1
The Minutes of the Church Board over the Protestant Church in the Netherlands Indies / Indonesia 1844 – 1948 published by Dr. Hendrik E. Niemeijer
Second Series (1926 – 1948)
V O L U M E XV 1941
Jakarta, 2010.
2
Notulen van de le vergadering van het Kerkestuur op Maandag 13 Januari 1941. _______________
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Dr. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. E. de Vries
)
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. F. Van Otten
) - Leden
Ds. J. Hofker
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Hr. S. Aijal
)
Mr. C.C.W. Uffelie
- Thesaurier
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en spreekt bij den aanvang van de eerste vergadering in het nieuwe jaar den wensch uit, dat de arbeid in denzelfden goeden geest als in het verleden moge worden voortgezet en dat die ook in dit jaar door God gezegend moge worden. Daarna stelt hij achtereenvolgens aan de orde: 1. Ziekteverlof godsdienstleeraar W.J. Schröder. Van den godsdienstleeraar W.J. Schröder is (6 Jan. agno. 91) het verzoek ingekomen om een maand ziekteverlofen om een voorschot van f. 100,-- ter voorziening in de kosten daarvan. Het verzoek is vergezeld van een doktersverklaring en wordt gesteund door Ds. Stegeman. Besloten wordt het verzoek toe te staan en een voorschot te verleenen van f. 100,--, af te lossen in maandelijksche termijnen van f. 10,-- te beginnen uiterlijk Juli 1941. Aan Ds. Stegeman zal worden geschreven, dat vertrouwd wordt dat in den dienst te Salatiga zal worden voorzien. 2. Verloven Ds. D.J. Baars en Ds. C.J. Brokken tot bijwonen
3
van confereties. Van den Zendingsconsul is telefonisch het verzoek
ingekomen aan Ds. Baars (met zijn echtgenoote) toe te staan de conferenties van zendingsarbeiders in Midden-Celebes bij te wonen en om een gedeelte van de kosten daarvan uit de kerkfondsen te betalen. Opgemerkt wordt, dat het werk in Loewoek en op de /02./ andere zendingsterreinen op veel punten ineengrijpt. Besloten wordt het verlof toe te staan en f. 40,-- voor de kosten beschikbaar te stellen. Vanwege den Ned. Indie. Zendingsbond werd het verzoek gedaan Ds. J.C. Brokken in de gelegenheid te stellen de conferentie bij te wonen, die vanwege dien Bond in den loop van het jaar te Solo zal worden gehouden. Besloten wordt Ds. Brokken verlof te verleenen deze conferentie bij te wonen en in de reiskosten bij te dragen de prijs van een vacantie-retourbiljet 2e klasse Makassar-Soerabaia. Ds. Brokken zal dan tegelijk opgeroepen worden naar Batavia ter bespreking van zijn werk. 3. Moeilijkheden in de Maleische gemeenten Semarang en en Jogja. Ingekomen is een bericht van Ds. G.W.C. Vunderink (3 Jan., agno. 51) over niet nader omschreven moeilijkheden in de Maleische gemeente aldaar, die plaatselijk niet tot oplossing konden worden gebracht. Gevraagd wordt om de overkomst van den Kerkvisitator vergezeld van een inheemsche Kb-lid. De Voorzitter wijst er op, dat dan tegelijk de moeilijkheden te Jogja (zie not. 1940, bl. 310) zouden kunnen worden onderzocht. De Heer Aijal heeft in verband met de gezondheid van zijn echtgenoote bezwaar op reis te gaan. Ds. S. Tumbelaka wordt aangewezen om den visitator te vergezellen. 4. Ambachtsleergang te Amboina. Bericht is ingekomen van den Directeur van Onderwijs en Eeredienst (agno. 57), date er bij hem in beginsel geen bezwaar
4
bestaat tegen subsidieering van den cursus voor metaalbewerking aan de Ambachtsleergang te Amboina. Het wordt echter beter geacht hiermede eerst bij den aanvang van het nieuwe schooljaar een begin te maken. Met voldoening wordt hiervan kennis genomen. Besloten wordt het Syn. Bestuur te berichten, dat het Kb. bij voorbaat er zijn goedkeuring aan hecht, dat tijdelijk gedisponeerd wordt over gelden uit de kerkelijke fondsen voor den aanschaf van werktuigen en er de aandacht op /03./ vestigen, dat deze kosten in 10 termijnen met de subsidie kunnen worden terugontvangen. 5. Doop op zendingsterreinen van Z.P.M. Het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk heeft een brief ontvangen van het Centraal Bestuur van de “Zending Prostestant Maloeka”, waarin dit Bestuur den wensch uitspreekt, dat op plaatsen op Nw. Guinea, waar de vereeniging werkt, de doop van bekeerlingen en van kinderen zal geschieden door voorgangers van de Moluksche Kerk. Het Syn. Bestuur verzocht 22 Nov. agno. 4141, deze zaak om advies voor te leggen aan de Theol. Commissie. De Voorzitter meent dat dit niet zoozeer een theologische kwestie is als wel een vraag van practisch kerkelijk beleid. Dr. De Vries juicht dit teeken van toenadering van de zijde van de Z.P.M. toe, het is beter, dat de vereeniging met dit verzoek tot de Mol. Kerk komt, dan dat zij zou gaan in de richting van een eigen kerk. Ds. Hofker heeft met verbazing gehoord, dat er op Nw. Guinea eerst gedoopt wordt en daarna pas de opleiding voor de aanneming aanvangt. Hij acht dit in strijd met de oud-christelijke opvatting. Ds. Keers wijst erop, dat deze practijk alleen voor de zendingsterreinen, door de Synode goedgekeurd is en ook noodig is om door de doop eerst een zeker terrein der Kerk af te bakenen. Na een korte bespreking over deze principieele vraag wordt besloten de door het Syn. Bestuur aan de orde gestelde
5
kwestie niet aan de theologische kwestie voor te leggen, maar het Syn. Bestuur mede te deelen, dat er tegen deze doop geen bezwaar bestaat, dat de gedoopten door den doop lid worden van de Mol. Kerk en dat het Kerkbestuur vertrouwt, dat er uit dit begin van samenwerking niet anders dan goed kan voortkomen. Zoo noodig kan het punt nader worden besproken op de conferentie met de Pred. Voorzitters. 6. Radio-uitzendingen. De Secretaris deelt mede, dat hij aan den secretaris van de Nicro het verzoek overbracht tot een bespreking in de /04./ Kb. vergardering over de verdeeling der radio-preekuitzendingen. Deze antwoordde, dat het Nicro-bestuur het den normalen weg achtte, dat deze zaak besproken zou worden in zijn vergadering, waarvan een afgevaardigde van het Kb. deel uitmaakt. Beslissingen kunnen toch alleen genomen worden in een vergadering van dit Bestuur. De Voorzitter meent, dat het Nicro-bestuur aan de uitnoodiging van het Kb. had behooren gevolg te geven, daar echter formeel het standpunt van het Nicro-bestuur niet onjuist is, wordt besloten de zaak te behandelen op de door dit bestuur voorgestelde wijze. Bij een bespreking over détails blijkt, dat er op enkele punten nog niet voldoende helderheid bestaat, Ds. Kostelijk zal hiernaar eerst een onderzoek instellen en daarna, zoo noodig na voorafgaand overleg met het moderamen of het geheele Kerkbestuur de kwestie in het Nicro-bestuur ter sprake brengen. 7. Plaatsing Ds. J. Feunekes op Loewoek. Ds. Tumbelaka stelt de volgende verdeeling voor van den arbeid van di Indisch-predikanten in Loewoek: Ds. Baars de onderafdeeling loewoek, standplaats Loewoek, Ds. Feunekes het eiland Peling, standplaats Loewoek òf Tataba of Salakan. Pend. Kansil de eilanden Banggaai, Labobe en Benkoeroeng (standplaats Banggaai) òf deze eilanden ook voor Ds. Feunekes en Pend. Kansil ter beschikking te Loewoek om gedeeltelijk in Loewoek gedeeltelijk op Peling en Banggaai te werken.
6
Besloten wordt dat Ds. Feunekes voorlooping zijn
standplaats zal hebben op Loewoek zelf, en het aan de Indisch predikanten verzocht zal worden na ongeveer 3 maanden hun oordeel uit te spreken over de voorgestelde regeling, waarna een nadere belissing zal worden genomen. De Secretaris deelt mede, dat een telegram in kwam (agno. 109) van de vereeniging van In1. leeraars en goeroes in Loewoek luidende : “sedang bilangan pendeta ditambah diminta “bilangan inl. leeraar dan goeroe djoemat ditambah serta toelage di perbaiki menoeroet keperloean pekerdjaan”. Besloten wordt door tusschenkomst van den Indischpredikant de vereeniging te verzoeken dit telegram nader toe te /05./ lichten. 8. Moeilijkheden van Ds. L. Ramp te Tandjong Karang. De Heer Van Otten brengt rapport uit over mededeelingen, die Ds. L. Ramp op het bureau deed, i.z. te Tandjong Karang gerezen financieele moeilijkheden. De Secretaris Thesaurier liet vroeger de administratie aldaar vrijwel geheel over aan Ds. Ramp, kortgeleden echter werd een nieuwe Thesaurier benoemd en bij de overdracht bleek dat de predikant eenige contributies niet geboekt had, terwijl hij ook eigenmachtig uit een luidklokfonds f. 100,-geleend had aan het Kerkfonds en f. 250,-- aan het autofonds. Daar de auto op naam van den predikant q.q. stond, was dit ook een leening van het eene kerkelijke fonds aan het andere. De Heer Van Otten Meent, dat Ds. Ramp slordig en adminstratief niet correct heeft gehandeld maar dat hem niets ernstigers te verwijten valt. De nieuwe thesarier heeft de zaak echter aangebracht bij het Hoofd van P1. Bestuur, die er op stond deze met den Kerkeraad te bespreken en de predikant is daardoor in opspraak gekomen. Spr. heeft Ds. Ramp aangeraden duidelijk in de notulen van een kerkeraadsvergadering te doen vastleggen dat de financiën door den Kerkeraad in orde zijn bevonden. Het Kerkbestuur is van oordeel, dat er geen aanleiding is om in deze zaak verder in te grijpen.
7
9. Verzorging interneeringskamp Ngawi De Voorzitter deelt mede van den secretaris van den Kerkeraad in Solo personlijik het bericht te hebben ontvangen, dat naar zijn oordeel de verzorging van het kamp in Ngawi Ds. Starrenburg zeer zwaar zou vallen. Telefonisch spark Ds. Sterrenburg de vrees uit, dat in verband met het feit, dat hij hog niet lang geleden ondervraagd werd over zijn lidmaatschap (vóór 1935) van N.S.B. de benoeming tot verzorger van het kamp aanleiding zou geven tot nieuw gepraat. Besloten wordt door wijziging in de bezetting van Madioen te trachten nog een andere oplossing te vinden en daarom aan den legerpredikant te verzoeken de voordracht van Ds. Starrenburg op te schorten. /06./ 10. Buitenlandsch verlof Ds. G.W.C. Vunderink. Mr. Uffelie deelt mede, dat er kans bestaat dat de Directeur van Financiën den Gouverneur-Generaal zal adviseeren het verzoek van Ds. Vunderink om buitenlandsch verlof naar Amerika af te wijzen. Besloten wordt dat Dr. De Vries eb de secretaris deze zaak zoo spoedig mogelijk op het Department van Financiën zullen bespreken. 11. Plaatsingen predikanten. Ds. Hofker deelt mede, dat toen hij in Oct. 1939 gekozen werd tot lid van het Kerkbestuur, de doktoren verklaarden, dat hij in Batavia zou kunnen werken mits hij steeds de vacanties boven doorbracht. Het werk liet niet toe daaraan de hand te houden. De dokter meent thans, dat hij spoeding tot overplaatsing naar een koel klimaat zal moeten adviseeren. Daarbij komt, dat de dokter voor zijn oudste dochter nadrukkelijk een koel klimaat zal voorgeschereven heeft. Spr. meent daarom, dat ongeveer in Juni, aan het einde van den schoolcursus, zijn overplaatsing noodzakelijk zal zijn.
8
De Secretaris deelt mede, dat Ds. L. Ramp heeft over
gelegd een medische verklaring (agno. 36), dat òf een langdurig verlof òf overplaatsing voor hem dringend gewenscht is. Voorts is van Ds. Buenk bericht ingekomen (3 Jan agno. 45), dat hij, daar Ds. Duyker weer goedgekeurd is, in den dienst der kerk kan terugkeeren. De Voorzitter wijst erop, dat allereerst noodig is te beslissen over de plaatsing van Ds. Buenk, verschillende andere plaatsingen staan hier echter mee in verband: van Ds. W.C. de Jong en eventueel van Ds. L. Ramp, in geval Ds. Buenk, zooals in het moderamen voorgesteld werd, in Palembang zou worden geplaatst, van Dr. Sikken, wanneer Ds. De Jong in Madioen of Kediri zou worden geplaatst. Ook moet spoedig beslist worden over de plaatsing van Ds. Hamel. Voorts meent de Voorzitter, dat het wenschelijk is rekening te houden met een toekomstige plaatsing van Ds. Van Herwerden te Batavia om leiding te geven aan de Inheemsche groepen en om later op te treden als secretaris van het Kerkbestuur. Ds. Hofker wijst op de wenschelijkheid van plaatsing van Ds. Hamel te Batavia. Vooral voor Evangelisatiewerk. Na verdere discussie komt het Bestuur tot /07./ overeenstemming over de plaatsing van Ds. Buenk te Palembang. Hiervan zal aan Ds. Buenk mededeeling worden gedaan, met overleg met den Kerkeraad van Palembang zal nog enkele dagen worden gewacht voor het geval door Ds. Buenk gegronde bezwaren tegen deze plaatsing zouden worden ingebracht. De beslissing over de hiermee verband houdende plaatsingen wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. 12. Plaatsing Indisch-predikant W.N. Hübner. De Secretaris dringt erop aan thans een belslissing te nemen over het verzoek (not. 1940, bl. 312) van den Kerkeraad van Batavia om Ind. predikant W.N. Hübner aldaar te plaatsen. Gewezen wordt op het bezwaar, dat als deze thans als voorganger te Batavia zou worden geplaatst hij ook t.z.t. voorzitter van den Kerkeraad zou moeten worden enz. Er wordt aan herinnerd, dat ook jonge Europeesche predikanten niet aanstonds in
9
een groote gemeente volledig predikant worden, zij worden dan hulpprediker en later in een kleine gemeente predikant. In verband hiermede wordt besloten den Indisch. predikant Hübner ter beschikking te stellen van een [sic] Kerkeraad Batavia om belast te worden met predikantswerk. 13. Christendom in Paloe (Celebes ). Ingekomen zijn enkele brieven van Dr. S.J. Esser over het gevaar van Islamisatie van Paloe. De Voorzitter deelt mede, dat Dr. Esser hem bij een onderhoud op het hart drukte niet uit het oog te verliezen de belangen van tienduizenden Christenen in Paloe, die dreigen Islamieten te worden, omdat zij niet worden verzorgd. Spr. heeft de overtuiging gekregen, dat er iets gedaan moet worden. De vraag is echter wie hier zou moeten werken. Gedacht is aan Ds. Van Alphen en Pend. Kansil. Besloten wordt de zaak eerst te bespreken op de confentie met de Pred. Voorzitters. 14. Rondvraag. a. Ds. Keers deelt mede, dat Dr. Geissler (not. 1940, blz. 301) het eerste gedeelte van het Kerkelijk examen aflegde, /08./ hij zou het tweede gedeelte alleen in dit jaar kunnen afleggen, indien hij in de vacantie’s vrijstelling van militairen dienst zou kunnen krijgen. De Voorzitter neemt op zich dit te bespreken op het Departement van Oorlog. b. Mr. Uffelie deelt mede, dat er mogelijkheid bestaat, dat hij spoedig in een gouvernementsfunctie in Suriname wordt benoemd, over enkele weken zal hierover worden beslist. De Voorzitter hoopt voor het Kerkbestuur, dat Mr. Uffelie in Oost-Indië zal blijven. c. Ds. Kostelijk wijst erop, dat er telkens jaarverslagen en jaarekeningen inkomen van gemeeten, die niet als zelfstanding zijn erkend.
10
De Secretaris antwoordt, dat hierop spoedig betere orde
zal worden gesteld. Ds. Keers sluit de vergadering met gebeg. Vastgesteld in de vergadering van 24 Feb. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /09./
Notulen van de 2e vergadering van van het Kerkbestuur op Maandag 27 Januari 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. E. de Vries
)
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. F. Van Otten
)
Ds. J. Hofker
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Hr. S. Aijal
)
Mr. C.C.W. Uffelie
- Thesaurier
- Leden
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Notulen. De notulen van de 40e en 41e vergadering in 1940 worden onveranderd vastgesteld. De Heer Van Otten wijst er op, dat in 1940 niet 41 maar 42 vergaderingen werden gehouden, daar ook de bespreking met eenige predikanten over de Evangelieverkondiging in oorlogstijd een bestuursvergadering was. Een mededeeling over deze vergadering zal nog in de notulen worden gevoegd.
11
2. Plaatsingen predikanten. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Buenk terstond na het bericht van zijn overplaatsing naar Palembang (zie blz.7) daartegen bezwaren inbracht. Hij zal die ter vergadering komen toelichten. Intusschen heeft het Zendingsnoodbestuur te kennen gegeven gaarne Ds. S. Van der Linde terug te willen hebben en Ds. Buenk zou met een plaatsing in Djember zeer ingenomen zijn. In het moderamen is overwogen Dr. Geissler na zijn kerkelijk examen te Palembang te plaatsen. Ds. Buenk komt ter vergadering. De Voorzitter geeft hem het woord om zijn bezwaren tegen plaatsing te Palembang uiteen te zetten. Ds. Buenk zegt, dat hem bij een vorige bespreking toegezegd werd, dat hij, indien hij niet tot legerpredikant zou worden benoemd, voorloopig te Soerabaia geplaatst zou /10./ worden voor de verzorging van militairen. Ook vroeger werd hem reeds in het vooruitzicht gesteld, dat hij op Java zou blijven, hij zou dit ook zeer op prijs stellen en zou gaarne werken in een gemeente met een geordend kerkelijk leven en niet in een onrustig reisressort. Ook voor zijn echtgenoote zou hij plaatsing op Java zeer op prijs stellen. De Voorzitter wijst er op, dat het plan om Ds. Buenk onder militairen te laten werken opgegeven werd, omdat intusschen gebleken is, dat er zonder officieele benoeming tot legerpredikant voor zulk werk weinig gelegenheid is. Verder herinnert spr. eraan, dat Ds. Buenk het werk als legerpredikant begeerde en dat hij als zoodanig toch ook niet werkt in een geordende gemeente, terwijl er in Palembang wel degelijk gevestigd gemeenteleven bestaat. Na eenige verdere bespreking wordt Ds. Buenk toegezegd, dat het Kerkbestuur zijn plaatsing nog opnieuw zal overwegen. De Voorzitter maakt van de gelegenheid gebruik Ds. Buenk te vragen naar de verzorging van de militairen op Ambon. Ds. Buenk deelt mede, dat de bijeenkomsten van Ds. Enklaar in het artillerie-kamp vrij goed worden bezocht, er wordt echter geen vrij van dienst voor gegeven, zooals voor de samenkomsten van den legerpredikant. Dit zou wel gebeuren als Ds.
12
Enklaar voor dit werk een militaire opdracht zou krijgen. De legerpredikant moet vier keer per jaar op Ambon komen. De marinepredikant werkt niet aan de wal, dit is ook op Borneo het bezwaar. Overal wordt geklaagd over te weinig verzorging van de inheemsche christelijke militairen. In Tarakan vernam Ds. Buenk van den Assistant-Resident dat het werk aldaar van de Amerikaansche zending vanuit Makassar (Kemah Indjil) heel slecht wordt aangevat. Gevraagd werd of de Prostestantsche Kerk het niet zou kunnen overnemen. Het B.B. zou hieraan misschien uit de rente van het een of ander kapitaal steun kunnen verleenen. De Voorzitter dankt Ds. Buenk voor zijn mededeelingen. Deze verlaat de vergadering. Ds. Keers acht de door Ds. Buenk ingebrachte bezwaren tegen plaatsing te Palembang niet erg gewichtig. Het heeft hem prettig aangedaan, dat Ds. B. met zooveel interesse sprak over het werk onder de militairen. /11./ De Voorzitter vraagt of het niet beter zou zijn Ds. Buenk in verband met de mogelijkheid, dat hij binnernkort toch tot legerpredikant zou worden benoemd op Java te laten en te plaatsen te Djember. Ds. Kostelijk stelt dan voor Madioen of Soekaboemi. Dr. De Vries meent, dat er tegen de plaatsing van Ds. Buenk te Palembang geen steekhoudend argument is ingebracht. Ook indien Ds. Buenk binnenkort legerpredikant zou worden, zou een korte plaatsing te Palembang niet veel grooter bezwaar opleveren den elders. Djember kan voorloopig nog bezet blijven, daar Ds. Van der Linde niet voor het einde van den schoolcursus in dienst der Zending zou behoeven terug te keeren. Dr. Keers dringt aan op differentiatie onder de predikanten van Batavia wat betreft richting en aanleg voor de verschillende deelen van het predikantswerk. Bij de verdere discussie blijkt, dat een beslissing over de plaatsing van Ds. Buenk niet mogelijk is zonder dat tegelijk over verschillende andere plaatsingen een besluit wordt genomen. Besloten wordt daarom, dat Ds. Buenk nog enkele weken te Soerabaia
13
zal geplaatst blijven met de opdracht zich te wijden aan de verzorging van de aldaar wonende militairen gezinnen. Deze beslissing wordt telefonisch door den kerkvisitator aan Ds. Buenk medegedeeld. De verdere behandeling van de overplaatsingen wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. Dr. De Vries dringt er op aan zoo weinig mogelijk de wekelijksche vergadering over te slaan, wijl hierdoor een rustige en principieele behandeling der zaken en vooral de bestudeering van de groote vragen in ‘t gedrang komt. In verband met het uitstellen van de beslissing over de plaatsingen kan ook niet voldaan worden aan het verzoek van Ds. L. Ramp (zie blz. 6) om (in verband met de omstandigheid, dat hij geen huis kan vinden en misschien vendutie moet houden) bericht te mogen ontvangen of hij kan rekenen op een overplaatsing in den loop van het jaar. 3. Benoeming Ds.F. E. van Leeuwen. Ingekomen is een brief van de Kerkeraad van Malang (24 Dec. Agno. 4393) met de conclusies van den Kerkeraaad inzake de beoeming van Ds. F. E. van Leeuwen en afschrift van de notulen van de vergadering van den Kerkeraad van 2 Oct. 1940, welke werd /12./ bijgewoond door den Voorzitter van het kerkbestuur. Ds. Hofker wijst er naar aanleiding van deze notulen op, dat daarin de Voorzitter Kerkbestuur ten onrechte de voorstelling heeft gegeven, dat ook hij op de Synode het standpunt zou ingenomen hebben, dat de vrijzinnigen in de Kerk moeten blijven. Spr. stelde toch juist op de Synode een zoodanige omschrijving voor van de belijdenis de Kerk, dat daardoor wel voor een bepaalde groep vrijzinnigen maar niet voor alle vrijzinnigen plaats in de Kerk zou blijven. De Voorzitter deelt mede, dat deze voorstelling een gevolg is van de al te summiere notuleering. Hij las ter vergadering een gedeelte voor van een door Ds. Keers geschreven brief, waarin het standpunt van Ds. Hofker ter Synode meer in den breede en juister werd weergegeven.
14
Verder komt Ds. Hofker op tegen de voorstelling, dat het
verzoek om benoeming van Ds. Van Leeuwen van de vrijzinnigen in Midden-Java zou zijn uitgegaan, hij meent dat het initiatief van Ds. Van L. zelf kwam. Hiertegenover wordt opgemerkt dat er toch inderdaad uit Midden-Java op zijn benoeming werd aangerdrongen, al heeft Ds. v. L. zich ook met het verzoek om benoeming tot predikant der Prostestansche Kerk in het algemeen tot het Kerkbestuur gericht. Tenslotte meent Ds. Hofker, dat door den voorzitter in Malang te zeer de voorstelling is gegeven, dat de vrijzinnige leden groote sommen voor het salaris van predikanten bijeen brengen. 4. Benoeming in vasten dienst van Ds. J. de. Graaf. Van den Kerkeraad van Solo is 17 Januari agno. 199 het verzoek ingekomen om inlichtingen over het bericht, dat het Kerkbestuur de mogelijkheid overweegt van opneming in de gouvernementsformatie van Ds. J. de Graaf. De Voorzitter herinnert aan het besprokene in de vergadering van 18 Nov. v.j. (blz. 277). Er werd toen van uitgegaan, dat reeds vroeger het voornemen bestond Ds. De Graaf op te nemen in de gouvernementsformatie, dat hij toen echter voor dienst van den Lande medisch niet werd goedgekeurd om welke reden toen in zijn plaats Ds. Oberman in de formatie werd opgenomen, terwijl Ds. De Graaf in tijdelijken dienst werd benoemd. Uitgesproken werd in die vergadering, dat een principeele beslissing over de benoeming van Ds. De Graaf /13./ niet meer noodig was en dat er geen bezwaar tegen bestond hem alsnog in vasten dienst in de formatie op te nemen, indien dit door herkeuring of door vrijstelling van keuring te bereiken zou zijn. Besloten wordt den Kerkeraad van Solo in dezen geest in te lichten. 5. Erkenning Maleische gemeente Bandjermasin.
15
Van den Kerkeraad van Bandjermasin is het verzoek
ingekomen (7 Januari agno. 145) de Maleische gemeente aldaar als zelfstandige gemeente te erkennen. De Voorzitter herinnert er aan, dat in de vergadering van 1 April 1940 (blz. 84) het Kerkbestuur zich reeds met de vorming van een afzonderlijke Maleische gemeente te Bandjermasin accoord verklaarde. Besloten wordt de Maleische gemeente te Badjermasin als zelfstandige gemeente met benoemden Kerkeraad te erkennen. 6. Verzorging Maleische leden op Bali en Lombok. Van den Kerkeraad van Mataram is het verzoek ingekomen om een gepesionneerd Inl. Leeraar te zoeken die op een toelage van f. 30,-- ’s maands de verzorging van de Maleische-sprekenden op Bali en Lombok op zich zou willen nemen (zie not. 1940, bl. 286). Aan het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk zal verzocht worden zoo mogelijk een gepensionneerd Inl. Leeraar voor te dragen. Ds. Kostelijk deelt mede, dat de Heer J. Prins van Singaradja hem mondeling vroeg of op Bali en Lombok niet een Ind. Predikant van de H.T.S. zou kunnen worden geplaatst. Spr. heeft den Heer Prins ingelicht over de positie en het werk van deze Ind. predikanten en hem medegedeeld, dat plaatsing van een van hen op Bali in de eerste jaren niet mogelijk zou zijn. 7. Bezoldiging Ds. E.C. Burgstede. De Voorzitter wijst er op, dat Ds. Burgstede te Tjimahi werkt op het zeer lage salaris van f. 150,--. Als vergoeding voor eenige arbeid, die hij nog doet onder Chineezen, ontvangt hij van de Zending een vergoeding huishuur, verder heeft hij een transporttoelage van f. 10,-- en brengen /14./ enkele particulieren f. 50,-- bijeen voor representatiekosten. Zijn echtgenoote heeft verder eenige inkomsten als onderwijzeres, waarop echter weer gekort wordt door de zending. Spreker meent, dat Ds. Burgstede daarom wat zijn bezoldiging betreft beter geheel voor rekening van de Kerk kan
16
komen en stelt voor f. 120,-- te voteeren voor salaris en huishuur, terwijl dan de f. 50,--, die door particulieren worden bijeengebracht, hem door den kerkeraad zouden moeten worden uitgekeerd. Voorts zal de kerkeraad waarschijnlijk wel een gedeelte van het salaris in het C.U.F. kunnen terug storten. Het Kerkbestuur keurt deze regeling in beginsel goed. Ds. Keers neemt op zich deze met den kerkeraad van Tjimahi en met Ds. Burgstede te bespreken. 8. Plaatsing Indisch-predikant W.N. Hübner te Batavia. De Secretaris deelt mede van den secretaris van den Kerkeraad van Batavia mondeling het verzoek te hebben ontvangen om een toezegging, dat Ds. Hübner minstens 2 jaar op Batavia zal blijven geplaatst. Het schijnt echter, dat de op Kerkeraad daarbij uitgegaan is van de onjuiste gedachte, dat hij met Ds. Hübner een dienstverband zou moeten aangaan, wat niet noodig is, daar Ds. Hübner in dienst staat van de Kerk als geheel. Besloten wordt de Kerkeraad toe te zeggen, dat Ds. Hübner minstens 1 jaar te Batavia geplaatst zal blijven. 9. Conferentie met Predikant-Voorzitters. De Predikant-Voorzitter van Ambon heeft bezwaar gemaakt tegen het houden van de conferentie met de predikant-voorzitters in begin Maart in verband met den arbeid na afloop van de Synode der Molukssche Kerk en de noodzaak om spoedig daarna in zijn ressort op reis te gaan. De andere Predikant-Voorzitters hebben geen bezwaar. De vergadering is van oordeel, dat vooral ook in verband met de moeilijkheid van de verdeeling van Ind. Predikanten de conferentie niet kan worden uitgesteld. Tegen deelname van Ds. Tutuarima aan de conferentie maakt Ds. Van Oest bezwaar in verband met het feit dat hij /15./ den Predikant-Voorzitter moet vervangen en in verband met de verhouding tot de andere Ind. predikanten.
17
Daar Ds. Tutuarima ook wegens ziekte waarschijnlijk toch
niet naar Batavia zal kunnen komen, wordt van het plan hem mede voor de conferentie op te roepen afgezien. 10. Benoeming legerpendeta’s De Voorzitter stelt de vraag of het gewenscht zou zijn de kwestie van de benoeming van legerpendeta’s op het Departement van Oorlog te bespreken. Hij meent, dat aan het instituut ook wel ernstige bezwaren verbonden zijn: waar de Maleische gemeenten voor een groot deel uit militairen bestaan, zou de verhouding van den legerpendeta tot den gemeentevoorganger moeilijkheden kunnen opleveren, bij een groot overwicht van een legerpendeta zouden de gemeenten practisch misschien onder militaire leiding komen. Dr. De Vries wijst er op, dat er ook om benoeming van Roomsche pendeta’s gevraagd zou worden. Dr. Keers stelt zich voor, dat de legerpendeta’s groote ressorten zouden krijgen en met de gemeentevoorgangers zouden samenwerken. Ds. Kostelijk wijst er op, dat indertijd, toen het ging om de instelling van het instituut legerpredikant, het de vraag was of predikanten in militairen dienst zouden benoemd worden of dat de verzorging van de militairen aan de predikanten der gemeente zou worden toevertrouwd. Hij vraagt zich af of het niet beter zou geweest zijn, wanneer toen voor het tweede stelsel was gekozen en dringt er daarom op aan thans eerst goed te overwegen of de benoeming van legerpendeta’s moet worden bevorderd. Besloten wordt de kwestie in een volgende vergadering nader te bespreken. 11. Moeilijkheden Maleische Gemeenten Jogja en Semarang. De visitator doet voorloopig enkele korte mededeelingen over zijn bezoek met Ds. Tumbelaka aan Semarang en Jogja. De moeilijkheden te Semarang bleken vooral van persoonlijken en niet van ernstigen aard te zijn, zij hadden vooral betrekking op de verhouding tot de Chineesche Christenen, die thans deel van de gemeente uitmaken, terwijl het misschien
18
beter was geweest /16./ wanneer wij een afzonderlijke gemeente hadden gevormd. Verder waren er moeilijkheden over het afdragen van collecten. Hierin zal verbetering komen. In Jogja kwam de Heer Tahija met verschillende klachten over den Inl. leeraar. Het Besluit van den Kerkeraad om Tahija uit het lidmaatschap van den Kerkeraad te ontzetten was uiteraard niet juist. Afgespoken is thans dat, wijl in lang geen aftreden heeft plaats gehad, het oudste deel van den Kerkeraad, waaronder de Heer Tahija, zal aftreden en dat de Kerkeraad, omdat er geen plaatselijk reglement of kiezerslijst is, aan het Kerberstuur zal verzoeken nieuwe kerkeraadsleden te benoeman. Ds. Kostelijk acht het beter den geheelen Kerkeraad te laten aftreden, met welke opmerking het Kerkbestuur accoord gaat. De Heer Van Otten dringt aan op het totstandkomen van een plaatselijk reglement voor deze en voor de andere Maleische gemeenten. 12. Verzorging interneeringskamp Ngawi. Waar nog geen oplossing gevonden is voor een andere bezetting van de predikansplaats Madioen (zie blz. 5) wordt besloten aan den legerpredikant voor te stellen om voor de verzorging van het kamp voor te dragen Ds. F. E. van Leeuwen, die dan echter slechts een maal in de vier weken of hoogstens eenmaal in de drie weken het kamp zal kunnen bezoeken. 13. Financiën. De Thesaurier stelt voor van het saldo van f. 7800,-- op de rekening van het A.F.E. 1940 te boeken: f. 4500,-- op reserve dubieuze debiteuren, f. 1300,-- op pensioenfonds (d.i. ongeveer f. f. 1000,-- extra), f. 2000,-- op C.U.F. Voorts stelde hij voor het saldo van het hulpfonds (ongeveer f. 1000,--) over te boeken op het C.U.F. De Voorzitter meent, dat er op de debiteuren-rekening niet zooveel dubieuse posten voorkomen en stelt daarom voor daartegenover niet meer dan f. 1500,-- te reserveeren en f. 3000,-
19
- te boeken op kapitaal. Dit wordt, met de andere voorstellen van den Thesaurier aangenomen. /17./ 14. Rondvraag. a. Ds. Keers vraagt om een verklaring van gebleken geschiktheid en goede plichtsbetrachting voor zijn aanvrage van salarisverhooging. Geen bezwaar. b. Dr. De Vries dringt er op aan, dat nagegaan zal worden welke punten nog in behandeling moeten worden genomen in opdracht van de laatstgehouden Synode en ter voorbereiding van de volgende Synode. De Voorzitter zegt toe dat getracht zal worden ter gelegenheid van de aanwezigheid van de Predikant-Voorzitters in Batavia enkele commissievergaderingen te houden. Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Vastgesteld in de vergadering van 24 Febr. ’41. Voorzitter, C.B.van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /18./
Notulen van de 3e vergadering van van het Kerkbestuur op Maandag 27 Januari 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. E. de Vries
)
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. F. Van Otten
)
Ds. J. Hofker
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Hr. S. Aijal
)
Mr. C.C.W. Uffelie
- Leden
- Thesaurier
20
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt
daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Afvaardiging naar conferentie Ind. predikanten en
Synode der Moluksche Kerk. Van den Pred. Voorzitter te Amboina is, 22 Jan. agno. 275, het verzoek ingekomen, dat het Kerkbestuur zich door den Voorzitter zal doen vertegenwoordigen bij de in Febr. te houden conferentie van Ind. Predikanten en Synode. De Voorzitter zou dan tegelijk bij de opening van de nieuwe Ambachtesschool aanwezig kunnen zijn. Van verschillende zijden wordt uitgesproken, dat het gewenscht is, dat de Voorzitter aan deze uitnoodiging gevolg geeft om de band met de Moluksche Kerk niet te laten verslappen en de goede verhouding in stand te houden. Ook kunnen dan verschillende finacieele zaken onder het oog gezien worden. Het Kerkbestuur noodigt den Voorzitter uit zoo mogelijk aan het verzoek van den Pred. Voorzitter te voldoen. De Voorzitter kan nog geen definitieve toezegging doen maar zal trachten voor deze reis gelegenheid te vinden. 2. Conferentie met predikant-voorzitters. De Voorzitter deelt mede, dat het in verband met de aankomst van de vliegtuigen het beste is de conferentie /19./ op een Woensdag te doen aanvangen. Besloten wordt de conferentie te houden Woensdag 5 Maart en volgende dagen, eventueel kunnen op den voorafgaanden Dinsdag de predikant-voorzitters ontvangen worden. De vergadering van Inl. leeraars (not. 1940, bl. 308) zal gehouden worden op 5 en 6 Maart, de opening zal worden bijgewoond door leden van het Kerkbestuur en de predikantvoorzitters, daarna zullen de Inl. leeraars gelegenheid hebben alleen te vergaderen, terwijl Donderdag zoolang als noodig zal blijken vergaderd zal worden door leden van het Kerkbestuur, predikant-voorzitters en Inl. leeraars samen.
21
3. Verlof Ds. H. Visser. Van Ds. H. Visser is, 21 Jan. agno. 272, het verzoek ingekomen hem 8 weken verlof op Java toe te staan en hem op te roepen naar Batavia ter bespreking van zijn positie. De PredikantVoorzitter ondersteunt dit verzoek (agno. 271) en vraagt tevens of de conferentie met de predikant-voorzitters niet voor een deel zou kunnen worden bijgewoond door Ds. Visser tot het geven van adviezen over financiën en scholen. Dr. De Vries meent, dat, wanneer de Voorzitter naar Ambon gaat, de besprekingen over de positie van Ds. Visser en over financieele aangelegenheden daar kunnen plaats hebben. De Voorzitter kan dan nagaan of de komst naar Batavia alsnog noodig is. Ds. Keers en de Heer Aijal zijn van oordeel, dat Ds. Visser alleen van Ambon weg kan als de predikant-voorzitter ter plaats is. Besloten wordt aan Ds. Visser een verlof toe te staan van 4 weken vermeerderd met den tijd, die noodig is voor de heenen terugreis naar Java. Het tijdstip van het verlof zal door den Predikant-Voorzitter worden vastgesteld. Over de noodzakelijkheid van overkomst naar Batavia zal, zoo mogelijk persoonlijk te Ambon door de Voorzitter, nader overleg worden gepleegd. 4. Herbenoeming Inl. leeraar W. Souisa. De Voorzitter herinnert er aan, dat in de vergadering van 23 Dec. v.j. (blz. 304) besloten werd het Synodaal /20./ Bestuur er op te wijzen, dat het voorstel thans W. Souisa te benoemen niet overeenkwam met de afspraak op de conferentie van Ind. predikanten om hem eerst minstens 2 jaar als candidaat Inl. leeraar te laten werken. Het Synodaal Bestuur wijst er thans op (21 Jan. agno. 278), dat het besluit van de conferentie door hem niet werd bekrachtigd en dat vanaf het ontslag reeds bijna twee jaar verloopen is. Het dringt er thans op aan Souisa terstond te benoemen.
22
Overwegende dat het Synodaal Bestuur, welks oordeel in
deze zaak groot gewicht in den schaal legt, op herbenoeming sterk aandringt, werd besloten tot deze herbenoeming over te gaan. 5. Verzorging Europeesche gemeente Babo. Van het Synodaal Bestuur der Mol. Kerk is 23 Jan. agno. 276 het verzoek ingekomen om nu de wd. predikant van Babo, de zendeling van U.Z.V. F. Duinker vandaar vertrokken is, Ds. Diekerhof van Fak-Fak tevens tot wd. predikant van Babo te benoemen. Er wordt op gewezen, dat de Europeanen te Babo leden zijn van de Mol. Kerk en, wijl zij wonen in het resort van den Ind. predikant te Fak-fak, door dezen worden verzorgd. Het wordt dus niet noodig geacht Ds. Diekerhof tot wd. Predikant te benoemen, het is alleen gewenscht hem te herinneren, dat hem ook de verzorging van de Eur. gemeente aldaar is opgedragen. 6. Ambachtsleergang te Amboina. Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk waarin nogmaals aangedrongen wordt op het bepleiten van subsidie voor den cursus voor ijzerbewerking. De Voorzitter herinnert er aan, dat intusschen deze subsidie in pricipe is toegezegd. De Secretaris neemt op zich de verdere behandeling van deze zaak met de afdeeling subsidie met het Dept. van O. en E. te bespreken. 7. Zaak van den Heer C.A. van Wieringen te Amboina. Ingekomen is een brief van het Syn. Bestuur van de Moluksche Kerk, 10 Dec. 1940, agno. 4298, waarin meegedeeld wordt, dat op advies van Mr. Van Nes, Inspecteur van Financiën /21./ getracht is de oude kwestie met den Heer Van Wieringen op te lossen door een minnelijke schikking, waarbij de Kerk zich verbond hem tot zijn dood f. 50,-- per maand uit te keeren. De Heer W. weigert echter zulk een regeling en vraagt eerst een pricipieele uitspraak van de Kerk, dat zij een schuld aan hem heeft. Het Syn.
23
Bestuur is geneigd aan dezen eisch toe te geven, doch verzoekt eerst juridisch advies in te winnen. De Voorzitter is van oordeel dat de Heer Van Wieringen geen rechten kan doen gelden en dat er voor het inwinnen van juridisch advies geen reden is. De Heer Aijal heeft op verzoek van den Voorzitter over deze zaak een schriftelijk uiteenzetting gegeven, waarvoor de Voorzitter hem dank zegt. Na een voorloopige bespreking wordt besloten den Heer Van Otten te verzoeken de zaak te bestudeeren en in de volgende vergadering er advies over uit te bregen. 8. Moeilijkheden Maleische gemeente Jogja. Van den kerkeraad van de Maleische gemeente te Jogja is (22 Jan. agno. 257) het verzoek ingekomen om kerkeraadsleden te benoemen in plaats van de leden, die zijn afgetreden (zie blz. 16) en wel de afgetredenen uitgezonderd de Heer A. Tahija. Aldus wordt besloten. 9. Plaatsing Ind. Predikant W.N. Hübner te Batavia. Ds. Kostelijk deelt mede, dat in het convent van predikanten erop gewezen werd, dat, Ds. Hübner geen lid kan zijn van den Kerkeraad, omdat hij (zie blz. 7) ter beschikking is gesteld van, dus ondergeschikt is aan den Kerkeraad. Hij dringt er daarom op aan Ds. Hübner op de gewone wijze te Batavia te plaatsen, hem echter te belasten met een bepaalde taak. De Voorzitter betwist, dat ter beschikking gesteld te worden van den Kerkeraad zou insluiten ondergeschiktheid in dien zin, dat deze niet zou te rijmen zijn met het lidmaatschap van den Kerkeraad. Alle predikanten zouden ter beschikking van den Kerkeraad kunnen worden gesteld. Dr. Hofker zou dit laatste juist vinden, maar zou dan willen dat het over de heele linie aldus geschiedde. Besloten wordt het besluit niet te wijzigen en af /22./ te wachten of de Kerkeraad misschien zal vragen om een nader omschrijving van de positie en den taak van Ds. Hübner.
24
10. Uitwerking besluiten Alg. Synode. De Secretaris deelt mede, dat van eerste sectie van de Adviescommissie voor Kerkorde de te Batavia wonende leden en Ds. Van der Woude, die dan in West-Java is, zullen vergaderen 6 Februari. Van de tweede sectie kan met weinig kosten een vergadering gehouden worden te Bandoeng in de week na Paschen, de derde en vierde sectie kunnen ter gelegenheid van de aanwezigheid van de predikant-voorzitters te Batavia in Maart ook vrij volledig bijeen komen. Besloten wordt van een volledige vergadering van de Adviescommissie voor Kerkorde in verband met de kosten voorlooping af te zien en hiermede te wachten tot eerst de secties vergaderd zullen hebben. Wanneer de predikant-voorzitters in Batavia zijn zal echter een vergadering worden gehouden van de te Batavia aanwezige leden om de algemeene probleemen van de Kerk te bespreken vooral voorzoover deze raken de plaats, die de zelfstandige kerken in het geheel innemen, en de daarmee samenhangende vragen. Verder deelt de Secretaris mede, dat de Commissie voor het catechetisch onderwijs 7 Febuari zal vergaderen en de Commissie voor liturgie begin Maart. De Voorzitter van de Commissie voor het huwelijk Dr. E. de Vries deelt mede, dat niettegenstaande de verbreking van de verbinding met Holland de sectie voor de Eur. gemeenten wel zou kunnen voortwerken, daar hier wel voldoende bekend is over de behandeling van dit vraagstuk in Holland. Het werk van de sectie voor de Inheemsche gemeenten zal echter moeten beginnen met een uitgebreid onderzoek naar de huwelijksopvattingen onder de zeer verschillende groepen waaruit het Inheemsche deel der Kerk bestaat. De Voorzitter van de Liederenbundel commissie Ds. J. Hofker deelt mede, dat zoo spoedig als de laatste opmerkingen van Ds. Kostelijk en Ds. Tichelaar over de tegen hun bundel ingebrachte bezwaren zullen rondgezonden zijn, de commissie
25
bezwaren zullen rondgezonden zijn, de commissie bijeen zal kunnen komen, en dat zij dan tegelijk haar verdere werkwijze zal bepalen. /23./ 11. Plaatsingen Predikanten. Het moderamen heeft schriftelijk het volgende voorstel gedaan voor de plaatsingen van predikanten: Batavia:
(voor Ds. Hofker) Ds. Buenk (terstond).
Bandoeng:
(voor Ds. De Bruyn) Ds. Hofker (juni).
Semarang:
(aangenomen is, dat Ds. Vunderink met verlof
gaat) Ds. De Bruyn. Madioen-Kediri:
(wijl op den duur te zwaar voor één predikant) Dr. Sikken en godsdienstleeraar Smith.
Djember:
Ds. De Jong (in Juni, Ds. v.d. Linde terug naar de Zending).
Palembang:
Dr. Geissler (in Juli). Soekaboemi:
(voor eenigen tijd, omdat hij
dringend verzocht heeft eens in een gemeente geplaatst te worden); Ds. Locher (met de bedoeling dezen tegen den tijd, dat Ds. Van Herwerden noodig is voor het Secretariaat Kb., te Tomohon te plaatsen. Koepang:
Ds. Hamel (voor 6 maanden) daarna te vervangen door Ds. Enklaar.
Ambon-stad:
Ds. P.J. Van Leeuwen (na Paschen).
Tandjong-Karang:
(voor 6 maanden) Ds. Enklaar (om hem tevens
gelegenheid tot studie te geven. Volledig studieverlof is toch niet mogelijk). Pontianak:
warn. Ds. J.L. Ramp
Na een bespreking op het bureau des morgens werd nog een gewijzigd voorstel rondgezonden nl. om te plaatsen te Semarang Ds. Hamel, te Djember Ds. Buenk en in de loop van het jaar over te plaatsen: Ds. Hofker naar Soekaboemi, Ds. Van Herwerden naar Batavia, Ds. Locher naar Tomohon en Ds. Enklaar naar Koepang.
26
De Voorzitter deelt mede, dat bij dit voorstel van het
moderamen rekening gehouden werd met een dringend verzoek van Ds. Locher aan den visitator om overgeplaatst te worden naar een beter klimaat en naar een plaats waar hij gewoon gemeentewerk zou kunnen doen. Verder vroeg Ds. De Bruyn liever niet naar Soerabaia te worden overgeplaatst. Over het verlof van Ds. Vunderink werd door de Regeering nog geen beslissing genomen, er is echter nog een goede kans dat het zal worden toedestaan. /24./ Ds. Hofker heeft een verklaring overgelegd van dokter D. Brouwer (agno. 289), dat het voor zijn dochter noodzakelijk is dat hij naar een koeler klimaat verhuisd, (agno. 285), dat Ds. Hofker zich slechts weer geheel aan zijn arbeid zal kunnen geven, warnner hij overgeplaatst wordt naar een koeler omgeving. De Voorzitter voegt hier bij, dat dokter Hogerzeil hem verklaarde, dat een overplaatsing inderdaad dringend noodig is, doch dat ook in een koel klimaat Ds. Hofker niet een al te zwaren taak zal kunnen worden opgedragen. In verband hiermede werd ook geopperd de mogelijkheid van plaatsing van Ds. Hofker te Soekaboemi. Dr. Hofker wijs op de groote moeilijkheid, die dit voor zijn gezin zou meebrengan, daar 2 dochters de middelbare school bezoeken. Dr. Dr Vries vraagt Ds. Hofker of een plaatsing te Malang hem zou aantrekken. Ds. Hofker zegt, dat hij op de vraag, zoo gesteld, ontkennend moet antwoorden. De Secretaris doet voorlezing van een juist ingekomen briefkaart van den penningmeester van den Kerkeraad te Soerabaia den Heer J.A. Muller waarin een brief wordt aan gekondigd met het verzoek Ds. Buenk te Soerabaia te plaatsen en een der andere predikanten over te plaatsen. De Voorzitter is van oordeel, dat het Kerkbestuur geen beslissing kan namen alvorens van den inhoud van dezen brief kennis te hebben genomen, daar hierdoor verschillende kwesties heel anders kunnen komen te staan. Hij stelt daarom voor verdere discussie op te schorten tot de volgende vergadering.
27
Aldus wordt besloten. Ds. Kostelijk dringt er op aan dan ook de vraag onder
oogen te zien of thans enkele godsdienstleeraars zouden kunnen worden vrijgemaakt voor opleiding tot Indisch-predikant. Hij wijst er daarbij op, dat, zoo spoedig de verbinding met Nederland zal zijn hersteld, verschillende predikanten met verlof zullen willen gaan en dat deze Indisch-predikanten dan dringend noodig zullen zijn. De Voorzitter herinnert er aan, dat naast de kwestie van de plaatsingen der predikanten ook besproken zal moeten /25./ worden de bezetting van de plaats in het Kerkbestuur, die zou open komen door een overplaatsing van Ds. Hofker. Genoemd is reeds de naam van Dr. Rasker. Dr. De Vries wijst er op, dat op de Synode als tweede candidaat na Ds. Hofker genoemd werd Ds. Vunderink (notulen Ag. Synode. bl. 298). Ds. Kostelijk merkt op, dat ook Ds. Van Herwerden werd genoemd. Na Rondvraag werd de vergadering gesloten door den Heer Van Otten. Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 Febr. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /26./
Notulen van de 4e (buitengewone) vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Zondag 2 Februari 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. E. de Vries
)
-
Ds. K. Kostelijk
)
- Leden
Hr. F. Van Otten
)
Hr. A. Aijal
)
28
Ds. J. Hofker is afwezig wegens uitstedigheid. De te Bandoeng wonende leden konden niet opgeroepen worden. De Voorzitter opent de vergadering en stelt aan de orde: 1. Legerpredikant voor de weermacht in Engeland. De Voorzitter deelt mede, dat de vergadering werd bijeengeroepen ter behandeling van een brief van de Regeering van 4 Febuari (agno. 418) waarbij overgelegd werd een telegram van de Nederlandsche Regeering te Londen, waarin wordt verzocht om de uitzending van twee predikanten, één uit de Protestantsche Kerk één uit de Gereformeerde Kerken als legerpredikanten voor de Nederlandsche weermacht in Engeland. Medegedeeld werd hierin tevens dat Dr. Slotemaker de Bruïne te Londen den naam noemde van Ds. H. Visser te Amboina. Spr. deelt mede, dat hij zich tot den Secretaris van het Department van Onderwijs en Eeredienst en tot Mr. Barbas van de Algemeene Secretarie wendde om nadere inlichtingen o.a. over de vraag of eventueel het gezin van zulk een legerpredikant naar Engeland zou kunnen meegaan. Ook sprak hij uit, dat hij het salaris van £ 50.-- onvoldoende achtte. Zou een gehuwd predikant zijn gezin hier achter laten, dan zou dit hier afzonderlijke inkomsten moeten hebben. Over deze punten konden geen inlichtingen worden verstrekt. In overweging werd gegeven een predikant voor te dragen en diens voorwaarden bekend te stellen. /27./ De Voorzitter stelt allereerst de vraag of de Kerk een predikant voor dit werk behoort af te staan. Deze vraag wordt in algemeene stemmen bevestigend beantwoord. Wat de voor te dragen persoon betreft, deelt de Voorzitter mede, dat hij reeds telefonisch bij Prof. van Selms informeerde of deze bereid zou zijn te gaan. Hij deed dit uit de overweging, dat in dit gevel de Kerk geen predikant zou behoeven af te staan, Prof. van Selms is misschien wel bereid, maar zou
29
samen met zijn gezin willen gaan en zou een hooger salaris verlangen. Verder heeft de Voorzitter gedacht aan Ds. C.D. Buenk, daar deze reeds lang verlangde legerpredikant in Indië te worden en aan Ds. Enklaar, daar deze ongehuwd is. Van verschillende kanten wordt gewezen op het voor en tegen van het voordragen van de drie genoemden. De aandacht wordt erop gevestigd, dat Ds. Buenk eventueel misschien op wachtgeld zou kunnen worden gesteld en zijn echtgenoote dan dit wachtgeld als inkomen zou hebben. Geconcludeerd wordt dat in de eerste plaats Prof. van Selms voorgedragen zal worden, dat Ds. Buenk er recht op heeft gepolst te worden, en dat Ds. Enklaar gevraagd zal worden in verband met zijn ongehuwd zijn. De Voorzitter zal op doorreis naar de Molukken deze zaak op het vliegveld te Soerabia met Ds. Buenk en zijn echtgenoote bespreken, tezamen met Ds. Keers die voor visitatie te Soerabaia vertoeft. Hij zal in Amboina een bespreking houden met Ds. Enklaar. 2. Verlof Ds. G.W.C Vunderink. De Voorzitter deelt mede telefonisch bericht van de Algemeene Secretaris te hebben ontvangen, dat de GouverneurGeneraal het verlof naar Amerika van Ds. Vunderink heeft toegestaan. De Voorzitter sluit de vergadering. Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 Maart 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. DSecretaris, H. Jansen. /28./
Notulen van de 5e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 3 Februari 1941. _____________
30
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Prof. E. de Vries
)
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. F. Van Otten
) - Leden
Ds. J. Hofker
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Hr. S. Aijal
)
Mr. C.C.W. Uffelie
- Thesaurier
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Arbeid in Zuid-Celebes. De Voorzitter deelt mede, dat op het bureau het werk van Ds. Brokken werd besproken met den Assistent-Resident D. van der Meulen van Makassar. Ds. Brokken doet goed werk in het ressort, maar wordt hierdoor zoo in beslag genomen, dat van het Islamwerk niet voldoende terecht komt. Dit is zeer jammer, want er liggen in Zuid-Celebes mogelijkheden als nergens elders in Indië. De Voorzitter wijst erop, dat dus bewaarheid wordt de vrees vroeger uitgesproken door Professor Kraemer. Deze was ook van oordeel, dat Ds. Brokken het ressortwerk en het zendingswerk wel tijdelijk tezamen kon doen, maar dat hij op den duur zich geheel aan het Islamwerk zou moeten wijden. De Heer van der Meulen drong erop aan een 2e Indischpredikant te Makassar te plaatsen voor het ressortwerk, wat echter wegens den dringenden nood overal in de Groote Oost thans niet mogelijks is. De Heer Van Otten wijst erop, dat de Gereformeerde zendeling Ds. Van den Brink zich juist er over beklaagde, dat hij zoo weinig ingang vond, b.v. met zijn schoolwerk. De Voorzitter wijst daartegenover op de groote toeloop naar het zendingshospitaal van de Gerefomeerden. /29./
31
Ds. De Keers wijst op het gevaar, dat, wanneer Ds.
Brokken lang het werk doet in het ressort, dat zijn groote belangstelling heeft, hij daardoor geheel zal worden geabsorbeerd. Dr. De Vries is er niet zoo zeker van, dat het een voordeel voor het zendingswerk zou zijn, wanneer Ds. Brokken tegenover de Islamieten zou komen te staan als de man, die speciaal tot taak heeft hen tot het Christendom te bekeeren. Thans heeft hij juist invloed onder hen, omdat zij in hem niet in de eerste plaats den zendeling zien, maar den voorganger van de Gemeente, die tegelijk met hen de godsdienst bestudeert. Indien dit anders wordt zullen mogelijk de thans belangstellenden zich van hem afkeeren. Ook spr. betwijfelt het of nu in den Grooten Oost zooveel plaatsen vacant zijn, 3 predikanten in Makassar mogen worden geplaatst. Besloten wordt, dat de Voorzitter op zijn reis naar de Molukken deze zaak in Makassar zal bespreken. In verband met het tekort aan Indisch-predikanten bespreekt de Heer Van Otten nog de mogelijkheid van vervanging van Ds. Visser door een administrateur niet-predikant. Hierbij wordt verder ook de vraag gesteld of dit een Europeaan of Ambonnees zou moeten wezen. Gewezen wordt ook op een mogelijkheid van zulk een administrateur een zekerheidstelling te vragen. 2. Positie Legerpredikant Ds. V.E. Schaefer. Van den Legerpredikant 2e klasse Ds. V.E. Schaefer is het verzoek ingekomen (7 Dec. agno. 4175) om een nadere omschrijying van zijn positie ten opzichte van de Kerk. Ter tafel is een concept-antwoord, waarin hem wordt medegdeeld dat hij als legerpredikant blijft in het ambt van predikant der Kerk, echter tijdelijk te beschikking gesteld van het Legerbestuur. Hij behoudt dus het recht tot prediking en Sacramentsbediening, welk recht hij echter alleen zal mogen uitoefenen, indien een kerkeraad hem daartoe uitnoodigd c.q. toestemming verleent. Hij blijft als voorganger staan onder het Reglement voor opzicht en tucht. Wanneer hij, na overleg met het Kerkbestuur, uit den militairen dienst wordt ontslagen, zal hem weer een taak als predikant worden
32
opgedragen. Hij wordt afgevoerd van de gouvernements- /30./ formatie voor de Prot. Kerk, maar zal als hij in dienst der Kerk terugkeert, zoo spoedig mogelijk daarin weer worden opgenomen. 3. Godsdienstleeraar F. W. Heuberger. Van den Godsdienstleeraar F. W. Heuberger (zie notulen 1940 blz. 312) is het verzoek ingekomen geplaatst te mogen worden in Jogja. De Voorzitter deelt mede, dat hem ter oore kwam dat de predikant van Jogja hierop geen prijs zou stellen. Spr. meent echter, dat er in Jogja wel een kring is, waarin de Heer Heuberger zou kunnen werken. Overigens herinnert spr. er aan, dat de Heer Heuberger niet kan overgeplaatst worden, daar hij in dienst van de gemeente Solo is. Besloten wordt aan den Kerkeraad van Jogja mede te deelen, dat de Indisch-predikant W.N. Hübner niet aldaar kon geplaatst worden en de aandacht te vestigen op het verzoek van de Heer Heuberger. Daarbij zal voor het geval de kerkeraad den Heer Heuberger of een andere godsdientleeraar benoemt voor l jaar een subsidie uit het C.U.F. worden toegezegd van f. 40,-- per maand. 4. Pensioen Hulpprediker N.E. Breeman. Van den gepensioneerden Hulpprediker N.E. Breeman is nogmaals het verzoek ingekomen (5 Jan. agno. 65) om zijn ontslagbesluit te wijzigen in een besluit tot ontslag wegens overcompleet, opdat hij een hoog pensioen kan krijgen. Het Bestuur blijft bij zijn meening (notulen 1940 blz. 285), dat wijziging van het besluit in dien geest onmogelijk is, doch besluit de Heer Breeman een toelage toe tekennen van f. 15,-per maand zijnde ongeveer het verschil tusschen zijn pensioen en dat hetwelk hij had kunnen krijgen, indien hij wegens overcompleet ontslagen was. 5. Grenzen Fort de Kock-Pematang Siantar. Ds. Kostelijk rapporteert over het voorstel van Ds. Tjebbes (27 Dec., agno. 3) om Sibolga en Padang Sidempoean te
33
voegen bij het ressort van Pematang Siantar. Hij stelt voor overeenkomstig dit voostel te beslissen. /31./ De Heer Van Otten dringt erop aan ook Padang Sidempoean bij Pematang Siantar te voegen. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. Over het voorstel on Bengkalis en Rengat te doen bezoeken vanuit Singapore zal met den predikant van Singapore nader overleg worden gepleegd. 6. Kerkbouw te Makassar. Van den Kerkeraad te Makassar zijn plannen ingekomen (agno. 319 dd. 25 Jan) voor den bouw van een tweede kerk. Dit plan is in den afgeloopen week mondeling toegelicht door een zendeling Ds. Pol en den Assistent-Resident D. van der Meulen. De Voorzitter wijst erop, dat Makassar het plan tot verkoop van de oude kerk om een nieuwe groote kerk te bouwen heeft laten varen en thans aan het gebrek van plaatsruimte wil tegemoet komen door den bouw van een tweede kerk. Ds. Hofker en Ds. Keers wijzen erop, dat indien de afstand niet al te groot is één centrale kerk voor een gemeente verkiezelijker is dan 2 kerken waarover de gemeenteleden dan verdeeld worden. Het Kerkbestuur spreekt uit er geen bezwaar tegen te hebben, dat de grond wordt gekocht en dat met de actie tot het bijeenbrengen van het benoodigde kapital wordt begonnen, wanneer 2/3 van het kapitaal bijeen is kan over de bouwplannen een beslissing worden genomen. De Voorzitter zal deze zaak in Makassar bespreken. 7. Preseanceregeling te Jogja. Ds. W.G. Reddingius heeft er (agno. 53) bezwaar tegen gemaakt, dat hem bij de officieele feesten in de kraton een plaats is gewezen beneden den Gereformeerden missionair-predikant en den pastoor. Dr. De Vries wijst erop, dat in dergelijke gevallen in den regel geldt, dat predikanten en geestelijken in rang gelijk
34
zijn, maar dat wie het langst in dienst is een plaats krijgt boven dengenen korter in dienst is. De Voorzitter herinnert er aan, dat bij de receptie /32./ ten paleize te Batavia de predikanten en de R.K. geestelijken om beurten de hoogste plaats innemen. Besloten wordt, dat ter gelegener tijd over dit punt te Jojga bij de betrokken instanties mondeling inlichtingen zou worden ingewonnen. 8. Arbeid Inlandsch-leeraar P. Sipasulta te Tarakan. Van den Inlandsch-leeraar P. Sipasulta is bericht ingekomen (agno. 153), dat hij niet geholpen zou zijn, wanneer zijn gezin in Boelongan zou wonen (zie not. 1940 blz. 296). Z.i. is de eenige oplossing, dat hij wordt overgeplaatst en vervangen door een ongetrouwd Inlandsch-leeraar. De Voorzitter meent, dat indien eenigszins mogelijk, getracht moet worden nog een andere oplossing te vinden. Hij stelt voor de door Ds. Creutzberg voorgestelde regeling te treffen nl. Samarinda en Louise, thans behoorende tot het ressort van den Inlandsch-leeraar te Balikpapan te voegen bij het resort Tarakan en den Heer Sipasulta te vergunnen te Samarinda te wonen, waar zijn gezin bij hem zou kunnen wezen. Hij zou dan beurtelings 2 maanden te Samarinda en Louise en 2 maanden in Tarakan kunnen werken. Aldus wordt besloten. 9. Herplaatsing gewezen goeroe Manuhuttu. Van Ds. Brokken is bericht ingekomen, dat hij den gewezen goeroe Manuhuttu (zie Not. 1940 blz. 286) niet kan tewerkstellen, daar er geen plaats voor hem is. De Voorzitter meent, dat Ds. P.J. van Leeuwen bij de bespreking te Batavia (in Dec. 1940) geen groot bezwaar had Manuhuttu in de Wester-Afdeeling te plaatsen. Hij stelt voor met spoed te informeeren of plaatsing aldaar nog mogelijk is. Aldus wordt besloten.
35
10. Verzorging Maleische-gemeente Solo. Van den Secretaris van den kerkeraad te Solo is de vraag ingekomen op welke wijze een gepensionneerd Inlandsch-leeraar zou kunnen worden gevonden voor de verzorging van de Maleischegemeente aldaar. De Voorzitter stelt voor den kerkeraad te Solo /33./ dienaangaande in te lichten en toe te zeggen, dat, wanneer de kerkeraad zulk een voorganger f. 30,-- of f. 40,-- toelage geeft, de helft daarvan voor rekening van het C.U.F. zal worden genomen. Aldus wordt besloten. 11. Moeilijkheden in de Maleische-gemeente Semarang. Van de gewezen kerkeraadsleden C. Hoké en J. Manuel is bezwaar ingekomen (agno. 353) tegen het ontslag van B. Johannes en de schorsing van C. Hoké als lid van de kerkeraad De Visitator deelt mede, dat bij de bespreking te Semarang (blz. 15) bleek, dat de achtergrond van de kwestie is de verhouding tusschen Ambonneezen, Minahassers en Chineezen. De Heer Kousbroek zei toen reeds, dat de moeilijkheden slechts zouden kunnen worden opgelost, wanneer Hoké, Manuel en Johannes uit den kerkeraad gingen. Spr. herinnert eraan, dat het Reglement voor Opzicht en Tucht voorschrijft, dat de verschillende tuchtmaatregelen zooveel mogelijk moeten worden toegepast in volgorde van gestrengheid. Hij acht het verder van belang te weten of de kerkeraadvergadering, die tot deze maatregelen besloot wettig was. Ook meent hij, dat de afgetreden Minahassers ook door Minahassers moeten worden vervangen. Besloten wordt naar deze punten bij den kerkeraad te informeeren en de notulen van de kerkeraadsververgadering op te vragen. 12.
De Secretaris doet mededeeling van de moeilijkheden die
gerezen zijn te Toegoe over ter-beschikking-stelling door den kerkeraad van een deel van het kerkerf, dat het Binnenlandsch
36
Bestuur wil inrichten tot sportterrein in hoofdzaak voor schoolkinderen. De Voorzitter wijst erop, dat de verhouding tusschen den kerkeraad te Batavia en de gemeente Toegoe deze is, dat de kerkeraad deze gemeente eenigszins bevoogt, omdat zij hulp en steun noodig heeft. Besloten wordt daarom deze zaak te verwijzen naar den kerkeraad te Batavia. /34./ 13. Bezwaar tegen goeroe I Pattiradjawane te Probolinggo. Ingekomen is een brief van D. Titaheluw (agno. 4318. 19 Dec. 1940) waarin deze er bezwaar tegen maakt, dat van doopsbediening verricht door den predikant of door een Inlandschleeraar de goeroe Pattiradjawane bewijzen afgeeft, die alleen door hem geteekend zijn. Besloten wordt bij den predikant te Probolinggo te informeeren hoe deze zaak aldaar geregeld is. 14. Moeilijkheden van Ds. L. Ramp te Tandjong-Karang. Ingekomen is een brief van den Heer A.B.F. Aartsmate Tandjong-Karang, waarin van de te Tandjong-Karang verrezen moeilijkheden (zie blz. 5) een voorstelling wordt gegeven, die veel meer bezwarend is voor den waarnemend predikant, dan die welke deze mondeling gaf. De Voorzitter is van meening dat een besluit over een overplaatsing van Ds. Ramp moet worden uitgesteld tot in deze zaak klaarheid is gebracht. Dr. De Vries deelt mede, dat hij waarschijnlijk voor dienstaangelegenheden spoedig Tandjong-Karang zal moeten bezoeken. Hij wordt daarom uitgenoodigd dan tevens een onderzoek naar deze moeiljkheden in te stellen. Mocht de reis van Dr. De Vries niet doorgaan dan zal de kerkvisitator of de Secretaris Tandjong Karang met dit doel visiteeren. 15. Overplaatsing Predikanten.
37
De Voorzitter deelt mede, dat hij van de Algemeene
Secretarie het bericht ontving, dat deze het verzoek van Ds. Vunderink om verlof naar Amerika met gunstig advies aan den G.G. zal voorleggen. Voorts is ingekomen een nadere brief van den Heer H.A. Muller (blz. 24), waarin deze er op aandringt, dat Ds. Buenk te Soerabaia zal worden geplaatst. Daarin wordt tevens op gewezen op het feit, dat Ds. Bleeker voor een groot deel in beslag genomen wordt door zijn werk als secretaris van den kerkeraad. Ds. Hofker deelt mede, dat hij, indien er geen andere oplossing is, bereid is naar Soekaboemi te gaan. De Voorzitter is van oordeel er in ieder geval /35./ op aangedrongen moet worden dat Ds. Bleeker het secretariaat van den kerkeraad neerlegt. Besloten wordt, dat de visitator met den kerkeraad van Soerabaia de verzorging van de gemeente aldaar en eventueele plaatsing van Ds. Buenk zal gaan bespreken. 16. Volgende vergadering In verband met den reis van Voorzitter naar de Molukken zal 10 Februari geen vergadering worden gehouden, nader zal worden beslist of een vergadering op 17 Febuari noodzakelijk is. Gedurande afwezigheid van den Voorzitter zullen uitgaande brieven geteekend worden door Ds. Kostelijk of Dr. De Vries. De vergadering wordt gesloten met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 Maart 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /36./
Notulen van de 6e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op maandag 24 Februari 1941. ______________
38
Aanwezig zijn:
Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. F. van Otten
)
Hr. S. Aijal
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Mr. C.C.W. Uffelie
- Leden
- Thesaurier
Bericht van verhindering is ingekomen van Ds. B. Keers (wegens ongesteldheid) en van Dr. E. de Vries (wegens uitstedigheid). De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Notulen. De notulen van de le, 2e en 3e vergadering worden onveranderd vastgesteld. 2. Verhuiskosten Ds. J. Tjebbes. Ds. J. Tjebbes deelde mede (27 December 1940 no. 3), dat de verhuizing van Fort de Kock naar Padang hem aan hotelkosten wegens ziekte f. 500,-- extra heeft gekost. Hij verzoekt hierin een tegemoetkoming. Hr. Van Otten wijst erop, dat Ds. J. Thebbes onpractisch deed door te vroeg uit zijn huis te gaan. De Voorzitter herinnert eraan dat deze overplaatsing zeer tegen den zin van Ds. Tjebbes plaats had om een oplossing te vinden voor de verzorging van de Westkust. Besloten wordt de helft van deze hotelkosten aan Ds. J. Tjebbes te vergoeden. 3. Voorschot aan Ds. D.B. Starrenburg. Ds. D.B. Starrenburg vroeg in zijn brief van 17 Febuari 1941 agno. 621 hem een voorschot van f. 500,-- te verleenen wegens hooge ziektekosten voor zijn gezin. /37./ De Thesaurier herinnert eraan, dat Ds. Starrenburg nog f300,-- voorschot wegens ziekte heeft.
39
Besloten wordt Ds. Starrenburg een nieuw renteloos voorschot van f. 500,-- te verleenen onder voorwaarde, dat hij bij zijn eerstvolgende salaris verhooging beginnen zal een door het Moderamen vast te stellen bedrag maandelijks af te lossen. 4. Te werkstelling gewezen Goeroe J. M. Manuhuttu. Van den Kerkeraad van Pontianak is (15 Febuari agno.
546, zie bldz. 32) bericht ingekomen, dat de goeroe Manuhuttu in de Wester-Afdeeling kan geplaatst worden omdat nog drie andere goeroes worden gezocht. Besloten wordt Manuhuttu een plaatsing in de WesterAfdeeling aan te bieden. 1.
Arbeid op Celebes De Voorzitter besprak op doorreis naar de Molukken met
Ds. Brokken diens werk. Hij kreeg den indruk, dat Ds. Brokken hard werkt, maar overbelast is. Een bezwaar is dat er te weinig verband bestaat tusschen de verschillende Holl. en Mal. voorgangers die in Makassar werken. Ds. Verdenius laat te veel alle werk buiten Makassar aan Ds. Brokken over, terwijl toch de bedoeling was, dat in Zuid-Celebes een resort zou worden gevormd waarvan Ds. Verdenius Predikant-Voorzitter zou wezen. De Voorzitter wees hem erop, dat hij zich aan de zorg van het resort niet geheel mocht onttrekken. De Voorzitter is van oordeel dat er voor Zuid-Celebes òf een Indisch-Predikant en/of een Inlandsch Leeraar meer ter beschikking moet worden gesteld. Eigenlijk zouden er twee IndischPredikanten moeten worden geplaatst. Spr. heeft zich afgevraagd, of, nu de Molukken geen uitbreiding van de bezetting vragen, er geen Hollandsche Ind. Predikanten naar Zuid-Celebes zouden kunnen gaan. Voor het werk op Saleier blijft thans haast geen tijd over. Hr. Van Otten vindt dit niet zoo erg, hij acht dit werk niet zoo belangrijk. Het werk in het ressort zou /38./ voor een deel door den Inl. leeraar van Makassar worden gedaan.
40
De Voorzitter antwoordt, dat gebleken is, dat toch om de
komst van Ds. Brokken wordt gevraagd. Ook zullen er waarschijnlijk bezwaren komen van den Kerkeraad van Makassar. Hr. Van Otten wijst erop, dat de werkkrachten in Makassar sedert ’34 belangrijk vermeerderd zijn. Toen was de predikant 2 van de 3 Zondagen op reis. Ds. Kostelijk wijst erop, dat twee Inl. leeraren te Makassar zijn geplaatst juist om het buitenwerk meer mogelijk te maken. Hij meent, dat met een goede werkverdeeling de Inl. leeraars wel Makassar kunnen verzorgen en een deel van het ressortwerk doen. Spr. dringt erop aan, dat de organisatie van dit ressort goed bestudeerd wordt, omdat het anders geheel ten laste van Ds. Brokken komt, zoodat van diens zendingswerks niets overblijft. De begrooting moet bekeken worden, misschien zou een deel van de kosten van een visitatie ten laste van het C.C. kunnen komen. De. Voorzitter dringt erop aan, dat Ds. Kostelijk zelf naar Makassar zal gaan en stelt voor aan het C.C. te vragen een deel van de kosten te dragen. Spr. dringt erop aan dit bezoek zeer spoedig te doen plaats hebben. Ds. Kostelijk zegt zoo mogelijk nog vóór Paschen, anders terstond daarna Makassar te zullen bezoeken voor een volledig onderzoek van de kerkelijke organisatie van Zuid Celebes en van de verdeeling van den arbeid. 6. Arbeid Ind. Predikanten in de Molukken. De Voorzitter deelt mede, dat er op Ambon niet alleen onder de voorgangers maar ook in de kerkelijke wereld in het algemeen ontevredenheid was over de positie van de nieuwe Penditas, vooral over het feit, dat zij nog geen vaste aanstelling kregen als afdeelingshoofd of classisvoorzitter. Er werd op gewezen, dat ze toch reeds practijk hadden. Men gevoelde wel ter Synode, dat er een zeker risico was verbonden aan het maken van deze voorgangers tot classis-voorzitters, maar meende, dat hieraan niet te ontkomen was, ook in verband met het feit dat er eenvoudig geen Hollandsche Ind. predikanten beschikbaar zijn.
