreren? Kan ik iets doen? Hoe kan ik helpen? Moet ik mee tekeningen maken met Hannah? Moet Hannah werkjes thuis maken?
7.
De papa van Thomas stelt een vraag aan de meester. Welke vraag stelt hij? Zijn de punten van Thomas goed? Bent u tevreden over Thomas? Doet hij zijn best? Voelt Thomas zich goed op school? Heeft hij veel vriendjes? Bent u de vader van Thomas?
8.
De papa van Thomas vertelt waarom Thomas niet naar school wil komen. Wat vertelt hij? Niemand wil het vriendje zijn van Thomas. Thomas verveelt zich op de speelplaats. Thomas heeft ruzie met Denis en Warre. Thomas wil in de klas blijven en op de speelplaats spelen.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
10
OUDERCONTACT
Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De lesgever speelt de juf van je kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact. Hieronder vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere cursist. Daarna ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.
Goedenavond mevrouw.
lesgever
jij U bent de mama van …..?
lesgever
jij Komt je kind graag naar school?
lesgever
jij Je kind doet heel hard haar best. Ze doet met alles flink mee. Heb jij vragen?
lesgever
jij
De lesgever reageert op je vragen. En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
10
OUDERCONTACT
Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De lesgever speelt de juf van jouw kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact. Hieronder vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere cursist. Daarna ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.
Goedenavond mevrouw.
lesgever
jij U bent de mama van …..?
lesgever
jij Komt je kind graag naar school?
lesgever
jij Kan je vertellen waarom je kind wel/niet graag naar school komt.
lesgever
jij Zelf heb ik geen vragen meer. Heb jij nog vragen voor mij? .
lesgever
jij
De lesgever reageert op je vragen. En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
10
OUDERCONTACT
Je gaat naar het oudercontact. Je voert een gesprek met de juf of meester van je kind. De lesgever speelt de juf van jouw kind. Ze zal je vragen stellen zoals op een oudercontact. Hieronder vind je de vragen die de lesgever zal stellen. Oefen al een keer met een andere cursist. Daarna ga je naar de lesgever om het gesprek te voeren.
Goedenavond mevrouw.
lesgever
jij U bent de mama van …..?
lesgever
jij Hoe gaat het met je kind? Voelt hij zich goed op school?
lesgever
jij Wat vertelt je kind over de school?
lesgever
jij Ben je zelf tevreden over hoe het op school gaat met je kind? Vertel eens waarom wel of niet.
lesgever
jij Waarover heb je nog vragen?
lesgever
jij
De lesgever reageert op je vragen.
En vervolgens...
Werkblad 4
TAAK
11
SCHOOLFEEST
In deze activiteit zoeken de cursisten uit voor welke taken de school hulp kan gebruiken tijdens het schoolfeest. Ze bekijken samen wie wanneer kan komen helpen. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1:
de informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een uitnodiging en een afspraak de informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een aankondiging, een klacht en een waarschuwing de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een uiteenzetting, een verslag, een nieuwsbericht en een documentaire
Fase 1 Je zegt de cursisten dat deze activiteit over het schoolfeest gaat. Je vraagt hen of ze al eens geholpen hebben op het schoolfeest en waarom wel of niet. De school doet immers graag een beroep op de ouders om een handje te helpen. Je vertelt de cursisten dat jullie samen gaan bekijken hoe zij zouden kunnen helpen. Werkblad 1 (op niveau 1.1) geef je aan de cursisten op niveau 1.1 en 2.1 en hoger. Werkblad 2 (op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Op deze werkbladen staan dingen opgesomd waarbij ouders kunnen helpen op een schoolfeest. Je overloopt dit lijstje klassikaal en geeft de cursisten de opdracht om een kruisje te zetten bij de zaken waarbij ze zouden willen helpen.
Fase 2 Je vertelt dat de school heeft vergaderd over wat er moet gebeuren op het schoolfeest. Er is ook afgesproken voor welke zaken ze hulp willen vragen aan de ouders. Je verdeelt de klas in twee groepen. In groep 1 zet je de cursisten op niveau 1.1 en 1.2, in groep 2 zet je de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Groep 1 neem jij onder je hoede. Voor groep 2 vraag je iemand van de school (een andere leerkracht, GOK-leerkracht, …). Voor groep 1 lees je de uitnodiging voor waarin staat voor welke taken de school graag de hulp heeft van de ouders. Je vraagt aan de cursisten op niveau 1.1 om werkblad 1 en aan de cursisten op niveau 1.2 om werkblad 2 erbij te nemen, waarop ze aangeduid hebben waarvoor ze graag willen komen helpen. Je zegt dat ze dadelijk goed moeten luisteren naar de uitnodiging van de school. Om te weten waarnaar ze moeten luisteren, zeg je dat ze eerst het kader onderaan hun werkblad moeten lezen. In het kader op werkblad 1.1 (op niveau 1.1) krijgen de cursisten de instructies aan te duiden voor welke taken, waarvoor zij willen helpen, de school ook effectief hulp vraagt. Niet alle taken die op het werkblad staan worden vermeld in de uitnodiging. Als ze een kruisje gezet hebben bij een taak die nu ook in de uitnodiging van de school vermeld wordt, dan moeten zij deze taak onderstrepen. De cursisten met werkblad 2 (op niveau 1.2) doen dit ook, maar duiden daarnaast ook aan voor welke andere taken de school hulp vraagt. Als deze opdracht uitgevoerd is, dan vraag je aan twee cursisten op niveau 1.2 om voor de klas te komen en op het bord te schrijven voor welke taken de school hulp vraagt. Ze mogen hun werkblad meenenemen als spiekbriefje. En vervolgens...
Instructies
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Voor groep 2 laat je iemand van de school het verslag voorlezen van de ouderraad over het schoolfeest. Deze persoon geeft werkblad 3 aan de cursisten en vraagt hen goed te luisteren en het schema in te vullen: wat moet er wanneer gebeuren en hoeveel mensen zijn er nodig? Het schema wordt eerst met de groep overlopen. Daarna wordt het verslag voorgelezen. De cursisten vullen het werkblad individueel in. Omdat het mogelijk is dat groep 2 eerder klaar is dan groep 1, geef je de persoon die het verslag voorleest de tip om, in geval van extra tijd, met de cursisten te praten over de taken waarbij ze graag willen helpen en waarom (Zijn ze bijvoorbeeld graag technisch en/of creatief bezig? Houden ze van koken?). Het is interessant om deze kans op interactie met een andere moedertaalspreker te benutten.
Fase 3 Je zet de twee groepen weer samen. Je laat de cursisten uit groep 1 vertellen wat zij onderstreept hebben (waarvoor de school hulp vraagt én waarvoor zij willen helpen). De cursisten uit groep 2 vertellen op dat moment ook voor welke taken zij zich hadden opgegeven in fase 1. Je wijst een cursist uit groep 1 aan die de namen opschrijft in het takenlijstje dat in fase 2 op het bord is gezet. Daarna vraag je aan de cursisten uit groep 2 om hun kennis met de klas te delen. Zij vertellen wanneer er wat moet gebeuren en hoeveel mensen er bij elke taak nodig zijn. Naar aanleiding van die informatie vraag je de cursisten de lijst op het bord te bekijken. Ze bekijken voor welke taken ze voldoende hulp hebben en voor welke niet of te veel. Je moedigt de cursisten vervolgens aan om tot een goede verdeling te komen. Je laat de cursisten met elkaar erover praten en je stuurt bij als je merkt dat het gesprek vastloopt. Dat kan je doen door vragen te stellen als ‘Is er misschien iemand die een andere taak op zich wil nemen?’ Tot slot vertel je de cursisten dat ook op hun school hulp kan gevraagd worden voor het schoolfeest en dat alle hulp welkom is.
Beoordeling Op basis van de ingevulde werkbladen beoordeel je de cursisten op niveau 1.1 (werkblad 1), niveau 2 (werkblad 2) of niveau 2.1 (werkblad 3). Je duidt in de desbetreffende kolom aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Dit is de uitnodiging van de school waarin hulp gevraagd wordt voor het schoolfeest. Je leest deze uitnodiging voor aan groep 1.
Dus zaterdag is het schoolfeest. De school vraagt of er mensen zijn die kunnen komen helpen. Wie kan er komen helpen? Er moet van alles gebeuren. Wat moet er gebeuren? 1. 2. 3. 4. 5.
Er moeten tenten opgezet worden. De tafels en stoelen moeten allemaal klaargezet worden. Er zijn ook mensen nodig die willen meehelpen om frietjes bakken en mama’s of papa’s die eten willen klaarmaken. Op het schoolfeest worden er spelletjes gespeeld met de kinderen. Zijn er ouders die een spel willen meespelen met de kinderen? 6. En dan moet er natuurlijk ook na het schoolfeest opgeruimd worden. Wie kan er ons komen helpen? Dat zou heel fijn zijn. Bedankt allemaal.
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Dit is het verslag van de ouderraad waarin vermeld wordt wat er allemaal moet gebeuren voor het schoolfeest. Je leest dit verslag voor aan groep 2.
Op de ouderraad zijn de volgende zaken afgesproken voor het schoolfeest. Het schoolfeest gaat door op zaterdag. Op de dag zelf hebben we mensen nodig om te helpen. Maar ook de dag ervoor, op vrijdag, en de dag erna, op zondag. Op vrijdag hebben we mensen nodig die tenten kunnen komen opzetten en de tafels en stoelen klaarzetten. Als we tien mensen hebben, is dat genoeg. De mensen die eten klaarmaken, brengen dit ook vrijdag naar de school. Op zaterdag hebben we hulp nodig van de ouders om spelletjes te spelen met de kinderen en om mee frietjes te bakken. Voor de spelletjes hebben we zeven ouders nodig. Om frietjes te bakken zijn zes ouders die helpen, genoeg. Op zondag moet alles opgeruimd worden. Hier hebben we graag veel mensen. Hoe meer mensen er zijn, hoe sneller het gedaan is. Als er nog vragen zijn, kan je altijd terecht bij juf Leen.
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Op een schoolfeest is er van alles te doen. Hieronder staat een lijstje. Wat zou jij graag doen? Zet er een kruisje bij.
schilderen
knutselen
eten klaarmaken en meebrengen
schminken
een spel spelen
eten opdienen
stoelen en tafels klaarzetten
tenten opzetten
opruimen
de speelplaats versieren
Luister nu goed naar de uitnodiging van de school. De school vraagt hulp voor een aantal taken, maar niet voor alle taken uit het lijstje. Voor welke taken vraagt de school hulp? Heb jij er een kruisje bij gezet, dan onderstreep je deze taak. Dat zijn dan de taken waarbij jij graag wilt helpen.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Op een schoolfeest is er van alles te doen. Hieronder staat een lijstje. Wat zou jij graag doen? Zet er een kruisje bij.
schilderen
knutselen
eten klaarmaken en meebrengen
schminken
een spel spelen
eten opdienen
stoelen en tafels klaarzetten
tenten opzetten
opruimen
de speelplaats versieren
Luister nu goed naar de uitnodiging van de school. De school vraagt hulp voor een aantal taken, maar niet voor alle taken uit het lijstje. Voor welke taken vraagt de school hulp? Heb jij er een kruisje bij gezet, dan onderstreep je deze taak. Dat zijn dan de taken waarbij jij graag wilt helpen. Luister ook naar de andere taken waarvoor de school hulp zoekt. Zet een uitroepteken (!) bij deze taken. Dat zijn dan de taken waarbij jij liever niet wilt helpen. En vervolgens...
Werkblad Werkblad2
TAAK
11
SCHOOLFEEST
Luister goed naar het verslag van de ouderraad. Hierin wordt gezegd wat er moet gebeuren op vrijdag, zaterdag en zondag. Vul de taken in op de juiste dag. Schrijf er ook bij hoeveel mensen er nodig zijn om te komen helpen. Dit wordt ook in het verslag vermeld.
Wat moet er gebeuren?
Hoeveel mensen zijn er nodig?
vrijdag
zaterdag
zondag
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
12
FEESTJE IN DE KLAS
Je organiseert met je cursisten een feestje in de klas. De cursisten nodigen de leerkrachten van de school hiervoor uit. Doelstellingen luisteren 1.1: spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek
Vooraf Je zegt de leerkrachten dat er een cursist zal langskomen om hem of haar uit te nodigen voor het klasfeest. Je geeft de leerkracht een beoordelingsformulier (als bijlage). Er zijn drie verschillende beoordelingsformulieren: formulier A op niveau 1.1, formulier B op niveau 1.2 en formulier C op niveau 2.1. Afhankelijk van welke cursist gaat langskomen, geef je formulier A, B of C (A voor cursisten op niveau 1.1, B voor cursisten op niveau 1.2 en C voor cursisten op niveau 2.1 en hoger). Bij formulier B en C moet de leerkracht nog enkele extra vragen stellen aan de cursist. Deze staan ook op het formulier.
Fase 1 Deze activiteit kan je organiseren op het einde van het schooljaar of voor een vakantie. Je vertelt de cursisten dat je graag een feestje wilt organiseren in de klas om het schooljaar/ trimester af te sluiten. Je vraagt de cursisten of zij dit een goed idee vinden en of ze dit mee willen organiseren. Je voert een klasgesprek met de cursisten over de praktische organisatie: • Wanneer doen we dit feestje? Je bekijkt met je cursisten de laatste lesdagen. • Hoe laat? Heel het lesuur of een uurtje? • Wat gaan we doen? Gewoon iets drinken of ook iets eten? Wie kan wat maken/ meebrengen? Voor de taakverdeling maak je met de cursisten een overzicht (zie werkblad). Samen maak je een inventaris op van de taken en benodigdheden en je vraagt wie wat kan doen of meebrengen. De taken en benodigdheden schrijf je zelf op het bord. Je geeft de cursisten de opdracht dit in het schema over te nemen op het werkblad en hun naam bij de juiste zaken te schrijven. De cursisten vullen dit individueel in. Op basis van deze opdracht kan je beoordelen of je cursisten de instructie begrepen hebben (zie verder ‘Beoordeling’).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
12
FEESTJE IN DE KLAS
Fase 2 Je zegt de cursisten dat ze de leerkrachten moeten gaan uitnodigen. Klassikaal vraag je de cursisten hoe ze de leerkracht gaan uitnodigen. Je zorgt ervoor dat de cursisten tot de volgende zaken komen: eerst goedendag zeggen, zichzelf voorstellen, zeggen dat ze een feestje gaan organiseren, vermelden wanneer (datum + uur), vragen of de leerkracht komt en afscheid nemen. Noteer deze inhouden als volgt op het bord: • goedendag zeggen • zichzelf voorstellen • wat? feest organiseren • datum + uur van het feestje • vragen of leerkracht komt • afscheid nemen De cursisten mogen eerst het gesprek oefenen met elkaar. Je laat de cursisten de zaken van het bord ook overschrijven als ze deze ondersteuning nodig hebben om het gesprek met de leerkracht te voeren. Vervolgens gaan de cursisten elk naar een leerkracht om te vragen of hij/zij kan komen naar het feest.
Fase 3 Je vraagt aan de cursisten of het goed gegaan is. Je overloopt met hen welke leerkrachten gaan komen. Je bereidt het feestje verder voor met de cursisten.
Beoordeling • Na fase 1 beoordeel je de cursisten op niveau 1.1 voor het luisterdoel ‘een instructie begrijpen’. Focus hier enkel en alleen op de cursisten die hier problemen mee hebben. In kolom Lu 1.1 vul je in hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). • Op basis van het beoordelingsformulier dat door de leerkrachten is ingevuld, beoordeel je hoe de cursist de spreektaak heeft uitgevoerd. Je duidt bij het desbetreffende niveau (Sp 1.1, Sp 1.2 of Sp 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
12
FEESTJE IN DE KLAS
Dit zijn de beoordelingsformulieren voor de leerkrachten. Afhankelijk van het niveau van de cursisten vullen zij het juiste beoordelingsformulier in: formulier A voor de cursisten op niveau 1.1, B voor de cursisten op niveau 1.2 en C voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.
