Raadsvergadering d.d. 29 november 2007 nr. 12 Reg.nr.: RV07.0050/PV Portefeuille: Ruimtelijke Ordening Brummen, 30 oktober 2007 Onderwerp: Vrijstelling voor minicamping Windheuvelstraat 7 Wij stellen voor: 1. In principe meewerken aan het opstarten van de vrijstellingsprocedure op grond van artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor realisatie van een camping, trekkershutten, een paardenpension, een horecagelegenheid aan Windheuvelstraat 7 te Voorstonden.
Inleiding Reeds in 1996 heeft heer Nuesink bij onze gemeente het verzoek ingediend om bij het agrarische bedrijf (bestaande uit vleesrunderen en akkerbouw) aan de Windheuvelstraat 7 te Voorstonden een kleinschalige camping te kunnen starten. Op grond van het ter plaatste vigerende bestemmingsplan ``Buitengebied 1982`` heeft het betreffende perceel de bestemming ``Agrarisch gebied``. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk een camping te beginnen. In 1997 is op basis van de Wet op de Openluchtrecreatie toestemming gegeven om een minicamping met maximaal 15 kampeerplekken te kunnen starten. In de loop der jaren heeft de minicamping zich uitgebreid tot een camping met 30 plaatsen. Overigens is er in 1999 voor het laatst een ontheffing op grond van de Wet op de Openluchtrecreatie verleend voor twee jaar. In februari 2006 is er een vrijstellingsverzoek ingediend om de camping te kunnen opwaarderen naar 40 plaatsen. Destijds is in overleg met initiatiefnemers besloten het verzoek niet verder in behandeling te nemen. Dit omdat op grond van de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie naar verwachting een grotere camping mogelijk zou worden. Afgesproken is dat kort na het inwerkingtreden van de ROV een vrijstellingsverzoek zou worden ingediend. Op 15 februari 2007 is vervolgens het verzoek ingediend om vrijstelling te verlenen voor: - 48 standplaatsen; - 8 luxe trekkershutten; - Pitstop onder de hooimijt (lichte horeca); - Campingkantine (lichte horeca); - Paardenpension; - Veldschuur; - Paardenbak; - Geven van cursussen; - Bouw van een extra sanitairgebouw Het is niet de bedoeling van initiatiefnemer alles in één keer te realiseren, maar in verschillende fasen. De vrijstelling heeft wel betrekking op het gehele initiatief. Juridische grondslag Artikel 19 lid 1 en artikel 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Argumenten 1.1 Vanuit recreatief oogpunt is het een gewenste ontwikkeling Ligt op groen! In de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie Ligt op groen! is aangegeven dat we goede kansen zien voor ontwikkeling van intensieve vormen van recreatie. Het initiatief als totaalvoorziening is een vorm van intensieve recreatie. G:\Teams\Srv-Div\RAADmap\RAAD\RAADNU\Nagekeken-GEREED\29 november 2007\12-minicamping Windheuvelstraat 7.doc LO20-11-07/P23 november 2007 9:58:00
2
In Ligt op Groen! wordt aangegeven dat we goede kansen zien voor ontwikkeling van intensieve vormen van recreatie. Er wordt voor gekozen om deze kansen optimaal te benutten en daarmee tegelijkertijd de groene kwaliteit van onze gemeente te versterken. Bovendien streven we naar groei en differentiatie van werkgelegenheid. We stimuleren nieuwe vormen van werkgelegenheid met een ``groen`` profiel of werkgelegenheid die een relatie heeft met het landschap. Op die manier versterkt de werkgelegenheid de groene identiteit van onze gemeente. