Jom Kipoeroorlog Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Jom Kipoeroorlog
Datum
6 oktober 1973 - 26 oktober 1973 1
Azië: Sinaï, Golanhoogten en omringende gebieden VN-resolutie 338, gevolgd door de Genève Resultaat Conferentie Egypte en Syrië deden een gecoördineerde verrassingsaanval op Israël. Israël vierde Casus belli op dat moment Jom Kipoer (Grote Verzoendag). Strijdende partijen Egypte Syrië Israël Locatie
Irak Commandanten Saad El Shazly Ahmad Ismail Ali Moshe Dayan Hosni Mubarak David Elazar Mohammed Aly Ariel Sharon Fahmy Shmuel Gonen Anwar Sadat Benjamin Peled Abdel Ghani elIsrael Tal Gammasy Rehavam Zeevi Abdul Munim Wassel Aharon Yariv Abd-Al-Minaam Yitzhak Hofi Khaleel Rafael Eitan Abu Zikry Abraham Adan Mustafa Tlass Yanush Ben Gal [1], [2]
2
Troepensterkte Egypte: 800.000 soldaten (300.000 ingezet); 2.400 tanks; 2.400 pantserwagens; 1.120 artillerie eenheden; 690 vliegtuigen; 161 Israël : 415.000 helikopters; 104 schepen soldaten; 1.500 tanks; Syrië: 150.000 3.000 pantserwagens; 945 soldaten; 1.400 tanks; artillerie eenheden;[1] 561 800/900 pantserwagens; vliegtuigen; 4 helikopters; 600 artillerie eenheden; 38 schepen.[2] 350 vliegtuigen; 36 helikopters; 21 schepen; Irak: 60.000 soldaten; 700 tanks; 500 pantserwagens; 200 artillerie eenheden; 73 vliegtuigen; Verliezen - 8.528 doden - 2.656 doden - 7.250 gewonden - 400 tanks vernietigd - 600 tanks beschadigd - 102 vliegtuigen neergehaald
- 19.540 gewonden (Volgens het Westen) - 15.000 doden - 35.000 gewonden (Volgens Israël) - 2.250 tanks vernietigd - 432 vliegtuigen neergehaald
3
De Jom Kipoeroorlog, ook bekend als de Oktoberoorlog of de Ramadanoorlog, begon op Jom Kipoer 6 oktober 1973 en duurde tot 22 of 24 oktober, afhankelijk van het oorlogsfront. De oorlog werd geïnitieerd door een coalitie van Egypte en Syrië die een aanval inzetten tegen Israël. Ook Algerije, Irak, Koeweit, Libië, Marokko, Saoedi-Arabië, Soedan en Tunesië stuurden soldaten, tanks en/of gevechtsvliegtuigen naar de strijd. Aanloop naar de oorlog Binnen de Arabische wereld heerste een atmosfeer van wrok over de militaire nederlaag die Jordanië, Syrië en Egypte in de Zesdaagse Oorlog hadden geleden. Een aantal Arabische landen had in Khartoem verklaard de strijd hoe dan ook voort te zetten. Bekend waren hier de drie nee's of no's: geen onderhandelingen met Israël, geen vrede met Israël, geen erkenning van Israël. Weliswaar waren er van zowel Israëlische als Arabische zijde ook 'duiven', die gebiedsteruggave in ruil voor vrede bepleitten, maar in het algemeen overheerste de harde lijn. Toen de Egyptische president Sadat voorstelde dat in ruil voor terugtrekking over vrede gepraat kon worden, ging dit Israël niet ver genoeg, en men verklaarde de Sinaï niet te zullen verlaten. In Egypte was in 1970 president Nasser overleden en opgevolgd door Anwar Sadat. Sadat erfde echter een economie die in het slop zat en die voortdurend werd geplaagd door de enorme militaire uitgaven. Sadat plande een economisch herstel- en groeiprogramma, maar daarvoor moesten de militaire uitgaven omlaag en moesten bovendien impopulaire economische maatregelen worden genomen. Maar de militaire uitgaven konden niet omlaag zolang het gehele land om wraak en eerherstel riep. Om de maatregelen verteerbaarder te maken hoopte Sadat een snelle militaire overwinning op Israël te kunnen boeken, zodat er meer bereidheid tot onderhandelen zou komen en anderzijds