Informatie voor opleiders over het coschap sociale geneeskunde
Afdeling Eerstelijnsgeneeskunde UMC St Radboud Voorjaar 2012
___________________________________________________________________
Informatie voor opleiders over het coschap sociale geneeskunde In dit document vindt u informatie over uw rol als opleider van coassistenten (co-opleider) plus de belangrijkste zaken die u moet weten over de organisatie van het onderwijs en de beoordeling van coassistenten. U hebt na het lezen vast nog vragen. We beantwoorden die u graag als u ons een mailtje stuurt of even belt. U vindt de contactgegevens achter in dit document. Plaats van het coschap Sociale Geneeskunde in de opleiding De geneeskunde opleiding bestaat tegenwoordig uit een bachelorfase van drie jaar (vooral theoretisch onderwijs) en masterfase die eveneens drie jaar duurt. De masterfase bestaat uit de gebruikelijke coschappen afgewisseld met periodes van cursorisch onderwijs. Deze fase is verdeeld in negen episodes. Elke episode bestaat uit een aantal weken Centraal Klinisch Onderwijs (CKO) op de universiteit ter voorbereiding op de coschappen in deze episode. Het coschap sociale geneeskunde (2 weken) vindt plaats tijdens episode 7 (CKO7). In deze episode vinden ook de coschappen huisartsgeneeskunde (8 weken) en ouderengeneeskunde (4 weken) plaats. Wanneer de coassistenten bij u komen zijn ze bijna klaar met hun studie geneeskunde. Ze hebben hun klinische coschappen en de coschappen ouderengeneeskunde en huisartsgeneeskunde afgerond. Na het coschap sociale geneeskunde volgt nog een keuzecoschap, een wetenschappelijke stage (een aantal heeft dit al gedaan) en een afsluitend senior-coschap voordat ze afstuderen als basisarts. Een ruim deel van de studenten is al druk bezig met het zoeken van een baan of een opleidingsplaats. Het coschap Sociale Geneeskunde Het coschap Sociale Geneeskunde heeft tot doel de studenten te laten kennismaken met het werk van artsen buiten de setting van het ziekenhuis, het verpleeghuis en de huisartsenpraktijk. Gezien de korte duur van het coschap (2 weken) kan maar op een plek stage worden gelopen: dit is meestal bij een GGD, Arbodienst, UWV-vestiging of instelling voor sportgezondheidszorg. Het is al ambitieus om de coassistenten tijdens hun stage een evenwichtig beeld te geven van de taken van bijvoorbeeld een arbodienst, maar van ons wordt gevraagd ook te laten zien wat de betekenis is van preventieve zorg (Public Health) naast curatief zorg. Dit onderwijsdoel kan worden bereikt door hier aandacht aan te besteden in de gesprekken met de coassistent. Het onderwijs bestaat er deels uit dat de coassistenten zou actief mogelijk participeren aan het dagelijks werk van hun opleiders. Daarnaast is er ruimte om ze een verdiepende opdracht te laten uitvoeren en twee casus te laten uitwerken. Formele aspecten De term die de universiteit hanteert voor de stageadressen is ‘affiliatie instelling’. We gebruiken die term verder in dit document. Om de samenwerking tussen universiteit en affiliatie instelling te bezegelen wordt een affiliatiecontract afgesloten. Dit contract wordt periodiek vernieuwd.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
1
