johannes verkuyl Evangelie & engagement
J. Verkuyl (1908–2001) was vanaf 1965 buitengewoon hoogleraar en van 1968 tot 1978 hoogleraar missiologie en evangelistiek.
Ruud Stiemer
In dagblad Het Vaderland van 31 augustus 1968 verscheen een interview met prof. dr. J. Verkuyl, die sinds januari 1965 als buitengewoon hoogleraar missiologie en evangelistiek aan de Vrije Universiteit verbonden was. Enkele dagen na het verschijnen van deze editie van de krant zou Verkuyl tot ‘gewoon’ hoogleraar benoemd worden. Boven het interview plaatste de redactie deze kop: ‘De gereformeerde paus of een linkse rebel?’ Hoewel gechargeerd, geven deze woorden goed weer hoe verschillend er in die tijd over Verkuyl gedacht werd. Met name in zijn kerkelijke en politieke achterban, gevormd door leden van de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Antirevolutionaire Partij (arp), waren de meningen over hem verdeeld. Het oordeel hing af van de positie die men zelf innam inzake de theologische, politieke en maatschappelijke kwesties die toen speelden. In ieder geval was hij in de jaren vijftig en zestig, evenals in de jaren zeventig, een kopstuk binnen gereformeerd Nederland, omdat hij zijn vaak tegendraadse standpunten zo bracht dat je niet om hem heen kon. Dit had hij mede te danken aan zijn fysieke verschijning. Jerry Gort, oud-docent missiologie aan de vu en jarenlang Verkuyls naaste medewerker, zei over hem: ‘hij was groot van gestalte, had een sonore stem en een barokke stijl van spreken.’ Ook buiten zijn eigen kring gold hij, in die jaren, als een van de bekendste theologen van het land. In dit hoofdstuk willen we met hem kennismaken. We vragen ons daarbij af wie deze hoogleraar was en wat hem tot die veelbesproken en weersproken man maakte.
180
Evangelie & engagement zending — Als we het leven van Verkuyl willen schetsen, dan is er één woord dat direct opkomt: zending. Hij was namelijk een zendingsman in hart en nieren. Na de afronding van zijn studie theologie aan de vu, in het jaar 1932, werd hij gemeentepredikant van de Gereformeerde Kerk in Laren, in het Gooi. Twee jaar later werd hij, eerst parttime en later fulltime, missionair predikant voor de in Nederland studerende Indonesische studenten. Zijn werkterrein omvatte alle Nederlandse universiteiten, hogescholen en beroepsopleidingen waaraan deze studenten verbonden waren. In de contacten die hij in het kader van zijn werk met de jongeren kreeg kwam niet alleen het geloof ter sprake, maar ook de Nederlandse koloniale politiek. Hij hoorde hun verbittering over de situatie waarin Nederlands-Indië zich bevond en hun verlangen naar zelfexpressie en zelfbestuur. Door deze gesprekken raakte Verkuyl meer en meer doordrongen van de legitimiteit van dit verlangen. Ook groeide bij hem de overtuiging dat de zendingswerkers in Nederlands-Indië tot taak hadden om zowel het streven naar zelfexpressie te ondersteunen, als het nationalisme — en met name de drang tot verafgoding van de nationale waarden — kritisch te bejegenen. Met deze ervaringen en dit standpunt in zijn bagage reisde hij, samen met zijn vrouw en kinderen, in december 1939 naar Nederlands-Indië om als zendingspredikant te werken in residentie Banjumas op Midden- Java. republiek — Toen Japan in maart 1942 de archipel bezette, werden de Nederlanders, onder wie Verkuyl, geïnterneerd. De Japanse overheersing betekende de onttroning van de koloniale macht en de nekslag voor het superioriteitsgevoel van de regerende klasse. Gedurende de jaren van internering realiseerde Verkuyl zich — en velen met hem — dat er geen weg terug meer was naar herstel van de oude verhoudingen. Voor Indië zou een ander tijdperk aanbreken. Die nieuwe tijd die met de capitulatie in augustus 1945 aanbrak, vroeg zijns inziens dan ook om een radicale heroriëntering, geïnspireerd door het ‘Evangelie van Jezus dat oproept tot gerechtigheid, radicaal, politiek, economisch, cultureel.’ Het uitroepen van de Republiek Indonesië op 17 augustus 1945 door Sukarno en Hatta vormde het startpunt van dit nieuwe tijdperk. Tege-
181