Beoordelingsformulier A Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld je gevraagd of je kan komen naar het feestje datum en uur van het feestje vermeld
ja ja ja ja
/ / / /
nee nee nee nee
Opmerkingen
Beoordelingsformulier B Laat de cursist jou eerst uitnodigen voor het feestje, vervolgens stel je nog de volgende vraag bij: Moet ik zelf iets meebrengen? Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld je gevraagd of je kan komen naar het feestje datum en uur van het feestje vermeld
ja ja ja ja
Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen?
ja / nee
/ / / /
nee nee nee nee
Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vraag? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Opmerkingen
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
12
FEESTJE IN DE KLAS
Beoordelingsformulier C Laat de cursist jou eerst uitnodigen voor het feestje, vervolgens stel je nog extra vragen bij • Wat gaan jullie doen op het feestje? • Moet ik zelf iets meebrengen? • Hoe lang duurt het feestje? Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld je gevraagd of je kan komen naar het feestje datum en uur van het feestje vermeld
ja ja ja ja
Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen?
ja / nee
/ / / /
nee nee nee nee
Hoe heeft de cursist zijn taalgebruik aan de situatie aangepast? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vragen? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel erg goed) Opmerkingen
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
12
FEESTJE IN DE KLAS
In dit schema vul je in wat er allemaal moet gebeuren en wat er meegebracht moet worden. Zet je naam bij datgene wat jij gaat doen en wat jij gaat meebrengen.
Wat gaan we doen?
Wie doet dat?
Wat brengen we mee?
Wie brengt het mee?
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
In deze activiteit gaan de cursisten een kijkje nemen in de klas van hun kind. De cursisten observeren wat er in de klas gebeurt. Ze geven een beschrijving van wat ze gezien hebben. Doelstellingen schrijven 1.1: schrijven 1.2: schrijven 2.2:
een formulier invullen een beschrijving geven een verslag schrijven over uitgevoerde werkzaamheden, een situatie en een gebeurtenis
Vooraf De doelstelling ‘een beschrijving geven’ bevindt zich voor de hogere niveaus op niveau 2.2. Op niveau 2.1 is hiervoor immers geen doelstelling geformuleerd in de opleidingsprofielen. Je vraagt de leerkracht(en) of je cursisten een twintigtal minuten in de klas mogen komen kijken. Bij voorkeur laat je de cursisten in de klas van hun eigen kind kijken. Als dat niet mogelijk is, organiseer dan een observatie, met de hele groep samen of in kleinere groepen, in een klas die het dichtst aansluit bij de leefwereld van je cursisten. Je vraagt aan de leerkracht(en) een moment uit te kiezen waarop er veel te zien is in de klas, bijvoorbeeld wanneer de leerlingen in groepjes werken.
Fase 1 Je vraagt je cursisten het volgende: Wat doen de kinderen een hele dag in de klas? Wat denken jullie? Je schrijft op het bord wat je cursisten vertellen. Je vraagt ook, als ze het nog niet van elkaar weten, om te vertellen in welke klas hun kinderen zitten. Je vertelt dat ze vandaag een klas gaan bezoeken en dat ze gaan kijken wat er in de klas gebeurt. Je vertelt dat je op verschillende dingen kan letten als je op bezoek bent in een klas. Je hangt de foto’s uit bijlage 1 op het bord en overloopt ze: • Wat doet de juf of meester? Hoe praat zij/hij tegen de kinderen? Welk materiaal gebruikt zij/hij? Foto’s, boeken, het bord, …? • Wat doen de kinderen? Luisteren ze goed? Zijn ze rustig of druk? Werken ze alleen of in groepjes? • Hoe ziet de klas eruit? Wat zie je aan de muren? Hoe staan de tafels en de stoelen?
En vervolgens...
Instructies
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Je geeft aan alle cursisten de opdracht om één onderwerp te kiezen waarop ze willen letten tijdens het bezoek aan de klas. De cursisten mogen ook zelf een onderwerp voorstellen, bijvoorbeeld: op het eigen kind letten. Vermijd dat de cursisten elkaars kinderen observeren; daaruit voorvloeiende beoordelingen kunnen immers gevoelig liggen. Aan de cursisten die op de leerkracht willen letten, geef je werkblad 1. Aan de cursisten die op de kinderen willen letten, geef je werkblad 2. Aan de cursisten die op de klas willen letten, geef je werkblad 3. Je overloopt samen de werkbladen en zegt dat ze het werkblad tijdens de observatie moeten invullen. Je zegt ook dat ze niet met elkaar mogen praten tijdens de observatie. Aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je de extra opdracht om te letten op het gehele lesverloop: wat gebeurt er wanneer? Zij schrijven achteraf een verslag over het bezoek aan de klas. Je geeft hen als ondersteuning het kader uit de bijlage 2. Dat mogen ze gebruiken tijdens de observatie. Je zegt dat ze notities mogen nemen als ze dat willen.
Fase 2 Na het bezoek aan de klas zet je een cursist op niveau 1.1 en een cursist op niveau 1.2 in een duo samen. Je geeft ze werkblad 4 (op niveau 1.2). Aan de hand van het werkblad bespreken ze wat ze in de klas gezien hebben. Daarna zoeken ze iets dat ze allebei leuk vonden. Je zorgt ervoor dat de cursist op niveau 1.2 dit noteert. De cursist op niveau 1.1 mag dit ook opschrijven, maar dat hoeft niet. Werkblad 5 (op niveau 2.2) is voor cursisten op niveau 2.1 en hoger. Deze cursisten werken individueel en zelfstandig aan hun verslag. Als iedereen met de opdracht klaar is, bespreek je klassikaal hoe het ging: vonden je cursisten het moeilijk of niet? Willen ze graag nog eens de klas bezoeken?
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op niveau 1.1 op basis van het ingevulde werkblad in fase 1. De cursisten op niveau 1.2 en 2.1 beoordeel je op basis van de tekstjes die ze in fase 2 hebben geschreven. Je duidt bij het juiste niveau (1.1, 1.2 of 2.2) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Denk bij de beoordeling ook aan de tekstkenmerken voor schrijven voor de verschillende niveaus. Deze vind je achterin bij ‘Beoordelingsformulier en vervolgens…’
En vervolgens...
Instructies
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Wat doet de leerkracht?
Wat doen de kinderen? En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Hoe ziet de klas eruit?
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Dit is het kader dat je als ondersteuning aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger meegeeft die op het gehele lesverloop letten. Achteraf schrijven ze er in de klas een verslag over.
Wat gebeurt er wanneer in de klas? Je hebt gekozen waarop je let in de klas: de leerkracht, de kinderen of de klas. Jij let daarnaast ook op het lesverloop. Let zeker op de volgende zaken: • • • • • •
In welke klas ben je op bezoek? Hoe heet de juf of meester? Hoe begint de juf of meester de les? Waar gaat de les over? Wat moeten de kinderen doen? Waarmee eindigt de juf of meester de les?
Je mag notities nemen.
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de juf of meester. Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen. Dit doe je alleen.
1.
In welke klas ben je op bezoek? Met welke juf of meester?
Klas:
Leerkracht:
2.
Welke kleding draagt de leerkracht?
een rok een jurk een broek een trui een blouse een hemd
3.
Wat doet de leerkracht?
op het bord schrijven voorlezen uit een boek een verhaal vertellen een rekensom uitleggen
4.
Welk materiaal gebruikt de leerkracht?
boeken foto’s het bord speelgoed tekeningen
5.
Hoe is de leerkracht?
vriendelijk onvriendelijk te streng normaal niet streng
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de kinderen. Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen. Dit doe je alleen.
1.
In welke klas ben je op bezoek? Met welke juf of meester?
Klas:
Leerkracht:
2.
Hoeveel kinderen zitten er in de klas?
3.
Wat doen de kinderen?
Ze knutselen. Ze lezen een boek. Ze zingen een lied. Ze schrijven iets op. Ze spelen in een hoek. Ze maken een tekening. Ze maken rekensommen. Ze luisteren naar de leerkracht.
4.
Hoe werken de kinderen?
alleen per twee in groepjes met de hele klas
5.
Hoe zijn de kinderen?
rustig druk geconcentreerd afgeleid
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS Je gaat op bezoek in de klas. Jij let op de klas. Beantwoord de vragen. Je mag meerdere antwoorden aankruisen. Dit doe je alleen.
1.
In welke klas ben je op bezoek? Met welke juf of meester?
Klas:
Leerkracht:
2.
Hoe staan de stoelen en tafels?
per twee in groepjes in rijen in een kring in hoeken
3.
Wat zie je aan de muren?
foto’s posters doeken het bord tekeningen een schilderij een kalender een landkaart
4.
Wat zie je nog meer in de klas?
een plant een knuffel een tapijt speelgoed een wasbak een spiegel een wereldbol een vissenkom een boekenkast
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Jullie zijn op bezoek geweest in de klas. Wat heb je gezien? En je collega? Hebben jullie hetzelfde gezien? Bekijk samen de lijstjes. Spreek erover.
Wat vond jij leuk in de klas? En je collega? Wat vonden jullie allebei leuk? Spreek erover.
Schrijf op wat jullie allebei leuk vonden en waarom.
En vervolgens...
Werkblad 4
TAAK
13
OP BEZOEK IN DE KLAS
Je bent op bezoek geweest in de klas. Schrijf een verslag over je bezoek aan de klas. Schrijf op hoe de les is verlopen. Denk na: hoe begon de juf of meester de les? Wat moesten de kinderen doen? Waarmee eindigde de les? Vergeet ook zeker niet te vermelden in welke klas je bent geweest, welke juf of meester er les gaf en waar de les over ging. Is er iets waarop je extra hebt gelet? Dan mag je dat ook schrijven in je verslag. Tip: neem je notities van het bezoek erbij.
En vervolgens...
Werkblad 5
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
In deze activiteit bekijken de cursisten verschillende filmpjes van TV Klasse. In de filmpjes komen enkele tips voor dagelijkse problemen aan de orde. De cursisten bepalen het globale onderwerp van de filmpjes. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1:
het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in informatieve teksten zoals fragmenten van een tv-programma de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een documentaire
Vooraf Je reserveert de pc-klassen voor je cursisten.
Fase 1 Je hangt de foto’s uit bijlage 1 op het bord. Je vraagt kort aan de cursisten of ze wel eens problemen ondervinden met de dagelijkse gang van zaken. Bijvoorbeeld: de kinderen op tijd naar school brengen, alle spullen aan hun kind meegeven voor school, ... Je vraagt ook of de cursisten zelf al trucs kennen. Die noteer je op het bord.
Fase 2 Je vertelt dat jullie filmpjes gaan bekijken waarin zulke problemen aan de orde komen. Je zegt dat ouders en leerkrachten in de filmpjes tips geven of trucjes bedacht hebben. Je geeft je cursisten het volgende internetadres en je laat ze dit in duo’s opzoeken: http://www. klasse.be/tvklasse/. Je zegt dat ze bovenaan op ‘Reeksen’ moeten klikken en vervolgens op ‘De Truc’. Je deelt de werkbladen uit. Er zijn opdrachten op niveau 1.1, 1.2 en 2.1 (zie bijlage 2). De opdrachten op 1.2 en 2.1 zullen voor sommige cursisten wellicht te moeilijk zijn. Je moedigt de cursisten aan om elke opgave te maken maar je zegt ook dat ze niet alles hoeven op te lossen, enkel datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk: je zegt welk filmpje ze van de reeks ‘De Truc’ moeten zoeken en je leest de bijbehorende opdracht (ook de keuzemogelijkheden). Indien nodig mogen ze het filmpje een tweede keer bekijken. Als alle filmpjes bekeken zijn, dan haal je de werkbladen op.
Fase 3 Je kijkt samen met je cursisten naar het lijstje op het bord in fase 1. Je vraagt of ze handige tips in de filmpjes hebben gehoord voor hun eigen dagelijkse problemen. Je noteert deze op het bord. Geven de filmpjes dezelfde trucs? Of andere / betere? Als dat niet geval is, dan vraag je of ze voor elkaars probleem een truc kunnen bedenken. Je laat de cursisten erover brainstormen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren (1.1, 1.2 of 2.1). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Op tijd op school?
Alle spullen mee voor vandaag? En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Dit is een overzicht van de filmpjes van TV Klasse met de bijbehorende opdrachten. Je vindt bij elk filmpje op welk niveau de opdracht zich bevindt. Als je niet over een internetverbinding beschikt, dan kun je de filmpjes via de bijgeleverde cd-rom aanbieden. Voordat je cursisten het filmpje bekijken, lees je de opdrachten (en ook de keuzemogelijkheden) bij het betreffende filmpje klassikaal voor. Je moedigt aan om elke opdracht te maken.
Filmpje 1: ‘Links of rechts?’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/13244-Links-of-rechts opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2
Filmpje 2: ‘Kleurkaften tegen warhoofden’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/12968-Kleurkaften-tegen-warhoofden opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2
Filmpje 3: ‘Minder bang voor toetsen’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/13919-Minder-bang-voor-toetsen opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2 opdracht 3: niveau 2.1
Filmpje 4: ‘Op tijd op school’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/14507-Op-tijd-op-school opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 2.1
Filmpje 5: ‘Even relaxen’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/18424-Even-relaxen opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 2.1
Filmpje 6: ‘De trukendoos van juf Hilde’ Bron: TV Klasse – De Truc http://www.klasse.be/tvklasse/12750-De-trukendoos-van-juf-Hilde opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2
“De filmpjes van TV.Klasse mogen gebruikt worden onder de Creative Commons NaamsvermeldingNiet-commercieel-Geen Afgeleide werken 2.0 licentie. Je mag de filmpjes kopiëren, verspreiden en doorgeven als je TV.Klasse vermeldt als bron.” (Bron: http://www.klasse.be/colofon)
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Je kijkt naar verschillende filmpjes over tips bij dagelijkse probleempjes. Bij elk filmpje hoort een opdracht. Jouw leerkracht leest eerst met jou de opdracht. Nadat je het filmpje bekeken hebt, voer je de opdracht uit.
Filmpje 1 1.
Wat is het onderwerp van dit filmpje?
dieren nadoen in de les zelf schoentjes aantrekken nieuwe schoenen kopen kleuters die te dik zijn
2.
Waarom tekent de juf vissen op de schoentjes?
De kleuters weten zo welke schoen rechts en welke schoen links moet. De kleuters vinden de schoentjes zo mooier. De kleuters leren zo over vissen. De kleuters weten zo welke schoenen van wie zijn.
1.
Wat is het onderwerp van dit filmpje?
de tafel opruimen boeken kaften schoolvakken kiezen paarden verzorgen
2.
Waarom komt Lies, de mama van Hanne, met dit idee?
Hanne kan zo beter haar paard verzorgen. Hanne kan zo gemakkelijker haar boeken terug vinden. Hanne vindt zo de boeken mooier. Hanne kan zo vaker met haar broertje spelen.
Filmpje 2
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Filmpje 3 1.
Waar gaat dit filmpje over?
over de huisdieren van kinderen over kinderen die bij toetsen spieken over de bibliotheek op school over tips voor de toetsenperiode
2.
Wat is de bedoeling van juf Cindy? Waar kan dit briefje gebruikt worden?
in de dierentuin op het werk van de ouders in de klas en bij de kinderen thuis in alle scholen van de stad
3.
Juf Cindy heeft een spiekbriefje gemaakt. Waarom?
Omdat sommige kinderen de leerstof vergeten. Omdat sommige kinderen bang zijn voor toetsen. Omdat sommige kinderen bang zijn voor de juffrouw. Omdat sommige kinderen graag briefjes schrijven.
1.
Waar gaat dit filmpje over?
over tips om op tijd op school te zijn over tips om wedstrijden te spelen over tips om tot tien te tellen over tips om zelf kleren uit te zoeken
2.
Wat is het belangrijkste idee van dit filmpje?
De kinderen leren op een leuke manier tellen. De kinderen leren zichzelf aankleden. De kinderen leren hun kleren opvouwen. De kinderen leren zelf hun tanden poetsen.
Filmpje 4
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
14
UIT DE TRUKENDOOS
Filmpje 5 1.
