IK LEEF! Periodiek psycho-sociaal schrift
1nP - de zorgaanbieder met hart
8
Tribal Computing Rager Ossel over de Social Media van morgen
1nP - The Movie Gert-Jan Lind over 1nP-afdelingen, gadgets en troost
Alles van Waarde is Weerloos Psychiater-filosoof Alan Ralston over ‘Values-Based Practice’
Column
Chris Dokter (1959) is afgestudeerd in de klinische psychologie, met als nevenrichting arbeids-, organisatieen personeelsleer. In het verleden was hij o.a. werkzaam bij de Riagg, in de verslavingszorg en binnen het psychosencluster van het UMCG (afdeling Stemmenpoli). De afgelopen twaalf jaar was hij als studentenpsycholoog verbonden aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Hij is psychotherapeut-specialist.
IK LEEF! 8
Mag ik even overgeven? Spilziek en volgevreten, zo wil het kabinet bij monde van hare excellentie minister Schippers de geestelijke gezondheidszorg graag afschilderen. De sector zou buiten proportie zijn, bestempelt gewone levensproblemen als stoornis, en hoofdbehandelt die vervolgens veel te duur met veel te veel specialisten. Eigenlijk is de GGz morbide obees: tijd voor een ernstige ingreep dus, een maagband. Afvallen of doodvallen. Een harde knip tussen brede basis en smalle top, met de huisarts in een tripelrol: behandelaar, poortwachter en verwijzer. Plat gezegd komt het erop neer dat we in de opheffingsuitverkoop worden gezet. De voorhangbrief van de Minister van Gezond werkt daarbij als een gevaarlijk, bureaucratogeen braakmiddel. Wie zichzelf als veldpartij nu niet goed verkoopt, wacht het lot van de dodo: het sterfhuis. Van een level playing field is geen sprake. De vrijgevestigde is te licht bevonden en moet het veld ruimen, kleine organisaties als 1nP trachten te overleven door zich bij een Big Brother aan te sluiten maar moeten vrezen dertien in een dozijn te worden. De Catch-22 is dat ook wie zich goed gedraagt zijn leven niet zeker is. Op budgetoverschrijding, en die kan minister of zorgverzekeraar at random afroepen, staat publieke zwartmaking en reparatiebetaling. Op de mestkar het zorgdorp door. Systematische sectorbashing (‘Honderden miljoenen zorgfraude in de GGz…’) maakt de publieke opinie intussen rijp voor een totale machtsovername door waterhoofdig grote en rijke zorgverzekeraars en aanpalende IT-bedrijven, geholpen door een kortzichtige politieke elite. Die laatste verheft trouwens onafrekenbaarheid op eigen disfunctioneren tot topsport.
Zo overleefde Excellentie Edet zelf onlangs een motie van wantrouwen over, jawel, de zogenaamde zorgfraude. Nee, ze had er écht niet van geweten, hand op het (waar zat het ook maar weer?) hart. Dat kon ze ook niet want het desbetreffende rapport was helemaal geen rapport: ‘Ceci n’est pas une pipe!’ Terwijl de inkt van haar integriteitsverklaring nog niet droog was opende ze een meldpunt ‘verspilling in de zorg’. En natuurlijk mochten de veldpartijen ook zelf aangeven hoe ze hun spilzucht konden beteugelen. Een double bind-instinker eerste klas: alsof je de ganzen aan tafel uitnodigt bij het kerstdiner. Het moet allemaal verhullen dat de grootste verspiller in de zorg niet de zorg zelf is maar het eigen ministerie van VWS, dat ons de kostenverslindende DBC-systematiek oplegde, de DSM gretig misbruikt voor eigen knip- en plakwerk, GGz-megastallen met eindeloze verlengde armen blijft stutten en ook de volgende megalomane marktreorganisatie vol zeldzaam uitgewerkt zorgpadfetisjisme alweer uitrolt. Vooral doorgaan, en snel, als de HSL. Wie daarbij vraagtekens zet is niet van deze tijd. Het heeft alle kenmerken van chronische veranderzucht. Laat dat nou gek genoeg zo ongeveer de enige dwangstoornis zijn die de DSM-5 niet heeft gehaald?
‘Die Weltgeschichte wäre anders, wenn die Menschheit mehr auf dem Hintern säße. Im Sitzen gibt es kein Pathos.’ - Bertolt Brecht.
VOORWOORD 8
Voorwoord door Gerard van Kesteren voorzitter van de Raad van Bestuur van Stichting 1nP
Foto: Vrolijke leden van Stichting 1nP én de Parnassia Groep nu samen onder één paraplu met het beeldmerk van de Parnassia Groep.
In 2012 is er geen ‘IK LEEF’ verschenen. Er is veel gebeurd in 2012, zoveel dat de rust ontbrak om een goed periodiek te maken. Het resultaat van alle inspanningen uit 2012 is dat we er in 2013 een stuk beter voor staan, al moeten we (net als alle overige GGZ-instellingen in Nederland) waken voor de effecten van de rijksbezuinigingen en de grootscheepse transities in de GGZ die binnenkort op ons afkomen. Toch brengen we dit jaar IK LEEF nummer 8 uit. Ook al omdat we u als lezer van ons jaarlijkse bulletin een hoop te vertellen hebben.
Samen groeien we verder Groot worden door klein te blijven
Dit nummer van ‘IK LEEF’ staat vooral in het teken van de digitalisering van de zorg, de stelselherziening in de GGZ en de aansluiting van 1nP bij de Parnassia Groep. Om met het laatste te beginnen. Op de nieuwspagina’s doen we uitgebreid verslag van de aanloop naar de aansluiting van 1nP bij de Parnassia Groep. Een heuglijke ontwikkeling die na ruim jaar van intensieve voorbereiding formeel op woensdag 24 april 2013 zijn beslag kreeg. Dat gebeurde met de overdracht van de zeggenschap aan een nieuwe Raad van Toezicht en met een feestelijke kennismaking van leden van de Parnassia Groep met de medewerkers van Stichting 1nP en Datamedicare Nederland BV in het Tromphuis te Hellevoetsluis. Stichting 1nP werkt vanaf 24 april 2013 nauw samen met de Parnassia Groep. We hebben een goede stal gevonden met verwante GGZ-merken als PsyQ, Indigo, Palier, Dijk en Duin, Brijder en Bavo Europoort, om er maar enkele te noemen. In dit nummer vertellen Inge Baeten (bestuurssecretaris van 1nP) en Ella Broers (projectmanager bij de Parnassia Groep) over de tien samenwerkingsresultaten die 1nP en de Parnassia Groep voor de komende drie jaar met elkaar overeengekomen
zijn. Tien stippen aan een tijdshorizon van drie jaar, de periode waarin de aansluiting een succes moet zijn gebleken.
