Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen
Imagining globality, imagining Basqueness Gemeenschapsprocessen in Mondragon, de bakermat van een internationale, coöperatieve structuur
Wetenschappelijke verhandeling 25.981
Pieter Moens Masterproef Manama Conflict and Development
Promotor: Pof. Dr. Christopher Parker Commissaris: Dr. Jeroen Adam Academiejaar 2012 – 2013
Abstract De coöperatieve beweging van Mondragon is de perfecte aanleiding om de betekenis van het concept globalisering te onderzoeken. Sociaaleconomische, culturele en bedrijfskundige facetten van het proces komen er immers bij elkaar. Deze studie maakt daar aardig gebruik van om een aantal vanzelfsprekendheden over Mondragon en globalisering in vraag te stellen. Staan we werkelijk machteloos tegen de ijzeren wetten van de globale markt? Is Mondragons coöperativisme werkelijk een direct product van Baskisch egalitarisme? Slaagt de beweging erin om op lokaal niveau een dam op te werpen tegen globale economische evoluties? Staat Mondragons befaamde sociale leven daadwerkelijk los van het Baskische nationalisme? Door die sociale mythen te ontsluieren levert de analyse een ontnuchterend beeld van de coöperatieve beweging en het stadje. Centraal staat de deconstructie van de tegenstelling tussen ‘het globale’ en ‘het lokale’: een schaalnarratief dat onze kijk op Mondragon grondig vertekent. Door te benadrukken hoe ook die lokale schaal actief betrokken is bij de creatie van een geglobaliseerde wereld, lanceert de studie een alternatieve visie op globalisering. In tegenstelling tot wat we vaak intuïtief denken, wordt globalisering immers ook van onderuit ge(re)produceerd. Dat maakt het een beheersbaar sociaal proces dat bijgestuurd kan worden. De analyse sluit af met conclusies over het concept globalisering, hedendaags nationalisme en Mondragon als studieobject.
Dankwoord Voor de directe hulp bij het realiseren van deze masterproef… Mijn vriendin Nena voor haar strakke verbeteringen, aanhoudende interesse en engelengeduld. Mijn zus Melissa, waar ik altijd op kan rekenen om de dingen visueel op te leuken. Mijn zus Kaat, die tijdens een zonnige zomervakantie kostbare tijd uittrok om de schrijffoutjes uit deze masterproef te vissen. Mijn ouders, voor de vele warme welkoms toen ik ze het best kon gebruiken. Allemaal een dikke merci! Voor de inspiratie om dit ambitieuze onderzoek te realiseren… Mijn promotor Chris Parker. Ik ben erg dankbaar voor de deur die steeds openstond en de vele spreekuren die we opsoupeerden. Mijn gastfamilies in Mondragon… Amaia en Aitor Pavon, voor wie niets te veel was tijdens mijn eerste verblijf in het stadje – wat een enorme gastvrijheid. Iraitz Izagirre voor de vele duwtjes in de rug die me waardevolle interviews opleverden. Daarnaast ook alle respondenten die me met hun eigen kijk op de zaken aan het denken zetten over de zin van Mondragons coöperatieve beweging.
Inhoudstafel Abstract Dankwoord Inhoudstafel Lijst van figuren Proloog
1
1. Inleiding
2
1.1. Probleemstelling: Globalisering en samenleving 1.2. Onderzoeksopzet 1.3. Methode
2 4 9
2. Literatuurstudie
12
2.1. Mondragon 2.2. Globalisering 2.3. Gemeenschap 2.4. Nationalisme en identiteit
12 12 13 14
Voorbij de dichotomie – onderzoeksvraag 1
16
3. Geschiedenis van conflict 4. Mondragon internationaal
17 28
Wiens collectief? – onderzoeksvraag 2
36
5. Nieuw sociaal contract 6. Taal en gemeenschap
37 44
7. Conclusie
53
B.1. Participerende observatie B.2. Respondenten interviews B.3. Uitgebreid literatuuronderzoek
64 65 66
Bibliografie
101
Lijst van Figuren
Figuur 1: Campagneposter VB 2010; Bron: http://www.vlaamsbelang.org/campagnes/9/ Figuur 2: Geografische spreiding Mondragon, Bron: ppt Mikel Lezamiz Figuur 3: Conceptueel kader masterproef Figuur 4: Globaal-lokale dichotomie Figuur 5: Onderzoekscyclus Figuur 6: Schema globaal-lokale dichotomie Figuur 7: Spreiding hoofdzetels Baskische coöperatieven binnen MC Figuur 8: Cuadrilla gastheer Aitor op Maritxu Kajoy, jaarlijks stadsfeest Figuur 9: Samenspel coöperatieven – conflict – Baskische beweging Figuur 10: Ondernemingsindicatoren Mondragon Corporation, Bron: Ormaetxea, 1993 Figuur 11: Evolutie aantal coöperatieven en werknemers, Bron: Ormaetxea (1993) Figuur 12: Nieuw en oud: stedelijke vernieuwing in Mondragon Figuur 13: Guggenheim museum Bilbao, bron: guggenheim.org Figuur 14: De toren van Babel – Pieter Breugel de oude Figuur 15: Taalgebruik Mondragon, bron:Rapport Baskische taaldienst Mondragon (2001:17) Figuur 16: Schema globaal-lokale dichotomie Figuur 17: Overzicht onderzoeksstructuur en -resultaten Figuur 18: Protestgraffiti ‘coöperatieve = leugen’, Mondragon juli 2012 Figuur 19: Aantal coöperatieven; Bron: Lanki, 2008:133 Figuur 20: Evolutie werknemers; Bron: Ormaetxea, 1993:93 Figuur 21: Geografische spreiding Mondragon Corporation, Bron: Mondragon Corporation Figuur 22: Coöperatieven met internationale productie Bron: Lanki, 2008:173 Figuur 23: Schema globaal-lokale dichotomie Figuur 24: Mondragons architectuur Figuur 25: Koreaans coöperativisme?, formeel bezoek 11/07/12 Figuur 26: Geografische ligging groot-Baskenland Figuur 27: Guernica van Picasso Figuur 28: Groot Baskenland, Bron: Beck, 2008:62 Figuur 29: Geografische spreiding Euskera & radicale stemmen, Bron: Beck, 2008:73 Figuur 30: De straat als politiek forum Figuur 31: Plaza nueva, Bilbao; 21/09/2012 Figuur 32: Sport en nationalisme in Baskenland
Proloog: een onderzoekskriebel De inspiratie voor deze masterproef begint bij de Baskische cafécultuur. Al op dag één was een bar immers de plaats waar ik gebeten werd door een onderzoekskriebel die me zou blijven uitdagen. De band van mijn gastvrouw Amaia gaf die avond een concert in Elorrio, een dorp op een steenworp van Mondragon. Portalekoa, de nationalistische bar waar het doorging, draaide op volle toeren. Pintxos (Baskische tapas) en bier gingen die dag moeiteloos over de toog. Alleen ik leek stil te staan bij de politieke lading van de hele setting. Portretten van ETA’s gevangen onafhankelijkheidsstrijders sierden er de muren. In groter formaat en in kleur: de 8 gevangenen uit Elorrio zelf. Hoewel de organisatie in 2011 het einde van de gewapende strijd afkondigde, riep een poster achter de band op om die ex-strijders in gevangenissen binnen Baskenland onder te brengen. Niet alleen de gepolitiseerde context gaf me een outsidergevoel. Al snel daarna bleek ik ook de Baskische cafégedrag niet onder de knie te hebben. Toen ik aan de toog een drankje bestelde bleef ik tevergeefs wachten op de uitblijvende rekening. Ik vroeg Amaia waarom de barman me straal leek te negeren sinds ik het drankje ontving. Terstond kreeg ik mijn eerste les in Baskisch cafégedrag. “Je betaalt pas op het einde van de avond.”, vertelde ze me. “Wanneer je vertrekt vertel je hen wat je gegeten en gedronken hebt, waarop zij je rekening maken.” Verbaasd vroeg ik haar of de rekening van de bar na zo’n drukke avond zonder controlesysteem niet in het rood stond. Het antwoord bleek even eenvoudig als verrassend. “We kennen elkaar hier allemaal, Pieter. Waarom zouden we elkaar bedriegen? Het hele systeem draait op vertrouwen.” Mijn buitenlandse brein kreeg een scheut adrenaline. Stereotiepen vind je overal, dat was geen grote verassing. Wat me wel verwonderde was op welke groep die toegepast werden. Mijn verwachtingen lagen in de lijn van het uitgroepshomogeniteitseffect. Die vuistregel zegt dat mensen vaak vooral andere groepen (in casu: de Spanjaarden) homogeen percipiëren (Van Hiel, 2010). Amaia’s uitspraak was het spiegelbeeld daarvan: zij categoriseerde de lokale Basken in één ruk als een betrouwbare, harmonieuze gemeenschap. Dat omgekeerde orientalisme (Thompson, 2001), ingroepstereotypering als je wil, zou me blijven fascineren. Later ontdekte ik hoe ook wetenschappelijk onderzoek terugvalt op dat beeld van lokale harmonie. Voor veel onderzoekers is Mondragon Corporation immers de plaats waar globale economische structuren botsen met het Baskische experiment in economische democratie. Zo’n benaderingen steunen vaak op het concept sociaal kapitaal (Putnam, 1993), waarbij het Baskisch egalitarisme en verenigingsleven de culturele bouwstenen voor een geslaagd coöperativisme vormen. Zowel Fukuyama (1995) als Arizmendiarietta (de bezieler van de coöperatieven) duiden die sociale magie aan met ‘de spiritualiteit van de economie’. In de 6 weken veldwerk die op die avond volgden, probeerde ik die spiritualiteit te doorgronden. Deze masterproef is daarvan het resultaat. Die welbewuste avond bleef het echter bij een aanstekelijk weetje: mijn hersenarbeid focuste zich de volgende uren op het memoriseren van de drankjes en pintxos die ik bestelde. Die inspanningen bleken later op de avond overbodige moeite: mijn gewillige portefeuille bleef gevuld. Reisgezellen van bandleden kregen geen toestemming hun rekening te betalen.
1
1. Inleiding Op woensdag 24 oktober 2012 bezorgde autofabrikant Ford de Belgische economie een mokerslag. Zo’n 4300 werknemers zouden door de sluiting van de Genkse afdeling hun job verliezen. Volgens de directie drong de herstructurering zich op door een duik in de Europese vraag naar auto’s. De crisis ontplofte vier jaar eerder ten gevolge van een giftige cocktail van goedkoop krediet op de Amerikaanse huizenmarkt en een kluwen van internationale handel in financiële risico’s. Via de Europese schuldencrisis vervelde die kredietcrisis intussen tot een budgettair moeras voor overheden. Gekneld tussen hamer en aambeeld behielden Europese staten weinig marge voor relancebeleid. Zowel de torenhoge bankenschuld als de economische weerslag van de crisis brachten rode cijfers op de balans. Begrotingstekorten waren dan weer uit den boze: de explosie van Griekse, Spaanse en Italiaanse schulden dreigde de Europese eenheidsmunt als een kaartenhuisje in elkaar te doen stuiken. Dankzij de scherpe besparingspolitiek noemde Foreign affairs Europa “more neoliberal than the United States”. De terugval van productie en consumptie die Ford Genk de das om deed was slechts één van de uitkomsten van die complexe dynamiek. Volgens ondernemers was de les van het sociale drama bij Ford echter eenvoudig: "Om de concurrentieslag met het buitenland te kunnen winnen, moeten de loonkosten voor bedrijven drastisch naar beneden" (Jo Libeer, Voka, 24/10/2012). Was het ontslag van de Limburgse arbeiders een bittere noodzaak om de financiële gezondheid van de onderneming te redden? Neen, hoor. Ongeveer een weekje later kwam het nieuws dat de autofabrikant tijdens het derde kwartaal van 2012 een recordwinst boekte. 1.1. Probleemstelling: Globalisering en samenleving Waarom een masterproef over Mondragon beginnen met een passage over Ford Genk? De episode was tekenend voor het kader waarbinnen het debat over de geglobaliseerde economie vandaag gevoerd wordt. Dat is exact het thema dat ik met deze analyse wil aansnijden. De geografische wendbaarheid van multinationals lijkt werknemers te reduceren tot toeschouwers van hun eigen lot. Voorbij is de tijd dat een wederzijdse wurggreep tussen arbeid en kapitaal sociale verworvenheden genereerde. Als de sluiting van Ford Genk één ding in de verf zette, was het wel dat Fordisme ook voor Ford ancient history is. Die stuurloosheid wekt in de ontwikkelde wereld de indruk dat globalisering een nefaste afhankelijkheid, eerder dan economische opportuniteiten, betekent. Het ‘terugplooien op zichzelf’ is daardoor steeds vaker voorwerp van aandacht. In off the grid, een Nederlandse documentaire over dit fenomeen, beschrijft Socioloog Manuel Castells de trend: “There is a general trend in the world to strengthen local ties. (…) And this is related to massive distrust towards governments, political parties, trade unions and the political institutions that were constructed during the last two centuries. (…) There is at the same time a structural crisis of globalization that gives people everywhere in the world the notion that their government don’t control anything. Just global flows, financial markets control their lives.” Identiteit en gemeenschap worden vaak genoemd als toevluchtsoord voor die evoluties. In Benedetto Vecchi’s inleiding op Zygmunt Baumans boek Identity lees je het volgende: “At the same time, however, the community represents a shelter in relation to the planet-wide effects of globalization, (…)It is well known that Bauman has often drawn attention to the gilded cosmopolitanism and seductive mobility of the global elites and how these contrast with the misery of those who cannot escape the local dimension. The politics of identity therefore speaks the language of those who have been marginalized by 2
globalization” (Bauman, 2001: 7). Dat politieke partijen dit ook begrepen behoeft weinig betoog. Vlaams Belangs campagne verwees in 2010 niet toevallig voor de eerste keer naar het gevaar van Chinese low cost arbeid (zie figuur 1). Biedt die herontdekking van sociale warmte dan werkelijk een schuilplaats? Een waanbeeld volgens Hobsbawm, die vaak geciteerd wordt met volgende opmerking: “Never was the word “community” used more indiscriminately and emptily than in the decades when communities in the sociological sense become hard to find in real life. Men and women look for groups to which they can belong, certainly and forever, in a world in which all else is moving and shifting, in which nothing else is certain” (1996:40). Kortom: het is net omwille van het oplossen van gemeenschapsbanden dat we er als samenleving door geobsedeerd lijken. Heideggers rake schets van bewustwording in the driving situation stemt Bauman (2000) daarbij tot nadenken. Pas wanneer het voertuig onbeheersbaar wordt, raken we ons bewust van de technologie tussen onze remvoet en de rollende banden. Waarom is identiteit en gemeenschap talk of the town? We realiseren ons pas het belang van die gezelligheid wanneer ze problematisch wordt (Bauman, 2000).
Figuur 1: Campagneposter VB 2010; Bron: http://www.vlaamsbelang.org/campagnes/9/
Die waarneming geldt vandaag even goed voor globalisering. De wantrouwige houding ten opzichte van de wereldeconomie valt niet ver te zoeken bij fenomenen zoals transition towns. De Spaanse financieel-economische crisis, de achtergrondmuziek bij deze studie, produceerde intussen ook eigen fenomenen. Rajoys besparingspolitiek inspireerde een protestbeweging tegen huisuitzettingen. Ook de rol van de financiële sector werd aangeklaagd: met een knipoog dropten Spanjaarden hun vuilnis aan de voordeur van bankfilialen. Juan Manuel Sánchez Gordillo, de rode burgemeester van het Andalusische Marinaleda, maakte internationaal furore met z’n supermarktraids voor werklozen. De gang van zaken wordt echter niet alleen uit de vertrouwde hoek in het vizier genomen. Kritische noten rijzen ook vanuit onverwachte hoek. Ook Francis Fukuyama – met the end of history nota bene pleitbezorger van de universalisering het Amerikaanse samenlevingsmodel- toont zich bezorgd. “And serious intellectual debate is urgently needed, since the current form of globalized capitalism is eroding the middle-class social base on which liberal democracy rests” (Fukuyama, 2012:53). Stiglitz, ex-vice president van de Wereldbank, schrijft sinds de publicatie van Globalization and its discontents in 2002 al jaren uitdagende boeken over dilemma’s die de evolutie met zich meebrengt. Het draagvlak voor een focus op de minpunten van het globale ontwikkelingsmodel lijkt steeds breder te worden. 3
1.2. Onderzoeksopzet 1.2.1. Uitgangspunten Deze case-study van Mondragon snijdt recht doorheen bovenstaande thema’s. Het coöperatieve experiment wordt internationaal bejubeld als een sociale overlever van die globale economische storm. Mondragon Corporations unieke recept verenigt dat internationale ondernemingsmodel al met een solidair samenlevingsproject sinds de begindagen van priester/bezieler Jose Maria Arizmendiarietta. De premisse van het coöperatieve experiment was steeds de maatschappij te transformeren, voorbij de fabrieksband. De coöperatieve structuur kent tot vandaag een eigen sociaal zekerheidssysteem, consumentenorganisatie en onderwijsinstellingen. Een mooi deel van de winsten vloeien via fondsen naar maatschappelijk geëngageerde organisaties. Net dankzij die wijde maatschappelijke vertakking van het coöperativisme is het stadje zo’n interessante aanleiding om zowel globalisering als identiteit te bestuderen. De aard van deze case sloopt de vaak veronderstelde grenzen tussen economie en sociale interactie: Mondragon is een uitgelezen kans om op zoek te gaan naar de verwevenheid van het fenomeen globalisering en de herontdekking van identiteit en gemeenschap. Mondragon Corporation heeft immers productieeenheden over de hele wereld (zie: figuur 2). Die combinatie van plaatselijk sociaal engagement met een internationaal businessmodel riep al en tijdje geleden vragen op binnen Mondragon Corporation. Volgens Molina (2012) was de oprichting van Lanki (een in house onderzoeksgroep rond coöperativisme) een direct gevolg daarvan. “The purpose of the humble social-scientific research promoted by this corporation has been to reinforce the new business identity it has taken on, resituating its cooperative tradition in a globalized world , with assistance from Basque nationalism, environmental awareness, and the social economy” (Molina, 2012:14).
Figuur 2: Geografische spreiding Mondragon Bron: ppt Mikel Lezamiz
Zo’n aanpak vereist uiteraard dat je verder gaat kijken dan het coöperatieve netwerk zelf. Iets wat onderzoekers volgens Kasmir (1996) veel te weinig gedaan hebben in Mondragon: “Despite extensive research, however, no study situates the cooperatives in their social and political milieu”, merkt ze op (Kasmir, 1996:10). Slechts weinig auteurs gaan verder dan steriele, bedrijfsgerichte studies. Niet dat ze sociale context van de coöperatieven doodzwijgen. Men maakt er zich simpelweg heel snel van af. 4
Dat zie je vaak duidelijk in de manier waarop de wereld naar Mondragon kijkt – en omgekeerd. Men labelt het stadje als ‘a cooperative island in a capitalist sea’ (Schweickart, 2002: 72) of als ‘het Asterix-dorpje van de 21e eeuw’ (VPRO, 2012). Kortom: als antithese van het globale neoliberalisme. Het resultaat is vaak dat men zowel van die globale economie als van het coöperatieve netwerk een karikatuur maakt. Je hoeft echter geen genie te zijn om op te merken dat de realiteit niet zo eenvoudig is. Ook de producten van de coöperatieven komen terecht op die competitieve wereldmarkt. Het netwerk van Mondragon Corporation is ook niet voor 100% uit coöperatieven: de structuur bevat naast coöperatieven ook een hele reeks naamloze vennootschappen. Komen de maatschappelijke roots van Mondragon Corporation aan bod in dat verhaal, dan worden ze vaak voorgesteld als authentiek Baskisch en onveranderlijk. Behoorlijk problematisch volgens Molina (2011): “Many of these studies fell into erroneous commonplaces, especially when addressing the cultural component of this phenomenon, underlining the importance of factors such as ethnicity or Basque nationalism among its constituents. These studies undervalued or were unaware of the transformation of the cooperatives’ foundational culture, a product of the time they emerged” (Molina, 2011: 14). Enkel Kasmir leverde totnogtoe een ernstige studie met Mondragons samenleving als analyse-eenheid. Dat betekent ook: het enorme maatschappelijke belang van nationalisme in de regio in rekening brengen. Het stadje ligt immers in het radicaal-nationalistisch hart van Baskenland. De strijd voor een onafhankelijk vaderland is er al decennialang nadrukkelijk aanwezig. Waar de doorsnee onderzoeker liefst ver weg blijft van dat gezicht van Mondragon, besloot ik Kasmirs voorbeeld te volgen. 1.2.2. Onderzoeksvragen Waartoe moet die koppeling tussen Mondragons internationale ondernemingsmodel en de plaatselijke samenleving dan wel dienen? Bovenal is deze masterproef een casestudy van globalisering. Als economische realiteit maar ook als mythe: ik wil in de eerste plaats weten hoe mensen in Mondragon inhoud geven aan hun collectieve acties op verschillende schalen. Die vraagstelling maakt van deze masterproef een kritisch werkstuk: de gangbare blik op globalisering en samenleving wordt in vraag gesteld. Het is uiteraard geen totaalbespiegeling van globalisering geworden, het onderwerp wordt vanuit een bepaald perspectief bekeken.
Figuur 3: conceptueel kader masterproef
5
Figuur 3 geeft een beeld van de aanpak: de studie benadert globalisering vanuit de conceptuele driehoek sociaal experiment-lokaliteit-identiteit. Een internationale coöperatieve beweging is sowieso al een interessant economisch experiment binnen de globale economie, dat ligt voor de hand. Mondragon Corporation wil immers meer zijn dan een onderneming alleen. Het is een sociaal project, gedragen door een collectief van coöperativisten. De invulling van dat collectief kwam echter danig onder druk dankzij de internationalisering. Hoe staat Mondragon, het centrum van de beweging, tegenover de afdelingen op andere continenten? Wat bindt de coöperativisten eigenlijk? Behoren ook Latijns-Amerikaanse of Aziatische werknemers nu ook tot dat dragende collectief? Geen evidente vragen. Het commandocentrum van deze internationale onderneming staat nota bene in het hartland van het Baskisch nationalisme. Via m’n interviews en inhoudsanalyses legde ik het wereld - en zelfbeeld van dat collectief naast elkaar. Onderzoeksvraag 1- Voorbij de dualiteit Al snel bleek hoe die interpretaties samenvielen met het beeld dat onderzoekers van Mondragon schetsen. Men overdrijft daarbij het sociale isolement van het stadje. De wereld zit verwikkeld in een harde concurrentiestrijd, Mondragon is de coöperatieve uitzondering op de regel. Vanaf nu zal ik die beeldvorming de globaal-lokale dichotomie noemen. De basisideeën achter die dichotomie zijn de volgende: Globale markt
Lokaal coöperativisme
Economische rationaliteit, efficiëntie
Solidariteit
Koud individualisme
Warm collectivisme
Nieuw
Authentiek, historisch
Structurele dwang
Collectieve bescherming- verzet
Exogeen
Endogeen Figuur 4: globaal-lokale dichotomie
De finaliteit van de eerste onderzoeksvraag is om die dichotomie te doorbreken. Waarom? Volgens geeft die opdeling tussen globaal en lokaal een vertekenend beeld van Mondragon en globalisering. De dichotomie is mijns inziens een schoolvoorbeeld van wat Swyngedouw (1997) een ‘schaalnarratief’ noemt: ze bevat politiek-ideologische uitgangspunten die een rooskleurig beeld van Mondragon schetsen. Bovenstaande schema schept immers een duidelijk negatief beeld over de globale economie en geeft een zonnige kijk op Mondragon. Dat contrast steunt op twee ideologische karikaturen die voor waarheid doorgaan: globalisme en lokalisme. Het resultaat is a) een voorgekauwde kijk op Mondragon Corporations internationale werking en b) een nationalistische herinterpretatie van de ontstaansgeschiedenis van de coöperatieven: Bedrijfskundige evoluties in de coöperatieven worden voorgesteld als noodzakelijke aanpassingen aan de competitieve internationale markt. (Globalisme) De oorsprong en ontwikkeling van het coöperativisme wordt voorgesteld als een endogene ontwikkeling van Baskisch egalitarisme. (Lokalisme)
6
Hoe pak ik die karikaturen aan? Volgens Tsing (2000) moet in de eerste plaats de artificiële opdeling tussen globaal en lokaal sneuvelen. Volgens haar zijn heel wat gebeurtenissen of processen vandaag immers zowel lokaal als globaal. “First, we might stop making a distinction between “global” forces and “local” places. This is a very seductive set of distinctions, promising as it does give us both focused detail and the big picture, and I find myself slipping into this vocabulary all the time. But it draws us into the globalist fantasies by obscuring the ways that the cultural processes of all “place” making and all “force” making are both local and global, that is, both socially and culturally particular and productive of widely spreading interactions” (Tsing, 2000: 352). In ‘Voorbij de dualiteit’ het eerste luik van deze masterproef (hoofdstuk 3 &4), pas ik die kritiek toe op Mondragon. De onderzoeksvraag luidt als volgt: “Welke sociale processen worden bij studies over Mondragon onjuist voorgesteld als puur globale of lokale evoluties?” De uitwerking van de vraag volgt twee sporen: ik nuanceer eerst het vertekenende lokalisme. Lokalistische mythes worden aangepakt door de evolutie van de coöperatieven binnen de context van Baskisch-Spaanse interactie te situeren. Daarna neem de globalistische beeldvorming in het vizier door Mondragon Corporations eigen rol als globalisator te expliciteren. Binnen het internationaliseringsproces geeft de onderneming immers ook zelf vorm aan de internationale economie. Welke inhoudelijke keuzes maakt de onderneming daarbij en welke zou ze kunnen maken? Door die vragen op te werpen leidt de eerste onderzoeksvraag tot een andere blik op Mondragon. In plaats van een lokalistisch verhaal van Baskische harmonie geef ik het Spaans-Baskische conflict een prominente plaats in de geschiedenis van de coöperatieven. De globalistische mantra’s van een ongrijpbare wereldeconomie zullen dan weer plaats moeten maken voor een verhaal waar Mondragon Corporation zelf een multinationaal, non-coöperatief bedrijfsnetwerk produceert. Onderzoeksvraag 2 – Wiens collectief? Terwijl de eerste onderzoeksvraag literatuurkritisch en historisch ingevuld wordt, is het hedendaagse Mondragon onderwerp van analyse in deel 2, ‘Wiens collectief?’ (hoofdstuk 5 &6). Veldwerk is ten slotte de ruggengraat van deze masterproef. Dat maakt de eerste onderzoeksvraag geen zinloos academisch gewauwel, in tegendeel. Onderzoeksvraag twee neemt de draad verder op en brengt de ‘lokale’ en ‘globale’ schaal bij elkaar. Enerzijds koppel ik de internationale strategie van de onderneming aan de veranderende toegangspoorten tot de coöperatieven in Mondragon zelf. Lang niet iedereen vindt er nog zomaar een plaatsje om aan het werk te gaan. Anderzijds kijk ik naar de identitaire herbronning die onder impuls van de internationalisering aangevat werd in het stadje. Die twee onderzoekssporen komen voort uit de centrale vraag die in ‘Wiens collectief?’ onderzocht wordt: ‘Waar liggen de grenzen van Mondragons dragende collectief?’. Het doorbreken van de globaal-lokale dichotomie, de opzet van onderzoeksvraag 1, is een cruciale stap. De zingeving van Mondragons coöperatieve project snijdt doorheen de dunnen lijn tussen globale en lokale processen en duikt daarvoor in de grensgebieden tussen economie en samenleving. In hoofdstuk 5 focus ik op Mondragons veranderende sociale contract. Coöperativisten wekken graag de indruk dat het coöperativisme een geheim recept heeft, een silver bullet om als collectief te overleven binnen de globalisering. “Every day it is increasingly more difficult to compete in areas of scarce added value, and companies that rely almost exclusively on labor while ignoring the importance of technology and investment will be gradually pushed to the sidelines. Over the last few years, we have made important progress in consolidating our Corporation, motivated not only by our 7
common ethical framework, but also by the demands of the new global market” (Mondragon Corporation, 2001: 81-82). Vanwaar komt dat geheime recept volgens Mondragon Corporation? Kernwaarden zoals solidariteit, geworteld in een egalitair gemeenschapsproject. In hoofdstuk 5 onderzoek ik hoe de samenstelling van dat collectief evolueert dankzij Mondragons internationale ondernemingsmodel. Dat onderzoeksspoor is niet uit de lucht gegrepen. Al in 2003 beschreef Azkarraga, huissocioloog aan de universiteit van Mondragon, Mondragon Corporations veranderende aard als volgt: “ (…) it is experiencing a deep process of transformations, which on the whole have to do with the attempt to respond to an economy that is becoming increasingly more open and globalised. Among these transformations, the cooperative values and the actual juridicalorganizational metabolism are experiencing structural changes” (Azkarraga, 2003:2). Wat is de betekenis van de nieuwe ondernemingscultuur, die spreekt over entrepreneurship, innovatie en ‘Mondragon als merk’? Hoofdstuk 6 staat in het teken van gemeenschap. Via herbronningsgroep Lanki geeft Mondragon Corporation impulsen aan gemeenschapsvorming, die maatschappelijke vitaliteit die naar eigen zeggen steeds de kracht van de coöperatieven geweest is. Zo’n benadering van sociaal kapitaal hoor je wel vaker. Bij Fukuyama bijvoorbeeld, die in navolging van Putnams (1995) werk opmerkte dat “(…) the greatest economic efficiency was not necessarily achieved by rational self-interested individuals but rather by groups of individuals who, because of pre-existing moral community, are able to work together effectively” (Fukuyama, 1995: 21). Ik ga in hoofdstuk 6 op zoek naar de wetmatigheden van Mondragons bruisende sociale leven, waar taalstrijd en nationalisme steeds nadrukkelijk aanwezig zijn. Door de hedendaagse interactie tussen verschillende gemeenschappen in kaart te brengen, wordt nagegaan welke invloed coöperativisme op de samenleving gehad en heeft en blijft hebben. Wetenschappelijke meerwaarde In hoofdstuk 7, de synthese van deze masterproef, vallen de verschillende puzzelstukken van het onderzoek in elkaar. Doorheen het empirische werk doorlopen we samen een denkproces. Ik begin bij de historische ontwikkeling van de coöperatieven. Daarna maak ik samen met Mondragon Corporation de sprong naar het buitenland: welke moeilijkheden ondervindt men bij die expansie? Dat leidt ons naar de nieuwe, geglobaliseerde onderneming die coöperatieve beweging werd in de afgelopen 20 jaar. Welke plaats neemt Mondragon zelf als economisch zwaartepunt in binnen die multinationale onderneming? Hoe heeft dat het bedrijfsmodel van de afdelingen in de regio zelf veranderd? Uiteindelijk eindigen we terug bij hetzelfde thema: de samenleving van Mondragon. Hoe veranderde de sociale interactie in de stad na jaren van internationaal coöperativisme?
Figuur 5: onderzoekscyclus
8
Die wederzijdse invloed tussen Mondragons samenleving en het geglobaliseerde ondernemingsmodel is de kern van deze casestudy. Dankzij de expliciete verwevenheid van samenleving en economie in de coöperatieven hoop ik zo interessante aspecten van globalisering bloot te leggen. Zou het bijvoorbeeld kunnen dat de stijgende populariteit van schijnbaar ‘oude identiteiten’ gelinkt is aan de sociale homogeniseringsdrang van de globalisering? Hobsbawms (1983) werk rond nationalistische herinterpretaties van het verleden was een belangrijke inspiratiebron voor mij om die piste na te gaan. “It is the contrast between the constant change and innovation of the modern World and the attempt to structure at least some parts of social life within it as unchanging and invariant, that makes the ‘invention of tradition’ so interesting for historians of the past two centuries” (Hobsbawm & Ranger, 1983: 2). De opzet van deze masterproef ambieert een gelijkaardige bezinning over de concepten en analysekaders die we gebruiken om onze geglobaliseerde wereld te vatten. Dat betekent echter niet dat onderzoek naar de case Mondragon zomaar veralgemeend kan worden. Deze masterproef pretendeert dus niet een algemeen beeld van globalisering en identiteit op te kunnen tekenen. Gezien de immense populariteit van de twee termen kan je je afvragen of dat überhaupt mogelijk is. Beide woorden zijn daarenboven het typevoorbeeld van containerbegrippen: het is bijzonder moeilijk om hen een exacte invulling te geven. De externe validiteit van de studie is nogal beperkt: de specificiteit van Mondragon zorgt logischerwijze voor unieke uitkomsten. Maar tegelijk toont de masterproef wel aan dat Mondragon soms niet zo gek veel verschilt van andere contexten. Zo worden de bestudeerde businessconcepten wereldwijd gebruikt en is het stadje absoluut niet alleen in z’n herontdekking van identiteit. Wat de case op die manier misschien wel kan aantonen is dat globalisering geen eenduidig proces hoeft te zijn. Op die manier sluit deze gevalstudie aan bij een actueel onderzoeksveld in volle ontwikkeling: hoe kijk je naar globalisering en z’n effecten? Wat is de betekenis van de rijzende populariteit van identiteit? Terugplooien op identiteit en gemeenschap zijn niet per se lapmiddelen die economische, grootschalige dynamieken draaglijk maken voor collectieven en individuen. 1.3. Methode 1.3.1. Onderzoekstrategie De ruggengraat van deze analyse bestaat uit 41 dagen veldwerk in Mondragon. Mijn aanpak om toegang te krijgen tot de gemeenschap verliep via couchsurfing. Op die manier had ik via m’n eerste gastvrouw meteen toegang tot een waardevol sociaal netwerk. Die aanpak zorgde ervoor dat ik al een voet binnen had in de gemeenschap. Op basis van observaties en interviews tijdens dat eerste, korte bezoek (anderhalve week in juli 2012) gaf ik richting aan het onderzoeksproject. In navolging van de legendarische etnograaf William Foote Whyte (Street Corner Society) zocht ik de inspiratie voor de onderzoeksopzet bij de bewoners van Mondragon zelf. “I would argue against premature closure, that is, against striving for a sharp focus on your problems before you have had a chance to explore the territory” (Whyte, 1984:226). De onderzoeksopzet viel ook pas echt goed in elkaar tijdens het veldwerk. Ik trok immers niet richting Mondragon met een afgelijnd idee van welke aspecten ik juiste wilde gaan onderzoeken. In die keuze liet ik me leiden door het contact met de inwoners van het stadje en m’n eigen interesse. Eenmaal mijn aandacht gewekt was voor de interactie tussen Mondragons internationalisme en de sociale 9
inbedding van de coöperatieven begon een cyclus van verdieping in literatuur bestaande wetenschappelijke werk diende niet alleen als voorbereiding op het bezoek (september 2012) maar bleef ook tijdens dat bezoek interviews, inhoudsanalyses voeden. De globaal-lokale dichotomie die ik in deze masterproef resultaat van dat denkproces.
en empirie. Het tweede, langere observaties en onderzoek is het
De uitwerking van die analyse vereist een combinatie van verschillende aspecten. Deze studie zal daarom heen en weer springen tussen bedrijfskundige, historische, sociale en economische thema’s – een reeks puzzelstukken die doorgaans niet zomaar samen gelegd worden. Mijn onderzoekstraject is de cement die de verschillende onderwerpen bijeen houdt. De structuur en aanpak van deze masterproef weerspiegelen dus ook mijn interpretatie van de case Mondragon. Je hoeft je daar als onderzoeker volgens mij niet achter te verbergen. Het helpt daarom om inkijk te geven in hoe een onderzoeksopzet tot stand kwam. Ik wilde een kritisch werk afleveren waar empirie vergezeld werd van een uitdagend interpretatief kader. “Je pourrais, paraphrasant Kant, dire que la recherche sans théorie est aveugle et que la théorie sans recherche est vide” (Bourdieu & wacquant, 1992:137), merkte Bourdieu ooit op. Het gevolg daarvan is natuurlijk dat de studie geen droge opsomming is van feiten en vaststellingen. De presentatie van het empirische werk is duidelijk interpretatief: ik analyseer mijn empirische bevindingen en cours de route. Zo’n studie is niet gediend met loepzuivere opdeling tussen literatuur en empirie. Naast de eigen dataverzameling dienen ook bestaande inzichten uit de literatuur als stapsteen. De finaliteit van die oefening is exploratief en inductief: ik ben immers geïnteresseerd in welke nieuwe vragen en inzichten opduiken door de bestaande globaal-lokale dichotomie op te geven. Aan de lezer om te oordelen of ik die ambitie weet waar te maken. 1.3.2. Dataverzameling De concrete aanpak rust op verschillende methoden. De klassieke etnografische methode van participerende observatie werd gecombineerd met diepte-interviews en een inhoudsanalyse van relevante documenten en teksten. Die verschillende technieken hebben elk voor – en nadelen. Via interviews peil je rechtstreeks naar hoe individuen hun leefwereld duiden, via observatie merk je dan weer welke sociale routines en gedragingen daaruit voortvloeien. Inhoudsanalyse van plaatselijke kennisproductie helpt dan weer om de positie en functie van instituties te begrijpen. Een gezonde cocktail van methoden is daarom essentieel voor de onderzoeker die een samenleving met enige diepgang wil bestuderen. De studie combineert daarenboven verschillende onderzoeksobjecten. Het spreekt voor zich dat de historische ontwikkeling van Mondragon Corporation enerzijds en de dagelijkse realiteit van de nieuwe immigrant anderzijds een andere onderzoeksaanpak vereisen. Participerende observatie Zes weken veldwerk leveren uiteraard een hoop interessante contacten en sociale evenementen op. Achteraan vind je in bijlage 1 een overzicht van de momenten die relevante informatie opleverden of die mijn interesse wekten voor nieuwe onderzoekspistes. Interviews Bijlage 2 geeft dan weer een beeld van de interviews waarop deze studie steunt. Met uitzondering van een interview (Javier Marcos) werden alle gesprekken opgenomen met een dictafoon. Tijdens elk 10
gesprek werden aantekeningen gemaakt van de context waarin het plaatsvond: de ruimtelijke setting, de gedragingen van de respondenten, mijn persoonlijke indrukken tijdens het interview, et cetera. Die aantekeningen zette ik aansluitend op de gesprekken om in een uitgebreide ‘sfeeromschrijving’ per interview. Achteraf werden de opnames opnieuw beluisterd, verkort uitgeschreven en gecodeerd. Eenmaal verwerkt vormden de interviews een nieuw obstakel: hoe de inhoud te valoriseren? De logica van interviews bestaat eruit dat je de uiteenlopende betekenisverlening van je respondenten tracht te contextualiseren. Waarom kijken twee respondenten anders naar eenzelfde situatie? Verklaringen voor die verschillen koppelen vaak terug naar de sociale groep waartoe de respondenten behoren. Daar moet je echter mee oppassen: je loopt het gevaar individuele contrasten te veralgemenen tot sociale breuklijnen. Ik heb dit proberen oplossen door meer dan 1 individu per relevante ‘sociale groep’ te verzamelen: leden van de coöperatieven vs. werknemers van andere organisaties, inwoners van Mondragon vs. niet-inwoners, immigranten vs. autochtonen, enzovoort. Je kan als thesis-student ook niet zomaar alles doen: tijd is geld, dus ik was beperkt in beide. Het theoretische instrumentarium van de analyse zal steunen op de sociaal-constructivistische traditie. Die sluit immers perfect aan bij de benadering die we willen gebruiken bij het bestuderen van de interpretaties/operationaliseringen van het begrip ‘gemeenschap’. Het object van onze studie is daarmee geen absolute, objectieve realiteit. De sociale kneedbaarheid van begrippen zoals identiteit, solidariteit etc. zijn net de aspecten waar ik interessante resultaten uit wil halen. Volgens Howarth (2001) is constructivisme de ideale tool om het concept gemeenschap te bestuderen: “This perspective, more rigorously than most others within our discipline, has theorized the intricacies of the intersubjectivity of both society and self. Its gaze is centered on the in-between, the bonds that sustain mutual understanding while establishing difference. Because the approach tackles the dialectics of cohesion and diversification, and of collectivity and individuality, it is well equipped to analyze the symbolic and socio-cognitive processes behind the construction of, the fragmentation of, and insistence on, community in the age of globalization.” (Howarth, 2001:12) Inhoudsanalyse Daarbovenop werden een aantal documentaires en boeken over de problematiek geanalyseerd die in de regio zelf geproduceerd werden. De coöperatieve beweging investeert immers stevig in het cultiveren van z’n historische erfenis. Uit die verzameling selecteerden we een aantal interessante werken die als primaire bron gebruikt werden. Ze bevatten fascinerende aanwijzingen van hoe de verschillende onderdelen van de beweging de eigen geschiedenis interpreteren en voorstellen. Daarnaast diende nog een diverse reeks van documenten als primaire bron: Mikel Lezamiz, de woordvoerder van Mondragon Corporation, en Iraitz Agirre van Bagara (de gemeenschapsvormende poot van onderzoeksgroep Lanki) vertrouwden mij hun standaard powerpoint-presentatie toe. Tenslotte maakte ik ook gebruik van het infoboekje over één van de coöperatieven, Mondragon Assembly, dat ik ontving tijdens het begeleide bezoek aan de coöperatieven. Anderzijds steunt de analyse ook op drie plaatselijke publicaties die dienst deden als secundaire bronnen. Ze zijn het resultaat van wetenschappelijk onderzoek uit de regio maar zijn geen publicatie van instituties in de focus van mijn onderzoek. Niettemin vertellen zij ook iets over de interpretatie en representatie van de geschiedenis van Mondragon en Baskenland in het algemeen.