Wat is het onderwerp van dit filmpje?
turnles in de klas dieren nadoen in de klas oefeningen om betere punten te halen oefeningen om te ontspannen in de klas
2.
Wat is het belangrijkste idee van dit filmpje?
De leerlingen hebben stress. De juffen doen oefeningen om de leerlingen te helpen met ontspannen. De leerlingen zitten veel stil. De juffen doen oefeningen om meer te bewegen. De leerlingen willen dieren nadoen. De juffen doen oefeningen om dit te leren. De leerlingen vervelen zich in de klas. De juffen doen oefeningen om de leerlingen blij te maken.
1.
Wat is het onderwerp van dit filmpje?
parels opbergen in een kistje leren rekenen de klas opruimen leren knikkeren
2.
Waarom doet juf Hilde dit?
De kleuters leren over verschillende parels. De kleuters leren kistjes versieren. De kleuters leren beter samenwerken. De kleuters leren op een speelse manier rekenen.
Filmpje 6
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
In deze activiteit bekijken de cursisten de schoolfactuur. Ze gaan op zoek naar onduidelijkheden in de factuur en stellen hun vraag aan het secretariaat van de school. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.2: lezen 2.1: spreken 1.1: spreken 1.2: spreken 2.1:
relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals tabellen en brochures alle gegevens begrijpen in informatieve teksten zoals etiketten en een zakelijke brief specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en berichten informatie vragen en geven informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een vraaggesprek in een gesprekssituatie informatie vragen en geven met betrekking tot informatieve teksten zoals een gesprek
Vooraf Je vraagt de cursisten om hun schoolfactuur van drank en maaltijden (of een andere factuur, bijvoorbeeld van een schooluitstap) mee te brengen naar de les. Aan de cursisten op niveau 2.1 en hoger vraag je om twee facturen van dezelfde soort (dus: twee van een schooluitstap, twee van een maaltijd, …) mee te brengen. Je neemt ook contact op met het secretariaat van de school. Je vraagt om een voorbeeld van een schoolfactuur en je vraagt wanneer er een rustig moment is. Je spreekt af dat je cursisten op dat moment langskomen om enkele vragen te stellen over de schoolfactuur. Vervolgens geef je de medewerkers van het secretariaat de beoordelingsformulieren uit bijlage 1.
Fase 1 Je vraagt kort of de cursisten school duur of goedkoop vinden en waarom. Je vraagt ook waarvoor ze op school moeten betalen, bijvoorbeeld: uitstappen, eten en drinken, …? Je vraagt aan de cursisten hun schoolfactuur erbij te nemen. Wie geen rekening bij zich heeft, geef je de voorbeeldrekening die je van het secretariaat hebt gekregen of de voorbeeldfacturen uit bijlage 2. Je geeft de cursisten op niveau 1.1 werkblad 1 (op niveau 1.1). De cursisten op niveau 1.2 geef je werkblad 2 (op niveau 1.2). De cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je werkblad 3 (op niveau 2.1). Je vertelt de cursisten dat ze de schoolfactuur moeten lezen en daarbij een opdracht gaan maken. Dit doen ze alleen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Vervolgens zet je een sterkere en zwakkere cursist met dezelfde soort rekening samen (factuur drank en maaltijden, factuur opvang, factuur schooluitstap, ...). Je vraagt hen elkaars rekening te bekijken en de volgende vraag te bespreken: wie betaalt het meest? De cursisten proberen te achterhalen waaraan het verschil in eindbedrag te wijten is. Je vraagt aan de zwakkere cursist van elk duo om de oorzaak van het verschil in eindbedrag aan de klas te vertellen. De bevindingen bespreek je klassikaal: wie betaalt het meest van de klas? En wie het minst?
Fase 2 Vervolgens vraag je klassikaal welke onduidelijkheden er in de factuur zitten. Zit er misschien een foutje in? Klopt het totaalbedrag? Begrijpen ze alle gegevens van de factuur? Je noteert de volgende voorbeeldvragen op het bord. Deze vragen kunnen richting geven aan hun eigen vraag. • Wanneer moet ik betalen? • Ik vergeet soms te betalen. Krijg ik dan een boete? • Kan het bedrag automatisch van mijn rekening gehaald worden? • Ik betaal liever contant. Kan dat? • Mijn gegevens kloppen niet meer. Ik ben verhuisd. Kunt u mijn adres aanpassen? Vervolgens vraag je aan de cursisten aan wie ze de vragen kunnen stellen en hoe ze dat gaan doen. Helpt het bijvoorbeeld om vriendelijk te zijn wanneer je een vraag stelt? Je zorgt ervoor dat de cursisten tot de volgende zaken komen (die zet je op het bord): • goedendag zeggen • zichzelf voorstellen • vraag over de factuur stellen • bedanken voor de hulp • afscheid nemen
Fase 3 Je vertelt de cursisten dat ze nu zelf hun vraag aan het secretariaat gaan stellen. Je laat de cursisten de zaken van het bord overschrijven als ze deze ondersteuning nodig hebben om het gesprek met de medewerker van het secretariaat te voeren. De cursisten mogen eerst het gesprek in duo’s met elkaar oefenen. Terwijl de cursisten oefenen focus je je vooral op de zwakkere cursisten. Vervolgens gaan de cursisten één voor één naar het secretariaat om hun vraag over de factuur te stellen. Aan de cursisten die nog niet aan de beurt zijn, vraag je om zelfstandig een opdracht uit te voeren. Hiervoor gebruik je de doosactiviteiten ‘De maximumfactuur’ (op niveau 1.1) en ‘Hoeveel kost het?’ (op niveau 1.2). Je zet de cursisten hiervoor per twee, een zwakkere en sterkere cursist samen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Als je merkt dat een cursist echt geen enkele vraag heeft die hij over de factuur aan het secretariaat kan stellen, dan mag je dit onderdeel als optioneel beschouwen. Je laat de betreffende cursist dan eerst het gesprek mee oefenen met de medecursisten die wel een vraag hebben. Wanneer hij met de doosactiviteit ‘Hoeveel kost het?’ (op niveau 1.2) aan de slag gaat, observeer je de betreffende cursist en stel je al naar het gelang het niveau vragen bij. Omdat deze doosactiviteit aan hetzelfde spreekdoel werkt, baseer je de beoordeling van spreken op deze doosactiviteit.
Fase 4 Je vraagt aan de cursisten hoe het gegaan is. Vonden ze het gemakkelijk of moeilijk? Wat ging goed? Wat ging niet zo goed? Je sluit de les af met te zeggen dat ze met vragen over de schoolrekening of andere documenten altijd bij het secretariaat van de school terecht kunnen.
Beoordeling Op basis van de ingevulde werkbladen in fase 1 beoordeel je de doelstellingen lezen. Je duidt bij het desbetreffende niveau aan (Le 1.1, Le 1.2 of Le 2.1) hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). De doelstellingen voor spreken beoordeel je op basis van je eigen waarneming tijdens fase 1 en 3 en op basis van de beoordelingsformulieren die de medewerkers van het secretariaat ingevuld hebben. Je duidt bij het desbetreffende niveau (Sp 1.1, Sp 1.2 of 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Dit zijn de beoordelingsformulieren voor de medewerkers van het secretariaat. Beoordelingsformulier A is voor de cursisten op niveau 1.1, formulier B voor de cursisten op niveau 1.2 en formulier C is voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger. Bij formulier B en C moet de medewerker extra vragen bijstellen aan de cursist. Deze staan op het formulier. Je schrijft de namen van de cursisten op het goede formulier zodat de medewerkers van het secretariaat weten welk formulier ze voor welke cursist moeten invullen.
Beoordelingsformulier A
naam cursist:
Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld vraag over de factuur gesteld bedankt voor de hulp
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Was de cursist vriendelijk?
ja / nee
Opmerkingen
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Beoordelingsformulier B
naam cursist:
Laat de cursist eerst het woord voeren, vervolgens stel je nog de volgende vraag bij: Hebt u nog andere vragen over de factuur? Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld vraag over de factuur gesteld bedankt voor de hulp
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Was de cursist vriendelijk? Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen?
ja / nee ja / nee
Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vraag? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed) Opmerkingen
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Beoordelingsformulier C
naam cursist:
Laat de cursist eerst het woord voeren, vervolgens stel je nog de volgende vragen bij: • Hoe heet uw kind? In welke klas zit uw kind? • Hebt u nog andere vragen over de factuur? • Kan ik u nog ergens bij helpen? Hoe verliep het gesprekje? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed) Heeft de cursist de volgende zaken vermeld? goedendag gezegd en afscheid genomen zichzelf voorgesteld vraag over de factuur gesteld bedankt voor de hulp
ja / nee ja / nee ja / nee ja / nee
Was de cursist vriendelijk? Was de boodschap, ondanks eventuele taalfoutjes, goed te begrijpen?
ja / nee ja / nee
Hoe heeft de cursist geantwoord op de bijkomende vragen? -- (helemaal niet goed) / - (beetje, maar niet echt goed) / + (goed) / ++ (heel goed) Opmerkingen
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
TAAK 15 DE SCHOOLFACTUUR
Basisschool De Schatkist Kerkstraat 3 3010 Kessel-Lo 016 28 57 88
[email protected]
Kessel-Lo, 15 februari 2011
De schatkist 2A
Schooljaar 2010-2011
Aan de ouder(s) van Binh Bahula Lindelaan 53 3010 Kessel-Lo
Kamp tweede klas (20 mei 2011) Binh Bahula Rekeningnummer BE63.9877.1010.1010 Referentienummer: 000/0069/45297
Artikel
Aantal
Prijs
Totaal
1
€45,00
€45,00
Schoolreizen Klaskamp tweede klas
Totaal te betalen: €45,00
Uw financiële instelling wordt verzocht deze betaling vóór 15 maart 2011 uit te voeren.
Basisschool De Schatkist Kerkstraat 3
Kessel-Lo, 01 april 2011
En vervolgens… Bijlage 2
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
TAAK 15 DE SCHOOLFACTUUR
3010 Kessel-Lo 016 28 57 88
[email protected]
De schatkist 2A
Schooljaar 2010-2011
Aan de ouder(s) van Binh Bahula Lindelaan 53 3010 Kessel-Lo
Facturatie maaltijden (maart 2011) Binh Bahula Rekeningnummer BE63.9877.1010.1010 Referentienummer: 000/0069/45300
Artikel
Aantal
Prijs
Totaal
4
€3,20
€12,80
Bereide maaltijden Warme maaltijden lagere school
Totaal te betalen: €12,80
Uw financiële instelling wordt verzocht deze betaling vóór 15 april 2011 uit te voeren.
En vervolgens… Bijlage 2
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Je neemt de schoolfactuur. Beantwoord de vragen bij de factuur. Dit doe je alleen.
1.
Staan jouw gegevens (je naam en adres) juist op de factuur?
2.
Hoeveel moet je in totaal betalen?
3.
Hoe moet je betalen? Via overschrijving of contant?
4.
Voor welke datum moet je betalen?
Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur. Wie betaalt het meest? Hoe komt dat? Spreek erover met je collega.
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Je neemt de schoolfactuur. Beantwoord de vragen bij de factuur. Dit doe je alleen.
1.
Staan jouw gegevens (je naam en adres) juist op de factuur?
2.
Staan de gegevens van de school juist op de factuur?
3.
Hoeveel moet je in totaal betalen?
4.
Waaruit bestaat dit totaalbedrag? Schrijf alle bedrag en op waaruit het totaalbedrag bestaat.
5.
Hoe moet je betalen? Via overschrijving of contant?
6.
Voor welke datum moet je betalen?
Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur. Wie betaalt het meest? Hoe komt dat? Spreek erover met je collega.
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
15
DE SCHOOLFACTUUR
Je hebt twee schoolfacturen meegebracht naar de les. Voor de vraag 1 tot en met 5 neem je één factuur. Voor vraag 6 neem je de twee facturen. Beantwoord de vragen. Dit doe je alleen.
1.
Staan jouw gegevens (je naam en adres) juist op de factuur?
2.
Kloppen de gegevens van de school?
3.
Hoeveel moet je in totaal betalen?
4.
Voor welke datum moet je betalen?
5.
Waaruit bestaat dit totaalbedrag? Schrijf alle bedragen op waaruit het totaalbedrag bestaat en tel het na. Klopt het bedrag?
6.
Vergelijk het totaalbedrag van deze factuur met het totaalbedrag van de andere factuur. Moet je nu minder, evenveel of meer betalen? Als er een verschil is: waardoor komt het?
Zet je nu per twee. Bekijk elkaars factuur. Wie betaalt het meest? Hoe komt dat? Spreek erover met je collega. En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
16
EEN VERHAAL
In deze activiteit wonen de cursisten een voorleesmoment of een toneelstukje van de kinderen op school bij. Ze luisteren naar het verhaal en bepalen het globale onderwerp. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1:
het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een gesprek het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in narratieve teksten de hoofdgedachte achterhalen in informatieve teksten zoals een uiteenzetting en een documentaire
Vooraf Je vraagt aan de contactpersoon op school of een leerkracht of je samen met je cursisten een toneelstukje van de leerlingen of een voorleesmoment in de klas mag komen bijwonen. Je vraagt de contactpersoon of leerkracht om je cursisten te komen uitnodigen.
Fase 1 Je vraagt kort of je cursisten wel eens naar het theater zijn geweest of een voorleesmoment in de bibliotheek hebben bijgewoond. Je stelt de contactpersoon of leerkracht aan de klas voor en laat hem of haar de cursisten uitnodigen voor de voorstelling of het voorleesmoment. Je vertelt je cursisten dat ze goed moeten luisteren naar het verhaal omdat ze er straks een vraag over krijgen.
Fase 2 Nadat je cursisten de voorstelling of het voorleesmoment bijgewoond hebben, vraag je kort hoe ze het verhaal vonden en of ze het begrepen hebben. Vervolgens geef je het strookje uit de bijlage met een vraag op hun niveau (1.1, 1.2 of 2.1) erop. Je laat ze even over de vraag nadenken en je laat ze dan hun antwoord vertellen. Ze mogen noteren, maar dat hoeft niet.
Fase 3 Je vertelt je cursisten dat de contactpersoon op school graag hun mening over de voorstelling of het voorleesmoment wil weten. Je deelt het werkblad uit en vraagt ze om de vragen te beantwoorden. Dit doen ze alleen. Daarna zet je de cursisten per twee: een zwakkere en sterkere samen. Ze bespreken per twee wat ze van het verhaal vonden. Vervolgens vraag je klassikaal hoe het is gegaan. Wat vonden ze van het verhaal? Wat vonden ze ervan om de kinderen te zien optreden? Je vraagt ook of ze denken dat je elk woord van een verhaal moet kunnen begrijpen om het te kunnen volgen. Tot slot vraag je wie de ingevulde formulieren aan de contactpersoon wil bezorgen. Je cursisten mogen het formulier ook opnemen in hun eigen portfolio als ze dat graag willen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
16
EEN VERHAAL
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdracht hebben uitgevoerd (1.1, 1.2 of 2.1). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++). Voor de cursisten op niveau 1.1 beoordeel je alleen hoe goed ze het globale onderwerp van het verhaal bepaald hebben. De vraag ‘Wie, wat, waar?’ op strookje 1 in de bijlage is een opstap naar het reflectieformulier en het gesprekje achteraf waarin de cursisten hun mening over het verhaal geven. Het beantwoorden van die vraag hoef je daarom niet te beoordelen.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
16
EEN VERHAAL
Hier vind je de strookjes met vragen. Strookje 1 (op niveau 1.1) is voor de cursisten op niveau 1.1. Strookje 2 (op niveau 1.2) is voor de cursisten op niveau 1.2. Strookje 3 (op niveau 2.1) is voor de cursisten op niveau 2.1 en hoger.
1
Waarover gaat het verhaal? Wie, wat, waar? Vertel het onderwerp van het verhaal.
2
Wat gebeurt er in het verhaal? Vertel het verhaal in het kort.
3
Wat wil het verhaal duidelijk te maken? Vertel het belangrijkste idee van het verhaal.
En vervolgens...
