Jaarverslag geschillencommissie 2015 5
10
15
20
25
30
35
1. Inleiding De Registratiecommissie Geneeskundige Specialisten (RGS) heeft overeenkomstig artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst een geschillencommissie ingesteld (zie bijlage 2). De geschillencommissie heeft tot taak geschillen te beslechten tussen partijen, niet zijnde de registratiecommissie, voor zover een geschil betrekking heeft op een besluit van een opleider, opleidingsinstituut of een opleidingsinrichting. Een geschil kan pas bij de geschillencommissie aanhangig worden gemaakt nadat er eerst in het geschil is bemiddeld.
Geschillencommissie
2. Reglement van Orde UTRECHT De geschillencommissie heeft, zoals in artikel 49 lid 1 van de Regeling specialismen 24 maart 2016 en profielen geneeskunst is bepaald, in overleg met de RGS een Reglement van Orde opgesteld met betrekking tot de procedure voor behandeling van geschillen. Dit reglement is op 1 januari 2013 in werking getreden (zie bijlage 3). Op de website DOSSIERNR van de KNMG is nadere informatie te vinden over het indienen van een GC 16-63248 verzoekschrift en de procedure bij de geschillencommissie. 3. Jaarverslag De geschillencommissie stelt op grond van artikel 51 Regeling specialismen en profielen geneeskunst een jaarverslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar. Tot nu toe was het jaarverslag aldus opgebouwd dat uitgegaan werd van de in het betreffende jaar ingediende verzoeken en de uitspraken die daaruit volgden, ook al had de commissie pas in het jaar daarop uitspraak gedaan. De commissie is overgegaan naar een andere methodiek. In dit jaarverslag zijn alleen de uitspraken opgenomen die de commissie naar aanleiding van een in 2015 ingediend verzoekschrift in 2015 heeft gedaan. De hoorzittingen en uitspraken van 2015 die betrekking hebben op een in 2014 ingediend verzoekschrift zijn in dit verslag niet meegenomen, omdat die in het jaarverslag 2014 zijn meegenomen. Op 31 december 2015 was nog een aantal verzoekschriften in behandeling. Deze verzoekschriften zijn wel in het overzicht van aantal ingediende verzoekschriften opgenomen, maar worden verder meegenomen in het jaarverslag van 2016. TELEFOON
40
45
4. Hoorzitting en samenstelling geschillencommissie Eén keer per maand vinden hoorzittingen plaats. Partijen worden door de geschillencommissie in elkaars aanwezigheid gehoord. De commissie houdt zitting met ten minste drie leden. De geschillencommissie kent juristleden, specialistleden, profielartsleden en aiosleden. De RGS benoemt de leden voor een periode van vier jaar en zij zijn aansluitend eenmaal herbenoembaar. Specialistleden moeten in een specialistenregister staan ingeschreven en profielartsleden in een profielartsenregister. Aiosleden zijn lid voor de periode dat ze in opleiding zijn waardoor het verloop onder aiosleden groot is. In het verslagjaar hebben 13 hoorzittingen plaatsgevonden. De commissie bestond steeds uit drie leden: een juristlid, tevens voorzitter, een specialistlid en een aioslid.
(030) 28 23 206 E-MAIL
Geschillencommissie @fed.knmg.nl
5
De samenstelling van de geschillencommissie is wat de juristleden betreft ongewijzigd gebleven. In het verslagjaar is wel afscheid genomen van een aantal specialistleden, profielartsleden en aiosleden en zijn er ook nieuwe leden benoemd. De samenstelling van de geschillencommissie in 2015 is in bijlage 4 opgenomen. In 2015 zijn 29 verzoekschriften ingediend, waarvan er 8 zijn ingetrokken. De geschillencommissie heeft in 11 zaken uitspraak gedaan. De afgelopen drie jaar is het aantal ingediende verzoekschriften stabiel gebleven.
10 Aantal geschillen Geschillen 29
Uitspraken 13
Ingetrokken 8
Uitspraak 13
Nog in behandeling 8
Toegewezen 6
Afgewezen 7
Niet ontvankelijk 0
Ingetrokken/ niet in behandeling genomen/doorverwezen 4 3 8 18 34 21 10 20 9 7 8
Uitspraken
Geschillencommissie
UTRECHT
24 maart 2016
15 Aantal geschillen 2005 – 2014 Jaar Geschillen
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
20
25
30
35
15 16 18 54 56 58 31 43 26 24 29
DOSSIERNR
GC 16-63248
11 13 10 36 22 37 21 23 17 17 13
5. Soort geschillen De geschillen die aan de geschillencommissie werden voorgelegd hadden bijna allemaal betrekking op de (voortijdige) beëindiging van de opleiding omdat de aios ongeschikt werd geacht voor de opleiding. In twee gevallen ging het over het al dan niet opleggen van een geïntensiveerd begeleidingstraject. In één geval ging het om het nakomen van afspraken. Maar dit geschil werd uiteindelijk ingetrokken, evenals een geschil over het geïntensiveerd begeleidingstraject. 6. Intrekking verzoekschriften Ook dit verslagjaar werd weer een aantal verzoekschriften ingetrokken. In totaal zijn 8 verzoekschriften ingetrokken, waarvan er 5 pro forma waren ingediend. Een verzoekschrift wordt pro forma ingediend wanneer de termijn van zes weken die voor bemiddeling staat bijna is verstreken en de bemiddelingsfase nog niet is afgerond en ook niet te verwachten is dat deze binnen de termijn van zes weken afgerond zal zijn. Om de termijn voor het indienen van een verzoekschrift veilig te stellen, wordt dan een pro forma verzoekschrift ingediend.
2
5
10
15
20
25
30
De pro forma ingediende verzoekschriften werden ingetrokken omdat betreffende aios en opleiders na bemiddeling door de centrale opleidingscommissie tot een oplossing waren gekomen. De opleiding kon in een andere opleidingsinrichting worden voortgezet of er werd een geïntensiveerd begeleidingstraject gestart. De reden waarom het niet pro forma ingediende verzoekschrift werd ingetrokken, is niet bekend. Een verzoekschrift werd na de hoorzitting ingetrokken. Partijen hadden alsnog overeenstemming bereikt over de voortzetting van de opleiding. 7. Doorlooptijd In artikel 11 van het reglement van orde is opgenomen dat de commissie uitspraak doet binnen zes weken na de laatste hoorzitting of indien partijen nog de gelegenheid hebben gehad om na de hoorzitting nog schriftelijk te reageren, zes weken na het verstrijken van die termijn. De voorzitter kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste vier weken verlengen. In het verslagjaar heeft de commissie in alle geschillen uitspraak gedaan binnen zes weken na de hoorzitting.
UTRECHT
8. Uitspraken 2015 Hieronder volgen korte samenvattingen van de uitspraken. Alle uitspraken zijn in extenso opgenomen onder bijlage 1.
24 maart 2016
GC/15-63234 beëindiging opleiding DOSSIERNR De aios was het niet eens met het besluit van het hoofd tot beëindiging van haar GC 16-63248 opleiding. De aios stelde dat zij door de grote afstand tussen haar huis en opleidingsplaats overbelast was geraakt, waardoor zij zich ziek had moeten melden. Daarnaast waren volgens de aios tijdens haar arbeidsongeschiktheid door het hoofd eisen gesteld met betrekking tot het voortzetten van de opleiding. Dat had niet gemogen. Het hoofd had volgens de aios de regelgeving niet juist toegepast, waardoor zij niet in de gelegenheid was gesteld om verbeterpunten aan te kunnen brengen in de korte periode van herstel. Zij was inmiddels hersteld en opleidbaar. De geschillencommissie stelde de aios in het ongelijk. De aios had zelf gekozen voor een opleidingsplaats op grote reisafstand. Zij had zich eerder moeten realiseren dat dat van invloed zou zijn op de voortgang van haar opleiding. Daarnaast was de aios intensief begeleid en op het moment van beoordeling waren haar competenties onvoldoende. Het verzoek van de aios werd afgewezen.
35
40
45
50
Geschillencommissie
GC/15-63235 beëindiging opleiding De opleider beëindigde de opleiding na negen maanden opleiding. Volgens de opleider sloot het Kaderbesluit beëindiging van de opleiding binnen een jaar niet uit. Het ontbrak de aios aan ieder perspectief op verbetering ondanks alle inspanningen hiertoe. De opleidingsgroep was van mening dat de aios niet binnen de resterende tijd aan alle vereiste competenties zou kunnen voldoen. De aios was het daar niet mee eens. De geschillencommissie constateerde dat vanaf het begin van de opleiding veel aandachtspunten waren genoemd over het functioneren van de aios. De geschillencommissie kon zich voorstellen dat de opleidingsgroep op grond hiervan de verwachting had dat de aios aan het eind van het eerste jaar niet aan alle competenties zou kunnen voldoen. De geschillencommissie oordeelde echter dat een verwachting omtrent het toekomstig functioneren van een aios op zichzelf bezien geen bijzondere omstandigheid was die rechtvaardigde dat een opleiding voortijdig werd beëindigd. Ook was er geen sprake van andere bijzondere omstandigheden die een voortijdige beëindiging van de opleiding rechtvaardigden. De aios werd in de gelegenheid gesteld haar opleiding in een andere opleidingsinrichting voort te zetten, met dien verstande dat gestart zou worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject van zes maanden.
3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
GC/15-63236 beëindiging opleiding De aios had in het derde jaar van haar opleiding een geïntensiveerd begeleidingstraject met goed gevolg afgerond. Volgens de opleider functioneerde de aios vrij snel hierna opnieuw onvoldoende en dat was voor hem aanleiding de opleiding te beëindigen. De aios was het hier niet mee eens. Voor haar was de beëindiging onverwacht. De geschillencommissie constateerde dat de opleider onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de aios duidelijke signalen had gegeven over haar onvoldoende functioneren. Dit was niet gedocumenteerd en ook was niet gebleken dat hij dit met de aios had gecommuniceerd. De opleider had ook niet gereageerd op een verslag van een voortgangsgesprek dat de aios hem had gestuurd. Nu het voor de aios niet duidelijk was dat zij onvoldoende zou functioneren, had zij ook niet de gelegenheid gekregen haar functioneren te verbeteren. Het verzoek van de aios werd gegrond geacht. De aios werd in de gelegenheid gesteld haar opleiding voort te zetten, waarbij werd gestart met een geïntensiveerd begeleidingstraject van zes maanden. GC/15-63237 beëindiging opleiding Na het vierde jaar van de opleiding, beëindigde de opleider de opleiding van de aios. De aios was het daar niet mee eens. Zijn inziens was zijn opleidingstraject niet optimaal geweest voor de ontwikkeling van zijn chirurgische vaardigheden. Hij was geen anios geweest, het geïntensiveerd begeleidingstraject was niet intensief genoeg geweest en de overige competenties waren goed. Hij had tijdens het GBT geen grotere operatieve exposure gekregen. Er was wel sprake van een vooruitgang in zijn operatieve vaardigheden.. De geschillencommissie constateerde dat de aios de eerste tweeënhalf jaar van de opleiding goed had gefunctioneerd. Zijn chirurgische vaardigheden werden alleen in de laatste opleidingsinrichting steeds als aandachtspunt genoemd. In de andere opleidingsinrichtingen functioneerde de aios goed. Volgens een assessment gericht op chirurgische vaardigheden, was de aios leerbaar. De overige competenties waren goed. De geschillencommissie oordeelde dat de aios een tweede kans moest krijgen, waarbij gestart zou worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject. GC 15-63238/Beëindiging opleiding. De opleider beëindigde de opleiding van de aios omdat vanaf het begin van de opleiding sprake was van steeds dezelfde tekortkomingen en het de aios niet lukte deze punten structureel te verbeteren ondanks extra begeleiding. De aios was het hier niet mee eens. Volgens de aios ging de opleiding tot 2012 goed. Daarna is hij gedurende lange periode arbeidsongeschikt geweest. Hij kreeg de gelegenheid als anios in een andere opleidingsinrichting zijn functioneren op niveau te brengen. In zijn proeftijd werd hij ontslagen. Er was geen verbeterplan opgesteld en hij kreeg ook onvoldoende begeleiding. Als hij een geïntensiveerd begeleidingstraject zou hebben gekregen, had hij kunnen laten zien dat hij zijn functioneren kon verbeteren. De geschillencommissie constateerde dat vanaf het begin van de opleiding kritiek bestond over het functioneren van de aios. Gedurende de opleiding is de aios gewezen op zijn tekortkomingen. Na het vierde opleidingsjaar had de opleider de opleiding niet direct beëindigd maar stelde hij de aios in de gelegenheid om als anios in een andere opleidingsinrichting zijn functioneren op niveau te brengen. Er ontbrak kennelijk een verbeterplan, maar dat lag volgens de geschillencommissie niet alleen bij de nieuwe opleidingsinrichting of opleider. Van een vierdejaars aios mocht verwacht worden dat hij zelf leerdoelen zou hebben opgesteld. Het feit dat hij na vier weken werd ontslagen, bevestigde naar het oordeel van de geschillencommissie het standpunt van de opleider dat het functioneren van de aios onvoldoende was voor een vierdejaars aios. Daarnaast oordeelde de geschillencommissie dat een geïntensiveerd begeleidingstraject geen verplichting is maar kan worden ingezet als er twijfels bestaan over de geschiktheid van
4
Geschillencommissie
UTRECHT
24 maart 2016
DOSSIERNR
GC 16-63248
de aios en het met extra begeleiding mogelijk is dat de aios het vereiste niveau kan bereiken. Het verzoek van de aios werd afgewezen. 5
10
15
GC/15-63239 beëindiging opleiding Het hoofd beëindigde de opleiding van de aios omdat ondanks extra begeleiding en de inspanningen van alle betrokkenen, het functioneren van de aios onvoldoende was om aan te nemen dat zij in de resterende periode het gewenste competentieniveau zou halen. De aios was het daar niet mee eens. Zij had het idee dat haar handelen onder een vergrootglas was gelegd en dat haar verleden te veel benadrukt was. Ook vond zij de begeleiding vanuit de stagebegeleider onvoldoende. De geschillencommissie stelde vast dat al vroeg in de opleiding twijfel bestond over het functioneren van de aios. Er was een beoordelingstraject gestart. Dat bracht met zich mee dat de aios extra aandacht kreeg, waardoor de aios inderdaad het idee kon hebben dat haar handelen onder een vergrootglas lag. Dat kon het hoofd niet worden verweten. Naar het oordeel van de geschillencommissie was voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios voldoende begeleiding had gekregen en gelegenheid had gekregen haar functioneren te verbeteren. Het verzoek van de aios werd afgewezen.
Geschillencommissie
UTRECHT
24 maart 2016
20
25
30
35
40
45
50
GC/15-63240 beëindiging opleiding DOSSIERNR De aios was het niet eens met de beëindiging van de opleiding. De aios erkende dat er GC 16-63248 ontwikkelpunten waren, maar stelde dat sommige kritiekpunten op haar functioneren onjuist en onterecht waren. Er bestond onduidelijkheid over het al dan niet doen van een taaltoets en haar taal en taalbeheersing. Er had een ontkoppeling plaatsgevonden. Ze kreeg vervolgens een stage van twee maanden die zij goed had afgesloten. Zij zou daarna een andere stageplek krijgen, maar die kreeg zij uiteindelijk niet. De geschillencommissie stelde vast dat vanaf het begin van de opleiding twijfel had bestaan over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. De opleiders waren positiever over haar functioneren. Het vertrouwen tussen de aios en het opleidingsinstituut was geschaad. Naar het oordeel van de geschillencommissie had het hoofd niet tot de conclusie kunnen komen dat de aios niet opleidbaar zou zijn. Evenmin was er sprake van zwaarwegende redenen op grond waarvan de opleiding voortijdig beëindigd kon worden. De aios moest in de gelegenheid worden gesteld de opleiding voort te zetten, met dien verstande dat na zes maanden opnieuw een geschiktheidsbeoordeling moest plaatsvinden. GC/15-63241 beëindiging opleiding De opleider had de opleiding van de aios beëindigd omdat de aios op meerdere competenties te kort schoot en zij al eerder een geïntensiveerd begeleidingstraject had gevolgd. De aios betwistte dat zij eerder een geïntensiveerd begeleidingstraject had gevolgd. De eerste twee jaren volgde zij haar opleiding in een andere opleidingsinrichting en functioneerde zij goed. Na een periode van ziekte en zwangerschapsverlof kreeg zij een negatieve beoordeling en zette haar opleiding in de huidige opleidingsinrichting voort, waar intensieve begeleiding plaatsvond. Zij is daarna positief beoordeeld. Daarna was er nog sprake van groei. Na terugkomst van haar zwangerschapsverlof heeft zij gesprekken met de opleiders gevoerd, maar van deze gesprekken zijn geen verslagen gemaakt. Zij bevestigde dat de gesprekken niet positief waren, naar aanleiding waarvan zij een voorstel voor een verbeterplan opstelde. Daarop had de opleider niet gereageerd. De geschillencommissie stelde vast dat er sinds 2013 geen formeel voortgangsgesprek meer had plaatsgevonden. De geschillencommissie oordeelde dat wanneer een opleider signaleert dat de aios niet goed functioneert, het op zijn weg ligt dit met de
5
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
aios te bespreken en de aios intensiever te begeleiden zodat zij haar functioneren kan verbeteren. De opleider had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat dit was gebeurd. De aios moest in de gelegenheid worden gesteld de opleiding voort te zetten in een andere opleidingsinrichting, met dien verstande dat gestart zou worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject. GC/15-63242 beëindiging opleiding De aios was het niet eens met de beëindiging van haar opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. De beëindiging kwam voor haar onverwacht. Zij stelde geen signalen te hebben ontvangen dat de opleiding beëindigd zou kunnen worden. Zij had ook altijd goede beoordelingen gehad, met uitzondering van de laatste beoordeling. Zij had ook geen extra begeleiding gehad toen bleek dat de stage interne geneeskunde onvoldoende was. De geschillencommissie stelde vast dat er tot december 2014 geen enkele twijfel bestond over het functioneren van de aios of dat de aios onvoldoende zou functioneren. De aios had geen of nauwelijks kans gehad haar functioneren te verbeteren. Zij had ook geen extra begeleiding gekregen. De geschillencommissie oordeelde dat het hoofd niet in redelijkheid had kunnen besluiten de opleiding te beëindigen.
Geschillencommissie
UTRECHT
24 maart 2016
GC/15-63243 beëindiging opleiding In dit geschil ging het om de vraag of het geïntensiveerd begeleidingstraject had voldaan aan de eisen zoals genoemd in het Kaderbesluit. Volgens de aios was dat niet het geval. DOSSIERNR GC 16-63248 Het voortgangsgesprek vond te laat plaats en ook werden de competenties waaraan hij aan het eind van het traject zou moeten voldoen, gedurende het traject aangepast. De geschillencommissie constateerde dat het begeleidingstraject overeenkomstig de regelgeving had plaatsgevonden. Weliswaar vond het eerste voortgangsgesprek later plaats maar was tevens aanleiding het traject te verlengen. Naar het oordeel van de geschillencommissie was de aios voldoende op de hoogte van zijn tekortkomingen en is hij voldoende in de gelegenheid gesteld zijn functioneren te verbeteren. In eerste instantie was het traject gericht op met name genoemde competenties, maar dat laat onverlet dat de aios aan het eind van het traject aan alle competenties moest voldoen. Het verzoek van de aios werd afgewezen. GC/15-63244 beëindiging opleiding De aios is het niet eens met de beëindiging van haar opleiding. De aios stelt dat zij in het eerste jaar van de opleiding te lang heeft moeten werken onder ongeschikte, onrustige en onveilige omstandigheden, ondanks een verzoek tot overplaatsing. In het tweede jaar werd haar opleidingsschema gewijzigd en moest zij 1 jaar in plaats van 6 maanden op een PAAZ werken. De werkdruk was hoog en er was een onveilig opleidingsklimaat. Zij erkende dat de communicatie soms moeilijk was verlopen, maar de begeleiding was haars inziens te kort geschoten. De opleider stelde daarentegen dat er vanaf het begin tekortkomingen waren geweest in het functioneren van de aios en dat de aios het eerste jaar het voordeel van de twijfel had gekregen. De geschillencommissie stelde vast dat de aios een moeilijke start van de opleiding had gehad vanwege een niet optimale bezetting op de afdeling en een incident dat zich had voorgedaan. De aios kreeg het voordeel van de twijfel en een nieuwe kans bij de start van het tweede jaar. De opleider had voldoende aannemelijk gemaakt dat de tekortkomingen van de aios van structurele aard waren en de aios voldoende begeleiding had gekregen om haar functioneren te verbeteren. Daarnaast was niet gebleken van een onveilig opleidingsklimaat. Het verzoek van de aios werd afgewezen.
6
5
10
15
20
25
30
35
GC/15-63245 beëindiging opleiding Het hoofd beëindigde de opleiding van de aios vanwege onopleidbaarheid van de aios en andere zwaarwichtige redenen. De aios was al geruime tijd ziek en uitzicht op herstel was er niet. Er was geen sprake meer van een tijdelijke onderbreking van de opleiding. De aios was het daar niet mee eens en stelde dat het besluit tot beëindiging van de opleiding niet zorgvuldig was genomen. De drie maanden dat hij in opleiding was, voelde hij zich niet veilig bij zijn opleider. Zijn s inziens waren er geen vakinhoudelijke argumenten gegeven, nog was uit de stukken gebleken waarom hij geen huisarts zou kunnen worden. De geschillencommissie stelde vast dat het hoofd de opleiding had beëindigd toen de aios al meer dan een half jaar arbeidsongeschikt was en er geen enkel uitzicht bestond op re-integratie. Daarnaast had het hoofd voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios in de drie maanden opleiding die hij had gevolgd op meerdere competenties ernstig tekort schoot. Gelet op het functioneren van de aios en het feit dat er geen sprake meer was van een tijdelijke onderbreking van de opleiding, had, naar het oordeel van de geschillencommissie, het hoofd de opleiding kunnen beëindigen. Het verzoek van de aios werd afgewezen. GC/15-63247 beëindiging opleiding De opleider had de opleiding van de aios beëindigd. De aios was het daar niet mee eens. Zij stelde zich op het standpunt dat de beoordelingsprocedure niet zorgvuldig en incorrect had plaatsgevonden. De opleider had het persoonlijk ontwikkel ingsplan van de aios niet bijgesteld. Er was volgens de aios sprake van een onveilig opleidingsklimaat. De geschillencommissie constateerde dat gedurende de opleiding voldoende beoordelingsmomenten hadden plaatsgevonden, maar dat niet van alle gesprekken verslagen waren opgesteld. De opleider besprak de tekortkomingen en verbeterpunten met de aios en de aios stelde aan de hand van deze punten haar persoonlijk ontwikkelingsplan steeds zelf bij. De aios ontkende overigens niet dat er tekortkomingen in haar functioneren waren. De aios was gedurende haar opleiding voldoende in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren. De geschillencommissie kon zich voorstellen dat gelet op de discussies die de aios met haar supervisoren en werkbegeleiders had over diagnoses en medicatie voorschriften, dat bij haar een gevoel van onveiligheid was ontstaan. Dit betekende niet dat er sprake was van een onveilig opleidingsklimaat. Het verzoek van de aios werd afgewezen.
40
namens de Geschillencommissie,
Utrecht, 24 maart 2016
45
mr. dr. J.J.M. Linders, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
7
Geschillencommissie
UTRECHT
24 maart 2016
DOSSIERNR
GC 16-63248
Bijlage 1
2
UITSPRAAK 15-63234 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios huisartsgeneeskunde, wonende te ……., hierna te noemen de aios en B, hoofd huisartsopleiding van C te …………, hierna te noemen het hoofd.
Verloop van de procedure De aios heeft op 6 augustus 2014 een pro forma verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd en op 12 februari 2015 heeft zij aan de geschillencommissie een aanvullend verzoekschrift voorgelegd over een geschil tussen de aios en het hoofd. De aios heeft op 4 maart 2015 desgevraagd aanvullende stukken overgelegd. Mr. O.L. Nunes heeft een verweerschrift d.d. 21 april 2015 namens het hoofd ingediend. Op 12 mei 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van het hoofd van 17 juni 2014, waarbij het hoofd heeft besloten de opleiding van de aios tot huisarts voortijdig te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het reglement van orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CHVG, in werking getreden op 1 januari 2009 en het besluit specialisme huisartsgeneeskunde, in werking getreden op 1 januari 2009 en gewijzigd bij besluit van 13 februari 2013, in werking getreden op 1 januari 2013. Protocol toetsing en beoordeling in de huisartsopleiding januari 2011.
Feiten De aios is in oktober 2012 aangenomen voor de huisartsopleiding. De koppelingsgesprekken hebben plaatsgevonden in december 2012. De aios heeft hieraan deelgenomen, hoewel zij toen met bevallingsverlof was. De aios heeft vier koppelingsgesprekken gevoerd, maar deze hebben niet tot samenwerking geleid. De aios heeft verzocht te worden geplaatst bij een huisartsopleider in ………. De aios is vervolgens op 1 maart 2013 gestart met de opleiding huisartsgeneeskunde in C bij een huisartsopleider in ……….. Op 29 augustus 2013, na zes maanden opleiding, heeft een beoordeling plaatsgevonden door de groepsdocenten. Zij beoordeelden het functioneren van de aios als onvoldoende/onbeoordeelbaar. De competenties samenwerking, organisatie en professionaliteit werden als zwak/onbeoordeelbaar beoordeeld.
3
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
De docenten gaven aan dat zij niet geïnformeerd werden waar de aios mee bezig was en hoe het leerproces ging. Ook was haar actieve inbreng tijdens de terugkomdagen zeer beperkt. Op feedback werd weinig actie ondernomen, althans daar werd niet over gecommuniceerd. De opleider beoordeelde het functioneren van de aios na zes maanden als voldoende, maar uitte daarbij zijn twijfels over de competentie vakinhoudelijk handelen. De aios heeft op 10 september 2013 een tussentijdsgesprek met haar opleider gehad. Tijdens dit gesprek heeft de opleider zijn zorgen over de voortgang van de opleiding besproken. Er was te weinig continuïteit in verband met afwezigheid, het basiskennisniveau was onvoldoende en de LHK toetsen waren onvoldoende. Tijdens het gesprek zijn minimumeisen gesteld om de opleiding te kunnen vervolgen. Van het gesprek is een verslag gemaakt door de opleider. De aios behaalde meerdere keren een onvoldoende voor de LHK toets. De aios heeft zich op 2 oktober 2013 ziek gemeld in verband met overbelasting. Op 17 oktober 2013 zijn de op 10 september 2013 met de opleider besproken minimale eisen met de docenten besproken en op schrift gesteld. De aios diende een voldoende te behalen voor de LHK- en vaardigheidstoets, de aios diende een zinvolle invulling te geven aan de leergesprekken en een plan te maken waardoor de opleider haar ontwikkeling/groei kon toetsen. Daarnaast diende de aios langere tijd minimaal 3 dagen in de week in de praktijk aanwezig te zijn, zodat kon worden nagegaan hoe de aios zich ontwikkelde in het aangaan en opbouwen van een relatie met patiënten. De bedrijfsarts heeft de aios op 22 oktober 2013 ziek/arbeidsongeschikt verklaard vanwege overbelasting. De aios is in januari 2014 aan haar re-integratie begonnen en was vanaf februari 2014 weer in opleiding. Voordat de aios aan haar re-integratie begon heeft zij een gesprek met de opleider en de docenten gehad waarin de op 10 september 2013 afgesproken minimumeisen opnieuw aan de orde werden gesteld. Van dit gesprek is geen verslag. Op 21 februari 2014 heeft een gesprek met de aios plaatsgevonden over de diagnostische LHK toetsing. Er is besproken hoe de aios in de toekomst haar resultaten zou kunnen verbeteren. De bedrijfsarts heeft de aios op 3 maart 2014 weer volledig beter verklaard. De LHK-toets van 1 april 2014 was wederom onvoldoende. Op 9 april 2014 heeft een tussentijds gesprek plaatsgevonden tussen de docenten, de opleider en de aios. Op 11 april 2014 heeft de aios zich ziek gemeld. De beoordeling na negen maanden door de opleider heeft op 8 mei 2014 plaats gevonden. De opleider beoordeelde de competenties vakinhoudelijk handelen, arts-patiënt communicatie, wetenschap en onderwijs, organisatie, maatschappelijk handelen en professionaliteit als zwak/onvoldoende. De opleider achtte de aios niet opleidbaar. De beoordeling is in verband met afwezigheid van de aios niet door de aios ondertekend en alleen telefonisch met haar besproken. De docentenbeoordeling na negen maanden vond plaats op 13 mei 2014. De competenties samenwerking, organisatie en professionaliteit werden als zwak beoordeeld en de overige competenties konden de docenten niet beoordelen omdat zij onvoldoende zicht hadden op de prestaties van de aios daarin. Zij concludeerden dat er onvoldoende mogelijkheden voor de aios waren om de opleiding succesvol af te ronden. De beoordeling is door afwezigheid van de aios niet door de aios ondertekend en alleen telefonisch met haar besproken. Het hoofd heeft vervolgens op 17 juni 2014 de aios schriftelijk meegedeeld de opleiding te beëindigen per 1 augustus 2014.
4
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat het hoofd de opleiding onterecht heeft beëindigd. De koppelingsgesprekken hebben plaatsgevonden tijdens haar bevallingsverlof, dit had volgens de cao niet gemogen. Zij werd aanvankelijk geplaatst bij een huisarts waar zij geen klik mee had. Nadat zij dit had gemeld werd zij geplaatst bij een huisartsopleider in ………. De reisafstand was te groot. Haar opleiding heeft hier onder geleden en dit had slechte beoordelingen en afwezigheid tot gevolg. Uiteindelijk heeft dit tot ziekte in verband met overbelasting geleid. De minimale eisen voor het voortzetten van de opleiding, zoals in de brief van 17 oktober 2013 van het hoofd beschreven, hadden op dat moment niet gesteld mogen worden in verband met haar arbeidsongeschiktheid. De aios was na een re-integratieperiode van 2 maanden op 3 maart 2014 volgens de bedrijfsarts weer volledig hersteld. Zij heeft zich daarna weer moeten ziekmelden in verband met haar zwangerschap. Het opleidingsinstituut heeft volgens de aios de regelgeving niet juist toegepast, waardoor zij niet in de gelegenheid is gesteld om verbeterpunten aan te kunnen brengen in de korte periode van herstel. De aios stelt voorts dat zij hersteld is en weer opleidbaar is. Standpunt hoofd Het hoofd is op grond van het gehele opleidingsdossier, waaronder de toetsresultaten, beoordelingen en gespreksverslagen tot de beslissing gekomen de opleiding van de aios te beëindigen. Het hoofd stelt zich daarbij op het standpunt dat de wijze waarop de aios met haar persoonlijke problemen is omgegaan getuigd van onvoldoende professionaliteit. De aios is onvoldoende aanwezig en belastbaar geweest en heeft daarnaast (ernstig) onvoldoende resultaten behaald. De aios mist een aantal kerncompetenties en heeft blijk gegeven hierin onvoldoende ontwikkeling door te maken. Het hoofd acht de aios onvoldoende opleidbaar en heeft geen vertrouwen in een succesvolle afronding van de opleiding door de aios. Het besluit is overeenkomstig de regelgeving genomen. Er hebben op de juiste momenten gesprekken met de aios plaatsgevonden, de aios is hierbij op haar functioneren gewezen en er zijn afspraken met de aios gemaakt en heldere minimumeisen geformuleerd. Er hebben tussentijdse gesprekken plaatsgevonden. Het gesprek waarin de minimumeisen zijn geformuleerd heeft plaatsgevonden voordat de aios arbeidsongeschikt werd. De gesignaleerde problemen en de geboden geïntensiveerde begeleiding hebben niet dan wel onvoldoende geleid tot verbetering. De aios is inmiddels al een jaar niet meer in opleiding. Zou de geschillencommissie besluiten dat de aios de opleiding kan voortzetten, dan heeft de aios geen mogelijkheid tot verlenging van de opleiding. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van het hoofd aan het instituut voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. Het hoofd heeft bij besluit van 17 juni 2014 de opleiding van de aios beëindigd. De aios heeft op 15 juli 2014, binnen vier weken na het besluit van het hoofd, een verzoek tot bemiddeling gedaan. Het hoofd heeft de aios op 28 juli 2014 schriftelijk laten weten dat zij het geschil onbemiddelbaar acht omdat de aios niet binnen de vereiste termijn van zes weken tot bemiddeling in staat was. De aios heeft vervolgens binnen twee weken het geschil proforma aan de geschillencommissie voorgelegd. De aios heeft de aanvullende gronden van het 5
verzoekschrift binnen de haar daarvoor gegeven termijn aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. 5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Overwegingen Artikel B.2 van het Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding gericht is op het bereiken van door het CHVG vastgestelde competenties en specialisme gebonden competenties. De algemene competenties worden in dit artikel beschreven, de specifieke competenties worden beschreven in het Besluit huisartsgeneeskunde. De structuur en de inhoud van de opleiding worden beschreven in respectievelijk artikel B.1 en B.2 van het Besluit huisartsgeneeskunde. Artikel B.4 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. De toetsing en beoordeling moeten voldoen aan het Protocol toetsing en beoordeling. Artikel B.5 Kaderbesluit bepaalt dat de duur van de opleiding drie jaar bedraagt en ononderbroken wordt gevolgd. In afwijking hiervan bepaalt artikel B.9 dat de opleiding uitsluitend kan worden onderbroken bij verlof op basis van wettelijke regelingen, bij opschorting op basis van wettelijke regelingen, bij opschorting van de opleiding ten gevolge van een geschil en het doen van wetenschappelijk onderzoek. Indien de opleiding ten minste zes maanden, al dan niet aaneengesloten, is onderbroken, wordt de RGS hiervan onverwijld op de hoogte gesteld. De RGS kan in dat geval bepalen dat een gedeelte van de opleiding opnieuw wordt gevolgd. Op grond van artikel B.4 lid 3 sub b Kaderbesluit voert het opleidingsinstituut ten minste twee keer per jaar een educatieve beoordeling uit. Op grond van sub c voert het opleidingsinstituut aan het eind van het eerste jaar, het tweede jaar en ten minste drie maanden voor het eind van de opleiding een selectieve beoordeling uit. De beoordeling leidt tot een door het hoofd te nemen beslissing of de opleiding al dan niet volgens het scholingsprogramma kan worden voortgezet, onder voorwaarden kan worden voortgezet of niet kan worden voortgezet. In het Protocol toetsing en beoordeling wordt de toetsing, beoordeling en besluitvorming tijdens de opleiding beschreven. In het eerste en tweede jaar van de opleiding vindt in de derde en zesde maand een educatieve beoordeling plaats en in de negende maand een selectieve beoordeling die resulteert in een beslissing van het hoofd over het al dan niet voortzetten van de opleiding. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid (onvoldoende groeipotentie) van de aios of andere zwaarwichtige redenen. De aios is op 1 maart 2013 met de huisartsopleiding gestart. De koppelingsgesprekken hebben in december 2012 plaatsgevonden. De aios was toen nog met bevallingsverlof. De koppelingsgesprekken leidden niet tot resultaat en de aios werd op haar verzoek bij een opleider in ……… geplaatst. De aios stelt dat de koppelingsgesprekken niet tijdens haar bevallingsverlof hadden mogen plaatsvinden. Daarnaast stelt zij dat haar opleiding geleden heeft onder de lange reistijd, waardoor zij slechte beoordelingen kreeg en veel afwezig was. Ter zitting is gebleken dat de aios zelf zo snel mogelijk met de opleiding wilde starten. Zij is om die reden ook gestart met de opleiding in C, terwijl ze oorspronkelijk was aangenomen bij de opleiding in D. Het hoofd heeft voorts voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios, indien zij dat had aangegeven, op een later moment kon starten met de koppelingsgesprekken en de opleiding. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat de lange reistijd invloed heeft gehad op de voortgang van de opleiding van de aios, maar is van oordeel dat de aios zich dat 6
5
10
15
eerder had moeten en kunnen realiseren. Het is haar eigen keuze geweest. De geschillencommissie gaat dan ook aan dit punt voorbij. De aios stelt voorts dat de minimale eisen voor het voortzetten van de opleiding zijn afgesproken toen zij arbeidsongeschikt was. De opleider heeft naar het oordeel van geschillencommissie echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios op het moment dat deze eisen werden besproken, niet arbeidsongeschikt was. De aios heeft zich pas na het gesprek ziek gemeld en tijdens haar arbeidsongeschiktheid zijn de haar bekende eisen op papier gezet. De geschillencommissie constateert voorts dat de voortgangsgesprekken zoals vermeld in het protocol toetsing en beoordeling hebben plaatsgevonden. Ter zitting heeft de aios aangegeven dat zij intensief is begeleid en het eens is met de beoordelingen en dat haar competenties op het moment van de beoordelingen onvoldoende waren. Zij stelt echter dat zij inmiddels is hersteld en opleidbaar is. De geschillencommissie is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de beoordeling van de aios overeenkomstig het protocol heeft plaats gevonden. De aios heeft intensieve begeleiding gekregen en is voldoende in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren. Gelet op de beoordelingen heeft het hoofd de opleiding op 17 juni 2014 tussentijds kunnen beëindigen omdat de aios onopleidbaar was.