de 'haviken' hun eerherstel zouden krijgen en de economische maatregelen van Sadat zouden steunen. In 1972 begon Sadat een agressievere toon aan te slaan en de militaire infrastructuur bij het Suezkanaal te verbeteren. De Syrische president Hafiz al-Assad volgde een eenvoudiger redenatie. Hij had veel geïnvesteerd in zijn leger en hoopte middels een overwinning op Israël de Golanhoogten te heroveren en anderzijds de militaire hegemonie in de regio te behalen. Egypte en Syrië bereidden een gecoördineerde verrassingsaanval voor op 6 oktober 1973. Op die datum viel namelijk het joodse Jom Kippoer, de heiligste dag in het joodse geloof. Het gehele openbare leven zou in Israël platliggen en een deel van het leger plus alle reservisten zouden met verlof zijn, zodat het land op zijn kwetsbaarst zou zijn. Bovendien viel dit samen met de Ramadan, de vastenmaand waarin moslims overdag niet mogen eten of drinken, en dus over het algemeen minder goed functioneren in het dagelijks leven (Echter: soldaten in oorlogstijd zijn vrijgesteld van het vasten!). Een aanval was dan het onwaarschijnlijkst en het verrassingseffect
4
dus het grootst. In het diepste geheim werd de aanval voorbereid. De officieren kregen het nieuws pas een week van te voren te horen, de soldaten enkele uren voor de aanval. De Egyptische aanval kreeg de codenaam Operatie Badr. De Sovjet-Unie, die Egypte en Syrië ondersteunde, was echter tegen de oorlog. De nieuwe Sovjetleider Leonid Brezjnjev streefde naar een ontspanning met de Verenigde Staten en had er dus geen behoefte aan dat zijn clientstaten Israël zouden aanvallen. Toch steunden ze de Arabische staten indirect met materieel. Bovendien liet de Brezjnjev weten dat 'indien Israël niet bereid is tot terugtrekking tot de grenzen van 1967, we niet kunnen voorkomen dat de militaire toestand opnieuw escaleert.' Dit kan gezien worden als een aanwijzing dat de Sovjet-Unie Sadat en Assad niet kon of wilde tegenhouden. In Israël heerste daarentegen na de overwinning van de Zesdaagse Oorlog een superioriteitsgevoel. Men geloofde dat de Arabische landen geen grootscheepse aanval op Israël meer zouden aandurven. Als ze het bovendien toch zouden wagen, zo meende men, zou het superieure Israëlische leger bovendien korte metten met hen maken. Hierdoor werd men echter blind voor de voortekenen dat er wel degelijk een aanval op handen was. De Jordaanse koning Hoessein had de Egyptische en Syrische leiders enige weken eerder ontmoet en rook lont. Hij waarschuwde hierop de Israëlische premier Golda Meir dat Syrië een aanval voorbereidde, en dat Egypte hoogstwaarschijnlijk zou meedoen. Ook uit andere bronnen kwamen berichten over een op handen zijnde aanval die Israël terzijde schoof. Weliswaar waren er Egyptische troepenbewegingen, maar volgens Egyptische militaire bronnen waren dit oefeningen zoals die zo vaak voorkwamen. Bovendien stuurde Egypte 20,000 troepen met verlof 'voor de Ramadan'. Dat dit een afleidingsmanoeuvre was en slechts een klein deel van het leger betrof, besefte men niet. Pas op 5 oktober, de dag voor de aanval, begon Israël te mobiliseren in het besef dat het menens was. De oorlog Op 6 oktober 1973, dat jaar Jom Kipoer (Grote Verzoendag), de heiligste dag van de joodse kalender, deden Syrië en Egypte om 2 uur 's middags een gecoördineerde verrassingsaanval op Israël. Het gemobiliseerde aanvalsleger had, inclusief materieelreserve, een omvang die te