___________________________________________________________________
Per affiliatie instelling zijn er een of twee collega’s die de contacten met de universiteit behartigen en het coschap coördineren: de co-opleiders. Een formele eis is dat zij BIG geregistreerde sociaal geneeskundigen zijn. In het feitelijke onderwijs participeren ook andere collega’s: de co-begeleiders. Om de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen organiseert de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde een of twee keer per jaar een geaccrediteerde terugkomdag voor co-opleiders. Er is dan gelegenheid tot het uitwisselen van ervaringen met het begeleiden van coassistenten en er is aandacht voor thema's zoals beoordelen en feedback geven. Aan nieuwe co-opleiders wordt een korte introductiecursus aangeboden. Rol van de co-opleider De co-opleider is eindverantwoordelijk voor de inhoud en het goed verloop van het coschap. Dit betekent niet dat de co-opleider alle onderwijs zelf verzorgt. Het gaat veel meer om een regierol. De co-opleider stelt (in overleg met collega’s) het programma samen, zorgt voor de introductie van de coassistent op de stageplek, bewaakt het verloop van het programma en past dit zo nodig aan. Hij voert tussentijds een evaluatiegesprek beoordeelt de coassistent aan het eind van het coschap. De co-opleider is daarnaast ‘verbindingsofficier’ tussen de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde en de collega’s binnen de affiliatie die bij het onderwijs aan coassistenten betrokken zijn. We kunnen vanuit Nijmegen niet iedereen rechtstreeks informeren. De co-opleider heeft hier een belangrijke rol. Omgekeerd horen we graag terug hoe het coschap ervaren wordt en welke ondersteuning, aanpassingen en verbeteringen kunnen bijdragen aan een betere kwaliteit van het onderwijs. Planning en informatie vooraf Het onderwijssecretariaat van de afdeling Eerstelijnsgeneeskunde plant in overleg met de affiliatiepartners wanneer u een coassistent krijgt. U hoort tijdig wie bij u een coschap komt volgen. Het is de bedoeling dat u de coassistent dan informeert over waar, wanneer en hoe laat hij of zij wordt verwacht. De studenten stellen het op zeer prijs als zij vooraf al informatie ontvangen over de setting waarin zij komen te werken. Dit kan door middel van een folder of recent jaarverslag of door verwijzing naar een website. Ook het vooraf toezenden van het programma wordt gewaardeerd. Programma Het kerndoel van het coschap is de coassistenten te laten zien hoe de sociale geneeskunde in de praktijk functioneert en wat de betekenis ervan is voor patiënten en voor andere belanghebbende partijen (bijvoorbeeld de overheid, de werkgever). Uiteraard is ook van belang dat de coassistenten een duidelijk beeld krijgen van de aard van het werk en de carrièremogelijkheden binnen de sociale geneeskunde. Uit onderzoek blijkt dat ze hier - vaak ook na afstuderen - geen goed zicht op hebben. Voor de meeste studenten zijn drie facetten erg van belang voor hun beroepskeuze: het moet om uitdagend werk gaan, het werk moet afwisselend en gevarieerd zijn en het moet patiënt gebonden zijn. Op grond van hun indrukken uit het theoretisch onderwijs in de bachelor fase bestaat bij velen het idee dat deze kwaliteiten minder zijn terug te vinden in de Public Health. Een interessant coschap kan daar verandering in brengen!
