Prijskaartje van herintreden Wat is de financiële impact van terug te gaan werken? Yves Coemans Attaché studiedienst Gezinsbond
Mensen kunnen na een korte of lange periode van thuiswerk om allerlei redenen beslissen, opnieuw actief te worden op de arbeidsmarkt. De nood aan een bijkomend inkomen kan een belangrijke motivatie bij deze beslissing zijn. In die situaties is het des te belangrijker om een juist beeld te hebben van de financiële gevolgen van deze herintrede. Geen of minder huwelijksquotiënt Wie de overstap waagt van onbetaalde zorg naar betaalde arbeid, moet beseffen dat zijn of haar gezin een belangrijke fiscale ondersteuning grotendeels of volledig verliest: het huwelijksquotiënt. Deze regel geldt uitsluitend voor gezinnen van wettelijk samenwonende of gehuwde herintreders. Alleenstaande herintreders hebben geen huwelijksquotiënt en ondervinden dus ook geen nadeel. De fiscale regeling van het huwelijksquotiënt hevelt op het aanslagbiljet van de personenbelastingen voor de belastingberekening automatisch een gedeelte van het beroepsinkomen van de meest verdienende partner over naar de minst of niet verdienende, zodat het netto belastbaar inkomen van de minstverdienende wordt opgetrokken tot 30 % van het totale gezinsinkomen, met een maximumplafond: 9.280 euro voor inkomstenjaar 2009. Het huwelijksquotiënt is van toepassing voor alle koppels die fiscaal als “gehuwd” worden belast en waarvan één partner geen of een laag inkomen uit arbeid heeft. Dat zijn gehuwde koppels en wettelijk samenwonenden, die op de burgerlijke stand van hun woonplaats een verklaring ondertekenden van samenwoonst. Feitelijk samenwonenden, die gewoon zonder verklaring samen op hetzelfde adres wonen, komen niet in aanmerking voor het huwelijksquotiënt.. Het huwelijksquotiënt biedt twee voordelen. Ten eerste geniet het deel van het inkomen dat wordt overgeheveld van de meest naar de minstverdienende partner een lager belastingtarief. Dat inkomen, wordt vandaag bij de minstverdienende tot 7.900 euro1 belast aan de laagste aanslagvoet van 25 % en daarboven aan de tweede laagste aanslagvoet van 30 %. Een flinke besparing ten aanzien van de normale belasting die bij de meestverdienende geheven wordt aan de hoogste tarieven van 45 % (tussen 18.730 en 34.330 euro) en zelfs 50 % (boven 34.330 euro). Dat belastingvoordeel kan oplopen tot 2.414,87 euro2 Ten tweede kan de minstverdienende partner door de
1
Alle belastingbedragen in dit artikel zijn de geïndexeerde bedragen voor het aanslagjaar 2010/inkomstenjaar 2009. 2 Voor alle fiscale berekeningen in dit artikel baseren wij ons op een gemiddelde aanvullende gemeentebelasting van 7,28 %. Dat is het gewogen gemiddelde voor Vlaanderen en Brussel voor aanslagjaar 2008/inkomstenjaar 2007 op basis van het aantal inwoners op 1 januari 2008. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 1
overheveling zijn of haar belastingvrij minimum gedeeltelijk of volledig uitputten. Dat levert nog eens een belastingbesparing op aan 2 5%. Dat belastingvoordeel kan oplopen tot 1.794,26 euro. Beide voordelen samen leveren een belastingbesparing op van 4.209,13 euro. Het belastingvoordeel van het huwelijksquotiënt valt volledig weg als de herintreder een eigen netto belastbaar inkomen verwerft van meer dan 9.280 euro per jaar. Als de herintreder minder verdient, valt het belastingvoordeel van het huwelijksquotiënt slechts gedeeltelijk weg. We tonen dit aan met een voorbeeld. In een gehuwd koppel heeft de man jaarlijks een netto belastbaar inkomen van 43.610 euro. Zijn echtgenote blijft thuis om voor hun drie kinderen te zorgen. Dankzij het huwelijksquotiënt betaalt het gezin 10.196,41 euro belastingen in 2009: vader betaalt 9.427,75 euro en moeder 768,66 euro. Als de kinderen groter zijn, wil de moeder opnieuw gaan werken. Ze neemt een deeltijdse job aan waarmee ze maandelijks netto 806,95 euro verdient. Dat betekent een netto belastbaar inkomen van 885,00 euro per maand en 12.319,20 euro per jaar (vakantiegeld en dertiende maand inbegrepen). In deze nieuwe situatie zal het gezin in 2009 méér belastingen betalen: 16.268,11 euro. Moeder betaalt op haar inkomen 1.862,57 euro belastingen. Vader betaalt 14.405,54 euro, m.a.w. 4.977,79 euro méér op zijn onveranderd inkomen. Het netto gezinsinkomen na belastingen stijgt slechts met 6.247,50 euro op jaarbasis of met 520,63 euro per maand. Terwijl moeder toch iedere maand deeltijds gaat werken en netto gemiddeld 936,06 euro verdient per maand (rekening houdend met vakantiegeld en dertiende maand). Dat betekent dat het extra inkomen van moeder op gezinsbasis belast wordt aan ruim 50,7%. Uit ons voorbeeld kunnen we afleiden dat het huwelijksquotiënt niet echt een inactiviteitsval vormt, maar toch een domper zet op het initiatief om terug te gaan werken. De herintreder houdt altijd netto nog ongeveer de helft van zijn of haar inkomen over. Wel is de belastingdruk op het bijkomende inkomen van de herintreder nogal zwaar. Door de impact op het huwelijksquotiënt, stijgt die belastingdruk op het bijkomende inkomen nog naarmate het inkomen van de meestverdienende partner hoger is. Dat tonen we aan in volgende tabel. Tabel 1: Extra belastingdruk op bijkomend inkomen bij herintreden Eenverdiener
Inkomen Belastingdruk (in euro)
Tweeverdieners Extra inkomen van de herintredende partner 3.800 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 Belastingdruk op bijkomende inkomen (in %)