20 Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat het hoofd de opleiding van de aios heeft kunnen beëindigen en wijst het verzoek van de aios af. 25
Aldus uitgebracht door: mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. drs. J.H. Verwoerd, huisarts en mw. drs. A.G.M. van Boxtel, aios cardio-thoracale chirurgie, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris.
30
Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 3 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
35
7
UITSPRAAK 15-63235 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios revalidatiegeneeskunde, hierna te noemen de aios, wonende te …….., bijgestaan door mr. D. Jongsma en B, opleider revalidatiegeneeskunde in C te …….., hierna te noemen de opleider, bijgestaan door mr. L.J.P. Duijs.
Verloop van de procedure Mr. Jongsma heeft namens de aios op respectievelijk 26 januari 2015 en 10 februari 2015 een verzoekschrift en een aanvullend verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend, waarbij een geschil tussen de aios en de opleider aan de geschillencommissie is voorgelegd. Mr. L.J.P. Duijs heeft namens de opleider op 17 maart 2015 een verweerschrift ingediend. Mr. Duijs heeft namens de opleider op 24 maart 2015 producties overgelegd. Mr. Jongsma heeft namens de aios op 26 maart 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift. Op 27 maart 2015 heeft mr. Duijs namens de opleider hierop gereageerd. Op 7 april 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van de opleider van 3 december 2014 de opleiding van de aios te beëindigen omdat zij de aios niet geschikt acht de opleiding voort te zetten. De aios is het hier niet mee eens . Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het Reglement van Orde van de geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013. Het besluit revalidatiegeneeskunde, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten de arts is op 1 maart 2014 gestart met de opleiding revalidatiegeneeskunde. Zij was in dienst van D, maar gedetacheerd bij C; op 6 mei 2014 heeft het eerste voortgangsgesprek plaatsgevonden, waarbij de toenmalige opleider en de huidige opleider aanwezig waren. Een rapportage van dit gesprek is op 4 augustus 2014 door de aios en opleider uit gezamenlijke herinnering in het systeem ingevoerd. De aios scoorde op de meeste competenties voldoende, op een enkele onvoldoende na. Er werden verschillende kanttekeningen geplaatst. Haar kennis op het gebied van diagnostiek was onvoldoende, maar ook op de andere gebieden moest de aios nog kennis opdoen. De aios miste nog een goed inzicht in verschillende aspecten van maatschappelijk handelen om de patiënt goed te kunnen 8
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
voorlichten. Daarnaast had de aios moeite haar eigen werk goed en efficiënt te organiseren. De aios had weinig zelfvertrouwen, wat met gebrek aan kennis samenhing en de aios had moeite met het stellen van prioriteiten en omgaan met werkdruk; kort na het voortgangsgesprek is de toenmalige opleider overleden; het tweede voortgangsgesprek heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2014 met de opleider en twee revalidatieartsen. De rapportage van dit gesprek is op 5 januari 2015 in het systeem ingevoerd. De aios scoorde op de meeste competenties een voldoende, een enkele keer een onvoldoende en één keer ruim voldoende. De aios had te weinig algemene kennis. Het uitvragen van de hulpvraag kwam nog niet duidelijk naar voren, de aios had moeite de leidende rol te nemen in een team, en had nog veel moeite met structuur en het stellen van prioriteiten. De aios had nog weinig zelfvertrouwen, zij moest aan verschillende supervisoren supervisie vragen. Door het ontbreken van kennis, ontbrak haar besluitvaardigheid. Haar gebrek aan kennis had ook invloed op haar zelfvertrouwen; na het tweede gesprek is de aios gestart met een coachingstraject om haar timemanagement te verbeteren. Daarnaast kreeg de aios om de week persoonlijk onderwijs van een Physician Assistent in opleiding voor het aanleren van het verrichten van lichamelijk onderzoek van het bewegingsapparaat; op 14 augustus 2014 en op 1 oktober 2014 heeft de aios een plan van aanpak geschreven; eind augustus 2014 heeft de aios haar eerste 360 graden feedback uitgezet; op 23 september 2014 heeft een tussentijdse beoordeling plaatsgevonden en is het effect van de coaching besproken. Van dit gesprek is geen verslag gemaakt; op 25 november 2014 heeft het derde voortgangsgesprek plaatsgevonden met de opleider en plaatsvervangend opleider. De aios scoorde op veel punten een onvoldoende. Ondanks dat de aios veel studeerde waren de theoretische basiskennis en vaardigheden lichamelijk onderzoek niet op niveau. De aios vergat regelmatig de hulpvraag van patiënt uit te vragen. Daarnaast miste aios flexibiliteit/schakelmogelijkheid als patiënt niet volgens boekje reageerde. De administratie was ook niet op orde. De aios kon urgente symptomen bij patiënten niet direct herkennen en duiden; er hebben 18 KPB’s plaatsgevonden. Tijdens deze KPB’s is feedback aan de aios gegeven. De KPB’s hadden een wisselend resultaat. Veel punten werden met een onvoldoende beoordeeld, maar er waren ook positieve punten; de opleider heeft de opleiding op 3 december 2014 beëindigd.
Standpunt aios De aios stelt zich primair op het standpunt dat het verweerschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat in het verweerschrift C zich als indienende partij heeft gepresenteerd, terwijl de opleider het verweerschrift had moeten indienen. Als gevolg hiervan moet het verzoek van de aios worden toegewezen. De aios stelt zich subsidiair op het standpunt dat de opleider haar besluit tot beëindiging van de opleiding te vroeg heeft genomen. De aios was op het moment van beëindiging van de opleiding nog geen negen maanden in opleiding. Dit is door de opleider ook erkend. De opleider heeft onvoldoende aangetoond dat sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden die een dergelijk vroegtijdig besluit rechtvaardigen. Daarnaast was de opleider nog maar enkele maanden aan de aios gekoppeld waardoor zij nog geen goed beeld van de aios heeft kunnen krijgen. Met behulp van KPB’s zijn de competenties communicatie, organisatie, professionaliteit en lichamelijk onderzoek met een voldoende beoordeeld. Voorts stelt de aios dat zij met name in de periode van mei tot en met augustus 2014 te weinig gedegen en te 9
5
10
korte begeleiding van haar opleider heeft gehad. Zij heeft dit gemist. De werkdruk was dermate hoog, waardoor zij niet de benodigde inhoudelijke kennis kreeg toegediend. De beëindiging van de opleiding kwam voor de aios volkomen onverwacht. Zij had weinig tot geen signalen gekregen waaruit bleek dat de opleiding zou kunnen worden beëindigd. Bovendien zijn de rapportages van het eerste en tweede voortgangsgesprek te laat in het systeem ingevoerd. Tijdens de opleiding had de aios last van vermoeidheidsklachten en geheugenproblemen, maar zij heeft zich niet ziek willen melden. Achteraf bleek zij ook een vitaminetekort te hebben. De aios stelt voorts dat de opleider haar kennelijk wel geschikt vond om haar werkzaamheden na de beëindiging van de opleiding voort te zetten. Op 19 januari 2015 werden haar werkzaamheden inhoudelijk aangepast. De aios is van mening dat zij onvoldoende gelegenheid heeft gekregen te laten zien wat zij kan en dat zij haar opleiding tot een succesvol einde kan brengen.
15
20
25
30
35
40
45
50
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt is om de opleiding voort te zetten. De opleidingsgroep heeft geconcludeerd dat met name de kennis over de diverse diagnoses, lichamelijk onderzoek en in het verlengde daarvan de kunde om een adequaat behandelplan op te stellen onvoldoende zijn. Voorts heeft de opleidingsgroep onvoldoende verbeterpotentie bij de aios gezien om uiteindelijk op een volwaardig niveau de opleiding te kunnen volgen. De aios scoort op nagenoeg alle competentiegebieden onvoldoende. De opleider stelt daarnaast dat zij vanaf het begin bij de opleiding van de aios betrokken is geweest, eerst als supervisor en lid van de opleidingsgroep en later formeel als opleider, aanvankelijk als waarnemend opleider. Ondanks studeren en inhoudelijk feedback naar aanleiding van observaties, was er geen voortgang in het kunnen toepassen van geleerde kennis, lichamelijk onderzoek en groei in klinisch redeneren. De aios is intensief begeleid teneinde haar functioneren op het vereiste niveau te krijgen. Zij heeft een coachingstraject doorlopen om haar timemanagement te verbeteren, zij heeft hulp gehad bij het schrijven van een aangepast plan van aanpak, zij heeft extra studiebegeleiding gekregen en een aangepast rooster om te voorkomen dat er extra urenbelasting zou ontstaan. Het aantal KPB’s, 18 in 9 maanden geeft aan dat de begeleiding zeer intensief is geweest. Uit de KPB’s blijkt dat een aantal zaken niet goed ging en zelfs slechter ging. De aios had een afwachtende en passieve houding en nam niet zelf de regie over haar opleiding. Ook nam zij geen deel aan de maandelijkse bijeenkomsten van de aiosgroep in de regio waar de aios zit. Het Kaderbesluit sluit niet uit dat een opleiding voor het einde van het eerste jaar wordt beëindigd. Onder bijzondere omstandigheden kan een opleiding voor het einde van het eerste jaar worden beëindigd. Het ontbrak bij de aios aan ieder perspectief op verbetering, ondanks alle inspanningen hiertoe. De aios zou volgens de opleider niet binnen de resterende opleidingstijd over de vereiste competenties beschikken. De aios heeft haar gezondheidsklachten nooit naar voren gebracht. Bevoegdheid geschillencommissie Artikel 3 lid 1 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie bepaalt dat een geschil waarin geen bemiddeling als bedoeld in artikel 44 Regeling plaatsvond niet ontvankelijk is. In lid 4 staat dat de termijn voor het doen van een verzoek tot bemiddeling vier weken bedraagt. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit tot beëindiging van de opleiding bekend is gemaakt. Het 10
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
verzoek tot bemiddeling wordt aan de centrale opleidingscommissie geric ht. De centrale opleidingscommissie heeft zes weken de tijd om te bemiddelen in het geschil. Indien het geschil onbemiddelbaar is gebleken kan de aios binnen twee weken het geschil aan de geschillencommissie voorleggen. De opleider heeft de opleiding op 3 december 2014 schriftelijk beëindigd. De aios heeft het geschil op 23 december 2014 en dus tijdig, aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. De voorzitter van de centrale opleidingscommissie heeft de aios op 15 januari 2015 mondeling meegedeeld dat de bemiddeling niet succesvol was geweest en heeft dit op 21 januari 2015 schriftelijk bevestigd. De aios heeft vervolgens op 27 januari 2014 een verzoekschrift en op 10 februari 2015 een aanvullend verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd. Het verzoekschrift is tijdig ingediend. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. De aios heeft verzocht het verweerschrift van de opleider niet-ontvankelijk te verklaren, omdat niet de opleider maar het ziekenhuis zich als indienende partij heeft gepresenteerd. Als gevolg hiervan zou de geschillencommissie het verzoek van de aios moeten inwilligen. De geschillencommissie kan de aios hierin niet volgen. De regeling noch het reglement van orde kent een bepaling over de ontvankelijkheid van een verweerschrift. Bovendien blijkt uit de stukken voldoende duidelijk dat het verweerschrift namens de opleider is ingediend. Het verzoek tot het niet-ontvankelijk verklaren van het verweerschrift wijst de geschillencommissie dan ook af. De aios is op 1 maart 2014 met de opleiding revalidatiegeneeskunde gestart. Na drie, zes en negen maanden opleiding heeft overeenkomstig de regelgeving een 11
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
voortgangsgesprek plaatsgevonden. Zowel tijdens het eerste als tijdens het tweede voortgangsgesprek zijn aandachtspunten geformuleerd ten aanzien van het functioneren van de aios. Het ging hierbij zowel om de kennis van de aios, als de structuur en het stellen van prioriteiten. Meerdere aandachtspunten waren het gevolg van gebrek aan kennis. De op de voortgangsgesprekken betrekking hebbende formulieren zijn ingevuld, zij het dat de rapportage na het eerste gesprek drie maanden later is ingevuld en die na het tweede gesprek vijf maanden later. Na het tweede gesprek heeft de aios een coachingstraject doorlopen om haar timemanagement te verbeteren. Zij kreeg hulp bij het schrijven van een plan van aanpak. Ook hebben er veel KPB’s plaatsgevonden, meer dan gemiddeld. Uit de rapportage van het derde voortgangsgesprek, dat de aios twee maanden later kreeg, blijkt dat er, ondanks deze begeleiding, geen sprake was van vooruitgang in het functioneren van de aios. Dit was voor de opleider reden de opleiding al na negen maanden opleiding te beëindigen. Volgens de opleider heeft de opleidingsgroep er alles aan gedaan om het functioneren van de aios op een hoger niveau te krijgen en zal de aios niet binnen de opleidingstijd aan de vereiste competenties voldoen. De aios stelt daarentegen dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een voortijdige beëindiging van de opleiding rechtvaardigen. Zij stelt onvoldoende begeleiding te hebben gehad en onvoldoende in de gelegenheid te zijn gesteld om te laten zien dat zij haar opleiding tot een succesvol einde kan brengen. De geschillencommissie constateert dat de opleider de einde eerstejaarsbeoordeling te vroeg heeft gegeven. De aios was op dat moment nog maar negen maanden in opleiding. De geschillencommissie is van oordeel dat alleen onder zeer bijzondere omstandigheden aanleiding kan bestaan de opleiding voor het einde van het eerste jaar, dus voortijdig, te beëindigen. Hiervan is niet gebleken. Uit de overgelegde voortgangsrapportages en uit de overgelegde KPB’s blijkt dat er vanaf het begin van de opleiding aandachtspunten zijn geweest ten aanzien van het functioneren van de aios. Op basis hiervan is op zich begrijpelijk dat de opleider en de opleidingsgroep de verwachting hadden dat de aios aan het eind van het eerste jaar niet aan de vereiste competenties zou voldoen. Dat een bepaalde verwachting bestaat omtrent het toekomstig functioneren van een aios is op zichzelf bezien evenwel geen bijzondere omstandigheid die rechtvaardigt dat de opleiding voortijdig wordt beëindigd. Het bespreken van die verwachtingen is immers al verdisconteerd in de beoordelingsmomenten uit het Kaderbesluit en de daarbij voorgeschreven termijnen. Van bijzondere omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat van de beoordelingsmomenten uit het Kaderbesluit wordt afgeweken, is naar het oordeel van de geschillencommissie voor het overige onvoldoende gebleken. Dat uit de rapportages blijkt dat al voor het besluit tot beëindiging met de aios is besproken dat er twijfel bestond over haar functioneren en daarmee ook over voortzetting van de opleiding, doet daar niet aan af. Dit betekent dat de aios in de gelegenheid moet worden gesteld haar opleiding in een andere opleidingsinrichting voort te zetten. Nu wel is gebleken dat er kanttekeningen zijn te plaatsen bij het functioneren van de aios, is de geschillencommissie van oordeel dat het voortzetten van de opleiding in de vorm van een geïntensiveerd begeleidingstraject, zoals omschreven in artikel B.22 Kaderbesluit, moet plaatsvinden.
12
5
10
15
Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat de opleider ten onrechte heeft besloten de opleiding van de aios voortijdig te beëindigen en bepaalt dat de aios in de gelegenheid moet worden gesteld haar opleiding in een andere opleidingsinrichting voort te zetten, met dien verstande dat dat in de vorm van een geïntensiveerd begeleidingstraject van zes maanden zal plaatsvinden, overeenkomstig artikel B.22 Kaderbesluit. Tijdens dit traject vindt ten minste één voortgangsgesprek plaats en het traject wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. De geschillencommissie draagt de opleider op om in overleg met de aios een andere opleidingsinrichting te zoeken, eventueel met behulp van het Concilium of de RGS. Aldus uitgebracht door: Mr C.J. de Boer (voorzitter), mw .prof. dr. C.K. van der Sluis, revalidatiearts en mw. dr. L.G. Koudstaal, aios pathologie, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie Utrecht, 21 mei 2015 mr. C.J. de Boer, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
13
UITSPRAAK 15-63236 beëindiging opleiding
5
10
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios revalidatiegeneeskunde, wonende te …….., hierna te noemen de aios, bijgestaan door mw. mr. A.M.L. Hopmans en B, opleider revalidatiegeneeskunde C te ……, hierna te noemen de opleider, bijgestaan door mw. Mr. F.A.M. Rethans.
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Verloop van de procedure Mw. Hopmans heeft namens de aios op 10 maart 2015 een verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd over een geschil tussen de aios en de opleider. Mw. Rethans heeft namens de opleider een verweerschrift d.d. 13 april 2015 ingediend. Mw. Hopmans heeft namens de aios op 1 mei 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift. Op 12 mei 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het mondelinge besluit van de opleider van 14 januari 2015, schriftelijk bevestigd op 20 januari 2015, waarbij de opleider heeft besloten de opleiding van de aios tot revalidatiearts voortijdig te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het reglement van orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CCMS, in werking getreden op 1 januari 2013 en het besluit revalidatiegeneeskunde, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten De aios is op 1 juni 2011 gestart met de opleiding revalidatiearts bij D. Tijdens het eerste jaar van de opleiding hebben voortgangsgesprekken plaatsgevonden op 28 september 2011, op 15 december 2011, op 21 maart 2012 en op 6 juni 2012. Het formulier voortgangsgesprekken is steeds ingevuld. Er waren aandachts- en verbeterpunten geformuleerd, maar er was gedurende het eerste jaar geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. De kennistoetsen die de aios in december 2011 en juni 2012 heeft gedaan, waren onvoldoende. De einde eerste jaar beoordeling heeft plaatsgevonden op 12 juni 2012. De aios scoorde op de meeste punten een voldoende. Zij had wel onvoldoende kennis Basis Medische Zorg. Naast de voortgangsgesprekken heeft in het eerste jaar een 360 graden feedback plaatsgevonden. Deze waren voldoende tot goed. Tijdens de eerste helft van het tweede jaar bij D hebben KPB’s plaatsgevonden. Op 3 augustus 2012 heeft een voorbespreking evaluatie plaatsgevonden. Er werden punten genoemd die goed gingen en een aantal verbeterpunten. De aios miste regelmatig het overzicht. Ze had hierdoor moeite met het stellen van prioriteiten. Ze was af en toe slordig en was onzeker.
14
5
10
15
20
25
30 35
40
45
50
55
Op 16 november 2012 heeft een voorbespreking evaluatie ten behoeve van het voortgangsgesprek van 19 november 2012 plaatsgevonden. Tijdens het voortgangsgesprek van 19 november 2012 werd geconstateerd dat het algemeen medisch en medisch specialistisch kennisniveau onvoldoende waren, niet conform opleidingsniveau. Het probleemoplossend vermogen bij complexe problemen was onvoldoende. De contactuele vaardigheden waren niet altijd voldoende, afhankelijk van de situatie. Hetzelfde gold voor de administratieve vaardigheden, die afhankelijk waren van de workload. De aios was onzeker en haar timemanagement was matig. Naar aanleiding hiervan heeft de aios een reflectieverslag geschreven. De gegevens werden pas 8 maanden later ingevuld. De aios heeft haar opleiding van 1 december 2012 tot 1 juli 2014 voortgezet bij het C. De kennistoets die de aios in december 2012 heeft gemaakt, was onvoldoende. In december 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden betreffende de overstap naar het C. Tijdens dit gesprek zijn punten besproken die de aios wilde verbeteren en zijn afspraken gemaakt. De aios heeft vervolgens samen met haar supervisor leerdoelen opgesteld. Deze doelen hadden betrekking op kennis, vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling. In de periode in het C hebben meerdere KPB’s plaats gevonden. De kennistoets die de aios in juni 2013 heeft gemaakt, was onvoldoende. De geschiktheidsbeoordeling aan het einde van het tweede jaar heeft plaats gevonden op 11 juli 2013. De aios voldeed op een aantal punten niet aan de opleidingseisen. De aios werd geschikt bevonden de opleiding voort te zetten, onder de voorwaarde dat zij in het eerste half jaar van het derde jaar een duidelijke verbetering zou laten zien op de als onvoldoende aangemerkte punten. De leerdoelen voor het komende half jaar werden op papier gezet. Op 17 oktober 2013 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. De parate kennis van de aios over neurologische beelden was onvoldoende, de familiegesprekken werden onvoldoende gestructureerd gevoerd en het inlevend vermogen naar patiënten was onvoldoende. Van 30 oktober 2013 tot 20 februari 2014 heeft de aios de opleiding onderbroken vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof. Op 3 maart 2014 heeft een gesprek met de opleider van het C plaatsgevonden. Er is toen besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject van 4 maanden. Dit traject heeft van 3 maart 2014 tot 30 juni 2014 plaatsgevonden. Het doel was de aios maximaal in staat te stellen om te voldoen aan het vereiste competentieniveau voor de opleiding. De aios heeft op 12 maart 2014 een persoonlijk opleidingsplan opgesteld. De doelen waren gebaseerd op de beoordeling van 17 oktober 2013. De aios heeft op 28 maart 2014 gevraagd haar opleiding te mogen onderbreken om als anios revalidatiegeneeskunde te gaan werken in een perifeer ziekenhuis. De opleider C stelde voor dit in een voortgangsgesprek te bespreken. Op 5 mei 2014 heeft een tussentijdse beoordeling plaatsgevonden. De supervisoren waren tevreden over het functioneren van de aios. De kennistoets die de aios in juni 2014 heeft gemaakt, was voldoende. Op 20 juni 2014 heeft een overdrachtsgesprek plaatsgevonden betreffende de overdracht van het C naar D. Tijdens dit gesprek zijn de leerdoelen besproken. Op 30 juni 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. De aios scoorde op de meeste punten een voldoende en werd geschikt en in staat geacht de opleiding voort te zetten. Dit is op 3 juli 2014 schriftelijk bevestigd. Van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 volgde de aios de opleiding bij D In augustus 2014 heeft de aios een gesprek gehad over het doen van diensten, waarbij de aios had aangegeven geen diensten te willen doen. Tijdens het gesprek werd echter aangegeven dat de aios diensten moest doen. 15
5 10
15
Op 28 september 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarin de leerdoelen zijn besproken en afspraken zijn gemaakt. Op 10 november 2014 heeft een tussenbeoordeling plaatsgevonden. De aios heeft een verslag van het gesprek gemaakt. Als verbeterpunten kwamen aan de orde samenvatting en beleid en het functioneren in het pijnteam. Voor samenvatting en beleid is een doel gemaakt, dat is behaald. De opleider heeft het verslag van het gesprek toegestuurd gekregen. Gedurende de periode bij D hebben verschillende KPB’s plaats gevonden. Ook is een beoordelingsformulier CAT Therapie ingevuld. De aios heeft een reflectieverslag geschreven over de periode dat zij in opleiding was bij D. Van 1 januari 2015 tot 1 maart 2015 volgde de aios de opleiding in E. Op 8 januari 2015 heeft een bijeenkomst van de opleidingsgroep plaatsgevonden. Tijdens deze bijeenkomst bleek dat het functioneren van de aios onvoldoende was. Op 12 januari 2015 hebben de opleider en plaatsvervangend opleider tijdens een gesprek met de aios aangegeven de opleiding te willen beëindigen. Dit is op 20 januari 2015 schriftelijk aan de aios bevestigd.
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat de beëindiging van de opleiding voor haar volledig onverwacht is gekomen. Zij heeft het eerste jaar van de opleiding met goed gevolg voltooid. In het tweede jaar van de opleiding waren er aandachtspunten en scoorde de aios op een aantal punten aan het eind van het jaar onvoldoende, maar werd zij wel in staat en geschikt bevonden de opleiding voort te zetten. Als voorwaarde werd gesteld dat zij het eerste half jaar van het derde jaar een duidelijke verbetering zou laten zien op de als onvoldoende aangemerkte punten. In het derde opleidingsjaar heeft een geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsgevonden. De aios heeft dit traject met een positief resultaat afgesloten. Na dit traject heeft de aios de opleiding bij D voortgezet. Zij had op 28 september 2014 een startgesprek en alle supervisoren waren tevreden. Op 10 november 2014 vond een tussenbeoordeling plaats en was er geen sprake van onvoldoende competenties. Het verslag van dit gesprek heeft zij de opleider gestuurd. Zij heeft hierop geen reactie gekregen. Er is in de periode van juli 2014 tot 1 januari 2015 ook nooit aangegeven dat er competenties onvoldoende zouden zijn, ook is nooit gesproken over twijfel of een dreigende beëindiging van de opleiding. De KPB’s en CAT therapie waren zonder uitzondering goed of voldoende. Er waren wel verbeterpunten, maar die moeten volgens de formulieren standaard genoemd worden. De aios mocht er met deze positieve reacties van uit gaan dat het goed ging. Zij mocht er gelet op de beoordelingen van uit gaan dat zij de stijgende lijn tijdens het geïntensiveerd begeleidingstraject heeft weten vast te houden en door te zetten. De aios is aan zich zelf blijven werken en heeft een coach ingeschakeld om haar zelfreflectie te verbeteren. De positieve resultaten van de opleiding rechtvaardigen een voortijdige beëindiging van de opleiding dan ook niet. De aios heeft geen signalen ontvangen die er op wezen dat zij onvoldoende zou functioneren. De opleider heeft de aios ook niet tijdig geïnformeerd over het niet voldoen aan opleidingseisen, waardoor de aios niet de gelegenheid heeft gehad om haar prestaties bij te stellen. De aios verzoekt de geschillencommissie haar opleiding in een andere opleidingsinrichting te mogen voort zetten. Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. In de periode van 1 juli 2014 tot 1 januari 2015 bleek dat punten die eerder in de opleiding onvoldoende waren, opnieuw aandachtspunten waren geworden. Tijdens de tussenbeoordeling van 10 november 2014 zijn deze punten ook naar voren gekomen. Er was toen weliswaar geen sprake van onvoldoende competenties, wel kwam duidelijk naar voren dat de aandachtspunten eerder in de opleiding onvoldoende waren. De kennistoets van 16
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
december 2014 was net als de kennistoetsen in het begin van de opleiding, onvoldoende. De aios lijkt niet goed naar haar eigen functioneren te kunnen kijken. Volgens de opleider had de aios, gezien de signalen die zijn gegeven, wel moeten verwachten dat de beoordeling in januari 2015 op punten onvoldoende zou zijn. Na het geïntensiveerd begeleidingstraject scoorde de aios op een groot aantal competenties opnieuw onvoldoende. Deze onvoldoendes kwamen overeen met de onvoldoende competenties bij het geschiktheidsoordeel aan het einde van het tweede jaar. Een tweede geïntensiveerd begeleidingstraject kan slechts om bijzondere omstandigheden plaatsvinden. Hiervan is bij de aios geen sprake, nu zij op dezelfde punten onvoldoende scoort als eerder in de opleiding. De aios is niet in staat voortdurend maximale inzet te leveren en voldoende te presteren. Hoewel er tijdens de laatste zes maanden geen expliciete onvoldoendes zijn gegeven, zijn er wel negatieve signalen gegeven in de KPB’s en tijdens het gesprek van 10 november 2014. Het besluit tot beëindiging is volgens de opleider een logisch gevolg van de gesprekken en beoordelingen die aan het besluit vooraf zijn gegaan. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. Het besluit tot beëindiging van de opleiding is op 14 januari 2015 aan de aios meegedeeld. De aios heeft het geschil op 29 januari 2015 aan de centrale opleidingscommissie van E voorgelegd. Op 24 februari 2015 heeft de voorzitter van de centrale opleidingscommissie de aios laten weten dat de bemiddelingspoging niet was gelukt. De aios heeft vervolgens binnen veertien dagen het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als dor de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en 17
maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. Er vindt één geïntensiveerd begeleidingstraject per opleiding plaats. Om bijzondere omstandigheden kan de opleider besluiten een tweede begeleidingstraject (niet aansluitend) te laten plaatsvinden. 5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
De aios is op 1 juni 2011 gestart met de opleiding revalidatiegeneeskunde. Tijdens het eerste jaar van de opleiding hebben in overeenstemming met de regelgeving voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De aios kon na het eerste jaar de opleiding voort zetten. In het tweede jaar hebben eveneens voldoende voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Tijdens het eerste voortgangsgesprek bleek dat de aios op een aantal punten onvoldoende functioneerde. De aios heeft daarna een reflectieverslag geschreven. Bij de overstap van de aios naar het C heeft de aios verbeterpunten op schrift gesteld en samen met haar supervisor leerdoelen opgesteld. Gedurende het tweede jaar hebben meerdere KPB’s plaatsgevonden. Aan het eind van het tweede jaar vond een geschiktheidsbeoordeling plaats. De aios scoorde op een aantal punten onvoldoende. Zij werd wel geschikt en in staat geacht de opleiding voort te zetten, maar moest tijdens het eerste half jaar van het derde jaar een duidelijke verbetering laten zien. In het derde opleidingsjaar vond een voortgangsgesprek plaats vlak voor de aios met zwangerschap- en bevallingsverlof zou gaan. Ook tijdens dit gesprek werd een aantal aandachtspunten genoemd. Dit leidde er toe dat de aios na haar verlof met een geïntensiveerd begeleidingstraject startte. Dit traject rondde de aios met positief resultaat af. Daarna zette de aios haar opleiding per 1 juli 2014 bij D voort. Ook bij D vond een voortgangsgesprek plaats en vonden KPB’s plaats. Van het voortgangsgesprek maakte de aios een verslag en stuurde zij aan de opleider. Hierop ontving zij geen reactie. Blijkens het verslag werden er twee verbeterpunten genoemd. De competenties werden niet met een onvoldoende beoordeeld. De opleider beëindigde de opleiding op 12 januari 2015 omdat de aios op meerdere competenties onvoldoende werd beoordeeld. De geschillencommissie stelt vast dat gedurende de opleiding de voortgangs- en beoordelingsgesprekken overeenkomstig de regelgeving hebben plaats gevonden. Vooral in het tweede jaar werden er kanttekeningen geplaatst bij het functioneren van de aios en dit heeft uiteindelijk ook geleid tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Dit traject werd door de aios met positief resultaat afgesloten. Volgens de opleider functioneerde de aios vrij snel na het traject opnieuw onvoldoende en waren de punten die eerder onvoldoende waren, opnieuw onvoldoende. Dit blijkt echter niet uit de verslagen van de gesprekken of anderszins. Van het gesprek van 10 november 2014 heeft de aios een verslag gemaakt, zij heeft dit de opleider gestuurd, maar hij heeft dit niet geaccordeerd, maar ook niet laten weten dat hij het er niet mee eens was. De geschillencommissie is dan ook van oordeel dat de opleider onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij duidelijke signalen heeft afgegeven dat het functioneren van de aios opnieuw onvoldoende was, althans hij heeft dit onvoldoende functioneren niet gedocumenteerd. Ook anderszins is niet gebleken dat hij met de aios heeft gecommuniceerd dat het niet goed ging. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat een aios bij wie er eerder aandachtspunten waren en ook een geïntensiveerd begeleidingstraject heeft gevolgd, extra in de gaten wordt gehouden. Nu de opleider ook niet heeft gereageerd op het verslag van 10 november 2014 zou de beëindiging van de opleiding van de aios onverwacht gekomen kunnen zijn. Hierdoor heeft zij niet de gelegenheid gehad haar functioneren te verbeteren. De geschillencommissie is daarom van oordeel dat de aios nog een kans moet worden geboden in een andere opleidingsinrichting in de vorm van een geïntensiveerd begeleidingstraject van zes maanden, zoals omschreven in artikel B.22 Kaderbesluit. Weliswaar heeft de aios eerder een dergelijk traject gevolgd, maar in dit geval is er sprake van een bijzondere omstandigheid. Uitspraak De geschillencommissie oordeelt dat de opleider op 20 januari 2015 ten onrechte heeft besloten de opleiding van de aios te beëindigen en verklaart het verzoek van de aios gegrond. De geschillencommissie bepaalt dat de aios in de gelegenheid moet 18
5
10
worden gesteld de opleiding voort te zetten in een andere opleidingsinrichting, waarbij gestart zal worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject van 6 maanden, overeenkomstig artikel B.22 Kaderbesluit. Aan het eind van deze periode wordt opnieuw beoordeeld of de aios al dan niet geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. De geschillencommissie draagt de opleider op om in overleg met de aios zo spoedig mogelijk een andere opleidingsinrichting te zoeken, eventueel met behulp van de RGS. Aldus uitgebracht door: mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. mr. Dr, E.R.M. de Haas, dermatoloog en mw. drs. J. Dortland, aios revalidatiegeneeskunde, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 3 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
15
20
19
UITSPRAAK 15-63237 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios orthopedie, wonende te ……….. hierna te noemen de aios, bijgestaan door mr. D. Jongsma en B opleider orthopedie in C te ……….., hierna te noemen de opleider.