Beter samenwerken, ook in eigen huis Over de samenwerking met de Parnassia Groep, over digitalisering van de zorg in de vorm van e-therapy en E-Health maar ook over de vorming van resultaatverantwoordelijke afdelingen in de 1nP-organisatie praten we met adviseur, interim-manager en psychotherapeut Gert-Jan Lind, een 1nP-er van het eerste uur zeg maar. En we voelen tegelijkertijd psychiater-filosoof Alan Ralston diepgaand aan de tand over zijn actuele opvattingen inzake een betere representatie
IK LEEF! 8 van de direct-belanghebbenden (cliënten en professionals) bij het vormgeven van de kwaliteitsstandaard van de GGZ van morgen. Alan Ralston spreekt daarover in den lande en hij werkt aan een proefschrift over ‘de filosofie van de psychiatrische praktijk’ waarin hij zeer kritisch reflecteert op de impliciete ‘waarden en oordelen’ die we allen meenemen in onze behandelpraktijk.
Boeddhist en techneut van het tribal computing We maken in dit nummer verder uitgebreid kennis met Rager Ossel, de Nederlandse software-ontwikkelaar en inspirator die ons helpt bij het vormgeven van het Clearvale Private Social Network concept, waarmee we als organisatie het digitaal netwerken onafhankelijk van tijd en plaats verder gaan uitbouwen dan we al deden. Het wordt het platform van onze nieuwe website. Een eerste proeve presenteerden we tijdens de 1nP-dag in Maarssen op 5 oktober jongstleden. From hierarchy to wire-archy - met het nieuwe beschermde sociale netwerk van 1nP kunnen we straks als organisatie bedrijfsmatig maar ook sociaal en collegiaal alle kanten op. De traditionele wijze van werken met een pc zal compleet gaan veranderen.
Column Chris Dokter verzorgt weer de pittige column die u inmiddels van hem gewend bent en voor het overige is dit nummer van IK LEEF gevuld met een terugblik op het 1nP-nieuws uit 2012 en 2013. Ik wens u veel leesplezier.
1
De wereld zegt We gaan het weer voelen. Alles komt tot begrip. Een tijdloos bonzen kondigt zich al aan. Als een vloedgolf, hoog bij volle maan. Graspollen zullen woedend opwippen in de weiden. Een storm van celdeling zal tergend aanzwellen, in bladgroen en houtnerf. Haagbeuken preken. Kale berken jeuken. Dorpels en drempels botten uit. De trapleuning schiet wortel en spijlen breken. Uit kruipruimtes klinkt, als het stemmen van vochtige violen, het steunen van vuistdikke keldermotten. Pieren, in staalslakken geprangd, breken los, en zwepen het drab in sloten en riolen op tot ziedende oceanen. Dringend komen de ongewervelden tot daadkracht. Een natte spier trekt over het land. Het slijmspoor van de opmars vormt een lauwe gletscher. De weke dozijnen smoren elk verzet. Het trilt in de kozijnen, de torrenschare. Het borrelt in de glazen, de virussappen. Het bruist in het gebeente, de scharrebijters. Het kolkt in bloed, de eiwitte lichamen. door Taco Meeuwsen
IK LEEF! 8
3
‘My Heart was Broken, My Heart was Broken Psychiater op de bres voor nieuw waardebesef Een hart kan in stukken breken. Wij mensen kunnen letterlijk doodgaan aan ‘een gebroken hart’. Canadese wetenschappers hebben in 2013 het bewijs geleverd. Weduwnaars hebben zes keer meer kans om te overlijden in het eerste jaar na de dood van hun partner. Bij vrouwen is de kans op sterfte door een gebroken hart twee keer zo groot. Medische analyses wijzen uit dat stress en andere psychologische factoren na de dood van een geliefde kunnen leiden tot ernstig hartfalen. Maar wij weten wel beter: het hart is gebroken. Het is stuk. (Bron: ‘De Gazet van Antwerpen’, 5 juli 2013). ‘Alles van waarde is weerloos’. Het is de gevleugelde zin uit het gedicht ‘De zeer oude zingt’ (1974) van Cobrakunstenaar Lucebert. Als de uitspraak waarheid bevat (en dat is het geval volgens velen van ons) dan is de Schots-Nederlandse psychiater-filosoof Alan Ralston tegenwoordig een belangrijk voorvechter van de meest weerloze aller waarden: die van de ziekten der psychiatrische cliënten.
‘Values-Based Practice’ Alan Ralston werkt aan een proefschrift over ‘de filosofie van de psychiatrische praktijk’. Bij filosofische gebieden in de psychiatrie moet je bijvoorbeeld denken aan de ontologie1 en de epistemologie2 van psychiatrische aandoeningen. In zijn promotieonderzoek stelt hij zichzelf en zijn collega’s de vraag welke (impliciete)
aannames psychiaters gebruiken bij de hulpverlening aan cliënten. Een betekenisvol onderdeel van het onderzoek is de exploratie van de zogenaamde ‘Values-Based Practice’, voortgekomen uit de analytische filosofie en met name door Bill Fulford3 ontwikkeld in aanvulling op die andere veelvuldig genoemde methodiek in het geestelijke gezondheidszorg: ‘Evidence-Based Practice’.
1 De klassieke ontologie probeert de fundamentele categorieën van ‘het zijn der dingen’ te onderscheiden. 2 De epistemologie is de leer van het wezen, de methoden en de grenzen van de menselijke kennis. 3 Bill Fulford, psychiater, filosoof en co-auteur van onder andere : ‘The slide to pragmatism: a valuesbased understanding of “dangerous” personality disorders’, Health Sociology Review 20 (2011) en ‘Whose Values?’ (2004). Fulford is werkzaam aan de Warwick Medical School van de universiteit van Warwick en tevens honorair psychiater aan de filosofiefaculteit van de universiteit van Oxford, professor in de psychologie aan het Psychiatrisch Instituut van de universiteit van London, en mede-directeur van het Instituut voor Filosofische Diversiteit en Geestelijke Gezondheidszorg aan de universiteit van Central Lancashire.
IK LEEF! 8
‘Alles van waarde is weerloos.’
5
Alan Ralston werkt aan een proefschrift over ‘de filosofie van de psychiatrische praktijk’.