Deze aanvullende gemeentebelasting (ook wel APB genoemd) schommelt tussen 0% (Knokke, De Panne en Koksijde) en 9,5 % (Roeselare). Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 2
0,00 14.000 8,78 20.000 19,52 30.000 28,98 45.000 35,13 60.000 42,57 100.000 Belastingdruk op tweede inkomen als alleenstaande
16,23 32,20 33,30 39,97 39,97 39,02 0,00
18,33 32,28 34,02 40,02 40,00 39,08 0,00
24,88 33,57 40,00 44,75 44,15 43,69 5,01
29,21 34,51 39,58 43,00 42,19 41,88 15,06
32,56 36,53 40,33 42,90 41,98 41,75 21,63
35,62 38,79 41,83 43,66 42,90 42,72 27,59
In voorgaande tabel berekenen we de belastingdruk op het tweede inkomen van de herintredende partner3, zonder rekening te houden met het aantal kinderen. De hogere belasting door het wegvallen van het huwelijksquotiënt wijzen we volledig toe aan het tweede inkomen, omdat het inkomen van de meestverdienende partner in principe niet wijzigt én omdat het huwelijksquotiënt (deels) wegvalt door het extra inkomen van de herintreder. De tabel leert ons dat een laag jaarinkomen van 3.800 euro of 5.000 euro, dat normaal voor een alleenstaande niet belast wordt, voor de herintreder een belastingdruk ondergaat van 16,23 % tot 40,02 % naargelang het inkomen van de meestverdienende partner hoger is. Een jaarinkomen van 10.000 euro wordt bij de herintreder belast aan 24,88 % tot 44,75 %, terwijl de belastingdruk voor een alleenstaande amper 5,01 % bedraagt. Een jaarinkomen van 15.000 euro wordt bij de herintreder belast aan 29,21 % tot 43,00%, terwijl de belastingdruk voor een alleenstaande slechts 15,06 % bedraagt. Een jaarinkomen van 20.000 euro wordt bij de herintreder belast aan 32,56 % tot 41,98 %, terwijl de belastingdruk voor een alleenstaande slechts 21,63 % bedraagt. Een jaarinkomen van 25.000 euro wordt bij de herintreder belast aan 35,62 % tot 43,66 %, terwijl de belastingdruk voor een alleenstaande slechts 27,59 % bedraagt. In het slechtste geval houdt de herintreder nog 55,25 % netto over van zijn bijkomende inkomen. In vele gevallen, vooral bij lage inkomens bedraagt de belastingdruk een veelvoud van die van een alleenstaande. Zo wordt een bijkomend inkomen van 10.000 euro per jaar bij een herintreder _ weliswaar vooral doordat het huwelijksquotiënt wegvalt - bijna negen keer zwaarder belast dan bij een alleenstaande. Lagere inkomens dan 10.000 euro worden bij een herintreder belast aan 30 % à 40 % terwijl een alleenstaande zo’n inkomen belastingvrij geniet. Het verlies van het huwelijksquotiënt weegt dus zwaarder door bij gezinnen waarbij de wettelijk samenwonende of gehuwde herintreder een laag inkomen geniet.
3
Het rekenwerk gebeurde met het belastingberekeningsprogramma Fiscalc versie 2009/160 voor aanslagjaar 2009/inkomstenjaar 2008 met een aanvullende gemeentebelasting (APB) van 7,20 %. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 3
Het is uiteraard niet verwonderlijk dat de meeste herintreders zich in die situatie bevinden. Zo krijgen 69,3 % van de vrouwen tussen 50 en 64 jaar bij de overgang van niet-werk naar loontrekkend werk een bruto dagloon van minder dan 80 euro4. Bij mannen bedraagt dat percentage slechts 42,6 %. Gemiddeld kwam in 2006 meer dan de helft (52,9 %) van de 161.502 herintreders tussen 50 en 64 jaar in deze laagste dagloonklasse terecht. Vrouwen meer dan mannen. Mannen kennen in het algemeen langere (minder onderbroken) loopbanen dan vrouwen, waardoor ze bij herintrede op oudere leeftijd ook meer voordeel kunnen halen uit hun opgebouwde anciënniteit. Na een lange periode van afwezigheid op de arbeidsmarkt kan een herintreder niet meer zo makkelijk aan de slag met behoud van zijn of haar anciënniteit. De aanvangswedde van een herintreder is vaak laag omdat de beroepservaring ontbreekt of niet langer relevant is én omdat de anciënniteit niet meer geldt. Gratis opleiding en stimulanspremie Om hun kansen op de arbeidsmarkt te verhogen, volgen herintreders best bijkomende opleidingen. Als die opleiding erkend wordt door de Vlaamse Dienst voor ArbeidsBemiddeling (VDAB) geniet de herintreder extra voordelen5. Die opleidingen zijn volledig kosteloos. Bovendien krijgt de cursist een tussenkomst in zijn of haar verplaatsingskosten. De cursist heeft recht op een gratis netabonnement van De Lijn, dat gedurende één jaar recht geeft op alle gewone diensten van trams en (trolley)bussen van De Lijn. In heel Vlaanderen. Wie dit gratis netabonnement niet aanvraagt bij de klantenconsulent van de VDAB, krijgt 0,15 euro per kilometer. Die verplaatsingsvergoeding geldt vanaf de eerste kilometer ongeacht het gekozen vervoermiddel, maar is dan wel beperkt tot de periode van de opleiding of de stage. De cursist heeft ook recht op een kinderopvangvergoeding. De VDAB betaalt de werkelijke kosten voor voltijdse kinderopvang terug voor kinderen die nog niet naar school kunnen gaan. Voor schoolgaande kinderen in het kleuter- of basisonderwijs betaalt de VDAB de kosten voor buitenschoolse kinderopvang terug. De cursist moet de gemaakte kinderopvang kosten bewijzen met een onkostennota van een erkende instelling. Sommige herintreders krijgen een stimulanspremie van 1 euro bruto per gevolgd opleidingsuur. De opleiding moet minstens 24 uur per week en in totaal minstens 150 uur duren. De stimulanspremie is voorbehouden voor een kleine groep herintreders. Om de stimulanspremie te krijgen moet de herintreder kinderen (of andere personen) ten laste hebben én recht hebben op leefloon of een andere steunverlening. Jammer dat deze premie niet geldt voor alle herintreders.