41
De Voorzitter beveelt daarom aan de aanneming van de
volgende, ook schriftelijk door het Synodaal Bestuur (20 Februari 1941 agno. 587) /39./ ingediende voorstellen: 1. Ds. Tutuarima te ontheffen van de leiding van de Stovil en voor een jaar te plaatsen op Java. De Voorzitter acht het gewenscht, dat Ds. Tutuarima een tijd lang buiten Ambon wordt geplaatst, daar het hem anders niet mogelijk is objectief te blijven. Hij kan op Java vertaalwerk doen (over de keuze van de te vertalen stof zal dan overleg gepleegd worden op de Predikant– Voorzitters Conferentie), advies geven over de organisatie van de Maleische gemeente op Java en misschien eenige lessen geven aan de H.T.S. 2. Ds. Baas over te plaatsen van Toeal naar Amboina als directeur van de Stovil. Deze heeft die vroeger goed verzorgd. 3. Ds. Kolk over te plaatsen van Ternate naar Toeal en hem tevens te belasten met de afdeeling Aroe. De Voozitter wijst erop, dat Ternate te klein is voor een Indisch-Predikant. 4. Ds. Haanstra over te plaatsen van Amahei naar Piroe, in verband met het feit, dat Oost-Ceram moeilijker is dan WestCeram. 5. Pend. Marantika van Amboina over te plaatsen naar Amahei. 6. Pend. Sahusilawane van Ambon-Kotta over te plaatsen naar Wahai, deze zou dan de zorg krijgen voor Noord-Ceram, maar verder zou het Synodaal Bestuur ook ertoe over willen gaan Misool opnieuw te openen. 7. Pend. Kriekhoff van Banda Neira over te plaatsen naar Ternate. 8. Pend. Likumahuwa die thans tijdelijk te Wonreli is geplaatst daar definitief te plaatsen. 9. Pend. Kainama die thans te Saumlaki is geplaatst, daar eveneens definitief te plaatsen. De Secretaris vraagt of het niet gewenscht is LaratTanimbar en Tepa-Babar afzonderlijk te stellen onder een Inl.leeraar t.b., die rechtsstreeks staat onder het Synodaal
42
Bestuur. Dit zal aan het Synodaal Bestuur in overweging worden gegeven. Tot al de voorgestelde plaatsingen wordt besloten. 7. Financiën der Moluksche Kerk. /40./ De Voorzitter, verdere mededeelingen over zijn reis naar de Molukken en over de Synode uitstellende tot de volgende vergadering, deelt (zie ook zijn telegram van 17 Febuari, agno. 549) aangaande het ter Synode over financieele zaken besprokene e.e.a. mede. a. Bijdragen aan centrale fondsen. Er kwamen bezwaren toen de bijdrage voor het C.U.F. aan de orde kwam. Men wees erop, dat het A.F.E. begonnen werd met hetzelfde doel als waarvoor nu het C.U.F. werd opgericht. Bij de bespreking bleek, dat er in de Molukken jaarlijks ongeveer f. 4000,-- werd ingezameld voor het Centraal Eeredienstfonds. Hiervan kwam volgens afspraak met het Kerkbestuur slechts 75% van 75% dus ongeveer f. 2000,-- ten geode aan het A.F.E. Op die wijze werd in de Molukken een C.E.F. gevormd van ongeveer f. 70.000,--. Wijl men het zeer bezwaarlijk achtte om thans naast de bijdragen voor het Eeredienstfonds bijdragen van het C.E.F. te vragen, bood de Synode aan de bijdragen van de Moluksche Kerk aan het A.F.E. in eens af te kopen door de Moluksche Eredienstfondsen ad f. 70.000,-- te storten in het A.F.E. De Voorzitter heeft dit onder nadere goedkeuring van het Kerkbestuur aanvaard. Hij acht dit een mooie geste van de Moluksche Kerk, daar deze dit aanbod deed om op die wijze gelegenheid te krijgen jaarlijks haar aandeel te betalen aan het C.U.F. Zij wil n.l. daarvoor gebruiken: a. de f. 4000,--, die thans ingezameld wordt voor het C.E.F. , b. de rente van de Evangelisatiefondsen van ongeveer f. 4000,-, c. f. 4000,-- die nog op andere wijze door de gemeenten zullen worden bijeengebracht. Tezamen dus f. 12000,--. Ds. Kostelijk kan de geste van de Moluksche Kerk niet zoo royaal vinden als de Voorzitter doet. Hij wijst erop, dat het kapitaal van f. 70000 bijeen gebracht is door geld aan te houden,
43
dat eigenlijk jaarlijks aan het A.F. E had behooren doorgezonden te zijn. Eigenlijk koopt, dus de Moluksche Kerk de bijdrage aan het A.F.E. af met geld, dat aan het A.F.E. behoort. Ds. Hofker stemt hiermede in er vraagt of de Alg. Synode heeft goedgekeurd, dat de 6%, later 10%-regeling voor de Molukken niet zou worden toegepast. De Voorzitter wijst erop, dat de 60% en 10% regeling nooit voor de Groote Oost heeft bestaan en /41./ dat het Kerkbestuur door genoegen te nemen met een bijdrage van ca. f. 2000.-- per jaar, de rest aan de Moluksche Kerk heeft geschonken, zoodat het van het restant opgespaarde fonds niet van het A.F.E., maar van de Moluksche Kerk is. Bovendien is bij de erkenning van de zelfstandigheid van de Moluksche Kerk dit kapitaal het eigendom van de Molukken geworden. De Thesaurier wijst er op, dat het Kerkbestuur nooit voldoende duidelijk is geweest waarvoor in de Molukken het C.E.F. diende, gemeend werd dat het de bedoeling was, dat hieruit uitgaven voor den Eeredienst in de Molukken zouden worden gedaan. Besloten wordt de bijdrage ineens voor f. 70000,-- voor het A.F.E. te aanvaarden en de Moluksche Kerk van verder bijdragen aan het fonds vrij te stellen. b. Afschrijving Stovil schuld. De Voorzitter deelt verder mede, dat ter Synode ook over de groote schuld, die nog rust op de Stovil, werd gesproken. Vroeger was deze groote schuld nog wel te verdedigen, daar het Gouvernement de school subsidieerde en er dus zekerheid bestond, dat de schuld geleidelijk kon worden ingeloopen. Nu het gouvernement geen subsidie meer verleent, is de eenige mogelijkheid om nog iets af te lossen het bepalen van een zeer hoog schoolgeld. Men vond het onbillijk, dat op deze wijze de Stovilisten eigenlijk de oude schuld moeten betalen en de Synode besloot daarom, dat door bijdragen van de rijkste fondsen de geheele schuld ineens zal worden afgeschreven. c. Studieschulden voorgangers. Daar haast geen enkele leerling van de Stovil het schoolgeld zelf kan betalen, heeft het opleidingsfonds thans
44
ongeveer f. 11.000,-- te vorderen van Inlandsch-leeraars en Goeroes Djoemaat. Deze menschen gaan dus met zeer groote schulden de practijk in. Het zelfde geldt voor de H.T.Sers. De Moluksche Kerk stelde zich op het standpunt: wij willen wel bijdragen voor het onderwijs maar dan moeten de voorgangers ook niet met groote schulden het werk ingaan. De Synode besloot daarom van al deze schulden de helft af te schrijven. d. Aanvangssalaris H.T.Sers. /42./ Het aanvangssalaris van de H.T.Sers werd te laag geacht, hierbij speelt natuurlijk ook de vergelijking met de Hollandsche Indisch-Predikanten een rol. Om hieraan eenigszins tegemoet te komen verzocht de Synode hen bij hun huwelijk een bijdrage ineens te verleenen van f. 100,--, zooals ook de Inl. leeraars bij huwelijk f. 25,-- krijgen. Ook werd billijk geacht een bedrag voor uitrustingskosten te geven. Besloten wordt aan de abituriënten van de H.T.S. een toelage van f. 100,-- te verleenen bij huwelijk binnen 2 jaar na dienstaanvaarding en hun verder bij dienstaanvaarding toe te kennen een toelage voor uitrusting van f. 100,--. Bij de verleden jaar afgestudeerden zullen dit in mindering worden gebracht van hun voorschoot. 8. Opleiding van Godsdienstleeraars tot IndischPredikant Ds. Kostelijk brengt verslag uit van het in de vergadering van te Batavia aanwezige leden van de eerste sectie van de Advies-commissie voor kerkorde te dezer zake besprokene. De conclusie van deze bespreking was, dat het wenschelijk en mogelijk werd geacht enkele godsdienst-leeraars tot Indisch-predikanten op te leiden. Zij zullen dan echter 8 of 9 maanden vrijgemaakt moeten worden van alle kerkelijke arbeid om zich geheel aan hun studie te wijden. Daarna zal hun een kerkelijk examen moeten worden afgenomen. Onder het oog werd ook gezien de moeilijkheid dat, wanneer de tegenwoordige godsdienstleeraars op die wijze zelfstandig zullen zijn te werk gesteld, er toch in de groote
45
gemeenten wel nieuwe hulpkrachten voor het onderwijs noodig zul zijn, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat dan opnieuw den wensch op zal komen deze tot Indisch-predikant te maken. Het werd gewenscht geacht de godsdienstleeraars, die op die wijze Indisch-predikanten worden, te laten doordienen op hun salaris van godsdienstleeraars. Het werd wel als een bezwaar gevoeld, dat wij op die wijze drie soorten Indisch-predikanten krijgen: van Oegstgeest, van de H.T.S. en gewezen godsdienstleeraars. De commissie was van oordeel dat de godsdienst-leeraars van Haassen en Smit in de eerste plaats voor deze opleiding in aanmerking komen. Ds. Hofker voegt hieraan toe, dat het geval L. Ramp geheel afzonderlijk gelaten werd. Spr. meent dat bekwaamheid /43./ en gepresteerden arbeid der godsdienstleeraars over de toelating tot de opleiding moeten beslissen. De Voorzitter voegt hieraan toe, dat ook gevraagd moet worden of betrokkenen wat beschaving en wijze van optreden betreft geschikt zijn voor voorganger. Overigens wijst spr. erop, dat de keuze van de personen geen zaak is voor de commissie van de kerkorde. Na eenige discussie over de vraag of ancienniteit of bekwaamheid in de eerste plaats moeten stellen, worden geconcludeerd, dat het Kerkbestuur de ancienniteitslijst volgend de geschiktheid van elk zal beoordeelen. Voor een definitieve beslissing over deze zaak zal het advies afgewacht worden van de complete eerste sectie van de Adviescommissie voor kerkorde. In dit verband deelt de Voorzitter mede, dat een brief is ingekomen van de Heer G. van Haassen (agno. 596) waarin deze zijn dankbaarheid uitspreekt voor het besluit van het Kerkbestuur om hem tot Ind. predikant te doen opleiden. De Voorzitter spreekt zijn verbazing uit over deze brief, die haast niet anders dan gevolg kan zijn van een indiscretie van Ds. Van der Woude. Ds. Hofker herinnert er aan, dat Ds. Van der Woude in de commissie vroeg of er bezwaar tegen bestond, dat hij met den
46
Kerkeraad of enkele leden van den Kerkeraad sprak over de mogelijkheid om den Hr. Van Haassen gedurende zijn studie te Malang te vervangen. De Heer Van Haassen is bij de vergaderingen van den Kerkeraad tegenwoordig. Er wordt op gewezen dat Ds. van der Woude zoo voorzichtig had moeten zijn deze zaak buiten de Heer van Haassen om te behandelen. Ds. Van der Woude zal hierop gewezen worden en hem zal worden verzocht den Heer Van Haassen mede te deelen, dat in de zaak nog geen definitieve beslissing is gevallen. 9. Reserve-legerpredikanten voor VIe landstorm Afdeeling. In verband met het buitenlandsch verlof van Ds. G.W.C. Vunderink is aan Ds. F. E. van Leeuwen gevraagd of hij groot bezwaar er tegen zou hebben benoemd te worden tot reservelegerpredikant voor de VIe Landstorm-afdeeling. Deze /44./ verzocht hierop (agno. 540) zoo mogelijk den opvolger van Ds. Vunderink te benoemen, daar hij reeds veel werk buiten Semarang heeft. Ds. Hofker wijst erop, dat de opvolger van Ds. Vunderink aanstonds ook veel arbeid zal hebben. Spr. acht het beter Ds. Van Leeuwen met deze taak te belasten. De Voorzitter wijst erop dat de nieuwe predikant misschien beter voor het werk geschikt is dan Ds. Van Leeuwen. Besloten wordt de beslissing aan te houden tot de benoeming van de opvolger van Ds. Vunderink. 10. Terugkeer van Ds. Van deer Linde naar de Zending. Ingekomen is een brief van Ds. Van der Linde (agno. 612) waarin deze zich op bittere toon erover uitte, dat hij, nu de Kerk hem blijkbaar niet meer noodig heeft, zonder eenig overleg met hemzelf wordt teruggezonden naar de zending. De Voorzitter wijst erop, dat er geen sprake van is, dat de Protestantsche Kerk Ds. Van de Linde niet meer noodig zou hebben. De Zending heeft dringend gevraagd hen terug te mogen krijgen en waar de zendingsarbeiders slechts tijdelijk aan de kerk
47
zijn afgestaan, heeft het Kerkbestuur zich bereid verklaard hem weer beschikbaar te stellen. Het Kerkbestuur meend, dat de zending dit gedaan had in overleg met hem zelf. Het was inderdaad voorzichtig geweest ook onzerzijds Ds. Van der Linde in te lichten over deze besprekingen en het is zeer te betreuren dat deze gang van zaken hem zoo pijnlijk heeft getroffen. De Secretaris deelt mede, dat Ds. Keers persoonlijk reeds ongeveer in dien geest aan Ds. Van der Linde heeft geschreven. Besproken wordt de mogelijkheid om Ds. Van der Linde duurzaam in dienst der Kerk te nemen, waardoor hij den wensch vroeger reeds te kennen heeft gegeven. In ieder geval zou dit niet mogen gebeuren zonder overleg met de zending. De Voorzitter neemt op zich bij den Zendingsconsul te informeeren hoe de gang van zaken met betrekking tot de terugkeer van Ds. Van der Linde geweest is. 11. Kerkbouw te Tjimahi. Ingkomen is van den kerkeraad van Tjimahi /45./ (5 Febuari, agno. 426) een bouwplan voor een Kerk en verzoek om toestemming om aan den ontwerper van dit plan den architect Brinkman het resteerend honorarium van f. 500,-- te mogen uitbetalen. De leden van de financieele commissie hebben alle schriftelijk afwijzend geadviseerd. Van de bouwkosten is slechts f. 4000,-- aanwezig, er moet nog een bedrag van f. 15.000,-geleend worden. Dit brengt veel te groote kosten voor de gemeente mede. Ook ligt op den grond het servituut dat deze alleen voor kerkbouw mag gebruikt worden. Dus zou eerst getracht moeten worden toestemming te verkrijgen voor den bouw van een kerk annex pastorie. Ds. Kostelijk wijst erop, dat wanneer de Prostestantsche Kerk een kerkgebouw gaat stichten de Gereformeerde Kerk waarschijnlijk samenkomsten gaat houden op de oude plaats, het militaire tehuis.
48
Besloten wordt geen toestemming voor den bouw te
verleenen en aan den Kerkeraad te Tjimahi de bovengenoemde bezwaren onder het oog te brengen. Wanneer de helft van het kapitaal bijeen is, kan opnieuw toestemming worden gevraagd. 12. Bijbelgenootschap. De Voorzitter deelt mede, dat het Indsich-Comité van het Nederlandsch Bijbelgenootschap hem verzocht heeft in het Comité zitting te nemen om op die wijze een band te leggen met het Kerkbestuur. Dit wordt met instemming vernomen. 13. Herdruk kerkboeken. De Secretaris deelt mede dat Jonkhr. W. de Savornin Lohman de aandacht erop vestigde, dat de voorraad kerkboeken in Indië uitgeput raakt, en vroeg of het Kerkkestuur iets voor herdruk daarvan zou kunnen doen. Ook van Ds. Hilderink te Soerabaia werd een brief hierover ontvangen. Hierover zal overleg gepleegd worden met de Commisie voor den Liederenbundel. 14. Zendelingen tijdelijk in dienst als IndischPredikant. De Voorzitter zegt, dat hem gebleken is, dat de salarissen van de zendelingen, die tijdelijk in dienst onzer Kerk traden, opnieuw bezien moeten worden. Algemeen /46./ wordt geklaagd, dat deze te laag zijn. Overwogen dient te worden of een toeslag kan gegeven worden, evenals die vroeger werd gegeven op de laagste salarissen van de Indisch-predikanten. Ds. Kostelijk vestigt er de aandacht op, dat, terwijl vroeger in Oegstgeest het niet als een onderscheiding gold bestemd te worden voor de Indische Kerk, deze zendelingen thans blijkbaar wel gaarne in dienst van onze Kerk zouden willen overgaan. De Voorzitter wijs erop dat Ds. Poot, van wien dit specaial geldt, voor de Indische Kerk werd opgeleid doch later vrijwillig naar de U.Z.V. overging.
49
15. Rondvraag. Mr. Uffelie deelt mede, dat hij thans definitief aangewezen is als waarnemend Administrateur van Financiën in West -Indië en dat hij binnen enkele weken naar Paramaribo hoopt te vertrekken. Hij zal dus zijn functie als Thesaurier moeten neerleggen. De Voorzitter spreekt zijn spijt uit over het a.s. vertrek van den Thesaurier. Hij verzoekt de leden hun gedachten te laten gaan over de benoeming van een opvolger. Het beste zou zijn als een Thesaurier te vinden was, die tevens een gewaardeerd adviseerend lid van het Kerkbestuur zou kunnen zijn. Mocht deze oplossing niet mogelijk zijn, dan zou naar spr’s meening de Hr. Van Otten moeten verzocht worden on het Thesaurierschap op zich te nemen. b. Ds. S. Tumbelaka ontving bericht, dat Ds. Baars in Loewoek wacht op nadere aanwijzingen wat de werkverdeeling betreft. De Secretaris deelt mede, date en voorstel werkverdeeling aan den Indisch-Predikant te Loewoek is toegezonden met verzoek daarover een oordeel te geven. De Voorzitter wijst erop, dat ook rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat Pend. Kansil voor Dongala zou worden bestemd. c. Hr. Aijal zegt den Voorzitter dank voor wat hij door zijn reis gedaan heeft voor de Moluksche Kerk. d. Ds. Hofker deelt mede, dat hij met het oog op /47./ zijn a.s. overplaatsing thans zijn ambt als lid van het Kerkbestuur zou willen neerleggen. Hij had dit reeds eerder willen doen, doch zag daarvan af, omdat men vreesde dat het opspraak zou wekken. Nu echter is het toch reeds bekend geraakt, dat hij binnenkort van Batavia zal worden overgeplaatst. Daar hij zitting heeft in verschillende commissies zal hij toch nog voortdurend met den arbeid van het Kerkbestuur in contact komen. Mochten er in het Kerkbestuur zaken behandeld worden, waarbij zijn tegenwoordigheid
50
van nut zou kunnen wezen, dan is hij gaarne bereid nog eens een vergadering te komen bijwonen. De Voorzitter spreekt zijn spijt uit, dat Ds. Hofker de beslissing genomen heeft om nog voordat hij Batavia verlaat af te treden als lid van het Kerkbestuur. Hij zegt Ds. Hofker hartelijk dank voor wat hij in de periode sinds de Synode van 1939 voor de Kerk heeft gedaan. Gaarne zal het Kerkbestuur nog van zijn gewaardeerde adviezen gebruik maken. Spr. vraagt nog of Ds. Hofker zijn aftreden niet liever zou uitstellen tot na de Conferentie met de Predikant-Voorzitters. Ds. Hofker kan hier het nut niet van zien, omdat hij daarna toch niet veel meer met de zaken van de Groote Oost zich te bemoeien zal hebben. e. Ds. Kostelijk vraagt of tijdens dan wel voor de conferentie met de Predikant-Voorzitters geen bespreking moet worden gehouden over de Zendingsstrategie in Nederlandsch-Indië, in bijzonder ook tegenover de opdringende Islam. Hierop zal in de volgende vergadering teruggekomen worden. Ds. Hofker sluit de vergadering met gebed. Aldus Vastgesteld in de vergadering van 4 April 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /48./
Notulen van de 7e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 3 Maart 1941. _____________ Aanwezig zijn:
Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. E. de Vries
)
Hr. F. Van Otten
)
Hr. S. Aijal
)
- Leden
51
Mr. C.C.W. Uffelie
- Thesaurier
Ds. K. Kostelijk is afwezig wegens een dienstreis naar Zuid-Celebes, van Ds. S. Tumbelaka is geen bericht ingekomen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Verzorging van Fort. Van de Consulent van Fort de Kock, Ds. J. Tjebbes te Padang is bericht ingekomen (26 Febr. agno. 674), dat Mevrouw J.C. Hunger-Kapteyn, die bereid is te helpen bij de verzorging van de gemeente voor haar arbeid geen salaris verlangt, maar gaarne een vergoeding zal ontvangen voor te maken kosten van f. 30,-- per maand. De gemeente Fort de Kock kan dit niet voor haar rekening nemen. Besloten wordt dit bedrag uit het het C.U.F. beschikbaar te stellen. 2. Verzorging Maleische gemeente Salatiga-Ambarawa. Van den Kerkeraad van Soerabaia is bericht ingekomen (21 Febuari agno. 590), dat de gepensionneerd Inl. leeraar J. Sijaranamual niet bereid is de verzorging van de Mal. Gem. Salatiga-Ambarawa op zich te nemen. Van den Menadoneeschen wachtmeester le kl. Assa te Salatiga is ingekomen het verzoek (26 febr. agno. 663) om den Inl. leerear van Magelang G.R. Tupan eenmaal per maand in de gemeente te laten voorgaan. Besloten wordt den Inl. leeraar Tupan, tenzij deze /49./ daartegen in verband met zijn anderen arbeid bezwaar mocht hebben, voorloopig te belasten met den dienst te Salatiga eenmaal per maand. Op de conferentie met de Predikant-Voorzitters zal gevraagd worden of een gepensionneerd voorganger voor deze gemeente beschikbaar is. 3. Bijdrage aan Sociaal Bureau. De Voorzitter er aan herinnerend, dat bij de oprichting van het Sociaal Bureau hiervoor een bijdrage van f. 200,-- p.m.
52
beschikbaar werd gesteld, welke bijdrage totnutoe niet of slechts voor een gedeelte behoefde te worden uitbetaald, stelt voor in verband met de begrooting van dit Bureau een subsidie van f. 50,-per maand uit het A.F.E. beschikbaar te stellen. Aldus wordt besloten. 4. Regeling eigendom en gebruik van kantoorgebouw Kerkbestuur en pendoppo. De Voorzitter wijst erop, dat bij den bouw van het kantoorgebouw van het Kerkbestuur en de pendoppo op terrein van de Gemeente Batavia in 1933 en 1934 een mondelinge overeenkomst gemaakt werd over eigendom en gebruik daarvan, maar dat de onderteekening van een schriftelijk contract achterwege bleef. Ter tafel ligt thans het contract, dat hij voorstelt goed te keuren. Het contract, dat in afschrift aan deze notulen is gehecht, wordt goedgekeurd. 5. Conferentie Inlandsch-Leeraars. Van den Vlootgodsdienstleeraar J.J. Westplat (1 Maart agno. 683) is het verzoek ingekomen aan de a.s. conferentie van Inlandsch-leeraars te mogen deelnemen. Ds. Keers twijfelt er aan, of de verhouding van den vlootpendita tot de voorgangers der Maleische gemeenten van dien aard is, dat de conferentie met zijn aanwezigheid ingenomen zou zijn. De Secretaris wijst er op, dat inwilliging van het verzoek van belang zou kunnen zijn, juist om tot overeenstemming te komen over de verhouding van den arbeid van den /50./ vlootpendita en de gemeentevoorgangers, mede in verband met de kwestie van de legerpendita’s. Besloten wordt den Heer Westplat mede te deelen, dat er geen bezwaar tegen bestaat, dat hij als gast (op eigen kosten) de conferentie bijwoont. 6. Bijdrage voor radiozender de Moluksche Kerk. De Voorzitter deelt mede, dat men het in de Molukken van groot belang acht voor de Kerk een eigen radio-zender te bezitten.
53
De kosten daarvan worden geschat op ongeveer f. 4000,--. Het Hoofd van het Postkantoor te Amboina is bereid als deskundige zijn medewerking te verleenen. Spr. heeft geadviseerd hiervoor een afzonderlijke stichting te vormen, waarvan het Bestuur uit dezelfde personen zou kunnen bestaan als het Synodaal Bestuur. Hij heeft beloofd te Bandoeng met het Hoofd van de P.T.T. besprekingen te voeren over het verkrijgen van recht op een golflengte en over de mogelijkheid van gemeenschappelijke aankoop van goedkoope ontvangtoestellen. Spr. heeft een bijdrage van f. 500,-- uit het A.F.E. voor dit doel in het vooruitzicht gesteld. Hij vraagt zich echter af of deze niet op f. 1000,-- gesteld moet worden, daar de Kerk aan radiouitzendingen voor het overige Indië ook al heel wat kosten heeft gemaakt. Na een bespreking over de mogelijkheid van slagen van dit plan wordt besloten, dat de Voorzitter de heele opzet eerst met het Hoofd van de P.T.T. zal bespreken. Indien hij den indruk krijgt, dat het plan uitvoerbaar is, zal uit het A.F.E. f. 1000,-worden bijgedragen in de kosten. 7. Vordering gewezen goeroe J. Bremer. Van den gewezen goereo J. Bremer is (30 Oct. 1940 agno. 3863) een brief ingekomen, waarin hij meedeelt als gemeentevoorganger te Bao-Bao van ’33 tot ‘38 maandelijks slechts een gedeelte van zijn salaris uitbetaald te hebben gekregen en verzoekt het achterstallige ad f. 225,58 alsnog aan hem uit te keeren. Er heeft blijkbaar voor de salarieering geen vaste regeling bestaan. Volgens mondelinge mededeeling van Ds. Kelling heeft in September ’37 een afrekening van het achterstallige plaats gehad. Ds. Brokken adviseerde het /51./ verzoek af te wijzen (6 Jan., agno. 159). Besloten wordt het verzoek af te wijzen, doch Ds. Brokken te machtigen hem nog een tegemoetkoming te geven van f. 25, -- onder voorwaarde, dat hij verklaart verder geen vordering te hebben. 8.
Verzorging zendingsterreinen op Celebes.
54
De Voorzitter deelt mede een voorlopig gesprek te hebben
gehad met de Zendingsconsuls over de overname van het Zendingsterrein Zuid-Boeroe van de U.Z.V. door de Moluksche Kerk. Spr. herinnert er aan, dat de zendeling A. Poot van Zuid-Boeroe in tijdelijken dienst der Prot. Kerk is overgegaan en op Amboina zeer goed werkt. Hij tracht nu voor Zuid-Boeroe nog iets te doen, doch kan den arbeid daar niet gaande houden; nadat de beste goeroe onlangs is gestorven, ligt het werk bijna stil. De Moluksche Kerk, die Noord-Boeroe verzorgt, zou wel een Inl. leeraar naar Z. Boeroe willen zenden, men voorziet echter dat deze spoedig door een tweede zou moeten worden gevolgd en vraagt zich daarom af of het niet beter zou zijn dit terrein geheel over te nemen. Spr. stelt voor deze kwestie op de conferentie met de Predikant-Voorzitters verder te behandelen en eventueel de besprekingen met de Zendingsconsuls erover voort te zetten. Aldus wordt besloten. De Voorzitter spreekt zijn bezorgdheid uit over de verzorging van Loewoek. In Posso wordt goed gewerkt, doch het is onmogelijk van Batavia uit op Loewoek voldoende toezicht te oefenen, het Kerkbestuur kan de financiën niet voldoende controleeren en kan niet beoordeelen of de aangevraagde bedragen (b.v. voor een motorboot) verantwoord zijn. Ook de thans daar geplaatste Ind. Predikanten schijnen niet voor hun taak berekend. Daartegenover staat dat Boeloang-Mongondow als het ware het natuurlijke zendingsterrein is van de Minahassische Kerk en vandaar uit uitstekend zou kunnen worden verzorgd. Spr. stelt daarom voor de besprekingen over een ruiling van Loewoek en Boeloang-Mongondow weer op te nemen. Hij zou om van de drukkende verantwoordelijkheid voor Loewoek ontslagen te wezen er geen bezwaar tegen hebben, dat /52./ de protestantsche Kerk of zich nam nog een tijd voor den verzorging van Loewoek mee te betalen, indien de zending, in ruil voor Boeloang-Mongondow, dit terrein voor haar rekening zou willen nemen. De Secretaris stelt de vraag of over het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor nieuwe zendingsterreinen de Synode geen uitspraak zou moeten doen. Daartegenover wordt er op gewezen
55
dat over deze zendingsterreinen de Synodes van de Moluksche en Minahassische Kerken zich reeds hebben uitgesproken. Besloten wordt ook de besprekingen over den ruil van deze zendingsterreinen met de Zendingsconsuls voort te zetten. 9.
Financieel verslag. Ter tafel ligt het door den Thesaurier opgestelde
verslag over de fondsen onder het beheer van het Kerkbestuur over 1940, bestemd om aan de Kerkeraden te worden toegezonden, vergezeld van nadere financieele gegevens voor het Kerkbestuur. Bij de bespreking wordt de wensch uitgesproken om in het te publiceeren verslag de posten “leeningen” en “voorschotten” afzonderlijk op te nemen. Verder dringt Dr. De Vries er op aan in het volgende jaarverslag ook de balans van het C.U.F. op te nemen, waarvoor thans nog weinig aanleiding was. De rekening wordt goedgekeurd en aan den Thesaurier wordt acquit en decharge verleend. De Voorzitter brengt den Thesaurier hulde voor de voortreffelijke wijze, waarop dit heldere financieel verslag door hem werd samengesteld. In verband met het a.s. aftreden van den Thesaurier worden enkele namen genoemd van gemeenteleden te Batavia, die in aanmerking zouden kunnen komen om hem op te volgen. Daar geen dezer onvoorwaardelijk geschikt geacht wordt tegelijk voor de functie van Thesaurier en van adviseerend lid Kerkbestuur, wordt de beslissing hierover aangehouden. De Heer Van Otten verklaart zich bereid om bij het vertrek van den Heer Uffelie in ieder geval voorloopig het werk van den Thesaurier op zich te nemen. Wegens de interneering van den Heer N.C.G. Schaefer /53./ is het tevens noodig een anderen kracht te zoeken voor de controle van begrootingen en rekeningen. De Voorzitter wijst erop, dat het het plan is Ds. J. van Vessem, zoo spoedig deze naar Indië kan terugkeeren, met de financieele administratie te belasten en stelt daarom voor een voorloopige voorziening te treffen. Besloten wordt den Heer J.W. Beck, die vroeger dit werk deed, te verzoeken tijdelijk deze taak weer op zich te
56
nemen. 10. Bezoldigingsregeling administrateur Kerkbestuurs-kantoor. De Voorzitter stelt voor in de bezoldiging van den administrateur van het Kerkbestuurskantoor den Heer J. Vermeer eenige verbetering te brengen door de premie voor diens levensverzekering ad f. 60,-- p.m., die thans voor de helft door hemzelf en voor de helft door de Kerk wordt betaald, met ingang van 1 Maart geheel voor rekening van de Kerk te nemen. Aldus wordt besloten. In de schriftelijke mededeeling hiervan zal tegelijk vastgelegd worden, dat naast deze verzekering de Heer Vermeer geen recht zal kunnen doen gelden op eenig pensioen. De Voorzitter doet den Heer Vermeer met een woord van waardeering voor zijn toegewijde arbeid mondeling mededeeling van deze wijziging in zijn bezoldigingsregeling. Deze zegt hiervoor hartelijk dank. 11. Benoeming Legerpendita’s. De Voorzitter verzoekt den leden hun gedachten te laten gaan over de vraag of het inderdaad gewenscht is tot het Legerbestuur het verzoek te richten om tot benoeming van Legerpendita’s over te gaan, opdat hierover, nadat ook de conferentie van Inlandsch-leeraars erover gesproken zal hebben, een definitieve beslissing kan worden genomen. 12. Jubileumgift K.P.M. Besloten wordt van de Jubileumgift van de K.P.M. ad f. 3000,-- (zie not. 1940 bl. 316) de helft beschikbaar te stellen voor liefdadig- en sociaal werk in de Groote Oost en het overige te verdeelen over instellingen in overig Indië /54./ en de Diaconieën van de groote gemeenten. En schema hierover wordt vastgesteld. 13. Bezoldiging Indisch-Predikant W.N. Hübner.
57
De Indisch-Predikant W.N. Hübner heeft een berekening
van kosten van levensonderhoud overgelegd om aan te toonen dat het hem, niettegenstaande de f. 25,-- vergoeding voor huishuur van de gemeente Batavia, na zijn huwelijk niet mogelijk zal wezen van zijn inkomen rond te komen. Het Kerkbestuur acht het salaris voor Batavia inderdaad onvoldoende en besluit den Kerkeraad te adviseeren den Heer Hübner bij zijn huwelijk nog een toelage van f. 25,-- toe te kennen en, indien de Kerkeraad hiertoe niet mocht besluiten, hem deze toelage te geven uit het C.U.F. 14. Landsbegrooting 1942. De Voorzitter deelt mede, dat bij een bespreking met den secretaris van het Departement van Onderwijs en Eeredienst bleek dat men bereid is om op de begrooting voor 1942 weder het volle bedrag, dat benoodigd is voor bezoldiging der kerkelijke ambtsdragers op te brengen, dus zonder een korting van 10%, die in de laastste jaren werd toegepast. 15. Benoeming hoofdpredikanten. De Voorzitter deelt mede, dat Ds.Kostelijk er zijn aandacht op vestigde, dat bij als oudste predikant en in verband met het feit dat hij nog slechts eenige jaren in dienst denkt te blijven, in aanmerking meent te komen voor benoeming tot hoofdpredikant. Bij de bespreking hierover worden twee redenen naar voren gebracht waarom het niet mogelijk is thans deze zaak bij het Departement voor te brengen: in de eerste plaats heeft de Regeering uitgesproken dat in dezen tijd geen bevorderingen mogen plaats hebben in gevallen waarin de werkkring van den betrokkene dezelfde blijft, in de tweede plaats wordt het, gezien de houding, die het Departement thans inzake de post voor salarissen of de begrooting aanneemt, onjuist geoordeeld om hangende de bespreking over de begrooting dit punt aan de orde te stellen. /55./
58
Voorts wordt er op gewezen, dat benoeming tot
hoofdambtenaar uitsluitend kan plaats hebben op grond van het feit, dat betrokkene een leidende functie bekleedt. Het feit alleen, dat Ds. Kostelijk de oudste predikant is, is voor motiveering voor zulk een bevordering onvoldoende. De functie van Voorzitter Kerkbestuur, Visitator, Secretaris Kerkbestuur, of ook Predikant-Voorzitter in the Groote Oost zouden voor een benoeming tot hoofdpredikant grond kunnen opleveren. Dit echter weer alleen, wanneer betrokkene tevens voldoende diensttijd heeft, een jong Predikant-Voorzitter in de Groote Oost of een jong Secretaris Kerkbestuur zouden niet er voor in aanmerking kunnen komen. Daarbij wordt ook de vraag gesteld of interne kerkelijke verhoudingen op dit oogenblik voor een benoeming van Ds. Kostelijk tot hoofdpredikant zouden pleiten. Nadat Ds. Keers een oogenblik de vergadering heeft verlaten wordt de vraag besproken of, gezien de bovenvermelde regels voor benoeming tot hoofdambtenaar, deze thans niet de enige is, die voor deze benoeming in aanmerking zou komen. Het algemeen oordeel is, dat zulks inderdaad het geval is omdat hij èn voldoende dienstjaren heeft om tot hoofdpredikant te worden benoemd èn een functie bekleedt die hem er voor in aanmerking doet komen, wijl hij tegelijk Vice-Voorzitter van het Kerkbestuur en Kerkvisitator is. Het Kerkbestuur is echter van oordeel, dat ook hij daarover op dit oogenblik niet moet worden voorgedragen, doch dat eerst de afhandeling van de begrooting moet worden afgewacht. Besloten wordt in Juli deze zaak op het Departement aan de orde te stellen. 16. Evangelieprediking in oorlogstijd. De Voorzitter deelt mede, dat de copie van een viertal referaten, die opgesteld werden door de studie-commissie voor de vraag hoe de Kerk haar boodschap heeft te brengen in oorlogstijd bijna gereed is. Over de uitgave zijn besprekingen geopend met de firma Kolff, die waarschijnlijk bereid zal zijn een oplage ter perse te leggen van 2000 exemplaren, voorlopig voor haar rekening
59
onder conditie echter dat de Kerk de drukkosten waarborgt, die ongeveer f. 800,-- zullen bedragen, en dat over een jaar op die basis een afrekening /56./ zal plaats hebben. Hierbij zal de Kerk een risico loopen dat wel niet hooger behoeft geschat te worden dan hoogstens f. 400,--. De Voorzitter wordt gemachtigd met de firma Kolff deze regeling te treffen. Dr. De Vries vraagt of de Commissie ook een boodschap heeft opgesteld om in den Paaschtijd in de kerken voor te lezen. De Secretaris antwoordt dat het beter werd geacht dat zulk een boodschap uitging van den Kerkvisitator. Deze zegt te zullen trachten een dergelijke boodschap op te stellen. 17. Predikanten voor Nederlandsche weermacht in Engeland. De Secretaris vestigt er den aandacht op, dat de voordracht aan de Regeering van 3 predikanten voor benoeming van een legerpredikant voor de Nederlandsche weermacht in Engeland volledig en in de juiste volgorde in de pers is gekomen, het eerst in de Indische Courant. Omdat het waarschijnlijk in de Kerk verwondering zal wekken dat deze voordracht niet door het Kerkbestuur maar wel in de dagbladpers is gepubliceerd, zal in het A.P.K. een bericht worden geplaatst, waarin blijkt dat deze publicatie niet van het Kerkbestuur afkomstig is. 18. Collecte op Catechisaties. De Kerkeraad van Buitenzorg vroeg (7 Febr. agno. 443) advies over de wenschelijkheid van collecteeren op de catechisaties. Het Kerkbestuur is van oordeel, dat hiertegen geenerlei bezwaar bezwaar bestaat, het is in veel gemeenten gebruikelijk. Wat de besteding der ingezamelde bedragen betreft is Ds. Keers van oordeel, dat de beslissing daarover geheel over moet worden gelaten aan den catecheet, dit is van ouds in de Ned. Herv. Kerk het recht van de predikanten geweest. Zij kunnen van dit bedrag verschillende uitgaven doen, bijv. giften aan behoeftigen,
60
kosten voor de catechisatie, enz., of wel de predikanten kunnen de collecten bestemmen voor een bepaald liefdadig doel, voor een kerkklok of iets dergelijks en dit ook met de leerlingen bespreken. De Secretaris is van oordeel, dat er gevaar bestaat /57./ dat deze gelden niet behoorlijk besteed worden, als de predikant of godsdienstleeraar er de vrije beschikking over heeft, hij meent dat zij door de rekening van de gemeente moeten loopen. Het Kerkbestuur spreekt na eenige verdere discussie uit, dat de opbrengst van deze collecten onder beheer kan blijven van den predikant (godsdienstleeraar) aan wien een groote mate van vrijheid moet worden gelaten in de besteding daarvan, maar dit dan jaarlijks aan den Kerkeraad om verantwoording moet worden overgelegd van de opbrengst en de besteding ervan. 19. Studie van godsdienstleeraars voor Indisch-Predikant. Van den Kerkeraad van Malang is (25 Febr. agno. 664) een brief ingekomen, waarin hij dank zegt voor de toezegging, dat tijdens de afwezigheid van den Heer Van Haassen om opgeleid te worden voor Indisch-Predikant hij door een goede kracht zal worden vervangen en dat hij daarna weer te Malang zal worden geplaatst. De Voorzitter wijst erop, dat over geen van beide punten eenige toezegging is gedaan, dat er alleen in het voorbijgaan door Ds. Van der Woude met enkele leden van het Kerkbestuur over gesproken is. Besloten wordt dit met nadruk aan den Kerkeraad mede te deelen. 20. Preekbeurten te Cheribon. Van den Kerkeraad van Cheribon is (22 febr., agno. 619) het verzoek ingekomen om met het oog op de omvangrijke arbeid van den predikant te bewerken, dat één beurt per maand in Cheribon vervuld wordt door de predikanten van Batavia en Bandoeng.
61
Besloten wordt dit aan deze predikanten te verzoeken en
aan de predikanten van Semarang te verzoeken eens per 2 maanden een beurt in Tegal te vervullen. 21. Rondvraag. a. Ds. Keers deelt mede, dat de theol. cand. Blitz, die vroeger op benoeming in Indië aandrong, een beroep in Nederland heeft aangenomen. b. Dr. De Vries brengt het verzoek van den Heer /58./ Sinjal in Tandjoeng Karang over om den Heer J. van Baalen van Kedaton, die misschien voor een Koninklijke onderscheiding in aanmerking zal komen, ook wegens zijn verdienste voor de gemeente Tandjoeng Karang daarvoor te bevelen. Het Kerkbestuur is van oordeel, dat er geen reden is, om van de zijde der Kerk den Heer Van Baalen daartoe voor te dragen. De Heer Aijal sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 21 April 1941 Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /59./ Ondergeteekenden: I.
Het te Batavia gevestigde Bestuur der Protestantsche Kerk in Nederlandsch-Indië, ten deze vertegenwoordigd door: a.
zijn voorzitter C.B. van Vooren
b.
zijn secretaris Dr. H. Jansen verder te noemen “het Kerkbestuur”;
II. de Kerkeraad van de Protestantsche Gemeente Batavia, ten deze vertegenwoordigd door: a.
zijn voorzitter Ds. H.J.Kater,
b.
zijn secretaris J.H. Kluit verder te noemen “de Gemeente”;
I en II handelende als wettige bestuurders van genoemde volgens Staatsblad 1927 no. 155 rechtspersoonlijkheid bezittende kerkelijke lichamen;
62
In anmerking nemende;
dat in de jaren 1933 en 1934 voor rekening van het Kerkbestuur zijn gebouwd op het aan de Gemeente toebehoorende perceel, gelegen aan het Koningsplein Oost No. 10 te Batavia, verpondingsnummer 3674 ged: 1e. ten eigen behoeve een kantoorgebouw 2e. ten behoeve van de Gemeente een pendoppo, waarvan de bouwkosten ron f. 4000,-- hebben beloopen; Verklaren te zijn overeengekomen als volgt: Artikel 1. De Gemeente hecht alsnog haar goedkeuring aan vorenbedoelden bouw en aanvaardt de betreffende gebouwen in eigendom. Artikel 2 Als compensatie voor de bouwkosten van de pendoppo Zal de Gemeente aan het Kerkbestuur gedurende 20 jaren, gerekend vanaf 1 Januari 1934, jaarlijks een som van f. 300,-- betalen, welk bedrag wordt geacht te bestaan uit f. 200,-- aan aflossing en f. 100,-- aan 5% rente over het gemiddeld nog uitstaande bedrag der bouwkosten. /60./ Artikel 3 Het Kerkbestuur zal tot 1 Januari 1959 zonder eenige vergoeding en bij uitsluiting van anderen het vrije genot hebben van het onderwerpelijke kantoorgebouw, onder beding dat de kosten van onderhoud voor zijn rekening komen; de premie voor brandverzekering zal echter door de Gemeente worden betaald. Artikel 4 Na 1 Januari 1959 zal het Kerkbestuur het recht hebben het kantoorgebouw tot wederopzeggens te huren voor een alsdan naar omstandigheden te bepalen billijke huursom. Artikel 5 Wanneer het Kerkbestuur tusschentijds de pendoppo in eigen gebruik wil nemen, hetgeen na een opzeggingstermijn van drie
63
maanden zal kunnen geschieden, zal door de Gemeente de in Art. 2 genoemde compensatie niet langer behoeven te worden betaald en zal voortaan worden gerekend, dat de pendoppo voor de verdere werking van deze overeenkomst vanaf dat tijdstip geacht zal worden één geheel uit te maken met het kantoorgebouw. Aldus overeengekomen in twee eensluidende exemplaren Batavia, 17 Maart 1941. De Gemeente
Het Kerkbestuur
a. get. H.J. Kober
a. get. C.B. Van Vooren
b. get. J.N. Kluit
b. get. H. Jansen
/61./
NOTULEN van de 8e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op maandag 10 Maart 1941. ______________ Aanwezig zijn:
Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter.
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Ds. K. Kostelijk
)
Hr. S. Aijal
)
Hr. F. Van Otten
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Ds. B. Keers is wegens ongesteldheid, Mr. C.C.W. Uffelie wegens werkzaamheden verhinderd de vergadering bij te wonen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Toekenning recht tot sacramentsbediening. Van den Predikant-Voorzitter van Timor is het voorstel
ingekomen (22 Februari agno. 716)tot toekenning van het recht tot
64
sacramentsbediening aan de gepensionneerde Inl. leeraars J.W. Karels en M.H. Pello, en de Inl. leeraars D.L. en J. Boelak. Aldus wordt besloten. 2.
Huwelijksinzegening door Vlootpredikant. Van den Vlootpredikant S. Oegama is (11 Februari, agno.
527) een bezwaar ingekomen tegen de inzegening van een huwelijk door den reserve-vlootpredikant Ds. Van Hoogstraten ten huize van de bruid, omdat deze bezwaar had tegen een inzegening in de Kerk. Hij meent, dat de inzegening niet door een vlootpredikant individueel los van de Kerk mag plaats hebben. Besloten wordt te antwoorden, dat het Kerkbestuur instemt met de gedachten van den Vlootpredikant, dat het kerkelijk besef zooveel mogelijk moet worden bevorderd, dat Ds. Van Hoogstraten mededeelde er bij het bruidspaar zeer sterk op aangedrongen te hebben dat het huwelijk in de kerk zou worden ingezegend en dat hij slechts, toen hiertegen onoverkomelijk bezwaar bleek bestaan thuis het huwelijk /62./ heeft gewijd, waarmede het Kerkbestuur kan instemmen. Deze wijding kan niet als een kerkelijk huwelijk worden beschouwd en wordt niet in de registers ingeschreven. 3.
Predikantsvacatures. De Voorzitter deelt mede, dat van den dokter van Ds.
Kolman bericht is ingekomen, dat deze wegens een longaandoening een ziekteverlof van ongeveer een jaar noodig heeft. Spr. geeft uiting aan de deelneming van het Kerkbestuur met deze groote teleurstelling voor Ds. Kolman. In verband hiermede herinnert de Voorzitter eraan, dat nog hangende is de terugkeer van Ds. Van der Linde naar de zending en dat in verband met de benoeming van Ds. Van Hoogstraten tot Gedeputeerde van de Provincie Oost-Java deze misschien ontslagen zal worden als reserve-vlootpredikant of in ieder geval niet geregeld in dienst zal kunnen wezen. Gevolg hiervan zal waarschijnlijk wezen, dat Ds. Lindeijer in actieven dienst wordt opgeroepen. Daar het van belang is hierover zekerheid te krijgen
65
in verband met verschillende plaatsingen van predikanten, wordt den Secretaris opgedragen telefonisch hiernaar te informeeren bij den Vlootpredikant. 4.
Moeilijkheden te Tandjong-Karang. Dr. De Vries heeft bij een bezoek aan Tg. Karang een
onderzoek ingesteld naar de aldaar gerezen moeilijkheden (zie blz. 32) en hierover een schriftelijk rapport uitgebracht, waarvan de leden kennis hebben genomen. Gebleken is, dat niet alleen de financieele moeilijkheden grooter waren dan Ds. L. Ramp bij de bespreking op het bureau liet voorkomen, maar dat er ook groote ontevredenheid in de gemeente bestaat als gevolg van de weinige zorg, die de predikant heeft besteed aan het bezoek vooral van de eenvoudige leden van de gemeente. In de vergadering, die Dr. De Vries hield met de twee overgebleven leden van den Kerkeraad, waarbij ook Ds. De Jong van Palembang; die dien dag in Tg. Karang preekte, aanwezig was, bleek dat in het algemeen het werk van Ds. Ramp een fiasco was geworden en dat ook geen kans bestaat dat hij dit weer zou kunnen herstellen. De twee kerkeraadsleden oordeelden het het beste, dat Ds. Ramp werd overgeplaatst /63./ en zouden er geen bezwaar tegen hebben, dat de gemeente voorloopig vanuit Batavia werd verzorgd. Naar aanleiding van dit verslag wordt besloten Ds. Ramp te ontheffen van de waarneming van het predikantschap te Tg. Karang en hem voorloopig te Batavia te plaatsen ter beschikking van het Kerkbestuur. Indien hij dit wenscht, zal hem 3 weken verlof verleend worden, waarna over zijn verdere plaatsing zal worden beslist. Medegedeeld zal hem worden dat deze nieuwe plaatsing een tewerkstelling als godsdienstleeraar zal zijn, doch dat hem op die wijze de gelegenheid geboden wordt om zich te rehabiliteeren, waarna hij tot het examen tot Ind. Predikant zal worden toegelaten. 5.
Bidstonden in verband met den oorlogstoestand.
66
De Voorzitter herinnert eraan, dat 10 Mei de inval van
Nederland zal worden herdacht en dat 23 Maart voor het Britsche Rijk door den Koning als biddag is aangewezen. Hij stelt voor de gemeenten op te wekken om op den laatste Zondag ook te bidden voor de overwinning van de goede zaak en het aan de gemeenten over te laten of zij den inval in Holland herdenken willen in een afzonderlijken dienst op 10 Mei òf in den Zondagsche dienst of 11 Mei. Verder stelt hij voor het gebed voor Griekenland aan de gemeenten aan te bevelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. Ds. H.H. van Herwerden, die de verdere vergadering zal bijwonen in verband met de besprekingen over Celebes, komt ter vergadering. 6.
Bezoldinging zendelingen in tijdelijken dienst als Ind. Predikant. De Voorzitter meent, dat het noodig is, dat de
salarissen der zendelingen, die op het Gouvernements-beginsalaris tijdelijk als Ind. Predikant in dienst der Kerk traden, opnieuw te bezien. Op de zendingsterreinen worden ook geen hooge salarissen betaald, daar bestaan echter verschillende financieele voorrechten en nu de zendelingen in dienst der Kerk zijn, klagen zij overal, dat zij als Ind. Predikant van het salaris niet kunnen leven. /64./ Spr. heeft de moeilijkheid overwogen om den ouden regel, volgens welke Ind. Predikanten op het beginsalaris een toelage kregen, ook voor deze voorgangers te doen gelden. Gevraagd wordt of niet bij het Departement kan aangedrongen worden op toekenning van een salarisverhooging op grond van voorpraktijk. Dit wordt echter op het oogenblik niet gewenscht geacht. Dr. De Vries stelt voor de verhooging van f. 45,--, die de tijd. Ind. Predikanten na twee jaar dienst op het gouvernementssalaris zullen ontvangen, voortijdig toe te kennen uit kerkelijke fondsen met ingang van 1 Maart.
67
Aldus wordt besloten.
7.
Legerpendita’s. De Voorzitter wijst erop, dat reeds meermalen de
wenschelijkheid van benoeming van legerpendita’s werd bepleit, dat echter daartegenover ook gewezen werd op de moeilijkheid van de verdeeling van het werk tusschen hen en de gemeente voorgangers, vooral in de vrijwel geheel militaire gemeenten. Ze zullen het werk van de voorgangers niet geheel overnemen, er zullen ook maar enkele worden benoemd, zoodat het aantal Inl. leeraars door hun aanstelling niet kleiner kan worden. Het voordeel van hun benoeming zou zijn, dat ze, werkende onder leiding van der legerpredikant de posten kunnen bezoeken. Dit is wel van beteekenis, daar de Inl. leeraars hier geen tijd voor hebben en het voor hen ook hoe langer hoe moeilijker wordt in de kampementen toegang te krijgen. Wij moeten den echter verwachten, dat het verband tusschen deze legerpendita’s en de gemeentevoorgangers hoe langer hoe losser wordt, wat aanleiding kan geven tot moeilijkheden, zoals gebleken is bij den vlootpendita. Ds. Van Herwerden vraagt op het feit dat vele Minahassers uit de militairen dienst terugkeeren als aanhangers van secten, er niet op wijst, dat de verzorging van de militairen onvoldoende is. Dr. De Vries meent van niet, het ligt voor de hand dat de menschen buiten de Groote Oost met allerlei stroomingen in aanraking komen. Ds. Van herwerden dringt erop aan voor deze functie personen met goede opleiding te kiezen b.v. H.T.S.ers. /65./ Geconcludeerd wordt, dat van den arbeid van de legerpendita’s in plaatsen waar gemeenten zijn niet veel te verwachten is. Het werk van enkele legerpendita’s kan van nut zijn, wanneer zij geplaatst worden op Malang en Bandoeng en van daaruit de posten bezoeken. De arbeidsmogelijkheid is dan echter niet zoo heel groot daar de aantallen militairen op de posten meestal slechts gering zijn.
68
8. Visitatie van Zuid-Celebes. Ds. Kostelijk brengt verslag van de reis, die hij met Ds. Van Herwerden door Zuid-Celebes maakte ter bestudeering van de kerkelijke organisatie aldaar. Dit verslag is aan deze notulen gehecht. Naar aanleiding van het verslag over Paloppo wordt besloten deze gemeente zelfstandig te verklaren. Naar aanleiding van het gerapporteerde over Saleier en het voorstel om de scholen aldaar te sluiten wijst de Voorzitter erop, dat, hoewel hij erkent dat eerst de krachten samengetrokken moeten worden op Soppeng, hij tegen sluiting op het werk op Saleier groot bezwaar zou hebben. Beter zou het zijn den Goeroe S. Bombong aldaar te laten, opdat er tenminste een aangrijpingspunt overblijft. Ds. Kostelijk wijst er daarentegen op, dat de zending op Saleier in het geheel nog geen aangrijpingspunt heeft. Ds. Van Herwerden merkt op, dat de leerkrachten op de scholen niet naar het Christendom toewerken, de scholen werken eerder tegen. Het is gemakkelijk door gratis onderwijs leerlingen te krijgen maar voor het Christendom werpt dit geen enkel vrucht af. De goede politiek is steeds de mensch daar te zetten, waar er kansen zijn. Dr. De Vries heeft er ook een groot bezwaar tegen om na dit onderzoek ineens het heele werk op Saleier te verwerpen. Het oordeel daarover is steeds anders geweest. Het mogen dan nog geen vruchtbare zendingsterreinen zijn, er is toch een andere geesteshouding dan bij den Islam elders. Dat de scholen alleen leerlingen krijgen door geen schoolgeld te heffen acht hij geen bewijs van de vruchteloosheid van het onderwijs, de zending moet vaak beginnen met deze attractie aan de scholen te verbinden. Het werk is het bergland van Celebes leek ook lang onvruchtbaar, nu blijkt ineens een boekje, /66./ dat van die vroeger schijnbare nutteloze arbeid overblijft, rijke vruchten dragen. Zoo kan er later ook iets aan den dag treden van vrucht van het werk op Saleier. Laat men, wanneer 5 scholen teveel zijn, er 3 van maken, maar laat men niet alles opheffen.
69
De Voorzitter wijst erop dat het werk in 1930 begonnen
werd, in ’32 werd het bijna gesloten, in ’36 en ’37 was het steeds onzeker of het door bezet zou worden. Toen is gewacht op de komst van Dr. Kraemer, ten slotte is besloten met het werk door te gaan, laten wij nu ook volhouden. Ds. Kostelijk meent, dat Dr. Kraemer gepleit heeft voor de voortzetting van het Mohammedanen-werk in het algemeen, nu gaat het alleen om Saleier. Dr. De Vries wijst erop, dat op advies van Prof. Kraemer de opzet prijs gegeven werd om het werk van Saleier te laten uitgaan, maar dat het Mohammedanen-werk wel degelijk Saleier bleef insluiten. De Voorzitter meent, dat b.v. twee scholen gehandhaafd zouden kunnen worden, terwijl dan Bombong van Bonthain uit daar toezicht op zou kunnen oefenen en zou kunnen reizen naar het Soppensche. Ds. Van Herwerden meent niet dat dit samen kan gaan. De verdere bespreking van dit punt wordt uitgesteld tot het rapport van de visitatoren nader zal zijn bestudeerd. De Voorzitter zegt Ds. Kostelijk en Ds. Van Herwerden dank voor den volbrachte arbeid, hun conclusies over de verschillende onderdeelen van het werk en de kerkelijke organisatie van Zuid-Celebes zullen in de volgende vergadering verder aan de orde gesteld. 9. Rondvraag. Dr. De Vries vraagt of tegen Paschen nog een boodschap zal uitgaan in de verband met de oorlogstoestand. De Voorzitter deelt mede, dat de kerkvisitator op zich genomen heeft een boodschap tot de Kerk te richten. Hr. Van Otten sluit de vergadering met gebed. Vastgesteld in de vergadering van 21 April 1941. Secretaris, H. Jansen. Voorzitter, C.B. van Vooren. /67./
70
Notulen van de 9e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Zaterdag 15 Maart 1941 ________________ Aanwezig zijn:
Mr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Ds. K. Kostelijk
)
Mr. S. Aijal
)
Mr. F. Van Otten
)
- Leden
Dr. De Vries is wegens uitstedigheid verhinderd de vergadering bij te wonen, Ds. Tumbelaka heeft de convocatie niet tijdig ontvangen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna aan de orde: 1. Overplaatsing Predikant-Voorzitters. De Voorzitter wijst er op, dat de vergadering bijeen geroepen is om de conclusie te trekken uit de besprekingen, die in de laatste dagen reeds ondershands zijn gevoerd over de bezetting van de Predikant-Voorzittersplaatsen. Uitgangspunt daarvan is geweest het plan om Ds. Van Herwerden over te plaatsen naar Batavia, Ds. Locher te plaatsen te Tomohon, Ds. Enklaar te belasten met Timor en in de vacature van predikant der gemeente Ambon te voorzien door de plaatsing van Ds. P.J. van Leeuwen aldaar. De argumenten vóór en tegen deze plaatsingen zijn reeds gesproken. De Predikant-Voorzitters hebben er op aangedrongen, dat een beslissing zal vallen vóór hun vertrek uit Batavia. Bij de hierop gevolgde discussie wordt nogmaals gewezen op het groote belang ervan, dat de Predikant-Voorzittersplaatsen goed zijn bezet, daartegenover echter ook op de noodzaak van de plaatsing van een goede kracht te Batavia zoowel voor het werk in de gemeente, als voor de versterking van het Kerkbestuur. In het bijzonder wordt gewezen op de dringende wenschelijkheid iemand als
71
Ds. Van Herwerden, die de geheele Groote Oost kent, in het Kb. op te nemen. /68./ De Secretaris, dit erkennende, zegt de laatste dagen bij de bespreking met de Predikant-Voorzitters en op de Inl. leeraars conferentie er sterk van onder den indruk te zijn gekomen hoe noodig het is, dat de posten in de Groote Oost goed zijn bezet. Spr. meent dat Ds. Locher en Ds. Van Herwerden nog wel één jaar op hun plaats kunnen worden gelaten. Ds. Van Herwerden vraagt niet om zijn overplaatsing, terwijl ook Ds. Locher geen bezwaar heeft nog een jaar te blijven om voort te kunnen werken aan de vorming van de Timor-Kerk. In de vacature te Batavia zou na het vertrek van Ds. Hofker desnoods kunnen voorzien worden door de plaatsing van Ds. Boere, wiens prediking zeker door een deel der gemeente zal worden gewaardeerd. Hiermede is geen oplossing gegeven voor de bezetting van de vacature-Hofker in het KB. Spr. meent echter, dat dit zich dan voorloopig maar zonder aanvulling moet redden. Enkele leden wijzen erop, dat opname van Ds. Boere in het KB niet gewenscht is en dat deze zich zeer tekort gedaan zou voelen als dit niet gebeurde. Tenslotte zijn alle leden behalve de Secretaris van oordeel, dat de voorgestelde overplaatsingen thans moeten plaats hebben, zoodat besloten wordt tot de overplaatsing van Ds. Van Herwerden naar Batavia (in Juli), van Ds. Locher naar de Minahassa (vertrek medio Juni), van Ds. Enklaar naar Timor (vertrek in April, zoodat hij eventueel na enkele weken vacantie, tijdig op Timor zal kunnen zijn voor de overname) en van Ds. P.J. van Leeuwen naar Ambon als predikant-kotta. Ds. H. Visser komt ter vergadering. 2. Bespreking met Ds. H.Visser. De Voorzitter heet Ds. H. Visser welkom en stelt aan de orde de bespreking van diens positie. Spr. herinnert eraan, dat Ds. Visser tot Ind. Predikant is benoemd, doch nog niet als zoodanig is bevestigd, terwijl hij ook nog niet in vasten dienst is opgenomen. Dit laatste staat in verband daarmede, dat hij nog
72
niet beschikt over de voor een Indisch-Predikant noodzakelijke kennis van het Maleisch. Spr. deelt verder mede, dat het Kerkbestuur de benoeming /69./ in vasten dienst (die overigens ook nog afhankelijk is van de medische keuring) niet wil laten afhangen van het examen Maleisch, maar wel voor de volgende verhooging als eisch stelt een voldoende kennis van deze taal, te toonen door het houden van Maleische preek. Spr. wijst erop, dat Ds. Visser deze kennis van het Maleisch noodig heeft als administrateur, maar ook omdat hij, Ind. Predikant in vasten dienst zijnde, benoemd moet kunnen worden tot Classis-Voorzitter. Ds. Visser zal zich dus ook bereid moeten verklaren om, al naar het Kerkbestuur later zal beslissen, admistrateur te blijven of tot Classis-Voorzitter te worden benoemd. Is hij hiertoe bereid, dan zal zijn bevestiging de volgende Zondag te Batavia plaats hebben. Ds. Visser zegt dank voor de gelegenheid om zijn positie te bespreken. Hij heeft geen bezwaar t.z.t. een proeve af te leggen van zijn kennis van het Maleisch door het houden van een preek, al zal hij zich, zooals meer Ind. Predikanten doen, daarbij misschien moeten laten assisteeren door een Inheemsch voorganger, natuurlijk zonder dat deze de preek geheel voor hem samenstelt. Wat zijn taak in de Kerk betreft, hij voelt zich geheel dienaar der Kerk en voorganger. Het liefst zou hij ook als voorganger willen zijn, hij weet echter, dat dit practisch voor hem beteekent plaatsing op een eenzame post en acht zich daarvoor niet de aangewezen man, omdat hij zich niet geschikt acht voor het geduldswerk in rustig tempo, dat de Classis-Voorzitters te doen hebben. Zoolang dus voor hem niet de mogelijkheid bestaat om voorganger te worden op een minder eenzame plaats, geeft hij er de voorkeur aan om administrateur te blijven. In beginsel verklaart hij zich bereid tot het werk zoowel van administrateur als van Ind. Predikant. De Voorzitter constateert dat hiermede aan de gestelde voorwaarden is voldaan, zoodat de bevestiging kan plaats hebben.
73
Ds. Visser vraagt nog of bij zijn benoeming in vasten
dienst de kosten van zijn uitzending nog van het Gouvernement terug gevorderd zouden kunnen worden, zoodat de Kerk de door haar gemaakte en hij zelf door hem gemaakte kosten /70./ zou kunnen terug ontvangen. De Voorzitter zegt nader onderzoek van dit punt toe. De Voorzitter merkt nog op vernomen te hebben, dat Ds. Visser ontstemd was over het feit, dat hij niet werd voorgedragen voor legerpredikant in Engeland en vraagt of Ds. Visser hierover zelf reeds vroeger aan de Nederlandsche Regeering in Londen had geschreven. Ds. Visser antwoordt hierop bevestigend. De Voorzitter zegt dat het Kerkbestuur hem dit niet ten kwade duidt al was het beter geweest het Bestuur hiervan op de hoogte te stellen. Ds. Visser moet echter van zijn kant begrijpen, dat het Kerkbestuur hem niet op de voordracht kan zetten, omdat een academisch predikant moet voorgedragen worden. Ds. Visser zegt dit in te zien. Hij zegt dank voor de bespreking en voor het besluit tot zijn bevestiging. De vergadering wordt gesloten met gebed door Ds. Keers. Aldus vasgesteld in de vergadering van 21 Apr. 1941 Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /71./ Notulen van de 10e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 17 Maart 1941. _________ Aanwezig zijn:
Mr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Mr. F. Van Otten
- Thesaurier
Mr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
74
Dr. E. De Vries
)
en voor korten tijd Mr. C.C.W. Uffelie. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Notulen. De Notulen van de 4e en 5e vergadering worden
onverandered vastgesteld. 2.
Autovoorschot Ds. G.P.H. Locher. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Locher voornemens is
bij zijn komst te Tomohon de auto van Ds. Van Herwerden over te nemen. Dit is ook in het belang van de Kerk daar transport naar Batavia groote kosten zou meebrengen. Hij stelt voor Ds. Locher voor aankoop voor de auto een verschot te verleenen van hoogstens f. 1250,--. 3.
Ziektekosten Ds. H.H. van Herwerden. De Voorzitter herinnert eraan, dat aan Ds. Locher wegens
hooge ziektekosten, die een gevolg waren van zijn plaatsing in het ongezonde Koepang, een vergoeding werd toegekend van f. 500,--. Ds. Van Herwerden heeft echter ook hooge kosten gehad tengevolge van zijn verblijf of Timor. Hij is thans bij Ds. Locher ten achtergesteld en spr. stelt daarom voor om hem ook alsnog een toelage van f. 500,-- te verleenen. Aldus wordt besloten. /72./ 4.
Arbeid Predikanten bij oorlogstoestand. Van Ds. Reddingius is de vraag ingekomen of niet iets
gedaan moet worden om het werk van de Predikanten, indien in Indië de oorlogstoestand zou intreden toch voortgang te doen hebben b.v. door verschaffing van benzine of het aanbrengen van een herkenningsteeken op de auto. Ds. Keers neemt op zich deze zaak te bespreken op het bureau van den Staatsmobilisatieraad.
5.
75
Klacht van Ds. S. Tumbelaka over het niet ontvangen van de subsidie voor godsdienstonderwijs in Loewoek. Ds. Tumbelaka heeft overgelegd het concept van een
brief, dien hij inzake zijn klacht, dat hij Indisch-predikant in Loewoek zijnde over één jaar de subsidie voor het godsdienstonderwijs niet ontving (zie bladzijde …) zou willen schrijven aan Dr. De Vreede. De Secretaris vraagt hoe deze zaak verder behandeld moet worden. Ds. Tumbelaka deelt mede, dat hij zijn klacht intrekt en thans niets meer eischt. Hij wil de Kerk niet in opschudding brengen en Dr. De Vreede niet onbillijk behandelen. De zaak is allang geleden en aan beide zijden is vergissing mogelijk. De Voorzitter wijst erop, dat hij deze beëindiging van de zaak weinig bevredigend acht, er is een blaam geworpen op den naam van Dr. De Vreede en hij acht het niet juist in dit stadium de klacht in te trekken. Ds. Tumbelaka zegt voornemens te zijn zich nog schriftelijk hierover tot het Kerkbestuur te richten. Besloten wordt verdere bespreking tot na ontvangst van den brief van Ds. Tumbelaka uit te stellen. 6.
Geestelijke verzorging geïnterneerde Duitschers. Mr. C.C. van Helsdingen heeft memoranda voorgelegd van
gesprekken, die hij over de geestelijke verzorging van de kottatjané geïnterneerde Duitschers voerde met den ProcureurGeneraal en den Legercommandant (agno. 595). De Voorzitter stelt de vraag wat het Kerkbestuur verder in dezen moet doen. De Heer Van Otten verwijst naar het in de couranten /73./ gepubliceerde antwoord van de Regeering op Volksraadvragen van Mr. Van Helsdingen. Spr. meent, dat daaruit blijkt dat de geestelijke verzorging wel voldoende geregeld is. Dr. De Vries meent, dat de zaak niet moet blijven rusten, omdat het hier gaat om een zaak van internationaalpolitieke aard. In Duitschland worden geestelijken ook uit Amerika
76
en Zwitserland, wel in de kampen toegelaten. Het zou in het buitenland, dat streng op zulke zaken toeziet, een slechte indruk maken waneer in Indië geestelijken uit de kampen worden geweerd. De secretaris wijst erop, dat de Kerk misschien zelf aanleiding gegeven heeft tot het door den kampcommandant aangenomen standpunt, dat nl. de verzorging wel door de medegeïnterneerde predikanten kan plaats hebben, door den commandant op deze mogelijkheid te wijzen, toen het kamp nog op Onrust was. De Voorzitter heeft vernomen dat Katholieke geestelijken wel toegelaten worden. Ook vernam spr. dat Dr. H.J. Levelt, die de verantwoordelijkheid heeft voor de beschermingskampen, klaagde over slechte kerkelijke verzorging van het kamp in Sindanglaja. De Voorzitter neemt op zich deze zaak eerst met den Heer Levelt te bespreken, daarna zal eventueel het Kerkbestuur zich nog wenden tot den Procureur-Generaal. Mr. Uffelie komt ter vergadering. 7.
Bezwaren Kerkeraad Soerabaia inzake heffing voor A.F.E. In een brief van den Kerkeraad van Soerabaia (agno. 656)
wordt opnieuw bezwaar gemaakt tegen de heffing van 10% voor het A.F.E. op de bijdragen gedurende 1939 ontvangen voor het bouwfonds. De Kerkeraad meent, dat deze gelden voor een bepaald doel gegeven niet onder den aanslag vallen. Ds. Keers wijst erop, dat in gevallen, waarin ineens door een gemeente een bedrag bijeen wordt gebracht voor een bepaald doel, b.v. door middel van een bazaar, wel eens vrijstelling kan worden verleend, maar niet waneer er een doorloopend fonds is. Mr. Uffelie wijst erop, dat in bijzonder ook vrijstelling wordt verleend wanneer een commissie een dergelijke /74./ bedrag bijeen brengt en de voor de Kerk benoodigde zaken in natura aan den Kerkeraad overdraagt. Ds. De Vries neemt hat standpunt in, dat alle inkomsten voor onderhoud van den eeredienst er onder vallen, dat er alleen in zeer bijzondere gevallen dispensatie kan worden verleend,
77
eigenlijk bij wijze van subsidie, zooals de burgerlijke gemeente soms de vermakelijkheidsbelasting terugschenkt. Besloten wordt in dien geest den Kerkeraad te antwoorden. 8.
Afscheid van Mr. Uffelie als Thesaurier. Daar Mr. Uffelie de vergadering niet langer kan bijwonen
neemt de Voorzitter van hem afscheid in verband met zijn a.s. vertrek uit Indië (zie bladzijde 46). Spr. zegt hem dank voor de hartelijke samenwerking en verzekert hem dat zijn grondige en weloverwogen adviezen zeer zullen worden gemist. Spr. heeft Mr. Uffelie ook steeds gewaardeerd, omdat hij als vertegenwoordiger van een bepaalde richting in de Kerk, er steeds op uit was naar goede samenwerking te sterven. Als blijk van waardeering biedt de Voorzitter Mr. Uffelie een boek aan. Mr. Uffelie antwoordt dat het hem na 9 jaar werken in de Indische Kerk ook aan het hart gaat afscheid te moeten nemen. Hij heeft dit bij de beslissing mee overwogen. Toch kan zijn heengaan ook wel voordeel hebben, want, omdat hij overbelast was, kon hij aan de vele organisaties, waarin hij werkte, niet die zorg besteden, die hij wenschte. Het spijt hem voor de Kerk niet meer te hebben kunnen doen, er zal nog veel voor de opbouw moeten gebeuren, hij heeft goede hoop voor de toekomst, als er slechts eerbied is voor elkanders overtuiging en alleen maar het gemeenschappelijk doel blijven zien. Mr. Uffelie verlaat de vergadering. 9.
Bespreking met Ds.L.Ramp. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. J.L. Ramp na ontvangst
van het bericht van zijn ontheffing van de waarneming van het werk van predikant te Tg. Karang terstond naar Batavia /75./ kwam en ’s morgens op het bureau zijn diepe teleurstelling hierover uitsprak en zijn bezwaren tegen dit besluit naar voren bracht. Spr. meende Ds. L. Ramp in de gelegenheid te moeten stellen in de vergadering zijn bezwaren te uiten. Ds. L. Ramp komt op de vergadering.
78
De Voorzitter stelt hem zijn bezwaren uit één te
zetten. Ds. L. Ramp zegt dat, toen hij terugkeerde van een tournee de brief van het Kerkbestuur kwam als een donderslag. Het was een ontzaggelijke teleurstelling voor hem, dat op deze wijze een vonnis werd uitgesproken over zijn werk van 4 jaar, waarover hij nooit een betuiging van ontevredenheid of een terechtwijzing ontving. Hij zegt niet te weten wat de reden kon geweest zijn tot deze beslissing van het Kerkbestuur. De Voorzitter wijst er in de eerste plaats op, dat Ds. Ramp in zijn gemeente in opspraak was gekomen door de onjuiste behandeling van financieele zaken. Verder bleek de goede samenwerking in de gemeente ook geheel te ontbreken, het kerkbezoek liep achteruit en men verklaarde tenslotte de gemeente liever verzorgd te zien van Batavia uit dan door Ds. L. Ramp. Ds. Ramp meent, dat het kerkbezoek niet zoo klein was, het was wel achteruit geloopen, maar het aantal belangstellende gezzinen is ook in Tg. Karang zeer gering. Ds. Keers wijst erop, dat Ds. Ramp toch wel wist dat er aan de samenwerking veel ontbrak, gezien ook zijn verzoek om overplaatsing niet alleen om gezondheidsredenen. De Voorzitter meent, dat Ds. Ramp de zaak te ongunstig ziet, door financieele moeilijkheden is in de gemeente veel bedorven; dat niet gemakkelijk weer goed te maken is. Dr. De Vries vraagt of in Tg. Karang nog een kerkeraad bijeen te krijgen zou zijn. Ds. Ramp antwoordt, dat dit moeilijk zou wezen, wel echter heeft hij enkelen daartoe bereid gevonden. Dr. De Vries deelt mede, dat hij bij zijn bezoek aan Tg. Karang een onderhoud gehad heeft met twee overgebleven leden van den Kerkeraad en Ds. De Jong, deze meenden alle drie dat er geen kerkeraad samen te stellen zou zijn, omdat bij een groot deel van de gemeente het vertrouwen grondig was /76./ geschikt. Spr. wijst erop, dat Ds. Ramp zelf inzag dat het beter was dat hij wegging, dit is nu door het Kerkbestuur onderstreept, was in het geheel
79
nist wil zeggen, dat er van het verdere werk van Ds. Ramp niets terecht zou kunnen komen. Hij kan opnieuw en beter beginnen. Ds. Ramp erkent, dat hij aan de financiën onvoldoende zorg heeft besteed en dat hij de gevaren van een Indische kleine plaats heeft onderschat. Hij meent echter, dat hij alles in de gemeente nog wel weer in orde kan brengen. De Heer Van Otten vraagt of Ds. Ramp, toen hij zag dat door de financieele moeilijkheden het werk dreigde vast te loopen, aanstonds de raad heeft gevolgd om door zoo ijverig mogelijk bezoeken van de gemeenten de zaak te herstellen. Ds.Ramp zegt, dat de achteruitgang eigenlijk pas werd geconstateerd met Kerstfeest, toen is hij ijverig de leden gaan bezoeken en hij had het vertrouwen dat hij daardoor alles terecht kon brengen. De Voorziter meent, dat Ds. Ramp deze bezoeken vooral gebruikt heeft om te zeggen, dat het Kerkbestuur zijn financieele manipulates niet zoo erg vond. Hr. Van Otten protesteert er ernstig tegen, dat Ds. Ramp de voorstelling gaf dat het Kerkbestuur deze dingen niet erg vond, bij de bespreking op het bureau werd wel degelijk op het ernstige ervan gewezen. Spr. meent ook, dat wanneer het bezoeken van de gemeente door Ds. Ramp ernstig aangevat was, de heele gemeente had kunnen zijn bezocht. Verder vraagt spr. of de nieuwe penningmeester niet herhaaldelijk heeft moeten vragen om overdracht van administratie. Ds. Ramp antwoordt dat hij integendeel herhaaldelijk bij den Heer Aartsma heeft moeten aandringen de administratie over te nemen. Spr. erkent nogmaals in administratieve opzicht te zijn tekort geschoten. Hij meent echter dat hij niet heeft verdiend dat zijn werk volkomen wordt “gekraakt”. Dr. De Vries wijst erop, dat dit niet door het Kerkbestuur is gebeurd, dat hij dit alleen geconstateerd heeft dat het werk “gekraakt” was. Ds. Keers wijst op het gevaar van ijdelheid en het hechten aan eigen waardigheid, dat de oorzaak kan zijn van /77./
80
het zich vastklampen aan de titel van waarnemend-predikant. Hij meent, dat wanneer Ds. Ramp zich bescheiden opnieuw aan het werk zet, alles in orde zal komen. De Voorzitter wenscht tenslotte Ds. Ramp sterkte toe in zijn moeilijkheden. Ds. L. Ramp verlaat de vergadering. De Voorzitter meent, dat niet te verwachten is, dat de toestand in Tg. Karang nog geheel in orde zou kunnen komen onder Ds. Ramp en dat er geen reden is om op het besluit terug te komen, alleen zou Ds. Ramp kunnen vergund worden zijn vertrek tot na Paschen uit te stellen in verband met de bevestiging van de nieuwe lidmaten. Na eenige discussie wordt in deze geest besloten. 10. Salaris Ds. E.C. Burgstede. Ds. Keers deelt mede, dat Ds. Burgstede erop wees, dat de f. 50,-- voor representatiekosten, (zie blz. 14) niet bij zijn salaris moeten gerekend worden, zoodat dit slechts f. 190,-bedraagt of belangrijk minder dan de f. 234,--, die hij zou ontvangen, indien in dienst der zending was gebleven. Hij heeft dit ook schriftelijk uitéén gezet. Besloten wordt na kennisneming van deze gegevens dit punt opnieuw onder oogen te zien. 11. Ambachtsleergang Amboina. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. van Oest en Ds. Visser een bespreking hadden met Ir. Halbisch, Inspecteur van het Ambachts-onderwijs, over de aanschaffing van werktuigen voor den cursus voor ijzerbewerking. Hiervoor zal ongeveer f. 40.000,-nood zijn. De Heer Halbisch is bereid tot deze aankoop mede te werken, wat van belang kan wezen ter verzekering van de subsidie. Spr. stelt voor dat het Kerkbestuur hiertoe het verzoek tot den Heer Halbisch zal richten, daarna zal hij als Secretaris van het Sociaal Bureau namens het Synodaal Bestuur deze zaak verder met den Inspecteur behandelen. Aldus wordt besloten.
81
12. Rondvraag. /78./ a. Ds. Kostelijk vraagt of de toezegging Ds. van der Linde weer ter beschikking van de zending te stellen niet moet worden teruggenomen. De Voorzitter herinnert eraan, dat hij in de bespreking van 15 Maart met de Zendingsconsuls er reeds met nadruk op wees, dat het Kerkbestuur wellicht aan het Zendingsnoodbestuur zou moeten verzoeken om de gegeven toezegging terug te geven. Verder, meent hij, kan het Kerkbestuur niet gaan. Hij stelt voor eerst af te wachten welke vacatures er komen, om goed te kunnen beoordeelen of het inderdaad noodig is ons woord inzake Ds. Van der Linde van de zending terug te vragen. Besloten wordt Ds. Van der Linde voorlopig op zijn brief te antwoorden en in de volgende vergadering hierop terug te komen. b. Ds. Tumbelaka zegt voor de volgende vergadering een verslag toe van zijn bersprekingen met leden van de K.G.P.M. Ds. Tumbelaka sluit de vergadering met gebed. Vastgesteld in de vergadering van 21 Apr. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /79./
Notulen van de lle vergadering van het Kerkbestuur gehouden Op Maandag 24 Maart 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
82
Dr. E. De Vries
)
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Conferentie Inlandsch-leeraars. Ingekomen zijn de conclusies van de in de afgeloopen
week gehouden conferentie van Inl. leeraars. Deze worden om advies in handen gesteld van de commissie voor de zaken der Maleische gemeenten. 2.
Arbeid reserve-vlootpredikanten. De Secretaris deelt mede, dat de vlootpredikant Ds. S.
Oegema met hem de vraag besprak, wie van de reservevlootpredikanten in actieven dienst zou kunnen worden opgeroepen nu Ds. S. van Hoogstraten wegens zijn benoeming tot gedeputeerde van de provincie Oost-Java niet in actieven dienst kan blijven. De Gereformeerde Kerken zijn niet bereid Ds. Meijnen volledig af te staan. Ds. S. Oegama vroeg of het Kerkbestuur Ds. Lindeijer volledig zou kunnen afstaan, dan wel bereid zou zijn tot een regeling, waarbij Ds. Lindeijer en Ds. Meijnen elk voor eenige maanden zouden worden opgeroepen. Ook opperde hij de mogelijkheid van benoeming van Dr. Van Selms tot reserve-vlootpredikant. Besloten wordt voorlooping te antwoorden, dat op deze vragen pas een antwoord zal kunnen worden gegeven wanneer de Nederlandsche Regeering beslist zal hebben over de benoeming van een predikant voor het leger in Engeland. 3.
Salaris Ds. E.C. Burgstede De Voorzitter stelt in aansluiting aan een met Ds.
Burgstede gevoerde bespreking voor diens salaris te /80./ bepalen op hetzelfde bedrag als dat de andere tijdelijke Ind. Predikanten n.l. op het Gouvernements beginsalaris van f. 190,-- + de eerste verhooging van f. 45,-- en verder het bedrag van f. 50,-- dat Ds. Burgstede thans van particulieren ontvangt voor representatiekosten, buiten beschouwing te laten. Ds. Burgstede derft hiertegenover de vrije geneeskundige behandeling, die hij bij de
83
zending had, terwijl hij ook meer moet betalen voor huur en representatiekosten. Dien overeehkomstig wordt besloten. Ds. Keers zal met den Kerkeraad te Tjimahi erover spreken of het bedrag van f. 50,-- dat thans door particulieren wordt bijeen gebracht, niet door het kerkfonds kan loopen. In verband hiermede wordt de vraag gesteld of Ds. Burgstede niet in de formatie van godsdienstleeraars zou kunnen worden opgenomen op de vrijgekomen plaats van den Heer Schaefer. Ds. Keers herinnert eraan, dat de Heer Le Mat hierom ook reeds vroeg en Ds. Kostelijk wijst erop, dat Soerabaia zich dan financieel achtergesteld zou voelen. Besloten wordt dit punt in juli na de vaststelling van de begrooting van het Departement opnieuw aan de orde te stellen. 4. Conferentie Indisch-Predikanten De Predikant-Voorzitter van Timor heeft bij brief van 24 Febr. (agno. 672) een verzoek doorgezonden van Ds. R. van Alphen tot het houden van een conferentie van alle Ind. Predikanten. Ds. R. Van Alphen meent, dat de deelnemers zelf de kosten geheel of gedeeltelijk wel zullen willen betalen. Besloten wordt tot een dergelijke conferentie thans niet het initiatief te nemen, daar er wegens de groote afstanden voor allen zeer veel tijd mee gemoeid zou zijn en de kosten zeer hoog zouden worden, omdat betwijfeld wordt of de Ind.-Prdikanten bereid zouden zijn de kosten te dragen. 5. Benoeming Inl. leeraars le klasse De Secretaris deelt mede, dat de in de formatie /81./ van Inl. leeraars le klasse verscheidene plaatsen vrij zijn en vraagt of thans tot benoeming moet worden overgegaan of dat misschien ter ontlasting van de begrootingspost hiermee eenigen tijd moet worden gewacht. Besloten wordt in ieder geval de vaststelling van de begrooting af te wachten, doch alvast van de Predikant-Voorzitters opgaaf te vragen van dengene, die voor benoeming in aanmerking
84
zouden komen, onder mededeeling dat deze benoeming nog wel eenigen tijd op zich kan laten wachten. 6. Verzoek Ds. W.G.Reddingius om vacantie Van Ds. Reddingius is (agno. 856) het verzoek ingekomen om 2 maanden verlof daar hij 6 jaar werkzaam is en in de laatste tijd bijna geen vacantie had. Hij verzoekt gedurende zijn vacantie hem te doen vervangen. De Voorzitter herinnert eraan, dat Ds. W.G. Reddingius niet zoolang geleden ziekterverlof heeft gehad en wijst erop, dat het onmogelijk is voor 2 maanden een vervanger aan te wijzen. Bovendien kan in dezen tijd van elkeen verlangd worden, dat hij zoolang mogelijk op zijn post blijft. Besloten wordt te antwoorden, dat er geen bezwaar tegen bestaat, dat Ds. Reddingius, niettegenstaande de tijdsomstandigheden het gewone jaarlijksche verlof neemt van 3 weken, maar dat er voor een langer verlof geen aanleiding bestaat. Ook wordt besloten in een circulaire aan de predikanten enz, mede te deelen, dat het standpunt van het Kerkbestuur inzake vacanties hetzelfde is als dat van het Gouvernement, n.l. dat de gewone vacantie (bij het Gouvernement 12 dagen, voor de predikanten volgens oude gewoonte 3 weken) ook in dezen tijd doorgaat, maar dat het Kerkbestuur opgave verzoekt van de te nemen vacantie, die natuurlijk zooveel mogelijk dient te vallen tijdens de schooldvacanties. 7.
Preekbeurten Cheribon-Tegal Op verzoek van Ds. Boere om eenige hulp te verleenen
voor de preekbeurten in het ressort (zie blz. 57) hebben de predikanten van Batavia geantwoord, dat zij hiertoe wel bereid zijn, doch gaarne een overzicht zouden hebben van de /82./ diensten van Ds. Boere om de noodzakelijkheid van de verleende hulp te kunnen beoordeelen. De Voorzitter acht het niet juist, dat de predikanten deze noodzakelijkheid zelf nog eens willen beoordeelen, nu het
85
Kerkbestuur daarvan overtuigd is. Er wordt van de predikanten van Batavia samen slechts één beurt in de 8 weken gevraagd. De Heer Van Otten stemt hiermee in. Hij acht de vraag van de predikanten ongepast. Ds. Kostelijk wijst erop, dat Ds. Boere wel veel godsdienstoefeningen houdt maar dat hij deze altijd op Zondag wil houden, wat niet noodig is. Het Kerkbestuur heeft door Ds. Boere met deze 2 ressorten te belasten uitgesproken, dat het werk wel door één predikant gedaan kan worden. Ds. Boere vergeet, dat er in de groote plaatsen behalve de godsdienstoefeningen zooveel ander werk is. Besloten wordt den predikant te antwoorden, dat de noodzakelijkheid van de te verleenen hulp reeds door het Kerkbestuur beoordeeld is en verder van Ds. Boere een rooster te vragen van zijn preekbeurten om na te gaan op welke dagen hulp noodig is. 8.
Verzorging Probolinggo De Voorzitter wijst erop, dat door het langdurig
ziekteverlof van Ds. Kolman een tijdelijke voorziening noodig is voor de verzorging vat het ressort Probolinggo. Wanneer vast staat of de Kerk nog predikanten moet missen voor de vloot en voor de weermacht in Engeland, kan nagegaan worden of er een predikant in het ressort kan worden geplaatst. Spr. stelt voor de predikanten van Soerabaia te belasten met de verzorging van Probolinggo, Pasoeroean en Loemadjang en de verzorging van Djatiroto voorloopig op te dragen aan den predikant van Djember. Aldus wordt Besloten. 9.