vergelijken is met de organieke sterkte van de gezamenlijke parate NAVO-troepen die destijds in Duitsland gelegerd waren. Op de Golanhoogten verdedigden de Israëliers zich met 180 tanks tegen een overmacht van 1400 Syrische tanks; langs het Suezkanaal moesten minder dan 500 Israëlische manschappen in de Bar-Lev observatielinie het tegen 80.000 Egyptenaren opnemen. Egypte had lering getrokken uit de Zesdaagse Oorlog, waarin de Egyptische luchtmacht vernietigd was waarna de Israëlische luchtmacht de onbeschermde infanterie ongehinderd kon bestoken. De grondaanval werd voorafgegaan door een verrassingsaanval met 200 vliegtuigen die tegen een verlies van 5 toestellen grote schade aanrichtte. Dit werd gecombineerd met een zwaar artilleriebombardement. 5
Daarna rukte de infanterie op via pontonbruggen over het Suezkanaal. De troepen werden ondersteund door SAM-batterijen die de Israëlische luchtmacht dienden af te slaan mochten ze de troepen aanvallen, en door genietroepen die versperringen waaronder een 18 meter hoge zandwal moesten opruimen. Bovendien was er mobiel antitankgeschut voor het geval dat Israël een tankaanval zou wagen. De Bar-Lev linie kon de enorme overmacht niet tegenhouden en viel met uitzondering van een enkel steunpunt geheel in Egyptische handen. Weliswaar probeerde de Israëlische luchtmacht de troepen en de bruggen aan te vallen, maar deze werd met flinke verliezen teruggeslagen door de SAM-batterijen. 's Avonds begonnen de eerste tanks over te steken, en de volgende ochtend waren er al 850 Egyptische tanks en 32,000 man aan de overzijde van het Suezkanaal. De Egyptenaren bezetten die eerste dag een strook van 4 tot 6 km diep aan de oostelijke oever van het kanaal. Verder wilde men niet oprukken om de dekking van het SAM-geschut te behouden. Israëlische tegenaanvallen, onder andere door de toekomstige premier generaal-majoor Ariel Sharon, brachten in de volgende dagen minieme schade toe terwijl deze niet konden verhinderen dat de Egyptenaren hun bruggenhoofden consolideerden en uitbreidden, en stap voor stap dieper de Sinai binnentrokken. De Israëlische aanvallen kostten alleen maar nog meer mensenlevens en materieel. De eerste dagen, 6 tot 10 oktober, verloor Israël minstens 49 vliegtuigen en 500 tanks. In het noorden boekten de Syriërs aanvankelijk ook matige successen. Weliswaar verdedigden de Israëliërs zich met verve, maar tegen de 10 tegen 1 overmacht konden zij niet op. Bovendien hadden de Syriërs de steun van Irakese eenheden, waar Israël absoluut niet op had gerekend. De Syriërs rukten de eerste dag op tot ongeveer halverwege het Meer van Galilea, terwijl Syrische commando's de observatiepost op de Hermonberg innamen. Bovendien konden de Syriërs met hun luchtdoelgeschut 40 Israëlische vliegtuigen neerhalen. Syrië had zich echter misrekend in de snelheid waarmee Israël reservisten kon oproepen. Men rekende op ten minste 24 uur, maar reeds na 6 uur verschenen de eerste reservisten aan het front. Dit kwam deels doordat het mobiliseren makkelijker ging dan gedacht, omdat alle reservisten dan wel thuis dan wel in de synagoge zaten. Anderzijds gaf Israël prioriteit aan de verdediging van de Golanhoogten. Het gebied was te klein om als buffer te functioneren, maar vanaf de Golanhoogten konden wel de Israëlische steden gebombardeerd worden met artillerie. In het ergste geval kon dit natuurlijke fort als uitvalsbasis worden gebruikt voor een aanval