Verloop van de procedure Mr. Jongsma heeft namens de aios op 24 maart 2015 een verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd over een geschil tussen de aios en de opleider. De opleider heeft op 10 april 2015 een verweerschrift ingediend. Mw. Jongsma heeft namens de aios op 1 mei 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift. Op 12 mei 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van de opleider van 17 februari 2015, waarbij de opleider heeft besloten de opleiding van de aios tot orthopedisch chirurg voortijdig te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het reglement van orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CCMS, in werking getreden op 1 januari 2013 en het besluit revalidatiegeneeskunde, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten De aios is op 1 januari 2011 in D gestart met de vooropleiding algemene chirurgie in het kader van de opleiding orthopedie. In het eerste jaar van de opleiding hebben op 29 maart 2011, 28 juni 2011, 10 november 2011 en op 27 december 2011 voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De betreffende formulieren zijn ingevuld. Tijdens het tweede gesprek werd opgemerkt dat de aios assertiever moest worden. Hij moest supervisie vaker gebruiken voor time management ingewikkelde casus. Ook meer OSATS en KPB’s gebruiken en hij moest zich actiever opstellen bij literatuurstudie. Tijdens het derde gesprek werd opgemerkt dat er progressie leek te zijn ten aanzien van assertiviteit, maar in het vierde gesprek werd opgemerkt dat de aios focus moest houden op assertiviteit en communicatie naar patiënt. Er bestond geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Op 28 juni 2012 heeft het eerste gesprek in het tweede opleidingsjaar plaatsgevonden. De aios moest blijven letten op assertiviteit. Tevens heeft een beoordeling plaatsgevonden. De aios scoorde op alle competenties ruim voldoende en goed. Op 28 juni 2012 is een overdrachtsdocument opgesteld. De aios werd volgens verwachting beoordeeld. 20
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50 55
De aios heeft op 1 juli 2012 de opleiding orthopedie voortgezet in het E voor de duur van 1 jaar. Op 18 september 2012 vond een voortgangsgesprek plaats. De competenties kennis, vaardigheden en wetenschappelijke interesse werden met een voldoende beoordeeld, de overige competentie met een goed. Op 21 december 2012 vond een volgend voortgangsgesprek plaats. Blijkens het ingevulde formulier functioneerde de aios conform het opleidingsniveau. Alleen de administratieve vaardigheden waren matig. Op 21 maart 2013 vond een derde voortgangsgesprek in het E plaats. Er was sprake van een duidelijke vooruitgang in zowel kennis als communicatie. Er was wel reden voor extra studie maar niet voor het aanwijzen van een andere supervisor, extra gesprek, extra begeleiding en ook bestond er geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Het vierde voortgangsgesprek in het E vond plaats op 18 juni 2013. De technische vaardigheden, specialistische vaardigheden, voortgang in wetenschappelijk onderzoek en de belastbaarheid werden met een voldoende beoordeeld. De overige competenties met een ruim voldoende of goed. De keuze van het specialisme werd juist geacht. Blijkens het overdrachtsdocument van 18 juni 2013 functioneerde de aios volgens verwachting. Op 1 juli 2013 heeft de aios de opleiding voortgezet in het C. Op 10 december 2013 heeft het eerste voortgangsgesprek in het C plaatsgevonden. De chirurgische vaardigheden bleven een aandachtspunt, hoewel er sprake was van verbetering. Voor het overige ging het goed. Er werd afgesproken dat de aios zijn operatie exposure zou vergroten. Hij hoefde niet aanwezig te zijn op de onderwijs ochtend en tijdens het wetenschapsdeel. Er was reden voor extra begeleiding. Er was geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Op 1 maart 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Ondanks verbetering, bleven de chirurgische vaardigheden een aandachtspunt. Er was reden voor een extra gesprek. Het individueel opleidingsplan werd bijgesteld. Op 20 mei 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Er is gesproken over de voortgang van de chirurgische vaardigheden. Afgesproken werd dat de aios een assessment zou doen. Op 11 juni 2014 heeft een assessment plaatsgevonden. Een sterkte en zwakte analyse in het kader van geconstateerde problemen met betrekking tot het aanleren en uitvoeren van chirurgische vaardigheden en creativiteit. De betreffende psycholoog heeft de sterke kanten van de aios benoemd en de ontwikkelingspunten. Op 5 juli 2014 is het individueel opleidingsplan opnieuw bijgesteld. Op 22 juli 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden betreffende het vastleggen van de leerdoelen. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Op 19 augustus 2014 is besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject met als doel de operatieve vaardigheden op niveau te brengen. Eén en ander is vastgelegd in het individueel opleidingsplan en er is een plan van aanpak opgesteld. Op 16 december 2014 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Er bestond reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. De algemene competenties waren op niveau. De chirurgische vaardigheden waren licht verbeterd maar nog niet op niveau. De leercurve operatieve vaardigheden liep niet steil genoeg om na zes jaar voldoende operatieve vaardigheden te hebben. Er hebben meerdere beoordelingen van Orthopedische Standaard Behandelingen plaatsgevonden. Op 17 februari 2015 vond het geschiktheidsoordeel in verband met het geïntensiveerde begeleidingstraject plaats. Tijdens dit gesprek heeft de opleider aangegeven de aios ongeschikt te vinden om de opleiding voort te zetten. 21
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat zijn opleidingstraject niet optimaal is geweest voor de ontwikkeling van zijn chirurgische vaardigheden. Dit heeft zijn inziens te maken met het feit dat hij geen anios is geweest. Hij heeft een promotietraject gevolgd voor de start van zijn opleiding. De opleider heeft weinig aandacht voor zijn voorgeschiedenis gehad. Hij heeft een verkorte vooropleiding algemene chirurgie gevolgd. Hij heeft een geïntensiveerd begeleidingstraject (GBT) gevolgd. Dit traject was volgens de aios niet intensief genoeg. Een grotere chirurgische exposure was een belangrijk onderdeel van het GBT. Het bleek niet mogelijk een grotere operatieve exposure te krijgen. Hij opereerde 1,5 dag per week van de vijf dagen Hij is tijdens het GBT niet in de gelegenheid gesteld om meer operaties te kunnen doen. Doordat de opleider te weinig initiatieven nam om de operatieve exposure te verbeteren is hij niet in de gelegenheid geweest om de benodigde operaties op niveau OSB4 te behalen. Ondanks gebrek aan operatieve exposure heeft hij vooruitgang in zijn operatieve vaardigheden laten zien. Hij erkent dat het zelfstandig opereren nog iets achter loopt, maar er is wel sprake van een stijgende lijn. Blijkens het assessment bezit hij alle eigenschappen om een goede orthopedisch chirurg te kunnen worden. De overige competenties zijn goed. Dit biedt zijn inziens ruimte om meer dagen de focus op zijn operatieve vaardigheden te leggen. C is de enige kliniek die vindt dat de operatieve vaardigheden onvoldoende zijn. In de andere ziekenhuizen werden de chirurgische vaardigheden altijd als voldoende tot ruim voldoende beoordeeld en was er nooit twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Tijdens het geschiktheidsoordeel was er wel ruimte voor het aanvragen van een tweede mening. Het probleem hierbij was wel dat de financiering voor een eventuele nieuwe vervolgopleiding in de problemen kon komen. Achteraf gezien blijkt dit geen probleem te zijn, maar ondanks dat wil de opleider geen medewerking verlenen aan een tweede mening. Hij verzoekt de geschillencommissie hem in de gelegenheid te stellen zijn opleiding in een andere opleidingsinrichting voort te zetten.
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt is om orthopedisch chirurg te worden. Ondanks een GBT is de achterstand in chirurgische vaardigheden en het gebrek aan chirurgische creativiteit, niet op het niveau gekomen zoals van de aios verwacht mag worden, gelet op de duur van zijn opleiding. Ook wordt niet verwacht dat de aios met verlenging van de opleiding deze achterstand zal kunnen inlopen. Gedurende de opleiding werd geconstateerd dat het de aios niet lukte standaard operatieprocedures die normaal gesproken in het 2e, 3e en 4e opleidingsjaar behoren te worden afgerond, zelfstandig uit te voeren. De aios loopt daardoor ernstig achter met het aantal OSB’s die volgens het opleidingsplan orthopedie op niveau 4 afgerond moeten zijn. Dit is diverse keren besproken in de opleiders vergaderingen. De aios heeft de meeste operatie exposure van alle aios en supervisoren gehad. De aios heeft ook genoeg cursussen kunnen volgen. De opleidingsgroep heeft een weloverwogen en zorgvuldig besluit genomen over de chirurgische kwaliteiten van de aios. De aios heeft voldoende begeleiding gekregen. Er zijn meer gesprekken met de aios gevoerd over zijn functioneren dan de voortgangsgesprekken, doch van deze gesprekken zijn geen verslagen gemaakt.
50
55
Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of één van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan 22
5
de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. De opleider heeft op 17 februari 2015 besloten de opleiding te beëindigen. De aios is het daar niet mee eens en heeft het geschil op 9 maart 2015 aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. Op 10 maart 2015 heeft de voorzitter van de centrale opleidingscommissie de aios laten weten dat de bemiddelingspoging niet was gelukt. De aios heeft vervolgens binnen veertien dagen het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen.
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. Voor een geïntensiveerd begeleidingstraject wordt het individuele opleidingsplan bijgesteld. Het opleidingsplan vermeldt de doelen van en de voorwaarden waaronder het geïntensiveerd begeleidingstraject plaats vindt, de termijn en de wijze waarop de ontwikkeling van de aios zal worden beoordeeld. Er vindt één geïntensiveerd begeleidingstraject per opleiding plaats. Om bijzondere omstandigheden kan de opleider besluiten een tweede begeleidingstraject (niet aansluitend) te laten plaatsvinden. De aios is op 1 januari 2011 gestart met de vooropleiding chirurgie in het kader van de opleiding orthopedie. Het eerste jaar van de opleiding hebben overeenkomstig de regelgeving 4 voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Er zijn aandachtspunten geformuleerd, maar er bestond geen twijfel aan het voortzetten van de opleiding. De aios kon dan ook na het eerste jaar de opleiding voortzetten. Eind juni 2012 sloot de aios zijn vooropleiding chirurgie af. Zijn competenties werden met ruim voldoende en goed beoordeeld. De aios startte met zijn opleiding in E. Gedurende het jaar hebben overeenkomstig de regelgeving vier voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Alleen tijdens het derde gesprek is aangegeven dat er reden was voor extra studie. De competenties werden steeds met voldoende, ruim voldoende en goed beoordeeld. Blijkens het overdrachtsdocument functioneerde de aios volgens verwachting.
23
5
Na dit jaar ging de aios naar C. Ook hier hebben de voortgangsgesprekken overeenkomstig de regelgeving plaatsgevonden. Tijdens het eerste gesprek is gesproken over de achterstand in de chirurgische vaardigheden en werd afgesproken dat de aios zijn operatie exposure zou vergroten. Ook tijdens het tweede gesprek bleef de achterstand in chirurgische vaardigheden een aandachtspunt, hoewel er wel werd geconstateerd dat er sprake was van verbetering. Er heeft een assessment plaatsgevonden en uiteindelijk heeft dit tot een GBT geleid. Overeenkomstig de regelgeving zijn de doelen van en de voorwaarden waaronder het GBT zou plaatsvinden, vastgesteld.
10
15
Ter discussie staat of de aios tijdens dit traject voldoende gelegenheid heeft gehad zijn chirurgische vaardigheden te verbeteren en of hij voldoende chirurgische exposure heeft gehad, niet alleen tijdens dit traject maar ook de periode daarvoor. Volgens de aios heeft de opleider bij zijn besluit onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij geen anios is geweest. Daarnaast is hij in de andere opleidingsinrichtingen steeds goed beoordeeld. De opleider heeft aangegeven geen heil te zien in een second opinion met GBT van zes maanden omdat hij denkt dat die periode te kort is voor de aios om zijn vaardigheden op peil te brengen.
20
25
30
35
40
45
50
De geschillencommissie stelt vast dat gedurende de gehele opleiding er voldoende voortgangsgesprekken hebben plaatsgevonden en de aios tot 1 juli 2013 goed heeft gefunctioneerd. De geschillencommissie stelt voorts vast dat de chirurgische vaardigheden in C steeds als aandachtpunt zijn genoemd, maar dat er ook sprake was van verbetering. Er heeft een assessment plaatsgevonden gericht op de chirurgische vaardigheden van de aios. Hieruit blijkt dat de aios leerbaar is. Er heeft een GBT plaats gevonden en blijkens het verslag van 16 december 2014 was er sprake van een lichte verbetering, alhoewel ook twijfel werd uitgesproken over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. De geschillencommissie constateert dat blijkens de beoordelingen van de drie opleidingsinrichtingen waar de aios zijn opleiding heeft gevolgd, er verschil bestaat tussen het functioneren van de aios in de eerste twee instellingen en C. Gelet op het feit dat de aios op de overige competenties in C wel goed is beoordeeld en ook de jaren daarvoor goed heeft gefunctioneerd, hij al zo ver gevorderd is met zijn opleiding en hij geen ervaring heeft gehad als anios, is de geschillencommissie van oordeel dat de aios een tweede kans moet krijgen in een andere opleidingsinrichting, in de vorm van een tweede GBT van zes maanden. Gelet op de stijgende lijn die de aios heeft laten zien, acht de geschillencommissie het standpunt van de opleider dat het de aios niet zal lukken om binnen zes maanden zijn vaardigheden op peil te brengen, voorbarig.
Uitspraak De geschillencommissie oordeelt dat de opleider op 17 februari 2015 ten onrechte heeft besloten de opleiding van de aios te beëindigen en verklaart het verzoek van de aios gegrond. De geschillencommissie bepaalt dat de aios in de gelegenheid moet worden gesteld de opleiding voort te zetten in een andere opleidingsinrichting, waarbij gestart zal worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject van 6 maanden, in overeenstemming met artikel B.22 Kaderbesluit. Aan het eind van deze periode wordt opnieuw beoordeeld of de aios al dan niet geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. De geschillencommissie draagt de opleider op om in overleg met de aios zo spoedig mogelijk een andere opleidingsinrichting te zoeken, eventueel met behulp van de RGS. 24
Aldus uitgebracht door: Mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. Mr. Dr., E.R.M. de Haas, dermatoloog en drs. A.F.Y van Wulfften Palthe, aios orthopedie, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. 5 Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 7 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
10
25
UITSPRAAK 15-63238 beëindiging opleiding 5
10
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios psychiatrie, wonende te ………., hierna te noemen de aios, bijgestaan door mw. mr. A.M.L. Hopmans en B, opleider psychiatrie bij C te ………, hierna te noemen de opleider, bijgestaan door mw. mr. D.B.Müller.
15
20
Verloop van de procedure Mw. Hopmans heeft namens de aios op 25 februari 2015 een pro forma verzoekschrift en op 23 maart 2015 een aanvullend verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd over een geschil tussen de aios en de opleider. De opleider heeft een verweerschrift d.d. 12 mei 2015 ingediend. Mw. Hopmans heeft namens de aios op 1 juni 2015 een schriftelijke reactie gegeven op het verweerschrift en nadere producties overgelegd. Op 9 juni 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt.
25
30
35
40
45
50
Geschil Het geschil heeft betrekking op de mondelinge mededeling van de opleider van 4 november 2014, waarbij de opleider heeft meegedeeld voornemens te zijn de opleiding van de aios tot psychiater voortijdig te beëindigen. Dit is door de RGS eind november 2014 schriftelijk bevestigd. De aios is het niet eens met de beëindiging van de opleiding. Regelgeving De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het reglement van orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CCMS, in werking getreden op 1 januari 2013 en het besluit psychiatrie, in werking, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten De aios is op 7 november 2008 gestart met de opleiding psychiatrie bij C, nadat hij daar eerst 5 maanden als anios had gewerkt. Zijn eerste stage was bij de crisisdienst. Op 26 november 2008 vond het eerste voortgangsgesprek plaats. Er werden kritische kanttekeningen geplaatst bij het functioneren van de aios. Er was aanleiding direct te starten met leertherapie. Er was reden voor extra begeleiding en een extra gesprek. Het tweede voortgangsgesprek vond plaats op 16 februari 2009. Ook hiervan is een verslag opgesteld. Het maken van contact was nog steeds een aandachtspunt. Er was nog steeds reden voor extra begeleiding en een extra gesprek. In de periode van 1 maart 2009 tot 1 maart 2010 liep de aios stage in D. Tijdens de periode in D hebben twee voortgangsgesprekken plaatsgevonden, op 5 juni 2009 en in november 2009. Blijken het verslag van het gesprek van 5 juni 26
5
10 15
20
25
30
35
40
45
50
55
2009 waren de competenties communicatie, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit aandachtspunten. Na het eerste opleidingsjaar, in november 2009 werd de aios geschikt bevonden om de opleiding voort te zetten. In de periode van 1 maart 2010 tot 1 januari 2011 heeft de aios stage gelopen bij E in …….. in het centrum angst- en stemmingsstoornissen. Op 16 maart 2010 heeft het eind gesprek van de stage in D plaatsgevonden. Er was met betrekking tot medisch handelen sprake van een redelijke groei, ook de communicatieve vaardigheden waren verbeterd. De aios overlegde nog steeds weinig met zijn supervisor en collega’s. Het maatschappelijk handelen was nog steeds een probleem en moeilijk bespreekbaar te maken. Ook de administratie en professionaliteit waren nog aandachtspunten. Op 15 december 2010 heeft een beoordeling plaatsgevonden en is het A/B formulier ingevuld. De aios werd geschikt en in staat bevonden de opleiding voort te zetten. Op 1 januari 2011 is de aios begonnen met een stage bij de afdeling crisisdienst van de E in ………... Op 1 april 2011 is de aios bij het FACT Team van E te ……… gaan werken. Op 5 juni 2011 heeft een stage beoordeling plaats gevonden. De aios was goed op niveau. In het derde opleidingsjaar hebben verschillende KKB’s plaatsgevonden, waarbij de aios steeds voldoende op opleidingsniveau of op competentieniveau psychiater is beoordeeld. De aios heeft op 11 augustus 2011 een negatieve beoordeling gekregen. De aios had onder meer moeite met het integreren van observatiegegevens en tot diagnostisering te komen en daarin anamnese en beschouwing te onderscheiden, hij was slordig in taalgebruik en de aios had moeite met plannen. Ook had hij te weinig PJ rapporten opgesteld. Op 15 augustus 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden over de aios. Er waren een aantal problemen gesignaleerd met als gevolg stagnatie van het leertraject. De problemen werden benoemd en er werden afspraken gemaakt over de begeleiding van de aios. Er zou snelle en korte feedback aan de aios gegeven worden. Er zou inzicht georiënteerde supervisie worden gegeven. De aios zou een nieuwe casus krijgen, er zouden concrete afspraken worden gemaakt over verwachte voorbereidingen. De aios zou wekelijks gebruik maken van het mentoraat en maandelijks een gesprek met de opleider hebben. Op 24 augustus 2011 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden, waarin bovenstaande punten met de aios zijn gesproken. De aios scoorde op vrijwel elk deelonderwerp een onvoldoende voor de fase van zijn opleiding. Op 23 november 2011 heeft een beoordeling na drie jaar opleiding plaatsgevonden. Uit de toelichting bleek dat de aios een grote sprong had gemaakt. De taal bleef echter een verbeterpunt in de samenwerking en communicatie. In dat kader werd afgesproken dat 1 keer per twee weken een KPB zou worden uitgevoerd. De aios is op 1 april 2012 gestart met een stage van negen maanden bij H, een open afdeling, van E in ………. Op 23 april 2012 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is aangegeven dat er een korte periode was geweest dat de aios dreigde terug te vallen. De aios heeft zich toen ziek gemeld. Er was nog steeds sprake van het nog onvoldoende aanvoelen van grenzen. De aios moest leren signalen aan te voelen, op te pakken, na te denken over oplossingen en deze te bespreken met zijn supervisor of zijn mentor. Agendavoering moest tijdiger worden doorgegeven aan het secretariaat en taal en de relatieve betekenis van begrippen bleef nog een moeizaam punt. Op 3 juni 2012 heeft een beoordelingsgesprek plaatsgevonden.
27
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Op 10 juli 2012 ontving de aios een brief van zijn begeleiders naar aanleiding van een aantal zaken die niet goed liepen en wat zij met de aios wilden bespreken. De communicatie liep niet altijd goed en de aios miste ook overzicht over de problematiek van patiënt / diagnose, doel van opnamen en takenverdeling. In de zomer van 2012 deden zich verschillende incidenten voor. Naar aanleiding van een van deze incidenten heeft E ……… de aios met verlof gestuurd van 21 tot 27 augustus 2012. Het was niet verantwoord de aios patiëntenzorg te laten verlenen. Op 27 augustus 2012 heeft naar aanleiding van de incidenten een gesprek met de aios plaatsgevonden. Er werd afgesproken dat de aios zich ziek zou melden voor langere tijd en zich onder behandeling zou stellen van een psychiater. Vanaf 8 november 2012 is de aios op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden gaan verrichten bij het FACT Team te ……….. De directeur P&O en communicatie van E heeft op 29 november 2012 haar zorgen uitgesproken over de aios. Op 5 december 2012 heeft de aios een tussentijdsgesprek gehad met de opleider en directeur P&O en communicatie van E, waarbij gesproken is over de incidenten in augustus 2012 en de re-integratie. In januari 2013 is de aios weer fulltime gaan werken, maar was nog niet in opleiding. Op 7 januari 2013 heeft de aios zijn excuses aan de verpleegkundigen aangeboden naar aanleiding van de incidenten in augustus 2012. Medio februari 2013 startte de aios met een stage op de open afdeling voor ouderen bij E …….. Bij brief van 22 april 2013 heeft de supervisor zijn opmerkingen naar aanleiding van het functioneren van de aios voor de opleider op papier gezet. De aios kon zijn stage continueren met een aantal aandachtspunten. De aios heeft op 1 mei 2013 de opleiding voortgezet. Op 19 juni 2013 heeft een voorgangsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek werd geconstateerd dat het vierde jaar niet met goed gevolg was afgerond. De opleiding werd per direct tijdelijk onderbroken. De aios zou de opleiding weer kunnen voortzetten, zodra de reguliere werkzaamheden op adequaat niveau waren. Na hervatting van de opleiding, zou de opleiding met een half jaar worden verlengd. De aios heeft de opleiding op 26 juni 2013 onderbroken en heeft zijn werkzaamheden als anios voortgezet. Op 6 augustus 2013 heeft de aios een gesprek met de opleider gehad. Daarin is het gesprek van 19 juni 2013 herhaald. Op 1 oktober 2013 heeft een volgend gesprek plaatsgevonden met de opleider en supervisor. De aios werd tijdens dat gesprek geadviseerd een alternatief binnen de gezondheidszorg te zoeken. In een gesprek op 23 oktober 2013 heeft de aios aan de opleider en werkbegeleider aangegeven dat hij zijn opleiding in zijn eigen regio wilde voortzetten in verband met privéomstandigheden, de reistijd en de onenigheid binnen de opleidingsgroep over de capaciteiten. Tijdens een gesprek op 21 november 2013 hebben de opleider en supervisor de aios opnieuw aangeraden een andere functie binnen de gezondheidszorg te zoeken. De aios zou niet in staat zijn de opleiding af te ronden. Op 3 december 2013 heeft de aios een gesprek gehad met de opleider en directeur P&O. Tijdens dat gesprek is aangegeven dat de opleiding definitief per 1 april 2014 zou worden beëindigd indien de aios voor die tijd geen andere opleidingsplek zou hebben gevonden. Dit is in een brief van 8 januari 2014 bevestigd. De beëindiging van de arbeidsovereenkomst is op 18 februari 2014 schriftelijk aan de aios gemeld. 28
5
10 15
20
25
30
35
De aios heeft in de periode van januari tot april 2014 als anios gewerkt bij Fact in …….. Op 31 maart 2014 heeft de opleider de RGS schriftelijk meegedeeld dat was besloten het opleidingstraject van de aios binnen B per 1 april 2014 te beëindigen. De aios kon de opleiding nog wel in een andere instelling voortzetten, indien aan een aantal voorwaarden werd voldaan. Er was op dat moment nog geen andere instelling waar de aios de opleiding kon voortzetten. Deze brief werd mede getekend door de aios. Op 1 september 2014 heeft de aios zijn opleiding bij het forensisch instituut I voortgezet. Er was afgesproken dat A zijn opleiding daar gedurende één jaar zou voortzetten en het laatste half jaar van de opleiding in J zou afronden. Deze afspraken zijn niet schriftelijk vastgelegd. Op 26 september 2014 heeft de manager bedrijfsvoering van ............ de aios meegedeeld dat hij bij I moest stoppen. De aios zat nog in zijn proeftijd. Op 29 september 2014 heeft de aios een gesprek met de opleider bij I gehad. Deze bleek niet op de hoogte van het ontslag. De aios heeft in een email van 2 oktober 2014 gericht aan zijn collega’s bij I en aan zijn opleider en de opleider van I, één en ander vastgelegd over zijn ervaringen. Op 28 oktober 2014 vond een gesprek plaats met de opleider, de opleider I en de aios. De opleider gaf aan de opleiding van de aios definitief te willen beëindigen. De opleider zou een brief voor de RGS opstellen. De opleider heeft op 4 november 2014 een brief naar de RGS gestuurd, waarin hij de RGS verzocht de opleiding van de aios te beëindigen. Op 14 november 2014 ontving de aios een kopie van de brief aan de RGS. De opleider heeft de aios op 25 november 2014 gewezen op de mogelijkheid van het aanhangig maken van een geschil. De aios heeft op 5 december 2014 een brief gestuurd aan de RGS waarin hij heeft aangegeven het niet eens te zijn met de beëindiging van de opleiding en dat een bemiddelingsprocedure was gestart. Op 22 december 2014 heeft hij nogmaals een e-mail naar de RGS gestuurd dat hij het niet eens was met de beëindiging en dat hij een bemiddelingsprocedure was gestart. Op 30 december 2014 heeft het eerste gesprek met de centrale opleidingscommissie plaatsgevonden. De voorzitter van de centrale opleidingscommissie heeft op 13 februari 2015 laten weten dat er geen basis was voor herstel van de opleiding of een geïntensiveerd begeleidingstraject in een andere opleidingsinstelling.
40
45
50
55
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat de opleider niet in redelijkheid tot het besluit kon komen de opleiding van de aios voortijdig te beëindigen. Het is voor de aios erg belangrijk om psychiater te worden, hij is enthousiast en gemotiveerd. Tot 2012 ging het goed, de aios heeft tot die periode voldoende KPB’s en stage beoordelingen kunnen overleggen die goed waren. In het derde jaar hebben veel KPB’s plaatsgevonden met uitsluitend positieve beoordelingen. Twee laten zelfs geen verbeterpunten zien. Hij scoorde toen voldoende voor zijn opleidingsniveau. In 2012 is het leven van de aios volledig over de kop gegaan en werden zijn beoordelingen slechter. Hij heeft geruime tijd met gezondheidsproblemen te kampen gehad. Inmiddels is zijn leven weer stabiel en is hij volledig hersteld en kan de opleiding voortzetten. De aios heeft op het moment dat hij extra begeleiding nodig had, deze niet gekregen. Hij heeft daardoor niet kunnen laten zien wat hij kan. Het was de bedoeling dat hij deze kans bij I zou krijgen. Hij is echter niet in de gelegenheid gesteld om zijn opleiding bij .............. naar behoren te kunnen voortzetten. Daarnaast heeft niemand hem ooit gewezen op de mogelijkheid van een geïntensiveerd begeleidingstraject. Met een dergelijk traject had hij kunnen aantonen dat hij zich kan 29
verbeteren. Hij verzoekt het besluit van de opleider te vernietigen en de aios in de gelegenheid te stellen zijn opleiding af te ronden, bij voorkeur in een ander opleidingsinstituut. 5
10
15
20
25
30
35
40
45
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat reeds vanaf de start van de opleiding is aangegeven dat de aios extra begeleiding nodig had en heeft gekregen. Er zijn talloze gesprekken met de aios gevoerd met het doel om de aios de opleiding te laten afronden. Een groot deel van deze gesprekken is schriftelijk vastgelegd. Gedurende de opleiding kwamen steeds dezelfde tekortkomingen naar voren: slechte communicatie, vrijwel geen intercollegiale samenwerking, het ontbreken van zelfreflecterend vermogen en een slordige en onvolledige administratie. De aios is er niet in geslaagd deze punten structureel te verbeteren. De aios heeft steeds het voordeel van de twijfel gekregen omdat het beter leek te gaan, nadat hij op zijn functioneren was aangesproken. In 2011 moest een leertherapeut worden ingeschakeld, teneinde de aios intensief te begeleiden, hetgeen uitzonderlijk is. In 2012 heeft de aios gevaarlijke situaties in het leven geroepen. Het feit dat de aios al in zijn proeftijd bij I is ontslagen bevestigt dat het functioneren van de aios onvoldoende is. Betreffende instelling heeft de aios zonder vooringenomenheid en gedetailleerde kennis van de voorgeschiedenis beoordeeld. De opleider stelt zich voorts op het standpunt dat een geïntensiveerd begeleidingstraject niet verplicht is. Gelet op de intensieve begeleiding die de aios gedurende de opleiding heeft gehad, is er geen aanleiding voor een geïntensiveerd begeleidingstraject. Zijns inziens heeft hij in redelijkheid kunnen besluiten de opleiding te beëindigen. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. De opleider heeft de aios op 4 november 2014 mondeling meegedeeld voornemens te zijn de opleiding te beëindigen. Op 25 november 2014 heeft de opleider de aios via een emailbericht laten weten dat zodra de aios de brief van de RGS had ontvangen over de beëindiging van de opleiding hij dan een verzoek tot bemiddeling kon indienen en verwees de aios hierbij naar de voorzitter van de centrale opleidingscommissie. De aios heeft op 5 december 2014 laten weten dat hij het niet eens was met de beëindiging van de opleiding en dat hij het geschil aan de centrale opleidingscommissie had voorgelegd. De COC is op 30 december 2014 gestart met het mediationtraject. De aios heeft het geschil binnen vier weken na ontvangst van de brief van de RGS waarin werd meegedeeld dat de opleiding definitief was beëindigd, aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. Op 13 februari 2015 heeft de voorzitter van de centrale opleidingscommissie de aios laten weten dat de bemiddelingspoging niet was gelukt. De aios heeft vervolgens binnen veertien dagen het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen.
50
55
Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. 30
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. Er vindt één geïntensiveerd begeleidingstraject per opleiding plaats. Om bijzondere omstandigheden kan de opleider besluiten een tweede begeleidingstraject (niet aansluitend) te laten plaatsvinden. De aios is op 8 november 2008 met de opleiding psychiatrie gestart. In het eerste jaar van de opleiding hebben overeenkomstig de regelgeving vier voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Van drie van deze gesprekken zijn verslagen overgelegd. Uit de verslagen blijkt dat er aandachtspunten waren en dat vanaf het begin van de opleiding aanleiding was voor een extra gesprek en extra begeleiding. Vrijwel direct is gestart met leertherapie. De aios kon zijn opleiding na het eerste opleidingsjaar voortzetten. In het tweede jaar hebben twee gesprekken plaatsgevonden. In de beoordeling halverwege het tweede jaar werden aandachtspunten genoemd met betrekking tot communicatie, organisatie en professionaliteit. De aios kon ook na het tweede jaar de opleiding voortzetten. In het derde opleidingsjaar functioneerde de aios minder goed en tijdens dit jaar hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden, waarbij de aios steeds op zijn tekortkomingen is gewezen. Blijkens de beoordeling na drie jaar opleiding, was er wel sprake van verbetering maar de taal bleef een verbeterpunt in de samenwerking en communicatie. De aios kon de opleiding na het derde jaar voortzetten. Het vierde jaar verliep minder goed en tijdens dit jaar hebben zich verschillende incidenten voorgedaan. Naar aanleiding van de incidenten heeft de aios zich in overleg met de opleider ziek gemeld en is hij gedurende een lange periode arbeidsongeschikt gebleven. Na eerst op arbeidstherapeutische basis vanaf november 2012 werkzaam te zijn geweest, heeft de aios de opleiding per 1 mei 2013 voortgezet. Gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid hebben wel gesprekken met de opleider plaatsgevonden. Op 19 juni 2014 tijdens het gesprek betreffende de eindbeoordeling na het vierde opleidingsjaar, constateerde de opleider dat de aios het vierde jaar niet met goed gevolg had afgerond. De opleiding werd per direct tijdelijk onderbroken. De aios zou de opleiding weer kunnen voortzetten, zodra de reguliere werkzaamheden op adequaat niveau waren. Na hervatting van de opleiding, zou de opleiding met een half jaar worden verlengd. Hoewel de opleider twijfels had over de geschiktheid van de aios voor de opleiding, zo blijkt uit het verslag van het voortgangsgesprek en uit de verslagen van de gesprekken die ook daarna nog hebben plaatsgevonden, beëindigde de opleider de opleiding op dat moment niet. De aios zette zijn werkzaamheden als anios voort en wilde de opleiding in de regio waarin hij woonde, voortzetten. De opleider beëindigde het opleidingstraject per 1 april 31
5
10
15
20
25
30
35
40
45
2014 binnen B. De aios kon de opleiding nog wel in een andere opleidingsinrichting voortzetten, indien aan een aantal voorwaarden was voldaan. De aios had op dat moment nog geen andere opleidingsinrichting gevonden. De aios kon zijn opleiding pas per 1 september 2014 voortzetten in een andere opleidingsinrichting. De afspraken die hierover zijn gemaakt zijn niet schriftelijk vastgelegd. Binnen een maand werd de opleiding beëindigd in deze inrichting en dat was voor de opleider aanleiding de opleiding definitief te beëindigen. De geschillencommissie constateert dat vanaf het begin van de opleiding aandachtspunten ten aanzien van het functioneren van de aios zijn geformuleerd en dat deze punten steeds betrekking hadden op de competenties communicatie, samenwerking, organisatie en professionaliteit. Er zijn perioden geweest dat het beter ging, maar vanaf het derde jaar ging het minder goed. Toen was er nog geen sprake van privéproblemen. De opleider heeft naar het oordeel van de geschillencommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat er veel gesprekken met de aios zijn gevoerd, waarin de aios is gewezen op zijn tekortkomingen. Niet al deze gesprekken zijn even goed gedocumenteerd. De aios heeft daarnaast voldoende begeleiding gekregen om zijn functioneren te verbeteren. Na het vierde opleidingsjaar heeft de opleider de opleiding niet direct beëindigd, maar heeft de aios nog een kans willen geven om als anios zijn functioneren op niveau te brengen. De aios wilde zijn opleiding in een andere opleidingsinstelling voortzetten, zodra zijn functioneren op niveau zou zijn. De opleider stelde hem in de gelegenheid een andere opleidingsinstelling te vinden. Toen de aios een andere opleidingsinstelling had gevonden, werd zijn opleiding binnen een maand beëindigd. De aios heeft aangegeven dat toen hij zijn opleiding voortzette er geen verbeterplan was en ook geen sprake van extra begeleiding was. De geschillencommissie constateert dat een verbeterplan kennelijk ontbrak, maar dat het ontbreken hiervan niet alleen bij de nieuwe opleidingsinstelling of opleider lag, maar dat ook van een vierde jaars aios verwacht had mogen worden dat hij zelf met leerdoelen zou zijn gekomen. Het feit dat de nieuwe opleidingsinstelling de arbeidsovereenkomst en opleiding van de aios binnen vier weken beëindigde bevestigt naar het oordeel van de geschillencommissie het standpunt van de opleider, dat het functioneren van de aios onvoldoende was voor een vierde jaars aios. De aios heeft nog aangevoerd dat hij geen eerlijke kans heeft gekregen om in een geïntensiveerd begeleidingstraject te laten zien waartoe hij in staat is. Zoals ook door de opleider is aangegeven is een dergelijk traject geen verplichting, maar kan ingezet worden als de opleider twijfels heeft over de geschiktheid van de aios voor de opleiding en het met extra begeleiding mogelijk is dat de aios het vereiste niveau kan bereiken. Gelet op de intensieve begeleiding die de aios gedurende de opleiding heeft gehad, kan de geschillencommissie zich voorstellen dat de opleider heeft afgezien van een geïntensiveerd begeleidingstraject. De geschillencommissie is dan ook van oordeel dat de opleider, ondanks de inzet en goede wil van de aios en het feit dat niet alle gesprekken zijn gedocumenteerd, in redelijkheid heeft kunnen besluiten de opleiding te beëindigen, Uitspraak De geschillencommissie oordeelt dat de opleider heeft kunnen besluiten de opleiding te beëindigen. De geschillencommissie wijst het verzoek van de aios af.