IK LEEF! 8
De GGZ Laat Zich Horen Alan Ralston is natuurlijk veel meer dan alleen zijn promotieonderzoek. Sedert 2008 is hij actief als woordvoerder voor de kritische professionals in de GGZ. Hij is de oprichter van de groepsblog: ‘De GGZ Laat Zich Horen’, een woelig discussieplatform over de koers van de GGZ. Ralston, die zich grote zorgen maakt over de huidige ontwikkelingen in de GGZ, communiceert fris en gemakkelijk over die zorgen, onder andere als @drAlanRalston op Twitter. Hij laat van zich horen tijdens twee recente presentaties: ‘De Zorg en de Markt’ gegeven bij de Workshop ‘Zorg Geen Markt’ en ‘Wie het weet, mag het zeggen’, een presentatie tijdens een beleidsdebat van de NVvP. Nog heel recent ging hij op 14 juni 2013 tijdens het NVVP-congres ‘Tot welke prijs’ in gesprek met prof. dr. Jan Derksen. Tot een echt debat kwam het niet, want opponent Diana Monissen, voorzitter van de Raad van Bestuur van De Friesland zorgverzekeraar, die ook was uitgenodigd, liet verstek gaan.
Waardig tegenwicht Waarom is bij Alan Ralston de actiebereidheid zo groot? Hij betoogt dat de geneeskunde een vak is waarin behalve wetenschap ook menselijke waarden centraal staan. De moderne geneeskunde als een technisch hoogwaardige, op een objectiveerbare wetenschap gebaseerde professie, biedt, naar zijn oordeel, een onevenwichtig beeld. Vooral de psychiatrie heeft in de afgelopen decennia erg zijn best gedaan een respectabel wetenschappelijk fundament en een dito uitstraling te verwerven. Alan Ralston: ‘Daarmee mag echter niet uit het oog verloren worden dat in de geneeskunde in het algemeen en de psychiatrie in het bijzonder menselijk contact, wederzijds begrip en inzicht in de noden van de ander cruciaal zijn. Moeilijk vangbare factoren zoals empathie of gemeenschappelijk beleefde culturele waarden zijn essentieel voor genezingsprocessen.
De psychiatrie berust op twee pijlers: feiten en waarden. Beide zijn naar mijn oordeel even belangrijk. Daar waar mijn professionele waarden als behandelaar in het geding zijn, vind ik het noodzakelijk om in actie te komen. In het afgelopen decennium hebben rationalisering in de zorg en “marktwerking” hun intrede gedaan in de GGZ. Er is geen enkel bewijs dat een dergelijke aanpak leidt tot kwaliteitsverbetering en beheersing van de kosten. Integendeel, zou ik zeggen. Aan het huidige stelsel kleven risico’s die zowel voor de professionals als voor de cliënten nadelig kunnen uitpakken (en dan vooral voor de meest kwetsbare cliënten die over het algemeen relatief minder goed gerepresenteerd dreigen te worden in een “marktmodel”). Bureaucratie en verlies van privacy zijn maar twee nadelen. Volumegroei aan de zijde van de “lichte problematiek”, verschraling in het zorgaanbod voor langdurige GGZ-cliënten,
het weren van de “complexe problematiek”, autonomieverlies van de professional, en een onbalans in de machtsdriehoek zorgaanbieder-zorgverzekeraar-cliënt hebben, denk ik, verstrekkende negatieve gevolgen. Om die reden ben ik pleitbezorger geworden van meer aandacht voor de waarden en belangen van professionals en cliënten in de GGZ’.
Sunshine on Leith4 Geboren in 1967 in Dumfries, Galloway, Schotland komt de jonge Alan Ralston op zijn zevende naar Nederland. Hij studeert medicijnen in Maastricht, is assistentgeneeskundige op verschillende plekken in de psychiatrie: een PAAZ en een jaar bij een RIAGG in Sneek. In 1996 begint hij aan de opleiding psychiatrie in Groningen om vanaf 2001 het beroep van psychiater te beoefenen. Momenteel werkt hij als psychiater op de gesloten afdeling van ketenzorgbedrijf en algemeen psychiatrisch ziekenhuis ‘Dijk en Duin’ in Castricum, sinds 2008 onderdeel van de Parnassia Groep. Één dag in de week mag hij van zijn werkgever besteden aan het promotieonderzoek naar ‘de filosofie van de psychiatrische praktijk’. 4 ‘Sunshine on Leith’ is het tweede en meest bekende album van The Proclaimers, een Schotse eeneiige tweeling Charlie en Craig Reid (Leith - Schotland, 5 maart 1962). Het album en het gelijknamige nummer verschenen in 1988. Een zin uit de songtekst: ‘My heart was broken, my heart was broken’.
7
Voor we met Alan Ralston uitgebreid in gesprek gaan, is het handig om eerst kort kennis te maken met de tien principes van ‘Values-Based Practice’ (VBP).
Wat zijn die principes?
Praktische vaardigheden
1. 2. 3. 4.
Bewustzijn van waarden in een situatie, namelijk door middel van een zorgvuldige analyse van de gebruikte taal. Redeneren: gebruikmaken van een duidelijke redeneertrant bij het verhelderen van waarden die betrokken zijn bij medische besluitvorming. Kennis: van de feiten en waarden met betrekking tot een bepaalde situatie. Communicatie: gecombineerd met 1 tot en met 3 staat dit centraal bij het oplossen van waardeconflicten.
Zorgmodellen 5. 6.
Cliënt centraal: de eerste bron voor relevante waarden bij een waardekeuze. Multidisciplinair: waardeconflicten in ‘Values-Based Practice’ worden niet opgelost door het toepassen van een voorgeschreven regel, maar door het toewerken naar een balans in de verschillende waardeperspectieven.
‘Values-Based Practice’ en ‘Evidence-Based Medicine’
7. 8. 9.
Het tweevoeten-principe: alle keuzes zijn gebaseerd op feiten én waarden. Het ‘verdronken-kalf’-principe: waarden vallen pas op als er een probleem is. Wetenschap en waarden: wetenschappelijke vooruitgang veroorzaakt nieuwe keuzen in de gezondheidszorg en brengt dus een grotere verscheidenheid aan waarden met zich mee.
Partnerschap 10. Partnerschap: in ‘Values-Based Practice’ worden keuzes gemaakt door cliënten en behandelaars die als partners samenwerken.
Wat is waarde? Waarden zijn geen feiten. En over de betekenis van het woord ‘waarde’ lopen de meningen enorm uiteen. Vraag: hoe moeten wij dat waardebegrip in ‘Values-Based Practice’ eigenlijk opvatten? Alan Ralston: ‘”Waarde” is een complex begrip en onderdeel van een grote “familie van begrippen”. Toegespitst op de praktijk van de GGZ kunnen we het begrip waarde in de ‘Values-Based Practice’ opvatten als een aantrekkelijke, gewenste, belangrijke of aanzienlijke eigenschap van iets. Waarden hebben verschillende functies. Ze beschrijven een kwaliteit van iets of iemand maar ze fungeren ook als richtlijnen of gidsen voor iemands gedrag: we zetten ons in voor wat we waardevol vinden. Toch is het lang niet altijd duidelijk wanneer er “waarden” in het spel zijn. Er bestaan waarden die zo breed gedeeld worden, dat ze (per abuis) als feitelijk worden bezien. Die waarden gaan zeg maar “ondergronds” of worden als “feit” beschouwd’.