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
2
___________________________________________________________________
Het is voor de coassistenten aantrekkelijk wanneer u een gevarieerd programma kunt bieden waarin zoveel mogelijk facetten van uw vak aan bod komen. Vooral actieve onderwijsvormen worden op prijs gesteld. Betrek de coassistenten actief bij het spreekuur of bij overleg waaraan ze deelnemen. Ze hebben alle curatieve coschappen achter de rug en zijn al behoorlijk vaardig in anamnestisch en lichamelijk onderzoek. Een dag ‘mee kijken’ is dus tamelijk saai in vergelijking met wat ze eerder hebben gedaan. Uiteraard is de coassistent nog niet handig in het uitvragen van bijvoorbeeld een beroepsanamnese. Maar dit wordt alleen geleerd door het maar gewoon te oefenen onder supervisie, zoals men eerder in de opleiding ook andere vaardigheden heeft kunnen oefenen. Dit betekent dat de arts die een coassistent begeleid wat tijd moet uittrekken voor uitleg en feedback. Studenten worden ook geactiveerd door ze te vragen wat ze van een patiënt vinden (wat vind je van haar herstelgedag?), hoe ze het probleem taxeren (wat speelt hier nog meer mee?) en welk advies ze zouden geven. De arts die de coassistent begeleid blijft verantwoordelijk voor de patiëntenzorg. De mate waarin de coassistent zelfstandig met patiënten aan het werk gaat is mede afhankelijk van de professionele ontwikkeling van de individuele coassistent. Als de coassistent zelfstandig consulten uitvoert, dienen deze steeds nabesproken te worden. Verdiepende opdracht en casusuitwerking Tijdens het coschap dient u de coassistent een verdiepende opdracht te laten uitvoeren en twee casus te laten uitwerken. Het lees- en schrijfwerk dat hiermee gemoeid gaat, kan plaats vinden op momenten waarop geen aantrekkelijk programma (zoals deelname aan een spreekuur) kan worden geboden. In overleg met de coassistent wordt een verdiepende opdracht gekozen die tijdens het coschap kan worden uitgevoerd. Het moet een onderwerp betreffen waarmee de coassistent affiniteit heeft en dat zich leent voor verdieping terwijl het niet zo complex mag zijn dat het te veel tijd vraagt om het uit te werken. Uiteraard moet het een onderwerp betreffen dat relevant is vanuit Public Health perspectief. Het onderwerp van de opdracht moet tijdig worden vastgesteld. Een voorbeeld van een geschikt onderwerpen is: - Zoek eens uit welke infectierisico’s rioolwerkers lopen. Hoe is preventie mogelijk? Is vaccinatie gewenst? Tegen welke ziektes? Wat zou dat de werkgever kosten? Welke baten zijn te verwachten? - In deze wijk / deze school / dit bedrijf is overgewicht en obesitas een serieus probleem. Zoek uit wat hoe effectief preventie is volgens de literatuur. Welke evidence-based interventie zou geschikt zijn om in te zetten in deze wijk / deze school / dit bedrijf? Wat zijn naar schatting de kosten? Welke baten (gezondheidswinst, verdere voordelen) zijn te verwachten? Een van de artsen kan de coassistent op weg helpen en houvast bieden bij het vinden van relevante literatuur. Het initiatief voor tussentijds overleg ligt bij de coassistent. Wanneer twee coassistenten tegelijk stage lopen kunnen ze samen aan een opdracht werken. De opdracht wordt de dag vóór het eindgesprek ingeleverd bij de co-opleider, en zo mogelijk als referaat gepresenteerd. Voor de omvang kan men denken aan vier tot zes pagina’s tekst. De opdracht telt mee bij de bepaling van het eindcijfer.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
3
___________________________________________________________________
De coassistent moet ook twee casus beschrijven, bij voorkeur naar aanleiding van eigen spreekuurcontacten. Naast een bespreking van de medische facetten dient er aandacht te zijn voor: - De context: welke factoren (determinanten) spelen een rol bij het ontstaan of instandhouden van het gepresenteerde gezondheidsprobleem - Is preventie van dit soort gezondheidsproblemen mogelijk en gewenst? - Wie (disciplines, partijen) hebben een rol bij het bereiken van een goede oplossing? - Wie hebben belang bij de uitvoering? Wie zou er voor willen betalen (overheid, zorgverzekeraar, werkgever)? Hoe