50 Aldus uitgebracht door: Mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. dr. I.E. Lindhout, psychiater, en mw. drs. M.Schouw, aios psychiatrie, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. 32
5
Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 14 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
33
UITSPRAAK 15-63239 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Van De geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, wonende te ……….., hierna te noemen de aois en B, hoofd Huisartsopleiding C, hierna ook te noemen het hoofd.
Verloop van de procedure Op 24 april 2015 heeft de aios een verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend, waarbij zij het geschil heeft voorgelegd over het besluit van het hoofd d.d. 22 januari 2015 tot beëindiging van de opleiding tot huisarts. Mr. O.L. Nunes heeft namens het hoofd op 3 juni 2015 een verweerschrift ingediend. Op 18 juni 2015 heeft de aios haar standpunt schriftelijk toegelicht. Op 30 juni 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van het hoofd d.d. 22 januari 2015 om de opleiding van de aios tot huisarts vervroegd te beëindigen. Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: o Regeling specialismen en profielen geneeskunst. o Kaderbesluit CHVG o Besluit huisartsgeneeskunde o Protocol toetsing en beoordeling in de huisartsopleiding o Instituutsreglement Huisartsenopleiding AMC-UvA o Reglement van orde van de Geschillencommissie Feiten o De aios is op 1 september 2013 gestart met de huisartsopleiding. Zij was eerder in opleiding geweest, in de periode van 1 september 2009 tot 1 mei 2011. De opleiding werd toen wegens ziekte voortijdig beëindigd. o De aios is gestart met de stage in een huisartsenpraktijk, tot 1 januari 2014 in deeltijd (85%) en van 1 januari 2014 tot 31 augustus 2014 100%. o De aios heeft de LHK-toets van oktober 2013 met (net) voldoende resultaat afgelegd. o De KOV-toets van november 2013 was eveneens voldoende. o In de docentenvergadering van 3 december 2013 is de aios besproken. Er werd afgesproken dat de aios feedback van de docenten zou krijgen en dat er vanwege beperking van de aios regelmatig overleg zou plaatsvinden. o In de Voortgangsverklaring 1, oordeel 1, werden zowel door de opleider als door de studiebegeleider en docenten alle competenties met een voldoende beoordeeld, behalve Organiseren en Professionaliteit, daarover bestond twijfel. Opgemerkt werd dat er vragen waren bij balans in werk/ziekte en over de verantwoordelijkheid voor bedrijfsprocessen. o Blijkens het advies d.d. 27 maart 2014 van de coördinator Toetsing en Beoordeling gaven de docenten aan dat er twijfel bestond over de mate van belastbaarheid van de aios. Met name de balans tussen opleiding/beroep en privéleven bleek kwetsbaar te 34
5
10
o o o o o
15 o 20 o
25 o
30
o 35 o 40 o 45 o o 50
55
o
zijn. De beoordelingen van docenten en de opleider, in combinatie met de voorgeschiedenis van de aios, leidden tot twijfel of de aios in staat zou zijn de opleiding tot huisarts tot een goed einde te brengen. Het hoofd werd geadviseerd om een beoordelingstraject te starten. Het hoofd heeft op 27 maart 2014 besloten om een beoordelingstraject te starten. Op 1 april 2014 werd een beoordelingsplan voor de periode 1 april tot 15 juni 2015 opgesteld in het kader van Voortgangsverklaring 1. De aios heeft dit beoordelingsplan op 6 april 2015 getekend. De LHK-toets van april 2014 scoorde de aios onvoldoende. Blijkens de voorgangsverklaring 1, onderdeel 2 d.d. 10 juni 2014 beoordeelde de opleider alle competentiegebieden met een voldoende. De docenten constateerden op 17 juni 2014 dat aan alle eisen uit het beoordelingstraject was voldaan. De aios kan door naar het stagejaar, waarbij moest worden bezien hoe het zou gaan in een nieuwe onderwijsgroep. Opgemerkt werd dat de aios een goede kritische opleider moest krijgen die extra aandacht had voor de persoonlijke vorming als huisarts/contact met collega’s. Ook moet de balans tussen psychologiseren en huisartsenzorg worden gevonden. Het hoofd deelde de aios op 19 juni 2014 mee dat was voldaan aan alle eisen die beschreven stonden in het beoordelingsplan, dat een voldoende was gescoord op alle competentiegebieden en dat het beoordelingstraject daarmee als afgesloten werd beschouwd. De opleider heeft op 19 augustus 2014 de eindverklaring 1e opleidingsperiode in de huisartspraktijk opgesteld. Blijkens het overdrachtsverslag van 20 augustus 2014 scoorde de aios op drie competenties een voldoende en op 3 een goed en op 1 voldoende tot goed. Naar aanleiding van de afmelding door de aios van de laatste onderwijsdag, werd de aios alsnog met een onvoldoende beoordeeld op het gebied van professionaliteit. De studiebegeleider heeft dit op 4 september 2014 via een e-mailbericht aan de aios meegedeeld, daarin gaf zij aan dat de aios zich meerdere malen, en ook op onjuiste wijze, had afgemeld voor onderwijsdagen en andere bijeenkomsten. Verder had de aios op eigen initiatief geen plan voor het opvullen van de onderwijslacunes ingediend. Het vermoeden bestond dat de aios bepaalde onderwerpen c.q. patiëntengroepen meed. Op 4 september 2014 reageerde de aios per email hierop. Zij kon zich gedeeltelijk niet vinden in het geschetste beeld, vermoedde dat er bij de betrokkenen aan de zijde van de opleiding gereserveerdheid bestond vanwege haar afwijkende houding, die was ingegeven door haar achtergrond. De aios werd vervolgens voorwaardelijk toegelaten tot het vervolg van de huisartsopleiding met een aanvullende bepaling voor het competentiegebied professionaliteit. De teamleider deelde dit de aios op 25 september 2014 mee.
De aios vervolgde haar opleiding per 1 september 2014 met de stage chronische en complexe zorg in D op de afdeling oncologie/palliatieve zorg voor een periode van drie maanden. Op 10 september 2014 vond een tussentijdsgesprek plaats. Als aandachtspunten werden communicatie en samenwerking genoemd. Op 3 oktober 2014 vond een gesprek plaats, waarbij de aios, de stageopleider, supervisor en studiebegeleider aanwezig waren. In het gesprek kwam naar voren dat tijdens de stage twijfels waren gerezen over het functioneren en communiceren van de aios op de stageplek. Geconcludeerd werd dat deze stageplek ongeschikt was voor deze aios en besloten werd om de stage te beëindigen. Op dezelfde datum is ook de ComBel opgesteld, met vraagtekens of onvoldoende/zeer zwakke competentiebeoordelingen en waarin ook naar dit gesprek werd verwezen. Op 10 oktober 2014 vond een vervolggesprek plaats tussen aios, studiebegeleider en teamleider jaar 1 om te spreken over het vervolg van de opleiding na de afgebroken
35
o o 5 o
10
o o o
15 o o 20 o
25 o
30 o 35
40 o
45
50
55
o o
stage. Er zou een nieuwe stageplaats worden gezocht, een opleidingstraject worden uitgezet en er zou een verbeterplan en beoordelingsplan worden opgesteld. De stageopleider gaf de eindverklaring stage af op 22 oktober 2014. Het voorgaande leidde tot het advies d.d. 28 oktober 2014 van de coördinator Toetsing en Beoordeling aan het hoofd Huisartsopleiding om de aios opnieuw te plaatsen voor een stage chronische zorg onder instelling van een beoordelingstraject. Op 3 november 2014 werd een beoordelingsplan opgesteld vanwege de onvoldoende beoordeling van diverse competentiegebieden door de stageopleider van de stage chronische zorg. Het hoofd deelde de aios op 4 november 2014 mee dat de huidige stage chronische zorg zou worden ontkoppeld, de aios opnieuw zou worden geplaatst en dat voor de nieuwe stage een beoordelingstraject zou worden ingesteld. Van de LHK-toets van oktober 2014 was het resultaat onvoldoende. Met ingang van 5 november 2014 startte de aios met een nieuwe stage in een verpleeghuis en werd een beoordelingstraject gestart. Om inzicht te ontwikkelen in wat (on)professioneel gedrag is, volgde de aios een supervisietraject, hetgeen uit een email van de Teamleider jaar 2 van 7 november 2014 bleek. Op 19 november 2014 vond een tussentijdsgesprek plaats, omdat twijfel bestond over het functioneren van de aios. Op 27 november 2014 werd de stage door de stageopleider afgebroken vanwege ernstige zorgen over de opleidbaarheid van de aios. Naar aanleiding hiervan vond op 28 november 2014 een zienswijzegesprek met de aios plaats over de gang van zaken (afwezigheid, communicatie) tijdens de vier weken van haar stage. De aios gaf aan erg graag huisarts te willen worden. In de competentiebeoordeling d.d. 28 november 2014 van de tweedejaars stage beoordeelde de stageopleider het competentiegebied vakinhoudelijk handelen met een voldoende, de overige competentiegebieden werden met een onvoldoende beoordeeld. De competentie wetenschap en onderzoek werd niet beoordeeld. Het eindoordeel was onvoldoende. Aangegeven werd dat er een zodanig tekort aan gevoel voor verantwoordelijkheid was gebleken, dat er geen basis meer was voor de voortzetting van de stage. Op 4 december 2014 adviseerde de coördinator Toetsing en Beoordeling aan het hoofd om de opleiding van de aios af te breken. Daarbij werd overwogen dat de beoordelingen van zowel de docenten als de (stage)opleiders, in combinatie met de voorgeschiedenis van de aios, de eerder geuite ernstige twijfel bevestigden dat de aios niet in staat zou zijn binnen de daarvoor gestelde maximale termijn te voldoen aan het competentieprofiel van de huisarts, het eindniveau van de opleiding. De beoordelingen lieten een consistent en niet verbeterend patroon van onprofessioneel gedrag zien, mede leidend tot het tot twee maal toe voortijdig beëindigen van een stage chronische zorg. Het hoofd heeft de aios op 8 december 2014 het advies van de coördinator toetsing en beoordeling gestuurd en de aios uitgenodigd voor een gesprek. Op 13 januari 2015 heeft een zienswijzegesprek plaats gevonden. Bij besluit van 22 januari 2015 beëindigde de opleider de opleiding en ontbond de overeenkomst inzake de opleiding tot huisarts per 1 maart 2015. De aios was het niet eens met het besluit tot beëindiging van de opleiding.
Standpunt aios De aios is het niet eens met de beëindiging van de opleiding en stelt zich op het standpunt dat zij zich anders behandeld voelt door het opleidingsinstituut dan anderen; ze heeft het idee dat haar handelen onder een vergrootglas is gelegd en vindt dat haar verleden te veel benadrukt is. Daarnaast was de begeleiding vanuit de stageopleider onvoldoende. Mede op grond daarvan vraagt zij zich af of de stageopleiders tot een goed onderbouwde beoordeling konden komen.
36
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Als ervaren arts had zij moeite zich te gedragen naar de gewenste manier van handelen binnen het onderwijs en de stages. Verder bleek zij fysieke problemen te hebben, die inmiddels zijn verholpen. Nu zij weer is hersteld en zich verder persoonlijk heeft ontwikkeld, wil zij elders opnieuw beginnen met de huisartsopleiding, om haar droom te verwezenlijken. Tot slot geeft zij aan dat zij met name haar naam gezuiverd wil hebben. Uit de beoordelingen valt op te maken dat zij geen goede arts zou zijn, terwijl zij jarenlang naar tevredenheid als arts heeft gefunctioneerd. Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios de kans heeft gekregen om de opleiding tot huisarts, zonder vooroordelen, met succes te doorlopen. Daarbij zijn haar extra kansen geboden en is extra begeleiding gegeven. Echter, ondanks de inspanningen van alle betrokkenen bleef het functioneren van de aios onvoldoende om aan te nemen dat zij in de resterende opleidingstijd het gewenste competentieniveau zal behalen om als zelfstandig huisarts werkzaam te zijn. Er is geen ruimte om de aios nogmaals, elders, een kans te geven de huisartsopleiding te volgen. Naast dat de opleiders wel degelijk in staat waren om de aios te beoordelen, ligt aan het beëindigingsbesluit ook ten grondslag dat de aios een onvoldoende heeft gescoord voor LHK-toetsen en dat zij, in strijd met de afspraken daarover, nog niet had voldaan aan de onderwijsverplichtingen van het eerste jaar. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider aan een mediator ter bemiddeling voor. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. De opleider heeft bij besluit van 22 januari 2015 de opleiding van de aios beëindigd. De aios heeft binnen vier weken na het besluit van de opleider, het geschil aan de mediator voorgelegd. De mediator heeft op 14 april 2015 laten weten dat het geschil niet bemiddelbaar is. De aios heeft vervolgens binnen twee weken en dus tijdig, het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het verzoekschrift in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.2 van het Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding gericht is op het bereiken van door het CHVG vastgestelde competenties en specialisme gebonden competenties. De algemene competenties worden in dit artikel beschreven, de specifieke competenties worden beschreven in het Besluit huisartsgeneeskunde. De structuur en de inhoud van de opleiding worden beschreven in respectievelijk artikel B.1 en B.2 van het Besluit huisartsgeneeskunde. Artikel B.4 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. De toetsing en beoordeling moeten voldoen aan het Protocol toetsing en beoordeling. Artikel B.5 Kaderbesluit bepaalt dat de duur van de opleiding drie jaar bedraagt en ononderbroken wordt gevolgd. Op grond van artikel B.4 lid 3 sub b Kaderbesluit voert het opleidingsinstituut ten minste twee keer per jaar een educatieve beoordeling uit. Op grond van sub c voert het opleidingsinstituut aan het eind van het eerste jaar, het tweede jaar en ten minste drie maanden voor het eind van de opleiding een selectieve beoordeling uit. De beoordeling leidt tot een door het hoofd te nemen beslissing of de opleiding al dan niet volgens het 37
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
scholingsprogramma kan worden voortgezet, onder voorwaarden kan worden voortgezet of niet kan worden voortgezet. In het Protocol toetsing en beoordeling wordt de toetsing, beoordeling en besluitvorming tijdens de opleiding beschreven. In het eerste en tweede jaar van de opleiding vindt in de derde en zesde maand een educatieve beoordeling plaats en in de negende maand een selectieve beoordeling die resulteert in een beslissing van het hoofd over het al dan niet voortzetten van de opleiding. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid (onvoldoende groeipotentie) van de aios of andere zwaarwichtige redenen. De aios is op 1 september 2013 met de opleiding gestart. Het eerste jaar hebben de voortgangsgesprekken en beoordelingen overeenkomstig het Protocol en toetsing en beoordeling plaatsgevonden. Toen er twijfel bestond over de competenties professionaliteit en organisatie heeft een extra beoordelingstraject plaatsgevonden. De aios heeft dit traject met een voldoende afgerond. De aios kon de opleiding na het eerste jaar onder voorwaarden voortzetten. De voorwaarde was gericht op de competentie professionaliteit. De eerste stage van de aios werd na een maand beëindigd omdat de aios onvoldoende functioneerde. Na een gesprek met de aios kon de aios met een nieuwe stage beginnen en werd een beoordelingstraject afgesproken. Ook tijdens de tweede stage ontstond binnen drie weken twijfels over het functioneren van de aios en dat werd in een tussentijds gesprek aangegeven. De stage werd vervolgens binnen een maand afgebroken wegens onopleidbaarheid van de aios. De geschillencommissie constateert dat het besluit van de opleider is gebaseerd op het oordeel dat de aios gelet op de beoordelingen en de getoonde voortgang ongeschikt is om de opleiding voort te zetten. Er is gerede twijfel over de opleidbaarheid en geschiktheid van de aios voor de opleiding tot huisarts, zodat het naar de aios en de maatschappij onverantwoord is om haar langer in opleiding te houden. De aios stelt dat haar functioneren onder een vergrootglas is gelegd en zij geen eerlijke kans heeft gehad. Daarnaast heeft zij onvoldoende begeleiding gekregen. De geschillencommissie stelt vast dat al vrij vroeg in de opleiding er twijfel bestond over het functioneren van de aios. Er is toen een beoordelingstraject gestart. Een dergelijk traject brengt met zich mee dat er veel aandacht is voor het functioneren van de aios. Hoewel de aios het beoordelingstraject met een voldoende had afgesloten, werd een voorwaarde gesteld bij de overgang naar het tweede jaar. Ook dit bracht met zich mee dat de aios extra aandacht kreeg. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat de aios daardoor het gevoel had dat haar functioneren onder een vergrootglas lag, maar dat kan het hoofd niet worden verweten. Naar het oordeel van de geschillencommissie heeft het hoofd voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios voldoende begeleiding heeft gekregen en in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren. Ook is voldoende rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de aios. Toen de eerste stage voortijdig werd afgebroken, kon de aios deze stage elders overdoen. Verder is de geschillencommissie niet gebleken dat de beoordeling van de aios onzorgvuldig, op basis van onvoldoende waarneming of anderszins, is geweest. De geschillencommissie kan de aios voorts niet volgen in haar standpunt dat uit de beoordelingen in het kader van de huisartsenopleiding zonder meer volgt dat zij als slechte arts wordt aangemerkt. De beoordeling van de aios heeft plaatsgevonden in het kader van haar opleiding tot huisarts en niet als arts. 38
5
Op grond van het protocol toetsing en beoordeling kan de opleidingsovereenkomst tussentijds worden opgezegd vanwege onopleidbaarheid. Gelet op het voorgaande heeft het hoofd het besluit tot beëindiging van de opleiding in redelijkheid kunnen nemen. Uitspraak De geschillencommissie wijst het verzoek van de aios af.
10
Aldus uitgebracht door: Mr G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. drs. J.H.M. Cox-Claessens, specialist ouderengeneeskunde en mw. drs. W.T.M. Enthoven, aios huisartsgeneeskunde, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris.
15
Namens de geschillencommissie
Utrecht, 22 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
20
39
UITSPRAAK 15-63240 beëindiging opleiding 5
10
15
20
Van De geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, wonende te ………, hierna te noemen de aois en B, hoofd Huisartsopleiding C, hierna ook te noemen het hoofd.
Verloop van de procedure Op 2 april 2015 heeft de aios een pro forma verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend, waarbij zij het geschil heeft voorgelegd over het besluit van het hoofd d.d. 26 januari 2015 tot beëindiging van de opleiding tot huisarts. Op 28 april 2015 heeft de aios een aanvullend verzoekschrift ingediend. Mr. O.L. Nunes heeft namens het hoofd op 3 juni 2015 een verweerschrift ingediend. Op 19 juni 2015 heeft mr. Crijns namens de aios nadere producties overgelegd. Op 30 juni 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt.
25 Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van het hoofd d.d. 26 januari 2015 om de opleiding van de aios tot huisarts vervroegd te beëindigen. 30
35
40
45
50
55
Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: o Regeling specialismen en profielen geneeskunst. o Kaderbesluit CHVG o Besluit huisartsgeneeskunde o Protocol toetsing en beoordeling in de huisartsopleiding o Reglement van orde van de Geschillencommissie Feiten De aios is op 1 september 2013 gestart met de opleiding huisartsgeneeskunde. Zij werd geplaatst bij een huisartsopleider in ……. De opleider heeft op 24 september 2013, 11 oktober 2013, 9 december 2013, 21 december 2013, 23 januari 2014 en op 13 februari 2014 KPB’s ingevuld. In het begin scoorde de aios vooral vieren en vijven, later werden het ook zessen en een enkele keer een zeven. De aios behaalde in oktober 2013 voor de LHK toets een onvoldoende. De opleider heeft op 25 november 2013 de ComBel ingevuld. De aios scoorde vieren en vijven. Er werd opgemerkt dat de aios aandacht moest besteden aan consultvoering, met name open vragen oefenen en samenvatten in eigen woorden en afchecken bij patiënt. De aios moest zich meer openstellen naar collega, assistentes, POH en zelf actief contacten leggen en om feedback vragen. De aios moest hier op terugkomen in persoonlijke leergesprekken, zij moest haar IOP aanpassen. Haar taalvaardigheden, zowel gesproken als geschreven, moest zij oefenen. Op 29 november 2013 vond een eerste koppelgesprek plaats met de opleider en groepsbegeleider. Met betrekking tot communicatie moest de aios vooral gericht aandacht besteden aan het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheden. Volgens de groepsbegeleider was de samenwerking zwak. De 40
5
10
15
20
25
30
35
40 45
50
55
aios functioneerde goed in de praktijk. Er werden afspraken gemaakt en het IOP werd bijgesteld. De aios gaf tijdens dit gesprek onder andere aan dat zij vond dat de opleider te weinig tijd voor haar had en maakte en dat zij graag meer begeleiding wilde. De aios heeft een verslag van dit gesprek gemaakt. Op 29 november 2013 heeft de groepsdocent de ComBel ingevuld. Op de meeste onderdelen scoorde de aios een 3 of een 2. De aios mocht meer aandacht besteden aan contextuele factoren. Het was niet duidelijk in hoeverre het de aios lukte NHG standaarden toe te passen. De aios had na een goede start geen eigen inbreng meer gehad in het onderwijs. Het was niet duidelijk wat de aios met feedback deed en gaf zelf geen feedback aan groepsleden. Op 24 januari 2014 heeft een tussentijds koppelgesprek plaatsgevonden. Er was sprake van een stijgende lijn op het gebied van medische inhoud, APC en samenwerken met de assistentes en andere collega’s. Dit gold ook voor het Nederlands. Tijdens dit gesprek heeft de aios aangegeven dat de begeleiding niet veel was veranderd. De opleider gaf aan dat hij zich inzette om de aios op te leiden. Op het gebied van communicatie kwamen partijen niet tot elkaar. Van het gesprek is een verslag gemaakt. De toets arts-patiënt communicatie van 5 februari 2014 was onvoldoende. De toets arts-patiënt communicatie van 11 februari 2014 was voldoende. Op 18 februari 2014 heeft de opleider de ComBel ingevuld. Op een aantal gebieden was vooruitgang geboekt, maar er waren ook onderdelen waarop geen vooruitgang was gezien. Omgaan met feedback, zelfreflectie en kwetsbaar opstellen moesten duidelijker zichtbaar worden. Taalvaardigheden gingen iets vooruit, maar hadden blijvende aandacht nodig. De aios moest meer accent op persoonsgerichte leergesprekken leggen. Op 19 februari 2014 heeft de aios een gesprek met de begeleidend docent gehad. Daarin gaf ze aan toch een ontkoppeling te willen. De aios heeft haar opleider op 20 februari 2014 verteld ontkoppeld te willen worden. Op 24 februari 2014 heeft een tussentijdse beoordeling plaatsgevonden door de opleider. Hij adviseerde de aios voorwaardelijk toe te laten tot het vervolg van de opleiding onder een aantal voorwaarden. Het ging daarbij om zelfreflectie en omgaan met feedback, het verbeteren van consultvaardigheden en het werken aan taalvaardigheden, zowel geschreven als gesproken. Bij zijn advies speelden de onvoldoende voor de APC-toets, de LHK toets en de taalvaardigheden van de aios een rol. Op 26 februari 2014 heeft het definitieve ontkoppelingsgesprek plaatsgevonden in het bijzijn van de coördinator. Van dit gesprek is een verslag gemaakt door de groepsbegeleider. De aios werd geadviseerd om ondersteuning van het mentoraat in te schakelen in verband met reflectieve vaardigheden. De opleider had onder meer aangegeven dat de aios aandacht moest blijven besteden aan de ontwikkeling van de Nederlandse taal. De stage bij de opleider werd beëindigd. De aios heeft een verslag over de ontkoppeling gemaakt en hierin aandacht besteed aan haar eigen aandeel hierin. De groepsdocent heeft op 26 februari 2014 de ComBel ingevuld. De aios scoorde drieën, vieren en vijven. De aios had regelmatig inbreng gehad in de bijeenkomsten. Zij was actief aan de slag gegaan met eigen leren, Op 7 maart 2014 heeft de groepsdocent als voortgangsadvies gegeven dat de aios voorwaardelijk zou worden toegelaten tot het vervolg van de opleiding. De aios werd op alle competenties, met uitzondering van organiseren, met een onvoldoende of twijfelachtig beoordeeld. De aios liet nog weinig reflectie op eigen handelen zien. Ook leek feedback niet altijd binnen te komen. De aios moest op haar toetsen voldoendes scoren en zij zou worden aangemeld voor een taaltoets. Op 7 maart 2014 heeft een voorlopige beoordeling geschiktheid plaats gevonden. De opleidingsactiviteiten werden als onvoldoende beoordeeld Dit is op 16 april 2014 schriftelijk bevestigd. 41
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
De aios heeft haar opleiding van begin april tot eind mei 2014 voortgezet bij een huisartsopleider in ………. De beschikbaarheid van deze opleidingsplaats was beperkt tot 1 juni 2014. Er waren geen andere opleidingsplaatsen beschikbaar. Op 2 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden met de coördinator en docentbegeleider. De aios had nog geen actie ondernomen op de taaltoets. Zij wilde weten wat de consequenties van het al dan niet halen van de toets waren. De taal is ter sprake gekomen. Zij begreep niet dat daar zo op werd gelet. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De aios ontving dit pas in januari 2015. In april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden met de coördinator fase 1, de begeleidend docent en de vertrouwenspersoon om het beschadigde vertrouwen te herstellen. In april 2014 heeft de aios een onvoldoende voor haar LHK toets behaald. Bij schrijven van 16 april 2014 heeft het hoofd de aios schriftelijk meegedeeld dat het de aios niet zal lukken de opleiding binnen de gestelde termijn te kunnen voltooien en dat een verlenging van ten minste drie maanden zou worden aangevraagd. Op bijna alle competenties was de beoordeling nog onvoldoende of twijfelachtig. Er bestonden twijfels over de taalvaardigheden. De aios moest aandacht aan de LHK toets besteden en er was een opleider beschikbaar tot 1 juni 2014. Op 25 april 2014 heeft een koppelgesprek plaatsgevonden met de opleider en begeleidend docent. Tijdens dit gesprek is aangegeven dat de aios voldoende functioneerde maar dat er wel aandachtspunten waren ten aanzien van communicatie en deelgebieden van het geneeskundig handelen. De opleider herkende wel de twijfels over de Nederlandse taalbeheersing. Ook het omgaan met kritiek/reflecteren gaf moeilijkheden. Hij zag wel mogelijkheden om daar aan te werken. De aios moest werken aan de communicatie met de opleiding om voor haarzelf duidelijk te krijgen waar het schuurde en welke stappen ze kon zetten. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Op 28 april 2014 en op 25 mei 2014 hebben KPB’s plaatsgevonden. De aios scoorde vieren, vijven en zessen. Op 26 mei 2014 heeft de opleider de ComBel ingevuld. De scores varieerden van een drie tot een zes. Op 27 mei 2014 heeft de groepsdocent een voortgangsadvies uitgebracht. Zij adviseerde de aios voorwaardelijk toe te laten tot het vervolg van de opleiding. Zij stelde een verlenging van de opleiding voor en een uitgesteld geschiktheidsadvies. De aios moest haar toetsen voldoende maken en een taaltoets doen. In reflecties moest de aios laten zien wat feedback bij haar opriep en hoe zich dat naar haar handelen vertaalde. De aios had inzet getoond om aan de aandachtpunten te werken. Op 27 mei 2014 heeft de groepsdocent de ComBel ingevuld. De aios scoorde drieën, vieren en vijven. De aios moest bij inbreng meer letten op de niet medische context. De aios mocht meer feedback geven. Er waren te weinig KPB’s. De aios moest ook meer laten zien wat zij met feedback deed. De toets arts-patiënt communicatie van 28 mei 2014 was sterk. De aios heeft op 28 mei 2014 een mail van de SBOH ontvangen inzake een taaltraining en assessment. De aios moest met het opleidingsinstituut bespreken wat precies de bedoeling was. Betreffende mail heeft de aios naar het opleidingsinstituut doorgestuurd. Hierop heeft zij geen reactie ontvangen. De opleider heeft op 29 mei 2014 een voortgangsadvies uitgebracht. Het was tevens de eindbeoordeling. Hij adviseerde de aios zonder voorwaarden toe te laten tot het vervolg van de opleiding. Hij merkte daarbij wel op dat het praktische werk voldoende tot goed ging, maar dat er ook nog genoeg te leren was. De aios moest zicht krijgen op de verwachtingen die de omgeving, in dit geval de opleiding, van haar heeft en daar op een goede manier mee om kunnen gaan.
42
5
10 15
20
25
30
35
40
45
De aios heeft zich op 4 juni 2014 ziek gemeld. In de periode dat zij ziek was, sprak zij de bedrijfsarts regelmatig. De bedrijfsarts gaf aan dat factoren in de werksituatie een rol leken te spelen bij het ontstaan van de klachten. Hij adviseerde een externe mediator in te zetten als de gesprekken niet snel tot een oplossing zouden leiden. Het hoofd heeft op 13 juni 2014 besloten op basis van de voortgangsadviezen de opleiding van de aios onder voorwaarden voort te zetten omdat beide opleiders en docenten een probleem hadden gezien in de competentie professionaliteit. De aios moest hier vorderingen op laten zien. Ook was de uitslag van de taaltoets nog niet bekend. Er moest naar een nieuwe opleider worden gezocht. De ondersteuning van het mentorraad is op 23 juli 2014 afgerond. Er hadden vier gesprekken plaatsgevonden. De inhoud hiervan was vertrouwelijk. De aios had zich op aanraden van de bedrijfsarts tot een mediator gewend en er werd een mediation traject gestart tussen de coördinator van fase 1 van de opleiding en de aios. Het hoofd heeft op 7 oktober 2014 het hoofd van de huisartsopleiding te ……. gevraagd of de aios haar opleiding in …….. kon voortzetten. Dit verzoek werd op 31 oktober 2014 afgewezen. Op 15 oktober 2014 was de mediation afgerond. De conclusie was dat voortzetting van de opleiding in …….. niet mogelijk werd geacht. De aios heeft op 16 oktober 2014 aangegeven de opleiding niet te willen onderbreken. Op 26 november 2014 heeft de aios een gesprek gehad met het hoofd en haar begeleider. Het hoofd gaf tijdens dit gesprek aan de opleiding te willen beëindigen. Op 17 december 2014 heeft op verzoek van de aios een aanvullend gesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek gaf het hoofd wederom aan de opleiding te willen beëindigen. Bij dit gesprek werd de aios bijgestaan door mr. Crijns. Er bestond grote twijfel of het huisartsberoep geschikt is voor de aios. De reflectie was onvoldoende ontwikkeld, de aios had twee keer een onvoldoende LHK toets gemaakt, de leercurve stagneerde en de taalbeheersing, met name begripsniveau, leek onvoldoende, waardoor communicatieproblemen waren ontstaan. De aios gaf aan dat er te weinig inspanning was geleverd om de aios de opleiding elders te laten voortzetten. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Op 18 december 2014 heeft de aios een gesprek gehad met het hoofd van de huisartsopleiding te ………… naar aanleiding van zijn afwijzing van het overplaatsingsverzoek. Bij schrijven van 23 december 2014 gericht aan het hoofd, heeft mr. Crijns de afspraken gemaakt tijdens het gesprek van 17 december 2014 bevestigd. Op 4 januari 2015 heeft de aios stukken van het opleidingsinstituut ontvangen die naar het instituut in ……… waren gestuurd. Op 8 januari 2015 heeft de aios het hoofd ……….. laten weten dat het dossier zoals naar ………… was gestuurd, niet volledig was. Het hoofd ………. heeft de aios op 14 januari 2015 laten weten dat ook na het gesprek met de aios, het opleidingsinstituut de aios niet wil overnemen. Het hoofd heeft op 26 januari 2015 haar besluit tot beëindiging van de opleiding schriftelijk aan de aios bevestigd.
50
55
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat het opleidingsinstituut, waaronder ook het hoofd, in strijd met een aantal beginselen en regels heeft gehandeld en besloten. Het gaat om schending van het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, het vertrouwensbeginsel, het verkeerd gebruik van bevoegdheid/positie en het handelen in strijd met goede trouw, de redelijkheid en billijkheid. Er is onvoldoende rekening gehouden met de eerdere gang 43
5
10
15
20
van zaken, de omstandigheden en de belangen van de aios. Haar belangen zijn regelmatig veronachtzaamd. De aios erkent dat er sprake is van ontwikkelpunten maar sommige kritiekpunten op haar functioneren waren onjuist en onterecht. Zij heeft altijd open gestaan voor feedback en ging daarmee aan de slag. Er werd verdraaid en er werden onwaarheden gesteld over haar functioneren als aios. De standpunten met betrekking tot de taal/taalbeheersing veranderden steeds. Eerst diende zij een taaltoets te doen daarna hoefde ze geen taaltoets te doen en toen weer wel. Ze heeft aangegeven bereid te zijn een taaltoets te doen. Na de ontkoppeling kreeg zij een stage voor twee maanden. Er was toegezegd dat zij daarna weer een andere stageplek zou krijgen, maar die kreeg ze niet omdat er geen vervolgopleider was. De tweede stage is goed verlopen. Zij werd door de opleider zonder voorwaarden toegelaten tot het vervolg van de opleiding. Zij scoorde een goed voor de APC toets. Uit het eerste mediationtraject kwam dat zij haar opleiding bij een ander instituut zou kunnen voortzetten en dat zij bij C zou kunnen blijven tot er een ander instituut was gevonden. Later heeft het hoofd aangegeven dat zij de opleiding wilde beëindigen omdat zij als aios niet voldeed. Het hoofd wilde haar best nog wel doen voor een overstap naar ………, maar als dat niet zou lukken zou de opleiding worden beëindigd. Het hoofd heeft voorts zonder toestemming van de aios haar dossier naar ……….. gestuurd. Dit dossier was overigens niet compleet. In de optiek van de aios is bij herhaling onjuist gehandeld en besloten. Zij verzoekt dan ook het besluit van het hoofd ongegrond te verklaren en de aios in de gelegenheid te stellen haar opleiding voort te zetten.
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt opleider Het hoofd stelt zich op het standpunt dat in redelijkheid tot het besluit tot beëindiging van de opleiding is gekomen. Ondanks alle inspanningen, bleek het niet mogelijk de opleiding van de aios in ………. voort te zetten. De verstoorde relatie met, en het wantrouwen van de aios richting het opleidingsinstituut, dat (mede) werd ingegeven door het onvoldoende functioneren van de aios op het competentiegebied professionaliteit, maakt voortzetting van de opleiding niet mogelijk. Daarnaast behaalde de aios ook onvoldoendes voor de LHK toetsen. Het besluit tot beëindiging van de opleiding is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, waarbij het gehele verloop van de opleiding, de daarbij afgegeven beoordelingen, de zienswijze en de ontstane problemen zijn meegenomen en zijn meegewogen. Vanaf het begin van de opleiding hebben de opleiders en docenten twijfels geuit over het functioneren van de aios, met name op de competentiegebieden professionaliteit en medisch handelen. Daarnaast bestaan er twijfels over de taalvaardigheid van de aios. Met name ten aanzien van het competentiegebied professionaliteit en het daaruit voorvloeiende reflectievermogen zijn onoverkomelijke problemen ontstaan, die ook ten grondslag liggen aan de moeilijke relatie met het opleidingsinstituut. De taaltoets is niet voorgesteld als selectie- of beoordelingsinstrument maar om de aios, indien nodig, te kunnen begeleiden in het verbeteren van haar taalvaardigheid. Het hoofd heeft zich ingespannen om overplaatsing naar ……….. te bewerkstelligen, maar heeft niet toegezegd dat de aios ook daadwerkelijk overgeplaatst zou worden. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider aan een mediator ter bemiddeling voor. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd.