11
2. Literatuur De onderzoeksopzet die ik in de inleiding voorstelde, ligt op het snijpunt tussen verschillende theoretische discussies met eigen literatuurtradities. Een literatuuroverzicht van elk thema (Mondragon, coöperativisme, globalisering, sociaal kapitaal, identiteit en nationalisme) wordt al snel een lijvige tekst. Een volwaardig literatuuroverzicht van de relevante discussies met betrekking tot deze case vind je in bijlage 3. Hier houd ik het bij een korte toelichting van de kerndiscussies die in deze masterproef opduiken, een status questionis. 2.1. Mondragon Het onderzoek naar Mondragon heeft een duidelijke evolutie meegemaakt. In de beginjaren werd het experiment bejubeld door zij die de beweging ontdekten en in kaart brachten (Oakeshott, Whyte). Samen met de coöperatieven zelf veranderde ook het onderzoeksklimaat. Naarmate het experiment zich meer ging ijken op de non-coöperatieve wereld weerklonken ook meer kritische stemmen in de literatuur. Taylor (1994) beschreef hoe de stijgende aandacht voor efficiëntie verstikkend werkte voor de democratische discussies in de coöperatieven. Volgens Azkarraga (2003) werd economisch rationalisme de dominante stroming in de besluitvorming. Hij omschrijft Mondragons plaats in de onderneming als een ‘coöperatieve metropolis met een kapitalistische periferie’ (2003: 14). Kortom, het betekende een verschuiving van de waarden die de onderneming ondersteunen (Cheney, 1999). Volgens Levi & Pellegrin-Rescia (1997) groeide de coöperatieve beweging in het algemeen uit tot: “(…) a special type of enterprise within noncooperative economic systems”(1997:163). De auteurs vinden de eindbalans dan ook wat magertjes. “Despite undisputable achievements and success stories throughout 150 years of modern cooperation, a deep gap can be observed between the proclaimed goal and the results”(1997:163). Die “proclaimed goals” waren ten tijde van het Owenisme immers niet min. Volgens Hobsbawm was de finaliteit van de Engelse reformistische arbeidersbeweging om “een nationaal algemeen vakverbond te stichten, dat onder invloed van Owen zelfs pogingen in het werk stelde, een algemeen economisch stelsel te vestigen als concurrent van het kapitalistische” (Hobsbawm, 1980:128). Vandaag is de uitdaging van de beweging in de eerste plaats om z’n eigenheid te behouden binnen dat kapitalistische macro-systeem. Volgens Azkarraga, huissocioloog binnen de coöperatieve beweging, staan heel wat dingen op het spel met de economische globalisering. De beweging moet volgens hem vechten om z’n afwijkende aard te behouden binnen de homogeniserende krachten van de globalisering. “The real possibility to build different socio-economic experiences on the base of consciously chosen values is at stake. We need to know whether the progressive expansion of the capitalist economy imposes on the individual and the different human communities an itinerary for action that does not admit any objection, a process to make human action uniform, thus usurping what belongs to humans: their own autonomy, freedom and the possibility of self-orientation” (Azkarraga, 2003: 6). 2.2. Globalisering Globalisering is dan ook een centraal begrip in deze masterproef. Ik richt me op de link tussen globalisering als realiteit en als interpretatief kader. De insteek is kritisch, we gaan er vaak te gemakkelijk van uit dat lokale fenomenen moeten opboksen tegen grote, globale krachten. Bij Tsing (2000) vond ik inspiratie om die denkpatronen tegen het licht te houden aan de hand van de case 12
Mondragon. Volgens haar gebruiken we te snel ideaaltypes zoals het globale en het lokale en zorgt dat voor vertekeningen in hoe we naar sociale fenomenen kijken. “(…) it draws us into the globalist fantasies by obscuring the ways that the cultural processes of all “place” making and all “force” making are both local and global, that is, both socially and culturally particular and productive of widely spreading interactions” (Tsing, 2000: 352). Ook volgens Swyngedouw (1997) is het belangrijk om schaalnarratieven over de globale en locale schaal onder de loep te nemen. “These ‘scalar narratives’ provide the metaphors for the construction of ‘explanatory’ discourses. Of course, it is not difficult to identify how scale-related explanations define and suggest different ideological and political positions” (Swyngedouw, 1997:139). Beide auteurs waren dan ook een directe inspiratie voor me om het interpretatieve kader rond Mondragon in zo’n schaalnarratief te gieten: de global-lokale dichotomie (zie: figuur 6). Het onderzoekstraject in deze studie is er expliciet op gericht om dat kader te problematiseren en te onderzoeken. Globale markt
Lokaal coöperativisme
Economische rationaliteit, efficiëntie
Solidariteit
Koud individualisme
Warm collectivisme
Nieuw
Authentiek, historisch
Structurele dwang
Collectieve bescherming- verzet
Exogeen
Endogeen Figuur 6: schema globaal-lokale dichotomie
Mondragon is absoluut een interessante case om schaalnarratieven te onderzoeken. Het is het maatschappelijke knooppunt van waaruit een internationale coöperatieve beweging aangestuurd wordt. De wetenschappelijke meerwaarde van zo’n centrum is volgens mij vergelijkbaar met Sassens (2001) global city. “Global cities around the world are the terrain where a multiplicity of globalization processes assume concrete, localized forms. These localized forms are, in good part, what globalization is about. Recovering place means recovering the multiplicity of presences in this landscape. The large city of today has emerged as a strategic site for a whole range of new types of operations—political, economic, "cultural," “subjective”” (Sassen, 2001:40). Onze interesse voor Mondragon mag daarom niet beperkt blijven tot het louter economisch-bedrijfskundige. Deze studie betrekt bewust de maatschappelijke context van de coöperatieven in de analyse. 2.3. Samenleving en economie Coöperatieven zijn de ideale ezelsbrug tussen samenleving en economie. Restakis (2010), een believer van het coöperatieve model, vindt ze zelfs een oplossing voor sociale neergang. “The key to addressing the current crisis in community is rebuilding the stock of social capital in society. (…) Cooperatives are a central part of such a strategy. (…) But co-operatives, as illustrated throughout this book, have a unique capacity not only to build a sense of community but also challenge and reform the economic structures that are so often the cause of social breakdown” (Restakis, 2010: 236). In navolging van Putnams (1995) popularisering van het concept ziet ook Restakis (2010) sociaal kapitaal als de missing link tussen samenleving en economie. Ook Fukuyama’s boek “Trust” (1995) 13
levert een gelijkaardig relaas over economie en collectief vertrouwen. Economisten kunnen volgens deze auteur niet vatten dat “(…) the greatest economic efficiency was not necessarily achieved by rational self-interested individuals but rather by groups of individuals who, because of pre-existing moral community, are able to work together effectively” (Fukuyama, 1995: 21). Die redenering lees je bijzonder vaak tussen de regels door over Mondragon. Fukuyama’s (1995) pre-existing moral community wordt dan vertaald als de energieke Baskische samenleving die waarden zoals solidariteit en zelfbestuur hoog in het vaandel draagt. Volgens Mondragon Corporation zelf is dat common ethical framework de collectieve succesfactor van de coöperatieve beweging. “Over the last few years, we have made important progress in consolidating our Corporation, motivated not only by our common ethical framework, but also by the demands of the new global market” (Mondragon, 2001: 81-82). Dat harmonieuze verhaal over de plaatselijke gemeenschap stel ik in vraag in deze masterproef. Daarvoor steun ik op een andere, interessantere conceptualisering van het begrip sociaal kapitaal: die van Bourdieu (1986). Siisiainen (2000) vat de essentie van Bourdieus visie op sociaal kapitaal als volgt samen: “Bourdieu’s concept of social capital puts the emphasis on conflicts and the power function. (…) From the Bourdieuan perspective, social capital becomes a resource in the social struggles that are carried out in different social arenas and social fields. For example, the problem of trust (which Bourdieu does not discuss much explicitly) can now be dealt with as a part of the symbolic struggle (or the absence of struggles) in society. Trust as a potential component of symbolic capital can be exploited in the practice of symbolic power and symbolic exchange” (Siisainen, 2000:2). Door met een andere bril te kijken naar Mondragons sociaal leven zal een minder harmonieus beeld van het stadje komen bovendrijven dan we doorgaans horen. Een beeld dat ook niet zo mooi past binnen de globaal-lokale tegenstellingen die zo vaak opgeroepen worden in andere studies. 2.4. Identiteit en nationalisme Mijn focus op macht en conflict in Mondragons sociale leven leidt ons automatisch naar het Baskisch nationalisme – het vierde en laatste thema in dit korte literatuuroverzicht. Nationalisme en identiteit vormen geen doel op zich in deze studie, het is veeleer de sociale rol ervan die zal opduiken in de studie van Mondragons samenleving. Ik volg daarom ook de commentaar van Hroch (1993), die benadrukt dat sociale wetenschappers het maatschappelijke belang van nationalisme ook moeten proberen verklaren. “It is not difficult to ironize over the record of ‘nationalism’ in past and present, to criticize its role and to award good or bad marks to different groups, personalities and even nations, in the process. There is a public that finds this procedure to its taste, but it is not to be confused with a scientific approach to the subject. Historians are not judges; their task is to explain actual historical transformations”(Hroch, 1993:1). Het stadje is de plaats bij uitstek om de rol van nationalisme in zo’n sociale transformaties onder de loep te nemen. Het Baskisch nationalisme is een sleutelelement voor wie Mondragons historisch en hedendaagse sociale interactie wil vatten. De sociale rol van dat nationalisme valt niet altijd eenvoudig te vatten. Het gaat immers vaak over ideeën en concepten die makkelijk van invulling wisselen. Dat stelde ook Hobsbawm (1990) vast in één van zijn toonaangevende werken over nationalisme. Volgens hem blijven criteria zoals een omlijnde taalkundige entiteit of een apart historisch verleden nooit overeind na toetsing aan de realiteit op het terrein. “Waar het echter om gaat is dat elke classificatie van een gemeenschap als ‘natie’ op grond van dergelijke vermeende objectieve criteria zou blootstaan aan soortgelijke kritiek, 14
tenzij het ‘natie-zijn’ op andere gronden kan worden vastgesteld. Op welke andere gronden dan wel? Het alternatief voor een objectieve definitie is een subjectieve, hetzij collectief (in de trant van Renans ‘een natie is een dagelijks referendum’), hetzij individueel (…)” (Hobsbawm, 1990:16-17). Die vaagheid is ook net de bedoeling: de natie is een kwestie van interpretatie en zelfidentificatie. Ook in Baskenland maakt dat het nationalisme rekbaar. Als radicaal-nationalist hoef je immers geen Baskische roots te hebben. Volgens MacClancy (1996) kunnen hun opvattingen over de abertzale (de Baskische patriot) zo samengevat worden: “an abertzale is one who actively participates in the political struggle for an independent Basque nation with its own distinctive culture… You are not born abertzale, you make yourself one” (MacClancy, 1996:488). Die openheid is een karaktertrek van verschillende hedendaagse nationalisten. Men breekt met starre ideeën over etniciteit en stelt de vaderlandsliefde open voor iedereen. De logica die men gebruikt is communitaristisch en heeft een sterke focus op gemeenschap en samenleven. Gemeenschappen hebben een gedeeld referentiekader, een gezamenlijke sociaal-culturele achtergrond. Individuen dragen daartoe actief bij als ‘ (…) language user and a schooled/socialized person who ‘self-asserts’ and ‘self-constructs’ (Bauman, 2000:169). Die verschuivingen binnen dat nationalisme breng ik in deze studie in contact met globalisering. Net zoals Hobsbawm een link zag tussen modernisering en nationalistisch traditionalisme in de 19e eeuw, probeer ik een brug te leggen tussen onze verkleurende samenlevingen en die gemeenschapsopbouw. “It is the contrast between the constant change and innovation of the modern World and the attempt to structure at least some parts of social life within it as unchanging and invariant, that makes the ‘invention of tradition’ so interesting for historians of the past two centuries” (Hobsbawm & Ranger, 1983: 2).
15
Voorbij de dualiteit
16
17
Dit hoofdstuk vormt de eerste stap in mijn deconstructie van de globaal-lokale dichotomie. Dat doe ik aan de hand van een studie rond Mondragons befaamde sociale kapitaal. Alle aandacht gaat naar de lokalistische karikatuur van Mondragon als een authentiek, Baskisch gegeven. Eerst schets ik hoe die sociale energie vaak voorgesteld wordt als een Baskisch fenomeen, daarna lanceer ik een eigen benadering. Daarin gaat de aandacht naar de conflictueuze maatschappelijke context rond de coöperatieve beweging, die nauw verbonden is met het actieve sociale leven in het stadje. 3.1. Baskisch sociaal kapitaal De karikatuur De hoeksteen van het lokalistische verhaal over Mondragon zijn de ideeën rond Baskisch sociaal kapitaal. Waarden zoals gelijkheid en gemeenschap zouden stevig ingebakken zitten in het sociale weefsel. En dat zou op z’n beurt geleid hebben tot de ontwikkeling van het coöperativisme van Mondragon. “(…) we can clearly see that Basque cooperativism has deep and extensive roots in Basque society, and is the result of long-held forms of cooperation in the community (for example, auzolan or the traditional practice of helping one’s neighbours), associationism, the industrial tradition, religious sentiment, or even Basque nationalism (Altuna 2008), throughout the whole Basque country” (Pérez, 2011: 155). Ook volgens bezieler Arizmendiarietta was het succes van Mondragons coöperativisme direct verbonden aan de Baskische roots van het experiment. Lanki (1999) vat zijn visie samen in twee kernideeën:
Tijdens m’n interviews kreeg ik gelijkaardige zaken te horen. Voor Joseba Azkarraga, bezieler van de coöperatieve onderzoeksgroep Lanki, liggen die dingen voor de hand. “Dit is een Baskisch experiment, ook al durven sommigen het Spaans te noemen. De culturele matrix van het coöperativisme uit Mondragon is zuiver Baskisch. Het heeft niets met het ideeëngoed en de gewoonten uit Spanje te maken. Arizmendiarietta kwam zelf uit ruraal Baskenland” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012). Buitenlandse onderzoekers zijn die uitgangspunten gretig gaan overnemen. Dat is niet zonder gevaar. Buitenlandse ogen lijken in Mondragon wel eens in de val te trappen om een overdreven culturaliserende toer op te gaan. Eenmaal je het in je hoofd hebt gehaald in het stadje op te zoek te gaan naar datgene wat tot Mondragon Corporation leidde, raak je al snel betoverd door de couleur local van plaatselijke tradities. Joxe Azurmendi, een plaatselijke auteur, waarschuwt daarvoor: “Een aantal auteurs, vooral buitenlandse, verrassen ons met een wel heel brede sui generis-interpretatie van de Baskische coöperatieve geest. Ze passen die zelfs toe op gewoontes zoals de populaire txikiteo [cfr. Baskische cafégedrag]. Verwijzingen naar de natie zijn in zo’n context niet zonder gevaar” (Lanki, 2008:90).
18
Probleemstelling Ik ga er niet van uit dat het ontstaan van ’s werelds grootste coöperatieve structuur ingebouwd zat in de Baskische volksaard. Om te beginnen is de coöperatieve geen Baskische uitvinding, zoals plaatselijk gemeenteraadslid Aritz Arietta onderstreept. “Coöperativisme heeft niets met Baskisme te maken. De beweging heeft enkele Baskische accenten omdat ze hier ontstond, maar niet meer dan dat. Het is hier niet uitgevonden, natuurlijk” (Aritz Arietta, 19/09/2012). Bovendien zijn de theorieën die Baskenland en coöperativisme linken nogal teleologisch. Zowat alles doorheen de Baskische geschiedenis dat op solidariteit en samenwerking wijst, wordt aangegrepen als historische voorloper van het coöperativisme. Rurale Baskische tradities zijn daar een bekend voorbeeld van. Volgens antropologen Douglass & Zulaika (2007) is het echter niet logisch om daar de oorzaak van het experiment van Mondragon te gaan zoeken. “On the one hand, the ostensibly “Basque” rural practices can be found throughout much of peasant Europe in one form or another –but without leading to industrial cooperatives. More tellingly, there have been attempts to take the Mondragón-inspired cooperative model out into the Basque countryside, where, by the second half of the twentieth century, the baserri-scale agricultural economy was undergoing a genuine crisis. (…) In point of fact, the agrarian cooperative movement has been an abject failure. Very few of the original ones survive, and there are no new ones coming on-line. One might then question the validity of the arguments that either primitive cooperativism in traditional Basque society provided the foundation on which Mondragón was erected or that Arrasate / Mondragón cooperativism has provided a viable model capable of being incorporated successfully into Basque rural life as it confronted an agrarian crisis” (Douglass & Zulaika, 2007:336) Ten tweede beschrijven zo’n analyses vaak situaties die doorheen het hele Baskenland gelden. Als elementen zoals auzolan, asociationisme, katholieke waarden of nationalisme het verschil maken, waarom ontstond dan net in Mondragon de strafste coöperatieve beweging ter wereld? Ook elders in Baskenland bestonden (en bestaan) succesvolle coöperatieven die niet tot de beweging van Mondragon hoorden. Nergens bleek het effect echter zo sterk. Bovendien ligt het zwaartepunt van Mondragon Corporation in Guipuzkoa en Bizkaia (respectievelijk blauw en paars op onderstaande kaart), slechts een specifieke regio binnen Baskenland (zie: figuur 7). Met uitzondering van de historische ontwikkeling van de ijzerindustrie in de vallei is er niets dat de regio rond Mondragon anders maakt dan de rest van Baskenland. Mijn meest fundamentele bedenking is dat dit verhaal vaak rust op een haast naïef geloof in maatschappelijke harmonie. En die benadering strookt met de gangbare wetenschappelijke interpretatie van het concept sociaal kapitaal. Sinds Putnams toonaangevende werk rond het concept (1995) sprak sociaal kapitaal tot de verbeelding van heel wat auteurs die de missing link tussen economie en samenleving probeerden ontdekken. Fukuyama’s (1995) interpretatie van Utnams (1993) werk vat het uitgangspunt mooi samen. Economisten kunnen volgens hem niet vatten dat “(…) the greatest economic efficiency was not necessarily achieved by rational self-interested individuals but rather by groups of individuals who, because of pre-existing moral community, are able to work together effectively” (Fukuyama, 1995: 21). Het idee dat de sterkte van Mondragon Corporation te danken is aan harmonieus collectief onder de paraplu van een verenigende Baskische identiteit sluit dan ook er naadloos op aan.
19
Figuur 7: spreiding hoofdzetels Baskische coöperatieven binnen MC
Die beeldvorming speelt tegelijk ook in de kaarten van de globaal-lokale dichotomie die ik bestudeer in deze masterproef. Een ernstige analyse van Mondragons verleden graaft dieper dan die vlakke, sprookjesachtige schets. De realiteit van Mondragon was (en is in zekere mate nog steeds) er allerminst één van maatschappelijke harmonie. Dat waanbeeld blijft enkel overeind als je abstractie maakt van de realiteit van confrontatie en geweld die het Spaans-Baskische conflict naar het stadje bracht. Ik bouw daarom in dit hoofdstuk een alternatieve lezing uit van de coöperatieve ontstaansen ontwikkelingsgeschiedenis. In 3.2. lees je hoe het Spaanse-Baskische conflict zorgde voor breuklijnen binnen Mondragons samenleving: waar lagen de belangrijkste onenigheden? De link tussen Mondragons veelbesproken sociale kapitaal en die maatschappelijke spanningen wordt belicht in 3.3. Hoe diep een maatschappelijk conflict ook gaat, uiteindelijk leefden die verschillende houdingen samen in deze stad. Op welke manier er binnen dat kader vreedzaam werd samengeleefd, kom je in 3.4. te weten. Tenslotte eindig ik het hoofdstuk met een reflectie over de rol van de coöperatieven in die aartsmoeilijke sociale omgeving. 3.2. Verdeelde samenleving Met Franco’s zege begon in 1939 een periode van taalkundige en culturele repressie voor de Basken. Die botsende opvattingen over natie en identiteit zorgden voor een sterk geïdeologiseerde samenleving. Voor de jonge Igor Letona, die later ETA-militant zou worden, was het al snel duidelijk dat z’n volk in onderdrukking leefde: “Ik ben me stapje per stapje bewust geworden van onze identiteit. Rond 7 à 8 jaar was het wel duidelijk dat je geen Spanjaard wilde zijn” (Igor Letona, 9/09/2012). Voor nationalistische Basken kwam de situatie in essentie overeen met een bezetting door Spanje. De Spaanse inwijkelingen in Mondragon werd daardoor met heel wat argwaan bekeken. 20
Velen zagen de immigratie zelfs als een bewuste stap in Franco’s repressie van de Baskische taal en cultuur. “Sinds Franco’s aantreden in 1936 werd het Euskera vervolgd en verboden. Daarbovenop kwam er nog eens massale immigratie van Spanjaarden naar de regio. Hier was dat nog extra sterk gezien er industrie en coöperatieven waren. Het was een echte stortvloed: tussen 1936 en 1970 verdriedubbelde het aantal inwoners van Arrasate. De mensen die uit Spanje kwamen hadden linguïstische rechten die door de dictatuur beschermd werden. Zo kan natuurlijk onmogelijk een normale linguïstische situatie groeien” (Felix Da Tuesta, 20/09/2012). Immigrant? Autochtoon? Het is geen verrassing dat die instroom van migranten niet van een leien dakje ging. Itxaso Gonzalez, dochter van Spaanse immigranten, kon dat aan den lijve ondervinden. “De jongeren op de middelbare school maakten een onderscheid tussen de Basken en de inwijkelingen. Ze noemden ons de maketos, het was zo’n beetje zoals lelijk genoemd worden. Wij hadden natuurlijk ook een negatieve naam voor hen, we noemden hen boronos – naar de dikke boerenworsten” (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). Er leefde bij de bestaande inwoners van Mondragon ook de perceptie dat de inwijkelingen liever onderling contact hadden. “De Spaanse immigranten in Arassate komen vooral uit Extramadura en Andalucia. Heel wat van die mensen kenden elkaar al omdat ze allemaal uit dezelfde dorpjes naar hier kwamen. Ze verhuisden naar Baskenland maar bleven met elkaar omgaan, natuurlijk. Dat geeft wat meer integratieproblemen. Kleinere groepen integreren zich makkelijker dan grote, want die interageren gewoon met elkaar op hun nieuwe bestemming” (Juan Antonio Urdangarin, 27/09/2012). Maar dergelijke fenomenen zijn niet uniek voor Baskenland. Wederzijdse koudwatervrees leidt ook bij heel wat andere migratiestromen tot onbegrip en xenofobie. De voornaamste splijtzwam tussen nieuwkomer en autochtoon waren de uiteenlopende maatschappijbeelden. Dat onderscheid liep parallel met de conflictlijn tussen Spanje en Baskenland als geheel en lag dus bijzonder gevoelig. “De mensen die van buiten Baskenland kwamen waren gesocialiseerd en onderwezen in een totaal verschillende context dan de Baskische realiteit waarin ze terechtkwamen. Het stond er zelfs lijnrecht tegenover. Ze zijn opgegroeid met het verhaal dat Spanje één, groots en vrij was, de principes van het Franquisme. Ze kwamen toe in een bevolking die officieel dezelfde nationaliteit hadden maar zich helemaal niet Spaans voelden. Voor immigranten was het een brutale schok om zich daaraan aan te passen. Ze namen die principes niet over van de Basken. Ze hadden zelf een idee van hun nationale en culturele identiteit”(Martin Calvo Bañez, 21/09/2012) Die verschillende identiteiten vergemakkelijkten er de boel natuurlijk niet op. De nieuwkomers voelden zich vaak ook niet echt immigrant. “De immigranten uit de jaren 60 voelden zich helemaal geen immigrant. Voor hen was dit gewoon het Noorden van Spanje” (Dani Larrea, 11/09/2012). Bij hun verhuis richting Baskenland hadden ze geen officiële grens overgestoken. De enige plek waar die grens telde was in hoofde van de Baskische nationalisten. Dat creëerde een behoorlijk ambigue minderheid-meerderheid situatie. Voor de Basken was de immigratie van Spaanssprekenden deel van de onderdrukking van de Baskische cultuur. Spaanssprekenden voelden zich dan weer een minderheid in nationalistisch Mondragon. De grens tussen allochtoon en autochtoon werd alleszins ook cultureel ingevuld door de ontvangende samenleving. Opvallend genoeg werden immers enkel de immigranten uit Andalucía en Extramadura aangeduid als migranten, terwijl Mondragon als economisch centrum in de vallei ook Baskische inwijkelingen had. “Ook heel wat Baskische migranten 21
vonden de weg naar Arrasate [Baskische naam Mondragon]. Vanuit alle rurale gebieden waar de trein richting Arrasate langsreed kwamen mensen toegestroomd (Juan Antonio Urdangarin, 27/09/2012). Gescheiden routines De modus vivendi in het stadje had daarenboven een aantal kenmerken die voor barrières zorgden tussen de bevolking. Ook al waren de starre sociale interactiepatronen misschien niet bedoeld om gescheiden werelden te creëren, ze hadden een gelijkaardig effect als Bourdieus (1986) sociale netwerken. Bourdieu beschouwt deze als “institutions which are designed to favor legitimate exchanges and exclude illegitimate ones by producing occasions (rallies, cruises, hunts, parties, receptions, etc.), places (smart neighborhoods, select schools, clubs, etc.), or practices (smart sports, parlor games, cultural ceremonies, etc.) which bring together, in a seemingly fortitious way, individuals as homogenous as possible(…)”(Bourdieu, 1986:248). De ongeschreven regels van het pittige sociale leven in het stadje geven volgens Frederick Freundlich een specifiek evenwicht tussen individu en collectief. Als Amerikaan die in de jaren 90 definitief richting Baskenland verhuisde, ervaart hij sociale interactie er intenser maar ook strakker. “Het sociale leven is hier duidelijk anders dan in de VS. Er is hier veel meer wederzijdse ondersteuning en controle. Mensen hebben dichtere, intiemere relaties maar houden elkaar nauwgezet in het oog. Als je buiten de norm gaat, krijg je hier ook meteen commentaar” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). Zo is er bijvoorbeeld het fenomeen van de cuadrillas. Dat zijn geïnstitutionaliseerde, afgelijnde vriendengroepen die ontstaan op lagere schoolleeftijd en normaalgesproken de rest van je sociale leven meegaan. Eenmaal volwassenen worden bepaalde momenten ook expliciet uitgetrokken voor het cuadrilla. Zo is de txikiteo op vrijdagavond gereserveerd voor de vriendengroep. Wie met andere mensen op stap wil gaan, doet dat op een ander tijdstip. Ook bepaalde feestdagen liggen op die manier vast (zie figuur: 8). Het spreekt voor zich dat die sociale structuur geen nauwe relaties tussen autochtonen en nieuwkomers faciliteert, gezien cuadrillas op jonge leeftijd gevormd worden. Maar zelfs voor de migrantenkinderen die opgroeiden in Mondragon was het geen evidentie. “Mijn cuadrilla was een mix van beide maar de Baskische meisjes werden er op aangesproken dat ze met ons omgingen. Zo’n gemengde groepjes bestonden maar echt vaak kwam je ze niet tegen” (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). Reken daarbij nog eens dat cuadrillas vaste bars bezoeken op basis van hun politieke overtuiging en identificatie en je begrijpt dat wederzijds contact geen schering en inslag was.
Figuur 8: cuadrilla gastheer Aitor op Maritxu Kajoy, jaarlijks stadsfeest
22
De Spaanse inwijkelingen woonden ook in andere stadsbuurten dan de autochtonen en de Baskische nieuwkomers. Dat was echter geen gevolg van een bewuste scheidingspolitiek maar had alles te maken met de rotvaart waarmee Mondragon zich als economische groeipool ontwikkelde. In ijltempo rezen de wijken buiten het historische stadcentrum uit de grond: San Juan, Musakola, San Andres, Santa Marina en Erguin. De eerste golf migranten, Basken uit de rurale omgeving van Mondragon, kwamen terecht in de eerst aangelegde wijken San Juan en Musakola. Spaanse migranten uit Andalucía en Extremadura gingen en masse in San Andres en Santa Marina wonen. Die wijken werden zo hard met Spanje geassocieerd dat Mondragons Basken het volgende lacherige rijmpje uit vonden: “Extremadura es tres: tiene dos provincias y San Andres” – “Extremadura heeft drie onderdelen: de twee provincies en San Andres”. Volgens Igor Letona wist je als Bask niet al te veel van de gewoonten van de Spaanse inwijkelingen. “De immigranten die niet bij ons aansloten hadden hun eigen gemeenschap met bars en ontmoetingsplaatsen. Ze deden waarschijnlijk gewoon hetzelfde als wij maar dan ergens anders. Met de nieuwe generaties is dat eerder door elkaar gemengd” (Igor Letona, 9/09/2012). In de post-Franco periode kwam er stilaan wel evolutie in die starre opdeling van Mondragon. Onderwijs switchte stilaan richting Euskera, vandaag kan je in de regio Mondragon zelfs niet meer naar een Spaanstalige school. “Veel van de mensen die aangesloten zijn bij de migrantenorganisatie van Extremadura of Andalucía hebben kinderen die Euskera spreken” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012). Sommigen tweede generatiemigranten raakten zo zelfs direct betrokken bij de Baskische beweging. “Heel veel immigranten hebben de Baskische strijd gesteund (Igor Letona, 9/09/2012) , merkt ook Igor Letona op. Dat ging ook behoorlijk eenvoudig gezien de radicaalBaskische identiteit inclusief en cultureel opgevat wordt. 3.3. Sociaal kapitaal en conflict Wie Bourdieus conceptualisering van sociaal kapitaal hanteert, ontdekt dus een aantal serieuze hindernissen in het sociaal contact tussen Basken en inwijkelingen. Maar ook als je kijkt naar de hoofdindicator van Putnams (1995) sociaal kapitaal, asociationisme, zie je dat het maatschappelijke middenveld in het stadje verweven is met het Spaans-Baskische conflict. Tijdens de dictatuur was dat sociale middenveld bijvoorbeeld de uitgelezen dekmantel voor politieke of militaire groeperingen die onder de radar van de autoritaire overheid door wilden glippen. “Tijdens de laatste 10 jaren van de dictatuur waren er heel wat populaire bewegingen, vaak clandestien. Mensen konden zich organiseren onder het mom van dekmantels zoals katholieke actiegroepen, klimverenigingen, voetbalploegen. De militanten van ETA waren officieel allemaal voetballers, wielrenners of bergbeklimmers” (Xabier Zubizaretta, 12/09/2012). Dat betekent natuurlijk niet dat elke sociale beweging dynamiet wilde leggen onder de strijd tegen Spanje. De taalbeweging hamerde geweldloos op verspreiding van het Euskera. De gemene deler tussen die verschillende uitingen van Baskisme was alvast duidelijk: de repressieve Spaanse staat. “Arrasate was een pionier in de taalstrijd omdat het Baskisch bewustzijn hier ook heel sterk was (en is). We hebben hier erg geleden onder de taalrepressie van Franco, hier werden mensen geëxecuteerd omdat ze Euskera spraken. Anderzijds is Arrasate altijd wel toonaangevend geweest voor de rest van de omgeving, het is altijd de hoofdstad van de vallei geweest” (Xabier Zubizaretta, 12/09/2012).