Bijlage
TAAK
16
EEN VERHAAL
Wat is jouw mening over het verhaal? Beantwoord de vragen hieronder. Duid aan wat voor jou past. Dit doe je alleen.
Wat vind jij van het verhaal?
heel leuk gewoon leuk niet leuk
2.
Waarom vind je dat?
Ik vond het verhaal interessant. Ik vond het verhaal niet interessant.
:) :| :(
1.
Ik vond het verhaal gemakkelijk. Ik vond het verhaal moeilijk. 3.
Heb je alle woorden begrepen?
Is het een probleem als je niet alle woorden begrijpt?
Ja Nee
Ja, dat is een probleem. Anders begrijp ik het verhaal niet. Nee, dat is geen probleem. Ik luister naar wat ik wel begrijp.
Zet je nu per twee. Bespreek de volgende vragen: • Wat vindt je collega van het verhaal? Vind jij dat ook? • Wat vonden de kinderen van het verhaal, denken jullie? • Kennen jullie nog andere verhalen over dit onderwerp? Welke? • Zouden jullie nog eens naar een verhaal willen gaan luisteren?
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
17
DE KLASBLOG
In deze activiteit lezen de cursisten een blog over de activiteiten in de klas van hun kind. Ze zoeken de klasblog zelf op en beantwoorden er vragen over. Doelstellingen lezen 1.1: lezen 1.2: lezen 2.1:
relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals advertenties en brochures relevante gegevens selecteren uit narratieve teksten zoals een verslag specifieke informatie zoeken in informatieve teksten zoals notities en berichten
Vooraf Je vraagt aan de contactpersoon op school of de klassen een blog hebben. Je vraagt de webadressen. Als de school geen blog(s) heeft, dan maak je gebruik van bijvoorbeeld de blogs van Basisschool Sint-Maria in Antwerpen. Op de volgende link vind je aan de rechterkant een overzicht van alle klassen op deze school die een weblog hebben: http:// stmoudergroep.blogspot.com/ Je reserveert de pc-klassen voor je cursisten. Als er geen pc’s ter beschikking zijn, dan kan je ook de klasblog afdrukken en meenemen naar de les.
Fase 1 Je vraagt je cursisten of ze de website van de school kennen of ze wel eens van een klasblog gehoord hebben. Je vertelt dat sommige klassen op internet zetten wat ze meemaken. Ouders kunnen dan via internet volgen wat er in de klas gebeurt. Je vertelt dat zij een klasblog gaan lezen. Je geeft elke cursist het internetadres van de klasblog van (één van) zijn kind(eren). Als de klas geen blog heeft, dan geef je een adres van een andere klas. Als geen enkele klas op school een blog heeft, dan geef je deze van een andere school of werk je met de klas- of schoolkrant. Je laat de cursisten in duo’s de website opzoeken. Als ze dit niet kunnen, dan doe je dit voor met een ander adres of vraag je aan een cursist met computerervaring om de medecursisten te helpen die het nog niet kunnen. Daarna proberen de cursisten het zelf opnieuw.
Fase 2 Als je cursisten de klasblog voor zich hebben, dan deel je de werkbladen uit. Je geeft de cursisten op niveau 1.1 werkblad 1 (op niveau 1.1). Cursisten op niveau 1.2 geef je werkblad 2 (op niveau 1.2) en cursisten op niveau 2.1 en hoger geef je werkblad 3 (op niveau 2.1). Je cursisten beantwoorden vragen over de inhoud van de klasblog. Dit doen ze alleen. Ze mogen elkaar wel helpen als ze een vraag niet goed begrijpen. Je loopt rond en ondersteunt waar nodig. Als de opdracht is afgerond, dan haal je de werkbladen op en vraag je kort hoe het ging.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
17
DE KLASBLOG
Fase 3 Je geeft nu elke cursist werkblad 4. Je vertelt dat deze vragen niet over de inhoud van de klasblog maar over hun mening gaan. Ze beantwoorden de vragen alleen. Vervolgens zet je de cursisten per twee: een zwakkere en sterkere samen. Ze bespreken samen wat ze van de klasblog vinden. Als deze opdracht is afgerond, bespreek je klassikaal of je cursisten van plan zijn de klasblog te blijven volgen en waarom wel of niet. Als ze thuis geen computer hebben, dan vertel je over de bibliotheek waar je van pc’s met internet gebruik kan maken. Je vraagt ook of ze misschien zin hebben om zelf een klasblog over hun groep te maken. Tot slot vertel je dat ze altijd een kijkje op de blog kunnen nemen als ze graag willen weten hoe het met de klas gaat. Je laat de cursisten werkblad 4 in hun portfolio opnemen.
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op basis van het ingevulde werkblad. Je duidt bij het juiste niveau (1.1, 1.2 of 2.1) aan hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
17
DE KLASBLOG
Je leest de klasblog. Beantwoord de vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.
1.
Van welke klas is deze klasblog?
2.
Staat er nieuws over een uitstap op de klasblog?
Ja Nee Waarheen?
3.
Lees je iets over een verjaardag?
Ja Nee Wie was er jarig? Wanneer?
4.
Zijn de leerlingen naar een voorstelling geweest?
Ja Nee Welke voorstelling? Wanneer?
5.
Staat er iets over eten op de klasblog?
Ja Nee Welk eten? Wie had er gekookt?
6.
Staan er foto’s op de klasblog?
Ja Nee Wat zie je op de foto’s?
En vervolgens...
Werkblad 1
TAAK
17
DE KLASBLOG
Je leest de klasblog. Beantwoord de vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.
1.
Van welke klas is deze klasblog?
2.
Vind je nieuws over huiswerk?
Ja Nee Waarover gaat het huiswerk?
3.
Staat er nieuws over een uitstap op de klasblog?
Ja Nee Waarheen? Wanneer?
4.
Vind je nieuws over een verjaardag?
Ja Nee Wie was er jarig? Wanneer?
5.
Zijn de leerlingen naar een voorstelling geweest?
Ja Nee Welke voorstelling? Wanneer?
6.
Staat er iets over eten op de klasblog?
Ja Nee Welk eten? Wie had er gekookt?
7.
Staan er foto’s op de klasblog?
Ja Nee Wat staat er op de foto’s?
En vervolgens...
Werkblad 2
TAAK
17
DE KLASBLOG
Je leest de klasblog. Je beantwoordt vragen over de klasblog. Dit doe je alleen.
1.
Van welke klas is deze klasblog?
2.
Vind je nieuws over huiswerk?
Ja Nee Welke leerstof?
3.
Staat er nieuws over een uitstap op de klasblog?
Ja Nee Waarheen? Wanneer?
4.
Vind je nieuws over een verjaardag?
Ja Nee Wie was er jarig? Wanneer?
5.
Staat er iets over eten op de klasblog?
Ja Nee Welk eten? Wie had er gekookt?
6.
Wat is het belangrijkste nieuws van deze week? Waarom?
En vervolgens...
Werkblad 3
TAAK
17
DE KLASBLOG
Wat is jouw mening over de klasblog? Beantwoord de vragen hieronder. Dit doe je alleen.
Wat vind jij van de klasblog?
heel leuk gewoon leuk niet leuk
2.
Waarom vind je dat?
Ik vond de klasblog interessant. Ik vond de klasblog niet interessant.
:) :| :(
1.
Ik vond de klasblog gemakkelijk. Ik vond de klasblog moeilijk. 3.
Heb je alle woorden begrepen?
Is het een probleem als je niet alle woorden begrijpt?
Ja Nee
4.
Soms staan er foto’s bij een verhaal. Helpen de foto’s om de klasblog beter te begrijpen?
Ja, dat is een probleem. Anders begrijp ik het verhaal niet. Nee, dat is geen probleem. Ik let op de woorden die ik wel begrijp. Ja Nee
Zet je nu per twee. Bespreek samen: • Wat vindt je collega van de klasblog? • Lees de tip hieronder. Wat vinden jullie daarvan? • Zouden jullie graag de klasblog blijven volgen? Waarom?
De klas van mijn kind heeft een eigen klasblog. Ik lees de klasblog. Dat is leuk! Dan weet ik wat mijn kind doet. Ik vraag ook aan mijn kind hoe het was in de klas!
En vervolgens...
Werkblad 4
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
In deze activiteit beluisteren de cursisten een boodschap van drie directeuren die over hun school vertellen. De cursisten kiezen de school die ze goed vinden voor hun kind. Doelstellingen luisteren 1.1: luisteren 1.2: luisteren 2.1:
het globale onderwerp bepalen in de beleving van een spreker relevante gegevens selecteren uit persuasieve teksten specifieke informatie zoeken in informatieve teksten
Vooraf Je zoekt enkele namen van middelbare scholen in de buurt op en je bekijkt wat zij aanbieden.
Fase 1 Je vraagt je cursisten om in een cirkel te gaan zitten. Je laat de foto’s uit bijlage 1 één voor één rondgaan. Je vraagt de cursisten per foto wat ze zien en je laat ze vertellen wat ze in de foto’s herkennen. Je vraagt ook waar hun eigen kinderen zitten. Je vertelt dat hun kinderen aan het eind van de basisschool mogen kiezen naar welke middelbare school ze gaan. Meestal is dat een school in de buurt. Het kan ook een school zijn die wat verderop ligt, maar bijvoorbeeld beter bij je kind past. Je stelt je cursisten de volgende vragen: • Kennen jullie middelbare scholen in deze buurt? • Aan cursisten met oudere kinderen: Weten jullie al naar welke middelbare school je kind gaat? Als je merkt dat je cursisten graag meer willen weten over middelbare scholen in de buurt, dan vertel je kort wat je hebt opgezocht. Je vertelt vervolgens dat jullie naar directeuren gaan luisteren die tijdens een infosessie op een lagere school hun middelbare school komen voorstellen. Je vertelt je cursisten dat ze goed moeten luisteren, omdat ze moeten kiezen welke school het best is voor hun kind.
En vervolgens...
Instructies
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Fase 2 Je geeft elke cursist hetzelfde werkblad. Er zijn ook opdrachten die op niveau 1.2 en 2.1 zitten. Dit zal voor sommige cursisten wellicht te moeilijk zijn. Je moedigt aan om elke opgave te maken, maar je zegt ook dat ze niet alles hoeven op te lossen, enkel datgene dat ze begrijpen. Je gaat als volgt te werk: je leest eerst de opdracht (ook de keuzemogelijkheden) en vervolgens laat je de cursisten het fragment horen. Indien nodig laat je het fragment een tweede keer horen. Als alle fragmenten beluisterd zijn, dan haal je de werkbladen op. Je zet je cursisten per twee, een zwakkere en sterkere samen. Je schrijft de volgende instructies op het bord. • Ben jij naar een middelbare school geweest? Was het een strenge school? Vertel elkaar. • Welke school kies jij voor je kind? Waarom? Vertel elkaar. • Kies nu samen één school die jullie allebei goed vinden voor jullie kinderen. Daarna overloop je klassikaal welke school elk duo kiest en waarom. Op basis van de antwoorden roep je één van de drie scholen tot ‘winnaar’ uit.
Beoordeling Je beoordeelt de cursisten op het niveau waarop ze de opdrachten hebben kunnen uitvoeren (1.1, 1.2 of 2.2). Je zet in de desbetreffende kolom hoe de cursist het gedaan heeft (--, -, +, ++).
En vervolgens...
Instructies
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
En vervolgens...
Bijlage 1
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Dit is de neerslag van de luisterfragmenten. Je vindt de luisterfragmenten op de bijgeleverde cd-rom. Je vindt bij elk fragment op welk niveau de opdracht zich bevindt.
Fragment 1 Beste ouders. Welkom op deze infosessie over middelbare scholen in onze stad. Fantastisch dat u met zoveel bent gekomen. Vanavond praten we over middelbare scholen in onze stad. Uw kind gaat volgend schooljaar immers naar een nieuwe school. Er zijn drie middelbare scholen in onze stad. Onze basisschool is partner van deze middelbare scholen. Dat betekent dat we met elkaar samenwerken. We proberen samen de overstap van onze basisschool naar een nieuwe middelbare school zo goed mogelijk te laten verlopen. Vanavond hebben we de directeuren van deze middelbare scholen te gast: meneer Verduur van de middelbare school St. Jan, mevrouw Franssen van College Santa Maria en meneer Van Doren van Instituut Hooghuis. De directeuren komen vertellen over hun middelbare school. Als eerst stel ik u graag voor aan meneer Verduur, directeur van de middelbare school St. Jan. opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2 opdracht 3: niveau 1.2
Fragment 2 Dag ouders en leerlingen. Wat de middelbare school St. Jan heel goed kan, is praktijkgericht werken. Wij hebben klassen waar onze leerlingen heel actief met de praktijk bezig zijn. Ze leren in onze lessen bijvoorbeeld koken, fietsbanden plakken en met computers werken. Die vakken moeten alle leerlingen volgen. Maar wij bieden onze leerlingen ook veel vrijheid: ze kunnen extra keuzevakken kiezen, zoals Spaanse lessen. Ze kunnen ook uit veel buitenschoolse activiteiten kiezen. Die activiteiten gebeuren na de schooluren op woensdagnamiddag. Er is een turnclub, een fotografieclub en een toneelvereniging. We hebben ook een schoolkrant die door de leerlingen gemaakt wordt. Elke leerling kan gratis aan onze naschoolse activiteiten meedoen. We geven onze leerlingen veel eigen verantwoordelijkheid. Zij beslissen zelf waar en wanneer ze hun huiswerk maken. Ze mogen zelf kiezen of ze op school of thuis hun huiswerk maken. Wij verwachten van onze leerlingen dus veel zelfstandigheid. Zo leren ze zelf plannen. Uw kind zal op onze school veel leren, zowel binnen als buiten de klas. opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2 opdracht 3: niveau 2.1
Fragment 3 Bedankt voor uw uitleg, meneer Verduur. Dat klinkt interessant. Onze leerlingen die goed met vrijheid om kunnen gaan en al zelfstandig zijn, zullen zich waarschijnlijk heel goed voelen op de school St. Jan. We gaan nu luisteren naar mevrouw Franssen, directrice van College Santa Maria. Zij vertelt ons hoe de leerlingen op College Santa Maria werken. opdracht: niveau 1.2
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Fragment 4 Goedendag allemaal. Op College Santa Maria hechten we veel belang aan strikte begeleiding van leerlingen. Wij hebben ons gespecialiseerd in huiswerkbegeleiding. Onze leerlingen moeten elke dag twee uur langer op school blijven om huiswerk te maken. We verlangen van al onze leerlingen dat zij elke dag in het studieverblijf aanwezig zijn. Dat is verplicht. Dat lijkt misschien streng, maar wij zien zelf dat de leerlingen deze structuur nodig hebben. Zo leren ze gedisciplineerd te zijn. Tijdens het toezicht zijn er altijd leerkrachten aanwezig aan wie de leerlingen vragen kunnen stellen. Zo zorgen we er elke dag voor dat hun huiswerk gemaakt is. Buitenschoolse activiteiten hebben wij ook. Leerlingen kunnen op woensdag na de huiswerkbegeleiding gratis op school sporten. opdracht 1: niveau 1.1 opdracht 2: niveau 1.2 opdracht 3: niveau 1.1
Fragment 5 Dankuwel voor uw uitleg, mevrouw Franssen. Op de middelbare school Santa Maria is er dus veel structuur. De leerlingen maken hun huiswerk altijd op school. Voor leerlingen die discipline nodig hebben, is Santa Maria waarschijnlijk een heel goede school. Hoe zit dat op onze derde middelbare school in deze stad? We gaan nu luisteren naar de laatste spreker van vanavond, meneer Van Doren, directeur van de middelbare school Hooghuis. opdracht: niveau 1.2
Fragment 6 Dag allemaal. Instituut Hooghuis is een technische middelbare school. Onze school geeft technische opleidingen en is gericht op leerlingen die al weten dat ze een technisch beroep willen leren. Het eerste jaar is een algemeen jaar. Daarna kiezen de leerlingen voor een bepaalde richting. Ze studeren dan verder voor bijvoorbeeld monteur of lasser. Wij hechten veel waarde aan buitenschoolse activiteiten, zoals uitstappen naar bedrijven. We vinden het heel belangrijk dat de leerlingen kunnen oefenen in de praktijk. Daarom hebben wij verplicht een aantal stages. Over een jaar hopen wij ook een internaat op onze school te openen. De leerlingen kunnen, als zij willen, de hele week op het internaat verblijven waar zij verdere begeleiding krijgen en de mogelijkheid hebben allerlei hobby’s te beoefenen. opdracht 1: niveau 1.2 opdracht 2: niveau 2.1
Fragment 7 Dankuwel, meneer Van Doren. Leerlingen die een technisch beroep willen leren, zullen bij Instituut Hooghuis op de goede plek zijn. Zo hoort u dus, beste ouders, dat elke school haar eigen, bijzondere verhaal heeft. De vraag is nu welke school het best bij uw kind past. Alle informatie van vanavond vindt u terug in de brochure die u straks meekrijgt. De leerkracht van uw kind zal tijdens het oudercontact van volgende week ook advies geven over welke school het best bij uw kind past. We hopen dat deze infosessie helpt bij het maken van de juiste keuze. Bedankt, directeuren van de middelbare scholen, het was zeer leerzaam om uw verhaal te horen. Bedankt ook aan alle ouders om te komen luisteren. opdracht 1: niveau 1.2 opdracht 2: niveau 1.2
En vervolgens...