44
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Het hoofd heeft bij besluit van 26 januari 2015 de opleiding van de aios beëindigd. De aios heeft op 20 februari 2015, binnen vier weken na het besluit van de opleider, het geschil aan de mediator voorgelegd. De mediator heeft op 26 maart 2015 laten weten dat het geschil niet bemiddelbaar is. De aios heeft vervolgens binnen twee weken en dus tijdig, het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het verzoekschrift in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.2 van het Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding gericht is op het bereiken van door het CHVG vastgestelde competenties en specialisme gebonden competenties. De algemene competenties worden in dit artikel beschreven, de specifieke competenties worden beschreven in het Besluit huisartsgeneeskunde. De structuur en de inhoud van de opleiding worden beschreven in respectievelijk artikel B.1 en B.2 van het Besluit huisartsgeneeskunde. Artikel B.4 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. De toetsing en beoordeling moeten voldoen aan het Protocol toetsing en beoordeling. Artikel B.5 Kaderbesluit bepaalt dat de duur van de opleiding drie jaar bedraagt en ononderbroken wordt gevolgd. Op grond van artikel B.4 lid 3 sub b Kaderbesluit voert het opleidingsinstituut ten minste twee keer per jaar een educatieve beoordeling uit. Op grond van sub c voert het opleidingsinstituut aan het eind van het eerste jaar, het tweede jaar en ten minste drie maanden voor het eind van de opleiding een selectieve beoordeling uit. De beoordeling leidt tot een door het hoofd te nemen beslissing of de opleiding al dan niet volgens het scholingsprogramma kan worden voortgezet, onder voorwaarden kan worden voortgezet of niet kan worden voortgezet. In het Protocol toetsing en beoordeling wordt de toetsing, beoordeling en besluitvorming tijdens de opleiding beschreven. In het eerste en tweede jaar van de opleiding vindt in de derde en zesde maand een educatieve beoordeling plaats en in de negende maand een selectieve beoordeling die resulteert in een beslissing van het hoofd over het al dan niet voortzetten van de opleiding. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid (onvoldoende groeipotentie) van de aios of andere zwaarwichtige redenen. De aios is op 1 september 2013 met de opleiding gestart. In de derde maand en zesde maand van het eerste opleidingsjaar hebben overeenkomstig het Protocol toetsing en beoordeling educatieve beoordelingen plaatsgevonden. Na drie maanden heeft een eerste gesprek plaatsgevonden. De aios functioneerde goed in de praktijk, maar er waren ook aandachtspunten ten aanzien van samenwerking, medisch handelen en het vragen, geven en omgaan met feedback. Ook moest de aios gericht aandacht besteden aan het verbeteren van de Nederlandse taalvaardigheden. De aios gaf in het gesprek aan dat zij meer begeleiding wilde. In januari 2014 vond een tussentijds gesprek plaats. Er was sprake van een stijgende lijn. De aios gaf aan dat de begeleiding door de opleider niet veel verbeterd was en geconstateerd werd dat de communicatie niet prettig verliep. Uiteindelijk heeft dit ook tot een ontkoppeling geleid na zes maanden opleiding. Voordat de ontkoppeling plaatsvond heeft een tweede educatieve beoordeling plaatsgevonden. Er was wel vooruitgang geboekt maar ook op een aantal onderdelen niet, zoals omgaan met feedback, zelfreflectie, consultvaardigheden en taalvaardigheden. Zowel de opleider als de docenten adviseerden het hoofd de aios voorwaardelijk toe te laten tot het vervolg van de opleiding. Dit advies werd door het hoofd overgenomen, met dien verstande dat de opleiding met drie maanden zou worden verlengd. 45
5
10
Vanwege de ontkoppeling moest naar een nieuwe opleider worden gezocht. Per 1 april 2014 was een andere opleider beschikbaar voor twee maanden. Omdat het een ervaren opleider was, is de aios bij deze opleider geplaatst. Het was nog niet duidelijk waar de aios daarna geplaatst zou worden. Na een maand vond een voortgangsgesprek plaats. De aios functioneerde voldoende maar er waren wel aandachtspunten. De opleider zag mogelijkheden om daar aan te werken. Eind mei 2014 werd wederom advies uitgebracht over de voortgang van de opleiding door de opleider en docenten. De groepsdocent adviseerde de aios voorwaardelijk toe te laten tot het vervolg van de opleiding. De opleider adviseerde daarentegen de aios zonder voorwaarden toe te laten tot het vervolg van de opleiding, hoewel hij wel van mening was dat de aios nog veel moest leren. De aios heeft zich vervolgens ziek gemeld, maar er was ook geen plek waar zij haar opleiding kon voortzetten.
15
20
25
30
35
40
45
50
De geschillencommissie stelt vast dat de beoordelingsprocedure overeenkomstig de regelgeving heeft plaatsgevonden en dat er vanuit het opleidingsinstituut vanaf het begin twijfel heeft bestaan over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. De opleiders daarentegen waren positiever over het functioneren van de aios. De tweede opleider, die juist aan de aios was toegewezen omdat hij een ervaren huisartsopleider is, was van mening dat de aios de opleiding zonder voorwaarden kon vervolgen. De geschillencommissie stelt voorts vast dat het vertrouwen tussen de aios en het instituut is geschaad, hetgeen ook reden was voor het inschakelen van een vertrouwenspersoon en een mediation traject. Dit heeft echter niet tot een oplossing geleid. De aios erkent overigens dat er sprake is van een aantal tekortkomingen in haar functioneren. Het hoofd kan de opleiding tussentijds beëindigen vanwege onopleidbaarheid (onvoldoende groeipotentie) van de aios of andere zwaarwichtige redenen. Naar het oordeel van de geschillencommissie heeft het hoofd onvoldoende onderbouwd dat de aios niet opleidbaar is. De docenten hebben weliswaar aangegeven dat zij vanaf het begin twijfels hadden over het functioneren van de aios, maar er was ook sprake van een stijgende lijn. Bovendien werd de twijfel over de geschiktheid van de aios niet gedeeld door de tweede ervaren opleider. Het hoofd heeft het hoofd van het opleidingsinstituut te ………. op 7 oktober 2014 schriftelijk verzocht of de aios door het opleidingsinstituut ……….. kon worden overgenomen. De geschillencommissie constateert op grond hiervan dat het hoofd op dat moment de aios nog opleidbaar achtte anders had zij een dergelijk verzoek niet gedaan. De aios is na 7 oktober 2014 niet meer in opleiding geweest. De geschillencommissie begrijpt dan ook niet dat het hoofd na de negatieve reactie van het hoofd van het opleidingsinstituut ………… tot de conclusie kon komen dat de aios niet opleidbaar zou zijn. Overigens merkt de geschillencommissie op dat de brief die het hoofd daarover op 7 oktober 2014 naar ……….. heeft gestuurd, toch enigszins insinuerend is en wellicht om die reden tot een afwijzing van het hoofd heeft geleid. Van zwaarwichtige redenen is evenmin sprake. Het vertrouwen tussen de aios en het opleidingsinstituut is geschaad, maar dit is geen zwaarwichtige reden om de opleiding te beëindigen. Hoewel dat door het hoofd ter zitting is gesteld, heeft zij niet aannemelijk kunnen maken dat de aios ook met anderen, dan het opleidingsinstituut, conflicten heeft. De geschillencommissie is dan ook van oordeel dat het hoofd in redelijkheid niet het besluit tot beëindiging van de opleiding heeft kunnen nemen.
46
5
10
15
20
De aios zal dan ook in de gelegenheid moeten worden gesteld haar opleiding voort te zetten, met dien verstande dat na zes maanden opleiding opnieuw een geschiktheidsoordeel moet volgen. Het is naar de keuze van de aios of voortzetting van de opleiding plaats vindt in ………… of bij een ander opleidingsinstituut. Indien de aios in ……….. een nieuwe start wil maken zal ze een andere groepsbegeleider moeten krijgen en een coaching traject moeten starten. Uitspraak De geschillencommissie oordeelt dat het hoofd ten onrechte de opleiding van de aios heeft beëindigd op 26 januari 2015 en bepaalt dat de aios in de gelegenheid moet worden gesteld haar opleiding voort te zetten in …………, zo de aios dat wenst, dan wel bij een ander opleidingsinstituut en dat na zes maanden opnieuw beoordeeld zal worden of de aios geschikt is de opleiding voort te zetten. Wanneer de opleiding in ………….. wordt voortgezet zal de aios een andere groepsbegeleider moeten krijgen en een coaching traject moeten starten. Aldus uitgebracht door: Mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mw. drs. J.H.M. Cox-Claessens, specialist ouderengeneeskunde en mw. drs. W.T.M. Enthoven, aios huisartsgeneeskunde, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris.
Namens de geschillencommissie
Utrecht, 22 juli 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
25
30
47
UITSPRAAK 15-63241 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het Reglement van Orde van de Geschillencommissie in het geschil tussen A, aios heelkunde, wonende te ……….., hierna te noemen de aios, bijgestaan door mevr. mr. E. Peters en de heer B, opleider heelkunde in het C te ………., hierna te noemen de opleider.
Verloop van de procedure Mevr. Peters heeft namens de aios op respectievelijk 2 april 2015 en op 18 mei 2015 een pro forma verzoekschrift en een verzoekschrift aan de Geschillencommissie voorgelegd over een geschil tussen de aios en de opleider. De opleider heeft een verweerschrift d.d. 3 juli 2015 ingediend. Op 18 augustus 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het mondelinge besluit van de opleider van 12 januari 2015, schriftelijk bevestigd op 13 januari 2015, waarbij de opleider heeft besloten de opleiding van de aios tot chirurg voortijdig te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het reglement van orde Geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CCMS, in werking getreden op 1 januari 2013 en het besluit heelkunde, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten De aios is in juli 2009 gestart met de opleiding heelkunde. De eerste maanden van de opleiding volgde zij in D. Zij werd ingezet op de IC en de SEH. De aios heeft haar opleiding vervolgens per januari 2010 voortgezet in E te ……... In april 2010 heeft een eerste voortgangsgesprek plaatsgevonden in E. De competenties werden met een voldoende beoordeeld. Wel werd opgemerkt dat de aios onrealistische verwachtingen had en ingrepen wilde doen waar zij als eerste jaars nog niet aan toe was. Er was reden voor extra studie. Het tweede voortgangsgesprek vond plaats in juli 2010. Ook nu werden de competenties met een voldoende beoordeeld. Wel werd opgemerkt dat de aios de opleiding met een passieve instelling volgde. De aios moest met terugwerkende kracht en proactief KKB’s en een 360 graden beoordeling als feedback verzamelen. Er was geen reden voor extra studie, extra begeleiding of een extra gesprek. Er bestond geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. In oktober 2010 vond een derde voortgangsgesprek plaats. De competenties werden met een voldoende beoordeeld. De aios volgde de opleiding inmiddels met een actieve instelling. Er was geen reden voor een extra gesprek, extra 48
5
10
15
20
25
30 35
40
45 50 55
begeleiding of extra studie. Er bestond geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. In februari 2011 vond een vierde voortgangsgesprek plaats. De competenties werden met een voldoende of ruim voldoende beoordeeld. Er was geen reden voor een extra gesprek, extra studie of extra begeleiding. Ook was er geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Eind maart 2011 vond een volgend voortgangsgesprek plaats. De meeste competenties werden met een voldoende beoordeeld. De keuze van het specialisme was vermoedelijk wel juist. Er werd opgemerkt dat de positie en zelfvertrouwen in de assistentengroep een punt van aandacht was. Er werd gewerkt aan het beeld van bij de groep horen en collegialiteit. Er was reden voor extra begeleiding. Geen reden voor een extra gesprek of extra studie of voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. De aios heeft zich op 19 april 2011 ziek gemeld in verband met burn out klachten. In de periode van juni tot augustus 2011 is de aios bezig geweest met reintegratie. In de periode van oktober 2011 tot 13 maart 2012 was de aios met zwangerschapsverlof. In juni 2012 heeft een beoordeling plaats gevonden. Er bestond kritiek op de communicatie van de aios, zowel inhoudelijk als haar stijl van communiceren. Ook speelden er ernstige problemen in de communicatie met de aiosgroep. Er had ziekteverzuim plaatsgevonden wegens een burn out. De aios toonde daarnaast een ernstige kennis en chirurgisch technische achterstand die niet leek te verbeteren. Ook hadden zich enkele incidenten in de zorg voor gedaan, waardoor het vertrouwen in de aios nog verder was geschaad. De aios had niet om een jaargesprek gevraagd. De aios werd niet geschikt geacht de opleiding voort te zetten. Een tweede beoordeling werd als alternatief genoemd. De opleider E heeft de RGS op 15 juni 2012 schriftelijk meegedeeld dat de opleiding van de aios in E werd beëindigd, maar dat besloten was een extern beoordelingstraject te laten plaatsvinden in C voor de duur van 3 maanden. De aios heeft haar opleiding per juni 2012 voortgezet in C. In juli 2012 vond een eerste voortgangsgesprek plaats in C. De aios werd op de meeste competenties met een voldoende beoordeeld. De aios moest haar bescheidenheid laten varen en moest meer laten zien wat ze met opereren zoal kon. Eind augustus 2012 vond een volgend gesprek plaats. Er waren positieve beoordelingen van de groep. De aios moest wel minder onzekerheid uitstralen. De aios scoorde voldoendes en ruim voldoendes op de competenties. Er was geen reden voor extra studie, een extra gesprek of extra begeleiding. Er was geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Eind oktober 2012 vond een voortgangsgesprek plaats. De beoordeling was voldoende. De aios werkte naar tevredenheid. Ze zou iets meer verantwoordelijkheid willen krijgen. De verwachting was dat zij haar opleiding voort zou kunnen zetten. Er was geen reden voor een extra gesprek, extra begeleiding of extra studie. Evenmin was er reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding.
In december 2012 vond de beoordeling na het derde opleidingsjaar plaats. De aios kon de opleiding voortzetten. De beoordeling was voldoende. Als verbeterpunten werden genoemd dat de aios minder afwachtend moest zijn en meer zelf moest beslissen. Er was geen reden voor een extra gesprek, extra studie of extra begeleiding. De beoordeling in maart 2013 was voldoende. De aios moest aan een totaal beeld en het totale beleid denken. Zij moest meer integreren in de groep. Er was geen reden voor extra studie, een extra gesprek of extra begeleiding. Ook geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding.
49
5 10
15
20
25
30
35
40
45
50
In juni 2013 heeft een voortgangsgesprek plaats gevonden. De aios boekte vooruitgang en groeide in het vak. Zij werd zelfstandiger en was gemotiveerd. Als verbeterpunten werd opgemerkt dat de communicatie echter beter moest, de aios moest bij de overdracht aan hoofd- en bijzaken denken. Zij moest chaos vermijden en voor overzicht zorgen. Daarnaast moest zij meer zelfverzekerdheid uitstralen. Er was geen reden voor extra studie of een extra gesprek. Er was wel reden voor extra begeleiding. De aios heeft de opleiders op 3 oktober 2013 via een e-mailbericht laten weten dat zij een communicatietraining had gevonden en of zij zich definitief voor deze cursus kon inschrijven. De aios was van 23 januari 2014 tot en met 15 mei 2014 met zwangerschapsverlof. Op 13 augustus 2014 heeft de aios een gesprek met de opleiders gehad. Tijdens dit gesprek hebben de opleiders te kennen gegeven dat ze de indruk hadden dat de aios te kort schoot op het gebied van communicatie. Van het gesprek is geen verslag gemaakt. In het najaar van 2014 heeft de aios twee gesprekken met de opleiders gehad, waarbij zij geconfronteerd werd met forse kritiek op haar functioneren. Van deze gesprekken zijn geen verslagen gemaakt, althans de aios heeft geen afschriften van deze verslagen ontvangen. De aios heeft in oktober 2014 een brief naar de opleidingsvergadering gestuurd, waarin ze heeft gereageerd op de feedback die zij heeft gekregen van haar opleiders. Zij deed een aantal voorstellen om haar functioneren te verbeteren. Gedurende de opleiding hebben veel KPB’s en OSATS plaatsgevonden. Op 11 januari 2015 hebben de opleiders te kennen gegeven de opleiding te beëindigen. Op 13 januari 2015 is een brief naar de aios gestuurd inzake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 16 februari 2015. De aios heeft op 20 januari 2015 een samenvatting ontvangen van de gevoerde besprekingen tussen de opleiders en aios gedurende de periode van 13 augustus 2013 tot 11 januari 2015.
Standpunt aios De aios is het niet eens met het besluit tot beëindiging van haar opleiding. Tot juni 2011 is het functioneren van de aios altijd als voldoende beoordeeld. De beoordeling in juni 2012, drie maanden na haar zwangerschapsverlof en een periode van ziekte, was zeer negatief. Zij had door haar afwezigheid een achterstand opgelopen en had in de korte periode na haar verlof geen reële kans gehad om zich te laten zien. Zij heeft haar opleiding daarna voortgezet in C. Het eerste halfjaar is haar functioneren nauwlettend en intensief gevolgd. De opleider was overwegend positief over haar functioneren en zij kon na een half jaar haar opleiding vervolgen. In maart 2013 was de beoordeling positief en in juni 2013 was er nog sprake van groei, maar kreeg de aios ook verbeterpunten mee. Er bestond geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Na het gesprek in juni 2013 heeft er geen voortgangsgesprek meer plaatsgevonden. Na een onderbreking van de opleiding in verband met zwangerschaps- en bevallingsverlof hebben in het najaar van 2014 twee gesprekken plaats gevonden met de opleiders. Tijdens deze gesprekken heeft de aios te horen gekregen dat zij niet goed zou functioneren. Er is toen niet over een verbeterplan gesproken of op welke manier de aios haar functioneren zou kunnen verbeteren. Van deze gesprekken zijn geen verslagen gemaakt. Naar aanleiding van deze gesprekken heeft de aios in oktober 2014 zelf een aantal verbetervoorstellen gedaan. Zij stelde voor om haar meer trauma operaties te laten doen en een verlenging van de opleiding in C. Hier werd echter niet op ingegaan. Er is geen sprake geweest van een geïntensiveerd begeleidingstraject. Ook in E heeft geen geïntensiveerd begeleidingstraject plaats gevonden.
55
50
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt is om de opleiding voort te zetten. Dit standpunt wordt door de opleidingsgroep gedeeld. De aios heeft het eerste deel van de opleiding in E gevolgd. Zij werd daar niet geschikt bevonden om de opleiding voort te zetten. Er is toen een tweede beoordelingstraject, een geïntensiveerd begeleidingstraject, in C gestart. Na zes maanden was er geen aanleiding de opleiding te beëindigen en kon de aios de opleiding in C voortzetten. Gedurende de opleiding bleek dat de aios geen zelfinzicht heeft, niet stressbestendig is, geen overzicht heeft ten aanzien van alle handelingen die de chirurgische zorg betreffen, haar chirurgische handvaardigheid onder de maat is en er belangwekkende communicatie problemen zijn. De opleiders hebben de aios geadviseerd een communicatietraining te volgen en dat heeft zij ook gedaan. Zij heeft hierover geen terugkoppeling gegeven. Vanaf de tweede helft van 2014 hebben er meerdere intensieve gesprekken met de aios plaatsgevonden. Er waren veel klachten over het functioneren van de aios. Dit is tijdens de gesprekken aan de orde gekomen. Tijdens de gesprekken is de aios daarnaast te kennen gegeven dat getwijfeld werd over haar geschiktheid voor de opleiding. De opleiders probeerden de aios het inzicht te geven dat het beter voor haar zou zijn dat zij zou stoppen met de opleiding. Zij adviseerden de aios ook daarover met collega’s te praten. De verslagen van deze gesprekken zijn naar de aios gestuurd. De aios mocht de kinderchirurgie laten vallen en zij kon het aantal OK’s met haar collega’s regelen. Bevoegdheid Geschillencommissie Voordat een geschil aan de Geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde Geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie van de betreffende instelling voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of één van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de Geschillencommissie worden voorgelegd. De opleider heeft de opleiding op 12 januari 2015 beëindigd. De aios heeft het geschil op 6 februari 2015, en dus tijdig, aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. Op 27 maart 2015 heeft de voorzitter van de centrale opleidingscommissie de aios laten weten dat de bemiddelingspoging niet was gelukt. De aios heeft vervolgens binnen veertien dagen het geschil aan de Geschillencommissie voorgelegd. De Geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek 51
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. Voor een geïntensiveerd begeleidingstraject wordt het individueel opleidingsplan bijgesteld. Het opleidingsplan vermeldt de doelen van en de voorwaarden waaronder het geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsvindt, de termijn en de wijze waarop ontwikkeling van de aios wordt beoordeeld. Er vindt één geïntensiveerd begeleidingstraject per opleiding plaats. Om bijzondere omstandigheden kan de opleider besluiten een tweede begeleidingstraject (niet aansluitend) te laten plaatsvinden.
De aios is in juli 2009 met de opleiding heelkunde gestart. De eerste zes maanden van de opleiding volgde zij in D. Er hebben voortgangsgesprekken plaatsgevonden, maar deze zijn niet gedocumenteerd. Vanaf 1 januari 2010 vervolgde aios haar opleiding in E. Overeenkomstig de regelgeving hebben iedere drie maanden voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De betreffende formulieren werden ingevuld. Het functioneren van de aios was voldoende. Er werden wel aandachtspunten genoemd. Tijdens het voortgangsgesprek van maart 2011 werd geconstateerd dat de aios extra begeleiding nodig had. Niet veel later heeft de aios zich ziek gemeld, waarna een periode van reintegratie volgde en bijna aansluitend ging de aios met zwangerschaps- en bevallingsverlof. Drie maanden na afloop van haar verlof werd aios tijdens het beoordelingsgesprek van juni 2012 niet geschikt bevonden de opleiding voort te zetten. De aios kon na bemiddeling van de centrale opleidingscommissie de opleiding voortzetten in D in de vorm van een beoordelingstraject van drie maanden. De aios betwist dat vervolgens een geïntensiveerd begeleidingstraject heeft plaatsgevonden. Volgens de opleider is dit wel het geval geweest. De Geschillencommissie constateert dat uit de stukken niet blijkt dat toen de aios haar opleiding in C voortzette, het individueel opleidingsplan is bijgesteld met vermelding van de doelen van en de voorwaarden waaronder het begeleidingstraject zou plaatsvinden, zoals beschreven in artikel B.22 Kaderbesluit. Gedurende het eerste half jaar hebben in MMC vier gedocumenteerde voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Na zes maanden werd aangegeven dat de aios haar opleiding kon voortzetten. Hoewel er na drie maanden geen expliciete geschiktheidsbeoordeling heeft plaatsgevonden, maar deze pas plaats vond na zes maanden, kan wel geconstateerd worden dat de aios gedurende de eerste zes maanden in C intensief is gevolgd. Tot juni 2013 hebben in C de vereiste voortgangsgesprekken plaatsgevonden. De beoordelingen waren voldoende, al werden er wel enkele aandachtspunten genoemd, zoals communicatie. Er was geen reden voor extra studie, begeleiding of een extra gesprek. Ook bestond er geen reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. In juni 2013 was er voor het eerst reden voor extra begeleiding, er waren toen ook meerdere aandachtspunten. De aios werd in de gelegenheid gesteld een communicatietraining te volgen. Vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof werd de opleiding vier maanden onderbroken. Nadat de aios haar opleiding had voortgezet, hebben er verschillende gesprekken tussen de aios en de opleiders plaatsgevonden. Van deze gesprekken zouden
52
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
verslagen zijn, doch deze zijn niet bij de stukken gevoegd. De aios betwist dat zij verslagen zou hebben ontvangen. De opleider heeft wel een samenvatting overgelegd van de periode dat de aios in opleiding in C was. Daarmee heeft de opleider echter niet aannemelijk gemaakt dat van elk afzonderlijk gesprek een verslag is gemaakt en naar de aios is gestuurd. Ter zitting en ook uit de stukken is echter wel gebleken dat tijdens deze gesprekken de opleiders niet positief zijn geweest over het functioneren van de aios. Naar aanleiding hiervan heeft de aios een voorstel tot het verbeteren van haar functioneren gedaan. Dit voorstel heeft zij via een e-mailbericht aan haar opleider gericht. De opleider heeft daar niet op gereageerd. De Geschillencommissie stelt vast dat er sinds juni 2013 geen formeel voortgangsgesprek meer heeft plaatsgevonden, zoals volgens artikel B.14 Kaderbesluit is vereist. Er hebben wel gesprekken plaatsgevonden, nadat de aios haar opleiding had hervat na het zwangerschaps-en bevallingsverlof, doch deze gesprekken zijn onvoldoende gedocumenteerd. De aios ontkent niet dat zij een periode minder goed heeft gefunctioneerd en dat zij is gewezen op haar tekortkomingen. Zij stelt echter dat niet is gesproken over het verbeteren van haar functioneren, terwijl zij daartoe wel een voorstel heeft gedaan. Ook is haar geen geïntensiveerd begeleidingstraject aangeboden. Wat het geïntensiveerd begeleidingstraject betreft is de Geschillencommissie van oordeel dat artikel B.22 de mogelijkheid van een geïntensiveerd begeleidingstraject biedt, doch dat dit geen recht is. Echter indien een opleider tekortkomingen in het functioneren van een aios signaleert, zoals bij deze aios, ligt het op de weg van de opleider dit met de aios te bespreken en de aios intensiever te begeleiden, zodat de aios haar functioneren kan verbeteren. De opleider heeft ter zitting weliswaar aangegeven dat er intensieve gesprekken met de aios hebben plaatsgevonden over haar functioneren, maar hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de aios (intensieve) begeleiding heeft gekregen om haar functioneren te verbeteren. Er zijn geen verslagen van de gesprekken die in 2014 hebben plaatsgevonden, ook anderszins is niet van extra begeleiding gebleken. De Geschillencommissie is dan ook van oordeel dat de aios onvoldoende in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren. De aios zal daarom die gelegenheid alsnog moeten krijgen gedurende een periode van zes maanden, in de vorm van een geïntensiveerd begeleidingstraject. Na zes maanden zal opnieuw een geschiktheidsoordeel plaatsvinden. Nu de aios reeds is gestart met een reïntegratietraject in D en dit volgens de aios positief verloopt, ligt het voor de hand dat het geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsvindt in D. Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat de opleider op 12 januari 2015 ten onrechte heeft besloten de opleiding van de aios te beëindigen en verklaart het verzoek van de aios gegrond. De Geschillencommissie bepaalt dat de aios in de gelegenheid moet worden gesteld de opleiding voort te zetten in een andere opleidingsinrichting, bij voorkeur D, waarbij gestart zal worden met een geïntensiveerd begeleidingstraject van 6 maanden, overeenkomstig artikel B.22 Kaderbesluit. Aan het eind van deze periode wordt opnieuw beoordeeld of de aios al dan niet geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten.
53
Aldus uitgebracht door: De heer mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), de heer dr. J.P. Snellen, chirurg en mevr. drs. A.G.M. van Boxtel, aios cardio thoracale chirurgie, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. 5 Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 1 september 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel, voorzitter
mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
10
54
UITSPRAAK 15-63242 beëindiging opleiding
5
10
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios specialisme ouderengeneeskunde, wonende te ………., hierna te noemen de aios, bijgestaan door mw. mr. F. Madani en B, hoofd Vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde, hierna te noemen het hoofd, bijgestaan door mw. mr. M.E.F. Bots.
15
20
Verloop van de procedure Op 22 mei 2015 heeft mw. Madani namens de aios een verzoekschrift ingediend bij de geschillencommissie, waarbij zij een geschil tussen de aios en het hoofd aan de geschillencommissie heeft voorgelegd. Op 16 juli 2015 heeft mw. Bots namens het hoofd een verweerschrift ingediend. Op 28 augustus 2015 heeft mw. Madani namens de aios schriftelijk gereageerd op het verweerschrift en nog nadere producties overgelegd. Op 8 september 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt.
25 Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van het hoofd van 18 maart 2015 om de opleiding van de aios per 1 mei 2015 te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. 30
35
40
45
50
55
Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: o Regeling specialismen en profielen geneeskunst. o Kaderbesluit CHVG o Besluit specialisme ouderengeneeskunde o Protocol toetsing en beoordeling o Reglement van orde van de Geschillencommissie Feiten De aios is op 1 maart 2012 gestart met de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde. Het eerste jaar volgde de aios een verpleeghuisstage. Op 31 mei 2012 heeft een educatieve beoordeling plaatsgevonden door de beide docenten. De aios werd geschikt bevonden de opleiding volgens planning voort te zetten. Op 14 juni 2012 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek zijn organisatie en communicatie als zwakke punten genoemd. Op 13 januari 2013 heeft een selectieve beoordeling plaatsgevonden door de stageopleider. De aios werd op alle competenties met een voldoende beoordeeld. Het advies van de stageopleider aan het hoofd was dat de aios kon doorgaan met de opleiding. Er was veel bereikt in met name het tweede half jaar. Er zijn wel aandachtspunten geformuleerd: multitasken en het verder ontwikkelen van afstand nemen van de inhoud als het proces niet goed loopt en daar dan eerst aandacht aan gaan besteden. In het eerste jaar hebben KPB’s en een 360 graden feedback plaatsgevonden. De meeste KPB’s waren voldoende tot goed, er was een onvoldoende en vijf 55
5
10
15 20
25
30
35
40
45
50
55
waren matig. Er werden punten genoemd die goed gingen maar ook verbeterpunten. Het supervisie toetsformulier is op 21 februari 2013 ingevuld. De aios werd op alle punten met een voldoende beoordeeld. Zij had de leerdoelen van supervisie behaald. De aios heeft de opleiding van 1 maart 2013 tot 1 maart 2014 onderbroken wegens arbeidsongeschiktheid. De aios heeft van 1 maart 2014 tot 1 september 2014 de GGZ stage (ambulante psychogeriatrische zorg) gevolgd. Op 7 mei 2014 heeft een educatieve beoordeling door de stageopleider plaats gevonden. Het medisch handelen en kennis en wetenschap waren goed. Het time management kon beter en de aios moest oefenen op het begrenzen van zeer breedsprakerige patiënten. De communicatie was respectvol en de aios had een prettige houding naar patiënten. De aios was wel suggestief in plaats van exploratief in contact/anamnese. Zij moest letten op discrepantie non-verbale expressie en inhoud gesprek. Deze punten werden ook als verbeterpunten meegegeven en zouden opgenomen worden in het IOP. Op 15 mei 2014 heeft een educatieve beoordeling door de docent plaatsgevonden. Op het gebied van medisch handelen had de aios veel geleerd. Het samenwerken ging goed. De aios stelde zich kwetsbaar, toetsbaar en leerbaar op. Als aandachts- en verbeterpunten werden met betrekking tot communicatie genoemd, de verbale-non verbale symmetrie. De aios was goed leerbaar. De verbeterpunten ten aanzien van medisch handelen en non verbale communicatie moesten in het IOP worden meegenomen. Op 19 augustus 2014 heeft een educatieve beoordeling plaats gevonden door de stage opleider van de GGZ stage. De aios had een goede groei doorgemaakt. Aandachtspunten waren communicatie en organisatie. De aios moest gebruik maken van de (non) verbale signalen die patiënten uitzenden en meer empathisch reageren. Het time management bleef aandacht vragen. De aios is op 1 september 2014 gestart met de ziekenhuisstage van een half jaar. In de periode tot 1 december 2014 liep zij stage op de afdeling neurologie. Op 1 november 2014 heeft de stageopleider een gesprek met de aios gehad naar aanleiding van een incident. Op 21 november november 2014 heeft een educatieve beoordeling plaatsgevonden door de stageopleider. Het verslag is op 17 december 2014 opgesteld. Op 1 december 2014 zette de aios de ziekenhuisstage voort op de afdeling interne geneeskunde. Zij werkte hier iedere maand op een andere afdeling en kreeg steeds een andere supervisor. Op 17 december 2014 vond een educatieve beoordeling neurologie plaats door de stageopleider. De aios werd op alle competenties met een voldoende beoordeeld. Alleen de communicatie was onvoldoende. De aios miste niet alleen door enige taalbarrière geregeld zaken maar ook op andere vlakken. Dit was dan ook een verbeterpunt dat in het IOP moest worden meegenomen. Op 18 december 2014 heeft een selectieve beoordeling plaats gevonden door de docent. De competenties medisch handelen, communicatie, organisatie en professionaliteit werden met een twijfelachtig beoordeeld. De overige competenties waren voldoende. De aios had tijdens het onderwijs niet genoeg inbreng gehad om het medisch handelen te kunnen beoordelen. De aios was breedsprakig in haar communicatie en had moeite om to-the-point te komen. Er werd geen verbetering in gezien. Timemanagement werd als belangrijk leerpunt gezien en het was de vraag of de aios vooruitgang boekte. De aios leek de ernst van de aangegeven leerpunten onvoldoende in te schatten. De aios had gebrek aan zelfreflectie. De leerbaarheid was twijfelachtig. Het advies van de docent aan het hoofd was dat er twijfel bestond over de voortgang van de opleiding. Er werd geen groei gezien in de competentieontwikkeling van de aios.
56
5
10
15 20
25 30
35
40
45
50
55
Op 22 december 2014 heeft een overdrachtsgesprek in het ziekenhuis plaatsgevonden, waarbij de opleider neurologie, de opleider interne geneeskunde en de stagecoördinator van het instituut aanwezig waren. De aios was ziek. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Blijkens het verslag ging het de eerste acht weken goed, daarna kwamen er signalen dat zaken toch niet goed verliepen. De communicatie met de aios verliep moeizaam. De zorgen van de stageopleider werden door de docent gedeeld. De aios kon niet to-the-point komen of vragen concreet maken. De aios had tijdens het kennismakingsgesprek haar portfolio niet laten inzien en ook geen leerdoelen opgesteld. De aios heeft een afschrift van dit verslag op 12 maart 2015 ontvangen. Op 12 januari 2014 heeft een educatieve beoordeling door de stageopleider interne geneeskunde plaatsgevonden. De aios had onvoldoende basis kennis en had moeite hoofd- en bijzaken te onderscheiden en overzicht te krijgen van de patiënt. Het taalbegrip was te beperkt waardoor veel informatie verloren ging. De kennis en wetenschap was onvoldoende. Timemanagement was moeizaam. Haar professionaliteit was goed. Op 29 januari 2015 heeft een educatieve beoordeling plaats gevonden door de docent. De aios was erg breedsprakig in haar communicatie. Zij kwam slecht tothe-point in een gesprek en had moeite met het stellen van concrete vragen. Haar inbreng sloot niet altijd aan op hetgeen op dat moment in de groep werd besproken. Zij kwam vaak te laat op terugkomdagen. Wat professionaliteit betrof legde de aios bij ontstane problematiek de verantwoordelijkheid vaak bij anderen; de aios moest meer naar zichzelf kijken. Haar leerbaarheid werd twijfelachtig geacht omdat op de competentie communicatie vooralsnog geen verbetering werd gezien. Het werk in de praktijk zoals werd ingebracht tijdens het onderwijs was matig. Op 17 februari 2015 heeft een selectieve beoordeling door de stageopleider interne geneeskunde plaatsgevonden. Het medisch handelen was op het niveau van een beginnende aios. De communicatie was niet to-the-point zowel in overdracht, patiëntencasuspresentatie en in een brief. Haar organisatie was door overzichtsverlies moeizaam. Aandachtspunten waren organisatie, overzicht en medisch handelen. De leerbaarheid was twijfelachtig. De stageopleider vond de competentie ontwikkeling van de aios onvoldoende. Het advies aan het hoofd was dat er twijfel bestond over de voortgang van de opleiding. Op 23 februari 2015 heeft de aios een gesprek met het hoofd gehad. Tijdens dit gesprek heeft het hoofd de aios meegedeeld de opleiding per 1 mei 2015 te beëindigen. In het tweede opleidingsjaar hebben KPB’s plaatsgevonden. De meeste beoordelingen waren voldoende tot goed. Er werden ook aandachtspunten genoemd.