4
Bron: Cijfers van Datawarehouse AM&SB bij de KSZ bewerkt door steunpunt WSE in het Genderjaarboek 2008. MV United. Mobiliteit op de arbeidsmarkt. 5 Meer info: http://vdab.be/opleidingen/opleidingspremies.shtml of gratis servicelijn 0800/30 700 (elke werkdag van 8 tot 20 uur). Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 4
Bepaalde sectoren geven een premie of een voordeel in natura aan de herintreder die na de opleiding in die sector aan de slag gaat. Het bedrag hangt af van de sector6. Meer kosten Wie opnieuw gaat werken, heeft vaak ook meer kosten. Dat kunnen directe of indirecte kosten zijn. Onder directe kosten catalogeren we alle kosten die direct te maken hebben met de job, ook wel beroepskosten genoemd. Een belangrijke beroepskost is het woon-werkverkeer. De herintreder moet immers dagelijks van thuis naar het werk en terug. Dat kan best zonder kosten al stappend of trappend. Wie verder van het werk woont, moet beroep doen op het openbaar vervoer en betaalt een bus- of treinabonnement. Maar als het openbaar vervoer geen optie is, blijft alleen de wagen over met extra kosten voor brandstof en onderhoudskosten. De meeste werkgevers komen wel tussen in de kosten van het woon-werkverkeer van hun werknemers. In principe aanziet de fiscus deze tussenkomst als een voordeel alle aard waar de werknemer belastingen moet op betalen. Maar de fiscus is vooral milieuvriendelijke verplaatsingsmiddelen (fiets en openbaar vervoer) gunstig gezind. Komt de werknemer naar het werk met het openbaar vervoer (trein, tram, bus of metro), dan is de werkgeverstussenkomst in de vervoerkosten volledig belastingvrij. De werknemer moet zelfs helemaal niets zelf betalen als zijn werkgever met de NMBS een contract “Derde betalerovereenkomst” afsluit en 80% van de treinkaart in 2de klas (trajecten trein of trein + MIVB) ten laste neemt. In die gevallen past de Staat de resterende 20% van de kostprijs bij. Dan wordt het woon-werkverkeer voor de werknemer helemaal gratis. Als de werknemer met de auto naar het werk komt, wordt de werkgeverstussenkomst fiscaal slechts vrijgesteld tot 350 euro (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2009). De belastingvrijstelling woon-werkverkeer geldt alleen als de werknemer kiest voor de forfaitaire beroepskosten. Als de werknemer echter zijn of haar werkelijke beroepskosten bewijst, zijn de werkgeversbijdragen in auto- en openbaar vervoerkosten niet belastingvrij. Een fietsvergoeding is altijd tot 0,20 euro per kilometer woon-werkverkeer belastingvrij. Ook kleding kan een beroepskost zijn, maar alleen als de herintreder een speciaal uniform of veiligheidskledij moet dragen, dat niet door de werkgever betaald wordt. Zelfs als de job geen aangepaste kledij vereist, kunnen we stellen dat gaan werken extra kledingskosten met zich meebrengt. Vaak vereist de werkvloer een formelere kledij dan die thuiswerkende ouders dragen om het huishouden te doen. De herintreder kan zijn of haar extra beroepskosten natuurlijk ook fiscaal aftrekken als werkelijke beroepskosten. Dat levert een belastingvoordeel op aan marginaal tarief, tot maximaal 50 % plus aanvullende gemeentebelastingen. Dat loont alleen maar als de werkelijke beroepskosten hoger liggen dan de forfaitaire aftrek. Dat forfait wordt 6
Meer info over de sectorpremies bij de cursistenadministratie van het competentiecentrum van de VDAB. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 5
berekend volgens een degressief percentage op het belastbaar beroepsinkomen: 27,2 % op de eerste schijf tot 5.190,00 euro, 10 % op de volgende schijf van 5.190,01 euro tot 10.310,00 euro, 5 % op de volgende schijf van 10.310,01 euro tot 17.170,00 euro en 3 % op het inkomen boven 17.170,00 euro. De forfaitaire aftrek voor beroepskosten mag maximaal 3.540,00 euro bedragen. Opnieuw gaan werken brengt ook indirecte kosten met zich mee. De belangrijkste kost is die voor kinderopvang. Voorvelen beperkt die kost zich tot voor- en naschoolse opvang. Maar anderen kunnen nog kinderen hebben die jonger zijn dan 3 jaar. De kinderopvang van die kinderen betalen gezinnen via een ouderbijdrage die afhangt van het gezinsinkomen. Althans in de erkende en gesubsidieerde kinderopvang en de zelfstandige kinderopvang die ook werkt met inkomensgerelateerde tarieven. Lage inkomens betalen minder, hoge inkomens meer. De dagprijs wordt berekend door het tarief te vermenigvuldigen met het belastbaar jaarinkomen. Dat tarief7 bedraagt 0,000385 voor inkomens tot 38.209,79 euro en 0,000380 voor inkomens vanaf 38.209,80 euro. De maximum dagprijs bedraagt 14,52 euro voor inkomens tot 38.209,79 euro en 19,17 euro voor inkomens tussen 38.209,80 en 54.671,04 euro. Voor inkomens