Arbeid onder Chineezen op Riouw Ingekomen is een brief van den Inl. leeraar A.A. Mohede
te Tg. Pinang, waarin hij wijst op de noodzakelijkheid van arbeid onder de duizenden Chineezen in de Res. Riouw. Bij de bepsreking wordt erop gewezen, dat deze arbeid van Java uit onmogelijk is, daar de Chineezen op /83./ Riouw geheel anders georiënteerd zijn dan die op Java. Deze arbeid zou
86
moeten plaats hebben van China of van Malaka uit door aldaar werkende organisaties of althans met kracht, die daar zouden moeten worden gezocht. Het is thans niet doenlijk dit werk ter hand te nemen. De arbeid onder de Chineezen in Indië zal echter de aandacht van onze Kerk moeten blijven hebben. 10. Kerkbouw Makassar In zijn brief van 4 April (agno. 1066) vraagt Ds. Verdenius steun uit de algemeene fondsen voor den kerkbouw te Makassar. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Verdenius ook financieele steun gevraagd heeft van de Moluksche en Minahassische kerken en van het ressort Timor. De Molukken zullen misschien f. 1000,-- bijdragen. Spr. meent dat uit de algemeene fondsen geen steun aan kerkbouw kan worden verleend, daar deze dan aan zeer vele gemeenten zou moeten worden gegeven. Dr. De Vries wijst erop, dat Makassar voor de Kerk wel een strategisch belangrijk punt is en de kerk er zonder hulp van buiten niet kan komen. Hij meent, dat er in dit bijzondere geval wel reden is tot eenigen steun. Hoewel de gemeente nog zware financieele verplichtingen heeft uit vroeger tijd, is er toch wel kans dat zij dan het verder benoodigde kapitaal bijeen kan brengen. De Voorzitter zou dan toch niet willen beginnen met steun, doch zou dit pas willen overwegen wanneer 2/3 van het bouwkapitaal bijeen zal wezen. Spr. erkent, dat Makassar een sleutelpositie is, maar de sterkte daarvan hangt niet af van een kerkgebouw, maar van de innerlijke opbouw van de gemeente. Ds. Keers meent, dat voor de meeste diensten de ruimte in de Kerk te Makassar wel voldoende is. Besloten wordt te antwoorden, dat de Kerkeraad op zijn verzoek kan terugkomen, wanneer 2/3 van de bouwsom bijeen zal zijn. 11. Conclusies uit de besprekingen met de Predikant-Voorzitters.
87
Besloten wordt aan de Predikant-Voorzitters mede te
deelen, dat geen conclusies uit de gehouden besprekingen /84./ zullen worden erkend, die niet schriftelijk zijn vastgesteld en hen uit te noodigen de punten, die niet in een brief vastgelegd zijn, nog eens schriftelijk voor te brengen. a. Instelling Timorkerk. Uitgesproken wordt, dat het Kerkbestuur ermee accoord gaat, dat voortgegaan wordt met den opbouw van de Timorkerk in de lijn van de vroeger ingediende ontwerpen. De Predikant-Voorzitter zal worden uitgenoodigd deze ontwerpen (eventueel eenigszins gewijzigd) ter formele goedkeuring toe te zenden. b. Positie en toekomst H.T.Sers. Uitgesproken wordt, dat het Kerkbestuur vasthoudt aan het beginsel, dat de H.T.Sers eerst als gemeentevoorgangers behooren werkzaam gesteld te worden. Ditmaal zijn zij in verband met de vele vacatures van Classis-Voorzitters en Afdeelingshoofden terstond in deze functie benoemd, maar er moet rekening gehouden worden met het feit, dat dit in de toekomst niet het geval zal wezen. Voorts is het niet zeker, dat alle abituriënten ClassisVoorzitters zullen worden, het is ook zeer goed mogelijk dat zij gemeente voorgangers blijven. Hierin zal dan ook in het geheel niet behoeven te worden gezien een mindere taak dan die van Classis-Voorzitters. Ook als gemeente voorgangers van een groote gemeente zullen zij in de tweede schaal kunnen overgaan. Overgang reeds thans naar de 2e kolom is niet mogelijk, daar de 2e kolom pas bij het 3e dienstjaar aanvangt. Vóór de toekenning van de eerste salarisverhooging en vóór eventueele overgang naar de tweede kolom zal rapport over den arbeid gevraagd worden van het Synodaal Bestuur. De titel van alle Indisch-Predikanten zal voorloopig (totdat de Alg. Synode anders zou beslissen) in het Nederlandsch zijn; “de Weleerwaarde Heer Ds.” in het Maleisch: “Toean jang Moetabir Pendita.”
88
Besloten wordt van dit één en ander kennis te geven aan
den Rector van de H.T.S. ter mededeeling aan de leerlingen. Over toelagen aan Ind. Predikanten beslist in de /85./ Groote Oost het Synodaal Bestuur met advies van den Kerkeraad, buiten de Groote Oost de Kerkeraad na overleg met het Kerkbestuur. Uitgesproken wordt, dat het billijk is, dat, wanneer een Ind. Predikant (H.T.Ser)(mits niet op verzoek van die Kerk zelve) wordt geplaatst in een andere zelfstandige Kerk dan waarvoor zij zijn opgeleid of naar de Prot. Kerk buiten de Groote Oost, de door de Kerk, die hen deed opleiden, betaalde studiekosten worden overgenomen, verminderd met 1/6 gedeelte voor elk jaar dat zij reeds hebben gediend. c. Vastgesteld wordt, dat het Kerkbestuur en de Predikant-Voorzitters de voorkeur geven aan den titel Pendita voor de Maleische gemeente-voorgangers. Voor de vaststelling van deze titel zal echter afgewacht worden het advies van de Commissie voor Kerkorde. Deze titel komt echter alleen toe aan degene, die het recht tot sacramentsbediening hebben, zoolang zij dit niet hebben zullen zij beschouwd worden als candidaat Pendita. Aan het Gouvernement zal voorgesteld worden naast de salarisschaal voor Inl. leeraars (Pendita’s) een nieuwe schaal in te voeren voor deze candidaat-Pendita’s. Benoeming tot Pendita en dus toekenning tot recht van sacramentsbediening zal plaats hebben na minstens 2 jaar gemeentearbeid, dan zal ook de bevestiging tot voorganger plaats hebben. Er bestaat geen bezwaar tegen, dat degene die tot Pendita bevestigd zijn den toga dragen. Voorkeur wordt gegeven aan het Minahassische model. Op het examen voor Inl. leeraars te So’e behooren de candidaten ook in de dogmatiek te worden geëxamineerd. d. Positie van Goeroe Djoemaat.
89
Vastgesteld wordt, dat de besprekingen ter conferentie
over de vraag hoe de positie van goeroe djoemaat in de toekomst moet worden geregeld, niet tot conclusies hebben geleid. e. Inl. leeraars buiten de Groote Oost. Aan het Synodaal Bestuur in de Molukken zal gevraagd worden of voorgangers beschikbaar zijn voor eenige plaatsen: Ambarawa, Zuid-Sumatra, Fort de Kock en eventueel /86./ Solo en Makassar. f. Predikanten voor de Groote Oost. De bespreking over de vraag hoe in de toekomst predikanten te vinden zijn voor de Groote Oost en hoe deze voor hun taak moeten worden voorbereid wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. g. Administratie. Inzake de klacht van Ds. Locher, dat klerken, na ingewerkt te zijn vaak spoedig overgaan naar landskantoren, wordt besloten Ds. Locher te adviseeren de klerken erop te wijzen dat de Kerk voor hen op den duur een pensioenverzekering zou kunnen sluiten. h. Grondrechten in de Molukken. De Voorzitter deelt mede met den Resident der Molukken afgesproken te hebben, dat de Kerk eigendoms- of bezitsrechten zou kunnen krijgen op de gronden, waarop de kerk staat. Dr. De Vries wijst erop, dat geen Europeesche eigendomstitel noodig is, doch slechts Inlands bezitsrecht. Besloten wordt aan het Synodaal Bestuur te vragen of, deze zaak voortgang heeft. i. Drukkerij te Amboina. De heer Aijal pleit voor een eigen drukkerij van de Kerk.
90
De Voorziter stemt hiermede niet in en wijst er ook op,
dat de beide bestaande drukkerijen niet te koop zijn en dat voor een derde geen licentie wordt verleend, wanneer de twee bestaande eenigszins behoorlijk beheerd worden. Uitgesproken wordt, dat het niet gewenscht is, dat de Moluksche Kerk een eigen drukkerij exploiteert. j. Reisgelden. De maandelijksche toelage wordt (met ingang van 1 Mei) voor de Molluken van f. 729,-- gebracht op
f. 750,--
voor de Minahassa “
f. 612,-- gebracht op
f. 575,--
voor de Timor “
f. 270,-- gebracht op
f. 325,--
te samen
f. 1611,--
f. 1650,--
Timor zal tot dekking van de achterstand ineens /87./ een tegemoetkoming ontvangen van f. 500,--. Timor en Molukken zullen overleg plegen over weer uniforme reisregeling. k. Positie oude Kotta gemeenten. Correspondentie met de gemeente Ambon zal steeds gevoerd worden door tusschenkomst van het Synodaal Bestuur. Het Synodaal Bestuur der Moluksche Kerk zal nadere voorstellen vergezeld van advies van den kerkeraad van Amboina indienen voor de vorming van een classis kotta Ambon waarbij ook Boeroe gevoegd zal worden. De gemeente Koepang zal, nadat daarover instemmend advies zal ontvangen zijn van den Kerkeraad, consequent beschouwd worden als deel van het ressort Timor en afgevoerd worden van de lijst van gemeenten buiten de Groote Oost. l. Schoolzaken Over de event. benoeming van Ds. Van der Wallen tot algemeen schoolbeheerder zal een voorstel van den PredikantVoorzitter te Koepang worden afgewacht. Over de oprichting van één normaalschool voor de Groote Oost zullen de P.V.’s van de Molukken en Timor gegevens opzenden
91
aan den Predikant-Voorzitter te Tomohon, deze zal verslag uitbrengen aan het Kerkbestuur. Toegezien zal worden, dat geen scholen overgegeven worden aan het gouvernement, daar er een streven is het onderwijs uit handen van Kerk en Zending te nemen. m. Zending De Voorzitter herinnert eraan, dat met de Zendingsconsuls een bespreking werd gehouden over Missool, Zuid-Boeroe, Loewoek en Bolaang Mongondow. De Heer Van Randwijk verklaarde, daarbij persoonlijk te zijn vóór overdracht van Missool aan de Moluksche Kerk. Ook was de Heer Van Randwijck persoonlijk vóór de overdracht van Zuid-Boeroe, doch hij wilde eerst onderzoeken hoe de bevolking zelf hiertegenover staat. Hij zal hierover ook aan Ds. Poot schrijven, die zoo noodig op Boeroe overleg zal plegen. De Heer Van Randwijck was van oordeel, dat er geen overwegend bezwaar tegen bestond om zonder contact /88./ met Nederland een beslissing te nemen over de ruiling van BoloangMongondow en Loewoek. Hij meende, dat de ruiling vroeger niet was afgestuit op verzet van Zendeling Neyenhuis, maar een gevolg was van de bezwaren van de bevolking. De Voorzitter meent echter, dat er vroeger ook financieele bezwaren waren, zonder die zou de Heer Crommelin wel gunstig geadviseerd hebben. Aan deze bezwaren is de Kerk thans bereid tegemoet te komen, zij wil de 2 werkkrachten geven, die de Zending toen vroeg. De Voorzitter stelt thans voor aan de Zendingsconsuls te verzoeken een verder onderzoek naar deze zaak te willen instellen en te komen met een financieele berekening. Aldus wordt besloten. n. Maleische litteratuur De Predikant-Voorzitters zullen opgave zenden van de litteratuur, die zij voor vertaling in het Maleisch geschikt achten.
92
m. Fondsen.
Voor bijdrage van de Molukken aan het C.U.F. , zie blz. 40: Het K.B. stempt ermede in, dat de betalingen van Timor voor het C.U.F aanvangen met 1941. Aangaande de Minahassa deelt de Voorzitter mede: deze Kerk kan het geheele plan onmogelijk ineens uitvoeren, haar geheele bijdrage zou komen op f. 7440,--, aangezien zij echter ongeveer f. 6000,-- aan salarissen van candidaat Inl. leeraars betaalt, zal voorloopig genoegen moeten worden genomen met een bijdrage van f. 1400,--. Op den duur zal de toestand zoo moeten worden, dat de candidaat Inl. leeraars voor de helft uit het C.U.F. en voor de andere helft door de Minahassische Kerk worden betaald, dan zal de bijdrage moeten worden f. 4400,--. Het Kerkbestuur verklaart zich hiermede accoord. Uitgesproken wordt, dat geen onroerende goederen mogen staan op naam van den Predikant-Voorzitter, en dat het ook niet juist is, dat deposito’s op zijn naam staan. 12. Verzorging Donggala. Besloten wordt voor de verzorging van de leden /89./ der Protestantsche Kerk te Donggala te plaatsen Ds. Kansil. Ds. Kostelijk zegt als Voorzitter van het C.C. toe, dat, wanneer later om goeroes gevraagd zal worden, het Comité een actie zal beginnen on de gelden hiervoor te verschaffen, in ieder geval zal wel aanstonds f. 50,-- hiervoor beschikbaar zijn. 13. Gezangboeken voor Londen Van Ds. J. van Dorp te Londen is (25 Nov.’40, agno. 880) het verzoek ingekomen om toezending van 3 à 400 Gezangbundels, daar bij de vernietiging van de oude Hollandsche Kerk ook alle kerkboeken verloren gingen. Daar dit aantal in Indië niet meer te verkrijgen is wordt besloten via Aneta en het A.P.K. een oproep te verspreiden tot toezending van gezangboeken aan het Kerkbestuur, om op die wijze een voldoend aantal bijeen te brengen.
93
14. Rondvraag Geen opmerkingen. Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 Mei 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /90./ Notulen van de 12e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Vrijdag 4 April 1941. _____________ Aanwezig zijn:
Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en deelt mede, dat deze enkele dagen vervroegd moest worden wegens afwezigheid in de volgende week van den Vice-Voorzitter. Ds. Kostelijk kan wegens aannemingsbijeenkomsten niet aanwezig zijn, het agendum is echter ‘s morgens met hem besproken. De Voorzitter stelt hierop achtereenvolgens aan den orde: 1. Notulen. De notulen van de 6e vergadering worden met enkele kleine wijzigingen vastgesteld. De Heer Van Otten wijst erop, dat in deze vergadering besloten werd gedurende de aanwezigheid van de Predikantvoorzitters een bespreking met de zendingsconsuls te houden over de strategie der zending, welke bespreking niet heeft plaats gehad.
94
De Voorzitter herinnert eraan, dat wel met de
zendingsconsuls besproken werd over verschillende terreinen: Loewoek, Bolaang, Mongondow en Misool. 2. Gezangbundel. De Voorzitter deelt mede, dat van Ds. Lindeijer en den Heer L.A.F. Le Mat bericht inkwam dat zij samengesteld hebben een “Prot. gezangboek voor Ned. Indië” bevattende een aantal der Psalmen en Gezangen en liederen uit andere bundels. Ds. Lindeijer en de Heer Le Mat hebben dit geheel op eigen gelegenheid gedaan zonder eenig overleg met het Kerkbestuur. /91./ Spr. acht dit een zeer ondisciplinaire daad, niet alleen tegenover het Kerkbestuur maar ook tegenover de Algemeene Synode, die een Liederenbundel-commissie instelde. Ook meent hij dat kerkelijke tijd gebruikt is voor overbodig werk, daar een soortgelijke bundel van Ds. Kostelijk en Ds. Tichelaar reeds lang gereed ligt. Aan dezen bundel is zeer veel zorg besteed en er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de bundel Lindeijer-Le Mat beter zou zijn dan deze. De Voorzitter is van oordeel, dat thans het plan van het Kerkbestuur om een voorziening te treffen zoo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd wijl er anders grooter verwarring ontstaat. Het Kerkbestuur zal echter niets kunnen doen zonder overleg met de Liederenbundel-commissie, want al wordt een voorziening getroffen van tijdelijken aard deze zal toch nooit nalaten invloed te oefenen op de geheele gang van zaken in de toekomst wat betreft de gemeentezang. Persoonlijk zou spr. het meest voelen voor een herdruk van den nieuwen bundel van de Nederlandsch Hervormde Kerk. De drukkosten daarvan zouden voor 10.000 exemplaren komen op f. 1,89 per exemplaar. Spr. deelt in dit verband tevens mede, dat een herdruk van het uittreksel uit den Hollandschen gezangbundel van Ds. Aris, dat in Holland f. 0,20 kost, in Indië gemaakt kan worden voor f. 0,11 per exemplaar. De auteursrechten zijn bij de Commissie voor rechtsverkeer in oorlogstijd eenigen tijd geleden reeds aangevraagd door
95
Ds. Kostelijk persoonlijk, met de bedoeling daar al vast beslag op te leggen, hij is bereid deze aan de Kerk af te staan. Dr. De Vries wijst erop, dat er voor auteursrechten bij de Commissie gestort moet worden 20% van den verkoop, althans voor dat gedeelte van den bundel waar auteursrechten op zijn. De Heer Van Otten wijst erop, dat de meeste kerkgangers den ouden bundel hebben, deze zou door deze nieuwe uitgave waardeloos worden. Wanneer het Kerkbestuur een nooduitgave zou bezorgen van de meest gezongen psalmen en gezangen uit den ouden bundel, zou deze naast de oude boeken kunnen worden gebruikt. De Voorzitter meent dat ook wel de nieuwe en de oude bundel naast elkaar kunnen worden gebruikt door de /92./ nummers der liederen dubbel op te geven. Na eenige verdere discussie wordt geconcludeerd, dat het Kerkbestuur geen stappen kan nemen alvorens met de Liederenbundelcommissie overleg te hebben gepleegd, dat echter intusschen gezorgd moet worden zekerheid te krijgen dat de Commissie voor rechtsverkeer aan niemand anders dan aan de Prot. Kerk het recht tot uitgave zoowel van den ouden bundel Gezangen als van den nieuwen bundel zal geven. Dr. De Vries neemt op zich zoo spoedig mogelijk deze zaak te zullen bespreken met de Commissie voor rechtsverkeer. De Voorzitter deelt mede, dat aangaande den datum voor de vergadering van het Kerkbestuur en de Liederenbundelcommissie reeds overleg gepleegd is met den Voorzitter der commissie, deze kan zich vereenigen Dinsdag na Paschen 15 April. Besloten wordt op dien dag met de commissie te vergaderen des avonds om 6 uur. De commissie heeft dan gelegenheid in den morgen te vergaderen. 3.
Positie der gemeente Paloppo. De Voorzitter herinnert eraan dat de gemeente Paloppo,
zoowel Toradja’s als Ambonezen enz. tot nog toe verzorgd werden door den zendeling van den Gereformeerden Zendingsbond. In den laatsten tijd is bij de leden, die door afkomst tot onze Kerk behooren het verlangen opgekomen om een zelfstandige gemeente
96
onzer Kerk te vormen. De Toradja gemeente zal dan uiteraard geheel bij de zending blijven. Thans is ingekomen een brief van Ds. Brokken (4 Febr. agno. 453), waarin hij meedeelt, dat op een bijeenkomst met de Conferentie van zendelingen van den Gereformeerden Zendingsbond er overeenstemming werd bereid over het plan dat de gemeente Paloppo erkenning zal vragen als gemeente der Prot. Kerk, dat die gemeente in contact zal staan met de andere gemeenten in Zuid-Celebes, doch dat de zendeling te Paloppo waarnemend predikant zal worden. Bij nader schrijven van Ds. Brokken van 7 Febr. werd echter medegedeeld, dat de instemming van de Conferentie met dit voorstel nog niet zeker was. De zendeling te Paloppo H.C. Heusdens deelde (10 Maart, agno. 792) /93./ mede, dat hij persoonlijk er geen bezwaar tegen zou hebben zich geheel van de gemeente terug te trekken. Van vele leden van de gemeente kwam (agno. 626) het verzoek in bij de Prot. Kerk te mogen behooren. Tenslotte schreef (20 Maart agno. 942) de conferentie van zendelingen, dat de gemeente van de Prot. Kerk voor gebruik van kerkgebouw zou moeten betalen f. 15,-- per maand. Ds. Kostelijk adviseerde voorloopig Ds. Brokken met het toezicht op Paloppo te belasten, omdat er daar blijkbaar tegenzin bestaat tegen de leiding van den tegenwoordigen zendeling. Later kan eventueel een zendeling tot waarnemend predikant worden benoemd. Voorts acht Ds. Kostelijk een bijdrage van f. 15,-- per maand voor gebruik van kerkgebouw te hoog. Ds. Keers wijst erop, dat deze bijdrage hoog is in verband met het feit dat het gebouw voor een groot deel betaald werd door leden onzer Kerk. De Secretaris wijst erop, dat er geen uitdrukkelijke verklaring aanwezig is van den Kerkeraad over den wensch der gemeente. De Voorzitter is van oordeel dat de geheele zaak te onzeker is om een beslissing te nemen. Hij stelt voor van den Kerkeraad een uitdrukkelijke verklaring te vragen en daarbij tevens inlichtingen te vragen over de bezoldiging van den goeroe en aan de conferentie van zendelingen te schrijven, dat naar het oordeel van het Kerkbestuur, het kerkgebouw aan de gemeente
97
behoort en dat dus wanneer een deel van de gemeente overgaat naar de Prot. Kerk ook een deel van de rechten van het gebouw overgaat. Aldus wordt besloten. 4.
Godsdienstleeraar Solo. Van den Kerkeraad in Solo is (28 Maart, agno. 955) het
verzoek ingekomen om plaatsing van een godsdienstleeraar door het Kerkbestuur, daar alleen op die wijze aan een dergelijke kracht een vaste positie is verzekerd. De Kerkeraad wijst erop, dat bij vluchtig bezoeken van de geheele gemeente bleek hoezeer het huisbezoek verwaarloosd is en hoe noodig vermeerdering van arbeidskrachten is. Dr.de Vries wijst erop, dat er weinig kans is dat dit /94./ door een benoeming van een godsdienstleeraar veel veranderen zal daar de geconstateerde verwaarloozing plaats had in een periode, waarin Solo een godsdienstleeraar had. De Voorzitter zou er bezwaar tegen hebben een godsdienstleeraar in dienst der Kerk te benoemen, daar dit op den duur consequenties zal meebrengen betreffende pensioen enz. en het ook in verband met de vraag of de functie van godsdienstleeraar in de Prot. Kerk zal blijven bestaat ongewenscht is thans nog iemand in die functie te benoemen. Er is generlei bezwaar tegen, dat de gemeente Solo een hulkracht benoemt doch dan liever niet onder den naam “godsdienstleeraar”, men spreke liever van “godsdienstonderwijzer” of “evangelist”. Besloten wordt in dien geest te schrijven. 5.
Overplaatsing Ds. W.H. Tutuarima. Ingekomen is van Ds. Tutuarima het telegrafisch verzoek
(agno. 1053) om zoo spoedig mogelijk van Ambon te mogen vertrekken en de Stovil te mogen overgeven aan Ds. Marantika. De Voorzitter herinnert eraan, dat besloten werd Ds. Tutuarima voorloopig op Java te plaatsen. Hij acht het echter ongewenscht dat Ds. Tutuarima vertrekt vóórdat de PredikantVoorzitter terug is.
98
De Voorzitter deelt in dit verband mede, dat hij tot
zijn verbazing vernam dat Ds. Van Oest pas na Paschen naar Ambon terug denkt te gaan. Hij is van oordeel Ds. Van Oest wat meer spoed had kunnen maken om op zijn post terug te keeren. Besloten wordt Ds. Tutuarima te seinen, dat slechts indien zijn gezondheidstoestand blijven onmogelijk maakt, hij van Ambon mag vertrekken vóór de terugkeer van de PredikantVoorzitter. 6.
Bestuurslid “Oranje Nassau”. Het Bestuur van de Stichting “Oranje Nassau” heeft voor
de vervulling van de vacature Gottschal in dat Bestuur voorgedragen den Majoor der Administratie Z. de Haan. Besloten wordt deze te benoemen (aftredend 3 Aug. 1942). /95./ 7.
Benoeming Kerkeraadslid Medan. Besloten wordt voor Dr. W.R. Weisfelt te Medan, die nog
geen jaar te Medan woont en sedert kort lid der gemeente is, dispensatie te verlenen van de bepaling, die zijn benoeming tot lid van den Kerkeraad in den weg staat. 8.
Zelfstandigverklaring Singaradja. Van Ds. S. van der Linde is het voorstel ingekomen de
gemeente Singaradja te erkennen als zelfstandig gemeente. De Secretaris herinnert eraan, dat deze zelfstandig verklaring reeds meermalen ter sprake is gebracht en dat het gewenscht is dat op Bali althans één kerkeraad kan optreden. Besloten wordt Singaradja te erkennen als zelfstandige gemeente met benoemden Kerkeraad en als haar ressort aan te wijzen het eiland Bali. 9.
Overplaatsing Ds. H.H. van Herwerden naar Batavia. Van Ds. Van Herwerden is (28 Maart agno. 981) het
verzoek ingekomen om begin Juli naar Batavia te mogen vertrekken. Hij vraagt ditmaal niet weer wijziging in de plannen te brengen en
99
somt een reeks van gevallen op, waarin het Kerkbestuur zijn belofte tegenover hem niet zou hebben gehouden. De Voorzitter wijst erop, dat deze brief op hem niet een prettige indruk heeft gemaakt, op verschillende punten kan hij ook verzekeren dat de voorstelling van Ds. Van Herwerden onjuist is. Besloten wordt in de volgende vergadering op dezen brief terug te komen. 10. Rondvraag. Dr. De Vries deelt mede, een brief te hebben ontvangen van Ds. S. van Hoogstraten, waarin deze de mogelijkheid oppert van inschakeling van Ds. J.L. Ramp voor de verzorging van de vloot. Zal nader besproken worden nadat de brief in rondlezing is geweest Aldus vastgesteld in de vergadering van […] Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /96./ Notulen van de 13e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 15 April 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorziter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Ds. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Verder zijn aanwezig van de Commissie van den Liederenbundel Het moderamen: Ds. J. Hofker Hr. W.J.J. de Does Ds. K. Kostelijk
-
Voorzitter
-
Secretaris
100
en de Leden:
Hr. A. van As Ds. C.B. Boere Ds. K.G. Eckenhausen Ds. W.C. de Jong Ds. F. E.T. Kelling Hr. L.J. Russer Hr. P.J. Slikkeveer Ds. P.A. Tichelaar
den Heer S. Reidsma is, daar de schoolvacantie geëindigd is, verhinderd de vergadering bij te wonen, hij heeft een uitvoerig advies ingezonden, dat aan alle leden is uitgedeeld. De Voorzitter opent de vergadering en heet in bijzonder de leden van de Liederenbundel-Commissie welkom. Hij spreekt zijn voldoening er over uit, dat deze gemeenschappelijke bespreking kan plaats hebben, zegt dank voor den reeds verrichten arbeid en spreekt de hoop uit, dat de bespreking tot een goed resultaat zal leiden. Hij verzoekt daarop den Voorzitter van de Commissie mededeeling te doen van het advies der Commissie inzake de spoedige uitgifte van een nieuwen bundel, dat reeds bezig is te ontstaan. De Voorzitter der Commissie Ds. J. Hofker deelt mede, /97./ dat in de ochtendvergadering, waarin de leden op twee na tegenwoordig waren, de Commissie na een uitvoerige bespreking in hoofdzaak kwam tot een eenparig advies. Zij stelt voor den Psalmenbundel in zijn geheel in het kerkboek op te nemen in de berijming van Hasper. Zij acht de daarin aangebrachte veranderingen in de liederen geen bezwaar, omdat zooveel uitdrukkingen vreemd zijn geworden en Indië toch minder gebonden is aan traditie dan Nederland. Wat de gezangen betreft zou de Commissie willen uitgaan van den bundel van Hasper. Ds. Kelling heeft een lijst gemaakt van 270 liederen daaruit, die gebruikt worden. Hieronder zijn vrijwel alle eenigszins bekende liederen uit andere bundels, deze lijst zal gemultipliseerd en nog eens gecontroleerd worden.
101
Daarnaast zou de Commisie samen willen stellen een
supplement van enkele 10-tallen liederen uit andere bundels, die in Hasper worden gemist of er in zulk een vorm in voorkomen, dat zij voor overname niet geschikt zijn. De Commissie geeft aan deze werkwijze de voorkeur boven het herdrukken van een bestaanden bundel, het laatste zou wel sneller kunen gebeuren, doch zij meent dat er nog genoeg oude boeken zijn om te kunnen wachten tot de door haar ontworpen bundel gereed is. Wat een bundel voor Zondagsscholen enz. betreft: wanneer het kerkboek gereed is, is het mogelijk daaruit voor dit doel een bloemlezing te maken. De Commissie acht het gewenscht, dat er tusschen deze beide bundels overeenstemming bestaat daar het zingen op catechisaties en Zondagsscholen gericht moet zijn op het later deelnemen aan de godsdienstoefening. De Voorzitter vraagt ter verduidelijking of de Commissie dus den bundel Kostelijk-Tichelaar en den nieuwen bundel Van de Ned. Herv. Kerk heeft verworpen. Ds. Hofker antwoordt, dat het de bedoeling is uit deze bundels liederen in het supplement op te nemen. De Voorzitter wijst erop, dat Ds. Hasper verklaard heeft slechts accoord te kunnen gaan met uitgave van den geheelen bundel of van een bloemlezing door hemzelf samengesteld. Ook meent spr., dat er in de gemeenten veel verzet bestaat /98./ tegen den Hasperbundel. Ds. Kelling verzekert, dat de gemeente dezen bundel gemakkelijk accepteert. De Voorzitter meent, dat Ds. Kelling het verzet van de gemeente onderschat, spr. heeft in Mr. Cornelis vernomen, dat de gemeente groot bezwaar heeft tegen wat zij noemt het “drijven” van Ds. Kelling op dit punt. Ds. Keers wijst op het bezwaar van de vele wijzigingen in tekst en melodie in den Hasperbundel. Ds. Hofker antwoordt, dat, wanneer een lied in dezen bundel teveel gewijzigd is, dit niet daaruit, maar uit een anderen bundel wordt overgenomen.
102
De Secretaris meent, dat Ds. Hasper zich uitdrukkelijk
het recht heeft voorgehouden om zelf het toezicht te hebben op de samenstelling van een bloemlezing, hij leest gedeelten uit vroegere corespondentie voor, waaruit dit z.i. duidelijk blijkt. Spr. meent dat het niet gepast is thans, nu geen contact met Ds. Hasper mogelijk is, hiertegen in te gaan. Ds. Kostelijk zegt, dat de Commissie deze moeilijkheid ernstig onder oogen heeft gezien en van oordeel is dat tegen het maken van selectie buiten den samensteller om geen bezwaar bestaat. De Voorzitter wijst erop, dat de commissie verder gegaan is dan de opdracht van de Synode, haar taak was de drie bundels (Hasper, niuwe Hervormde bundel, bundel KosTelijk-Tichelaar) te beoordeelen. Ds. Hofker en de Secretaris meenen, dat de opdracht van de commissie ruimer was en niet beperkt tot het doen van een keuze uit de drie bundels. De Heer Van As. Vraagt een nadere omschrijving van wat het Kerkbestuur thans van de commissie vraagt. De Voorzitter antwoordt, dat het Kerkbestuur allereerst op korten termijn een bundel ter beschikking van de Kerk wil stellen met het oog op het bestaande tekort. De door de commissie voorgestelde werkwijze acht hij daartoe vrij ingewikkeld. Voorts wijst spr. erop, dat deze bundel kostbaar zou worden. De Heer Russer zou het betreuren, als de Synodale bundel werd uitgevoerd, nu de commissie zich uitdrukkelijk /99./ daartegen heeft uitgesproken, speciaal vanwege de Psalmen. Geeft ons, zegt spr., drie maanden tijd voor de keuze van de gezangen en de commissie kan aan de opdracht van het Kerkbestuur voldoen. Daarbij wil spr. een woord van protest laten hooren naar aanleiding van het geval Lindeijer-Le Mat. Het op eigen initiatief samenstellen van een bundel door deze beide heeren acht hij een eigenmachtig optreden, waardoor de rechten van de Synode, het Kerkbestuur en de Commissie zijn miskend.
103
De Voorzitter meent, dat de geheele vergadering zich wel
bij dit protest zal kunnen aansluiten. Spr. wijst erop dat het boek ook niet gedrukt kan worden. Ds. Eckenhausen meent dat het wel gedrukt kan worden, omdat er geen muziek bij staat. Dr. De Vries zegt, dat het slechts het licht kan zien, waneer de Kerk afziet van het uitgeven van een bundel voor catechisatie enz. Ds. Hofker wijst erop, dat de commissie voorstelt zulk een bundel wel uit te geven, nl. als selectie uit het kerkboek. De Heer Van Otten vraagt zich af hoe Ds. Lindeijer kan zeggen niets te weten van het bestaan van een Liederenbundelcommissie. Dr. De Vries wil erop wijzen, dat het op het Bureau voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd een zeer pijnlijken indruk gemaakt heeft, dat daar in den brief van Ds. Tichelaar, die door Ds. Lindeijer werd overgelegd, de eene predikant den anderen beschuldigde van diefstal. Spr. wil uitdrukkelijk uitspreken, dat hij tegen den toon van dezen brief van Ds. Tichelaar ernstig bezwaar heeft. De Voorzitter stemt hiermee in, maar wijst erop dat het de fout van Ds. Lindeijer was dezen brief over te leggen. Ds. Tichelaar heeft er tenminste goed aan gedaan Ds. Lindeijer zoo spoedig mogelijk te waarschuwen, dat zijn uitgave zou stuiten op wettelijke bezwaren, al betreurt hij het, dat de brief niet anders is gesteld. Spr. dringt erop aan deze zaak rustig in eigen kring uit te maken en niet met de verschillen voor de buitenwereld te treden. Spr. verzoekt thans terug te komen tot de vraag /100./ welken bundel thans door de Kerk uitgegeven zal worden. Persoonlijk blijft hij met meest gevoelen voor het herdrukken van den nieuwen bundel van de Hervormde Kerk. Ds. Hofker meent dat er in dezen bundel teveel liederen staan, die er bij de gemeente nooit in zullen komen. Dr. de Vries meent, dat een bundel als door de commissie voorgesteld vrij spoedig gereed kan zijn, de Psalmen liggen klaar,
104
voor de Gezangen kan de commissie de werkwijze volgen, die vroeger al door spr. werd voorgesteld nl. eerst een maximum aantal vaststellen van liederen, dat men wil opnemen, en daarna een stemming houden: liederen die door alle leden worden gewenscht, dan die daarna de meeste stemmen hebben enz. tot het maximum is bereikt. Ds.Kelling: De commissie doet een werk voor vele jaren, daarom moet er een rijke verscheidenheid zijn. De Heer Russer: De geschiedenis wijst uit, dat slechts een klein aantal liederen het eigendom van de gemeente is geworden, een groote bundel is niet noodig, indien slechts een juiste keuze wordt gedaan. Ds. Kostelijk: De geschiedenis wijst ook uit, dat de Indische menschen naast dat kleine aantal liederen uit het Kerkboek veel liederen van De Heer kennen. Ds. Hofker wijst op het groote belang van kerkelijke stijl in het gemeentelied. De Heer Slikkeveer herinnert eraan, dat het in de ochtendvergadering van de commissie reeds heel moeilijk bleek den juisten norm voor het kerklied te komen. Na een discussie over de vraag in hoeverre harmonisaties van de gewenschte liederen in Indië voorradig zijn en in hoeverre die zijn te maken stelt de Voorzitter verder de vraag aan de orde of naast het kerkboek een uitgave voor zondagsscholen enz. noodig is. Ds. Hofker zegt, dat de commissie een selectie uit het kerkboek voor de jeugd zou willen samenstellen, maar daarbij alleen gedacht heeft aan kerkelijk gebruik, niet aan liederen voor scholen, vereenigingen. De Heer Russer meent, dat de keuze voor school en huis gedaan moet worden uit den kerkelijken bundel. Hij vraagt zich zelf af of een afzonderlijken bundel wel noodig is. /101./ Dr. De Vries dringt erop aan niet te doctrinair te zijn, liederen, die niet in een kerkboek thuis hooren, kunnen voor kinderen heel geschikt zijn. Verder dringt hij erop aan in het excerpt voor de jeugd ook Psalmen op te nemen.
105
Ds. Kostelijk wijst op het onderscheid tusschen liederen
voor zondagsscholen en voor huisgezin en kinderkerk. Rondvraag. a. De Heer de Does vraagt of de Secretaris Kerkbestuur zorgt voor de notulen van deze vergadering. Dit wordt toegezegd. b. Ds. Tichelaar dringt erop aan een korte mededeeling in het A.P.K. op te nemen. c. De Heer Van As vraagt wat de termijn is voor het gereedkomen van den bundel. De Voorzitter antwoordt dat z.i. desnoods 1 Juli met het drukken begonnen moet worden. d. Ds. De Jong komt terug op de opmerking van den Voorzitter, dat deze uitgave duur zal worden. Wanneer de kerk op deze wijze een goeden bundel krijgt acht hij het de kosten wel waard. De Voorzitter antwoordt, dat een bundel ook te duur voor de Kerk kan zijn. e. De Heer Slikkeveer verzoekt, wanneer de bundel tot stand gekomen is erop aan te dringen dat in de gemeenten ook deze en geen andere gebruikt wordt. f. De Secretaris zegt wel te gelooven, dat op de door de commissie voorgestelde wijze een goede bundel tot stand kan komen, maar in de eerste plaats blijft hij betwijfelen of de Kerk het recht heeft op deze wijze een bloemlezing uit den bundel Hasper te maken en, zoo zij daartoe juridisch in verband met de oorlogsomstandigheden het recht zou hebben, of het behoorlijk is dit te doen. Voorts zegt hij ernstig er aan te twijfelen of deze bundel en in bijzonder de Psalmenbundel door de gemeenten geaccepteerd zullen worden. Hij meent, dat er groot verzet zal komen. /102./ g. De Voorzitter zegt de commissie dank voor haar arbeid en voor het uitgebrachte advies. Hij zegt toe, dat het Kerkbestuur zich hierover zoo spoedig mogelijk zal beraden, de uitvoerbaarheid onder oogen zal zien om daarna uit te spreken of het zich ermee accoord kan verklaren, zoodat voldaan zou zijn aan de voorwaarde, die de Algemeene Synode stelde voor de voorloopige uitgave van een
106
nieuwen bundel, nl. overeenstemming op dit punt tusschen commissie en Kerkbestuur. De Liederenbundel-Commissie verlaat de vergadering. _____________ Dr. De Vries merkt naar aanleiding van het besprokene nog op, dat de Commissie voor Rechtsverkeer, die geneigd was de aanvraag van Ds. Lindeijer met welwillendheid te behandelen omdat zij zag moeilijkheid, waarin hij was gekomen, meende, dat Ds. Lindeijer in het overleg met de Liederenbundel-Commisie zou worden betrokken. Spr. meent, dat het Kerkbestuur zich alsnog moet verstaan met Ds. Lindeijer om bij een voorstel aan het Dep. te kunnen verklaren, dat dit vastgesteld werd na overleg met de Liederenbundel-Commisie en met Ds. Lindeijer. Spr. stelt voor Ds. Lindeijer voor de volgende vergadering uit te noodigen om met hem overleg te plegen over de uitgifte van een bundel voor Zondagssccholen enz. Aldus wordt besloten. Het zal Ds. Lindeijer vrij staan zich door de heer Le Mat te doen vergezellen. De verdere besprekingen over de liederenbundel wordt uitgesteld tot de volgende vergadering. De voorzitter stelt vervolgens aan de orde: 1.
Zelfstandigverklaring gemeente Banjoewangi. Van den Kerkeraad van Djember is (agno. 1044)
het voorstel ingekomen de gemeente Banjoewangi zelfstandig te verklaren als afzonderlijke gemeente met benoemden Kerkeraad. 2.
Opleiding Godsdienstleeraars tot Ind. predikant. /103./ De Voorzitter herinnert aan de vroeger hierover gevoerde
besprekingen en stelt verder de vraag aan de orde welke godsdienstleeraars hiertoe voor de a.s. cursus zullen worden aangewezen. Het moderamen is van oordeel, dat in de eerste plaats hiervoor in aanmerking komt de Heer G. van Haassen, gezien de positie die hij in de gemeente inneemt. Deze zou dan in Malang als
107
godsdienstleeraar kunnen worden vervangen door den Heer L. Ramp, die, wanneer hij zijn werk te Malang goed verricht, voor den volgende cursus voor de opleiding zou kunnen worden aangewezen. Verder komen naar het oordeel van het moderamen in aanmerking de godsdienstleeraars J.A. Ottow en E. Smith. Het is moeilijk tusschen beiden te kiezen, de Heer Smith is waarschijnlijk beter onderlegd, terwijl de Heer Ottow gemakkelijker is in zijn optreden in de gemeente. De Voorzitter vraagt zich af of niet alle drie voor de studie zouden kunnen worden aagewezen. Dit hangt vooral af van de mogelijkheid van de vervanging van den Heer Ottow b.v. door Baron Van der Veltz. Besloten wordt hiernaar een onderzoek in te stellen en aan den Rector van de H.T.S. mede te deelen dat voor de a.s. cursus 2 of 3 godsdienstleeraars zullen aangewezen worden. 3.
Voorbereidingen voor theologische studie in Nederland. De Secretaris wijst erop, dat er dit jaar aan de
Indische Lycea waarschijnlijk eindexaminandi zullen wezen, die theologie zouden willen gaan studeeren. Spr. vraagt of het niet op de weg van het Kerkbestuur ligt om te trachten te weten te komen hoeveel er zijn om daarna te overwegen of er misschien iets gedaan kan worden om dezen in de gelegenheid te stellen in Indië alvast met de studie te beginnen, opdat zij later in Nederland sneller vorderen kunnen. Ds. Kostelijk wijst op de mogelijkheid van studie in Zuid Afrika, het Kerkbestuur is echter van oordeel, dat niet voldoende gegevens aanwezig zijn om deze studie te kunnen aanbevelen. Besloten wordt in het A.P.K. te publiceeren, dat deze vraag werd gesteld en af te wachten of er behoefte /104./ blijkt te bestaan aan verdere maatregelen. 4.
Herdenking inval in Nederland. De Secretaris stelt de vraag of niet op 10 Mei vanwege
de Kerk een woord voor de radio zou moeten worden besproken.
108
Besloten aan de directie van de Nirom te verzoeken den
kerkvisitator gelegenheid te geven een woord te spreken. 5.
Vacantie Dr. De Vreede. De Kerkeraad van Medan verzocht goed te vinden, dat Dr.
De Vreede 2 weken langer vacantie neemt dan gewoonlijk met het oog op zijn gezondheidstoestand. Hij meent dat de arbeid kan geregeld worden. Aldus wordt besloten. 6.
Synode Dajaksche Kerk. Van den Voorzitter van de Evangelische Dajaksche Kerk is
ingekomen de uitnoodiging om een vertegenwoordiger te zenden naar de a.s. Generale Synode dezer Kerk te houden in Bandjermasin. Besloten wordt Ds. Creutzberg te verzoeken de Protestantsche kerk te vertegenwoordigen. 7.
Legerpredikant voor de Nederlandsche weermacht in Engeland. De Voorzitter deelt mede dat hij telefonisch bericht van
de Alg. Secretarie ontving, dat Ds. Buenk is aangewezen tot Legerpredikant in Engeland. Hij zal benoemd worden in de rang van Majoor en zal zich door zijn echtgenoote naar Engeland mogen doen vergezellen. Verder werd meegedeeld dat hij zal vallen onder de Militaire pensioenregeling. Hiervan werd telegrafisch aan Ds. Buenk mededeeling gedaan. De Voorzitter vraagt of niet het Kerkbestuur Ds. Buenk voor Hare Majesteit de Koningin zou meegeven een bijbel of gezangboek. Besloten wordt een bijbel Obbink-Brouwer en een gezangboek van de Hervormde Kerk in waardige Uitvoering aan Ds. Buenk mede te geven om namens de Kerk aan Hare Majesteit /105./ aan te bieden. Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 maart 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren.
Secretaris,
H.
Jansen.
109
/106/
Notulen van de 14e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 21 April 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter opent de vergadering met gebed, en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Notulen. De Notulen van de 7e, 8e, 9e, 10e vergadering worden met
enkele kleine wijzigingen vastgesteld. 2.
Liederenbundel. De Voorzitter herinnert aan het besprokene in de vorige
vergadering met de Liederenbundel-commissie en deelt mede, dat het moderamen bij nadere overweging van het plan van de commissie daartegen toch groote bezwaren voelt, hoewel het anderzijds ook wel voelt het bezwaar van het niet volgen van dit advies. Vooral acht het moderamen het bezwaarlijk het plan met groote spoed uit te voeren, er zijn nog verschillende kanten aan die niet voldoende bezien zijn. Ook is het een bezwaar, dat er hierdoor een scheiding komt tusschen de Kerk hier en die in Nederland. Het moderamen heeft zich afgevraagd of het niet beter is een bloemlezing uit den ouden bundel voorlooping uit te geven en het plan der commissie verder rustig onder oogen te zien.
110
Ds. Keers wijst erop, dat, als er een nieuwe bundel
komt, de gemeenten toch niet gedwongen kunnen worden de oude bundels aanstonds te verwisselen. Dr. de Vries deelt mede, dat de Commissie voor /107./ Rechtsverkeer Ds. Lindeijer gewezen heeft op het onjuiste van zijn voorbarig handelen, maar dat die commissie zich toch afvraagt of hem de uitgave geweigerd kan worden, het zetsel is klaar en hij zit vast aan bestellingen. De commissie vraagt thans terstond uitsluitsel. Ds. Kostelijk zegt, dat de commissie hem de uitgave heeft toegezegd en dat hij haar woord zal houden. Bovendien heeft Ds. Lindeijer verschillende liederen opgenomen, die de Commissie voor Rechtsverkeer niet te vergeven heeft. De Voorzitter stelt de vraag of niet kan uitgevoerd worden het vroeger geopperde plan om voorloopig een selectie uit den ouden Psalmen en Gezangen uit te geven. Dan zou gevolgd kunnen worden de bundel Kostelijk-Tichelaar wat de keuze betreft echter niet wat de door hen aangebrachte veranderingen betreft. Ook oppert spr. de mogelijkheid, dat het Kerkbestuur Ds. Lindeijer, indien zijn uitgave onmogelijk wordt, in de zetkosten tegemoet zou komen. Ds. Kostelijk wijst erop, dat de Kerkeraad van Soerabaia ook eenigszins achter deze uitgave heeft gestaan en dus ook wel een deel van de schade voor zijn rekening kan nemen. De Voorzitter vat de meening van het Kerkbestuur aldus samen: het wordt niet mogelijk geacht het door de commissie voorgestelde plan in snel tempo uit te voeren. In afwachting van de verdere uitwerking van het plan dient het Kerkbestuur een tijdelijke voorziening te treffen door een voorloopige uitgave te bezorgen van een selectie uit den ouden bundel. De. Lindeijer komt ter vergadering. Hij deelt mede, dat de Heer Le Mat geen gelegenheid had om hem te vergezellen. De Voorzitter heet Ds. Lindeijer welkom en wijst erop, dat hij de Kerk onaangenaam verrast heeft met zijn bundel, niet alleen tot leedwezen van het Kerkbestuur maar ook tot leedwezen van velen in de Kerk, terwijl hij toch wist, dat de Synode deze
111
zaak ter hand genomen had en de Liederenbundel-commissie met een plan bezig was. /108./ Het Kerkbestuur, zegt spr., is nu te rade gegaan of uitvoering van het plan van Ds. Lindeijer nog in eenigen vorm mogelijk zou zijn. Het beste zou echter zijn, indien Ds. Lindeijer geheel van de uitgave afzag, het Kerkbestuur is bereid, indien de Kerkeraad van Soerabaia hetzelfde doet, een deel van de zetkosten voor rekening van de Kerk te nemen. Spr. dringt erop aan om tot een vergelijk te komen, daar deze zaak niet voor de oogen van de buitenwereld moet worden uitgestreden. Ds. Lindeijer antwoordt, dat hem van leedwezen van de Kerk niets is gebleken. Voorts zegt hij, dat er in deze zaak twee onwaarheden gezegd zijn: in de eerste plaats, dat hij verzocht zou hebben de vergadering van de Liederenbundel-commissie bij te wonen. Hij heeft dit niet verzoch, die gedachte is alleen uitgegaan van de Heer Timmermans van de Commissie voor Rechtsverkeer. De tweede onwaarheid is, dat hij voornemens geweest zou zijn een bundel voor de godsdientstoefeningen dus een kerkboek samen te stellen, hij heeft niets anders willen doen dan een bundel geven voor catechisaties enz. Verder meent spr. zijn bundel veilig te kunnen uitgeven en met auteursrechten niets te maken te hebben. De predikanten Kostelijk-Tichelaar hebben van de Commissie voor Rechtsverkeer geen recht tot uitgave van een gezangboek verkregen, zij hebben dit allen verkregen voor de Kerk, niet persoonlijk. De Secretaris wijst erop, dat Ds. Lindeijer wel degelijk van plan is geweest een gezangboek voor de godsdienstoefeningen uit te geven, zooals duidelijk blijkt uit het door hem gepubliceerde voorwoord en de geheele opzet. Ds. Lindeijer zegt, dat de Kerkeraad hem verzocht heeft een bundel samen te stellen, die voor nood ook in de kerk zou kunnen worden gebruikt. Het plan, dat de Liederenbundel-commissie thans gemaakt heeft, zal in de Kerk groote onrust veroorzaken. Als het Kerkbestuur een bloemlezing uit den ouden bundel wenscht, waarom dan zijn bundel niet aangenomen? Hij heeft daar veel werk aan gehad en de bundel is in de practijk goed gebleken.
112
Spr. meent evenveel recht te hebben als het /109./
Kerkbestuur om een bundel uit te geven. De Voorzitter dringt er nogmaals op aan om in deze zaak intern tot oplossing te komen. Dr. De Vries wijst erop, dat wanneer het Kerkbestuur het recht van Ds. Lindeijer betwist, de uitgave aanstonds eenige maanden zal worden vertraagd. De Voorzitter zegt persoonlijk bereid te zijn het plan te bepleiten, dat het Kerkbestuur een voorloopige kerkboek uitgeeft en dat Ds. Lindeijer daarnaast een bundel zal mogen geven voor catechisaties enz. Dr. De Vries wijst erop, dat in de vorige vergadering gesproken werd over een jeugduitgave, te trekken uit den kerkbundel. Wanneer nu slechts een voorloopige kerkbundel wordt uitgegeven is er geen bezwaar tegen, dat daarnaast verschijnt een bundel voor de jeugd van liederen, die gekozen worden door Ds. Lindeijer. Laat de oplage daarvan dan echter beperkt zijn, opdat wij er niet voor vele jaren aan vastzitten. De Voorzitter zegt aan Ds. Lindeijer toe, dat het Kerkbestuur zal trachten een weg te vinden waardoor voor hem de uitgave van een jeugdbundel mogelijk is. De volgende morgen kunnen dan de besprekingen met de Commissie voor Rechtsverkeer verder gevoerd worden. Ds. Lindeijer verlaat de vergadering. De Voorzitter stelt voor Ds. Lindeijer het recht te geven een jeugdbundel uit te geven naast het voorloopig kerkboek, dat het Kerkbestuur wil geven, echter tot een beperkte oplaag. In het ontwerp van Ds. Lindeijer zal dan de inleiding gewijzigd moeten worden en de liederen, die betrekking hebben op kerkelijke plechtigheden enz. zullen moeten vervallen. Ds. Keers wijst erop, dat, wanneer men den inhoud nagaat, er een groot aantal zal moeten vervallen. Dr. de Vries pleit voor een combinatie: het Kerkbestuur late een selectie uit de Psalmen en Gezangen drukken, levere die ook in vellen aan Ds. Lindeijer, die dan het recht verkrijgt deze
113
selectie samen met en eigen keuze van liederen te bundelen tot een boek voor catechisaties enz. /110a./ Ds. Kostelijk wijst erop, dat er dan iets tot stand komt, dat veel gelijkt op wat hij en Ds. Tichelaar hadden willen geven, maar nu samengesteld door Ds. Lindeijer. Hij heeft daar ernstig bezwaar tegen. Het Kerkbestuur besluit het plan Dr. De Vries aanstonds nader met Ds. Lindeijer te bespreken. Daar echter bij telefonisch navraag Ds. Lindeijer niet meer te bereiken blijkt, wordt besloten dat het moderamen deze bespreking den volgenden ochtend met Ds. Lindeijer voeren zal. 3.
Aanwijzing vlootpredikant. Alvorens den liederenbundel met Ds. Lindeijer te
bespreken stelde de Voorzitter aan de orde de kwestie van de vervanging van Ds. S.A. van Hoogstraten als reserve vlootpredikant in actieven dienst. Ds. Oegema heeft gevraagd (zie bl. 79) of het Kerkbestuur er bezwaar tegen zou hebben, dat Ds. Lindeijer gedurende langen tijd als reserve-vlootpredikant in actieven dienst zou worden opgeroepen. De Voorzitter deelt Ds. Lindeijer mede, dat het Kerkbestuur vernam, dat hij gaarne bij de vloot in actieven dienst zou treden en vraagt hem of dit inderdaad juist is. Ds. Lindeijer antwoordt, dat hij dit gaarne wil, hij dringt er echter op aan, dat in zijn plaats dan te Soerabaia een predikant wordt geplaatst, die evenals hij “het volle Evangelie” verkondigt. De Voorzitter zegt dit laatste toe, doch deelt mede dat dit niet eerder zal kunnen gebeuren dan ongeveer October. Spr. vraagt of Ds. Lindeijer intusschen bereid is zooveel mogelijk bij het werk in de gemeente te helpen. Ds. Lindeijer antwoordt, dat hij dit gaarne wil doen, maar dat hij practisch niet anders doen kan dan preeken op Zondagen, waarop hij aan wal is. Besloten wordt aan den vlootpredikant ter mededeeling aan den Vlootcommandant te melden, dat er van de zijde van het
114
Kerkbestuur geen bezwaar tegen bestaat, dat Ds. Lindeijer voor langeren tijd tijd in actieven dienst wordt opgeroepen. 4.
Overplaatsingen. Ter tafel is het voorstel van het moderamen in /110b./
zake overplaatsingen van predikanten. Hierbij wordt voorgesteld Ds. Duetz in October of December te plaatsen te Soerabaia ter vervanging van Ds. Lindeijer, daarna Ds. N. Bergstra over te plaatsen van Soerabaia naar Depok en Ds. A.A. van Dalen van Depok naar Manado als predikant-kotta. Verder wordt voorgesteld Ds. E.F. Wildervanck over te plaatsen naar Probolinggo, en in het ressort Probolinggo ook preekbeurten te doen vervullen door nietvrijzinnige predikanten van Malang en Soerabaia. Verder stelt het moderamen voor Dr. W. Sikken over te plaatsen naar Malang en Ds. W.C. de Jong naar Madioen om voorloopig de beide ressorten Madioen en Kediri te verzorgen. Later kan dan eventueel Ds. J. Feunekes of een ander Indischpredikant of godsdienstleeraar te Kediri worden geplaatst, maar zoo, dat Ds. W.C. de Jong hoofd van de twee ressorten blijft. Vervolgens wordt voorgesteld Pontianak zoo spoedig mogelijk te bezetten door plaatsing aldaar van Ds. D.F. Bunte en in Augustus Dr. Geissler te plaatsen te Palembang. Deze voorstellen van het moderamen vinden in het algemeen instemming. Ds. Keers vraagt of geen toezegging gedaan is aan Ds. A.A. van Dalen, dat hij in Depok zou mogen blijven met het oog op zijn gezin. Geantwoord wordt, dat er geen thans nog geldende toezeggingen bestaan. Ds. Keers zegt, dat hij er zich bij neer kan leggen, dat de vrijzinnige predikant Ds. Wildervanck te Probolinggo wordt geplaatst, wijl dit in de gegeven omstandingheden niet anders kan, doch dat hij blijft bij zijn standpunt, dat vrijzinnigen niet behooren geplaatst te worden op een-mans-plaatsen. Overeenkomstig het voorstel van het moderamen wordt besloten Ds. E.F. Wildervanck over te plaatsen naar Probolinggo, Dr. W. Sikken naar Malang en Ds. W.C. de Jong naar Madioen. Verder
115
wordt besloten den godsdienstleeraar J.L. Ramp over te plaatsen naar Malang ter vervanging van den Heer G. van Haassen. Ds. Kostelijk stelt voor Lawang en Bangil van Malang uit te doen verzorgen door den godsdienstleeraar J.L. Ramp. Besproken wordt ook de mogelijkheid Bangil van uit Soerabaia te doen verzorgen. Gewezen wordt op de /111./ noodzakelijkheid om in het ressort Probolinggo op verschillende plaatsen preekbeurten te doen houden door niet-vrijzinnige predikanten. De regeling van een en ander wordt overgelaten aan het moderamen. 5.
Opleiding godsdienstleeraars tot Ind-predikanten. In aansluiting aan het op de vorige vergadering
besprokene wordt besloten de godsdienstleeraars G. van Haassen, J.A. Ottow en E. Smith aan te wijzen voor den cursus 1941-’42 voor opleiding tot Ind. predikant. De Voorzitter deelt mede, dat Baron van der Feltz thans een andere functie heeft en dus niet de Heer Ottow te Batavia kan vervangen Spr. vraagt echter of de door de godsdienstleeraars te geven schoolcatechisaties niet in twee dagen kunnen worden samengebracht en gegeven worden door de drie godsdienstleeraars tesamen. Dit laatste wordt wel uitvoerbaar geacht. Bij den Kerkeraad van Batavia zal erop worden aangedrogen deze regeling te treffen. Tevens zal er dan echter op aangedrongen worden, dat den godsdienstleeraars daarnaast geen werk in de gemeente wordt opgedragen. 6.
Aftreden Ds. J. Hofker als lid Kerkbestuur. Van den Kerkeraad van Batavia is (agno. 1146) het
verzoek ingekomen Ds. Hofker in de gelegenheid te stellen volledige mededeeling te doen van de redenen, die hem ertoe leidden af te treden als lid van het Kerkbestuur. De Kerkeraad vernam dat dit ook principieele redenen waren. Ds. Kostelijk deelt mede, dat Ds. Hofker in den Kerkeraad verklaarde, dat hij reeds lang voelde, dat hij alleen stond in het Kerkbestuur in het bijzonder in zaken de belijdenis
116
betreffende dat hij daardoor niets bereikte en zijn lidmaatschap doelloos achtte. Hij zeide verder bereid te zijn een en ander in een brief aan de Synode uit een te zetten. De Voorzitter meent, dat hiermede aan den Kerkeraad reeds voldoende toelichting is gegeven. Hij stelt voor te antwoorden dat het kerkbestuur er generlei bezwaar tegen heeft dat Ds. Hofker over zijn aftreden volledige inlichtingen geeft en dan verder af te wachten wat de Kerkeraad /112./ terzake nog te vragen of op te merken mocht hebben. Aldus wordt besloten. 7.
Terugkeer Ds. S. van der Linde naar de Zending. De Voorzitter deelt mede dat de Zendingsconsul Mr. de
Niet in het Zendingsnoodbestuur heeft gezegd: wanneer de Kerk verklaart Ds. S. van der Linde niet te kunnen missen, zal de zending zich daarbij neer moeten leggen. Spr. meent echter, dat, wanneer de Kerk Ds. Van der Linde onttrekt aan de Balei Wijata en zegt hem als predikant niet te kunnen missen, zij ook verplicht is hem gewoon predikant te maken. Alleen dan zijn wij verantwoord om hem aan zijn werk bij de zending te onttrekken. Spr. vraagt of er, gezien de waarde die Ds. Van der Linde voor onze Kerk heeft, geen grond is hem tot predikant te benoemen. Spr. haalt uit een vroegeren brief, waarin Ds. Van der Linde verzocht tot predikant te worden benoemd, den studiegang aan: Kweekschool voor onderwijzers, 4 jaar zendingskweekschool, daarna 4 jaar colleges Arabisch en Islam in Leiden, 9 jaar zendeling, waarnemend predikant in Cheribon, studie in Leiden en Woodbroke ter voorbereiding voor zijn taak als docent aan de Balei Wijata. Ds. Kostelijk wijst erop, dat wanneer men in Indië op allerlei wijze predikant kan worden, dit aan de reputatie van de in Nederland terugkeerende predikanten geen goed zal doen. Ds. Keers meent, dat het niet juist is dat de Kerk Ds. Van der Linde alleen nog een tijdlang kan houden, indien zij hem predikant maakt. Ds. Van der Linde rekent erop, dat hij Ind. predikant blijft en wil als zoodanig blijven.
117
De Heer Van Otten heeft vernomen, dat de Heer Berg
docent wordt aan de Balei Wijata en vraagt of hierdoor Ds. Van der Linde niet vrij komt. Dr. De Vries meent, dat, wanneer Ds. Van der Linde benoemd wordt tot predikant op aanvangssalaris, aan niemand onrecht wordt gedaan. Hij acht het echter ook niet onmogelijk Ds. Van der Linde te behouden als Ind. predikant voor een bepaalde termijn b.v. tot de terugkomst van Ds. Vunderink. Gewezen wordt nog op de verantwoordelijkheid, die de Kerk op zich neemt inzake het pensioen van Ds. Van der Linde in verband met diens leeftijd en gezondheidstoestand. /113./ Besloten wordt met Zendingsconsuls nader overleg te plegen en mede te deelen dat de Kerk voorlooping Ds. Van der Linde graag zou willen behouden b.v. tot na de terugkeer van Ds. Vunderink of na het herstel van Ds. Kolman. 8.
Recht tot sacramentsbediening Ch.M. Sitaniapessy. Van den Heer Ch.M. Sitaniapessy, ouderling en in de
practijk voorganger van de Mal. gemeente te Klaten, is het verzoek ingekomen hem het recht tot sacramentsbediening toe te zeggen, opdat hiervoor de Inl. leeraar niet behoeft over te komen. De Voorzitter meent, dat onmogelijk is dit verzoek in te willigen, daar de Heer Sitaniapessy geen Stovil-examen heeft afgelegd. De Secretaris meent, dat, waar de Heer Sitaniapessy sedert vele jaren een goed voorganger van de Mal. gemeente is, het verzoek wel ingewilligd kan worden. Hr. Aijal wijst erop, dat, in de Molukken goeroes na 10 jaar goed gewerkt te hebben het recht krijgen tot sacramentsbediening. Besloten wordt het verzoek af te wijzen, doch de Heer Sitaniapessy een wenk te geven om terug te komen op zijn plan van verleden jaar om een examen af te leggen gelijkstaande met Stovileindexamen. 9.
Woning van Ind. predikant te Toeal
118
Van Ds. T. Baas te Toeal is verzoek ingekomen (1 April
agno. 1078) om met den Directeur van V. en W. te bespreken de kwestie van de gouvernementswoning in Toeal, die gewoonlijk door den Ind. predikant wordt bewoond, maar die daarvoor niet voldoende is en verbouwd moet worden. De Heer Van Otten wijst erop, dat deze zaak beter in Ambon kan worden behandeld en dat de brief in ieder geval had moeten gezonden zijn door tusschenkomst van het Synodaal Bestuur. Spr. stelt voor hem niet in behandeling te nemen. Besloten wordt den brief ter afdoening in handen te stellen van het Synodaal Bestuur en daarbij mede te deelen, dat het Kerkbestuur wel kan instemmen met de suggestie van Ds. Baas om het huis te koopen. Ds. Kostelijk wijst erop, dat dit niet uit de gewone inkomsten mag gebeuren, daar er daardoor weder een tekort zou /114./ ontstaan, dat later weer door C.C. zou moeten worden aangevuld. 10. Herdenking 10 Mei. De Voorzitter deelt mede, dat op enkele plaatsen plannen gemaakt worden om ter herdenking van den inval in Nederland gemeenschappelijke samenkomsten te houden van verschillende kerken en dat in de regeling van de plechtigheden, waarmee de Regeering instemming heeft betuigd gerekend is op samenkomsten in de namiddag van 10 Mei. Ds. Keers deelt mede, dat Dr. De Vreede wees op wenschelijkheid om in het bijzonder de in Holland geïnterneerde voorgangers te gedenken. Een en ander zal in een rondschrijving onder de aandacht van den Kerkeraad worden gebracht. 11. Benoeming Ds. C.D. Buenk tot predikant der Nederlandsche weermacht in Engeland. Van Ds. C.D. Buenk is een brief ingekomen (agno. 1170) waarin hij voor zijn vertrek naar Engeland enkele toezeggingen vraagt inzake zijn positie, pensioeneering enz.
119
De Voorzitter wijst erop, dat het Kerkbestuur alleen de
toezegging kan geven, dat Ds.Buenk na afloop van zijn militaire dienst weer predikant zal worden van de Prot. Kerk. Inzake de andere punten heeft het Kerkbestuur niet de bevoegdheid toezeggingen te doen. Spr. stelt daar om voor Ds. Buenk uit te noodigen naar Batavia te komen om zelf deze zaken te regelen. Besloten wordt Ds. Buenk toe te zeggen, dat hij na afloop van zijn diensttijd weer als predikant zal worden geplaatst en de verdere regelingen aan hemzelf over te laten. 12. Reserve Legerpredikant voor den Landstorm. Van Ds. J.C. Hamel is bericht ingekomen, dat hij geen bezwaar heeft tegen benoeming tot reserve-legerpredikant in het Landstormdistrict VI. Besloten wordt hem hiervoor voor te dragen. /115./ 13. Mededeelingen. a.
De Voorzitter deelt mede, dar Ds. Tutuarima te Batavia
is aangekomen en met toestemming van het moderamen voorloopig is gaan wonen in Depok. Hij zal allereerst een plan maken voor vertaling van Maleische literatuur en daarmee aanvangen. b.
Verhuizing Voorzitter. De Voorzitter deelt mede, dat hij in verband met de
gezondheidstoestand van zijn jongste dochter gedwongen is naar Bandoeng te verhuizen. Hij stelt de vraag of in verband hiermee noodig is maatregelen te treffen inzake het Vice-voorzitterschap. Ds. Keers stelt voor hierop in de volgende vergadering terug te komen en verzoekt intusschen de mogelijkheid en wenschelijkheid te overwegen van een eventueele overbrenging van dezen zeter van het Kerkbestuur naar Bandoeng. Vroeger is reeds gebleken, dat menigmaal predikanten te Bandoeng woonden, die zeker in aanmerking kwamen om in het Kerkbestuur te worden opgenomen. Thans wonen reeds drie leden van Kerkbestuur daar. Steeds meer diensten worden naar Bandoeng overgebracht en er vestigen zich daar steeds meer personen, onder wie later zeker goede leden voor het Kerkbestuur te vinden zullen zijn.
120
De Voorzitter wijst op het voordeel, dat bij de
tegenwoordige samenstelling het moderamen dagelijks in Bandoeng bijeen zou kunnen zijn. Acht het Kerkbestuur overbrenging naar Bandoeng onuitvoerbaar, dan zou een andere voorziening getroffen moeten worden wat betreft het vice-voorzitterschap. Het Kerkbestuur verklaart ermede in te stemmen, dat de heer C.B. van Vooren na zijn verhuizing naar Bandoeng voorzitter blijft. De kwestie van eventueele overbrenging van het bureau naar Bandoeng zal nader onder oogen worden gezien. 14. Aankoop perceel te Loewoek. Nadat Ds. Tumbelaka de vergadering een oogenblik heeft verlaten, deelt de Voozitter mee, dat deze te koop heeft aangeboden een hem toebehoorend stuk grond in Loewoek /116./ voor f. 500,--. Spr. meent, dat het voor de Kerk van belang kan wezen dit stuk grond in het midden van de plaats te bezitten. Hij stelt voor het Kerkbestuur te machtigen om na nader onderzoek eventueel tot aankoop over te gaan. De Heer Van Otten vraagt welke titel de Kerk krijgen kan op deze grond, de Heer Aijal vraagt of de Kerk bevoegd is grond te koopen van inheemschen. Een en ander zal nader onderzocht worden. Het Kerkbestuur machtigt het moderamen daarna eventueel tot aankoop over te gaan. 15. Rondvraag. De Heer Aijal deelt mee, dat de Paaschbrief in de Maleische diensten te Batavia is voorgelezen. De Heer Aijal sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering Van 10 Juni 1941 Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /117./
Notulen van de 15e vergadering van het Kerkbestuur gehouden
121
op Maandag 28 April 1941. _____________
Aanwezig: Hr. C.B.van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Ds. Kostelijik is afwezig wegens ziekte. De Voorzitter opent de vergadering en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Uitgave gezangbundel. De Voorzitter deelt mede bij de firma Kolff geïnformeerd
te hebben naar den prijs van een bundel, waarin opgenomen zijn de Psalmen en Gezangen naar de keuze van Ds. Kostelijk en Ds. Tichelaar met muziek. De prijs bedraagt per 10.000 exemplaren f. 0,98, de verkoopprijs zou dan ongeveer f. 1,20 moeten worden. Dr. De Vries acht voor een voorloopige uitgave een oplaag van 10.000 te hoog. Ds. Keers pleit voor een goedkoope uitgave zonder muziek. Als de commissie spoedig slaagt met de samenstelling van haar nieuwen bundel, verliest deze nooduitgave spoedig haar waarde, slaagt de commissie niet, dan wordt misschien toch besloten de geheelen nieuwen bundel van de Hervormde Kerk te herdrukken. Besloten wordt bij de firma Kolff te informeeren naar den prijs van een bundel met muziek, maar in een wat, eenvoudiger uitvoering dan de aangebodene. De Voorzitter leest voor een brief van Ds. Lindeijer van 24 April, agno. 1232, waarin hij meedeelt dat de drukker op eigen gezag het grootste gedeelte van den bundel reeds had afgedrukt en dat daardoor, bij niet doorgaan van de uitgave, de kosten
122
belangrijk hooger zouden worden. Daarbij doet hij mededeeling van een brief van /118./ Mr. W. van der Kraan, agno. 1231, waarin deze erop wijst, dat Ds. Lindeijer te goede trouw handelde en erop aandringt hem zooveel mogelijk tegemoet te komen. Dr. De Vries spreekt zijn verontwaardiging uit over die brieven. Het Kerkbestuur is met Ds. Lindeijer tot een accoord gekomen, dit accoord is besproken met de Commissie voor Rechtsverkeer, hierbij was afgesproken dat Ds. Lindeijer geen bundel voor kerkelijk gebruik zou uitgeven, en nu komt hij met een reeds afgedrukte bundel voor den dag volgens de vroegere opzet dus wel voor kerkelijk gebruik. Spr. heeft deze zaak besproken met de Commissie voor Rechtsverkeer en erop gewezen, dat er nu een nieuw element in de zaak is gekomen, dat nl. gebleken is, dat de drukkerij “De Toekomst” tevens uitgeefster is, anders zou het geheel ondenkbaar zijn, dat deze firma tot afdruk van een belangrijke oplaag is overgegaan tegen de aanwijzingen van Ds. Lindeijer in. De drukkerij zal nu een brief krijgen van de Commissie voor Rechtsverkeer, waarin zij gewezen wordt op haar onwettige daad. Blijkt zij geen uitgeefster te zijn dan moet in ieder geval aan den dag komen bij wie de verantwoordelijkheid ligt. Spr. heeft een concept opgemaakt voor een brief aan Ds. Lindeijer en aan Mr. van der Kraan, waarin in de eerste plaats weerlegd wordt, dat het Kerkbestuur den bundel Lindeijer alleen zou afwijzen omdat deze buiten de Liederenbundel-commissie om tot stand kwam. Het doel van het Kerkbestuur is een bundel uit te geven, die bruikbaar is naast de oude Kerkboeken. Aan deze eisch voldoet de bundel Lindeijer niet. De bundel, die het Kerkbestuur wil uitgeven, wordt samengesteld volgens de keuze, die met zeer veel zorg door Ds. Kostelijk en Ds. Tichelaar is gemaakt en door de Liederenbundel-commissie is gecontroleerd. Hier bestaat de meeste waarborg, dat inderdaad de keuze der Kerk is opgenomen. Verder wordt medegedeeld, dat het Kerkbestuur bezwaar blijft maken tegen de verschijning van den bundel, al moet dit dan aan de kerk wat kosten. Het is echter bereid te trachten de schade te beperken door een deel van de oplage vrij te geven voor Christelijke
123
scholen in Oost-Java. /119./ Hiervoor wordt eene nauwkeurige opgave van de kosten, reeds gedane bestellingen enz. gevraagd. Besloten wordt te schrijven overeenkomstig het voorstel van Dr. De Vries. Ds. I.H.F. S. Enklaar komt ter vergadering. 2.
Bespreking met Ds. I.H.F. S. Enklaar. De Voorzitter heet Ds. Enklaar, die zijn arbeid als
predikant-kotta te Amboina heeft neergelegd en op doorreis is naar Koepang, welkom. Hij zegt hem dank voor de bereidwilligheid, waarmee hij naar Timor gaat om daar de Kerk als predikantvoorzitter te dienen. Zijn werk op Ambon waarborgt, dat hij op Timor niet zal vervallen in de fouten, die licht gemaakt worden door iemand, die pas in een Inheemsch ressort begint te werken. Spr. herinnert eraan, dat bij een onderhoud op het bureau gebleken is, dat Ds. Enklaar meer aarzelend staat dan Ds. Locher tegenover de zelfstandigwording van een Timor Kerk, hij meent echter dat er overeenstemming is tusschen het standpunt van het Kerkbestuur en de meening van Ds. Enklaar in dit opzicht, dat de zelfstandigmaking van de Timor Kerk voortgezet moet worden doch langs lijnen van geleidelijkheid. Ds. Enklaar dankt voor deze woorden en zegt, dat het hem wel eenige zelfoverwinning heeft gekost om bereidwilling deze nieuwe werkkring op Timor te aanvaarden. Hij gelooft echter, dat het noodig is, en is bereid al zijn krachten te geven. Zooals hij den Voorzitter reeds meedeelde, zou hij niet gaarne van Timor later weer naar Ambon geplaatst worden en zoo steeds in de Groote Oost blijven, hij gevoelt echter dat het moeilijk is voor het Kerkbestuur dienaangaande verzekeringen te geven. Nu hij eenmaal deze taak op Timor aanvaardt, zou hij het liefst daar eenige jaren blijven werken om iets tot stand te kunnen brengen. Betreffende de Molukken vestigde Ds. Enklaar nog de aandacht op de volgende punten. a. De positie van Ambon-kotta in het verband /120./ van de Moluksche Kerk is nog steeds niet afdoende geregeld en daarmee ook niet de kwestie of de predikant-kotta lid kan zijn van het
124
Synodaal Bestuur. Deze zaak is op de laatste Synode dood gezwegen. De gemeente voelt dit als een groot bezwaar. De Voorzitter zegt toe, dat dit punt de aandacht zal blijven hebben. b. De gemeente Amboina was blij met de toestemming tot den bouw van twee woonhuizen, door militaire maatregelen is er echter in de uitvoering van dit plan weer vertraging gekomen. c. Het Kerkbestuur zal een verzoek ontvagen om toestemming voor uitgave van f. 3000,-- voor reparatie van de Silo-kerk. Deze uitgave is wel mogelijk, omdat het Kerkfonds tegenwoordig jaarlijks en batig saldo van ongeveer f. 1500,-- heeft. d. Met het Reglement voor Orde en Tucht wordt in de Moluksche Kerk niet voldoende voortgang gemaakt. e. Ds. Enklaar informeert naar de vordering van den arbeid van de commissie voor het huwelijk, wat betreft inheemsche ressorten. De Voorzitter dezer commissie, Dr. De Vries, deelt mede, dat hij zelf hieraan gewerkt heeft en literatuur verzameld heeft, maar dat de arbeid door den oorlog is blijven steken en nog geen vergadering van de commissie werd bijeen geroepen. Dr. De vries zal over dit punt te Batavia nog met Ds. Enklaar confereeren. f. Ds. Enklaar heeft vernomen, dat men de Psalmenbundel van Hasper wil invoeren. Dit zou in strijd zijn met de kerkorde van de Moluksche Kerk en zou in die Kerk groot verzet ontmoeten. De geheele Groote Oost is gewend de Psalmen te zingen op heele en halve noten maar volgens Schröder. De Voorzitter deelt mee, dat een van de redenen waarom het Kerkbestuur niet aanstonds het voorstel van de Liederenbundelcommissie heeft aanvaard, is geweest de twijfel of de Psalmen van Hasper wel gemakkelijk door de Kerk geaccepteerd zouden worden. /121./ Dr. De Vries wijst erop dat de Algemeene Synode besloten heeft, dat de in te voeren bundel vertaalbaar moet wezen in het Maleisch en bruikbaar in de Groote Oost. De Voorzitter wenscht Ds. Enklaar tenslotte veel zegen toe bij zijn arbeid op Timor.
125
Ds. Enklaar verlaat de vergadering.
3.
Overplaatsing Inl. leeraars buiten de Groote Oost. De Voorzitter deelt mede, dat van den Inl. leeraar H.A.
Warouw te Palembang een verzoek is ingekomen om overplaatsing wegens gezondheidsredenen. Spr. meent, dat ook in verband met den gang van zaken in de gemeente diens overplaatsing gewenscht is. Het is echter de vraag of den Heer Warouw een ander plaats buiten de Groote Oost kan worden aangewezen, òf dat hij moet worden gepensionneerd dan wel weer geplaatst in de Minahassa. Verder deelt de Voorzitter mee, dat de vraag is opgekomen of in verband met den invloed van de K.G.P.M te Batavia niet de overplaatsing gewenscht is van den Inl. leeraar Moendoeng, die hiertegen niet voldoende krachtig schijnt te kunnen optreden. Misschien zou de Inl. leeraar Supit van Tjimahi een goede kracht voor Batavia zijn. Overwogen is ook de mogelijkheid van plaatsing van den heer Warouw te Fort de Kock. Verder vestigt spr. de aandacht op de noodzakelijkheid om een Inl. leeraar te plaatsen in de Lampongs. In de volgende vergadering zullen deze overplaatsingen verder worden besproken. 4.
Verhouding van de Kerk tot de K.G.P.M. Ds. Tumbelaka brengt rapport uit van verschillende
besprekingen, die hij gevoerd heeft met gemeenteleden en met voormannen van de K.G.P.M. Hij deelt mede, z.i. de houding van de Kerk tegenover deze vereeniging een ander moet worden. De houding van de Kerk moet er niet een zijn van bestrijding maar van tegemoetkomendheid om de K.G.P.M. weer in de Kerk terug te brengen. Er moet niet getracht worden de leiders en de leden van de K.G.P.M. te overreden om met de vereeniging te breken, want hierdoor blijft de verhouding vijandig. Liever moet de Kerk trachten invloedrijke leden /122./ van de organisatie te winnen voor de gedachte, dat eenheid tusschen Kerk en K.G.P.M. noodzakelijk is. Op die wijze moet in de organisatie een kern gevormd worden, die wil medewerken om de thans bestaande splitsing
126
en vijandigheid op te heffen. Op die wijze kan het zoover komen, dat een Algemeene vergadering van de K.G.P.M. besluit te gaan werken in de richting van de Kerk. De Voorzitter zegt Ds. Tumbelaka dank voor dit advies en stelt voor verdere behandeling van deze zaak uit te stellen tot na de komst van Ds. Van Herwerden. Aldus wordt besloten. 5.
Terugkeer Ds. S. van der Linde naar de Zending. De Voorzitter deelt mede, dat hij de Zendingsconsuls
ervan in kennis stelde, dat de Kerk gaarne Ds. Van der Linde zou willen behouden in ieder geval tot de terugkeer van Ds. Vunderink van verlof. De Zendingsconsuls verzochten toen de positieve toezegging te geven, dat bij de terugkeer van Ds. Vunderink Ds. Van der Linde naar de Zending terug zal keeren. Besloten wordt deze toezegging aan de Zendingsconsuls te geven. 6.
Leening Ds. W. van Oest. De Voorzitter deelt mede, dat in 1937 vóór zijn
overkomst naar Indië aan Ds. Van Oest f. 1000,-- tegen 3% geleend werd. Dit bedrag is thans terugbetaald. Spr. stelt voor de rente niet in rekening te brengen, gelijk ook in andere overeenkomstige gevallen niet is geschied. Aldus wordt besloten. 7.