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan recreatie. Streekplan Gelderland 2005 In het Streekplan Gelderland 2005 wordt een groeiende behoefte geconstateerd aan de beleving van natuur en landschap. Plattelandstoerisme kan een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van het landelijk gebied. De provincie wil dan ook de extensieve vormen van recreatie en toerisme stimuleren. Ook recreatieve nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf spelen hierbij een rol. Krachtens het Streekplan ligt het perceel Windheuvelstraat 7 in het Multifunctioneel gebied, Waardevol landschap. In het multifunctionele gebied geldt als uitgangspunt dat initiatieven voor intensieve recreatie en toerisme in beginsel mogelijk zijn. Gedurende de periode van terinzagelegging van het ontwerp van Ligt op groen! heeft initiatiefnemer een zienswijze naar voren gebracht. De zienswijze gaat in op de plannen voor het opschalen van de boerderijcamping. Initiatiefnemer geeft aan met de opschaling van de camping een actieve rol te willen spelen bij het realiseren van groene ontwikkelingen. De gemeente geeft hierop als reactie hierover verheugd te zijn. Omdat het hier gaat om reeds jarenlang bestaande camping geeft de gemeente verder aan dat voor het uitbreiden hiervan in goed overleg met initiatiefnemer wordt gestreefd naar maatwerk. Met het realiseren van de camping wordt intensieve recreatie ontwikkeld. Van intensieve recreatie wordt in Ligt op Groen! gezegd dat we de kansen hiervoor optimaal moeten benutten en daarmee tegelijkertijd de groene kwaliteit van onze gemeente moeten versterken. De camping bestaat uit 48 standplaatsen, 8 luxe trekkershutten en een campingkantine. Het initiatief omvat naast de camping nog de zaken die in de inleiding zijn genoemd. Trekkershutten De acht trekkershutten waar het initiatief vanuit gaat beschikken over eigen sanitair en hebben oppervlaktes van 18 tot 44 m2. Trekkershutten tot een oppervlakte van 20 m2 zonder eigen sanitair worden door de provincie gezien als een soort van veredelde tenten en worden niet beschouwd als recreatiewoningen. Trekkershutten met een oppervlakte van meer dan 20 m2 met eigen sanitair worden aangemerkt als recreatiewoning. Krachtens het Streekplan kunnen recreatiewoningen alleen worden toegestaan indien er sprake is van een bedrijfsmatig geëxploiteerd terrein, vastgelegd in het bestemmingsplan. In het betreffende initiatief zullen de trekkershutten bedrijfsmatig worden geëxploiteerd. Ze passen hiermee in het Streekplan. Om permanente bewoning tegen te gaan, zal in de vrijstelling de bestemming tenminste adequaat en eenduidig moeten worden opgenomen. Horecavoorzieningen Het initiatief betreft mede het realiseren van een campingkantine, gericht op campinggasten. De ruimte die initiatiefnemers willen inrichten tot campingkantine (op de bijlage aangegeven als de woonkamer) willen ze buiten het hoogseizoen ook gebruiken voor het aanbieden van cursussen, reünies en partijtjes. De voor de campingkantine bestemde ruimte willen ze uitbreiden met een serre en een ruimte voor een poolbiljart. Er bestaat geen bezwaar tegen het toestaan van een campingkantine. Het is echter niet wenselijk dat er in het buitengebied een nieuwe zelfstandige horecagelegenheid wordt toegestaan. Het aanbieden van de aanwezige ruimte voor reünies, partijtjes en cursussen is niet wenselijk. Gezien het streven de bestaande horecavoorzieningen in stand te houden is het niet wenselijk hieraan mee te werken. Voorgesteld wordt vrijstelling te verlenen voor een campingkantine ondergeschikt aan de camping. Om ervoor te zorgen dat de campingkantine ondergeschikt blijft aan de camping is het wenselijk een maximale oppervlakte voor de campingkantine vast te stellen.