vanaf 54.671,05 euro verhoogt de maximumdagprijs met 0,60 euro per begonnen inkomensschijf van 3.700 euro. Het absolute maximum is 25,35 euro. De minimumdagprijs is 1,42 euro. Gezinnen met meerdere kinderen krijgen een extra korting: 2,87 euro per bijkomend kind ongeacht of het in de opvang is of niet. Meerlingen krijgen nog eens 2,87 euro extra korting. In de opvangprijzen zitten niet altijd alle kosten inbegrepen. Raadpleeg goed het huishoudelijk reglement om niet voor verassingen te staan. De tarieven8 in de buitenschoolse opvang zijn niet inkomensgekoppeld. Elk erkend Initiatief voor Buitenschoolse Opvang (IBO) mag zelf de opvangprijs bepalen, binnen de wettelijk vastgelegde grenzen. Een lokale dienst buurtgerichte kinderopvang mag dat ook doen voor de schoolgaande kinderen die ze opvangt. Voor en na de schooluren kost de opvang minstens 0,71 euro per begonnen uur. De minima en maxima voor schoolvrije dagen en vakantiedagen vind je in tabel 2. Tabel 2: Minima en maxima tarieven voor buitenschoolse kinderopvang in IBO’s Opvangduur 1/3 dag (< 3 uur) 1/2de dag (3 à 6 uur) Volledige dag (> 6 uur) de
Minimumtarief
Maximumtarief 2,63 3,95 7,86
4,27 6,43 12,85
Ouders krijgen een korting van 25% op de totale opvangprijs als meer dan één kind naar dezelfde opvang gaat. Gezinnen die het financieel moeilijk hebben krijgen een
7 8
De tarieven voor kinderopvang in dit artikel gelden van 1 juli 2009 tot 30 juni 2010. Meer info: www.kindengezin.be of 078 150 100 (elke werkdag van 8 tot 20 uur). Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 6
sociaal tarief. Zij betalen maar de helft van de opvangprijs. Heel uitzonderlijk is de opvang zelfs gratis. De meeste zelfstandige onthaalouders en zelfstandige kinderdagverblijven (minicrèches) kunnen zelf helemaal vrij de opvangprijs bepalen. Wel moeten ze duidelijk en vooraf informeren over de prijs en de eventuele extra kosten. Alle kosten voor kinderopvang, ook de buitenschoolse, voor kinderen jonger dan 12 jaar zijn 100% fiscaal aftrekbaar. De fiscale aftrek is wel beperkt tot 11,20 euro per opvangdag. Bij gehuwde en wettelijk samenwonende koppels wordt de belastingaftrek proportioneel volgens inkomen verdeeld onder de beide ouders. Deze fiscale aftrek levert een belastingbesparing op aan marginaal tarief. Dat belastingvoordeel kan oplopen tot 50% plus aanvullende gemeentebelastingen. Om fiscaal aftrekbaar te zijn, moet de kinderopvang beantwoorden aan een aantal voorwaarden. Het kind waarvoor de kinderopvang betaald wordt, moet fiscaal ten laste zijn. Voor schoolplichtige kinderen moet de opvang plaatsvinden buiten de normale lesuren. De fiscale aftrek geldt alleen voor opvang betaald aan instellingen of opvangvoorzieningen erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd door Kind en Gezin, Office de la Naissance et de l’Enfance, Executieve van de Duitstalige Gemeenschap of de lokale openbare besturen, aan kinderdagverblijven of zelfstandige onthaalouders onder toezicht van bovenvermelde instellingen of aan kleuter- of lagere scholen. Als huisvrouwen hun thuisjob ruilen voor een actieve beroepsloopbaan, besteden zij soms bepaalde huishoudelijke taken. Ook dat is een extra kost. Wij denken bijvoorbeeld aan boodschappen doen, schoonmaken, wassen en strijken, occasioneel licht verstelwerk en bereiden van maaltijden. Voor al deze huishoudhulp kunnen gezinnen beroep doen op dienstencheques9. Deze cheques mogen echter niet gebruikt worden voor kluswerk zoals: herstellings- en verbouwingswerken in en rond het huis, elektriciteitswerken, behangen en schilderen, tuinieren, babysitten, opvang van bejaarden en zieken, opvang en verzorging van dieren als de eigenaar afwezig is en beheer of administratief werk. De cheque heeft een waarde van 20,80 euro per gepresteerd uur. Dankzij de subsidies van de federale overheid kunnen gezinnen de cheques bij dienstenbedrijf Sodexo aankopen voor 7,50 euro. Bovendien genieten gezinnen voor hun dienstencheques een fiscaal voordeel van 30 %, te verhogen met de aanvullende gemeentebelasting. Het belastingvoordeel is echter beperkt: in 2009 tot 2.510 euro per belastingplichtige. Bij gehuwde en wettelijk samenwonende partners wordt het belastingvoordeel voor beiden samengeteld en vervolgens tussen beide partners verdeeld in verhouding tot het individuele inkomen van elk. Vanaf inkomstenjaar 2008 krijgen gebruikers van dienstencheques die onvoldoende inkomen hebben om het belastingvoordeel uit te putten, een compensatie in de vorm van een terugbetaalbaar belastingkrediet. Om deze compensatie te krijgen, moet de gebruiker wel een belastingaangifte indienen samen met het fiscale attest van Sodexo waar hij of zij de dienstencheques aankocht.