Benoeming Curatoren H.T.S. De Voorzitter deelt in verband hiermee allereerst mee,
dat in het Zendingsnoodbestuur door den Heer Ir. C. Hillen de vraag werd gesteld wat er toch waar was van geruchten, die hij wel eens hoorde, over wrijving tusschen Kerk en Zending en over welke punten zulk /123./ een wrijving was ontstaan. Het is den Voorzitter zelf ook niet duidelijk wat eigenlijk bedoeld wordt, wanneer men van deze wrijving spreekt. Ds. Keers zegt het gevoel te hebben, dat de verhouding na 10 mei 1940 niet geworden is zooals men op dat oogenblik
127
hoopte. Er is ook altijd principieel verschil omdat de Zending in de eenheid van de Prot. Kerk een zekere belemmering ziet van haar federatie-ideaal. Spr. vreest, dat de andere opvatting over de eenheid der Kerk in zendingskringen ook invloed zal oefenen op de leerlingen van de H.T.S. De Heer Van Otten wijst erop, dat er bij de besprekingen over indiensttreding van zendelingen bij de kerk en de wijzigingen, die in deze afspraken weer werden gebracht, niet altijd een prettige samenwerking is gebleken. De Voorziter wijst er hiertegenover op, dat, gezien de getals verhoudingen tusschen de krachten in dienst der Kerk en in dienst der Zending vóór en na het begin van den oorlog, geen reden is om zooveel bezwaar te maken wanneer de Zending eens een kracht terugvraagt. Als blijk van tegemoetkomende houding van de Zending wijst spr. erop dat, toen hij in het Zendingnoodbestuur erop wees, dat slechts één vertegenwoordiger van de Prot. Kerk zitting heeft in het Curatorium, aanstonds erin toegestemd werd, dat het Kerkbestuur nog een curator zou aanwijzen. Ook werd er geen bezwaar tegen gemaakt, dat daarboven nog een curator door de Kerk zou worden aangewezen, nl. voor de Minahassa, toen de Voorzitter er de aandacht op vestigde dat de Minahassa wel niet veel meer bijdraagt, maar dat daartegenover door de Prot. Kerk twee docenten beschikbaar werden gesteld. Besloten wordt van gelegenheid tot benoeming van twee curatoren gebruik te maken. Genoemd worden hiervoor de Voorzitter, Dr. de Vries, Ds. Keers, en Ds. Van Herwerden. De beslissing wordt uitgesteld tot na de komst van Ds. Van Herwerden te Batavia. /124./ 8.
Maatregelen in verband met verhuizing van den Voorzitter naar Bandoeng. De bespreking wordt hierover uitgesteld tot de volgende
vergadering, intusschen wordt Dr. De Vries als oudste lid aangewezen om bij afwezigheid van den Voorzitter uitgaande brieven mede te teekenen.
9.
128
Aankoop perceel te Loewoek. Inzake het perceel door Ds. Tumbelaka te koop aangeboden
(zie notulen vorige vergadering) deelt Dr. De Vries mee, dat de titel, die Ds. Tumbelaka bezit, waarschijnlijk alleen voorkeursrecht geeft op het verkrijgen van recht van opstal. Er kunnen echter rechten van anderen op de grond zijn. Het is wellicht mogelijk, dat de plaatselijk gemeente verklaard wordt te bestaan uit zelfsbestuurs onderhoorigen, zoodat deze na aankoop van rechten van Ds. Tumbelaka altijddurend recht van opstal kan krijgen. Besloten wordt hierover te schrijven aan den Resident van Manado. 10.
Rondvraag. A.
Dr. De Vries deelt mede, dat de Commissie voor
Rechtsverkeer om advies vroeg over het verzoek om den Westhillbundel in Indië te mogen herdrukken. Het Kerkbestuur meent, dat hiertegen geen bezwaar bestaat. De Voorzitter deelt in verband hiermede mee, dat de Vereeniging voor Christelijke Scholen hem vroeg of er bezwaar bestaat tegen herdrukken van den bundel Christelijke liederen voor schoolgebruik samengesteld door den Heer Van As. Het Kerkbestuur spreekt uit hiertegen geen bezwaar te hebben mits aan de bundel geen uitbreiding wordt gegeven. B.
Dr. De Vries deelt mede, dat bij een gesprek op het
bureau van de Staatsmobilisatieraad de wenschelijkheid werd uitgesproken van een bespreking met den Secretaris van het Kerkbestuur en den Zendingsconsul Mr. De Niet over maatregelen inzake bescherming van kerkgebouwen, arbeid /125./ van predikanten in oorlogstijd enz. Ds. Keers deelt mede, dat hij op het Bureau van den Raad ook een bespreking had over verschaffing van benzine aan predikanten in oorlogstijd.
129
Besloten wordt, dat de Secretaris met Mr. De Niet
overleg zal plegen over een bespreking op het bureau van den Staatsmobilisatieraad. C.
Dr. De Vries deelt mee, vernomen te hebben, dat er
in Batavia nog steeds oneenigheid onder de predikanten bestaat. Hij meent, dat een grondige visitatie van de gemeente, waartoe vroeger reeds besloten werd, thans zeer noodig is. D.
Dr. De Vries deelt mee, dat de Minister van
Koloniën op de receptie ten Paleize hem verzekerde niet tegevoelen voor een scheiding van Kerk en Staat, waarbij de arbeid van de Kerk schade zou lijden. Zijne Excellentie zei overtuigd te zijn, dat het Nederlandsche volk dit ook niet zou goedkeuren en meent voorts dat een vergelijking tusschen de kosten van den Christelijken en den Mohammedaanschen Eeredienst niet zonder meer opgaat, omdat de meer persoonlijke zielszorg van de Christelijke Kerk aan den arbeid heel andere eischen stelt. De opmerking van Dr. De Vries, dat, wanneer er later een imperiale begrooting zou komen, de kosten voor de Christelijke Eeredienst op deze begrooting zouden kunnen worden gebracht, scheen wel de instemming van den Minister te hebben. Verder vroeg de Minister naar den stand van de besprekingen over art. 177. De Voorzitter zegt Dr. De Vries dank voor de wijze waarop deze deze punten met den Minister besprak. Ds. Keers sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 Juni 1941 Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /126./
Notulen van de 16e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 5 Mei 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren Ds. B. Keers
- Voorzitter - Vice-Voorzitter
130
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Den Hr.F. Van Otten is afwezig wegens vacantie. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Benoeming tot predikant Ds. F. E. van Leeuwen. Van de Kerkeraad van Medan is (agno. 943) een brief
ingekomen, waarin hij meedeelt, dat hem gebleken is, dat de kwestie van de benoeming van Ds. Van Leeuwen anders staat dan hij eerst had gedacht en dat z.i. in de kerk thans onzekerheid heerscht over de beteekenis van de richtlijn. De Kerkeraad verzoekt daarom aan de Theologische Commissie op te dragen voor te bereiden een uitspraak van de Synode over de functie en interpretatie van de richtlijn. Besloten wordt dan aan dit verzoek te voldoen. Van den Kerkeraad van Batavia is (agno. 790) bericht ingekomen, dat hij de afwijking van de richtlijn bij de benoeming van Ds. Van Leeuwen principieel onjuist acht en dat de vraag werd gesteld of het besluit van het Kerkbestuur wel wettig is geweest. Voorts vraagt de Kerkeraad bij een definitieve benoeming van Ds. Van Leeuwen deze aangelegenheid opnieuw in beschouwing te nemen. Unaniem is het Kerkbestuur van oordeel, dat het besluit tot benoeming van Ds. Van Leeuwen volkomen wettig is geweest en dat er na het mondelinge onderhoud met Ds. Van Leeuwen geen wezenlijke afwijking van de richtlijn /127./ was overgebleven. Om, nu Ds. Van Leeuwen in het ambt is bevestigd bij een eventueele definitieve benoeming de kwestie van de belijdenis opnieuw aan de orde te stellen, acht het Kerkbestuur niet juist. 2.
Herbenoeming Goeroe J. Manuhutu.
131
Van den gewezen goeroe in Loewoek J. Manuhutu is
nogmaals een brief ingekomen (agno. 971), waarin hij verzoekt om rehabilitatie door herbenoeming in Loewoek. De Voorzitter is van oordeel, dat er geen aanleiding is deze zaak opnieuw op te nemen, daar Ds. Lumanauw en de nieuwe Ind. Predikant van Loewoek, Ds. Baars, tegen herbenoeming van Manuhutu hebben geadviseerd. De Heer Aijal geeft in overweging plaatsing op Saleier, ook wordt geopperd de mogelijkheid van plaatsing op Ambon. Besloten wordt den Heer Manuhutu te vragen of hij er prijs op stelt, dat er geinformeerd wordt naar de mogelijkheid van plaatsing op Ambon. 3.
Benoeming leger-pendita’s. Dr. De Vries adviseert tot de Regeering het verzoek te
richten om de benoeming van een klein aantal legerpendita’s. Daarbij moet niet worden uitgegaan van de gedachte, dat deze de Inl. leeraars zouden kunnen vervangen, hun werk moet overeen komen met dat van de legerpredikanten en dus geheel blijven buiten het ambtelijke werk in de gemeente. De Voorzitter wijst erop, dat de Inl. leeraars thans geregeld toegang hebben in de tangsi, wanneer er leger-pendita’s komen zal hun die toegang niet zoo gemakkelijk meer verleend worden. Dr. De Vries zegt dat als slechts één legerpendita voor een devisie wordt benoemd, de Inl. leeraars wel toegang tot de tangsi moeten houden. Ds. Kostelijk legt er echter den nadruk op, dat het werk van de leger-pendita’s overeen moet komen met dat van de legerpredikanten en niet met dat van den vlootpendeta, die ook kerkelijk werk doet. Dr. De Vries meent, dat het werk van legerpendita’s /128./ vanzelf anders zal zijn, daar het Marinepersoneel op den Oedjoeng is geconcentreerd, terwijl het leger verspreid is en de leger-pendita’s hun werk vooral zullen hebben op de posten.
132
Ds. Keers verwacht niet, dat de leger-pendita’s het werk
onder de Militairen op de groote plaatsen aan de Inl. leeraars zullen overlaten om zelf steeds naar afgelegen plaatsen te gaan. De Voorzitter meent, dat meer te verwachten is van uitbreiding en intensiveering van het werk onder de Militairen van de Inl. leeraars. Dr. De Vries wijst erop, dat de Kerk dan ook moet zorgen dat er menschen en dus financiën voor zijn. Besloten wordt een circulaire te richten aan de Inl. leeraars en opgave te verzoeken van het aantal Christelijke militairen verdeeld over de posten om op die wijze een overzicht ervan te krijgen in hoeverre het werk onder deze Militairen thans tekort schiet. De Heer J.L. Ramp komt ter vergadering. 4.
Bespreking met de Heer J.L. Ramp. De Voorzitter heet hem welkom en geeft hem gelegenheid
de punten, die hij wenscht te bespreken, naar voren te brengen. De Heer Ramp zegt, dat er voor zijn gevoel bij de vorige bespreking misverstanden zijn blijven bestaan, hij was toen overbluft door de verklaring van het Kerkbestuur, dat zijn werk te Tg. Karang op een mislukking was uitgeloopen. Bij zijn vertrek uit Tandjong Karang hebben velen waardeering voor zijn arbeid uitgesproken, terwijl het oordeel van het Kerkbestuur alleen berustte op inlichtingen van den Heer Van Balen. Dr. De Vries zegt, dat het zijn bedoeling was bij zijn bezoek aan Tg. Karang ook met den Heer Ramp zelf te spreken, daar deze echter niet van zijn dienstreis teruggeroepen kon worden, sprak hij met de twee overgebleven leden van den Kerkeraad. De Heer Ramp wijst erop, dat zijn overplaatsing naar Malang /129./ als godsdienstleeraar door hem gevoeld wordt als een degradatie, omdat hem het ambt van predikant wordt ontnomen. Hij ziet hierin een maatregel van tucht en deze maatregel werd genomen zonder voldoende onderzoek. De Voorzitter wijst erop, dat de Heer Ramp slechts met de waarneming van het ambt als predikant was belast en dat,
133
wanneer hij nu deze waarneming moet neerleggen en ergens anders wordt geplaatst, dit een zuiver bestuurlijke maatregel is en geen maatregel van tucht. In de Lampongs was het noodzakelijk, dat hij recht had tot sacramentsbediening, in Malang bestaat deze noodzaak niet. Ook Dr. De vries wijst erop, dat ontheffing van een waarneming op zichzelf nooit degradatie beteekent. Ds. Keers vindt onderhoud teleurstellend. Bij het vorige onderhoud erkende de Heer Ramp fouten gemaakt te hebben, thans erkent hij dit niet. De Heer Ramp zegt wel te erkennen fouten te hebben gemaakt, maar niet erger dan anderen en niet zoo erg, dat hem daarom het ambt moet worden ontnomen. De Voorzitter dringt er bij den Heer Ramp op aan rustig zijn werk in Malang te beginnen, waarbij hij ook groote zelfstandigheid zal kunnen hebben. Spr. is bereid aan het Kerkbestuur voor te stellen, dat hij dan na een jaar examen voor Ind. Predikant zal mogen doen. De Heer Ramp dringt er nog op aan eerder, b.v. na 3 maanden daartoe in de gelegenheid gesteld te worden. Spr. brengt verder het verzoek over van den Kerkeraad van Tg. Karang om de vacature zoo spoedig mogelijk te vervullen. Verder brengt hij het verzoek over van Lahat om meer verzorging bij voorkeur niet van Palembang uit. De Heer Ramp verlaat de vergadering. Dr.De Vries dringt erop aan om den Heer Ramp, als hij in de gelegenheid gesteld wordt examen af te leggen voor Ind. Predikant, volledig en ernstig te examineeren, ook in zijn eigen belang, opdat er over zijn examen later niet gesproken kan worden als over dat van Ds. Visser. De Voorzitter stelt voor te handhaven de aan den Heer Ramp gegeven toezegging, dat hij toegelaten zal worden tot het examen voor Ind. Predikant en daarna als zoodanig in /130./ de formatie zal worden opgenomen; verder om hem, indien het oordeel over zijn werk te Malang gunstig luidt, over een jaar tot dit examen toe te laten.
134
Ds. Keers dringt erop aan hem dan ook inderdaad in de
Groote Oost te plaatsen, wijl anders een onbillijkheid begaan wordt tegenover de Ind. Predikanten, die hun gansche leven op kleine plaatsen in de Groote Oost moeten blijven. Uitgesproken wordt dat dit de normale gang van zaken is, zonder dat iets vastgelegd wordt over mogelijke afwijking van dezen regel. 5.
Uitgave gezangbundel. Ingekomen is een offerte van de Firma Kolff waarin deze
5000 exemplaren van den bundel in de vroeger aangeboden uitvoering aanbiedt voor f. 1,09 per exemplaar en een uitgave in slappe band voor f. 0,89 per ex. Dr. De vries deelt mede, dat de drukker van den bundel van Ds. Lindeijer bij zijn bezoek aan de Commissie voor Rechtsverkeer verzekerde geen uitgeefster te zijn. In de tweede helft van Maart zijn Ds. Lindeijer en den Heer Le Mat bij hem gekomen en hebben gewezen op de groote behoefte aan kerkboeken en aangedrongen op spoedige aflevering van een bestelling van kerkboeken met het oog op het naderend Paaschfeest en de belijdenis. Met spoed werd een gedeelte van den bundel gezet en in 2500 exemplaren afgedrukt. 2 of 3 April kreeg hij bericht van Ds. Lindeijer, dat de afwerking moest worden gestaakt wegens moeilijkheden met de Commissie voor Rechtsverkeer. Daaruit blijkt, volgens spr., dat het de bedoeling was van Ds. Lindeijer een Kerkboek uit te geven. De drukker zit nu met het zetsel en bovendien met de moeilijkheid, dat hij papier gebruikt heeft, dat hij moest reserveeren voor een Gouvernements-uitgave. Om een uitgave voor de school gereed te maken zouden eerst nog veel meer kosten gemaakt moeten worden, dit zou dus niet veel helpen om de schade te dekken. De geheele schade wordt geschat op ongeveer f. 650,-Bersloten wordt de helft van deze schade voor rekening /131./ van het A.F.E. te nemen, indien de Kerkeraad de andere helft wil vergoeden.
135
Verder wordt besloten 5000 exemplaren van de nooduitgave
in slappe band á f. 0,89 per ex. te bestellen bij de Firma Kolff. 6.
Ebbenhout-bedrijf in de Minahassa. Van den Predikant-Voorzitter in de Minahassa is een
verzoek ingekomen (agno. 1270) om op het Departement van Economische Zaken te herinneren aan de overdracht van het ebbenhout-bedrijf. Dr. De Vries deelt mede, op de Afdeeling Nijverheid van Ir. Soerachman te hebben vernomen dat dit bedrijf aanstonds kan worden overgegeven, en dat de financieele toestand o.a. door verkoop van een loods aan het militair gezag en door een nog ongebruikt A.V.B. crediet zoodanig is dat het bedrijf aanstonds door kan werken. 7.
Herdruk Catechisatieboekjes. Van Ds. J. Hofker is (agno. 1301) het verzoek ingekomen
het catechisatieboekje voor de bijbelsche geschiedenis van Dr. A. van der Flier te doen herdrukken, daar hiernaar in Indië veel vraag is voor de schoolcatechisatie. De Voorzitter stelt voor bij de Commissie voor catechetisch onderwijs te informeeren in welke mate dit boekje in Indie gebruikt wordt, bij de Commissie voor Rechtsverkeer het recht tot herdrukken aan te vragen en daarna overleg te plegen met het Algemeen Protestantsch Publicatie Bureau over een heruitgave. 8.
Schoolbeheer in Loewoek. Ingekomen is een brief van den Predikant-Voorzitter te
Tomohon, (agno. 982) waarin hij erop wijst dat het beheer van de scholen in Loewoek in een dergelijke mate onvoldoende is, dat verlies van de subsidie dreigt. De Voorzitter stelt de vraag wat, in afwachting van een definitieve beslissing over de overdracht van het werk in Loewoek, gedaan zou kunnen worden. Dr. De Vries stelt voor aan het Zendingsnoodbestuur te verzoeken om voorloopig in afwachting van de beslissing over de
136
overdracht en dus zonder dat formeel nog iets /132./ verandert, aan Ds. J. Kruyt te Poso de supervisie over het schoolwerk in Loewoek op te dragen. De Voorzitter vraagt zich af of het Zendingsnoodbestuur hiertoe bereid zal zijn, in ieder geval zouden de kosten ervan ten laste van de Kerk moeten komen. De Voorzitter van het C.C. Ds. K. Kostelijk deelt mede, dat dit Comité al een extra bedrag voor Loewoek heeft uitgetrokken en overweegt om een speciale actie voor Loewoek op touw te zetten. De gelden voor het schoolbeheer door Ds. J. Kruyt zouden dus wel gevonden kunnen worden. Besloten wordt een verzoek overeenkomstig het voorstel van Dr. De Vries tot het Zendingsnoodbestuur te richten. Naar aanleiding van deze bespreking dringt Dr. De Vries er bij het C.C. op aan nu reeds te komen met een plan voor een noodactie voor Loewoek. Hij zou daarbij willen aansturen op het bijeen brengen van een bedrag van f. 25000,--. Hij meent dat een dergelijk bedrag bij de overdracht wel noodig zal wezen en dat het wel bijeen te krijgen zal zijn, al zou het misschien eenigszins gaan ten koste van andere inkomsten voor de Zending. De Voorzitter van het C.C. zegt overweging van dit plan toe. 9.
Arbeid in Zuid-Celebes. De Voorzitter stelt aan de orde de verdere behandeling
van het rapport van Ds. Kostelijk gehecht aan de notulen van 10 Mei j.l. De Voorzitter stelt voor, dat het Kerkbestuur zich accoord verklaart met de conclusies 2 t/m 7 van dat rapport nl. Overplaatsing van Bombong naar Bonthain, Opleiding van Evangelisten, Aanstelling van een Evangelist te Makassar, Extra subsidie aan de schakelschool, Heruitgave der “104 verhalen”, Plaatsing van een Inl. leeraar te Makassar voor ressortswerk.
137
Besloten wordt deze conclusies te aanvaarden. Bezwaren heeft de Voorzitter tegen de eerste conclusie
van Ds. Kostelijk en Ds.Van Herwerden nl. die tot /133./ tijdelijke sluiting van alle scholen op Saleier. Spr. zou er de voorkeur aan geven 2 van de 4 scholen te sluiten, omdat op deze wijze de mogelijkheid open blijft, wanneer later wel geschikte goeroes aanwezig zouden zijn, het werk weer uit te breiden. Spr. denkt aan Amboneesche goeroes. Ds. Kostelijk wijst erop, dat deze op Saleier evenmin invloed zullen hebben als de Toradja-goeroes. Van de tegenwoordige pembantoes is voor het Christendom niets te verwachten, integendeel zij werken tegen. Dr. De Vries zou het ook een groot voordeel achten van het instand houden van enkele scholen, dat Bombong dan een motief zou hebben om Saleier te bezoeken en dus contact zou komen houden. Zijn de scholen er niet meer, dan kan Bombong moeilijk meer op Saleier komen. Spr. stelt eveneens voor 2 scholen te sluiten en de hoofden daarvan onderwijzers te maken aan de overblijvende scholen. Zijn de bezwaren tegen de Toradja’s inderdaad zoo groot als Ds. Kostelijk vernomen heeft, dan zal dat daaruit blijken, dat de scholen leeg loopen en dan is ook het bewijs geleverd dat voortzetting van schoolwerk met de thans beschikbare krachten geen zin heeft. Ds. Kostelijk ziet in deze gedeeltelijke voortzetting van den schoolarbeid geen heil en verwacht dat over eenige tijd toch het besluit tot sluiting genomen zal worden, maar gaat met het besluit van de meerderheid accoord. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter en Dr. De Vries. 9.
Critiek op het Handboek van Ds. P.A. Tichelaar. Ingekomen is een brief van Ds. Tichelaar (agno. 1267)
waarin deze erop wijst, dat de recensie van Ds. Hofker in het A.P.K. over het door hem uitgegeven Handboek aanleiding gegeven heeft tot geschrijf in de dagbladen, waarin een onjuiste voorstelling gegeven wordt van zijn meening over de verdediging
138
van het vaderland en waarin hem allerlei meeningen worden toegeschreven, die hij niet uitgesproken heeft. Hij vraagt een advies over de vraag hoe zijn houding als dienaar der Kerk in dezen moet wezen. De Voorzitter doet daarbij mededeeling van een /134./ persoonlijken brief van Ds. Tichelaar en van een brief van Jhr. W. de Savornin Lohman, waarin deze erop aandringt, dat het Kerkbestuur een verklaring uitgeeft, waardoor deze zaak in het juiste licht wordt gesteld. De Voorzitter wijst erop, dat Ds. Hofker inderdaad door zijn recensie tot misverstand aanleiding heeft gegeven, daar men uit zijn artikel gemakkelijk den indruk kan krijgen, dat de conclusies, die hij uit de omstreden woorden trekt, conclusies van Ds. Tichelaar zelf zijn. Anderszijds zou het voor Ds. Tichelaar ook gemakkelijk geweest zijn de zaak recht te zetten, indien hij slechts in plaats van prikkelende artikelen in de kranten te schrijven, duidelijk had uitgesproken hoe zijn standpunt ten opzichte van de landsverdediging dan wèl is. Ds. Keers is van oordeel, dat Ds. Tichelaar zelf schuldig is aan de campagne, die tegen hem wordt uitgevoerd, en dat wat tegen hem geschreven wordt in beginsel juist is, omdat achter alle uitingen te voelen is dat zijn eigenlijke standpunt toch het anti-militairisme is. De Secretaris spreekt zijn verontwaardiging er over uit, dat zoo fel opgetreden wordt tegen iemand, die wil doen voelen, dat de oorlog voor het Christelijk geweten een ontzaglijke probleem is en dat geweten probeert wakker te schudden, terwijl gezwegen wordt wanneer de kranten dagelijks vol staan van dingen die met de geest van het Christendom zeker lijnrecht in strijd zijn. Na verdere discussie over dit punt wordt besloten, dat de Voorzitter deze zaak bespreken zal met Ds. Tichelaar, terwijl de Secretaris er bij Ds. Hofker op aan zal dringen om b.v. door een mededeeling in het A.P.K. duidelijk te laten uitkomen, dat de meening, die hij aan Ds. Tichelaar toeschreef, niet door deze was
139
uitgesproken, maar door hemzelf als conclusie was getrokken uit de woorden van Ds. Tichelaar. Ingekomen is verder een brief van Ds. Hofker (agno. 1152) waarin hij er bezwaar tegen maakt, dat door het Handboek van Ds. Tichelaar niet allen anti-militairistische opvattingen in de Kerk worden gebracht, maar dat daarin ook bestreden wordt de belijdenis uit de 12 Artikelen “geboren uit de maagd Maria”, terwijl het toch het standpunt /135./ van de Synode was, dat geen predikant de inhoud van de Apostolische belijdenis zou mogen bestrijden. Geopperd wordt naar aanleiding van dezen brief de mogelijkheid om het laatste punt voor te leggen aan de Theologische Commissie. Na eenige bespreking wordt hier echter van afgezien en wordt besloten deze zaak te laten rusten. 10. Herdenkingsdienst 10 Mei. Van Ds. S. van der Linde is (agno. 1296) een verzoek ingekomen een liturgie voor de herdenkingsdienst op 10 Mei aan de gemeenten rond te zenden. Besloten wordt te antwoorden, dat het Kerkbestuur dit overwogen heeft, doch hiervan afgezien heeft, wijl in de practijk tegen een centrale liturgie toch ook wel bezwaren bleken te bestaan en ieder predikant de gemeenten in zijn eigen ressort hiermee wel kan helpen. 11. Rondvraag. Ds. Tumbelaka deelt mede, dat hij voornemens is de vergadering van de Kaoem Iboe te Batavia bij te wonen. Dr. De Vries sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 Juni 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /136./
140
Notulen van de 17e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Maandag 19 Mei 1941. _____________
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
1.
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Herdenking Dr. O. Deggeler. Na de opening van de vergadering spreekt de Voorzitter
allereerst eenige woorden ter nagedachtenis van Dr. O. Deggeler, oud lid van het Kerkbestuur, die in Arnhem overleed, welke woorden door de leden staande werden aangehoord. Spr. wijst op de groote trouw en liefde tot de Kerk, waarmee Dr. Deggeler van 1925 tot December ’33 zijn taak als Kerkbestuurslid vervulde en herinnert aan de moeite, die het hem kostte om, toen hij door de Groote Vergadering niet tot lid van het nieuwe Kerkbestuur was gekozen, van deze taak afscheid te nemen. 2.
25 jarige ambtsbediening Ds. K. Kostelijk. Vervolgens wenscht de Voorzitter Ds. Kostelijk geluk met
zijn zilveren jubileum als predikant en spreekt de hoop uit, dat hij nog vele jaren met veel zegen in de Kerk zal mogen werken. Ds. Kostelijk zegt dank voor deze woorden en voor de hem gezonden bloemen. 3.
Arbeid te Pontianak. Ds. P.J. van Leeuwen, die op doorreis is naar zijn
nieuwe standplaats Ambon en Mr. D. de Boer, ouderling te Pontianak, komen ter vergadering.
141
De Voorzitter heet hen welkom en spreekt zijn vreugde
erover uit, dat eenige zaken de verzorging van de gemeente en den zendingsarbeid rakende mondeling kunnen /137./ worden behandeld. Spr. uit er zijn spijt over, dat Ds. Van Leeuwen zoo spoedig alweer moest worden overgeplaatst. Hij hoopt echter, dat zijn spoedige vervanging in de gemeente Pontianak voldoening gewekt zal hebben. De Voorzitter vraagt vervolgens welke punten de afgevaardigden van Pontianak wenschen te bespreken. Mr. De Boer deelt in de eerste plaats mede, dat in de notulen van den Kerkeraad vermeld staat, dat in een bespreking met het Kerkbestuur aan Ds. Eckenhausen werd toegezegd, dat het Kerkbestuur nog een goeroe voor de Wester Afdeeling zou zenden. Hiervan werd echter niets meer vernomen. De Voorzitter antwoordt, dat Ds. Eckenhausen in Batavia vroeg om plaatsing van den Inl. leeraar Jacobs te Pontianak (aan welk verzoek voldaan werd) en verder mededeelde nog enkele goeroe’s noodig te hebben, waarvoor echter Pontianak zelf wel zou zorgen. Verder wijst Mr. de Boer erop, dat verhooging van de subsidie van het C.C. voor het zendingswerk werd toegezegd en geeft daarbij een verduidelijking van de benoodigde subsidie: voor uitbreiding van 3 goeroe’s is f. 60,-- per maand noodig, terwijl voor reiskosten nog f. 7,50 meer noodig is, de subsidie zou dus van f. 230,-- op f. 297,50 dienen te worden gebracht om het werk in Sambas in de richting van Serawak te kunnen uitbreiden. Ds. Kostelijk zegt als Voorzitter van het C.C. deze verhooging voor 1941 toe. Er was reeds op vermeerdering van de subsidie gerekend en gewacht werd slechts op een begrooting van Pontianak. Na deze toezegging deelt de Heer De Boer op een desbetreffende vraag van den Voorzitter mede, dat hij zeer voldaan is en Pontianak zeker verder afziet van het verzoek om subsidie voor een goeroe, waarom hij allereerst verzocht. Ds. Van Leeuwen vraagt verder nog naar de mogelijkheid van de verkrijging van meer goeroe’s. Het is moeilijk de hiervoor geschikte persoon te vinden, spr. heeft er nu 5 gevraagd uit de
142
Bataklanden en verwacht, dat deze wel zullen komen. Hij vraagt of er verder nog goeroe’s van Ambon of Celebes te verwachten zijn. De Voorzitter antwoordt, dat hier weinig kans op is, en meent dat goeroe’s uit de Bataklanden ook beter /138./ in de Wester Afdeeling zullen passen dan die van Ambon. Dr. De Vries oppert nog de mogelijkheid, dat de Zuideren Ooster-afdeeling goeroe’s zou kunnen afstaan. Mr. De Boer vraagt naar den tijd van aankomst van den opvolger van Ds. Van Leeuwen, Ds. D.F. Bunte. De Voorzitter deelt mede, dat het wachten is op antwoord van het Synodaal Bestuur in de Minahassa. Er zal op spoed worden aangedrongen. Mr. De Boer herinnert eraan, dat reeds langgeleden kerkvisitatie werd toegezegd en dringt erop aan, dat deze spoedig zal plaats hebben. De Voozitter antwoordt dat verleden jaar de visitator Pontianak zou bezoeken, doch dat de oorlog belemmerend heeft gewerkt. Ten slotte spreekt de Voorzitter de hoopt uit, dat zoolang de vacature niet is vervuld, Mr. De Boer aan den arbeid in Pontianak leiding zal willen geven, zooals hij reeds bij vorige vacatures deed en dankt hem voor zijn toewijding aan de gemeente. Spr. wenscht Ds. Van Leeuwen veel zegen toe bij zijn arbeid in Ambon. Ds. Van Leeuwen en Mr. De Boer verlaten de vergadering. 4.
Voorschot aan Ds. V.E. Schaefer. Ingekomen is een brief van Ds. Schaefer (agno. 1500),
waarin hij meedeelt de toekenning te verwachten van een autotoelage van het Leger van f. 25,-- per maand met ingang van 1 November 1940. Hij verzoekt om deze toelage vanaf dien datum tot den datum, waarop hij deze zal ontvangen, voor te schieten. Besloten wordt aan dit verzoek te voldoen, doch Ds. Schaefer eraan te herinneren dat hij, wanneer de toelage onverhoopt niet zou worden toegekend, hij niettemin voor de terugbetaling van het voorschot verantwoordelijk blijft.
5.
143
Standplaats predikant Madioen-Kediri. Ingekomen is een verzoek van den Kerkeraad van Kediri
(agno. 1355) om Ds. W.C. de Jong Kediri als standplaats aan te wijzen, wijl dit meer centraal gelegen is en er gemakkelijker een huis is te krijgen dan in Madioen. De Voorzitter wijst erop, dat dit punt vóór de /139./ plaatsing van Ds. De Jong reeds overwogen werd, doch dat Madioen gekozen werd in het bijzonder omdat deze plaats zelf belangrijker is dan Kediri. Besloten wordt in dien geest te antwoorden. 6.
Tewerkstelling Ds.C.D.Buenk. Naar aanleiding van de mededeeling van den Secretaris,
dat er bij zijn bezoek aan Tandjong Karang op aangedrongen werd dat de gemeente gedurende de vacature geregeld van Batavia uit zou worden bezocht, wordt de vraag besproken hoe deze verzorging in de komende maanden mogelijk zal wezen. Besloten wordt in Juni aan den godsdienstleeraar J.A. Ottow een reis naar de Lampongs op te dragen. Verder wordt besloten Ds. Buenk in afwachting van zijn vertrek naar Engeland te plaatsen te Batavia om daar hulp te verleenen bij het werk van de predikanten en de Lampongs te bezoeken. Hij kan dan tevens gemakkelijk contact houden met verschillende instanties voor de voorbereiding voor zijn reis naar Engeland. 7.
Vervulling militaire dienstplicht Ds. J.M. Langeveld te Langoan. Van Ds. J.M. Langeveld te Langoan is (agno. 1426) het
verzoek ingekomen om toestemming om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Het Kerkbestuur is van oordeel dat, waar de Kerk den arbeid van alle predikanten thans zoo dringend noodig heeft en de Regeering de mogelijkheid tot vrijstelling voor predikanten heeft geopend; deze van deze gelegenheid gebruik dienen te maken.
8.
144
Verzoek om benoeming in vasten dienst van Ds. J.C. Kolk. Van Ds. J.C. Kolk is een verzoek ingekomen om
inlichtingen over de mogelijkheid van benoeming in vasten dienst (agno. 1019). De Voorzitter is van oordeel, dat bij de thans tusschen Kerk en Zending bestaande samenwerking en na al de regelingen inzake personeel, die in overleg met de Zending zijn getroffen, overname van zendingsarbeiders in vasten dienst in dit stadium niet in overweging moet worden genomen. /140./ Wanneer de verbinding met Nederland is hersteld en enkele zendelingen zouden in dienst onzer Kerk willen treden, dan kan dit nader overwogen worden. Besloten wordt dit aan Ds. Kolk te antwoorden. 9.
Salaris Godsdienstleeraar J.L. Ramp. De Voorzitter herinnert eraan, dat in de vergadering van
17 Juli 1939, na een onderhoud met den Heer Ramp, besloten werd diens salaris vanaf 1 Maart 1939 te bepalen op f. 190,- per maand + f. 25,-- standplaaststoelage + een zoogenaamde “ambtstoelage” van f. 20,-- en dat bepaald werd, dat deze bezoldiging 1 Maart 1941 opnieuw overwogen zou worden. Dr. De Vries wijst erop dat de “ambtstoelage” werd toegekend omdat het salaris van den Heer Ramp onvoldoende werd geacht om daarvan als voorganger van te leven, het ligt in den aard der zaak, dat deze toelage daalt naarmate het salaris stijgt. Spr. stelt voor, het basissalaris (overeenkomstig de bezoldigingsschaal voor godsdienstleeraars) thans na 4 jaar dienst te verhoogen met f. 30,-- tot f. 220,--, vermeerderd met de standplaatstoelage voor Malang volgens het Gouvernements percentage en om van de ambtstoelage nog over te laten f. 10,--. Aldus wordt besloten. 10. Benoeming godsdienstonderwijzer te Solo. Van den Kerkeraad van Solo is (agno. 1453) bericht ingekomen, dat hij voornemens is den Heer de Graaf te Lawang tot hulpkracht voor het gemeentewerk te benoemen op een salaris van f.
145
200,-- per maand. De Kerkeraad verzoekt hiervoor een subsidie uit het C.U.F. te ontvangen van f. 150,--‘s maands. De Voorzitter wijst erop, dat het onmogelijk is een zoo hooge subsidie voor dit doel te verleenen, daar dan ook andere gemeenten daar aanspraak op zouden kunnen maken. Spr. stelt voor een subsidie toe te zeggen van f. 50,-- per maand. Aldus wordt besloten. 11. Verzorging onderneming Siloewoek-Sawangan. Van den Kerkeraad van Semarang is het verzoek ingekomen (agno. 1365) de onderneming Siloewok-Sawangan, die onder /141./ de gemeente Semarang ressorteert, bij Pekalongan te voegen, opdat deze door den goeroe Gerungan kan worden bezocht. De Voorzitter wijst erop, dat het niet de bedoeling is geweest het Oostelijkste gedeelte van Pekalongan bij de gemeente Semarang te voegen, doch dat dit gedeelte slechts tijdelijk ter verzorging aan de predikanten van Semarang werd toevertrouwd. Ds. Keers wijst erop, dat de grenzen van de Hollandsche en Maleische gemeenten ook niet behoeven samen te vallen. Besloten wordt in een brief aan den Kerkeraad den stand van zaken uiteen te zetten en de goeroe Gerungan in te lichten. 12. Verzoek om verlof Inl. leeraar Noya te Makassar. Van den Inl. leeraar Noya te Makassar is door tusschenkomst van Ds. Verdenius (agno. 1346) het verzoek ingekomen om verlof om zijn familie in Haroekoe te kunnen bezoeken. De Voorzitter wijst erop, det er geen bezwaar tegen is dat den Heer Noya zijn gewone jaarlijksche verlof neemt van ongeveer 3 weken, maar dat, omdat hij in 1939 pas een langer verlof kreeg om Haroekoe te kunnen bezoeken, er thans geen reden is om hem opnieuw een langer verlof toe te staan. Het Kerkbestuur verklaart zich hiermee accoord. 13. Overplaatsing Inl. leeraars. De Voorzitter beveelt aan (zie blz. 121) plaatsing van den Inl. leerraar Warouw te Fort de Kock en stelt de vraag of het
146
nooding is den Inl. leeraar Moendoeng van Batavia een ander standplaats aan te wijzen en te vervangen door den Inl. leeraar Supit van Tjimahi (die beter tegenwicht zou vormen tegen de K.G.P.M.) en of de Heer Kawengian in aanmerking zou kunnen komen voor Batavia of Tjimahi. Inzake den invloed van de K.G.P.M. deelt Ds. Tumbelaka mede, dat in de Berita Geredja Minahassa een artikel van de redactie was opgenomen, waarin er met voldoening melding van werd gemaakt, dat de Heer Z. Taloepema meedeelde, dat naar het oordeel van de leiders van de K.G.P.M. er meer broederlijke samenwerking zou moeten komen met de Minahassische /142./ Kerk. Spr. meent dat dit het einde beteekent van de invloed van den Heer Lapian. Bij de bespreking wordt geopperd de mogelijkheid dat Ds. Tumbelaka of de gepens. Inl. leeraar Waney zouden invallen in een vacature, hetzij in Batavia hetzij te Tjimahi. Besloten wordt den Inl. leeraar Warouw einde Juli over te plaatsen naar Fort de Kock. De beslissing over verdere mutaties wordt aangehouden tot een volgende vergadering. 14. Verbouwing Pastorie Medan. Van den Kerkeraad van Medan is (agno. 1462) het verzoek ingekomen tot goedkeuring van het besluit tot een verbouwing en uitbreiding van de pastorie, waarvan de kosten begroot worden op f. 1100,--. De uitgave kan uit eigen middelen worden gefinancierd. Goedgekeurd. 15. Verzoek om visitatie van Loewoek. Ingekomen is een brief van Ds. J. Feunekes te Loewoek mede namens de andere Ind. Predikanten aldaar, (agno.1425), waarin verzocht wordt om visitatie door een van de leden van het Kerkbestuur. In verband met de groote moeilijkheden zoowel financieel en administratief als wat de practijk van het werk betreft. Dr. De Vries deelt hierbij mede, dat hij van den Zendingsconsul van den Heer van Randwijck vernam, dat deze wel bereid is aan te sturen op inwilliging van het verzoek van het
147
Kerkbestuur, dat de supervisie over het schoolwerk zou worden opgedragen aan Ds. Kruyt, maar het dan zeer gewenscht acht, dat Ds. Baars belast wordt met de schooladministratie, daar deze met de wijze van werken van de Zending bekend is. Het Kerkbestuur spreekt uit hiertegen geen bezwaar te hebben. De Voorzitter meent, dat Ds. Kruyt dan zeker ook een reis door Loewoek zal moeten maken, die dan zou kunnen samenvallen met de reis van een visitator namens het Kerkbestuur b.v. van den Voorzitter van het C.C. Ds. Kostelijk. De slotsom van het onderzoek zou dan wel zijn, dat de Kerk een zeer desolate boedel aan de Zending overgeeft, maar het is goed zich van deze toestand rekenschap te geven. /143./ Ds. Keers verwacht van deze visitatie niet heel veel heil en zou deze alleen van belang achten voor een daarna door het C.C. te voeren financieele actie. Ds. Kostelijk verklaart zich bereid deze reis te maken en meent dat de helft van de kosten wel voor rekening zou kunnen komen van het C.C. Besloten wordt Ds. Kostelijk met deze visitatie, zoo mogelijk in Juli, te belasten en te trachten deze reis met die van Ds. Kruyt te doen samenvallen. 16. Overdracht Zendingsterreinen. De Voorzitter brengt kort in voorloopige bespreking de nota van het Zendingsnoodbestuur over de overdracht van Zendingsterreinen. Hij verklaart zich in het algemeen hiermede te kunnen vereenigen. Na eenige bespreking wordt besloten een de door Ds. Kruyt opgemaakte begrooting af te wachten en daarna de zaak nader onder ogen te zien. 17. Overplaasting Ds. Ven der Wallen. De Voorzitter deelt mede, dat hij een persoonlijk schrijven ontving van den Predikant-Voorzitter in Koepang, waarin hem gerapporteerd werden bezwaren tegen Ds. Van der Wallen op
148
zedelijk gebied van zoodanige ernst, dat de Predikant-Voorzitter zijn handhaving op Timor onmogelijk achtte; bij een langer verblijf zou hij zonder twijfel zoodaning in opspraak komen dat dit aan het werk van de Kerk ernstige schade zou kunnen berokkenen. Daar met het oog op de bootgelegenheid een zeer snelle beslissing noodzakelijk was, besloot het moderamen Ds. Van der Wallen in afwachting van een nader onderzoek met spoed over te plaatsen naar Batavia en hem ter beschikking te stellen van het Kerkbestuur. Het Kerkbestuur hecht aan deze beslissing zijn goedkeuring. 18. Reisrekening gepensionneerde Hulpprediker J. Sjioen. Ingekomen is een brief (agno. 1404) van den gep. Hulpprediker J. Sjioen, waarin hij meedeelt, dat toen hij in November 1940 plotseling gedwongen werd zijn ambt als voorganger van de gemeente Mataram neer te leggen, hij op reis was en in opdracht van Ds. Van der Linde te Djember zijn /144./ reis moest onderbreken en geruimen tijd moest wachten, waardoor hij f. 97,78 extra uitgaven had. Hij verzoekt hem dit bedrag te restitueeren. De Voorzitter wijst erop, dat een deel van de uitgaven werd gedaan voor een volwassen dochter en dat dit deel niet voor vergoeding in aanmerking mag komen. Het moderamen wordt gemachtigd het overige van de rekening voor zoover dit billijk blijkt te vergoeden. 19. Kerkbouw plannen Mr. Cornelis. De Voorzitter deelt mede, dat de Mal. gemeente te Mr. Cornelis voornemens is een eigen Kerk te bouwen en hiervoor in eenige jaren f. 7400,-- heeft bijeen gebracht. De Kerkeraad is thans voornemens een stuk grond te koopen voor f. 9000,-- welk perceel echter veel te duur is voor het bouwen van een Kerk van f. 12000,-- Nagegaan dient nogmaals te worden of nog elders op billijker voorwaarden een geschikt terrein te vinden is. Ook is in de Holl. Gemeente wel het plan geopperd de thans bestaande kerk te
149
verkoopen en een nieuwe kerk te bouwen weer voor Holl. en Mal. Gemeente samen. Na eenige bespreking worden de Thesaurier en de Secretaris gemachtigd om, wanneer een onmiddellijke beslissing nooding mocht blijken, toestemming te verleenen tot den koop van bedoeld perceel, mits eerst in een gemeentevergadering aan de gemeente duidelijk is gemaakt, dat hiermee bijna het geheele voor kerkbouw aanwezige kapitaal is gemoeid, zoodat er dan voorloopig geen geld is om tot den bouw over te gaan. 20. Lectuur voor het leger in Engeland. De Voorzitter deelt mede, dat het A.P.K. op verzoek van het Kerkbestuur veel kosten maakt om gratis exemplaren te zenden naar Engeland voor het leger, naar de beschermingskampen in Indië enz. Besloten wordt naar het bedrag van deze kosten te informeeren en deze te vergoeden. 21.
Rondvraag. Ds. Keers deelt mede, dat hij met den Kerkeraad van
Tjimahi de wenschelijkheid besprak van het doen loopen door /145./ de kerkfondsrekening van de bijdrage van f. 50,-- van particulieren voor ”representiekosten” van Ds. Burgstede. Het bezwaar van den Kerkeraad was echter, dat er ook de 10% voor het A.F.E. voor betaald moest worden. Daar vrijstelling van deze bijdrage aan het A.F.E. niet mogelijk is, wordt besloten in dat geval de bijdrage van het Kerkbestuur in het salaris van Ds. Burgstede te verhoogen met f. 5,--. b. Ds. Keers deelt mede, dat Dr. Geissler van Ds. Locher vernam, dat hij bestemd is geplaatst te worden in Palembang. In verband met de mogelijkheid, dat dit ook in Palembang bekend zal worden, wordt besloten den Kerkeraad aldaar vertrouwelijk in te lichten over dit voornemen.
150
c. Dr. De Vries vernam van den legerpredikant Ds.
Schaefer, dat de Mal. sprekende militairen in Cheribon nooit een godsdienstoefening hebben. Besloten wordt hiernaar te informeeren bij Ds. C.B. Boere. d. Dr. De Vries herinnert eraan, dat de Kerkvisitator een reisprogramma voor het eerste halfjaar 1941 zou opstellen. De Voorzitter deelt mede, dat in de volgende maand Batavia zal worden gevisiteerd door de Kerkvisitator en hemzelf. De Kerkvisitator zegt toe het gevraagde programma alsnog op te zullen maken. e. Dr. De Vries stelt voor de brochure van Dr. J. Eijkman ”Wij bouwen verder” toe te zenden aan alle predikanten en godsdienstleeraars. Aldus wordt besloten. f. Ds. Tumbelaka deelt mede voornemens te zijn 2 dagen in Batavia te blijven in de Maleische gemeente. g. De Thesaurier deelt mede, dat Ds. Wildervanck op zijn /146./ schuld aan het A.F.E. sedert April 1940 niet meer afbetaalde. Besloten wordt op afbetaling aan te dringen en daarbij mede te deelen, dat anders om inhouding op het salaris zal worden verzocht. h. Ds. Kottelijk stelt voor de bevestiging van Ds. Van Herwerden als lid van het Kerkbestuur te stellen op 4 Augustus en als predikant op 20 Juli Dr. Geissler. Goedgevonden. i. De Secretaris dringt erop aan de voorbereiding van de volgende Algemeene Synode ter hand te nemen. Er wordt van verschillende zijde op gewezen, dat vooraf dient te worden vastgsteld of de Synode in 1942 zal doorgaan. Dr. De Vries wijst erop, dat hierover pas een maand vóór het bijeenkomen van de Synode beslist kan worden. Besloten wordt om terstond na de komst van Ds. Van Herwerden de plannen inzake de Synode vast te stellen en eventueel de voorbereiding ter hand te nemen.
151
De Heer Van Otten sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 Juni 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /147./ Notulen van de 18e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 27 Mei 1941. _____________
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Dr. E. de Vries De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde : 1.
Notulen. De notulen van de lle, 12e, 13e vergadering worden
zonder wijzigingen vastgesteld. 2.
Bespreking met Staatsmobilisatieraad. De Voorzitter brengt verslag uit van de bespreking, die
hij met den Zendingsconsul Mr. De Niet voerde op het kantoor van de Staatsmobilisatieraad. Wat verschaffing van benzine in oorlogstijd betreft zijn de predikanten ingedeeld onder C3, practisch is dit wel bevredigend, doch principieel is het onjuist wijl de medici zijn ingedeeld onder CI. Spr. stelt voor den Raad hierop te wijzen.
152
Dr. De Vries wijst erop, dat ook reeds iets zou bereikt
zijn, wanneer de predikanten kwamen onder C2 en het taxivervoer, thans onder C2, werd gebracht onder C3. Besloten wordt den Raad te verzoeken de predikanten onder CI te brengen of anders C3 en C2 om te wisselen. De Voorzitter deelt verder mede, dat ook gesproken werd over de aanwijzing van predikanten voor de Burgerlijke Dienstplicht. Spr. wees er daarbij op, dat de predikanten in tijden van nood dringend noodig zijn voor geestelijk werk en dat zij dus niet behooren te worden ingedeeld. Het Kerkbestuur stemt hiermee in en besluit daarom ook terug te komen op het feit, Ds. A.A. van Dalen van Depok /148./ bij de registratie van verplegend en geneeskundig hulppersoneel werd ingeschreven en zich hierover tot de betrokken instanties te wenden. 3.
Geestelijke verzorging geïnterneerden. De Voorzitter deelt mede, dat hij een bezoek met Ds.
Keers bracht aan den legercommandant en met dezen in de eerste plaast besprak het bezwaar, dat Ds. Langhout in het militair hospitaal te Magelang met Duitsche geïnterneerden slechts mag spreken in tegenwoordigheid van een Officier van Gezondheid. Spr. ledge den nadruk erop, dat het onmogelijk is geestelijk werk te verrichten in tegenwoordigheid van derden en wees er op, dat het persoonlijke geestelijke verzorging door een predikant met de Roomsche biecht moet worden gelijkgesteld. De Legercommdant wees daartegenover op de noodzakelijkheid van het handhaven van de censuur; voorkomen moet worden, dat berichten of zelfs brieven naar buiten worden overgebracht. Gezien de houding van Dr. Sikken achtte men het bijv. niet onmogelijk, dat deze hiertoe zijn diensten zou leenen. Spr. wees dan Legercommandant erop, dat de predikanten in dit opzicht moeten vertrouwd worden en dat zij anders van de verzorging moeten worden uitgesloten. De Kerk moet de verantwoordelijkheid op zich nemen in dezen in te staan voor de
153
predikanten, die zij voordraagt en het Legercommando moet daaraan vertrouwen schenken. Wat de vergorzing be treft van het interneeringskamp in Koetatjane wezen den Voorzitter en Ds. Keers den Legercommandant erop, dat weliswaar geïnterneerde predikanten zelf in de godsdienstoefeningen kunnen voorgaan, maar dat dit onvoldoende is, omdat het niet alleen op de godsdienstoefeningen, maar ook op de verdere geestelijke verzorging aankomt. In verband met de onderlinge verhoudingen in een kamp en den psychischen toestand van de geïnterneerde predikanten is niet te verwachten, dat zij de geheele geestelijke verzorging op zich kunnen nemen. In het algemeen wees verder de Voorzitter den Legercommdant erop, dat soms wel klachten geuit worden over de weinige verzorging van de geïnterneerden door de Kerk doch /149./ dat het Legerbestuur ook nimmer de Kerk van de opening der kampen heeft in kennis gesteld en nooit rechtstreeks met de Kerk over deze zaak heeft gecorrespondeerd. De Legercommdant bleek wel toegankelijk voor het naar voren gebrachte en is bereid de verschillende punten nader in overweging te nemen. Besloten wordt het standpunt van het van het Kerkbestuur nader in een uitvoerigen brief aan den Legercommandant uiteen te zetten. 4.
Kerkbouw te Meester-Cornelis. De Voorzitter deelt mede, dat nog geen toestemming werd
verleend tot aankoop van het perceel, waarop de Mal. gemeente te Meester-Cornelis een Kerk wil bouwen (zie blz. 144). De Kerkeraad deelde nu mede, dat de Nillmij bereid is bedoeld perceel te koopen en het aan de gemeente te verhuren op erfpachtsvoorwaarden tegen een rente van 6%, na 5 jaar zal de gemeente het dan van de Nillmij kunnen koopen. Besloten wordt tot deze transactie toestemming te verleenen, onder voorwaarde, dat eerst in een gemeentevergadering aan de gemeente duidelijk wordt gemaakt welke financieele verplichtingen zij op zich neemt en dat afgesproken wordt dat het
154
uit het Kerkfonds voor den bouw te gebruiken bedrag zoo spoedig mogelijk weer bijeen wordt gebracht, opdat het mogelijk zij den grond te koopen. 5.
Overplaatsing Inl. leeraars. De Voorzitter herrinnert aan het in de vorige
vergadering geopperde plan om den Inl. leeraar B. Supit van Tjimahi naar Batavia over te plaatsen en den Inl. leeraar Moendoeng van Batavia naar Palembang en eventueel den Inl. leeraar Kawengian in aanmerking te brengen voor Tjimahi. Dr. De Vries vraagt of misschien tegelijk Tarakan een betere verzorging zou kunnen krijgen doordat de Inl. leeraar Sipasulta van Samarinda werd overgeplaatst naar Palembang en vervangen door een ander Inl. leeraar uit de Minahasa, die weer te Tarakan zou kunnen worden geplaatst. Besloten wordt aan het Synodaal Bestuur in de Minahassa te verzoeken een oudere Inl. leeraar aan te bevelen voor plaatsing buiten de Groote Oost (Palembang of Java), in wiens plaats dan in de Minahassa een candidaat in de formatie zal /150./ worden benoemd en voorts Ds. Van Herwerden vertrouwelijk advies te vragen over de bezetting van de plaatsen Batavia, Palembang, Tjimahi. 6.
Moeilijkheden Mal. gemeente Jogja. Ingekomen is een brief van Ds. Reddingius (agno. 1506),
waarin hij erop wijst dat tengevolge van de in de Mal. gemeente bestaande moeilijkheden de gep. Inl. leeraar Loupatty afzonderlijke diensten organiseert in de Landraadzaal. De brief wordt ter hand gesteld aan den Kerkvisitator om deze in een persoonlijk schrijven af te doen. 7.
10% bijdrage aan A.F.E. voor Bouwfonds Soerabaia. Van den Kerkeraad van Soerabaia is opnieuw een brief
ingekomen, waarin hij nogmaals tracht aan te toonen, dat het bijdragen voor het bouwfonds van de 10% aanslag voor het A.F.E. behooren te worden vrijgesteld.
155
De Voorzitter wijst erop, dat in deze brief geen enkel
nieuw argument wordt aangevoerd en dat verdere discussie geen zin zou hebben. Er kan voor Soerabaia geen uitzondering worden gemaakt, daar het Kerkbestuur verplicht is tegenover andere gemeenten een lijn te trekken. Spr. stelt daarom voor dat het Kerkbestuur, gebruik makende van de bevoegdheid hem door de Synode toegekend om regels vast te stellen voor het heffen van bijdragen van de gemeenten, Soerabaia aanslaat in de heffing van 10% over de inkomsten van de Bouwfonds. Aldus wordt besloten. 8.
Verloven Ind. Predikanten. Van den Predikant-Voorzitter te Amboina is (agno. 1535)
een vraag ingekomen inzake de regeling van de vacantieverloven van de Ind. predikanten van de H.T.S. Besloten wordt, dat voor deze Ind. predikanten dezelfde regel zal gelden als voor de andere voorgangers, nl. dat zij jaarlijks een verlof kunnen krijgen van ten hoogste 20 dagen en dat, wanneer dit in bijzondere gevallen in verband met afstanden of anderzins onvoldoende blijkt, een verlenging daarvan bij het Kerkbestuur kan /151./ worden aangevraagd. 9.
Tewerkstelling gep. Inl. leeraar P. Waney. De Secretaris deelt mede, dat de gep. Inl. leeraar P.
Waney voornemens is zich naar de Minahassa te begeven en dat hij bereid is na terugkomst de Kerk nog te dienen, wanneer de Kerk een aandeel betaalt in de kosten van zijn reis naar Minahassa en terug naar Java. De Voorzitter meent, dat hieraan de voorwaarde moet verbonden worden dat de Heer Waney eenige jaren zal werken in Tandjong Karang op een toelage van f. 40,-- per maand. Besloten wordt onder deze voorwaarde beschikbaar te stellen de prijs van een passage 3e klasse Manado-Batavia voor 1 persoon. 10. Studie Godsdienstleeraar.
156
Van Dr. Sikken is (agno. 1537) een verzoek ingekomen om
inlichtingen over het examen voor godsdienstleeraar. Besloten wordt te antwoorden dat, waar de Algemeene Synode over de positie van de godsdienstleeraars en over de eischen voor het examen geen afdoend besluit heeft genomen, er thans geen gelegenheid is het examen af te leggen en dat er geen reden is hierop een uitzondering te maken, omdat de door Dr. Sikken bedoelde persoon niet voornemens is practisch godsdienstleeraar te worden. 11. Verpleegster voor ziekenhuis Toeal. De Voorzitter deelt mede, dat te Batavia vertoeft zuster Schröder van het Ziekenhuis te Tondano, die behandeld wordt wegens ziekte. Zij is voor verderen arheid te Tondano afgekeurd en moet overgeplaatst worden naar een droger klimaat. Spr. heeft hierover geseind naar Ambon omdat voor Toeal een verpleegster dringend noodig is, daar Ds. Baas niet naar Ambon kan vertrekken, zoolang er voor het Ziekenhuis aldaar geen oplossing is gevonden. Spr. heeft de volgende voorwaarden voorgesteld: salaris f. 125,-- of f. 85,-- + kost en inwoning, f. 20,-- per maand voor vergoeding premie levensverzekering, vrije geneeskundige /151a./ behandeling, na 3 jaar 2 maanden verlof naar Java met vrije reis en behoud van salaris, over een jaarlijksche vacantie van 3 weken zal nog overlegd worden, indien die niet mogelijk of noodzakelijk zou wezen, zal het Java verlof met 1 maand worden verlengd. 12. Overname Zendelingen in dienst der Kerk. Ingekomen is een brief van dem Predikant-Voorzitter te Tomohon (agno. 1502), waarin hij meedeelt, dat de zendeling A. Ploeger in verband met de gezondheid van zijn echtgenoote en de ongunstige toestanden op Halmaheira daar moeilijk verder kan werken, de Predikant-Voorzitter vraagt of er voor hem kans zou zijn op overgang naar de Protestantsche Kerk. De Voorzitter wijst erop, dat bij de tegenwoordige samenwerking tusschen Kerk en Zending geen krachten behooren te worden overgenomen dan met volledige wederzijdsche instemming.
157
Ds. Keers wijst erop, dat door de benoeming van een Ind.
predikant, die alleen in de Minahassa bruikbaar zou zijn en dan misschien alleen op koele plaatsen in verband met de gezondheidstoestand van zijn gezin, de kansen van andere Ind. predikanten, die misschien een plaatsing aldaar dringend noodig hebben weer zouden worden verkleind. Besloten wordt in dezen geest te antwoorden en erop te wijzen, dat Ds. Ploeger met zijn bezwaren in de eerste plaats moet komen bij het Zendingsnoodbestuur. 13. Levensonderhoud Mevrouw Zöllner. De Voorzitter deelt mede, dat hem inzage werd verleend van een brief van Mej. Van Aller van Saparoea aan Mevr. Van Doorn waarin megedeeld werd dat Mevr. Zöllner niet meer in haar levensonderhoud kan voorzien en opname zou willen vragen in een beschermingskamp. Spr. is van oordeel, dat de Kerk iets voor Mevr. Zöllner moet doen maar dat Mevr. Zöllner dan het beste op Saparoea zou kunnen blijven. Spr. meent dat voor het onderhoud van het gezin f. 100,-- per maand noodig zou zijn. Dr. De Vries wijst erop, dat Mevr. Zöllner waarschijnlijk wel onderstand zou kunnen krijgen van de M.W.B. Getracht kan worden een deel van de ondersteuning van de M.W.B. terug /152./ te krijgen. Besloten wordt Mevr. Zöllner een ondersteuning toe te zeggen van f. 100,-- per maand ten laste van het A.F.E. en overleg te plegen met de M.W.B., opdat deze een deel van dit bedrag voor haar rekening neme. 14. Weekblad ”Semangat Baroe”. De Voorzitter deelt mede, dat voor de uitgaven van het blad ”Semangat Baroe” een stichting is gevormd onder Indonesisch beheer. De bedoeling van de uitgave is een tegenhanger te vormen tegen uitgaven van de Parindra, zooals dit van Europeesche zijde, indertijd gepoogd werd te doen met de ”Zaman baroe”. Spr. is van oordeel dat dit blad de steun van de Kerk verdient en stelt voor 100 abonnementen te nemen en deze ter
158
beschikking te stellen van Inheemsche voorgangers, die in staat zijn den inhoud van het blad te begrijpen en die de abonnementprijs niet kunnen betalen. Een gedeelte van het abonnementsgeld kan van hen teruggevraagd worden. Advies kan gevraagd worden van predikanten in Pontianak, Makassar enz., opdat deze goedkoope abonnementen ten bate komen van personen, die er nut van hebben. Aldus wordt besloten. 15. Uitgave boekjes ”Jezus van Nazareth”. Dr. De Vries deelt mede, dat hij met de Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd nog een onderhoud had over deze uitgave en erop aandrong, dat de Commissie de conditie, dat f. 0,10 per exemplaar gedeponeerd moet worden voor eventueele auteursrechten, zal doen vervallen op grond van overweging, dat de uitgave niet plaats vind op commercieele basis. Waarschijnlijk zal de Commissie bereid zijn dit verzoek in te willigen. Besloten wordt dit alsnog schriftelijk aan de Commissie te verzoeken. 16. Arbeid in Loewoek. Dr. De Vries deelt mede, dat hij van den Zendingsconsul vernam dat deze er nog aan twijfelde of de reis van Ds. Kruyt /153./ door Loewoek uitvoerbaar zal wezen. Besloten wordt nader bericht af te wachten. 17. Rondvraag. a. Dr. De Vries deelt mede, dat spoedig een convocatie zal uitgaan voor een vergadering van den Bond van Kerken en Zending aansluitende aan de bijeenkomst van de N.I.Z.B. Als punten van behandeling voor deze vergadering zijn genoemd: l. de verhouding van het adathuwelijk en het kerkelijk huwelijk. 2. de ”non-theological” verschillen tusschen de onderscheiden kerken. 3. de plaats van de volksschool in de gemeente. Met belangstelling wordt hiervan kennis genomen.
159
Ds. Keers dringt erop aan dat predikanten lid worden van
de N.I.Z.B. b. In verband met een hierover gemaakte opmerking geeft Ds. Keers een nadere toelichting over het in Salatiga gevierde Avondmaal ter gelegenheid van de aldaar gehouden conferentie van de P.J.C. Dit Avondmaal werd kerkelijk gevierd in de gemeente Salatiga ten behoeve van die afgevaardigden, die in verband met het bezoeken van de conferentie in hun woonplaats geen Avondmaal konden vieren. Ds. Kostelijk meent dat elke schijn vermeden moet worden, dat een vereeniging avondmaal viert en dat het gevaar moet worden vermeden dat de P.J.C. een kerkje in de Kerk wordt. Hij meent dat wat in Salatiga is gebeurd, niet moet herhaald worden. De Voorzitter ziet in wat gebeurd is geen bezwaar. Het Avondmaal werd gevierd onder toezicht van den Kerkeraad van Salatiga voor een aantal leden van de Kerk, die voor een conferentie ter plaatse waren. c. Ds. Tumbelaka vraagt wie thans de leiding heeft van het werk in Loewoek. De Voorzitter antwoordt, dat Ds. Kostelijk bij zijn bezoek aan Loewoek ook de verdeeling van een arbeid der Ind. predikanten onder oogen zal zien. d. De Heer Aijal deelt mede dat hij voornemens is /154./ een bijeenkomst bij te wonen in Mr. Cornelis ten behoeve van de ”Zending Protestant Maloeka”, de Wijkverpleging op Ambon en het Zendingsnoodbestuur. Hij doet dit als particulier, niet als afgevaardigde van het Kerkbestuur. e. De Heer Van Otten vraagt wanneer de gemeente Batavia gevisiteerd zal worden. De Voorzitter antwoordt, dat dit zal gebeuren in de eerste helft van Juni door hemzelf en den Kerkvisitator. f. Ds. Kostelijk deelt mede, dat Ds. Van Herwerden vroeg zijn auto van Manado naar Batavia mede te nemen. Toegestaan. De Secretaris sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 Juni 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren.
160
Secretaris, H. Jansen.
/155./ Notulen van de 19e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 10 Juni 1941 ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Dr. F. van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Dr. E. de Vries) De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Notulen. De Notulen van de 14e, 15e en 16e vergadering worden met
enkele kleine wijzigingen vastgesteld. 2.
Bezwaren tegen Ds. B.van der Wallen. De Voorzitter herinnert aan zijn meededeeling in de
vorige vergadering, dat de predikant-Voorzitter van Koepang in een persoonlijken brief ernstige bezwaren had in gebracht tegen Ds. Van der Wallen en dat deze daarom met spoed naar Batavia werd overgeplaatst. In aansluiting daaraan deelt de Voorzitter mede, dat bij een onderhoud op het bureau Ds. Van der Wallen zich eerst erover beklaagde, dat hij niet ter plaatse in de gelegenheid was gesteld zich tegen deze beschuldigingen te verdedigen. Daartegenover heeft spr. hem er op gewezen, dat het K.B. een dergelijk onderzoek juist heeft willen vermijden, omdat het tot schade zou geweest zijn van de Kerk op Timor en dat bovendien ieder onderzoek als regel gehouden wordt, nadat de persoon tegen wien beschuldigingan zijn
161
ingebracht uit het ressort verplaatst is, teneinde vertroebeling van de zaak te voorkomen. Daarop heeft spr. aan Ds. Van der Wallen de vraag gesteld of hij inderdaad thans nog een diepgaand onderzoek wenschte en hem erop gewezen, dat dit onderzoek ook voor /156./ hem persoonlijk en zijn gezin zeer pijnlijk zou zijn. Daarbij heeft hij er bij Ds. Van der Wallen ernstig op aangedrongen zijn zonde te erkennen. Ds. Van der Wallen erkende daarop schuldig te zijn en zelf te begrijpen dat hij geen predikant zou kunnen blijven. Hij gaf daarbij te verstaan, dat de grondoorzaak van zijn misdragingen gelegen was in het onbevredigende van zijn huwelijk. De Voorzitter heeft daarop aan Ds. Van der Wallen toegezegd dat in verband met deze bekentenis het Kerkbestuur zijn zaak met clementie zou behandelen en zou trachten hem te helpen om in een andere betrekking, zoo mogelijk ook in Gouvernementsdienst, geplaatst te worden. Aan plaatsing voor Gouvernementsdienst zou voor hem het voordeel zijn verbonden, dat zijn diensttijd van bijna 10 jaar voor pensioen niet verloren zou gaan. Zoo hij geen plaats in Gouvernementsdienst meer zou kunnen vinden dan zou overwogen kunnen worden hem de 10 jaar dienst op een of ander wijze te laten volmaken. Ds. Keers spreekt waardeering uit voor de wijze waarop de Voorzitter deze zaak behandelde, maar meent, dat ook geestelijk voor het gezin Van der Wallen wat moet gebeuren. De Voorzitter antwoordt, dat dit is getracht, maar dat Ds. Van der Wallen daartoe weinig in de stemming was. Hij zei, dat hij later wel met Ds. Van Herwerden zou willen spreken. Ds. Keers belooft het gezin Van der Wallen speciaal Mevr. Van der Wallen te bezoeken. De Voorzitter neemt op zich met den Onder-directeur van het Departement van Onderwijs en Eeredienst de mogelijkheid te bespreken van een overgang van Ds. Van der Wallen naar een administratieve betrekking. 3.
Benoeming J.Wokas tot Inl. Leeraar.
162
Van het Synodaal Bestuur van de Min. Kerk is (agno.
1569) het bericht ingekomen, dat de Inl. leeraar I.R. Paat overleden is en het voorstel om in zijn plaats den candidaat Inl. leeraar J. Wokas te benoemen. Aldus Wordt besloten. /157./ 4. Verzoek om herplaatsing J. Latumahina. De Secretaris deelt mede, dat de Predikant-Voorzitter van de Moluksche Kerk de stukken aangaande den ontslagen Inl. leeraar J. Latumahina meenam naar Ambon en na tegaan of hij misschien daar zou kunnen worden herplaatst. De Predikant-Voorzitter berichtte nu (agno. 1680), dat zoowel hijzelf als het Synodaal Bestuur tegen herplaatsing zijn in verband met den slechten naam, die Latumahina in de Molukken heeft. Daar ditzelfde bezwaar ook geldt overal elders en bij herplaatsing van Latumahina vele andere ontslagen Inl. leeraars ook op herplaatsing aanspraak zouden kunnen maken, wordt besloten Latumahina definitief te berichten, dat hij niet in dienst der Kerk kan worden hersteld. 5.
Ontslag Ds. C.D. Buenk. De Voorzitter stelt voor Ds. Buenk, die als
legerpredikant naar Engeland vertrok te ontheffen van zijn terbeschikking stelling van het KB in de maand voorafgaande aan die waarin zijn bezoldiging in Engeland zal ingaan. Aldus wordt besloten. 6.
Financieele overeenkomst met Medan. De Voorzitter herinnert eraan, dat de overeenkomst met
Medan, waarbij deze gemeente gedurende twee jaren de bezoldiging van Ds. De Graaf bijna, geheel voor haar rekening nam, in Juni afloopt. Vernomen werd, dat de Kerkeraad erop rekent, dat Ds. De Graaf na beëindiging van deze overeenkomst gewoon uit ’s Lands Kas zal worden bezoldigd en dus Medan niet meer voor hem zal bijdragen deze voor de gewone aanslag voor het C.U.F. De Kerkeraad
163
vertrouwt, dat het Kerkbestuur zal erkennen, dat Medan 2 predikanten behoort te hebben. De Voorzitter erkent, dat bij een goede bezetting van geheel Indië, Medan wel 2 predikanten zou mogen hebben, maar het is de vraag of dit mogelijk is, waar ressorten als Madioen en Zuid-Sumatra nog vacant zijn. Ds. Keers wijst erop, dat bij het begin van de besprekingen over vermeerdering van het aantal predikanten in Medan, de Kerkeraad er van uitgegaan is, dat de gemeente wel een tweede predikant zelf betalen kon, oorspronkelijk zou /158./ dit Ds. Oberman zijn, maar omdat Ds. De Graaf wegens afkeuring niet in de formatie kon komen, werd de laatste door de gemeente bezoldigd. Besloten wordt aan den Kerkeraad van Medan te vragen hoe hij zich de regeling voorstelt na beëindiging van de overeenkomst. 6.
Verzoek om overgang in dienst der Kerk van Zendeling G.F. C.Bakker. De Secretaris doet voorlezing van een brief van Ds.
Creutzberg (agno. 1609), waarin deze mededeelt, dat vanwege de Batakzending het voorstel zal worden gedaan Ds. Bakker geheel of gedeeltelijk in dienst der Kerk te doen overgaan als predikant van Bandjermasin. Ds. Creutzberg heeft hiertegen verschillende bezwaren: hij acht Ds. Bakker voor predikant niet geschikt en zou een plaatsing in Balikpapan, waarover gesproken werd, zou hij ernstig bezwaar hebben in bijzonder in verband met de verhouding tot de B.P.M. De Voorzitter meent, dat Ds. Creutzberg in ieder geval niet op Balikpapan moet worden geplaatst, het is beter voor een predikant op een afstand met de B.P.M. samen te werken dan op de plaats zelf wonende in een min of meer afhankelijke positie te komen. Ook meent spr. dat Ds. Bakker voor predikant niet geschikt is. Besloten wordt op een voorstel tot overname van Ds. Bakker, indien dit gedaan wordt niet in te gaan. 7.
Verzorging Militairen te Tarakan
164
In verband met een in denzelfden brief van Ds.
Creutzberg voorkomende suggesties stelt de Voorzitter voor aan den Legercommandant te vragen on in verband met het feit, dat Tarakan van Java uit door de legerpredikanten slechts sporadisch kan worden bezocht, het niet mogelijk zou zijn Ds. Creutzberg tot reserve legerpredikant te benoemen en daarbij mede te deelen, dat de Kerk bereid is Ds. Creutzberg hiervoor kosteloos baschikbaar te stellen, zoodat alleen transportkosten Bandjermasin-Tarakan en Balikpapan voor rekening van /159./ het leger zouden komen. Aldus wordt besloten. 7.
Christelijke tehuizen voor Inheemsche Militairen. De Kerkeraad van Malang vestigde (agno. 1439) de
aandacht op de wenschelijkheid van een vereeniging uitgaande van de Prot. Kerk voor oprichting van Mil. tehuizen voor Inheemsche Christelijke Militairen. De Kerkeraad dringt erop aan dat de Protestantsche Kerk hiertoe het initiatief neemt, omdat de militairen over wie het gaat, alle tot de Prot. Kerk behooren en opdat niet (evenals in de vereeniging voor Europeesche militaire tehuizen) de leiding kome aan de Gereformeerden. Hr. Van Otten wijst erop, dat, wanneer van de Prot. Kerk zich voor de Europeesche Mil. tehuizen interesseeren, zij wel degelijk in deze organisatie belangrijke invloed kunnen oefenen, zooals hemzelf is gebleken bij dit werk in Semarang en Salatiga. De Voorzitter meent, dat deze zaak het beste behartigd kan worden door een commissie bestaande uit Indonesiërs. De Inheemsche leden van het Kerkbestuur en Ds. Tutuarima zouden hiervoor bijv. in aanmerking komen. Enkele Europeesche ter zake kundigen zouden als adviseurs aan de Cie kunnen worden toegevoegd. Ds. Keers dringt erop aan te onderzoeken of er werkelijk aan deze tehuizen behoefte bestaat, Indo-Europeesche jongelui komen ook niet in de Europeesche Militaire tehuizen, die specifiek Hollandsch zijn. Het Kerkbestuur verklaart zich bereid het initiatief te nemen tot de vorming van een commité van Indonesische leden der Prot. Kerk om de wenschelijkheid en mogelijkheid van de oprichting
165
van bedoelde tehuizen te onderzoeken en eventueel tot de vorming van een stichting voor dit doel over te gaan. In de volgende vergadering zal vastgesteld worden wie zullen worden uitgenoodigd in dit comité zitting te nemen. 9.
Verzorging Zuid-Sumatra. Van de Kerkelijk gemachtigden in Lahat is het verzoek
ingekomen de predikantsvacature in Zuid-Sumatra spoedig /160./ te vervullen en zoolang de vacature bestaat voor geregelde kerkdiensten aldaar te zorgen. Besloten wordt de verzorging van Zuid-Sumatra voorlooping op te dragen aan de predikanten van Batavia en bij hen aan te dringen op geregeld bezoeken van dit ressort. 10. Overgang in kerkelijken dienst van den Heer D. Boschma. De Voorzitter deelt mede een onderhoud te hebben gehad met den officier van het Leger des Heils D. Boschma, die ook reeds vroeger informeerde naar de mogelijkheid van overgang in dienst der Kerk. De Heer Boschma heeft verscheidene jaren als officier van het Leger des Heils in Indië gewerkt, vooral onder Chineezen. De Voorzitter heeft bij persoonlijke kennismaking en uit verkregen inlichtingen den indruk gekregen, dat hij een uitstekend evangelist is. Hij mist in het Leger des Heils het kerkelijk leven, hij voelt het als een bezwaar de menschen tot het Evangelie te kunnen brengen, maar hun niet te kunnen organiseeren in een kerk. Spr. zou het een voordeel achten wanneer deze kracht aan onze kerk verbonden zou kunnen worden. Ds. Keers oppert de mogelijkheid, dat de heer en Mevrouw Boschma tijdelijk zouden belast worden met de zorg voor het internaat van de H.T.S waarvan den Heer en Mevr. de Groot wel gaarne een jaar zouden willen worden ontlast, om op die wijze den heer Boschma in de gelegenheid te stellen te studeeren. Besproken wordt ook de mogelijkheid den Heer Boschma dit jaar of het volgen jaar den cursus voor opleiding tot Ind. Predikant te laten volgen of hem te laten studeeren aan de H.T.S.
166
Besloten wordt deze zaak te bespreken met den Rector der
H.T.S., intusschen zal den Heer Boschma in overweging gegeven worden kennis te meken met nog enkele Kerkbestuursleden. 11. Bezwaren tegen Ds. P.J. Van Leeuwen. Van den Kerkeraad van Pontianak is (agno. 1739) bericht ingekomen, dat er daar ter plaatse over gesproken wordt, dat Ds. Van Leeuwen aan het gezin Spaan, dat met hem op denzelfden K.P.M. boot reisde en gedurende die reis een /161./ kind verloor, niet voldoende geestelijken bijstand zou hebben verleend. Dit verhaal zou afkomstig zijn van den 1sten stuurman van het schip, den Heer Kuitert. De Heer Van Otten deelt mede dit verhaal ook gehoord te hebben afkomstig uit dezelfde bron. Besloten wordt Ds. Van Leeuwen inlichtingen te vragen om zoo mogelijk de geruchten te weerleggen. 11. Onderstand gewezen waarnemend predikant M.C. Bronsveld. De secretaris herinnert eraan, dat den Heer Bronsveld een onderstand werd toegekend van f. 50,-- per maand gedurende 1 jaar en dat dit termijn verloopen is. De Heer Bronsveld heeft zich intusschen te Pengalengan gevestigd. Ds. Kostelijk oppert de mogelijkheid dat de Heer Bronsveld te Pengalengan met eenige kerkelijken arbeid zou worden belast en daarvoor een kleine toelage zou krijgen. Ds. Keers zal die mogelijkheid met den Kerkeraad van Bandoeng bespreken. 12. Rondvraag. a. Dr. De Vries informeert naar de vordering van de nooduitgave van den gezangbundel. De Secretaris deelt mede, dat de gekozen liederen uitgeknipt zijn en dat alle bladzijden gereed zijn om gefotografeerd te worden. Ds. Kostelijk deelt mede, dat de vereischte afschriften van de correspondentie gereed zijn, zoodat hij de kwestie van de
167
auteursrechten met de Commissie voor Rechtsverkeer kan gaan bespreken. b. Naar aanleiding van een vraag van Ds. Tumbelaka deelt de Voorzitter mede, dat het moderamen gemeend heeft i.z. de toekenning van een vergoeding aan den gep. Inl. leeraar P. Waney voor zijn reis naar de Minahassa iets verder te moeten gaan dan het besluit van de vorige vergadering en hem vergoeding heeft toegekend voor een vacantie-retour voor hemzelf en zijn zoon naar de Minahassa. De Heer Waney heeft zich daartegenover verbonden om na zijn terugkomst minstens 2 jaar in de Lampongs te werken. Goedgekeurd. /162./ c. De Heer Aijal deelt mede in Mr. Cornelis een vergadering te hebben bijgewoond (zie blz. 154) o.a. ten bate van de Zending Protestant Maloeka. Hij kreeg den indruk dat men dit werk wat meer in kerkelijke banen wil leiden. d. Ds. Kostelijk deelt mede voornemens te zijn 21 tot 28 Juni vacantie te nemen. e. Ds. Kostelijk vraagt of, nu het contact met Nederland verbroken is, het niet wenschelijk is contact te zoeken met Prot. Kerken in Zuid Afrika of Australië b.v. door toezending van het theologisch tijdschrift van de H.T.S. Dr. De Vries stelt voor exemplaren te zenden van ”Deze oorlog, wat zegt de Kerk ervan” of van de brochure van Dr. Eykam. Ook zou aan Mr. Key, ambtenaar van Financiën tevens pastoor van de Oud-Katholieke Kerk, die tijdelijk in Zuid-Afrika vertoeft, naar de mogelijkheid van de aanwerving van predikanten uit Zuid-Afrika kunnen informeeren. Ds. Keers dringt erop aan hiertoe niet over te gaan dan na grondige informatie. f. De Voorzitter deelt mede dat het “Indisch Weekblad” naar hij vreest, op den duur financieel niet zal kunnen uitkomen. Hij verzoekt te overwegen of steun van de Kerk in een of andere vorm mogelijk zou zijn. Dr. De Vries dring erop aan, dat het ”Indisch Weekblad” tracht tot samenwerking te komen met ”De Banier”. De Heer Aijal sluit de vergadering met gebed.
168
Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juli 1941. Voorzitter C.B. van Vooren. Secretaris H. Jansen.
/163./
Notulen van de 20e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 24 Juni 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. Van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Ds. K. Kostelijk is afwezig wegens vacantie. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1.
Notulen. De Notulen van de 16e en 17e vergadering worden met
enkele kleine wijzigingen vastgesteld. 2.
Bespreking met Ds. D.F. Bunte. Ds. en Mevrouw Bunte komen ter vergadering. De Voorzitter heet hen welkom en zegt, dat het ressort
Pontianak aan Ds. Bunte werd toevertrouwd, wijl het Kerkbestuur verwacht, dat hij in staat zal zijn de verzorging van de Europeesche gemeente te vereenigen met de behartiging van het zendingswerk. Spr. vernam reeds van Ds. Bunte, dat hij de organisatie van dit zendingswerk niet op alle punten juist acht, hij dringt er echter op aan bij overweging van verandering vooral rekening te houden met wat de Kerkeraad van Pontianak in de laatste jaren voor dit werk heeft gedaan.