23
Taalbeweging en overheid Verschillende iconen in de Baskische taalstrijd hebben wortels in Mondragon. AEK, de coördinatiegroep voor Baskisering en alfabetisering, is daar één van. De organisatie ontstond als een vrijwilligersvereniging tijdens de dictatuur en ontpopte zich intussen tot een professionele koepel waaronder de meest verscheiden taalacties vallen. Van de korrika, het politiek-sportieve loopevent van de Baskische beweging tot de AED-taallessen: AEK is vandaag betrokken bij talloze initiatieven die de Baskische taal en identiteit promoten. Die agenda klonk als muziek in de oren van de radicaalnationalistische politieke partijen in Mondragon. Taalfunctionaris Felix Da Tuesta merkte het verschil met de gematigde nationalisten van PNV. “Tussen 1979 en 1987 was de lokale politiek in Arrasate onder controle van de PNV. Die ploeg was niet zo pro-Euskera en had weinig interesse in taalkundige normalisering. Ze vonden Euskera misschien wel persoonlijk belangrijk maar vonden niet dat de politiek hier een rol in te spelen had. Het aantreden van Zubizaretta was een complete ommezwaai. Het bestuur had een goede verstandhouding met AED en ging een strategische samenwerking aan. Beide partners werden daar beter van. De gemeente had geld en macht maar niet zo veel affiniteit met het dagelijkse leven van mensen, bij AED was dat net omgekeerd” (Felix Da Tuesta, 20/09/2012). Voor de toenmalige radicaal-nationalistische burgemeester schepte dat mooie politieke opportuniteiten. “In Arrasate was ook de samenwerking tussen de lokale overheid en populaire bewegingen belangrijk in de strijd voor het Euskera. Het lokale bestuur ondersteunde het AEK, de ikastola-beweging en alle andere initiatieven die de taal wilden promoten” (Xabier Zubizaretta, 12/09/2012).Hij kon door die strategische alliantie beleidsimpulsen geven die anders gevoelig hadden gelegen. “Het idee om een krant te beginnen kwam niet van AED maar van ons. De uitwerking verliep wel via AED, een overheid kon dat niet zelf doen. Het ging in tegen de heersende mentaliteit: eentalig Baskisch publiceren met belastinggeld was volgens velen discriminatie” (Felix Da Tuesta, 20/09/2012). Die vaststelling geldt dus ook voor de ikastola-beweging, privéscholen die voor 100% in Euskera functioneren. Net zoals bij AEK gaat het over een beweging die als burgerinitiatief ontstond en kon uitgroeien dankzij overheidssteun. Vandaag heeft dat in Baskenland geleid tot een situatie zoals in Vlaanderen waar naast het netwerk van staatsscholen een sterke poot van privéonderwijs bestaat., dankzij staatssteun en bereidheid van ouders om meer te betalen voor een Baskische school, in het geval van de ikastola-beweging. Link met coöperativisme Momenteel bestaan er heel wat directe links tussen de Baskische beweging en Mondragon Corporation. Zo is Huhezi, de toonaangevende school die sinds het begin van de ikastola’s toekomstige Euskera-leerkrachten vormt, een onderdeel van Mondragon Unibertsitatea. Via het maatschappelijke engagement van de coöperatieven vloeien een deel van de winsten richting organisaties binnen de taalbeweging. Binnen sommige coöperatieven worden zelfs actieplannen ondernomen om het Euskera als werktaal te stimuleren. Maar de redenering die ik hier wil opbouwen gaat verder dan dat. Want als Mondragons sociaal kapitaal je primaire focus is, ben je op zoek naar meer systematische links in het ontstaan en de ontwikkeling van de coöperatieve beweging. De belangrijkste discussie is daar: is er een structureel verband tussen de twee bewegingen en Mondragons rijke verenigingsleven? In mijn interpretatie van de feiten is die er. Geen evident oorzaak-gevolg verband maar een soort driehoeksverhouding met wederzijdse beïnvloeding (zie: figuur 9). 24
Figuur 9: samenspel coöperatieven – conflict – Baskische beweging
Dat het cultureel nationalisme een direct gevolg was van de autoritaire onderdrukking is evident. Omgekeerde vormde de acties en posities van de Baskische beweging uiteraard ook het verloop van het conflict. De invloed van de coöperatieven op de Baskische beweging was volgens Dani Larea, taalmilitant van het eerste uur, ook doorslaggevend in de oorsprong van de Baskische beweging. “Ik herinner me dat zowat 15 à 20 mensen AED gesticht hebben en dat 60 à 70 procent van hen niet uit Arrasate kwam. De meerderheid kwam uit dorpen in Guipuzkoa en Bizkaia. Waarom werd de organisatie hier dan gesticht? Dankzij de coöperatieven, volgens mij. Ze trokken heel wat Spaanse immigranten aan maar tegelijk ook inwijkelingen uit andere regio’s uit Baskenland: Bizkaia, Navarra, Alava en Iparralde” (Dani Larrea, 11/09/2012). Conflict: samenleving in beweging De conceptuele relatie in figuur 9 waar het me hier echt om te doen is, is natuurlijk diegene tussen het Spaans-Baskische conflict en Mondragon Corporation. Het conflict is om te beginnen de maatschappelijke context waarin het hedendaagse Baskisme en coöperativisme zich ontwikkelden. De noodzakelijke maatschappelijke energie voor de beweging, dat veel besproken sociaal kapitaal, valt volgens mij onmogelijk los te koppelen van het conflict. Iñigo Irizar van Lanki verwoordde perfect waarom: de beweegreden van de beweging was om de sociaaleconomische marginalisering van de regio om te buigen. “Dat sociaal kapitaal is hier inherent verbonden met de Baskische identiteit. Het coöperatieve experiment was een economische reconstructie van een regio die in puin lag, de economische heropbouw van een verslagen land. Ook de linguïstische identiteit is heel sterk in deze regio, ook het Euskera is rechtstreeks gelinkt aan dat sociaal kapitaal. Taalmilitanten deden al gemeenschapswerk tijdens de dictatuur en blijven zich tot vandaag bewust van de repressie van meerderheidstalen. Verzet is een belangrijke maatschappelijke kracht. En net zoals coöperativisme is dat verzet een bron van organisatorische intelligentie. Het is dus helemaal geen toeval dat taalinitiatieven in deze vallei ontstonden. Het belang van collectieve identiteit speelde zowel op economisch als op taalkundig-identitair vlak” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Het mag dan misschien contra-intuïtief klinken maar de puinhopen van het Spaans-Baskische conflict vormden een goede voedingsbodem voor de coöperatieven. Ook plaatselijk professor ‘coöperatief 25
ondernemen’ Fred Freundlich volgt die redenering. “In een dictatuur leven is demoraliserend maar soms zorgt die situatie ook voor motivatie en inspiratie. De mensen die de beweging startten, deelden niet per se één gemeenschappelijke analyse van samenleving en economie. Wat ze wel deelden was de wil om actie te ondernemen. Politiek gezien lag dat moeilijk, zo’n initiatieven bleven clandestien. Maar velen wilden autonoom zijn en zetten buiten de politiek om coöperatieven in de steigers. Het waren eigenlijk eerder sociale entrepreneurs dan typische ondernemers” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). Dat doet natuurlijk niets af aan de buitengewone inspanningen van de stichters van de beweging. Zij waren immers diegenen die een verziekte situatie positief wisten om te buigen. De realiteit van het Spaans-Baskische conflict bleek dus maatschappelijke energie te creëren waar op verschillende manieren uit getapt werd. De ene zette zich in voor sociaaleconomische opbouw via de coöperatieven, de andere koos voor gewapend verzet. Nog anderen vonden er inspiratie in om de terugkeer van de Baskische taal en cultuur te proberen realiseren. Hoewel elke vergelijking vanaf een bepaald niveau mank loopt, zie ik interessante parallellen met het 19e eeuws Bilbao. Zoals ik al aangaf in de literatuurstudie in bijlage 3 gaf ook de toenmalige malaise in moderniserend Bilbao aanleiding tot de opkomst van ingrijpende sociale bewegingen. “Politically, about this time, Bilbao produced both the Basque Nationalist Party (PNV) and the Spanish Socialist Party (PSOE), two of the prime forces to this day in Basque and, in the case of PSOE, wider Spanish politics. Consequently, if we consider the truly unique feature of Basqueness, the language, today, Bilbao is the least Basque part of the Basque country. Only about 10 percent of Bilbaoans speak Euskara, as compared with 30 to 40 percent of the inhabitants of Donostia. Such a contradiction is at the very core of both the difficulties and the dynamism of the Basque country. This paradox needs to be couched in the dialectics whereby local identities tend to coalesce in opposition to globalizing forces. By attracting and absorbing non-Basque elements, Bilbao was at one and the same time redefining and antagonistically reinvigorating Basque history and culture, as well as configuring their tenuous futures” (Douglass& Zulaika, 2007:315). Het is alvast een prikkelende vaststelling dat in beide gevallen zowel een beweging rond socio-laborale moraliteit (socialisme PSOE en coöperativisme) en rond collectieve identiteit (Baskisch nationalisme en de taalbeweging) ontstonden. Is het Spaans-Baskische conflict dan de enige sleutel tot het ontstaan en ontwikkeling van de coöperatieven? Neen, natuurlijk. Het succes van de beweging is te wijten aan een veelheid van factoren. Het lijkt me ook geen zinvolle opdracht om dat kluwen van sociale precondities te proberen ontwarren om er dé essentiële factor uit te vissen. De realiteit ligt waarschijnlijk het dichtst bij een complex samenspel tussen sociaaleconomische dimensies en de persoonlijke inbreng van Arizmendiarietta en de stichters van ULGOR, de eerste coöperatieve. Het is mij in dit hoofdstuk in de eerste plaats te doen om het belang van een ondergesneeuwde factor (het conflict) te onderstrepen. Een factor die gevoelig ligt bij heel wat Basken. Het ligt immers moeilijk om een symbool van nationale trots rechtsreeks te linken aan de Spaanse inmenging en repressie in de regio. Een syndroom waardoor Basken soms blind zijn voor de realiteit van hun vaderland volgens Martin Bañez. “Men spreekt over Spaans alsof het een taal zou zijn die deze regio volledig vreemd was. Maar dat is helemaal niet zo. Euskera is hier zeker al duizenden jaren, het misschien wel een relict van de primitieve stammen die hier woonden. Maar de Romanisering via het Latijn is ook al duizenden jaren oud. Je kan dus niet zeggen dat het een buitenlandse taal is. Spaans is even goed een deel van onze historische realiteit als Baskisch” (Martin Calvo Bañez, 21/09/2012). Hoe je het ook draait of keert, 26
hedendaags Baskenland is het product van interactie met Spanje. Aritz Arietta, de plaatselijke voorman van de socialisten van PSOE vatte dat mooi samen: “Spanje zonder Baskenland bestaat niet, Baskenland zonder Spanje bestaat niet” (Aritz Arietta, 19/09/2012). Het zou de coöperatieven nochtans mooi op de kaart zetten moesten ze zelf nadenken over hun houding binnen het turbulente conflict. Martin Bañez, een ex-inwoner van Mondragon die ik voor deze studie interviewde, schreef immers een intrigerende studie over de integratieve rol van de coöperatieven (zie: inzet hieronder).
27
28
Op het eerste zicht klinkt de internationalisering van een coöperatieve beweging positief. Ook nietBasken zouden welvaren bij een bedrijfsmodel dat de coöperanten van Mondragon rijkdom heeft gebracht én die eerlijk verdeeld heeft. Fans van de coöperatieven zoals Martin Bañez zien er een interessant ontwikkelingsmodel in. “Er leven vandaag nog zoveel mensen in armoede in de wereld. Wat ik voor al die mensen wi,l is datgene wat ik in mijn omgeving gezien heb. Vijftig jaar geleden leefden mensen hier ook in onwaardige toestanden. Spanje was in die tijd niet anders dan het Bolivia, Ethiopië of Pakistan van vandaag. Die gemeenschappen kunnen de coöperatieve recepten volgen” (Martin Calvo Bañez, 21/09/2012). Ook Aitor Izagirre, zelf werkzaam bij de coöperatieve bank Caja Laboral Popular , vind dat de beweging die ambitie moet hebben. “De export van ons model moet één van de objectieven van de beweging zijn. Wij staan niet op straat, ook al woedt er een hevige crisis” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). De realiteit van Mondragon Corporations internationale structuur zit echter wel even anders in mekaar. Het hoe en het waarom daarvan is de focus van dit hoofdstuk. In 4.1. toets ik de internationalisering al aan de officiële coöperatieve principes die de beweging hanteert. Vanaf 4.2. focus ik op het meest fundamentele principe waartegen gezondigd wordt: arbeidssoevereiniteit. Eerst behandel ik de verschillende expansiemodellen die een internationale coöperatieve structuur kan hanteren om z’n productie te internationaliseren. Ik geef daarbij ook aan welke keuzes Mondragon Corporation binnen die verschillende opties genomen heeft. Tot slot geef ik in 4.3. tekst en uitleg over het waarom van Mondragon Corporations internationalisering. 4.1. De coöperatieve principes Van bij de start van de coöperatieve beweging werden tien kernwaarden vastgelegd. Principes die als richtingsaanwijzer dienen bij strategische beslissingen of belangrijke debatten. Dit zijn ze: open lidmaatschap – democratische organisatie – arbeidssoevereiniteit – kapitaal = instrumenteel en ondergeschikt – management participatie – loonsolidariteit – intercoöperatieve samenwerking – sociale transformatie – coöperatief universalisme – onderwijs. Mondragon Corporations internationalisering botst echter met een aantal van die waarden, of zorgt ten minste voor een verschuiving in de manier waarop ze geïnterpreteerd worden. Ik licht er hier drie van bovenstaande kernwaarden uit die dankzij de internationalisering moeilijk te verwezenlijken vallen of er gewoon tegengesteld aan zijn. Sociale transformatie Sociale transformatie ligt in het hart van Mondragons maatschappelijke engagement. Het geeft een gezicht aan de ambitie om naast de werkomgeving ook de samenleving te veranderen. Mondragon Corporations instrument daarvoor zijn de investeringen in de sociale omgeving van z’n afdelingen. En dat doen ze ook voor de buitenlandse filialen: net zoals in Baskenland gaat ten minste 5% van de winst naar sociale initiatieven. Het probleem is dus niet dat de beweging die houding niet nakomt in het buitenland. Het is gewoon niet realistisch om dezelfde sociale ambitie in Brazilië of China voor de dag te leggen als in de regio rond Mondragon. Daar maken de investeringen een merkbaar verschil gezien zoveel verschillende coöperatieven gelegen zijn binnen een geografisch compacte regio. Zoiets lukt natuurlijk niet meer als je her en der over de wereld filialen opzet. “Om echt aan sociale transformatie te kunnen doen, heb je een kritische massa nodig om iets te veranderen. In Madrid doen we dus ook dingen maar op zo’n kleine schaal maak je geen verschil. In deze vallei is dat wel
29
gelukt, je hebt een zekere geografische concentratie van coöperatieven nodig om een effect te hebben” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Coöperatief universalisme Hoe universeel is de coöperatieve formule eigenlijk? Al van bij het begin zorgde die vraag voor contradicties. Denk bijvoorbeeld aan Arizmendiarietta’s eigen visie over de link tussen de Baskische waarden en coöperativisme die ik in hoofdstuk 3 belichtte. Zolang je binnen je eigen regio blijft, is die discussie theoretisch, eenmaal je afdelingen op andere continenten opstart, wordt het vraagstuk plots heel actueel. Het enthousiasme aan het begin van dit hoofdstuk over de verspreiding van het coöperativisme stootte dan al snel op praktische struikelblokken. “Het is heel moeilijk om coöperatieven op te zetten als er geen culturele humus aanwezig is waaruit ze kunnen groeien. Je hebt een aantal noodzakelijke voorwaarden: sociaal, cultureel, materieel, juridisch,… Dat is al moeilijk” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012), merkt Joseba Azkarraga van Lanki op. De onderzoeker beschreef zelf ooit in een bekend, kritisch artikel ‘Modernity and co-operativism’ hoe Mondragon door die internationalisering buiten het coöperatieve kader in een crisis of meaning verzandde. Maar hij geeft ook zelf aan dat coöperativisme volgens hem niet zomaar overal groeien kan. Mikel Lezamiz, woordvoerder van de beweging, vertaalde tijdens het interview de struikelblokken voor de verspreiding van coöperatieven als een kwestie van volksaard. Zo liep een pilootproject in Polen volgens hem spaak omdat de werknemers de formule daar associeerden met het communisme en hebben Chinezen een veel te autoritaire cultuur om binnen de structuur te functioneren. Het valt echter moeilijk aan te houden dat coöperativisme een Baskische aangelegenheid zou zijn. Dat punt maakte ik al in hoofdstuk 3. De slaag- en faalfactoren reiken een stuk dieper dan de nationale cultuur, wat dat dan al moge zijn. Die nuance maakt ook Azkarraga’s collega Iñogo irizar. “Coöperativisme is vind je niet in heel Baskenland. De Baskische samenleving was wel een culturele humus waaruit het kon groeien. Dit land beschikt over heel wat sociaal kapitaal. Mensen hebben ook een historisch politiek bewustzijn ontwikkeld via het socialisme, syndicalisme en de burgeroorlog. Deze vallei had daarbovenop nog eens en industriële voorgeschiedenis. Het coöperativisme ontstond hier niet toevallig, ook in Engeland begon het onder specifieke omstandigheden. Het model is dus universeel” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Volgens die logica is de coöperatieve formule tegelijk universeel en particulier. Arbeidssoevereiniteit Ook de beslissingsmacht van de werknemers, wat mij betreft het essentiële punt van een coöperatieve, staat onder druk. Hoe valt zo’n principe toe te passen op coöperatieven met nietcoöperatieve filialen? Mijns inziens zit in dit principe de grootste paradox van Mondragon Corporations internationalisering. Het vervolg van dit hoofdstuk staat daarom ook in het teken van deze discussie. Om duidelijkheid te scheppen in de mogelijke verhoudingen tussen de moedercoöperatieve en de buitenlandse werknemers sta ik in 4.2. stil bij de mogelijke expansiemodellen die de beweging bij internationalisering kan hanteren. In wat daarop volgt, wordt nog uitgebreid teruggekomen op het principe van arbeidssoevereiniteit en waarom het haaks staat op Mondragon Corporations huidige structuur.
30
4.2. Expansiemodellen De concrete internationale structuren zijn geen eenvoudig verhaal. Toch is het nuttig om er op in te gaan. Als je wil weten op welke manier de Baskische coöperatieven samenwerken met de buitenlandse filialen is het essentieel om die institutionele aspecten te kennen. Ik kies ervoor om dat aan de hand van een fictief voorbeeld te doen. Op die manier blijft het eenvoudig te begrijpen. In realiteit werken de internationale coöperatieven immers via nogal ingewikkelde constructies. De fantasie-coöperatieve heet Rexo en produceert GSM-toestellen. De assemblage van alle toestelonderdelen gebeurt in China door Iris. De ontwikkeling van microships, software en gebeurt in Mondragon bij Rexo. In theorie kan die productieverdeling door Rexo op vier verschillende manieren in een internationale bedrijfsstructuur gegoten worden. De scenario’s zijn gerangschikt met een afnemende autonomie voor het Chinese Iris. Scenario A : intercoöperatief partnerschap Iris functioneert als een aparte coöperatieve. De Chinese arbeiders zijn dus samen eigenaar van de onderneming. Iris kan daarom zelfstandig beslissen met welke partnerbedrijven in zee gegaan wordt en welke rol ze opnemen in het productieproces. Daarover sluiten Rexo en Iris een overeenkomst af met afspraken voor de productie van de GSM-toestellen. Iris behoort al dan niet tot koepelonderneming Mondragon Corporation.
Scenario B : coöperatief netwerk Iris functioneert opnieuw als een aparte coöperatieve. De Chinese arbeiders beslissen dus nog steeds over de koers van de onderneming. Maar deze keer gebeurt de coördinatie tussen de partners via een tweede graadscoöperatieve: Rexo international. Dat wil zeggen: een coöperatieve die niet rechtstreeks in handen is van werknemers maar in de handen van verschillende coöperatieven samen. Binnen Rexo international tekenen afgevaardigden van de verschillende coöperatieven samen het internationale productieproces uit. Iris behoort al dan niet tot koepelonderneming Mondragon Corporation.
Scenario C : gemixte coöperatieve Iris is niet meer voor 100% een aparte coöperatieve maar een gemixte coöperatieve. Dat wil zeggen: zowel de Chinese arbeiders als moedercoöperatieve Rexo zijn aandeelhouder van Iris. De aandeelhouders beslissen samen over de koers van Iris. Hun beslissingsmacht hangt echter af van het procent aandelen dat ze in handen hebben. Als de Chinese arbeiders minder dan 50% van het bedrijf bezitten, wordt de koers de facto bepaald door meerderheidsaandeelhouder Rexo.
Scenario D: naamloze vennootschap Iris is geen coöperatieve maar een naamloze vennootschap. Rexo investeert kapitaal (eventueel samen met een andere partner) in de creatie van Iris. Daarom bepaalt Rexo als investeerder ook de bedrijfskundige lijn van Iris.
31
In realiteit werkt de overgrote meerderheid van de coöperatieven via scenario D. De gevoelige discussie over het opzetten van buitenlandse coöperatieven richt zich op scenario C, het model van supermarktketen Eroski. Zij hebben immers ook coöperanten in Spanje en Frankrijk. Die behoren echter niet tot de moedercoöperatieve of koepelorganisatie Mondragon Corporation. De kritieke ondergrens van dat principe van arbeidssoevereiniteit ligt volgens mij echter op een hoger niveau, tussen scenario B en scenario C. Waar de beslissing over Iris’ rol in het productieproces in scenario A en B nog bij de Chinese arbeiders zelf ligt, is dat bij C en D niet meer aan de orde. Die invulling van het principe staat niet eens ter discussie. Dat botst met mijn rechtvaardigheidsgevoel, een reactie die Jose Etxebeste, ex-voorzitter van Arrasate coop. kon volgen. “Vanuit een sociaal oogpunt heb ik geen enkele twijfel: arbeiders hebben elders evenveel recht op voordelen als wij hier. Maar om de dingen volgens onze eigen filosofie te kunnen blijven doen, is het belangrijk dat beslissingen hier genomen worden. Er is grote discussie rond de creatie van coöperanten in het buitenland. Men heeft schrik dat als Eroski dit zou doen, de beslissingsmacht uit Arrasate zou vertrekken” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012). Uiteindelijk gaat deze discussie dus over de controle over het beleid van de coöperatieve en de buitenlandse filialen. “Ik denk dat het mogelijk is om soevereine structuren te hebben in Brazilië. Een andere zaak is wel: als je daar miljoenen in hebt geïnvesteerd, kunnen ze de dag erop beslissen om zich af te scheuren en de investering is verdwenen. Dat is de grote contradictie” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012). De investeringslogica van de Baskische coöperatieven staat dus haaks op het idee achter een coöperatieve. Die groeit van nature immers uit een bottom-up logica van zelfontwikkeling. Is het dan wel mogelijk om een coöperatieve top-down in gang te zetten met extern kapitaal? Een ingewikkeld vraagstuk met interessante aanwijzingen over de aard van kapitaal. “Ik doe met mijn leerlingen altijd een denkoefening om de paradox van internationale coöperatieven te duiden. Kapitaal kan opgebouwd worden op heel wat verschillende manieren. Dat kan via uitbuiting, geluk of hard werken. Als een groep coöperativisten uit Mondragon jarenlang werkt om een investering te doen in Mexico, wie moet dan het beslissingsrecht hebben over dat filiaal? Kapitaalvorming is niet zo simpel als veel linkse jongeren denken” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). Ook al gaat het over een groep Baskische coöperanten, investeerders willen dat kapitaal voor zichzelf laten renderen. “In China zijn we om geld te verdienen, geld te verdienen en nog eens geld te verdienen” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Als die kapitaalsinvestering en de controle erover hand in hand gaan, is er voor de buitenlandse werknemers weinig verschil tussen Mondragon Corporation en een multinational. De beweging legt zeker ook sociale accenten in het buitenland maar zo verschillen ze niet gek veel van een multinationals met een corporate social responsibility beleid. De fundamentele machtsverhoudingen binnen de internationale arbeidsdeling blijven in beide gevallen gelijkaardig. 4.3. Internationalisering ontrafeld Groeistrategie De beweegredenen om richting buitenland te trekken waren bedrijfskundig. Het draaide allerminst om het verspreiden van coöperativisme. Het coöperatieve management zag zich omringd door productiesectoren die volop in beweging waren in het tijdsvak van de jaren 80 en 90. Concurrenten hertekenden volop hun businessmodel en nestelden zich daarvoor steeds meer op verschillende continenten. Mondragons Corporations internationalisering surfte mee op die trend. Voor Cheney 32
(1999) is het geen verrassing dat de coöperatieven de mosterd gingen halen de business-wereld: “In an economic environment where capital as well as trade is being given freeer flight, the co-ops are competing with many giant multinationals whose agenda does not include strong social commitments. Thus it’s not surprising that Mondragon has pursued some of the same strategies as other large corporations to expand its capital base and minimize the effects of more open competition, such as joint ventures, strategic alliances and acquisitions of factories in developing countries” (Cheney, 1999:159). Het vraagstuk rond buitenlandse coöperatieven was daarbij simpelweg colletaral damage. “In de beginjaren van de internationalisering was men in de eerste plaats op zoek naar groei en extra verkoop. In de jaren 80 werd het ook een kwestie van competitiviteit, gezien Spanje deel zou gaan worden van de bedreigende Europese eenheidsmarkt. Samen met de globale economie versnelde het hele proces en trok men naar het buitenland om de werkgelegenheid aan het thuisfront te beschermen. Zowat alle industriële coöperatieven concurreren binnen verzadigde markten. Het was dus alles behalve een coöperativiseringsmissie” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). Die groeistrategie legde de beweging geen windeieren. De bedrijfskundige indicatoren van die periode liegen er dan ook niet om:
33 Figuur 10: Ondernemingsindicatoren Mondragon Corporation, Bron: Ormaetxea, 1993
De cijfers zijn behoorlijk indrukwekkend. Vanaf 1980 schieten export, investering en verkoop de hoogte in. Al laten de winstresultaten iets langer op zich wachten, ook daar brengt de strategische verschuiving een enorme piek met zich mee. Effect op coöperativisme Aan de andere kant ging Mondragon Corporation wel anders functioneren. De groei van de beweging vertaalde zich niet meer in de creatie van nieuwe coöperatieven. De explosieve groei in de bedrijfskundige indicatoren had ook geen merkbaar effect op de aangroei van nieuwe werknemers. De grafiek hieronder vertoont zelfs een lichte knik in het groeipad van het aantal werknemers. De bescheiden bedrijfskundige groei van de eerdere ondernemingsstrategie creëerde zelfs jobs aan een iets hoger tempo.
Figuur 11: evolutie aantal coöperatieven en werknemers, Bron: Ormaetxea (1993)
Mondragon Corporation ging dankzij internationalisering niet alleen op bedrijfskundig vlak sterker op klassieke ondernemingen gelijken. Ook het ideeëngoed van de beweging was in beweging. Mondragon stond voor een boeiende uitdaging toen het geconfronteerd werd met concurrerende multinationals. Er bestond immers geen blauwdruk voor internationaal coöperativisme, geen eigen visie op hoe een coöperatieve internationale arbeidsdeling er uit kon zien. “In de sociale sfeer hebben we een uniek experiment in Mondragon. Maar op economisch vlak niet, daar bestaat geen Mondragon-model” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). De inspiratie voor het onderbouwende verhaal moest de beweging dus bij de niet-coöperatieve concurrenten gaan halen. Volgens Jose Etxebeste, ex-voorzitter van de industriële coöperatieve Arrasate, viel dat samen met de creatie van het koepelorgaan Mondragon Corporation in 1991.“De creatie van Mondragon Corporation heeft zeker iets te maken met de overgang van een sociale logica naar een meer bedrijfskundige logica. Maar het was een sociale noodzaak die aan de basis lag van de internationalisering. Het idee was steeds om sociale bedrijven te creëren, de legale vorm van de coöperatieve was daarbij van ondergeschikt belang. Als Mondragon Corporation naar India trekt, is dat via naamloze vennootschappen, niet via coöperatieven. We gaan naar daar om bedrijven te starten, niet om het coöperativisme te verspreiden” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012).
34
De ideeën die deze shift bezegelden vonden gestaag ingang. Eind jaren 70 - begin jaren 80 begon men stilaan te praten over efficiëntie en internationalisering. De eerste buitenlandse productieeenheden gingen toe ook open. Met de creatie van Mondragon Corporation in 1991 ontstond een structuur die dit proces van internationalisering actief ondersteunde. Die zorgde immers voor zakelijke vertegenwoordiging in strategische landen, hielp individuele coöperatieven met grote investeringen en zette een overkoepelende marketingsdienst op. Javier Marcos, het hoofd van die dienst, werkt dagelijks om Mondragon Corporation als onderneming en model in de verf te zetten. Hij vertaalt zijn functie zelf als “verkoper van het merk Mondragon” (Javier Marcos, 25/09/2012). Voor heel wat coöperanten maakt die mentale shift uiteraard weinig uit, hun referentiepunten zijn de materiële, tastbare resultaten van de coöperatieven waarin ze werken. “Men voelt het aan als een onvermijdelijke evolutie, noodzakelijk om te overleven. Hoe dicht zo’n model staat bij het conventionele kapitalisme maakt hen niets uit” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). 4.4. Synthese In dit hoofdstuk werd echter duidelijk dat Mondragon Corporations huidige internationale structuur niet zo’n onontkoombare evolutie was. De internationalisering ontstond niet bij nijpende economische omstandigheden maar was ingegeven door coöperatieven die de trends binnen de eigen sector mee wilden opvolgen. Daarvoor moest het bedrijfsmodel van de coöperatieven wel omgebogen worden tot een strategie waar economische indicatoren zoals investeringen, export en winst voorgingen op sociale criteria zoals de aangroei van coöperatieven en werkgelegenheid. Ook al schoten buitenlandse filialen als paddenstoelen uit de grond, de Baskische coöperatieven blijven wel het hart van de internationale structuur. De keuze tussen arbeidssoevereiniteit voor buitenlandse werknemers en Mondragons controle over de coöperatieven was immers snel gemaakt. Toen ik marketeer Javier Marcos vroeg waarom een multinationale onderneming als Mondragon Corporation geen promotiefilmpjes maakte met bedrijfsbeelden van over de hele wereld viel hij compleet uit de lucht. De dienst was zo gewoon om alles rond Mondragon zelf te laten draaien dat het idee voor zo’n promotiefilmpje zelfs nog nooit in iemand opgekomen was. Ook als je naar de machtsverhouding met de buitenlandse filialen kijkt, staat het buiten kijf: de hele onderneming staat ten dienste van de Baskische coöperatieven. Het verhaal dat dit alleen behouden kan worden door verder te internationaliseren is tijdens de huidige crisis sterker dan ooit. Volgens Naroa Gorrotxategi, een doctoraatsstudente die werkt rond de coöperatieve recepten om de crisis te doorstaan, stelt men internationalisering voor als een uitweg. “Je zou kunnen zeggen dat internationalisering een nieuwe crisismaatregel is. In de jaren tachtig zag men dat niet als een uitweg uit het economische moeras, vandaag wel. Bovenop de gekende recepten om de crisis te doorstaan wordt nu ook nagedacht over het businessmodel van de coöperatieven” (Naroa Elortza Gorrotxategi, 13/07/2012). De beweging zal zich dus nog dieper ingraven in de internationale bedrijfsstrategie. Dat betekent echter niet dat elke bewoner van Mondragon hier wel bij zal varen. In hoofdstuk 5 toon ik aan hoe het internationaliseringproces Mondragons coöperatieven ook van binnenuit verandert.
35
Wiens collectief?
36
37
Vanaf hier laat ik de opdeling tussen Mondragon internationaal en Mondragon ter plekke achterwege. De aandacht gaat nu naar discussies die voorbijgaan aan de onzinnige opdeling tussen ‘het globale’ en ‘het lokale’. Straks (hoofdstuk 6) kijken we naar Mondragons gemeenschapsdialoog die onder impuls van de internationalisering ontstond. Maar eerst focus ik op een thema dat totnogtoe veel te weinig aandacht kreeg in de wetenschappelijke literatuur: hoe Mondragon Corporations nieuwe businessmodel de coöperatieven van binnenuit verandert. Doorgaans hoor je in het verhaal over internationalisering enkel wat ik in hoofdstuk 4 aanhaalde: de buitenlandse filialen en hoe dat botst met de coöperatieve filosofie. In dit hoofdstuk wil ik een ander beeld werpen op Mondragon Corporations globaliseringsproces. Ook al sloot ik hoofdstuk 4 af met de vaststelling dat de herschikking van de ondernemingsstrategie in functie stond van de Baskische coöperatieven, zij blijven niet gespaard van verandering. In 5.1. lees je welke nieuwe rol de Baskische coöperatieven krijgen in dat nieuwe businessmodel. De schaduwkant van die nieuwe rol als innovator komt aan bod in 5.2. Daarna beschrijf ik hoe die verschuiving de toegang tot de coöperatieven fundamenteel aan het veranderen is. Tenslotte maak ik in 5.3. een balans op van de nieuwe rol van de Baskische coöperanten binnen de onderneming en vanMondragon Corporation in z’n thuisregio. 5.1. Een nieuw Mondragon Het Mondragon van de toekomst is helemaal anders dan het Mondragon van gisteren. Geen fabrieken meer met rookpluimen, geen zware ijzerindustrie zoals vanouds. Als het van Mondragon Corporation afhangt, hebben Mondragons werknemers morgen creatieve, propere jobs met een hoge toegevoegde waarde. De working class traditie van het stadje wordt iets voor de geschiedenisen toeristenboekjes. De fabrieken uit de industriële periode van weleer verdwijnen zelfs vandaag al uit het straatbeeld. Juan Urdangarin, de man die de ruimtelijke ordening in het propvolle stadje in goede banen leidt, haalt opgelucht adem. “De industrie in Arrasate heeft jarenlang veel grond bezet. Bedrijven als Union Cerajerra en Fagor namen heel wat plaats in. Nu verhuist de industriële productie naar buiten Europa en probeert men hier producten te creëren met meer toegevoegde waarde. De fabrieken van Fagor zijn al lang niet meer voor de volle 100% in gebruik, bedrijven hebben vandaag minder ruimte nodig. Die transformaties zijn versneld door de crisis. Die vrijgekomen ruimte creëert opportuniteiten voor stadsontwikkeling” (Juan Antonio Urdangarin, 27/09/2012). Zo werd de
Figuur 12: Nieuw en oud: stedelijke vernieuwing in Mondragon
38
vroegere fabrieksgrond van voormalige sleutelreus Union Cerajerra al omgevormd tot een wijk met woonblokken voor jonge gezinnen. Vandaag verwijst op die plaats enkel nog Arimendiarietta’s schooltje voor arbeiderskinderen naast de speeltuin (zie: figuur 12) naar dat industriële verleden. De toekomstvisie van de beweging sluit naadloos aan bij het huidige sociaaleconomische klimaat. De strategie om als ontwikkelde regio recht te blijven binnen onze wereldeconomie is de weg van innovatie: geen arbeidsintensieve, vervuilende industrie maar prikkelende, creatieve en groene jobs. Die leveren immers een hoge toegevoegde waarde op, terwijl taken met weinig toegevoegde waarde veel goedkoper in lage loonlanden afgehandeld kunnen worden. Mondragon Corporation vond in de Baskische overheid een dankbare partner voor die strategie. “Het is duidelijk dat Mondragon Corporation invloed heeft gehad op de Baskische overheid. Zo bevat hun industriële politiek een aantal ideeën van de onderneming. Er wordt gevoelig meer geïnvesteerd in technologie en onderzoek dan in Spanje. Ook de inspanningen rond productiviteit zijn daar een goed voorbeeld van” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Ooit kregen de coöperatieven nog de commentaar niets zelf te ontwerpen of te bedenken (Hindmoor, 1999) maar dat is verleden tijd. Vijftien technologische centra voeden de ondernemingen met innovatieve ideeën en ontwikkelingen. Parel op de innovatiekroon is de constructie van de titanium structuur van het wereldberoemde Guggenheim museum in Bilbao door de coöperatieve Urssa (zie: figuur 13).