3
De gevraagde uitbreidingen (nieuwbouw) ten behoeve van de campingkantine (te weten een serre van 12 m2 en een ruimte van 33 m2 voor het poolbiljart) worden niet toegestaan. De ruimte binnen de bestaande bebouwing (89 m2) is voldoende voor een campingkantine, die ondergeschikt is aan de camping. Daarnaast hebben initiatiefnemers het plan om een ``pitstop`` onder de hooimijt met zitjes aan het begin van de oprit te realiseren waar kleine versnaperingen worden verkocht aan bijvoorbeeld deelnemers van passerende fietstochten. Hiertegen bestaat geen bezwaar. Het is niet de bedoeling dat er een grootschalig terras ontstaat bij de ingang van de camping. Als maximale maat voor het zitje wordt een oppervlakte van 50 m2 reëel gevonden. De kracht van de camping ligt in het landelijke karakter. Initiatiefnemers richten zich met name op het wat oudere publiek dat voor de rust naar de camping komt. Het is dan ook zeker niet hun bedoeling om een horecafunctie te creëren die overlast tot gevolg heeft. Desalniettemin is het van belang in de vrijstelling op te nemen aan welke voorwaarden de horeca moet voldoen. Aan de volgende voorwaarden wordt gedacht: - Ondergeschikt aan de camping - Dag- en avondhoreca toegestaan, geen nachthoreca toegestaan - Geen mogelijkheid tot het geven van feesten en partijen - De horeca is wel toegankelijk voor passanten - De gelegenheid dient te voldoen aan de Drank- en Horecawet en andere relevante regelgeving Bouw van een extra sanitairgebouw Op de camping zijn reeds in de bestaande bebouwing sanitaire voorzieningen aanwezig. Met een aantal van 48 kampeerplaatsen zijn de bestaande sanitaire voorzieningen vanuit het oogpunt van comfort wellicht niet voldoende. Gezien het streven naar maatwerk, zoals is aangeven in de reactie op de zienswijze op Ligt op groen! kan in dit geval worden toegestaan dat er een extra sanitairgebouw enigszins afgelegen van de andere bebouwing wordt gerealiseerd. Wel wordt als voorwaarde gesteld dat het landschappelijk wordt ingepast. 1.2 Goede uitwerking ``rood-voor-groen`` lijkt mogelijk Ligt op Groen!: Landschap De Oeverwal Krachtens Ligt op groen! ligt het perceel aan de Windheuvelstraat 7 in landschap De Oeverwal. Doel is om dit landschap te verdichten, waarmee de huidige doorsnijdingen ruimtelijk worden afgezwakt en het gebied beter ruimtelijke veranderingen kan opnemen. Met behulp van extra beplantingen willen we bovendien de karakteristiek van kronkelende wegen en onregelmatige kavels, in contrast met de aangrenzende deelgebieden benadrukken. Met name de randen van De Oeverwal zijn kansrijk. Hier kan de overgang tussen twee landschapstypen duidelijk worden ervaren. De Windheuvelstraat 7 is gelegen op de overgang tussen De Oeverwal en het Arcadisch landschap. Krachtens Ligt op groen! zijn juist de overgangen de interessante locaties voor nieuwe bebouwing. Het realiseren van bebouwing op de overgangen sluit aan op de historische ontwikkeling waarbij juist op deze overgangen bebouwing is gerealiseerd. Bovendien kunnen op deze locatie poorten ontwikkeld worden die de naastgelegen, meer extensieve, gebieden ontsluiten. Ecologische verbindingszone De projectlocatie ligt even te noorden van de ecologische verbindingszone tussen Landgoed Voorstonden en de IJssel. Het betreft hier een kleinschalig mozaïeklandschap met grote afwisseling van relatief open tot besloten landschap. Het landschap zoals dit vroeger was kenmerkt zich door hagen, bomen en groen langs de (lint)bebouwing. Er waren oude boerderijen, moestuinen en fruitboomgaarden. Verder van de bebouwing af had het landschap een opener karakter. Het initiatief voorziet in de aanplant van hagen. De hagen vormen verbindingselementen waar dassen en andere kleine zoogdieren zich langs kunnen verplaatsen.
4