169
Ds. Bunte spreekt er zijn blijdschap over uit, dat hem
deze taak werd aangewezen en doet een beroep op den steun van het Kerkbestuur. Verder spreekt hij den wensch uit om nu niet spoedig opnieuw te worden overgeplaatst. De Voorzitter zegt Ds. Bunte toe, dat hij, tenzij dit strikt noodzakelijk mocht blijken, niet spoedig van Pontianak zal worden weggeroepen. Ds. Keers wijst ook nog op de groote verdiensten /164./ van den Kerkeraad van Pontianak voor het zendingswerk. De Voorzitter neemt namens het Kerkbestuur van Ds. en Mevrouw Bunte afscheid. Deze verlaten de vergadering. 3.
Verzorging Singapore. De Voorzitter deelt mede, dat de Heer J.M. Viruly van
Dalem, lid van den Kerkeraad te Singapore, een bezoek aan het bureau bracht. Hij deelde mede, dat de gemeente over het werk van Ds. Van den Blink wel tevreden is, allen lijdt Singapore wel wat onder den arbeid, die de predikant besteedt aan het deel van het ressort in Ned. Indië. Gevolg daarvan zijn klachten over te weinig huisbezoek. Ook heeft de gemeente groot bezwaar tegen de door den predikant gebruikte lange liturgie. Ds. Keers neemt op zich hierover aan Ds. Van den Blink te schrijven. 4.
Verzorging Djatiroto. Van Ds. S. van der Linde, aan wien gedurende de vacature
in Probolinggo de verzorging van Djatiroto was opgedragen, is een brief ingekomen, waarin hij verzoekt ook verder deze fabriek te mogen verzorgen in verband met een daar begonnen bijbelkring enz. Overwegende, daat Ds. Wildervanck in den eersten tijd in de rest van zijn ressort zal moeten inwerken, besluit het Kerkbestuur Ds. Van der Linde voorloopig belast te laten met de verzorging van Djatiroto. Daarna zal over een definitieve regeling met Ds. Wildervanck overleg worden gepleegd. 5.
Benoeming in vasten dienst van Ds. J. de Graaf.
170
Van het Hoofd van den Dienst der Volksgezondheid is
bericht ingekomen (agno. 1906), dat er zijnerzijds geen bezwaar bestaat tegen het verleenen van dispensatie van de keuringseischen ten behoeve van Ds. J. de. Graaf. In aansluiting aan het verhandelde in de vergadering van 18 Nov. 1940 (blz. 277) en 30 Jan. ’41 (blz. 12) wordt besloten Ds. J. de Graaf in vasten dienst te benoemen. 6.
Overgang in kerkelijken dienst van den Heer D. Boschma. De Voorzitter deelt mede, dat de Heer D. Boschma (zie
blz. 160) verschillende leden van het Kerkbestuur bezocht. /165./ Daar hij er sterk op aandrong eenige toezegging te krijgen, omdat hij zijn gesprek met den Commandant van het Leger des Heils over zijn ontslag moeilijk langer kon uitstellen, heeft het moderamen hem onder nadere goedkeuring toegezegd, dat hij na l jaar studie als godsdienstleeraar in dienst zal kunnen treden, en dat ook de mogelijkheid bestaat, dat het Kerkbestuur hem na afloop van dat jaar in de gelegenheid stelt door nog een jaar studie zich voor te bereiden tot het examen van Ind. predikant, mits hij daarvoor aanleg blijkt te bezitten en hij een gunstige beoordeeling krijgt. Het Kerkbestuur verklaart zich met deze toezegging accoord. Dr. De Vries meent, dat de Heer B. geen godsdienstleeraar zal willen worden in verband met de positie, die hij reeds innam in het Leger des Heils. De Voorzitter antwoordt hierop, dat den Hr. Boschma uitdrugkkelijk is voorgehouden dat hij het wellicht niet verder zal kunnen brengen. 7.
Organisatie Maleische Gemeente Semarang. Ds. J.C. Hamel heeft op verzoek van het Kerkbestuur
(agno. 1223) rapport uitgebracht over de verhouding van de Maleische gemeenten te Semarang en te Djatingaleh (agno. 1791). Hij geeft een overzicht van de geschiedenis, waaruit blijkt, dat de oudere gemeente Djatingaleh is, doch dat na 1930 het zwaartepunt werd verlegd naar Semarang. Op grond van den
171
bestaanden toestand adviseert Ds. Hamel beide gemeenten officieel te erkennen. Overeenkomstig dit advies wordt besloten de Maleische gemeenten Semarang en Djatingaleh, nadat een advies ontvangen zal zijn over de grenzen beider gemeenten, als zelfstandige gemeenten te erkennen c.q. er aanteekening van te houden, dat zij als erkende gementeen bestaan. Aan den Inl. Leeraar te Semarang zal dan de zorg over deze twee gemeenten worden opgedragen. Aan Ds. Hamel zal dank worden gezegd voor zijn rapport. 8.
Gratis-verpreiding A.P.K. De Voorzitter deelt mede, dat het A.P.K meer dan f.
200,-- per jaar uitgeeft voor gratis-toezending van het /166./ blad aan militairen in Engeland, interneeringskampen enz. Spr. meent, dat een deel van deze kosten behooren gedragen te worden door de Kerk. Besloten wordt over 1941 f. 100,-- voor dit doel bij te dragen. 9.
Vespreiding van de uitgave “Jezus van Nazareth”. De Voorzitter deelt mede, dat van de zijde van het
A.P.P.B. bezwaar werd gemaakt tegen de mededeeling van Dr. De Vries in het A.P.K dat tegen toezending van f. l,-- aan twee personen een exemplaar van het boekje “Jezus van Nazareth” zal worden toegezonden. Het bureau kan ze voor deze prijs niet leveren. Dr. De Vries wijst erop, dat het bureau in verband met deze goedkoope verspreiding geen f. 200,-- waarborgsom behoeft te betalen aan de Commissie voor Rechtverkeer in Oorlogstijd. Besloten wordt dat het Kerkbestuur voor elk tweetal op deze wijze verzonden examplaren f. 0,60 zal bijbetalen aan het A.P.P.B. 10. Benoeming van den Heer Joh. van der Steur tot Ind. Predikant. De Voorzitter deelt mede, dat naar aanleiding van het feit dat Pa van der Steur in de volgende maand zijn 76en
172
verjaardag viert de gedachte is opgekomen hem als erkenning van zijn verdienste te benoemen tot Ind. Predikant. De secretaris stelt de vraag of het wel juist is een kerkelijk ambt honoris causa toe te kennen. Verder wijst hij er op dat alleen het kerkelijk ambt van predikant bestaat en dat Ind. predikant slechts een administratieve onderscheiding aanduidt in verband met de bezoldiging. Ds. Keers wijst er daartegenover op, dat deze benoeming niet bedoelt is als een eervolle onderscheiding toegekend op een verjaardag, doch dat de verjaardag slechts de aanleiding was tot het opwerpen van het plan, en dat door deze benoeming eigenlijk een bestaande onzuivere toestand zal worden rechtgezet, daar de Heer Van der Steur practisch voortdurend predikantswerk doet. De Secretaris blijft bezwaar voelen tegen deze benoeming, maar is bereid bij het inzicht der meerderheid zich /167./ neer te leggen. Besloten wordt nog het oordeel van Ds. Kostelijk te vragen terwijl Ds. Keers bij den Heer van der Steur zal informeeren of deze benoeming hem welkom zou zijn. 11. Obligatieleening Chr. Schoolvereeniging Tjimahi. De Voorzitter deelt mede, dat de Chr. Schoolvereeniging te Tjimahi in 1927 en 1929 twee obligatieleeningen uitgaf tot een gezamelijke bedrag van bijna f. 40.000,--. Dit betrag is echer niet geheel besteed voor schoolbouw, althans heeft de vereeniging daarna nog voor den bouw een leening gesloten bij de Nillmij en hiervoor hypotheek gegeven op de schoolgebouwen. De bouwsubsidie is thans noodig voor rente en aflossing van deze leening, zoodat op de obligatieleening sinds eenige jaren al geen rente kan worden betaald. Het Bestuur is thans voornemens aan obligatiehouders (waar onder verscheidene kerkelijke fondsen) te verzoeken van de helft van hun vordering afstand te willen doen. Spr. stelt voor de betrokken kerkeraden aan te schrijven, dat deze obligaties op de balans tot de helft van de waarde dienen afgeschreven te worden, omdat zij zeker niet meer waard zijn en opdat de kerkeraden zullen inzien dat in de gegeven omstandigheden er weinig anders
173
overblijft, dat aan het verzoek van de schoolvereeniging te voldoen. De Heer Van Otten deelt mede, dat aan de Vereeniging voor Christelijke Scholen het verzoek gedaan werd zich deze school aan te trekken, deze vereeniging heeft hier echter bezwaar tegen daar de school eigenlijk al voortdurend in staat van faillisement verkeert. Ds. Keers stelt voor den Kerkeraden te adviseeren er in toe te stemmen, dat de leening renteloos wordt gemaakt, zoodat over eenigen tijd de obligaties, waarop toch wel nooit iets zal worden terugbetaald, als waardeloos kunnen worden afgeschreven. De Voorzitter wijst erop, dat dan deze beleggingen geheel verloren zouden zijn, terwijl er nog een mogelijkheid bestaat, dat het schoolbestuur gelukt haar financien te saineeren op basis van 50%. Besloten wordt den betrokken kerkeraden mede te deelen, dat deze obligaties voortaan niet hooger dan tot de /168./ helft van de nominale waarde op de balans mogen voorkomen. 12. Financiën Ds. D.B. Starrenburg. De Voorzitter deelt mede dat Ds. Starrenburg zich er bij hem over klaagde, dat hij van geneeskundige uitgaven in het vorig jaar, door hem begroot op meer dan f. 1500,-- nog geen f. 300,-gerestitueerd kon krijgen. De Voorzitter zegt toe deze berekening nogeens met de D.V.G. te zullen bespreken. Verder beklaagt in dezen brief Ds. Starrenburg zich er over dat bij de berekening van het salaris van f. 350,--, dat het Kerkbestuur hem garadeerde dat de regionale toeslag is bijgeteld geworden, terwijl z.i. deze toeslag buiten beschouwing had moeten blijven. De Voorzitter wijst erop, dat inderdaad het KB. zich later in soortgelijke gevallen op het standpunt heeft gesteld, dat de regionale toeslag niet moest meegeteld worden. Verder herinnert spr. eraan dat in 1939 Ds. Starrenburg ook gerekend had (in verband met in Holland ontvangen
174
inlichtingen) op een salaris van f. 375,-- in plaats van f. 350,-. Als vergoeding hiervoor werd hem toen (agendum 1939. no. 695) voor eenmaal een maand salaris toegekend. Besloten wordt Ds. Starrenburg alsnog uit te betalen het bedrag, dat hij meer zou ontvangen hebben als de regionale toeslag buiten beschouwing was gelaten, verminderd met het in October 1939 reeds betaalde bedrag van l maand salaris ad f. 350,-13. Salaris Ds. A. Poot. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. A. Poot in den brief (agno. 1534) waarin hij dank zeide voor de voortijdige toekenning van salarisverhooging van f. 45,-- (zie blz. 63) er op wees, dat in feite zijn salaris thans met f. 5,-- per maand werd verminderd, daar de toelage van f. 50,--, die hij totnogtoe ontving, tegelijk werd ingetrokken. Ook de Predikant-Voorzitter wees er met groote nadruk op (agno. 1534), dat het salaris van Ds. Poot onvoldoende is op het dure Ambon. De Voorzitter herinnert eraan, dat de toelage van f. 50,-- per maand eigenlijk een voorschot was, dat aan Ds. Poot voorlooping werd uitbetaald in afwachting van de regeling van het salaris, welke nu heeft plaats gehad door de voortijdige /169./ toekenning van een verhooging. Ds. Poot zou dus nu ongeveer tienmaal f. 50,-- moeten terugbetalen. Spr. meent echter, dat dit van hem niet gevergd kan worden, en stelt daarom voor dit bedrag ten laste van het C.U.F. te nemen en verder aan het Syn. Bestuur de Moluksche Kerk mede te deelen, dat wanneer deze het salaris van Ds. Poot onvoldoende acht hem een toelage voor huishuur uit de fondsen dezer kerk zal moeten worden toegekend. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. 14. Christelijke Tehuizen voor Inheemsche Militairen. In aansluiting aan het besprokene in de vorige vergadering (blz. 159) wordt de volgende commissie benoemd voor het onderzoeken van de wenschelijkheid en de mogelijkheid van de oprichting van militaire tehuizen voor Inheemsche Chr. militairen: de Heer S. Aijal, Ds. S. Tumbelaka, Ds. W.H. Tutuarima. Voorts
175
word in verband met zijn ervaring op dit gebied tijdelijk tot lid tevens voorzitter van de commissie benoemd de Heer F. Van Otten. 15. Visitatie gemeente Batavia. De Kerkvisitator brengt verslag uit van de door hem met den Voorzitter verrichtte visitatie van de gemeente Batavia. De Visitator woonde ’s Zondags 3 kerkdiensten bij, de opkomst was daarbij niet zoo groot. De opkomst bij de rechtsche predikanten is wel ongeveer gelijk. In den dienst van Ds. Hübner kreeg spr. den indruk, dat deze nog veel moet leeren en dat het onjuist is geweest een zoo jong Ind. predikant te Batavia te plaatsen. In den jeugddienst was de opkomst bevredigend. Ook de Zondagsscholen werden bezocht. Bij 25 bezoeken, die spr. bracht, werden weinig klachten gehoord, alleen werd geklaagd over het huisbezoek en werd gesproken over de geringe samenwerking tusschen de predikanten. Spr. heeft wat dit laatste betreft den indruk dat de samenwerking wel verbeterd is, maar dat het vertrouwen nog niet geheel is hersteld. Ook wenschte men wel een warmere en meer bezielde toon in de prediking van de rechtsche predikanten. Ook het convent werd door den Voorzitter en den visitator bijgewoond, hij drong bij de bespreking aan op het /170./ houden van een journaal. Op de vergadering van den Kerkeraad kwam weinig naar voren, Ds. Kater voelt de verzorging van Bandoeng wel als een groote last. De sfeer in de vergadering was goed. De Visitator acht het resultaat van de visitatie niet onbevredigend, al heeft deze ook geen belangrijke resultaten opgeleverd. De Voorzitter meent, dat Kerkeraad en Kerkbestuur en Kerkeraad en Predikanten er toch wel dichter door bij elkaar gekomen zijn. De Heer Van Otten spreekt er zijn verwondering over uit, dat niet meer bezwaren naar voren kwamen, hij meent dat er toch wel meer bezwaren in de gemeente leven.
176
16. Stand kerkelijke fondsen. De Thesaurier heeft ter tafel gebracht een overzicht van den stand van de kerkelijke fondsen op ultimo Mei met een lijst van de uitkeeringen ten laste van het A.F.E. en het C.U.F. over Januari tot Mei en van de ontvangsten van de gemeenten voor deze fondsen over deze periode. De Voorzitter wijst erop, dat er voor de bezorgheid, die wel eens uitgesproken is over te groote uitgaven geen ernstige aanleiding bestaat. Geconstateerd wordt dat de bijdragen voor het C.U.F. nog onvoldoende binnenkomen. Besloten wordt de gemeenten hierover aan te schrijven. De Voorzitter zegt den Thesaurier dank voor de duidelijke overzichten en verzoekt hem het Kerkbestuur geregeld op deze wijze in te lichten. 17. Prinses-Irenefonds voor weder opbow van de Hollandsche Kerk in Londen. Van Ds. J. Van Dorp te Londen kwam in (agno. 1833) de telegrafische aankondiging van een verzoek tot vorming van een comité voor den wederopbouw van de Nederlandsche kerk in Londen in samenwerking met het Wereldcomité, waarvan de Gouverneur-Generaal lid is, en het verzoek op 5 Augustus hiervoor een inzameling te houden. Besloten wordt na terugkeer van den Gouverneur-Generaal van zijn reis hierover nadere informaties in te /171./ winnen bij den Algemeen Secretaris. 18. Bijwoning cursus voor Ind. predikant door Inl. leeraar. Van den Inl. leeraar te Tandjong Priok S. Undap is het verzoek ingekomen den cursus voor de opleiding van godsdienstleeraren tot Ind. predikant gedeeltelijk als toehooder te mogen bijwonen.
177
Daar het Kerkbestuur van oordeel is, dat deze Inl. leeraar
hiervan weinig profijt zal kunnen trekken, wordt besloten dit verzoek af te wijzen. 19. Klacht van Ds. Tumbelaka over het niet ontvangen van de subsidie voor godsdienstonderwijs in Loewoek. De Secretaris wijst erop, dat na het besprokene in de vergadering van 17 Maart (blz. 72) deze zaak nog niet bevredigend geregeld werd. Ds. Tumbelaka zond een verklaring in, waarin hij zijn klacht introk, maar zoo blijft er een blaam rusten op den naam van Dr. De Vreede. Wanneer Ds. Tumbelaka inziet, dat voor zijn beschuldiging niet voldoende grond was, behoort hij Dr. De Vreede ook zijn excuses aan te bieden, wanneer hij echter van oordeel blijft, dat het bedrag in kwestie hem toekomt, moet hij er op blijven staan dat deze zaak uitgezocht wordt en hem recht geschiedt. Met deze zaak is naar sprekers oordeel ook de waardingheid van Ds. Tumbelaka als lid van het Kerkbestuur gemoeid. Na eenige verdere bespreking, waarbij Ds. Tumbelaka wijst op de onmogelijkheid om in deze zaak nog afdoende helderheid te brengen, word besloten alsnog te trachten door een onderzoek in Loewoek of op het Departement van Onderwijs en Eeredienst, klaarheid in de zaak te brengen. Aan Ds. Kostelijk zal verzocht worden bij zijn bezoek aan Loewoek na te gaan in hoeverre de archieven daar misschien nog gegevens bevatten. 20. Tewerkstelling Ds. B. van der Wallen. De Voorzitter deelt mede, dat bij een bespreking met den Onderdirecteur van het Dep. van Onderwijs en Eerdienst (zie blz. 156) deze verklaarde Ds. Van der Wallen niet op het departement tewerk te kunnen stellen. Wel kreeg spr. echter de toezegging, dat Ds. Van der Wallen binnenkort geplaatst zal worden als amanuensis of administrateur van een school. /172./ 21. Rondvraag.
178
a. Dr. De Vries verzoekt de vergaderingen weder geregeld
te houden op een vaste dag van de week. Besloten word in den vervolge de vergaderingen op Dinsdag te houden. b. Dr. De Vries deelt mede dat aan de Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd bleek, dat de Vereeniging voor Chr. Scholen zonder toestemming dezer Commissie 8000 ex. van de “Keur uit de Psalmen en Gezangen” van den Heer van As heeft laten drukken. De Commissie zal deze zaak verder met de drukkerij Nix opnemen en zal zich dan wel tot het Kerkbestuur wenden met de vraag of er tegen deze uitgave bezwaar bestaat. Besloten word in dat geval geen bezwaar te maken. c. De Thesaurier deelt mede, dat geen voldoende duidelijkheid bestaat in zake een voorschot op effecten aan de Minahassische Kerk voor het ziekenhuis te Tondano c.q. ovename van deze effecten door het A.F.E. Een mondelinge afspraak schijnt anders geweest te zijn dat wat in brieven vast ligt. Besloten wordt deze zaak te behandelen na de komst van Ds. Van Herwerden. d. Volgende vergaderingen. Besloten wordt in Juli te vergaderen op Dinsdag 8 en Dinsdag 29. Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 Aug. 1941. De Voorzitter, C.B. van Vooren. De Secretaris, H. Jansen. /173./ Notulen van de 21e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 8 Juli 1941 _____________ Aanwezig: Hr. C.B. Van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
179
Dr. E. de Vries
)
Ds. K. Kostelijk is wegens dienstreis naar Celebes afwezig. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Notulen. De notulen van de 18e en 19e vergadering worden onveranderd vastgesteld. 2. Bezwaren tegen Ds. P.J.van Leeuwen. De Secretaris deelt mede, dat van Ds. P.J. van Leeuwen een zeer aanvaardbare verklaring inkwam van zijn houding tegenover de familie, die aan boord van een K.P.M. schip een kind verloor (bl. 160). De secretaris besprak met de Directie van de K.P.M dit geval van verspreiding van een valsch gerucht over een predikant door een scheepsofficier. De Directie zeide serieus onderzoek van de klacht toe. 3. Ontslag goeroe Leatomu te Bonthain. De secretaris deelt mede, dat in Bonthain groote ontevredenheid ontstond wegens het ontslag van den gemeente-goeroe Leatomu, aan wien Ds. Brokken aanzegde, dat hij ontslagen moest worden daar het Kb. besloten had den Inl. leeraar Bombong van Saleiler naar Bonthain over te plaatsen. Het was echter niet de bedoeling van het Kb, dat Leatomu zonder meer ontslagen zou worden. Ds. Kostelijk behandelt thans deze zaak ter plaatse. /174./ Besloten wordt het resultaat van het onderzoek van Ds. Kostelijk af te wachten. 4. Event. ontslag van godsdienstleeraar N.C.G. Schaefer. De Secretaris deelt mede van den Secretaris van het Dep. van Onderwijs en Eeredienst bericht te hebben ontvangen, dat de
180
Heer Schaefer nog niet definitief werd geïnterneerd en dat hij dus in de formatie nog niet door een ander kan worden vervangen. De Voorzitter vernam, dat er kans bestaat, dat de Heer Schaefer geplaatst word in de categorie van die geïnterneerden, die het minst schulding worden geacht. Met het oog hierop en mede in verband met de moreele invloed die ontslag op betrokkene zou hebben, stelt hij voor de kwestie van het ontslag voorlooping uit te stellen. Aldus wordt besloten. Wanneer er gedurende langen tijd geen ontslag zou plaats hebben en de Heer Schaefer geïnterneerd blijft, zal verder nagegaan worden of tijdelijk in zijn plaats een ander, de Heer E.C. Burgstede bijv. in de formatie kan worden opgenomen. 5. Uitgave “Jezus Van Nazareth”. De Voorzitter stelt de vraag of het A.P.P.B nog een bedrag moet reserveeren voor het geval de Firma J.H. Kok na den oorlog nog auteursrechten zou laten gelden op de uitgave “Jezus van Nazareth”. Dr. De Vries meent, dat de kans op dit laatste uiterst klein is en dat het argument, dat de Commissie voor Rechtsverkeer aanvaardde voor vrijstelling van deponeering van een bedrag voor auteursrechten, nam. Dat de uitgaven voor goedkooper verspreiding was bedoeld, eventueel wel voldoende zou zijn om ook de Firma Kok van een vordering te doen afzien. Het Kerkbestuur besluit dit risico voor de Kerk te nemen, zoodat het A.P.P.B. hiervoor geen bedrag hoeft te reserveeren. 6. Benoming van den Heer Joh. van der Steur tot Ind. predikant. Ds. Keers heeft den Heer van der Steur gevraagd, (zie blz. 166), of een benoeming tot Ind. Predikant hem welkom zou zijn. Uit het antwoordt bleek, dat hij hiertegen geen bezwaar zou hebben, maar er wel ernstig bezwaar tegen zou hebben op /175./ nieuw te worden bevestigd, daar hij vroeger reeds tot voorganger bevestigd werd in een Baptisten-gemeente. Ds. Keers meent, dat de
181
toekenning van een titel zonder dat bevestiging zou plaats hebben, geen zin zou hebben en stelt daarom voor van het plan af te zien. De Secretaris deelt mede dat ook Ds. Kostelijk voor het plan niets voelde. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van Ds. Keers. 7. Kerkelijk examen Dr. J.E. Chr. Geissler. Ds. Keers deelt mede, dat Dr. Geissler des morgens het tweede gedeelte van het kerkelijk examen aflegde. Was het eerste deel maar juist voldoende, het tweede gedeelte was behoorlijk voldoende. Wel bleek het dat Dr. Geissler als theoloog autodidact is, hij kan nog moeilijk over een theologisch onderwerp een wetenschappelijk gesprek voeren. De bevestiging van Dr. Geissler zal plaats hebben door Ds. Keers 20 juli in de Willemskerk. 8. Benoeming Ds. H.H. van Herwerden tot lid van het Kerkbestuur. In aansluiting aan vroegere besprekingen wordt besloten Ds. H.H. van Herwerden te benoemen tot lid van het Kerkbestuur met ingang van 20 Juli. 9. Overplaatsing Inlandsch leeraars. Van. Ds. Van Herwerden is (zie blz. 150) het bericht ingekomen (agno. 1928), dat hij den Inl. leeraar B. Supit te Tjimahi wel geschikt acht voor Batavia. Het synodaal Bestuur stelt voorts voor Palembang voor den Inl. leeraar R. Polii. In aansluiting hieraan en aan de vroegere besprekingen wordt besloten den Heer B. Supit te plaatsen te Batavia, den Heer S. Moendoeng te Tjimahi en den Heer R. Polii te Palembang. Dr. De Vries stelt de vraag of de Inl. leeraar Sipasulta van Samarinda niet beter teruggeplaatst zou kunnen worden naar de Molukken, hij presteert in de Zuider en Ooster Afdeeling zeer weinig.
182
Na eenige bespreking wordt besloten de beslissing
hierover uit te stellen en t.z.t hierover ook eerst advies in te winnen van Ds. Creutzberg. /176./ 10. Benoeming Inl. leeraar in de Molukken. Van het Synodaal Bestuur in de Molukken is het verzoek ingekomen over te gaan tot de herbenoeming als Inl. leeraar van J.C. Loppies. Voor de herbenoeming van J.C. Loppies vroeg het Kb (agno. 1940 2740) een uitdrukkelijke verklaring, dat het Synodaal Bestuur op deze herbenoeming prijs stelde, het Syn. Bestuur gaf deze verklaring bij brief van 20 sept. 1940 (agno. 3254). De Secretaris wijst erop, dat hij slechts zal kunnen worden benoemd na ontslag van F.F. Haulussy te Malang, dien reeds lang ontslag is aangezegd. Besloten wordt den Heer Haulussy aan te zeggen, dat hij ult. September ontslag dient te vragen, waarna de Inl. leeraar Loppies zal worden benoemd. Verder wordt besloten het Synodaal Bestuur in de Molukken mede te deelen, dat de Inl. leeraars J.A. Latumahina, S.J. Matatula, J. Ririmasse en A. Luhilima aan het einde van dit jaar ontslag dienen te nemen. 11. Benoeming Inl. leeraar voor Zuid-celebes. Ds. Kostelijk schreef uit Makassar een brief (agno. 1982), waarin hij er sterk op aandrong spoeding over te gaan tot de plaatsing van een Inl. leeraar te Makassar ter beschikking van Ds. Brokken voor de verzorging van de Maleische gemeenten in het ressort. De Heer Van Otten twijfelt er aan of dit zoo dringend nooding is. Hij herinnert er aan, dat in vroeger jaren de Inl. leeraar Aijal alleen het werk te Makassar deed en in het ressort; thans zijn daar reeds 2 Inl. leeraars en een goeroe. De Voorzitter vraagt of het niet mogelijk is, dat de Inl. leeraar Mathindas ter beschikking van Ds. Brokken wordt gesteld.
183
Na eenige bespreking wordt besloten dit punt uit te
stellen tot na de terugkomst van Ds. Kostelijk en de komst van Ds. Van Herwerden. 12. Vergadering van den Raad van Kerken. Voor de benoeming van afgevaardigden naar de vergadering van de Raad van Kerken, die in October tegelijk met de Conferentie van den Ned. Zendingsbond zal gehouden worden, zal /177./ Dr. De Vries in de volgende vergadering een voorstel doen. 13. Vacature Administrateur op Timor. Van den Predikant-Voorzitter te Koepang is (agno. 1978) het verzoek ingekomen spoedig te voorzien in de vacature van administrateur ontstaan door het vertrek van Ds. v.d. Wallen. De Voorzitter wijst erop dat het onmogelijk is thans hiervoor een Ind. predikant te benoemen. De Heer Van Otten en Dr. De Vries meenen, dat het niet noodig is dat deze arbeid door een predikant word gedaan. Zij vragen of niet een particulier hiermee kan worden belast. Ook zal het misschien mogelijk zijn een gepensionneerd onderwijzer hiervoor te benoemen, mede in verband met het feit, dat veel van het werk schoolwerk is. Het zou iemand moeten zijn met de capaciteiten van commies of hoofdcommies. Besloten wordt in dien geest den Predikant-Voorzitter te schrijven en daarbij mee te deelen, dat hiervoor uit de alg. fondsen voorlooping f. 150,-- per maand kan worden beschikbaar gesteld, welk bedrag echter geleidelijk door het ressort Timor zou moeten overgenomen. 14. Voorstel tot ontslag van den Inl. leeraar C. Maanary. De Predikant-Voorzitter te Koepang stelde bij schrijven van 5 Mei, agno. 1386, voor den Inl. leeraar C.C. Maanary te ontslaan. Hij wordt beschuldigd van overspel, welke beschuldiging echter niet is bewezen. Op verschillende andere gronden (leugens, godslasterlijke taal, bijgeloovige practijken) wordt hij echter geheel ongeschikt geacht.
184
De zaak is om advies in handen gegeven van den Heer
Aijal en Ds. Tumbelaka. De nieuw Predikant-Voorzitter drong telegrafish (agno. 2061) nogmaals op het ontslag aan. Ds. Tumbelaka heeft tegen het ontslag geen bezwaar, de Predikant-Voorzitter kan deze zaak beter beoordeelen dan het Kerkbestuur. De Heer Aijal zegt, dat na lezing der stukken bij hem twijfel blijft bestaan of ontslag gewettigd zou zijn. Het overspel is niet bewezen, spr. twijfelt er ook aan of deze beschuldiging waar is. De predikant-Voorzitter of de Ind. Predikant hebben geen behoorlijk onderzoek ter plaatse ingesteld. Spr. dringt aan op nader onderzoek. Ds. Keers vraagt of de conferentie van Ind. predikanten /178./ in deze zaak gehoord is. Hij meent van niet. Spr. wijst ook op het gevaar van een spoedige beslissing zonder voldoende onderzoek. Het Kerkbestuur moest reeds eenige malen op een onstlag terugkomen. Besloten wordt den Predikant-Voorzitter te verzoeken deze zaak, indien ze niet door de geheele conferentie van Ind. Predikanten kan worden behandeld, nogmaals te bespreken met de Ind. Predikanten Van Alphen, Boeken Kruger, Rotti en Ngefak en het resultaat dezer bespreking aan het Kerkbestuur mede te deelen, waarna beslissing zal worden genomen. 15. Herstelling van de kerk te Loewoek. Van Ds. J.Feunekes is (agno. 1969) het verzoek ingekomen om financieele steun voor herstel van de kerk in Loewoek. De Thesaurier wijst erop, dat van het Kerkbestuur f. 500,-- gevraagd wordt als gift of voorschot en nog eens een rentelooze leening van f. 500,--, zoodat behalve de f. 322,-- die aanwezig is men zich voorstelt slechts f. 178,-- zelf bijeen te brengen. De Voorzitter herinnert eraan, dat in den regel pas eenige steun verleend kan worden, wanneer 2/3 van de bouwkosten bijeen is.
185
Besloten wordt dit aan Ds. Feunekes mede te deelen en
hem verder te verwijzen naar Ds. Kostelijk, met wien hij deze zaak kan bespreken. 16. Verzorging interneeringskamp Ngawi. De Voorzitter deelt mede, dat hij bij een bespreking op het D.v.O. vernam, dat de brief van het Kerkbestuur over de geestelijke verzorging van de geïnterneerden, om advies gezonden is aan den Procureur-Generaal, wanneer diens antwoord is ingekomen, zal het Kerkbestuur nadere inlichtingen ontvangen. Verder deelt de Voorzitter mede, dat thans een brief ingekomen is (agno. 1739) van den Commandant van de IIe Divisie met verzoek om medewerking voor de aanwijzing van Ds. F.E. van Leeuwen voor de verzorging van het kamp in Ngawi. Bij dezelfde bespreking op het departement herinnerde spr. aan de toezegging, dat voortaan alle zaken de geestelijke verzorging der geïnterneerden rakende rechtstreeks door den Legercommandant met het Kerkbestuur zouden worden behandeld. Het bleek dat deze afspraak niet aan alle afdeelingen bekend was en verschillende militaire /179./ instanties los van elkaar hadden gehandeld. Wat de aanwijzing van een predikant voor Ngawi betreft wijst de Voorzitter erop, dat de nieuwe predikant van Madioen Ds. W.C. de Jong dichter bij Ngawi woont dan Ds. Van Leeuwen. Spr. meent echter dat Ds. Van Leeuwen beter voor deze taak berekend is dan Ds. De Jong en stelt daarom voor Ds. Van Leeuwen aan te wijzen. Spr. heeft vernomen dat Ds. Van Leeuwen liever niet met deze taak belast wil worden, maar meent dat met dit bezwaar geen rekening kan worden gehouden, daar hier een buitengewone belangrijke taak ligt voor de Kerk. Desnoods moet Ds. Van Leeuwen dan ander werk daarvoor laten rusten. In verband hiermede doet de Voorzitter mededeeling van een brief van Dr. A. van Selms, die aangewezen is voor de politiek-cultureele leiding van de geïnterneerden (agno. 2076), waarin gewezen wordt op het groote belang van dit werk en enkele suggesties worden gegeven in zake de wijze, waarop de Kerk in de geestelijke verzorging verbetering zou kunnen brengen.
186
Naar aanleiding van deze suggesties wordt besloten:
a.
Te trachten een orgeltje aan te koopen en dit ter beschikking van den Commandant van den Commandant van het kamp te stellen ten gebruike bij godsdienstoefeningen en samenkomsten. Ds. Keers neemt op zich naar een tweede hands orgel uit te zien.
b.
Zangbundels beschikbaar te stellen.
c.
Te zorgen voor de toezending van preeken-series en voor zoover mogelijk andere lectuur.
d.
De tusschenkomst van Dr. Van Selms en den Commandant in te roepen voor het verkrijgen van adressen van de gezinsleden van de geïnterneerden en dan tot de predikanten een schrijven te richten waarin er ernstig op aangedrongen wordt deze gezinsleden te bezoeken.
e.
Nader advies van Dr. Van Selms te vragen over de opstelling van een herderlijk schrijven aan de geïnterneerden. Met betrekking tot het voorstel van Dr. Van Selms om de
voorgangers te verzoeken de geïnterneerden in de gebeden in de godsdientstoefeningen te gedenken bestaat bij het Kerkbestuur twijfel met betrekking tot het effect, dat de uitwerking van een dergelijk verzoek in de gemeenten zou hebben. Besloten wordt dit punt nader te overwegen. Besloten wordt verder Ds. F.E. van Leeuwen te belasten met de verzorging van het kamp in Ngawi en hem met nadruk te /180./ wijzen op de belangrijkheid van deze taak. Voorts den Kerkeraad van Semarang hiervan mededeeling te doen en hem te verzoeken met de regeling van den gemeentearbeid hiermede rekening te houden. 17. Benoeming legerpandita’s. De Voorzitter wijst erop, dat in den Volksraad door een der leden “met genoegen” geconstateerd werd, dat op de begrooting een memoriepost werd geplaatst voor de benoeming van legerpandita’s. Aan spr. werd door het D.V.O. hierover advies gevraagd. Bij onderzoek op het departement bleek, dat van 1925 tot 1932 niet allen een p.m. post hierover op de begrooting stond,
187
maar dat ook gelden uitgetrokken waren voor de benoeming van 2 legerpandita’s, een te Batavia en een te Gombong. Voorts wijst spr. erop, dat het D.V.O voornemens is, indien legerpandita’s worden benoemd, dezen geen militaire rang toe te kennen en geen hooger salaris dan dat van Inl. leeraar. Bij de bespreking ten Departemente wees spr. erop, dat wanneer op die wijze legerpandita’s werden benoemd, het voor de andere Inl. leeraars des te bezwaarlijker zou worden toegang tot de kampementen te krijgen. Als zijn persoonlijke meening gaf de Voorzitter te kennen, dat het voor de Kerk van het meeste belang is dat alle Inl. leeraar vrije toegang hebben tot de kampementen en dat hun reistoelage worden verstrekt voor die reizen, die zij speciaal maken voor het bezoeken van militairen en dat, wanneer aan deze voorwaarden worden voldaan, De Kerk geen reden heeft om op de benoeming van legerpandita’s aan te dringen. Ds. Keers wijst erop, dat het voor het D.V.O. wellicht gemakkelijker zou zijn de genoemde voorwaarden in te willingen, wanneer niet werd gesproken van vergoeding voor reiskosten maar van faciliteiten voor reizen. Dr. De Vries meent, dat uitgesproken kan worden, dat een regeling als door den Voorzitter persoonlijk bepleit, bevredigend kan worden geacht, wat niet wil zeggen dat de omvang van de verzorging voldoende is en geen verdere uitbreiding zou behoeven, maar dat de opzet van deze geestelijke verzorging dan naar het oordeel der Kerk bevredigend is. Het Kerkbestuur verklaart er zich accoord mede, dat de Voorzitter namens de Kerk op het departement uitspreekt wat hij reeds als zijn persoonlijke meening te kennen gaf, daarmede zich /181./ tevens uitsprekende, dat afgezien wordt van het instituut “Legerpandita’s”. 18. Jaarlijksch verslag. De Secretaris wijst erop, dat op de Algemeene Synode werd toegezegd dat het Kerkbestuur een jaarlijksch verslag over den toestand der Kerk zou publiceeren, dat het echter zeer moeilijk is een dergelijk verslag op te stellen, omdat er vooral
188
in dezen oorlogstijd te weinig belangrijks in de Kerk gebeurd is om hierover in een verslag uitgebreide algemeene beschouwingen te geven en het verzamelen van feiten, cijfermateriaal enz. (wat ook in hoofdzaak de inhoud van een dergelijk verslag zou moeten vormen) zeer moeilijk is wegens het laat inkomen van de jaarverslagen der gemeenten. Spr. stelt voor dit jaar nog alleen het financieel verslag te publiceeren en over 1941 bij de kerkeraden met klem op aan te dringen tijdige indiening van de jaarverslagen en in den verderen loop van het jaar zooveel mogelijk gegevens te verzamelen om over 1941 een jaarverslag te kunnen samenstellen. Het Kerkbestuur verklaart zich hiermede accoord. 19. Rondvraag. Dr. De Vries deelt mede, dat het Kerkbestuur zijn medewerking verleende aan een overtreding van de deviezenbepalingen door Ds. J.C. Hamel, door betalingen in Amerikaansche dollars naar Amerika te doen plaats hebben door middel van verrekening met betalingen die de Meth. zending naar Ned. Indië te doen had. Spr. heeft echter deze zaak op het Deviezeninstituut besproken en gelooft dat zij wel in orde zal komen. De Voorzitter zegt Dr. De Vries dank voor zijn bemoeienis. De Heer van Otten deelt mede, dat hij als tijdelijk Voorzitter van de Commissie Voor Inheemsche Christelijke Militaire tehuizen zijn werk nog niet kon beginnen, daar hij zich eerst op de hoogte wil stellen van wat er in den Volksraad over militaire tehuizen voor Inheemschen wordt besproken. 20. Herdenking wijlen Dr. H. Schokking. Alvorens de vergadering te sluiten verzoekt de Voorzitter de leden op te staan en enkele woorden aan te hooren ter herdenking van Dr. H. Schokking, die in Den Haag overleed. Spr. herinnert eraan, dat Dr. Schokking vele jaren secretaris was van /182./ de z.g. Haagsche Commisie en de Indische Kerk steeds een warm hart teodroeg. Spr. eindigt met de bede, dat zijn
189
nagelaten gezin, dat in deze donkere tijden door dit verlies zoo zwaar wordt getroffen, worde gesterkt en getroost. Ds.Keers sluit de vergadering met gebed. Aldus goedgekeurd in de vergadering van 19 Aug. 1941. De Voorzitter, C.B. van Vooren. De Secretaris, H. Jansen. /183./ Notulen van de 22e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 29 Juli 1941. ______________ Aanwezig zijn:
Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden ) Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Ds. K. Kostelijk is wegens een dienstreis naar Loewoek afwezig. De Voorzitter opent de vergadering met gebed. 1. Begroeting Ds. H.H. van Herwerden. De Voorzitter heet Ds. H.H. van Herwerden, die tot lid van het Bestuur werd benoemd en 3 Aug. als zoodanig zal worden bevestigd, hartelijk welkom en spreekt de verwachting uit, dat hij, zijn intrede doende in het Kerkbestuur na eerst 11 jaar gewerkt te hebben in de Groote Oost, vooral de zaken, die dit gebied van de Kerk betreffen, een belangrijke bijdrage zal kunnen leveren in den arbeid van het Kerkbestuur. 2. Herbouw Nederlandsche Hervormde Kerk in London. De Voorzitter deelt mede, dat hij in gevolge de opdracht van de vorige vergadering (blz. 170) zich verbinding stelde met de Algemeen Secretaris en van dezen vernam, dat de Gouverneur-
190
Generaal in een telegram naar Londen een actie om thans gelden voor dit doel te verzamelen had afgeraden, en er zeker niet bereid zou zijn in dezen eenigen initiatief te nemen of medewerking te verleenen. In de week daarop werd hij opgeroepen tot een onderhoud met den G.G. en vernam van dezen hetzelfde. Zijn Excellentie verklaarde er echter geen bezwaar tegen te hebben wanneer de Kerk een inzameling voor dit doel zou houden, wanneer slechts zijn /184./ naam daar niet bij werd genoemd. Intusschen kwam in vervolge op het telegram (agno. 1833) een brief in van Ds. J. van Dorp aan den Secretaris (agni. 2252) met verzoek een sub-comité op te richten van het Prinses IreneComité tot herbouw van de kerk. Na eenige discussie spreekt het Kerkbestuur uit tot de oprichting van een comité voor een algemeene inzameling in verband met de vele bijdragen, die gevraagd worden voor de oorlogsvoering en voor velerlei nood, niet gewenscht te achten. Besloten wordt echter een kerkcollecte uit te schrijven op 31 Augustus en de Kerkeraden dringend op wekken deze collecte in alle gemeente te houden. 3. Geestelijke verzorging geïnterneerden. De Voorzitter deelt mede, dat hij bij zijn bezoek aan den Gouverneur-Generaal gelegenheid had de geestelijke verzorging van de geïnterneerden te bespreken en de aandacht erop te vestigen, dat het Kerkbestuur nog geen antwoord ontving op zijn verzoek aan den Legercommandant tot toelating van Dr. De Vreede in het kamp te Kota-Tjane (zie blz. 149) en op zijn verzoek om predikanten de gelegenheid te geven in de Hospitalen te spreken met geïnterneerden buiten tegenwoordigheid van derden. Tevens vond hij gelegenheid te spreken over de onjuiste houding, die tegenover de geïnterneerde N.S.B.‘ers veelal wordt aangenomen door het publiek, dat in hen slechts misdadigers ziet. De Voorzitter vond bij den G.G. voor al deze dingen een open oor. Zijne Excellentie herhaalde wat reeds eerder door de Regeering werd verklaard, dat van geen enkel rechtstreeksch geval van landverraad door N.S.B.‘ers gebleken is, dat echter hun
191
interneering uit overweging van landsverdediging noodzakelijk was en dat het nu zeer moeilijk is de minst verdachten onder hen in de maatschappij te doen terugkeeren wegens de houding van het publiek en in verband met het feit dat zij geen betrekking meer zullen vinden. De Gouverneur-Generaal vernam met voldoening, dat de Kerk wil wil meewerken om de stemming van het publiek te doen keeren en om geïnterneerden, die vrij gelaten worden, moreel en geestelijk op te vangen. Dr. De Vries meent, dat werkgevers en vakvereenigingen wel bereid zouden zijn aan de weer opneming van geïnterneerden /185./ in de maatschappij mede te werken, wanneer de Regeering slechts wilde beginnen met individueel van de vrijgelatenen te verklaren, dat er verder geen reden is hen te verdenken. Hiertoe bleek de Procureur-Generaal totnogtoe echter niet bereid. De Voorzitter deelt nog mede, dat den volgenden dag de Gouverneur-Generaal reeds bij het Dep. van Oorlog bleek geinformeerd te hebben waarom de bovengenoemde verzoeken van het Kerkbestuur nog niet beantwoord waren. Daarop is thans antwoord van den Legercommandant binnengekomen (agno. 2283), waarbij medegedeeld wordt, dat Ds. De Vreede in het kamp te Kota-Tjane zal worden toegelaten mits hij vooraf op eerewoord belooft aan de geïnterneerden geen andere dan geestelijke bijstand te verleenen. Onder dezelfde voorwaarde wordt ook aan de predikanten toegestaan in de militaire hospitalen onder vier oogen met geïnterneerden te spreken. Het Kerkbestuur neemt met groote voldoening van deze mededeeling van den Voorzitter kennis. Besloten wordt, dat de Voorzitter en Ds. Keers verder met prof. Van Selms overleg zullen plegen over de uitvoering van de besluiten van de vorige vergadering inzake de verzorging van de geïnterneerden (zie blz. 179). De Voorzitter deelt mede, dat hij voornemens is een brief tot alle voorgangers te richten om hen te herineren aan de plicht van de Kerk tegenover de geïnterneerden en hun gezinnen. 4. Bouw ziekenhuis te Amboina.
192
De Voorzitter deelt mede, dat hij den Gouverneur-
Generaal ook wees op de noodzakelijkheid van den bouw van een ziekenhuis te Ambon door de Kerk met gouvernementssubsidie, vooral waar thans het militaire ziekenhuis spoedig voor militaire doeleinden nauwelijks voldoende zal zijn. Zijne Excellentie merkte op dat na den oorlog dit nieuwe ziekenhuis misschien overbodig zou zijn en gaf in overweging bij de aanvrage de duurzame noodzakelijkheid ervan met cijfers aan te toonen. Spr. wees daartegenover op de behoefte van dit ziekenhuis als centrum van het wijkwerk enz. Het Sociaal Bureau zal deze zaak verder behartigen. /186./ 5. Erkenning Hollandsche en Maleische gemeenten te Tarakan. Op verzoek van de aldaar wonende lidmaten der Kerk en op advies van den predikant van Bandjermasin wordt besloten de Hollandsche gemeente te Tarakan te erkennen als zelfstandige gemeente met benoemden kerkeraad. De gemeente zal omvatten de afdeeling Boelongan. Tot leden van den kerkeraad worden benoemd de HH. M. Dekker, C. Mijers en H.E. Misch. In aansluiting aan vroeger gevoerde besprekingen wordt tevens besloten tot erkenning van de Maleische gemeente Tarakan als gemeente met benoemden kerkeraad. De grenzen dezer gemeente zullen nader worden vastgesteld. 6. Plaatsingen van predikanten. De Voorzitter deelt mede, dat het Moderaneb voorstelt thans definitief te besluiten tot de vroeger (zie blz. 110) besproken overplaatsingen van Ds. A. Duetz naar Soerabaia (vacature Lindeijer) en van Ds. A.A. van Dalen naar Manado als predikant-kotta. Hij stelt voor te bepalen, dat beiden voor eind November in hun nieuwe gemeenten intrede zullen doen. Aldus wordt besloten. De beslissing over de vervulling van de vacature te Depok wordt aangehouden tot de volgende vergadering mede in verband met een brief van den Predikant-Voorzitter te Koepang,
193
waarin hij mededeelt op Timor zelf (zie blz. 177) geen administrateur te kunnen vinden. 7. Positie Ds. S. van der Linde. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. S. van der Linde hem mondeling vroeg of hij na zijn terugkeer aan de Bale Wijata niet op eenige wijze in kerkelijk verband zou kunnen blijven b.v, doordat hij tegelijk benoemd werd tot predikant van de gemeente Lawang. De Voorzitter meent echter dat de Kerk op dit oogenblik (zie blz. 123) in dezen generlei initiatief kan nemen, een voorstel in den geest van Ds. Van der Linde zal thans den kant der Zending moeten komen. Dr. De Vries deelt mede ook met Ds. V.d. Linde gesproken te hebben en hem erop te hebben gewezen, dat de eenige goede weg thans voor hem is eerst met toewijding zijn werk aan de Bale Wijata te verrichten. /187./ 8. Bouw Marine-kerk te Soerabaia. Van den Kerkeraad van Soerabaia is bericht ingekomen (agno. 2175) dat de Marine voornemens is een kerk te bouwen voor Marineschepelingen en voor het personeel van de kantoren en werven der Marine te Tandjoeng Perak. De Kerkeraad wijst erop, dat in deze kerk voorgangers van verschillende kerken godsdienstoefeningen zullen kunnen houden en dringt ter voorkoming van moeilijkheden erop aan, dat het recht tot gebruik goed wordt vastgelegd. De Secretaris zal deze zaak bij het Dep. van Marine informeeren. 9. Vergadering van den Raad van Kerken. Dr. De Vries deelt mede (zie blz. 176) dat naar de vergadering van den Raad van Kerken, die 25 October in aansluiting aan de conferentie van den N.I.Z.B. gehouden zal worden te Karangpandan, de Protestantsche Kerk kan afvaardigen: voor de Molukken 6 afgevaardigden waarvan hoogstens 2 voorgangers, voor de Minahassa 6 afgevaardigden, voor Timor 5 afgevaardigden, waarvan
194
hoogstens 2 voorgangers en voor het Westelijk deel 6 afgevaardigden, waarvan hoogstens 3 voorgangers. Spr. meent, dat de Groote Oost in verband met de kosten wel geen afgevaardingden vandaar zal willen zenden, mocht dit wel het geval zijn dan hebben deze natuurlijk de prioriteit. Voorts stelt spr. echter voor met de Groote Oost in overleg te treden over de aanwijzing van op Java wonende afgevaardigden en noemt hier voor: voor de Molukken als voorgangers Ds. W.H. Tutuarima en den Inl. leeraar G.R. Tupan, als niet-voorgangers Dr. J. Leimena en de Heer S. Aijal, voor de Minahassa als voorgangers Ds. H.H. van Herwerden en de Inl. leraar J.W. Rumbajan en als nietvoorgangers Ds. Tumbelaka en de Heer F. Bolung, voor Timor Ds. Keers. Besloten wordt deze personen aan de Groote Oost voor te dragen en opgave van verdere namen te verzoeken. Als vertegenwoordigers van het Europeesche deel der Kerk worden voorloopig genoemd de Voorzitter, Ds. B. Keers, Ds. K. Kostelijk, Ds. J. van der Woude, De Heer W. Hoekendijk, Dr. E. de Vries. /188./ 10. Benoeming Inl. leeraar voor Noord-Boeroe. Ingekomen is een brief van den Predikant-Voorzitter van de Moluksche Kerk (agno. 2119) waarin voorgesteld wordt thans reeds den Inl. leraar t.b. te Wonreli P. Tetelepta ter beschikking te stellen van den Voorzitter van de classis Ambon om belast te worden met arbeid op het aan de Prot. Kerk over te dragen zendingsterrein op Boeroe. Het Kerkbestuur verklaart zich met deze benoeming accoord, maar is van oordeel dat de benoeming geschieden moet door het Syn. Bestuur van de Moluksche Kerk. 11. Oplage noodbundel Psalmen en Gezangen. Naar aanleiding van een vraag van de firma Kolff wordt besloten behalve de bestelde 5000 gebonden exemplaren van de noodbundel Psalmen en Gezangen, nog 2000 exemplaren te laten
195
drukken, doch deze voorloopig niet te laten binden, doch in vellen in voorraad te houden. 12. Herdruk Maleische kerkboeken. De Inl. leeraar Joh. Kawengian heeft gewezen op de wenschelijkheid van herdruk van den bundel Maszmoer dan Tahlil. Er wordt op gewezen, dat hierover overeenstemming zou moeten worden bereikt met de erven Schröder. Ds. Van Herwerden neemt op zich in de volgende de volgende vergadering hierover advies te geven. 13. Steun aan Bijbelgenootschap. In vervolg op den brief van 19 Mei (agno. 1615) is een brief ingekomen van het Ned. Bijbelgenootschap (agno. 2284) waarin een nadere berekening wordt gegeven van den steun, die noodig zal zijn. Naar aanleiding hiervan stelt Ds. Keers de vraag of het gewenscht is, dat met groote kosten geheele bijbels worden verspreid, waar vele gedeelten daarvan toch niet worden gelezen. Spr. beveelt aan het drukken van bloemlezing uit den bijbel en zou het een groote verbetering achten wanneer in plaats van de Statenvertaling werd verspreid de vertaling Obbink-Brouwer, die beter leesbaar is en waarin reeds verschilende gedeelten, die toch toch weinig gelezen worden, zijn weggelaten. /189./ De Secretaris dringt aan op verspreiding van nog veel kortere bloemlezingen, waarin slechts datgene is opgenomen wat in den tegenwoordigen tijd nog van beteekenis is. Besloten wordt: ten eerste aan het Ned. Bijbelgenootschap een voorschot te verleenen van maximaal f. 20.000,-- voor het drukken van bijbels, welk bedrag zoo spoedig mogelijk uit de opbrengst van bijbelverkoop zal worden terugbetaald, ten tweede gedurende vier jaar maximaal f. 7000,-te verdeelen over vier jaren bij te dragen tot steun van de verspreiding van den bijbel of een bijbelgedeelte in het Maleisch. Een commissie wordt benoemd bestaande uit den Voorzitter, Ds. Keers en Ds. Van Herweden om met het Ind. Comité
196
van het Ned. Bijbelgenootschap overleg te plegen over de wijze waarop van deze steun der Kerk het meest voor de bijbel verspreiding kan worden geprofiteerd. Voorts worden op voorstel van den Voorzitter Ds. Van Herwerden en Dr. De Vries aangewenzen om middelen te beramen tot het voeren van een propaganda in de kerkelijke pers en op andere wijze voor inzameling van gelden om den arbeid van het Genootschap te steunen. 14. Toelating vrouwelijke leerlinge tot de H.T.S. Ingekomen is afschrift van een brief van het Syn. Bestuur van de Min. Kerk aan het Curatorium van de H.T.S. (agno. 2039) waarin gevraagd wordt of voor den volgenden cursus 2 Minahassische meisjes tot de H.T.S. kunnen worden toegelaten, en van het antwoord van het Curatorium (agno. 2096) waarin de mogelijkheid van toelating van meisjes wordt gehandhaafd. De Voorzitter wijst erop, dat leerlingen allen tot de H.T.S. kunnen worden toegelaten, wanneer de Kerk plaatsing na afloop der studie waarborgt. Spr. meent dat de Kerk dit aan deze vrouwelijke leerlingen niet kan toezeggen. Dr. De Vries stelt de vraag wat de garantie van plaatsing eigenlijk inhoudt. De Kerk is toch niet verplicht leerlingen in alle omstandigheid te benoemen. In de practijk zijn ook reeds leerlingen niet tewerkgesteld door de Kerk, dien hen voor opleiding had aanbevolen. /190./ Ds. Keers meent, dat de Kerk wel toezegt hen tewerk te stellen, maar dat niet bepaald wordt in welk ambt dit zal geschieden. De Minahassische Kerk zal eerst duidelijk moeten zeggen welke taak deze leerlingen later zullen krijgen. Besloten wordt aan het Syn. Bestuur te schrijven dat het Kerkbestuur geen bezwaar heeft tot het plaatsen van deze vrouwelijke leerlingen aan de H.T.S. mede te werken, wanneer het Syn. Bestuur op zich neemt ze later en wel op kosten van de Minahassische Kerk zelve tewerk te stellen. 15. Benoeming bestuurslid Stichting Oranje Nassau.
197
Op voorstel van het Bestuur van de Stichting Oranje
Nassau wordt besloten in plaats van den Kolonel der M.G. Dienst Dr. J.W. Bijleveld, die van Magelang is vertrokken, te benoemen als lid van dit Bestuur den Lt. Kolonel van de M.G. Dienst N.H.A.J. Schulte. 16. Moeilijkheden Maleische Gemeente Jogja. Inzake de moeilijkheden in de Maleische gemeente Jogja is een brief ingekomen van Ds. Reddingius, waarin wordt medegedeeld, dat de gepensionnerd Inl. leeraar Loupatty in de pas gestichte Maleische gemeente los van de Prot. Kerk godsdienstoefeningen houdt, doch dat de godsdienstoefeningen geleid door den Inl. leeraar Pattinasarany goed worden bezocht en dat zijn verhouding tot de gemeente over het algemeen goed is. Dr. De Vries wijst erop, dat de Heer Loupatty intusschen voor zijn werk de toelating van het Dep. van O. en E. heeft gekregen. De Heer Van Otten vraagt of hij deze heeft gekregen in zijn kwaliteit van voorganger van de pas gestichte gemeente en of ook toelating wordt verleend aan de voorgangers van niet erkende kerkgenootschappen. De Secretaris zal hierover inlichtingen inwinnen op het Dep. van O. en E. 17. Maatregelen bij mobilisatie. In verband met de mogelijkheid, dat tengevolge van het betrokken worden van Ned. Indië in den oorlog volledige vergaderingen van het Kerkbestuur onmogelijk zouden worden, /191./ wordt besloten, dat in dat geval de Voorzitter in Bandoeng zal blijven en dat de besluiten van de desnoods onvoltallige vergadering van de leden, die te Bandoeng bijeen kunnen komen, dan van kracht zullen zijn voor het gebied, dat van daar uit te bereiken is en die van de desnoods onvoltallige vergadering van de leden, die te Batavia bijeen kunnen komen, van kracht zullen zijn voor het gebied dat van die plaats uit te bereiken is.
198
Naar aanleiding van een vraag van Dr. De Vries wordt
besloten, dat bij een onverhoopt betrokken worden van Ned. Indië in den oorlog terstond maatregelen zullen worden genomen om bij monde van de Voorzitter of den Kerkvisitator over de radio een woord tot de Kerk te richten, waarbij in het bijzonder aan alle voorgangers zal opgedragen worden tot het uiterste op hun post te blijven en hun werk blijven verrichten. 18. Radio-uitzendingen. Naar aanleiding van het feit, dat de Kerkeraad van Semarang er bezwaar tegen gemaakt heeft, dat preeken van de predikanten aldaar door de radiovereeniging Midden-Java zouden worden uitgezonden voor een deel door tusschenkomst van de Nicro en voor een ander deel door tusschenkomst van de V.P.R.O., stelt de Voorzitter de vraag of er geen wijziging moet worden gebracht in verhouding van de Kerk en de Nicro, zoodat voortaan preeken worken uitgezonden zonder de tusschenkomst van deze organisatie. Besloten wordt dit punt na de terugkomst van Ds. Kostelijk, bestuurslid van de Nicro, opnieuw aan de orde te stellen. 19. Rondvraag. Bij de rondvraag worden alleen enkele vragen kleinere interne zaken rakende gesteld. De Heer Van Otten sluit de vergaderingn met gebed. Vastgesteld in de vergadering van 26 Augustus 1941. De Voorzitter, C.B. van Vooren. De Secretaris, H. Jansen. /192./
Notulen van de 23e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 12 Augustus 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. Van Vooren
- Voorzitter
199
Ds. B. Kerks
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Ds. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Reglementen Timor. De Voorzitter herinnert er aan, dat op de laatste conferentie met de Predikant-Voorzitters overeengekomen werd (blz. 84), dat de Predikant-Voorzitter nogmaals een exemplaar van het Reglement op den Raad van Bijstand, van de Verschillende Bepalingen betreffende de Voorbereidingsvergadering en van het Reglement van Orde voor de Voorbereidingsvergadering zou inzenden en dat daarbij de goedkeuring van deze reglementen, die reeds vroeger door het Kerkbestuur werden nagegaan, werd toegezegd. De Predikant-Voorzitter heeft bij zijn brief van 10 juni agno. 1944, deze reglementen in Hollandsche vertaling ingezonden. Ds. Keers wijst erop, dat in art. 5 van het Reglement op den Raad van Bijstand bepaald wordt dat alle leden van dezen Raad om de drie jaar tegelijk aftreden, spr. acht dit onpractisch. Verder wordt in art. 7 bepaald, dat alle Inl. leeraars de vergadering als toehoorder mogen bijwonen. Dit kan in bepaalde gevallen bezwaar opleveren. Voorts vestigt spr. de aandacht op de bepaling in art. 15 sub 6 van het Reglement van Orde, die hij niet juist geformuleerd acht. Besloten wordt deze opmerkingen en verdere opmerkingen, die de Reglementencommissie nog over de reglementen zou willen maken, onder de aandacht van de Predikant-Voorzitter /193./ te brengen, doch al of niet wijziging aan hem over te laten en de reglementen goed te keuren.
200
Ds. Van Herwerden herinnert er nog aan, dat vroeger
overeengekomen werd, dat gestreefd zal worden naar zooveel mogelijk overeenkomst tusschen de reglementen van de kerken in de Groote Oost. Spr. dringt er op aan, dat dit in het oog gehouden wordt. 2. Overname grond te Loewoek van Ds. S. Tumbelaka. De Voorzitter herinnert er aan, dat Ds. Tumbelaka (blz. ll5 en 124) aan het Kerkbestuur te koop aanbood een stuk ground te Loewoek, doch dat nog geen voldoende zekerheid werd verkregen over de vraag welke rechten Ds. Tumbelaka op de grond heeft en welke daarvan voor overdracht aan de Kerk vatbaar zijn. De Voorzitter vraagt aan Ds. Tumbelaka of hij bereid is ook zonder dat hierover zekerheid bestaat al zijn aanspraken op dien grond aan de Kerk af te staaan voor f. 350,--. Ds. Tumbelaka verklaart zich hiertoe bereid en tot den koop wordt besloten. 3. Uitgave “Jezus van Nazareth”. Namens het Moderamen stelt de Voorzitter voor 1000 à 1200 exemplaren te koopen van de uitgave “Jezus van Nazareth” ter verspreiding onder militairen. 200 hiervan kunnen aan Ds. Buenk gezonden worden voor de Nederlandsche militairen in Engeland en de rest bestemd worden voor Leger en Vloot in Indië. Conform het voorstel van het moderamen wordt besloten. De boekjes zullen ter beschikking gesteld worden van predikanten en godsdienstleeraars om die uit te deelen aan degenen, die er inderdaad prijs op stellen. Aan de Chr. Militaire Tehuizen zullen zij gezonden worden voor de leestafel, onder mededeeling dat wie prijs stelt op het bezit van een exemplaar, zich kan wenden tot den predikant. 4. Bijdrage van het ressort Timor aan het Zendingsnoodbestuur. De Voorzitter deelt mede, dat de Predikant-Voorzitter te Koepang een bedrag van f. 2500,-- zond om door te geven aan het Zendingsnoodbestuur. De doorzending hiervan werd aangehouden, wijl
201
uit de notulen van de conferentie van Ind. Predikanten /194./ van mei ’41 (blz. 3) bleek, dat dit bedrag een onderdeel is van een bedrag van f. 6300,-- dat bijeengebracht werd voor het Geredja Timoer fonds. Spr. wijst erop, dat de conferentie niet het recht heeft van deze kerkelijke gelden een belangrijk bedrag te bestemmen voor Zendingsnoodbestuur. De Secretaris wijst erop, dat de Predikant-Voorzitter in zijn brief van 12 Juli 1940, agno. 3595, mededeelde, een financieele actie te zullen voeren o.a. door het vragen van een percentage van de salarissen van alle kerkelijke dienaren en dat hij daarbij verzocht, de bijdrage van het C.C. toch te mogen ontvangen om zoo mogelijk aan het eind van het jaar een gedeelte ervan terug te zenden “voor de Zendingsvelden van Oegstgeest”. Spr. acht dit niet juist, logisch zou het geweest zijn een deel van de bijdrage van het C.C. terug te zenden. Besloten wordt op deze zaak in de volgende vergadering terug te komen. 5. Plaatsing Ds. A.A. van Dalen te Manado. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. A.A. Dalen eerst voornemens was met het oog op zijn schoolgaande kinderen alleen naar Manado te gaan en zijn gezin te Depok achter te laten. Na door enkele Kb-leden op het bezwaar daarvan gewezen ten zijn besloot hij met zijn echtgenoote te gaan. Dit zal voor hem echter bijzondere kosten meebrengen, daar hij voor zijn kinderen een tehuis moet zoeken, spr. stelt daarom voor hem op een of ander wijze financieel tegemoet te komen. Na eenige discussie wordt besloten aan Ds. Van Dalen de laatste weddeverhooging van f. 45,-- waarop hij l Maart ’43 aanspraak zal hebben voortijdig toe te kennen uit het C.U.F. 6. Inheemsche Chr. Militaire Tehuizen. De Voorzitter vraagt of in deze zaak (blz. 159 en 169) reeds vorderingen warden gemaakt. De Voorzitter van de commissie ad hoc de Heer F. Van Otten deelt mede, dat besprekingen werden gevoerd o.a. met den
202
Legerpredikant Ds. V.E. Schaefer, die op zijn beurt een onderhoud had met den Legerpredikant Ds. Van Duinen, welke laatste in overweging gaf contact te zoeken met den bond voor Eur. Mil. Tehuizen. Overwogen is aan den Inl. leeraars te vragen welke de mogelijkheden zijn en hun advies te vragen /195./ over de wijze van inrichting. De Commissie wordt gemachtigd, indien dit noodig blijkt, Ds. Tumbelaka naar Malang af te vaardigen of de Inl. leeraar J.W. Rumbajan naar Batavia te laten komen voor verdere bespreking. 7. Sacramentsbediening door Inl. leeraars. De Voorzitter herinnert aan het op de conferentie met de predikant-voorzitters gemaakte plan tot opstelling van een praeadvies over de kwestie van de saramentsbediening door. Inl. leeraars. Ds. Van Herwerden neemt op zich zulk een praeadvies op te stellen. Het zal daarna gezonden worden aan de PredikantVoorzitters om advies. 8. 10% bijdrage aan A.F.E. over inkomsten bouwfondsen. De Secretaris deelt mede, dat Mr. Van der Kraan, kerkeraadslid van Soerabaia, op het bureau nogmaals mondeling aandrong op vrijstelling van de bijdragen voor het kerkbouwfonds van de heffing van 10% voor het A.F.E. (bl. 150). Naast de reeds herhaaldelijk aangevoerde argumenten wees Mr. Van der Kraan er ook op, dat wanneer, wat niet onmogelijk wordt geacht, groote maatschappijen voor den kerkbouw zouden bijdragen, zij dit speciaal zouden doen om een Soerabaiaasch belang zouden dienen en er dus bezwaar tegen zouden hebben, dat een deel van hun bijdrage naar Batavia zou gezonden worden. Dr. De Vries zijn gevallen bekend, waarin maatschappijen inderdaad dergelijke overwegingen lieten gelden. De. Voorzitter wijst opnieuw op de bezwaren van het vormen van allerlei kleine fondsen enz.
203
Ds. Keers zou er geen bezwaar tegen hebben vrijstelling
te verleenen, wanneer in korten tijd een kapitaal voor kerkbouw wordt bijeengebracht. De. Thesaurier neemt op zich een voorstel te ontwerpen voor een regeling, waarbij de bijdragen voor een kapitaal, dat in een periode van enkele jaren wordt bijeengebracht, van de 10% heffing worden vrijgesteld. 9. Motorboot voor Nw. Guinea. /196./ De Voorzitter constateert, dat het Kerkbestuur met groote belangstelling van aankoop door de Moluksche Kerk van een motorboot voor Nw. Guinea kennis heeft genomen. Spr. meent eventueelen steun uit de algemeene fondsen voor de kosten daarvan te mogen overlaten aan het C.C. De Voorzitter van het C.C. Ds. Kostelijk meent, dat deze aankoop een zaak is van de Moluksche Kerk, al kan het C.C. nog nader overwegen of er aanleiding is tot eenigen steun. Misschien kan een bedrag van f. 4800,-- dat indertijd geschonken is speciaal voor de Molukken, hiervoor thans aan de Molukken wordt afgedragen. Besloten wordt de regeling van deze zaak aan het C.C over te laten. 10. Algemeene Synode. De Voorzitter stelt opniew (blz. 146) de vraag aan de orde of er reden is de Algemeene Synode, die in 1942 zal moeten worden gehouden, uit te stellen. Hij stelt de vraag of het verantwoord is in dezen tijd de Synodeleden voor zoo langen tijd uit hun werk te halen. Ds. Kostelijk wijst erop, dat de arbeid aan de verschilende onderwerpen, die op de vorige Synode aan de orde werden gesteld en die op de a.s. Synode verder zouden moeten worden uitgewerkt, door wat na 10 Mei ’40 gebeurd is zoodanig ten achter is gekomen, dat er alle reden is de Synode een jaar uit te stellen. Ds. Keers meent, dat het in verband met de internationale spanning niet verantwoord is om in het bijzonder de
204
Synodeleden uit de Groote Oost van hun standplaatsen naar Java te laten komen. Ook is in dezen tijd het geregelde geestelijke werk van meer beteekenis dan het maken van reglementen, Ds. De Vries is van oordeel dat deze derde Synode ook niet aan het maken van reglementen moet zijn gewijd, zij zou zich daarmee hoogstens één dag mogen bezig houden en den overigen tijd zou zij moeten spreken over vraagstukken, die op dit oogenblik van meer beteekenis zijn, b.v. dat van de verhouding van de verschillende bevolkingsgroepen, van de taak der Kerk op maatschappelijk terrein, van sociale rechtvaardigheid, evangelisatie enz. Spr. Meent, dat in verband met deze /197./ dringende onderwerpen het doorgaan van de Synode noodzakelijk is. Uitstel zou een slechte indruk maken. Na eenige verdure discussie wordt besloten nog geen beslissing te nemen, doch de bespreking in een volgende vergadering voort te zetten. 11. Salaris Ds. A. Poot. De Predikant-Voorzitter van de Moluksche Kerk heeft zich tot het Zendingsconsulaat gewend over het salaris van Ds. A. Poot (blz. 168), hij verzocht voor dezen een toeslag van f. 30,-- per maand om dan aan het Synodaal Bestuur voor te stellen daar f. 30,- bij te doen. De Voorzitter is van oordeel, dat het Kerkbestuur niet verder kan gaan dan het reeds deed door de toekenning van een voortijdige weddeverhooging. Ook werden de Synodale Besturen reeds gewezen op de wenschelijkheid van het toekennen van een toelage voor huishuur, wanneer deze meer dan 10% van het salaris bedraagt. Dr. De Vries wijst erop, dat het KB door de voortijdige weddeverhooging reeds een toelage geeft van f. 45,--, aan de Moluksche Kerk zou in overweging kunnen worden gegeven hier f. 45,-- bij te voegen. Besloten wordt den Predikant-Voorzitter mede te deelen, dat het Kerkberstuur geen verdere toelage kan geven en hem in overweging te geven aan het Synodaal Bestuur voor te stellen de
205
toelage van f. 30,--, die het zou willen geven boven de gevraagde toelage van het Zendingsconsulaat aan Ds. Poot toe te kennen. 12. Salaris Indisch-Predikanten-abituriënten H.T.S. Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de Min. Kerk van 22 Juli (agno. 1586) waarin verzocht wordt alsnog de Ind. Predikanten-abituriënten H.T.S., die reeds nu tot voorzitter van een Classic of tot een gelijkwaardige verantwoordelijke functie werden
benoemd terstond dus voor hun
derde dienstjaar in de tweede salarisschaal te laten overgaan. Dr. De Vries wijst erop, dat voor degene, die reeds vóór hun derde dienstjaar met een dergelijke functie worden belast, daarin op zichzelf reeds een voordeel ligt, omdat zij weten dat zij terstond bij het bereiken van het derde dienstjaar /198./ in de 2e schaal zullen komen. Verder wijst spr. erop, dat de 2e salarisschaal pas met het derde dienstjaar begint en dat wanneer een le en 2e dienstjaar aan deze schaal werden toegevoegd het salaris voor deze jaren ongeveer f. 100,-- zouden bedragen. Werd het salaris voor het le dienstjaar reeds op f. 140,-- gesteld dan zou daardoor de heele schaal opgetrokken worden. Na eenige verdere bespreking wordt de beslissing uitgesteld tot de volgende vergadering. 13. Scholen op Saleier. De Voorzitter wijst erop, dat in de toelichting op de herziene begrooting van het Zendingswerk in Zuid-Celebes (agno. 2372) van Christen goeroes aan de scholen op Saleier gesproken wordt van één, die naar het Christendom wil overgaan. Spr. vraagt zich af hoe dit te rijmen is met het visitatierapport van Ds. Kostelijk en Ds. Van Herwerden, dat vermeldde dat de goeroes Islamieten waren van wie eer tegenwerking dan medewerking was te verwachten. Verder wordt in het rapport medegedeeld, dat er 3 scholen zijn en wordt er bezwaar gemaakt tegen het sluiten van één van deze, en aangedrongen op een periode van overgang, waarin door het heffen van schoolgeld zal moeten blijken welke school het eerst voor sluiting in aanmerking komt.
206
Ds. Van Herwerden deelt mede, dat de opgave in het
rapport, dat de onderwijzers niets voor het Christendom voelden, berustte op informaties van Ds. Brokken. Besloten wordt toch tot de sluiting van één van de scholen over te gaan en bij de overblijvende 2 scholen over te gaan tot schoolgeld heffing. 14. Erkenning gemeenten Zuid-Celebes. Op voorstel van dan Kerkeraad van Makassar (27 Juni, agno. 1965) en op verzoek van de betrokken gemeente wordt besloten de gemeenten Baoe-Baoe (omvattende de onderafd. Boeton), Kendari (omvattende de onderafd. Kendari), Watempone (omvattende de onderafd. Bone), Paloppo (omvattende de onderafd. Paloppo) en Pare-Pare (gebied nader vast te stellen) als zelfstandige gemeenten met benoemden Kerkeraad te erkennen. /199./ 15. Verzorging Maleische gemeente Makassar en buiten gemeenten. De Voorzitter herinnert eraan, dat door Ds. Brokken sterk wordt aangedrongen op de benoeming van een Inl. leeraar te Makassar special belast met de verzorging van de buitengemeenten. Spr. meent echter, dat daardoor de bezetting wel wat royaal wordt daar dan den Inl. leeraar F.I. Noya, Inl. leeraar Mathindas en de goeroe djoem’at S.A. Pattikayhatu samen niet anders dan de kotta Makassar zouden hebben te verzorgen. Spr. vraagt zich af of aan den Inl. leeraar Mathindas niet het buitenwerk zou kunnen worden opgedragen, terwijl dan de goeroe djoem’at in Makassar zou kunnen gehandhaafd worden. De Heer Van Otten meent, dat deze bezetting voldoende zou zijn. Dr. De Vries meent, dat de gemeente tegen deze regeling bezwaar zal hebben, deze zou wel door te voeren zijn wanneer later eens de Inl. leeraar door een Minahasser zou worden vervangen. Voor de gemeente zou er het voordeel aan verbonden zijn dat de bijdrage voor den Inl. leeraar Mathindas zou kunnen vervallen. Bij de verdere discussie wordt het plan geopperd thans den Ambonneeschen Inl. leeraar door een Minahasser te vervangen,
207
waardoor de Inl. leeraar Mathindas vrij zou kunnen komen en zou kunnen worden belast met de verzorging van het resort. Tegelijk zou dan Palembang in plaats van de Inl. leeraar R. Polii, die op het punt staat daarheen te vertrekken, een Ambonsch Inl. leeraar kunnen krijgen, wat beter met de behoeften van de gemeente overeen komt. Het volgende schema wordt opgemaakt: Tandjong Priok R. Polii, Makassar S. Undap, Palembang F.I. Noya, W.F. Mathindas ter beschikking van Ds. J.C. Brokken. Aan den Secretaris wordt opgedragen met den Heer Undap dit punt te bespreken. Het Moderamen wordt gemachtigd eventueel voor de volgende vergadering tot deze overplaatsingen te besluiten. 16. Organisatie Zuid-Celebes. De Secretaris wijst erop, dat er nog steeds onzekerheid bestaat inzake de organisatie van Zuid-Celebes en vraagt, of over de gemeenten van het ressort gecorrespondeerd moet worden met Ds. Verdenius als Voorzitter van het gebied Makasser /200./ en bijgemeenten òf rechtstreeks met Ds.Brokken. Besloten wordt correspondentie over de gemeenten in het ressort voortaan rechtstreeks te richten aan Ds. Brokken met doorslag aan Ds. Verdenius. 17. Verzorging geïnterneerden. Ds. Keers deelt mede, dat voor het interneeringskamp Ngawi een orgel te koop is voor f. 225,--. Hij wordt gemachtigd dit aan te koopen. Ds. F.E. van Leeuwen deelde in een brief mede, dat geïnterneerde leden van de Kerk het zeer op prijs zouden stellen indien het Kerkbestuur door een brief zou toonen zich aan hen gelegen te laten liggen. Ds. Van Herwerden acht het zenden van zulk een brief feitelijk niet juist, de Kerk richt zich tot haar leden door de ambtsdragers persoonlijk, dus in dit geval door het woord van den predikant, die het kamp bezoekt.
208
Dr. De Vries zou een bezoek van den Kerkvisitator namens
de Kerk ook juister achten. Nadat Voorzitter en Kerkvisitator overwogen zullen hebben of het opstellen van een brief uitvoerbaar is, zal nader worden beslist. 18. Rondvraag. a. Dr. De Vries vestigt de aandacht op de bespreking in den Volksraad over de geestelijke verzorging van het Leger en de benoeming van Legerpendita’s, alsmede de opmerking van den Legercommandant over bemoeienis van de Legerpredikanten met Inheemsche militairen. b. Dr. De Vries deelt mede, dat het Dep. van Economische Zaken bereid is het ebbenhoutbedrijf in beheer te geven aan den Directeur van de Ambachtsschool of aan de Min. Kerk, doch het ook wel geheel wil overdragen aan de Minahassische Kerk, mits ook leerlingen van de Talaud-eilanden worden toegelaten. Ds. Van Herwerden weet niet precies wat de bedoeling is en zal hierover schrijven. c. Ds. Kostelijk vraagt of het Kerkbestuur aan Ds. Hübner, die nog onvoldoende Maleisch kent, niet de opdracht /201./ zou kunnen geven lessen in dit vak aan de H.T.S. te volgen. Het Kerkbestuur meent dat er geen reden is uitdrukkelijk opdracht te geven, mede omdat Ds. Hübner voor deze studie weinig tijd zou hebben. Ds.Van Herwerden sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 Apr. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /202./
Notulen van de 24e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 19 Augustus 1941.
209
_______________
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Dr. E. de Vries is wegens ongesteldheid afwezig. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Notulen. De notulen van de 20e en de 21e vergadering worden onveranderd vastgesteld. 2. Marinekerk te Soerabaia. Naar aanleiding van de notulen (blz. 187) vraagt de Heer Van Otten welke inlichtingen het Departement van Marine kon geven over den bouw van een kerk te Soerabaia. De Secretaris antwoordt, dat het Departement nog slechts een voorloopig plan ontvangen had van den Vlootpredikant en het nog niet eens duidelijk was of de bedoeling van het voorstel was dat de kerk op kosten van de Marine dan wel van de Kerk zou worden gebouwd. Het Dep. heeft over het voorloopige voorstel nadere inlichtingen gevraagd van den Vlootpredikant. 3. Bijzondere toelating gepensionneerd Inl. leeraar J.A Loupatty. Naar aanleiding van de notulen vraagt de Heer Van Otten of en in welke functie de Heer Loupatty te Jogja (zie blz. 190) bijzondere toelating heeft gekregen. De Secretaris antwoordt, dat het Dep. van Onderwijs en Eeredienst meedeelde, dat de Heer Loupatty toelating heeft
210
gevraagd en dat die hem zonder twijfel verleend zal worden, /203./ daar de Gouverneur van Jogja in zijn toelating generlei gevaar ziet voor orde en rust. Tegelijk bleek, dat de betrokken afd. van het Departement zich op het standpunt stelde, dat de Heer Loupatty eigenlijk geen toelating noodig had, daar de hem als Inl. leeraar verleende toelating nooit werd ingetrokken. Bij den Zendingsconsul hiernaar informeerende vernam spr. dat in 1911 werd overeengekomen, dat de toelating verleend zou worden aan de voorgangers van gemeenten of zendingsorganisaties q.q. Zoo schijnt men het echter op het oogenblik niet meer op te vatten. Men zou zich op deze regeling nog kunnen beroepen, maar practisch zou dit van weinig nut zijn, daar iemand, die geen Inl. leeraar meer is, toch, indien hij rust en orde niet verstoort, onmogelijk toelating kan krijgen. Spr. vraagt zich af of het toch misschien niet gewenscht zou zijn bij ontslag van een Inl. leeraar of vertrek naar een andere residentie te vragen om intrekking van de toelating. Dit punt zal nader overwogen worden. 4. Positie Ds. B. van der Wallen. De Voorzitter herinnert er aan, dat de Onderdirecteur van O. en E. toezegde Ds. Van der Wallen een administratieve betrekking bij het Onderwijs te bezorgen. Doordat dit echter veel langer duurt dan verwacht werd, is hij nu reeds een lange periode werkeloos. Hem kan ook als predikant moeilijker ontslag worden verleend om hem de kans niet te ontnemen om zonder onderbreking in een andere gouvernementsbetrekking over te gaan. Ds. Van Herwerden is overtuigd, dat Ds. Van der Wallen door het gebeurde veel geleerd heeft, de voortdurende werkeloosheid dreigt hem echter te gronde te richten. Spr. zou er persoonlijk geen bezwaar in zien Ds. Van der Wallen na oefening van kerkelijke tucht toch nog als predikant te handhaven, hij voelt echter dat dit tegenover de Inl. leeraar niet wel mogenlijk is.