Figuur 13: Guggenheim museum Bilbao, bron: guggenheim.org
Bovendien zijn zowel de innovatiecentra als de coöperatieven nauw verbonden met onderwijs. Op die manier hoopt de groep synergieën te creëren waar iedereen voordelen uithaalt. Dat is een luxe die andere multinationale ondernemingen niet hebben: in Mondragon leren de werknemers van morgen vandaag al hun onderneming kennen. “Zowat elke student komt tijdens z’n studie rechtstreeks in contact met de coöperatieve wereld. Sommigen via stages, de studenten ‘entrepreneurial leadership & innovation’ zetten een coöperatieve op tijdens hun studieloopbaan” (Frederick Freundlich, 28/09/2012). Mondragon Corporations keuze voor die strategie is mensgeoriënteerd: men wil zwaar inzetten op onderwijs, vorming en innovatie om mee te kunnen in de vaart van de competitieve globale markt. Ook vanuit die benadering verdedigt woordvoerder Mikel Lezamiz het internationaliseringsproces, dat hij zelf een delokaliseringsproces weigert te noemen. “Hier is geen sprake van delokalisering, wel van multilokalisering. We sluiten hier geen fabrieken om er in China te openen” vertelde hij me met passie. “De coöperatieven met buitenlandse filialen hebben hier ter plekke meer werk gecreëerd dan de anderen, daar zijn gegevens over verzameld. We winnen een werkpost hier door er vier in het buitenland te creëren. Er worden geen banen geschrapt” (Mikel Lezamiz, 18/09/2012). De 39
samenleving verwacht dan ook niets minder dan een coöperatieve structuur die iets oplevert voor de Basken die de kern van de beweging vormen. “Dit experiment ontstond om ten dienste te staan van de Baskische samenleving. Het ontstond in deze vallei maar met een duidelijke Baskische inslag, het was een sociaal compromis met het Baskisch volk” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012). 5.2. De schaduwzijde Helaas past niet elke Bask nog in het werknemersprofiel waar de coöperatieven vandaag naar op zoek zijn. Er lopen ongetwijfeld slimme ingenieurs in de regio rond Mondragon maar een deel van de samenleving haalt die standaard niet. “Het is een strategie om hier werkgelegenheid te behouden door om te schakelen naar sectoren met een hoge toegevoegde waarde. Maar we gaan natuurlijk niet allemaal hyperintelligente, gespecialiseerde ingenieurs kunnen worden. Ook mensen zonder een topdiploma moeten aan werk geraken” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Dat terwijl werkgelegenheid bieden in Mondragon door heel wat mensen als het doel van de beweging gezien wordt. Volgens gepensioneerd coöperant Xabier Zubizaretta moet dat prioriteit nummer één zijn. “Het fundamentele objectief van de coöperatieven is om hier werk te bieden” (Xabier Zubizaretta, 12/09/2012). Volgens Itxaso Gonzalez, uitbaatster van een schoonheidssalon in het stadje, leeft de bezorgdheid bij heel wat mensen dat Mondragon die verwachtingen niet meer zal kunnen inlossen. “De coöperatieven zijn hun waarden aan het verliezen. Als ze naar het buitenland trekken en hier geen werk meer creëren, wat is een coöperatieve dan nog? Onder vier ogen zijn er heel wat vrouwen die me dat zeggen in mijn schoonheidssalon. Het moet steeds competitiever maar wat doen ze nog voor de mensen van het dorp?” (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). De ambitie om iedereen aan werk te helpen valt immers onmogelijk te rijmen met het plan om van de regio een innovatievallei met cutting edge technology te maken. “We gaan hier altijd bakkers en timmermannen nodig hebben. Je loopt het gevaar deze vallei te willen ombouwen tot een high-tech hub zoals silicon valley. Zo’n samenleving is niet democratisch, rijkdom wordt er niet eerlijk verdeeld. Wij zijn onszelf zo’n liberale maatregelen aan het opleggen om werkposten te kunnen behouden” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Het schoentje wringt dus als je kijkt wat voor maatschappijmodel plaatsen zoals silicon valley belichamen. Het idee om een innovatie-Mekka voor uitblinkers te creëren past zoveel beter bij de individuele American dream-mentaliteit dan bij een collectief, solidair project zoals de coöperatieve beweging. Je hoort in dit verhaal niets over jobs met weinig toegevoegde waarde in Baskenland, terwijl net dat aanbod krimpt. Geen grote verrassing, natuurlijk. Het hele punt van de internationalisering is net om dat soort taken in lage loonlanden te laten uitvoeren. “Alle aandacht ging uit naar jobs met een hoge toegevoegde waarde, over mensen zonder diploma was weinig debat. Maar heel wat mensen binnen de onderneming zijn zich daar wel bewust van, ze zijn zeker niet voorstander van internationalisering vanuit elitisme”(Frederick Freundlich, 28/09/2012). Toen ik die vraag aan woordvoerder Mikel Lezamiz stelde, gebruikte hij een soort trickle-down logica. “Wat te doen met jongeren die geen ingenieur zijn of een universitaire graad hebben? Dat is een probleem waar iedereen mee worstelt, niet alleen wij. We moeten dus zorgen dat we jobs behouden met minder toegevoegde waarde om werkgelegenheid te behouden. Door in te zetten op posten met hoge toegevoegde waarde kunnen we dat doen” (Mikel Lezamiz, 18/09/2012). De bedoeling is dus dat buitenlandse jobs in Baskenland innovatieve jobs creëren, die op hun beurt dan weer plaatselijke
40
jobs met weinig toegevoegde mogelijk maken. Of dat genoeg zal blijken om de negatieve druk op jobs met beperkte toegevoegde waarde te stoppen is niet vanzelfsprekend. 5.3. Roestende toegangspoorten In deze paragraaf kijken we naar de beste indicator om de toekomst van werk in de coöperatieven in te schatten: de toegang tot de onderneming als werknemer. De trend in de toegang tot de beweging is onmiskenbaar negatief. Verschillende factoren maken het vinden van een job bij de coöperatieven, vooral dan de industriële, moeilijker. De eerste factor is een direct gevolg van de verschuivende ondernemingsstrategie. Individualiserende toegang Zoals ik hierboven al aangaf verondersteld de nieuwe ondernemingsstrategie van Mondragon Corporation een nieuw soort werknemer. Het is een profiel dat veel sterker steunt op individuele merites. De kritieke ondergrens voor een innovatieve ingenieurspost ligt op dat vlak uiteraard een stuk hoger dan die van een fabrieksarbeider. Maar de industriële hadden ook een andere filosofie over toetreding, een wat protectionistische aanpak. Men hanteerde het derecho de hijo de socio , dat de kinderen van coöperanten bevoorrechte toegang tot de coöperatieve gaf. Aanleiding van dat gebruik was het probleem van de dekapitalisering. Eenmaal coöperanten op pensioen gingen, verdween logischerwijze ook hun aandeel in de onderneming. In plaats van dat terug te hoeven betalen ging dat aandeel dan over in de handen van de zoon of dochter. “Ik vind niet dat zonen van socios meer recht hebben op werk dan anderen. Maar het recht van hijo de socio was wel een mooie oplossing voor een financieel vraagstuk. Als coöperanten op pensioen gaan is er een dekapitalisering, gezien ze aandeelhouder zijn van de coöperatieve. Je kan dat kapitaal ook gewoon doorgeven aan je kind. Zo blijft dat geld bij de coöperatieve en heeft je kind een stabiele job” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012). De toepassing van het recht zette echter druk op de solidariteit tussen coöperatieven. “Sommige coöperatieven lieten eerst kinderen van coöperanten toetreden en moesten dan vragen of andere coöperatieven mensen konden overnemen. Het wringt natuurlijk als ze die kinderen doorsluizen naar coöperatieven die het recht niet toepassen. Terwijl de ene coöperatieve niet genoeg werk heeft en te veel mensen laat toetreden moeten anderen dat probleem dan opvangen” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Een samenspel tussen die spanningen en gestage industriële neergang zorgde inmiddels voor een quasi-afschaffing van het recht. Het is niet onmogelijk maar wordt financieel sterk ontmoedigd. Ouders die het nog willen doen, moeten sterk inleveren. “Ik heb een neef die gebruikt heeft gemaakt van het recht van hijo de socio. Hij nam de plaats van z’n moeder in en zij verliest daardoor een stuk pensioen” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Wie nog een plaatsje wil bemachtigen als coöperant is voortaan dus aangewezen op individuele selectieprocedures. Die worden op hun beurt steeds veeleisender. De koek om te verdelen (de in te vullen jobs) wordt steeds kleiner, waardoor enkel de beste kandidaten nog toetreden. Crisis Wat maakt die koek dan zo klein? De huidige financieel-economische crisis. Knabbelde de industriële neergang tevoren aan de werkgelegenheid in coöperatieven in die sector, vandaag vallen klappen in alle sectoren binnen de coöperatieven. En dat voelen alle coöperatieven. Sommigen worden direct 41
geconfronteerd met rode cijfers (zoals Eroski), anderen snijden om de schade bij collegacoöperatieven te beperken (zoals Caja Laboral Popular). “Ook al blijft Caja Laboral winstgevend, we gaan ook inleveren. We doen het uit solidariteit: we willen de industriële coöperatieven en Eroski helpen, zij hebben het echt moeilijk. Ook in de universiteit hebben ze besloten om minder te gaan verdienen” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Zelfs coöperatieven die geen rechtstreekse impact hebben, halen dus de riem aan. Dankzij die maatregelen slibde de toegang tot de beweging al helemaal dicht. De coöperatieve crisismaatregelen richten zich immers in de eerste plaats op niet-coöperanten: tijdelijke werknemers en jongere, beginnende krachten. Dit zijn noodzakelijke maatregelen om aanspraak te kunnen maken op de hulp van andere coöperatieven. “Je mag geen socios naar andere coöperatieven overzetten als je nog veel niet-socios hebt. Je kan geen gebruik maken van die solidariteit zonder zelf offers te brengen” (Naroa Elortza Gorrotxategi, 13/07/2012). Niet-coöperanten worden echter niet betrokken in de besluitvorming over hoe de onderneming best bespaart. “In de sociale raad zit je enkel als vertegenwoordiger van de socios, dat is een regel. We vertegenwoordigen er geen niet-socios” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Aitor Izagirre trekt – net zoals ikzelf – wel de conclusie dat hun bekommernissen niet dezelfde zijn als die van de coöperanten. “Binnen Caja Laboral vallen de problemen van socios en niet-socios niet volledig samen. Het grote verschil zit hem in de stabiliteit van de job. Niet-socios kunnen van dag op dag op een andere plaats moeten gaan werken, bijvoorbeeld. Dat kan niet zomaar bij socios” (Aitor Izagirre, 10/07/2012). Als gevolg van die verhoudingen kiezen coöperanten soms eerst voor ontslag van niet-coöperanten vooraleer ze zelf aan loonmatiging doen. Die insider power van de coöperanten is op zich een aparte discussie waard. Hier volstaat het om aan te geven dat in heel wat coöperatieven in eerste instantie gesneden wordt in het aantal niet-coöperanten, de toegangsweg tot de coöperatieve wordt dus vaak de facto afgesneden. Verloren generatie Vooral de jonge werknemers zijn het slachtoffer van die ontwikkelingen. Niemand begint op dag één als coöperant. Je start als tijdelijk werknemer en doorloopt een meerjarige procedure. Zeer weinigen onder hen schoppen het nog tot coöperant. Ofwel worden die jobs als besparingsmaatregel geschrapt tijdens de procedure, ofwel kunnen ze geen coöperant worden op het einde van de procedure. “Veroudering binnen de coöperatieven is het logische gevolg van de crisis. In slechte tijden behoud je je coöperanten maar neem je er geen nieuwe aan. Zo haal je geen nieuwe mensen binnen die met nieuwe, frisse ideeën komen aanzetten” (Naroa Elortza Gorrotxategi, 13/07/2012). Hoewel Baskenland steviger in z’n schoenen staat dan andere regio’s sluit ook Mondragon aan bij de schrijnende actuele jeugdwerkloosheidcijfers in Spanje. Volgens Jose Etxebeste, coöperant op pensioen, kunnen de coöperatieven daar weinig aan doen. “Het is onrechtvaardig dat jongeren geen socio meer kunnen worden. Maar dat is niet het gevolg van een interne onrechtvaardigheid binnen de coöperatieven. Het zijn zij niet die beslissen om te stoppen met werk aan te bieden. Dat ligt aan de economische context, het is het effect van de mondiale situatie” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012). Natuurlijk heeft niemand bewust beslist om de jongeren uit te sluiten. Als je de optelsom maakt van de verschillende trends in de coöperatieven stel je wel vast dat de toegang tot de beweging gestopt is. Net zoals de jonge Spaanse indignados de uitzichtloosheid van de situatie van jongeren aankaarten, manifesteert die trend zich in z’n eigen, unieke vorm bij de coöperatieven.
42
De huidige sociaaleconomische instituties lijken enkel nog te werken voor zij die hun plaatsje binnenin verzekerd hebben. Dit interpreteren als een generatiestrijd zou te kort door de bocht zijn. Die oudere generatie, meestal wel met een stabiele job, blijft er niet apathisch bij. Het verdwijnen van het recht van hijo de socio ligt hen bijvoorbeeld duidelijk op de maag. Heel wat moeders doen er hun beklag over in het schoonheidssalon van Itxaso Gonzalez. “Mensen hebben jaren keihard gewerkt in de coöperatieven om hun kinderen en goeie toekomst te geven in de beweging. Ze zijn natuurlijk teleurgesteld dat er geen plaats meer is” (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). Ook voor de coöperanten in verliesleidende coöperatieven is het daarenboven geen pretje. Zij voelen zich stilaan overbodig in de fabrieken, waar simpelweg te weinig werk is voor alle coöperanten. Bovendien zien ze de centen die ze in de onderneming investeerden stilaan wegsmelten. 5.4. Kruimelend sociaal contract De puzzelstukken uit dit hoofdstuk geven geen fraai eindplaatje. Het sociale contract tussen de samenleving en de coöperatieve beweging – de stilzwijgende afspraak dat de mensen er terecht kunnen – brokkelt af. Het is niet meer vanzelfsprekend dat zomaar iedereen op een plaatsje binnen Mondragon Corporation kan rekenen. Ja, een deel van het probleem is conjunctureel: als de coöperatieven uit de crisis kunnen klimmen, komt er terug ruimte voor nieuwe coöperanten. Het staat echter vast dat de beweging zich tegen dan weer een stuk dieper zal genesteld hebben in de nieuwe ondernemingsstrategie. Ik gaf al in 4.5. aan hoe coöperatieven net tijdens dit crisismoment inzetten op dat businessmodel. De woordvoerster van Mondragon Assembly, één van de coöperatieven die al langer inzetten op innovatie bevestigde dat ook. De terugval in de Europese vraag naar zonnepanelen was voor hen het moment om “na te denken over de rol van de Aziatische groeilanden” (formeel bezoek Mondragon Corporation, 11/07/2012). De structurele tendensen zullen blijven en zullen nog sterker zijn dan vandaag. Ook na het voorbijtrekken van de crisis zullen de industriële jobs met beperkte toegevoegde waarde met een overgewicht aan verouderde coöperanten te kampen krijgen. De groei zal komen van een nieuw type jobs met een meer individueel toegangsmodel. De slotsom is dat ook Mondragon Corporation het belang van de ondernemingen voorop zet. Een these die ook Jose Etxebeste, ex-voorzitter van de industriële coöperatieve Arrasate, bevestigt. “Internationalisering is er niet om de coöperanten te beschermen maar om het bedrijf te beschermen. Via de bescherming van het bedrijf bescherm je natuurlijk wel je coöperanten maar het is een belangrijke nuance. De bedrijfsleiders die het voorstellen, denken in de eerste plaats aan het bedrijf, net zoals in gewone ondernemingen. Coöperanten stemmen misschien voor om hun werkzekerheid te vrijwaren maar de logica is bedrijfskundig” (Jose Ignacio Etxebeste, 13/07/2012). Volgens hem luidden de internationalisering en de creatie van koepelorganisatie Mondragon Corporation een omwenteling van een sociale naar een bedrijfskundige logica in. En dat is niet alleen een les voor de buitenlandse werknemers binnen de structuur. Dit hoofdstuk toonde aan dat het internationaliseringsproces een stuk omgrijpender is, dat het ook de plaats van de Baskische coöperanten van binnenuit aan het herformuleren is. Mondragons globalisering is geen ver van mijn bed show voor de Baskische werknemers. Ze herschikt de rol van die coöperatieve kern as we speak.
43
6. Taal en gemeenschap
Figuur 14: De toren van Babel – Pieter Breugel de oude
“Ik heb geen sociaal leven, ik ben niet geïntegreerd in Mondragon. Ik heb me nooit van hier gevoeld, ook al voel ik me Bask. Ik vind bijvoorbeeld dat er heel veel georganiseerd wordt door de bevolking maar niet op een participatieve manier. Het zijn altijd dezelfde mensen die dingen organiseren, over het algemeen de mensen die Euskera spreken en geïntegreerd zijn. Zij zijn betrokken bij de meeste evenementen” - Itxaso Gonzalez
44
Participatie in actie Tijdens m’n eerste, verkennende bezoek aan Mondragon kwam ik terecht op een participatiemeeting van Bagara – het gemeenschapsplatform van onderzoeksgroep Lanki. Onderwerp van de samenkomst was een herinvulling van de overdekte markt in centrum Mondragon. Bij m’n aankomst kreeg ik tweetalige informatie over de meeting. Benieuwd om te horen hoe men van die ietwat oubollige ruimte opnieuw een bruisende plek wilde maken, sloot ik aan bij de grote groep geïnteresseerden. Eenmaal de vergadering begon, begreep ik echter geen snars meer van het verhaal. Alle communicatie verliep in Euskera. Vreemd voor een participatieplatform dat zoveel mogelijk mensen bij Mondragons sociale leven wil betrekken, dacht ik. Want net zoals ik spreekt meer dan een kwart van de mensen in het stadje geen Euskera. En net zoals hen kon ik de vergadering niet volgen, laat staan meedenken of -discussiëren. Later probeerde ik te vatten wat dat taalkundig onevenwicht betekent voor Mondragons samenleving. Is meertaligheid een onoverbrugbare barrière bij de uitbouw van een collectief project, zoals het bekende Bijbelverhaal over de toren van Babel suggereert? Of heeft het vreedzaam samenleven binnen de coöperatieve beweging bewezen dat het zo niet hoeft te zijn? 6.1. Internationalisme en identiteit We lijken het vaak vanzelfsprekend te vinden dat vragen over identiteit en gemeenschap een lokaal karakter hebben. Mijn benadering is echter helemaal anders. In hoofdstuk 3 ging ik voor de eerste keer in tegen dat lokalisme door Mondragons sociaal kapitaal te linken aan het Spaans-Baskische conflict. In dit laatste onderzoekshoofdstuk spring ik meteen over die horde heen door Mondragons gemeenschap te kaderen binnen een internationaal kader. Wat heeft het gemeenschapswerk in een relatief klein Baskisch stadje dan in godsnaam te maken met internationale processen? Het is een associatie die je niet automatisch legt, akkoord. Voor wie niet thuis is in sociaal-wetenschappelijke literatuur, klinkt het vreemd in de oren. Maar toch is die gemeenschapsdialoog op twee fundamentele vlakken verbonden aan internationale invloeden: de coöperatieve beweging en immigratie. De coöperatieven: Lanki’s impuls Het helpt natuurlijk als dat kleine Baskische stadje het centrum is van een coöperatieve, multinationale onderneming. De impuls voor Mondragons gemeenschapsdialoog werd gegeven door Lanki, een sociale onderzoeksgroep binnen Mondragon Corporation. En dat had volgens bezieler Joseba Azkarraga alles te maken met de vragen die de internationalisering van de coöperatieven opwierpen. “De identiteit van het coöperativisme verandert. Dat stelt ons voor een nationaal vraagstuk. Wanneer een experiment zich internationaliseert en zich op andere locaties inplant, is het geen uitsluitend Baskisch experiment meer. Veranderen we in een globale onderneming zonder enige nationale, territoriale stempel?” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012). Men vond het daarom essentieel om te gaan nadenken over Mondragon Corporations eigenheid binnen die globale macroeconomische structuren. De slotsom van die reflectie: voor Lanki is Mondragon één van de interessante lokale uitzonderingen op ons globale neoliberalisme. “We are at a difficult but interesting moment in history where, in the light of the standardization of a system that is unjust and inhumane for multitudes, rather than compare total ideologies and alternative global systems that are not yet fomulated, the emancipating 45
and humanizing direction points towards an intuition: to develop our own, diverse experiences. Therefore, the aim is to promote the diversity of experiences as the seed for future answers. That is to say, the multi-focusing of the alternatives” (Lanki, 1999). De kleur van die lokale eigenheid – dat wat die verschillende lokale experimenten zo divers maakt – vindt de onderzoeksgroep bij Baskisme. “Lanki heeft een academische poot maar we zijn ook geëngageerd, activistisch. De vakgroep is nauw verbonden het coöperatieve experiment en de Baskische samenleving. De geboorte van deze faculteit is direct gelinkt aan de ikastola-beweging” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012). Net om die lokale eigenheid te cultiveren werd de gemeenschapsdialoog Bagara opgezet. Immigratie: superdiversiteit De bewoners van het stadje hoefden echter niet te wachten op Lanki’s gemeenschapsdialoog om te gaan nadenken over Mondragon in de wereld. De directe aanwezigheid van migranten van ver buiten Spanje verandert het straatbeeld er zienderogen. Ook dat is één van de gezichten van globalisering. Terwijl Bagara Mondragons gemeenschap vanuit de coöperatieve realiteit wil herdefiniëren, wordt de samenstelling van die gemeenschap stevig door elkaar geschud. San Andres (de befaamde wijk van migranten uit Extremadura) is vandaag een bonte verzameling van oude Spanjaarden, Indiërs, Latino’s en jonge Basken. In de openbare bibliotheek staan dagelijks Pakistani aan te schuiven om cricketmatchen te volgen via internet. De oude scheiding tussen Spanjaarden en Basken maakt plaats voor wat Jan Blommaert superdiversiteit noemt – een complexe mix van verschillende immigranten in plaats van een beperkt aantal grote, homogene immigrantengroepen (Blommaert, 2011). “In San Andres vind je alle soorten migranten: de oude migratie ontmoet er de nieuwe migratie. Je hebt er zowel oudere Spaanse inwijkelingen als Pakistani en Zuid-Amerikanen. Voor mij symboliseert de wijk de integratie van iedereen” (Juan Antonio Urdangarin, 27/09/2012). En dat geeft een prikkelende dynamiek aan Mondragons oude gescheiden werelden. In de bibliotheek viel ik bijvoorbeeld zelf uit de lucht toen ik geen gedeelde taal vond om met een Afrikaanse leeftijdsgenoot te praten. Waarom? Hij sprak enkel Baskisch, geen Spaans, Engels of Frans. Voor de oudere inwoners van het stadje staan de oude tegenstellingen tussen immigrant en autochtoon vandaag op hun kop. Aanpak hoofdstuk Ik wil in dit hoofdstuk nagaan wat dit betekent voor de sociale grenzen in het stadje: wie behoort tot de befaamde, actieve Baskische gemeenschap? Welke spanning zit er tussen dat gemeenschapsidee en Mondragons realiteit? En wat is de rol van taal in dat collectieve identificatieproces? Voor die opdracht is eerst nog een korte pitstop nodig. In 6.2. geef ik een update van de evolutie van het Baskische nationalisme en z’n verhouding tegenover Mondragon Corporation en Euskera. Er deden zich immers een aantal fundamentele verschuivingen voor in het historische beeld dat ik daarover schetste in hoofdstuk 3. Daarna ga ik in 6.3. in op het soort gemeenschap dat Lanki’s initiatief belichaamt en hoe dat botst met Mondragons realiteit op het terrein. Tot slot trek ik daaruit een aantal conclusies over gemeenschapsvorming en globalisering in 6.4.
46
6.2. Maatschappij in beweging De coöperatieven en nationalisme Sinds de geboorte van de coöperatieve beweging veranderde er heel wat in de politieke situatie in Baskenland. Als resultaat evolueerde ook de coöperatieve houding tegenover het nationalisme. Die evolutie in de politieke omgeving kende drie fasen: de dictatuur, ETA-geweld binnen de democratie en normalisering. Bij het begin was er natuurlijk Franco’s repressieve dictatuur. Spreken over een onafhankelijk Baskenland of Euskera gebruiken op publieke plaatsen was volledig uit den boze. Vanzelfsprekend hield ook de coöperatieve beweging zich op de vlakte. In diezelfde context vloeiden de Spaanse immigranten de coöperatieven binnen, wat Baskisme een gevoelig onderwerp maakte voor de werknemers. Niettemin leidde het tot een situatie van wederzijds respect en vreedzame coexistentie (zie: hoofdstuk 3). Die afzijdige houding veranderde niet meteen met de komst van de Spaanse democratie. De benadering van de coöperatieve beweging was heel pragmatisch, men probeerde zo weinig mogelijk mensen voor het hoofd te stoten. Dat was iets waar radicale nationalisten het best moeilijk mee hadden. De taalactivisten van Emun, een coöperatieve die Euskera op de werkvloer promoot, werden daarom liever geen lid van Mondragon Corporation. “Emun is geen onderdeel van Mondragon Corporation omdat we mensen hebben die kritisch staan tegenover de koers van de beweging. We stellen ons bijvoorbeeld vragen over het bezoek van de Spaanse koning aan coöperatieven zoals Fagor electrodomesticos en Irizar” (Dani Larrea, 11/09/2012). Kasmir (1996) besloot daarom dat meewerken in de coöperatieven gelijkstond aan de gematigde Baskistische aanpak van de PNV. “From their inception, the cooperatives were intimately tied to PNV’s anti-socialist political project” (Kasmir, 1996:195). Voor de coöperatieven was het in de eerste plaats meer een kwestie van overleven. Zij waren deel van de economische gevestigde orde die zaken deed met Spanjaarden. En die maakten het leven van de coöperatieven er op hun beurt ook niet makkelijker op. De beweging was herhaaldelijk kop van jut in de nasleep van ETA-aanslagen. De Spaanse meerderheidspartijen, PP in het bijzonder, maakten er een strijdpunt van om elke Baskische actor van belang ETA’s activiteiten te laten veroordelen. De coöperatieven moesten daardoor vaak op een slappe koord balanceren. Vandaag is de angel uit die discussie dankzij ETA’s wapenstilstand. Igor Letona, een ouwe rot in het radicaal-nationalistische milieu, spreekt van een belangrijke strategische verschuiving in het linksnationalistische kamp. Velen in die kringen zijn er volgens hem nu van overtuigd dat de politiekdemocratische weg de grootste kans op succes heeft.“Wij geloofden hen niet toen ze zeiden dat alles bespreekbaar was binnen een democratisch kader. Als ze echt democraten zijn, moeten ze er nu dus werk van maken. Een referendum is het aangewezen middel, lijkt mij. Dat is democratisch en brengt niemand schade toe” (Igor Letona, 9/09/2012). De coöperatieven kunnen daardoor vandaag een debat over identiteit voeren zonder zich te verbranden. Ook intern evolueert de houding van de werknemers. Van de eerste generatie migranten die buiten Baskenland opgroeide, is bijna niemand meer werkzaam. Voor hun kinderen, de tweede generatiemigranten, is het een stuk makkelijker om zich Bask te noemen. Zij hebben vaak een meerlagige individuele identiteit die zowel Spaanse als Baskische elementen bevat.
47
Samenleving en taal Samen met de politieke omgeving evolueerde ook de sociale houding tegenover het Euskera. Volgens Itxaso Gonzalez, Spaanstalige jongere tijdens de dictatuur, was Euskera voor de Basken een eigen, geheim taaltje dat niet gedeeld werd met de indringers (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). Het gebruik van de taal was door de repressie dan ook beperkt tot onderonsjes en bleef binnenskamers. De taalbeweging aan het einde van het Franquisme was daarom een belangrijke trendbreuk. Van bij het begin was het taalactivisme van AED en de ikastola’s ook gericht op de Spaanse migranten. De taalkundige evolutie die het stadje in tussentijd doormaakte, is volgens gemeentelijk Euskerafunctionaris Felix De Tuesta indrukwekkend maar onaf. “De sterkte van Arrasate is niet dat we zoveel Baskische sprekers hebben. De sterkte is dat het hier 30 jaar geleden heel Spaans was en dat er een sterke wil was bij de bevolking om die situatie om te draaien” (Felix Da Tuesta, 20/09/2012). De cijfers bevestigen dat ook (zie: figuur 15). In zo’n 40 jaren taalbeleid werd het aantal Euskerasprekers opgekrikt van 39,2 tot 63,9%. Die ommekeer is te danken aan een diverse groep actoren. De gemeente zelf investeerde heel wat centen in de taalbeweging en in een eigen taalpromotiedienst. De rol van het onderwijs is ook zeer doorslaggevend geweest. Vandaag kan je in Mondragon niet meer naar school in het Spaans. Zowel de ikastola’s als de publieke scholen geven eentalig onderwijs in Euskera. Zo leert zowat iedereen die in het stadje opgroeit Euskera, wat de moedertaal dan ook moge zijn. In die omgeving konden ook de coöperatieven meer aandacht gaan schenken aan de taalkwestie. Een groot aantal onder hen werkten al samen met Emun, de coöperatieve van taalactivist Dani Larea die Euskera op de werkvloer wil promoten. Via het coöperatieve principe van sociale transformatie investeren ook heel wat coöperatieven in de verschillende pijlers van de taalbeweging. Verschillende ikastola’s werden zelfs opgenomen in de onderwijsafdeling van Mondragon Corporation. Ook al verschuift de samenleving als geheel, de cijfers wijzen er wel op dat nog een kwart van de bevolking in Mondragon vandaag geen Euskera begrijpt. Vooraleer Euskera als lingua franca kan dienen in de regio – zoals taalnationalisten het graag zouden zien – is er dus nog heel wat werk aan de winkel. 6.3. Welke gemeenschap? Aan wat voor gemeenschap willen de activisten van Lanki en Bagara dan juist bouwen in die context? In het jaarverslag van 2010-2011 omschrijft Bagara het ideologische kompas van de organisatie in 4 principes: het Baskische gevoel, zelfbestuur, solidariteit & samenwerking en duurzaamheid. Ze zijn een directe vertaling van de maatschappelijke wortels die volgens Lanki Mondragon een uniek lokaal experiment maken. “The Basque society is the western society where there are more “atypical” organizations and institutions, which do not fit into a purely lucrative or public-administrative logic. It is a society, in the heart of Europe, with a great “social energy” as can be seen in many figures: broad movements such as the Ikastola’s (Basque-speaking schools) or AEK (Association to promote Basque language), the fact that there are 200.000 people registered in some kind of social movement (ecology, insubordination, pacifism, etc.), the fact that it has the greatest number of co-operators per capita in the Third world etc. The Basque society is a live society that stands out in many aspects of social and community dynamism” (Lanki, 1999: 4). In se is dat referentiekader een geactualiseerde versie van het historische Baskische sociale kapitaal dat ik al in hoofdstuk 3 aanpakte. De redenering legt de rode draad tussen coöperatieve kernwaarden (zelfbestuur, solidariteit) en Baskisme en voegt er en passant een nieuw aandachtspunt 48
aan toe: ecologie. Lanki & Bagara staan met die visie op het kruispunt tussen onderzoek en activisme, tussen de samenleving analyseren en de samenleving vormgeven. Volgens Joseba Azkarraga is dat het DNA van z’n onderzoeksgroep. “Het is duidelijk dat Lanki geen superacademische analyse maakt. Het heeft zeker een academisch onderdeel. Maar tegelijk zijn we ook geëngageerd, activistisch. We staan met beide voeten in de realiteit. Zoiets zie je niet zo vaak op universiteiten. De vakgroep is nauw verbonden met het coöperatieve experiment en de Baskische samenleving. De geboorte van deze faculteit is direct gelinkt aan de ikastola-beweging” (Joseba Azkarraga, 25/09/2012).
Figuur 15: Evolutie taalgebruik Mondragon bron: Rapport Baskisch taaldienst Mondragon (2001:17)
49
Op die manier cultiveert de onderzoeksgroep natuurlijk wel bewust een bepaald soort gemeenschap. Een gemeenschap die verbonden is door het idee van een coöperatief, Baskisch zelfbeeld. Een benadering die perfect aansluit bij Zygmunt Bauman, die hedendaagse gemeenschapsvorming beschouwt als een collectieve identiteit onder de banner van zekere ideeën of principes (Bauman, 2004:11). Dat betekent volgens Bauman echter dat de gemeenschap niet zomaar iedereen kan omvatten. Die ideologische eenheid bereik je enkel door een groep af te lijnen, door bepaalde individuen uit de samenleving samen te brengen. “From now on, all homogeneity must be ‘handpicked’ from a tangled mass of variety through selection, separation and exclusion; all unity needs to be made; concord ‘artificially produced’ is the sole form of unity available” (Bauman, 2000:14). Volgens Itxaso Gonzalez, Spaanssprekende inwoonster van Mondragon leidt dat proces tot een participatie-elite waar zij niet kan bijhoren. “Ik heb geen sociaal leven, ik ben niet geïntegreerd in Mondragon. Ik heb me nooit van hier gevoeld, ook al voel ik me Bask. Ik vind bijvoorbeeld dat er heel veel georganiseerd wordt door de bevolking maar niet op een participatieve manier. Het zijn altijd dezelfde mensen die dingen organiseren, over het algemeen de mensen die Euskera spreken en geïntegreerd zijn. Zij zijn betrokken bij de meeste evenementen” (Itxaso Gonzalez, 24/09/2012). Taal = gans het volk? Bagara’s idee van gemeenschap loopt samen met een bepaalde interpretatie van de Baskische natie. Dat wordt snel duidelijk als je het ideologische kompas onder de loep neemt. Maar concepten zoals ‘de Baskische natie’ en ‘de Baskische identiteit’ zijn net voor heel wat interpretatie vatbaar in Mondragon. De diverse realiteit in het stadje is het levende bewijs voor Hobsbawms stelling dat natie een subjectief en ongrijpbaar gegeven is, een collectief proces van zelfidentificatie. De Baskische taal, het Euskera, is daarvan een mooie illustratie en vormt ook een essentiële schakel in Mondragons sociale leven. Voor Bagara (en voor heel wat taalnationalisten) moet Euskera de voertaal van Mondragon zijn, de lingua franca tussen mensen van verschillende afkomst. Een visie die bijvoorbeeld terugkomt in het feit dat je in Mondragon enkel onderwijs kan volgen in Euskera, niet in het Spaans. De filosofie van taalnationalisten is inclusief: het is een open taalgemeenschap waar ook allerlei immigranten mee aan kunnen bouwen. Maar die goede bedoelingen stoten op een hardnekkige taalideologie. Het verhaal stopt natuurlijk niet bij de kennis van het Euskera. Samen met de taal lepelt men studenten ook waarden en opvattingen in. De gelijkenis met Bagara is niet toevallig: ook hun ideologische kompas vermengt Euskera, Baskisme, solidariteit en zelfredzaamheid. Taalkundig antropoloog Echeverria kon in een studie zelfs een correlatie vaststellen tussen onderwijstaal en identitaire opvattingen in Baskenland. “(…) secondary school students in Basque – versus Spanish-medium schools understood the relationship between the Basque identity and language in different ways. Basque-medium students were more likely not only to speak Basque (euskera) but also to consider euskera a crucial part of Basque identity. Spanish-medium students were more likely to claim “biethnic” identity and to root their claims in territory rather than language” (Echeverria, 2003:351). De fundamentele vraag in de diverse samenleving in Mondragon is of Euskera echt een lingua franca kan zijn, dan wel sociale splijtstof is. En in werkelijkheid is Euskera beide. Zowel in het kamp van Euskerasprekers – als in het anderstalige kamp heb je twee soorten individuen. Zij die de taal als een integratief element zien en zij die het als een verdelend gegeven zien. Euskerasprekers zoals Martin Bañez dromen van een Euskera voor iedereen. “Eentalige communicatie in Euskera is volgens mij een 50
vergissing. Zo bouw je een muur rond het Euskera die zij die het niet kennen uitsluit. Ik begrijp dat men van Euskera een belangrijke taal wil maken. Maar als je er niet voor zorgt dat mensen het kunnen aanleren ben je niet goed bezig. Ik wil dat Euskera een integrerend element wordt, niet de taal van één bepaalde gemeenschap binnen onze samenleving” (Martin Calvo Bañez, 21/09/2012). Taalnationalist Dani Larea kijkt er echter anders naar.“De Euskerasprekers hebben een proces van minorisering ondergaan. Na honderden jaren van repressie kenden steeds minder mensen de taal. Zij die de taal kennen, moeten in het middelpunt staan van een ommekeer. In de eerste plaats moeten zij ze ook daadwerkelijk spreken. Daarna komen de mensen die zich Bask voelen en noemen. De overige 20% Españolisten die zich geen Bask voelen, daar moeten we geen aandacht aan besteden” (Dani Larrea, 11/09/2012). Voor Xabier Zubizaretta is Euskera zelfs direct verbonden met oorlogstaal. “De Carlistische oorlogen domineren onze 19e eeuwse geschiedenis. Tot driemaal toe was de Baskische identiteit de inzet van die oorlogen. Uiteindelijk veroverde Madrid Navarra en zaaide dood en verderf. Alle uiterlijke kenmerken van de Navarrese koning werden vernietigd. Het werk van de hertog van Alva, de ijzervreter die ook in jullie geschiedenis [de Belgische] opduikt. Ze wilden onze cultuur gewoon van de aardbol vegen” (Xabier Zubizaretta, 12/09/2012). Maar ook de immigranten zelf nemen uiteenlopende houdingen aan. Antonio Pavon, vader van m’n eerste gastvrouw Amaia en zoon van Spaanse immigranten, voelde zich niet op z’n gemak toen hij Euskera probeerde leren. “Ik trok na de val van de dictatuur richting één van de vele Euskeralessen maar ik heb dat snel opgegeven. Ik kwam er om de taal aan te leren, om met mijn omgeving te leren communiceren. Maar de lesgever deed meteen ook een nationalistisch verhaal over Baskenland. Hij vertelde ons dat Baskenland zeven provincies had en onafhankelijk moest worden. Ik ging daarmee helemaal niet akkoord dus ik stopte met de lessen” (Antonio Pavon, 13/07/2012). Voor hem was de bijhorende taalideologie een te groot struikelblok om Euskera te leren. Sara Laverdy, een Boliviaanse die zeer recent naar Mondragon migreerde, is zich echter van geen kwaad bewust. Volgens haar kan Bolivië nog heel wat leren van de Baskische assertiviteit.“Bolivië is ook een land met verschillende culturen, we hebben 37 officiële talen! Bij ons is dat wel aan het verdwijnen want de overheid en het onderwijs bevorderen het niet. Hier is dat ongelooflijk: je leert het op school zodat het niet verloren gaat. Ik zou dat graag ook in Bolivië zien gebeuren” (Sara Laverdy, 29/09/2012). Voor een bepaald deel van Mondragons immigranten zal die koppeling tussen taal en ideologie ook in de toekomst te ver gaan. Het is immers niet zo dat onderwijs in Euskera van alle nieuwkomelingen Basken zal maken die hun identiteit zullen opvatten in de lijn van de bijpassende taalideologie. Aritz Arietta, PSOE-voorman in Mondragon en jonge dertiger die z’n hele schoolloopbaan in Euskera doorliep, is daar een interessant voorbeeld van. “Ik voel me even goed Baskisch als Spaans. Bask zijn is even speciaal als Galiciër of Andalusiër zijn, het heeft enkel een extra cultureel accent door de aparte taal. Maar om Bask te zijn hoef je geen Euskera te spreken, het is een individueel gevoel. Het tegengestelde beweren vind ik separatistisch, ik begrijp niet wat dat gevoel met talenkennis te maken heeft. Bask zijn gaat over de cultuur en het sociale leven” (Aritz Arietta, 19/09/2012). Mondragons eentalige onderwijs maakt dus niet zomaar van elke leerling een Bask in de zin van de culturalistische identiteit van radicaal-nationalisten. Het laat zich al raden dat de huidige generatie immigranten uit India, Afrika en Latijns-Amerika ook zo’n hybride identiteit voor zichzelf zullen creëren. Die zal niet voor 100% overeenkomen met Bagara’s visie op de Baskische identiteit, hoe inclusief zij hun boodschap ook zullen brengen. Opmerkelijk genoeg zal vooral het eentalige onderwijs in het Euskera er voor zorgen dat de 51
nationalistische link tussen Euskera en de Baskische ideologie zal verwateren. Elke persoon die in het stadje opgroeide zal in de toekomst perfect Euskera spreken. De ideologische en identitaire diversiteit zal zich dus als gevolg binnen de Baskische taalgemeenschap manifesteren. 6.4. Globalisering en gemeenschap Lanki’s benadering van Mondragon in de wereld is een soort kosmopolitisch nationalisme. Men ziet de coöperatieve beweging als een uniek, lokaal gegeven, één van de lokale bouwstenen in een multiculturele wereld. Dat zelfbeeld is symptomatisch van een nieuwe generatie nationalisten, die hun overtuigingen verzoenen met globalisering. “(…) normalization as pursued by this new generation involves putting Basque onto the global stage, in affinity with the cultural productions of other minorized groups and social movements” (Urla, 2003:4). Het is een globalisme dat zich expliciet afzet tegen culturele uitvlakking en de rijkdom aan culturen onderstreept. Een figuur zoals Manu Chao is een belichaming van dat multiculturalisme: z’n muziek combineert elementen uit Franse, Spaanse, Arabische en Latijns-Amerikaanse cultuur. Die filosofie veronderstelt een wederzijds respect tussen de vele authentieke culturen op onze wereld en leeft bijvoorbeeld ook sterk bij jonge rugzaktoeristen. Het was opnieuw Zygmunt Bauman (2001, 2006) die opmerkte dat zo’n multiculturalisme geen vorm van cultuurrelativisme is, zoals men intuïtief zou denken. Volgens de auteur steunt dat multiculturalisme op een vorm van essentialisme. De bouwstenen van die diverse, veelkleurige wereld worden immers gezien als authentieke, homogene cultuurgemeenschappen zoals Baskenland. Dat is een redenering die naadloos aansluit bij de globaal-lokale dichotomie die ik doorheen deze masterproef heb aangepakt. Want wie op die manier naar Mondragon kijkt, gaat voorbij aan de diverse realiteit in het stadje zelf. Het is een beeld dat botst met de aanwezigheid van de talrijke immigranten in Mondragon die geen Euskera spreken en een andere soort Baskische identiteit dragen. En daarom blijft Bagara’s gemeenschap een onaf project. “Rather than an island of ‘natural understanding’, a ‘warm circle’ where they can lay down their arms and stop fighting, the really existing community will feel like a besieged fortress being continuously bombarded by (often visible) enemies outside while time and again being torn apart by discord within; ramparts and turrets will be the places where the seekers of communal warmth, homeliness and tranquility will have to spend most of their time” (Bauman, 2000:14). Dat is exact het gevoel dat taalnationalist Dani Larea in Bilbao krijgt.“In het oude stadgedeelte van Bilbao worden 220 verschillende talen gesproken door 5000 mensen. Als je daar Euskera hoort is dat puur toeval. In zo’n geglobaliseerde stad ben je een vreemde in je eigen huis als de staat niets doet om de eigen taal te verdedigen.” (Dani Larrea, 11/09/2012). Lanki’s gemeenschapsinitiatieven tonen aan dat de lokale gemeenschap op die manier een project wordt, een authenticiteit die gecultiveerd moet worden. De samenleving wordt geherinterpreteerd en geboetseerd, net zoals Hobsbawm dat vaststelde over de 19e eeuw met ‘the invention of tradition’(1983). In de conclusie kom ik uitgebreid terug op wat dit over globalisering kan leren.