Door het aanplanten van hagen kan het oude kleinschalige landschap wat in ere worden hersteld. Voorgesteld wordt om initiatiefnemers landschappelijke beplanting te laten aanleggen volgens een door de gemeente goed te keuren beplantingsplan, met als doel het krijgen van extra kwaliteit in het gebied. Streekplan Gelderland 2005: Waardevol landschap Op grond van het Streekplan Gelderland 2005 ligt de projectlocatie in het waardevolle landschap. Voor de waardevolle landschappen geldt een ``ja, mits``benadering voor het toevoegen van nieuwe bouwlocaties en andere ruimtelijke ingrepen (zoals initiatieven voor intensieve vormen van recreatie en toerisme). Er geldt de algemene voorwaarde dat de kernkwaliteiten worden versterkt. Het al dan niet toestaan is naar de aard, schaal en verschijningsvorm van initiatieven in deze gebieden nadrukkelijk afhankelijk van de effecten op de kernkwaliteiten en gebiedskenmerken. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ook bijdragen aan het versterken van het landschap en de kernkwaliteiten versterken. Verder geldt bijvoorbeeld dat de nieuwe functie de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmerd. Aan de Windheuvelstraat 6 is een agrarisch bedrijf gevestigd. De afstand tot de veestallen van dit bedrijf is 41 meter. Dit moet minimaal 50 meter zijn en daarom is er sprake van een overbelaste situatie. Het bedrijf aan de Windheuvelstraat 6 kan derhalve nu al niet meer uitbreiden. Het Streekplan gaat uit van de sturingsfilosofie: alleen bemoeienis ambiëren wanneer er bovenlokale belangen in het geding zijn, maar daarover dan ook zo duidelijk mogelijk zijn. De waardevolle landschappen zijn gebieden met bovenlokaal belang voor wat betreft de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. De gebieden hebben blijvend belang voor de verstedelijkende samenleving. Paardenpension Ligt op groen! biedt in landschap De Oeverwal mogelijkheden voor rood-voor-groen ontwikkelingen, als dit bijdraagt aan het versterken van het landschap. Bij deze ontwikkelingen staan we ook open voor ruimere exploitatiemogelijkheden. Het realiseren van een paardenpension past hiermee in Ligt op groen!, mits het landschap wordt versterkt. Ter versterking van het landschap worden, zoals reeds eerder gemeld, hagen aangeplant. Het bestaande agrarische bedrijf heeft op dit moment een waarde van 28 Nederlands grootte eenheden (NGE). Hiermee kan er worden gesproken van een nevenbedrijf. Bij een NGE-waarde tussen de 32 en 70 kan worden gesproken van een agrarisch bedrijf dat neigt naar volwaardigheid. Bij een NGE-waarde vanaf 70 kan worden gesproken van volwaardig agrarisch bedrijf. Het realiseren van het paardenpension omvat een deel van het initiatief waarvoor in het ``voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied 2005`` reeds een uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid ervan. Het oprichten van een paardenpension is een niet-agrarische bedrijfsactiviteit waarvoor het voorontwerpbestemmingsplan onder voorwaarden mogelijkheden biedt als nevenactiviteit en als vervolgactiviteit bij een agrarisch bedrijf. Als nevenactiviteit is een paardenpension toelaatbaar tot een oppervlakte van maximaal 350 m2. Als vervolgactiviteit is maximaal 500 m2 toelaatbaar. Het initiatief gaat uit van een oppervlakte van 405 m2. Het is goed denkbaar dat het paardenpension na korte tijd tezamen met het gehele initiatief een vervolgactiviteit van het agrarisch bedrijf wordt. Om deze reden bestaat er dan ook geen bezwaar tegen een oppervlakte van 405 m2 toe te staan. Het paardenpension moet in principe op grond van het voorontwerpbestemmingsplan binnen het agrarisch bouwperceel gerealiseerd worden. Initiatiefnemer heeft voorgesteld het agrarisch bouwperceel te verleggen, om zo de bouw van het paardenpension binnen het agrarisch bouwperceel mogelijk te maken. Juridisch is het echter niet mogelijk met een vrijstelling het agrarisch bouwperceel te verleggen. Het is wel mogelijk vrijstelling te verlenen voor het realiseren van het paardenpension buiten het agrarisch bouwperceel. Er bestaat geen bezwaar tegen het paardenpension op de voorgestelde locatie te realiseren. De voorgestelde locatie ligt net buiten het agrarisch bouwperceel, op een afstand van ongeveer 40 meter van het gebouw waarin zich de campingkantine en de veestal zich bevinden. Het realiseren van het paardenpension op de voorgestelde locatie doet bovendien geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteit van het gebied.