Standpunt aios De aios is het niet eens met het oordeel van het hoofd dat zij niet geschikt zou zijn de opleiding voort te zetten. Het besluit tot beëindiging van de opleiding kwam geheel onverwacht. De aios heeft nooit een signaal ontvangen dat zij moest vrezen voor een eventuele beëindiging van de opleiding. Tot december 2014 leek er nog niets aan de hand met het functioneren van de aios. Haar professionele gedrag en professionele houding zijn in de beoordelingen nooit onderwerp van discussie geweest. Zij heeft altijd goede beoordelingen gehad. Alleen de beoordelingen in januari en februari 2015 waren onvoldoende. Nu deze beoordelingen sterk afwijken van eerdere beoordelingen kon volgens de aios het hoofd niet in redelijkheid tot de beslissing komen de opleiding van de aios te beëindigen. De aios heeft niet de kans gekregen haar competenties te verbeteren, al dan niet in een extra begeleidingstraject. Op 22 december 2014 heeft een zogenoemd 4-gesprek plaatsgevonden, in afwezigheid en zonder medeweten van de aios. Het doel van dit gesprek was voor de aios onduidelijk, ook was de uitkomst van dit gesprek niet met de aios gecommuniceerd. 57
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Volgens de aios zijn de beoordelingen die na dit gesprek volgden in negatieve zin beïnvloed door dit gesprek. Doordat de docent haar zorgen in het 4-gesprek uitvoerig heeft gedeeld met de stageopleiders die de aios nog moesten beoordelen is afbreuk gedaan aan het uitgangspunt dat de aios beoordeeld moet worden door de stageopleiders en de docent afzonderlijk van elkaar. De aios heeft op 15 maart 2015 een verslag van dit gesprek ontvangen. Een aantal punten in dit verslag worden door de aios als zeer suggestief ervaren. De aios heeft daarnaast geen enkele vorm van extra begeleiding gekregen, toen bleek dat de beoordeling van de stage interne geneeskunde onvoldoende was. De aios voerde voorts aan dat volgens het opleidingsplan de opleidingsgroep tijdens de instituutsdagen door twee groepsdocenten, een specialist ouderengeneeskunde en een gedragswetenschapper moet worden begeleid. In de laatste maanden werd de opleidingsgroep slechts begeleid door één groepsdocent, niet zijnde een specialist ouderengeneeskunde. De aios heeft hierdoor begeleiding gemist op het gebied van medisch inhoudelijke verdieping. Met twee groepsdocenten was een objectieve begeleiding van de aios beter gewaarborgd. Standpunt hoofd Het hoofd stelt zich op het standpunt dat hij de aios in haar tweede opleidingsjaar herhaaldelijk heeft gewezen op haar tekortkomingen betreffende communicatieve vaardigheden, medisch handelen en haar organisatievermogen en dat zij deze punten diende te verbeteren. Die kans is de aios geboden. Er zijn diverse extra gesprekken met de aios gevoerd. Zij heeft ook de nodige extra begeleiding gekregen en haar zijn diverse adviezen en verbetertips verstrekt. De aios was echter onvoldoende leerbaar en in staat tot zelfreflectie. Zij paste haar leerdoelen ook niet aan in het IOP. De aios was op de hoogte van het gesprek van 22 december 2014. Het hoofd is van mening dat gezien de onvoldoende beoordeling van de competentieontwikkeling en het feit dat de competenties medisch handelen, kennis en wetenschap twijfelachtig tot onvoldoende waren beoordeeld en de competenties communicatie, organisatie en leerbaarheid twijfelachtig, hij niet anders kon concluderen dan dat de opleiding van de aios niet kon worden voortgezet. Voor het aanbieden van een EBT is vereist dat de verwachting reëel is dat inderdaad redelijkerwijs op korte termijn verbetering zal kunnen worden bereikt. Daarvan is geen sprake. De competenties medische inhoud en kennis en wetenschap zullen niet binnen 3 maanden tot een voldoende niveau verbeterd zijn. Daarnaast was de competentieontwikkeling onvoldoende beoordeeld, op grond waarvan een EBT niet aan de orde kan zijn. In de periode dat de docent specialist ouderengeneeskunde was uitgevallen, heeft een klinisch geriater het medisch inhoudelijk onderwijs van betreffende docent overgenomen. Hij acht de aios niet geschikt om de opleiding voort te zetten. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van de opleider aan een mediator ter bemiddeling voor. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. De opleider heeft bij besluit van 18 maart 2015 de opleiding van de aios beëindigd. De aios heeft op 30 maart 2015, binnen vier weken na het besluit van het hoofd, aangegeven het niet eens te zijn met het besluit en een verzoek tot bemiddeling gedaan. De mediator heeft op 13 mei 2015 laten weten dat het geschil niet bemiddelbaar is. De aios heeft vervolgens binnen twee weken en dus tijdig, het geschil aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het verzoekschrift in behandeling te nemen 58
Overwegingen
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Artikel B.2 van het Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding gericht is op het bereiken van door het CHVG vastgestelde competenties en specialisme gebonden competenties. De algemene competenties worden in dit artikel beschreven, de specifieke competenties worden beschreven in het Besluit specialisme ouderengeneeskunde. De structuur en de inhoud van de opleiding worden beschreven in respectievelijk artikel B.1 en B.2 van het Besluit specialisme ouderengeneeskunde. Artikel B.4 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. De toetsing en beoordeling moeten voldoen aan het Protocol toetsing en beoordeling. Artikel B.0 Besluit specialisme ouderengeneeskunde bepaalt dat de duur van de opleiding drie jaar bedraagt en ononderbroken wordt gevolgd. Op grond van artikel B.4 lid 3 sub b Kaderbesluit voert het opleidingsinstituut ten minste twee keer per jaar een educatieve beoordeling uit. Op grond van sub c voert het opleidingsinstituut aan het eind van het eerste jaar, het tweede jaar en ten minste drie maanden voor het eind van de opleiding een selectieve beoordeling uit. De beoordeling leidt tot een door het hoofd te nemen beslissing of de opleiding al dan niet volgens het scholingsprogramma kan worden voortgezet, onder voorwaarden kan worden voortgezet of niet kan worden voortgezet. In het Protocol toetsing en beoordeling wordt de toetsing, beoordeling en besluitvorming tijdens de opleiding beschreven. In het eerste en tweede jaar van de opleiding vinden ten minste twee educatieve beoordelingen plaats. Op basis van de educatieve beoordelingen van de stageopleider en de docent brengt de docent aan het eind van het jaar een advies uit aan het hoofd over de geschiktheid van de aios. Op basis hiervan neemt het hoofd een beslissing over het al dan niet voortzetten van de opleiding. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid van de aios of andere zwaarwichtige redenen. De aios is op 1 maart 2012 gestart met de opleiding. In het eerste jaar hebben educatieve beoordelingen plaatsgevonden en aan het eind van het jaar werd de aios geschikt bevonden om de opleiding voort te zetten. Zij kon de opleiding zonder voorwaarden voortzetten. Er werden wel aandachtspunten genoemd: multitasken en het verder ontwikkelen van afstand nemen van de inhoud als proces niet goed loopt en daar dan eerst aandacht aan gaan besteden. Na een jaar onderbreking van de opleiding wegens arbeidsongeschiktheid, zette de aios haar opleiding voort. Het eerste half jaar volgde de aios een stage in de ambulante psychogeriatrische zorg. Tijdens deze periode hebben educatieve beoordelingen plaatsgevonden door de opleider en door de docent. De beoordelingen waren positief, wel werden er aandachtspunten genoemd ten aanzien van communicatie en time management. De aios vervolgde daarna de opleiding met de ziekenhuisstage. Eerst drie maanden neurologie en vervolgens drie maanden interne geneeskunde, waarbij zij iedere maand op een andere afdeling kwam en daarom ook steeds een andere supervisor had. Ook tijdens de ziekenhuisstage hebben educatieve en selectieve beoordelingen plaatsgevonden. De geschillencommissie stelt vast dat de beoordelingsprocedure overeenkomstig de regelgeving heeft plaatsgevonden. De geschillencommissie stelt voorts vast dat de beoordelingen tot december 2014 positief waren. Er werden wel aandachtspunten geformuleerd en dan met name op het gebied van communicatie. In december 2014 werd de competentie communicatie door de stageopleider neurologie voor het eerst als onvoldoende beoordeeld, de overige competenties waren voldoende. In diezelfde zelfde maand vond een selectieve beoordeling door de docent plaats. Vier competenties werden als twijfelachtig beoordeeld, de overige competenties waren voldoende. De docent oordeelde dat er twijfel bestond over de voortgang van de opleiding. 59
5
10
15
In januari 2015 was de beoordeling door de stageopleider interne geneeskunde onvoldoende. Er werd getwijfeld aan de leerbaarheid van de aios en de competentie ontwikkeling was onvoldoende. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat de beëindiging van de opleiding voor de aios onverwacht kwam. Tijdens de stage interne geneeskunde bleek voor het eerst dat het functioneren van de aios onvoldoende was. Deze stage van drie maanden was in korte perioden opgeknipt met steeds andere visitatoren, waardoor het naar het oordeel van de geschillencommissie, voor de aios ook lastig was haar functioneren te verbeteren zonder extra begeleiding of op een op verbetering gericht traject. Uit de stukken, noch uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is gebleken dat de aios eerder dan in december signalen had ontvangen dat het niet goed zou gaan. Er zijn wel steeds aandachtspunten genoemd, maar uit de beoordelingen tot december 2014 blijkt niet dat er enige twijfel bestond over het functioneren van de aios of dat de aios onvoldoende zou functioneren. De aios heeft als gevolg van voornoemde omstandigheden geen of nauwelijks kans gehad zich te verbeteren naar aanleiding van de voor het eerst in december 2014 geconstateerde tekortkomingen.
20 De aios heeft in verband met de geconstateerde tekortkomingen ook geen extra begeleiding gekregen om haar functioneren te verbeteren.
25
30
35
40
De geschillencommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat het hoofd in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten de opleiding te beëindigen. Uit de stukken noch ter zitting is gebleken dat de aios op deze competenties dermate ernstig te kort schoot of dat er medische missers hadden plaatsgevonden op grond waarvan direct na de eerste onvoldoende een besluit om de opleiding te beëindigen gerechtvaardigd zou kunnen zijn. Naar het oordeel van de geschillencommissie zal de aios op grond van het vorenstaande in de gelegenheid moeten worden gesteld haar opleiding bij een ander opleidingsinstituut voort te zetten. Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat het hoofd ten onrechte heeft besloten de opleiding van de aios te beëindigen en bepaalt dat de aios haar opleiding bij een ander opleidingsinstituut kan voortzetten. Aldus uitgebracht door: Mr. C.J. de Boer (voorzitter), drs. A. Jans, arts voor verstandelijk gehandicapten en mw. drs. S. Fischer, aios geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten, in tegenwoordigheid van mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 28 september 2015
mr. C.J. de Boer, voorzitter
mw. mr. J.E.D. de Planque secretaris
45
60
UITSPRAAK 15-63243 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Van De geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios orthopedie, wonende te ………., hierna te noemen de aios en B, opleider orthopedie bij C te ………. hierna te noemen de opleider.
Verloop van de procedure Op respectievelijk 22 juni 2015 en 15 juli 2015 heeft mw. mr. Teklenburg namens de aios een pro forma en een aanvullend verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend, waarbij zij een geschil tussen de aios en de opleider aan de geschillencommissie heeft voorgelegd. De opleider heeft op 12 augustus 2015 een verweerschrift ingediend. Op 8 september 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van de opleider van 29 mei 2015 tot beëindiging van de opleiding orthopedie van de aios, schriftelijk bevestigd op 3 juni 2015. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het Kaderbesluit CCMS, zoals gewijzigd en in werking getreden op 1 juli 2014. Het besluit orthopedie, in werking getreden op 1 januari 2011. Het Reglement van Orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013. Feiten De aios is op 1 januari 2013 gestart met de opleiding orthopedie, na anderhalf jaar vooropleiding heelkunde. Het eerste jaar van de opleiding orthopedie volgde hij in D. Op 10 april 2013 heeft het eerste voortgangsgesprek plaatsgevonden. Er was reden voor extra studie, het aanwijzen van een andere supervisor, een extra gesprek, extra begeleiding en reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Op 10 juli 2013 heeft het tweede voortgangsgesprek plaatsgevonden. Ondanks verbetering was het algehele niveau van de aios ruim minder dan dat van andere aios in dezelfde opleidingsfase. Er bestond nog steeds reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Op 17 oktober 2013 heeft het derde voortgangsgesprek plaatsgevonden. Ook nu werd geconstateerd dat de aios nog ernstig onder voldoende niveau presteerde. Er is gesproken over beëindiging van de opleiding na het eerste opleidingsjaar. De aios beschouwde de omgeving als veilig en stimulerend. De aios werd geadviseerd na te denken over andere minder veeleisende en meer passende
61
5 10
15
20
25
30
35
40
45
50
specialismen of algemeen medische activiteiten. De aios gaf echter aan vooralsnog alleen aan een orthopedische carrière te denken. In januari 2014 is de aios gestart met de perifere stage. Op 6 juni 2014 heeft het eerste voortgangsgesprek tijdens de perifere stage plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is aangegeven dat er twijfel bestond over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. De aios kwam soms inhoudelijk te kort en was onzeker. Op 26 november 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij de aios, opleider en waarnemend opleider aanwezig waren. Het gesprek vond plaats naar aanleiding van een mail d.d. 19 november 2014 van het verpleegkundig hoofd waarin het functioneren van de aios ter discussie werd gesteld. Tijdens het gesprek werd besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. De ter discussie staande competenties waren samenwerking, communicatie en medisch handelen ten aanzien van medicatiefouten. De einddatum van het traject was 31 maart 2015. Half januari 2015 zou een tussentijds gesprek plaatsvinden. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. De aios heeft op 5 december 2015 schriftelijk gereageerd op het voortgangsgesprek van 26 november 2015. Het geïntensiveerd begeleidingstraject is op 8 december 2014 gestart. De opleider heeft het begeleidingstraject niet gemeld bij de RGS, na daarover contact te hebben gehad met de RGS. De aios kreeg begeleiding van het hoofd medische opleidingen, tevens psycholoog, opdat er minder chaos in het hoofd van de aios moest komen en dat hij zich moest leren focussen op inhoudelijke zaken. Op 10 maart 2015 heeft een tussentijdse beoordeling plaatsgevonden. Er was sprake van vooruitgang maar er was nog wel reden te twijfelen aan het voortzetten van de opleiding. Het geïntensiveerd begeleidingstraject werd verlengd tot 31 mei 2015. Op 29 mei 2015 heeft de aios een gesprek gehad met de opleider, een lid van de opleidingsgroep en het hoofd medische opleidingen. Tijdens dit gesprek is de aios meegedeeld dat hij niet geschikt is om de opleiding voort te zetten. De aios was het hier niet mee eens en legde het geschil voor aan de centrale opleidingscommissie.
Standpunt aios De aios stelt zich op het standpunt dat de opleider in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot het voortijdig beëindigen van de opleiding. Er heeft een geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsgevonden, maar hierbij is volgens de aios onvoldoende uitvoering gegeven aan de verplichtingen genoemd in artikel B.22 Kaderbesluit. De doelen van en voorwaarden waaronder het traject zou plaatsvinden en de wijze van beoordeling zijn onvoldoende geconcretiseerd. In het gespreksverslag van 26 november 2014 is opgenomen dat de competenties samenwerking, communicatie en aangaande medisch handelen (medicatiefouten) ter discussie staan. Het voortgangsgesprek heeft pas op korte termijn voor het aflopen van het in eerste instantie beoogde traject, plaatsgevonden. Toen is de aios ook pas geïnformeerd over de uitbreiding van het traject, in die zin dat op de competentie medisch handelen ook de aspecten snijvaardigheid en het daartoe vereiste inzicht verbetering zouden behoeven. Indien de aios dat eerder had geweten dan had hij meer tijd gehad om zijn vaardigheden te verbeteren. Daarnaast is de exposure onder de maat gebleven en is niet noemenswaardig toegenomen tijdens het geïntensiveerde begeleidingstraject, waardoor hem onvoldoende de mogelijkheid is geboden aan de competentie te werken. De aios verdient derhalve nog een kans alvorens een definitief oordeel wordt geveld over zijn geschiktheid en het al dan niet beëindigen van de opleiding.
55
62
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat al tijdens het eerste deel van de opleiding orthopedie, in D, twijfel bestond over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. Voor aanvang van de perifere stage heeft hij een mondelinge overdracht gekregen van de opleider uit D. Bij deze overdracht kreeg hij te horen dat er ernstige twijfel was over de geschiktheid van de aios maar dat de staf vond dat de aios nog een kans moest krijgen. Hij heeft deze overdracht niet met de opleidersgroep gedeeld. Al vrij snel was er kritiek op het kennisniveau, de handvaardigheid op de OK en het niet goed voorbereiden van operaties. Tijdens het voortgangsgesprek werd aangegeven dat er twijfel was over zijn geschiktheid. De opleider ontving een mail van de teamleider met ernstige kritiek op het functioneren van de aios. Deze mail in samenhang met eerdere beoordelingen vormde aanleiding tot het starten van een geïntensiveerd begeleidingstraject. Tegelijkertijd kreeg de aios begeleiding van het hoofd medische opleidingen en wetenschap. Het doel hiervan was dat de aios zich moest leren focussen op inhoudelijke zaken. De aios werd zo veel mogelijk ingedeeld bij een staflid dat erg gericht is op het opleiden en een breed palet aan ingrepen heeft. De opleider kreeg regelmatig teruggekoppeld dat er ernstige twijfel was over de vaardigheden en het inzicht van de aios. De aios bleef duidelijk achter in vergelijking met andere aios. Het geïntensiveerd begeleidingstraject zou aanvankelijk vier maanden duren, maar werd met twee maanden verlengd om de aios meer tijd te geven te werken aan zijn tekortkomingen. Het voortgangsgesprek vond pas na vier maanden plaats omdat de opleider de aios niet op de huid wilde zitten en rust wilde creëren in de hoop dat dat van gunstige invloed zou zijn op het functioneren van de aios. In het voortgangsgesprek is aangegeven dat er sprake was van verbetering, maar dat de aios op een aantal punten tekort schoot, met name ook de operatieve vaardigheden en het hieraan gekoppelde inzicht en het praktisch toepassen van theoretische kennis. Het probleem van zijn chirurgische vaardigheid en het hier aan gekoppelde inzicht bleef. Dit is ook gedurende het traject met de aios besproken. De aios moet op alle competenties voldoende scoren of op zijn minst progressie kunnen laten zien indien één van de competenties als onvoldoende wordt beoordeeld. De competentie medisch handelen en met name de snijvaardigheid en het vereiste inzicht daartoe bleef onvoldoende om de opleiding te continueren. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd, moet eerst bemiddeling hebben plaatsgevonden. Ingevolgde artikel 3 van het Reglement van orde van de geschillencommissie moet een verzoek tot bemiddeling binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie worden voorgelegd. De centrale opleidingscommissie heeft zes weken de tijd om te bemiddelen in het geschil. Indien het geschil onbemiddelbaar is gebleken kan de aios binnen twee weken het geschil aan de geschillencommissie voorleggen. Het besluit tot beëindiging van de opleiding is op 29 mei 2015 genomen en is op 3 juni 2015 schriftelijk bevestigd. De aios heeft het geschil op 22 juni 2015 en derhalve tijdig aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. Op 10 juli 2015 heeft de voorzitter van de centrale opleidingscommissie laten weten dat het bemiddelingstraject niet tot consensus had geleid. De aios heeft vervolgens het geschil binnen twee weken aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het 63
5
10
15
20
eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. Artikel B.22 bepaalt onder meer dat naar aanleiding van een voortgangsgesprek, een jaarlijkse geschiktheidsbeoordeling of een eindbeoordeling kan worden besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject duurt minimaal drie en maximaal zes maanden en wordt afgesloten met een geschiktheidsbeoordeling. Voor een geïntensiveerd begeleidingstraject wordt het individueel opleidingsplan bijgesteld. Het opleidingsplan vermeldt de doelen van en de voorwaarden waaronder het geïntensiveerd begeleidingstraject plaatsvindt, de termijn en de wijze waarop ontwikkeling van de aios wordt beoordeeld. Er vindt één geïntensiveerd begeleidingstraject per opleiding plaats. Om bijzondere omstandigheden kan de opleider besluiten een tweede begeleidingstraject (niet aansluitend) te laten plaatsvinden. Tijdens het geïntensiveerd begeleidingstraject vindt ten minste één voortgangsgesprek plaats.
25
30
35
40
45
50
Na een vooropleiding heelkunde is de aios op 1 januari 2013 gestart met de opleiding orthopedie. Het eerste jaar van de opleiding orthopedie hebben drie voortgangsgesprekken plaatsgevonden, waarvan verslagen zijn gemaakt. Ondanks de twijfel die er gedurende het jaar was over de geschiktheid van de aios voor de opleiding, kon de aios zijn opleiding op 1 januari 2014 voortzetten in een perifere kliniek. Overeenkomstig de regelgeving heeft vervolgens halverwege het derde jaar een beoordeling plaatsgevonden. Blijkens het verslag bestond wederom twijfel over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. In november 2014 werd besloten tot een geïntensiveerd begeleidingstraject van vier maanden. Het opleidingsschema van de aios werd aangepast en de aios kreeg extra begeleiding. De competenties die op dat moment ter discussie stonden werden benoemd. Ter discussie staat of het geïntensiveerd begeleidingstraject wel aan de vereisten van artikel B.22 Kaderbesluit voldeed. Naar het oordeel van de geschillencommissie was het blijkens het verslag van 26 november 2015 voor de aios duidelijk waar zijn tekortkomingen lagen en wat hij diende te verbeteren. Zijn opleidingsschema werd aangepast. Er werd afgesproken dat half januari 2015 een voortgangsgesprek zou plaatsvinden. De geschillencommissie constateert dan ook dat aan de vereisten van artikel B.22 Kaderbesluit is voldoen. Het voortgangsgesprek vond weliswaar pas op 10 maart 2015 plaats, maar was wel aanleiding om het traject met twee maanden te verlengen. Er was sprake van vooruitgang, maar er bestond nog steeds twijfel over de geschiktheid van de aios de opleiding voort te zetten. De aios werd er op gewezen dat hij onvoldoende progressie vertoonde in zijn handvaardigheid gecombineerd met onvoldoende chirurgisch inzicht. De opleider heeft naar het oordeel van de geschillencommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat gedurende de opleiding er twijfel bestond over de geschiktheid van de aios en dat de aios bekend was met zijn tekortkomingen. De aios heeft voldoende begeleiding gekregen en is voldoende in de gelegenheid gesteld zijn functioneren te verbeteren. Het 64
5
accent heeft wellicht de eerste periode van het begeleidingstraject gelegen op de op 26 november 2014 genoemde competenties, maar dat laat onverlet dat de aios aan alle competenties moet voldoen. De aios is ook gewezen op zijn tekortkomingen op het gebied van chirurgische vaardigheden en inzicht, hetgeen ter zitting niet door hem is betwist, en heeft expliciet de gelegenheid gekregen om aan deze competentie te werken. Toen deze competentie aan het eind van het begeleidingstraject onvoldoende bleef, heeft de opleider dan ook in redelijkheid en op goede gronden kunnen besluiten de opleiding van de aios te beëindigen.
10
Uitspraak De geschillencommissie oordeelt dat de opleider op 29 mei 2015 heeft kunnen besluiten de opleiding van de aios te beëindigen en wijst het verzoek van de aios af.
15
Aldus uitgebracht door: Mr. C.J. de Boer (voorzitter), prof. dr. A.J. Verbout, orthopedisch chirurg en dr. T.J. Gardenbroek, aios heelkunde, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris.
20
Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 5 oktober 2015
mr. C.J. de Boer voorzitter
mevr. mr. J.E.D. de Planque secretaris
25
65
UITSPRAAK 15-63244 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, wonende te ………., hierna te noemen de aios en B, psychiater, opleider ………., hierna te noemen de opleider.
Verloop van de procedure Op respectievelijk 22 mei 2015 en 22 juni 2015 heeft mr. D. Jongsma namens de aios een verzoekschrift en een aanvullend verzoekschrift bij de geschillencommissie ingediend betreffende een geschil tussen de aios en de opleider. Mevr. mr. A. Turgut-Arslan heeft op 13 augustus 2015 een verweerschrift ingediend. Op 31 augustus 2015 heeft mevr. Turgut namens de opleider een productie overgelegd. Op 8 september 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van de opleider van 26 maart 2015 waarbij de opleider heeft besloten de opleiding van de aios te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013. Het Kaderbesluit CCMS, zoals gewijzigd en in werking getreden op 1 juli 2014 Het besluit psychiatrie, in werking getreden op 1 januari 2011. Het Reglement van Orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013.
35
40
45
50
Feiten De aios is op 1 april 2013 met de opleiding psychiatrie gestart. Het eerste jaar van de opleiding liep de aios stage op de afdeling Acute Zorg van ……….. Op 25 mei 2013 heeft zich een incident voorgedaan, waarbij een patiënt is overleden. Na dit incident is de aios door een andere supervisor begeleid. Op 24 juni 2013 heeft het eerste voortgangsgesprek plaatsgevonden, hierbij waren de supervisor en plaatsvervangend opleider aanwezig. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Als aandachtpunten werden genoemd dat de aios in contacten met patiënten te belerend kon zijn, te snel therapeutisch aan de slag wilde gaan en daarnaast waren het organiseren van haar werk en administratie aandachtspunten. Er werden hierover afspraken gemaakt. De supervisor zou zorgen voor duidelijkheid over waarneming met wekelijkse supervisieafspraken, continue beschikbaarheid van een supervisor en er zouden afspraken worden gemaakt over taakverdeling. Op 6 november 2013 heeft de supervisor de aios schriftelijk beoordeeld. De competenties communicatie, samenwerken, maatschappelijk handelen en organisatie werden met een onvoldoende beoordeeld. 66
5 10
15
20
25 30
35
40
45
50
55
Op 26 november 2013 heeft het tweede voortgangsgesprek plaatsgevonden. Dit gesprek heeft verlaat plaatsgevonden in verband met ziekte van de supervisor. Er is een verslag van dit gesprek gemaakt. De competenties communicatie, organisatie en planning waren onder de maat. Er was reden voor extra studie en extra begeleiding en er bestond twijfel over de geschiktheid van de aios. Er werden afspraken gemaakt met betrekking tot deze competenties; deze zijn door de aios op schrift gesteld. Op 3 februari 2014 heeft het derde voortgangsgesprek plaatsgevonden met de supervisor en opleider. Van dit gesprek is een verslag gemaakt. Er werd groei gezien in het algeheel functioneren waarbij de competenties communicatie, planning en organisatie, administratie en professionaliteit nog niet op het gewenste niveau waren passend bij de opleidingsfase. De leerdoelen moesten daar de komende periode op worden gericht. Er was reden voor extra studie en er was reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. Op 24 maart 2014 heeft een vierde voortgangsgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is een verslag gemaakt, dat verlaat is ingediend door de aios. De aios had de nodige veerkracht het eerste jaar laten zien, gelet op de ingewikkelde omstandigheden. Er was een duidelijke groei zichtbaar op een aantal competenties en het inzicht in de eigen leerpunten was aanwezig. Op het gebied van communicatie en organisatie waren nog diverse leerpunten. Het functioneren op deze competenties was onder het gewenste niveau. De competentie medisch –inhoudelijk was groeiend en op passend niveau. Er waren tijdens het eerste jaar twijfels gerezen over de geschiktheid van de aios. Verwacht werd dat de aios het niveau zou kunnen bereiken, een langere periode was nodig om dat te bevestigen. Er werden nieuwe leerdoelen geformuleerd ten behoeve van het individueel opleidingsplan. Het ging hierbij om discipline, communicatie, planning/organisatie en voorbereiden cursorisch onderwijs. Gedurende het eerste jaar hebben KPB’s plaatsgevonden. De aios is op 1 april 2014 gestart met een stage op de PAAZ van ……….. De stage begon met zes maanden klinische stage en daarna zes maanden poliklinische stage. Op 17 oktober 2014 heeft de aios een gesprek gehad met de stage-opleider. De aios heeft ter voorbereiding van dit gesprek een evaluatie geschreven en leerdoelen geformuleerd. Van het gesprek is een verslag gemaakt, dat door de supervisor na vijf maanden in het systeem is ingevoerd. Bij de start van de klinische stage waren verbeterpunten geformuleerd op het gebied van organisatie en planning en helder en professioneel communiceren. De inhoud van de ontslagbrieven was onvoldoende. Ook waren de brieven niet tijdig uitgegaan. Veel patiënten hadden zich in kritische zin uitgelaten over de bejegening door de aios. Zij voelden zich onvoldoende gehoord en begrepen en konden de uitleg over diagnostiek en behandeling niet goed begrijpen. Er bestond nog steeds twijfel over de geschiktheid van de aios en genoemde punten werden als aandachtspunten meegenomen naar de poliklinische stage. Tijdens deze periode zijn 360 graden feedbackformulieren ingevuld. De aios scoorde een onvoldoende op de kennistoetsen en klinische/wetenschappelijke opdrachten. De aios heeft een aantal individuele sessies psychotherapie supervisie gehad teneinde verbetering te brengen in de communicatie met patiënten. Op 17 maart 2015 heeft de eindevaluatie van het tweede opleidingsjaar plaatsgevonden. De opleidingsgroep concludeerde dat de bestaande twijfel over de mate van de geschiktheid van de aios om de opleiding voort te zetten na het eerste opleidingsjaar, niet was verminderd. De voor aanvang van de poliklinische stage geformuleerde leerdoelen waren niet verbeterd. De twijfel was op verschillende onderdelen zelfs toegenomen omdat de aios op een aantal competenties bij herhaling niet het vereiste niveau had laten zien. Er was reden voor het aanwijzen van een andere supervisor, voor extra begeleiding, extra studie, extra gesprek en reden voor twijfel aan het voortzetten van de opleiding. 67
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Gedurende het tweede opleidingsjaar hebben KPB’s en 360 graden feedback plaatsgevonden. Er werden steeds sterke punten maar vooral leerpunten benoemd. De leerpunten lagen veelal op organisatie en communicatie, maar ook op medisch handelen en professionaliteit. Op 23 maart en 26 maart 2015 hebben beoordelingsgesprekken met de aios plaatsgevonden. De aios scoorde op een aantal competenties onder niveau. De aios werd niet geschikt bevonden de opleiding voort te zetten.
Standpunt aios De aios is het niet eens met de beëindiging van de opleiding en voert daartoe aan dat de opleider haar in het eerste jaar te lang heeft laten werken in ongeschikte en onrustige en onveilige omstandigheden, ondanks haar verzoek tot overplaatsing naar een geschikte stageplek. Er waren op die plek te weinig psychiaters, er was een te hoge werkdruk en daarnaast chaos door de reeds uitgevoerde en geplande reorganisaties. Door de werkdruk was er een administratieve achterstand ontstaan. Tijdens het eerste jaar had zich een incident voorgedaan, dat haar begeleider vooral op haar had afgewenteld. Hij was niet beschikbaar voor haar, maar had wel een negatieve beoordeling gegeven. Er was niemand die haar kon begeleiden. Na het eerste jaar werd zij gedwongen een vol jaar op de PAAZ te gaan werken, terwijl er maar een half jaar voor was gepland. Toen zij een verschil van mening met de opleider van de PAAZ had, wilde zij dit met de opleider bespreken. De opleider wees een gesprek op een afstandelijke en geïrriteerde manier af. De werkdruk op de PAAZ was erg hoog en er was daar een onveilig opleidingsklimaat. Een externe visitatiecommissie constateerde dat er geen gunstig en veilig opleidingsklimaat binnen het ziekenhuis aanwezig was. Er heeft toen een anoniem tevredenheidsonderzoek plaatsgevonden onder drie aios. De anonimiteit werd tijdens een extra gehouden opleidingsvergadering geschonden. Het bleek dat de aios als enige aios duidelijke maar opbouwende kritiek had gegeven. Niet veel later werd aangegeven dat de opleiding van de aios beëindigd werd. Het klopt niet dat zij op de kennistoetsen onvoldoende scoorde. Zij heeft de meeste RINO cursussen behaald en haar ECT certificaat behaald. Met een klein aantal patiënten verliep de communicatie soms moeilijk, maar met het merendeel had de communicatie een normaal en verbeterend verloop. De beoordeling na zes maanden klinische stage was haar niet bekend en strookt ook niet met wat er toen is gezegd en daarna is besloten. De begeleiding is gedurende de opleiding op veel competenties tekort geschoten. Zij herkent zich niet in de beschrijving van de opleider in het verweerschrift. Er worden alleen maar negatieve punten genoemd. Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt is om de opleiding voort te zetten. Vanaf het begin van de opleiding zijn er tekortkomingen in het functioneren van de aios geconstateerd en deze zijn als verbeterpunten aan de aios kenbaar gemaakt, zowel in KPB’s als tijdens de voortgangsgesprekken. Het ging daarbij om de competenties communicatie, samenwerken, maatschappelijk werken, de organisatie van het werk en professionaliteit. Blijkens de verslagen van het tweede, derde en vierde voortgangsgesprek bestond er twijfel over de geschiktheid van de aios. De aios kon de opleiding na het eerste jaar voortzetten omdat werd verwacht dat de aios het niveau van functioneren op de verschillende competenties zou kunnen bereiken. De opleider heeft hierbij nadrukkelijk rekening gehouden met de omstandigheden van het eerste half jaar. Ook tijdens het tweede opleidingsjaar werden verbeterpunten geformuleerd op het gebied van organisatie en planning. Op verzoek van ………. is het opleidingsschema van de aios gewijzigd, zodat de klinische en poliklinische stage op elkaar aansluiten. Dit geldt voor alle tweede jaars aios. Zowel de opleiders als een vertegenwoordiging van de aios is met deze wijziging akkoord gegaan. Er zijn klachten van patiënten over de aios geweest. Deze hadden met name betrekking op bejegeningsaspecten en tekortschietende zorgvuldigheid in handelen. De aios zijn extra sessies supervisie met de psychotherapeut aangeboden om de aios meer bewust te
68
5
10
15
20
25
30
35
40
45
maken wat er tijdens een gesprek gebeurt. Deze sessies hebben echter niet mogen baten, de communicatie bleef een punt van aandacht. De werkdruk van de aios was niet hoger dan die van andere aios. Beide opleidingsplekken waar de aios stage heeft gelopen voldoen aan de geldende kwaliteits- en/of veiligheidsnormen. De aios heeft niet bij de opleider aangekaart dat er sprake zou zijn van een onveilig opleidingsklimaat. Het vermogen tot zelfreflectie, verandering na feedback, adequate communicatie en het nemen van verantwoordelijkheid zijn door de opleidingsgroepen van ………. en ………. als onvoldoende beoordeeld om het vak psychiatrie naar behoren uit te kunnen oefenen. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd, moet eerst bemiddeling hebben plaatsgevonden. Ingevolge artikel 3 van het Reglement van orde van de geschillencommissie moet een verzoek tot bemiddeling binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie worden voorgelegd. De centrale opleidingscommissie heeft zes weken de tijd om te bemiddelen in het geschil. Indien het geschil onbemiddelbaar is gebleken kan de aios binnen twee weken het geschil aan de geschillencommissie voorleggen. Het besluit tot beëindiging van de opleiding is op 26 maart 2015 aan de aios kenbaar gemaakt. De aios heeft het geschil op 30 maart 2015 en derhalve tijdig aan de centrale opleidingscommissie voorgelegd. De voorzitter van de centrale opleidingscommissie heeft op 8 mei 2015 het geschil onbemiddelbaar verklaard. De aios heeft vervolgens het geschil binnen twee weken aan de geschillencommissie voorgelegd. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden tenminste vier voortgangsgesprekken plaats, tenminste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden tenminste twee voortgangsgesprekken plaats, tenminste één per half jaar In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt tenminste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek tenminste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar.