9
Meer info: www.dienstencheques.be of Cel dienstencheques: 02 547 54 95. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 7
Deze extra beroeps- en kinderopvangkosten verlagen het netto beschikbaar inkomen van de herintreder. Die moet immers met zijn of haar extra inkomen eerst deze extra kosten betalen. Alleen wat daarna overblijft, verhoogt het gezinsbudget effectief. Minder sociale voordelen Opnieuw gaan werken kan ook negatieve gevolgen hebben op de sociale rechten die het gezin vroeger wel en na de herintrede niet meer of minder geniet. Sociale tegemoetkomingen en premies zijn meestal inkomensgekoppeld. Omdat door de herintrede van één van de partners het gezinsinkomen toeneemt, stijgt de kans dat het gezin uit de boot valt omdat het gezinsinkomen een inkomensgrens overschrijdt. We denken vooral aan overheidstussenkomsten in de opvoedingskost van kinderen zoals de school- en studietoelagen en de sociale toeslag op de kinderbijslag. Voor de school- en studietoelagen10 heeft het gezinsinkomen een dubbel effect. Het netto belastbaar inkomen bepaalt of een gezin in aanmerking komt voor een toelage en bepaalt ook de hoogte van deze toelage. Afhankelijk van het aantal leden van de leefeenheid van het gezin schommelt in 2009 het maximum inkomensplafond tussen 15.163,23 euro tot 55.602,08 euro. Wie meer verdient dan dit maximum krijgt geen school- of studietoelage. Wie exact het maximuminkomen verdient, krijgt de minimumtoelage: 92,43 euro in het lager onderwijs, 115,12 euro in het voltijds secundair onderwijs en 225,94 euro in het hoger onderwijs. De toelage in het kleuteronderwijs is een vast bedrag van 82,16 euro. Wie minder verdient dan het minimuminkomen krijgt de maximumtoelage: 184,86 euro in het lager onderwijs, 1.016,29 euro in het voltijds secundaire onderwijs en 3.045,37 euro (niet kotstudent) of 4.707,62 euro (kotstudent) in het hoger onderwijs. De sociale toeslag op de kinderbijslag is alleen van toepassing in gezinnen waarvan de rechthebbende op kinderbijslag behoort tot een bepaalde sociale categorie: langdurig werkloze (méér dan zes maanden), langdurig zieke (ook méér dan zes maanden), invalide of gepensioneerde. Op voorwaarde dat het maandelijkse gezinsinkomen bruto niet meer bedraagt dan 2.131,19 euro per maand. Als door het extra inkomen van de herintreder het bruto gezinsinkomen die inkomensgrens overschrijdt, verliest het gezinsinkomen de sociale toeslag. Dat verlies varieert naargelang het sociale statuut van de rechthebbende en volgens de rang van het kind: 42,46 euro (1ste kind van een werkloze of gepensioneerde) of 91,35 euro (1ste kind van een zieke of invalide), 26,32 euro (2de kind) en 4,62 euro (3de kind). Als het gezinsinkomen het plafond overschrijdt, behoudt het gezin de sociale toeslag nog slechts tot op het einde van het daaropvolgende kwartaal (m.a.w. maximaal zes maanden). 10
Meer info op www.ond.vlaanderen.be/studietoelagen/ of gratis infolijn: 1700 (elke werkdag van 9 tot 19 uur). Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 8
Thuiswerkende ouders hebben na een echtscheiding als alleenstaande ouder recht op de eenoudertoeslag. Die verhoogt de gewone maandelijkse kinderbijslag en bedraagt: 42,46 euro voor het eerste kind, 26,32 euro voor het tweede kind en 21,22 euro voor het derde kind. Bovendien krijgt het eerste kind van het eenoudergezin de volledige leeftijdstoeslag. De alleenstaande ouder moet de toeslag bij het kinderbijslagfonds aanvragen met een formulier “Verklaring P18”. Om de eenoudertoeslag te krijgen, mag het bruto inkomen van de alleenstaande ouder echter niet hoger liggen dan 2.060,91 euro. Vaak is het onderhoudsgeld echter onvoldoende om rond te komen. Als de alleenstaande ouder dan opnieuw arbeidsactief wordt, kan de eenoudertoeslag wegvallen omdat zijn of haar bruto inkomen het plafond van 2.060,91 euro overschrijdt. Ook voor wie huurt op de sociale woonmarkt zijn er gevolgen bij herintrede. Door het hogere gezinsinkomen wordt de toegang tot de sociale woningmarkt moeilijker. Wie al een sociale woning huurt zal de huurprijs (aanzienlijk) de hoogte in zien gaan omdat die berekend wordt op basis van het hogere gezinsinkomen. Bovendien wordt het moeilijker om een goedkoop woonkrediet te krijgen bij het Vlaams11 en Brussels12 Woningfonds en de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen13. Zo mag bij het Vlaams Woningfonds het netto belastbaar gezinsinkomen momenteel niet meer bedragen dan 49.260 euro voor een gezin met één kind. Dit inkomensplafond verhoogt met 3.080 euro per bijkomend kind /persoon ten laste. Een kind met een handicap telt dubbel. Daarnaast bepaalt de hoogte van het gezinsinkomen de rentevoet van het woonkrediet. Zo