211
Besloten wordt in afwachting van bericht van den
Onderdirecteur van O. en E. Ds. Van der Wallen tijdelijk eenig werk op te dragen op het bureau. 5. Plaatsingen Inl. leeraars. Met verwijzing naar het in de vorige vergadering /204./ gedane voorstel tot plaatsing van den Inl. leeraar F.I. Noya te Palembang, van den Inl. leeraar S. Undap te Makassar, van den Inl. leeraar R. Polii te Tandjong Priok en tot aanwijzing van den Inl. leeraar W. Mathindas voor de verzorging der Maleische gemeente in Zuid-Celebes, deelt de Voorzitter mede, dat de Heer Undap hiernaar gevraagd (blz. 199) verklaarde geen bezwaar te hebben tegen plaatsing te Makassar, doch dat hij gaarne met het oog op de opvoeding van zijn kinderen over enkele jaren meer op Java zou worden geplaatst. Spr. deelde hem mede, dat hij over ongeveer 4 jaar hierop terug zou mogen komen. Tot de voorgestelde overplaatsing wordt besloten. Aangaande den aan den Inl. leeraar Mathindas aan te wijzen standplaats wijst Ds. Kostelijk erop, dat deze wellicht het best in Makassar zou kunnen blijven wonen om Ds. Brokken ook bij de administratie bij te staan. De Heer Aijal meent, dat hij beter buiten Makassar kan wonen om niet meer gemend te worden in allerlei kwesties in de kotta-gemeente. Het Kerkbestuur concludeert, dat een centraal punt buiten Makassar als standplaats de voorkeur verdient. Over de Keuze van deze standplaats zal nader advies gevraagd worden aan Ds. Brokken. Tevens wordt na eenige discussie besloten aan Ds. Brokken de vraag voor te leggen of voor zijn eigen werk het ook niet beter zou zijn, dat zelf buiten Makassar b.v. in Soppeng ging wonen. 6. Administrateur voor Timor. Ingekomen is een brief van de Predikant-Voorzitter te Koepang van 24 Juli, agno. 2249, waarin hij (blz. 177) meedeelt, dat op Timor zelf geen administrateur te vinden is, en er nogmaals
212
op aandringt een Ind. Predikant daarvoor aan te wijzen, dan wel buiten Timor een goed onderlegd administrateur te zoeken. In verband de het feit, dat Ds. Bergstra wel voor deze functie genoemd is, dat de Voorzitter de mededeeling van een brief van dezen (agno. 2485), waarin hij dringend verzoekt in Soerabaia geplaatst te mogen blijven. Spr. meent dat ook afgezien hiervan er bezwaren zijn tegen plaatsing van Ds. Bergstra te Koepang, omdat hij geen goed administrateur is. Spr. meent, dat het in dezen tijd zeer moeilijk /205./ zal zijn een particulier voor dezen functie te vinden. Besloten wordt aan Ds. Enklaar te antwoorden, dat het op dit oogenblik onmogelijk is de plaats te bezetten en hem in overweging te geven Ds. Ngefak te belasten met de Afd. Tjamplong, waardoor Ds. A. Rotti ontlast zou worden en mede administratief werk zou kunnen doen. 7. Vervulling vacature Depok. De Voorzitter stelt de vacature Ds. Van Dalen te Depok voorloopig aan de orde, opdat er over nagedacht kan worden. Totnutoe werd allen genoemd Ds. Bergstra. De Secretaris deelt mede, dat men van deze mogelijkheid ook in Depok reeds vernomen had en dat men er reeds bezwaar tegen maakte op grond van nationale gevoelens. De Heer Van Otten oppert de mogelijkheid van plaatsing van Ds. Akkermen te Depok, die dan te Poerworkerto vervangen zou kunnen worden door Ds. Bleeker. Ds. Keers meent, dat Ds. Bleeker, die als predikant van Magelang reeds in Poerwokerto werkte, daar niet moet worden geplaatst. 8. De Voorzitter deelt mede, dat van Ds. Kolman bericht inkwam (agno. 2374), dat hij begin September zal worden gekeurd en dat hij gehoopt heeft dan weer eenige licht werk te kunnen doen. Spr. verzoekt de leden zich erop te beraden welke taak dan eventueel aan Ds. Kolman zou kunnen worden opgedragen.
213
9. Verzorging Bali en Lombok. Van den ouderling van Singaradja G. Fortgens is (agno. 2193) het verzoek ingekomen aldaar een voorganger te plaatsen, die zoowel de Holl. als de Mal. sprekenden zou kunnen verzorgen. De Voorzitter wijst erop, dat betere verzorging van Bali en Lombok zeker gewenscht zou zijn, maar dat het geheel onmogelijk is thans een voorganger hiervoor aan te wijzen. Wanneer meer Ind. predikanten beschikbaar komen zullen de belangen van deze gemeente zeker ook in het oog worden gehouden. 10. Arbeid Ds. W.N. Hübner. Waar bij de bespreking over het vorig punt ook de naam van Ds. W.N. Hübner werd genoemd, merkt Ds. Kostelijk op, dat deze onvoldoende Maleisch kent. Hij stelt /206./ de vraag of het niet noodig is de H.T.S. hierop te wijzen. De Voorzitter verzoekt de predikanten Keers, Van Herwerden en Kostelijk binnenkort een rapport over den arbeid van Ds. Hübner uit te brengen. Daarna zal beslist worden of het Kerkbestuur aanleiding vindt zich te richten tot de H.T.S. 11. Salaris Ind. Predikanten-abituriënten H.T.S. De Voorzitter wijst in aansluiting aan de besprekingen in de vorige vergadering erop, dat de abituriënten van de H.T.S. die gedurende de eerste twee dienstjaren reeds belast werden met de leiding van een Classis of afdeeling met deze belangrijker functie werden belast bij wijze van proef, daarom volgt er niet logisch uit dat hun ook thans reeds het aan die belangrijker functie verbonden hoogere salaris moet worden toegekend, afgezien nog van de bezwaren die reeds in de vorige vergadering naar voren werden gebracht. Ook wijst spr. erop, dat de stand van het C.U.F. geen groote vermeerdering van de uit het Fonds te betalen toelagen meer toelaat. Blijkt naar plaatselijke omstandigheden het salaris toch onvoldoende te zijn dan moet de oplossing gezocht worden in toelagen van de classis of van de zelfstandige kerk, zooals ook de gemeente Batavia aan Ds. Hübner belangrijke toelagen geeft.
214
Besloten wordt in dezen geest den brief van het Synodaal
Bestuur van de Minahassische Kerk van 22 Juli agno. 2341 te beantwoorden. 12. Stand der fondsen onder beheer van het Kerkbestuur. De Thesaurier heeft ter tafel gebracht de verantwoording van de door hem beheerde fondsen naar stand per 1 Juli 1941. De Voorzitter vestigt de aandacht op het kleine bedrag dat totnutoe is binnengekomen voor het C.U.F. Besloten wordt dat het binnenkomen van de gelden voor het C.U.F. op het bureau nauwkeurig zal worden nagegaan en dat op geregelde betaling zal worden aangedrongen. Inzake de beleggingen dringt Ds. Keers aan op het koopen van grond in verband met de mogelijkheid van inflatie. De Voorzitter wijst erop, dat in Indië hiervoor /207./ alleen bouwterreinen en huizen in aanmerking komen. Spr. zou er geen bezwaar tegen hebben een deel van de kerkelijke fondsen te beleggen in huizen liefst met lage huurwaarde, al is hier ook veel administratie aan verbonden. Besloten wordt deze aangelegenheid in ernstige overweging te nemen. 13. Arbeid Legerpredikant. Ingekomen is (agno. 2060) het verslag van de Legerpredikant der Ie Divisie Ds. J. van Duinen over 1940. Naar aanleiding van dit verslag deelt Ds. Kostelijk mede den taak van den legerpredikant besproken te hebben met den legerpredikant IIe kl. Ds. Schaefer. Vroeger was vaak de opvatting: de kerkelijke predikanten hebben te zorgen voor de burgers, de legerpredikanten voor de militairen. Ds. Schaefer’s standpunt was: de taak van den legerpredikant is alleen evangeliseerend, voor alles wat de kerkelijke zorg raakt, verwijst de legerpredikant de militairen naar den kerkelijken voorganger, zieke militairen worden bezocht door den legerpredikant maar zij hebben als kerklid ook recht op bezoek van den predikant der gemeente.
215
Ds. Keers meent, dat door het woord evangeliseerend de
taak van den legerpredikant te veel wordt beperkt, hun taak is, de geestelijke verzorging der militairen en ze hebben zich daarbij slechts te onthouden van zuivere kerkelijke handelingen, zooals aannemen tot lidmaat enz. Ds. Kostelijk meent dat het toch goed is, dat de legerpredikanten de militaire lidmaten van een Kerk, die in een ziekenhuis worden verpleegd, doorgeven aan de predikanten dier Kerk, deze moeten zich ook voor die lidmaten verantwoordelijk voelen. De Voorzitter meent, dat in de practijk deze zaak wel zoo geregeld kan worden, dat geen dubbel werk wordt verricht. Besloten wordt den Legerpredikant Ds. V.E. Schaefer binnenkort in de vergadering uit te noodigen ter verdere bespreking van deze taakverdeeling. 14. Ondersteuning van de Wed. Soumokil te Soerabaia. Van den Kerkeraad van Soerabaia zijn agno. 2162 nadere inlichtingen ingekomen over den diensttijd van wijlen Soumokil. /208./ Hieruit blijkt, dat Soumokil van 1907 tot 1917 de gemeente Soerabaia als koster heeft gediend en dat de Kerkeraad zich bij zijn ontslag verplicht achtte hem een onderstand van f. 15,-- toe te kennen. De Voorzitter is van oordeel, dat de gemeente zich niet kan onttrekken aan de verplichting om de wed. Soumokil een kleine ondersteuning te blijven geven van f. 5,-- per maand. Voor haar verdere levensonderhoud kan zij dan verwezen worden naar de Diaconie van Bandoeng. Het Kerkbestuur stemt hiermee in. 15. Maleische Lectuur. De Secretaris deelt mede, dat Ds. Tutuarima een deeltje van zijn vertaalwerk van ongeveer 100 blz. handelende over de geboorte geschiedenissen van Jezus gereed heeft en vraagt op welke wijze de uitgave moet plaats hebben.
216
De Voorzitter vraagt of deze uitgave in handen gegeven
moet worden van het A.P.P.B. of van de Chr. Maleische Lectuurvereeniging. Ds. Kostelijk dringt aan op overleg met de Chr. Maleische Lectuurvereeniging in Mr. Cornelis, opdat geen dubbel werk wordt gedaan. De Heer Van Otten waarschuwt ook voor dubbel werk, hij vernam dat van Bunyan’s “Christenreize” thans 2 Maleische vertalingen tegelijk persklaar liggen. Ds. Kostelijk vraagt of een duurzamer combinatie van het A.P.P.B. en van het Lectuurbureau niet mogelijk zou zijn. Daartegenover wordt erop gewezen, dat het A.P.P.B. een kerkelijk karakter draagt en het Lectuurbureau niet. De Voorzitter zal over de uitgave van de vertalingen van Ds. Tutuarima nader overleg plegen met het A.P.P.B. of de Chr. Mal. Lectuurvereeniging. 16. Nicrozaken. De Voorzitter deelt mede, dat een brief ingekomen is van de Nicro, waarin wordt medegedeeld, dat overleg gepleegd wordt over de uitzending van dagelijksche ochtendwijdingen verzorgd door de IKROS en NICRO door de B.R.V. Spr. wijst erop, dat in dezen brief wordt medegedeeld, dat voor de Prot. Kerk /209./ voor de verzorging van deze ochtendwijdingen zich beschikbaar heeft gesteld Mr. C.C. van Helsdingen, terwijl hiervoor geenerlei overleg gepleegd is. Hierdoor is spr. opnieuw gaan twijfelen of de verhouding tusschen Prot. Kerk en NICRO wel op de juiste wijze geregeld is. Ook over de vraag of de verdeeling van de beurten tusschen Protestanten en Gereformeerden billijk is, bestaat nog steeds twijfel. Ds. Kostelijk deelt mede, dat van preekbeurten waren toegewezen. aan de Prot. Kerk (NICRO + VPRO)
aan de Gereform. Kerken
in 1940
14 centrale en 36 halve
14 centrale en 12 halve
uitzendingen.
uitzendingen.
13 centrale en 39 halve
19 centrale en 9 halve.
in 1941
217
Protestantsche Kerk. (alleen NICRO)
in 1940
14 centr., 12 halve
in 1941
13 centr., 15 halve Verdere bespreking wordt uitgesteld tot in een
voltallige vergadering. Intusschen zal de Secretaris een nota opstellen over deze aangelegenheid. 17. Herdenkingsdienst verjaardag van H.M. de Koningin in Solo. De Secretaris deelt mede, dat de Algemeene Secretarie telefonisch inlichtingen vroeg over den herdenkingsdienst ter gelegenheid van den verjaardag van H.M. de Koningin. De Gouverneur van Solo had namelijk gevraagd of, waar de officieele feestdag 1 Sept. is, een dienst van de Prot. gemeente op Zondag 31 Aug. als officieele dienst moest worden aangemerkt. De betrokken afdeeling van de Algemeene Secretarie neigde tot de meenig, dat, waar de Regeering aan haar B.B. ambtenaren voorschrijft in de Vorstenlanden deze dienst q.q. bij te wonen, de Prof. gemeente den dienst ook behoort te houden op den officieelen dag en dat de Gouverneur dus niet verplicht is een dienst bij te wonen die op Zondag wordt gehouden. Spr. besprak dit punt ook met Dr. De Vries, die meende dat wanneer op die wijze dit jaar de traditioneele dienst zou komen te vervallen de Regeering daartegen wel geen bezwaar zou maken. Vroeger bij een kwestie over ditzelfde punt in Jogja stelde de Gouverneur Dr. L. Adam zich op het standpunt slechts verplicht /210./ te zijn een godsdienstoefening bij te wonen, doch vrij te zijn om dit te doen in de Protestantsche, Gereformeerde of Roomsche Kerk. De Secretaris, hoewel persoonlijk niet veel gevoelend voor deze soort godsdienstoefeningen, vraagt zich af of het gewenscht is dat deze traditie verbroken zou worden niet door overleg tusschen Regeering en Kerkbestuur maar door een regeling getroffen door den predikant of den kerkeraad van Solo. Na discussie wordt besloten, dat de Voorzitter telefonisch hierover met den predikant van Solo overleg zal plegen en hem meedeelen, dat naar het oordeel van het Kerkbestuur de diensten in de Vorstenlanden dit jaar dienen gehouden te worden op
218
1 Sept. en, indien de predikant zich hiertegen mocht verzetten, hem op te dragen een kerkeraadsvergadering bijeen te roepen over deze zaak, die dan door de Voorzitter en Kerkvisitator zal worden bijgewoond. 18. Rondvraag. Bij de rondvraag werden geen belangrijke punten ter sprake gebracht. De Heer Aijal sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 Sept. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. Notulen van de 25e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 26 Augustus 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Dr. E. de Vries is wegens dienstreis afwezig. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Notulen. In de notulen van de 22ste vergadering wordt een wijziging aangebracht in punt 17 inzake maatregelen bij mobilisatie. Overigens worden ze goedgekeurd. 2. Overplaatsingen Inlandsch leeraars.
219
De Voorzitter deelt mede, nadat van de overplaatsingen,
waartoe in de vorige vergadering werd besloten (blz. 203), aan betrokkenen mededeeling was gedaan, een verzoek inkwam van de kerkeraad van Makassar (agno. 2543) om deze overplaatsingen op te schorten tot nader bericht zijnerzijds. Verder kwam een brief in van den predikant van Makassar Ds. Verdenius, waarin hij naast verschillende andere bezwaren meedeelde, dat het Ambonneesche deel van de gemeente zich tekort gedaan achtte, daar het voortaan niet door een Inlandsch leeraar doch slechts door een goeroe djoemaat zou worden verzorgd. De Secretaris deelt mede, dat ook verschillende bezwaren inkwamen uit de gemeente Tandjong Priok en dat een deputatie van den Kerkeraad dringend om intrekking van het besluit kwam verzoeken. Ds. Van Herwerden wijst erop, dat het voornaamste bezwaar van Makassar had kunnen ondervangen worden, indien aanstonds ook meegedeeld was, dat, wanneer de Ambonsche goeroe /212./ zijn dienst zal neerleggen, hij vervangen zal worden door een Inlandsch-leeraar uit de formatie. De Voorzitter herinnert eraan, dat hij voorstelde dit te doen, maar dat het nagelaten werd omdat men vreesde, dat Makassar dan aanstonds den goeroe zou ontslaan. Spr. zegt toe Ds. Verdenius persoonlijk mede te deelen, dat wanneer Patikayhatu zijn werk neerlegt, er ook een Ambonsch Inl. leeraar op Makassar zal worden geplaatst. Voorts zal de brief van den Kerkeraad van Makassar worden afgewacht. 3. Doopsbediening door godsdienstleeraar J. van der Waal. Ingekomen is een brief van den Godsdienstleeraar J. van der Waal (agno. 2294), waarin hij mededeelt, dat er in Bandoeng twijfel bestaat of een door hem bediende doop wel geldig is en waarin hij betoogt, dat hem indertijd het recht tot doopsbediening werd toegekend. Verder beklaagt hij zich over zijn ontvangst in Bandoeng.
220
De Keers wijst erop, dat godsdienstleeraars niet het
recht bezitten tot doopsbediening, maar dat hun die in bijzondere gevallen door den predikant kan worden opgedragen. Ds. Van Herwerden zou tegenover de oudere godsdienstleeraars die vroeger den doop bediend hebben, soepelheid willen betrachten. De Voorzitter wijst erop, dat het practisch te Bandoeng niet noodig is, dat de godsdienstleeraar den doep bedient. Besloten wordt den Heer Van der Waal mede te deelen, dat de door hem bediende doop volkomen wettig is, maar dat het thans te Bandoeng en omstreken niet noodig is, dat hij den doop bedient. 4. Kerkbouw te Malang. Ingekomen is een brief van den Kerkaad van Malang, (agno. 2487) waarin in beginsel machtiging wordt gevraagd tot den aankoop van een terrein in het nieuwe stadsgedeelte om hierop later een kerk te bouwen. De Voorzitter deelt mede, dat Dr. De Vries, die juist naar Malang is vertrokken, op zich genomen heeft deze zaak te bespreken. Spr. stelt voor, dat het Kerkbestuur zich in beginsel accoord verklaart met het plan een tweede kerk in Malang te bouwen en hiervoor nadere voorstellen afwacht. /213./ Aldus wordt besloten. 5. Kerkbouw te Buitenzorg. Ingekomen is een brief van den Kerkeraad van Buitenzorg (agno. 2450), waarin machtiging wordt gevraagd tot verkoop van effecten om te kunnen overgaan tot den aankoop voor ongeveer f. 1500,-- van een terrein op Kedong Halang om hierop later een Wijkgebouw te bouwen. De Heer Van Otten deelt mede, dat de Vereeniging voor Chr. Scholen een terrein naast dat, waarop de kerkeraad het oog heeft, heeft aangekocht. Deze terreinen komen stellig te liggen middenin de Europeesche wijk van Buitenzorg en de grond zal in prijs stijgen. Spr. gaat ermee accoord, dat de gemeente zoo spoedig mogelijk beslag legt op een terrein in deze buurt.
221
Ds.Keers vraagt zich af of het in een buurt als deze
niet beter is een kapel te bouwen dan een wijkgebouw. Besloten wordt de gevraagde toestemming te verleenen. 6. Toelage Inlandsch-leeraar Tandjoeng-Pinang. Van den Inlandsch leeraar A.A. Mohede is het verzoek ingekomen om een bijzondere toelage, daar hij van zijn salaris niet rond kan komen (agno. 2441). De Voorzitter wijst erop, dat Mohede een voor Riouw te laag salaris heeft, omdat hij met nog weinig dienstjaren buiten de Groote Oost werd geplaatst. Zijn voorganger had een toelage van f. 15,-- uit het Cornets-de Groot-fonds, hij zelf slechts een van f. 7,50. Besloten wordt door persoonlijke tusschenkomst van den predikant een schriftelijk verzoek te doen toekomen aan den Resident van Riouw om ook voor den Inlandsch-leeraar Mohede de toelage uit het Cornets-de Groot-fonds te stellen op f. 15,-- per maand en intusschen zoolang hierover niet beslist is den Inlandsch-leeraar met ingang van 1 Augustus een toelage toe te kennen van f. 7,50 per maand. 7. Verspreiding uitgave “Jezus van Nazareth”. De Voorzitter deelt mede, dat van de 1000 exemplaren, die (bldz. 193) voor verspreiding onder militairen beschikbaar werden gesteld reeds ongeveer 600 weden uitgegeven, /214./ terwijl nog veel aanvragen kunnen worden verwacht. Spr. stelt voor aan het A.P.P.B. in overweging te geven een nieuw druk ter perse te leggen en hiervan nog 2000 ex. aan te koopen voor verspreiding. Op deze wijze zal de kerk aan deze verspreiding besteden f. 2300,-. Spr. zou dan ook nog 200 exemplaren meer naar Engeland en 100 ex. naar het legioen in Canada willen zenden. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. In een circulaire zal aan de kerkeraden worden medegedeelt, dat het Kerkbestuur met de gratis-verpreiding niet verder kan gaan dan deze 3000 ex., de kerkeraden kunnen echter zelf het werk voortzetten en hiervoor verdere ex. betrekken van het A.P.P.B.
222
Tevens wordt besloten exemplaren van het boekje aan te
bieden aan H.M. de Koningin, Prinses Juliana, Prins Bernhard en den Gouverneur-Generaal. 8. Vervulling predikants-vacature Menado. Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de Minahassische Kerk, waarin ernstig bezwaar wordt gemaakt tegen de plaatsing van Ds. Van Dalen te Manado (agno. 2538) en een brief van den Predikant-Voorzitter (agno. 2490) in denzelfden geest. Betoogd wordt, dat vooral de gemeente Manado een theoloog dringend noodig heeft, daar het geestelijk leven er zeer oppervlakkig is en de intellectueelen meer en meer buiten de kerk komen te staan, terwijl ook voor de leiding van de Minahassische Kerk in het algemeen het noodig is, dat er naast den Predikant-Voorzitter nog een tweede academisch gevormd predikant is. De predikant van Manado zou dan later een van de Predikant-Voorzittersplaatsen kunnen innemen. De Voorzitter wijst erop, dat de methode om een predikant in een gemeente in de Groote Oost te plaatsen met het doel hem later Predikant-Voorzitter te laten worden, zelden tot resultaat heeft geleid. Overigens meent de Voorzitter, dat Ds. Van Oest over een jaar wel zal komen met een verzoek om overplaatsing. Ds. Van Herwerden acht het volkomen onjuist, dat iemand voor 2 jaar Predikant-Voorzitter wordt. Ds. Kostelijk vraagt of Ds. P.J. van Leeuwen Ds. Van Oest zou kunnen opvolgen. De Voorzitter noemt Ds. Van den Blink, deze zou dan echter beter eerst een half jaar naast Ds. Van Oest geplaatst /215./ kunnen worden. Ds. Vunderink, die ook wel genoemd is, acht de Voorzitter meer geschikt voor een Europeesche gemeente. Na eenige discussie wordt besloten de plaatsing van Ds. A.A. van Dalen te Menado te handhaven. 9. Belegging kerkelijke fondsen. In aansluiting aan het besprokene in de vorige vergadering (blz. 206) wordt besloten tot de belegging van f.
223
50.000,-- à f. 60.000,-- in woningbouw. Een Commisie wordt benoemd bestaande uit den Voorzitter, den Thesaurier en Ds. Keers om een onderzoek in stellen naar een terrein, een geschikt woningtype, enz. Deze Commissie wordt gemachtigd de noodige stappen te nemen. Ds. Keers vraagt of andere kerkelijke fondsen, bijv. die van Banda, ook niet voor zulk een belegging in aanmerking zouden komen. De Voorzitter meent, dat er bezwaar tegen is dit officieel te adviseeren, daar men misschien lichtvaardig tot aankoop van huizen zou kunnen overgaan. Hij neemt echter op zich vertrouwelijk hierover aan het Synodaal Bestuur te schrijven, daarbij aandringend op groote voorzichtgheid en erop wijzende, dat steeds voor aankoop van vaste goederen toestemming van het Kerkbestuur noodig is. 10. Herdenkingdienst verjaardag van H.M. de Koningin in Solo. De Vice-Voorzitter deelt mede, dat hij, nadat de Voorzitter volgens het besluit van de vorige vergadering (blz. 210) Ds. Strarrenburg had opgebeld, dezen tewoord stond en hem meedeelde, dat naar het oordeel van het Kerkbestuur de diensten in de Vorstenlanden ter gelegenheid van de verjaardag van de Koningin behooren te worden gehouden op 1 September. Hij kreeg den indruk, dat de kerkeraad dienovereenkomstig den dienst zou regelen. Thans echter kwam van de kerkeraad een brief in (agno. 2568), waarin over den datum van den dienst niets uitdrukkelijk wordt gezegd, doch er sterk op aangedrongen wordt, dat het Kerkbestuur alle gemeenten zal opwekken den dienst op Zondag te houden. De Voorzitter wijst erop, dat het Kerkbestuur aangaande dezen dienst de gemeenten geen aanwijzingen heeft gegeven, /216./ maar niet anders gedacht heeft dan dat bijna overal de dienst op Zondag zou worden gehouden. Iets anders is dit echter te Solo en Jogja waar vanouds deze dienst gehouden wordt in het kader van de officieële ceremoniën van dien dag. Besloten wordt nogmaals te informeeren of de dienst te Solo op Maandag is vastgesteld en in ieder geval te zorgen, dat op Maandag aldaar een dienst wordt gehouden.
224
11. Pensioneering Inl. leeraar A. Luhulima. Van den te pensionneeren Inl. leeraar A. Luhulima is een door den Predikant-Voorzitter ondersteund verzoek ingekomen om zijn pensionneering uit te stellen in verband met de omstandigheden van zijn gezin en in het bijzonder, omdat hij zijn zoon, die over 2 jaar arts kan zijn, nog moet steunen. De Heer Aijal ondersteunt het verzoek wijzende op de verdiensten van dezen Inl. leeraar. Ds. Van Herwerden waarschuwt tegen het maken van een uitzondering, daar zeer veel Inl. leeraar dergelijke bezwaren tegen hun pensionneering kunnen aanvoeren. Aan Ds. Van Herwerden wordt verzocht te onderzoeken hoeveel steun de zoon van Luhulima ontvangt uit het Ambonsch studiefonds, hoeveel hij van zijn vader ontvangt enz. Daarna zal over het verzoek een beslissing worden genomen. 12. Benoeming Inl. leeraar 1e klasse. De Secretaris herinnert eraan dat, de benoeming van Inl. e
leeraar 1 kl. werd uitgesteld in afwachting op de vaststelling van de begrooting en deelt mede, dat thans ruim 20 Inl. leeraar 1e kl. zouden kunnen worden benoemd. Van het Syn. Bestuur van de Min. Kerk en van den Predikant-Voorzitter van Timor zijn voordrachten ingekomen, echter nog niet van de Moluksche Kerk. Besloten wordt tot de benoeming van Inl. leeraars M. Sodakh, L. Pondaag en S. Tumilaar uit de Minahassa en van de Inl. leeraars P. Roboh, G. Nappoe en N. Loetoeh uit het ressort Timor tot Inlandsch leeraar 1e klasse, terwijl de vervulling van de verdere vacanten wordt uitgesteld tot na ontvangst van de voordracht uit de Molukken. 13. Samenwerking van Christenen in Indië. Ingekomen is een brief van Ds. K.F. Creutzberg (agno. 2328) /217./ waarin hij wijst op de samenwerking van Christenen, ook van Protestanten en Roomsch Katholieken tezamen, in Engeland,
225
en waarin hij aan het Kerkbestuur verzoekt het initiatief te nemen tot een dergelijke samenwerking Indië. Het Kerkbestuur is van oordeel dat deze samenwerking dringend noodig is en is bereid deze zooveel mogelijk te bevorderen, maar ziet practisch geen mogelijkheid om tot eenige daad van samenwerking te komen met de Roomsch Katholieke Kerk. 14. Reparatie Diaconiehuis Makassar. Van den Kerkeraad van Makassar is (agno. 2579) het verzoek ingekomen om goedkeuring van een verhooging van de begrooting met f. 750,-- voor de reparatie van het aan het diaconie behoorende woonhuis. Goedgekeurd. 15. Ontslag goeroe P. Leatomu te Bonthain. Over het ontslag van den goeroe P. Leatomu te Bonthain is een nadere toelichting ingekomen van Ds. Brokken (agno. 1974). Ds. Kostelijk deelt mede, dat Leatomu te Bonthain ontslagen werd n verband met de overplaatsing in opdracht van het Kerkbestuur van den Inl. leeraar Bombong van Saleier naar Bonthain. Ds. Brokken beschouwde dit als een aanwijzing dat Leatomu moest worden ontslagen. Hij ontleende de bevoegdheid om dit zelf te doen aan de bepaling in het reglement van Makassar, dat de predikant voor het buitenwerk goeroe’s benoemt en ontslaat. Het onslag is voor Leatomu niet zoo erg, daar hij pensioen heeft. Zijn werk is in Bonthain niet meer noodig. Besloten wordt deze zaak verder te laten rusten. 16. Visitatie van het ressort Loewoek. Ter tafel is het rapport van Ds. Kostelijk over de visitatie van Loewoek, dat door hem terstond na zijn terugkomst werd ingediend, doch niet eerder in behandeling kon komen. De Voorzitter zegt Ds. Kostelijk hartelijk dank voor de verrichte visitatie en het uitgebrachte rapport. Het Kerkbestuur heeft daardoor een goed inzicht gekregen in veel omstandigheden in Loewoek, maar vooral in wat er ontbreekt. Spr. is door het rapport
226
geschrokken en heeft eruit gezien hoe groot /218./ risico het Kerkbestuur, dat tenslotte toch verantwoordelijk is, in de afgeloopen jaren heeft geloopen. Het verheugt hem dat alles nog gegaan is zooals het is gegaan, maar hij zou daarom blij zijn, wanneer Loewoek aan de Zending zal kunnen worden overgedragen. Spr. kan dus niet instemmen met de conclusie van Ds. Kostelijk, dat het gewenscht is, dat de Kerk zelve Loewoek voor haar rekening blijft houden. Wij hebben daarvoor niet de geschikte krachten, ook Ds. Kostelijk acht Ds. Baars niet geheel geschikt, in Ds. Feunekes heeft hij meer vertrouwen, doch spr. meent dat de ondervinding totnutoe met dezen Ind. predikant opgedaan toch niet van dien aard is, dat wij alleen op hem bouwen kunnen. Spr. meent, dat, wanneer een financieele regeling te bereken is, de Kerk zoo spoedig mogelijk Loewoek moet overdragen. Hij durft de verantwoordelijkheid voor dit terrein niet langer dragen. Ds. Kostelijk zegt, dat het hem voor de Kerk aan het hart gaat Loewoek los te laten. Spr. heeft zich daartegenover juist afgevraagd of de Protestantsche Kerk op den duur ook niet Posso zou kunnen overnemen met uitzondering wellicht van het het terrein van de Gereformeerde Zending, zoodat alle zendingsterreinen op Celebes van Zuid Celebes tot Bolaang Mongondow toe één aaneensluitend gebied van de Protestantsche Kerk zouden worden. Loewoek is arm, Posso heeft behalve copra ook dammar, ook economisch zouden beide terreinen een goed geheel vormen. Spr. vreest, dat het na jaren nog de Protestantsche Kerk zal aangerekend worden, dat zij Loewoek niet heeft kunnen verzorgen en het tenslotte als een verwaarloosd gebied aan de zending heeft moeten overgeven. Hij meent, dat de Kerk het ter wille van haar eigen eer niet zoover mag laten komen. De Voorzitter wijst er opnieuw op, dat de Prot. Kerk niet voldoende menschen heeft, die met hart en ziel zendeling zijn. Het Kerkbestuur kan dit afgelegen terrein niet controleeren, het draagt daarvoor een verantwoordelijkheid, die het niet kan dragen.
227
Ds. Kostelijk wijst er daartegenover op, dat de bijdrage
over 10 jaar uitdrukkelijk gelimiteerd zal worden en dat dus het dure werken en de uitbreiding niet op de Kerk maar op de zending zouden drukken. Spr. erkent, dat de begrooting, die door /219./ de Zending gemaakt werd, hoog is, maar wijst erop, dat de Zending uiteraard hangende de onderhandelingen bij de begrooting van de uitgave aan de hooge kant is gebleven. Na verdere discussie besluit het Kerkbestuur de onderhandelingen met de Zending over het ruilen van Loewoek tegen Bolaang Mongondow niet af te breken. Ds. Kostelijk handhaaft zijn bezwaren, maar legt zich bij deze beslissing neer. De Voorzitter vraagt of wanneer de Zendingsconsul voor de bespreking van de ruiling naar Noord-Celebes gaat, het niet gewenscht is, dat hij ook in de Minahasa aanwezig is. Het Kerkbestuur verklaart zich hiermede accoord. Over de personeelsbezetting, de toelage voor reiskosten enz. zullen het moderamen en de Voorzitter C.C. nader overleg plegen. De Voorzitter herinnert eraan, dat Ds. Lumanauw bij zijn vertrek uit Loewoek in de kerkelijke fondsen een tekort achterliet van f. 108,--. Ds. Van Herwerden wijst erop, dat Ds. Lumanauw financieel en administratief door het Kerkbestuur in de steek werd gelaten en zich maar redden moest, zoodat hij voor dit tekort niet tenvolle aansprakelijk is te stellen. Besloten wordt deze schuld niet in te vorderen. De Voorzitter C.C. zal trachten dit extra bedrag voor Loewoek te vinden. 17. Rondvraag. a. De Heer Van Otten herinnert aan de behandeling van het concept-voorstel i.z. de 10% bijdrage aan het A.F.E. over de inkomsten van bouwfondsen. Het zal in de volgende vergadering behandeld worden. b. De Heer Van Otten vraagt of er reacties binnenkwamen op den rondzendbrief van den Voorzitter aan de voorgangers inzake
228
de geïnterneerde leden der op den rondzendbrief van den Voorzitter aan de voorgangers inzake de geïnterneerde leden der Kerk. De Voorzitter antwoordt, dat er enkele waardeerende brieven binnenkwamen. c. Ds. Kostelijk vraagt of het mogelijk zou zijn predikanten uit Afrika in Indië te benoemen, er zijn daar predikanten die in Utrecht gestudeerd hebben. De Voorzitter zal hiernaar bij Dr. Van Selms informeeren. /220./ Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 23 Sept. 1941. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /221./ Notulen van de 26e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 9 September 1941. ______________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Dr. E. De Vries komt later ter vergadering. Van Ds. K. Kostelijk is bericht van verhindering ingekomen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde: 1. Arbeid in Loewoek. De Voorzitter deelt mede, in aansluiting aan het behandelde in de vorige vergadering, in een bespreking tusschen
229
den Voorzitter, den secretaris, den voorzitter van het C.C. en Ds. Van Herwerden het volgende werd overeengekomen: Voor Loewoek zal met ingang van 1 Juli een reistoelage beschikbaar worden gesteld van f. 30,-- per maand voor elk der beide Ind. predikanten. Er zal hiervan geregeld afrekening worden gevraagd. Voorloopig zal volstaan worden met 6 Inl. leeraars, hoewel de Voorz. C.C. dat aantal eigenlijk te laag acht. In Loewoek en Banggai kunnen dan blijven S. Akoemo, S. Djapaloe en L. Padeatoe. J. Wairisal is te oud, deze zal naar de Molukken moeten worden teruggeplaatst, in zijn plaats zal dan gevraagd een jonger Inl. leeraar met groote zendingsijver. Van den cand. Inl. leeraar J. Aluman, die voorzoover ons bekend nog niet gekozen heeft tusschen den kerkelijken dienst en den bestuurdienst, zal een definitieve beslissing gevraagd worden. Kiest hij het kerkelijk ambt, dan zal hij zoo spoedig mogelijk in de formatie worden benoemd. Desnoods kan hij 3 maanden uit de kerkelijke fondsen worden bezoldigd. /222./ Aan de Minahassa zal gevraagd worden N. Tiri te ruilen voor J. Wokas. Bij overdracht van Loewoek aan de zending kunnen de Inl. leeraren òf teruggetrokken worden òf hun salarissen kunnen met de zending worden verrekend. Goeroe Djoemaat’s zijn thans voor Lowoek niet beschikbaar. Een beslissing over een eigen opleiding voor Loewoek wordt uitgesteld totdat over de overname zal zijn beslist. 2. Datum Algemeene Synode 1942. Ingekomen is een brief van het Syn. Bestuur van de Minahassische Kerk met de vraag wanneer in 1942 de Algemeene Synode zal worden gehouden. De Voorzitter stelt voor te antwoorden, dat deze Synode niet zal worden gehouden vóór October en daarbij mede te deelen, dat het Kerkbestuur nog nader aan de orde zal stellen de vraag of
230
wegens de tijdsomstandigheden uitstel van de Synode noodzakelijk is. Spr. zou alvorens over dit laatste punt verder te beslissen willen afwachten welke reacties er komen op de mededeeling in het A.P.K., dat de kwestie van uitstel in het Kerkbestuur aan de orde is gesteld. Besloten wordt te antwoorden in den door den Voorzitter voorgestelden zin. De Heer Van Otten is van oordeel, dat de Kerk nog op andere wijze gehoord moet worden dan door het afwachten van reacties op een bericht in de krant, hij meent, dat over het al dan niet houden van de Synode aan de betrokken instanties concrete vragen moeten worden gesteld. 3. Overplaatsingen Inlandsch-Leeraars. In aansluiting aan het behandelde in de vorige vergadering deelt de Voorzitter mede, dat een brief inkwam van den Kerkeraad van Makassar met verzoek den Ambonschen InlandschLeeraar niet te vervangen door een van Menadoneeschen landaard en den Heer F.I. Noya te Makassar te laten blijven, mede in verband met zijn gezinsbelangen. Voorts verzoekt de kerkeraad aan den Heer Mathindas de gelegenheid te laten naast zijn werk in het ressort nog eenig werk in de gemeente te doen. Ds. Brokken /223./ berichtte (agno. 2690) in te stemmen met het stellen van den Inlandsch-leeraar Mathindas te zijner beschikking, doch verzocht eveneens hem te Makassar geplaats te laten ook in verband met zijn financieele positie. Voorts verzocht Ds. Brokken (agno. 2689) den Heer Noya te Makassar te laten, daar zijn echtgenoote als leerkracht aan de schakelschool is verbonden. De Heer Noya zelf maakte bezwaar tegen de overplaatsing naar Palembang, daar hij gehoopt had op plaatsing te Mr. Cornelis. De Voorzitter deelt mede, dat hij na lezing van deze correspondentie geen aanleiding meer vond (blz. 212) Ds. Verdenius mede te deelen, dat de Ambonneesche goeroe djoemaat t.z.t. door een Inlandsch-Leeraar kan worden vervangen. Voorts meent de Voorzitter, dat de ontvangen brieven geen aanleiding geven in de voorgenomen overplaatsingen wijziging
231
te brengen. De Heer F.I. Noya kan in Palembang zijn zoon de Mulo laten bezoeken, zijn prestaties in Makassar zijn niet van dien aard, dat hem een groote gemeente op Java kan worden toevertrouwd. Wat het verzoek van Makassar betreft om Mathindas nog eenig werk in de gemeente Makassar te laten verrichten, wijst spr. er op, dat het dat juist was wat het Kerkbestuur wilde voorkomen door zijn plaatsing ergens in het ressort. Als de Heer M. in Makassar blijft wonen zal voordurend èn de gemeente èn het ressort hem in beslag willen nemen. Besloten wordt de voorgenomen overplaatsingen te handhaven en te berichten, dat er geen bezwaar tegen is, dat de Heer Mathindas nog korten tijd in Makassar blijft, doch dat hij zoo spoedig mogelijk naar een standplaats in het ressort dient te vertrekken. 4. Ontslag Inlandsch-leeraar C. Maänary. Van den Predikant-Voorzitter van Timor is (agno. 2711) nader bericht ingekomen over het voorstel tot ontslag van den Inlandsch-leeraar C. Maanary (blz. 177). De Voorzitter meent, dat, al is het overspel van Maanary niet strikt bewezen, thans toch voldoende duidelijk is komen vast te staan, dat Maänary zich het ambt van Inlandsch leeraar onwaardig heeft gemaakt. /224./ De vergadering stemt hiermede in en besluit den Inlandsch leeraar C. Maänary eervol te ontslaan wegens ongeschiktheid. 5. Pensioeneering Inl. leeraar A. Luhulima. Ds. Van Herwerden deelt mede, dat het gebleken is, dat de zoon van den Inl. leeraar A. Luhulima (blz. 216) niet f. 25,-maar f. 40,-- toelage heeft uit het Ambonsch Studiefonds. Hij zal dus zijn studie wel kunnen voltooien, ook al wordt de vader gepensioeneerd. Deze Inl. leeraar heeft echter ook verder nog een zeer zwaar gezin, wat instusschen met veel Inl. leeraars, die aan pensioen toe zijn, het geval is.
232
De Heer Ayal dringt aan op inwilliging van het verzoek
om uitstel. Hij herinnert eraan, dat indertijd het ontslag van den Inl. leeraar Soselisa werd uitgesteld om hem in de gelegenheid te stellen eerst nog een schuld aan de Kerk af te lossen. Besloten wordt het verzoek van Luhulima af te wijzen, doch hem in verband met het feit, dat hij wat jonger is dan de andere thans te pensioeneeren Inl. leeraars, tegemoet te komen door den datum van zijn ontslag te stellen op ultimo Juni 1942. 6. Intrekking terbeschikkingstelling Dr. Kandouw voor het ziekenhuis te Sonder. Ds. Van Herwerden deelt mede, dat enkele maanden geleden hij als Predikant-Voorzitter te Tomohon bericht ontving, dat de arts van Sonder door de D.V.G. was overgeplaatst naar Posso. Nadat deze zaak door den secretaris op het kantoor van de D.V.G. was besproken werd langen tijd hiervan niets vernomen, zoodat men meende, dat de overplaatsing van de baan was, totdat Ds. Locher eind Aug. plotseling bericht ontving, dat Dr. kandouw op staanden voet naar Posso moest vertrekken. Hiertegen werd bij het Hoofd van den D.V.G. geprotesteerd op grond van het feit, dat Dr. Kandouw niet als D.V.G. arts bij het hospitaal in Sonder werd geplaatst, maar eerst dokter van de Kerk was en daarna op advies van Dr. Tumbelaka in de gouvernements-formatie werd opgenomen, de Minahassische Kerk betaalt zijn salaris en pensioenkosten /225./ terug. In overleg met de D.V.G. sloot de Kerk een contract met Dr. K. met een opzeg-termijn van 6 maanden. Ook laat de gezondheid van Dr. Kandouw deze overplaatsing niet toe. De D.V.G. stelt zich thans op het standpunt, dat de militaire noodzaak al deze afspraken ongedaan maakt. Toegestaan werd slechts, dat de overplaatsing eenige weken werd uitgesteld. Spr. meent, dat aan deze zaak nu verder niets te doen is maar wil uitdrukkelijk constateeren, dat het standpunt van de D.V.G. te dezen onjuist is. Het Kerkbestuur stemt hiermede in. 7. 10% bijdrage A.F.E. over inkomsten bouwfondsen.
233
Ter tafel is (blz. 195) een concept-voostel van den
Thesaurier inzake de 10% bijdrage voor inkomsten bouwfondsen. Na aanbrenging van enkele wijzigingen hierin neemt het KB. het aan deze notulen gehechte besluit. 8. Bestuur Stichting Oranje-Nassau. Besloten wordt de 31 Augustus 1941 afgetreden leden van het Bestuur der Stichting Oranje Nassau, de Heeren M. van Beusekom, H.L. Larsen en N.H.A.J. Schulte opnieuw voor de periode van 1 September 1941 tot 31 Augustus 1943 te benoemen tot lid van dit Bestuur. 9. Gewezen goeroe J. Manuhutu. Van den gewezen goeroe J. Manuhutu (bldz. 127) kwam opnieuw een brief in (agno. 1574), waarin hij verzoekt als goeroe herplaatst te worden doch niet buiten Celebes. De Secretaris herinnert eraan, dat indertijd getracht werd Manuhutu tegemoet te komen, omdat het Kerkbestuur er niet geheel zeker van was of op het ontslag van dezen goeroe de slechte verhouding tusschen hem en Ds. Lumanauw geen invloed heeft gehad. Hij heeft enkele vrij slechte inspectierapporten gehad, doch heeft vroeger goed gewerkt en het staat niet zoo vast, dat hij werkelijk onbruikbaar is. Hij heeft echter bij de moeilijkheden in Loewoek zelf ontslag gevraagd. Ds. Lumanauw en Ds. Baars samen verklaarden reeds eenmaal, dat hij in Loewoek niet terug genomen kon worden. Besloten wordt (tenzij Ds. Van Herwerden bij het nagaan van de stukken tot een andere conclusie mocht komen) /226./ nogmaals aan de Indisch-predikanten van Loewoek te vragen of Manuhutu niet in Loewoek zou kunnen worden herplaatst. 10. Terugbetaling voorschotten. De Secretaris herinnert eraan, dat de afbetaling van enkele voorschotten nog niet geregeld werd. Ds. Locher verzocht een auto-voorschot van f. 1500,-- te mogen afbetalen vanaf 1 Januari 1942 met f. 40,-- per maand.
234
De Thesaurier dringt aan op hoogere payementen. Ds. Van
Herwerden wijst op de zware lasten van Ds. Locher. Besloten wordt de afbetaling te stellen op f. 50,-- per maand ingaande 1 Januari 1942. De Inlandsch-Leeraar B. Supit verzocht een voorschot van f. 350,--, vertrekt bij zijn overplaatsing, te mogen afbetalen met f. 10,-- per maand. Besloten wordt de afbetaling te stellen op f. 15,-zoodat de schuld in 2 jaar is afgelost. De afbetaling van een voorschot van f. 300,-- in April ’41 verstrek aan Ds. Creutzberg wordt gesteld op f. 25,-- per maand. De Thesaurier verklaart er ernstig bezwaar tegen te hebben, dat een belangrijk deel van de kerkelijke fondsen uitstaat als voorschotten zonder eenige garantie en dringt er met klem op aan dit te beperken en de afbetaling te bespoedigen. 11. Kerkvisitatie. De Kerkvisitator deelt mede, dat hij afspraken heeft gemaakt voor de visitatie van Buitenzorg, Cheribon, Tegal en Semarang. 12. Verzorging interneeringskamp Kota Tjane. De Voorzitter deelt mede, dat bericht inkwam van Dr. De Vreede, dat hij voornemens is het interneeringskamp Kota Tjane eenmaal per maand te bezoeken. Spr. meent, dat dit teveel is, ook in verband met het werk van Dr. De Vreede in Medan. Een predikant van Medan kan toch de heele geestelijke verzorging niet op zich nemen, de geïnterneerden kunnen in dit opzicht onderling heel wat doen, het is alleen goed, dat zoo nu en ook een predikant van buiten het kamp /227./ een bezoek komt brengen. Het Kerkbestuur gaat hiermede accord en besluit Dr. De Vreede te berichten, dat het één bezoek in de 2 maanden voldoende acht. 13. Organisatie gemeente Soerabaia.
235
Ds. Keers wijst erop, dat in de Kerkbode van Soerabaia
wordt medegedeeld, dat de kerkeraad voornemens is een proef te nemen met een splitsing van den kerkeraad in een Hollandsch en een Maleisch deel en met eenige andere wijzigingen in de organisatie. Besloten wordt het verloop van deze proefneming met aandacht te volgen en den kerkeraad mede te deelen, dat het KB. gaarne over de resultaten zal worden ingelicht. 14. Overplaatsing Ds. N. Bergstra. In aansluiting aan de vroegere terzake gevoerde besprekingen wordt besloten tot de overplaatsing van Ds. N. Bergstra, thans tijdelijk werkzaam gesteld te Soerabaia, naar Depok. 15. Eventueele overplaatsing Ds. A.J. de Klerk. Ds. Keers deelt mede, dat Ds. en Mevrouw De Klerk met hem spraken over eventueele maatregelen in verband met voordurende ziekte in hun gezin. Zij opperden de mogelijkheid van overplaatsing (ruilen met Ds. Mostert?) of van vrijstelling voor studie voor eenige maanden. Gesproken werd ook over de mogelijkheid van tijdelijk wonen te Megamendoeng. Het Kerkbestuur heeft tegen deze laatste maatregel ernstig bezwaar. 16. Onderstand van den Heer M.C. Bronsveld. De Kerkeraad van Padang berichtte (agno. 2440), dat het ten vorige jare aan den Heer M.C. Bronsveld toegekende “pensioen” van f. 50,-- per maand verhoogde tot f. 65,-- per maand, en verzocht het Kerkberstuur de helft van dit bedrag voor zijn rekening te nemen. Verder kwam een brief in van den Heer Bronsveld waarin hij verzoekt de door het Kerkbestuur voor één jaar toegezegde onderstand van f. 50,-- per maand te continueeren (agno. 2634). De Voorzitter is van oordeel, dat er geen reden is /228./ de toelage van het Kerkbestuur te continueeren en dat ook de uitgave van f. 65,-- per maand op de rekening van Padang niet
236
kan goedgekeurd worden. Volgens de gouvernementsberekening zou de Heer B. na 7 jaar dienst op een bezoldiging van f. 250,-(aangenomen, dat hem pensioen of onderstand zou worden toegekend) slechts f. 30,-- ontvangen. Besloten wordt de toelage van het Kerkbestuur niet te continueeren en aan den kerkeraad van Padang mede te deelen, dat het K.B. niet een gedeelte van den door den kerkeraad toegekenden onderstand voor zijn rekening kan nemen, alsmede de verhooging van den onderstand van f. 50,-- op f. 65,-- niet kan goedgekeurd worden. Het KB. kan tot het einde van het jaar accoord gaan met een toelage vanwege de gemeente Padang van f. 50,--, daarna dient deze echter tot f. 30,-- à. 40,-- te worden verminderd. 17. Reis Predikant-Voorzitter van Timor naar Java. Van den Predikant-Voorzitter van Timor is ingekomen (agno. 2641) het verzoek om toestemming voor een reis naar Java ter bespreking met het Kerkbestuur van de institueering van de Timor-kerk, den steun van het C.C. en van andere zaken en ter bijwoning van de vergadering van den Raad van Kerken en van de conferentie van de N.I.Z.B. Ds. I.H.F.S. Enklaar stelt een verdeeling voor van de kosten van deze reis. Ds. Keers pleit voor inwilliging van het verzoek, ook de Voorzitter meent, dat het verzoek ingewilligd zou kunnen worden. De Heer Van Otten en anderen hebben er ernstig bezwaar tegen, daar zij de reis niet urgent achten en het daarom niet verantwoord achten, dat de Predikant-Voorzitter Timor verlaat wijl geenerlei zekerheid te krijgen is, dat hij met het besproken vliegtuig zal kunnen terugkeeren en intusschen internationale complicaties zouden kunnen voor komen. Besloten wordt Ds. Enklaar de gevraagde toestemming niet te verleenen. Dr. E. de Vries komt ter vergadering. 18. Optreden Inlandsch-leeraars inzake dienstweigering te Mr. Cornelis.
237
De Voorzitter deelt mede, dat bij de plaats gehad /229./
hebbende dienstweigering van Ambonsche militairen te Mr. Cornelis door de autoriteiten ook de tusschenkomst werd ingeroepen van den Inlandsch-Leeraar Pelupessy. Deze trachtte de gemoederen te bedaren, doch tevergeefs. Later hebben enkele militairen de officieren erop gewezen, dat de oproerige elementen waarschijnlijk wel zouden willen luisteren naar den Indlandsch-leeraar Aijal van Batavia, deze heeft toen de stemming eenigszins gekeerd was, een samenkomst met de Ambonneezen gehouden, die een zeer gunstige invloed heeft gehad. Nadat Ds. Van Herwerden nog nadere inlichtingen heeft gegeven wordt besloten, dat ook inlichtingen terzake zullen worden gevraagd van de militaire autoriteiten. In de volgende vergadering zullen dan nadere mededeelingen worden gedaan. De Heer Van Otten wijst erop, dat weer gebleken is, dat de samenwerking tusschen de predikanten en de Inl. leeraars en het toezicht op deze laatsten heel wat ontbreekt. 19. Stichting “Diaconiehuis” te Soerabaia. De Voorzitter deelt mede, dat Mr. J.W.Th. Cohen Stuart het van hem over deze zaak gevraagde advies pas nu kan indienen. Dr. De Vries stelt voor deze nota ter consideratie naar Soerabaia te zenden en te vragen of zij den kerkeraad nog aanleiding geeft wijzigingen in de stichtingsacte aan te brengen en daarbij het advies te voegen om wanneer de stadsgemeente voor de diaconie bezwaarlijke bepalingen heeft gemaakt, zich te wenden tot Gedeputeerden. De Voozitter wijst erop, dat het Kerkbestuur geen bezwaar heeft, dat een deel van het diaconie-kapitaal voor een bepaal doel afzonderlijk wordt gezet, indien slechts zekerheid bestaat, dat de stichting in handen blijft van den Kerkeraad en het kapitaal niet kan worden vervreemd. Besloten wordt den kerkeraad in dezen geest te antwoorden. 20. Positie Ds. B. van der Wallen.
238
De Voorzitter herinnert er aan (blz. 203), dat in
verband met het feit, dat de onderdirecteur van O. en E. heeft toegezegd Ds. V.d. Wallen een administratieve positie te bezorgen bij het onderwijs, tegen deze ook nog geen kerkelijke /230./ tuchtmaatregelen werden genomen. De moeilijkheid is, dat ontslag uit den kerkelijken dienst gelijk staat met ontslag uit ’s Lands dienst, zoodat het rechtstreeks overgaan in een andere landsbetrekking daardoor onmogelijk wordt. Dr. De Vries is van oordeel, dat wel een zoodanige formuleering van de ontzetting uit het ambt volgens het Regl. van Opzicht en Tucht, kan worden gekozen, dat dit geen ontslag uit ’s Lands dienst meebrengt. Aan Dr. De Vries en den Secretaris wordt opgedragen deze formuleering te [onderzoeken?]1. Aan Ds. v.d. Wallen zal meegedeeld worden, dat zijn tewerkstelling op het kerkelijk bureau dient om hem tijdelijk te helpen en dat hij zelf ook naar een betrekking heeft uit te zien. 21. Vergadering Raad van Kerken. Van den Predikant-Voorzitter Koepang is (blz. 187) bericht ingekomen, dat de vergadering van de Beperkte Commissie besloot voor te dragen als vertegenwoordigers van het ressort Timor in de vergadering van den Raad van Kerken: een leerling van de H.T.S., een leerling van de Hoofd-acte-curcus en een student van de Techn. Hoogesschool (agno. 2643). Het Syn. Best. van de Mol. Kerk (agno. 2651) wees aan Ds. W.H. Tutuarima en Dr. J. Leimena. Van de Minahassa werd nog geen bericht ontvangen. Besloten wordt aan den Predikant-Voorzitter te Koepang te schrijven, dat het Kerkbestuur vertegenwoordiging door studenten onjuist acht en aan het Syn. Best. van de Mol. Kerk voor te stellen ook de Heer S. Aijal als vertegenwoordiger te benoemen.
1
De tekst geeft: ‘zoene’.
239
Als vertegenwoordingers van het Westersche deel der Kerk
worden voorlooping aangewezen: Ds. Keers, Ds. Kostelijk, Ds. v.d. Woude, de Heer Van Vooren, Dr. De Vries en de Heer Hoekendijk. 22. Onderstand Mevrouw Zöllner. De Voorzitter deelt mede Mevrouw Zöllner te Soekaboemi te hebben bezocht en van haar te hebben vernomen, dat zij slechts f. 40,-- onderstand krijgt, hij meent, dat de Kerk dit moet aanvullen tot f. 100,--. Dr. De Vries meent, dat Mevrouw Zöllner met haar gezin van de M.W.B. een onderstand kan krijgen van f. 70,-- /231./ Besloten wordt, dat, nadat dit laatste zal zijn onderzocht, de onderstand zal worden aangevuld tot f. 100,--. 23. Duurte-toeslag. De Voorzitter deelt mede, dat de vraag werd gesteld of met de vaststelling van een duurde-toeslag voor de uit de kerkelijke fondsen bezoldigde voorgangers gewacht kan worden tot de gouvernementsregeling is vastgesteld of dat hiertoe thans dient te worden overgegaan. Het gaat practisch alleen om de IndischPredikanten van de H.Th.S. en in verband met de klachten van enkele hunner over het lage salaris, zou een spoedige toekenning van duurtetoeslag gewenscht kunnen zijn. Besloten wordt de Indisch-Predikanten van de H.Th.S. een duurtetoeslag toe te kennen van 10% van hun salaris ingaande 1 October a.s. 24. Rondvraag. a. Dr. De Vries deelt in vertrouwen mede, dat bij het Gouvernement het plan bestaat tot zeer sterke uitbreiding van het Volksonderwijs door het oprichten in de komende jaren van verscheidene honderden volksscholen. Hij meent daarom dat het thans de tijd is voor Kerk en Zending om, voordat Indië vol is van Gouvernements-volksscholen, tot de oprichting van een groot aantal van deze scholen over te gaan en hiervoor subsidie te vragen.
240
Besloten wordt hierover een vertrouwelijk schrijven te
richten tot de Predikant-Voorzitters. De Heer Van Otten legt den nadruk op het zeer vertrouwelijk karakter van de bespreking over dit punt. b. Ds. Tumbelaka deelt mede, dat van enkele zijden er bij hem op aan werd gedrongen, dat de Inl. leeraar J. Kawengian zou worden voorgedragen voor een onderscheiding. c. De Heer Ayal informeert naar de positie van den voorganger van de Maleische Gemeente te Soekaboemi Kaihulu. Deze zal worden nagegaan. Ds. Van Herwerden sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 Nov. 1941. Voorzitter, B. Keers. Secretaris, H. Jansen. /231a./
HET BESTUUR VAN DE PROTESTANTSCHE KERK IN NEDERLAND-INDIE Overwegende dat over alle bijdragen in contanten, hetzij in collecten, hetzij uit of op andere wijze, welke door de gemeente worden ontvangen (uitgezonderd die voor de Diaconie, voor de Zending en voor derden) een heffing is verschuldigd ten behoeve van het Algemeen Fonds voor de Eeredienst ad 10%, dat deze heffing sus eveneens van toepassing is op alle gelden, welke voor kerkbouw en voor den aankoop van een kerkorgel en dergeljke worden bijeen gebracht, dat het echter billijk is, dat op zulke inzamelingen niet de geheele last van deze heffing drukt, stelt vast, dat voor gelden bijeen gebracht voor kerkbouw (waaronder ook groote vernieuwingen en uitbreidingen) en voor den aankoop van een kerkorgel op aanvraag geheele of gedeeltelijk restitutie van bedoelde heffing kan worden verleend onder de volgende voorwaarden:
241
1. van plan tot een inzameling voor genoemde doeleiden
zal schriftelijke moeten worden kennis gegeven aan het Kerkbestuur met opgave van den datum, waarop zulk een actie wordt aangevangen, 2. zoolang met den kerkbouw nog niet is aangevangen of het kerkorgel niet is aangekocht is de heffing van 10% verschuldigd, 3. indien binnen 5 jaar bij kerkbouw en binnen 3 jaar bij aankoop van een kerkorgel met den bouw wordt aangevangen, of het orgel wordt gekocht, kan restitutie verleend worden van de voren bedoelde heffing, 4. maximaal kan slechts restitutie verleend worden over 5 jaren voor kerkbouw en over 3 jaren voor aankoop van een orgel. (Wordt dus b.v. na 6 jaar gebouwd, dan zal over het eerste jaar geen restitutie meer kunnen worden verleend, enz.), 5. Indien na beëidiging van den kerkbouw of na den aankoop en de plaatsing van een kerkorgel een nadeeling saldo overblijft en de inzameling wordt voortgezet voor de afbetaling daarvan kan op verzoek de termijn van vrijstelling onder nader te bepalen voorwaarden worden verlengd. 9 September 1941 De Voorzitter, B. Keers. De Secretaris, H. Jansen. /232./
Notulen van de 27e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 23 September 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesauries
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. K. Kostelijk
)
- Leden
242
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de. Vries
)
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt achtereenvolgens aan de orde. 1. Notulen. De notulen van de 23e, 24e en 25e vergadering worden met eenige redactioneele wijzigingen vastgesteld. 2. Ziekteverlof Ds. A.K. Kolman. De Voorzitter deelt mede, dat het ziekenteverlof van Ds. Kolman van 6 maanden verstreken is. Hoewel hij nog zeer weinig zal kunnen werken, zou Ds. Kolman het op prijs stellen weer in dienst gesteld te worden, daar anders op zijn salaris 1/3 zou worden gekort. Daar hij in Poenten geen huis meer kan vinden zou hij in Lawang willen gaan wonen en aldaar of in Malang te werk willen worden gesteld. Het is echter onmogelijk hem daar eenig administratief werk op te dragen. Dit zou wel mogelijk zijn wanneer hij in Bandoeng of elders in West-Java zou gaan wonen, dan zou hem werk kunnen worden opdragen als secretaris van verschillende commissies, ingesteld volgens besluit van de laatste Algemeene Synode, wat aan den voortgang van den arbeid dezer commissies zeer ten goede zou komen, daar andere predikanten geen tijd hebben deze secretariaten behoorlijk waar te nemen. Na eenige discussie wordt overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. Ds. Keers neemt op zich bij een specialist te informeeren of Ds. Kolman in Bandoeng zou kunnen wonen of anders in Soekaboemi. Gezocht zal in ieder geval /233./ worden naar een plaats waar contact met de commissies mogelijk is. 3. Positie Ds. J. Lindeijer te Soerabaia. Ingekomen is een brief van Ds. J.M. Lindeijer, agno. 2755, waarin hij vraagt welke zijn positie zal wezen, wanneer hij uit den actieven dienst bij de Marine weer wordt ontslagen en zijn
243
plaats te Soerabaia intusschen door een andere predikant is ingekomen. Ds. Keers wijst erop, dat deze vraag niet kan beantwoord worden zoolang niet eenige zekerheid is verkregen over den duur van den dienst van Ds. Lindeijer bij de Marine. Besloten wordt aan den Commandant der Zeemacht te vragen hoelang de actieve dienst van Ds. Lindeijer waarschijnlijk zal duren en daarna dit punt opnieuw aan de orde te stellen. 4. Uitzending van een Indisch-predikant naar America voor studie. Ingekomen is een brief van het Zendingsconsulaat, agno. 2901, waarin medegedeeld wordt, dat voor iemand, die in Indië geestelijk werk verricht en die een graad heeft gelijkstaande met Columbia University B.A., gelegenheid bestaat op kosten van het Student Friendship Fund een jaar aan dit Seminarie te studeeren. Hij zal uit het fonds een stipendium ontvangen van $. 1000,--. Voorgesteld wordt door het Zendingsnoodbestuur Ds. R.M. Luntungan daarvoor aan te wijzen. De Voorzitter wijst erop dat in het Zendingsnoodbestuur eigenlijk de keus meer aan het Kerkbestuur werd overgelaten, de besprekingen gingen echter wel in de richting van aanwijzing van Ds. Luntungan. De Heer Van Otten vraagt of Ds. Luntungan wat algemeene ontwikkeling en kennis van het Engelsch betreft hiervoor wel geschikt zou zijn. Een voordeel zou zijn dat hij nog ongehuwd is. In de verdere besprekingen worden nog genoemd Ds. B. Moendoeng, die echter wegens zijn ziekte wel niet zal kunnen, Ds. Rotti, Ds. Tutuarima. Dr. De Vries wijst erop, dat een jonge candidaat meer gelegenheid heeft van de in Amerika opgedane kennis profijt /234./ te trekken dan een oude. Spr. meent, dat het misschien wel mogelijk zal zijn het gouvernementssalaris te laten doorloopen of anders non-activiteitssalaris te verkrijgen voor het levensonderhoud van het gezin, dat in Indië moet achterblijven. De Voorzitter neemt op zich dit laatste punt te bespreken met den Directeur van Onderwijs en Eeredienst,
244
intusschen zal aan den predikant-voorzitter van Timor gevraagd worden vast voorloopig aan Ds. Rotti te vragen of hij deze uitzending op prijs zou stellen. 5. Bezwaren tegen goeroe Wawaroentoe. Van D. Manampiring en anderen is ingekomen een bezwaarschrift, agno. 2624, tegen den goeroe Waworoento van het Genootschap voor In- en Uitwendige Zending, deze zou zich indringen in het werk van de gemeentevoorgangers. De Heer Van Otten, bestuurslid van het Genootschap, wijst erop dat Waworoento goed werk doet, de achtergrond van de klacht schijnt te wezen, dat men Wanoroento de schuld geeft van de overplaatsing van den Inl. leeraar Moendoeng. De Voorzitter wijst erop, dat Waworoento zijn werk vooral moet zoeken onder de menschen op de grens van de gemeente, b.v. Javaansche huishoudsters van Militairen enz. en niet onder de kerkelijke menschen. Besloten wordt de klacht ter kennisneming te zenden aan het bestuur van het Genootschap en daarna te deponeeren. 6. Bijdrage van het ressort Timor aan het Zendingsnoodbestuur. Ingekomen is (zie blz. 293) een nader bericht van den predikanten-voorzitter van Timor (agno. 2713) over de bijdrage van f. 2500,-- voor het Zendingsnoodbestuur, waarin deze in hoofdzaak verwijst naar zijn voorganger Ds. Locher. Van Ds. Locher kwam, agno. 2739, een uitvoerige toelichting in. De Voorzitter herinnert er aan, dat hij zelf het eerst tegen deze schenking aan het Zendingsnoodbestuur bezwaar maakte en de doorzending van dit bedrag voorlooping opschorte. Spr. meent, dat de brief van Ds. Locher ook nog niet geheel bevredigend is. Ds. Locher had veel duidelijker moeten zeggen dat het om twee zaken ging, n.l. om Timor onafhankelijk te maken van steun van buiten en om steun te verleenen aan het Zendingsnoodbestuur. In ieder geval had hij, toen er ongeveer f. 6000,-- /235./ bijeen was gebracht, tot het Kerkbstuur moeten zeggen: nu komt er geld vrij, en had dan overleg moeten plegen over de besteding
245
daarvan. Het Kerkbestuur echter heeft ook niet tijdig ingegrepen en niet duidelijk uitgesproken, dat het bezwaar maakte tegen de door Ds. Locher voorgenomen wijze van doen. Spr. wil om deze zaak uit de wereld te helpen, voorstellen het bedrag thans aan het Zendingsnoodbestuur door te zenden. Ds. Kostelijk zegt, dat in de bespreking met nadruk is verklaard, dat het C.C. niet met het plan van Ds. Locher accoord ging. De Heer Van Otten wijst erop, dat uit de rondzendbrief van den predikant-voozitter duidelijk blijkt, dat het geld bijeen gebracht is onder het motto: inzameling voor den nood der zending. Ds. Van Herwerden erkent dat de zaak niet zuiver en duidelijk is opgezet, maar meent dat het Kerkbestuur door zijn reactie van 5 September, nr. 2595 op de circulaire van den predikant-voorzitter van 12 Juli thans gebonden is. Indien het Kerkbestuur bezwaar wilde maken had het dit toen moeten doen. Dr. De Vries wijst erop, dat het Kerkbestuur onder den indruk van den nood na 10 Mei de actie heeft toegejuichd, zonder al te critisch te oordeelen en daarom thans tegen de schenking geen bezwaar kan maken. De Secretaris wijst erop, dat de opzet toch van het begin af is geweest: wij zullen geld bijeen brengen, mede met het doel dat er geld vrijkomt over den nood der zending. Het parool had echter moeten wezen: wij zullen Timor geheel of gedeeltelijk onafhankelijk maken, opdat Java meer aan het Zendingsnoodbestuur kan geven. Ds. Keers kan zich bij het voorstel van den Voorzitter alleen nerleggen, indien in het besluit tot uiting komt dat het Kerkbestuur deze schenking goedkeurt met groot bezwaar en allen omdat het zich gebonden acht door den loop die de zaak nu eenmaal genomen heeft. Ds. Kostelijk verklaart dat indien deze bijdrage aan de zending wordt doorgezonden, het C.C. daaruit de conclusie zal trekken, dat Timor geen steun meer noodig heeft. Het Kerkbestuur spreekt ten slotte uit, dat het, /236./
246
gezien de voorgeschiedenis van deze zaak, geen vrijheid kan vinden de doorzending van de bijdrage van f. 2500,-- aan het Zendingsnoodstuur te weigeren. 7. Tekorten van Ds. Lumanauw in Loewoek. Ingekomen is een verzoek van den Ind. Predikant van Loewoek Ds. Feunekes (agno. 2648) om een brief door te zenden aan Ds. Lumanauw, waarin aangedrongen wordt op terugbetaling van een bedrag van f. 450,--, dat bijeen gebracht werd voor een goeroe pasangrahan, doch niet werd verantwoord en een bedrag van f. 108,-, geboekt als gift, doch niet gestort. In verband met de vroeger (blz. 219) aangevoerde overwegingen wordt besloten deze scherp gestelde brief niet door te zenden, maar eerst inlichtingen over beide punten te vragen aan Ds. Lumanauw. 8. Financieele steun aan het blad “Semangat Baroe”. De Voorzitter, erop wijzende dat een Maleisch kerkblad van groot belang is, pleit voor het verleenen van steun in dezen vorm, dat de Protestantsche Kerk met f. 1000,-- deel neemt aan de 2½ % leening voor werkkapitaal voor het blad “Semangat Baroe”. Ds. Van Herwerden heeft hier bezwaar tegen, de Protestansche Kerk is bij de oprichting genegeerd, voorgangers der Kerk werden niet gevraagd in de redactie. Ds. Keers stemt hiermede in. Het blad komt uit een kring, die over het algemeen weinig waardeering voor de Protestantsche Kerk aan den dag legt. Spr. is van meening, dat in ieder geval over de verhouding van het blad tot de Protestantsche Kerk moet gesproken worden vóórdat steun wordt verleend. Besloten wordt aan de Commisse van actie mede te deelen, dat het Kerkbestuur in principe bereid is tot een kapitaal deelname van f. 1000,--, maar gaarne eerst met de commissie het bezwaar wil bespreken, dat bij de keuze der redacteuren enz. met de Prot. Kerk onvoldoende rekening is gehouden.
247
9. Overgang Ds. S. van Linde naar de Prot. Kerk. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. S. v.d. Linde het Zendingsnoodbestuur in kennis heeft gesteld van zijn voornemen ontslag te vragen uit den dienst der Zending; het Noodbestuur /237./ heeft zich verklaard hierover met de Kerk in overleg te treden en vraagt thans of de Kerk Ds. Van der Linde in haar dienst wil nemen. Ds. Kostelijk wijst erop, dat het Zendingsnoodbestuur bereid was ontslag te verleenen, nadat Ds. v.d. L. met het Kerkbestuur gesproken zou hebben en dan bij zijn voornemen zou blijven. Ds. Van Herwerden wijst erop, dat bij de benoeming van Ds. V.d. L. tot voorganger van een Europeesche gemeente, hij zeer bevoorrecht zou worden boven de Indisch-predikanten, die reeds lang vaak op afgelegen posten de Kerk trouw dienen en die ook wel gaarne in een Europeesche gemeente op Java zouden willen werken. Spr. zou Ds. v.d. Linde alleen in dienst willen nemen als Indischpredikant, dus onder conditie dat hij eveneens kans heeft in de Groote Oost te worden geplaatst. De Secretaris meent, dat niet uitgegaan moet worden van de onderscheiding predikanten en Indisch-predikanten, want hierdoor worden niet 2 ambten of 2 functies in de Kerk aangeduid, maar van de onderscheiding van tweeërlei taak voorganger Europeesche gemeente en zendingsarbeider, zoowel predikanten als Indisch-predikanten kunnen voor elk van deze taken worden aangewezen. De Heer Van Otten wijst erop, dat een principieele beslissing noodig is over de vraag: laten wij de gedachte los dat Indisch-predikanten voor het zendingswerk zijn en worden zij voortaan ook bestemd voor de Europeesche gemeenten? Ds. Kostelijk wijst erop, dat hiermede samenhangt de vraag: kunnen de Europeesche Indisch-predikanten in de Groote Oost worden gemist en kunnen wij alle ressorten daar bezetten met abituriënten van de H.T.S. Na eenige verdere discussie vat de Voorzitter voorloopig de conclusie der besprekingen aldus samen: het Kerkbestuur is
248
bereid Ds. Van der Linden in dienst te doen treden als Indisch predikant en zal rekening houden met zijn wensch om te arbeiden in een Europeesch ressort, maar kan dienaangaande geen vaste belofte geven. Besloten wordt Ds. Van der Linde uit te noodigen tot een bespreking in de vergadering van 7 October. 10. Bezetting Medan. Ingekomen is een brief van den Kerkeraad van Medan, /237./ waarin deze verzoekt om, nu het 2-jarig contract met betrekking tot de plaatsing van Ds. De Graaf aldaar is afgeloopen, het recht van de gemeente op twee predikanten te erkennen, zoodat de gemeente voor den tweeden predikant geen extra bijdrage meer zal behoeven te betalen. De Voorzitter merkt op, dat Medan aan één predikant niet genoeg heeft, al is zij met 2 predikanten weer wat zwaar bezet. Hij stelt voor aan den Kerkeraad toe te zeggen, dat getracht zal worden twee predikanten uit de formatie te Medan geplaatst te laten zonder dat de gemeente hiervoor extra bijdraagt. De Secretaris wijst erop, dat de bijdrage, die voor Ds. De Graaf betaald werd, toch voor een groot deel aan het C.U.F. ten goede blijft komen. Voor deze bijdrage betaalde n.l. de afdeeling Medan van de Groep van Vrijzinnig godsdienstigen f. 200,-- aan het Kerkfonds Medan naast de f. 75,--, die het Hoofdbestuur van deze Groep rechtstreeks aan het C.U.F. betaalde. Na afloop van het contract Medan heeft de Groep aangeboden in plaats van deze thans vervallen bijdrage èn van de bijdrage, die betaald werd voor Ds. F.E. van Leewen, f. 300,-- per maand te betalen aan het C.U.F. als bewijs van waardering voor de diensten die de predikanten de Kerk bewijzen aan de Groep v. Vrijzinninggodsdienstigen. In verband met de door den Secretaris gegeven toelichting wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Voorzitter. Verder wordt besloten bij den Kerkeraad van Medan er op aan te dringen om nu door een of andere toelage het salaris van Ds. de Graaf nog wat aan te vullen.
249
11. Salaris Ds. J. de Graaf. De Voorzitter herinnert eraan, dat bij het sluiten van het 3-jarig contract met Ds. De Graaf werd toegezegd, dat hij aan het einde van dezen diensttijd zou uitgekeerd krijgen een bedrag van f. 25,-- voor iedere maand, welke de verbintenissen had gehad. Bedoeling van deze toezegging was Ds. De Graaf hierdoor in de gelegenheid te stellen een nieuwe plaats te zoeken in Holland. Waar thans het contract na twee jaar beëindigd is door benoeming in vasten dienst, stelt spr. voor Ds. De Graaf deze 24 x f. 25,-uit te betalen. Hiertoe wordt besloten. /239./ 12. Plaatsingen Predikant. Naar aanleiding van het verzoek van Medan deelt de Voorzitter mede, dat Ds. Vunderink 1 December van verlof zal terugkeeren. Een overplaatsing van Ds. De Klerk blijkt niet urgent te zijn. Rekening moet gehouden worden met de mogelijkheden van een verzoek om overplaatsing om gezondheidsredenen van Ds. Oberman. Dr. de Vries zou het zeer op prijs stellen indien Ds. Vunderink te Batavia kon worden geplaast. 13. Bezetting gemeente Solo. Ingekomen is, agno. 2533, een brief van Ds. Starrenburg van Solo, waarin hij een overzicht geeft van zijn werk en verzoekt door een combinatie met Salatiga of op een andere wijze hierin verlichting te brengen. De kerkeraad van Solo, agno. 2585, dringt er nog op aan Solo weer met Klaten te combineeren en een Ind. Predikant te plaatsen naast Ds. Starrenburg. Er wordt op gewezen, dat het werkprogamma van Ds. Starrenburg niet zoo overladen is, vergeleken met het werk van andere predikanten. Een Ind. Predikant is niet beschikbaar daar in verband met de aanwijzing van 3 godsdienstleeraars voor verdere opleiding Ds. Hübner niet te Batavia kan worden gemist. Besloten wordt in deze geest te antwoorden.
250
14. Arbeid door en voor geïnterneerden. op verzoek van den Voorzitter geeft Dr. De Vries hierover de volgende inlichtingen: in de vergadering van het Zendingsnoodbestuur bleek, dat verschillende thans geïnterneerde zendelingen bezig waren aan Bijbelvertalingen enz. De vraag rees nu of van de vele vrije tijd van geïnterneerde zendelingen of Ind. predikanten geen gebruik zou kunnen worden gemaakt door hun vertaalwerk te laten doen, waaraan nog steeds veel behoefte bestaat. Na eenige discussie wordt besloten aan Dr. De Vreede te vragen of er geïnterneerden zijn die voor een dergelijke taak in aanmerking zouden komen. 15. Ontslag Inlandsch-leeraar C. Maänary. De Secretaris deelt mede dat het besluit tot /240./ ontslag van den Inlandsch leeraar C. Maänary (blz. 223) nog geen uitvoering werd gegeven omdat bleek dat deze ult. Nov. 10 jaar dienst zou hebben. Door ontslag binnen dezen tijd zou deze Inl. leeraar later nooit voor onderstand in aanmerking kunnen komen. Besloten wordt het ontslag te verleenen tegen ult. November en den predikant-voorzitter te verzoeken te zorgen, dat door het verleenen van vacantie of op andere wijze deze Inl. Leeraar intusschen geen arbeid meer hoeft te verrichten. 16. Het dragen van de toga door Inl. leeraars. De Secretaris deelt mede dat de Inl. leeraar R. Polli vroeg of er bezwaar tegen bestaat dat hij te Tandjong Priok in toga preekt. Het Kerkbestuur spreekt in aansluiting aan vroeger hierover gevoerde besprekingen uit, dat er geen bezwaar tegen bestaat, dat de Inl. leeraars buiten de Groote Oost een toga dragen. 17. Positie Ds. B. van der Wallen.
251
In aansluiting aan het besprokene in de vorige
vergadering deelt Dr. De vries mede, dat het Kon. Besluit van 11 Juni 1935 voorschrijft dat van schorsing van hulppredikers mededeeling moet worden gedaan aan den G.G., die ingeval de schorsing is opgelegd met geheel of gedeeltelijk verlies van de bezoldiging, zonder de redenen der schorsing te onderzoeken de voordeelen aan de bediening verbonden, voor zoover noodig, intrekt. In art. 5 van het Reglement voor opzicht en tucht wordt als tuchtmaatregelen ten aanzien van ambtsdragers genoemd: schorsing in de uitoefening van het ambt voor bepaalden tijd, schorsing in het ambt voor bepaalden tijd en ontzetting uit het ambt. Spr. meent, dat, indien op Ds. Van der Wallen een tuchtmaatregel zal toegepast worden, die zooveel mogelijk in overeenstemming is met het door hem bedreven kwaad en die hem toch niet de mogelijkheid ontneemt om in een andere Gouvernementsbetrekking zonder onderbreking door te blijven dienen, besloten dient te worden, dat Ds. Van der Wallen geschorst wordt in de uittoefening van zijn ambt voor een termijn van 5 jaar en administratief te werk wordt gesteld en dit zonder gevolg voor zijn salaris. In de mededeeling aan den G.G. zou deze termijn dan niet behoeven te worden genoemd. Spr. vertrouwt, dat een dergelijk besluit door de Regeering wel aanvaard zal worden zonder dat zijn positie als ambtenaar daardoor in gevaar komt. Kerkelijk is dan de tuchtmaatregel toegepast van een zeer langdurige schorsing, terwijl wanneer binnenkort de Heer Van der Wallen gelegenheid krijgt in een andere Gouv. betrekking over te gaan, hij administratief kan worden ontslagen en het ambt, waarin hij geschorst is, daardoor vanzelf verliest. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. De Voorzitter zal bij het Dep. van Onderwijs de mutatie nader toelichten. 18. Vertaling Maleische lectuur. De Voorzitter deelt in aansluiting aan met Ds. A.K. de Groot en Ds. W.H. Tutuarima gevoerde besprekingen mede, dat het
252
gedeelte dat Ds. Tutuarima gereed heeft van zijn uitlegging van het Nieuwe Testament, gedrukt zou kunnen worden in goedkoope uitvoering voor 43 cent per exemplaar. Spr. zou de uitgave willen overlaten aan de Maleische Lectuur Commissie en van de oplage 1200 à 1500 exemplaren willen overnemen tegen drukkosten + 10% om deze gratis toe te zenden aan alle voorgangers om op die wijze de uitgave bij hen bekend te maken. Ds. Kostelijk zou gaarne de beslissing hierover uitgesteld willen zien om te kunnen overwegen of het C.C. misschien deze uitgave op zich zou kunnen nemen. Dit wordt echter niet geacht op den weg te liggen van het C.C. Dr. De Vries heeft bezwaar tegen gratis verspreiding. Hij stelt voor de 3 eerste deeltjes van deze uitgave voor de goeroe’s verkrijgbaar te stellen voor 1/3 van de prijs, 1/3 te betalen uit het A.F.E. en de kerk in de Groote Oost te verzoeken ook 1/3 te betalen. Het Kerkbestuur verklaart zich met dit laatste plan accoord, de Secretaris zal deze zaak nader bespreken met de Maleische Lectuur Commissie. 19. Geestelijke verzorging van militairen in Mr. Cornelis. De Voorzitter deelt mede, dat de besprekingen (blz. 228) met de militaire autoriteiten niet tot veel positief resultaat hebben geleid, maar dat wel de indruk is verkregen, /242./ dat de Inl. Leeraar Pelupessy te oud is om aan hem de verzorging van het garnizoen te blijven toevertrouwen. Spr. zou daarom willen voorstellen zoo spoedig mogelijk een Inl. leeraar te zoeken van wien verwacht kan worden dat hij geschikt is voor het werk onder de militairen en dezen terstond in Meester te plaatsen naast den Heer Pelupessy, speciaal ter verzorging der militairen. Over ongeveer een half jaar zou de Heer Pelupessy gepensionneerd kunnen worden en de zorg voor de geheele gemeente worden opgedragen aan den nieuwen voorganger.