5
Paardenbak Het realiseren van de paardenbak omvat tevens een deel van het initiatief waarover in het ``voorontwerpbestemmingsplan`` Buitengebied 2005 reeds een uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid. In het voorontwerpbestemmingsplan zijn een aantal voorwaarden opgenomen waaraan paardenbakken moeten voldoen. Zo mogen de afmetingen maximaal 20 bij 60 meter bedragen. Bovendien mag de paardenbak niet tot extra (licht)hinder voor omwonenden leiden. Voor zover de paardenbak conform de voorwaarden van het voorontwerpbestemmingsplan wordt gerealiseerd, bestaat hiertegen geen bezwaar. Toename van bebouwing Het initiatief gaat uit van een behoorlijke toename van rood ten opzichte van de huidige feitelijke situatie. De totale toename van bebouwing betreft ongeveer 800 m2. Het gaat dan om ongeveer 250 m2 recreatiewoningen in de vorm van trekkershutten, 405 m2 paardenpension, 115 m2 veldschuur en plusminus 25 m2 extra sanitairgebouw. Om de toename van rood als gevolg van het initiatief te beoordelen moet niet alleen gekeken worden hoeveel bebouwing er bij komt ten opzichte van de huidige bebouwing, maar moet tevens worden bezien welke planologische rechten het agrarische bedrijf op dit moment op grond van het vigerende bestemmingsplan heeft. Het huidige agrarische bouwperceel heeft een oppervlakte van ongeveer 1 hectare. Ongeveer 16% (1.600 m2) hiervan is bebouwd. Op grond van het vigerende bestemmingsplan mag het gehele agrarische bouwperceel worden bebouwd ten behoeve van het agrarisch gebruik. Hoeveel vierkante meter er aan bedrijfsgebouwen reëel gezien nog binnen het agrarisch bouwperceel kan worden gerealiseerd is moeilijk aan te geven, maar een verdubbeling van de huidige bebouwing naar 3.200 m2 is absoluut niet ondenkbaar. De toevoeging van rood past binnen``rood-voor-groen`` , aangezien dit concept extra mogelijkheden biedt als dit bijdraagt aan het versterken van het landschap. Bovendien staan we bij ``rood-voorgroen``ontwikkelingen open voor ruimere exploitatiemogelijkheden. Het principe ``rood-voor-groen`` zullen we echter beperkt, weloverwogen en individueel toepassen. Bovendien geldt het ``nee, tenzijuitgangspunt`` dat inhoudt dat er geen ``rood-voor-groen`` ontwikkelingen worden toegelaten, tenzij de groene belangen worden versterkt. Het agrarische bedrijf heeft op dit moment een grootte van 28 NGE. Er kan worden gesproken van een nevenbedrijf. Gezien het feit dat het agrarisch bedrijf thans al een vrij geringe omvang heeft, is het heel goed denkbaar dat de initiatieven die thans wellicht nog worden gezien als nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, al op korte termijn een vervolgactiviteit van het agrarisch bedrijf worden. Het is niet uitgesloten dat het agrarisch bedrijf bij realisatie van de plannen geheel zal worden beëindigd. Indien het agrarisch bedrijf stopt zal de veestal en werkplaats/opslagloods vrijkomen. Wellicht kunnen deze stallen ruimte bieden aan activiteiten waarvoor thans nieuwbouw gepland is. Om een weloverwogen keuze te kunnen maken inzake het toelaten van rood voor groen is het van belang helder te krijgen welke kans van slagen het initiatief heeft en in hoeverre het mogelijk is om (een deel van) het initiatief binnen de bestaande bebouwing te realiseren. Om deze reden wordt voorgesteld dat initiatiefnemer tegelijkertijd met de ruimtelijke onderbouwing het bedrijfsplan opstelt, waarin de economische uitvoerbaarheid van het initiatief naar voren komt. Tevens wordt voorgesteld aan de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen agrarisch advies te vragen over de toekomstmogelijkheden van het agrarisch bedrijf. Afhankelijk van de uitkomsten van het bedrijfsplan en het agrarisch advies kan bijvoorbeeld van initiatiefnemer worden verlangd dat hij zijn plannen aanpast. Bijvoorbeeld door het paardenpension binnen de bestaande bebouwing te realiseren of een gedeelte van de bestaande (overtollige) bebouwing te slopen ten behoeve van nieuwbouw. Overigens is initiatiefnemer thans al van plan om de campingkantine en een deel van de sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing te realiseren.