zal een gezin met twee kinderen 4,43 % betalen als het gezinsinkomen schommelt tussen 39.002,00 en 52.340,00 euro. Deze rentevoet kan dalen tot 1,5 % op voorwaarde dat het gezinsinkomen de grens van 15.919,35 euro niet overschrijdt. Elke sociale kredietmaatschappij hanteert andere inkomensplafonds om een sociaal woonkrediet toe te kennen en andere voorwaarden om de rentevoet te bepalen. Gezinnen die al een sociaal woonkrediet lopen hebben, behouden hun rentevoorwaarden ook al verhoogt in de loop van de duurtijd het gezinsinkomen door het extra inkomen van de herintreder. Als het gezinsinkomen toeneemt, wordt het moeilijker om in aanmerking te komen voor een renovatiepremie14 of een verbeteringspremie15 voor de gezinswoning.
11
Meer info op www.vlaamswoningfonds.be of 02 548 91 24. Meer info op www.woningfonds.be of 02 504 32 11. 13 Meer info op www.vmsw.be of 02 505 45 45. 14 Meer info op http://www.bouwenenwonen.be/bouwenenwonenwegwijs_in_bouwen_en_wonen_voor-particulieren-woning_verbouwensteunmaatregelen_voor_wie_een_woning_wil_bouwen_of_verbouwen-renovatiepremie.html of gratis infolijn: 1700 (elke werkdag van 9 tot 19 uur). 15 Meer info op http://www.bouwenenwonen.be/bouwenenwonenwegwijs_in_bouwen_en_wonen_voor-particulieren-woning_verbouwen12
Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 9
Voor een renovatiepremie mag in Vlaanderen het belastbaar inkomen van het derde jaar, dat voorafgaat aan de aanvraagdatum, voor gehuwden en wettelijk samenwonenden momenteel niet hoger zijn dan 53.350 euro, te verhogen met 2.990 euro per persoon ten laste. Voor een verbeteringspremie mag het belastbaar inkomen van het derde jaar, dat voorafgaat aan de aanvraagdatum, voor gehuwden en wettelijk samenwonenden niet hoger zijn dan 26.570 euro, te verhogen met 1.390 euro per persoon ten laste. In Brussel gelden andere inkomensplafonds voor renovatiepremies. Niet alleen de hoogte van het inkomen maar ook de ligging van de woning bepalen de tussenkomst. Gezinnen met een inkomen tot 30.000 euro krijgen ongeacht de ligging van hun woning een tussenkomst van 70 % van de aanvaarde werken tegen vastgestelde tarieven voor werk en materiaal. Gezinnen met een inkomen tussen 30.000 en 60.000 euro krijgen een tussenkomst van 50 % in het gebied wijkcontract, 40 % in de Ruimte met Versterkte Ontwikkeling van Huisvesting en Renovatie (RVOHR) en 30% buiten deze twee perimeters. Gezinnen met een inkomen van meer dan 60.000 euro krijgen een tussenkomst van: 40 % (gebied wijkcontract), 3 0% (RVOHR) en niets buiten deze perimeters. De inkomensplafonds verhogen met 5.000 euro per persoon fiscaal ten laste of met 5.000 euro als de aanvragers jonger zijn dan 35 jaar. Hoger pensioen Opnieuw gaan werken heeft ook positieve effecten op de gezinsfinanciën. Naast het hogere gezinsinkomen, geniet de herintreder later ook een hoger pensioen. Wie thuisblijft, bouwt immers in veel gevallen geen pensioenrechten meer op, tenzij de periode van werkonderbreking geheel of gedeeltelijk gelijkgesteld wordt met arbeidsprestaties. Dat is alleen het geval voor een werknemer die loopbaanonderbreking, tijdskrediet of een thematisch verlof (ouderschapsverlof, zorgverlof of palliatief verlof) opneemt. Maar echte herintreders waren meestal tijdens hun afwezigheid op de arbeidsmarkt statuutloos. Dus bouwden zij in die periode helemaal geen pensioenrechten op. Wie lange tijd afwezig blijft op de arbeidsmarkt, moet later rondkomen met een (zeer) laag pensioen. Het wettelijke rustpensioen wordt immers berekend als de som van de jaarlijkse pensioenbijdragen van de laatste 45 jaar van de beroepsloopbaan. Deze jaarlijkse bijdrage bedraagt: 1/45ste van 60% van het verdiende (begrensde) jaarloon vermenigvuldigd met een herwaarderingscoëfficiënt. De jaren dat er geen beroepsinkomen is, dragen dus niets bij omdat het jaarloon dan nul is. Of die extra pensioenrechten van de herintreder op termijn ook daadwerkelijk een hoger pensioen opleveren, hangt af van een hele reeks andere parameters. Gehuwde partners kunnen immers ook in aanmerking komen voor het gezinspensioen. Dat wordt berekend op basis van 75 % (in plaats van 60 %) van de vroegere bezoldigingen van de meest verdienende partner. Een gezinspensioen bedraagt dus 125% van het steunmaatregelen_voor_wie_een_woning_wil_bouwen_of_verbouwen-verbeteringspremiewat_zijn_de_voorwaarden.html of gratis infolijn: 1700 (elke werkdag van 9 tot 19 uur). Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 10