Bijlage 2
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Je luistert naar de directeuren. Bij de fragmenten horen opdrachten. De leerkracht leest eerst met jou de opdrachten bij het fragment. Nadat je geluisterd hebt, voer je de opdracht uit.
Fragment 1 1.
Je hoort de directeur van de basisschool spreken. Is de directeur tevreden met hoeveel mensen er zijn?
Ja Een beetje Nee
2.
Met wie werkt de basisschool samen?
met het stadskantoor met de middelbare scholen met de bibliotheek met het ziekenhuis
3.
Wat komen de directeuren van de middelbare scholen doen?
Ze komen leerlingen helpen bij hun huiswerk. Ze komen luisteren naar de directeur van de basisschool. Ze komen vertellen over hun hobby’s. Ze komen informatie geven over hun middelbare school.
Fragment 2 Hoe spreekt de directeur van St. Jan over zijn school?
trots neutraal teleurgesteld
2.
Welke buitenschoolse activiteit kunnen de kinderen op deze school doen?
fietsbanden plakken tuinieren toneel spelen skiën
3.
Wat vindt deze school heel belangrijk?
Leerlingen maken hun huiswerk op school. Dan hoeven ze daaraan thuis niet te denken. Leerlingen krijgen veel vrijheid en verantwoordelijkheid. Leerlingen kiezen alle vakken zelf. Er zijn geen verplichte vakken. Leerlingen moeten veel boeken lezen. Zo leren ze veel.
:) :| :(
1.
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Fragment 3 Voor welke leerlingen is St. Jan zeker een goede school?
Voor leerlingen die discipline nodig hebben. Voor leerlingen die danser willen worden. Voor leerlingen die zelfstandig zijn. Voor leerlingen die weten dat ze een technisch beroep willen leren.
Fragment 4 1.
Op College Santa Maria maken de leerlingen hun huiswerk op school. Wat vindt de directrice daarvan?
Goed. Leerlingen hebben discipline nodig. Goed. Leerlingen kiezen daar zelf voor. Niet goed. Het is te streng.
2.
Wat is verplicht op College Santa Maria? Wat moet?
sporten in de turnzaal de speelplaats opruimen op school huiswerk maken thuis huiswerk maken
3.
Helpen de leerkrachten de leerlingen om hun huiswerk te maken?
ja soms nee
Fragment 5 Voor welke leerlingen is College Santa Maria zeker een goede school?
Voor leerlingen die discipline nodig hebben. Voor leerlingen die danser willen worden. Voor leerlingen die zelfstandig zijn. Voor leerlingen die weten dat ze een technisch beroep willen leren.
En vervolgens...
Werkblad
TAAK
18
NAAR EEN NIEUWE SCHOOL
Fragment 6 1.
Wat is op deze school heel belangrijk?
De leerlingen leren koken. Zo leren ze eten bereiden. De leerlingen doen stages in bedrijven. Zo oefenen ze al in de praktijk. De leerlingen sporten veel. Zo blijven ze gezond. De leerlingen gaan vaak op vakantie. Zo hebben ze geen stress.
2.
Wat hoopt de directeur van Instituut Hooghuis?
Dat veel leerlingen zich aanmelden voor het nieuwe schooljaar. Dat er over een jaar een internaat op de school wordt geopend. Dat de turnzaal opgeknapt wordt. Dat er meer buitenschoolse activiteiten komen.
Fragment 7 1.
Voor welke leerlingen is Instituut Hooghuis zeker een goede school?
Voor leerlingen die discipline nodig hebben. Voor leerlingen die danser willen worden. Voor leerlingen die zelfstandig zijn. Voor leerlingen die weten dat ze een technisch beroep willen leren.
2.
Wat wenst de directeur van de basisschool?
Dat het snel mooi weer wordt. Dat de infosessie helpt bij het kiezen van een nieuwe school. Dat de directeuren van de middelbare school nog eens op bezoek komen. Dat de bibliotheek langer open blijft.
Jouw mening Denk na: op welke school zou jouw kind zich goed voelen? Welke school kies jij?
St. Jan College Santa Maria Instituut Hooghuis Instituut Hooghuis met het internaat En vervolgens...
Werkblad
BEOORDELINGSFORMULIER EN VERVOLGENS... Richtlijnen bij het invullen • Je beoordeelt de cursist op het niveau waarop hij de taak heeft uitgevoerd. In de kolom van het desbetreffende niveau duid je aan hoe de cursist het deed op dat niveau: --, -, +, ++ --
=
Dit ging helemaal niet goed. Cursist begreep bijna niets van de tekst. Deze oefening was veel te moeilijk.
-
=
Dit ging een beetje, maar nog niet echt goed. Cursist heeft veel dingen niet begrepen of fout begrepen. Deze oefening was moeilijk.
+
=
Dit ging goed. Cursist begreep niet alles, maar zeker het belangrijkste. Deze oefening was gemakkelijk.
++
=
Dit ging heel erg goed. Cursist begreep alles heel goed, zelfs de details. Deze oefening was té gemakkelijk.
• Bij elke taak vind je heel specifiek omschreven welke doelstellingen op welk niveau aan bod komen en wat je op het beoordelingsformulier moet invullen. • Bij de beoordeling van schrijf- en spreektaken, hou je ook rekening met de tekstkenmerken. Die vind je hieronder. • In de kolom ‘opmerkingen’ kan je voor elke taak en voor elke cursist in het oog springende zaken formuleren. Bv. Heeft heel veel ondersteuning nodig Is heel verlegen en durft niet goed Kan heel zelfstandig de taak uitvoeren
En vervolgens...
Beoordeling
Tekstkenmerken voor spreken niveau 1.1
De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken ze hebben betrekking op concrete, eenvoudige, voorspelbare en vertrouwde inhouden ze zijn zeer kort en eenvoudig gestructureerd ze bevatten stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen ze worden in een laag spreektempo uitgesproken ze kunnen worden geproduceerd met de medewerking van een gesprekspartner ze kunnen uitspraakfouten bevatten ze kunnen een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten
niveau 1.2
De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken ze hebben meestal betrekking op vertrouwde, alledaagse onderwerpen die voor de cursist van persoonlijk belang zijn ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd ze zijn kort en eenvoudig gestructureerd ze bevatten stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen ze worden in een laag spreektempo uitgesproken ze kunnen worden geproduceerd met de medewerking van een gesprekspartner ze kunnen uitspraakfouten bevatten en een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten die het begrijpen van de boodschap niet bemoeilijken
niveau 2.1
De te produceren teksten vertonen volgende kenmerken ze hebben betrekking op de leef-, werk-, en leersituatie van de cursist, ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd ze zijn nog vrij kort ze bevatten eenvoudig gestructureerde zinnen het lexicon is eenvoudig de talige middelen zijn nog beperkt het aanpassen van het register aan situatie en gesprekspartner is nog problematisch foutief taalgebruik komt nog geregeld voor het spreektempo is bedachtzaam de uitspraak is in toenemende mate verzorgd
En vervolgens...
Beoordeling
Tekstkenmerken voor schrijven niveau 1.1
De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken ze behandelen onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn ze zijn qua taalgebruik zeer eenvoudig en bestaan vooral uit korte zinnen en met stereotiepe formuleringen en standaarduitdrukkingen ze kunnen fouten bevatten ze worden in een laag redactietempo geproduceerd
niveau 1.2
De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken ze hebben meestal betrekking op vertrouwde, alledaagse onderwerpen die voor de cursist van persoonlijk belang zijn ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd ze zijn kort en eenvoudig gestructureerd ze bevatten standaardformuleringen ze mogen een zekere mate van foutief taalgebruik bevatten op voorwaarde dat de boodschap duidelijk blijft
niveau 2.1
De te schrijven teksten vertonen volgende kenmerken ze hebben betrekking op de leef-, werk-, en leersituatie van de cursist, ze zijn meestal concreet, eenvoudig, voorspelbaar en vertrouwd ze zijn nog vrij kort ze bevatten eenvoudig gestructureerde zinnen het lexicon is eenvoudig de talige middelen zijn nog beperkt het aanpassen van het register aan situatie en ontvanger/lezer is nog problematisch foutief taalgebruik komt nog geregeld voor
En vervolgens...
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.2
Lu 2.1
Breng je dit in orde? Lu 1.1 Opmerkingen
1 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Le 1.2
Le 2.1
Weg met luizen! Le 1.1 Opmerkingen
2 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Sp 1.2
Sp 2.1
Help! Een luis! Sp 1.1 Opmerkingen
3 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Le 1.1(a) Le 1.2(a) Le 1.1(b) Le 1.2(b) Le 2.1 Sch 1.1 Sch 1.2
Een nieuw trimester Opmerkingen
4 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Sch 1.1 Sch 1.2 Sch 2.1 Sp 1.1
Huiswerk
Sp 1.2 Sp 2.1 Opmerkingen
5 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Sp 1.2
Sp 2.1
Helpende handen Sp 1.1 Opmerkingen
6 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.1
Lu 1.2
Gevraagd Lu 2.1 Opmerkingen
7 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Sp 2.1
Lu 1.1
Is er een probleem? Sp 1.1 Opmerkingen
8 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Le 1.1(a) Le 1.1(b) Sch 1.2
Rapport
Le 2.1 Opmerkingen
9 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.1
Sp 1.1
Sp 1.2
Oudercontact
Sp 2.1 Opmerkingen
10 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.1
Lu 1.2
Schoolfeest Lu 2.1 Opmerkingen
11 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.1
Sp 1.1
Sp 1.2
Feestje in de klas
Sp 2.1 Opmerkingen
12 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Op bezoek in de klas Sch 1.1 Sch 1.2 Sch 2.1 Opmerkingen
13 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.2
Lu 2.1
Uit de trukendoos Lu 1.1 Opmerkingen
14 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Le 1.1
Le 1.2
Le 2.1
Sp 1.1 Sp 1.2 Sp 2.1
De schoolfactuur Opmerkingen
15 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.1
Lu 1.2
Een verhaal Lu 2.1 Opmerkingen
16 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Le 1.1
Le 1.2
De klasblog Le 2.1 Opmerkingen
17 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
En vervolgens...
20)
19)
18)
17)
16)
15)
14)
13)
12)
11)
10)
9)
8)
7)
6)
5)
4)
3)
2)
1)
Lu 1.2
Lu 2.1
Naar een nieuwe school Lu 1.1 Opmerkingen
18 LESGEVER: SCHOOL:
Beoordeling
TURFLIJST De turflijst is een overzicht van de doelen op niveau 1.1 en 1.2 gekoppeld aan de taken uit ‘eerste lesweek’ en ‘en vervolgens…’ Aan elk doel zijn de nummeringen uit de opleidingsprofielen NT2 voor zowel CVO als CBE toegevoegd. De turflijst laat dus zien hoe er met de taken uit Assessmenttaken aan alle doelen op 1.1 en 1.2 wordt gewerkt. Op basis van de ingevulde turflijst kan je op het einde van de module bepalen of een cursist niveau 1.1 of 1.2 gehaald heeft. De turflijst kan ingezet worden als een overzichtsdocument van de al dan niet behaalde doelen op niveau 1.1 en 1.2 per cursist. Op basis van de beoordelingslijsten uit ‘eerste lesweek’ en ‘en vervolgens…’ kan je per cursist het vakje van de taken een kleur geven: rood (cursist kan het niet), oranje (cursist kan het enkel met veel ondersteuning) en groen (cursist kan het). Op die manier zie je heel duidelijk welke doelen de cursist kan en welke niet. Het laat je tegelijkertijd ook zien aan welke doelen je in het verdere verloop van de cursus aandacht moet besteden en welk cursisten extra ondersteund moeten worden. In de turflijst staan nu enkel de taken uit het pakket Assessmenttaken ingevuld. Je kan deze turflijst verder aanvullen met eigen observaties, evaluatietaken, bewijzen uit het portfolio, … Zo krijg je een nog duidelijker beeld van de nagestreefde doelstellingen per cursist. Je moet de turflijst zeker aanvullen wanneer de cursist meer kan dan wat de beoordeling van de Assessmenttaken laat zien. Wanneer een cursist tijdens de Assessmenttaken doelen niet kan en ze later of tijdens andere taken toch blijkt te kunnen, dan moet dit in de turflijst te zien zijn.
Turflijst
Niveau 1.1
M NT 001 BC S02 M NT 001 BC S03 M NT 001 BC S04 M NT 001 BC S05 M NT 001 BC S06
Een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren (beschrijvend niveau)
Zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (beschrijvend niveau)
Een afspraak maken en afzeggen (beschrijvend niveau)
Een probleem of klacht formuleren (beschrijvend niveau)
Informatie vragen en geven (structurerend niveau)
M NT 001 BC W01 M NT 001 BC W02 M NT 001 BC W03
Een formulier en een document m.b.t. personalia invullen (beschrijvend niveau)
Een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven (beschrijvend niveau)
Uit mondelinge en schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren (structurerend niveau)
Schrijven 1.1
M NT 001 BC S01
Een instructie geven aan een bekende taalgebruiker (beschrijvend niveau)
Spreken 1.1
NAAM:
EV taak 10
EV taak 12
EL taak 3
EL taak 1
BE BC 084 EV taak 4 BE BC 086
BE BC 085 EV taak 5
BE BC 083
BE BC 061 BE BC 063
EV taak 13
EV taak 15
BE BC 069 EV taak 5 EV taak 8
BE BC 062 EV taak 6
BE BC 066
BE BC 065
BE BC 064 EV taak 3
Turflijst
Niveau 1.1
M NT 001 BC R02 M NT 001 BC R03 M NT 001 BC R04
Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten, zoals tabellen, advertenties, brochures, garantiebewijzen en schema's die ten dienste van de bevolking geschreven zijn (beschrijvend niveau)
Alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen (beschrijvend niveau)
De informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een uitnodiging, een voorstel en een oproep (structurerend niveau)
M NT 001 BC L02 M NT 001 BC L03 M NT 001 BC L04 M NT 001 BC L05
Het globale onderwerp bepalen in de beleving (d.i. de wensen, noden en gevoelens) van een spreker (beschrijvend niveau)
Het globale onderwerp bepalen in een klacht (beschrijvend niveau)
Alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen (beschrijvend niveau)
De informatie op overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een uitnodiging en een afspraak (structurerend niveau)
EL: taken uit ‘Eerste lesweek’ EV: taken uit ‘En vervolgens...’