is dit te bereiken? Belangrijke contactmomenten Aan het begin van de stage voert de co-opleider een kennismakingsgesprek met de coassistent. Hierin komt onder andere aan de orde: - uitleg over de taken en organisatie van de affiliatie instelling - uitleg over het stage-programma en de leerdoelen - praktische afspraken (werktijden, werkruimte, gebruik van de computer, toegang tot internet et cetera) en gedragsregels - uitleg over wie de centrale begeleider is tijdens het coschap waar de coassistent steeds met vragen terecht kan - uitleg over de manier van beoordelen, de opdracht en de twee casus waaraan de coassistent moet werken - voorstellen van de coassistent aan medewerkers die een rol hebben bij het coschap. Halverwege het coschap is een tussentijdse evaluatie van belang om samen te bespreken hoe het gaat. Daarnaast is gewenst dat de coassistent geregeld feedback krijgt. Het gaat immers om een leersituatie. Aan het eind van het coschap is er een eindgesprek waarin het coschap en de inzet en prestaties worden geëvalueerd en een beoordeling wordt gegeven. Het is van belang in het eindgesprek te bespreken hoe de coassistent het coschap heeft ervaren. daarbij kan worden gevraagd naar: - de bruikbaarheid van de informatie die men vooraf en in het kennismakingsgesprek kreeg - de kwaliteit van de begeleiding door de co-opleider en anderen. - het stageprogramma (inhoud, organisatie, kwaliteit van beoogde leermomenten) - mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid, bijvoorbeeld actief meedoen aan het spreekuur - de leerzaamheid van het coschap: was het de moeite waard U vindt in bijlage 2 een uitgebreidere checklist die u kunt gebruiken als richtsnoer voor het eindgesprek. Beoordeling Voor de beoordeling is een formulier ontwikkeld (zie bijlage 3) waarin naar de kennis, vaardigheden en het professionele gedrag van de coassistent wordt gevraagd. In dit formulier worden verschillende aspecten genoemd waarop u moet letten. Ter aanvulling vindt u in bijlage 4 een aanvullende checklist met aandachtspunten.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
4
___________________________________________________________________
De beoordeling wordt vastgelegd in het UMC beoordelingsformulier (zie achterin dit document). Om tot een zo eerlijk mogelijke beoordeling te komen legt de co-opleider in het formulier vast hoe de coassistent heeft gepresteerd, zonder dat een cijfer wordt gegeven. De stagecoördinator van het coschap Sociale Geneeskunde stelt het cijfer van de studenten vast op basis van de informatie in de beoordelingsformulieren. We hopen zo te bereiken dat een gelijke prestatie tot een gelijk cijfer leidt. De co-opleider en de coassistent tekenen het ingevulde formulier. De coassistent zorgt dat het formulier tijdig bij het onderwijssecretariaat komt. Om fraude onmogelijk te maken, worden formulieren waarin wijzigingen of doorhalingen zijn aangebracht, of waar al een cijfer is ingevuld als onbruikbaar beschouwd. Enkele praktische zaken De coassistent houdt zich aan de gebruikelijke werktijden bij de stageverlenende instelling. Bij ziekte van de coassistent of andere dwingende reden tot afwezigheid dient de coassistent dit te melden aan de co-opleider én aan het onderwijssecretariaat Eerstelijnsgeneeskunde (024 - 3655639). Bij ziekte van de co-opleider of andere aanleiding tot afwezigheid zorgt de co-opleider voor een vervanger of een vervangende onderwijsactiviteit. U dient in de wachtkamer kenbaar te maken dat een coassistent in de praktijk aanwezig is. Deze kaart kunt u opvragen bij het onderwijssecretariaat Eerstelijnsgeneeskunde. De affiliatie instelling dient over een WA-verzekering te beschikken waarin mogelijke schade aangericht door coassistenten en andere stagiaires is meegenomen. De affiliatie instelling ontvangt een vergoeding van € 375,- per coassistent, per twee weken. De co-opleider en de co-begeleiders komen in aanmerking voor twee accreditatiepunten (‘overige deskundigheidsbevordering’) per coassistent, met een maximum van vier punten per jaar.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
5
___________________________________________________________________
Bijlage 1