6
Veldschuur De veldschuur zal gebruikt worden als extra opslagruimte voor landbouw- en onderhoudsmachines. Het realiseren hiervan is mogelijk op grond van het vigerende bestemmingsplan, zodat hiervoor geen vrijstelling hoeft te worden verleend. 1.3 Toename dynamiek lijkt acceptabel Het Streekplan geeft aan dat het initiatief niet mag leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. Het initiatief zal leiden tot een toename van het aantal verkeersbewegingen. Ten opzichte van de huidige feitelijke situatie komen er 18 kampeerplekken, 8 trekkershutten en een paardenpension met 15 boxen bij. Het is moeilijk aan te geven wat de toename van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van het initiatief zal zijn. Hieronder wordt getracht een inschatting te maken van de toename van het aantal verkeersbewegingen per auto. Indien ervan uitgegaan wordt dat de gasten van iedere campingplek (kampeerplek + trekkershut) één keer per dag de camping verlaten spreken we over twee verkeersbewegingen (weggaan en terugkomen) per campingplek per dag. Hiervan uitgaande en ervan uitgaande dat er voor iedere paardenbox twee verkeersbewegingen per dag zijn betekent dit in totaal 142 verkeersbewegingen per dag. Indien deze verkeersbewegingen plaatsvinden tussen 8.00 en 22.00 uur betekent dit dat er gemiddeld iedere zes minuten een auto het terrein verlaat dan wel het terrein oprijdt. Momenteel zorgt de camping met 30 plekken ook voor verkeersbewegingen. Uitgaand van twee verkeersbewegingen per kampeerplek per dag zijn er thans 60 verkeersbewegingen per dag. Uiteraard zijn de gegeven verkeersbewegingen zeer indicatief. Bovendien zijn ze sterk afhankelijk van de bezettingsgraad van de camping. Bij een gemiddelde bezettingsgraad van 65% van zowel de camping als het paardenpension spreken we van gemiddeld een verkeersbeweging iedere negen minuten. Daarnaast zullen er nog een aantal verkeersbewegingen zijn van personen die het terras onder de hooimijt bezoeken. Bovendien is er een toename te verwachten van het aantal fietsverkeersbewegingen per dag. De verkeerssituatie kan de toename van het aantal verkeersbewegingen aan. Initiatiefnemers hebben aangegeven ook een ingang van de camping te willen in het verlengde van de toekomstige parkeerplaatsen (op bijlage aangegeven). Verkeerstechnisch gezien is het wenselijk de inrit van de camping naar deze locatie te verleggen, aangezien het uitzicht hier beter is. Voorwaarde is wel dat de huidige inrit wordt afgesloten voor het snelverkeer. Eventueel kan de inrit ook op de huidige plaats blijven. De inrit zal dan eventueel moeten worden verbreed, zodat auto`s elkaar kunnen passeren en er op de doorgaande weg geen wachtsituatie ontstaat. Bovendien zal initiatiefnemer voor een beter uitzicht struiken moeten snoeien. Op 16 mei heeft het college ingestemd met de Parkeernota en op 28 juni heeft de raad deze vastgesteld. De nota biedt het kader om parkeerproblemen te voorkomen en is een helder kader voor toetsing van plannen. Zo geeft het aan hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn bij een bepaalde functie in de bebouwde kom. Op grond van de Nota kan een inschatting worden gemaakt van de parkeerbehoefte bij realisatie van het initiatief. Voor een manege wordt uitgegaan van minimaal 0,3 parkeerplaats per box (paardenpension 15 boxen is 4,5 parkeerplaats), voor een café, bar, cafetaria geldt een minimum van 6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo (90 m2 campingkantine + 50 m2 terras = 139 m2 = 8.4 parkeerplaats) Daarbij nog 1,2 parkeerplaats per kampeerplaats/trekkershut = 67,2 parkeerplaats. In totaal 80,1 parkeerplaats. In de op te stellen ruimtelijke onderbouwing zal een motivering moeten komen van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Er is voldoende ruimte op eigen terrein aanwezig om de geschatte benodigde parkeerruimte te realiseren. Forum Het Forum Ruimte heeft in haar vergadering van 15 november 2007 geadviseerd dit voorstel als bespreekpunt op de agenda van de raadsvergadering van 29 november 2007 te plaatsen. Communicatie Middels bijgevoegde conceptbrief zullen initiatiefnemers worden geïnformeerd over uw besluit in principe in te stemmen met de start van de vrijstellingsprocedure.