M NT 001 BC L01
Het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een mededeling, een gesprek en een advies (beschrijvend niveau)
Luisteren 1.1
M NT 001 BC R01
De informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren, documenten en alledaagse papieren (o.m. rijbewijs en identiteitskaart) (beschrijvend niveau)
Lezen 1.1
EL taak 2 EL taak 5
EV taak 14 EV taak 18
EL taak 1 EV taak 10
BE BC 076
EV taak 11
BE BC 072 EV taak 7
EV taak 12
BE BC 075 EV taak 1 EV taak 8
BE BC 074
BE BC 073
Ev taak 16
EL taak 4 EV taak 4 EV taak 9
EL taak 4 EV taak 9
BE BC 094 EV taak 2 EV taak 4
BE BC 092
BE BC 093
BE BC 091
EV taak 15
EV taak 17
Turflijst
Niveau 1.2
M NT 002 BC S02 M NT 002 BC S03 M NT 002 BC S04 M NT 002 BC S05
Een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren (beschrijvend niveau)
Zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (beschrijvend niveau)
Een probleem en een klacht formuleren (beschrijvend niveau)
Informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een mededeling, een mening, een vraaggesprek, een telefoongesprek en een afspraak (structurerend niveau)
M NT 002 BC W01 M NT 002 BC W02 M NT 002 BC W03 M NT 002 BC W04
Informatie vragen en geven in informatieve teksten zoals een persoonlijk briefje, een mededeling, een dankbriefje, een formulier, een memo en een ziektemelding (beschrijvend niveau)
Een beschrijving geven (beschrijvend niveau)
Een boodschap voor zichzelf noteren (beschrijvend niveau)
Voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding van een gesprek (structurerend niveau)
Schrijven 1.2
M NT 002 BC S01
Een instructie geven aan een onbekende taalgebruiker (beschrijvend niveau)
Spreken 1.2
NAAM:
EV taak 9
EV taak 4
EV taak 13
EL taak 3
EL taak 1
EV taak 5
EV taak 10
EV taak 12
EV taak 3
EV taak 5
EV taak 6
EV taak 15
Turflijst
Niveau 1.2
M NT 002 BC R01 M NT 002 BC R02 M NT 002 BC R02 M NT 002 BC R03 M NT 002 BC R03
Relevante gegevens selecteren uit narratieve teksten zoals een verslag (beschrijvend niveau)
Alle gegevens begrijpen in informatieve teksten zoals etiketten en een zakelijke brief (beschrijvend niveau)
Alle gegevens begrijpen in prescriptieve teksten zoals een instructie en een gebruiksaanwijzing (beschrijvend niveau)
De informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een persoonlijke brief (structurerend niveau)
De informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een uitnodiging, een voorstel en een oproep (structurerend niveau)
M NT 002 BC L02 M NT 002 BC L02 M NT 002 BC L03
Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een gesprek, een telefoongesprek, een weerbericht en verkeersinformatie (beschrijvend niveau)
Relevante gegevens selecteren uit persuasieve teksten zoals een reclameboodschap (beschrijvend niveau)
De informatie overzichtelijk ordenen in informatieve teksten zoals een aankondiging, een klacht en een waarschuwing (structurerend niveau)
EL: taken uit ‘Eerste lesweek’ EV: taken uit ‘En vervolgens...’
M NT 002 BC L03
M NT 002 BC L01
Het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in narratieve teksten zoals fragmenten van een tv-feuilleton (beschrijvend niveau)
De informatie overzichtelijke ordenen in prescriptieve teksten zoals een instructie (structurerend niveau)
M NT 002 BC L01
Het globale onderwerp bepalen en de gedachtegang volgen in informatieve teksten zoals fragmenten van een radio- en tv-programma (beschrijvend niveau)
Luisteren 1.2
M NT 002 BC R01
Relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten zoals een folder, een catalogus en een bericht (beschrijvend niveau)
Lezen 1.2
EV taak 7
EV taak 1
EV taak 18
EL taak 1
EV taak 16
EV taak 14
EV taak 2
EV taak 4
EL taak 4
EV taak 15
EV taak 17
EV taak 4
EV taak 11
EL taak 5
Ouderportfolio NT2 Annemie Van Beirendonck
Inleiding Ouderportfolio NT2 bestaat uit drie delen: een biografie, een checklist en een overzicht van bewijzen. De biografie bevraagt de cursisten over hun levensloop en schoolloopbaan. In de checklist verzamelen de cursist en de lesgevers informatie over de behaalde doelen NT2. Deze worden in het derde deel van het portfolio aangevuld met bewijzen die de cursisten verzamelen. In de biografie vullen de cursisten in wie ze zijn, welke leer- en schoolervaring ze hebben, wat ze weten en willen weten over de school (van hun kind). De cursisten vullen de biografie zelf in. Dit gebeurt niet in één keer: de verschillende onderdelen worden ingevuld, gespreid doorheen de Kaapcursus. Elk onderdeel van de biografie wordt gelinkt aan wat er eerder in de les aan bod kwam. Bijvoorbeeld het gedeelte over de hobby’s van cursisten zal pas ingevuld worden wanneer er in de les rond hobby’s is gewerkt. De checklist vertrekt vanuit de NT2-doelen op niveau 1.1 en 1.2. De cursisten duiden zelf aan hoe goed ze een doel kunnen – goed, met hulp of niet goed – en of ze het nodig vinden dit te kunnen. Vermits het invullen en begrijpen van de checklist van de doelen op niveau 1.1 een hogere taalvaardigheid vraagt dan niveau 1.1, is die checklist vertaald in verschillende talen. Er zijn vertalingen in het Arabisch, Engels, Frans, Pools, Portugees, Russisch, Spaans en Turks. Deze staan in de bijlagen. De vertalingen zijn gemaakt door de Stedelijke Tolk- en Vertaaldienst, Antwerpen. De checklist van de doelen op niveau 1.2 is alleen beschikbaar in het Nederlands. In het onderdeel met bewijzen verzamelen de cursisten materiaal waarmee aangetoond wordt dat ze aan de verschillende doelen gewerkt hebben. Dit kan een werkblad zijn van een taak. Het materiaal wordt verzameld per vaardigheid waaraan gewerkt werd. Bij elke vaardigheid hoort een overzichtstabel waarin de cursisten de datum en het onderwerp van de bewijzen kunnen noteren. In de bijlagen staan voorbeelden van ingevulde overzichten. Ouderportfolio NT2 is gebaseerd op het Portfolio voor opvoeders, Citogroep (2003). Het werd ontwikkeld door lesgeefster Annemie Van Beirendonck (SCVO Sité). Ze geeft sinds september 2007 les aan Kaapgroepen in Antwerpse basisscholen. Haar collega Monique Laenen (SCVO Sité) en het Centrum voor Taal en Onderwijs werkten mee aan de definitieve versie.
Ouderportfolio NT2 Naam: School: Project Kaap: Nederlands voor ouders van schoolgaande kinderen
Ouderportfolio NT2 BIOGRAFIE
Persoonlijke gegevens Naam Voornaam Adres Postcode Plaats Telefoon E-mail
Geslacht
man / vrouw
Geboortedatum Geboorteplaats Geboorteland Nationaliteit In België sinds
Burgerlijke staat
getrouwd / gescheiden / alleenstaand / weduwe
Ouderportfolio NT2
Biografie
School in geboorteland Ik ben niet naar school geweest in mijn geboorteland. Ik ben wel naar school geweest in mijn geboorteland. Van ..................................... tot ...................................
Informatie over je (laatste) school in jouw land. Naam van de school Plaats Soort school
lagere school secundair tot ................jaar universiteit
Belangrijkste vakken
Heb je een diploma of certificaat? Ja / nee
Ouderportfolio NT2
Biografie
Leren buiten de school Buiten de school leerde ik
0 – 5 jaar (vb: spreken)
6-12 jaar (vb: fietsen)
13 – 18 jaar (vb: koken)
Vanaf 19 jaar (vb: autorijden)
Ouderportfolio NT2
Biografie
Wat leer jij je kinderen? Wat heb jij je kinderen al geleerd? (vb: Berbers)
Wat wil jij ze nog leren? (vb: liedjes uit mijn land)
Ouderportfolio NT2
Biografie
Werk in geboorteland Job 1 Plaats Wanneer Taken
Job 2 Plaats Wanneer Taken
Kan je laten zien wat je gedaan hebt (met enkele foto’s)?
Ouderportfolio NT2
Biografie
School in België Ik ben voor deze cursus nog niet naar school geweest in België. Ik ben voor deze cursus al naar school geweest in België. Van ..................................... tot ...................................
Naam van de school Plaats Vak
Heb je een diploma of certificaat? Ja / nee
Ouderportfolio NT2
Biografie
Werk in België Job 1 Plaats Wanneer Taken
Job 2 Plaats Wanneer Taken
Kan je laten zien wat je gedaan hebt (met enkele foto’s)?
Ouderportfolio NT2
Biografie
Hobby’s Heb jij hobby’s? Hobby
ja / nee Waar doe jij dat en wanneer?
Heb je foto’s ?
Ouderportfolio NT2
Biografie
De school van je kind Hoeveel kinderen heb jij? Hoe oud zijn ze? Op welke school zitten ze? In welke klas zitten je kinderen?
naam kind
jongen/ meisje
geboortedatum
school
klas
Vul het schema in:
Ouderportfolio NT2
Biografie
De school van je kind Wat wil je dat je kind leert op school? (vb: goed Nederlands spreken)
Wat wil je dat de school voor je kind of voor jou doet? (vb: helpen met papieren CLB)
Wat wil jij voor de school doen? (vb: helpen op het schoolfeest)
Ouderportfolio NT2
Biografie
Naar school in België en in je geboorteland Wat is hetzelfde? (vb: de vakken)
Wat is verschillend? (vb: minder kinderen in de klas in België)
Opgroeien in België en in je geboorteland Wat is hetzelfde? (vb: ook leerplicht in mijn land)
Wat is verschillend? (vb: geen familie in België)
Ouderportfolio NT2
Biografie
Ouderportfolio NT2 CHECKLISTEN voor niveau 1.1 en 1.2
CHECKLIST VOOR NIVEAU 1.1
Lees de lijst en vul die in. Kleur in de lijst het eerste vakje: Groen: Dat kan ik goed Oranje: Dat kan ik met hulp Rood: Dat kan ik nog niet
Zet een kruisje in de 2de of de 3de kolom, als je dat nodig vindt.
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik praat met de juf over mijn kind. vb: bij afhalen of brengen van mijn kind
Ik maak een afspraak met de juf als ik dat nodig vind. vb: ik wil een gesprek over mijn kind
Ik vertel problemen aan de juf/ de school. vb: als mijn kind ziek is, bel ik naar school
Ik reageer op een uitnodiging van de school. vb: ik zeg tegen de juf dat ik kom of niet kom
Ik spreek over mijn kind zijn emoties. vb: bij scheiding, verhuis, een nieuwe baby
Ik spreek met de juf op het oudercontact vb: bij een rapport, als er een schoolreis georganiseerd wordt
Ik vraag info over de lessen en over wat de kinderen doen op school. vb: bij een oudercontact, bij huiswerkproblemen van mijn kind
Ik vertel de kinderen wat ze moeten doen. vb: wanneer ik meehelp in de klas, wanneer mijn kind huiswerk moet maken
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Spreken rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik schrijf een briefje naar de juf of de school. vb: mijn kind is ziek, mijn kind kan zijn huiswerk niet maken
Ik schrijf informatie op die ik hoor. vb: data van activiteiten
B2
B3
Ik herken belangrijke papieren van de school. vb: agenda, afwezigheidsformulier, schoolrekening
Ik lees papieren van de school. vb: agenda, brieven van de school, het schoolreglement
Ik lees info van de school waarin staat wat ik moet doen. vb: brieven met wat mijn kind moet meenemen op uitstap
Ik lees uitnodigingen van de school. vb: uitnodiging kerstmarkt, oudercontact, verjaardagsfeestje
C1
C2
C3
C4
C. Lezen
Ik vul formulieren van de school in. vb: invulstrookje middagoppas, religie
B1
B. Schrijven
rood, oranje, groen
datum:
rood, oranje, groen
datum:
dat wil ik (beter) leren
dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum:
rood, oranje, groen
datum:
dat wil ik (beter) leren
dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum:
rood, oranje, groen
datum:
dat wil ik (beter) leren
dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
De juf zegt wat ik moet doen en ik begrijp dat. vb: fruit schillen op woensdag, naam op de turnpantoffels zetten
Ik begrijp de juf wanneer er problemen zijn met mijn kind. vb: agenda is niet getekend, je kind vergeet altijd zijn zwemzak
Ik begrijp het advies van de juf. vb: mijn kind heeft goede punten dus mijn kind mag naar de volgende klas.
D3
D4
D5
Ik begrijp de juf wanneer ze een afspraak wil maken. vb: om te komen helpen in de school, voor een oudercontact
Ik begrijp de juf als ze over de emoties van mijn kind spreekt. vb: bij problemen
D2
D6
Ik begrijp informatie over mijn kind. vb: rapportgesprek, gesprek met de juf in de klas
D1
D. Luisteren rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
CHECKLIST VOOR NIVEAU 1.2
Lees de lijst en vul die in. Kleur in de lijst het eerste vakje: Groen: Dat kan ik goed Oranje: Dat kan ik met hulp Rood: Dat kan ik nog niet
Zet een kruisje in de 2de of de 3de kolom, als je dat nodig vindt.
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik vertel een juf of een kind wat zij moeten doen. vb: medicatie tijdens de middagbewaking, een spelletje uitleggen in de klas
Ik reageer op een vraag/idee van de school of ik stel zelf een vraag. vb: Ik doe een voorstel voor een project op school. Ik reageer op de tips van een oudercontact, van het CLB.
Ik maak me zorgen over mijn kind. Ik zeg het tegen de juf. vb: Ik vraag aan de juf of mijn kind huiswerkbegeleiding kan krijgen. Ik zeg dat ik me zorgen maak over de resultaten van mijn kind.
Ik spreek over mijn verwachtingen tegenover de juf. vb: Ik vertel de juf dat oma overleden is en dat mijn kind heel verdrietig is. Ik vraag of ze daar rekening mee wil houden.
Ik ga naar de juf, directie of het secretariaat om een probleem met mijn kind/ de rekening/ de brieven van de school te regelen. vb: Ik kan de rekening voor school nu niet betalen. Ik vraag of ik de rekening in termijnen mag betalen.
A1
A2
A3
A4
A5
A. Spreken rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik telefoneer naar de school om iets te regelen. vb: mijn kind ziek melden, een afspraak met iemand van school maken.
Ik stel vragen over schoolactiviteiten en geef informatie over mijn kind. vb: Ik vraag hoe laat de schooluitstap is en ik zeg tegen de juf dat mijn kind medicijnen moet nemen.
A6
A7
A. Spreken - Vervolg rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik schrijf zelf briefjes naar de school. vb: Ik schrijf een briefje als mijn kind afwezig is.
Ik vul formulieren en de schoolagenda in. vb: Ik vul het formulier voor de schooluitstap in. Ik noteer iets in de agenda als mijn kind zijn huiswerk niet kon maken.
Ik kan een verloren voorwerp beschrijven in de agenda van mijn kind. vb: Mijn kind is zijn jasje kwijt. Het jasje is groen en er staat een hond op.
Ik kan belangrijke info uit een moedergroep noteren voor thuis. vb: Ik schrijf op wanneer we het project op school doen en wat ik moet meebrengen.
Ik kan enkele belangrijke dingen noteren voor een spiekbriefje op het oudercontact.
B1
B2
B3
B4
B5
B. Schrijven rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik begrijp papieren van de school. vb: Ik kan commentaar uit het rapport halen. Ik kan info uit de CLB-folder en uit brieven van de school halen.
Ik kan de belangrijkste info uit een verslag van een moedergroep halen.
Ik begrijp een brief van de school, bv. over de uitstap die mijn kind zal maken.
Ik begrijp instructies. vb: bij een gezelschapsspelletje voor mijn kind, een brief over wat ik moet doen met luizen.
Ik begrijp persoonlijke berichten of brieven van de school. vb: Ik begrijp wat de juf over het gedrag van mijn kind in de agenda schrijft en ik denk na of mijn kind thuis ook zo is.
Ik begrijp een voorstel voor een project (openklasdag, klusjesdag, …) en kan dat in een actieplan zetten. vb: We bakken koekjes voor het goede doel. Ik kan een affiche schrijven.