rustpensioen. Een gehuwd koppel krijgt automatisch het gezinspensioen als dat bedrag hoger is dan de som van de twee individuele rustpensioenen. De extra pensioenrechten die de herintreder opbouwt, bieden geen meerwaarde als het gezin later een gezinspensioen zal genieten. Toegelaten arbeid Een specifieke groep herintreders zijn de weduwen en weduwnaren die na het overlijden van hun partner uit financiële noodzaak terug herintreden op de arbeidsmarkt. Voor deze groep herintreders geldt een belangrijke inkomensbeperking. Volgens de huidige regels van de toegelaten arbeid mogen zij het overlevingspensioen dat ze krijgen via hun overleden partner maar beperkt combineren met een inkomen uit arbeid. Wie jonger is dan 65 jaar en een overlevingspensioen ontvangt mag in 2009 maximaal bruto 17.280 euro (zonder kinderen ten laste) of 21.600 euro (met kinderen ten laste) bijverdienen. Wie meer bijverdient dan deze plafonds, verliest zijn of haar overlevingspensioen gedeeltelijk of zelfs helemaal. Wie het plafond van de toegelaten arbeid met meer dan 15 % overschrijdt, verliest het volledige overlevingspensioen voor dat kalenderjaar. Als het overschrijdingspercentage lager is dan 15 %, verliest hij of zij datzelfde percentage van het overlevingspensioen. Bovendien moet de weduwe of weduwnaar, jonger dan 65 jaar met een overlevingspensioen elke beroepsactiviteit melden via een formulier “Model 74”. Dat formulier is beschikbaar bij het gemeentebestuur, de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP), het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen (RSVZ) en de Pensioendienst voor de OverheidsSector (PDOS). De herintreder moet het formulier indienen bij de pensioeninstelling die het overlevingspensioen uitkeert: de RVP voor werknemers, het RSVZ voor zelfstandigen en de PDOS voor ambtenaren. Wie geen afgifte doet, verliest één maand pensioen. Bij herhaling zelfs drie maanden. Vaak hebben weduwen en weduwnaren jonger dan 65 jaar nog studerende kinderen en staan ze voor de verscheurende keuze: hun overlevingspensioen verliezen of hun arbeidsprestaties opnieuw beperken en de eindjes zo goed als mogelijk aan elkaar knopen. Bovendien worden weduwen en weduwnaars, die herintreden, geconfronteerd met een echte fiscale inactiviteitsval. Volgens artikel 154 van het Wetboek InkomstenBelastingen (WIB° van 1992) is er geen belasting verschuldigd op inkomens die uitsluitend uit pensioenen of vervangingsinkomens als het netto belastbaar inkomen lager is dan het maximumbedrag van de werkloosheidsuitkering, de anciënniteitstoeslag voor oudere werklozen niet inbegrepen. Voor inkomstenjaar 2008 lag dat plafond op 13.546,81 euro. Als herintreders met een overlevingspensioen dat rond dat bedrag schommelt, terug arbeidsactief worden, houden zij amper iets meer dan 40 % van hun extra beroepsinkomen over. Als het bijkomende beroepsinkomen eerder bescheiden is, bijvoorbeeld minder dan 2.500 euro per jaar, houdt de herintreder niets tot maximaal 30 % netto over. Een echte inactiviteitsval. Eigen sociale rechten
Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 11
De herintreder betaalt op zijn of haar inkomen gewone sociale lasten. De werknemersbijdrage bedraagt 13,07 % en wordt berekend op het bruto inkomen. Via de socialezekerheidsbijdragen verwerven herintreders eigen rechten op zodat zij niet langer afhankelijk zijn van hun partner. Als de herintreder ziek wordt, heeft hij of zij onmiddellijk recht op een ziekte-uitkering. Om een werkloosheidsvergoeding te krijgen, moet de herintreder langer rechten opbouwen. Eerst moet de herintreder immers een aantal arbeidsdagen in loondienst presteren gedurende een bepaalde referteperiode die onmiddellijk de uitkeringsaanvraag voorafgaat. Het aantal te presteren arbeidsdagen hangt af van de leeftijd van de herintreder. Je vindt in volgende tabel een overzicht. Tabel 3: Aantal te presteren arbeidsdagen volgens leeftijd en referteperiode Leeftijd
Jonger dan 36 jaar
Van 36 tot 49 jaar
Ouder dan 50 jaar
Minimum aantal arbeidsdagen
Referteperiode (maanden)
312 18 468 27 624 36 468 27 624 36 234 27 + 1.560 dagen tijdens de 10 jaar voorafgaand aan deze 27 maanden 312 27 + voor elke dag die ontbreekt om tot 468 dagen te komen , 8 extra dagen tijdens de 10 jaar die deze 27 maanden voorafgaan 624 18 312 36 + 1.560 dagen tijdens de 10 jaar voorafgaand aan deze 36 maanden 416 36 + voor elke dag die ontbreekt om tot 468 dagen te komen , 8 extra dagen tijdens de 10 jaar die deze 27 maanden voorafgaan
De referteperiode van 18, 27 of 36 maanden kan verlengd worden met bepaalde gebeurtenissen16. De periodes van minstens zes maanden waarin de herintreder inactief was om een kind op te voeden verlengen o.a. de referteperiode op voorwaarde dat die plaatsvonden vóór de zesde verjaardag van het kind. Of vóór de achttiende verjaardag van het kind als dat verhoogde kinderbijslag krijgt omwille van een handicap17.