52
7. Conclusie Ter conclusie van deze masterproef maak ik een balans op van de onderzoekslijnen die in de inleiding uitgetekend werden. Eerst kader ik in 7.1. de onderzoeksopzet van deze casestudie: een nieuw licht werpen op het concept globalisering. Hoe ging ik aan de slag met dat alomtegenwoordige begrip? Door het toe te passen op Mondragons coöperatieve beweging én op het sociale leven in het stadje doken interessante gelijkenissen en verschillen op. In 7.2. leg ik uit welke interessante resultaten uit die denkoefening voortkwamen. Daarna geef ik in 7.3. een eigen interpretatie van de vaststellingen die uit de onderzoeksvragen voortkwamen. Op welke manier verrijkt dit onderzoek onze kennis van globalisering? Wat te denken van de groeiende populariteit van nationalistische bewegingen die globalisering niet per se verwerpen? Gaat het over hetzelfde nationalisme als vanouds, of zijn het vernieuwende bewegingen met een frisse kijk op natie en wereld? En hoe evalueer je Mondragon Corporations verdiensten juist? Onderzoekers die richting Mondragon trekken worstelen immers vaak om het juist evenwicht tussen euforie en scepticisme te vinden. Ik geef ook aan hoe toekomstig onderzoek hierop kan inspelen. 7.1. Uitgangspunt: globalisering in concreto Mondragon is een knooppunt waar de vele gezichten van globalisering samenkomen. Van die rijkdom aan facetten heb ik aardig gebruik kunnen maken om me aan de hand van een concrete case te verdiepen in het concept. Het stadje is een dankbaar richtsnoer voor wie het samenspel tussen de bedrijfskundige, macro-economische, sociale en culturele uitingen van mondialisering wil vatten. De economische poot van het verhaal is doordrongen van populaire businessbegrippen. De coöperatieve beweging is een internationale onderneming die volop experimenteert met een doorgedreven internationale arbeidsdeling. Productie zonder al te veel toegevoegde waarde verhuist richting lage loonlanden, innovatieve ondernemingstakken blijven aan het thuisfront. Het referentiekader van Mondragon Corporation is een competitieve wereldmarkt met consumenten die producten tegen de scherpste prijs willen aanschaffen. Multilokalisering volgens woordvoerder Lezamiz, delokalisering met coöperatieve trekjes voor vele anderen. Maar dergelijke economische concepten staan niet los van het bredere socioculturele beeld van globalisering dat ook in het stadje opduikt. De historische Spaanse immigratie, direct gelinkt aan het succes van de coöperatieve onderneming, krijgt een nieuwe dynamiek door de intercontinentale immigranten die de weg naar Mondragon vinden. Sprekers van het Euskera worstelen met de taalkundige diversiteit die dit met zich meebrengt. Zij proberen Euskera de lingua franca van de gemeenschap te maken terwijl globale massamedia net de culturele verbeelding van ons allen kleuren. Alle bovenstaande aspecten maken op hun manier deel uit van het concept globalisering. Ze zijn onderling nauw verbonden maar zijn allerminst equivalenten. Het totaalbeeld van globalisering is dus een veelkleurig mengsel van economische, sociale en culturele elementen. En die hoeven absoluut niet mooi in elkaar te vallen, net zoals de realiteit en de interpretatie van het concept soms danig verschillen. Die vele verschillende dimensies maken van globalisering een veelzijdig, soms contradictorisch proces. Het is een mix tegenstellingen en spanningen – een schets die niet aansluit bij het gangbare beeld van globalisering. Die conceptualisering was uiteraard niet het startpunt van de analyse. Ik belandde bij die conclusie door een aantal vanzelfsprekendheden in vraag te stellen. De verdienste van dit onderzoek ligt daarom misschien in de eerste plaats in het ont-leren van een aantal hardnekkige ideeën die al te vaak aan globalisering gekoppeld worden. 53
7.2. Onderzoeksresultaten Vertaald naar de case Mondragon vloeien die vanzelfsprekendheden samen in een denkkader dat ik de globaal-lokale dichotomie heb genoemd. Enerzijds maakt die karikaturen van ‘het lokale’ en ‘het globale’, anderzijds suggereert ze een onoverbrugbare kloof tussen die twee schalen. Globale markt
Lokaal coöperativisme
Economische rationaliteit, efficiëntie
Solidariteit
Koud individualisme
Warm collectivisme
Nieuw
Authentiek, historisch
Structurele dwang
Collectieve bescherming- verzet
Exogeen
Endogeen Figuur 16: schema globaal-lokale dichotomie
Deze studie richtte z’n pijlen op die vertekenende dichotomie. Figuur 17 geeft een overzicht van de verschillende etappes waarin ik het onderzoek opdeelde en welke resultaten dat opleverde. Voorbij de dualiteit (grijze blokken: hoofdstuk 3 & 4) stond in het teken van een nuancering van die karikaturen. In ‘Wiens collectief?’ (blauwe blokken: hoofdstuk 5 & 6) probeerde ik de veronderstelde kloof tussen beide schalen te doorbreken. Daar behandelde ik immers thema’s die zowel ‘globale’ als ‘lokale’ elementen bevatten. Zo illustreerde ik hoe de mentale opdeling tussen beide schalen in realiteit niet bestaat. 7.2.1. Voorbij de dualiteit De onderzoeksvraag die de eerste helft van de studie domineerde luidde: “Welke sociale processen worden bij studies over Mondragon onjuist voorgesteld als puur globale of lokale evoluties?”. De eerste etappe moest dus aantonen waar de hiaten zaten in de globaal-lokale dichotomie. Dat deed ik door de tegenstelling endogeen-exogeen onder de loep te nemen. Eerst stelde ik de ‘endogeniteit’ van Mondragons sociaal kapitaal in vraag in ‘Geschiedenis van conflict’, hoofdstuk 3. Die endogeniteit vertaalt zich in de terugkerende visie op Baskisch sociaal kapitaal. Het is inderdaad zo dat Mondragon verschillende expliciet Baskische verenigingen kent: de organisaties binnen de taalbeweging zijn daar het beste voorbeeld van. Maar dat betekent volgens mij allerminst dat je Baskisme, maatschappelijke harmonie en samenwerking op één lijn kan zetten. In realiteit was het Spaans-Baskische conflict immers nadrukkelijk aanwezig tijdens de opstart en ontwikkeling van Mondragons coöperativisme. De sociaaleconomische malaise na de burgeroorlog was mijns inziens een sleutelelement in de geboorte van de beweging. Bovendien traden ook heel wat Spaanse immigranten toe tot de coöperatieven, wat de beweging veel meer dan een verzameling Baskische arbeiders maakte. De coöperatieven waren daarentegen een oefening in vreedzaam samenleven tussen de twee bevolkingsgroepen die in spanning samenleefden. Het is dus schuldig verzuim om het Spaans-Baskische conflict uit het ontstaansverhaal van de beweging te knippen, zoals dat vaak gebeurt.
54
Mijn eigen hypothese is dat het conflict rechtstreeks verbonden is met de coöperatieve beweging. De situatie creëerde een sociale energie in de regio waar op verschillende manieren uit getapt werd. Naast de coöperatieven ontstonden daaruit ook het clandestiene netwerk rond ETA en de taalbeweging. De endogeniteit van de beweging, het ‘Baskisch gehalte’ van de sociale magie die in de globaal-lokale dichotomie vervat zit is dus niet houdbaar. De tweede stap bij die eerste onderzoeksvraag was de exogeniteit van de globale marktwetten. Dat vertaalde ik in hoofdstuk 4, ‘Mondragon internationaal’, naar een studie van de internationalisering van Mondragon Corporation. Men gaat er immers van uit dat de huidige internationale verhoudingen tussen de moedercoöperatieven en hun buitenlandse filialen zo moet om binnen de competitieve, globale markt te passen. Door de verschillende mogelijke coöperatieve expansiemodellen voor te stellen maakte ik duidelijk dat de coöperatieven hier wel degelijk zelf keuzes in maken. De beweging werkt voornamelijk via niet-coöperatieve structuren om de controle over de buitenlandse filialen en het eigen kapitaal stevig in handen te houden. De arbeidssoevereiniteit van de buitenlandse werknemers, nochtans een kernwaarde van de coöperatieve beweging, is daaraan ondergeschikt. Zelfs de meest vooruitstrevende coöperatieve samenwerkingsmodellen van supermarktketen Eroski perken het zeggenschap van externe coöperanten in om de beslissingsmacht in Mondragon te houden. Eigenlijk mag dat ook niet verbazen als je de cijfers van de onderneming bestudeert. Tijdens de jaren 90 deed zich een merkbare paradigmaverschuiving voor in de bedrijfskundige strategie. Samen met de internationalisering schoten indicatoren zoals investering, export, verkoop en winst stevig omhoog. De omschakeling was geen financieel-economische noodzaak maar een bewuste, bedrijfskundige groeistrategie. Geen resultaat van de dwingende internationale markt (exogeen), wel van beslissingen die in Mondragon zelf genomen werden (endogeen). Om gestalte te geven aan een globale structuur voor die nieuwe strategie kwam de beweging terecht bij bestaande, nietcoöperatieve voorbeelden van multinationals. Eigen concepten en ideeën, in het verleden steeds de rijkdom en kracht van het coöperatieve experiment, kwamen er niet. Net zoals talloze andere multinationale ondernemingen staat de strategische herstructurering van Mondragon Corporation in het teken van lage lonen in het globale Zuiden en innovatie in rijke werelddelen. Ook de coöperatieve beweging doet op die manier zelf een duit in het zakje bij de creatie van Friedmans (2005) geïdealiseerde ‘platte wereld’. 7.2.2. Wiens collectief? In het tweede luik van de masterproef behandelde ik een thema dat door de globaal-lokale tegenstelling heen snijdt. Het antwoord op de vraag ‘Waar liggen de grenzen van Mondragons dragende collectief?’ combineert immers elementen van verschillende schalen. De internationalisering van Mondragon Corporation veranderde de inhoud van de collectieve identiteit van de beweging op twee manieren. In ‘Nieuw sociaal contract’ paste ik die collectieve identiteit toe op de coöperanten van Mondragon. De premisse van de beweging is namelijk dat de coöperatieven de druk van de geglobaliseerde economie doorstaan als collectief. Beginpunt van de analyse was het nieuwe businessmodel en hoe dat ook aan het thuisfront diepgaande verandering teweegbrengt. De toegang tot het coöperatieve lidmaatschap is in sneltempo aan het veranderen. De rol van de Baskische werknemers in de internationale arbeidsdeling is immers die van slimme, innovatieve ingenieurs. De toegang tot dat 55
soort werkpost verloopt via individuele merites en is daardoor minder sociaalvoelend. In tussentijd treedt ongeveer niemand nog toe tot de coöperatieven, de groei van coöperanten ligt stil. De huidige financieel-economische crisis is immers een zware dobber voor heel wat industriële coöperatieven. Toch maakt Mikel Lezamiz, woordvoerder van de beweging, zich sterk dat internationalisering bij Mondragon Corporation geen delokalisering betekent. Er worden geen jobs in Baskenland geschrapt om ze in het buitenland met een lagere loonkost opnieuw te creëren. In letterlijke zin is dat juist. Coöperanten worden niet de laan uitgestuurd. Op dat vlak zit de onderneming anders in elkaar dan andere multinationals. Maar net zoals in de rest van de ontwikkelde wereld creëren de verschuivingen dus ook verliezers aan het thuisfront. En gezien het toegangsmodel van de coöperatieven individualiseert, klopt het ook niet echt meer dat de beweging als collectief de storm van de internationale markten probeert te trotseren. Economische internationalisering lijkt zo een Westerse samenleving te creëren waar het verschil in opleidingsniveau, net als sociale klasse in het verleden, je levensstandaard bepaalt (Cantillon & Elchardus, 2003; Elchardus, 2003, 2012). Belanden we binnenkort in een maatschappij waar hoogopgeleide kosmopolieten van de globalisering genieten via studie-ervaringen à la Erasmus, terwijl laagopgeleiden de terugval in het arbeidsaanbod moeten incasseren? Het stilzwijgende sociale contract in Mondragon, waarbij iedereen die dat wilde een job kon vinden in de coöperatieven lijkt te verbrokkelen door die evolutie. In ‘Taal en gemeenschap’ kwam een ander gezicht van Mondragons collectieve identiteit naar boven: gemeenschapsvorming in Mondragon zelf. Ook hier is die collectieve identiteit gelinkt aan Mondragon Corporations internationalisering. Het gemeenschapswerk van de organisatie Bagara is immers een poging om de internationaliserende structuur stevige maatschappelijke wortels te geven. Dat doet men door een sociaal draagvlak te cultiveren dat steunt op Euskera (de Baskische taal), nationalisme, solidariteit, zelfbestuur en duurzaamheid. Meer dan een reële, bestaande gemeenschap is het een gemeenschap gebaseerd op een idee over de Baskische volksaard. Het is de creatie van een gemeenschap die past in het gewenste zelfbeeld van de sociale wetenschappers binnen Mondragon Corporation. Ze zien de coöperatieve beweging immers als een afwijkend authentiek, lokaal experiment in een neoliberale wereld. De plaats van de gemeenschapsvorming in dat verhaal? Het endogene verhaal uit hoofdstuk 3 bevestigen: egalitaire Basken die samen een zelfbewust coöperatief experiment opzetten. Niet alleen correspondeert dat niet met de historische realiteit van de coöperatieven (zie: hoofdstuk 3), bovenstaande visie op gemeenschap staat in schril contrast met de diversiteit in het stadje. Het straatbeeld van Mondragon verkleurt zienderogen. In zo’n plurale samenleving kunnen dergelijke gemeenschapsprojecten volgens Bauman (2000) enkel via selectie van gewenste individuen. “From now on, all homogeneity must be ‘hand-picked’ from a tangled mass of variety through selection, separation and exclusion; all unity needs to be made; concord ‘artificially produced’ is the sole form of unity available” (Bauman, 2000:14). Euskera is daarvoor vandaag het criterium in Mondragon. De participatie-elite in Mondragon samen met de gemeenschap van Euskerasprekers. Zij delen dezelfde visie op Baskische identiteit als Bagara’s gemeenschapswerking. In de toekomst verandert dat misschien: vandaag krijgen heel wat buiten-Europese migrantenkinderen les in eentalige Euskerascholen. De correlatie tussen de Baskische taal en een bepaalde opvatting over nationale identiteit zal zo eroderen en dynamiek brengen in de collectiviteit van het stadje.
56
Figuur 17 : overzicht onderzoeksstructuur en -resultaten
57
7.2.3. Balans onderzoeksresultaten In de inleiding omschreef ik de doelstelling van de masterproef als een poging om te begrijpen hoe mensen uit Mondragon inhoud geven aan hun acties op verschillende schalen. Meteen daarna lanceerde ik de globaal-lokale dichotomie om invulling te geven aan dat onderzoeksspoor. Ik keek in twee stappen met kritische ogen naar die dichotomie: Eerst ontkrachtte ik de twee karikaturen van de lokale en de globale schaal die analyses van Mondragon vaak omvatten. Daarna mikte ik op het hart van de sociale constructie van die dichotomie: collectieve identiteit. Het mantra van Mondragon Corporations huidige internationalisme is immers dat de groep stevig in de schoenen staat omwille van dat collectivisme. Daarom is voor velen dat verhaal over een afgeschermd, authentiek Baskisch collectief ook zo belangrijk – een verhaal dat ik in deel twee van de studie ‘Wiens collectief?’, gretig betwist heb. De veranderende sociale samenstelling van de coöperanten is de beste aanwijzing voor het feit dat Mondragons collectief absoluut niet afgeschermd is van globale sociaaleconomische evoluties. Kenmerken die in de globaal-lokale dichotomie bij de globale schaal staan, worden ook in Mondragon werkelijkheid: waarden als individualisme en efficiëntie zijn hoekstenen van de innovatiestrategie. Dat internationaliseringsproces werd vanuit de kantoren in Mondragon zelf in gang gezet als groeistrategie, niet op een ongrijpbaar globaal niveau. Ik puurde uit die vaststelling een eigen visie op de aard van globalisering, die ik in 7.3. verder uitwerk. Hier volstaat het om te onderlijnen dat Mondragons globaliseringsprocessen van onderuit gerealiseerd werden. De herinterpretatie van de lokale gemeenschap reken ik daar expliciet bij. De heersende visie rond Mondragons vruchtbare gemeenschapsleven is geen relict van het tijdperk voor de globalisering. Lanki’s visie op de aard van die gemeenschap is een product van globalisering. Ze weerspiegelt een vorm van kosmopolitisch multiculturalisme die lokale culturen en sociale experimenten als authentieke, endogene fenomenen bekijkt. Beide hoofdstukken binnen ‘Wiens collectief?’ omvatten dus een actieve herinterpretatie van Mondragon zelf. De innovatiestrategie, noch de warme gemeenschap waren de natuurlijke gang van zaken. Beide aspecten van Mondragons nieuwe collectieve identiteit moesten actief hertekend worden. 7.3. Interpretatie resultaten Wat valt er nu te leren uit deze casestudy? Hieronder sta ik stil bij drie thema’s waarop dit onderzoek een interessant licht liet schijnen: globalisering, hedendaags nationalisme en Mondragon als sociaal experiment. Globalisering We all live inside our thoughts, our perceptions of the world. I mean, the world literally is in us. Otherwise, we wouldn’t be able to function in the world. We carry everything within. At the same time our bodies are within the world and it seems to me that this paradox is what defines us as human beings. Paul Auster
Deze casestudy vertelt volgens mij een prikkelend verhaal over de essentie van globalisering. De rode draad doorheen Mondragons aanpak van het internationaliseringsproces was immers een heruitvinding van Mondragon zelf. Die speelde op twee vlakken: de nieuwe rol van de Baskische coöperanten in Mondragons ondernemingsmodel en Lanki’s gemeenschapsproject. Door de 58
verschuivingen in de internationale arbeidsdeling vervellen Baskische werknemers binnen de onderneming stilaan tot innovatieve ontwerpers van high-tech producten. Vragen rond Mondragons internationale identiteit leiden via onderzoeksgroep Lanki dan weer tot gemeenschapswerk waar taal en natie voorop staan. In beide gevallen komt die herdefiniëring van het eigen collectief voort uit de praxis van de globalisering, Mondragon Corporations internationalisering. Twee dingen vallen op in die vaststelling: Mondragon zelf had een actieve bijdrage in die verschuivingen en daarnaast speelde het mentale aspect van globalisering speelde een cruciale rol. Vanuit dat perspectief is globalisering een heel ander ding dan wat we vaak horen en lezen. Geen allesoverstijgend systeem waarin de acties van bepaalde individuen of groepen zinloos zijn. Wel een realiteit, gecreëerd op verschillende schalen. Terwijl men er vaak vanuit gaat dat globalisering een top-down proces is, is de realiteit dus een stuk complexer. Het mentale aspect van globalisering speelt daar volgens mij een cruciale rol in. Net zoals het citaat aan het begin van deze paragraaf suggereert, laten we ons in ons gedrag leiden door een reeks sociale denkbeelden. Via onze eigen acties dragen we op onze beurt bij aan de reproductie van die ideeën. Thomas & thomas (1928) legden die kerngedachte van het sociaal-constructivisme al vast in 1928: “if men define situations as real, they are real in their consequences”. Deze case belicht hoe actoren zoals Mondragon Corporation of plaatselijke participatiemeetings zo hun steentje bijdragen in de reproductie van globalisering. Dat betekent allerminst dat globalisering een eenduidig, simpel proces is. De grote verscheidenheid aan actoren geeft globalisering net zo’n veelzijdige, vage karakter. In het geval van Mondragon zorgt dat voor de creatie van de globaal-lokale dichotomie die ik analyseerde doorheen deze masterproef. Maar ook hier klopt het plaatje niet volledig, dat wordt duidelijk als je de vaststellingen uit hoofdstuk 5 en 6 samen legt. In ‘nieuw sociaal contract’ werd duidelijk hoe door de herinvulling van de werkposten aan het thuisfront mensen uit de boot vallen die vroeger steevast op een job in de coöperatieven konden rekenen. Maar tegelijk is er de gemeenschapsdialoog van Lanki die coöperatieve waarden als solidariteit en verbondenheid aanwakkert bij diezelfde mensen. Zygmunt Bauman (2000) beschreef gelijkaardige contradicties uitgebreid in z’n boek ‘community: seeking safety in an insecure world’. Voor hem zijn gemeenschapsinitiatieven vaak een pleister op een houten been. Oorzaak voor de herontdekking van identiteit en gemeenschap is volgens hem immers de sociaal-economische individualisering. Die voltrekt zich stilaan ook in het toegangsmodel van de coöperatieven, waar individuele merites steeds belangrijker worden om jobs met hoge toegevoegde waarde te creëren. Met cultureel-identitair gemeenschapswerk los je die groeiende sociale onzekerheid volgens Bauman (2000) echter niet op. Is het dan faire kritiek om Lanki’s gemeenschapswerk af te doen als een bewuste bliksemafleider voor die evoluties, als een doekje voor het bloeden? Dat klinkt mij net iets te veel als een complot in de oren. Een grote koepelorganisatie zoals Mondragon Corporation is in een veelkoppig monster. Wat de bedrijfsmanagers doen past niet noodzakelijk in de lijnen die de sociale wetenschappers op de coöperatieve universiteit volgen. En ze zijn ook niet noodzakelijk de beste vrienden. Lanki’s aanvankelijke ‘bemoeienis’ met de bedrijfskundige evoluties werd hen dan ook niet in dank afgenomen. “Het helpt niet als je blijft hameren op de contradicties binnen de coöperatieven. Die mensen reageren op concrete, actuele uitdagingen en hebben daar niet echt een boodschap aan. Ze gaan alvast niet positief reageren als jij 59
enkel over de slechte dingen blijft praten. Je moet ook de goede dingen naar waarde schatten en nadenken over hoe je communiceert. Het is geen goed idee om zelf ideologisch puur te blijven en de praktijk af te wijzen. De mensen uit de praktijk vinden dergelijke kritiek gemakkelijk en vragen je: ‘hoe zou jij het dan doen?” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Wederzijds respect voor elkaars expertise, elkaars speelveld, staat waarschijnlijk dichter bij de waarheid. Als resultaat zitten beide hertekeningen van Mondragons collectieve identiteit op twee verschillende golflengtes. Wil dat zeggen dat het maatschappelijke debat over het ondernemingsmodel afgevoerd is en er enkel Baskisch-nationalistische navelstaarderij overblijft in de vorm Lanki’s gemeenschapswerk? Dat hoeft echt niet zo te zijn. Het stadje bezit een bewonderenswaardig kritisch vermogen tegenover de eigen coöperatieve beweging. De meest pertinente analyses van Mondragon Corporations pijnpunten zijn wat mij betreft van de hand van Joseba Azkarraga (2003), nota bene socioloog aan de universiteit die deel uitmaakt van de coöperatieve beweging. En die kritische houding reikt veel verder dan de universiteitsmuren. Toen ik in juli 2012 met mijn gastheer Aitor Pavon doorheen Mondragon wandelde, vestigde hij mijn aandacht op een stuk graffiti (zie: figuur 18, coöperatieve = leugen). Aitor las de boodschap als een vaakgehoorde commentaar: “iedereen heeft de mond vol van onze coöperatieven maar heel wat mensen vinden hier dat we niet meer solidair en enkel voor onszelf zorgen”. De solidariteit binnen de gemeenschap staat op de radar van heel wat inwoners van het stadje. Het is inderdaad zo dat identitair-culturele verhalen dienst kunnen doen als bliksemafleider voor zorgbarende economische evoluties. Maar in Mondragon zijn beiden zo verweven met elkaar dat niemand het gemeenschapsleven zomaar een doekje voor het bloeden kan noemen. Het beeld van een solidaire, gelijke Baskische samenleving is immers het uitgelezen platform om sociaaleconomische evoluties aan te kaarten en te bevechten.
Figuur 18: protestgraffiti ‘coöperatieve = leugen’, Mondragon juli 2012
Globalisering en mensen hun houding ertegenover, in dit geval vervat in de globaal-lokale dichotomie, zitten dus vol tegenstellingen en spanningen. De gemene deler in dat verhaal is een wereldwijd bewustzijn dat sociale interactie in al zijn facetten (van macro-economie tot muziekvideoclips) intenser wordt over grenzen heen. Hoe we ons daaraan aanpassen, hoe we ons als individu of collectief herpositioneren tegenover dat fenomeen is work in progress. Ook in Mondragon ligt die toekomst open. Sociale wetenschappers doen er goed aan de verscheidenheid in kaart te brengen waarmee collectieven, individuen, staten, ondernemingen et cetera zich herpositioneren tegenover globalisering als idee en als realiteit. Van het gekende verhaal van internationale economische deregulering over wereldbefaamde anti-globalisten zoals de Mexicaanse Zapatisten tot de contradicties van Mondragons coöperatieve experiment. Pas als we zicht krijgen op de bonte mix van fenomenen die het concept globalisering kleuren, wordt het begrip echt beheersbaar. Hedendaags nationalisme De stijgende populariteit van nationalisten lijkt een algemene trend. Niet alleen binnen Spanje laten verschillende afscheidingsbewegingen van zich horen, ook ons eigen land is er een voorbeeld van. Vaak lijken analisten er van uit te gaan dat nationalisme haaks staat op globalisering. Terwijl grenzen 60
steeds vager worden op economisch en cultureel vlak, lijkt teruggrijpen naar de natie voor veel onderzoekers een anachronisme. Als je er bovenstaande vaststellingen over globalisering bijneemt, is die populariteit al een stuk minder gek. Wie de sociale herpositionering tegenover globalisering in rekening brengt, stelt vast dat nationalisten net daarmee bezig zijn. Voor hen is de inhoud van hun collectieve identiteit immers de hoeksteen van hun politieke project. Andere politieke partijen gaan vaak minder expliciet aan de slag met de vraag wat burgers vandaag de dag bindt of scheidt als politiek collectief. Dat Euskera zo’n prominente plaats krijgt in de discussie rond Baskische identiteit, burgerschap en samenleven in Baskenland is begrijpelijk. Ik volg daarom Elchardus’ (2013) vaststelling dat taal een krachtig onderdeel van hedendaagse identiteitsopbouw uitmaakt. “Taal is belangrijker geworden. Meer en meer zijn we afhankelijk van communicatieprocessen, ik noem dat de symbolische samenleving. Het is niet zo verwonderlijk dat in een symbolische samenleving taal een belangrijke rol begint te spelen in de vorming van identiteit. We merken ook dat minderheidsgroepen als ze de taal niet beheersen zeer moeilijk geïntegreerd raken. Ik denk dat taal een belangrijk gegeven geworden is en dat sociologen, waaronder ikzelf, dat gegeven onderschat hebben” (Tijdgenoten, 10/3/2013). Nationalisten maken van die taalgemeenschap al snel een gemeenschap met gedeelde normen en waarden. Benedict Andersons (1982) werk rond imagined communities is een andere belangrijke inspiratiebron voor die these. Een taalgemeenschap deelt daarnaast vaak ook de massamedia die een belangrijk referentiepunt vormen het collectieve bewustzijn/geheugen. Hedendaagse nationalisten hebben vaak zelf ook al een denkproces doorgemaakt over hoe ze hun verhaal kunnen laten aansluiten bij de wereld van vandaag. Hun discours is daarom zelden gebaseerd op een etnische opvatting van een vaderland. De links-nationalistische taalactivisten in Baskenland erkennen hun natie en taalgemeenschap expliciet als een sociaal construct waar samen aan gebouwd moet worden. Joachim Pohlman, als speechschrijver van voorzitter Bart De Wever nauw betrokken bij de intellectuele onderbouw van N-VA, deelt die logica. “Wat is een natie? Voor mij is dat een sociaal construct dat door de historische evolutie tot stand is gekomen en dat zich baseert op een bepaalde consensus. Het situeert zich in een tijd en een ruimte, en verbeeldt zichzelf door instituties, door massamedia, door cultuurproducten. Zo is ook Vlaanderen een verbeelding die is omgezet in een institutionele realiteit” (Dewereldmorgen, 23/5/2013). Wie dat constructivisme erkent, beseft tegelijk ook dat die nationalistische verbeelding gecreëerd en gestimuleerd kan worden. Veeleer dan oudere, inmiddels aangebrande criteria als ras en afkomst steunen nationalisten daarom op een open model waarbij ook nieuwkomers welkom zijn. Sociale actie zal daarom waarschijnlijk steeds meer een geliefd instrument in de handen van nationalisten zijn. Dergelijk communitarisme maakt het immers mogelijk het gewenste kader te scheppe en zo de ‘juiste’ natie te laten verbeelden. Zo stelde linguïst Echeverria (2003) vast dat de onderwijstaal in Baskenland een doorslaggevende factor was voor de opvattingen van kinderen over de Baskische identiteit. In hoofdstuk 6, taal en gemeenschap, illustreerde ik aan de hand van een concreet voorbeeld hoe de Baskische taalideologie vaak samen met de woordenschat en grammatica doorgegeven wordt. Bij N-VA merk je die insteek bij de visie op migranten, waar ze het belang van inburgering benadrukken. Via taalkennis en de collectieve waarden die ze associëren met die taalgemeenschap willen zij ook nieuwkomers laten toetreden tot die Vlaamse samenleving. Via dat sociale engagement komen nationalisten en sociaalvoelende gemeenschapswerkers – bien étonné de se retrouver ensemble- morgen allicht in hetzelfde vaarwater terecht. 61
Mondragon Moet een masterproef over Mondragon een finaal oordeel over de zin of onzin van de coöperatieven bevatten? Het valt me moeilijk de vele facetten van de beweging samen te brengen in één eindappreciatie. Deze masterproef heeft een aantal moeilijke punten bovengespit waar de juichreportages uit onze media aan voorbij gaan - niet in het minst de vele tegenstellingen die de internationalisering van de onderneming met zich meebracht. De luxe van een masterproef is echter dat je voldoende ruimte voor nuance overhoudt. Wat mij betreft hoeft een kritisch onderzoekskader niet te leiden tot blindheid voor de verdiensten van Mondragons sociale experiment. Mijn uitgangspunt was nooit om de beweging als geheel af te branden, wel om een kritisch onderzoek te voeren. Een studie die bestaande narratieven hersenloos herkauwt, levert weinig wetenschappelijke meerwaarde. Om Mondragon naar waarde te kunnen schatten, beschouw je het best als een alternatief bedrijfsmodel, niet als een alternatief economisch systeem. Wie de coöperatieven ziet als de uitweg uit ons huidige internationale economische stelsel zal zijn verwachtingen moeten bijstellen. Net zoals ik hebben ook andere onderzoekers hun aanvankelijke enthousiasme getemperd (Kasmir, Cheney). Het voornaamste knelpunt zijn de overdreven verwachtingen bij de beslisissings- en bezitsstructuur van de coöperatieven. De coöperatieve besluitvorming mag dan wel een intrigerende oefening zijn in participatieve democratie, de beslissingen die daaruit voortkomen leiden niet per se tot een revolutionaire ondernemingsstrategie. Dat mag ook niet echt verbazen, de coöperanten binnen de beweging leven niet in quarantaine, ze worden gesocialiseerd in dezelfde wereld als u en ik. Dat de ondernemingsstrategie de hedendaagse consumenten- en productielogica volgt uit hun democratische keuze om zich te ijken op klanten die het coöperatieve verhaal achter producten niet per se kennen. Wie dat even op een rijtje zet beseft: Mondragon is slechts relatief revolutionair. Die vaststelling geldt ook als je naar de invloed van coöperatieven op het leven in het stadje kijkt. Iñigo Irizar, onderzoeker bij Lanki, maakte daarover deze nuchtere balans op: “De eerste generatie wilde consumptiepatronen veranderen, de samenleving als geheel veranderen. Maar net zoals elders kreeg je ook hier bourgeoisiering. Het verschil is natuurlijk wel dat die rijkdom goed verdeeld geweest is: iedereen is relatief rijk, niemand is superrijk. Het lukte dus niet om Mondragon anders te maken, dat was een misvatting” (Iñigo Iñurrategi Irizar, 17/09/2012). Buiten de lovenswaardige prestatie van een meer gelijke verdeling van Mondragon Corporations gecreëerde rijkdom is het moeilijk om de impact van de coöperatieven op de samenleving tastbaar te maken. Maar zelfs dat resultaat is wel bewonderenswaardig. De beweging heeft wel een werkvorm gevonden waarbij een eerlijke(re) welvaartsdeling binnen een welomlijnd collectief mogelijk is. Opmerkelijk is ook hoe de beweging ontstond in een moeilijk tijdsvak voor Mondragons samenleving. De coöperatieven ontpopten zich tot levensader voor het verarmde stadje binnen een straf moreel kader van coöperatieve waarden en principes. Volledig tegengesteld aan Bertolt Brechts uitdrukking ‘Erst das Fressen, dann die Moral’. De case Mondragon is een interessant voorbeeld van hoe een nijpende economische toestand hand in hand ging met solidariteit. Misschien zijn mensen zich wel het best bewust van de morele implicaties van hun daden in periodes van schaarste. Maar niet alleen in de beginperiode waren het materiële en het morele gelinkt. Samen met de internationalisering wonnen ook concepten uit de klassieke businesswereld terrein binnen Mondragon Corporations intellectuele onderbouw. Materialisme en idealisme lijken dus parallel te lopen. Volgens Lanki 62
betekent dit dat het hedendaagse overvloedscoöperativisme ook weinig aandacht besteedt aan de morele fundamenten van de beweging. De huidige crisis zou daarin misschien verandering kunnen brengen… Voorlopig is een transformatief debat over Mondragons waarden nog toekomstmuziek. Maar de toekomst, en dus ook Mondragons missie, ligt open. Reden genoeg om de beweging te blijven bestuderen.
63
Bijlage 1: overzicht participerende observatie Datum
Activiteit
Opmerking
5/7/12
Concert “Zain” in Bar Portalekoa
@ Elorrio
7/7/12
Etentje familie Pavon
@ Berghuisje familie
8/7/12
Bezoek + wandeling Arantzazu
Geboorteplaats standaard Baskische taal
8/7/12
Etentje familie Pavon
@ Sociedad Gastronomica
8/7/12
Txikiteo met Aitor Pavon
Bezoek verschillende politieke bars
Formeel bezoek coöperatieven
Hoofdzetel Mondragon Corporation, Mondragon Assembly, Otalora (ontvangstcentrum)
11/7/12
Participatiemeeting Bagara
Over herbestemming marktplaats
Txikiteo met familie Pavon na jubileumviering
Bezoek verschillende politieke bars
14/7/12 14/7/12
Etentje familie Pavon (2)
@ Sociedad gastronomica
2/09/12
Bezoek museum Baskische volk
@ Bilbao @ Bilbao
7/9/12
Vakbondsdemonstratie BBVA (bank) Wekelijkse demonstratie politieke gevangenen Txikiteo met Aitor en Amaia Pavon Yosu Askatu!
8/9/12
Bezoek museum San Telmo
@ San Sebastian
14/9/12
Wekelijkse demonstratie politieke gevangenen Bijeenkomst PSOE te Mondragon
Inhuldiging nieuwe kantoor + bar
15/9/12
Wijkfeest “Erguin”
Wijk met Spaans en Latijns-Amerikaans imago
Fimvertoning “1936”
Plaatselijke documentaire over vrouwen tijdens burgeroorlog
20/9/12
Plaza nueva
@ Bilbao: vrije tijd families uit stad
21/9/12
Etentje vrienden gastvrouw Iraitz
25/9/12
Bijeenkomst gemeenteraad
27/9/12
Etentje familie Agirre
28/9/12
Bertsolari-avond jeugdhuis
29/9/12
Etentje familie Agirre
11/7/12
3/09/12 4/9/12 6/9/12
11/9/12
18/9/12
Bezoek verschillende politieke bars Demonstratie vrijlating zieke politieke gevangene
Traditionele Baskische zang-improvisatie
64
Bijlage 2: overzicht respondenten interviews Aritz Arietta Arietta is de plaatselijke kopman van de Spaanse socialistische partij, PSOE. Hij werkt in Vitoria voor de Baskische overheid, die vandaag geleid wordt door een coalitie van Spaanse partijen: PSOE en PP. Hoewel hij en z’n ouders geboren en getogen zijn in de regio kiest hij niet voor een exclusieve Baskische identiteit. Z’n partij vormt een kleine minderheid in Mondragon, waar Baskisch nationalisme de dominante politieke kracht is. Interview: 19/09/2012
Duur: 37min
Aitor Izagirre Izagirre is een jonge kracht in de financiële sector van Mondragon Corporation. Hij is lid van Caja Laboral, de bank van de coöperatieve structuur. Als lid van de sociale raad van de coöperatieve beslist hij mee over het wel en wee van de werknemers en zit hij op de eerste rij wanneer men financiële crisismaatregelen onderneemt. Interview: 10/07/2012 Duur: 1u 32min
Dani Larrea Larrea is de voorzitter van een coöperatieve (Emun) die Baskisch als werktaal tracht te stimuleren. Hoewel de coöperatieven binnen Mondragon Corporation hun belangrijkste klanten zijn, is de onderneming geen onderdeel van de structuur. Interview: 11/09/2012
Duur: 1u 42min
Felix Da Tuesta Da Tuesta heeft een verleden bij de Baskische taalmilitanten van AED. Hij ging aan het werk voor de lokale overheid in 1979 als vertaler. Tijdens z’n carrière groeide het taalbeleid echter uit tot een speerpunt en werd de job steeds omvangrijker. Als taalfunctionaris leidt Da Tuesta momenteel de dienst voor promotie van het Baskisch. Interview: 20/09/2012
Duur: 2u 59min
Frederick Freundlich Freundlich kwam na z’n studies in de VS terecht in Mondragon om de coöperatieven te bestuderen. Na enkele jaren besloot hij definitief naar Baskenland te verhuizen. Vandaag is hij professor aan de business faculteit van Mondragon Unibertsitatea, de universiteit die deel uitmaakt van Mondragon Corporation. Interview: 28/09/2012
Duur: 2u 1min
Igor Letona Letona heeft een lange geschiedenis van nationalistisch militantisme. Hij spendeerde jaren in de Franse gevangenis voor zijn activisme bij ETA. Na die periode focuste hij zich op geweldloos nationalisme en het opstarten van een eigen zaak, “Bar Arrasate”. Interview: 9/09/2012 Duur: 1u 6min
65
Iñigo Iñurrategi Irizar Irizar werkt bij Lanki, een onderzoeksgroep aan de faculteit sociale wetenschappen van Mondragon Unibertsitatea die zich richt op de analyse van het coöperativisme van Mondragon. Zij publiceren regelmatig over het onderwerp en voeden het intern debat over Mondragon Corporation via verschillende projecten. Interview: 17/09/2012
Duur: 1u 52min
Iraitz Agirre Agirre maakt deel uit van Bagara, een organisatie die gecreëerd werd vanuit Lanki’s analyse dat Mondragon Corporation z’n sociale roots kwijtgespeeld is. Zij richten zich op een revitalisatie van plaatselijk sociaal engagement, binnen een Baskisch, coöperatief en ecologisch kader. Agirre was een maand lang mijn gastvrouw tijdens mijn tweede bezoek aan Mondragon. Interview: 10/07/2012 Duur: 1u 7min
Itxaso Gonzalez Itxaso runt zelfstandig een schoonheidssalon in Mondragon. Hoewel ze heel wat mensen uit de stad kent via haar zaak, voelt ze zich niet betrokken bij het sociale leven in Mondragon. Als kind van Spaanse immigranten leerde ze nooit Baskisch, wat ze zelf als een obstakel voor integratie beschouwt. Interview: 24/09/2012
Duur: 1u 41min
Javier Marcos Marcos staat aan het hoofd van Mondragon Corporations communicatiedienst. Sinds de creatie van de coöperatieve superstructuur (1991) is het zijn job om de ondernemingen internationale ruchtbaarheid te geven. Z’n missie is naar eigen zeggen geslaagd wanneer het ‘merk Mondragon’ commerciële kansen en voordelen biedt aan de individuele coöperatieven. Interview: 25/09/2012
Duur: +/- 30 min, op verzoek niet opgenomen
Jose Ignacio Etxebeste Etxebeste is een veteraan van de eerste generatie coöperativisten. Hij was jarenlang voorzitter van Fagor Arrasate, één van de emblematische industriële coöperatieven. Hij is ook lid van de PNV, de centrum-rechtse nationalistische Baskische partij en zetelde in het verleden in de gemeenteraad. Vandaag geniet hij in zijn moestuin van z’n pensioen. Interviews(2): 10/07/2012 en 13/07/2012
Duur: 1u 21min en 2u 28min
Joseba Azkarraga Samen met Jon Sarasua is Azkarraga de bezieler van Lanki, het centrum voor coöperatief onderzoek aan Mondragon Unibertsitatea. Hij publiceerde verschillende werken over wat hij ‘Mondragon Corporations identitaire crisis’ noemt.