Op één been kan je niet lopen We eten samen een broodje in de keuken van zijn huis in een Alkmaarse buitenwijk. Ik kijk de denker-dokter waarschijnlijk een beetje glazig aan. Ik snap er nog steeds niet bijster veel van. ‘Probeer het eens zo te zien’, zegt Alan Ralston, ‘Als je been gebroken is, dan is het bot niet langer heel. Daar is geen twijfel over mogelijk, een röntgenfoto laat het bewijs zien. Maar het is niet alleen die breuk zelf die maakt dat dit een medisch probleem is, maar de gevolgen ervan. Het komt immers regelmatig voor dat mensen botjes breken zonder daar veel last of erg in te hebben, laat staan dat ze er mee naar de dokter gaan. Maar met een gebroken been kun je niet lopen en je schreeuwt het uit van de pijn. Velen zullen het erover eens zijn dat een zeer pijnlijk en kapot been een negatieve waardering verdient. Uiteindelijk is het deze overeenstemming die maakt of we iets zien als een medische aandoening. En hoe meer we dat met elkaar eens zijn, hoe meer geneigd we zijn om dit ‘objectief ’ te noemen. Een gebroken been zien we als een medische aandoening en het lijkt daarmee iets feitelijks. Bij een gebroken geest werkt het echter anders: daar is het vaak veel minder eenduidig of de fenomenen die ermee gepaard gaan zo negatief gewaardeerd moeten worden.
IK LEEF! 8
‘De meest weerloze aller waarden: die van de ziekten der psychiatrische cliënten.’
9
Alan Ralston: ‘Voor mij is elk begrip van ziekte normatief’.
IK LEEF! 8 Bill Fulford, de vader van de ‘Values-Based Practice’, heeft er op willen wijzen dat er meer onenigheid is over de waarderingen rond ziekte in de psychiatrie, dan in de “somatische” geneeskunde. Er is meer “values diversity”. Ik ben er van overtuigd dat alle vormen van ziekte een subjectief, waardegebonden element in zich hebben. De methodiek van de “Values-Based Practice” streeft ernaar het blikveld van de behandelaar te verruimen door een nieuwe balans van feiten en waarden te introduceren’.
Verlies van waarde Hoe bepalend het waardebegrip in de diagnostiek en behandeling van geesteszieken is, kan deels worden geïllustreerd wanneer we kijken naar iemand met een bipolaire aandoening. Bipolair of manisch-depressief noemen we een ‘ziektebeeld’. Maar de cliënt die bipolair is zal (in vrij veel gevallen) aangeven dat diens manische periode juist heel waardevol is. Manisch-depressieve cliënten hebben hierover veel geschreven en gezegd. Een (redelijk hanteerbare) manie kan grenzen aan genialiteit. De manische episode vergroot je talenten uit en het geeft je een euforisch gevoel van welbevinden. Dat we bipolaire cliënten die ‘stunten’ met hun medicatie ‘therapieontrouw’ verwijten is op zichzelf al een door waarden bepaald oordeel. Zelf zal de cliënt opmerken dat hij of zij de zogenaamde ‘therapietrouw’ overboord zet ten faveure van dat gevoel van welbevinden dat gepaard kan gaan met een (beginnende en hanteerbare) manie. Een behandelaar die werkt met de methodologie van de ‘Values-Based Practice’ zal oog hebben voor de waardevolle aspecten van een manie in de beleving van de cliënt. Zo’n behandelaar heeft ook begrip voor de ‘rouw’ van de cliënt die besluit om medicatie te gebruiken bij het afvlakken van de hoogte- en dieptepunten van diens bipolaire aandoening. Met andere woorden, een bipolaire cliënt verliest wellicht voor hem of haar belangrijke ‘kernwaarden’ in het proces van stabilisering en normalisering en daar is van de kant van de behandelaar aandacht en begrip voor nodig.
Beetje druk Alan Ralston: ‘Het begrip “ziekte” is altijd al normatief geweest. Elke keuze om een verzameling verschijnselen waarvan iemand last ondervindt als “ziekte” te bestempelen is gebaseerd op
wetenschappelijke feiten én sociaal-cultureel bepaalde normen en waarden. Een mooi voorbeeld van die sociaal-culturele context in relatie tot een ziektebeeld is de maatschappelijke discussie rond ADHD en autisme-spectrum stoornissen. We zien de laatste jaren een steile toename van het aantal diagnoses van beide ziektebeelden bij met name jonge kinderen van het mannelijke geslacht. De ontwikkeling van de diagnostiek op dit gebied én de explosieve toename van het aantal gevallen in Nederland vormen aanleiding voor een brede maatschappelijke discussie. Een polemiek waarin allerlei “waarden” opduiken. Ik doe zomaar een willekeurige greep uit de rijke fruitmand van opinies over ADHD:
ADHD “bestaat niet” maar is een “etiket” dat op “afwijkend gedrag” wordt geplakt. Er is sprake van overdiagnostiek van ADHD en kinderen krijgen te snel en teveel medicatie voor ADHD. Er zijn geen specifieke hersenafwijkingen die samengaan met ADHD dus het is geen echte ziekte. Het zijn typisch de psychiaters en de farmaceutische industrie die de diagnose ADHD “promoten” omdat ze er (financieel of professioneel) belang bij hebben. Er zijn wel degelijk hersenafwijkingen beschreven bij ADHD dus is het een echte ziekte. Er zijn veel kinderen, ouders en gezinnen die lijden onder wat als “ADHD” wordt gezien, en het “etiket” is nodig om hun de benodigde zorg te kunnen geven. Zeggen dat ADHD niet bestaat is kwetsend en stigmatiserend voor de direct betrokkenen, want die worden gezien als aanstellers of profiteurs. Zeggen dat ADHD wel bestaat is kwetsend en stigmatiserend voor de direct betrokkenen, want die worden onterecht opgezadeld met een diagnose en niet-onschuldige pillen.