Relevante contactgegevens Onderwijssecretariaat Eerstelijnsgeneeskunde Annemarie de Graaff UMC St Radboud, huispost ELG 161 Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen 024 - 3655639
[email protected] www.umcn.nl/elg Bezoekadres: Kapittelweg 54, Nijmegen. looproute 161 Stagecoördinatie Prof. dr. J. van der Velden, hoogleraar Public Health
[email protected] Drs. J. van Baars, arts M&G, aandachtsgebied maatschappij en gezondheid
[email protected] Dr. J.W.J van der Gulden, bedrijfsarts, aandachtsgebied arbeid en gezondheid j.van der
[email protected] Episodecoördinator CKO7 Mw. drs. O. de Haes, arts
[email protected] Unithoofd onderwijs Drs. R. Hameleers, specialist ouderengeneeskunde
[email protected]
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
6
___________________________________________________________________
Bijlage 2
Checklist voor het eindgesprek U kunt de volgende vragen gebruiken als hulpmiddel voor het eindgesprek. Welke vragen relevant zijn hangt mede af van de stageplek: − Is de introductieset en het rooster toegestuurd? − Is het introductiegesprek gevoerd? Vond de coassistent het informatief? − Heeft een korte introductie op de werkplek plaatsgevonden? − Waren de faciliteiten voldoende (computer, internet, literatuurvoorziening et cetera)? − Heeft de coassistent een actieve inbreng gehad in de verschillende onderdelen van het coschap? Waar wel, waar niet? Waarom niet? Is dit besproken met de co-opleider? − Wat was de aard van de betrokkenheid bij het spreekuur: zelf spreekuur gedaan, zonder supervisie zelf spreekuur gedaan, met de co-opleider op de achtergrond geen zelfstandig spreekuur gedaan, maar wel enkele handelingen verricht (bijvoorbeeld vaccinatie/soa-onderzoek). geen spreekuur gedaan, maar wel alle casuïstiek nabesproken alleen erbij gezeten, zonder uitleg of nabespreking − Is steeds het hoe en waarom van de verrichte onderzoeken en registratiemethoden besproken? − Zijn de gevolgen van een positieve bevinding (afwijking) of uitslag besproken? − Kwamen de epidemiologische principes op Public Health gebied voldoende voldoende aan de orde? − Is besproken hoe je resultaten op macroniveau (bijvoorbeeld jaarcijfers of verzuimcijfers) kunt gebruiken voor een arbobeleid of Public Health beleid? − Is de verdiepende opdracht gepresenteerd? Was de discussie rond de presentatie waardevol? − Zijn de twee casus uitgewerkt en van voldoende niveau? − Heeft de coassistent voldoende geleerd van de verdiepende opdracht en de casus? − Hoe waardeert de coassistent de: leeromgeving leerstof en leermiddelen begeleiding door de co-opleider en andere docenten − Is het beoordelingsformulier ingevuld en ondertekent?
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
7
___________________________________________________________________
Bijlage 3
Beoordelingsprotocol functioneren Coassistentschap sociale geneeskunde (CKO 7) Procedure: - De co-opleider geeft een oordeel over kennis, vaardigheden, professioneel gedrag en (eventueel) specifieke opdrachten door bij alle items “onvoldoende”, “voldoende” of “goed” aan te kruisen. - De student stuurt het ingevulde formulier in bijgaande antwoordenvelop naar: stagecoördinator UMC, secretariaat COSG, 161 ELG, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen. - De stagecoördinator bepaalt het eindcijfer. naam en voorletters coassistent(e)
studentnummer
naam van de docent/begeleider
instelling / plaats
begindatum stage
einddatum stage
Kennis
co-groep
onvoldoende
voldoende
goed
Verzamelen tijdens consult van relevante gegevens en opstellen juiste werkhypothese.
Vaststellen beperkingen en mogelijkheden; benoemen van beïnvloedende factoren en de gevolgen voor woon- en werkomgeving, en (werk)aanpassingen.
Advisering / begeleiding / interventie op individueel en groepsniveau
onvoldoende
voldoende
goed
Herkennen van gezondheidsklachten in relatie tot leef- en/of werkomgeving en daarbij een passend (beleids-) voorstel doen.
Knelpunten signaleren rond ziekte en arbeidsongeschiktheid. Knelpunten herkennen rond schoolverzuim. Advies geven en /of doorverwijzing naar eerste of tweede lijn.