253
Het Kerkbestuur stemt in principe met deze nieuwe
regeling in. In een volgende vergadering zal een nader besluit worden genomen. 20. Verzorging militairen in Tarakan. De Voorzitter deelt mede, dat hij op het Dep. van Oorlog de mogelijkheid besprak van plaatsing van een Inl. leeraar te Tarakan, die daar met zijn echtgenoote zou mogen wonen en voor wien een woning beschikbaar zou worden gesteld voor het ontvangen van militairen. Dit plan vond eerst wel instemming, maar later rezen bezwaren, zoodat het nog niet den Legercommandant besproken werd. De Voorzitter zal deze zaak verder behartigen, mochten er kosten aan verbonden zijn, dan kunnen deze eventueel ten laste van een der fondsen gebracht worden. 21. Woonplaats Ds. W.H. Tutuarima. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Tutuarima vroeg of er bezwaar tegen bestond dat hij zich in Soekaboemi vestigde in plaats van in Depok. Hiertegen bestaat geen bezwaar. 22. Rondvraag. a. Ds. Van Herwerden wijst op de verstoring van den godsdienstoefeningen te Batavia op den vorigen Zondag door vliegdemonstraties. De Voorzitter wijst erop, dat het op den weg van den Kerkeraad ligt bij de betrokken autoriteiten hiertegen op te komen. b. Ds. Kostelijk verklaart, naar aanleiding van het (blz. 54) z.i. ten onrechte genomen besluit over het voornemen tot benoeming van Ds. B. Keers tot hoofpredikant /243./ afstand te doen van zijn recht op deze benoeming ten behoeve van Ds. Keers. Ds. Tumbelaka besluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 Nov. 1941. Voorzitter, B. Keers. Secretaris, H. Jansen. /243./
254
Notulen van de 28e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 30 September 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Hr. H.H. van Herwerden
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achterenvolgens aan de orde. 1. Verzoek van Inl. leeraar N. Hursepuny om een toelage. Van den Inl. leeraar N. Hursepunny is, agno. 2961, het ingekomen om een toelage, omdat hij van zijn salaris niet rond kan komen. De Voorzitter wijst erop, dat Hursepuny een van de weinige Inl. leeraars is buiten de Groote Oost, die nog beneden f. 100,-- salaris hebben; hij ontvangt echter, behalve regionale standplaatstoelage, kindergeld en duurtetoeslag, een toelage van den Kerkeraad van f. 15,-- per maand. Spr. meent dat het Kerkbestuur niet kan beginnen, tenzij dan in zeer buitengewone omstandigheden, met toelagen aan Inl. leeraars. Na eenige bespreking wordt besloten aan den Predikant van Padang verzoeken, het verzoek te beoordeelen en na te gaan of de Hollandsche en Maleische Kerkeraden misschien hun toelage kunnen verhoogen. 2.
Verzoek van Inl. leeraar J.A. Latumahina om tewerkstelling op Java.
255
Van den predikant-voorzitter der Mol. Kerk is, agno.
2554, ingekomen het verzoek van den spoedig te pensionneeren Inl. leeraar J.A. Latumahina om na zijn pensionneering op een toelage tewerkgesteld te worden te Solo of elders op Java. De Voorzitter deelt mede, dat gedurende zijn verblijf /245./ te Ambon de Heer Latumahina hem ook reeds mondeling dit verzoek deed. Deze Inl. leeraar heeft echter 4 kinderen, zoodat de kosten van zijn reis naar Java hoog worden. Spr. stelt voor, aan den predikant-voorzitter te vragen, of inderdaad van dezen Inl. leeraar nog eenigen tijd goede arbeid kan worden verwacht. Antwoordt de predikant-voorzitter hierop bevestigend, dan kan het Kerkbestuur uitzien of zich een gelegenheid voordoet. 3. Tewerkstelling van Ds. A.K. Kolman. De Voorzitter deelt mede, dat een longspecialist in Bandoeng tegen plaatsing van Ds. A.K. Kolman aldaar geen bezwaar had, ook de arts van het sanatorium te Songgoriti Dr. C.R.N.F. van Joost had er geen bezwaar tegen. Ds. Kolman kan dus te Bandoeng geplaatst worden. Hiertoe wordt besloten. Ds. Keers dringt er op aan duidelijke bekendheid er aan te geven, dat Ds. Kolman uitsluitend een administratieve taak krijgt en dus niet belast kan worden met arbeid in de gemeente Bandoeng. 4. Commissies benoemd in opdracht van de Alg. Synode. Ds. Kostelijk stelt voor te benoemen tot lid van de eerste sectie van de Adviescommisse voor Kerkorde Ds. Van Herwerden en tot lid van de tweede sectie Ds. P.A. Tichelaar. Aldus wordt besloten. Verder wordt besloten tot de benoeming van Ds. Van Wijck Jurriaanse tot lid van de Commissie voor de Liturgie. Besloten wordt, dat Ds. Kolman zal optreden als secretaris van de vier secties van de Adviescommissie voor Kerkorde en van de commissies voor Liturgie en voor het
256
catechetisch onderwijs, nadat zekerheid zal zijn verkregen, dat de thans fungeerende secretarissen hiermede instemmen. 5. Uitzending van Ind. predikanten voor studie naar Amerika. De Voorzitter deelt mede, dat de Directeur en de Onderdirecteur van het Dep. van Onderwijs en Eeredienst hem toezegden in gunstige overweging te zullen nemen een verzoek van het Kb. om Ds. Rotti of een ander Ind. predikant in het genot te laten van zijn bezoldiging (desnoods non-activiteitsbezoldiging) /246./ gedurende zijn verblijf van 1 jaar voor studie in Amerika. 6. Arbeid voor en door geïnterneerde Duitschers. De Voorzitter deelt mede, dat hij het plan om door geïnterneerde voorgangers vertaalwerk te doen verrichten, (blz. 239) besprak op het Dep. van Oorlog. Daar bleek hem echter, dat er zeer weinig kans op zou bestaan hiervoor de medewerking van de autoriteiten te verkrijgen in verband met het feit, dat juist in dezen tijd, ontstemming heerscht over de vele voorgebrachte bezwaren en ongegronde klachten over de behandeling van geïnterneerde Duitschers. 7.
Nota van overgave van Dr. W. Sikken bij zijn vertrek uit Madioen. In antwoord op het verzoek ven de nota van overgave,
opgesteld bij de overdracht van zijn werk in Madioen, nog op te zenden, schreef Dr. W. Sikken, agno. 2770, dat hij deze memorie niet kon opstellen, daar er niets over te dragen was en hij gedurende zijn verblijf in Madioen nooit begrepen heeft, wat daar voor een predikant te doen was. Bij de bespreking wordt erop gewezen, dat het niet opstellen van de nota op zichzelf reeds plichtsverzuim is, maar dat vooral uit de motiveering van Dr. Sikken blijkt, dat hij in Madioen ernstig tekort geschoten is. Het feit op zichzelf, dat hij in 3½ jaar niet ontdekt heeft, wat er voor een predikant in het ressort te doen was, zijn reeds teekenen van zijn ongeschiktheid voor het werk werk van predikant.
257
Besloten wordt in dien geest Dr. Sikken te schrijven en
daarbij mede te deelen, dat het Kerkbestuur hem nog de gelegenheid wil geven door een breedvoerig overzicht van den verrichten arbeid aan te toonen, dat de uitspraak in zijn brief niet zoo ernstig was gemeend en hem daarbij tegelijk mede te deelen, dat hem anders voor zijn tractementsverhooging in Januari 1942 de vereischte verklaring inzake geschiktheid en plichtsbetrachting niet zal worden gegeven. 8. Geestelijke verzorging geïnterneerden. De Voorzitter deelt mede, dat van Ds. F.E. van Leeuwen een lange nota inkwam over een geest onder de geïnterneerde /247./ N.S.B.-ers en de houding van het publiek tegenover hen. Ds. Van Leeuwen vraagt de instemming van het Kerkbestuur met de publicatie van deze nota in brochurevorm en wijst erop, dat dit niet alleen een plicht van rechtvaardigheid is, maar dat het ook noodig is, zal de Kerk niet alle invloed op de geïnterneerden verliezen. De Voorzitter meent, dat de nota zeer goed en belangrijk is, doch in den vorm waarin zij opgesteld werd, niet voor publicatie geschikt. Spr. vernam bovendien, dat de Regeering juist bezig is, de gezinsinterneering voor te bereiden. Een nota hierover, die echter nog met den G.G. besproken moet worden, werd hem zeer vertrouwelijk ter hand gesteld. Men meende nu op het Dep. van Oorlog, dat, wanneer door de publicatie van Ds. Van Leeuwen er weer een felle discussie in de pers zou ontstaan over dit punt, het plan van de gezinsinterneering misschien mislukken zou. Spr. stelt voor Ds. Van Leeuwen op te roepen tegen Dinsdagmorgen tot bespreking van deze zaak en daarbij ook Dr. Van Selms uit te noodigen. Aldus wordt besloten. 9. Vergadering van den Raad van Kerken en Zending. De Voorzitter deelt mede, dat er eenige onzekerheid bestond over de vraag, of alle afgevaardigden onzer Kerk naar de vergadering van den Raad van Kerken en Zending ook uitgenoodigd
258
zouden worden tot bijwoning van de conferentie van de N.I.Z.B. Thans is echter bepaald, dat dit wel zal geschieden. Verder stelt de Voorzitter voor over 1940 en 1941 aan den Raad van Kerken en Zending een contributie te betalen van f. 25,-- per jaar voor elk van de vier deelen van de Protestantsche Kerk. Aldus wordt besloten. Ook wordt besloten de contributie voor 1942 en volgende jaren eveneens te stellen op f. 25,-- voor elk van de vier deelen van de Kerk, dit echter onder voorwaarde, dat de Protestantsche Kerk niet de eenige contribuante zal zijn. Dr. De Vries deelt mede, dat de eerste arbeid, dien de Raad ter hand zal nemen, zal zijn de uitgave van een Maleisch theologisch-paedagogisch tijdschrift. Hierdoor wordt /248./ nog niet zooveel verwezenlijkt van wat de Raad bedoelde te doen, maar op deze wijze kan hij aan het werk gaan en wordt de belangstelling gewerkt. Na den oorlog zal de Raad dan wellicht gelegenheid vinden om namens het Protestantisme van Indië meer te ondernemen en zijn stem te doen hooren. Ds. Keers verklaart geschrokken te zijn van deze laatste uitspraak. Hij meent, dat de Raad niet het aangewezen intituut is om te spreken nemens alle Protestanten en dat slechts een kerk dit kan doen. Dr. De Vries denkt, dat na den oorlog het oecumenisch streven sterk zal worden en dat er dan ook voor den Raad van Kerken en Zending in Indië zeker een taak zal zijn. De Secretaris meent, dat bij sommige leden van het Kerkbestuur niet de ware wil aanwezig is om dezen Raad tot iets van beteekenis te laten uitgroeien, omdat men zich op het standpunt stelt, dat de Protestantsche Kerk de taak kan vervullen, die Raad op zich wil nemen. Ds. Keers zegt kerkelijke organisaties van alle Protestanten in Indië wel noodzakelijk te achten, doch van meening te zijn, dat die eenheid moet zijn een kerk en niet een raad of commissie.
259
Wat de afvaardiging betreft, is van den predikant-
voorzitter van Timor, agno. 2958, thans (zie blz. 230) het voorstel ingekomen om als afgevaardigde van dit deel der Kerk te benoemen Dr. W.Z. Johannes te Batavia, die echter reeds meer dan twintig jaar van Timor weg is. Ds. Keers acht dit een groot bezwaar en zou terug willen komen op de weigering door het Kerkbestuur van verlof aan Ds. Enklaar om naar Java te komen o.a. om de vergadering van den Raad bij te wonen (zie blz. 228). Dr. De Vries zou hier slechts geen bezwaar tegen hebben, indien er spoedig na afloop van de vergadering gelegenheid bestaat om per boot naar Timor terug te reizen. Besloten wordt om, indien blijkt dat deze gelegenheid bestaat, Ds. Enklaar te benoemen tot afgevaardigde voor Timor. Als secundus voor Ds. Enklaar wordt aangewezen Ds. P.J. de Bruyn. Verder zal Ds. Van Herwerden spreken met Dr. Johannes om na te gaan, of hij belangstelling voor deze zaak heeft en om te informeeren of er nog andere Timoreezen zijn, die in /249./ aanmerking komen om afgevaardigde te worden. 11. Toealating van leerlingen tot de H.T.S. De Voorzitter herinnert er aan, dat het Synodaal Bestuur van de Minahassische Kerk, agno. 2516, er op aandringt een weloverwogen plan vast te stellen voor de aanwijzing van leerlingen voor de H.T.S. Hierover kan echter geen beslissing genomen worden zonder dat het Kerkbestuur eerst uitspraak doet over enkele principieele punten, vooral over de vraag: hoe stellen wij de taakverdeeling voor tusschen de Ind. predikantenhulppredikers en de Ind. predikanten-abituriënten van de H.T.S. Hierbij zijn twee mogelijkheden te onderscheiden, de eerste is, dat de financieele scheiding spoendig een feit wordt, dan is de Kerk vrij om de hulppredikers spoedig te vervangen door abituriënten H.T.S. van wie er dan uit de thans voor de Ind. predikanten op ’s Landsbegrooting uitgetrokken gelden circa twee maal zooveel kunnen worden benoemd als er thans Ind. predikanten (hulppredikers) zijn.]
260
Laat echter de financieele scheiding nog lang op zich
wachten, dan moeten de hulppredikers wel gehandhaafd worden (nog afgezien van de wenschelijkheid daarvan op andere gronden). Anders neemt het gouvernement bij de scheiding de lagere bezoldigingsschaal over en zijn wij de hoogere bezoldiging kwijt. Spr. meent dus, dat wij moeten komen tot de vaststelling van een zeker aantal Ind. predikanten oude stijl in de verschillende deelen der kerk en van een aantal Ind. predikanten nieuwe stijl. Er zijn thans 31 hulppredikers, ongeveer 6 hiervan zullen noodig blijven voor administratie en taalarbeid. Wij moeten dus aannemen dat er 4 hulppredikers beschikbaar moeten blijven voor elk van de 3 deelen van de Kerk in de Groote Oost, die daar als oudere krachten zeer noodig zijn. Aan ongeveer 10 hulppredikers zou dan een plaats gegeven kunnen worden in het Westersche deel der Kerk, waartegenover dit deel van de Kerk zou moeten medebetalen aan de bezoldiging van 20 abituriënten van de H.T.S. voor de Groote Oost. De vergadering kan zich met deze voorgestelde gedragslijn (tot het tijdstip van de financieele schenking) unaniem vereenigen. Ds. Keers wijst erop, dat volgens deze berekening /250./ het aantal abituriënten, dat op den duur noodig zal zijn, zeer klein is, 4 voor elke nieuwe cursus, die op de school aanvangt, zou nog te veel zijn. De Secretaris wijst erop, dat, waar het verschil in opleiding tusschen Oegstgeest en de H.T.S. niet zoo groot is, er zeker spoedig klachten zullen komen over het verschil in bezoldiging tusschen de Ind. predikanten oude stijl (die voor een deel ook van Inheemschen landaard zijn) en de Ind. predikanten nieuwe stijl. De Voorzitter wijst erop, dat dit niet anders kan, omdat de Kerk voorloopig nog gehouden is aan de Gouv. regeling. Spr. zou er geen bezwaar tegen hebben op den duur enkele H.T.S.ers te benoemen tot Ind. predikant oude stijl. De vergadering stemt ook met dit laatste in.
261
De Secretaris neemt op zich, de berekening van het
aantal benoodigde H.T.S.ers nader uit te werken. 12. Toelating vrouwelijke leerlingen tot de H.T.S. Op de vraag van het Kerkbestuur of het Synodaal bestuur van de Minahassische Kerk op zich zou kunnen nemen vrouwelijke abituriënten van de H.T.S. op eigen kosten tewerk te stellen (blz. 190) heeft het Synodaal Bestuur, agno. 2738, geantwoord, dat dit onmogelijk is, doch dat het Kerkbestuur bij de berekening van het aantal leerlingen, dat opgeleid kan worden, ook kan vaststellen, hoe groot onder hen het aantal vrouwelijke leerlingen zal zijn en die dan op dezelfde wijze als de anderen kan tewerkstellen en bezoldigen. Ds. Van Herwerden meent, dat, wanneer er vrouwelijke krachten aan de H.T.S. zouden worden opgeleid, er voor dezen, althans in de Minahasa, zeker werk zou zijn. Ds. Keers heeft bezwaar tegen het plan om een bepaald aantal vrouwelijke Ind. predikanten op leiden. Bij de onzekerheid of zij zullen slagen komt nog de kans, dat zij door huwelijk toch later niet voor kerkelijk werk beschikbaar zullen zijn. Spr. zou er meer voor voelen om, wanneer er een meisje is dat bijzondere roeping en bekwaamheid heeft voor het werk en er al bezig is geweest, deze een cursus te laten volgen aan de H.T.S. voor verdere opleiding. De Voorzitter stemt hiermede in en stelt voor, het Synodaal Bestur mede te deelen, dat het Kerkbestuur bereid is, /251./ indien een jonge vrouw uit de Minahassa daarvoor in aanmerking komt, mede te werken om haar aan de H.T.S. een verdere opleiding te doen verkrijgen. 13. Benoeming Curatoren H.T.S. De Voorzitter herinnert er aan, dat de Protestantsche Kerk nog twee plaatsen kan vervullen in het Curatorium van de H.T.S. namelijk de plaats, die vroeger bezet was door Dr. Tumbelaka en een nog niet door de Prot. Kerk vervulde plaats. Hij
262
stelt voor, als curatoren te benoemen Ds. H.H.van Herwerden en Dr. E. de Vries. Aldus wordt besloten. Beiden verklaren zich bereid deze benoeming te aanvaarden. 14. Afreden Ds. J. Hofker als lid van het Kerkbestuur. De Voorzitter wijst er op, dat de afhandeling van den brief van den Kerkeraad van Batavia van 18 Juni, agno 1883, waarin de Kerkeraad verzocht een nota van Ds. Hofker over zijn aftreden als lid van het Kerkbestuur aan de Kerkeraden rond te zenden, reeds herhaaldelijk werd uitgesteld. Spr. meent dat de Kerkeraad verder gaat dan zijn bevoegheid, door de rondzending van deze nota te vragen. Dr. De Vries meent dat, waar Ds. Hofker destijds predikant van Batavia was, de Kerkeraad wel recht had om zich met dit aftreden te bemoeien. Spr. meent, dat de Kerkeraad door van het Kerkbestuur de rondzending te vragen, getoond heeft niet buiten het Kerkbestuur om te willen handelen. Ds. Keers wijst er op, dat de in de nota gegeven voorstelling, dat de oorzaak van het aftreden niet lag in gezondheidsredenen, doch in principiële redenen, onjuist. De Secretaris stemt hiermede niet in, hij meent dat de eigenlijke oorzaak inderdaad gelegen was in de principieele verschillen. Na eenige discussie hierover wordt de wenschelijkheid uitgesproken, dat bij de verschillende deelen van de nota aanteekeningen zullen worden gesteld, waaruit blijkt in hoeverre het Kerkbestuur een en ander juist acht, dit ook met het oog op a.s. Alg. Synode, waarop dit punt zeker aan de orde zal komen. Dr. De Vries zal zich met de opstelling van deze /252./ aanteekeningen belasten. De Voorzitter wijst er verder op, dat er bij de visitatie van Batavia gelegenheid bestond om deze kwestie te bespreken, na overleg tusschen de Voorzitter van den Kerkeraad en Ds. Hofker is dit echter achterwege gebleven. Spr. meent dat er thans geen aanleiding bestaat de nota rond te zenden. Dit ligt
263
niet op den weg van het Kerkbestuur, Ds. Hofker is uiteraard vrij om zelf hierover te publiceeren wat hij noodig acht. Besloten wordt, den Kerkeraad te antwoorden, dat het Kerkbestuur bij de laatstgehouden visitatie bereid was geweest, deze zaak met den Kerkeraad te bespreken en volledige inlichtingen te geven, dat dit echter ook in overleg met Ds. Hofker, achterwege werd gelaten; verder, dat het Kb. geen reden kan vinden deze nota aan de Kerkeraden rond te zenden. 15. Moeilijkheden Mal. Gem. Jogja. Dr. De Vries deelt mede, dat hij in Jogja sprak met den Heer Bos, ouderling, en dat deze van oordeel was, dat het het beste was, tegen de afscheidingsbeweging van Tahija en Loupatty niet met tuchtmaatregelen op te treden; de leden, die de godsdienstoefeningen van Loupatty bezoeken, hebben niet de bedoeling, zich van de Kerk af te scheiden. Alleen zou het goed kunnen zijn, dat het Kerkbestuur duidelijk den Heer Loupatty desavoueert. 16. Overplaatsing Ds. Bergstra van Soerabaia naar Depok. Dr. De Vries deelt mede, gesproken te hebben met het lid van den Kerkeraad te Soerabaia, den Heer Dubbelman, die nog eens aandrong Ds. Bergstra te Soerabaia te laten. De bevolking van Soerabaia neemt snel toe en Ds. Bergstra is het, die het meeste al die nieuwe gezinnen bezoekt. Liever nog zou Soerabaia de godsdienstleeraar Le Mat willen missen. De Voorzitter wijst erop, dat om Ds. Bergstra te Soerabaia te laten, een andere oplossing zou moeten worden gevonden voor Depok. Mocht hiervoor nog een oplossing gevonden kunnen worden, dan kan de zaak in de volgende vergadering opnieuw aan de orde worden gesteld. 17. Rondvraag. /253./ a. Ds. Van Herwerden bezocht de Lampongs en zal hierover in de volgende vergadering verslag uitbrengen.
264
b. De Heer Van Otten vraagt of reeds inlichtingen werden
verkregen over het bericht in de Kerkbode van Soekaboemi, dat daar de catechisaties zouden stilstaan. De Voorzitter antwoordt, dat dit bericht op een vergissing blijkt te berusten. De Secretaris sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering 3 Nov. 1941. Voorzitter, B. Keers. Secretaris, H. Jansen. /254./
Bespreking over de taak der Kerk tegenover de geïnterneerden op Dinsdag 7 October 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorsitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Voorts zijn aanwezig: Prof. A. van Selms en Ds. F. E. van Leeuwen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en heet de beide gasten Dr. Van Selms en Ds. Van Leeuwen hartelijk welkom bij de bespreking van de moeilijke kwestie van de roeping der Kerk tegenover de geinterneerden, een vraagstuk, dat spr. persoonlijk reeds lang heeft beziggehouden. Spr. is onder den indruk gekomen van de nota van Ds. Van Leeuwen en kan zich voorstellen, dat hij tot het schrijven van dit stuk kwam, getroffen door het leed, dat hij in het kamp heeft aangetroffen. De hartstochtelijke toon van het stuk is aantrekkelijk, maar wij moeten deze zaak ook behandelen met rustig overleg. Bij het overwegen van de al of niet wenschelijkheid van de publicatie van het door Ds. Van Leeuwen
265
opgestelde stuk heeft het Kerkbestuur er vooral ook aan gedacht, dat op dit oogenblik de kwestie van de gezinsinterneering aanhangig is en dat dit aantrekkelijke plan zou kunnen mislukken wanneer er door de publicatie van Ds. Van Leeuwen weer een heftige discussie in de pers zou worden ontketend. Spr. deelt verder mede, dat Dr. Van Selms eenige gedachten over dit vraagstuk op schrift heeft gesteld. Dit stuk is ter tafel en spr. noodigt Dr. Van Selms uit het mondeling verder toe te lichten. Dr. Van Selms begint met te zeggen, dat hij iedere schijn vermijden wij alsof hij hier als vertegenwoordiger van het D.V.O. zou zitten. Daarom heeft hij ook de nota den vorigen avond pas opgesteld en met niemand besproken. Spr. volgt daarop de nota (die aan deze notulen is gehecht) op den voet en voegt er verschillende toelichtingen /255./ aan toe. Aan het einde merkt spr. op, dat hij opzettelijk deze zaak koud en zakelijk heeft besproken, hoewel die inderdaad zijn gemoed allerminst koud laat. De Voorzitter zegt Dr. Van Selms dank voor de toelichting van de nota, die verschillende nieuwe gezichtspunten heeft geopend en die z.i, indien de opsteller haar daarvoor zou willen afstaan, zou kunnen dienen om Kerkeraaden en voorgangers over deze kwestie beter in te lichten. Bij de bespreking wijst Ds. Keers er op, dat de Redeering zeer slap is tegenover de pers en vraagt of het Kerkbestuur daaraan misschien iets zou kunnen doen. Wat de verzorging van de gezinnen van de geïnterneerden betreft, zegt spr., dat verschillende diaconieën graag willen helpen, maar duurder levende gezinnen kunnen door de diaconieën niet geholpen worden. De Regeering heeft ook een taak tegenover de ontslagen N.S.Bers. die trachten in de maatschappij terug te komen. Tegen een kerkelijke brief aan geïnterneerden of over geïnterneerden heeft spr. bedenkingen. Deze zou toch geen bevrediging geven, omdat wat de geinterneerden verlangen, toch eigelijk niets anders is dan de verklaring, dat zij onschuldig zijn. Ds. Van Herwerden voelt ook niet voor een brief aan geinterneerden, wel meent spr., dat het Kerkbestuur zich moet
266
richten tot de Kerkeraden. Toegegeven moet worden, dat de Kerk tegenover de geïnterneerden te kort schiet, maar het moet niet voorgesteld worden alsof deze de eenigen zijn, die tekort komen, er zijn ook anderen die de Kerk helaas aan haar lot overlaat. Tegenover de melding van Dr. Van Selms, dat hij steeds weigert van de stukken kennis te nemen en alleen rekening houdt met de innerlijke gesteldheid der geïnterneerden, meent spr. dat deze innerlijke gesteldheid toch niet goed te doorgronden is zonder kennisneming van de stukken. De Heer Van Otten wijst er op, dat het dikwijls zeer moeilijk is om voor de ontslagenen wat te doen en haalt het voorbeeld aan van iemand, die bij een schoolbestuur kwam vragen om herbenoeming en zich daar uitte op zoodanige wijze, dat het bestuur niet anders kon antwoorden dan: “Nooit”! Dr. Van Selms wijst in verband met dit laatste op de afwerende stemming, waarin zij, die uit het kamp komen, verkeeren. Zij hebben zich volkomen vastgebeten in de tegenstelling: wij en de anderen, en meenen voordurend hun zaak /256./ te moeten verdedigen. De Voorzitter geeft nu het woordt aan Ds. Van Leeuwen. Ds. Van Leeuwen begint met toe te lichten hoe zijn artikel ontstond. Hij gelooft dat ieder, die met dit probleem begint, in een maalstroom komt, waardoor men wel hartstochtelijk moet worden. Daarom heeft spr. het onjuist geacht, dat hij in het kamp aan het werk werd gezet zonder daartoe eenigszins te zijn voorbeid door overleg met anderen, die reeds in deze materie thuis waren. Ook onder het werk heeft men voortdurend behoefte aan ruggespraak. Zijn stuk was een stemmingsuiting. Verder wijst spr. er op, dat de persoonlijke zielszorg in het kamp zeer bemoeilijkt wordt doordat allen geobsideerd zijn door algemeene vragen, vooral door de vragen: waarom laat de Regeering die felle actie in de pers tegen ons toe? en: waarom laat de Kerk niets van zich hooren? Dr. Van Selms heeft wel gezegd: alleen wanneer de Regeering zeer duidelijk onrechtvaardigd handelt, mag de Kerk daar tegenop komen, - maar de Regeering schiet flagrant te kort in de
267
behandeling van de geïnterneerden, het verblijf in het kamp is een geestelijke marteling, de huisvesting is onvoldoende. Dit is een ernstige fout van de Regeering en de Kerk mag daar tegenover niet zwijgen. Ook schiet de Regeering ernstig te kort in het leiding geven aan de publieke opinie. Spr. kan niet inzien, dat het de tijd niet is om deze dingen eens uit te spreken, hetzij dat dit gebeurt door een kerkelijke uitspraak of door een artikel van een blad. Zeker moet ook met voorzichtigheid en overleg gahandeld worden, maar een Kerk mag zich niet te veel aan tact en politieke overwegingen gelegen laten liggen, zij moet haar eigen overtuiging hebben en die op een gegeven oogenblik uitspreken. Spr. is het Dr. Van Selms eens, dat de mentaliteit in het kamp een scherpe grens trekt tusschen “wij en de anderen” en de groote moeilijkheid bij de zielszorg is, over deze grens heen te komen. Een predikant staat voor hun gevoel aan de overkant van de grens wanneer hij eenigszins in hun bezwaren probeert in te komen, probeert zij hem weer geheel naar hun kant over te sleepen. Politiek en godsdienst in het kamp gescheiden te houden, is practisch onmogelijk. Hoofdvraag is voor spr: moeten wij als Kerk, of wij als predikanten niet iets doen om in te gaan tegen de /257./ fouten van publiek en Regeering? De Voorzitter zegt Ds. Van Leeuwen dank voor het gesprokene en wijst er op, dat de warmte, waarmede hij over deze dingen sprak, bewijst, dat het een goede keus is geweest, toen hij als geestelijke verzorger van het kamp werd aangewezen. Bovendien is het altijd de bedoeling van het Kb. geweest om zoo spoedig mogelijk met Ds. Van Leeuwen een bespreking te hebben, omdat het te voren reeds wist dat het voor Ds. Van Leeuwen een zeer moeilijke taak zou zijn. Spr. kan er echter nog niet mee instemmen, dat de Kerk thans publiek haar stem moet laten hooren, zij moet getuigen, maar zij moet daarvoor het juiste oogenblik weten te kiezen en vooral nu de gezinsinterneering aan de orde is, meent spr., dat het niet het juiste oogenblik. Ook meent spr., dat er nog wel andere wegen
268
zijn dan zich te richten tot het publiek, de Kerk kan b.v. verschillende zaken onder de aandacht van de Regeering brengen. De Secretaris meent, dat het wel van groot belang is, dat het publiek op deze zaak wordt gewezen. Hij meent echter, dat dit niet moet gebeuren door een soort manifest, dat de Kerk de wereld inzendt, maar dat dit keer op keer en van verschillende kanten gebeuren moet in artikelen in bladen, die hun kolommen daarvoor zouden willen openstellen. Over deze moeilijkheid wordt in den breede gesproken. Er wordt op gewezen, dat de bladen, ook al zouden zij het willen, dit niet zouden durven doen uit vrees voor de adverteerders en de abonneés. Dr. Van Selms deelt ook mede, dat er al met de pers over deze zaak is gesproken, ook al met het hoofd van den Regeeringspersdienst, den Heer H. Ritman, maar zonder resultaat. De eenige mogelijkheid wat de pers betreft wordt door de vergadering ten slotte hierin gezien, dat door redachteuren van bladen en door anderen, die tot bladen van verschillende richting toegang hebben, zoo dikwijls als dat mogelijk is, op deze zaak wordt gewezen. Gevoeld wordt echter, dat het aantal bladen, dat hiervoor zal openstaan niet groot is. Er wordt echter gewezen, dat het wekken van een juister inzicht in de plaats in eigen kring noodig is. Als een van de dingen, die het eerst noodig zijn, noemt Dr. Van Selms een artikel over gezinsinterneering. Dit /258./ moet zoo spoedig mogelijk gereed worden gemaakt, opdat het op het oogenblik, dat deze zaak publiek aan de orde komt, kan worden gepubliceerd, opdat het kan helpen het wantrouwen, dat er dan ook weer tegen de Regeering zal zijn, weg te nemen. Dr. De Vries komt ter vergadering. Den Heer Van Otten wijst nog op het belang van het opvangen van hen, die uit de interneering worden ontslagen en Dr. Van Selms herinnert er aan, dat het voornaamste wat er voor hen gedaan kan worden is het verschaffen van betaald en onbetaald werk, waardoor zij zich geleidelijk weer in de gemeenschap voelen opgenomen.
269
Overeengekomen wordt, dat in het A.P.K. deze zaak aan de
orde gesteld zal worden. Dr. Jansen neemt op zich er over te schrijven in “Om het Hoogste Goed”, Ds. Van Leeuwen zal trachten, in de Locomotief iets te publiceeren. Van verschillende kanten zal zoo getracht worden, betere gedachten bij het publiek te werken. Ds. Van Leeuwen herinnert er aan, dat reeds de idee werd geopperd van het instellen van een jury, die ontslagen N.S.B.ers bij werkgevers zou kunnen aanbevelen. Dr. Van Selms deelt mede, dat de Regeering er niets voor voelt om ieder geval aan een jury te onderwerpen. Dr. De Vries zegt, dat een soortgelijke kwestie (echter niet ten opzichte van geïnterneerden maar ten opzichten van werknemers, die ontslagen werden wegens hun politieke gezindheid) aan de orde kwam in een commissie voor arbeidsaangelegeheden. Toen werd ook de vraag van den voorzitter of de werkgevers deze menschen niet weer aan werk konden helpen, aanstonds beantwoord met de vraag: kan de Regeering een lijst geven van menschen, die zij weer geplaatst zou willen zien? Ook thans moest gezegd worden: dit kan de Regeering nooit doen. De Voorzitter vat ten slotte het resultaat van de besprekingen samen in de volgende conclusies: 1. De Kerk zal de gezinsinterneering zooveel mogelijk steunen. 2. Kerkbestuur zal zich richten tot Kerkeraden en voorgangers o.a. door toezending van de eenigszins omgewerkte nota van Dr. Van Selms. 3. De Kerk zal zich schriftelijk richten tot de Regeering vooral met het verzoek om de publieke opinie in dezen meer leiding te geven. Ook zal nog de wenschelijkheid nader worden overwogen om enkele misstanden in het Kamp onder de aandacht van de regeering te brengen. 4. Het Kerkbestuur zal er op aandringen, dat schrijvers in bladen en tijdschriften deze zaak behandelen om de publieke opinie ten goede te beïnvloeden. De vergadering stemt met de conclusie in.
270
De vergadering wordt gesloten met gebed. Ds. B. Keers De Secretaris, H. Jansen.
/260./
Notulen van de 29e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dindsdag 29 October 1941. ______________
Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Voce-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
Ds. K. Kostelijk is wegens ziekte verhinderd de vergadering bij te wonen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde. 1.
Bespreking met den Predikant-Voorzitter van Timor Ds. I.H.F. S. Enklaar. De Voorzitter brengt verslag uit van de bespreking met
Ds. Enklaar, die plaats gehad heeft op 17 October te Bandoeng en waarbij de Voorzitter, de Vice-Voorzitter, de Secretaris en Ds. S. Tumbelaka tegenwoording waren. Het verslag van deze bespreking is aan deze notulen gehecht. Het Kerkbestuur gaat ermede accoord, en dat Ds. D.D. Ngefak voorloopig te Koepang geplaatst blijft en dat de kwestie van zijn overplaatsing in April opnieuw aan de orde zal worden gesteld.
271
Ds. Van Herwerden meent achter, dat het voor de vorming
van Ds. Ngefak niet goed is hem zoo lang te laten op een plaats, waar hij niet voldoende te doen heeft. Het Kerkbestuur gaat ermede accord, dat het salaris van den administrateur Sopaheluwakan ieder jaar met f. 10,-- zal worden verhoogd tot een maximum van f. 150,--, onder conditie dat hij zijn arbeid op bevredigende wijze verricht. Besloten wordt dat de kosten van de reis van Ds. Enklaar voor 1/3 voor rekening zullen komen van het A.F.E. voor 1/3 van de fondsen Timor en voor 1/3 voor zijn eigen rekening. 2.
Zendingsconferentie te Karangpandan. De Voorzitter deelt een en ander mede over de
Zendingsconferentie van den N.I.Z.B. te Karangpandan. Er heerschte een prettige geest en spr. meent, dat een dergelijke bijeenkomst, die minder formeel is dan een Synode onzer Kerk, van groote beteekenis is. Het zakelijke resultaat ervan is intusschen geringer dan van een Synode. Ds. Keers is van oordeel, dat het van groote beteekenis was, dat de Prot. Kerk op de Conferentie goed vertegenwoordigd was, hij meent echter, dat hieraan wat meer aandacht had kunnen geschonken zijn. 3. Vergadering Raad van Kerken en Zending. De Voorzitter deelt mede, dat op de vergadering van de Raad van Kerken en Zending eerst nogal verwarring bestond, er bleek niet eens zekerheid te bestaan of de statuten formeel reeds waren vastgesteld. De organisatie krijgt een wat vastere vorm; een voorloopig moderamen zal thans de leiding nemen, er zal echter nog geen rechtspersoonlijkheid worden aangevraagd. Het plan tot oprichting van een Theologisch paedagogish tijdschrift werd niet aanvaard in verband met de overweging, dat er thans in verschillende bladen reeds veel geschreven wordt wat dienstig kan zijn voor de vorming van de goeroe’s en dat deze bladen toch zullen blijven voortbestaan. Besloten werd, dat op een centraal punt uit al deze, ongeveer 40 bladen zal bijeengezocht worden wat
272
voor den arbeid der goeroe’s van beteekenis is en dat dit daarna zal worden gestencild en aan de redactie van de bladen toegezonden, opdat deze daaruit weer kunnen overnemen. Voorloopig werd toegezegd dat dit vanwege de Prot. Kerk zou kunnen gebeuren en spr. stelt thans voor, Ds. Tutuarima hiermede te belasten. Ds. Keers acht het van groot belang, dat dit in handen zal komen van de Prot. Kerk, daar anders gemakkelijk gedachten, die in strijd zijn met het standpunt onzer Kerk, zouden kunnen worden verspreid. De Secretaris meent dat het beoogde doel evengoed zou kunnen worden bewerkt, doordat alle redacties van bedoelde bladen elkander hun bladen toesturen, hierdoor zou de onderlinge bekendheid ook beter bevorderd kunnen worden. Hij vreest, dat het werk van Ds. Tutuarima te veel wordt versnipperd. /262./ De vergadering gaat ermede accoord, dat Ds. Tutuarima met deze taak wordt belast. De Voorzitter herinnert in het bijzonder nog aan het referaat van Dr. E. de Vries over het adat-huwelijk en aan dat van Zendeling I.S. Keijne over het onderwijs op Nieuw-Guinea. Men bleek eenstemmig van oordeel, dat het een normale toestand is, dat in primitieve streken een Christelijke volksonderwijzer ook gemeentewerk doet, getracht zal worden het Departement van Onderwijs en Eeredienst dit standpunt ook te doen aanvaarden. 4.
Bespreking over het weekblad “Semangat Baroe”. De Voorzitter deelt mede, dat de bespreking met Mr. C.C.
van Helsdingen over het blad Semangat Baroe (blz. 236) een bevredigend verloop had. Mr. van Helsdingen deelde mede, dat de eigenlijke organisatie van het blad nog moet plaats hebben en dat dan met de bezwaren van de Protestantsche Kerk rekening zal worden gehouden. Hij nam van deze bezwaren nauwkeurig nota. Er werd bij de bespreking verder op gewezen, dat, waar de Prot. Kerk 1/5 van het werkkapitaal beschikbaar stelt, het billijk was, dat ook een lid van het Kerkbestuur in het
273
Stichtingsbestuur zitting krijgt. Mr. van Helsdingen had hiertegen geenerlei bezwaar, Ds. Van Herwerden werd hiervoor genoemd. 5. Plaatsing van predikanten. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Mostert in verband met de gezondheidstoestand van zijn echtgenoote vroeg om een koelere standplaats, de behandelende medicus deelde den Voorzitter mede, dat deze overplaatsing van Ds. Mostert niet strikt noodzakelijk maar wel hoogst gewenscht was, terwijl Ds. Mostert zelf ook in een klimaat als Batavia op de grens van zijn krachten leeft. Voorts is er (agno. 3268) een brief ingekomen van Ds. G.W.C. Vunderink uit Berkeley, Cal., waarin hij mededeelt in den loop van November in Indië terug te kunnen zijn. Het Moderamen heeft deze zaak overwogen en stelt voor, Ds. Mostert te plaatsen te Salatiga met de gedachte, dat hij daar ongeveer een jaar zal blijven om daarna weer een /263./ andere standplaats te krijgen. Rekening moet nl. gehouden worden met de omstandigheid, dat, nu geen buitenlandsche verloven kunnen worden verleend, er meer predikanten in de omstandigheid zullen komen, waarin Ds. Mostert verkeert. Salatiga zou dan een geschikte standplaats zijn, om deze predikanten gedurende eenigen tijd te plaatsen. Voorts stelt het Moderamen voor Ds. Vunderink te Batavia te plaatsen en den godsdienstleeraar W.J. Schröder over te plaatsen naar Kediri, in overeenstemming met de aan Ds. W.C. de Jong gedane toezegging, dat zoo spoedig mogelijk een kracht naast hem zou worden geplaatst. Overeenkomstig het voorstel van het Moderamen wordt besloten. 6. Positie Ds. J.M. Lindeijer in Soerabaia. De Voorzitter deelt mede, dat van den Commandant der Zeemacht (blz. 233) het antwoord inkwam, dat van de diensten van Ds. Lindeijer als vlootpredikant gaarne gebruik zal worden gemaakt, zoolang de buitengewone omstandigheden duren.
274
Het Kerkbestuur spreekt uit, dat Ds. Lindeijer dus als
predikant los is gemaakt van de gemeente Soerabaia en dat de hem vroeger gedane toezegging, dat hij geruimen tijd in Soerabaia zou blijven, door zijn indiensttreding bij de Marine niet meer als geldig kan worden beschouwd. Hem zal echter de toezegging gedaan worden, dat hem na afloop van zijn diensttijd bij de Marine een standplaats zal aangewezen worden in overeenstemming met de plaats, die hij in de Prot. Kerk inneemt, en dat daarbij, indien eenigszins mogelijk, rekening zal worden gehouden met zijn wensch om weer in Soerabaia te worden geplaatst. 7. Overplaatsing Ind. predikanten. Ingekomen is een brief van Ds. G.W. Mollema te Kalabahi (agno. 3931), waarin hij verzoekt, in verband met de opvoeding van een eenigszins gebrekkig kind naar Java te worden overgeplaatst. De Voorzitter is van meening, dat aan dit verzoek niet kan worden voldaan, daar verschillende Ind. predikanten in vasten dienst in soortgelijke moeilijkheden verkeeren en het ook wel op prijs zouden stellen, op Java geplaatst te /264./ worden. Bovendien is het zeer de vraag,of Ds. Mollema voor de arbeid in een Eur. gemeente geschikt is. Besloten wordt Ds. Mollema te berichten, dat aan zijn verzoek niet kan worden voldaan. Ingekomen is een brief van het Syn. Bestuur van de Moluksche kerk (agno. 3119) waarin verzocht wordt om de overplaatsing van Ds. H.J. Diekerhof naar een standplaats buiten de Molukken, wegens herhaalde conflicten met dezen Ind. predikant. De Voorzitter meent, dat het Kerkbestuur in de eerste plaats zijn spijt moet uitspreken, dat deze verhouding zoo slecht geworden is en dat niet tot overplaatsing van Ds. Diekerhof kan worden overgegaan, alvorens er een voorziening getroffen is voor de bezetting van Nieuw Guinea. Het ligt op den weg van het Syn. Bestuur, hierover een voorstel te doen, zooals dit Bestuur in zijn brief ook toezegt te zullen doen. Besloten wordt in dezen geest het Synodaal Bestuur te berichten.
275
8. Moeilijkheden tusschen Ds. A. Poot en Ds. H. Visser. Ingekomen is een brief van Ds. A. Poot te Amboina, waarin deze mededeelt niet meer te kunnen samenwerken met Ds. Visser in verband met moeilijkheden, die vooral ontstaan zijn door oneenigheid tusschen de echtgenooten van de beide predikanten. Ds. Keers wijst erop, dat het allereerst op den weg van den Predikanten-Voorzitter ligt, bezwaren als deze uit den weg te ruimen. Spr. stelt voor, dat het Kerkbestuur zijn teleurstelling erover uitspreke, dat deze zaak niet onder leiding van den Predikant-Voorzitter op Ambon zelf kon worden opgelost en verder Ds. Poot er op wijze, dat alsnog getracht zal moeten worden, met hulp van Ds. Van Oest tot een oplossing te komen. Aldus wordt besloten. 10. Standplaats Zendingsarbeiders in Zuid Celebes. De Voorzitter deelt mede gedurende de Zendings- /265./ conferentie een lange bespreking te hebben gehad met Ds. Brokken en hem er op te hebben gewezen, dat hij niet in Makassar kan blijven wonen, maar dat zijn standplaats verlegd moet worden naar het Sopengsche, waar thans in hoofdzaak zijn werk ligt. Ook de Inl. leeraar Mathindas zal in die omgeving, zoo mogelijk op dezelfde plaats, moeten wonen. Spr. heeft Ds. Brokken medegedeeld, dat vóór eind December van hem een voorstel wordt verwacht over de nieuwe standplaats. Het Kerkbestuur stemt hiermede in. Ds. Brokken zal hiervan ook schriftelijk mededeeling worden gedaan. 10. Overplaatsing Inl. leeraars. De Voorzitter deelt mede, dat hij nog geen uitsluitsel kan krijgen op het Dep. van Oorlog over de vraag, of een Inl. leeraar met zijn echtgenoote te Tarakan zou mogen wonen. Met de bezetting van de plaats moet dus nog even worden gewacht. Voor Makassar is echter een Inl. leeraar er noodig in verband met het dringende verzoek van den Kerkeraad (agno. 3075) om hier aanstonds een volledig bevoegd Inl. leeraar te plaatsen,
276
daar de Goeroe Pattikaihatu niet in staat wordt geacht, de leiding van het Ambonsch gedeelte van de gemeente geheel op zich te nemen en hijzelf tegen zijn ontslag met een toelage van f. 15,-- per maand geen bezwaar heeft. Spr. stelt voor, overleg te plegen met de Molukken over de plaatsing van een Inl. leeraar te Makassar. Voorts moet rekening gehouden worden met de pensioeneering van den Inl. leeraar F. Pelupessy te Mr. Cornelis (blz. 242). Het Moderamen stelt voor, van het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk voor Mr. Cornelis een voordracht te vragen en daarbij in het bijzonder te wijzen op Jacob Sapulete, thans verbonden aan de Goeroe Djoem’at school en op S. Ririmasse. Den Heer Aijal vestigt voor Mr. Cornelis de aandacht op Johan Tomasoa van Allang, deze zou onder de Militairen in Mr. Cornelis op zijn plaats zijn, omdat hij daar veel menschen zou vinden uit zijn eigen streek, nl. Noesa Laoet. Besloten wordt, een van de 3 genoemde Inl. leeraars te vragen voor Mr. Cornelis. /266./ Voorts wordt besloten een voordracht te vragen voor Makassar en hiervoor te noemen de boven voor Mr. Cornelis genoemden en verder J. Manuputty van Saumlaki en W.G. Tetalepta. 11. Classicale vergadering Midden-Java. Naar de Classicale vergadering van Midden-Java op 11 November worden afgevaardigd Ds. H.H. van Herwerden en Dr. E. de Vries. 12. Inl. leeraars in Loewoek. Naar aanleiding van het verzoek aan het Synodaal Bestuur van de Min. Kerk om den Inl. leeraar J. Tirie in Loewoek te ruilen tegen den Inl. leeraar J. Wokas, heeft het Synodaal Bestuur nadere inlichtingen gavraagd (agno. 3085) over de reden van deze ruiling. Ds. Van Herwerden zegt, deze zaak niet volledig te kunnen toelichten, daar zij in Loewoek door Ds. Kostelijk is behandeld, maar wel vernomen te hebben, dat aan Tirie was toegezegd, dat hij niet voor zoolang in Loewoek zou blijven en dat
277
Wokas toegelaten werd op de Stovil, onder voorwaarde, dat hij later Loewoek zou gaan. Over Tirie kan het Synodaal Bestuur volledige inlichtingen krijgen van Ds. Lumanauw. Besloten wordt in dezen geest te antwoorden. 13. Godienstonderwijs op Huishoudscholen. Van Ds. Stegeman is bericht ingekomen (agno. 3054), dat vroeger gelegenheid bestond godsdienstonderwijs te geven in de schooluren op de huishoudschool, doch dat thans door de Inspectie hiertegen bezwaar wordt gemaakt. Ds. Keers wijst erop, dat alleen voor de lagere scholen het recht bestaat godsdienstonderwijs te geven binnen het kader van den rooster. Voor andere scholen bestaat dit recht niet, maar met medewerking van de Directeuren kan het zoo geschikt worden, dat vele klassen op een zelfde tijd een vrij uur hebben, dat dan gebruikt kan worden voor godsdientsonderwijs. Hiertegen kan de inspectie geen bezwaar maken, daar dit onderwijs dan buiten den rooster valt. Besloten wordt Ds. Stegeman te adviseeren in deze richting een oplossing te zoeken en anders op de zaak terug te komen. /267./ 14. Weddeverhooging. De Secretaris vraagt, of aan Ds. Feunekes, die spoedig aanspraak heeft op een weddeverhooging, doch deze nog niet aanvroeg, de verklaring inzake gebleken geschiktbeid en goede plichtbetrachting kan worden uitgereikt. Er wordt op gewezen, dat Ds. Feunekes eerst op Alor te kort schoot en daarna ook uit de Molukken moest worden overgeplaatst. Besloten wordt de vraag opnieuw aan de orde te stellen, wanneer de aanvraag van Ds. Feunekes zal zijn ingekomen. 15. Boodschap een kerken in andere landen. Van Dr. W.L. Dake te Modjowarno is een brief ingekomen (agno. 2929) waarin de wenschelijkheid bepleit wordt van het doen
278
uitgaan van een boodschap van de Kerk aan de Christenen in Nederland, Duitschland, Rusland en China. De Voorzitter acht de gedachte zeer symphatiek, maar wijst er op, dat het zeer moeilijk is, een dergelijke boodschap op te stellen en misschien geheel onmogelijk deze aan de christenen in deze landen doen toekomen. Na eenige discussie neemt Dr. E. de Vries op zich te trachten een dergelijke boodschap te ontwerpen en ook de mogelijkheid van verzending te onderzoeken. Naar aanleiding van dit punt vraagt de Heer Van Otten waarom de Prot. Kerk in Ned. Indië nog nooit een per radio het woord gericht heeft tot Nederland. Het Kerkbestuur acht het zeer wenschelijk, dat dit eens gebeurt. Besloten wordt, de mogelijkheid hiervan te onderzoeken. 16. Godsdienstvrijheid in Rusland. Ingekomen is een brief van den Heer J. van Keulen te Garoet, waarin deze er op aandringt, dat de Kerk zal steunen de pogingen van Roosevelt en anderen tot verkrijging van godsdienstvrijheid in Rusland. Het Kerkbestuur sympatiseert met deze gedachten, maar ziet geen geschikte vorm om er uitvoering aan te geven. 17. Voorwaarden bij inzegening van huwelijken. Ingekomen is een brief van den Kerkeraad van Bandoeng (agno. 2837) waarin gevraagd wordt om bij de inzegening van een huwelijk van een Protestant en een Katholiek de belofte moet worden gevraagd, dat de kinderen Protestantsch zullen worden opgevoed en een brief van den Predikant-Voorzitter in Koepang (agno. 2801), waarop over ditzelfde punt een uitspraak wordt gevraagd. Besloten wordt beide zaken om advies te zenden aan de Commissie voor het huwelijk. 18. Centralisatie van het beheer in de Molukken.
279
Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de
Moluksche Kerk (agno. 3090) waarin verstrekkende voorstellen worden gedaan tot centralisatie van het financieel beheer in de Molukken. Ds. Keers wijst er op, dat niet slechts voorgesteld wordt de administratie te centraliseeren, doch dat de voorstellen veel verder gaan en dat zelfs medegedeeld wordt, dat sinds het begin van dit jaar het ressortsevangelisatiefonds opgeheven werd en de bezittingen dezer fondsen gestort werden in het Centraal Evangelisatiefonds. Hij meent, dat het Synodaal Bestuur daarbij zijn bevoegdheid te buiten is gegaan en heeft in het algemeen ook groot bezwaar tegen deze sterke centralisatie, niet alleen van de administratie, maar ook van het beheer over de fondsen. Besloten wordt het Synodaal Bestuur inlichtingen te vragen over de reeds genomen maatregelen en over de strekking van het voorstel en daarna de zaak opnieuw aan de orde te stellen. 19. Nota van Overgave bij vertrek van Dr. W. Sikken uit Madioen. Op den brief van het Kerkbestuur over het niet opmaken van de nota van Overgave bij zijn vertrek uit Madioen (blz. 246) heeft Dr. W. Sikken geantwoord (agno. 3148), dat hij aan Ds. De Jong uitgebreide inlichtingen gaf, ongeveer gelijk staande met een nota van overgave en dat hij bovendien van de verplichting om deze op stellen, nooit iets vernam. Ds. Van Herwerden wijst er op, dat in den brief in het geheel geen antwoord wordt gegeven op de vraag van het /269./ Kerkbestuur over de uiting van Dr. Sikken, dat hij niet begrepen heeft, wat er in Madioen voor hem te doen was. De Heer Van Otten wijst er op, dat deze brief in onderscheiding van den vorigen wel geschreven is in een toon van verontschuldiging. Besloten wordt aan Ds. De Jong te vragen, welke gegevens hij van Dr. Sikken heeft ontvangen. 20. Bijdrage voor schoolcatechisatie te Solo.
280
Ingekomen is een brief van den Kerkeraad van Solo, agno.
2302, waarin een toelage gevraagd wordt voor de kosten van schoolcatechisatie te Bojolali, Sragen en Solo. De Voorzitter zegt reeds mondeling te hebben medegedeeld, dat hiervan geen sprake kan zijn. Besloten wordt, dit schriftelijk te bevestingen. De Secretaris wijst er op dat de brief den indruk geeft, dat zelfs in Solo op het oogenlijk op de scholen geen catechisatie wordt gegeven. Besloten wordt hiernaar te informeeren. 21. Bewerking jaarverslagen. Naar aanleiding van het voorafgaande punt merkt de Heer Van Otten op, dat het dringend noodig is, dat het Kerkbestuur controleert of de arbeid in de ressorten geregeld en volgens een vast programma wordt verricht. Ds. Keers merkte op, dat de jaarverslagen hierover inlichtingen kunnen verschaffen. Deze worden echter te weinig systematisch verwerkt. Spr, stelt voor onder zijn toezicht Ds. Kolman hiermede te belasten. Aldus wordt besloten. 22. Emigratie van Javanen. Ingekomen zijn 2 brieven van het Syn. Bestuur van de Mol. Kerk (agno. 1997 en 2550) waarin de aandacht wordt gevestigd op de emigratie van Javanen naar het gebied van deze Kerk en waarin gevraagd wordt of het mogelijk is, alleen Christenen, die onder hen zijn, op te vangen en aan de niet-Christenen het Evangelie te brengen. Besloten wordt over deze zaak het advies te vragen van het Bestuur van de Oost-Javaansche kerk. /270./ 23. Verzorging interneeringskamp Kotatjane. Van Dr. E.A.A. de Vreede is ingekomen een brief (agno. 3282), waarin hij verzoekt voor de geïnterneerde Ind. predikanten de kosten van verzending van boeken uit hun eigen bibliotheek voor
281
rekening der Kerk te nemen en een brief (agno. 3281), waarin hij wijst op het groote bezwaar van de opname van minderjarigen in het interneeringskamp. Hij verzoekt na te gaan of een oplossing gevonden kan worden in de opname van deze jonge menschen in een opvoedingsgesticht. Besloten wordt aan het eerste verzoek te voldoen en beide zaken, nadat zij door den Voorzitter op het Dep. van Oorlog besproken zullen zijn, onder aandacht van de Regeering c.q. van den Legercommandant te brengen. 24. Benoeming tot predikant Ds. F.E. van Leeuwen. Over de benoeming tot predikant van Ds. F.E. van Leeuwen is nog een brief ingekomen van den Kerkeraad van Batavia (agno. 3083), waarin, in antwoord op den brief van het Kerkbestuur van 31 Juli, agno. 1876, nogmaals bezwaren werden geopperd tegen de benoeming van Ds. van Leeuwen. Besloten wordt aan den Kerkeraad te antwoorden, dat dezen brief het Kerkbestuur geen aanleiding geeft opnieuw op deze zaak in te gaan. 25. Kerkgebouw Paloppo. Van de conferentie van Zendelingen van den Geref. Zendingsbond te Ma’kale is ingekomen (agno. 3109) een uitteenzetting van de wijze, waarop de kerkbouw te Paloppo gefinancierd werd, om te betoogen, dat een huur van f. 15,-- voor deze kerk niet te hoog is (zie blz. 92). De Voorzitter stelt voor te antwoorden, dat het Kerkbestuur na deze uiteenzetting tegen deze huur geen bezwaar heeft, zoodat deze zaak verder met de gemeente Paloppo kan worden afgehandeld. Aldus wordt besloten. 26. Radiouitzending van godsdienstoefeningen. Ingekomen is een brief van den Kerkeraad van Semarang, waarin deze er opnieuw bezwaar tegen maakt (agno. 2923), dat de godsdienstoefeningen van de Prot. Kerk voor een deel /271./
282
worden uitgezonden door de Nicro en voor een deel door de V.P.R.O., waardoor de Kerk naar buiten niet de indruk geeft van eenheid. Ook is ter tafel een door den Secretaris opgestelde nota over de ontwerp-radio-ordonnatie, die bij den Volksraad werd ingediend. Daar de uitzending van de preekbeurt in Semarang moeilijk gewijzigd kan worden zonder dat de geheele verhouding van de Prot. Kerk tot de Nicro en de V.P.R.O. onder oogen wordt gezien, wordt besloten de nota van den Secretaris aan Semarang toe te zenden met verzoek om zoo mogelijk ter plaatse iemand aan te wijzen, die in deze materie thuis is om met twee of drie anderen uit Batavia of Bandoeng een commissie te vormen om over deze geheele zaak van advies te dienen. 27. Algemeene Synode 1942. De Voorzitter stelt deze zaak (blz. 196 en 222) alleen aan de orde, opdat een beslissing genomen kan worden over de vraag of de Synode al dan niet in October 1942 zal doorgaan. De voorbereiding kan dan in December ter hand genomen worden. Dr. De Vries zou wenschen, dat de Synode meer het karakter droeg van een conferentie en dat besprekingen over zaken als reglementswijzigingen en verkiezingen niet meer dan één dag of één uur per dag in beslag nemen. Hij zou voorts: 1e. een geheelen dag willen wijden aan den toestand van het werk op de zendingterreinen en aan de vraag welke taak de kerk verder in dezen op zich kan nemen. 2e. een uitgebreide bespreking willen wijden aan den opbouw van de Eur. gemeenten, de verzorging van groote en kleine gemeenten, de verzorging van de kern van de periferie, het pastorale werk, de vraag, hoe wij het kader vormen voor dit werk, welke soorten voorgangers er moeten zijn, de taak der kerkeraadsleden, de Evangelisatie, de financiën, enz. 3e. hetzelfde ook willen doen voor de Maleischsprekende gemeenten in de Groote Oost, maar vooral ook voor Java en Sumatra,
283
dus ook de pastorale verzorging daarvan, de verzorging van Militairen, van de jeugd, de verstrooiden, enz. De Voorzitter kan dit geheel onderschrijven, ook zijn gedachten gingen reeds in deze richting. /272./ Ds. Van Herwerden wijst er op, dat het karakter van de Synode niet bij uitzondering zoo moet zijn. Spr. meent dat het werk op de Synode steeds in die geest moet worden opgevat. Nadat er verder nog gesproken is over de vraag, of de Synode gecombineerd zou kunnen worden met een conferentie van predikanten en hoe dan de verhouding tusschen beide vergaderingen zou moeten zijn, wordt besloten bekend te stellen, dat de Synode in October 1942, onvoorziene omstandigheden voorbehouden, zal doorgaan en dat in December de voorbereiding daarvan met spoed zal worden ter hand genomen. 28. De Voorzitter deelt mede, dat hij op doktersadvies een maand vacantie moet nemen en dat gedurende November de Vice-Voorzitter hem zal vervangen. De Heer Van Otten sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 Jan. 1942. De Voorzitter, C.B. van Vooren. De secretaris, H. Jansen. /273./
Bespreking met Ds. I.H.F.S. Enklaar gehouden te Bandoeng op 17 October 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Ds. S. Tumbelaka
- Lid
De Voorzitter begint met er op te wijzen, dat er tegen de komst van Ds. Enklaar bezwaar bestond in verband met diens
284
lange afwezigheid uit het ressort. Ds. Enklaar wijst er echter op, dat Ds. Rotti en Ds. Ngefak in Koepang het werk kunnen waarnemen. Algemeene toestand. Op verzoek van den Voorzitter geeft Ds. Enklaar eerst zijn algemeene indruk van het werk weer. Hij zegt tegen het werk opgezien te hebben, maar in het algemeen is het hem meegevallen. De sfeer is op Timor prettiger dan in de Molukken, gemoedelijk en eenvoudig. De samenwerking met de Ind. predikanten is open en vertrouwelijk. Het werk heeft veel toekomst, maar er moet nog veel gewerkt worden. Ds. Enklaar heeft veel steun van den Raad van Bijstand. De gemeente Koepang is overzichtelijker dan Amboina, het kerkbezoek is goed. Spr. heeft nu het geheele ressort bereisd, behalve Alor. Overplaatsing Ds. G.W. Mollema. Ds. Enklaar zegt, dat het zevenjarig zoontje van de familie Mollema niet geheel normaal is, het heeft speciaal onderwijs noodig en Mevr. Mollema, die pas een baby heeft, kan dit onderwijs moeilijk zelf geven. Het kind moet naar een bijzondere school, die in Soerabaia bestaat, het was Ds. Mollema echter onmogelijk daar een tehuis te vinden. De eenige oplossing is daarom overplaatsing. Ds. Enklaar zou Ds. H.J. Diekerhof graag op Alor hebben, maar zou hem gaarne een betere plaatsing toewenschen dan in dit zware ressort, omdat hij al veel door ziekte heeft geleden. De overplaatsingen Mollema en Diekerhof werden besproken, voor Fak-Fax wordt echter nog geen oplossing gevonden. De Voorzitter wijst er echter op, dat het Synodaal Bestuur /273./ toegezegd heeft een voorstel daarvoor te willen doen. Overplaatsing van Ds. Mollema naar Java onmogelijk geacht. Bijdrage Zendingsnoodbestuur. Ds. Enklaar geeft toe, dat het een zwak punt in deze zaak is, dat in de circulaire van Ds. Locher niets stond over afdracht aan het Zendingsnoodbestuur. De circulaire werd echter
285
opgesteld in Juli 1940, toen men meende, dat inderdaad Timor voor zichzelf zou moeten zorgen en dat het C.C. zou gaan bijdragen aan het Zendingsnoodbestuur. Men moet dit zien in het licht van den uitzonderlijken toestand, de voorgangers stonden een zoo groot percentage van hun inkomsten af omdat men de Zending wilde helpen. Het C.C. heeft er bezwaar tegen gemaakt, dat deze voorgangers het Zendingsnoodbestuur hielpen van hun inkomen, dat voor een deel betaald wordt door het C.C. Dit bezwaar is echter niet juist, omdat de voorgangers toch het recht hebben, zelf over hun inkomen te beschikken en omdat het overgroote deel van de bijdrage aan het Zendingsnoodbestuur gevormd wordt door procenten van Gouv. salarissen, het bedrag, opgebracht door percentage van inkomen, afkomstig van het C.C., is slechts een minimaal gedeelte. Spr. vindt het jammer, dat het Kerkbestuur geschreven heeft, dat het geld “zonder onze toestemming” voor de Zending is bestemd, daar volgens verzekering van Ds. Lochter het Kerkbestuur zich toch met de regeling mondeling heeft accoord verklaard. Dit laatse wordt door den Voorzitter bestreden. Ds. Enklaar heef er geen bezwaar tegen voortaan duidelijk te zeggen, dat een gedeelte van de bijdrage bestemd is voor het Zendingsnoodbestuur en aan de gevers te vragen, welk deel ze daarvoor willen bestemmen. Nadat eerst de gedachte is geopperd om aan de gevers voor te stellen 2/3 te bestemmen voor de Timoreesche Kerk en 1/3 voor het Zendingsnoodbestuur, wordt het daarna toch beter geoordeeld de gevers geheel vrij te laten, omdat de Ind. Predikanten waarschijnlijk een grooter percentage voor het Zendingsnoodbestuur zullen willen bestemmen dan de gemeente voorgangers. Samenwerking met C.C. /275./ Ds. Enklaar verzekert, dat hij er volkomen accoord mee gaat, dat het C.C. de noodzakelijkheid van de bijdrage aan Timor nauwkeurig onderzoekt, om het beschikbare geld dáár te kunnen besteden, waar het het meest noodig is. De correspondentie maakt hem echter wel eens verdrietig, omdat deze vaak den indruk geeft, dat van de zijde van het C.C. het vertrouwen in den wil tot
286
medewerking van de voorgangers op Timor ontbreekt. Het bezwaar van het C.C. betreft vooral de uitgaven uit de Evangelisatie fondsen en de verhouding van die fondsen tot de fondsen der gemeente. (Deze kwestie is de volgende morgen op het bureau uitvoerig besproken, de ingewikkelde verhouding tusschen gemeentefondsen, Evangelisatiefonds, fondsen voor kantoorkosten van het ressort, Geredja Timorfonds, Reservefonds, Fonds voor kantoor predikant-voorzitter, moeten na de terugkeer van Ds. Kostelijk door het Kerkbestuur onder oogen worden gezien, waarna schriftelijk een nieuwe opzet aan Timor worden voorgelegd ter bespreking aldaar. Een schriftelijke uiteenzetting hierover volgt.) Bima. Ds. Enklaar deelt mede, dat het Christendom in een betrekkelijk klein heidensch complex op Bima goede ingang vindt. Er is een goeroe indjil aangesteld. De kerk moet echter worden gerepareerd en er moet een huis gebouwd worden, wat samen f. 2500,-- kost. Spr. wil dit bedrag leenen van de Diaconie in Koepang. De Voorzitter meent, dat Bima dit niet zal kunnen aflossen en geeft er de voorkeur aan, te trachten f. 1000,-- te krijgen als bijdrage van het C.C. of op andere wijze en f. 1500,-leenen conform het voorstel Ds. Enklaar van het Diaconiefonds. Opbouw Timor Kerk. Ds. Enklaar meent, dat de ontwikkeling in de ongeslagen richting moet voortgaan, doch niet in zoo snel tempo, dat b.v. nu reeds classicale vergaderingen zouden kunnen worden gevormd. Er is op Timor niet één afdeeling, die in ontwikkeling kan halen bij die afdeelingen van de Moluksche Kerk, die nog niet eens in staat geacht worden, een classis te vormen. /276./ Deze afdeelingen in de Molukken hebben ten minste als onderbouw kerkeraden. Bovendien: in de classicale vergaderingen zou de voertaal het Maleisch moeten zijn, de oudere degelijke leden van de gemeente kennen echter geen
287
Maleisch, het gevolg zou zijn, dat jongere ongeschikte leden, die die taal wel kennen, zouden worden afgevaardigd. Ds. Keers dringt aan op benoemde kerkeraden, Ds. Enklaar durft echter de verkiezing van Kerkeraden geleidelijk gerust aan de gemeente over te laten. Toegezegd wordt, dat de kerkeraadsreglementen spoedig door het Kerkbestuur afgewerkt zullen worden. Plaatsing Ds. D.D. Ngefak. Ds. Enklaar wijst er op, dat de eenige afdeeling, waar Ds. D.D. Ngefak zelfstandig zou kunnen worden geplaatst Tjamplong is. Hij moet wat in de buurt van Koepang blijven, hij is goed en trouw, maar een zwakke broeder, verzet weinig werk ook door zijn deplorabele gezondheid. Hij moet niet een Radja naast zich krijgen, daar kan hij niet tegen op. Tjamplong is echter moeilijk terrein en er is geen huis. Het is ook een bezwaar voor Koepang Ngefak over te plaatsen. De administrateur kan niet in de gemeente helpen. Afgesproken werd, dat deze kwestie in April opnieuw behandeld zal worden. Salaris administrateur. Afgesproken werd, dat het salaris van den administrateur Sopaheluwakan van f. 100,-- ieder jaar met f. 10,-- zal worden verhoogd tot een maximum van f. 150,--. Bezwaren Ds. J. Groot tegen nieuwe opzet opleiding. Ds. Enklaar wijst er op, dat Ds. Groot ten onrechte heeft gemeend, dat deze zaak al volkomen beslist was, het geheel zal nog aan de conferentie van Ind. predikanten worden voorgelegd. De Voorzitter, C.B. Vooren. De Secretaris, H. Jansen. /277./
Notulen van de 30e vergadering van het Kerkbestuur gehouden
288
op Dinsdag 4 November 1941. _____________
Aanwezig: Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Dr. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter is wegens vacantie op doktersadvies verhinderd de vergadering bij te wonen. De vergadering wordt gepresideerd door den Vice-Voorzitter. Ds. K. Kostelijk is wegens ziekteverlof afwezig. De Voorzitter opent de vergadering en stelt daarna achtereenvolgens aan de orde. 1. Notulen. De Notulen van de 26e, 27e, en 28e vergadering worden met enkele kleine wijzigingen goedgekeurd. De aandacht werd erop gevestigd, dat nog geen beslissing gekregen is op de vraag, of een te Tarakan te plaatsen Inl. leeraar zijn echtgenoote daarheen zou mogen medenemen. Besloten wordt toch nog inlichtingen in te winnen bij Dr. De Vreede over de mogelijkheid van vertaalwerk door geïnterneerden (blz. 239 en 246). 2. Positie Ds. B. van der Wallen. De Voorzitter herinnert eraan, dat den Heer Van der Wallen (blz. 229 en 240) indertijd werd toegezegd, dat, wanneer hij zijn fout erkende, het Kerkbestuur zou trachten hem maatschappelijk te helpen. Thans kan hij de betrekking van amanuensis bij het Departement van Onderwijs en Eerendienst krijgen, waaraan een salaris van f. 150,-- tot f. 300,-- is
289
verbonden, de Heer Van der Wallen zou hoogstens f. 250,-- kunnen krijgen. Hij zelf heeft groot bezwaar deze betrekking te aanvaarden wegens de financieele achteruitgang en omdat hij liever in kerkelijke richting zou blijven werken. De Voorzitter, de Heer Van Vooren, gevoelt er wel voor den Heer Van der Wallen op het kantoor te laten voortwerken in verband /278./ met de vroeger gedane toezegging en omdat het kantoor een administratieve kracht dringend noodig heeft. Bij de verdere discussie wijst o.a. Dr. De Vries erop, opdat wanneer het Departement erin zou toestemmen dat de Kerk een hulppredikersplaats onbezet laat en daartegenover een administrateur benoemt, deze zou kunnen bezoldigd worden volgens de salarisschaal 54 IV. De Heer Van der Wallen zou dan indien de salariscommissie hiermede accoord zou gaan, kunnen komen op een salaris van f. 310,--. Aan den Secretaris wordt opgedragen, deze zaak op het Departement van Onderwijs en Eeredienst en met de salariscommissie te bespreken. 3. Organisatie Paloe en Gorontalo. Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de Min. Kerk (agno. 3292), waarin voorgesteld wordt, Paloe en Gorontalo te maken tot afdeeling van de Min. Kerk en te bepalen, dat deze afdeelingen den Ind. Predikant en nog een Voorganger of ouderling mogen afvaardingen naar de Synode. Ds. Van Herwerden wijst erop, dat hierdoor practisch niet veel zou veranderen. Ook nu worden deze gebieden van de Minahassa uit verzorgd en niemand vraagt om wijziging van de regeling. Spr. acht het beter den toestand voorloopig te laten zooals die is. Er is geen bezwaar tegen, dat de Ind. Predikanten van Paloe en Gorontalo uitgenoodigd worden de Synode als adviseurs bij te wonen. De Voorzitter wijst erop, dat de organisatie zich in de toekomst wel zal ontwikkelen in de richting als door het Synodaal Bestuur wordt voorgesteld. Hij herinnert er echter aan, dat er indertijd door het B.B. en het Departement bezwaar tegen werd
290
gemaakt, dat Gorontalo kerkelijk bij de Minahassa gevoegd zou worden en dat naar aanleiding daarvan aan het Departement werd verzekerd, dat de Ind. predikant van Gorontalo niet ondergeschikt zou zijn aan het Synodaal Bestuur van de Min. Kerk, doch slechts onder toezicht zou staan van den Predikant-Voorzitter. Verandering in de positie van Gorontalo zou deze bezwaren weer kunnen opkomen. Thans aan Paloe een organisatie te geven als afdeeling van de Min. Kerk en dit niet tegelijk te doen voor Gorontalo, zou niet juist zijn. Practisch is het voorloopig voldoende, wanneer de Ind. /279./ predikanten van deze terreinen en eventueel nog een ander uitgenoodigd worden als adviseerend lid de Synode bij te wonen. Besloten wordt in dezen geest het Syn. Bestuur te antwoorden. 4. Plaatsing H.T.S. ers buiten land hunner herkomst. Over het voorstel van de conferentie van Ind. Predikanten op Timor om de abituriënten van de H.T.S. na afloop van hun studie eerst 1 of 2 jaren in een ander gebied dan dat van hun eigen kerk te werk te stellen is (agno. 2952) ingekomen een kort advies van de Mol. Kerk, van de Min. Kerk kwam nog geen antwoord in. Ds. Van Herwerden wijst erop, dat juist voor de Min. Kerk dit punt van belang kan zijn daar het gebied dezer Kerk klein is en de H.T.S.ers dus na afloop van hun studie geheel in hun eigen milieu terug komen. Ds. Tumbelaka herinnert eraan, dat hij na afloop van zijn studie in Holland ook eerst buiten de Minahassa werd te werk gesteld. De Voorzitter meent, dat dit een zaak is, die breeder behandeld moet worden dan alleen door het Kerkbestuur en de Syn. Besturen. Hij stelt daarom voor advies te vragen van de Synodes van de Min. en Mol. kerken en van de Raad van Bijstand te Koepang eventueel de zaak aan de Algemeene Synode voor te leggen. Aldus wordt besloten.
291
5. Vezoek om tewerkstelling van P. Takaleluman. Van P. Takaleluman, vroeger werkzaam bij het Bat. Genootschap is het verzoek ingekomen om als goeroe van de Prot. Kerk tewerk te worden gesteld. De Secr. deelt mede, dat volgens inlichtingen van den Inl. leeraar Aijal het inwilligen van dit verzoek verschillende voldoening zou geven aan de Sangireezen te Batavia, die verontwaardigd zijn, omdat hun landgenoot bij het Genootschap ontslagen is. Het Kerkbestuur is van oordeel dat het niet op den weg van het Kerkbestuur ligt iemand die bij het Genootschap van In- en Uitwendige Zending ontslagen is, daarvoor schadeloos te stellen. 6. Verzoek om tewerkstelling van den gewezen goeroe J. Manuhutu. Op de vraag van het Kerkbestuur (blz. 225) aan de IndPredikanten van Loewoek of de gewezen goeroe J. Manuhutu toch nog niet in Loewoek zou kunnen worden herplaatst, is een brief ingekomen (agno. 3214), waarin hiertegen verschillende bezwaren worden aangevoerd. De Voorzitter wijst erop, dat van al deze bezwaren (de ouderdom van Manuhutu, de indruk, die herplaatsing zou maken, enz.) iets waar is, maar dat het, waar het Kerkbestuur het gevoel heeft dat aan Manuhutu niet geheel recht is geschied, toch beter is, hem al is het maar voor korten tijd te herplaatsen. Het Kerkbestuur kan beter wat te toegevend zijn, dan een onbillijkheid laten voortbestaan, bovendien wordt er aan herinnert dat deze man indertijd een beter betaalde betrekking liet schieten ter wille van het werk in de Ind. Kerk. Ook Dr. De Vries acht de argumenten, die door de Ind. predikanten van Loewoek tegen herplaatsing worden aangevoerd, onvoldoende krachtig. Besloten wordt dit aan de Ind. predikanten mede te deelen en hen te verzoeken Manuhutu toch nog eenigen tijd een plaats in Loewoek te geven en hierover zoo spoedig mogelijk aan hem zelf in Makassar bericht te zenden.
292
7. Kerkzaal op de Giesting. Ds. Van Herwerden deelt mede, dat er op de Kolonie de Giesting geen behoorlijke gelegenheid is tot het houden van godsdienstoefeningen. Met den Administrateur besprak hij de mogelijkheid om in het I.E.V. weeshuis een kerkzaal in te richten. Het Kerkbestuur kan met deze gedachte instemmen. Ds. Van Herwerden zal deze zaak bespreken met het Bestuur van het Weeshuis, terwijl Ds. Keers bij zijn a.s. bezoek aan de Lampongs hierover nog met den Administrateur zal sprekan. 8. Ruiling Inl. leeraars Loewoek. Op het verzoek om den Inl. leeraar J. Wairis al in Loewoek te ruilen voor een jong Inl. leeraar (blz. 221), heeft het Syn. Bestuur van den Mol. Kerk geantwoord (agno. 3221), dat hiervoor beschikbaar gesteld kan worden den jonge Inl. leeraar P. Souhoka. Deze heeft op de Aroe-eilanden moeilijkheden gehad waardoor hij niet ongeschikt geworden is voor het ambt van /281./ Inl. leeraar, maar waarom het wel gewenscht is, dat hij in een andere omgeving geplaatst wordt. Het Kerkbestuur gaat met deze ruiling accoord. 9. Ontslag Inl. leeraar G. Lerrick. Van het Syn. Bestuur in de Molukken is het voorstel ingekomen om tegelijk met enkele Inl. leeraars, die den leeftijd voor pensionneering hebben bereikt, ook wegens ongeschiktheid te ontslaan den Inl. leeraar G. Leerick. Vroeger heeft het Kb. aan het Syn. Bestuur medegedeeld, dat deze Inl. leeraar bij ontslag op deze wijze niet voor pensioen maar slechts voor een onderstand in aanmerking zou komen, en daarom tegen zijn ontslag bezwaar gemaakt. Besloten wordt aan het Syn. Bestuur mede te deelen, dat Lerrick alleen op deze wijze ontslagen kan worden, wanneer hem dit eerst nog uitdrukkkelijk wordt aangezegd. 10. Studie van godsdienstleeraars voor Ind. Predikant.