11
Je ziet het: het Cartesiaans dualisme5 viert hoogtij in dit debat. De zorg om de medicalisering van gedragingen gaat vaak hand in hand met de sterke wens om objectieve maatstaven te vinden waarmee de feitelijkheid van een ziektebeeld kan worden begrensd. Wat is het nou, dat ADHD? Is het wel of geen ‘hersenziekte’? Is het een mentaal verschijnsel of een materiële ziekte? Ook hier valt op hoe graag men zoekt naar onbetwistbare, objectieve criteria voor het verlenen van ‘ziektestatus’ aan ADHD. Dat het debat gevoerd wordt is goed, mits de betrokken waarden wel open en eerlijk op tafel komen, met de waarden van de mensen en kinderen ‘met ADHD’ voorop. Het debat zal nog een tijdje doorgaan. We doen het om al discussiërend uit te maken welke set van waarden we van belang zullen gaan vinden bij de uiteindelijke diagnostiek van een bepaalde vorm van (in dit voorbeeld) hyperactief, geagiteerd gedrag’.
Ik denk dus ik ben ontregeld En dan zijn er bovendien naast de ouders, behandelaars en verzekeraars van de kinderen met ADHD de publicisten en opiniemakers die een steentje bijdragen aan dit publieke debat over een ‘opkomende ziekte’. Beatrijs Ritsema, sociaal psycholoog en publicist/ columnist over hedendaagse etiquette in onder andere HP/De Tijd en Trouw sprak nog niet zo lang geleden in een talkshow over de opmerkelijke ontwikkeling dat het Basisonderwijs in Nederland vrijwel uitsluitend een zaak van vrouwelijke ‘juffen’ en ‘leesmoeders’ is geworden. De ‘meester’ als rolmodel is nagenoeg verdwenen, constateerde Ritsema en ze suggereerde dat de toenemende afwezigheid van mannen in het Basisonderwijs wel eens mede bepalend
kan blijken wanneer drukke jongetjes in de klas ineens hyperactief en geagiteerd genoemd worden door…vrouwelijke leerkrachten. De gender-onverdachte, want vrouwelijke Ritsema spreekt hardop over de ‘verwijving’ van de samenleving die, naar het lijkt, er mede toe bijdraagt dat bepaalde mannelijke gedragingen in de dop ineens veel eerder als ongewenst worden benoemd, gediagnosticeerd en gemedicaliseerd. Als zij daarin gelijk heeft, dan is het cultureel bepaalde waarde-debat waarover Alan Ralston het heeft als hij zich uitlaat over de contouren van wat wij ‘ziek’ zijn gaan noemen, wel heel erg zichtbaar aan het werk.
Zondigheid en ziekte Over deze aspecten van ‘een ziekmakende samenleving’ noemt Alan Ralston ook Trudy Dehue6 die in een artikel over ‘Neurobiologische Perfectie’7 onder meer betoogt dat: ‘Medicalisering of preciezer gezegd psychiatrisering van problemen een bevrijding kan betekenen. Niet voor niets zijn de psychiatrische diagnosen populair onder veel dragers ervan. Ze verwijzen naar hulp en bieden hoop bij emotionele narigheid of ongewenste eigenschappen. Bij totaal onhandelbare kinderen is het goed
voorstelbaar dat ouders zich gelukkig prijzen als er medische hulp komt, in plaats van verwijten aan hun adres of straffen voor hun kind. Psychiatrisering kan echter ook nadelen hebben. Er ontstaat evengoed leed als mensen niet mogen zijn zoals ze zijn. Dan maakt het weinig uit of je slecht of gestoord moet heten. Het label “homoseksualiteit” biedt het meest duidelijke voorbeeld. Dat is in de negentiende eeuw geïntroduceerd door mensen die seksuele voorkeur voor anderen van hetzelfde geslacht afkeurenswaardig achtten. Voor de betrokkenen zat er daarna weinig anders op dan toe te geven dat zij “homoseksueel” zijn. De “homobeweging” die daarop ontstond, aanvaardde het label “homoseksueel” in de moeizame strijd om het te ontdoen van het imago van zondigheid en vervolgens van ziekte’. 5 Het dualisme in de filosofie van de geest is een verzameling visies over de relatie tussen de menselijke geest en materie, die als uitgangspunt hebben dat de mentale verschijnselen, in bepaalde opzichten, immaterieel zijn. Volgens Descartes, die stelde dat er twee fundamenteel verschillende substanties bestaan: mentaal en materieel, bezit het mentale geen uitgebreidheid in de ruimte, en kan het materiële niet denken. 6 Trudy Dehue (1951) studeerde psychologie en filosofie. Daarvóór werkte ze met een HBOdiploma in de kinder- en jeugdpsychiatrie. In 1990 promoveerde ze cum laude op een proefschrift over historische veranderingen in de betekenis van het begrip ‘wetenschap’. Haar meest recente, zeer spraakmakende, publicatie is ‘De depressieepidemie’. Over de plicht het lot in eigen hand te nemen. Daarin onderzoekt ze de veranderende betekenis van het begrip ‘depressie’ en de individuele en maatschappelijke consequenties daarvan. 7 Uit de publicatie: ‘Niet normaal. Diversiteit in kunst, wetenschap & samenleving’ (Pagina’s 94101) uit 2009.
IK LEEF! 8
Stigmatiserend
‘De strijd om het label “homoseksueel” te ontdoen van het imago van zondigheid en vervolgens van ziekte.’
Alan Ralston: ‘En het maatschappelijk “waarderen” gaat nog een stapje verder. Momenteel wordt bij het individu in de samenleving een maximale autonomie en eigen verantwoordelijkheid verondersteld. Je bent zelf de motor van de maakbaarheid van je succes. Dat impliceert in zekere zin ook dat je ‘verantwoordelijk’ zou zijn voor je eigen ziekte. Met een beetje kwade wil kan deze veronderstelde autonomie van het denken echter ook omslaan in ‘eigen schuld, dikke bult’ - je hebt zeker niet hard genoeg ‘positief gedacht’ en nu ben je ziek. Ik vind dat soort denken gevaarlijk, zeker in combinatie met het hardnekkige probleem van stigmatisering van psychiatrische aandoeningen. Eerder werd wel gemeend dat met het vinden van een biologische oorzaak voor een psychische aandoening het stigma van die bepaalde geestesziekte zou verminderen. In de trant van: het lichaam veroorzaakt de ziekte dus jij kunt er niks aan doen. Maar niets is minder waar. Het blijkt eerder pro-stigmatiserend te werken. Als het lichaam een stofje mist dat je depressief maakt, dan kom je er dus nooit meer vanaf, denken we. Als het lichaam stoffen produceert die je ADHD bezorgen, dan kom je er dus nooit meer vanaf, is de algemene opvatting geworden. Ineens betekent de legitimatie van lichamelijkheid van de ziekte een vonnis van “levenslang” voor de cliënt. Er is Canadees onderzoek dat aantoont dat er voor cliënten een negatief effect op de eigenwaarde uitgaat van de conceptuele associatie tussen “depressie” en “diabetes”. Van de regen in de drup dus. Zo zie je hoezeer de filosofie en alle “onbewuste” aannames die we al denkend als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen een bepalende rol spelen in het maatschappelijk waarderen van zoiets
13
‘Criteria van kwalitatief goede psychiatrische zorg variëren subtiel van plek tot plek.’