16
Meer info bij de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling (RVA): www.rva.be. Of in het RVA kantoor van uw woonplaats. 17 Let op: voor de inactiviteitsperiodes van vóór 1 augustus 2007 kan de verlenging echter beperkt worden tot de periodes in de vroegere reglementering, hetzij de periodes gelegen vóór de derde verjaardag van het kind. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 12
De herintreder moet echter geen nieuwe arbeidsdagen presteren om in aanmerking te komen voor werkloosheidsuitkering als hij of zij vroeger – al was het maar één dag – volledig werkloos was. De herintreder moet zich dan wel opnieuw inschrijven als werkzoekende uiterlijk drie jaar na de recentste vergoede dag. Deze periode van drie jaar wordt verlengd met bepaalde gebeurtenissen. Net zoals bij de verlenging van de referteperiode om arbeidsdagen te bewijzen, verlengen ook hier alle periodes van zorg voor een kind de periode van drie jaar. Op voorwaarde dat de periodes minstens zes maanden duurden en plaatsvonden vóór de zesde verjaardag van het kind of vóór de achttiende verjaardag van het kind als dat verhoogde kinderbijslag krijgt omwille van een handicap18. Groepsverzekering Wie geruime tijd niet arbeidsactief is, spaart weinig reserves op via zijn bestaande groepsverzekering. Het vroeger opgebouwde pensioenkapitaal groeit tijdens de inactiviteitsjaren slechts uitsluitend met rente, aangezien de werkgever niet langer bijdragen betaalt. Als de herintreder de draad weer opneemt bij dezelfde of bij een andere werkgever, hernemen de premiebetalingen. Maar als de duurtijd tot aan de pensioenleeftijd relatief kort is, groeit het pensioenkapitaal ook maar mondjesmaat bij. Het rendement van een groepsverzekering hangt af van het premiebedrag maar ook van de looptijd. Hoe hoger de premie, hoe hoger het pensioenkapitaal. Hoe langer de duurtijd tot aan de pensioenleeftijd, hoe hoger het pensioenkapitaal. Omdat de kapitalisatieperiode tot aan de pensioenleeftijd voor herintreders doorgaans korter is, blijft het eindkapitaal toch beperkt. Bovendien beperkt de werkgever de premie voor de groepsverzekering tot een vast (beperkt) percentage van het loon. Deze premie kan naast het pensioenkapitaal op 65 jaar ook een overlijdensdekking inhouden. Het risico op vroegtijdig overlijden neemt statistisch toe met de leeftijd. Wie herintreedt op iets oudere leeftijd loopt dan ook een verhoogd risico op vroegtijdig overlijden. Hun groepsverzekeringspremie wordt daarom grotendeels opgesoupeerd door het premiegedeelte “overlijden”. Er blijft dan slechts een klein premiegedeelte over om het pensioenkapitaal op te bouwen. Deze lage premie “leven” kan bovendien maar gedurende een kortere looptijd kapitaliseren tot aan het pensioen, zodat de herintreder op 65 jaar slechts een beperkt pensioenkapitaal ontvangt. Herintreders bouwen doorgaans slechts een klein pensioenkapitaal op via hun groepsverzekering omdat een groot gedeelte van de gestorte premie dient om het overlijdensrisico van de herintreder te dekken en omdat het resterende premiegedeelte te laag is en de duurtijd van de verzekering te kort is om een betekenisvol pensioenkapitaal op te bouwen. Vaak biedt de werkgever via de groepsverzekering ook collectieve hospitalisatiepakketten of andere extra legale voordelen aan via de groepsverzekering. Uiteraard geniet de herintreder na een wachttijd ook automatisch van deze financiële voordelen. 18
Let op: ook hier kunnen de periodes vóór 1 augustus 2007 beperkt worden tot de derde verjaardag van het kind. Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 13
Conclusie Wie na een (lange) periode thuisarbeid opnieuw actief wil worden op de arbeidsmarkt, moet toch eerst aandachtig de impact de gezinsportemonnee van deze keuze bestuderen. Deze stap te snel en onvoorbereid zetten, kan het gezin (op termijn) confronteren met onvoorziene en nadelige financiële gevolgen. Maar misschien wegen de positieve gevolgen van de herintrede op de arbeidsmarkt in uw specifieke situatie zwaarder door. Sommige gevolgen, zoals het wegvallen van het huwelijksquotiënt, raken alleen gehuwde en wettelijke samenwonende herintreders. Andere gevolgen zijn ook van toepassing op alleenstaande herintreders. Opnieuw uit werken gaan brengt voor- en nadelen met zich mee. Er bestaan geen algemene regels om aan te duiden of de balans uiteindelijk positief of negatief zal uitvallen. Met de informatie in dit artikel wil de Gezinsbond herintreders helpen om hun keuze ook op financieel vlak goed af te wegen, zodat ze later niet voor verrassingen komen te staan.
Focus op herintreders - Gezinsbond - september 2009 - 14