50
55
In het eerste jaar van de opleiding van de aios hebben overeenkomstig de regelgeving vier voortgangsgesprekken plaatsgevonden. Van deze gesprekken zijn verslagen gemaakt. Er waren ieder voortgangsgesprek punten van aandacht genoemd en vanaf het tweede gesprek bestond er twijfel of de aios de opleiding kon voortzetten. De start van de opleiding was niet makkelijk voor de aios. Dit is bevestigd door de opleider. De 69
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
bezetting van de afdeling was niet optimaal evenals de begeleiding van de aios. Er deed zich in die periode een ernstig incident voor waarbij de aios was betrokken. Na zes maanden was de bezetting weer op orde en was de begeleiding van de aios beter geregeld. De opleider heeft naar het oordeel van de geschillencommissie ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat, hoewel de aios op meerdere competenties te kort schoot, zij bij haar geschiktheidsoordeel de aios het voordeel van de twijfel heeft gegeven. Zij hield hierbij rekening met de moeilijke start van de opleiding van de aios en dat er sprake was van enige groei. De aios kon de opleiding voortzetten. De geschillencommissie kan zich overigens voorstellen dat de aios na haar moeilijke start extra begeleiding zou hebben gekregen. Hiervan is niet gebleken. Nu de aios na het eerste jaar haar opleiding ondanks tekortkomingen op meerdere competenties haar opleiding in een andere opleidingsinrichting kon voortzetten, heeft zij in feite een tweede kans gekregen en is zij in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren. In het tweede opleidingsjaar liep de aios eerst zes maanden stage op een klinische afdeling en vervolgens zes maanden stage op de polikliniek. Voor aanvang van de eerste stage waren naar aanleiding van het eindgesprek van het eerste opleidingsjaar leerdoelen geformuleerd. Deze hadden betrekking op organisatie en planning en helder en professioneel communiceren. Deze competenties waren aan het eind van het eerste jaar onder het gewenste niveau. Aanvankelijk zou de aios alleen de klinische stage in de betreffende opleidingsinrichting volgen, maar op verzoek van de opleider van de klinische stage was met instemming van de opleidingsgroep en een vertegenwoordiging van de aios besloten dat alle aios na hun klinische stage, een poliklinisch stage in diezelfde inrichting zouden volgen. Dit gold dus ook voor de aios. Dit kan de opleider derhalve niet verweten worden. In het tweede opleidingsjaar heeft, overeenkomstig de regelgeving na zes maanden stage, een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek is een verslag gemaakt, maar dat is pas veel later in het systeem ingevoerd. Ter voorbereiding op dit gesprek heeft de aios leerdoelen geformuleerd. Zij heeft daarbij aangegeven de samenwerking als prettig en leerzaam en stimulerend te ervaren. Tijdens het gesprek zijn meerdere aandachtspunten besproken en zijn er afspraken gemaakt. Er bestond nog steeds twijfel over de geschiktheid van de aios voor de opleiding. Hoewel de aios het verslag pas laat heeft gezien, was de aios wel op de hoogte van haar tekortkomingen. De tijdens het gesprek besproken leerdoelen heeft zij meegenomen naar de poliklinische stage. Tijdens de polikliniekstage was er geen sprake van verbetering. Dat was dan ook reden om de opleiding te beëindigen. Volgens de aios was ook in het tweede jaar de werkdruk te hoog en was er sprake van een onveilig opleidingsklimaat. De opleider heeft echter naar het oordeel van de geschillencommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat de werkdruk van de aios niet hoger was dan die van andere aios. Ook is niet gebleken dat sprake was van een onveilig opleidingsklimaat. De aios had zelf in haar evaluatieverslag aangegeven dat de samenwerking prettig en leerzaam en stimulerend was. De geschillencommissie kan zich overigens wel voorstellen dat gelet op de kritiekpunten op het functioneren van de aios, de aios een zekere druk voelde en zich misschien daarom onveilig voelde. De geschillencommissie constateert dat vanaf het begin sprake is geweest van tekortkomingen op meerdere competenties. Deze tekortkomingen waren de aios bekend en bleven bestaan. Het standpunt van de aios dat de beëindiging van de opleiding heeft plaats gevonden als gevolg van negatief ingevuld tevredenheidsonderzoek acht de geschillencommissie niet aannemelijk.
70
De opleider heeft naar het oordeel van de geschillencommissie op grond van de structurele tekortkomingen van de aios, in redelijkheid de opleiding kunnen beëindigen.
5
10
15
Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat de opleider de opleiding van de aios op 26 maart 2015 heeft kunnen beëindigen en wijst het verzoek van de aios af. Aldus uitgebracht door: Mr. C.J. de Boer (voorzitter), mevr. dr. I.E. Lindhout, psychiater en drs. J. Wijntjes, aios neurologie, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 15 oktober 2015.
mr. C.J. de Boer, voorzitter
mevr. mr. J.E.D. de Planque secretaris
71
UITSPRAAK 15-63245 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
35
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios huisartsgeneeskunde, wonende te ………., hierna te noemen de aios en B, hoofd huisartsopleiding, hierna te noemen het hoofd.
Verloop van de procedure De aios heeft op 10 januari 2015 een pro forma verzoekschrift en op 12 maart 2015 een aanvullend verzoekschrift aan de geschillencommissie voorgelegd betreffende een geschil tussen de aios en het hoofd. Op 24 maart 2015 hebben de aios en het hoofd de geschillencommissie laten weten dat alsnog met een mediationtraject zou worden gestart. Op 2 juni 2015 heeft de aios de geschillencommissie laten weten dat de mediation niet tot een positief resultaat had geleid. Op 9 juli 2015 heeft mr. O.L. Nunes namens het hoofd een verweerschrift met bijlagen ingediend. De aanvankelijk op 18 augustus 2015 geplande hoorzitting kon geen doorgang vinden in verband met ziekte van de aios. Op 6 oktober 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van het hoofd van 19 december 2014 waarbij is besloten de opleiding van de aios tot huisarts voortijdig te beëindigen. Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: o Regeling specialismen en profielen geneeskunst. o Kaderbesluit CHVG. o Besluit huisartsgeneeskunde. o Protocol toetsing en beoordeling. o Reglement van orde van de Geschillencommissie.
40
45
50
Feiten De aios is op 1 maart 2014 gestart met de opleiding huisartsgeneeskunde in ………. Op 7 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarbij de huisartsopleider en begeleiders aanwezig waren. De aios was de laatste 15 minuten bij dit gesprek aanwezig. Aanleiding van dit gesprek was dat de opleider zich zorgen maakte over de wijze van consultvoering van de aios. Tijdens dit gesprek kwam naar voren dat de aios de taal van de patiënt onvoldoende sprak. Er is een plan van aanpak opgesteld. De aios mocht een gespecialiseerde taalcursus met logopedie volgen. Op 16 april 2014 heeft een van de docenten een aantal consulten van de aios in de praktijk geobserveerd. In april 2014 heeft de aios zijn IOP aangepast. 72
5
10
15
20
25 30
35
40
45
50
55
In april 2014 is de aios geslaagd voor de LHK toets. Op 5 mei 2014 heeft een leergesprek plaatsgevonden, waarbij de aios, de huisartsopleider en docenten aanwezig waren. Hiervan is een verslag gemaakt. Een aantal KPB’s en enkele consulten zijn besproken. In mei 2014 heeft de aios met zijn huisartsopleider een gesprek gehad over het spreekuur. Dit gesprek escaleerde. Hiervan is geen verslag. De tweede week van mei 2014 heeft de aios de Startclass gevolgd. De aios zakte voor het praktijkdeel. Op 21 mei 2014 heeft de opleider contact opgenomen met de groepsdocent en problemen over het functioneren van de aios gemeld. Op 23 mei 2014 heeft de groepsdocent telefonisch contact gehad met de aios. De aios herkende zich niet in de geconstateerde problemen en gaf aan zich niet meer veilig te voelen bij de opleider. Op 27 mei 2014 heeft de aios de aangepaste leerdoelen en plannen geformuleerd. Op 30 mei 2014 heeft de aios zich ziek gemeld. De landelijke kennis over vaardigheden toets heeft de aios in mei 2014 onvoldoende gemaakt. Op 1 juni 2014 is de aios 100% arbeidsongeschikt verklaard. Op 2 juni 2014 heeft de opleider de Combel ingevuld. Deze is wegens ziekte van de aios niet met de aios besproken. De opleider gaf aan dat er veel aandacht was voor de arts-patiëntcommunicatie. De communicatie werd als twijfelachtig beoordeeld. Er bestond twijfel over de interactie met de patiënt. De aios deed zijn best, maar had weinig oog voor organisatie en kwam chaotisch over. Ook had hij een zeer matige zelfreflectie laten zien. Hij was wel leergierig en deed zijn best leerpunten te formuleren. De aios heeft ter voorbereiding van het 3 maandelijks voortgangsgesprek dat op 6 juni 2014 zou plaatsvinden een verslag gemaakt van de afgelopen periode. Tot de aios ziek werd hebben verschillende KPB’s plaatsgevonden, waarbij taalgebruik steeds een terugkerend probleem was. Het 3-maandelijks voortgangsgesprek dat gepland was voor 6 juni 2014 met het hoofd, de huisartsopleider en docent is niet doorgegaan. De docent heeft op 20 juni 2014 geprobeerd telefonisch contact met de aios te zoeken, maar dat lukte niet. Op 29 augustus 2014 heeft een gesprek over het functioneren van de aios plaatsgevonden waarbij het hoofd, de opleider en de groepsdocent aanwezig waren. De taal was een groot probleem. Het was niet duidelijk of de aios de bedoeling van bepaalde consultvaardigheden begreep. Medisch inhoudelijk leek niet het grootste probleem, wel bleek de toepassing van de kennis in de praktijk niet altijd makkelijk. De aios kon een chaotische indruk maken. Hij had weinig zelfreflectie. In november 2014 heeft de bedrijfsarts in een gesprek met het hoofd aangegeven dat de aios op dat moment nog volledig arbeidsongeschikt was en er nog geen enkel uitzicht bestond op re-integratie, althans niet binnen redelijke termijn. Op 21 november 2014 heeft de docent de Combel ingevuld. Er was weinig aansluiting bij de patiënt. De aios vond feedback lastig. Het organiseren van de opleiding kostte veel moeite. Vooral zelfreflectie was een probleem. Er bestond een neiging tot externaliseren. Volgens de groepsdocent was de aios een gemotiveerde aios met problemen met name op gebied van aansluiting bij de patiënt, de taal en professionaliteit. Op 15 december 2014 heeft het hoofd de aios meegedeeld dat de opleiding per 1 februari 2015 zou worden beëindigd. Dit is op 19 december 2014 schriftelijk bevestigd. Op 15 april 2015 heeft de bedrijfsarts aangegeven dat er nog geen arbeidsmogelijkheden voor de arts waren. 73
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt aios De aios is het niet eens met de beëindiging van de opleiding. Hij is geplaatst bij een huisarts van zijn derde voorkeur. Hij had vanaf het begin geen klik met haar. De opleider had vanaf het begin kritiek op zijn keuze voor de huisartsopleiding. Hierdoor raakte hij onzeker. Hij voelde zich niet veilig genoeg om de steeds slechter wordende verstandhouding met de opleider bij het opleidingsinstituut ter sprake te brengen. Tijdens zijn sollicitatiegesprek is geen enkele kritiek of opmerking geweest over zijn taalbeheersing en taalvaardigheid. Hij is verbaasd dat hij nu onvoldoende zou communiceren. De aios is op 30 mei 2014 ziek geworden en was in maart 2015 nog steeds 100% arbeidsongeschikt. Hij zou nu de opleiding weer kunnen hervatten, al zal dat stapsgewijs moeten gaan. Tijdens zijn ziekte heeft de opleider, noch het opleidingsinstituut contact met hem opgenomen. Voor hem was de mededeling op 15 december 2014 dat de opleiding zou worden beëindigd geheel onverwacht. Hij heeft niet de kans gekregen om taal- en communicatieproblemen op te lossen en te bewijzen dat hij een goede huisarts kan worden. Uit de KPB’s blijkt dat aan een aantal punten moet worden gewerkt, maar nergens staat dat de punten onvoldoende zijn om door te gaan met de opleiding. Zijns inziens heeft het opleidingsinstituut onzorgvuldig en niet volgens de regels van het Kaderbesluit en het Protocol Toetsing en Beoordeling gehandeld. Er zijn geen vakinhoudelijke argumenten gegeven en uit de stukken blijkt nergens waarom hij geen huisarts zou kunnen worden. Standpunt hoofd Het hoofd stelt zich op het standpunt dat terecht en op goede gronden tot het besluit is gekomen om de opleiding te beëindigen. Kort na de start van de opleiding zijn door zowel de opleider als de groepsdocenten problemen geconstateerd die met de aios zijn besproken. Het bleek onder meer te schorten aan de taalvaardigheid van de aios. Hierdoor ontstonden problemen op het gebied van communicatie. Ook op de competentiegebieden organisatie en professionaliteit waren lacunes aanwezig en waren er twijfels over het medisch inhoudelijk handelen van de aios. Patiënten waren niet tevreden over de door de aios geleverde zorg. De ingevulde combels zijn vanwege de ziekte van de aios niet met hem besproken. De aios is op de geëigende momenten aangesproken op zijn functioneren en er zijn beoordelingen afgegeven. Toen werd besloten de opleiding te beëindigen was de aios zes maanden volledig arbeidsongeschikt en bestond er nog geen enkel zicht op re-integratie, althans niet op een redelijke termijn. De opleiding kan tussentijds worden beëindigd op grond van gebleken onopleidbaarheid of op grond van andere zwaarwichtige en dringende redenen. Nu er ernstige twijfels bestaan over de geschiktheid van de aios voor het vervolgen van de opleiding en voor het vak van huisarts en de aios reeds lange tijd volledig arbeidsongeschikt is en zijn ziekte verband houdt met de opleiding, is sprake van onopleidbaarheid of andere zwaarwichtige dringende redenen. Het hoofd verwijst ook naar de richtlijn omgaan met langdurig verzuim van de SBOH van 1 juli 2015, waarin staat dat indien het hoofd mede op basis van de prognose door de bedrijfsarts en de geschiedenis van de aios tot dusver concludeert dat er binnen zes maanden geen zicht is op volledig herstel, de opleiding wordt beëindigd. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie wordt voorgelegd wordt in het geschil bemiddeld. De aios legt het geschil op grond van artikel 3 van het reglement van orde geschillencommissie binnen vier weken na het besluit van het hoofd aan het instituut voor met het verzoek tot bemiddeling. De duur van de bemiddeling bedraagt maximaal zes weken. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie of een van de partijen het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. Het geschil kan binnen twee weken nadat het geschil onbemiddelbaar is verklaard aan de geschillencommissie worden voorgelegd. 74
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Op 15 december 2014 heeft het hoofd de aios meegedeeld dat de opleiding tot huisarts per 1 februari 2015 zou worden beëindigd. Dit is op 19 december 2015 schriftelijk bevestigd. De aios heeft op 8 januari 2015 en derhalve tijdig, een verzoek tot bemiddeling aan het opleidingsinstituut gedaan. Het opleidingsinstituut heeft dit verzoek op 14 januari 2015 schriftelijk bevestigd en heeft later de aios een voorstel tot mediation gestuurd. Dit voorstel heeft de aios niet ontvangen. De aios heeft de geschillencommissie op 24 maart 2015 laten weten dat het opleidingsinstituut alsnog wilde starten met een mediationtraject. Een zelfde bericht ontving de geschillencommissie van het opleidingsinstituut. De aios heeft de geschillencommissie op 2 juni 2015 laten weten dat de mediation geen positief resultaat had opgeleverd. In verband met ziekte van de aios kon de hoorzitting niet voor half augustus 2015 plaatsvinden. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.2 van het Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding gericht is op het bereiken van door het CHVG vastgestelde competenties en specialisme gebonden competenties. De algemene competenties worden in dit artikel beschreven, de specifieke competenties worden beschreven in het Besluit huisartsgeneeskunde. De structuur en de inhoud van de opleiding worden beschreven in respectievelijk artikel B.1 en B.2 van het Besluit huisartsgeneeskunde. Artikel B.4 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. De toetsing en beoordeling moeten voldoen aan het Protocol toetsing en beoordeling. Artikel B.5 Kaderbesluit bepaalt dat de duur van de opleiding drie jaar bedraagt en ononderbroken wordt gevolgd. In afwijking hiervan bepaalt artikel B.9 dat de opleiding uitsluitend kan worden onderbroken bij verlof op basis van wettelijke regelingen, bij opschorting op basis van wettelijke regelingen, bij opschorting van de opleiding ten gevolge van een geschil en het doen van wetenschappelijk onderzoek. Indien de opleiding tenminste zes maanden, al dan niet aaneengesloten, is onderbroken, wordt de RGS hiervan onverwijld op de hoogte gesteld. De RGS kan in dat geval bepalen dat een gedeelte van de opleiding opnieuw wordt gevolgd. Op grond van artikel B.4 lid 3 sub b Kaderbesluit voert het opleidingsinstituut tenminste twee keer per jaar een educatieve beoordeling uit. Op grond van sub c voert het opleidingsinstituut aan het eind van het eerste jaar, het tweede jaar en tenminste drie maanden voor het eind van de opleiding een selectieve beoordeling uit. De beoordeling leidt tot een door het hoofd te nemen beslissing of de opleiding al dan niet volgens het scholingsprogramma kan worden voortgezet, onder voorwaarden kan worden voortgezet of niet kan worden voortgezet. In het Protocol toetsing en beoordeling wordt de toetsing, beoordeling en besluitvorming tijdens de opleiding beschreven. In het eerste en tweede jaar van de opleiding vindt in de derde en zesde maand een educatieve beoordeling plaats en in de negende maand een selectieve beoordeling die resulteert in een beslissing van het hoofd over het al dan niet voortzetten van de opleiding. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid (onvoldoende groeipotentie) van de aios of andere zwaarwichtige redenen. De aios is op 1 maart 2014 gestart met de opleiding. Hij heeft zich na 3 maanden ziek moeten melden en heeft de opleiding daarna niet meer hervat. Al vrij snel na de start van de opleiding bleken er tekortkomingen in het functioneren van de aios. Na een maand vond het eerste gesprek plaats en is gesproken over de taalproblemen van de aios. Er werd een plan van aanpak opgesteld. De aios kon onder 75
5
10
15
20
25
30
35
40
45
meer een cursus volgen. Ook heeft de docentbegeleider een aantal consulten geobserveerd. De aios heeft vervolgens zijn IOP aangepast. Overeenkomstig de regelgeving hebben de opleider en docent de aios beoordeeld na drie maanden opleiding. De aios had zich echter ziek gemeld, waardoor de beoordelingen niet met hem zijn besproken. Uit de beoordelingen blijkt dat er tekortkomingen in het functioneren van de aios waren en dat deze vooral betrekking hadden op de taalvaardigheid en communicatie van de aios. Daarnaast waren er tekortkomingen op de competenties organisatie en professionaliteit. Volgens de aios heeft het hoofd onzorgvuldig en niet volgens de regels van het Kaderbesluit en Protocol Toetsing en beoordeling gehandeld en had op grond daarvan de opleiding niet kunnen beëindigen. Ook is niet gebleken dat hij geen huisarts zou kunnen worden. De opleiding dient op grond van de regelgeving ononderbroken te worden gevolgd. Volgens de toelichting op artikel B.9 Kaderbesluit, is op grond van hogere wetgeving of bijzondere bepalingen het tijdelijk niet deelnemen aan de opleiding gelegitimeerd. Hierbij wordt onder meer verwezen naar arbeidsongeschiktheid. De aios heeft zich op 30 mei 2014 ziek gemeld. Op het moment van het besluit van het hoofd was de aios inmiddels meer dan een half jaar arbeidsongeschikt en bestond er nog geen enkel uitzicht op re-integratie, althans niet op een redelijke termijn. Dit is achteraf ook gebleken. In zijn aanvullend verzoekschrift van maart 2015 stelt de aios ook dat hij op dat moment nog steeds 100% arbeidsongeschikt was. Ter zitting heeft de aios wel aangegeven dat hij zich voldoende hersteld voelt om, indien hij daartoe de kans krijgt, zijn opleiding bij een andere opleider voort te zetten. Hij zou zijn werkzaamheden wel moeten opbouwen. De aios heeft over zijn herstel nog geen mededeling gedaan aan de bedrijfsarts. Tijdens de zitting was hij formeel nog 100% arbeidsongeschikt. Naar het oordeel van de geschillencommissie is geen sprake meer van een tijdelijke onderbreking van de opleiding en was daarvan ook geen sprake toen het hoofd de opleiding beëindigde. Het hoofd heeft de bevoegdheid om de opleidingsovereenkomst met de aios tussentijds op te zeggen vanwege onopleidbaarheid van de aios of andere zwaarwichtige redenen. Volgens het hoofd is hiervan sprake. Zij heeft op grond van het functioneren van de aios en de lange periode van arbeidsongeschiktheid de opleiding beëindigd. De geschillencommissie kan het hoofd daarin volgen. Hoewel de periode waarin de ongeschiktheid van de aios voor de opleiding is vastgesteld erg kort is geweest, heeft het hoofd naar het oordeel van de geschillencommissie voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios op meerdere competenties te kort schoot en dat dat ook in een vroeg stadium met de aios is besproken en er een plan van aanpak is opgesteld. De aios heeft helaas door zijn ziekte niet de gelegenheid gehad zijn functioneren te verbeteren. Gelet op het dermate onvoldoende functioneren van de aios in combinatie met het feit dat op het moment van beëindiging van de opleiding geen sprake meer was van een tijdelijke onderbreking van de opleiding, heeft naar het oordeel van de geschillencommissie, het hoofd de opleiding op grond van onopleidbaarheid van de aios kunnen beëindigen.
50 Uitspraak De Geschillencommissie oordeelt dat het hoofd op 19 december 2014 de opleiding van de aios heeft kunnen beëindigen en wijst het verzoek van de aios af. 76
5
10
Aldus uitgebracht door: Mr. G.G.A.J.M. van Poppel (voorzitter), mevr. drs. J.H. Verwoerd, huisarts en mevr. drs. F. Janmaat, aios ouderengeneeskunde, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 26 oktober 2015
mr. G.G.A.J.M. van Poppel voorzitter
mevr. mr. J.E.D. de Planque secretaris
77
UITSPRAAK 15-63247 beëindiging opleiding
5
10
15
20
25
30
Van De Geschillencommissie ex artikel 43 van de Regeling specialismen en profielen geneeskunst. Uitspraak Uitspraak als bedoeld in artikel 12 van het reglement van orde van de geschillencommissie in het geschil tussen A, aios psychiatrie, wonende te ………., hierna te noemen de aios en B, opleider psychiatrie bij C te ………., hierna te noemen de opleider. Verloop van de procedure Mr. D. Jongsma heeft op 30 april 2015 namens de aios een pro forma verzoekschrift ingediend bij de geschillencommissie over een geschil tussen de aios en de opleider. Op 25 mei 2015 heeft de aios een aanvullend verzoekschrift ingediend. De opleider heeft op 6 juli 2015 een verweerschrift ingediend. Mr. Jongsma heeft op 22 oktober 2015 namens de aios twee bijlagen nagestuurd. Op 3 november 2015 heeft een hoorzitting plaatsgevonden, waarvan een verslag is gemaakt. Geschil Het geschil heeft betrekking op het besluit van de opleider van 2 maart 2015 waarbij de opleider heeft besloten de opleiding psychiatrie van de aios te beëindigen. De aios is het hier niet mee eens. Regelgeving Voor de beoordeling van het geschil zijn van toepassing: De Regeling specialismen en profielen geneeskunst, in werking getreden op 1 januari 2013 Het Kaderbesluit CCMS, zoals gewijzigd en in werking getreden op 1 juli 2014 Het besluit psychiatrie, in werking getreden op 1 januari 2011 Het Reglement van Orde geschillencommissie, in werking getreden op 1 januari 2013.
35
40
45
50
Feiten De aios is op 1 september 2011 gestart met de opleiding psychiatrie. Zij volgde de opleiding in deeltijd (80%). De aios volgde haar eerste stage van 1 september 2011 tot 1 maart 2012 in de kliniek Ouderen psychiatrie. Eind november 2011 heeft een eerste beoordeling plaatsgevonden. Het niveau van functioneren was onvoldoende. De aios moest minder met eigen ideeën aan de slag gaan en zij moest meer structuur in de gesprekken brengen. Zij was veel afwezig geweest door een knie operatie met revalidatietraject. Op 8 december 2011 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. De aios heeft een Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) opgesteld, hierin heeft ze haar leerdoelen, verbeterpunten en acties om de leerdoelen en verbeterpunten te bereiken, opgenomen. De aios moest meer feedback vragen, meer tijd voor gesprekken nemen en zich bewust worden van haar te actieve houding en haar gesprekken met de opleider moesten korter en bondiger. Eind februari 2012 vond een tweede gesprek plaats. De aios werkte al wel wat gestructureerder maar het kon nog veel beter. Haar functioneren was nog onvoldoende. Als aandachtspunten werden genoemd: rust, regelmaat en
78
5
10
15
20
25
30
35
40
45 50
55
reinheid. Eerst denken en dan doen. Gesprekstechniek was een aandachtspunt voor de volgende stage De aios liep haar tweede stage van 1 maart 2012 tot 1 september 2012 in de kliniek volwassenen psychiatrie. Tijdens deze tweede stage heeft de opleider een concrete actielijst opgesteld voor de supervisor en aios om de aios bij te sturen. Blijkens het POP waren de zwakke punten: attitude op de werkvloer, de aios moest zich leerbaarder opstellen, communicatie en samenwerking en de aios had te veel een eigen visie en ging soms te solistisch aan het werk. Blijkens de beoordeling van deze stage werd het functioneren in teamverband als zorgelijk en problematisch ervaren. Haar leerbaarheid was onder de maat. Het oordeel was onvoldoende. De aios volgde haar derde stage van 1 september 2012 tot 1 maart 2013 bij de crisisdienst D. Op 28 november 2012 heeft een geschiktheidsoordeel na het eerste opleidingsjaar plaatsgevonden. De beoordeling was net voldoende. Als aandachtspunten werden communicatie, samenwerking en professionaliteit genoemd. De aios kon de opleiding voortzetten. Blijkens het beoordelingsformulier over de periode van 1 december 2012 tot 1 maart 2013 was de samenwerking met patiënten verbeterd, evenals het functioneren in teamverband. Haar inzicht en kennis waren op niveau. De verslaglegging en correspondentie was adequaat. Op het gebied van leerbaarheid had de aios een duidelijke vooruitgang geboekt. Zij stelde zich leerbaar op. Er was sprake van een vooruitgang en de beoordeling was voldoende. De aios zou haar POP aanpassen. De aios moest over een aantal punten feedback blijven vragen. Op 1 maart 2013 heeft een voortgangsgesprek plaatsgevonden. Er was sprake van een positieve wending. Er bestond geen twijfel over de voortgang van de opleiding. Blijkens de beoordeling van 19 april 2013 scoorde de aios op alle competenties een voldoende. De aios heeft de opleiding in de periode van 1 maart 2013 tot 1 september 2013 onderbroken om een reis te maken. De aios heeft haar opleiding op 1 september 2013 hervat en heeft tot 1 maart 2014 stage gelopen bij E. Eind oktober 2013 heeft een beoordeling plaatsgevonden. Er waren veel misverstanden in de communicatie. In teamverband vond er weinig afstemming plaats. De aios had wat inzicht en kennisniveau betrof de neiging de eigen opvatting boven de richtlijnen te laten gaan. De beoordeling was net voldoende. Er werden aandachtspunten voor de komende drie maanden geformuleerd. Blijkens de beoordeling over de periode november 2013 tot februari 2014 was de aios ten aanzien van patiënten te weinig begrenzend. In teamverband moest meer afstemming plaatsvinden. De verslaglegging en correspondentie was goed. De leerbaarheid bleef lastig. De inzet, werkhouding, efficiency en het medisch handelen was voldoende de communicatie en professionaliteit was onvoldoende. De aios paste naar aanleiding van dit gesprek haar POP aan. De vijfde stage vond plaats van 1 maart 2014 tot 1 maart 2015 bij F. Er is een beoordeling over de periode van eind februari 2014 tot eind augustus 2014. Op 1 september 2014 heeft het voortgangsgesprek einde derde jaar plaatsgevonden. Er werd wel wat met feedback gedaan, maar het werd te weinig vast gehouden. Op de meeste competenties was de aios goed op niveau. Communicatie was een aandachtspunt. Op 3 december 2014 heeft een beoordeling plaatsgevonden. De wijze en kwaliteit van contact met patiënt was erg wisselend. Het inzicht en kennisniveau was voldoende maar de aios kon het moeilijk in de praktijk 79
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
brengen. De verslaglegging en correspondentie was adequaat. Er was geen groei in leerbaarheid waargenomen. Er was enigszins vooruitgang geboekt, maar het niveau van het functioneren van de aios was onvoldoende. Er werden aandachtspunten geformuleerd voor de komende drie maanden. Op 15 januari 2015 heeft een gesprek plaats gevonden. Tijdens dit gesprek gaf de opleider aan dat hij weinig groei zag, ook gezien eerdere beoordelingen. Tijdens het gesprek gaf de aios aan vaak een andere visie te hebben dan anderen, waardoor zij buiten de groep raakte. Er werd aangegeven dat er een probleem was in de opleidingsvoortgang. Op 18 februari 2015 heeft een beoordeling plaatsgevonden over de periode september 2014 tot februari 2015. Het oordeel van december 2014 was grotendeels nog van toepassing. Er was geen sprake van groei. De aios heeft zich wel aangepast. Het niveau was onvoldoende. Op 19 februari 2015 heeft de aios een beoordelingsgesprek met haar opleider gehad, waarin is aangegeven dat de opleiding zou worden beëindigd. Op 2 maart 2015 heeft de opleider de aios schriftelijk de beëindiging van de opleiding bevestigd.
Standpunt aios De aios is het niet eens met de beëindiging van de opleiding. Zij stelt zich op het standpunt dat het besluit incorrect en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Gedurende de eerste vier stages hebben de voortgangsgesprekken niet overeenkomstig het kaderbesluit plaatsgevonden. Er heeft door de opleider geen aanpassing of bijstelling van het persoonlijk ontwikkelingsplan plaatsgevonden. De werkbegeleiding werd door de aios als onvoldoende ervaren. Zij heeft steeds voldaan aan de specialisme gebonden competenties. Veel van haar denkwijzen en verworven kennis in het psychiatrische vakgebied is toekomst gericht en staat daardoor nog deels haaks op huidige inzichten en denkwijzen. Hierdoor kan verminderde overeenstemming ontstaan met de expertise of professionele standaard van begeleiding en dit heeft een negatieve invloed gehad op de begeleiding en beoordeling gedurende haar opleiding. Zij heeft in de samenwerking bij verschil van mening of visies veel problemen ervaren wat haar extra belemmeringen heeft gegeven in haar functioneren om zich te kunnen laten zien. Het ontbreken van een interne centrale opleidingscommissie onderschrijft het onveilige opleidingsklimaat, waardoor een adequate toetsing van kwaliteit door aios mogelijk in gebreken blijft. Zij stelt dat zij tijdens de vijfde stage de eerste aios op deze stageplek was. Dat heeft haar extra belastende factoren gegeven en meerdere nadelige gevolgen gehad zowel op het gebied van begeleiding als in beoordeling van haar functioneren. Zij heeft zich flexibel en constructief opgesteld. De werkbegeleiders waren nog onervaren. Er was sprake van didactische tekorten voor het stimuleren van leerprocessen en onveiligheid in de begeleidingscontacten. Er heeft geen geïntensiveerd begeleidingstraject met een ervaren begeleider plaatsgevonden. Het beoordelingsresultaat is niet afdoende gewogen en er heeft niet op een eerlijk en adequate wijze een totstandkoming van de geschiktheidsbeoordeling plaatsgevonden. Volgens de aios was er sprake van een vroegtijdige vooringenomenheid over haar geschiktheid voor de opleiding. Daarnaast had vanwege haar parttime dienstverband pas half april 2015 de eindbeoordeling moeten plaatsvinden en niet al in februari 2015. Alle bezwaren betreffende het onveilige opleidingsklimaat, de kwaliteit van de opleiding, de wijze van totstandkoming van de beoordelingen en de gestelde eindconclusie tot ongeschiktheid en de organisatorische tekortkomingen binnen de organisatie zijn volgens de aios voldoende gronden voor het vernietigen van het besluit.