IK LEEF! 8 als een “ziekte van de geest”. Filosofie is overal. Soms berust normatief denken op een onbetwistbaar feit: water kookt bij honderd graden Celsius. Punt. Maar de vraag in al dit soort noodzakelijke debatten over de psychiatrie is of ziektebeelden verwijzen naar een feitelijk verifieerbare norm. Terwijl we in het denken over de sociologie van de geneeskunde er inmiddels van uitgaan dat het fundamenteel een “besluit” van de samenleving is om iets een ziekte te noemen of niet. We kunnen “ziekte” beter markeren aan de hand van evident disfunctioneren in een gemeenschap. Er zijn vormen van disfunctioneren waarvan we het wenselijk vinden dat ze door zorgprofessionals worden behandeld. Een gebroken been “loopt” niet. Met een depressie “werk” je niet. “Disfunctioneren” als criterium of waardebepaling functioneert wellicht beter dan dat we iets een “geestesziekte” noemen. Bij “geestesziekte” is de maatschappelijke uitsluiting van diegenen die de ziekte hebben vaak nog een extra probleem. Het stigma en de maatschappelijk uitsluiting is een cultureel bepaalde en vaak zeer hardnekkige waarde’.
De pendule van de psychiatrie Een schoolvoorbeeld van de bijna krampachtige wens om ziekteverschijnselen te classificeren en te objectiveren is natuurlijk de ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’ (kortweg DSM). De DSM is een Amerikaans handboek voor diagnose en statistiek van psychische aandoeningen dat in de meeste landen als een standaardwerk in de psychiatrische diagnostiek dient. De vorige versie (uit 2000) was een tekstrevisie
van de vierde editie, aangeduid als DSMIV-TR. Onlangs is in mei 2013 diens opvolger, de DSM-5 verschenen. Het is de spreekwoordelijke Bijbel van de Psychiatrie. AIan Ralston: ‘In 1952 verscheen de eerste “Diagnostic and Statistical Manual” (DSMI). Het ironische is nu dat deze gestoeld was op de psychoanalytische theorie. DSM-I geeft een indeling van verschillende neurosen en “reactie formaties”. Ironisch omdat de DSM, die juist als een icoon wordt gezien van de objectief-wetenschappelijke benadering, bij zijn geboorte geworteld was in de min of meer tegenovergestelde (idiografische-subjectieve) aanpak. De objectiverende methode voor classificatie is wel weer aanwezig in de derde DSM (1980) en latere versies van het handboek. Bij de laatste versie, de DSM-5, lijkt het alsof ik een mogelijke kentering in het denken in over de psychiatrie kan constateren: een neiging naar een meer menswetenschappelijke gerichte benadering (subjectiviteit, betekenisgeving, sociale context, psychotherapie). Deze “pendule van de psychiatrie”, een slingerbeweging van objectiverend naar subjectiviteit, volgt op hoofdlijnen natuurlijk de ontwikkelingen en veranderingen in de psychiatrische zorg, zowel intramuraal als extramuraal. Daarmee is de DSM tevens een convergentiepunt van tal van maatschappelijke belangen en waarden en blijven de menswetenschappen verwikkeld in een eeuwigdurende polemiek tussen “begrijpen”, “waarderen” en “objectief en kwantitatief beschrijven en verklaren”. Ik constateer dus hoezeer waarden en normen invloed hebben op allerlei classificaties variërend van goed en slecht en ziek en gezond. Wat ik nu mis is de gedachte dat die waarden en normen in
ons vak en ook in onze classificaties zouden moeten worden bepaald door de mensen die het betreft. Dat is voor mij natuurlijk op de eerste plaats de cliënt, dan volgen de zorgverleners op de tweede plaats en pas als derde de instellingen en zorgverzekeraars. Maar zo is de werkelijkheid niet. Ik ben een uitgesproken voorstander van een democratische representatie van de groepen die ik noem bij de te maken waardenkeuzes binnen datgene wat we gezamenlijk hebben gedefinieerd als “goede zorg”. Ik begrijp dus wel wat bijvoorbeeld Scott Miller wil met zijn onderzoek naar een algemene, bijna mondiale “standard of excellence”, waarbij de cliënt de bepalende factor is en waarbij niet de “slager zijn eigen vlees keurt”. Maar tegelijkertijd vind ik het zelf niet zo schokkend om te constateren dat “goede zorg” in Fairbanks, Alaska een andere vorm aanneemt dan “goede zorg” in Alkmaar Nederland’.
Waarde en kwaliteit Eigenlijk hanteert Alan Ralston een bijna antropologische benadering van het debat over de waarden en kwaliteiten in de GGZ: ‘Criteria van kwalitatief goede psychiatrische zorg variëren subtiel van plek tot plek. Dat betekent dat de kwaliteitsstandaard van bijvoorbeeld “Duin en Bosch” in Castricum er een beetje anders uitziet dan die van “Altrecht Willem Arntsz” in Utrecht bijvoorbeeld. Waarom? Omdat ter plaatse in elk van de instellingen de cliënten en cliëntenraden mede een stempel drukken op de kwaliteitsstandaard. Die populaties vertonen zelfs binnen Nederland al waarneembare verschillen. Er spelen ook andere belangen. Dat kan iedereen zien. Mensen uit
15
Oost-Groningen hebben andere belangen en hangen andere normen en waarden aan dan bijvoorbeeld Rotterdammers. Ik pleit voor een raamwerk van waarden in de zorg waarbij de input van de directbetrokkenen vooropstaat. Dat is nu langzaam maar zeker aan het ontstaan. Kijk maar naar het Landelijke Samenwerkingsverband Kwaliteitsstandaarden in de GGZ (LSKS GGZ). Dat is zo’n club die is opgericht door beroepsverenigingen zoals de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) en het Landelijk Platform GGZ (LPGGZ) om samen te werken aan een planmatige, continue verbetering en innovatie van de beroepsuitoefening van professionals in de geestelijke gezondheidszorg. Ze doen dit onder andere door het ontwikkelen en verspreiden van multidisciplinaire richtlijnen, zorgstandaarden, (beroeps) normen, instrumenten voor effectmeting, zoals routine outcome monitoring (ROM), en toegankelijke cliëntversies. Dit soort zorgvuldige ontwikkelingen in het beroepsveld stelt cliënten tevens in staat om op een gelijkwaardige basis samen met de behandelaar beslissingen te nemen’.