Interview: 25/09/2012
Duur: 1u 29min
66
Juan Antonio Urdangarin Urdangarin is de gemeentelijke functionaris voor ruimtelijke ordening. Die positie geeft inzicht in de sociale elementen die de ruimtelijke ontwikkeling van de stad bepalen. Interview: 27/09/2012
Duur: 1u 22min
Martin Calvo Bañez Geboren als zoon van Spaanse immigranten was Bañez gefascineerd door de sociale mix die immigratie in Mondragon creëerde. Hij schreef een doctoraatstudie over het onderwerp: “Coöperativisme en sociale cohesie in Mondragon”. Vandaag woont en werkt hij in Bilbao.
Interview: 21/09/2012
Duur: 1u 34min
Mikel Lezamiz Lezamiz fungeert als gezicht van Mondragon Corporation voor externe bezoekers: formele visites verlopen via zijn dienst voor ‘educatie in coöperativisme’. Hij vertolkt de visie van Mondragon Corporation met overtuiging en is verantwoordelijk voor de promotie van de Baskische taal doorheen de coöperatieve structuur. Interview: 18/09/2012
Duur: 1u 19min
Naroa Elortza Gorrotxategi Gorrotxategi werkt aan een doctoraatstudie over de crisisinstrumenten van de coöperatieve beweging. Ze houdt sinds de kredietcrisis van 2008 Mondragon Corporations reactie op economisch stormweer in de gaten. Hoewel ze die studie wil afronden, dicteert de economische malaise haar een verlengd onderzoek. Interview: 13/07/2012
Duur: 1u 57min
Sara Laverdy Laverdy is wat men in Mondragon een “nieuwe immigrant” noemt. Ze emigreerde onlangs vanuit Bolivië om haar zus in Mondragon te helpen. Haar ingenieursdiploma is er niet geldig, dus combineert ze een job in de plaatselijke videotheek met ouderenzorg. Interview: 29/09/2012
Duur: 31min
Xabier Zubizaretta Zubizaretta was jarenlang burgemeester van Mondragon voor het linksnationalistische Herri Batasuna, tot de partij verboden werd in 2003. Hij was een militant van het eerste uur bij AED en AEK, organisaties die zich inzetten voor de promotie van de Baskische taal.
Interview: 12/09/2012
Duur: 2u 11min
67
B.3. Literatuur De onderzoeksopzet bevat een hele reeks thema’s. De benadering die ik in de inleiding voorstelde combineert daardoor verschillende onderzoeksvelden: coöperativisme, samenleving en economie, nationalisme, identiteit en globalisering. Stuk voor stuk onderwerpen die op zichzelf een uitgebreide uiteenzetting verdienen. In een masterproef heb je die luxe natuurlijk niet. De finaliteit van het onderzoek ligt ook niet in een verdieping van de literatuur rond coöperativisme, identiteit of economie an sich. Die onderwerpen dienen als stapsteen richting een bezinning over Mondragons plaats binnen globalisering. Wat volgt is dus geen exhaustieve bespreking van alle mogelijke publicaties binnen die verschillende onderzoekstradities. Beschouw het als een thematische roundup van de basiskennis die nodig is om de case Mondragon te vatten. Per thema haal ik een aantal relevante feiten en discussies aan, om af te sluiten met een situering van de verschillende theoretische keuzes die in deze onderzoeksopzet vervat zitten. Ik begin met de literatuur rond Mondragon zelf en werk daarna verder op globalisering. Daarna werp ik een licht op economie en samenleving en de plaats van coöperativisme daarin. Het laatste thema in dit literatuuroverzicht is het Baskisch nationalisme, een belangrijke sleutel voor wie het sociale leven in het stadje wil begrijpen. B.3.1. Mondragon B.3.1.1. Het experiment in vogelvlucht De takeoff Het verhaal van Mondragons coöperatieve experiment begint ontegensprekelijk bij de bezieler, priester Jose Maria Arizmendiarietta. Toen die in 1941 z’n intrede maakte in het stadje waren de wonden van de Spaanse burgeroorlog nog lang niet geheeld. In 1936 waren Franquistische troepen Mondragon binnengetrokken, met zware sociale en economische schade als gevolg. Verslagenheid heerste over de samenleving en basismiddelen waren schaars. Arizmendiarietta zelf was niet afzijdig gebleven tijdens het conflict: als lid van de communicatie-afdeling van het Baskische leger werd hij zelfs gevangengenomen. Die ervaring bepaalde niet alleen z’n levensloop maar vormde ook het kader van de sociale filosofie die Arizmendiarietta in Mondragon zou gaan toepassen. De toekomstige priester maakte een eigen synthese van de twee economische systemen die de naoorlogse wereld gingen domineren: kapitalisme en communisme. Waar het eerste teveel ongelijkheid genereerde, bleek het tweede in de praktijk uit te monden in totalitarisme. Na een omzwerving via de Leuvense opleiding sociologie en de katholieke school van Vitoria belandde de man uiteindelijk in Mondragon. Geïnspireerd door de katholieke sociale doctrine focuste hij zich jarenlang op onderwijs in de brede zin van het woord. Hij stichtte niet alleen een technische school maar blies het stadje ook sportief leven in. Na een tijdje schaarde de man een groep enthousiastelingen rond zich heen die z’n droom van een socialere economie deelden. Na verwoede pogingen om sleutelfabrikant Union Cerajerra (de grootste werkgever van de stad) een sociaal gezicht te geven, besloten 5 van hen een eigen bedrijfje op te starten. Ulgor werd geboren in 1955 en werd pas 3 jaar later omgedoopt tot een officiële coöperatieve. Een naamsverandering en enkele jaren later bleek de coöperatieve, nu Fagor, de tractor van een hele beweging. De structuur ging niet alleen steeds meer ondernemingen bevatten, de coöperatieven ontwikkelden ook een eigen bank (Caja Laboral Popular) en een eigen sociaal 68
zekerheidssysteem (Lagun Aro). Het resultaat: een soort parallel solidair zorgnetwerk dat buiten de autoritaire Franquistische staat om de plaatselijke bevolking ontwikkelde. De ondernemingen gingen zich stilaan formeel aan elkaar binden door de creatie van clusters: per vallei werden structuren gecreëerd waarbinnen de coöperatieven solidariteits – en samenwerkingsverbanden opzetten. Vlucht vooruit De groei van de coöperatieve beweging nam intussen een rotvaart: vanaf 1965 verviervoudigde het aantal werknemers op zo’n twintig jaar tijd (zie: figuur 20). De sociaaleconomische context van het experiment nam met de jaren dan ook een paar straffe bochten. De autarchie van Franco’s begindagen was met het stabilisatieplan van 1959 al omgeruild voor een periode van “economic liberalization, the relaxation of interventionist controls, financial and budgetary orthodoxy, openness to international markets, and the modernization of industrial production.” (Molina, 2011:24) Dat nieuwe beleid was te danken aan een internationale opening tegenover Spanje, een Amerikaans cadeautje dankzij Franco’s enthousiaste anticommunisme.
Aantal coöperatieven
Evolutie werknemers
160
25000
120
20000 15000
80
10000 40
5000
0
0 1955
1967
1980
1985
1990
2002
Figuur 19: Aantal coöperatieven; Bron: Lanki, 2008:133
1965 1970 1975 1980 1985 1990 Figuur 20: Evolutie werknemers; Bron: Ormaetxea, 1993:93
De productie van de coöperatieven kon op die manier meesurfen op de creatie van een consumptiemaatschappij: de huishoudtoestellen van Fagor verkochten als zoete broodjes. De komst van consumptiecoöperatieve Eroski in 1969 was symptomatisch voor het tijdsvak: na de magere naoorlogse jaren was de ommekeer definitief. Het economische kader was dan ook ideaal voor jonge ondernemingen. Terwijl de Spaanse vraag sterk aanzwengelde, bleef de nationale economie mooi afgeschermd voor buitenlandse producenten. Nieuwe horizon Het overlijden van de dictator in 1975 zou die situatie opnieuw ingrijpend veranderen. De geboorte van de Spaanse democratie mondde in 1986 uit in de toetreding tot de EU, die vanaf 1993 als eenheidsmarkt zou gaan functioneren. In de aanloop van die economische schaalvergroting ontstond in 1991 Mondragon Corporation, een overkoepelend orgaan dat de coöperatieven uit de regio in één onderneming samenbrengt. Het resultaat van die operatie was een combinatie van interne stroomlijning (bureaucratisering) en externe expansie (internationalisering). In naam van de bureaucratische efficiëntie maakte de bestaande geografische clustering (per vallei) plaats voor een economische, sectorale organisatie. De solidaire relaties tussen de coöperatieven werden in 69
procedures en spelregels uitgeschreven. De competitiviteit kreeg dan weer een boost door de internationalisering die de groep aanvatte.
Figuur 21: geografische spreiding Mondragon Corporation, Bron: Mondragon Corporation
Wat begon met de opening van een Braziliaanse productie-eenheid door Fagor Ederlan om hun klant General Motors ter plekke te kunnen helpen, mondde intussen uit in een wereldomspannend netwerk. Vandaag is Oceanië het enige overblijvende continent waar Mondragon Corporation geen voet aan de grond heeft (zie: figuur 21). De onderneming kadert die verschuiving traditioneel in een pragmatisch discours: internationalisering wordt door de groep voorgesteld als dé economische leeflijn om het hoofd boven water te houden: “Every day it is increasingly more difficult to compete in areas of scarce added value, and companies that rely almost exclusively on labor while ignoring the importance of technology and investment will be gradually pushed to the sidelines. Over the last few years, we have made important progress in consolidating our Corporation, motivated not only by our common ethical framework, but also by the demands of the new global market. Indeed, it is the concept of globalization that has forced us to expand our brands, multiply foreign investments and open new plants in other countries, as well as, in consequence, reinforcing the capacity of our own commercial organizations.” (Mondragon Corporation, 2001: 81-82) Kortom: om niet aan de kant van de verliezers van de globalisering te staan, moet Mondragon Corporation zelf een internationaal businessmodel ontwikkelen. Een opmerkelijk aspect van het project is de wildgroei aan noncoöperatieve constructies. Mondragon Corporation mag dan wel de wereld veroverd hebben, het coöperatieve ondernemingsmodel bleef mooi thuis. Hoewel Mondragon nooit de coöperatieve wereldrevolutie predikte is die houding ongeveer het exacte spiegelbeeld van de oorspronkelijke filosofie van de coöperatieve beweging. Volgens Hobsbawm was de finaliteit van de Engelse reformistische arbeidersbeweging om “een nationaal algemeen vakverbond te stichten, dat onder invloed van Owen zelfs pogingen in het werk stelde, een algemeen economisch stelsel te vestigen als concurrent van het kapitalistische” (Hobsbawm, 1980:128). Coöperatieven zouden de economische sector domineren; economisch reformisme was de strategie om het socialisme te verwezenlijken. Arbeiders hoefden de staatsmacht niet te grijpen via een proletarische revolutie, door het eigen lot in handen te nemen kon via de economie een 70
nieuwe, rechtvaardige samenleving gecreëerd worden. De geestelijke vader van het coöperativisme zag in het model immers een superieure combinatie van efficiëntie en humane arbeid met een veelbelovende toekomst. En die boodschap sloeg aan. Edouard Anseele bijvoorbeeld, voorman van de Gentse arbeidersbeweging, nam dat coöperatieve enthousiasme gretig over. Bij de opening van de eerste coöperatieve weverij zou hij dit gezegd hebben: “Hier zullen we de lijkwade van het kapitalisme weven” (Canvas, 100 jaar Vooruit, 16/4/2013). Die redenering staat uiteraard haaks op het huidige klimaat, waar de globale marktlogica coöperatieven in het hoekje drumt. Volgens Levi & Pellegrin-Rescia (1997) groeide de beweging uit tot iets heel anders: “(…) a special type of enterprise within noncooperative economic systems”(1997:163). De auteurs vinden de eindbalans dan ook wat magertjes. “Despite undisputable achievements and success stories throughout 150 years of modern cooperation, a deep gap can be observed between the proclaimed goal and the results”(1997:163). Volgens Molina zorgt dat spanningsveld tussen missie en economische realiteit binnen de structuur voor bezinning: “The purpose of the humble social-scientific research promoted by this corporation has been to reinforce the new business identity it has taken on, resituating its cooperative tradition in a globalized and multicultural world, with assistance from Basque nationalism, environmental awareness, and the social economy.” (Molina, 2011:14) Lanki, de onderzoeksgroep waar Molina (2011) impliciet naar verwijst, bevestigt dat met zoveel woorden. Volgens hen zorgt “de vertaling van de coöperatieve formule naar nieuwe plaatsen” voor “een aanhoudend debat over basisprincipes” (Lanki, 2008:319). Door zich naar de wereld te keren, rijzen vandaag dus heel wat vragen over de betekenis van het hele experiment. B.3.1.2. Onderzoek Van enthousiasme … Lang voor Mondragon een begrip werd voor wetenschappelijke onderzoekers, “ontdekte” de Brit Oakeshott dit fascinerende Baskische sociale experiment. Na reportages voor The Observer (1973) publiceerde hij een boek, The Case for Workers’ Co-ops (1978), waarin hij zich als voorstander voor het bedrijfsmodel opwierp. Met enthousiasme beschreef de man hoe coöperatieven sinds 1956 als paddenstoelen uit de grond schoten in Mondragon en speculeerde hij over hoe dat succes ook elders kon herhaald worden (1978b). Oakeshotts teksten wekten interesse en introduceerden het Baskische stadje bij onderzoekers en populaire media. Die publieke aandacht bereikte een piek via de BBCreportage (1980) The Mondragon Experiment, die het succes van de coöperatieve beweging contrasteerde met de sputterende Britse industrie. In de slipstream van die groeiende aandacht bleken ook andere analisten aangenaam verrast door de coöperatieven (Bradley & Gelb, 1987; Whyte, 1988). Voor velen onder die onderzoekers betekende het Baskische stadje hét tegengif voor non-believers die de coöperatieve beweging afschreven op basis van inefficiëntie, gebrek aan ondernemerschap en innovatie. Die status heeft Mondragon tot vandaag behouden, waardoor de vraag rond de export van het model blijft terugkeren. Zowel Whyte als Oakeshott, twee toonaangevende auteurs uit die beginperiode, ijverden aan het thuisfront voor coöperatieven. … naar ontnuchtering. Die cheerleaders werden met de tijd steeds minder talrijk. Het onderzoeksklimaat werd niet alleen kritischer, de coöperatieve beweging veranderde ook zelf. Met de introductie van de superstructuur ‘Mondragon Corporation’ in 1991 speelde zich een paradigmaverschuiving af in het 71
ontwikkelingsmodel van de coöperatieve beweging. Hoewel de eerste internationale ervaringen al in de jaren 80 plaatsvonden, kwam het proces pas echt in beweging na de intrede van de coöperatieve koepelorganisatie (zie: figuur 22). Dankzij toegenomen overleg en interactie deelden voorzitters van coöperatieven onderling internationale ervaringen. Daaruit ontstonden gemeenschappelijke mechanismen zoals financiële ondersteuning en een gezamenlijke internationale promotie– en vertegenwoordigingsdienst.
Aantal coöperatieven met internationale productie 70 60 50 40 30 20 10 0 1993
1995
1997
1999
2001
2003
2005
2007
Figuur 22: coöperatieven met internationale productie Bron: Lanki, 2008:173
Maar samen met deze nieuwe ondernemingsstrategie groeide ook stilaan kritiek. Analisten beschreven intussen hoe de shift sporen naliet in de dragende filosofie van de onderneming. “Recent observers tend to agree that in the name of international competitiveness, the Mondragon cooperatives have initiated organizational trends fashionable elsewhere (Cheney, 1999)” , merkt Dow op (2003: 62). Met ‘elders’ bedoelt Dow uiteraard buiten het coöperativisme. Het was dan ook allerminst duidelijk wat de coöperatieve aanpak van internationalisering dan wel moest gaan inhouden. Eenmaal Mondragon besloot mee te stappen in die globale ondernemingstrend bleef enkel het reguliere ondernemingsklimaat over als inspiratie. Dat merkten critici dan ook al snel op. Taylor (1994) beschreef hoe de stijgende aandacht voor efficiëntie verstikkend werkte voor de democratische discussies in de coöperatieven. Volgens Azkarraga (2003) werd economisch rationalisme de dominante stroming in de besluitvorming. Hij omschrijft Mondragons plaats in de onderneming als een ‘coöperatieve metropolis met een kapitalistische periferie’ (2003: 14). Kortom, het betekende een verschuiving van de waarden die de onderneming ondersteunen (Cheney, 1999). B.3.1.3. Evaluatie literatuur Na het nodige literatuuronderzoek werd het stilaan duidelijk welke richting ik het onderzoekskader wilde geven. De benadering moest aansluiten bij de vraag naar Mondragons plaats in de wereld, de rode draad doorheen zowat elke studie van het fenomeen. Die discussie brengt je bijna automatisch bij het internationaliseringsproces. Hoe meer ik me in die vragen verdiepte, hoe duidelijker het werd dat ik de internationale context van de coöperatieven anders wilde bekijken. Te vaak gingen auteurs uit van eenrichtingsverkeer: hun vragen keren steeds terug naar hoe een lokale afwijkende gril overleeft binnen de homogeniserende krachten van de globale economie. Een analyse van dit coöperatieve experiment komt echter niet ver met een zo’n eenvoudige, dichotome conceptualisering van globaal-lokale processen. Interactie met de wereld is er per definitie 72
tweerichtingsverkeer. Niet alleen druppelden exogene invloeden samen met Spanjes economische opening en ontwikkeling gestaag de stad binnen, Mondragon Corporation wordt internationaal gelauwerd als een toonaangevend model voor coöperatieve ondernemingen. Van heinde en verre stromen journalisten, onderzoekers en sociale toeristen toe die het experiment live willen aanschouwen. De onderneming is met haar productie-eenheden ver buiten Mondragon daarenboven zelf een interessante speler op die globale markt. Ik wil daarom die arbitraire opdeling tussen globale krachten en ‘het lokale’ voorbij. Dat vereist echter een alternatieve benadering van het concept globalisering, het eerste thema dat uitgediept wordt in deze literatuurstudie. De theoretische funderingen voor die taak en een eigen aanpak ontwikkel ik in B.3.2. Een andere piste die ik wil bewandelen vloeit voort uit een commentaar van Kasmir. “Despite extensive research, however, no study situates the cooperatives in their social and political milieu.” , merkt ze op in haar boek The myth of Mondragon (1996:10). Het oogpunt van bezieler Arizmendiarietta was echter het tegengestelde. Z’n inspanningen waren in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van mensen, de gemeenschap van Mondragon. Volgens Jon Sarasua van Lanki was de coöperatieve slechts één van de instrumenten om dat doel te bereiken: “But it [Arizmiendarietta’s work] did have an orientation: a more cooperative person and a more selfmanaging society at all levels. So the cooperative company is really a lever, an exceptional lever, but a lever nonetheless, which to some extent ties in to that broader project of transformation” (Lanki, 2002). Als de maatschappelijke context van de coöperatieven al aan bod komt, maakt men zich er meestal behoorlijk snel van af. Onderzoekers argumenteren dan dat de Baskische cultuur een bastion van egalitarisme is en schilderen de gemeenschap af als een harmonieus geheel. In B.3.3 ontwikkel ik de concepten om dat vereenvoudigde verhaal te nuanceren. Wie dieper wil ingaan op het sociale kader van Mondragon kan niet om het Baskisch nationalisme heen. Tot op heden kleurt het militantisme de publieke ruimte en in 2008 werd het stadje nog opgeschrikt door een politieke moord door ETA (The Economist, 10/3/2008). Het linksnationalistische blok houdt er steevast een ruime meerderheid van de lokale politiek in handen. Dat Mondragon een sleutelrol speelt in het Baskisch nationalisme blijkt bijvoorbeeld uit het linguïstische pionierswerk van AEK, een toonaangevende organisatie van taalmilitanten. De associatie ontstond in Mondragon en zet zich al sinds de einddagen van het Francoregime in voor wat ze de ‘normalisering van het Baskisch’ noemt. Euskera (de Baskische taal) is daarenboven de spil van een belangrijk segment van het plaatselijke culturele en sociale leven. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de sociale interactie in een stad die historisch getekend is door een significante instroom van Spaanse migranten. In B.3.4. verkennen we dat Baskische nationalisme en z’n implicaties voor het dagelijkse leven in Mondragon. B.3.2. Globalisering Opvallend genoeg zijn internationale ogen vooral op Mondragon gericht bij economische crisissen. Eén van de terugkerende assumpties is immers dat de coöperatieve structuur bij economisch stormweer steviger in de schoenen staat dan doorsnee bedrijven. Het was Kasmir die opmerkte dat ook de timing van pionier Oakeshott daarop aansluit: “It is noteworthy that the Mondragon cooperatives were presented to an international audience in 1973, the year that marked the onset of worldwide economic crisis” (1996:2). Berichtgeving over de coöperatieven piekte dan ook tijdens de afgelopen jaren. Van Al Jazeera tot BBC, internationale mediagiganten onderstrepen maar al te graag 73
hoe het coöperatieve systeem met economische tegenslagen omgaat. Mondragon is ook één van de pitstops die Rudi Vranckx maakte voor z’n programma over de Europese crisis, ‘Het verdriet van Europa’. ‘Het wonder van Baskenland’, een recente VPRO-documentaire, diende dan weer als inspiratie voor deze masterproef. Soms expliciet -vaak impliciet- wordt het stadje daarin dan voorgesteld als een alternatief model voor de woelige wereldeconomie. Men schildert de stad af als een lokale uitzondering op de globale economische en sociale regels. In realiteit is Mondragon nochtans cultureel en economisch ingeschakeld in de wereld. Daarom wil ik hier even stilstaan bij de populaire denkpatronen die dat beeld voeden. In B.3.2.1. volgt een korte inleiding van het concept globalisering. Hoe dat denken zich vertaalt in discussies over globale en lokale elementen lees je in B.3.2.2.. In B.3.2.3. lanceer ik een eigen benadering van het concept. B.3.2.1. Globalisering als concept Onder de globaliseringsvlag gaan heel wat verschillende ladingen schuil, het woord is het typevoorbeeld van een containerbegrip. Dagelijks hoor of lees je de term om één of ander fenomeen te duiden. De invulling is vaak zo omvattend dat die van migratie over financiële markten richting het internet springt. De term ‘globalisering’ is daardoor bijzonder veel aspecten van ons leven gaan omvatten. Het spreekt tot de verbeelding, het is het verhaal van onze tijd. Wisselende invullingen Die wildgroei aan invullingen van het concept maakt het niet makkelijk voor sociale wetenschappers. Die proberen de essentie van onze snelle, volatiele runaway world (Giddens, 2000) te vangen via buzzwoorden als liquiditeit, flows, interconnectiviteit, deterritorialisering en ga zo maar door… Giddens’ toonaangevende definitie luidt als volgt: “Globalization can thus be defined as the intensification of worldwide social relations which link distant localities in such a way that local happenings are shaped by events occurring many miles away and vice versa” (Steger, 2010:49). Die toenemende globale sociale relaties spraken tot de verbeelding van bewonderaars van globalisering zoals Friedman (2000, 2005) of Micklethwait & Wooldridge (2000). Voor Friedman is globalisering een universeel maatschappelijk proces dat via een soort onzichtbare hand de hele aarde is gaan omspannen. De val van de Berlijnse muur en het einde van de geschiedenis betekenden immers dat enkel de Verenigde Staten overbleven als internationaal sociaaleconomisch kompas (Fukuyama, 1992). Voor Friedman is dat Amerikaanse model een “golden straightjacket” (2000). Enthousiast over dat nieuwe, open en kosmopolitische tijdsvak spreekt hij van een platte wereld (2005), waar entrepreneurs uit alle continenten een eerlijke kans krijgen op topniveau mee te draaien. Uit linkse hoek komen dan weer kritische stemmen die dat maatschappijmodel betwisten en dergelijke publicaties als het intellectuele verlengstuk van de Amerikaanse werelddominantie zien. Volgens Bourdieu en Wacquant (1999) bevat de vaagheid van de term globalisering “the effect, if not the function, of submerging the effects of imperialism in cultural oecumenism or economic fatalism and of making transnational relationships of power appear as a neutral necessity”(1999:42). Ook Castells (1997) wijst erop dat die universalistische droom niet zomaar uit de lucht komt gevallen: “The world is not flat, unless a superpower flattens it by force (be it military or economic) to shape it in its image.” (Castells, 1997:16). Het argument dat globalisering niet neutraal is, maar de export van het Amerikaanse maatschappijmodel maskeert, keert dan ook regelmatig terug (Harvey, 1990; Antonio & Bonanno, 2000; Gray, 1998).
74
A brave new world? Een ander discussiepunt is de ouderdom van het fenomeen. Het is bon ton om globalisering als een splinternieuw gegeven te benaderen. Voor sommige auteurs is onze leefwereld fundamenteel veranderd. Voor Friedman viel die kwalitatieve sprong omstreeks het jaar 2000, toen onze aardbol definitief plat werd. “Als ik gelijk heb over het platter worden van de aarde zal deze ontwikkeling de geschiedenis ingaan als één van die fundamentele veranderingen – net als de opkomst van de natiestaat of de industriële revolutie”, beweert hij (2005:52). Niet alleen optimistische auteurs volgen die logica, ook de kritisch-marxistische analyse van Hardt & Negri (2010) spreekt van een nieuw tijdperk. “Empire is materializing before our very eyes”, luidt het. “Over the past several decades, as colonial regimes were overthrown and then precipitously after the Soviet barriers to the capitalist World finally collapsed, we have an irresistible and irreversible globalization of economic and cultural exchanges. Along with the global market and global circuits of production has emerged a global order, a new logic and structure of rule – in short, a new form of sovereignty” (2010:85). Andere auteurs trachten dat beeld te nuanceren en wijzen op de historische aanloop van globalisering. Mensen als Robertson (2010) of Coolsaet (2010) volgen eerder de lijn van Mark Twains bekende slagzin: "History does not repeat itself, but it does rhyme". Beide auteurs situeren de wortels van het proces eeuwen geleden en delen die evolutie op in verschillende historische fasen. “I am not suggesting for a moment that moves and thrusts in the direction of global unicity are unique to relatively recent history”, merkt Robertson op (2010:63). Dat heeft volgens de auteur ook belangrijke gevolgen voor onderzoek naar globalisering: “I am by no means suggesting that work within the frame of ‘the globalization paradigm’ should be limited to the relatively recent past” (2010:63). Het relativerende effect van die blik op het verleden leidt naar een interessante vraag: als globalisering helemaal niet zo nieuw is, waarom is het dan zo’n hot topic? Waar Coolsaet wijst op het belang van ‘de cognitieve component van globalisering’ (2010: 58) vergelijkt Robertson (2010) die bewustwording met Marx’ klassebewustzijn. “ (…) our main task now is to consider the ways in which the world ‘moved’ from being merely ‘in itself’ to the problem or the possibility of its being ‘for itself’”, merkt de auteur op (2010:65). Wie onderzoek naar het proces serieus neemt, buigt zich best ook over globalisering als interpretatief kader. Dat is precies de weg die ik met deze masterproef wil inslaan. B.3.2.2. Universeel vs. particulier Hyperglobalisten, de auteurs die ‘het nieuwe’ van globalisering onderstrepen, wekken daarnaast ook vaak de indruk dat het fenomeen alomtegenwoordig is. Globalisering penetreert als het ware de donkerste krochten van de aardbol en dwingt ieder van ons in eenzelfde richting. Betekent dit dan dat onze wereld een uniforme, homogene massa geworden is? Wanneer onderzoekers nagaan hoe die globale tendensen concreet vorm krijgen, wordt het plaatje meer genuanceerd. Hun inspanningen leidden tot de ontwikkeling van nieuwe concepten, zoals glokalisering. De oorsprong van de term ligt in de wereld van globale marketing en werd door Robertson (1992) de sociologie binnengeloodst. Het begrip duidt op een vervlechting van globale en lokale elementen en onderstreept daarmee de diverse uitkomsten van globalisering. Zowat iedereen juicht die interactie tussen globale, uitvlakkende krachten en lokale eigenheid toe. Ook Mondragon Corporation gaat er prat op dat zij een passend evenwicht vinden tussen beide. “Over the last few years, we have made important progress in consolidating our Corporation, 75
motivated not only by our common ethical framework, but also by the demands of the new global market”, luidt het (Mondragon Corporation, 2001: 81-82). De tegenstelling – en wisselwerking tussen een wereldomspannend kapitalisme en dit deviant lokaal ondernemingsmodel is dan ook het favoriete thema van wetenschappers die Mondragon analyseren. Volgens Azkarraga, socioloog aan de plaatselijke coöperatieve universiteit, staat bij die afweging heel wat op het spel. “The real possibility to build different socio-economic experiences on the base of consciously chosen values is at stake. We need to know whether the progressive expansion of the capitalist economy imposes on the individual and the different human communities an itinerary for action that does not admit any objection, a process to make human action uniform, thus usurping what belongs to humans: their own autonomy, freedom and the possibility of self-orientation” (Azkarraga, 2003: 6). Maar waar ligt dat evenwicht tussen beide polen dan juist? En hoe evalueer je die uitkomst? Voor Ritzer (2003) is die terugkerende zoektocht naar een balans tussen dat universele en particuliere een strijd tegen the globalization of nothing. Daarmee bedoelt hij: “Nothing is defined as a social form that is, generally, centrally conceived, controlled, and comparatively devoid of distinctive substantive content” (2003:191). Voorbeelden van die globale, inhoudsloze vormen die hij aanhaalt zijn Mc Donalds-filialen of een blikjes Coca-cola. Globalisering hoeft voor de auteur echter niet uit te monden in een totale verspreiding van dergelijke nothingness: de uitkomst kan zowel grobaal als glokaal zijn. “Glocalization can be defined as the interpenetration of the global and the local resulting in unique outcomes in different geographic areas. The concept of grobalization, coined here for the first time as a much-needed companion to glocalization, focuses on the imperialist ambitions of nations, corporations, organizations, and the like, and their desire and need to impose themselves on various geographic areas” (Ritzer, 2003:192). Met andere woorden: lokale elementen knokken voor het behoud van socio-culturele eigenheid, globale krachten dwingen die heterogeniteit tot homogenisering, uitvlakking. Ritzers nuance vestigt de aandacht op de rode draad doorheen globaallokale studies: wat is de uitkomst van de krachtmeting tussen universalisme en particularisme? Afhankelijk van de uiteindelijke balans in die krachtmeting kan de uitkomst volgens de auteur glokaal (behoud van een portie lokale eigenheid) dan wel grobaal (nadruk op generische globale elementen) zijn. In hoeverre brengen dergelijke benaderingen zoden aan de dijk voor wie Mondragon wil bestuderen? In deze masterproef gaat het immers over ondernemings- en samenlevingsmodellen. De case Mondragon wordt vaak vertaald als een getouwtrek tussen twee polen: Baskisch coöperativisme (particulier) versus globaal neoliberalisme (universeel). Die concepten zijn natuurlijk een pak complexer dan Ritzers (2003) hamburgers en frisdrank. In B.3.2.3. ontwikkel ik een passend kader om deze theoretische discussie op Mondragon te kunnen toepassen. B.3.2.3. Eigen perspectief Deze studie wil gangbare denkkaders problematiseren, dat gaf ik al mee in de inleiding. Ik wil daarom mijn pijlen richten op een interessant voorbeeld van de globalisering als interpretatief kader: de terugkerende globaal-lokale dichotomie. Voor de duidelijkheid fris ik via figuur 23 nog even op wat ik versta onder die dichotomie. In het offensief: een uniformiserende neoliberale superstructuur die economische actoren richting delokalisatie en een sociale race to bottom duwt. Als antithese: een bedreigd lokaal experiment in sociale harmonie en gelijkheid. Zowel onderzoekers als Mondragon Corporation voeden deze beeldvorming. Hoewel dat kader op het eerste zicht een aannemelijk 76
uitgangspunt vormt, bevat het twee bedenkelijke assumpties: 1) globalisering heeft een homogeniserend effect, het is een proces van sociaaleconomische convergentie 2) globale krachten zijn exogeen en worden van bovenaf opgelegd, lokale krachten zijn endogeen en contesteren die globale convergentie. Globale markt
Lokaal coöperativisme
Economische rationaliteit, efficiëntie
Solidariteit
Koud individualisme
Warm collectivisme
Nieuw
Authentiek, historisch
Structurele dwang
Collectieve bescherming- verzet
Exogeen
Endogeen Figuur 23: schema globaal-lokale dichotomie
Volgens mij draait globalisering niet om het homogeniserende effect waar de eerste assumptie van uitgaat. In False Dawn: the delusions of global capitalism formuleerde John Gray een interessante kritiek op dat populaire beeld van globalisering als convergentie. “Globalization is often equated with a trend towards homogeneity. That, again, is just what globalization is not. Global markets in which capital and production moves freely across frontiers work precisely because of the differences between localities, nations and regions. Had wages, skills, infrastructure and political risks been the same throughout the world, the growth of world markets would not have occurred. There would be no profits to be made by investing and manufacturing worldwide if conditions were similar everywhere. Global markets thrive on differences between economies” (Gray, 1998:57). Ook de coöperatieven van Mondragon hebben dat begrepen. Zo is de huidige crisis volgens de woordvoerster van Mondragon Assembly “de aanleiding om de internationale strategie van de coöperatieve te herdenken richting sleutelmarkten in het Oosten” (formeel bezoek Mondragon Corporation, 11/07/2012). Die verschillende globale settings duiken dus ook op in de strategie van individuele coöperatieven. Floreert Mondragon Corporation ondanks, of net dankzij die globale markt? De situatie is veel complexer dan het plaatje dat opgehangen wordt. De tweede assumptie maakt volgens mij problematische ideaaltypes van het globale en het lokale. Al jaren terug merkte Tsing (2000) de vertekeningen van zo’n aanpak op. Haar bezorgdheid komt hierop neer: “(…) it draws us into the globalist fantasies by obscuring the ways that the cultural processes of all “place” making and all “force” making are both local and global, that is, both socially and culturally particular and productive of widely spreading interactions” (Tsing, 2000: 352). Mondragons rol in die opdeling tussen globaal en lokaal is op zijn zachtst gezegd nogal ambigu. De beweging bestempelt zichzelf via hun authentieke coöperatieve tradities als de vreemde eend in de bijt. Maar intussen pokert de onderneming op de wereldmarkt wel mee met de grote jongens. Mondragon is naar eigen zeggen een passief verhaal van internationalisering: de zwaartekracht van de wereldmarkt zuigt de ondernemingen mee in een competitieve maalstroom. In realiteit zijn de coöperatieven zelf echter de belangrijkste actor in dat proces van internationalisering. Deze masterproef richt zich op de fundamenten van die ambiguïteit. De interpretatieve, sociale rol van het concept globalisering en z’n gevolgen worden blootgelegd.