55
80
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
Standpunt opleider De opleider stelt zich op het standpunt dat de aios niet geschikt is om de opleiding voort te zetten. In het eerste jaar van de opleiding was er al sprake van een moeizame voortgang van de opleiding. Na de eerste drie maanden kreeg de aios een onvoldoende beoordeling. De aios kreeg uiteindelijk het voordeel van de twijfel en kon na het eerste jaar de opleiding voortzetten. Tijdens de eerste stage van het tweede jaar leek het beter te gaan, maar er waren nog steeds twijfels over het functioneren van de aios. De aios onderbrak haar opleiding voor een reis van zes maanden. Na hervatting van haar opleiding waren er nog steeds competentiegebieden die onvoldoende waren. De beoordeling was echter net voldoende en de aios kon naar het derde jaar. In het derde jaar had de aios twee stagebegeleiders. Beide begeleiders beoordeelden de stage met een onvoldoende. De opleider heeft tijdens de laatste stage een paar keer met de aios meegelopen om haar te observeren en intensiever te begeleiden. De aios heeft gedurende de opleiding zelf goede POP’s opgesteld, waarop hij de aios steeds feedback heeft gegeven. De aios geeft in haar verzoekschrift verschillende keren aan “bij deze stage was ik het niet altijd eens met de voorschriften van medicatie en gestelde diagnoses”. Volgens de opleider is dit direct het belangrijkste probleem bij de beoordeling van haar geschiktheid. Hij heeft de aios verschillende keren verteld dat zij zich met een dergelijke opstelling buiten de realiteit plaatste. Het oordeel dat de aios niet geschikt is de opleiding voort te zetten is tot stand gekomen op basis van zijn eigen bevindingen, die van de plaatsvervangend opleider en van een groot aantal werkbegeleiders. Er is geen sprake van een onveilig opleidingsklimaat, onvoldoende kwaliteit van de opleiding, een tekortschietende organisatie en het niet op juiste wijze tot stand gekomen zijn van beoordelingen. Hij verwijst hierbij naar het besluit van de RGS, waarbij de erkenning van de instelling voor de opleiding psychiatrie onlangs opnieuw voor vijf jaar is verleend. Bevoegdheid geschillencommissie Voordat een geschil aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd, moet eerst bemiddeling hebben plaatsgevonden. Ingevolgde artikel 3 van het Reglement van orde van de geschillencommissie moet een verzoek tot bemiddeling binnen vier weken na het besluit van de opleider aan de centrale opleidingscommissie worden voorgelegd. De centrale opleidingscommissie heeft zes weken de tijd om te bemiddelen in het geschil. De centrale opleidingscommissie kan gebruik maken van een mediator. Indien het geschil onbemiddelbaar is gebleken kan de aios binnen twee weken het geschil aan de geschillencommissie voorleggen. Het besluit tot beëindiging van de opleiding is op 2 maart 2015 aan de aios kenbaar gemaakt. In verband met het ontbreken van een centrale opleidingscommissie bij C heeft de aios, na overleg hierover met de opleider, het geschil op 24 maart 2015 aan de centrale opleidingscommissie van G te ……….. voorgelegd. De aios heeft het geschil tijdig aan haar opleider en de door hem aangewezen centrale opleidingscommissie voorgelegd. Op 22 april 2015 heeft de centrale opleidingscommissie laten weten dat er geen mogelijkheid tot bemiddeling was. Wel werd aangegeven dat het te overwegen was de aios een extra kans te geven binnen een ander opleidingsteam, waarbij werd opgemerkt dat het gelet op de beoordelingen de vraag was of dat tot een geschiktheid zou leiden. De geschillencommissie is van oordeel dat het geschil in verband met het ontbreken van een centrale opleidingscommissie binnen C, aan een andere opleidingscommissie voorgelegd kon worden. Hiermee is voldaan aan het vereiste van een bemiddelingspoging alvorens het geschil aan de geschillencommissie voor te leggen. De aios heeft vervolgens binnen twee weken een pro forma verzoekschrift ingediend en vervolgens binnen de daarvoor gestelde tijd aanvullende gronden ingediend. De geschillencommissie is bevoegd het geschil in behandeling te nemen. Overwegingen Artikel B.12 Kaderbesluit bepaalt dat de opleiding is voorzien van momenten waarop toetsing en beoordeling plaatsvindt. 81
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Artikel B.13 Kaderbesluit bepaalt dat de aios in een voortgangsgesprek wordt beoordeeld op de voortgang in zijn ontwikkeling en in de jaarlijkse beoordeling of hij geschikt en in staat is de opleiding voort te zetten. Artikel B.14 Kaderbesluit bepaalt dat tijdens de opleiding gesprekken plaatsvinden tussen de opleider en de aios over de voortgang in de ontwikkeling van de aios. In het eerste jaar van de opleiding vinden ten minste vier voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per kwartaal. In het tweede en derde jaar vinden ten minste twee voortgangsgesprekken plaats, ten minste één per half jaar. In de opleidingsjaren daarna tot het einde van de opleiding vindt ten minste één voortgangsgesprek per opleidingsjaar plaats, waarbij geldt dat een voortgangsgesprek ten minste drie maanden voor het eind van elk opleidingsjaar wordt gehouden. Een voortgangsgesprek kan aanleiding geven het individueel opleidingsplan bij te stellen en kan leiden tot een geïntensiveerd begeleidingstraject. Van het voortgangsgesprek wordt een schriftelijk verslag gemaakt dat zowel door de opleider als door de aios wordt ondertekend. Artikel B.15 Kaderbesluit bepaalt dat aan het eind van elk opleidingsjaar, dat wil zeggen in ieder geval binnen een maand nadat de aios twaalf maanden opleiding heeft gevolgd, een geschiktheidsbeoordeling plaatsvindt. Dit geldt niet voor het laatste opleidingsjaar. De aios is op 1 september 2015 met de opleiding gestart. Volgens de aios hebben gedurende de eerste vier stages de voortgangsgesprekken niet overeenkomstig het Kaderbesluit plaatsgevonden. De geschillencommissie kan de aios daar deels in volgen. Er hebben wel voldoende beoordelingsmomenten plaatsgevonden, er zijn beoordelingen overgelegd, maar niet van alle gesprekken zijn verslagen opgesteld, althans deze zijn niet overgelegd. De aios heeft daarnaast gedurende de opleiding zelf een persoonlijk ontwikkelingsplan opgesteld. De opleider heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de voortgangsgesprekken steeds aan de hand van het door de aios opgestelde ontwikkelingsplan hebben plaatsgevonden en dat naar aanleiding van de gesprekken het ontwikkelingsplan werd bijgesteld. Hoewel de verslaglegging beter had gekund, hebben naar het oordeel van de geschillencommissie de voortgangsgesprekken overeenkomstig het Kaderbesluit plaatsgevonden. De aios startte haar eerste stage met een onvoldoende beoordeling, De opleider had voor de tweede stage een actielijst opgesteld voor de supervisor en aios om de aios bij te sturen. Aan het eind van deze stage was het oordeel nog onvoldoende, maar de aios kreeg het voordeel van de twijfel en kon na het eerste jaar de opleiding voortzetten. Communicatie, samenwerken en professionaliteit waren aandachtspunten. De aios moest zich leerbaarder opstellen. De start van het tweede jaar was positiever en er was op het gebied van leerbaarheid een duidelijke vooruitgang geboekt. De aios kreeg een voldoende beoordeling. De opleiding werd vervolgens met een half jaar onderbroken maar na hervatting van de opleiding ging het minder goed. Er waren veel misverstanden in de communicatie en in teamverband vond weinig afstemming plaats. De aios was op de hoogte van haar tekortkomingen. In de beoordelingen werden aandachtspunten voor de komende periode genoemd en de verbeterpunten werden in het ontwikkelingsplan meegenomen. De tekortkomingen bleven tot het eind van de opleiding bestaan. In de leerbaarheid was weinig groei waargenomen. De aios ontkent niet dat er gedurende de opleiding tekortkomingen in haar functioneren waren. Ter zitting gaf zij zelf aan dat de beoordelingen steeds op het randje waren. Zij wist dat haar functioneren verbeterd moest worden en ook op welke punten, maar zij stelde dat er geen sprake was van disfunctioneren.
82
5
10
De aios heeft nog aangevoerd dat zij tijdens de vijfde stage de eerste aios op die stageplek was en dat dat zij daar niet goed is begeleid en dat ook geen sprake is geweest van een geïntensiveerd begeleidingstraject zoals genoemd in het Kaderbesluit. De geschillencommissie deelt het standpunt van de aios ten aanzien van het geïntensiveerd begeleidingstraject. Een dergelijk traject heeft niet plaatsgevonden, maar is ook niet verplicht. De opleider heeft echter naar het oordeel van de geschillencommissie wel voldoende aannemelijk gemaakt dat de aios gedurende de opleiding voldoende begeleiding heeft gekregen en op de hoogte was van haar tekortkomingen. Zij is voldoende in de gelegenheid gesteld haar functioneren te verbeteren. Tijdens de laatste stage zijn er twee opvolgende supervisoren geweest die beiden de aios hebben beoordeeld en ook de opleider heeft de aios tijdens deze stage geobserveerd en haar feedback gegeven.
25
Bij de stukken bevindt zich een door de aios opgesteld globaal overzicht van de beoordelingen van de gehele opleiding. Hierin zijn de resultaten van de beoordelingen opgenomen maar hierin geeft de aios ook aan dat zij het tijdens meerdere stages niet altijd eens was met de voorschriften van medicatie en gestelde diagnose. Hierdoor had zij veel discussie met haar supervisoren en werkbegeleiders. De geschillencommissie kan zich voorstellen dat als gevolg hiervan een gevoel van onveiligheid bij de aios ontstond. Maar dat betekent naar het oordeel van de geschillencommissie niet dat er daadwerkelijk sprake was van een onveilig opleidingsklimaat. De geschillencommissie begrijpt overigens niet dat de aios haar opleiding in de betreffende instelling wil voortzetten, terwijl er volgens haar sprake is van een onveilig opleidingsklimaat. In dat opzicht spreekt de aios zich zelf tegen.
30
De geschillencommissie komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat de beoordelingsprocedure zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat gelet op de beoordelingen, de begeleiding die de aios heeft gehad en zij in de gelegenheid is gesteld haar functioneren te verbeteren, de opleider de opleiding heeft kunnen beëindigen.
15
20
Uitspraak De Geschillencommissie wijst het verzoek van de aios tot vernietiging van het besluit van de opleider tot beëindiging van de opleiding af. 35 Aldus uitgebracht door: Mr. F.H. de Haan (voorzitter), mevr. dr. I.E. Lindhout, psychiater en dr. T.J. Gardenbroek, aios heelkunde, in tegenwoordigheid van mevr. mr. J.E.D. de Planque, secretaris. 40 Namens de Geschillencommissie
Utrecht, 7 december 2015
mr. F.H. de Haan voorzitter
mevr. mr. J.E.D. de Planque secretaris
45
83
Bijlage 2
84
HOOFDSTUK 4
Adviescommissie en geschillencommissie (uit: de Regeling specialismen en profielen geneeskunst)
Artikel 42. Adviescommissie 1.
De registratiecommissie stelt een onafhankelijke adviescommissie in voor de behandeling van (bezwaren tegen) besluiten van de registratiecommissie, verder te noemen adviescommissie.
2.
De adviescommissie heeft tot taak te adviseren over de volgende te nemen besluiten op bezwaar: a.
het inschrijven van een arts in een specialistenregister of het doorhalen van deze inschrijving;
b. het opnieuw, al dan niet aansluitend, inschrijven van een arts, al dan niet op grond van gelijkgestelde werkzaamheden, in een specialistenregister en het doorhalen van deze inschrijving. 3.
De adviescommissie heeft tot taak te adviseren over de volgende genomen besluiten: a.
het inschrijven van een arts in het profielartsenregister of het doorhalen van deze inschrijving;
b. het opnieuw, al dan niet aansluitend, inschrijven van een arts, al dan niet op grond van gelijkgestelde werkzaamheden, in een profielartsenregister of het doorhalen van deze inschrijving; c.
het inschrijven van een arts in een opleidingsregister, het wijzigen of doorhalen van deze inschrijving;
d. het opnieuw, al dan niet aansluitend, erkennen van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut of het wijzigen, schorsen of intrekken van de erkenning. Artikel 43. geschillencommissie 1.
De registratiecommissie stelt een onafhankelijke geschillencommissie in voor de behandeling van geschillen, verder te noemen geschillencommissie.
2.
De geschillencommissie heeft tot taak geschillen te beslechten tussen partijen, niet zijnde de registratiecommissie, voor zover een geschil betrekking heeft op een besluit van een opleider, opleidingsinstituut of een opleidingsinrichting.
Artikel 44. Bemiddeling Alvorens een geschil als bedoeld in artikel 43 aanhangig wordt gemaakt bij de geschillencommissie, wordt in het geschil bemiddeld.
Artikel 45. Samenstelling De adviescommissie en de geschillencommissie (verder te noemen: de commissie) bestaan elk uit de volgende leden: a.
een voorzitter en juristleden, meester in de rechten;
b. specialistleden en profielartsleden. Deze leden worden benoemd op voordracht van de (sectie van de) betreffende wetenschappelijke vereniging of beroepsvereniging die een recht van voordracht heeft van leden van de registratiecommissie; c.
artsen in opleiding tot specialist of profielarts. Deze leden worden benoemd op voordracht van LOSGIO, LOVAH, LVAG, VAAVG en VASON.
85
Artikel 46. Benoeming en einde lidmaatschap 1.
Een lid van de commissie wordt benoemd door de registratiecommissie. Artikel 25 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de registratiecommissie het lidmaatschap kan opzeggen of het lid kan ontzetten of schorsen.
2.
Een lid van de commissie wordt voor een periode van vier jaar benoemd. Aansluitend is hij eenmaal herbenoembaar.
3.
Een lid van de commissie is geen lid van het federatiebestuur, het bestuur van een wetenschappelijke vereniging of beroepsvereniging of werkzaam bij de KNMG.
Artikel 47. Secretaris 1.
De algemeen directeur van de KNMG voegt aan de commissie een secretaris toe.
2.
De secretaris is geen lid van de commissie en heeft een adviserende stem.
Artikel 48. Zitting 1.
De commissie houdt zitting met ten minste drie leden, waaronder in ieder geval de voorzitter.
2.
De voorzitter kiest in overleg met de secretaris de overige leden waarbij rekening wordt gehouden met de aard van de zaak, het specialisme of het profiel waar het bezwaar, besluit of geschil betrekking op heeft en de specifieke deskundigheid van het lid.
3.
De leden van de commissie nemen geen deel aan de behandeling van een bezwaar, besluit of geschil indien hun onpartijdigheid in het geding is.
Artikel 49. Reglement 1.
De commissie stelt in overleg met de registratiecommissie een reglement op met betrekking tot de procedure voor de behandeling van (bezwaren tegen) besluiten of geschillen. Het reglement bevat geen bepalingen die strijdig zijn met of afwijken van de wet, de statuten of het algemeen reglement van de KNMG of de Regeling.
2.
De commissie maakt de vaststelling en wijziging van het reglement bekend in het officiële orgaan van de KNMG en plaatst de integrale tekst op de website van de KNMG.
Artikel 50. Tarieven 1.
De registratiecommissie kan bepalen dat de verzoeker voor de behandeling van een besluit als bedoeld in artikel 42, derde lid, of een geschil als bedoeld in artikel 43, tweede lid, een tarief verschuldigd is. Behandeling van het besluit of geschil vindt in dat geval eerst plaats nadat dit bedrag door de commissie is ontvangen.
2.
De registratiecommissie stelt de tarieven, bedoeld in het eerste lid, vast op voorstel van de commissie. De tarieven zijn kostendekkend.
3.
De registratiecommissie maakt de tarieven bekend in het officiële orgaan van de KNMG en plaatst deze op de website van de KNMG.
Artikel 51. Jaarverslag 1.
De commissie stelt een jaarverslag op van haar werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar.
2.
De commissie maakt het verschijnen van het jaarverslag bekend in het officiële orgaan van de KNMG en plaatst het jaarverslag op de website van de KNMG.
86
Bijlage 3
87
Reglement van Orde van de geschillencommissie Artikel 1 Regeling specialismen en profielen geneeskunst (Regeling) 1. De geschillencommissie is de onafhankelijke commissie als bedoeld in art. 43 van de Regeling, ingesteld door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS) voor de behandeling van geschillen van aios over een besluit van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut. 2. De geschillencommissie is bij haar werkzaamheden gehouden aan de op haar van toepassing zijnde artikelen van de Regeling. 3. Dit reglement is gebaseerd op artikel 49 van de Regeling. Artikel 2 Gelijkstelling 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt aan een besluit van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut gelijkgesteld: a. de schriftelijke weigering een besluit te nemen; b. het niet tijdig nemen van een besluit; c. een feitelijke gedraging alsof het besluit reeds is genomen. 2. Een besluit is niet tijdig genomen zodra twee weken zijn verstreken na de dag waarop de indiener schriftelijk aan de opleider, de opleidingsinrichting of het opleidingsinstituut heeft verzocht een besluit te nemen. Artikel 3 Voorafgaande bemiddeling 1. Een geschil waarin geen bemiddeling als bedoeld in art 44 Regeling plaats vond, is niet ontvankelijk. 2. De bemiddeling geschiedt afhankelijk van het specialisme of profiel waarin de aios in opleiding is door: a. de centrale opleidingscommissie als bedoeld in art. C.11 kaderbesluit CCMS van de opleidingsinrichting waar de aios in opleiding is. De centrale opleidingscommissie kan daarbij gebruik maken van een mediator; b. een mediator of onafhankelijk bemiddelende partij voorkomend op de lijst als bedoeld in art. C.16.1.xii kaderbesluit CHVG van het opleidingsinstituut waarbij de aios in opleiding is; c. de examencommissie als bedoeld in art. C.12 kaderbesluit CSG van het opleidingsinstituut waar de aios in opleiding is. De examencommissie kan daarbij gebruik maken van een onafhankelijke bemiddelende partij of mediator. 3. Het verzoek tot bemiddeling wordt schriftelijk gericht tot de centrale opleidingscommissie of het betreffende opleidingsinstituut. 4. De termijn voor het doen van een verzoek tot bemiddeling bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit als bedoeld in art. 43 van de Regeling bekend is gemaakt. 5. De centrale opleidingscommissie respectievelijk het opleidingsinstituut bevestigt schriftelijk de ontvangst aan de indiener. 6. De bemiddeling is er op gericht het geschil in der minne te schikken. 88
7. De duur van de bemiddeling is maximaal 6 weken. Deze termijn vangt aan de dag na de datum waarop de ontvangst van het verzoek aan partijen is bevestigd. 8. Zodra de bemiddelende persoon of organisatie, of een van de partijen, het geschil onbemiddelbaar acht, doet hij daarvan schriftelijk mededeling aan de andere betrokkenen. 9. De eventuele kosten van bemiddeling worden door partijen gezamenlijk en voor gelijke delen gedragen, tenzij bij de bemiddeling anders is overeengekomen. Artikel 4 Aanhangig maken geschil 1. Het aanhangig maken van een geschil geschiedt door het indienen van een verzoekschrift bij de geschillencommissie. 2. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat tenminste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waarop het geschil betrekking heeft; d. de gronden van het geschil. 3. Bij het verzoekschrift worden zo mogelijk overgelegd: a. een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft; b. een document waaruit van het niet of niet tijdig slagen van de bemiddeling blijkt. 4. Indien het verzoekschrift of een bijlage daarbij in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het geschil noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een geautoriseerde vertaling. 5. Bijstand en vertegenwoordiging. a. partijen kunnen zich ter behartiging van hun belangen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen. De geschillencommissie kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen; b. de geschillencommissie kan bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan, weigeren. Daarvan worden deze en de betrokken partij onverwijld schriftelijk in kennis gesteld; c. lid 5b is niet van toepassing ten aanzien van advocaten. 6. De indiener kan tot het moment waarop de geschillencommissie uitspraak doet het verzoekschrift schriftelijk intrekken. Tijdens het horen kan dit ook mondeling.
Artikel 5 Ontvankelijkheid Het geschil kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien: a. geen voorafgaande bemiddeling in het geschil plaats vond; b. niet is voldaan aan artikel 4 of enig ander vereiste voor het in behandeling nemen van het verzoekschrift, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn van twee weken.
89
Artikel 6 Termijnen 1. Het verzoekschrift wordt ingediend binnen twee weken nadat: a. de termijn van 6 weken van art. 3.7, zijnde de maximale duur voor de bemiddeling, is verstreken zonder dat het geschil in der minne werd geschikt, of b. het geschil onbemiddelbaar is verklaard. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die van de schriftelijke mededeling dat het geschil onbemiddelbaar is. 2. Een geschil is tijdig aanhangig gemaakt indien het verzoekschrift voor het einde van de betreffende termijn is ontvangen. 3. Bij verzending per post is een verzoekschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. 4. De behandeling van het geschil kan worden aangehouden indien het verzoekschrift voor het begin van de termijn van lid 1 werd ingediend. 5. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzoekschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Artikel 7 Ontvangst van het verzoekschrift 1. De secretaris van de geschillencommissie (secretaris) tekent de datum van ontvangst aan op het verzoekschrift en bevestigt onverwijld de ontvangst. 2. De secretaris geeft binnen een week kennis van de ontvangst van het verzoekschrift aan de opleider of de opleidingsinrichting die, of het opleidingsinstituut dat, het bestreden besluit heeft genomen. 3. Indien de geschillencommissie niet bevoegd is van het verzoekschrift kennis te nemen omdat het een bezwaar tegen een besluit van de RGS betreft wordt het verzoekschrift onverwijld overgedragen aan de RGS. 4. Indien de geschillencommissie de behandeling voortzet van een bezwaar waarin de adviescommissie onbevoegd was, is het tijdstip van indiening van het bezwaar bij de adviescommissie bepalend voor de vraag of het tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. 5. Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt de geschillencommissie de op de zaak betrekking hebbende stukken ook aan de gemachtigde.
90
Artikel 8 Behandeling van het geschil 1. De secretaris nodigt de bij het geschil betrokken partijen binnen twee weken na ontvangst van het verzoekschrift uit om gehoord te worden. 2. De geschillencommissie stelt de wederpartij in de gelegenheid binnen vier weken na de uitnodiging een schriftelijke toelichting op het bestreden besluit over te leggen met alle op het geschil betrekking hebbende stukken. 3. De geschillencommissie kan deze termijn eenmaal met twee weken verlengen. 4. Nadere stukken. a. partijen kunnen tot 10 dagen voor de hoorzitting nadere stukken indienen mits zij deze gelijktijdig in afschrift aan de andere partij(en) toezenden; b. als aan lid a niet is voldaan, bepaalt de geschillencommissie of nadere stukken in de beoordeling van het geschil worden betrokken. 5. Samenstelling van de commissie voor de behandeling van een geschil. a. de behandeling van het geschil geschiedt in een zitting door de leden als bedoeld in art. 48 Regeling, verder aan te duiden als de commissie. Aan de zitting neemt in ieder geval een specialist of profielarts en een aios deel; b. elk van belanghebbenden kan verzoeken een lid te wraken op grond van feiten of omstandigheden waardoor de schijn van belangenverstrengeling zou worden gewekt; c. het onderbouwde verzoek tot wraking wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voor de aanvang van de hoorzitting, schriftelijk tot de voorzitter gericht die een nieuw lid aanwijst. 6. De zitting omvat de hoorzitting, het onderzoek, de beraadslaging en de besluitvorming. 7. De voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de behandeling van geschillen de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs kunnen vermoeden.
91
Artikel 9 Hoorzitting 1. De voorzitter bepaalt de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting. Partijen worden zo spoedig mogelijk na ontvangst van het verzoekschrift, en in ieder geval binnen acht weken gehoord. 2. Partijen worden in elkaars aanwezigheid gehoord. Zij kunnen op hun verzoek of op eigen initiatief van de commissie afzonderlijk worden gehoord, indien aannemelijk is dat gezamenlijk horen een zorgvuldige behandeling zal belemmeren. In dat geval wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid. 3. De hoorzitting is openbaar, tenzij de voorzitter besluit of een van de partijen verzoekt de zitting op grond van gewichtige redenen niet in het openbaar te doen plaatsvinden. 4. De hoorzitting kan op verzoek op grond van gewichtige redenen of op een verzoek waarmede de andere partij instemt eenmaal verdaagd worden. De voorzitter beslist op het verzoek. 5. De voorzitter kan de hoorzitting verdagen of schorsen om eerst nader onderzoek te doen. 6. De commissie kan op verzoek van partijen getuigen en deskundigen horen: a. het verzoek getuigen of deskundigen mee te nemen en te doen horen dient uiterlijk één week voor de hoorzitting aan de secretaris en aan de andere partij te zijn gericht. Het verzoek bevat de namen en adressen van de getuigen of deskundigen; b. de kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de partij die de getuigen en/of deskundigen heeft meegenomen. 7. Van het horen van partijen kan worden afgezien indien: a. het verzoekschrift kennelijk niet-ontvankelijk is; b. het verzoekschrift kennelijk ongegrond is; c. partijen hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht om te worden gehoord. 8. De secretaris zorgt voor een schriftelijk verslag van de hoorzitting. 9. Het verslag bevat in ieder geval: a. de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid; b. een korte beschrijving van hetgeen over en weer is gezegd en wat ter zitting is voorgevallen; c. een opgave van ter zitting overgelegde bescheiden. Overgelegde bescheiden kunnen aan het verslag worden gehecht. 10. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. 11. Partijen ontvangen een afschrift van het verslag bij de uitspraak.
92
Artikel 10 Bevoegdheden commissie 1. De commissie is bevoegd alle inlichtingen in te winnen die zij voor de behandeling van het verzoekschrift nodig acht. 2. De commissie is bevoegd getuigen en deskundigen te raadplegen. Indien de commissie daartoe besluit: a. stelt de secretaris partijen hiervan ten minste vijf dagen tevoren op de hoogte; b. kunnen partijen bij het horen van getuigen of deskundigen desgewenst aanwezig zijn. 3. Van de raadpleging van getuigen of deskundigen wordt schriftelijk rapport opgemaakt. De commissie verstrekt een afschrift van het rapport aan partijen, die daarop binnen twee weken schriftelijk bij de commissie kunnen reageren. De commissie kan deze termijn van twee weken bekorten of verlengen. 4. Wanneer na het horen feiten of omstandigheden bekend worden die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn: a. deelt de voorzitter dit mede aan partijen; b. kunnen partijen en de leden van de commissie de voorzitter binnen een week na de mededeling verzoeken om een nieuwe hoorzitting. 5. De voorzitter beslist op het verzoek. Indien de voorzitter het verzoek afwijst, kunnen partijen binnen twee weken schriftelijk reageren op de uit het nadere onderzoek verkregen informatie. Deze termijn vangt aan op de dag volgend op de datum van de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Artikel 11 Beraadslaging en besluitvorming 1. De commissie beoordeelt of degene die het besluit heeft genomen op grond van alle geldende regelingen en tussen partijen eventueel nader gemaakte afspraken in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen en doet uitspraak. 2. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren. 3. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen; bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter de beslissende stem. 4. De commissie doet uitspraak binnen zes weken na de laatste hoorzitting, of na het verstrijken van de termijn van art. 10.5. De voorzitter kan deze termijn eenmaal voor ten hoogste vier weken verlengen. Daarvan doet de secretaris schriftelijk mededeling aan partijen. Artikel 12 De uitspraak 1. De indiener van het verzoekschrift en de andere betrokken partijen ontvangen een afschrift van de uitspraak en het verslag van de hoorzitting. 2. De uitspraak is bindend voor partijen met ingang van de dag volgend op de datum waarop de uitspraak schriftelijk bekend is gemaakt. 3. De uitspraak bevat, naast het besluit, in elk geval: a. de namen van de leden van de geschillencommissie die het in het geschil hebben beslist; b. de namen en woon- c.q. vestigingsplaatsen van partijen; c. de dagtekening van de uitspraak; d. een deugdelijke motivering van het besluit. 4. De commissie doet uitspraak over haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het
93
geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van het verzoek. 5. Indien partijen bij de hoorzitting tot een schikking komen, legt de commissie op verzoek van partijen de inhoud daarvan in de uitspraak vast. 6. De uitspraak wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend. 7. De uitspraak wordt ter kennis gebracht van de registratiecommissie. Artikel 13 Kennelijke fouten 1. De voorzitter kan binnen twee weken na de bekendmaking van de uitspraak uit eigen beweging of op verzoek van een van de partijen een kennelijke rekenfout of schrijffout in de uitspraak herstellen. 2. Herstel of verbetering geschiedt middels schriftelijke mededeling aan partijen. Artikel 14 Evaluatie en herziening De geschillencommissie evalueert periodiek dit reglement en past het zo nodig aan. Artikel 15 Slotbepalingen In gevallen waarin dit Reglement, noch de Regeling voorziet, beslist de voorzitter in overleg met de secretaris. Dit Reglement kan gewijzigd worden door de voorzitter en de juristleden als bedoeld in art. 45.a Regeling.
Artikel 16 Vaststelling en Inwerkingtreding 1. Dit Reglement is op 30 november 2012 vastgesteld in overleg met de RGS i.o. die daarmede in haar vergadering van 21 september 2012 en gelet op uitgangspunten voor goed bestuur haar instemming betuigde, en na schriftelijke raadpleging op 12 november 2012 van de leden van de geschillencommissie. 2. Dit Reglement treedt in werking op 1 januari 2013 en is van toepassing op besluiten van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut gedagtekend met ingang van 1 januari 2013. Toelichting
5
Met ingang van 1 januari 2013 heeft het stelsel van opleiding en registratie van de KNMG naast één regelgevend College Geneeskundig Specialismen(CGS) ook één registratiecommissie: de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten (RGS). Zoals voorheen is ook na 1 januari 2013 voorzien in de mogelijkheid om tegen besluiten die in het kader van opleiding, registratie, herregistratie en erkenning worden genomen bezwaar te maken, bij de adviescommissie (ACO) of bij de geschillencommissie.
10
15
In de nieuwe situatie adviseert de ACO de RGS niet alleen over bezwaren tegen besluiten inzake registratie en herregistratie, maar over alle besluiten die door de RGS worden genomen. Dus ook over bezwaren tegen een besluit van de registratiecommissie inzake erkenning of (her)registratie in een profiel, die voorheen door de Commissie voor Geschillen werden behandeld. 94
5
De geschillencommissie behandelt met ingang van 1 januari 2013 alleen geschillen die een aios aanhangig maakt tegen een besluit van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut, en neemt daarover een besluit. De procedure van de geschillencommissie is niet wezenlijk veranderd. Zo bleef de bepaling dat een geschil tegen een besluit van een opleider, opleidingsinrichting of opleidingsinstituut pas bij de geschillencommissie aanhangig kan worden gemaakt nadat een poging tot bemiddeling heeft plaatsgevonden.
10
Het is van belang dat in een geschil over de opleiding snel wordt beslist. Om dat te bevorderen gelden er strenge termijnen voor het vragen van bemiddeling en het aanhangig maken van het geschil bij de geschillencommissie. Als die niet in acht worden genomen, wordt een geschil niet in behandeling genomen.
15
Artikel 2. Lid 1c: Gedacht moet worden aan een tussentijdse of eindbeoordeling waarbij de opleider de aios ongeschikt oordeelde om de opleiding te vervolgen respectievelijk te voltooien, in combinatie met het feitelijk staken van de begeleiding van de aios.
20
25
Artikel 16 Lid 1: Art. 49 Regeling bepaalt dat de geschillencommissie het Reglement van Orde vaststelt. Gezien de omvang van de geschillencommissie, die geen gemeenschappelijke vergaderingen kent, is dat in een schriftelijke raadpleging gebeurd. De uiteindelijke tekst van het Reglement werd vervolgens vastgesteld door de voorzitter en juristleden van de geschillencommissie.
95
Bijlage 4
96
LEDENLIJST GESCHILLENCOMMISSIE 31-12-2015 5 JURISTLEDEN Mr. dr. J.J.M. Linders, voorzitter Mr. G.G.A.J.M. van Poppel, plaatsvervangend voorzitter Mr. C.J. de Boer, plaatsvervangend voorzitter Mr. F.H. de Haan, plaatsvervangend voorzitter 10 SPECIALIST- / AIOS*-LEDEN Specialisme
Naam
Anesthesiologie
Mr. Th.C. van Gelder
Idem aios
Mw. C.M.H. Nolte
Bedrijfsgeneeskunde
Mr. P.E. Rodenburg
Idem aios
Vacature
Cardiologie
Prof. dr. E.E. van der Wall
Idem aios
J. Joustra
Cardio-thoracale chirurgie
Dr. M.E. Erasmus
Idem aios
Mw. A.G.M. van Boxtel
Dermatologie en venerologie
Mw. mr. dr. E.R.M. de Haas
Idem aios
F.H. Wiersma
Geneeskunde voor verstandelijk gehandicapten
A. Jans
Idem aios
Mw. S. Fischer
Heelkunde
Dr. J.P. Snellen
Idem aios
Dr. T.J. Gardenbroek
Huisartsgeneeskunde
Mw. J.H. Verwoerd
Idem aios
Mw. W.T.M. Enthoven
Infectieziekten
F. Woonink
Idem aios
Vacature
Interne geneeskunde
Dr. S. Lobatto
Idem aios
Mw. S. Wever
Jeugdgezondheidszorg
Mw. A.S. Meijnen
Idem aios
Vacature 97
Keel-neus-oorheelkunde
Dr. E.B.J. van Nieuwkerk
Idem aios
T.T.H. Crins
Kindergeneeskunde
Dr. M. de Hoog
Idem aios
Vacature
Klinische genetica
Dr. R.H. Sijmons
Idem aios
Mw. C.I. de Bie
Klinische geriatrie
Mw. G.A.M. Golüke-Willemse
Idem aios
M. Grotenhuis
Longziekten en tuberculose
Dr. A. Termeer
Idem aios
Mw. D. Ruigrok
Maag-darm-leverziekten
Dr. R.A. de Man
Idem aios
Dr. R.P. Voermans
Maatschappij en gezondheid
J. dos Santos
Idem aios
Vacature
Medische microbiologie
Prof. dr. H.P. Endtz
Idem aios
A. Stam
Neurochirurgie
Prof. dr. J.J. van Overbeeke
Idem aios
G.M. Overdevest
Neurologie
Dr. W.I.M. Verhagen
Idem aios
J. Wijntjes
Nucleaire geneeskunde
J.A.F. de Jong
Idem aios
Mw. D.M.E. van Assema
Obstetrie en gynaecologie
Dr. H.P. Oosterbaan
Idem aios
Mw. M. Lutke Holzik-Graatsma
Oogheelkunde
Mw. prof. dr. B.C.P. Polak
Idem aios
M.A.J. van de Put
Orthopedie
Prof. dr. A.J. Verbout
Idem aios
A.F.Y. van Wulfften Palthe
Pathologie
Dr. M.G. Havenith
Idem aios
Mw. M. van Seijen
Plastische chirurgie
Mw. drs. M.A.J. Meesters-Caberg
Idem aios
Mw. E.C. Paes
Psychiatrie
Mw. dr. I.E. Lindhout
Idem aios
Mw. M.L.J. Schouw 98
Radiologie
Drs. E.G. Coerkamp
Idem aios
Mw. S.B.T. van Rooij
Radiotherapie
Mw. L.W. van Bockel
Idem aios
Mw. J.S. Badloe
Reumatologie
Mw. dr. J.C.M. Oostveen
Idem aios
Mw. M. Kleibeuker
Revalidatiegeneeskunde
Mw. prof. dr. C.K. van der Sluis
Idem aios
Mw. J.R. Dortland
Specialisme ouderengeneeskunde
Mw. J.H.M. Cox-Claessen
Idem aios
Mw. F. Janmaat
Spoedeisende hulp
R.A.P.A. Hessels
Idem aios
Vacature
Tuberculosebestrijding
B.F.P.J. Koster
Idem aios
Vacature
Urologie
Dr. P.L.M. Vijverberg
Idem aios
Mw. M.D. Bekker
Verslavingsgeneeskunde
W. Barends
Idem aios
Vacature
Verzekeringsgeneeskunde
N. Croon
Idem aios
Vacature
* aios
arts in opleiding tot specialist
SECRETARIS 5 mw. mr. J.E.D. de Planque, secretaris
99