7
Financiële dekking Krachtens de gemeentelijke legesverordening komen de kosten verbonden aan de vrijstellingsprocedure voor rekening van initiatiefnemer. Locatieoverleg Bij het opstellen van deze adviesnota is rekening gehouden met de opmerkingen uit het locatieoverleg. Uitvoering Zoals gemeld is het mogelijk op grond van de Nota Grondbeleid een bijdrage aan het Ligt op groenfonds te verlangen. Op de locatie zelf wordt een forse fysieke investering gedaan in het landschap door hagen aan te planten. Voorgesteld wordt om het verlangen van een bijdrage aan het fonds afhankelijk te stellen van de toename van de feitelijke bebouwing. Bij het bepalen van de bijdrage aan het Ligt op groenfonds kan onder andere betrokken worden in welke mate de fysieke investering in verhouding staat tot de rode ontwikkeling. Het al dan niet verlangen van een bijdrage aan het Ligt op groenfonds vraagt om maatwerk. In het voorstel aan uw college tot het ter inzage leggen van de ruimtelijke onderbouwing zal uw college te zijner tijd een voorstel worden gedaan over de benodigde bijdrage aan het Ligt op groenfonds. De groene investering in de vorm van onder andere het aanplanten van hagen is een belangrijke voorwaarde om medewerking te verlenen aan het initiatief. Voorkomen moet worden dat de aanplant van hagen de sluitpost is en als laatste of wellicht helemaal niet gerealiseerd zal worden. Om deze reden wordt voorgesteld in de ruimtelijke onderbouwing een fasering van de werkzaamheden te laten opnemen, waarbij de aanplant van hagen een van de eerst te realiseren zaken zal zijn. In Ligt op groen! is bepaald dat de ontwikkeling van het concept ``rood-voor-groen`` maatwerk is dat ieder initiatief zorgvuldig wordt afgewogen en ter besluitvorming aan de gemeenteraad wordt voorgelegd. Indien de vrijstelling wordt verleend voordat het nieuwe bestemmingsplan ``buitengebied 2005`` wordt vastgesteld, zal het perceel in het nieuwe bestemmingsplan een bestemming krijgen waarin de verleende vrijstelling past. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de bestemming ``dag- en verblijfsrecreatief terrein``. Ook zal een gedeelte van het perceel de bestemming ``agrarisch gebied met landschapswaarden`` en een eventueel verschoven agrarisch bouwperceel behouden/krijgen. Op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft een belanghebbende die schade lijdt als gevolg van dit initiatief onder bepaalde voorwaarden recht op vergoeding van zijn schade. Initiatiefnemer zal met de gemeente een planschadeovereenkomst moeten aangaan waarmee hij zich verbindt de voor vergoeding in aanmerking komende schade aan de gemeente te compenseren. De gemeente zal de Stichting Advisering Agrarische Bouwplannen op kosten van initiatiefnemer advies vragen over de toekomstmogelijkheden van het agrarisch bedrijf. Na een positief principebesluit van uw college en de gemeenteraad zal initiatiefnemer per brief worden meegedeeld dat in principe medewerking kan worden verleend aan het initiatief en zal initiatiefnemer worden gevraagd een goede ruimtelijke onderbouwing in te dienen. Bij het indienen van de ruimtelijke onderbouwing dient in ieder geval aan de volgende uitgangspunten te worden voldaan: - De horecavoorzieningen dienen te voldoen aan de eerdergenoemde voorwaarden; - Het zitje onder de hooimijt heeft een maximale oppervlakte van 50 m2; - Er moet landschappelijke beplanting worden aangelegd op en bij de camping volgens een door de gemeente goed te keuren beplantingsplan. - Duidelijk moet naar voren komen dat de aanplant van de hagen een vereiste is voor medewerking aan het initiatief en dat deze ook daadwerkelijk worden aangeplant. - Initiatiefnemer kunnen ervoor kiezen de bestaande inrit te verleggen. In ieder geval dient de inrit breed genoeg te zijn, zodat auto`s elkaar kunnen passeren en er op de doorgaande weg geen wachtsituatie ontstaat. Bovendien moet worden aangetoond dat het uitzicht goed is. - Er moet een bedrijfsplan worden opgesteld waarin de economische uitvoerbaarheid van het initiatief naar voren komt.
8
Bijlage(n): De volgende bijlagen liggen voor u op de gebruikelijke wijze ter inzage: - Collegebesluit d.d. 30 oktober 2007 (kenmerk 07.003656/BvB) met onderliggende stukken: o Brief van initiatiefnemers met bijlagen van 15 februari 2007 inzake het opstarten vrijstellingsprocedure voor het initiatief (07.003264/BvB) o Brief van 20 maart 2007 met bijlagen met aanvullende gegevens; o Inventarisatieformulier locatieoverleg. Burgemeester en wethouders van Brummen,
drs. Th. van Waes N.E. Joosten bc. secretaris a.i. burgemeester Volgens voorstel door de raad besloten op 29 november 2007
mr. M. Veenbergen griffier
N.E. Joosten bc. voorzitter