richting Galilea en Tel Aviv. Om deze redenen kregen de Golanhoogten prioriteit boven de Sinaï, die al sowieso als bufferzone functioneerde en waar een terreinverlies minder erg werd geacht. De Syrische aanval liep al na een dag vast, en op 8 oktober gingen de Israëli's in de tegenaanval en was Syrië het initiatief verloren. Ook wist de Israëlische luchtmacht de luchtafweer te omzeilen door via het neutrale Jordanië de troepen in de flank aan te vallen. Op 10 oktober waren de laatste Syrische eenheden verdreven. 6
Israël besloot hierop verder te gaan en Syrië binnen te vallen. De reden hiervoor was dat op dat moment de Syriërs weliswaar verdreven waren, maar de Egyptenaren nog steeds een strook in de Sinaï bezet hielden. Netto zou dit dus gezien kunnen worden als een Israëlische nederlaag, en om dit te voorkomen besloot men Syrië binnen te vallen en daar een gebied te bezetten. Het Israëlische leger rukte op tot 40 km van Damascus, zodat de Syrische hoofdstad binnen artillerie bereik kwam. Het Egyptische opperbevel realiseerde zich rond 10 oktober dat de Golanhoogten in Israëlische ogen prioriteit kreeg boven de Sinaï. Dit maakte de Egyptenaren overmoedig, en men besloot tot een gewaagdere aanval. 400 Egyptische tanks zouden buiten de radius van het SAM-geschut nog dieper de Sinaï binnentrekken. De Egyptische luchtmacht zou hen moeten beschermen tegen luchtaanvallen. Enerzijds hoopte men zo de Syrische bondgenoot te ontlasten, en anderzijds hoopte men dat het gebied wegens de Israëlische prioriteit voor de Golanhoogten slecht verdedigd zou zijn. Het bleek een vergissing: Israël had wel degelijk troepen en tanks naar de Sinaï gestuurd: 60,000 manschappen en 600 tanks. De aanval werd een mislukking en koste Egypte tussen de 150 en 250 tanks. Egypte zou nu eveneens het initiatief kwijtraken. Op 15 oktober lanceerde Israël operatie Abiray-Lev. Israëlische eenheden dreven een wig tussen de noordelijke en zuidelijke Egyptische legers en bereikten het Suezkanaal. Daar werd een brug geslagen en werden 30 tanks en parachutisten over het kanaal gezet, waar ze een bruggenhoofd vestigden. De parachutisten vielen de nabije SAM-batterijen vanaf de grond aan waardoor de luchtmacht het bruggenhoofd kon beschermen, en al snel stroomden meer troepen binnen en werd het bruggenhoofd uitgebreid. Sadat weigerde echter zijn troepen terug te trekken uit de Sinaï, waardoor uiteindelijk 70,000 manschappen plus 720 tanks opgesloten zaten terwijl Israëlische troepen richting Caïro oprukten. Twee weken na het begin van de oorlog kwam de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in actie (resolutie 338) en voorkwam daarmee een zwaardere militaire nederlaag voor Egypte. Op dat moment stonden de Israëlische troepen op 101 km van Caïro. De eerste twee dagen had Israël dus terrein prijs moeten geven, maar na het mobiliseren van zijn reserves had het land de aanvallers teruggedreven tot diep in Syrië en Egypte. Bij de Egyptisch-Syrische coalitie sneuvelden in totaal 35.000 soldaten, meer dan 15.000 raakten gewond, 8300 werden krijgsgevangen genomen. De Egyptische luchtmacht verloor 235 vliegtuigen en de Syrische 135. Aan Israëlische zijde sneuvelden 2688 soldaten en werden er ongeveer 7000 gewond. 314 Israëliërs werden krijgsgevangen genomen, en tientallen raakten zoek (17 van hen zijn tot het jaar 2003 nog niet gevonden). Het Israëlische leger verloor 102 vliegtuigen en ongeveer 800 tanks.