Cliënt aan tafel Alan Ralston heeft zelf bij de ROM dan wel direct de vraag wie de vragenlijsten opstelt. De vragenlijsten zijn waardebepaald en Ralston wil weten waar de vertegenwoordiging en de representatie van alle belanghebbenden een plek krijgt bij zoiets als het samenstellen van de ROM-vragenlijsten. Ralston: ‘Dat is nou precies één van de fundamenten van het onderzoek dat ik
verricht. Plus het feit dat ik inmiddels tot het besef ben gekomen dat de zogenaamde “Values-Based Practice” een belangrijke rol kan spelen bij een meer evenwichtige representatie van de waarden en belangen in de behandelpraktijk binnen de GGZ. De hamvraag zal voor mij altijd blijven: wiens waarden worden hier nu het beste vertegenwoordigd? Als je die vraag maar hardnekkig genoeg blijft stellen, als behandelaar, als instelling en als wetenschapper dan kun je dus werken aan een betere democratische representatie van de waarden in de behandelkamer. Het huidige systeem van representatie maakt bijvoorbeeld in de onderhandelingen met de zorgverzekeraars pijnlijk duidelijk dat de cliënt en diens directe behandelaar slechts zeer matig vertegenwoordigd worden. Zorgverzekeraars maken primair afspraken met collectieven en instellingen en er zitten geen cliënten aan tafel. Waar of niet? Bij “Dijk en Duin” zijn we gestart met een project dat mede gericht is op het vinden van een betere balans van de belangen en waarden van onze cliënten. Mijn drijfveer bij de “herstelgerichte zorg” op de gesloten afdeling is erop gericht om instrumenten te ontwikkelen waarmee we (op een gesloten afdeling) de kwaliteit van de geleverde zorg beoordelen. Bij de ontwikkelen van die instrumenten betrekken we heel nadrukkelijk de cliënten en de ervaringsdeskundigen zelf. Hun waarden krijgen daarmee een meer centrale rol. Door dat te doen, dus door de cliënt centraal te stellen, komen we erachter dat de contouren van kwalitatief hoogwaardige “herstelgerichte zorg” duidelijk anders worden dan het referentiekader dat we voorheen gebruikten. En dat noem ik winst’.
Stakeholders laat u horen! Alan Ralston is inmiddels een pregnante en welbespraakte motor achter het waardendebat in Nederland aan het worden. Hij laat zijn hart spreken. De psychiater-filosoof heeft verschillende podia gevonden om te betogen hoe nuttig en waardevol het is voor de verschillende direct-belanghebbenden (lees cliënten) en beroepsgroepen (lees behandelaars) in de GGZ om elkaar voortdurend te vinden en zich blijvend te organiseren rondom gedeelde waarden en belangen. Nu meer dan ooit. Ten tijde van het schrijven van dit interview had Minister Schippers van Volksgezondheid Welzijn en Sport nog het heilloze voornemen om per 1 januari 2014 de vergoeding voor psychotherapie door psychotherapeuten in de vrijgevestigde praktijk af te schaffen. Dat zou volgens haar moeten gebeuren omdat psychotherapeuten geen ‘hoofdbehandelaar’ meer zouden mogen zijn voor complexe problematiek. Jarenlang verdiepende studie gevolgd om te horen dat je kennis en kunde niet langer worden geapprecieerd en voor vol aangezien… Daardoor zouden de cliënten die deze psychotherapeutische behandeling voorheen in een vrijgevestigde setting kregen (en daar bewust voor kozen), vanaf 2014 alleen nog bij een instelling terechtkunnen. Grote ophef was het gevolg, zowel onder de vrijgevestigde psychotherapeuten als onder hun directe (en mondige) cliëntenpopulatie. Die cliënten organiseerden zich bijvoorbeeld spontaan op de website ‘Psychotherapie Werkt!’ (www.psychotherapiewerkt.nl).
IK LEEF! 8
Wie trekt de kar eigenlijk? Op 2 juli 2013 werd duidelijk dat alle betrokken partijen in het beroepsveld een ‘veldnorm’ overeengekomen waren omtrent dat heikele ‘hoofdbehandelaarschap’. De Minister volgt vooralsnog het advies van het ‘veld’ en de vrijgevestigde psychotherapeuten mogen, in elk geval tot 2016, hoofdbehandelaar blijven voor complexe problematiek. Het lijkt erop dat hiermee de langer durende, vrijgevestigde psychotherapie althans voorlopig gered is.
17
Afdelingen gaan het helemaal maken
1nP: THE MOVIE Pyschotherapeut Gert-Jan Lind over de ‘resultaten van de toekomst’ van 1nP
Stichting 1nP heeft multifunctionele panden op centrale plekken in Nederland zoals Rotterdam, Utrecht en ook Amsterdam. Daar is 1nP gevestigd aan de Vondelstraat 100. Een statig pand, gelegen op een steenworp afstand van de door Pierre Cuypers rond 1870 gebouwde neo-gotische ‘Heilig Hartkerk’ of ‘Vondelkerk’. Dezelfde katholieke kerk waar op 23 oktober 1969 de door de VPRO uitgezonden, spraakmakende huldiging plaatsvond van Gerard Reve vanwege de aan hem uitgereikte P.C. Hooftprijs.
Als eerste multidisciplinair Vondelstraat 100 is al enige tijd een conglomeratie van (wisselende) 1nP-professionals die vooroplopen in de ontwikkeling van de organisatie. Het was één van de eerste multidisciplinaire clusters bij 1nP en het is nu, medio 2013, met stip de eerste echte ‘afdeling’ in de netwerkorganisatie. Verantwoordelijk voor dat resultaat is adviseur, interim-manager en psychotherapeut Gert-Jan Lind. Met hem spreek ik over zijn ervaringen bij 1nP, de aansluiting van 1nP bij de Parnassia Groep, de toekomst van de GGZ, over afdelingen en over E-Health, de digitale wonderdokter van de toekomst.
IK LEEF! 8
Hij neemt me straks mee naar ‘echte koffie’, belooft hij geheimzinnig.