C1
C2
C3
C4
C5
C6
C. Lezen rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik begrijp waarover de reportage gaat en kan het het verloop van een reportage volgen. vb: een filmpje van TV-Klasse (De Truc), een bericht op de radio, …
Ik begrijp waarover de serie gaat en kan het het verloop volgen. vb: een TV-Klasse serie (Op de hielen van), een soap op televisie.
Ik haal de belangrijkste info uit een oudercontact, telefoongesprek van het secretariaat, … vb: Op een oudercontact geeft de leerkracht van mijn kind uitleg over de klasuitstap. Ik begrijp wanneer de uitstap is en wat mijn kind moet meebrengen.
Ik begrijp reclame op de radio of info op het oudercontact. vb: Ik begrijp de reclame voor de rommelmarkt, de sportclubs uit de buurt en de reclame voor de leesboeken die mijn kind via school kan bestellen.
Ik begrijp een aankondiging van school. vb: Ik begrijp hoe ik mijn kind kan aanmelden of hoe ik kan laten weten dat ik meehelp met de schoolactiviteit.
D1
D2
D3
D4
D5
D. Luisteren rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2
Checklist
Ik begrijp een klacht over mijn kind van de juf of van andere ouders. vb: De leerkracht van mijn kind zegt dat mijn kind soms veel lawaai maakt tijdens de les. Ik begrijp deze klacht en ik denk na of mijn kind thuis ook zo is.
Ik begrijp een waarschuwing van school. vb: Mijn kind heeft niet altijd zijn huiswerk. Ik begrijp de waarschuwing die de leerkracht van mijn kind geeft. Ik denk na hoe ik mijn kind kan helpen met het huiswerk.
Ik kan info opzoeken in het schoolreglement. Ik lees de regels en ik weet wat ik moet doen als er een probleem is. vb: als een familielid overlijdt en ik graag mijn kind wil meenemen naar de begrafenis.
D6
D7
D8
D. Luisteren - Vervolg rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
rood, oranje, groen
datum: dat wil ik (beter) leren
dat vind ik niet nodig
Ouderportfolio NT2 BEWIJZEN
Bewijzen in het dossier: schrijven datum
bewijs: wat heb je geschreven?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ouderportfolio NT2
Bewijzen
Bewijzen in het dossier: lezen datum
bewijs: wat heb je gelezen?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ouderportfolio NT2
Bewijzen
Bewijzen in het dossier: spreken datum
bewijs: over wat en met wie heb je gesproken?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ouderportfolio NT2
Bewijzen
Bewijzen in het dossier: luisteren datum
bewijs: naar wie en over wat heb je geluisterd?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ouderportfolio NT2
Bewijzen
Bewijzen in het dossier: project datum
bewijs
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
Ouderportfolio NT2
Bewijzen
Ouderportfolio NT2 BIJLAGEN
.!"#$%" &%'" '( )*%"+%" )',"-%" -" %../00%" 1)1"2.)',"-%"" *$ 3%/&%" #42&:."5*6 7%8 9*:+;& *%"-+#<:.)59";' +*-%+ "8" 7%8 9*:+;& #'=&:.59< 7%8 9*:+;& "%
."*#/#4 7%8 1& 5-+9+ +17 "8" >(%"(%" /& *1"(%" 5/'9%" *$ )'"%9 94
Ouderportfolio NT2
Arabisch
Ouderportfolio NT2
Arabisch
$ $ $ ( ( ( ) $ ) $ ) $ $" $" $"
A1
$ " !" ! " # .! # " " $ $ .$ / $! $ . " " " " ." $ " " # " .$ "" " $ "" " . $ $ " "
$ : $ " " . $ ! $ $ !$ $ " !"$ $ ! $ "$ " . $ ! $
A8
A7
A6
A5
A4
A3
A2
A
Ouderportfolio NT2
Arabisch
( ) #!
B1
# # . # ! ! # " ! " ! # . # # # # ! ! #!.
C1
! " # !! . ! # ! ! ! ! .# # # # " # ! # # # " # . # ! ! " ! # " .# #
C4
C3
C2
C
B3
B2
B
# # # ( ( # ) # ) # #! #!
# # # ( ( ( ) # ) # ) # #! #! #!
Ouderportfolio NT2
Arabisch
" " " ( ( ( ) " ) " ) " " " "
D1
" . " " " . " " ! () . " " "" !" . " " ! "
! " " ." " " " " " " " ! .
D6
D5
D4
D3
D2
D
Please read the list and complete. Colour the first box in the list: Green: I am good at this Orange: I can do that with assistance Red: I am not able to do that yet
Mark “x” in the 2nd or 3rd column if you consider this necessary.
Ouderportfolio NT2
Engels
Ouderportfolio NT2
Engels
I talk to the teacher about my child. e.g.: when I pick up my child from school or when I bring my child
I make an appointment with the teacher when I find this necessary. e.g.: I would like to talk about my child
I inform the teacher / the school about any problems. e.g.: I call the school when my child is ill
I respond to an invitation from the school. e.g.: I tell the teacher whether I will come or not
I talk about my child’s emotions. e.g: divorce, when moving house, a newborn baby
I talk to the teacher during the parents’ meeting. e.g.: matters concerning the school report, whenever a school trip is being organised
I request further information about the lessons and the children’s activities at school. e.g.: during a parents’ meeting, in case of problems concerning my child’s homework
I tell the children what to do. e.g.: when I’m helping in class, when my child must do his / her homework
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Speaking red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
Ouderportfolio NT2
Engels
I write the teacher or the school a note. e.g.: my child is ill, my child cannot do his / her homework
I make notes of the information I hear. e.g.: dates of the activities
B2
B3
I can recognize important school documents. e.g.: agenda, absence form, school bill
I read the school documents. e.g.: agenda, letters from school, school regulations
I read the school info explaining what I need to do. e.g.: letters explaining what my child should take along on trips
I read the invitations of the school. e.g.: invitation for the Christmas market, parents’ meetings, birthday parties
C1
C2
C3
C4
C. Reading
I complete the school forms. e.g.: the form for the childminder at noon, religion
B1
B. Writing
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
I do not find this necessary
I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
I do not find this necessary
I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date:
I do not find this necessary
I do not find this necessary
Ouderportfolio NT2
Engels
I understand the information concerning my child. e.g.: conversation about the school report, conversation with the teacher in class
I understand the teacher when she talks about my child’s emotions. e.g.: in case of problems
The teacher will tell me what to do and I understand her. e.g.: peeling fruit on Wednesdays, marking gym shoes with the child’s name
I understand the teacher when she talks about problems concerning my child. e.g.: the school report was not signed, your child always forgets his / her swimming bag
I understand the teacher’s advice. e.g.: my child got good marks and can move up to the next class
I can understand the teacher when she tries to make an appointment with me. e.g.: to help in the school, about a parents’ meeting
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Listening red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
red, orange, I would like green to learn (improve) this
date: I do not find this necessary
Lisez la liste et complétez-la. Coloriez la première case de la liste : Vert: Je sais bien le faire Orange: Pour ceci j’ai besoin d’aide Red: Je ne sais pas encore le faire
Si vous considérez nécessaire, marquez d’une croix la colonne 2 ou 3.
Ouderportfolio NT2
Frans
Ouderportfolio NT2
Frans
Je discute avec l’institutrice au sujet de mon enfant. par ex.: au moment où je viens chercher mon enfant
Je fais un rendez-vous avec l’institutrice si je pense que c’est nécessaire. par ex.: je souhaite avoir un entretien concernant mon enfant
Je raconte les problèmes à l’institutrice/ avec l'école. par ex.: si mon enfant est malade, je téléphone à l’école
Je réponds à une invitation de l’école. par ex.: j'informe l'institutrice si je viens ou pas
Je parle des émotions de mon enfant. par ex.: lorsqu’il y a divorce, éménagement, un nouveau bébé
Je discute avec l’institutrice lors des réunions de parents. par ex.: au moment des bulletins, des voyages scolaires qu’ils organisent
Je demande des informations sur les cours et sur ce que l’enfant fait à l’école. par ex.: lors des réunions de parents, d’un problème avec les devoirs de mon enfant
Je dis aux enfants ce qu’ils doivent faire. par ex.: lorsque je vais aider dans la classe, lorsque mon enfant doit faire ses devoirs
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Conversation
date:
date:
rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire
date:
Ouderportfolio NT2
Frans
J’écris une lettre à l’instituteur ou à l’école. par ex.: mon enfant est malade, mon enfant ne peut pas faire ses devoirs
Je note l’information que j’entends. par ex.: les dates des activités
B2
B3
Je reconnais des papiers importants de l'école. par ex.: journal scolaire, formulaires d’absences, factures scolaires
Je lis les papiers importants de l'école. par ex.: journal scolaire, des lettres de l’école, règlement scolaire
Je lis les informations de l’école avec des instructions à suivre. par ex.: des lettres indiquant ce que mon enfant doit prendre avec lui en excursion
Je lis des invitations de l'école. par ex.: l’invitation au marché de Noël, aux réunions de parents, à un anniversaire
C1
C2
C3
C4
C. Lecture
Je complète les formulaires scolaires. par ex.: le talon pour la garde de midi
B1
B. Écrire
date:
date:
date:
date:
rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire
date:
rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire
date:
Ouderportfolio NT2
Frans
Je comprends l’information concernant mon enfant. par ex.: l’entretien concernant le bulletin scolaire, la conversation avec l’instituteur dans la classe
Je comprends l’institutrice quand elle parle des émotions de mon enfant. par ex.: en cas de problèmes
L’institutrice dit ce que je dois faire et la comprends. par ex.: éplucher les fruits le mercredi, placer le nom sur les pantoufles de gymnastique
Je comprends l’institutrice lorsqu’elle parle des problèmes de mon enfant. par ex.: le journal de classe n’a pas été signé, votre enfant oublie régulièrement son sac de natation
Je comprends les conseils de l’institutrice. par ex.: mon enfant a de bons résultats, il peut donc passer à l’année suivante
Je comprends l'institutrice si elle souhaite faire un rendez-vous. par ex. : pour venir aider à l’école, pour une réunion de parents
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Écouter
date:
date:
rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense rouge, je voudrais je ne pense orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est orange, vert (mieux) pas que c’est l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire l’apprendre nécessaire
date:
Przeczytaj i wypełnij listę. Zakoloruj na liście pierwsze pole na: Zielono : To dobrze potrafię Pomarańczowo : To potrafię, ale potrzebuję pomocy Czerwono : Tego jeszcze nie potrafię Postaw krzyżyk w 2-giej lub 3-ciej kolumnie jeżeli uważasz, że jest to potrzebne.
Ouderportfolio NT2
Pools
Ouderportfolio NT2
Pools
Mówię nauczycielce/szkole o problemach np.: dzwonię do szkoły, gdy moje dziecko jest chore
Reaguję na zaproszenie ze szkoły. np.: mówię nauczycielce czy przyjdę czy nie
Rozmawiam o emocjach mojego dziecka. np.: przy rozwodzie, przeprowadzce, nowym dziecku
Rozmawiam z nauczycielką podczas zebrań z rodzicami. np.: przy raportach, gdy organizowana jest szkolna wycieczka
Proszę o informacje o lekcjach i o tym co dzieci robią w szkole. np.: podczas zebrań z rodzicami, gdy moje dziecko ma problemy z zadaniami domowymi
A3
A4
A5
A6
A7
Mówię dzieciom co mają robić. np.: kiedy pomagam w klasie, gdy moje dziecko musi odrobić zadania domowe
Umawiam się na rozmowę z nauczycielką jeśli uważam, że zachodzi taka potrzeba. np.: chcę porozmawiać o moim dziecku
A2
A8
Rozmawiam z nauczycielką o moim dziecku. np.: gdy odbieram lub przyprowadzam moje dziecko
A1
A. Mówienie czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
Ouderportfolio NT2
Pools
Piszę list do nauczycielki lub szkoły. np.: moje dziecko jest chore, moje dziecko nie potrafi odrobić zadania domowego
Zapisuję informacje, które usłyszę podczas. np.: aktywności szkolnych
B2
B3
Rozpoznaję ważne dokumenty szkolne. np.: dzienniczek, formularz nieobecności, cennik szkolny
Czytam dokumenty szkolne. np.: dzienniczek, listy ze szkoły, regulamin szkolny
Czytam informacje ze szkoły o tym co mam zrobić. np.: listy z informacją co moje dziecko musi zabrać na wycieczkę
Czytam zaproszenia od szkoły. np.: zaproszenie na targi Bożonarodzeniowe, na zebranie z rodzicami, na przyjęcie urodzinowe
C1
C2
C3
C4
C. Czytanie
Wypełniam szkolne formularze. np.: pasek o opiece w południe, religia
B1
B. Pisanie
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
tego chcę się (lepiej) nauczyć
tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
tego chcę się (lepiej) nauczyć
tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
czerwony, pomarańczowy, zielony
data:
tego chcę się (lepiej) nauczyć
tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
nie uważam tego za potrzebne
Ouderportfolio NT2
Pools
Rozumiem informacje o moim dziecku. np.: rozmowa o raporcie, rozmowa z nauczycielką w klasie
Rozumiem nauczycielkę jak mówi o emocjach mojego dziecka. np.: w przypadku problemów
Nauczycielka mówi co muszę zrobić, a ja to rozumiem. np.: obrać owoce w środę, umieścić nazwisko na obuwiu do gimnastyki
Rozumiem nauczycielkę, gdy są problemy z moim dzieckiem. np.: dzienniczek jest niepodpisany, Twoje dziecko zawsze zapomina torby na basen
Rozumiem poradę nauczycielki. np.: moje dziecko ma dobre punkty, więc może przejść do następnej klasy
Rozumiem nauczycielkę, gdy próbuje umówić się na spotkanie. np.: żeby przyjść pomóc w szkole, na zebranie z rodzicami
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Słuchanie czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
czerwony, pomarańczowy, zielony
data: tego chcę się (lepiej) nauczyć
nie uważam tego za potrzebne
Leia e preencha a lista. Na lista, colore o primeiro espaço: Verde : Isto eu sei fazer bem Amarelo : Isto eu sei fazer se alguém me ajudar Vermelho : Isto eu ainda não sei fazer Se você achar necessário, marque a 2a ou a 3a coluna com um X.
Ouderportfolio NT2
Portugees
Ouderportfolio NT2
Portugees
Eu converso sobre meu filho com a professora. p/ex: quando venho trazer ou vou buscar meu filho
Eu marco uma conversa com a professora quando acho necessário. p/ex: quero falar sobre meu filho
Eu falo com a professora / a escola quando há um problema. p/ex: se meu filho está doente, eu telefono para a escola
Quando recebo um convite da escola, eu reajo. p/ex: digo à professora que venho ou que não posso vir
Eu converso sobre as emoções de meu filho. p/ex: durante divórcio, mudança de casa, bebé que nasce
Eu converso com a professora no encontro com os pais. p/ex: um boletim, ou quando se organiza um passeio escolar
Eu faço perguntas sobre as aulas e o que as crianças estão a fazer na escola. p/ex: num encontro de pais, ou se meu filho tiver problemas com o dever de casa
Eu digo às crianças o que elas devem fazer. p/ex: quando ajudo na classe, ou quando meu filho precisa fazer o dever de casa
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Conversar vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
Ouderportfolio NT2
Portugees
Eu escrevo um bilhete para a professora, ou para a escola. p/ex: meu filho está doente, meu filho não pode fazer o dever de casa
Anoto informações que ouço. p/ex: datas de actividades
B2
B3
Eu leio papéis da escola. p/ex: agenda, cartas da escola, regulamento escolar
Leio informações da escola que dizem o que devo fazer. p/ex: cartas dizendo o que meu filho precisa levar num passeio
Eu leio convites da escola. p/ex: convite para a feira de natal, encontro dos pais, festa de aniversário
C3
C4
Eu reconheço papéis importantes da escola. p/ex: agenda, formulário de ausência, conta escolar
C2
C1
C. Ler
Eu preencho os formulários da escola. p/ex: bilhete de acolhimento pós-escolar, religião
B1
B. Escrever
vermelho, amarelo, verde
data:
vermelho, amarelo, verde
data:
quero aprender (melhor)
quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data:
vermelho, amarelo, verde
data:
quero aprender (melhor)
quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data:
vermelho, amarelo, verde
data:
quero aprender (melhor)
quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
não acho neces-sário
Ouderportfolio NT2
Portugees
Eu compreendo informações sobre meu filho. p/ex: conversa sobre o boletim escolar, conversa com a professora na sala de aula
Eu compreendo a professora quando ela fala sobre as emoções de meu filho. p/ex: em caso de problemas
A professora me diz o que devo fazer, e eu compreendo. p/ex: descascar frutas na quarta-feira, escrever o nome nos ténis de ginástica
Eu compreendo a professora quando há problemas com meu filho. p/ex: agenda não foi assinada, teu filho sempre esquece a bolsa de natação
Eu compreendo os conselhos da professora. p/ex: meu filho tem boas notas e pode passar ao próximo ano
Eu compreendo a professora quando ela quer marcar um encontro. p/ex: para vir ajudar na escola, para um contacto com os pais
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Ouvir vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
vermelho, amarelo, verde
data: quero aprender (melhor)
não acho neces-sário
Прочтите список и заполните его. Раскрасьте в списке первую клетку: Зеленый : Это я умею хорошо Оранжевый : Это я умею с чьей-то помощью Красный : Этого я пока не умею Поставьте крестик во 2-й или 3-й колонке, если считаете это нужным.