(algemene kennis, Public Health, epidemiologie, omgevingsfactoren en gezondheid, interventiemethoden, arbozorg, relevante wetgeving)
Toelichting:
Vaardigheden
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
8
___________________________________________________________________
Groepsproblemen herkennen van uit individuele zorg en voorstellen doen voor groepspreventie.
Blijk geven van toepassen technische vaardigheden uit eerdere coschappen
onvoldoende
voldoende
goed
Rekening houden met persoonlijke, gezins- en culturele omstandigheden van patiënt
Zelfreflectie tonen betreffende omgaan met collega’s, patiënten, enz.
Leer- en taakgericht; een intentie tot samenwerking laten zien. Initiatiefrijk in het leggen van contacten nodig voor vraag- of opdrachtverheldering.
Een kritische, constructieve houding tegenover stageverlenende instelling en haar medewerkers.
onvoldoende
voldoende
goed
Toelichting:
Professioneel gedrag (omgaan met taken/werk, patiënten, collega’s, zichzelf)
Toelichting:
Specifieke opdrachten: casus en verdiepende opdracht (maak gebruik van apart casusformulier) Uitvoering 2 casus (eindoordeel n.a.v. casusformulier) Toelichting:
handtekening beoordelaar
handtekening coassistent (voor gezien)
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
datum
9
___________________________________________________________________
Stagecoördinator sociale geneeskunde bepaalt eindresultaat coassistentschap Eindresultaat functioneren *) Eventuele toelichting
onvoldoende
Handtekening stagecoördinator
Datum
cijfer
Prof.dr. J. van der Velden
*) Beoordelingscriteria - een negen: alle items: ”goed” met toelichting in concrete bewoordingen van het uitstekende functioneren. - een acht; als ondergrens: 9 items “goed” en 2 items “voldoende”; + de 2 uitgewerkte casus “goed” - een zeven; als ondergrens: 6 items “goed” en 5 items “voldoende”; + de 2 uitgewerkte casus “goed” of “voldoende” - een zes; als ondergrens: niet méér dan één onvoldoende in de subitems en de rest van de items “voldoende” - een onvoldoende; bij een onvoldoende voor minimaal één hoofditem (Kennis, vaardigheden, prof.gedrag of specifieke opdrachten) of twee subitems, mét toelichting. - een concrete verwijzing naar handelen of gedrag (onder: toelichting) kan het cijfer beïnvloeden.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
10
___________________________________________________________________
Bijlage 4
Aanvullende items bij de beoordeling Hieronder vindt u aanvullende items die u mee kunt wegen bij de beoordeling. Wij adviseren om de indrukken van collega’s die bij de stageverlening betrokken waren, te betrekken in uw beoordeling. Wat betreft het item kennis: De coassistent: − Begrijpt het hoe en waarom van verricht onderzoek en de reden en wijze van registreren van de bevindingen. − Weet eerder opgedane (klinische) kennis in te passen in de context van Collectieve Preventie. − Weet epidemiologische principes toe te passen: vraagstelling, gegevensverzameling, analyse, conclusies. − Begrijpt de invloed van de fysieke, biologische en maatschappelijke omgeving als etiologische factoren voor ziekte. − Heeft kennis van gebruikelijke interventiemethoden en de effectiviteit er van. − Kent de organisatie van de Public Health en weet wie hierbij sturend is en; met wie de sociaal geneeskundige te maken heeft (medisch inhoudelijk en beleidsmatig). − Heeft kennis van de wet- en regelgeving met betrekking tot de taken op het gebied van de infectieziektenbestrijding, arbeidsomstandigheden en ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. − Is op de hoogte van de werkwijze bij verzuimbegeleiding en re-integratie. Wat betreft het