7
Hoewel het Israëlische leger dus uiteindelijk de overhand kreeg, wordt de oorlog zowel aan Arabische als aan Israëlische kant meestal als een militaire nederlaag voor Israël gevoeld. De oorlog was immers met een overwinning voor Egypte begonnen, die had aangetoond dat Israël beslist niet onkwetsbaar was. Andere deelnemende landen Behalve Egypte, Jordanië, Syrië en Irak waren ook andere Arabische landen bij de oorlog betrokken: deze stuurden wapens en financierden de oorlogvoerende Arabische naties. De totale omvang van deze logistieke hulpverlening is onbekend. Saoedi-Arabië en Koeweit verleenden financiële steun en stuurden enkele eenheden naar het oorlogsgebied; Marokko zond drie brigades naar de frontlinies. Ook de Palestijnen stuurden soldaten; Pakistan leverde zestien piloten. Van 1971 tot 1973 stuurde de Libische leider al-Qadhafi Mirage-vliegtuigen, en kende hij aan Egypte ongeveer 1 miljoen dollar steun toe. Algerije stuurde soldaten en enkele tientallen tanks. Soedan stuurde 3000 soldaten en Tunesië 1000, die de Egyptenaren hielpen in de Nijldelta. Ook de leider van Uganda, Idi Amin, stuurde soldaten om tegen Israël te vechten. Cuba zond ongeveer 1500 soldaten met een aantal tanks en helikopters. Egypte na de oorlog Ondanks de zware verliezen was de verrassingsaanval voor Egyptenaren een eerherstel na de nederlaag die zij tijdens de Zesdaagse Oorlog hadden geïncasseerd. Toen Israël zich later uit Port Said terugtrok, trokken de Egyptenaren in een grote overwinningsparade de stad binnen. Israël bleef zich steeds verder uit de Egyptische gebieden terugtrekken, waarbij de Egyptenaren ook akkoord gingen met steeds grotere bufferzones. Uiteindelijk werd in 1978 te Camp David een verdrag getekend, op basis waarvan Israël zich terug zou trekken naar de internationale grens en de gehele Sinaï gedemilitariseerd gebied zou worden. Een tweede verdrag dat men daar tekende, regelde de Palestijnse zelfbeschikking naast Israël, maar daar voelde de Palestijnse leiding niet voor. Een jaar later werd een vredesverdrag ondertekend. Twee ondertekenaars, Menahem Begin en Anwar Sadat, kregen hiervoor de Nobelprijs voor de Vrede. De Verenigde Staten waren de sponsors van alle verdragen. In de Arabische wereld werd dit echter gezien als verraad. In 1979 werd Egypte uit de Arabische Liga gestoten, en verbraken veel Arabische landen hun betrekkingen met Egypte. Sadat zelf werd op 6 oktober 1981 te Caïro doodgeschoten tijdens een militaire parade, 8
door fundamentalistische militairen (leden van de Egyptische Islamitische Jihad). Het is niet onaannemelijk dat de motieven voor de moord (mede) lagen in de verzoening met en erkenning van Israël. Als dit zo is heeft Sadat uiteindelijk hiervoor met zijn leven moeten betalen. De inkomsten uit de olievelden en de toeristensector in de Sinaï, de verminderde militaire uitgaven en de financiële steun die Egypte ieder jaar sinds de terugtrekking uit het schiereiland van de Verenigde Staten ontvangt, vormen belangrijke bijdragen in de economie van Egypte tot heden ten dage (2004). Israël na de oorlog Direct na de Jom-kipoeroorlog kwam in Israël een protestbeweging op gang, die onafhankelijk onderzoek eiste naar de vraag hoe de verrassingsaanval mogelijk was. Nog vlak na de oorlog won de Arbeiderspartij onder leiding van premier Golda Meïr de verkiezingen; dat was de laatste keer tot 1999 dat de socialisten een overtuigende verkiezingsoverwinning binnen zouden slepen. De protesten bleven toenemen. Uiteindelijk werd de juridische commissie Agranat opgericht. In 1974, nadat de tussenresultaten van de commissie Agranat gepubliceerd werden, traden premier Golda Meïr en de minister van defensie Moshe Dayan af. Weliswaar waren de onderzoeksresultaten van de commissie niet nadelig voor hen, maar de protesten in het land namen alleen maar toe. Yitzchak Rabin en Shimon Peres, die minder belangrijke posten hadden bezet in de impopulaire regering van Meïr, werden respectievelijk ministerpresident en minister van defensie. Opperbevelhebber David ("Dado") El'azar werd gedwongen om af te treden. Hij stierf drie jaar later aan een hartaanval. Gevolgen Door de Arabische landen werd een olie-embargo ingesteld voor de Verenigde Staten, Nederland en nog een aantal West-Europese landen, wat leidde tot de oliecrisis van 1973.
9