Ouderportfolio NT2
Russisch
Ouderportfolio NT2
Russisch
Я разговариваю с учительницей о своем ребенке. Напр.: когда забираю его или привожу
Я договариваюсь с учительницей о встрече, если считаю это нужным. Напр.: я хочу поговорить о моем ребенке
Я сообщаю о проблемах учительнице / школе. Напр.: если ребенок заболел, я звоню в школу
Я реагирую на приглашения из школы. Напр.: я говорю учительнице, что я приду или не приду
Я говорю об эмоциях своего ребенка. Напр.: в случае развода, переезда, рождения нового ребенка
Я беседую с учительницей на родительском собрании. Напр.: при получении табеля успеваемости, если школа организует экскурсию
Я интересуюсь уроками и тем, чем дети занимаются в школе. Напр.: на родительском собрании, в случае трудностей при выполнении ребенком домашнего задания
Я рассказываю детям, чтó они должны делать. Напр.: когда я помогаю в классе, когда мой ребенок должен делать уроки
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Устная речь
Дата:
Дата:
красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным зеленый научиться зеленый научиться зеленый научиться
Дата:
Ouderportfolio NT2
Russisch
Я пишу записку для учительницы или школы. Напр.: мой ребенок болен, он не может выполнить домашнего задания
Я записываю информацию, которую слышу. Напр.: даты мероприятий
B2
B3
Я знаю, как выглядят важные бумаги из школы. Напр.: дневник, бланк для записи пропущенных занятий, школьный счет
Я читаю бумаги из школы. Напр.: дневник, письма из школы, школьный регламент
Я читаю сообщения из школы, в которых написано, чтó я должен делать. Напр.: письма с указанием того, чтó ребенок должен взять с собой на экскурсию
Я читаю приглашения из школы. Напр.: приглашение на рождественский базар, родительское собрание, празднование дня рождения
C1
C2
C3
C4
C. Чтение
Я заполняю школьные бланки. Напр.: касательно присмотра за ребенком в обеденный перерыв, исповедуемой религии
B1
B. Письмо
Дата:
Дата:
Дата:
Дата:
красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным зеленый научиться зеленый научиться зеленый научиться
Дата:
красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным зеленый научиться зеленый научиться зеленый научиться
Дата:
Ouderportfolio NT2
Russisch
Я понимаю информацию о своем ребенке. Напр.: беседа о табеле успеваемости, беседа с учительницей в классе
Я понимаю учительницу, когда она говорит об эмоциях моего ребенка. Напр.: в случае проблем
Учительница говорит, чтó я должен делать, и я это понимаю. Напр.: почистить фрукты в среду, подписать гимнастические тапки
Я понимаю учительницу, когда возникают проблемы с моим ребенком. Напр.: не подписан дневник, ребенок постоянно забывает мешок с плавательными принадлежностями
Я понимаю заключение учительницы. Напр.: у ребенка хорошие отметки, следовательно, он может перейти в следующий класс
Я понимаю учительницу, когда она хочет назначить встречу. Напр.: чтобы придти и помочь школе, для участия в родительском собрании
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Восприятие на слух
Дата:
Дата:
красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это красный, Я хочу этому Я считаю это оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным оранжевый, (лучше) ненужным зеленый научиться зеленый научиться зеленый научиться
Дата:
Lea la lista y llénela. Coloree la primera casilla de la lista: Verde : Sé hacerlo bien Anaranjado : Sé hacerlo con alguna ayuda Rojo : Todavía no sé hacerlo Ponga una cruz en la 2da o 3ra columna, si le parece necesario.
Ouderportfolio NT2
Spaans
Ouderportfolio NT2
Spaans
Hablo con la profe de mi hijo. p. ej. al llevarlo o recogerlo
Hago una cita con la profe cuando lo estimo necesario. p. ej. quiero una entrevista sobre mi hijo
Comunico mis problemas a la profe / en la escuela. p. ej. si mi hijo está enfermo, llamo a la escuela
Reacciono a una invitación de la escuela. p. ej. aviso a la profe si voy o no voy
Hablo de las emociones de mi hijo. p. ej. en caso de divorcio, mudanza, nuevo bebé
Hablo con la profe en la reunión de padres de familia. p. ej. en la entrega de los boletines de notas, cuando se organiza un viaje escolar
Pido información sobre las clases y sobre las actividades de los niños en la escuela. p. ej. en una reunión de padres de familia, si mi hijo tiene problemas haciendo sus tareas
Les digo a mis hijos qué deben hacer. p. ej. cuando colaboro en el aula, cuando mi hijo tiene que hacer tareas
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Hablar rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
Ouderportfolio NT2
Spaans
Escribo una nota a la profe o a la escuela. p. ej. mi hijo está enfermo, mi hijo no puede hacer sus tareas
Anoto la información que escucho. p. ej. fechas de actividades
B2
B3
Leo información de la escuela en que está descrito qué debo hacer. p. ej. cartas con una descripción de las cosas a llevar para una excursión
Leo las invitaciones de la escuela. p. ej. invitación mercado navideño, reunión de padres de familia, fiesta de cumpleaños
C4
Leo documentos de la escuela. p. ej. agenda, cartas de la escuela, el reglamento escolar
C2
C3
Reconozco papeles importantes de la escuela. p. ej. agenda, formulario de ausencia, cuenta escolar
C1
C. Leer
Relleno los formularios de la escuela. p. ej. volantes acogida a mediodía, religión
B1
B. Escribir
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
no me parece necesario
no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
no me parece necesario
no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha:
no me parece necesario
no me parece necesario
Ouderportfolio NT2
Spaans
Entiendo la información concerniente a mi hijo. p. ej. entrevista al entregar los boletines de notas, conversación con la profe en el aula
Entiendo a la profe cuando habla de las emociones de mi hijo. p. ej. en caso de problemas
La profe me dice qué se debe hacer y lo comprendo. p. ej. pelar fruta los miércoles, indicar el nombre en los zapatos de gimnasio
Entiendo a la profe cuando hay problemas con mi hijo. p. ej. agenda no firmada, a su hijo siempre se le olvida llevar su bolsa de natación
Entiendo los consejos de la profe. p. ej. mi hijo ha sacado buenas notas y en consecuencia podrá pasar al próximo grado
Entiendo a la profe cuando ella quiere hacer una cita. p. ej. para ayudarla en la escuela, para una reunión de padres de familia
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Escuchar rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
rojo, anaran- quisiera ir jado, verde aprendiéndolo (más)
fecha: no me parece necesario
Listeyi okuyun ve doldurun. İlk karenin içini boyayın: Yeşil : iyi yapabilirim Turuncu : birinin yardımıyla yapabilirim Kırmızı : daha yapamam Gerekli görürseniz, 2nci veya 3üncü kolona çarpı işareti koyun.
Ouderportfolio NT2
Turks
Ouderportfolio NT2
Turks
Çocuğum hakkında öğretmenle konuşuyorum. ör: çocuğu getirip götürürken
Gerekli görürsem, öğretmenle bir randevu yapıyorum. ör: çocuğum hakkında bir görüşme yapmak istiyorum
Problemleri öğretmene/okula anlatıyorum. ör: eğer çocuğum hastaysa, okula telefon ediyorum
Okulun davetine cevap veriyorum. ör: öğretmene gelip gelmeyeceğimi söylüyorum
Çocuğumun duygularından konuşuyorum. ör: boşanma, taşınma, yeni bir bebek
Veli toplantısında öğretmenle görüşüyorum. ör: karnede, okul gezisi düzenlendiği zaman
Dersler ve çocukların okulda ne yaptıkları hakkında bilgi soruyorum. ör: veli toplantısında, çocuğumun ev ödevleri problemlerinde
Çocukların ne yapması gerektiğini anlatıyorum. ör: sınıfta yardım ettiğimde, çocuğum ev ödevi yapması gerektiğinde
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
A. Konuşmak kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
Ouderportfolio NT2
Turks
Öğretmene veya okula bir mektup yazıyorum. ör: çocuğum hasta, çocuğum ev ödevini yapamıyor
Duyduğum bilgileri yazıyorum. ör: faaliyet tarihleri
B2
B3
Okulun önemli kağıtlarını biliyorum. ör: ajanda, devamsizlık formu, okul hesabı
Okulun kağıtlarını okuyorum. ör: ajanda, okulun mektupları, okul yönetmeliği
Ne yapmam gereken okul bilgilerini okuyorum. ör: çocuğumun okul gezisine neletr götürmesi gerektiğini bildiren mektupları okuyorum
Okulun davetiye mektubunu okuyorum. ör: Noel pazarı davetiyesi, veli toplantısı, yaşgünü partisi
C1
C2
C3
C4
C. Okumak
Okul formlarını dolduruyorum. ör: öğle refakat formu, din dersi
B1
B. Yazmak
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih:
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
(daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
gerekli görmüyorum
Ouderportfolio NT2
Turks
Çocuğumla ilgili bilgileri anlıyorum. ör: karne görüşmesi, sınıfta öğretmenle görüşme
Öğretmen çocuğumun duyguları hakkında konuştuğu zaman anlıyorum. ör: problemlerde
Ne yapmam gerektiğini öğretmen söylüyor ve bunu anlıyorum. ör: çarsamba günü meyve soymak, jimnastik ayakkabısına adını yazmak
Çocuğumun problemleri olduğunda öğretmeni anlıyorum. ör: ajanda imzalanmamış, çocuğun yüzme torbasını her zaman unutuyor
Öğretmenin tavsiyelerini anlıyorum. ör: çocuğumun iyi notları var, yani çocuğum bir üst sınıfa geçebilir
Öğretmen bir randevu almak istediği zaman, bunu anlıyorum. ör: okulda yardım etmek için, veli toplantısı için
D1
D2
D3
D4
D5
D6
D. Dinlemek kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
kırmızı, turuncu, yeşil
tarih: (daha iyi) öğrenmek istiyorum
gerekli görmüyorum
Voorbeelden van bewijzen SCHRIJVEN datum
bewijs: wat heb je geschreven?
1
Inschrijvingsformulier van de school
2
Medische fiche
3
Inlichtingenblad (contact bij ongeval, ineten, opvang, …)
4
Notities over emoties van kinderen
5
Boodschap i.v.m. huiswerk in de agenda
6
Notities voor telefoongesprek
7
Afwezigheidsbriefje
8
Notities bij een tv-klasse
9
Notities bij een nieuwsbericht
10
Uren/ afspraken noteren
LEZEN datum
bewijs: wat heb je gelezen?
1
Lessenrooster
2
Brief medische informatie (luizen, schoolarts, …)
3
Brief uitstappen van de school (excursie, bosklassen, …)
4
Fragmenten schoolreglement (uniform,uren, afwezigheid, …)
5
Brochures (bib, K&G, studietoelage, leerrecht/ leerplicht, …)
6
Schoolagenda
7
Rapport
8
Instructies i.v.m. veiligheid, uniform, …
9
Uitnodigingen (schoolfeest, moederdag, …)
10
Documenten gezondheid herkennen (siskaart, voorschrift, …)
Ouderportfolio NT2
Bijlage
Voorbeelden van bewijzen SPREKEN datum
bewijs: over wat en met wie heb je gesproken?
1
Schoolpoortgesprek
2
Zeggen/vragen wat men wil (tijdens oudercontact, informeel gesprek met de leerkracht, bij het secretariaat, …)
3
Sterke schouders (ouderproject van de school)
4
Kennismakingsgesprek met collega’s
5
Informeel gesprek met de leerkracht van het kind
6
Informatie uitwisselen (over gezinssituatie, gedrag van de kinderen, eigen schoolervaring, opvoeden, huiswerk begeleiden, …)
7
Instructies geven (begeleiden workshop kleuters, …)
8
Uitnodigen (juffen uitnodigen naar de klas, op de koffie, …)
9
Reageren op uitnodigingen en vragen (van directie, juffen, collega’s, …)
10
Gevoelens uiten en vragen naar gevoelens (over opvoeden, relaties, schoolervaringen, …)
11
Afspraak maken (met de dokter, met de juf, met CLB, …)
12
Afwezigheid en probleem melden (ziekte, huiswerk, …)
13
Informatie vragen/ geven (oudercontact, reglement, dokter, …)
LUISTEREN datum
bewijs: naar wie en over wat heb je geluisterd?
1
Gesprek begrijpen (oudercontact, schoolpoortgesprek met juf, andere ouders, gesprek met directeur, secretariaat, …)
2
Advies begrijpen (overgaan, schooluitstappen, gedrag, huiswerk, dokter, …)
3
Begrijpen wat iemand wil (workshop kleuters, juf, directie, …)
4
Gesprek over emoties en probleemgedrag begrijpen (CLB, andere ouders, kind, ...)
5
Instructie begrijpen (schoolfeest, veiligheid, organisatie van de school, …)
6
Uitnodiging begrijpen (schoolfeest, workshops, begeleiden uitstappen, schoolactiviteiten, …)
7
De belangrijkste informatie uit een videoreportage/ radionieuws begrijpen (tv-klasse, ouders actief, Radio 1 weerberichten, …)
Ouderportfolio NT2
Bijlage
Voorbeelden van bewijzen PROJECT datum
bewijs
1
Uitnodigingen maken
2
Affiches maken
3
Mails schrijven en sturen
4
Informatie verzamelen
5
Informatie verwerken
6
Organisaties selecteren
7
Takenlijst maken
8
Boodschappenlijst maken
9
Praktische afspraken maken met directie, juffen
10
Project zoeken
11
Project voorstellen en officiële toestemming vragen om het uit te voeren
12
Publiciteit organiseren, bekendmaking project
13
Onthaal en begeleiding organisaties
14
De juffen en het schoolpersoneel inlichten over het scenario
15
Onthaal bezoekers
16
Aankleding zaal organiseren (tekeningen van de kleuters, …)
17
Medewerking vragen aan juffen, directie, ouders, kinderen, …
18
Afspraken schematiseren
19
Notities nemen bij voorbereidende gesprekken
Ouderportfolio NT2
Bijlage
Colofon © 2010 Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen en Centrum voor Taal en Onderwijs (K U Leuven) © 2011 heruitgave: uitbreiding naar niveau 1.2. Algemeen Onderwijsbeleid Antwerpen en Centrum voor Taal en Onderwijs (K U Leuven) met steun van BAOAB vzw Antwerpen en het Impulsfonds voor het Migrantenbeleid
Tekst: Joke Drijkoningen, Carolien Frijns en Annemie Van Beirendonck Foto’s: Beeldbank Stad Antwerpen, Mina Van Elewyck (Apache News Lab) en Claire Lemmens Vormgeving: Zoing Design