item vaardigheden De coassistent: − Herkent de relatie tussen gezondheidsklachten en de leef- en/of werkomgeving van patiënten, en kan een interventievoorstel doen. − Herkent problemen rond ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en medische voorzieningen van individuele patiënten en kan advies geven rond deze thema’s. − Kan groepsproblemen herkennen vanuit de individuele patiëntenzorg en kan voorstellen formuleren voor een groepsinterventie. − Geeft blijk vaardigheden verworven in eerdere coschappen en eventueel nieuw geleerde vaardigheden tijdens de stage te kunnen toepassen (bijvoorbeeld: lichamelijk onderzoek, bloedafname, vaccineren, interpreteren van onderzoeksresultaten, waaronder labonderzoek). Wat betreft het item professionele gedrag De coassistent: − Heeft een kritische, constructieve houding tegenover de stageverlenende instelling en haar medewerkers. − Heeft een professionele houding tegenover cliënten en patiënten. − Is initiatiefrijk waar het gaat om het leggen van kontakten nodig voor vraagverheldering of het verzamelen van beleidsinformatie, respectievelijk voor de uitwerking van de opdracht. − Is nieuwsgierig naar de manier waarop binnen de stageverlenende instelling wordt gewerkt. − Vertoont professioneel gedrag in de omgang met ‘opdrachtgevers’ binnen het veld van Public Health, in het bijzonder bij communicatie en adviezen.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
11
___________________________________________________________________
Bijlage 5
Doelstellingen coschap Sociale Geneeskunde Algemeen 1. De student heeft kennis van de uitgangspunten van de Public Health, bestaande uit drie met elkaar samenhangende ideeën: de meeste gezondheidsproblemen zijn terug te voeren op blootstelling aan ongunstige omgevingsinvloeden en dus vatbaar voor preventie (volks)gezondheidproblemen zijn het best op te lossen door collectieve maatregelen kwantitatieve onderzoeksmethoden zijn het meest geschikt om (volks)gezondheidsproblemen te bestuderen en oplossingen voor die problemen te ontwerpen en te evalueren. 2.
De student kan met voorbeelden uitleggen hoe de uitgangpunten van de Public Health zijn terug te vinden in de uitvoeringspraktijk.
3. -
De student begrijpt en kan uitleggen: de principes, het begrippenkader en de instrumenten van preventie de wetenschappelijke motieven en het organisatorisch-juridische kader van de planmatige aanpak van preventie het belang van de verbinding tussen preventie en curatie de praktijk van preventie.
4. -
De student kent het wettelijk kader Public Health vanwege de uitoefening van het beroep: bedrijfsarts en verzekeringsarts (arts voor arbeid en gezondheid) arts maatschappij en gezondheid
5.
De student kent de principes en de uitvoeringspraktijk van epidemiologisch onderzoek betreffende de sociale geneeskunde.
6.
De student kent de organisatorische en financiële kaders van de Public Health en kan toelichten hoe deze vorm hebben gekregen in de uitvoeringspraktijk van de sociale geneeskunde.
Coschap Sociale Geneeskunde bij GGD/thuiszorg De student kan met voorbeelden uitleg geven over het werkdomein van de sociaal geneeskundige tak Maatschappij & Gezondheid. Preventief handelen De coassistent heeft weet van de uitvoering en betekenis van: preventieprogramma’s voor de gehele bevolking (bijvoorbeeld jgz, rijksvaccinatieprogramma) de uitvoering van preventieprogramma door vroege opsporing (bijvoorbeeld borstkanker screening, prenatale screening) preventieprogramma’s via bijzondere risicogroepen (bijvoorbeeld gezonde school, soa poli) preventieprogramma’s via intersectoraal beleid ( bijvoorbeeld water en sanitatie, verkeersveiligheid).