johannes verkuyl lijkertijd luidde het een periode in van conflict tussen de oude koloniale macht en de jonge republiek, een strijd die pas in december 1949 beslecht zou zijn. Verkuyl en andere zendingspredikanten waren ervan doordrongen dat een escalatie van het conflict alleen te voorkomen was wanneer de Nederlandse regering bereid zou zijn om de Republiek te erkennen en met haar vertegenwoordigers te onderhandelen over de overdracht van de soevereiniteit. Verkuyl reisde hiervoor in 1946 naar Nederland om dit standpunt onder meer bij de voormannen van de arp te bepleiten. Zijn pleidooi stuitte op stevig verzet binnen zijn achterban, wat onder meer tot uitdrukking kwam in de felle redactionele commentaren van het dagblad Trouw. Verkuyl werd ongenadig hard aangepakt. Ditzelfde gebeurde ten tijde van de crisis rond Nieuw-Guinea aan het einde van de jaren vijftig. Verkuyl, voorstander van de overdracht van dit grondgebied aan de Republiek, probeerde vanuit Indonesië de politieke en kerkelijke opinie in Nederland te beïnvloeden. Hij werkte in die jaren als hoogleraar aan de Theologische Hogeschool in Jakarta en was tevens werkzaam voor de Christelijke lectuurvoorziening die door de Indonesische Raad van Kerken was opgericht. Tijdens zijn verlof, in het najaar van 1958, hield hij op verschillende plaatsen in ons land spreekbeurten over het thema ‘Verzoening tussen Nederland en Indonesië’. Daarin pleitte hij voor een open discussie over de mogelijkheid van overdracht van Nieuw-Guinea. Bruins Slot, de toenmalige hoofdredacteur van Trouw en politiek leider van de arp, reageerde met een scherp hoofdartikel met als titel: ‘Niet ter discussie’. Hij was van mening dat, indien hij Verkuyl een podium zou bieden en aan een open discussie ruimte zou geven, dit de positie van de Nederlandse regering internationaal zou verzwakken. motivatie — Wat motiveerde Verkuyl tot het innemen van deze — vol gens velen in zijn achterban — tegendraadse standpunten? Uit zijn boek Gedenken en verwachten blijkt dat hij een man was met een sterk rechtvaardigheidsgevoel. Hij wond zich op over onrecht en voelde zich geroepen om te ijveren voor gerechtigheid. Hierin voelde hij zich gesterkt door het bijbelse concept van het ‘Koninkrijk van God’ dat in de persoon van Jezus Christus voet aan de grond gekregen heeft. Het doel van Gods Rijk is dat alle onrecht te gronde gaat en de gerechtig-
182
Evangelie & engagement heid uiteindelijk zal winnen. Het rechtzetten van ‘alle verhoudingen’ gaat daarbij niet om de individuele mens heen, integendeel. Verkuyl schreef: ‘In dat Rijk wordt aan zondaren, zoals wij zijn, gerechtigheid geschonken en degenen die leven van deze geschonken gerechtigheid worden opgeroepen om nu ook in de samenleving gerechtigheid te bevorderen. Gods vrijgesprokenen zijn Gods vrijwilligers in de strijd tegen onrecht.’ Zijn sterke rechtvaardigheidsgevoel en het besef vrijgesproken ofwel gerechtvaardigd te zijn door God vormde de basis voor zijn gedrevenheid. Verkuyl tekende erbij aan dat de inzet voor de bijbelse gerechtigheid altijd gepaard zal moeten gaan met de ‘proclamatie’ van het evangelie, de ‘diaconia’, en het beoefenen en bevorderen van de ‘ koinonia’. Deze vier aspecten zijn aan elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk. Niet alleen in de periode dat hij in Indonesië woonde en werkte, maar ook na zijn repatriëring in december 1962 speelde deze motivatie een belangrijke rol in zijn keuze om zich in bepaalde kerkelijke en politieke kwesties publiekelijk uit te spreken. vietnam — In maart 1963 werd Verkuyl benoemd tot algemeen secretaris van de Nederlandse Zendingsraad en in 1965 volgde zijn aanstelling als buitengewoon hoogleraar aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de Vrije Universiteit. Toen hij aantrad bevond de vu zich in een periode van transitie. Stapsgewijs veranderde zij van een gereformeerde in een oecumenische universiteit. Het was ook de periode waarin de roep om democratisering en verandering van de bestuursstructuur steeds luider klonk. Niet alleen binnen maar ook buiten de muren van de vu klonk protest. De militaire steun die de Verenigde Staten aan Zuid-Vietnam bood in haar conflict met Noord-Vietnam wekte wereldwijd weerstand op. In Nederland behoorde Verkuyl tot de eerste critici van de Noord-Amerikaanse betrokkenheid bij deze oorlog. Hij was er namelijk van overtuigd dat de weg die de Amerikaanse politiek op dat moment bewandelde, enkel zou leiden tot een nieuwe vorm van kolonialisme, die door geen enkel Aziatisch volk geaccepteerd zou worden. Verkuyl pleitte daarentegen voor een ‘Aziatische oplossing’. Hierin zouden de verschillende Aziatische staten, inclusief het communistische China, volgens hem tot een samenwerkingsverband moeten komen. Deze ‘inter-Aziatische orde’ zou de strijdende partijen in Vietnam moeten bewegen tot gesprek.