293
De Secretaris brengt verslag uit van een bespreking, die
het moderamen ’s morgens had met den Rector van de H.T.S. Deze was niet geheel tevreden over de houding, die de godsdienstleeraars aannemen bij de lessen, zij vergeten dat zij auditors zijn, probeeren voortdurend mee te spreken en houden daardoor de klas op. Het bleek ook wel zeer moeilijk hen gedurende een korte curcus iets van theologisch denken bij te brengen. De Rector meende, dat zij aan het eind van de cursus het peil zouden hebben bereikt van een H.T.S. leerling aan het eind van de 3e klas, waarbij echter in aanmerking genomen mag worden, dat zij ook reeds de practijk verworven hebben, die de leerlingen van de H.T.S. in de 6e klas krijgen. De docenten zijn voornemens op 22 Dec. de godsdienstleeraars een tusschentijds examen af te nemen. Hij noodigde eenige leden van het Kerkbestuur uit, hierbij tegenwoordig te zijn. Het eindexamen is voorloopig gesteld op ongeveer 20 Mei. De mogelijkheid werd echter besproken, dat de opleiding zou worden verlegd tot ongeveer November; voor de vacantie zou dan een studietaak kunnen worden opgegeven. Dit zou intusschen meebrengen, dat in het volgend jaar geen nieuwe godsdienstleeraars voor opleiding kunnen worden aangewezen. Dr. De Vries is van meening, dat Dr. Rasker de eischen wel wat hoog stelt, daardoor zijn de godsdienstleeraar reeds /282./ zeer gaan vreezen dat zij het examen niet zullen kunnen doen. Spr. is van oordeel dat er vooral op de practijk de nadruk gelegd moet worden en dat de wetenschappelijke eischen niet overdreven moeten worden. Spr. is wel geneigd om de studietijd te verlengen, maar zou wenschen dat deze zaak eerst nader bezien werd door de leden van het Kerkbestuur, die Curatoren van de H.T.S. zijn, die ook met betrokkenen contact zullen zoeken. De Voorzitter wijst erop, dat de Kerk dan slechts een paar maanden langer deze voorganger zou moeten missen. Spr. deelt mede, dat met de Rector ook gesproken werd over de onvoldoende kennis van het Nederlandsch van de abituriënten, hem werd gevraagd of hij dit niet belangrijker
294
achtte dan het Grieksch. De Rector voelde dit tekort wel, maar meende niet dat het Grieksch daarvoor mocht opgeofferd worden. Verder wijst de Voorzitter erop, dat de leerlingen te weinig contact hebben met de gemeente Batavia en vraagt of het niet nuttig zou zijn, dat Ds. Van Herwerden wat practijkcolleges gaf. Tenslotte meent spr., dat voor een voorganger onzer Kerk ook les in eenvoudige boekhouding noodig is. Naar aanleiding van het laatste wordt besloten dat op het kantoor schema’s gemaakt zullen worden van de administratie van lidmaten enz. van de kerkelijke boekhouding, die ook aan de Groote Oost ter beoordeeling zal gezonden worden om aan de hand daarvan de leerlingen met de kerkelijke boekhouding op de hoogte te brengen. Verder deelt de Secretaris mede, dat de Rector erop wees, dat hij thans goedkoope boeken kan verstrekken aan de studenten, die op bijzondere voorwaarden door Amerika worden geleverd om daardoor de noodlijdende zending te helpen. Waar hier ook de studenten uit de Prot. Kerk van profiteeren, die niet in financieele nood verkeert, vroeg de Rector of uit deze overweging de Prot. Kerk niet f. 100,-- zou kunnen beschikbaar stellen voor deze verstrekking van goedkoope studieboeken. Dr. De Vries vindt deze argumenteering niet redelijk. Hij heeft geen bezwaar voor boeken wat geld beschikbaar te stellen, maar zou deze zaak eerst in het Curatorium willen bespreken. Een andere mogelijkheid zou zijn, dat de Prot. Kerk na beëindiging van de studie aan haar nieuwe voorgangers eenige studieboeken cadeau gaf. Aan curatoren-Kbleden in handen gesteld. /283./ 11. Tewerkstelling Ds. S. Tumbelaka. Nadat Ds. Tumbelaka een oogenblik de vergadering heeft verlaten, deelt de Voorzitter mede, dat deze heeft verzocht, hem weer tewerk te stellen voor de verzorging van de Maleisch sprekenden in Bandoeng of in de omgeving van Bandoeng. Dit zou alleen mogelijk zijn op een toelage boven zijn pensioen. Spr. meent, dat, wanneer het Kerkbestuur hiertoe zou besluiten, aan Ds.
295
Tumbelaka misschien het beste de verzorging van Bandoeng zou kunnen worden opgedragen, de Inl. leeraar Uneputty weet de gemeente niet voldoende te activeeren, Ds. Tumbelaka zou dit waarschijnlijk wel kunnen en hij is bovendien zeer geschikt om de Maleische Christenen van verschillende afkomst bij elkaar te houden. De Heer Van Otten meent, dat het tegenover het Legerbestuur een goede indruk zou maken, wanneer voor de verzorging van de Militairen in Bandoeng een Inl. Predikant werd aangewezen. Dr. De Vries vraagt of het niet goed zou zijn, den Inl. leeraar Uneputty te Cheribon te plaatsen daar het aantal Militairen in deze omgeving zeer is toegenomen. Er wordt nog gewezen op het bezwaar, dat misschien gezegd zou worden, dat Ds. Tumbelaka als lid van het Kerkbestuur boven anderen wordt bevoordeeld. Gemeend wordt echter, dat het Kerkbestuur Ds. Tumbelaka niet mag tewerk stellen, omdat hij lid van het Kerkbestuur is, maar het als van zijn krachten nog geprofiteerd kan worden ook niet behoeft te laten, omdat hij lid is van het Kerkbestuur. De Voorzitter wijst erop, dat volgens het Alg. Reglement slechts vier voorgangers zitting mogen hebben in het Kerkbestuur, wanneer Ds. Tumbelaka opnieuw voorganger zou worden, zou hij dus eigenlijk als lid van het Kerkbestuur moeten aftreden. Op de vraag, hoe hoog de toelage van Ds. Tumbelaka zou moeten zijn, wordt geantwoord dat een Inl. leeraar 1e klas op beginsalaris in Bandoeng f. 87,-- plus 10% zou ontvangen. Op dit bedrag zou dus ook de toelage kunnen worden bepaald. Nadat Ds. Tumbelaka weer binnen is gekomen, deelt de Voorzitter hem mede, dat het Kerkbestuur zich voorstelt om, overeenkomstig zijn wensch, weer van zijn krachten gebruik te maken in verband met de door de oorlogsomstandigheden noodige bijzondere verzorging van Bandoeng en Cheribon en omgeving, /284./ dat thans niet is te zeggen voor hoelang deze tewerkstelling zou kunnen duren en dat nader onder oogen gezien moet worden, hoe de arbeid verdeeld zal worden tusschen Ds. Tumbelaka en den Inl.
296
leeraar Uneputty, dat de toelage bepaald zal worden op het bovengenoemde bedrag en dat deze regeling waarschijnlijk het gevolg zal hebben, dat Ds. Tumbelaka af moet treden als lid van het Kerkbestuur. Ds. Tumbelaka spreekt zijn dank uit de bereidheid van het Kerkbestuur om een dergelijke regeling te treffen. De Secretaris dringt er op aan, dat over deze regeling nog niet naar buiten wordt gesproken, vooral opdat de Heer Uneputty er niet van verneemt, voordat hij officieel op de hoogte is gesteld. 12. Benoeming Legerpendita’s. De Voorzitter deelt mede, vernomen te hebben dat van Gereformeerde zijde er op aangedrongen wordt, dat toch legerpendita’s zullen worden benoemd. De vrees werd uitgesproken, dat op deze wijze dit instituut tot stand zou kunnen komen zonder dat de Prot. Kerk daarin voldoende wordt gekend. Spr. neemt op over deze zaak inlichtingen in te winnen op het Departement van Oorlog. 13. Organisatie van het kerkelijk werk in geval van Oorlog. De Voorzitter wijst er op, dat de mobilisatiemaatregelen die voor de Kerk noodig zijn voor het geval dat Indië ook feitelijk in den oorlog wordt betrokken, nog niet voldoende onder oogen zijn gezien (blz. 190). Wanneer de oorlog zich tot deze gewesten gaat uitstrekken, zullen Ds. Mostert, Ds. Wildervanck en Ds. Creutzberg aan het gemeentewerk worden onttrokken. Voor Ds. Creutzberg zal wel geen afzonderlijke regeling noodig zijn, daar hij in zijn ressort kan blijven en er in Z.O. Borneo te Bandjermasin ook verschillende zendelingen zijn, die kerkelijk werk kunnen doen. Voor de vervanging van Ds. Mostert en Ds. Wildervanck moet een regeling worden getroffen. De reserve-legerpredikanten, die zijn aangewezen voor de verzorging van den in het garnizoen achterblijvende landstorm, kunnen daarnaast hun gemeentewerk blijven voortzetten.
297
Het is de vraag of Dr. Rasker en Ds. Van Wijck
Jurriaanse /285./ beschikbaar komen. De school wordt niet gesloten. De studenten en den Rector zelf zijn ingedeeld bij de L.B.D. Beschikbaar komen de 3 godsdienstleeraars, die thans in opleiding zijn voor Ind. predikant. Deze zullen hun studie moeten staken en naar het kerkelijk werk moeten teruggaan. Besproken wordt de vraag, wie van dese 3 godsdienstleeraars moeten aangewezen worden voor de vervanging van Ds. Wildervanck in Probolinggo c.a. en Ds. Mostert te Salatiga. Het meest wenschelijk wordt geacht, dat de Heer Smit naar Salatiga gaat, de Heer van Haassen naar Oost-Java en de Heer Ottow weer in Batavia gaat werken of indien noodig naar elders te dirigeeren. Mocht de Heer van Haassen in verband met zijn gezin er bezwaar tegen hebben naar Oost-Java te gaan, dan zou de Heer Ottow kunnen aangewezen worden voor Probolinggo en de Heer Van Haassen in Batavia kunnen blijven. Aan den Secretaris wordt opgedragen, deze zaak met betrokkenen, in de eerste plaats met den Heer van Haassen, te bespreken. De Voorzitter stelt verder aan de orde de maatregelen voor het zoo geregeld mogelijk doen functioneeren van den kerkelijken arbeid bij luchtbombardementen. In Batavia heeft de L.B.D. er eerst op aangedrongen, dat de predikanten op de verschillende L.B.D. posten zouden komen, de predikanten hebben hiertegen bezwaar gemaakt en de L.B.D. is later ook van inzicht veranderd en acht het nu ook beter, dat de predikanten thuis en in hun wijk blijven. Verder vraagt de Voorzitter of het werk van de kerkeraadsleden georganiseerd moet worden. De Heer van Otten wijst erop, dat verscheindene oudere Kerkeraadsleden niet dienstplichtig zijn en geestelijk werk kunnen doen. Aan Ds. Van Herwerden en den Secretaris wordt opgedragen deze zaak met den technisch leider van de L.B.D. in kring 1, den Heer van de Wetering te te bespreken, waarna verder maatregelen in de volgende vergadering zullen overwogen worden.
298
14. Rondvraag. a. Dr. De Vries deelt mede, dat hij meent, dat aan het verzoek van Dr. Dake om een boodschap op te stellen aan de kerken in Nederland en in andere landen, alleen voldaan kan worden door de opstelling van een boodschap, die in het begin van den Adventstijd per radio wordt uitgezonden. Het Kerkbestuur /286./ stemt het deze gedachte in. Aan den Secretaris wordt opgedragen de mogelijkheid hiervan te onderzoeken. b. Ds. Tumbelaka vraagt of uit Loewoek reeds antwoord is binnengekomen op de vraag (blz. 221), of de candidaat Inl. leeraar Aluman den kerkelijken dienst dan wel den bestuursdienst heeft verkozen. Er is nog geen antwoord ontvangen. c. De Heer Van Otten vraagt, of er nog sprake is van aanwijzing van den Heer Bronsveld voor de kerkelijke verzorging van Pengalengan (blz. 227). Spr. vernam, dat het gezin er financieel slecht voorstaat. De Voorzitter antwoordt, dat de Heer Brondsveld niet bereid is zich met de verzorging van Pengalengan te belasten, spr. zal aan den eersten predikant, die Pengalengan bezoekt, vragen om naar de omstandigheden van het gezin Bronsveld te informeeren. De Heer Aijal sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 Jan. 1942. De Voorzitter, C.B. van Vooren. De Secretaris, H. Jansen. /287./
Notulen van de 31e vergadering van het Kerkbestur gehouden op Dinsdag 18 November 1941. _____________ Aanwezig: Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Ds. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
299
Ds. H.H. van Herwerden
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Prof. E. de Vries
)
- Leden
De Voorzitter is wegens vacantie, Ds. K. Kostelijk wegens ziekteverlof verhinderd de vergadering bij te wonen. De vergadering wordt gepresideerd door den ViceVoorzitter. De Wnd. Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt achtereenvolgens aan de orde: 1. Benoeming Dr. E. de Vries tot hoogleeraar. De Vn. Voorzitter wenscht Dr. De Vries van harte geluk met zijn benoeming tot hoogleeraar aan de Landbouwkundige faculteit. Hij spreekt er zijn voldoening over uit, dat deze benoeming niet tot gevolg heeft, dat Dr. De Vries zijn taak als lid van het Kerkbestuur zal moeten neerleggen. 2. Begroeting Ds. G.W.C. Vunderink. Ds. en Mevrouw Vunderink, die van verlof uit Amerika zijn teruggekeerd, zijn ter vergadering aanwezig. De Wn. Voorzitter wenscht beiden geluk met hun behouden terugkeer in Indië en wenscht hun veel zegen toe bij den arbeid in Batavia. Ds. Vunderink dankt het Kerkbestuur voor zijn medewerking tot het verkrijgen van dit buitenlandsch verlof en voor de wijze waarop hem dit werd vergemakkelijkt. Hij spreekt ook nog zijn dank erover uit, dat hij de geheele vorige periode van 6 jaar te Semarang mocht werken, en de hoop, dat hij thans ook deze nieuwe periode op één standplaats zal mogen blijven. De Heer Van Otten zou gaarne willen, dat /288./ predikanten van verlof tot verlof op één plaats werken konden. De Wn. Voorzitter zegt, dat het Kerkbestuur er geen bezwaar tegen heeft, dat Ds. Mostert in plaats van in Januari reeds in het begin December vertrekt, doch dringt erop aan, dat het bezoeken van de Lampongs er daardoor niet bij inschiet.
300
Ds. Vunderink zal dit bespreken met zijn collega’s. Ds. en Mevrouw Vunderink verlaten de vergadering. De Heer Van Otten meent, dat het Kerkbestuur
uitdrukkelijk aan de predikanten van Batavia dient op te dragen de Lampongs te bezoeken. De Wn. Voorzitter meent, dat Ds. Vunderink het beste terstond na zijn intree daarheen kan gaan. Hierop zal worden aangedrogen. 3. Radio-uitzending van godsdienstoefeningen. De Secretaris deelt mede, dat op de vraag aan Semarang om een lid aan te bevelen voor een commissie om de radiouitzendingen onder oogen te zien (zie blz. 271) nog geen antwoord inkwam. Besloten wordt hierop niet te wachten en de commissie aldus samen te stellen: Ds. H.H. van Herwerden, Ds. K. Kostelijk en de Secretaris. Dr. De Vries vraagt om bijzondere aandacht voor de Maleische uitzendingen, die noodig ook van het standpunt der Prot. Kerk moeten bezien en waarbij het gebruik van een meer verstaanbaar Maleisch gewenscht is. Hier ligt een mooie zendingstaak. 4. Classicale vergadering Midden-Java. Ds. Van Herwerden, die met Dr. De Vries deze vergadering bijwoonde, rapporteert, dat de geest ter vergadering zeer goed was. Van de referaten was vooral belangrijk dat van Ds. Stegeman over het Godsdienstonderwijs op de middlebare scholen. De predikanten van Semarang zullen een leerplan voor dit onderwijs opstellen. Besloten wordt hierop de aandacht te vestigen van de Commissie voor het catechetisch onderwijs. Verder sprak op de vergadering Ds. Hamel over de /289. [verhouding?] van de Hollandsche en Maleische gemeenten. Ter vergadering bleek, hoe moeilijk het is een tweetalige classicale vergadering de houden; er werd dan ook een voorstel gedaan de
301
volgende classicale vergadering in twee secties uiteen te laten vallen. Dr. De Vries deelt mede, dat hij ter vergadering op de noodzakelijkheid van de kennis van het Maleisch voor de voorgangers en daarbij opmerkte, dat het Kerkbestuur overwoog, de toekenning van de eerste of van de tweede salarisverhooging van kennis van het Maleisch afhankelijk te stellen. Spr. stelt voor de kwestie van de talen verder te behandelen bij de voorbereiding van de voorstellen inzake den gemeente-arbeid voor de Algemeene Synode. De Wn. Voorzitter stelt voor om, vóórdat tot maatregelen als uitstel van wedde-verhooging wordt overgegaan, alle predikanten, met uitzondering van degenen van wie het Kerkbestuur weet dat zij Maleisch kennen, een persoonlijke brief te schrijven en hun te vragen of zij Maleisch lezen en spreken kunnen, wat zij gedaan hebben om het te leeren en wat hun plannen zijn om te trachten hierin verder te komen. Aldus wordt besloten. Dr. De Vries er nog op, dat ter Clas. vergadering nogal eens opgemerkt werd, dat het Kerkbestuur had moeten zorgen voor liederenbundels en andere uitgaven. Spr. meent, dat het van belang is dat eens iets gepubliceerd wordt over de bemoeienis van het Kerkbestuur met verschillende uitgave. De Secretaris neemt op zich hierover in het A.P.K. e.e.a. te publiceeren. De Wnd. Voorzitter spreekt er zijn voldoening over uit, dat de geest der vergadering zooveel beter was dan het vorige jaar en zegt Ds. van Herwerden en Dr. De Vries dank voor het bijwonen van de vergadering. 5. Lessen aan de Kweekschool te Solo. Dr. De Vries deelt mede, dat ter gelegenheid van de classicale vergadering gesproken werd met kerkeraadsleden van Solo over den arbeid van Ds. Starrenburg en dat daarbij de gedachte werd geopperd aan Ds. Mostert een deel van de lessen aan de Kweekschool op te dragen. Ds. Starrenburg staat voor deze taak
302
alleen, terwijl de Gereformeerden er verschillende personen voor beschikbaar hebben. /290./ Het Kerkbestuur verklaart zich in beginsel hiermede accoord; op de volgende vergadering zal dit punt met Ds. Mostert worden besproken. 6. Ingebruikneming kerkgebouw te Noesakambangan. Ingekomen is (agno. 3348) een uitnoodiging tot bijwoning van de inwijding van het nieuwe kerkgebouw te Noesakanbangan. Ds. Tumbelaka wordt aangewezen om het Kerkbestuur hier bij te vertegenwoordigen. 7. Diensttijd Inlandsch-leeraar G.R. Tupan te Magelang. Dr. De Vries deelt mede, dat de kerkeraad van de Maleische gemeente Magelang vroeg, of de termijn van 1½ jaar, gedurende welke de Inlandsch-leeraar Tupan na zijn pensioeneering zou mogen doorwerken, verlengd zou kunnen worden. Aan den Kerkeraad zal worden medegedeeld, dat er bij de benoeming van den Heer Tupan na diens pensioeneering tot voorganger van de gemeente Malang geen termijn is gesteld. 8. Studie godsdienstleeraar voor Indisch-predikant. Ds. Van Herwerden deelt mede, dat hij (blz. 282) sprak met de godsdienstleeraars Ottow en Smit over hun studie. De Heer van Haasen was ziek. De Heer Smit vond het volgen van de lessen niet zoo zwaar, den Heer Ottow viel het moeilijker, voor den Heer Van Haasen schijnt het soms ook moeilijk te wezen. Er was echter nog nooit een responsie of repetitiecollege geweest. Voor verlenging van den studie voelden de godsdienst laaraars niet veel. Spr. vernam voorts, dat de lessen Maleisch tot de helft werden verminderd. Besloten wordt den afloop van het voorloopig examen op 22 December af te wachten. 9. Organisatie van het kerkelijk werk in geval van oorlog.
303
De WN. Voorzitter deelt mede, dat de Heer van Haasen
(blz. 285) er geen bezwaar tegen had in tijd van oorlog naar OostJava te gaan. Hij wees er echter wel aanstonds op, dat hij dan weer als godsdienstleeraar zou moegen gaan en niet als predikant. Besloten wordt den Heer Smit mede te deelen, dat zijn oorlogsbestemming Salatiga is en den Heer Ottow, dat hij in /291./ Batavia moet blijven voor werk aldaar en ter beschikking voor eventueel werk elders. Hij en de Heer Smit zullen bij deze tewerkstelling benoemd worden tot waarnemend predikant. De Secretaris deelt mede, dat Ds. Van Herwerden en hij met den technisch leider van den L.B.D. spraken over maatregelen in geval van oorlog. De aandacht werd daarbij gevestigd op de noodzakelijkheid om - wat Batavia betreft – een persoon te plaatsen op den centralen L.B.D. post, om van daaruit den predikanten aanwijzingen te geven inzake plaatsen, waar hun hulp noodig zou kunnen zijn. Verder dient getracht te worden om te bewerken, dat de predikanten gedurende bombardementen telefonisch verbonden blijven. Ook dienen maatregelen genomen te worden voor het verkrijgen van L.B.D. armbanden, enz. Besloten wordt de zaak, wat Batavia betreft, verder over te laten aan de predikanten en den Kerkeraad van Batavia. Daar de regelingen op verschillende plaatsen verschillend kunnen zijn, zal een circulaire gericht worden aan de kerkeraden waarin gevraagd zal worden hoe deze zaak geregeld is en waarin zij gewezen worden op verschillende punten, waarop zij bedacht moeten zijn, samenwerking met de L.B.D. op de moeilijkheid om benzine te verkrijgen, de mogelijkheid van inschakeling ook van de kerkeraadsleden, enz. 10. Weddeverhoogingen. Besloten wordt aan Ds. J. de Graaf, Ds. A. Rotti, Ds. A.W. de Vries en Ds. J. van der Woude de verklaring af te geven, noodig voor hun volgende weddeverhooging.
304
De aanvraag om weddeverhooging van Dr. Sikken zal worden
aangehouden tot de zaak van de nota van overgave van Madioen geregeld is (blz. 268). 11. Examen van den Heer J.L. Ramp voor Indisch-predikant. Van den Heer Ramp is (agno. 3384) het verzoek ingekomen de commisse voor zijn examen te willen aanwijzen. De Wn. Voorzitter vermoedt dat de Heer Ramp lessen krijgt van Dr. Sikken en Ds. Van der Woude; hij acht het billijk dat deze in de examen-commissie worden opgenomen en stelt voor de commissie aldus samen te stellen: /293./ Voorzitter: Dr. H. Jansen Leden: Dr. A.J. Rasker. Ds. C.A. van Wijck Jurriaanse en eventueel Dr. W. Sikken en Ds. J. van der Woude. Dr. De Vries dringt er op aan, vooral op het Maleisch nadruk te leggen. Besloten wordt dat hiervoor gevraagd zal worden: het lezen van een gedeelte uit het Evangelie, het maken met behulp van een woordenboek van een eenvoudig opstel hierover, het lezen van een Maleisch rekest en het voeren van een gesprek hierover. Verder zal den Heer Ramp geschreven worden het examen Maleisch eerst afzonderlijk af te leggen, opdat hij zich daarna rustig aan zijn theologische studie kan wijden. 12. Aankoop grond voor kerkbouw te Buitenzorg. Ingekomen is een brief van den kerkeraad van Buitenzorg (Agno. 3406), waarin voorgesteld wordt het stuk grond voor kerkbouw, dat de gemeente wilde koopen op Gedoeng Halang te koopen in overleg met de Vereeniging voor Christelijke Scholen en het voorloopig op naam dier vereeniging te doen zetten om op die wijze te ontkomen aan de verplichting om het terrein binnen 6 maanden te bebouwen. De Thesaurier heeft schriftelijk tegen dit plan eenige bezwaren ingebracht o.a. dubbele overschrijvingskosten, onvoldoende zekerheid dat de overdracht later mag plaats hebben, het ontbreken van een plan voor latere bebouwing.
305
Dr. De Vries neemt op zich deze zaak in Buitenzorg te
bespreken. 13. Verzorging geïnterneerden. Ingekomen is een brief van Ds. F.E. van Leeuwen, belast met de verzorging van het Interneeringskamp Ngawi, met verzoeken om bijbeltjes en scheurkalenders. Aan het eerste zal worden voldaan, het tweede zal worden doorgegeven aan het A.P.P.B. Voorts wordt opnieuw gevraagd, dat het K.B. zich in een brief tot de geïnterneerden zal richten. De Wn. Voorzitter wijst erop, dat dit punt reeds meermalen besproken is en dat o.a. het bezwaar was, dat het K.B. toch niet aan de geïnterneerden zal kunnen schrijven, wat zij eigenlijk verlangen, nl. dat zij onschuldig geïnterneerd zijn. /293./ Spr. meent met Ds. Van Herwerden dat op het besluit een dergelijk schrijven niet te schrijven, niet teruggekomen moet worden. Dat het KB. de geïnterneerden niet links laat liggen, kunnen zij van Ds. Van Leeuwen vernemen, die zelf ook al den rondzendbrief van het KB aan de voorgangers aan hen heeft laten lezen. Ds. Van Leeuwen kan hen er verder op wijzen, dat het KB. reeds eenige malen bij de G.G. en den P.G. voor hun belangen opkwam en o.a. de gezinsinterneering reeds maanden geleden bepleitte. Besloten wordt in dezen geest aan Ds. Van Leeuwen te schrijven. Voorts vraagt Ds. Van Leeuwen of de geestelijke verzorging van de geïnterneerden in het hospitaal te Magelang niet weer aan Ds. Langhout zou kunnen worden opgedragen; Hij betreurt het zeer dat Ds. Van Nes, Gereformeerd Predikant, thans dit werk doet. Het KB. betreurt het evenzeer, dat deze zaak zoo geloopen is, maar meent er thans niet op terug te moeten komen.
306
Ook vestigt Ds. Van Leeuwen de aandacht op de verzorging
van aan huis geïnterneerde vrouwen in Brastagi en op de verzorging van de kampen voor gezinsinterneering. Besloten wordt de betrokken predikanten op e.e.a. te wijzen. 14. Benoeming Legerpedita’s. De Wn. Voorzitter herinnert eraan, dat hij deze zaak (blz. 283) met den Voorzitter zou bespreken op het Dept. van Oorlog. Naar aanleiding van een gesprek met den Legerpredikant 2e klasse, Ds. Schaefer, wendden zij zich eerst tot den legerpredikant Ds. van Duynen. Deze wil blijkbaar gaarne iemand naast zich hebben, die Maleisch spreekt. Overwogen werd te trachten een Inlandsch leeraar uit de formatie der Kerk hiervoor beschikbaar te stellen, terwijl Ds. Van Duynen dan zal trachten voor dezen van het legerbestuur verschillende faciliteiten te verkrijgen o.a. dat hij den legerpredikant ook op dienstreizen kan begeleiden. Dr. De Vries vertigt er de aandacht op, dat dit /294./ een taak zou kunnen zijn om aan Ds. Tumbelaka (blz. 283) toe te wijzen. Besloten wordt een beslissing te nemen na overleg met den Voorzitter, den Heer Van Vooren. 15. Benoeming Inlandsch-leeraar E. Amtiran in vasten dienst. Ingekomen is een brief van den predikant-voorzitter van Timor (agno. 3434), waarin medegedeeld wordt, dat tegen de benoeming van E. Amtiran in vasten dienst waarschijnlijk bezwaar zal bestaan. Hierover zal in de a.s. vergadering van de Beperkte Commissie nader worden gehandeld. Het moderamen wordt gemachtigd na ontvangst van het advies van de Beperkte Commissie over deze benoeming te beslissen. 16. Herdruk Maleische Psalmen-en Gezangenbundel.
307
De Secretaris deelt mede, dat hij met Ds. en Mevrouw Van
Noppen (de Erven Schoeder) den herdruk besprak van den bundel Mazmoer dan Tahlil. De stereotype platen zijn bij de verwoesting van Rotterdam verloren gegaan. Voor een nieuwen druk in Indië met een oplaag van 10.000 ex. zou f. 25.000,-- noodig zijn. Practisch zal het dus wel onmogelijk zijn den bundel te herdrukken. De Wn. Voorzitter zou de voorkeur geven aan een herdruk met cijfermuziek, die veel goedkooper zou kunnen worden. Cijfermuziek wordt overal in den Grooten Oost gelezen. Spr. neemt op zich Ds. Van Noppen hierop te wijzen. 17. Radio-boodschap aan Christenen in andere landen. De Secretaris deelt mede, dat hij de mogelijkheid van de uitzending van een radio-boodschap aan de christenen in andere landen besprak met de Nirom en den R.P.D. Aan het uitzenden van een boodschap tot de Christenen in China, Duitschland, enz., bleken zeer groote bezwaren verbonden te zijn. Wel zal waarschijnlijk geregeld kunnen worden de uitzending van een boodschap aan de Christenen in Nederland door tusschenkomst van Radio-Oranje op 3 Deceber a.s. Een concept voor een dergelijke boodschap, opgesteld door Prof. De Vries, is ter tafel. Na een voorloopige bespreking wordt besloten, dat de Wn. Voorzitter dit concept, met de daarop door enkele leden /295./ gestelde aanteekeningen, zal doorgeven aan den Voorzitter, den Heer Van Vooren, opdat deze daarin eventueel nog veranderingen kan aanbrengen. 18. Voorbereiding Algemeene Synode. Na een korte bespreking over de Synode 1942 in aansluiting aan het besprokene in de vergadering van 28 October (blz. 271), wordt besloten de volgende vergadering in hoofzaak aan de voorbereiding der Synode te wijden. 19. Rondvraag.
308
Ds. Van Herwerden vestigt de aandacht erop, dat naar hij
vernam het Zendingsziekenhuis te Jogja niet door den predikant der Prot. gemeente wordt bezocht. Ds. Tumbelaka sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 Jan. 1942. De Voorzitter, C.B. van Hooren. De Secretaris, H. Jansen. /296./
Notulen van de 32e vergadering van het Kerkbestuur gehouden op Dinsdag 2 December 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
Prof. E. de Vries
)
- Leden
Ds. H.H. van Herwerden is wegens ziekte verhinderd de vergadering bij te wonen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed, heet Ds. Kostelijk, die na zijn ziekteverlof voor het eerst weder ter vergadering is, welkom, de hoop uitsprekende dat hij, hoewel nog niet geheel hersteld, ook verder aanwezig zal kunnen zijn en stelt daarna achterenvolgens aan de orde: 1. Herdenking Ds. J.F. Verhoeff. De Voorzitter herdenkt met enkele hartelijke woorden, die door de vergadering staande worden aangehoord, Ds. J.F. Verhoeff, die in Nederland is overleden. Spr. herinnert eraan, dat
309
Ds. Verhoeff zeer langen tijd, van 1887 tot 1925, de Indische Protestantsche Kerk diende. 2. Notulen. De notulen van de 29e en 30e vergadering worden onveranderd vastgesteld. 3. Lessen van Ds. G. Mostert aan de Kweekschool te Solo. Ds. Mostert is voor de bespreking van dit punt ter vergadering aanwezig. De Voorzitter wijst erop, dat de lessen aan de Kweekschool in Solo veel tijd van den predikant aldaar in beslag nemen. Het is in het belang, dat deze lessen door een predikant van den Prot. Kerk worden verzorgd, daar zij /297./ anders door de Gereformeerden zullen worden overgenomen. In Solo is de vraag opgekomen of de nieuwe predikant van Salatiga niet zou kunnen helpen, door een deel dezer lessen te verzorgen. De vervoerkosten zouden zoo noodig gedeeltelijk door de Kerk betaald kunnen worden; het ligt echter ook op den weg van de school hiervoor te zorgen. Ds. Mostert meent deze taak wel op zich te kunnen nemen, wanneer dit niet meer dan één dag per week van hem zou vragen. Hij verklaart zich bereid deze zaak na zijn aankomst in Midden-Java met Ds. Starrenburg en den directeur der school te bespreken. De Voorzitter neemt namens het Kerkbestuur afscheid van Ds. Mostert bij zijn vertrek naar Salatiga en wenscht hem aldaar een zegenrijken arbeid toe. 4. Volgende conferentie van Predikant-Voorzitters. De Pred. Voorzitter van Timor verzocht (agno. 3577) in verband met zijn a.s. huwelijk te mogen vernemen, wanneer de volgende conferentie van predikant-voorzitters zal worden gehouden. De Voorzitter is van meening dat een conferentie vóór de Synode niet meer noodig is; mocht de Synode niet kunnnen doorgaan,
310
dan kan alsnog overwogen worden of een conferentie met de pred.voorzitters aan het eind van het jaar wel mogelijk zou zijn. Het Kerkbestuur stemt hiermede in. 5. Positie godsdienstleeraar W.J. Schröder te Kediri. Van den Heer Schröder is het verzoek ingekomen (agno. 3364) om in Kediri niet als godsdienstleeraar doch als waarnemendpredikant te worden geplaatst. Hij meent, dat zijn positie daar anders onmogelijk is. De Voorzitter meent, dat dit verzoek niet kan worden ingewilligd; slechts bij bijzondere noodzaak worden personen, die niet het daarvoor vereischte diploma hebben, tot waarnemendpredikant benoemd. Een derdelijke noodzaak is in Kediri niet aanwezig. Prof. De Vries wijst erop dat, waar andere godsdienstleeraars eerst opnieuw moeten studeeren om Indisch-predikant te worden, de Heer S. niet zonder deze studie daatoe kan worden benoemd. /298./ Besloten wordt het verzoek af te wijzen. 6. Studie voor predikant in Indië. Van Ds. Van der Woude is (agno. 3531) de vraag ingekomen of voor leerlingen van lycea, die dit jaar eindexamen doen niet in samenwerking met de H.T.S. en de te stichten Universiteit de gelegenheid zou kunnen worden geopend om althans het propaedeutisch examen in Indië af te leggen. Ds. Keers is van oordeel, dat dit niet geheel onmogelijk zou wezen, daar hiervoor niet de stichting van een theologische faculteit noodig is, omdat het propaedeutisch examen een literair examen is. Prof. De Vries meent, dat het moeilijk zal zijn voor deze zaak bij het departement belangstelling te wekken. Hij wil echter gaarne op zich nemen de meening hierover te peilen. Ds. Kostelijk wijst erop, dat ook overwogen dient te worden, wat de studenten dan na hun prop. examen in Indië zullen kunnen aanvangen.
311
7. Lessen in administratie aan leerlingen van de H.T.S. De Secretarise deelt mede, dat schema’s om de leerlingen van de H.T.S. met de kerkelijke boekhouding vertrouwd te maken (blz. 282) in den Grooten Oost zijn aangevraagd. De Heer Van Der Wallen maakte een berekening hoeveel lessen noodig zouden zijn en kwam tot 35 lessen, dus bijna 1 uur per week gedurende een geheelen cursus. Prof. De Vries meent, dat 1 uur gedurende het halve jaar na den practijktijd voldoende zal zijn. Ds. Kostelijk zou met deze lessen eerder willen beginnen. Ds. Keers wijst op het groote belang van onderwijs in het practisch kerkrecht. Ds. Kostelijk zou voelen voor een kerkelijke examen in enkele practische vakken naast het schoolexamen. Besloten wordt, dat de abituriënten in de eerste plaats gedurende hun practijktijd een tijd lang zullen worden gedetacheerd op kerkelijke kantoren; voor degenen die bestemd zijn voor Europeesche gemeenten zal een soortgelijke regeling worden getroffen. Daarna zal beoordeeld worden in hoeverre verdere instuctie, hetzij op de school, hetzij op het bureau van het Kerkbestuur nog noodzakelijk is. /299./ 8. Kerkelijke Administratie. Naar aanleiding van de voorafgaande bespreking wordt besloten, modellen van doop- en lidmaatboeken te laten aanmaken om vellen daarvan als voorbeeld aan de gemeenten te verstrekken. Verder neemt Ds. Kostelijk op zich een schema te ontwerpen van een kerkelijk handboekje, waarin allerlei practische gegevens, de kerkelijke organisatie en administratie rakende, zijn opgenomen. 9. Uitzending Indisch-predikant voor studie naar Amerika. Van de predikant-voorzitter te Koepang is (agno. 3576) het bericht ingekomen, dat Ds. Rotti zeer gaarne in de gelegenheid
312
gesteld zou worden een jaar in New-York te studeeren (blz. 233 en 245), hij zou het liefst zijn gezin mede nemen, hetgeen zou kunnen, als hem buitenlandsch verlof werd toegestaan. De meeningen verschillen over de vraag of er eenige kans bestaat, dat de regeering dit zal toestaan. De Voorzitter wijst er echter op, dat zekerheid hierover alleen te verkrijgen is wanneer eerst vaststaat dat Ds. Rotti het Fellowship krijgt. Besloten wordt daarom, daar de aanvragen vóór 1 januari in New-York moeten zijn, Ds. Rotti voor te dragen. Zou hij aangewezen worden, dan kan getracht worden een weg te vinden om hem in de gelegenheid te stellen inderdaad naar New-York te gaan. 10. Toekenning recht tot sacramentsbediening. van den predikant-voorzitter van Timor is (agno. 3440) het voorstel ingekomen, aan den Inlandsch-leeraar S. Dekuanan het recht tot sacramentsbediening toe te kennen. De Secretaris wijst erop, dat tegen dezen Inlandschleeraar kortgeleden een aanklacht is ingediend wegens overspel; de pred.-voorzitter is echter van oordeel dat deze klacht geheel ongegrond was. Daar de formuleering waarin dit oordeel gegeven wordt niet zeer positief klinkt, wordt besloten den pred.-voorzitter alsnog te vragen of inderdaad naar het algemeen oordeel van de voorgangers, die bij deze zaak betrokken werden, Dekuanan onschulding was. /300./ 11. Verzoek van Inl. leeraar J.A. Latumahina om uitstel van pensioeneering. Door het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk werd (agno. 3514) doorgezonden het verzoek van den Inlandsch leeraar J.A. Latumahina om zijn pensioeneering uit te stellen in verband met de kosten voor eeen zoon, die de A.M.S. bezoekt. Besloten wordt het verzoek niet in te willigen. 12. Leening gemeente Bima/Raba.
313
Ingekomen is (agno. 3436) een verzoek van den pred.
voorzitter van Timor om goedkeuring van een leening van de gemeente Bima/Raba van f. 1500,-- uit het Diaconiefonds Koepang (blz. 275). De Thesaurier meent, dat deze leening de draagkracht van de gemeente niet te boven gaat en heeft een schema van afbetaling uit huishuur en collecten opgesteld. Besloten wordt de leening goed te keuren. Ds. K. Kostelijk wijst erop, dat deze leening van f. 2500,-- op f. 1500,-- werd teruggebracht, doordat buiten het C.C. om in Bandoeng een extra gift verkregen werd van f. 1000,--. De gift van f. 1000,-- werd echter gegeven uit geld, dat voor het C.C. was bijeengebracht, doch voorloopig te Bandoeng in kas was gebleven. Spr. zou willen dat in dergelijke zaken het C.C. werd ingeschakeld, anders kan het geen overzicht houden van wat er voor de zending noodig is en wordt opgebracht. De Voorzitter meent, dat de lijn in dit opzicht niet al te strak moet worden getrokken en dat de gemeenten toch ook eenige zeggenschap over het door hen bijeengebrachte geld houden. 13. Steun aan het gezin van Ds. E. Zöllner. De Voorzitter herinnert eraan, dat het Kb. (blz. 230) zich bereid verklaarde aan het gezin Zöllner steun te verleenen, doch dat eerst geinformeerd zou worden of Mevrouw Zöllner uit het haar nog toekomende geld geen hoogere toelage zou kunnen krijgen. De Commissie voor Rechtsverkeer in Oorlogstijd betwijfelde echter, of het tegoed nog wel zoo hoog was als Mevrouw Z. meent en beloofde hiernaar navraag te zullen doen bij de Weeskamer in Makassar. Hierop werd nog geen /301./ antwoord ontvangen. Intusschen werd voor éénmaal aan Mevr. Zöllner f. 50,-- gezonden. Thans is (agno. 3548) een brief ingekomen van den Zwitschersen Consul, die de Duitsche belangen behartigt, met een herinnering aan de toezegging van de Kerk om Mevr. Z. te steunen. De Voorzitter zegt toe, deze zaak eerst nogmaals met de C.R.O. te zullen bespreken.
314
14. Uitgaaf vertaalwerk Ds. W.H. Tutuarima. De Voorzitter deelt mede, dat de Maleische Lectuur Vereeniging 2000 exemplaren van het eerste deeltje van de bijbelveklaring van Ds. W.H. Tutuarima beschikbaar kan stellen voor f. 586,--, zijnde druk- en andere kosten + 10%. Besloten wordt deze 2000 ex. van de Vereeniging over te nemen en tegen 20 ct. per ex. ter beschikking te stellen van de Groote Oost om op deze wijze aan de uitgaaf bekendheid te geven onder mededeeling, dat de bedoeling is, dat deze tegen weer lageren prijs, 10 ct., ter beschikking van de goeroes worden gesteld. 15. Verzoeken van Inlandsch-leeraars om toelagen boven salaris. Van de Inlandsch-leeraars S. Undap (agno. 3478) N. Hursepuny en H.A. Warouw (agno. 2961) zijn verzoeken in gekomen om toelagen boven hun salaris, met het oog op de hooge kosten van levensonderhoud en schoolgeld. Na bespreking wordt besloten aan geen van deze verzoeken gevolg te geven. 16. Vordering gewezen goeroe J. Breman te Baoe-Baoe. De Voorzitter herinnert eraan, dat de gewezen goeroe te Baoe-Baoe J. Breman (blz. 50) aanspraak maakt op ongeveer f. 225,- vergoeding, wijl hij gedurende vele jaren maandelijks slechts een gedeelte ontving van de hem naar zijn zeggen toegezegde toelage van f. 25,--. Thans is (agno. 3549) een brief ingekomen van den Controleur B.B., waarin deze mededeelt de door het K.B. aangeboden f. 25,-- als afkoopsom veel te laag te achten. Prof. De Vries deelt mede, dat toen hij in ’37 Baoe-Baoe bezocht, hij den indruk kreeg, dat deze cipier-goeroe goed werk deed in de gemeente. Er werd toen echter wel gesproken /302./ over verrekening van de kosten van het werk met op te zenden collecten, doch van een toelage heeft spr. toen niets gehoord. De Voorzitter stelt voor Ds. Brokken te machtigen door tusschenkomst van den Controleur B.B. een regeling te treffen,
315
waarbij een hoogere afkoopsom wordt aangeboden dan f. 25,-- en waarbij uitdrukkelijk gestipuleerd wordt, dat thans geen dienstverhouding meer bestaat. 17. Week der gebeden van de Evangelische Wereld-Alliantie. Van de Evangelische Wereld-Alliantie is ingekomen (agno. 3355) het programma voor de jaarlijksche Week der Gebeden van 4 tot 11 Januari 1942. De Secretaris vraagt of dit programma aan de kerken doorgeven zal worden. Ds. Keers heeft er bezwaar tegen om aan deze niet veel beteekenende actie de sanctie te geven van het Kerkbestuur. Prof. De Vries acht het wel goed, dat, nu er voor de Alliantie geen commissie meer in Indië bestaat, het K.B. deze onbeheerde zaak overneemt. Besloten wordt het progamma rond te zenden, ook aan de Gereformeerde kerken. 18. Radio-uitzending van godsdienstoefeningen. De Secretaris vestigt er de aandacht op dat van de 3 leden van de Commissie, die benoemd werd voor het uitbrengen van advies over radiouitzendingen (blz. 288), thans Ds. Van Herwerden en Ds. Kostelijk ziekeverlof hebben, zoodat slechts hij zelf als lid overblijft. Ds. Kostelijk deelt mede voorloopig in de stad te zullen blijven en waarschijnlijk deze zaak wel te kunnen afhandelen. Wel zou hij gaarne de functie van lid van het Nicro-bestuur neerleggen, omdat hij van verschillende bestuursfuncties zal moeten afzien en hij ook weinig heil ziet in verdere onderhandelingen met de Gereformeerde leden van het Nicrobestuur. Prof. De Vries meent dat, wanneer Ds. Kostelijk bedankt, Ds. Van Herwerden het eerst in aanmerking komt om hem te vervangen. 19. Bevestiging voorganger Javaansche Kerk. Van de Synode van de Javaansche kerk (M. Java ten N.) is (agno. 3528) de uitnoodiging gekomen om een predikant en /303./
316
een Inl. leeraar uit Semarang te doen deelnemen aan de bevestiging van een abituriënt van de H.T.S. tot voorganger te Poerwodadi. Aangewezen worden hier voor Ds. J.C. Hamel en de Inl. leeraar Z. Siahaya. Ds. Kostelijk vestigt de aandacht erop, dat door deze voorgangers te doen deelnemen aan de handoplegging generlei algemeene beslissing genomen wordt op dit punt. De Voorzitter beaamt dit. 20. Plaatsing Inl. leeraar buiten de Groote Oost. Op het verzoek van het Kekbestuur aan het Synodaal Bestuur van den Moluksche Kerk om Inl. leeraars voor te dragen voor Mr. Cornelis en Makassar (blz. 265) is (agno. 3565) telegrafisch het voorstel ingekomen om te Mr. Cornelis te plaatsen J. Purimahua en te Makassar A. Tetelepta. De Voorzitter vestigt de aandacht op dat dit anderen zijn dan de door het Kerkbestuur genoemden. Besloten vestigt de aandacht op dat dit anderen zijn dan de door het Kerkbestuur genoemden. Besloten wordt tot de plaatsing van A. Tetelepta te Makassar, de beslissing over de vervulling van de vacature in Mr. Cornelis wordt uitgesteld. 21. Plaatsingen Predikanten. De Voorzitter deelt mede, dat door het Moderamen de vraag onder werd gezien of in verband met de ziekte van Ds. Van Herwerden en Ds. Kostelijk een tijdelijke voorziening voor Batavia noodzakelijk is. Overwogen werd het vertrek van Ds. Mostert uit de stellen. De Voorzitter van den Kerkeraad Ds. Kater deelde echter mede, dat het voorloopig wel mogelijk was zonder deze maatregel het werk gaande te houden. De Voorzitter deelt verder mede, dat van Mevrouw Oberman (agno. 3592) een brief inkwam met mededeeling, dat voor Ds. Oberman wegens algemeene verslapping, thans nog gepaard met een oorontsteking, drie maanden ziekteverlof en waarschijnlijk een overplaatsing noodzakelijk is. Daar voor Koetaradja geen andere
317
voorganger beschikbaar is stelt het moderamen voor aan Ds. A.W. de Vries van Pematang Siantar te vragen of hij naar Koetaradja zou willen gaan en Ds. Oberman te Pematang Siantar te plaatsen. Pematang Siantar kan namelijk van Medan uit geholpen worden en heeft een goed klimaat. Aan Ds. Oberman zou nà /304./ zijn overplaatsing ziekteverlof kunnen worden verleend, zoodat met afloopende hulp van Medan wellicht dit ressort geholpen kan worden. Na eenige discussie wordt besloten, dat de Voorzitter hiertoe telefonisch een beroep op Ds. De Vries zal doen. Vervolgens deelt de Voorzitter mede, dat Ds. Boere nogmaals dringend gevraagd heeft om als vierde predikant te Bandoeng geplaatst te worden en, indien dit niet kan, verlof te mogen krijgen om op Bandoeng te wonen en vandaar uit Cheribon te verzorgen. Tegal zou dan van Semarang uit verzorgd kunnen worden, terwijl Ds. Boere ook de zorg voor Garoet en Tasikmalaja op zich zou kunnen nemen. Spr. vindt dit geen mooie oplossing, maar vraagt zich af of het niet de eenige uitweg is, omdat Ds. Boere in verband met ziekte in zijn gezin het te Cheribon niet kan volhouden. Na eenige bespreking wordt de beslissing uitgesteld tot de volgende vergadering. Ds. Kostelijk stelt de vraag of Batavia, in verband ook met het werk voor het Kerkbestuur, niet vijf predikanten moet hebben. 22. Studie godsdienstleeraars voor Ind. predikant. De Voorzitter deelt mede, dat hij met den Rector van De H.T.S. afsprak, dat over de verlenging van de studie der godsdienstleeraars (blz. 281) een beslissing zal worden genomen na het voorlooping examen op 22 Dec. 23. Benoeming reserve-legerpredikant in de Molukken. De Secretaris deelt mede, dat de legerpredikant Ds. V.E. Schaefer informeerde naar de mogelijkheid van de benoeming van een van de voorgangers op Ambon tot reserve-legerpredikant, waardoor
318
de driemaandelijksche reizen van de legerpredikanten daarheen zouden kunnen vervallen. Het Kerkbestuur heeft in principe tegen deze regeling geen bezwaar. Wat de keuze van den hiervoor aan te wijzen voorganger betreft meent de Voorzitter, dat geen Ind. Predikant moet benoemd worden. ook Ds. P.J. van Leeuwen acht hij hiervoor niet in de eerste plaats geschikt, het beste zou zijn, dat Ds. Van Oest benoemd werd, die daardoor ook wat meer pastoraal werk zou /305./ krijgen. 24. Aankoop grond voor kerkbouw te Buitezorg. Prof. De Vries deelt mede, dat hij (zie blz. 291) de kwestie van den aankoop van grond voor kerkbouw op Kedong Halang te Buitenzorg aldaar besprak. Ds. De Klerk zal dit verder behandelen met den Directeur gemeentewerken en met het Bestuur van de V.C.S. 25. Benoeming goereo djoem’at in Zuid Celebes. De Secretaris vraagt of bij benoeming van de leden van de benoemde kerkeraden in Zuid-Celebes ook de goeroe djoem’at door het Kerkbestuur moet worden benoemd. Ds. Kostelijk wijst erop, dat in het Plaatselijk reglement van Makassar bepaald is deze goeroe’s door den predikanten van het ressort worden benoemd. Het Kerkbestuur is van oordeel, dat de benoeming door het Kerkbestuur moet plaatshebben, zooals in de Groote Oost geschiedt door het Synodaal Bestuur, doch dat er aanstonds overleg gepleegd moet worden met den Kerkeraad van Makassar over wijziging van het Plaatselijk Reglement over dit punt. 26. Financieele actie voor de Zending. Prof. De Vries deelt mede, dat in het Zendingsnoodbestuur bij de behandeling van de begrooting voor 1942 bleek, dat de contributies dalen en dat een nieuwe actie noodzakelijk is. Deze actie zou gevoerd worden omstreeks
319
Nieuwjaar. Spr. heeft er met nadruk op gewezen, dat ook het Centraal Comité haar inkomsten op peil moet houden en dat de actie hiervoor reeds geruimen tijd werd opgeschort om de actie voor Oegstgeest niet te schaden. Bij een bespreking hierover kwam Mr. De Niet en spr. tot de conclusie, dat de beste manier om tegelijk voor Oegstgeest en voor het C.C. een actie te voeren was, voor beide doeleinden op één kaart bijdragen te vragen en daarbij een overzicht te geven van de verhouding van den omvang van het werk van beide organisaties door statistieken, begrootingscijfers enz. Spr. stelt voor dat het Kerkbestuur zich hiermede accoord verklaart. Ds. Kostelijk deelt mede, dat het C.C. juist ook voornemens was een actie te ondernemen. /306./ Het kerkbestuur acht de door Prof. De Vries voorgestelde wijze van werken in principe aanvaardbaar. Aan den voorsteller, der Voorzitter van het C.C. en den Thesaurier van het Kerkbestuur wordt verzocht de practische uitvoerbaarheid er van te onderzoeken en deze zaak eventueel uit te voeren. Prof. De Vries sluit de vergadering met gebed. Vastgesteld in de vergadering van 20 Jan. 1942. Voorzitter, C.B. Van Vooren. Secretaris, H. Jansen. /307./
Notulen van de 33e vergadering vanhet Kerkbestuur, gehouden op Dinsdag, 16 December 1941. _____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Voce-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesaurier
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
320
Prof. E. de Vries
)
Ds. H.H. van Herwerden is wegens ziekte verhinderd de vergadering bij te wonen. De Voorzitter opent de vergadering met gebed en stelt daarna actereenvolgens aan de orde: 1. Geestelijke verzorging Maleisch sprekende militairen. De voorzitter deelt mede, dat hij met den legerpredikant 1e klasse, Ds. Van Duynen, een bespreking had over de verzorging van de Maleisch sprekende Protestantsche militairen. Er is thans op het Departement van Oorlog een plan in bewerking om aan het Kerkbestuur te verzoeken voor dezen arbeid vier Inl. leeraars ter beschikking te stellen van het Legerbestuur. Deze zullen niet in rang gelijkgesteld worden met een bepaalde groep van het Leger, wat men op het Departement ook hierom niet gewenscht vond, omdat zij dan een rang zouden krijgen, waardoor zij zouden staan beneden jonge officieren; zij zullen als onderschedingsteeken een armband met het Rijkswapen en de aanduiding “Inlandsch leeraar” dragen. Hun arbeid zullen zij moeten doen op aanwijzing van den legerpredikant 1e kl. Zij zullen als toelage voor voeding en huisvesting ontvangen f. 90,-- per maand. Wordt dit voorstel door den Legercommandant aanvaard, dan zullen misschien ook 2 R.K. priesters op dezelfde wijze benoemd worden. Het moderamen heeft overwogen welke Inl. leeraars hiervoor zouden kunnen worden aangewezen en het stelt voor eventueel als zoodanig te benoemen de Inl. leeraar: J.J. Aijal van Batavia, J. Kewengian van Poerworedjo, C. Ririmasse van /308./ Soerabaia en J.W. Rumbajan van Malang. Besloten wordt deze vier Inl. leeraars voorloopig aan te wijzen en hen van het plan in kennis te stellen. Aangenomen wordt dat de Inl. leeraar van Batavia en Tandjong Priok het werk samen wel zullen kunnen verdeelen, terwijl de Inl. leeraar J. Uneputty tijdelijk kan worden gedetacheerd te
321
Poerworedjo. Bandoeng en Tjimahi zouden dan kunnen worden verzorgd door Ds. S. Tumbelaka en den Inl. leeraar S. Moendoeng. De Voorzitter zal deze zaak verder met den legerpredikant, Ds. Van Duynen, bespreken. 2. Subsidie voor Stadswacht uit fonden van de Moluksche Kerk. Ingekomen is een brief van het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk, waarin medegedeeld wordt, dat de commandant van de Stadswacht aldaar van het Synodaal Bestuur een subsidie voor de Stadswacht vroeg van f. 20.000,--. Het Syn. Bestuur had hier bezwaar tegen, doch besloot onder nadere goedkeuring van het Kerkbestuur f. 10.000,-- ter beschikking te stellen van den commandant van de Stadswacht, tot ondersteuning van de gezinnen van hen, die bij de Stadswacht werden ingedeeld. Voorloopig werd in antwoord op dezen brief geseind, dat het Kerkbestuur met deze subsidie niet accoord kan gaan. De Voorzitter deelt mede, dat hij deze zaak besprak op het D.V.O. en daar vernam, dat steun aan de gezinnen van de Stadswacht op Ambon niet noodig zal zijn, daar de leden van de Stadswacht op Ambon als miliciën zullen worden betaald. Spr. heeft echter voorloopig afgesproken, dat, nu de zaak eenmaal zoover gevorderd is, het bedrag van f. 10.000,-- uit de Fondsen van de Moluksche Kerk zal verstrekt worden als voorschot en hij heeft de toezegging ontvangen, dat dit bedrag later uit ’s landskas zal worden gerestitueerd. Zoo werd reeds aan Ambon geseind. Het Kerkbestuur keurt deze regeling goed. 3. Overplaatsing Ds. R.M. Luntungan. Van het Synodaal Bestuur van de Minahassische Kerk is het voorstel ingekomen Ds. Luntungan, thans belast met de leiding van het jeugdwerk, als voorzitter van de classis te plaatsen te Airmadidi. Het moderamen meende het advies /309./ te moeten volgen en besloot reeds deze overplaatsing. Het Kerkbestuur keurt dit besluit goed. 4. Benoeming godsdienstleeraar tot waarnemend predikant.
322
De Secretaris deelt mede, dat het vooloopig examen van
de godsdienstleeraars, die in opleiding zijn voor Indischpredikant, zal plaats hebben op 19 December. De Voorzitter vraagt zich af, of de plaatsing van deze godsdienstleeraars, ter vervanging van de predikanten die opgeroepen zijn als legerpredikant, geen drie maanden had kunnen worden uitgesteld, zoodat zij eerst het geheele examen hadden kunnen afleggen. Ds. Kostelijk stemt hiermede in. Ds. Keers vreest, dat er in de gespannen sfeer toch weinig van studie terecht zou komen. Besloten wordt het besluit te handhaven en voorts, dat de Heeren Van Haasen en Smith tewerk zullen gesteld worden als waarnemend-predikant, respectievelijk te Probolinggo en te Salatiga, op dezelfde wijze als leerlingen van de H.T.S., wanneer hun studie voltooid is, werk in de practijk wordt opgedragen. Besloten wordt verder, dat zij, indien zij daar prijs op stellen, naar hun nieuwe standplaats zullen worden overgeplaatst (en daar dus niet zullen worden gedetacheerd), zoodat zij met hun gezinnen zullen kunnen verhuizen. Hun zal echter medegedeeld worden, dat het Kerkbestuur geenerlei claim zal aanvaarden voor extra kosten, die van het niet tijdig overkomen van den inboedel of van andere onvoorziene omstandigheden het gevolg zouden zijn. Hebben betrokkenen er geen bezwaar tegen gedetacheerd te worden, dan zal hun voor extra kosten voor huisvesting een toelage worden gegeven van f. 75,-- per maand. 5. Reserve legerpredikant voor Ambon. Met verwijzing naar het besprokene in de vorige vergadering (blz. 304) deelt de Voorzitter mede, dat op het D.V.O. van den militairen commandant van Ambon het voorstel inkwam, Ds. P.J. van Leeuwen te benoemen tot reserve-veldprediker en dat daarbij werd medegedeeld, dat dit voorstel gedaan werd na overleg met het Kerkbestuur. Ds. V.E. Schaefer deelde, na zijn terugkeer van Ambon, wel mede, dat dit aldaar zoo besproken was, /310./ doch het KB. heeft hiertoe niet geadviseerd. Men had op Ambon bezwaar
323
tegen de benoeming van Ds. Van Oest, omdat deze de taak van veldprediker niet goed zou kunnen vervullen naast het werk van predikant-voorzitter. Het Kerkbestuur besluit zich bij dezen gang van zaken neer te leggen. 6. Benoeming Inlandsch-leeraar te Meester-Cornelis. De Secretaris herinnert eraan, dat (blz. 303) door het Synodaal Bestuur van de Moluksche Kerk voor Meester-Cornelis werd voorgedragen de Inlandsch-leeraar J. Purimahua. Ds. Tutuarima acht deze in het geheel niet geschikt. Uit een mededeeling van Ds. Schaefer blijkt, dat men eenige andere Inlandsch-leeraars gevraagd heeft, doch het schijnt dat, wanneer een Inl. leeraar verklaart een plaatsing op Java niet te ambieeren, het Synodaal Bestuur daar al te gemakkelijk genoegen mee neemt. Besloten wordt geheim aan de pred.-voorzitter te schrijven, dat het Kerkbestuur Purimahua niet geschikt acht en uitdrukkelijk te vragen voor dezen belangrijken post een behoorlijke kracht voor te dragen. De afhandeling van deze zaak is, gezien de onmogelijkheid van een verhuizing en de speciale verzorging van het Leger, thans niet zoo dringend. 7. Vezorging Bandjermasin. Ds. Keers deelt mede, dat Ds. Creutzberg het zeer op prijs zou stellen gedurende de Kerstdagen en Oudjaar eenige dagen zijn gemeente Bandjermasin te kunnen verzorgen. Na overweging van enkele andere maatregelen, wordt besloten telegrafisch bij den Gewestelijk commandant erop aan te dringen om Ds. Creutzberg hiertoe in de gelegenheid te stellen. 8. Toelage aan het gezin van Ds. E. Zöllner. De Voorzitter deelt mede, dat hij deze zaak (blz. 300) besprak met de C.R.O. en dat bleek, dat van het geld van Ds. Zöllner nog ongeveer f. 500,-- over is. Hiervan wordt echter ook een gedeelte besteed voor zakgeld voor hemzelf. Er bestaat van de
324
zijde van de C.R.O. geen bezwaar tegen, dat Mevrouw Z. /311./ van de Kerk een toelage ontvangt van f. 50,-- per maand, waardoor zij zou komen op een inkomen van f. 90,-- per maand. Hoewel vroeger besloten werd (blz. 230) haar inkomen op f. 100,-- per maand te brengen, stelt spr. voor het bij dezen toeslag van f. 50,-- laten. Deze is haar vanaf 1 November reeds uitbetaald. Aan den Zwitserschen Concul zal hiervan mededeeling worden gedaan. Het Kerkbestuur verklaart zich hiermede accord. 9. Uitzending radio-godsdienstoefeningen. De Secretaris deelt mede, dat wegens de verduistering er geen avondgodsdienstoefeningen meer uitgezonden worden. Spr. meent, dat het goed zou zijn erop aan te dringen, dat er inplaats daarvan avondwijdingen uit de studio worden uitgezonden. Besloten wordt hierop, door tusschenkomst van den secretaris van de Progamma-commissie voor godsdienstuitzendingen, aan te dringen. Tevens wordt besloten na te gaan of het mogelijk zou zijn nog een avondwijding uit zenden op Oudejaarsavond, daar alleen ’s middags om 5 uur een (Gereformeerde) godsdienstoefening wordt uitgezonden. 10. Noodbundel Psalmen en Gezangen. De Voorzitter deelt mede, dat hij met de firma Kolff de volgende regeling besprak. De nieuwe liederenbundel zal door het Kerkbestuur geleverd worden bij minstens 25 exemplaren, uitsluitend aan Kerkeraden of kerkelijke organisaties, tegen f. 1,30 per exemplaar. Hij zal in den handel gebracht worden voor f. 1,75 per ex. Besloten wordt verder een exemplaar ter kennismaking te zenden aan alle predikanten. 11. Lectuur voor militairen. Besloten wordt gedurende een haljaar 200 abonnementen te nemen op het A.P.K. en 100 abonnementen op het Indisch Weekblad, ter verspreiding in militaire cantines, enz.
325
Voorts wordt besloten de Kerkeraaden te verzoeken een
collecte te houden voor de verstrekking van godsdienstige lectuur aan militairen. /312./ 12. Weddeverhooging Ds. J. Feunekes. Ingekomen is de aanvraag om weddeverhooging van Ds. Feunekes. De Voorzitter stelt voor deze door te zenden met de gebruikelijke verklaring aangaande geschiktheid en plichtsbetrachting, doch Ds. Feunekes mede te deelen, dat dit niet zonder bedenking is geschied, omdat hij gedurende zijn kort verblijf in Indië reeds tweemaal wegens onvoldoende prestaties moest worden overgeplaatst. Aldus wordt besloten. 13. Diaconiefonds Rembang. Van de kerkelijkgemachtigde te Rembang is het verzoek ingekomen, het Diaconiefonds te mogen opheffen en het saldo van ongeveer f. 45,-- te mogen storten in het Kerkfonds, daar een Diaconiefonds voor de gemeente niet noodig wordt geacht. Besloten wordt toestemming te verleenen tot storting van f. 40,-- uit het Diaconiefonds in het Kerkfonds, doch niet tot opheffing van het Diaconiefonds. 14. Oecumenische avondmaalsdiensten voor militairen. Ds. Keers deelt mede, met den legerpredikant, Ds. Van Duynen, de mogelijkheid besproken te hebben van oecumenische diensten voor militairen, in het bijzonder voor de viering van het Heulig Avondmaal. De Voorzitter wijst erop, dat het KB zich hiermede alleen zou moeten vereenigen, wanneer de Gereformeerde kerken erin toestemmen, dat deze diensten ook door alle predikanten van de Protestantsche Kerk kunnen worden geleid. De Voorzitter en Vice-Voorzitter zullen deze zaak verder bespreken met de legerpredikanten. 15. Tewerkstelling Ds. Tumbelaka.
326
De Voorzitter herinnert eraan, dat in de volgende
vergadering een beslissing zal moeten worden genomen over den arbeid van Ds. Tumbelaka te Bandoeng en over den datum, waarop deze arbeid geacht moet worden te zijn ingegaan. Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 Jan.’42. Voorzitter, C.B. van Voorzitter. Secretaris, H. Jansen. /313./
Notulen van de 34e vergadering van het Kerkbestuur, gehouden op Dinsdag, 30 december 1941. ____________ Aanwezig: Hr. C.B. van Vooren
- Voorzitter
Ds. B. Keers
- Vice-Voorzitter
Dr. H. Jansen
- Secretaris
Hr. F. Van Otten
- Thesauries
Hr. S. Aijal
)
Ds. K. Kostelijk
)
Ds. S. Tumbelaka
)
- Leden
Ds. H.H. van Herwerden is wegens ziekte, Prof. E. de Vries wegens dienstreis, afwezig. Daar de Voorzitter wat later ter vergadering komt, opent de Vice-Voorzitter de vergadering met gebed en stelt daarna aan de orde: 1. Tewerkstelling van Ds. S. Tumbelaka. De Wnd. Voorzitter deelt mede, dat het moderamen de volgende regeling voorstelt: Ds. Tumbelaka wordt te werk gesteld met standplaats Bandoeng en met de opdracht 1e: hulp te verleenen bij de verzorging van de ressorten van de Inlandsch-leeraars van Bandoeng en Tjimahi en 2e: te verzorgen het ressort van den Inl. leeraar te Poerworedjo, zoolang de Inl. leeraar J. Kawengian in
327
dienst van het Leger is. Hij zal daartoe dit ressort tweemaal per maand bezoeken, eenmaal minstens 8 dagen, waaronder 2 Zondagen en eenmaal gedurende enkele dagen, waaronder 2 Zondagen en eenmaal gedurende enkele dagen, waaronder 1 Zondag. Voorts zal hij eenmaal per maand in Bandoeng preeken. De verzorging van de Maleische gemeente PoerwokertoBanjoemas zal opgedragen worden aan den wnd. predikant van Poerwokerto, Ds. W. Akkerman. De Inl. leeraars Uneputty van Bandoeng en Moendoeng van Tjimahi zullen elk 1 keer per maand Cheribon bezoeken. Ds. Tumbelaka zal voor zijn arbeid een toelage ontvangen van f. 100,-- per maand, ingaande 1 November 1941; behalve zijn treinkosten, zal hij voor verblijfkosten een toelage ontvangen van f. 50,-- per maand, ingaande 1 januari 1942. De Secretaris deelt mede, dat Prof. De Vries de vraag /314./ stelde, of Ds. Tumbelaka niet boven het getal van 4 Inl. leeraars zou kunnen worden aangewezen voor de verzorging van het Leger, zoodat hij zijn toelage en reiskosten van het Leger zou ontvangen. De vergadering meent, dat dit niet mogelijk is. De Wnd. Voorzitter herinnert eraan, dat vroeger reeds werd besproken, dat Ds. Tumbelaka, wanneer hij weer actief dienend voorganger werd, geen zitting zou kunnen houden in het Kerkbestuur. Hij zal dus nu moeten aftreden. Het Kerkbestuur zal het echter op prijs stellen, wanneer hij bij voorkomende gelegenheid het KB. van advies wil dienen. Ds. Tumbelaka verklaart zich met dit aftreden accoord en zegt toe, gaarne als adviseerend lid te willen blijven medewerken. De Wnd. Voorzitter zegt Ds. Tumbelaka dank voor den arbeid als lid van het KB. verricht. 2. Arbeid in Maleische gemeente Batavia. De Secretaris deelt mede, dat de Inlandsch-leeraars van Batavia en Tandjong-Priok voorgesteld hebben den gepensionneerd Inlandsch-leeraar P. Waney tijdelijk weer als voorganger te Batavia op toelage te werk te stellen, daar het anders, nu de Inl.
328
leeraar J.J Aijal in dienst van het Leger is, niet mogelijk is het werk behoorlijk te blijven verrichten. De Heer Van Otten deelt mede, dat het Bataviaasch Genootschap voor In- en Uitwendige Zending bezig is den arbeid te organiseeren voor de geëvacueerde gezinnen van de Protestantsche inheemsche militairen. Dr. Van Doorn heeft hier bij de leiding. Spr. wijst erop, dat het werk van de Inl. leeraars, van het Genootschap en van de Leger-Inl. leeraar noodig moet worden gecoördineerd. Dit kan alleen als het werk als één geheel wordt gezien en van boven af geregeld wordt. Spr. twijfelt eraan of de hulp van den Inl. leeraar Waney dan noodig zal zijn. De wnd. Voorzitter meent, dat Waney niet moet worden te werk gesteld, wanneer dit niet inderdaad door het werk wordt vereischt. Ds. Tumbelaka meent, dat het wel noodig zal zijn den Heer Waney te werk te stellen. /315./ Besloten wordt dat deze zaak verder geregeld zal worden door de leden te Batavia, die inlichtingen zullen inwinnen bij den legerpredikant en ook met Ds. Van Herwerden overleg zullen plegen. Zij worden gemachtigd den Heer Waney te werk te stellen, wanneer de noodzakelijkheid daarvan blijkt. 3. Examen Indisch-predikant van den Heer J.L. Ramp. De Wnd. Voorzitter deelt mede, dat de Heer Ramp het gedeelte Maleische taal van het examen voor Indisch-Predikant, gaarne zou willen afleggen begin Februari (agno. 2797). Het moderamen stelt voor, in verband met de noodzakelijkheid om in dezen tijd het reizen zooveel mogelijk te beperken, een examencommissie in Oost-Java te benoemen. De vergadering gaat hiermede accoord en besluit Ds. K.G. Eckenhausen, Ds. S. van der Linde en Dr. B.M. Schuurman uit te noodigen in deze commissie zitting te nemen. 4. Studie Godsdienstleeraars voor Indisch-Predikant. Het voorloopig examen van de godsdienstleeraars, die in opleiding zijn voor Indisch-predikant, werd bijgewoond door Ds.
329
Kostelijk, den Heer Van Otten en den Secretaris. De Secretaris brengt hierover verslag uit. Het blijkt dat het examen van den Heer van Haasen en den Heer Smith goed was, dat van den Heer Haasen en den Heer Smith goed was, dat van den Heer Ottow echter onvoldoende. Ds. Kostelijk meent, dat aan den Heer Ottow het advies moet worden gegeven om, wanneer na den oorlog deze cursus weer kan worden voortgezet, zijn studie te niet hervatten. Hij is geen man voor studie, hij is niet geschikt leiding te geven en komt niet uit boven het peil van een eenigszins ontwikkeld gemeentelid. De Wnd. Voorzitter meent, dat over de juistheid van dit oordeel over den Heer Ottow en over de voortzetting van diens studie thans geen uitspraak behoeft te worden gedaan; gewacht kan worden tot er gelegenheid is den cursus te heropenen. 5. Huwelijk Ds. I.H.F.S. Enklaar. Van Ds. Enklaar is het verzoek ingekomen (agno’s 3835 en 3844) om een kort Java-verlof, teneinde in Malang te kunnen trouwen. De Heer Van Otten heeft tegen een dergelijk /316./ verlof ernstig bezwaar; het gevaar, dat Ds. Enklaar niet tijdig op zijn standplaats zou kunnen terugkeeren, is te groot. Besloten wordt te berichten, dat het Kerkbestuur het onverantwoord acht, dat Ds. Enklaar voor zijn huwelijk Timor verlaat. De Voorzitter, de Heer van Vooren, komt ter vergadering en neemt het voorzitterschap over. 6. Verzorging Bandjermasin. Van den Kerkeraad van Bandjermasin is het verzoek ingekomen (agno. 3788) om in verband met de afwezigheid van Ds. Creutzberg als legerpredikant een ander predikant aldaar te plaatsen. De Voorzitter meent, dat de Heer Ottow wellicht in Bandjermasin zou kunnen worden geplaatst, doch hij zou hierover gaarne ook het oordeel van de thans afwezige leden hooren. De beslissing over dit punt hangt ook af van de vraag of bij een
330
mogelijke ongunstige gang van zaken op Borneo Ds. Creutzberg zijn werk in Bandjermasin weer zou kunnen opnemen. 7. Arbeid kerkeraden in oorlogstijd. De Voorzitter wijst erop, dat verschillende kerkeraden ternauwernood hun arbeid kunnen voorzetten, omdat één of meer leden in militairen dienst zijn opgeroepen. Spr. acht het, mede in verband met het feit dat zooveel predikanten in militairen dienst zijn, van het grootste belang dat de Kerkeraden normaal blijven functioneeren en stelt daarom voor, de aandacht van de kerkeraden te vestingen op de wenschelijkheid van tijdelijke voorziening in de ambten. De in dienst zijnde kerkeraadsleden zouden niet behoeven af te treden, doch er zouden enkele nieuwe leden kunnen worden aangewezen en bevestigd. Dat het reglementaire aantal kerkeraadsleden daardoor tijdelijk zou worden overschreden, acht spr. geen bezwaar. Eventueel zouden de gekozenen na den oorlog weer kunnen aftreden. Het is uiteraard ook niet noodig precies alle plaatsen te bezetten. Spr. meent, dat voor dezen arbeid vooral een beroep gedaan moet worden op de vrouwelijke gemeenteleden. In verschillende gemeente heeft men sedert lang uitnemende vrouwelijke leden van den kerkeraad. Ook op dit gebied hebben de vrouwen een oorlogstaak. Indien het lidmaatschap van /317./ den Kerkeraad door armenverzorging of het geven van schoolcatechesatie veel werk voor deze vrouwen zou meebrengen, zouden zij eventueel vrijstelling van andere burgerdienstplicht kunnen vragen. Spr. stelt voor de kerkeraden in dien geest aan te schrijven. Ds. Kostelijk heeft bezwaar tegen dergelijke incidenteele, principieel niet goed doordachte maatregelen, die eerst als tijdelijk beschouwd worden, maar spoedig regel worden. De Voorzitter meent, dat men in oorlogstijd niet te bang moet zijn voor een onreglementairen maatregel. Besloten wordt een circulaire als door den Voorzitter bedoeld te doen uitgaan. 8. Reserve-legerpredikanten voor den Landstorm.
331
De Voorzitter herinnert eraan, dat de predikanten
Goedhart, Hamel, Starrenburg en Van Wijck Jurriaanse, reserve legerpredikanten voor den Landstorm, in actieven dienst werden opgeroepen. De oorspronkelijke taak van deze legerpredikanten was de verzorging van den in de garnizoenen achterblijvenden Landstorm; naast deze taak zouden zij dan grootendeels hun gemeentewerk kunnen blijven doen. Bij den oproep in actieven dienst werd dezen predikanten echter medegedeeld, dat van dit plan was afgeweken en dat zij een meer mobiele taak zouden krijgen. Spr. behandelde daarop deze zaak op het D.V.O. en kreeg de toezegging, dat aan de afdeelingscommandanten zou verzocht worden, deze predikanten zooveel mogelijk op hun standplaats te laten, zoodat zij ook hun gemeenten zouden kunnen blijven verzorgen. Dit verzoek is intusschen uitgegaan. Besloten wordt aan de betrokken predikanten van een en ander mededeeling te doen. 9. Bezoldiging legerpredikanten. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat de R.K.Kerk voor het Leger steeds pastoors beschikbaar stelt, die tevoren niet door het Gouvernement werden bezoldigd. De Prot. Kerk kan dit niet doen, daar zij hiervoor geen niet uit ’s landskas bezoldigde voorgangers heeft. Spr. heeft zich /318./ echter afgevraagd, of de predikanten, die thans in dienst van het leger zijn, niet uit de formatie van O. & E. zouden kunnen worden genomen en hun plaatsen in deze formatie niet zouden kunnen worden bezet door zendelingen. Spr. zou dit willen doen uit ideëele overwegingen om op die wijze het werk van de verbreiding van het Evangelie in Indië in het algemeen te steunen, maar ook uit de practische overweging, dat deze in de formatie op te nemen zendelingen althans eenig werk zouden kunnen doen voor de Prot. Kerk. Dit punt zal nader overwogen en besproken worden. 10. Benoeming legerpredikanten voor de Minahassa. De Voorzitter deelt mede, dat hij op het D.V.O. de mogelijkheid besprak van de inwilliging van het verzoek van den
332
territoriaal commandant om in de Minahassa Ds. Langeveld te benoemen tot reserve-legerpredikant en Ds. Van Dalen naast zijn eigen werk te belasten met het werk onder militairen. Spr. heeft er daarbij op gewezen, dat thans terecht groote waarde wordt gehecht aan de geestelijke verzorging van het Leger, maar dat, wanneer de Prot. Kerk al meer predikanten moet afstaan, de toestand zou kunnen ontstaan, dat het moreel aan het front goed bleef, maar achter het front ineen zakte, door onvoldoende werk van de Kerk. Men zag de beteekenis van dit argument wel in. Afgesproken werd aangaande de verzorging van het leger in de Minahassa, nader het bericht van den territoriaal commandant af te wachten. 11. Overplaatsing Ds. C.B. Boere. De Voorzitter deelt mede, dat Ds. Boere er nogmaals op aangedrongen heeft overgeplaatst te worden van Cheribon en belast te worden met een taak met standplaats Bandoeng, bijv. met de verzorging van Cheribon en van Garoet en Tasikmalaja. Ds. Keers meent, dat een dergelijke oplossing niet zoo onmogelijk zou zijn, daar veel menschen uit Cheribon wegtrekken. Andere leden hebben hiertegen bezwaar. Waar geen oplossing kan worden gevonden, wordt besloten aan Ds. Boere mede te deelen, dat, wanneer dit dringend noodig is, het KB. er geen bezwaar tegen heeft, dat hij 14 dagen verlof neemt om bij zijn gezin te kunnen wezen. /319./ Aan Ds. Van Wijck Jurriaanse, die belast is met de verzorging van de Landstormafdeeling Cheribon, zal dan verzocht worden ook zooveel mogelijk voor de burgergemeente te zorgen. De Voorzitter stelt voor aan de H.T.S. mede te deelen, dat Ds. Van Wijck Jurriaanse voorloopig niet voor de school kan worden vrijgemaakt en dat ook het Legerbestuur zich tegen wisseling op dit oogenblik zou verzetten, en voorts dat, wanneer de H.T.S. Ds. Van Wijck Jurriaanse tijdelijk door iemand anders zou kunnen vervangen, deze in de formatie van de Kerk zou kunnen worden opgenomen. Aldus wordt besloten.
333
12. Toelating leerlingen tot de H.T.S. Van den rector van de H.T.S. zijn ingekomen enkele brieven van den Heer J. List, thans in militairen dienst, die aan de H.T.S. zou willen studeeren. Deze is echter Baptist en zou zich bij terugkeer naar Holland zeker weer bij de Babtistengemeente aansluiten. Het Kerkbestuur is van oordeel, dat er voor de P.K. geen aanleiding is dezen candidaat voor de Prot. Kerk te laten opleiden. In zijn brief van 24 November (agno. 3574) vraagt het Synodaal Bestuur van de Minahassische Kerk toelating tot de H.T.S. van Mej. A. Sumual, met verzoek aan het KB. om een voorstel te doen over haar latere salarieering. De Voorzitter wijst erop, dat het Kerkbestuur vroeger geschreven heeft, dat een jonge vrouw uit de Minahassa, die reeds onder de jeugd had bewerkt en daarvoor bijzondere capaciteiten toonde te bezitten, aan de H.T.S. zou kunnen worden opgeleid, doch dat Mej. Sumual, naar hij vernam, aan deze voorwaarde niet voldoet. Zij heeft practisch haast nog niet onder de jeugd gewerkt en heeft geen bewijzen gegeven van bijzondere bekwaamheid. Besloten wordt voor haar toelating tot de H.T.S. geen medewerking te verleenen. 13. Zwerftocht Ds. J. Groot. Van het Synodaal Bestuur in de Molukken is bericht ingekomen, dat Ds. Groot met gezin daar uit Australië is aangebracht, en het verzoek, maatregelen te nemen voor zijn terugkeer /320./ naar zijn standplaats op Roti. De Secretaris deelt mede, dat hij van den K.P.M. vernam, dat er wellicht gelegenheid zal zijn te reizen naar Soerabaia en vandaar naar Koepang. Per vliegtuig zal van Ambon wel passage te krijgen zijn naar Makassar of naar Bali, maar waarschijnlijk niet van daar naar Koepang; het Charteren van een vliegtuig zal in dezen tijd wel niet mogelijk zijn.
334
Besloten wordt aan Ds. Van Oest te melden dat deze zaak
in Batavia niet geregeld kan worden en dat plaatselijk de reisgelegenheid moet worden onderzocht. Zoolang Ds. Groot op Ambon moet blijven, kan hij waarschijnlijk daar in het werk worden ingeschakeld. 14. Arbeidswijze Kerkbestuur. Ds. Kostelijk dringt erop aan, in dezen tijd meer zaken schriftelijk af te doen, door stukken in rondlezing te zenden met een voorstel voor de beantwoording, waarbij de leden dan hun aanteekeningen kunnen voegen. Be Secretaris zal trachten in deze richting te werken. Ds. Kostelijk sluit de vergadering met gebed. Aldus vastgesteld in de vergadering van 27 Jan. 1942. Voorzitter, C.B. van Vooren. Secretaris, H. Jansen.