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
12
___________________________________________________________________
Bijzondere zorg De coassistent heeft weet van de uitoefening en organisatie van: de forensische geneeskunde de verslavingsgeneeskunde/overige oggz de indicatiegeneeskunde het Staatstoezicht i.c. Inspectie. Beleidsadvisering De coassistent: kan met behulp van epidemiologisch gegevens een concreet probleem in kaart brengen en een plan van aanpak opstellen kan een risicoanalyse maken inclusief inschatting van belasting en belastbaarheid van een werknemer en is op de hoogte van preventie maatregelen op de werkplek kan maatschappelijke context en financiële belangen rond volksgezondheidproblemen herkennen en meewegen in communicatie met bijvoorbeeld de patiënt, werkgever, gemeente en samenleving. Professionele houding De coassistent: observeert kritisch op de stageplaats, is initiatiefrijk, stelt relevante vragen, demonstreert kennis, is betrokken bij de patiënt functioneert verder volgens de in Nederland geaccepteerde competenties van het CanMEDS model te weten: communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit kan ethische principes toepassen op de preventiepraktijk. Coschap Sociale Geneeskunde bij Arbodienst/UWV De student kan met voorbeelden uitleg geven over het werkdomein van de sociaal geneeskundige tak Arbeid & Gezondheid. Preventief handelen De coassistent heeft weet van de uitvoering en betekenis van: preventieprogramma’s voor werknemers (bijvoorbeeld RI&E, leefstijladvies) preventieprogramma door vroege opsporing (bijvoorbeeld visustest en vragenlijst naar KANS in een PMO beeldschermwerkers) preventieprogramma’s via bijzondere risicogroepen (bijvoorbeeld griepvaccinatie voor werknemers in de zorg) preventieprogramma’s via intersectoraal beleid (bijvoorbeeld verkeersveiligheid). Directe zorg en advisering De coassistent heeft weet van: de manier waarop verzuimbegeleiding plaats vindt de relevante wet en regelgeving de beoordeling van en advisering over arbeidsomstandigheden de beoordeling arbeids(on)geschiktheid in het kader van de WIA. Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
13
___________________________________________________________________
Beleidsadvisering De coassistent: kan met behulp van epidemiologisch gegevens een concreet probleem in kaart brengen en een plan van aanpak opstellen kan een risicoanalyse maken inclusief een inschatting van belasting en belastbaarheid van een werknemer, en is op de hoogte van mogelijke preventiemaatregelen op de werkplek kan maatschappelijke context en financiële belangen rond volksgezondheidproblemen herkennen en meewegen in de communicatie met de werknemer en werkgever. Professionele houding De coassistent: observeert kritisch op de stageplaats, is initiatiefrijk, stelt relevante vragen, demonstreert kennis, is betrokken bij de patiënt functioneert verder volgens de in Nederland geaccepteerde competenties van het CanMEDS model te weten: communicatie, samenwerking, kennis en wetenschap, maatschappelijk handelen, organisatie en professionaliteit kan ethische principes toepassen op de preventiepraktijk.
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
14
___________________________________________________________________
Bijlage 6 Literatuur De voor dit coassistentschap relevante, aanbevolen literatuur en websites worden weergegeven in onderstaande tabel: Titel Volksgezondheid en gezondheidszorg De Kleine Gids voor de Nederlandse Sociale Zekerheid Basisboek Jeugdgezondheidszorg Werk en gezondheid - inleiding in de bedrijfsgezondheidszorg Richtlijnen NVAB Richtlijnen AJN Relevante websites
Auteur, uitgever JP Mackenbach, PJ van der Maas. Maarssen, Elsevier gezondheidszorg, 2008 A Hop. Amsterdam: Kluwer, 2012 RA HiraSing, FJM van Leerdam, Maarssen, Elsevier gezondheidszorg, 2010 J Verbeek, P Smits. Houten, Bohn Stafleu van Loghum, 2010 www.nvab-online.nl ajn.artsennet.nl www.ggdkennisnet.nl www.arbokennisnet.nl www.rivm.nl/vtv www.uwv.nl www.nvab-online.nl www.beroepsziekten.nl www.nvvg.nl www.arboportaal.nl www.weldergroep.nl www.sportgeneeskunde.com www.forgen.nl www.kamg.nl
Informatie over het coschap Sociale Geneeskunde voor opleiders
15