77
Voor die analyse steun ik op de inzichten van Swyngedouw, die erop wijst dat globale schaalnarratieven ideologische assumpties bevatten. “These ‘scalar narratives’ provide the metaphors for the construction of ‘explanatory’ discourses. Of course, it is not difficult to identify how scale-related explanations define and suggest different ideological and political positions” (Swyngedouw, 1997:139). Mijn eigen conceptualisering van globalisering wijkt daarom ook af van de populaire global-lokale tegenstelling. Ik beschouw het als een sociaal en economisch project dat door verschillende schalen heen snijdt, met actoren op verschillende niveaus. Globalisering is geen fenomeen dat in supranationale, gedeterritorialiseerde sferen geschapen wordt. Het komt niet als een aambeeld uit lucht gevallen om de autonomie van lokale actoren te verpulveren. Van het hoogste supranationale niveau tot de kleinst mogelijke schaal: een uitgebreide reeks actoren produceert globalisering als verhaal en als realiteit. Die actoren doen elk hun eigen duit in het zakje bij de constructie van globalisering als interpretatief kader en sociaaleconomische realiteit. Subjectieve en feitelijke aspecten hoeven daarbij niet voor 100% te overlappen. Ik ga bij deze casestudy ook op zoek naar het spanningsveld tussen discours en praktijk dat Mondragons internationaliseringproces creëerde. Dat gebeurt aan de hand van een plaatselijke gevalstudie maar het verhaal van Mondragon brengt ons ver buiten de grenzen van Baskenland en Europa. Die aanpak is niet revolutionair, volgens Saskia Sassen (2001) spelen heel wat aspecten van de globalisering zich ook af op dat micro-niveau. “(…) the New York-based social scientist convincingly demonstrates that ‘the global’ can often be studied by focusing on the local rather than the supranational. Indeed, one of Sassen’s seminal contributions to global studies is to highlight the dangers of conceptualizing globalization dynamics according to rigidly nested geographical scales that separate the global from the regional, national and local”, merkt Steger op (2010: 7). Deze masterproef volgt dezelfde methodologische conclusies. Net zoals Sassens ‘global city’ (2001) is Mondragon immers een centraal commandocentrum in een multinationale bedrijfsstructuur, Mondragon Corporation. Bij gevolg is de sociale context van het stadje een sleutelelement om Mondragons positie in dit internationale netwerk te situeren: “Global cities around the world are the terrain where a multiplicity of globalization processes assume concrete, localized forms. These localized forms are, in good part, what globalization is about. Recovering place means recovering the multiplicity of presences in this landscape. The large city of today has emerged as a strategic site for a whole range of new types of operations—political, economic, "cultural," subjective”” (Sassen, 2001:40). Andere knooppunten in het netwerk van Mondragon Corporation (Rio, Dehli, Beijing,…) zitten uiteraard niet in de analyse. Zo’n project vereist meer middelen dan een thesisstudent ter beschikking heeft. Om de sociale context in het stadje verstaanbaar te maken worden in dit literatuuronderdeel nog twee extra thema’s aangesneden: economie en samenleving enerzijds, Baskisch nationalisme anderzijds. B.3.3. Gemeenschap: grenzen aan economie en samenleving De verhouding tussen samenleving en economie is een ander thema dat als rode draad doorheen deze masterproef loopt. Ik gaf hierboven al aan expliciet voor een aanpak te kiezen die ook de maatschappelijke context van de coöperatieve beweging omvat. Heel wat auteurs beperken zich immers strikt tot de geschiedenis van de coöperatieven zelf. Kasmir (1996) was de eerste die echt aandacht spendeerde aan de samenleving die de beweging voortbracht. Wie even stil staat bij de 78
essentie van Mondragon Corporation kan ook maar moeilijk voorbij aan die achtergrond. Het doel van de coöperatieven was om de samenleving te veranderen, die missie stopte uiteraard niet bij de fabrieksband. Om te beginnen pasten de coöperatieven al vanaf dag één binnen Arizmendiarrietas bredere sociale project. Daarenboven vloeit een mooi stuk van de bedrijfswinsten via fondsen af naar organisaties en initiatieven met een maatschappelijk engagement. De levensloop van het stadje draagt tot op vandaag duidelijk de stempel van de coöperatieve beweging. De werkgelegenheid in de coöperatieven trok zoveel migranten aan dat de behuizing met moeite kon volgen. In ijltempo rezen de wijken buiten het historische stadcentrum uit de grond: San Juan, Musakola, San Andres, Santa Marina en Erguin. Alleenstaande huizen zijn in Mondragon meer uitzondering dan regel: de beperkte oppervlakte wordt volledig gevuld door appartementsblokken (zie: figuur 24). Wie zich voor een bezoek aan de stad verwacht aan de traditioneel Baskische, rurale caserillo-stijl is eraan voor de moeite. De grijze uniformiteit van de hoge bouwprojecten doen eerder denken aan wat Scott (1998) high modernism noemt. De aanhoudende bevolkingsgroei joeg projectontwikkelaars ook steeds hoger de heuvels op. Eens het valleigebied van de Deba (rivier) bezet raakte, werden ook de zonnige bergkanten bebouwd. Net buiten het centrum staat nog steeds de bouwvallige Escuela de Apprendices, Arizmendiariettas eerste onderwijsproject. De industriële erfenis van Mondragon Corporation is het meest zichtbaar aan de buitenrand van de stad, waar je de fabrieken van Fagor en konsoorten vindt. Geen verstandig mens zou durven ontkennen dat de coöperatieve beweging een bepalende factor geweest is in Mondragons ontwikkeling. De geschiedenis van stad en onderneming zijn er door en door verweven. Je begrijpt Mondragon als samenleving niet zonder de economische component, de coöperatieve beweging. Maar wat kan het sociale leven in de stad ons op zijn beurt leren over de coöperatieve beweging? Hoe bepalend was Mondragon voor het coöperativisme dat er ontstond? B.3.3.1. Spiritualiteit van de economie Arbeid is bovenal gemeenschapsdienst en zelfontwikkeling. -Jose Maria Arizmendiarietta
Het cement tussen dat maatschappelijke en economische vond Arizmendiarietta in het concept gemeenschap. “De gemeenschap van Arizmendiarietta is een gemeenschap van liefde, van gedachten en van wilskracht”, luidt het in Lanki’s standaardwerk over de coöperatieven. “Maar zijn concept van gemeenschap bleef niet binnen de fabriek: het dorp, de vallei, de natie en uiteindelijk de hele mensheid vormen die gemeenschap” (Lanki, 2008:43). Die visie op gemeenschap was voor de priester geen ezelsbruggetje om zich ook met de samenleving als geheel te gaan bemoeien, wel integendeel. De coöperatieve beweging vormde voor hem slechts een deelaspect van de nieuwe maatschappij die hij voor ogen had. Een verbeterde gemeenschap was de finaliteit van het hele project, geen bijproduct. Molina’s eigen woorden en een quote van één van de vijf stichters van de coöperatieven maken die bredere sociale missie duidelijk: “Mondragon was born as a new kind of firm intended to foster equality of opportunity at work and the distribution of profits, as well as to guarantee, by means of both of the former characteristics, the social progress of the local community in which it was located. Its purpose was to complement the family as a social cell within a Christian industrial community. In the opinion of one of its founders, Arizmendiarietta aimed … more than to create firms, to move by way of those firms toward a classless society in which there would be equality of opportunity for all members of the community, who should aspire to an increase in collective wealth
79
and not so much in the wealth that each individual might have the ambition to possess for his own personal enjoyment” (Ormaetxea, 1998: 537-538; geciteerd in Molina, 2008:29).
Figuur 24: Mondragons architectuur
Samen met je inzet voor het collectief droeg je als arbeider tijdens je werkuren ook actief bij tot Gods creatie. Een arbeider stond voor Arizmendiarietta met z’n voeten in een solidaire onderneming, z’n 80
mentale creativiteit gaf fabriekswerk een transcendent karakter. In z’n eigen woorden heette dat de spiritualiteit van de economie. Hoewel die religiositeit expliciet afwezig was bij Owen, de godfather van het coöperativisme, is het duidelijk dat de beweging al van bij de start een sociaal totaalproject inhield. “Owen linked this social transformation of character to an economic model in which the social element was paramount. He refused to accept the division of society into an economic and political sphere and the social nature of the solution he proposed set him apart from his contemporaries. Robert Owen saw in co-operation the key to both wealth creation and a just society. (…) Owen sought not just to run a successful business but to create also a new type of community” (Restakis, 2010:29). Het uitzonderlijke geloof in ‘de gemeenschap’ is zonneklaar in volgende passage uit één van de liedjes van de Owenieten. Community does all possess That can to man be given; Community is happiness, Community is heaven. Geciteerd in: Harrison, 1969:137
Zowel bij Owen als Arizmendiarietta waren economische factoren dus geen doel op zich. Het ondernemingsmodel stond ten dienste van een nieuwe gemeenschap en was een afgeleide van die nieuwe samenleving. Waarom die brede maatschappelijke focus? Voor Owen was zijn coöperatieve gemeenschap een antwoord op de industrialisering die het Engeland van zijn tijd op z’n grondvesten deed daveren. Oude leefpatronen maakten plaats voor verstedelijking met problemen als misdaad, armoede en alcoholisme. Als het maatschappelijk verval verder ging dan het strikt economische moest het medicijn dat ook. Owen zou daarom waarschijnlijk instemmen met de analyse van de eerste sociologen die rond het begrip ‘gemeenschap’ gingen werken. Voor Tönnies (1887) was het een evolutief verhaal: “Tönnies described a transition taking place between ‘gemeinschaft’; the society of intimacy, of close personal knowledge, of stability, and gesellschaft, a society characterized by ego-focused;, highly specific and possibly discontinuous relationships, in which the individual interacts within different social milieu for different purposes”, merkt Cohen op (1985:22). Durkheim (1893) karakteriseerde die verschuiving aan de hand van twee soorten solidariteit. Eerst was er mechanische solidariteit, een samenleving zonder doorgedreven arbeidsdeling waar zowat iedereen hetzelfde was. Organische solidariteit betekende dan weer een complexe maatschappij met sterke arbeidsdeling. Weber (1946) zag op zijn beurt de wereld in de greep komen van het rationalisme, de ijzeren kooi van de moderniteit. De teneur ligt voor de hand: afbrokkelende sociale patronen rolden de loper uit voor iets dat nieuwer maar niet per se mooier was. Owen zag zijn recept als een mogelijke oplossing en bepleitte die vurig bij het Engelse parlement. Hoewel de lords niet toehapten wordt coöperativisme tot op vandaag aangehaald als reparatiekit voor het verval van onze gemeenschapsbanden. “The key to addressing the current crisis in community is rebuilding the stock of social capital in society. (…) Co-operatives are a central part of such a strategy. (…) But co-operatives, as illustrated throughout this book, have a unique capacity not only to build a sense of community but also challenge and reform the economic structures that are so often the cause of social breakdown” (Restakis, 2010: 236).
81
B.3.3.2. Lokale nestwarmte We must all hang together, or assuredly we shall all hang separately. – Benjamin Franklin
Restakis (2010) sluit met die opmerking naadloos aan bij de geest van het hedendaagse communitarisme. Via hun aandacht voor gemeenschapsvorming pleiten communitaristen voor een hersteld evenwicht tussen globalisering, collectieve identiteit en solidariteit. Door onze fixatie op een flitsende, geglobaliseerde wereld van vrije individuen verloren we onze eigen omgeving uit het oog. De oplossing ligt daarom in een herwaardering van collectieve waarden. Dat dit weerklank vindt bij nationalisten is geen grote verrassing. De teneur van Bart De Wevers openingscollege politicologie bij professor Devos uit 2010 was gelijkaardig: “Jullie zullen jullie weg wel vinden in ‘the global village’, beste studenten. De zwakkeren uit onze samenleving kunnen dat identitaire kompas wel gebruiken”, merkte hij toen op (De Wever, Gent, 28/09/2010). Bij z’n uitstap naar Baskenland begin 2013 paste De Wever die logica zelfs toe op de Baskische assertiviteit. Dankzij wat hij het Guggenheim-effect noemde is Baskenland “opnieuw een economische sterkhouder geworden en houdt het vandaag relatief goed stand in de schrijnende Spaanse economische neergang. Hun recept is durven uitgaan van de eigen kracht: leven als zelfbewuste natie zonder complexen over de eigen identiteit gekoppeld aan een grote openheid naar de geglobaliseerde wereld” (De Wever, DS 29/01/2013). Diezelfde redenering zit herkenbaar in het discours van Mondragon Corporation wanneer men de eigen waarden aanhaalt als succesfactor in de globale markt: “Over the last few years, we have made important progress in consolidating our Corporation, motivated not only by our common ethical framework, but also by the demands of the new global market” (Mondragon, 2001: 81-82). Het is vandaag bon ton om te zeggen dat we ons massaal terugplooien op schijnbaar oude referentiepunten zoals religie, natie en gemeenschap. Maar is die populariteit van identiteit en gemeenschap er ondanks, of dankzij globalisering? Al van bij het begin maakte Friedmans globaliseringsdenken een onderscheid tussen globale, universele elementen en lokaal particularisme. Zijn invloedrijke boek over globalisering The lexus and the olive tree (2000) draagt die tegenstelling mee in de titel. De wisselwerking tussen de olijfboom (symbool van traditie, verleden) en de lexus (symbool voor de globale economie) zou immers de toekomst gaan bepalen. De diepe wortels van Friedmans olijfbomen zijn uiteraard plaatsgebonden fenomenen: dingen zoals nationalisme, religieus fundamentalisme, identiteit, … Na 9/11 ging het internationale intellectuele klimaat steeds vaker focussen op die tendensen. Voor andere auteurs waren Friedmans olijfboomkrachten geen relicten uit het verleden maar maken ze inherent deel uit van het groeiende globaliseringsproces. “When one-dimensional globalization was imposed from the central nodes to the entire system by enforcing the logic of financial markets and multi-national networks of production and trade, people around the world resisted and counteracted, finding their forms of resistance in the materials of their cultural specificity, hanging onto their god, their family, their locality, their ethnicity, and their nation. When cultural domination threatened to obliterate their beliefs, they sometimes reacted with senseless violence” (Castells, 1997: XXXV). Auteurs ontdekten lokale grilligheden die de nivelleringsdrang van de globale markt weerstonden, met de Mexicaanse Zapatisten als lichtend voorbeeld. Volgens Coolsaet (2010:77) is het de systemische onzekerheid van de huidige globalisering die een identitaire renaissance opwekt. Ook voor Bauman (2001) is het de sociale onzekerheid van mensen, de angst voor de
82
maatschappelijke willekeur in tijden van liquid modernity die ons richting die herontdekte identiteit en communitarisme jaagt. Eerder dan de tegenstelling tussen de olijfboom en de lexus op de spits te drijven, kiest deze masterproef voor een andere aanpak. Al in de inleiding en in paragraaf B.3.2.3. werd verteld hoe globalisering als concept zal toegepast worden. Globalisering wordt hier opgevat als een divers proces met interne contradicties. Die tegenstelling tussen globale en lokale elementen wordt net bekritiseerd om de complexiteit te kunnen vangen. In plaats daarvan komt een nieuwe, vervlochten benadering, een situatie waarin de olijfboom en de lexus samen ge(re)produceerd worden. De aandacht voor identiteit en gemeenschap wordt niet beschouwd als een nostalgisch overblijfsel maar als een component, een product van globalisering. Je kan die populariteit onmogelijk vatten zonder te verwijzen naar de internationale tendensen waarbinnen de herontdekking van identiteit plaatsvindt. De inspiratie voor die visie vond ik bij Hobsbawms interessante perspectief op moderniteit en nationalistische herinterpretaties van het verleden: “It is the contrast between the constant change and innovation of the modern World and the attempt to structure at least some parts of social life within it as unchanging and invariant, that makes the ‘invention of tradition’ so interesting for historians of the past two centuries” (Hobsbawm & Ranger, 1983: 2). B.3.3.3. Baskisch sociaal kapitaal In deze case vertaalt die herontdekking van identiteit zich in de hardnekkige ideeën over Baskisch kapitaal. De coöperatieve beweging interpreteert de vruchtbare sociale context van de coöperatieven vandaag graag als een gegeven dat eigen is aan de hele Baskische maatschappij. Arizmendiarietta zelf blies hierover warm en koud. Enerzijds doopte hij coöperatief universalisme tot één van de 10 coöperatieve kernwaarden, anderzijds sloot coöperativisme volgens hem perfect aan bij de Baskische spirit. Lanki (1999) vat z’n visie samen in twee kernideeën:
In die expliciete link tussen het Baskische volk en de coöperatieve spirit zit een essentieel verschil tussen Owen en Arizmendiarietta. Voor Owen was zijn oogappel (de gemeenschap van New Lanark, Schotland) een universeel model voor de samenleving van de toekomst. Die pretenties werden echter nogal bedenkelijk na ’s mans mislukte poging om het experiment over te doen in New Harmony, Indiana. “New Harmony, the great American experiment on which Owen placed such utopian hopes, lasted hardly more than a year as an integrated community”, merkt Kumar op (1990: 18). Noch Arizmendiarietta, noch één van z’n volgelingen deelde Owens drang om het succes elders te proberen herhalen. “Voor Arizmendiarietta kwam de formule van Mondragon – hij sprak zelf bijna altijd over ‘de ervaring van Mondragon’- overeen met de traditionele Baskische geest, het bleek mogelijk binnen een bepaald tijdsvak. Het recept is niet eeuwig geldig. Het was voor hem geen model dat iemand zou kunnen kopiëren of exporteren” (Lanki, 2008:79).
83
Die insteek van Arizmendiarietta lijkt vaak onder de mat geveegd te worden bij buitenlandse bezoekjes aan Mondragon. Dat geeft de aanhoudende stroom internationale bezoekers in Mondragon een nogal paradoxale inslag. Heeft het dan wel zin om Mondragon Corporation raad te vragen over hoe het model ook in Zuid-Korea tot succes kan leiden, zoals delegatieleider ChangHwan Park tijdens mijn formele bezoek aan de coöperatieven (zie: figuur 25)? Het is natuurlijk moeilijk om achteraf in te schatten hoe essentieel Arizmendiarietta dat Baskische kader zelf zou ingeschat hebben. Want wie van de Baskische spirit een essentiële factor in Mondragons succes maakt, zegt ook impliciet dat de formule elders niet gekopieerd kan worden. Het blijft uiteindelijk gissen hoe de bezieler van de beweging hier naar gekeken zou hebben.
Figuur 25: Koreaans coöperativisme?, formeel bezoek 11/07/12
Mijn meest fundamentele bedenking bij het verhaal rond Baskisch sociaal kapitaal is dat de redenering rust op een haast naïef geloof in maatschappelijke harmonie. Zoals ik in B.3.3.1. besprak, situeert men die sociale vrede in de gemeenschap. De proloog van deze masterproef koppelt dat verhaal aan een caféscène, één van m’n eerste ervaringen ter plaatse. Men veronderstelt een onderliggend collectief vertrouwen dat niet alleen geslaagde concertavonden maar ook coöperatieve ondernemingen en een warm nationalisme faciliteert. De wetenschappelijke afgeleide van die redenering komt terug in het concept sociaal kapitaal. Sinds Putnams popularisering van het concept (1995) sprak sociaal kapitaal tot de verbeelding van heel wat auteurs die de missing link tussen economie en samenleving ontdekten. Ook Fukuyama’s boek “Trust” (1995) levert een gelijkaardig relaas over economie en collectief vertrouwen. Economisten kunnen volgens deze auteur niet vatten dat “(…) the greatest economic efficiency was not necessarily achieved by rational self-interested individuals but rather by groups of individuals who, because of pre-existing moral community, are able to work together effectively” (Fukuyama, 1995: 21). De toepassing van het concept op Mondragon resoneert uiteraard met de interpretatie van de Baskische geschiedenis en tradities als voorloper van het coöperativisme. Het idee dat de sterkte van het model te danken is aan harmonieus collectief onder de paraplu van een verenigende Baskische identiteit sluit er naadloos op aan. Die beeldvorming speelt tegelijk ook in de kaarten van de globaallokale dichotomie die ik tevoren aanhaalde: ‘uitgaan van je eigen sterktes in een open wereld’ heet dat. Een ernstige analyse van Mondragons verleden graaft dieper dan die vlakke, sprookjesachtige schets. De realiteit van Mondragon was (en is in zekere mate nog steeds) er allerminst één van 84
maatschappelijke harmonie. Dat waanbeeld blijft enkel overeind als je abstractie maakt van de realiteit van confrontatie en geweld die het Spaans-Baskische conflict naar het stadje bracht. In B.3.3.4. introduceer ik daarom een alternatieve benadering van sociaal kapitaal. B.3.3.4. Eigen perspectief Sociaal kapitaal herbekeken Tijdens mijn literatuuronderzoek stootte ik op een oudere uitwerking van het concept sociaal kapitaal die ondergesneeuwd raakte door Putnams succesnummer in de jaren 90. Ook sociologisch zwaargewicht Bourdieu (1986) ging immers aan de slag met het concept, al verschilt zijn uitwerking danig van die van Putnam (1995) en Fukuyama (1995). Hij benadrukt de elementen van conflict, macht en ideologie binnen een samenleving. Net zoals bij Putnams sociaal kapitaal (1995) gaat het over een collectief gegeven, een groepskader waarop sociale interactie steunt. Maar Bourdieu (1986) legt in één adem ook de nadruk op de processen van inclusie en exclusie die groepen zin en identiteit geven. Zo is het volgens hem duidelijk dat sociale netwerken vaak bedoeld zijn om homogene groepen mensen bij elkaar te brengen. Zo’n samenkomsten zijn volgens hem “institutions which are designed to favor legitimate exchanges and exclude illegitimate ones by producing occasions (rallies, cruises, hunts, parties, receptions, etc.), places (smart neighborhoods, select schools, clubs, etc.), or practices (smart sports, parlor games, cultural ceremonies, etc.) which bring together, in a seemingly fortitious way, individuals as homogenous as possible in all the pertinent respects in terms of existence and persistence of the group“ (Bourdieu, 1986:248). Bourdieus invulling is een toepassing op een elite, het sociale wereldje van de beau monde maar zijn focus op de sociaal-culturele aspecten van ongelijkheid kan gerust breder toegepast worden. Op de verschillende gemeenschappen in Mondragon, bijvoorbeeld. Siisiainen (2000) vat de essentie van Bourdieus concept als volgt samen: “Bourdieu’s concept of social capital puts the emphasis on conflicts and the power function. (…) From the Bourdieuan perspective, social capital becomes a resource in the social struggles that are carried out in different social arenas and social fields. For example, the problem of trust (which Bourdieu does not discuss much explicitly) can now be dealt with as a part of the symbolic struggle (or the absence of struggles) in society. Trust as a potential component of symbolic capital can be exploited in the practice of symbolic power and symbolic exchange” (Siisainen, 2000:2). Bourdieus benadering werpt op die manier een ander, interessanter licht op het maatschappelijke bindweefsel in Mondragon. Het stadje heeft immers geen gebrek aan ervaring met confrontatie en gekrakeel. Het Spaans-Baskische conflict staat met stip op de eerste plaats. Bourdieu zou z’n ogen niet sluiten voor de historische stroom Spaanse immigranten in Mondragon, die de populatie een stuk heterogener maakte dan het discours van harmonie suggereert. Die sociale mix kwam dan weer onder hoogspanning door ETA’s gewelddadige geschiedenis in de regio en de uiteenlopende visies op volk en natie. Daarnaast was ook de economische voorgeschiedenis van het coöperativisme grillig. De aanwezigheid van de ijzerindustrie maakten van het vooroorlogse Mondragon het toneel van bittere klassenstrijd. Kortom: er stonden heel wat sociopolitieke obstakels tussen de droom van een inclusieve, warme gemeenschap en Mondragons werkelijke civil society. Niettemin produceerde die pittige context wel een lovenswaardig coöperatief experiment. Die observatie lijkt in te druisen tegen Putnams (2007) uitgangspunt dat etnische diversiteit economische activiteit en vertrouwen afremt. Deze masterproef richt het vergrootglas op Mondragons 85
maatschappelijke context om na te gaan of het coöperativisme ondanks of dankzij die sociale conflictstof succes had. Sociaal niemandsland De selectieve blindheid voor die maatschappelijke strubbelingen vertoont interessante overeenkomsten met het economische schaalnarratief over Mondragon dat ik in B.3.2.3. beschreef. In beide gevallen worden er mentale grenzen getrokken doorheen samenleving en economie. Zo trekt de globaal-lokale dichotomie een grens doorheen de economische sfeer. Enerzijds zijn er de ongrijpbare natuurwetten van de globale vrije markt, anderzijds heeft het coöperativisme een lokale oase gecreëerd waar die wetten niet gelden. Hetzelfde gebeurt met de bredere samenleving in Mondragon: net zoals de onderneming geïsoleerd kan functioneren binnen de competitieve globale markt staat de beweging los van het Spaans-Baskische conflict. Een oase van economische samenwerking in een context van harde competitie, een oase van sociale vrede in een context van nationalistisch conflict. De analyse in deze masterproef stelt beide grenzen expliciet ter discussie. Eerder dan een vaste afbakening tussen sociale sferen zijn die grenzen potloodlijnen die naar believen uitgegomd en hertekend kunnen worden. Het eerste luik van deze masterproef ‘Voorbij de dichotomie’ is er exact aan gewijd die ingebeelde grenzen te slopen. Ik wijs er op het belang van het Baskisch-Spaanse conflict in de geschiedenis van het coöperativisme en expliciteer Mondragons eigen rol in de constructie van globale economische competitie. Het tweede luik, ‘Wiens collectief?’ gaat een stap verder en brengt beide vertekeningen in verband met elkaar. De nationalistische context en internationale economische ontwikkelingen ontmoeten er elkaar in de discussie rond de collectieve identiteit die Mondragon zowel verenigt als verdeelt. Op die manier levert deze casestudie een innovatieve blik op twee verschillende gezichten van globalisering. Vaak worden economische internationalisering en identitaire heropflakkering immers onverenigbaar geacht. Deze masterproef gaat na hoe dat onverwachte huwelijk in Mondragon ontstond en aangehouden wordt. Die rode draad snijdt bovendien recht doorheen de veronderstelde grens tussen economie en samenleving. Coöperativisme en nationalisme zijn twee dankbare thema’s om de scheiding tussen die velden te overbruggen. De afbakening tussen samenleving en economie als losstaande categorieën is daarenboven nogal arbitrair. Eenmaal je die kritisch tegen het licht houdt, wordt een strikte opdeling tussen de sferen moeilijk houdbaar. Al in B.3.3.1. kwam aan bod hoe Owen z’n eigen werk zag als een sociaal totaalproject dat de opdeling van de samenleving in aparte sferen oversteeg. In Owens tijdsvak was het ook allesbehalve uitzonderlijk om er een dergelijk perspectief op na te houden. Timothy Mitchells ‘Fixing the economy’ (1998) zet nauwgezet uiteen hoe de huidige interpretatie van het concept economie pas in de 20e eeuw ontstond. “The economy came into being between the 1930s and 1950s as the field of operation for new powers of planning, regulation, statistical enumeration and representation. Through these novel forms of political rationality and practice it became possible to imagine the economy as a self-contained sphere, distinct from the social, the cultural, and other spheres” (Mitchell, 1998: 91). Het denken over economie als een aparte sociale dimensie is dus een relatief recent fenomeen. De constructie van zo’n afgelijnde sociale categorie zorgt volgens Mitchell (1998) echter wel voor het negeren/uitsluiten van processen die niet in dat imago van ‘de economie’ passen. “At the same time, the invention [of the economy] required a process of exclusion. To fix a self-contained sphere like the 86
economy not only methods of counting everything within it, but also, and perhaps more importantly, some method of excluding what does not belong. (…) To create the economy meant also to create the non-economic” (Mitchell, 1998: 92). Datzelfde proces van exclusie zorgt in deze casestudie voor de vertekeningen in de sociale en economische context. Processen zoals het nationalisme en Mondragons eigen rol in de globalisering glippen op die manier al te vaak door de mazen van het wetenschappelijke net. Ze worden buiten de zogezegde relevante context van het coöperatieve succesverhaal geplaatst en vallen daardoor tussen twee stoelen. Ik neem dat sociale niemandsland expliciet op in mijn analyse. B.3.4. Nationalisme en identiteit Ter introductie van het Baskische nationalisme begin ik met een historisch overzicht van Baskenland en de strijd voor politieke autonomie. Daarop volgt een paragraaf waar dieper ingegaan wordt op een aantal terugkerende nationalistische symbolen. Tot slot geef ik aan hoe dat nationalistisch verhaal binnen deze casestudie van Mondragon past. B.3.4.1. Historisch overzicht Verdwenen verleden De origine van de Basken heeft altijd enorm tot de verbeelding gesproken. De oorsprong van het volk staat dan ook bol van mysterie. Toen filmmagnaat Orson Welles in 1955 een reportage maakte over de regio verwees hij naar de vele raadsels die onderzoekers tot op heden blijven fascineren. “The rise and fall of other republics, other kingdoms has never made them forget it that they’re Basques. (…) Well, what is a Basque? All we know for sure is what a Basque is not. Besides not being French or Spanish, a Basque is not Mediterranean, Alpine, Magyar, Celtic, Germanic, Semitic nor Scandinavian. He isn’t even Arian. Nobody knows who his ancestors were. (…) And it’s true that his position is something like the red Indians in America, he’s an aboriginal. He lived in Europe before the other Europeans came along. To this day he speaks his own weird language, a tongue no expert has ever been able to trace” (Welles, 1955). Niemand weet echt een vinger te leggen op de herkomst van de Basken. Het feit dat de taal, het Euskera, niet binnen de Indo-Europese talengroep past, dikt het geheim enkel verder aan. Het verleent Baskenland een soort aura van authenticiteit, gezien de hypothese vaak luidt dat de komst van de Basken dateert van voor andere culturele invloeden in de omgeving. Hoewel de regio steeds een geografische sluis is geweest voor iedereen die het Iberische schiereiland introk, (zie: figuur 26) bleef de taal overeind. Heel wat Basken situeren het begin van hun geschiedenis dan ook graag zo vroeg mogelijk. Deze masterproef zou uiteraard niet gediend zijn met een bespreking van de prehistorische grotschilderingen in het gebied. De tastbare geschiedenis van de Basken hangt samen met de manke Spaanse natievorming, waarmee dit historische overzicht begint.
Figuur 26: geografische ligging groot-Baskenland
87
Wortels van het nationalisme In de 19e eeuw was Spanje een ex-wereldrijk dat de trein van de moderniteit gemist had. Industrialisering, de toenmalige motor van sociale dynamiek, bleef beperkt tot twee gebieden in de periferie: Catalonië en Baskenland. De Madrileense elite ademde vergane glorie uit. Zich blindstarend op imperiale pracht en praal had de politieke klasse natievorming in het Spaanse moederland nooit al te veel prioriteit gegeven. Het Spaanse staatkundige project was dan ook van een andere aard dan de filosofie rond de natiestaat die doorheen Europa furore maakte. Het staatsapparaat droeg een middeleeuwse stempel met zich mee. Het resultaat? Territoriale eenheid zonder sociale verbondenheid. “Two essential features characterized the political aggregation of the various territories of the Iberian peninsula during the middle-ages: (1) the practice of pact-making, which aimed to universalize; and (2) the fueros, which tend to particularize” (Moreno, 2001:39). Die fueros kan je best zien als gedoogbeleid tegenover traditionele regionale gewoonten. Veel verder dan dat sociale lappendeken raakte Spanje dan ook niet: de nationale politieke scène was bijzonder instabiel. De geest van de verlichting met z’n centralistische ambities werd gaandeweg wel een politieke factor. Maar de rotvaart van de politieke rollercoaster bracht succesvolle politici even snel succes als ondergang. Voor Juan met de pet werd die verstramde Spaanse staat als gevolg steeds minder relevant. “Throughout the century, a myriad of ‘big shots’ and opportunists came and went, hoping to take part in guiding the country and producing only convulsions, decadence and instability” (Moreno,2001:47). Die negatieve spiraal was koren op de molen van politieke entrepreneurs die een andere staat voor ogen hadden. Zo ook voor Sabino Arana, de man die het Baskische nationalisme leven inblies. Als inwoner van Bilbao werd de man rechtstreeks geconfronteerd met de maatschappelijke littekens die de moderniteit in de stad introduceerde. Het nationalisme van de Partido Nacionalista Vasca (PNV), de partij die Arana stichtte, werd daarom gevoed door reactionaire nostalgie. “In sum, Bilbao has represented “the modern” in a society whose traditional activities (pastoralism, farming, hunting, fishing and seafaring) have been depicted as emblematically Basque (…) The primary activities of peasants, fisherfolk, and globetrotting seafarers are depicted as more virtuous and as a reflective of a simpler Golden Age than is the economically constrained and socially demeaning lifestyle of the factory worker or that of the parasitical enterprises of urban merchants or financial speculators.” (Douglass & Zulaika, 2007:315). Traditionalisme en moderniteit clashten verschillende keren tijdens die woelige 19e eeuw. De Carlistische burgeroorlogen leiden op die manier uiteindelijk tot een afschaffing van de fueros in 1876. “The Fueros guaranteed the political influence of traditional agrarian Basque elites, whereas representatives of the emergent commercial and industrial bourgeoisie protested against their underrepresentation in the regional parliaments and the duty-free import of European products with customs located on the frontier with Castile and not on the coast. (…) After liberal victories in the Carlist-Wars, however, the new conservative government of Cánovas del Castillo abolished the Fueros completely. This radical abolition was answered by the creation of a broad popular movement, Fuerismo, protesting against this political deprivation and demanding restoration of the Fueros (Mees, 2001:802). Volgens diezelfde Mees (2001) zorgde deze proto-nationalistische beweging voor de creatie van een Baskisch bewustzijn. Net zoals andere nationalisten in die periode gingen Baskisten daarom aan de slag met wat Hobsbawm ‘uitgevonden tradities’ noemt. “‘Invented tradition’ is taken to mean a set of practices (…) 88
which seek to inculcate certain values and norms of behavior by repetition, which automatically implies continuity with the past. In fact, where possible, they normally attempt to establish continuity with a suitable historic past” (Hobsbwam & Ranger, 1983:1). De finaliteit van die inspanning was de creatie van een historisch Baskisch bewustzijn via cultuur, sport en wetenschap. “The Basque nationalists sponsored numerous folk festivals, competitions between bertsolariak (versifiers), and athletic contests involving traditional Basque sporting events. In a different vein, the movement sponsored serious scholarship, notably in the area of archeological excavations, the collection of folklore, Basque linguistics, the ethnography of rural life, and the sociology of urbanization and social problems in the industrial zones” (Douglass & Zulaika, 2007:121). De PNV van Sabino Arana profileerde zich gaandeweg succesvol als de Baskische volkspartij die de natie zou gaan leiden. Franco De Spaanse politieke instabiliteit piekte uiteindelijk tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). Voor Basken was de inzet van het conflict naast democratie ook autonomie. De kortstondige installatie van de twee republiek (1930-1936) had immers tot een referendum over zelfbeschikking geleid, waarbij voor de eerste keer een Baskische regering het licht zag. Die ontwikkelingen zorgden voor een strategische shift bij de nationalisten, die het traditionalistische kamp verlieten en het republikanisme gingen omarmen. Daardoor belandden ze tijdens de Spaanse burgeroorlog wel aan de kant van de verliezers. Generaal Franco keek met dezelfde aversie naar die ontwikkelingen als naar Spanjes sputterende experimenten met democratie. Eén van de internationale iconen van de oorlog, Pablo Picasso’s ‘Guernica’ (zie: figuur 27) is dan ook een aanklacht tegen de excessieve bombardementen op de toenmalige Baskische politieke hoofdstad Guernika. De generaal spaarde kost noch moeite om het symbolische hart van Baskenland te vertrappelen. Om zeker te zijn van een succesvolle afloop riep de generaal zelfs de hulp in van de Duitse Luftwaffe. Volgens Burleigh zette Franco in op “(..) een volledige uitroeiing van taal en identiteit”(2009: 323).
Figuur 27: Guernica van Picasso
Voor regionalisme was er geen plaats binnen het repressieve systeem, wat een deel van het verzet naar de wapens deed grijpen. In 1959 scheurde ETA (Euskadi ta Askatasuna) zich af van de PNV. Activisme stond vanaf dag één centraal, vanaf 1967 ging de beweging zichzelf marxistisch-leninistisch noemen. Niet veel later volgden politieke moorden op gezichten binnen het Francoregime. Opvallend genoeg had de beweging steeds een populair draagvlak. Volgens Mees werd ETA “(…) the core of what would be known as the Basque National Liberation Movement, that is, a broad network of political, social and cultural organizations, associations and initiatives with the common aims of 89
independence and socialism (Mata 1993)” (Mees, 2001:807). De bewegingen schoof ook een andere interpretatie van het Bask-zijn naar voren dan de PNV. Waar de PNV etnische elementen voorop zette, ging het links nationalisme veeleer focussen op Euskera (de Baskische taal) en Ekintza (activisme). Belangrijk om te benadrukken is dat die opdeling in het nationalistische kamp pas na de oorlog het licht zag. Het verhaal van de tweestrijd begint niet samen met het Baskisch nationalisme en is historisch gezien relatief recent. Die nieuwe wind bracht op z’n beurt wel een heuse storm op gang: de vuile oorlog tussen ETA en de Spaanse ordediensten creëerde heel wat menselijk leed en woog op alle inwoners van Baskenland. Democratie zonder vrede Na Franco’s dood deden niet alleen democratische instellingen, maar ook een gedecentraliseerde staatstructuur snel intrede. De Grondwet bevatte een duidelijke procedure voor de ontwikkeling van zelfbestuur door de 17 autonome gemeenschappen waarin Spanje opgedeeld werd. Dat kon op twee verschillende manieren, afhankelijk van de vraag of de gemeenschap eerder al een statuut van autonomie kreeg toegewezen tijdens de korte periode van de tweede republiek (1930-1936). De snelle weg werd voorzien voor de regio’s waarbij dit het geval geweest was: Baskenland, Catalonië en Galicië. Zij konden aan de hand van een gezamenlijke aanvraag van de provincies en gemeenten in de regio, gecombineerd met een referendum over de hele regio meteen een aantal bevoegdheden krijgen. Dankzij de hechos differentiales konden deze gemeenschappen echter ook extra bevoegdheden vergaren. “However, the final design of the distribution of powers is of a potential symmetrical nature, if the AC [Autonomous Communities] wish to achieve the highest level of selfgovernment, with the exception of the regulation of certain differences called hechos differenciales: own languages, insularity, civil law, historical rights, etc” (Requejo, 2005:84). Baskenland kreeg daarbovenop trouwens nog een extraatje: de gemeenschap staat sindsdien ook zelf in voor het innen van de belastingen. Hoewel er meer ruimte kwam voor de diversiteit binnen Spanje, betekende dat niet dat de teugels plots helemaal gevierd werden. De wil om een akkoord te bereiken en de strijdbijl te begraven was aanwezig, maar de nationale partijen waren allerminst happig op een verregaande decentralisatie. “The modern right, in the Popular Party (PP), is democratic and supports limited regional autonomy, but retains a unitary vision of the nation-state. A left-wing Spanish nationalism is attached to a Jacobin egalitarian vision of the nation. (…)[It] preaches uniformity, minimal decentralization, and opposition to recognition of the other nationalities within Spain” (Keating & Wilson, 2009: 538). De Baskische kwestie raakte alvast niet definitief opgelost met deze ingreep. De eerste reden hiervoor geldt evengoed voor de andere ‘historische nationaliteiten’ in Spanje: de ambiguïteit van het compromis zaaide nieuwe conflictstof. Zo is het compromis in de Spaanse grondwet volgens Martinez-Herrera & Miley (2010) een wazig akkoord. De onderhandelaars “(…) came up with a rather ambiguous formula. On the one hand, they decided to declare ‘the Spanish people’ as the subject of ‘sovereignty’, from whom ‘all powers of state organs emanate’. (…) On the other hand, they suggested, the Constitution ‘recognises (sic) the right to autonomy of the nationalities and regions of which Spain as a collective subject is claimed to be ‘composed’” (2010:8). Volgens Requejo vormt deze dubbelzinnigheid een belangrijk probleem voor de toekomstige institutionele ontwikkeling van Spanje. “One immediately comes up with an obstacle: the lack of clarity inherent in the objectives of this autonomic model” (2005:89). Bijgevolg gaan de assertieve regio’s via creatieve interpretaties op 90
zoek naar achterpoortjes om de autonomie te vergroten. Tegelijk leidt wederzijdse jaloezie tot een opbod tussen die regio’s. De andere reden was specifiek Baskisch en ging voorbij het politieke. Het radicalere kamp rond ETA vond de oplossing gewoon te mager om de strijd op te geven. Volgens hen ging de PNV met de billen bloot met hun strategische keuze om mee te werken binnen de Spaanse staat. Pas bij de onafhankelijkheid van groot Baskenland (Navarra en de Franse provincies incluis) was de opdracht geslaagd. De weigering van de nationale partijen om meer te bieden beantwoordde ETA met een verderzetting van het geweld, wat tot een vuile oorlog met de Spaanse ordediensten en geheime politie leidde. Er zijn echter wel wat vraagtekens te plaatsen bij de huidige opdeling. De officieel erkende Baskische gemeenschap mag Bizakaia, Guipuzkoa en Araba (zie: figuur 28) tot z’n territorium rekenen. Maar als je kijkt naar de geografische verspreiding van sprekers van het Euskera of stemmen voor het radicale kamp (zie: figuur 29), vallen ook heel wat ‘Basken’ buiten dat gebied.