183
johannes verkuyl Op 20 mei 1967 werd in Amsterdam een stille tocht gehouden tegen de oorlog in Vietnam, waaraan tienduizend demonstranten deelnamen. Verkuyl liep aan het hoofd van de stoet, samen met pater Jan van Kilsdonk en oud-verzetsstrijder Piet Nak. Tijdens de slotmanifestatie in de oude rai sprak hij de deelnemers toe. In zijn toespraak ondersteunde Verkuyl het plan van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Oe Thant en Martin Luther King, waarin de Verenigde Staten werden opgeroepen om de bombardementen te stoppen, een eenzijdig ‘staakt het vuren’ af te kondigen, het nationale bevrijdingsfront als onderhandelingspartner te accepteren, en een datum vast te stellen waarop alle troepen uit Vietnam worden teruggetrokken. anti-apartheid — Een ander thema waarover Verkuyl zich in die jaren duidelijk uitsprak was de apartheid. In 1965 ontmoette hij de Zuid-Afrikaanse predikant Christiaan Frederik Beyers Naudé, die ons land bezocht om steun te vragen voor het ‘Christelijk Instituut voor Zuidelijk Afrika’. Verkuyl was geraakt door diens verhaal en liet geen gelegenheid onbenut om zijn kerkelijke achterban in Nederland, maar met name de kopstukken van de zusterkerken in Zuid-Afrika, duidelijk te maken dat de apartheidsideologie op grond van het christelijk geloof afgekeurd en bestreden diende te worden. Dit deed hij onder meer tijdens de internationale ‘Gereformeerde Oecumenische Synode’ die in augustus 1968 te Lunteren werd gehouden en waaraan vertegenwoordigers van de Nederduits Gereformeerde kerk uit Zuid-Afrika deelnamen. Ook tijdens de generale synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, in maart 1970, liet Verkuyl van zich horen. Hoewel de synode zich ondubbelzinnig uitsprak tegen de apartheidspolitiek, was Verkuyl teleurgesteld over het feit dat het besluit niet gepaard ging met het uitspreken van onvoorwaardelijke steun en het bieden van daadwerkelijke hulp aan organisaties in Zuid-Afrika die zich tegen deze ideologie verzetten. Het gevolg hiervan was dat hij, samen met onder meer de journalist Ben van Kaam, met Cor Groenendijk en Jone Bos, de werkgroep Kairos oprichtte met als doel Beyers Naudé en het Christelijk Instituut te steunen. Verkuyl was hierdoor voor velen in zijn kerk als een luis in de pels. Daarbij kwam dat hij — in zijn gedrevenheid om zijn standpunten voor
184
Evangelie & engagement het voetlicht te brengen — niet altijd even tactvol was. Toch had men ook ontzag voor hem, omdat men voelde dat zijn hartstochtelijke engagement gemotiveerd was door een rotsvast geloof in God en een diepe bewogenheid met mensen die — in welke vorm en situatie ook — onrecht werd aangedaan. erfenis — Hoewel Verkuyl zich in de jaren van zijn hoogleraarschap aan de vu met wetenschapsbeoefening heeft beziggehouden, twee handboeken heeft gepubliceerd en tientallen boeken en artikelen over zending, evangelisatie en dialoog met de islam, was het met name zijn inzet voor de politieke en maatschappelijke thema’s die hem veel naamsbekendheid gaf. In 1978, het jaar dat Verkuyl zeventig werd en van de vu afscheid nam, schreef zijn goede vriend Jone Bos over hem, dat hij de moed had gehad om telkens weer grenzen te overschrijden: ‘ Hierdoor heeft hij er krachtig toe bijgedragen dat het gereformeerde volk de vensters op de wereld geopend heeft.’ Kunnen we dan vandaag nog iets met de erfenis van Verkuyl? Wat hij heeft laten zien is dat het evangelie een ‘revolutionaire’ betekenis kan hebben, ook voor ‘anti-revolutionaire’ christenen. Verkuyl heeft laten zien dat dit kan betekenen dat je daarmee soms tegen de mening ingaat van de mensen die je het meest lief zijn, je familie en vrienden, evenals je kerkelijke en politieke thuisfront. Dat hij die consequenties heeft willen aanvaarden, maakt hem tot een bijzondere man, die ons vandaag kan inspireren om ons in te zetten voor onze naaste, in het bijzonder degenen die verkeren in situaties van onrecht.
185