Figuur 28: groot Baskenland. Bron: Beck, 2008:62
Figuur 29: geografische spreiding Euskera & radicale stemmen. Bron: Beck, 2008:73
91
Ook de gevolgen van de gewapende strijd creëerden op hun beurt obstakels voor een oplossing. De behandeling van de politieke gevangenen blijft een bijzonder gevoelig thema. Al jaren maakt de hele radicale beweging er een strijdpunt van de gevangenen in instellingen binnen Baskenland onder te brengen, wat bezoek makkelijker zou maken. Het Spaanse gerecht beschouwt de gevangenen bovendien als terroristen, waardoor hun behandeling afwijkt van de norm. Tot op vandaag blijft Amnesty International bedenkingen optekenen bij de hele situatie (Amnesty International, 2013: 246-247). Spanje ging zich gaandeweg ook richten op de hele beweging, vanuit de assumptie dat ze een voedingsbodem voor de terroristen van ETA was. De politieke arm van de beweging, HB (Herri Batasuna) werd verboden, kranten en taalorganisaties werden opgedoekt. Nogal wat mensen –lang niet allemaal radicale nationalisten- hadden echter bedenkingen bij die operatie. “The allegation was that the publication was a mouthpiece of ETA. The charge has never been substantiated properly and failed to convince most observers, including many who are opposed politically to the Basque radical left. Perhaps the closure may be placed in context by noting that, at the same time, there appeared a series of articles in the Spanish press denouncing the ikastolak, or Basque-language primary schools, as seedbeds of Basque nationalism and future ETA activists and supporters” (Douglass & Zulaika, 2007:402). Urla (2003) omschreef die laatste acties als een criminalisering van het Euskera en benadrukte de gevaren van de flexibele interpretatie van terrorisme. “The definition of terrorism has become so expansive and slippery that it has come to include even those who worked nonviolently for Basque national independence or simply a distinctively Basque historical perspective and cultural identity” (Urla, 2003:3). Hoewel het conflict de laatste jaren een interessante bocht nam met het staakt het vuren van ETA, is het dus verre van opgelost. Voor Spaansgezinden liep het verhaal echter wel af met de dreiging van geweld. Het politieke verhaal blijft immers bijzonder asymmetrisch. De overdonderende meerderheid aan Spaanse parlementsleden heeft vaak geen aandacht voor regionale minderheidspartijen. Tot op vandaag is het devies van de Spaanse rechterzijde ‘España: una, grande y libre’. Maar tegelijk staat de links-nationalistische beweging stevig in de schoenen: vandaag steunt ze op een uitsluitend democratisch platform dat verdere autonomie eist. Hoewel direct gewelddadig conflict van de baan lijkt te zijn, blijft de politieke kwestie dus verder smeulen. De internationale crisis zorgde via de Spaanse schulden onlangs alvast al voor een stomp in de nationalistische onderbuik van de Basken. Terwijl PNV een derde van de stemmen binnenhaalde, scoorde ook het radicalere kamp Euskal Herria Bildu (EH Bildu) met 25% van de stemmen opmerkelijk goed (The Economist, 27/1/2012) . B.3.4.2. Nationalistische symbolen Als aanvulling op het historische overzicht in B.3.4.1. wil ik ook even stilstaan bij een aantal symbolen van het Baskische nationalisme. De dingen die hieronder aan bod komen zijn geen afgelijnde omschrijving van ‘de Baskische identiteit’. Het is volgens mij onbegonnen en nutteloos werk om die essentie proberen vast te leggen. Eenmaal de verschillende symbolen aan bod komen zal snel duidelijk worden waarom. Ook binnen Baskenland bestaat er geen consensus over wat iemand al dan niet Bask maakt. Waar is het me dan wel om te doen in deze paragraaf? In de eerste plaats wil ik bovenstaand historisch overzicht tot leven brengen, wat tastbaarder maken. Hoe? Door een aantal sleutels (taal, activisme, cafégedrag en sport) aan te reiken die de lezer helpen om het sociale belang van het nationalisme in Baskenland te begrijpen. Die verschillende aspecten worden in deze
92
paragraaf concreet toegepast op het huidige Mondragon. Op die manier hoop ik een helder beeld te geven van de voornaamste expressies van het nationalisme in het stadje. Taal: het Euskera Al vanaf dag één stond het Euskera vooraan in de strijd van de nationalisten. Voor hen heeft de taal steeds voor haar voortbestaan moeten knokken. Toen Arana tijdens de 19e eeuw het Baskische nationalisme in gang zwengelde was een heropwaardering van het gemarginaliseerde Euskera een belangrijk deel van z’n missie. “Sabino de Arana, a native of a Bilbaoan upper-middle-class family, was himself an euskaldun berri, or new Basque speaker. He learned the language as a young adult, published his own grammar, and sought to purge Basque of its many foreign (primarily Spanish and Latin) loan words by inventing neologisms. (…) In any event, Arana’s contemporary, the philosopher Miguel de Unamuno, prognosticated around the turn of the twentieth century that Basque could be extinct within fifty years, and it is fair to say that prevention of such an eventuality was one of Sabino’s prime motives in founding the Basque nationalist motives” (Douglass & Zulaika, 2007:403). Voor Arana was de oorzaak van het verval het Euskera in industrialiserend Bilbao duidelijk: de komst van de maketos, de Spaanse economische immigranten. Door zijn raciale opvattingen over die minderwaardige Spaanse inwijkelingen is Arana vandaag een controversiële figuur geworden. Tot op heden zorgt z’n etnische benadering van de Baskische kwestie voor verwarring in het Baskische identitaire landschap. Terwijl voor het kamp van de PNV afkomst doorslaggevend is om jezelf Bask te noemen, staat je inzet voor een onafhankelijk Baskenland met stip op één voor de links-nationalisten. Volgens MacClancy (1996) kunnen hun opvattingen over de abertzale (de Baskische patriot) zo samengevat worden: “an abertzale is one who actively participates in the political struggle for an independent Basque nation with its own distinctive culture… You are not born abertzale, you make yourself one” (MacClancy, 1996:488). Kasmir (2002) schreef met ‘More Basque than you!’ een fascinerend artikel over hoe die uiteenlopende opvattingen botsen in Mondragon. Ze beschrijft er een verwarrende woordenwisseling tussen een etnische Baskische politicus van de PNV en een radicaal-linkse zoon van Spaanse inwijkelingen, die zich elk een echtere Bask voelen dan de andere. “The Basque community imagined by radical-nationalists, in contrast to that imagined by PNV, included immigrant workers”, merkt ze op (2002:64). Resultaat van de discussie: beiden voelden zich meer Bask dan de andere. In zekere zin is de radicalere opvatting van Bask-zijn dus tegelijk inclusiever en veeleisender. Op die manier sluit de radicalere traditie beter aan bij recentere, meer open invullingen van natie en volk. Communitarisme draagt een gelijkaardige stempel: gemeenschappen hebben een gedeeld referentiekader, een gezamenlijke sociaal-culturele achtergrond. Individuen dragen daartoe actief bij als ‘ (…) language user and a schooled/socialized person who ‘self-asserts’ and ‘self-constructs’ (Bauman, 2000:169). Hedendaagse vormen van nationalisme lijken de subjectieve aard van collectieve identiteiten te erkennen. Nationalistische projecten steunen dan op een waardendiscours, weg van moeilijke discussies over etniciteit. De Wevers centrumrechtse, conservatieve grondstroom is de Vlaams-nationalistische variant van die trend. De Schotse nationalisten lijken eenzelfde pad te volgen: “Not only is it difficult today to define an “ethnic Scot’, but the SNP [Scottish Nationalist Party] has understood that its greatest hope for differentiating
93
Scotland from the rest of the united Kingdom is to embrace values, not nationality, as the region’s defining principle”, luidde het onlangs in Foreign Affairs (September/Octobre 2012:123). In Baskenland is het Euskera steeds een symbool geweest om dat collectief inhoud te geven. De rode draad doorheen het verhaal van het Euskera is dreigend. Vanaf de geboorte van het Baskische nationalisme was er de vrees dat de taal ondergesneeuwd zou raken door het oprukkende Castellaans, het standaard Spaans. Moderne dataverzameling rond de problematiek droeg volgens Urla (1993) bij tot een sfeerschepping van Baskenland als een bedreigde burcht. “One of the roles that language statistics seem to be playing at this particular historical moment is to help ‘make real’ the persistence of Spanish or French linguistic domination despite the newfound autonomy. For militants in an array of oppositional cultural organizations, like Usurbil’s abertzale group, statistics on the low numbers of speakers or the low levels of language use serve to shore up demands for urgent action: more schools, more legislation, and more use of Basque” (Urla, 1993:834). Ook voor Erize (2006) is die dreiging belangrijk: “The demands in favour (sic) of the language have also fed extensively on the discourse of the death of Basque, as a way of arousing enthusiasm for mobilization (2006:26). Een deel van het links-nationalistische middenveld is dan ook specifiek gericht op die culturele natievorming via taal. De ikastola-beweging staat zonder twijfel in de voorhoede van dat proces. Terwijl het autocratische Spaanse regime begon stil te vallen ontstonden de eerste scholen (ikastolas) waar de lessen in het Euskera doorgingen. De initiatieven waren uiteraard privé maar werden oogluikend toegestaan. Na de bocht richting democratie schoten de ikastolas als paddenstoelen uit de grond. Stilaan ontstonden ook andere initiatieven om naar eigen zeggen ‘de normalisering’ van het Baskisch te verwezenlijken: ook journalisten en academici steunden de taalkundige heropleving. Op een zeer korte periode evolueerde de situatie van autoritaire repressie naar ruimte voor een regionaal Baskisch cultuurbeleid. Mondragon neemt een bijzondere plaats in binnen die sociale beweging rond Euskera. Ten tijde van de regimewissel ontstond AEK, een pioniersorganisatie binnen de taalbeweging, in hartje Mondragon. AEK begon als organisator van taallessen voor volwassenen en coördineert vandaag talloze populaire evenementen waar Euskera centraal staat: van kooklessen tot loopwedstrijden. Later kom ik nog uitgebreid terug op het belang van dat culturele middenveld voor Mondragon. Hier volstaat het om aan te geven dat het stadje vanaf de aanvang van de ‘normalisering’ van het Euskera een frontlijn in die taalstrijd geweest is. Het platteland De breuklijn tussen stad en platteland is wederom een symbool dat teruggaat tot de begindagen van de nationalistische beweging. Tot op heden uit die rurale symboliek zich bijvoorbeeld in de populariteit van de baret als iconisch Baskisch hoofddeksel. Waarom werd die traditionele, rurale Baskische samenleving zo’n belangrijk idee? Ze diende als antithese van alles wat slecht was aan de wieg van het Baskische nationalisme, de industriële grootstad Bilbao. “The power base of the Basque National Party was to remain urban, but the message began to rely heavily on the use of rural symbols as a means of invoking traditional values. Since the rural areas were the last remaining strongholds of the Basque language and had received considerably less of an influx of non-Basque populations, the nationalists laced their speeches with praise for the farming way of life and the independent an honest character of the Basque farmer” (Douglas & Zulaika, 2007:122).
94
De rurale wereld dient ook als ezelsbrug voor nationalisten die het aparte historische traject van Baskenland willen onderstrepen. Door terug te grijpen naar de auzolantraditie (zie paragraaf B.3.3.3.) en de historische structuur van landbezit claimt men een geschiedenis van Baskisch egalitarisme, verschillend van de Spaanse samenleving. Hoewel ik hierboven (zie paragraaf B.3.3.3.) al vraagtekens plaatste bij overijverige interpretaties van die rurale tradities, is dit geen onderzoek naar de juistheid van dergelijke historische mythes. Wat wel telt voor deze masterproef is de actuele relevantie van zo’n ‘invented traditions’. Hedendaagse Baskische musea (Baskisch etnografisch museum in Bilbao; San Telmo in San Sebastian) dragen diezelfde interpretatie uit: voorstellingen van het Baskische volk hebben drie vaste ingrediënten: boeren, vissers en ambachtslieden. Nobelen en handelaars duiken zelden op in dergelijke overzichtstentoonstellingen. De geschiedenis van Baskenland is er in de eerste plaats één van werkvolk, waaruit een sfeer van solidariteit en sociale voeling ontstond. Mondragon neemt binnen die geschiedenis een wat atypische plaats in. Het stadje ligt in de Debavallei, waar al sinds de middeleeuwen ijzerindustrie aanwezig is (Azpiazu,1999). De regio was daardoor een eigenaardige mix tussen dat historische platteland, ijzerambacht en later industriële productie. Heel wat West-Europeanen dragen vandaag nog een stukje Mondragon met zich mee aan hun sleutelbos: zowel UC als JMA zijn sleutelreuzen die vanuit het stadje opereerden. Waar het imago van Guipuzkoa (Mondragons provincie) er één was van kleinburgerlijke ambachtslieden, was industrieel Mondragon een uitzondering. Die modernisering bracht in het stadje dan ook evoluties teweeg die ook in stedelijk Baskenland voorkwamen: extern kapitaal voedde de ijzerindustrie, die op haar beurt economische immigratie aanzwengelde. De straat Txikiteo De unieke cafégewoonten zijn een ander terugkerend symbool voor Baskenland. Voor zo’n txikiteo of poteo trek je met een vriendengroep in sneltempo langs een reeks cafés. Gewoonlijk zijn dat blitzbezoekjes. In principe drink je slechts één drankje per zaak, waardoor alles ook in kleinere hoeveelheden geschonken wordt. De nadruk ligt immers op de constante beweging doorheen de openbare ruimte. Je doorkruist het hele stadcentrum op je tocht langs je favoriete cafés en drinkt je drankje bij voorkeur op straat uit. De keuze voor bepaalde cafés heeft regelmatig ook politieke connotaties, een trend die in Mondragon extra sterk is. “Their choice of which bars to patronize is based largely on the political tenor of the establishments. One knows the political commitments of a bar immediately upon entering” (Kasmir, 1996:26). Radicaal-nationalistische bars bulken dan ook van de Baskische symboliek. Tegen de muren hangen posters van internationale linkse iconen zoals Che Guevara naast foto’s van ETA-gevangenen en het hele café is bezaaid met nationalistische slogans. Door de speakers klinkt punk, de dresscode en soundtrack van de revolutie. Bars vormen de bouwstenen van het politieke leven in het stadje: “Basque bars are a center for political discussion and mobilization; they are loci of ekintza - taking action”: concludeert Kasmir (1996:26). Activisme Het zwaartepunt van dat activisme (ekintza) is uiteraard de straat zelf. De publieke ruimte is de grootste uitlaatklep voor politieke verzuchtingen en vormt een speerpunt in nationalistische campagnes. In Mondragon vertaalt dat fenomeen zich niet alleen in de nadrukkelijke aanwezigheid van geëngageerde graffiti en mobiliserende affiches (zie: figuur 30). De straat is ook een centraal 95
forum voor politieke discussie en protest. Tijdens m’n verblijf in het stadje ging er geen week voorbij zonder protestbijeenkomst, staking of demonstratie. Historisch gezien was de politieke taal in de regio er één van confrontatie en geweld. “In the Basque country, violence was normal or accepted behavior. That is, the call for armed conflict did not occur just in politico-intellectual rhetoric. Rather, it was a socially accepted means (at least in some sectors of the population) of achieving legitimate (if relative) objectives such as political independence” (Pérez-Agote, 2006:121). Zowel ETA’s onafhankelijkheidsstrijd als het Madrileense antwoord bleven jaren na de geboorte van de Spaanse democratie die gewelddadige dialoog voeden.
Figuur 30: de straat als politiek forum
96
Dat het straatleven een sleutelgegeven is, bewees één van de laatste radicaal-nationalistische campagnes tegenover Baskische jongeren. Kale Borroka (letterlijk straatgevecht) specialiseerde zich in vandalisme op afdelingen van Spaanse partijen maar ook op die van de gematigde Baskische PNV, plus alles van waarde dat in de buurt van dat actieterrein te vinden viel. De politiek van de straat betekent echter veel meer dan geweld, laat dat duidelijk zijn. De openbare ruimte wordt evenmin gedomineerd door volwassen mannen. Demonstraties kennen vaak een heel diverse samenstelling: man en vrouw, oud en jong. Politiek engagement is voor velen een familiegebeuren. Ook buiten de politiek brengt de familie echter heel wat uren buitenshuis door. Tijdens de weekends zitten marktpleinen vol met families die een buitenspeeldag voor de kinderen combineren met een namiddag txikiteo (zie: figuur 31).
Figuur 31: Plaza nueva, Bilbao; 21/09/2012
Sport Ook sport wordt geregeld aangegrepen als een Baskisch symbool (zie: figuur 32). Bij pelota, een balspel waarbij twee spelers de bal beurtelings tegen een muur kaatsen, staat dat buiten kijf. De sport wordt enkel in groot-Baskenland bedreven en onderstreept zo de aparte geschiedenis van het Baskische volk. Dat de sprong van pelota naar politieke controverse snel gemaakt is, bewees Julio Medém in 2003 met z’n documentaire La pelota Vasca (letterlijk: de Baskische bal). ETA, noch de Partido Popular wilde meewerken aan deze documentaire over de verschillende visies op Baskenland, waardoor de film pas na de nodige hetze vertoond werd op het jaarlijkse filmfestival in San Sebastian. Niet alleen pelota draagt de stempel van een aparte Baskische geschiedenis met zich mee. Ook andere sporten worden vaak direct gesitueerd binnen eeuwenoude Baskische tradities: van zeeroeien (Basken als een volk van zeevaarders) tot steenheffen (rurale geschiedenis). Maar het nationalistische sentiment weerspiegelt zich ook in minder archaïsch aandoende sporttakken. Jaarlijks trekt de korrika, een massaloop, door de zeven provincies van groot-Baskenland. Net zoals de Belgische gordel heeft het evenement een politiek gezicht: men loopt mee om nadruk te leggen op de verbondenheid van alle provincies, of ze nu officieel in Frankrijk of Spanje liggen. De vaderlandsromantiek bereikt jaarlijkse pieken wanneer voetbalclub Athletico Bilbao de wereldsterren van Real Madrid in de ogen kijkt. Dat voetbalnationalisme is ook nadrukkelijk aanwezig in het beleid van de club: wie voor Bilbao wil voetballen moet een aantoonbare band (wonen-afkomst-familie) met Baskenland kunnen voorleggen.
97
Figuur 32: sport en nationalisme in Baskenland
In de regio rond Mondragon draagt ook bergwandelen een nationalistische connotatie. Tijdens de dictatuur deden montañismo-verenigingen in realiteit soms dienst als verzet. “In the Franco-era, the mountain became like the mendigoizales [hiking clubs that doubled as youth sections of the PNV] or gudaris [basque nationalist soldiers during the Spanish Civil War]- it became a form of struggle. One 98
of the strongest ways of protesting at that time was a mountain celebration, the Bizkargi [mountain] picknicks, etc. They were completely banned by the Civil Guard because it was the place where the Basque spirit was really preserved” (Perez-Agote, 2006:93). Vandaag is het klooster van Arantzazu een klassiek uitstapje voor families die na een fikse beklimming een frisse neus willen halen op de plaats waar het standaard-Baskisch ontstond. B.3.4.3. Eigen perspectief Hoe wil ik in deze masterproef aan de slag gaan met nationalisme? Deze studie kiest er expliciet voor om identiteit en nationalisme niet als doel op zich te bekijken. Het thema staat in functie van de onderzoeksopzet: een case-studie leveren over globalisering. Ik werp daarvoor een kritisch licht op de zin die de mensen van Mondragon geven aan hun collectieve acties op ‘globaal’ en ‘lokaal’ niveau. Het Baskisch nationalisme speelt op beide schalen een eigen rol en is daarom onontbeerlijk voor die analyse. Een deconstructie van de mythes waarop dat nationalisme steunt is daarbij maar een deel van het antwoord. Heel wat kritische auteurs benaderen de thematiek op die manier en laten en cours de route een aantal belangrijke vragen liggen. Ik volg daarom ook de commentaar van Hroch (1993), die benadrukt dat sociale wetenschappers het maatschappelijke belang van nationalisme ook moeten proberen verklaren. “It is not difficult to ironize over the record of ‘nationalism’ in past and present, to criticize its role and to award good or bad marks to different groups, personalities and even nations, in the process. There is a public that finds this procedure to its taste, but it is not to be confused with a scientific approach to the subject. Historians are not judges; their task is to explain actual historical transformations”(Hroch, 1993:1). Je hoort in dergelijke analyses vaak dat nationalisme de belangen van de elite dient en ook onder impuls van machthebbers ontstaat. Dat onderzoeksspoor zou ongetwijfeld een interessante historische analyse van de bourgeoisie in Bilbao (Sabino Arana’s sociale achtergrond) kunnen opleveren. Maar wie Mondragon wil begrijpen blijft met vragen zitten. Je vindt op die manier geen afdoende verklaring voor het feit dat het nationalisme wordt uitgedragen door activisten uit alle bevolkingslagen. Mij lijkt het logisch dat de vele jaren van politieke instabiliteit en conflict het nationaal Baskisch bewustzijn zo penetrant gemaakt hebben. Niet in het minst omdat Franco’s project om de Basken collectief te straffen elke burger trof. Kortom: een nationalistisch project krijgt pas echt invulling als het een gevoelige snaar raakt bij z’n doelpubliek, de hele Baskische populatie. Zo’n proces valt volgens mij onmogelijk te herleiden tot objectieve elementen. Zo blijft het bij heel wat nationalismen een raadsel wie juist binnen of buiten de natie valt. Volgens Hobsbawm (1990) blijven criteria zoals een omlijnde taalkundige entiteit of een apart historisch verleden nooit overeind na toetsing aan de realiteit op het terrein. “Waar het echter om gaat is dat elke classificatie van een gemeenschap als ‘natie’ op grond van dergelijke vermeende objectieve criteria zou blootstaan aan soortgelijke kritiek, tenzij het ‘natie-zijn’ op andere gronden kan worden vastgesteld. Op welke andere gronden dan wel? Het alternatief voor een objectieve definitie is een subjectieve, hetzij collectief (in de trant van Renans ‘een natie is een dagelijks referendum’), hetzij individueel (…)” (Hobsbawm, 1990:16-17). De natie is dus een kwestie van interpretatie en zelfidentificatie. Ook in Mondragon werd die vatbaarheid voor interpretatie snel zichtbaar. Waar sommige respondenten mij een enorm doordacht verhaal brachten over de culturele rol van punk (identificatie met ‘the working
99
class’), was het voor anderen hersenloos kuddegedrag van tieners. Achter de symbolische gevels die ik in B.3.4.2. overliep gaan heel wat verschillende interpretaties schuil. Dat maakt zo’n symbolen maar ook vage concepten zoals ‘natie’ en ‘collectief’ vatbaar voor constante verandering. Een muur waar een sociale wetenschapper zich makkelijk op stukloopt. Deze masterproef heeft gelukkig niet de ambitie om een werkbare definitie van natie of Bask-zijn te vinden. Enkel waar nationalisme de context van de coöperatieve ervaring doorkruist, wordt het thema in rekening gebracht. Zowat in elk hoofdstuk zal nationalisme in één of andere vorm opduiken. Dat is bijvoorbeeld het geval in de visie op het eigen verleden van Mondragon Corporation, het vermeende historische sociale kapitaal van het stadje. Dat vraagstuk komt aan bod in hoofdstuk 3 van deze masterproef. Dat de Baskische wortels van de onderneming een aantal coöperatieve contradicties in het leven roepen komt aan bod in hoofdstuk 4. Voorbij de dichotomie (hoofdstuk 3 & 4) werpt dus zowel een blik op internationale economie als op de sociale geschiedenis van het stadje- een bewuste keuze. Het doel is daar namelijk om de dam te doorbreken die doorgaans opgeworpen wordt tussen die twee sociaaleconomische schalen: de globaal-lokale dichotomie. Ook in ‘Wiens collectief?’ (hoofdstuk 5 & 6) blijft het Baskisch nationalisme relevant. Daar wordt collectieve identiteit immers onder de loep genomen. Zowel het gemeenschapsleven van Mondragon (hoofdstuk 6) als de groep coöperativisten (hoofdstuk 5) dragen immers een nationalistische stempel.
100
Bibliografie Al Jazeera (2012) Spanish Co-op weathers financial storm. http://www.aljazeera.com/video/europe/2012/03/201232361251966806.html
Amnesty international (2013) Yearly report: 2013. http://www.amnesty.org/en/annualreport/2013/downloads Anderson, B. (1983) Imagined Communities: Reflections on the Origin and Spread of Nationalism, London: Verso. Antonio, R. , Bonanno, A. (2000) A New Global Capitalism? From "Americanism and Fordism" to "Americanization-Globalization". American Studies, 41: 33-77 Arizmendiarietta, J. (1983). Pensamientos de Don José Maria Arizmendiarietta. Estella: Gráficas Lizarra. Azkarraga, J (2003) Cooperativism and globalization. The Basque Mondragon cooperatives in the face of changing times. http://www.lanki.coop/idazkiak/zentzuak/modernity.pdf Azkarraga, J. (2007). Mondragón ante la globalización. Eskoriatza: Mondragon Unibertsitatea. Azpiazu, J. (1999) El acero de Mondragón en la época de Garibay. Ayuntamiento de Mondragon: Mondragon. Azurmendi, J. (1996). La idea cooperativa: del servicio a la comunidad a su nueva creación. Arrasate Mondragon: Fundación Gizabidea. Azurmendi, M.; Martinez de Luna, I. (2006) The case of Basque: past, present and future. Leitzaran Grafikak: Andoain. Bauman, Z. (2000) Liquid modernity. Cambridge : Polity press Bauman, Z. (2001) Community : seeking safety in an insecure world. Cambridge : Polity press Bauman, Z. (2006) Identity : conversations with Benedetto Vecchi. Cambridge : Polity press Bbc (2011) Basque group Eta says armed campaign is over. http://www.bbc.co.uk/news/worldeurope-15393014 Bbc (2012) Basque Co-operative Mondragon defies Spain slump. http://www.bbc.co.uk/news/worldeurope-19213425 Bbc (1980) The Mondragon experiment. Beck, J. (2008) The Basque power-sharing experience: from a destructive to a constructive conflict? Nations and nationalism: 14 (1), 61-83 BOS Holland (2011) Off the grid. 101
Bourdieu, P. (1986) The forms of capital. In: J. Richardson (Ed.) Handbook of theory and research for the sociology of education. New York: Greenwood. Bourdieu, P., Wacquant, L. (1992) Réponses. Paris : Editions du Seuil. Bourdieu, P., Wacquant, L. (1999) On the cunning of imperialist reason. Theory, Culture and Society, 16 (1) Bradley, K. , Gelb, A. (1987) Cooperative Labour Relations: Mondragon's Response to Recession. British Journal of Industrial Relations, Volume 25, Issue 1, pages 77–97, March 1987 Calvo, M. (2004). Cooperativismo y cohesión social en Mondragon. Relación entre la integración social de la inmigración de origen estatal y el hecho cooperativo en el Alto Deba. Mondragon: Ayuntamiento De Mondragón. Cantillon, B. , Elchardus, M. (2003) De nieuwe sociale kwesties. Antwerpen : Garant Castells, M. (1997) The Power of Identity. Wiley-Blackwell: Oxford. Cheney, G. (1999) Values at work. Employee participation meets market pressure at Mondragon. Cornell University Press: London. De Standaard (2013, 1, 28) Baskische prijs voor Bart De Wever . Douglass, W., & Zulaika, J. (2007). Basque Culture. Anthropological Perspectives. Reno: University of Nevada. Dow, G. (2003) Governing the firm. Workers' control in theory and practice. Cambridge University Press: Cambridge. Durkheim, E. (1893) De la Division du Travail. Les Classiques de Science Sociale. Echeverria, B. (2003) Schooling, Language, and Ethnic Identity in the Basque Autonomous Community. Anthropology & Education Quarterly 34(4)351-37 Elchardus, M. (2003) De symbolische samenleving : een exploratie van de nieuwe sociale en culturele ruimtes. Tielt : Lannoo Elchardus, M. (2012) Cultuursociologie buiten de lijnen. Leuven : LannooCampus Emun (2007) 1997-2007 EMUN: 10 urte lana euskalduntzen.[DVD] Spain: Emun Fagor (2006) Aurrerabeti. 50 aniversario 1956-2006.[DVD] Spain: Fagor. Friedman, T. (2000) The lexus and the olive tree. New York Friedman, T. (2005) De aarde is plat. ontdekkingsreis door een geglobaliseerde wereld. Nieuw Amsterdam: Amsterdam Fukuyama, F. (1995) Trust. The social virtues and the creation of prosperity. Penguin books: London. 102
Fukuyama, F. (2012) The future of history. Foreign affairs: Jan/Feb 2012, Vol. 91, issue 1, p.53-61 Gray, J. (1998) False Dawn. The delusions of global capitalism. Granta Publications: London Hardt, M & Negri, A. (2000) Empire. Cambridge. Hindmoor, A. (1999) Free Riding Off Capitalism: Entrepreneurship and the Mondragon Experiment. British journal of political science, Vol. 29, issue 1, p217-224 Hirst, P. & Thompson, G. (2002) The Future of Globalization. Cooperation and Conflict: Journal of the Nordic International Studies Association Vol. 37(3): 247–265 Hirst, P. & Thompson, G. (2002) The Limits to Economic Globalization. Hobsbawm, E. (1997) Identity Politics and the Left. New Left Review I/217, May-June 1996 Hobsbawm, E. (2012) The Invention of Tradition. Cambridge: Cambridge university press Hobsbawm, E. (1997) Nations and nationalism since 1780 : programme, myth, reality. Cambridge: Cambridge university press Howarth, Caroline (2001) Towards a social psychology of community: a social representations perspective. Journal for the theory of social behaviour, 31 (2). pp. 223-238 Hroch, M. (1993) From National Movement to the Fully-formed Nation. The nation-building process in Europe. New Left Review I/198, March-April 1993 Kasmir, S. (2002) '"More Basque than You!": Class, Youth, and Identity in an Industrial Basque Town', Identities, 9: 1, 39 — 68 Kasmir, S. (1996) The myth of Mondragon. Cooperatives, politics and working-class life in a Basque town. State university of New York Press: New York. Knack (201, 8 8). Spaanse vakbondsleden roven supermarkten leeg. http://www.knack.be/belgaalgemeen/spaanse-vakbondsleden-roven-supermarkten-leeg/article-4000160219724.htm Kumar, K. (1990) Utopian Thought and Communal Practice: Robert Owen and the Owenite Communities. Theory and Society, Vol. 19, No. 1 (Feb., 1990), pp. 1-35 Lanki (2002) Arizmendiarietta. A project for social transformation. [DVD] Spain: Lanki, Mondragon Unibertsitatea Lanki (2002) Un rumbo para el grupo cooperativo. [DVD] Spain: Lanki, Mondragon Unibertsitatea Lanki (2008) La experiencia cooperativa de Mondragon. Una síntesis general. Gertu: Oñati. Lanki (2004) Autogestión y globalidad. Gertu: Oñati. Lanki (1999) Testimony project: Location in the global reality. http://www.lanki.coop/idazkiak/testigantza Lanki (1999) Testimony project: Participation. http://www.lanki.coop/idazkiak/testigantza 103
Lanki (1999) Testimony project: Deep-rooted solidarity. http://www.lanki.coop/idazkiak/testigantza Lertxundi, J. (2002). La tecnocracia en MCC, el opus dei y el PNV. Donostia- San Sebastian: Basandere Argitaletxea. Luzarraga, J. (2007) Understanding Mondragon globalization process: local job creation through multi-localization. Facing globalization threats to community stability. http://communitywealth.org/_pdfs/articles-publications/outside-us/paper-luzarraga-et-al.pdf McNeill, D. (2000) McGuggenisation? National identity and globalisation in the Basque country. Political Geography: 19 (2000) 473–494 Mees, Ludger(2001) 'Between votes and bullets. Conflicting ethnic identities in the Basque Country', Ethnic and Racial Studies, 24: 5, 798 — 827 Mitchell, T. (1998) Fixing the economy. Cultural studies: 12 (1) 82-101 Molina, F. (2005) Jose Maria Arizmendiarietta. 1915-1976: biografía. Caja Laboral-Euskadiko Kutxa : Mondragon Molina, F. (2011) The Spirituality of Economics: Historical Roots of Mondragon, 1940–1974. Current Research Series, No. 6: Basque Cooperativism, Center for Basque Studies Mondragon Corporation (2001) 1956-2000 La Experiencia Cooperativa de Mondragón. Mondragon: Mondragon Corporation Mondragon Corporation (2009) Mondragon Corporacíon. [DVD] Spain: Mondragon Corporation. New York Times. (2009, 5 25). A Job and No Mortgage for All in a Spanish Town http://www.nytimes.com/2009/05/26/world/europe/26spain.html?pagewanted=all&_r=0 Oakeshott , R.(1973) Mondragon: Spain's oasis of democracy. The observer, january 21 Oakeshott, R. (1978a) The case for worker Co-ops. London: Routledge Oakeshott, R. (1978b) The prospect and Conditions for succesful Co-operative Production. London: Cooperative Unio Ltd. Ormaetxea, J. (1993). The Mondragon Cooperative Experience. Arrasate-Mondragon: Mondragon Corporation. Pellegrin-Rescia, M . & Levi, Y. (1997) A New Look at the Embeddednessl Disembeddedness Issue: Cooperatives as Terms of Reference . Journat of Socio-Economics, Volume 26, No. 2, pp. 159-179 Pere-Agote, A. (2006) The social roots of Basque nationalism. University of Nevada press: Reno Perez, I. (2001) Basque Cooperatives and the Crisis: The Case of Mondragon . Current Research Series, No. 6: Basque Cooperativism, Center for Basque Studies Putnam, R. (1995) Bowling Alone: America's Declining Social Capital. Journal of Democracy 6 (1): 65– 78
104
Putnam, R. (2007). E Pluribus Unum: Diversity and Community in the Twenty-first Century. The 2006 Johan Skytte Prize Lecture. Scandinavian Political Studies . Vol. 30 – No. 2 Ritzer, G. (2003 ) The globalization of nothing. SAIS Review, Volume 23, Number 2, Summer-Fall 2003, pp. 189-200 Robertson, R. (2010) Mapping the global condition. In: Steger, M. Globalization: the greatest hits, a global studies reader. Boulder : Paradigm Publishers Schweickart, D. (2002) After Capitalism. Rowman and Littlefield: Lanham. Sarasua, J. (2010). Mondragon en un nuevo siglo. Síntesis reflexiva de la experiencia cooperativa. Eskoriatza: Mondragon Unibertsitatea. Sarasua, J., & Udaondo, A. (2004). Autogestión y globalidad. Situar la autogestión económica en el mundo actual. Eskoriatza: Mondragon Unibertsitatea. Sassen, S. ( 2005) The Global City: introducing a Concept. Brown Journal of World Affairs WINTER/SPRING 2005 . VOLUME XI, ISSUE 2 Siisiäinen, M. (2000)Two Concepts of Social Capital: Bourdieu vs. Putnam. Paper presented at ISTR Fourth International Conference "The Third Sector: For What and for Whom?" Trinity College, Dublin, Ireland Steger, M. (2010) Globalization: the greatest hits, a global studies reader. Boulder : Paradigm Publishers Swyngedouw, E (1997) Neither Global Nor Local: ‘Glocalization’ and the Politics of Scale. In: Spaces of Globalization: Reasserting the Power of the Local. New York/London: Guilford/Longman; 1997. p. 137-166. The Economist (2008, 3, 10) Back for more. The Socialist Party wins another term. Taylor, P. (1994) The rhetorical construction of efficiency: restructuring and industrial democracy in Mondragn, Spain. Sociological forum, Vol. 9, No. 3 Tonnies, F. (1955) [1887]. Community and Association. London: Routledge Tsing, A. (2000) The global situation. Cultural Anthroplogy, 15 (3): 327-360 Urla, J. (1988) Ethnic Protest and Social Planning: A Look at Basque Language Revival. Cultural Anthropology, Vol. 3, No. 4 (Nov., 1988), pp. 379-394 Urla, J. (2003) The 'Terror' of a European Minority Language. Anthropology Today, Vol. 19, No. 4 (Aug., 2003), pp. 1-3 Urla, J. (1993) Cultural Politics in an Age of Statistics: Numbers, Nations, and the Making of Basque Identity. American Ethnologist, Vol. 20, No. 4 (Nov., 1993), pp. 818-843
105
Urla, J. (2003) C afe Antzioka: the global meets the local in Basque cultural politics. Papeles del CEIC nr. 10, octobre 2003 Van Hiel, A. (2008) Politieke psychologie. Academia Press: Gent. Vpro (2012) Tegenlicht: het wonder van Baskenland. Weber, M. (1946) The Protestant Sects and the Spirit of Capitalism. In: Hans H. Gert and Mills C. Wright (eds) From Max Weber. New York: Oxford University Press Welles, O. (1955) Around the world with Orson Welles: the land of the Basques. ITV: London Whyte, W. (1984) Learning from the field : a guide from experience. Sage: Beverly Hills Whyte, W. (1998) Making Mondragon. the growth and dynamics of the worker cooperative complex. Cornell university Press: London. Whyte, W. (1995) Learning from the Mondragon Cooperatives. Studies in comparative international development., Vol. 30, nr. 2, 58-67
106