Kip-ei-vraag Ik drink van de automaat-koffie in het pand. Gert-Jan niet. Hij neemt me straks mee naar ‘echte koffie’, belooft hij geheimzinnig. Met een iPad opengeslagen op zijn schoot kijkt hij me vriendelijk aan en steekt van wal. ‘Er komt veel op ons af dit jaar. Die vorming van 1nP-afdelingen loopt een beetje gelijk op met de ontwikkelingen rond het hoofdbehandelaarschap. Je zou kunnen
zeggen dat de aangescherpte eisen rond het hoofdbehandelaarschap zoiets als de vorming van afdelingen eigenlijk afdwingen. Wat is maatgevend? Het lijkt me een kip-ei-vraag. Als we het bij 1nP geen ‘afdeling’ hadden genoemd, dan waren we vermoedelijk net zo goed op vergelijkbare wijze met elkaar gaan samenwerken’. In de nieuwe afdeling aan de Vondelstraat 100 is Gert-Jan Lind hoofdbehandelaar voor een twaalftal collega’s en dus betrokken bij
heel veel intervisie en heel veel dossiers. ‘Niet iedereen van onze afdeling houdt praktijk aan de Vondelstraat 100, sommigen hebben een praktijk elders in de stad, maar we proberen één dag in de week zoveel mogelijk allemaal hier in huis te zijn om makkelijk en informeel de verbinding als afdeling met elkaar te kunnen leggen. Maar ook formeel door een intervisiebijeenkomst te organiseren’
19
De kwestie ‘hoofdbehandelaar’ ‘Ik ben psychotherapeut en dat is misschien ook wel meteen een probleem in de dop nu enkele verzekeraars hebben laten weten als hoofdbehandelaars waarschijnlijk slechts psychiaters en klinisch psychologen te zullen accepteren. De Minister volgt sinds kort vooralsnog het advies van het ‘veld’ en de vrijgevestigde psychotherapeuten mogen, in elk geval tot 2016, hoofdbehandelaar blijven voor complexe problematiek. Het lijkt erop dat hiermee de langer durende, vrijgevestigde psychotherapie althans voorlopig gered is. Maar deze beleidsregels blijven dagkoersen. In november 2012 publiceerde de Inspectie een consultatienotitie over de vraag welke disciplines kunnen optreden als hoofdbehandelaar in de GGZ. Aanleiding voor deze discussie was onder andere de Europsyche-affaire1. Het steeds striktere beleid van zorgverzekeraars is eveneens reden voor een standpuntbepaling over het hoofdbehandelaarschap. 1 Het faillissement van de landelijk opererende GGZ-organisatie EuroPsyche op 5 juni 2012 zorgde voor grote onrust. De 1200 aangesloten vrijgevestigde hulpverleners kwamen in de problemen. Ruim 11.000 cliënten moesten op zoek naar een nieuwe behandelaar. Begin 2012 keurde zorgverzekeraar CZ vrijwel alle declaraties van EuroPysche af, omdat uit eigen dossieronderzoek zou blijken dat de zorg was verleend door onder meer maatschappelijk werkers, alternatieve therapeuten of verpleegkundigen en niet door een psychiater zoals vermeld in de polisvoorwaarden. De rechter bepaalde dat CZ om deze reden het totaalbedrag van zeven ton niet hoeft uit te betalen. Uiteindelijk schortten vrijwel alle zorgverzekeraars de vergoedingen aan EuroPsyche op. Dat leidde in juni 2012 tot het faillissement van de stichting.
Steeds meer zorgverzekeraars weigeren GZ-psychologen, psychotherapeuten en klinisch neuropsychologen te erkennen als hoofdbehandelaar in de GGZ.
Hoofd Administratie ‘Nou weet ik niet of het een zegen is of een straf, dat hele hoofdbehandelaarschap. Zoals het bij 1nP in Extenzo momenteel werkt zit ik iedere dag, zeven dagen per week, zo’n drie kwartier tot een uur administratief hoofdbehandelaartje te spelen. Eenvoudig administratief werk dat naar mijn stellige overtuiging echt niet voorbehouden hoeft te zijn aan de hoofdbehandelaar. Zonde van de tijd. Dat meld ik ook bij 1nP, meer onder het mom van inschakelproblemen waar we wellicht snel en effectief mee kunnen afrekenen’.
Hoofd Bijzaken Gert-Jan vindt het ook belangrijk om zuiver om te springen met de term hoofdbehandelaar. Er zit in het woord ‘hoofdbehandelaar’ een suggestie verborgen omtrent de verhouding hoofdbehandelaar en andere behandelaren. ‘Iedere behandelaar is bij wet altijd nog zelf verantwoordelijk voor diens eigen handelen en daarvoor ook tuchtrechtelijk aansprakelijk. Met name uit oogpunt van kwaliteit en veiligheid van geleverde zorg is het belangrijk om helder te zijn over de taakverdeling en niet de indruk te wekken dat één professional, van welke discipline dan ook, als hoofdbehandelaar verantwoordelijk is voor het doen en (na)laten van collegae.
IK LEEF! 8
Nieuwe bedreiging ‘Ik wil als hoofdbehandelaar snel, zorgvuldig en punctueel mijn verplichte taken kunnen doen. We hebben redelijk goede werkafspraken gemaakt op het moment. Ik vind het eigenlijk niet zo heel erg om elke avond een klein uurtje achter de computer mijn administratieve verplichtingen af te ronden. Ik heb computerwerk ook altijd wel leuk gevonden. Maar ik weet heel zeker dat er een heleboel collega’s zullen zijn die dit soort taken als hoofdbehandelaar zullen scharen onder de minder leuke werkzaamheden van het vak. Dat kan een nieuwe bedreiging zijn. Ik denk dus dat we iets aan die dossiervorming moeten veranderen om de administratieve last voor de hoofdbehandelaren te verkleinen. En mocht er plotseling van de zijde van de verzekeraars besloten worden om psychotherapeuten niet langer als hoofdbehandelaren goed te keuren, dan ben ik benieuwd hoe we dat varkentje moeten wassen in deze afdeling en bij 1nP in den brede. We hebben niet zo heel veel psychiaters en klinisch psychologen in onze gelederen als ik het wel heb’.
Effectiever en efficiënter Zijn er ook voordelen aan de vorming van afdelingen en het hoofdbehandelaarschap? ‘Jazekerwel. Los van die noodzaak tot het verminderen van de administratieve last vind ik dat er meerwaarde schuilt in het met z’n tweeën kijken naar een cliënt. Tijdens de intake-fase kijkt de hoofdbehandelaar mee en er is de verplichte intervisie. Daardoor kunnen we met elkaar als professionals diepgaander communiceren over essentiële
vragen als; hoort deze cliënt wel in de tweede lijn, hoe gaat het behandeltraject er uitzien? Enerzijds wordt de behandeling duurder door er met twee professionals naar te kijken, anderzijds kunnen we kritischer reflecteren op de vraag of we een behandeling niet sneller moeten afsluiten. Daarmee zie ik bezuinigingskansen door vanuit de afdeling als geheel veel nauwkeuriger te sturen op behandeltrajecten. Of laat ik zeggen: ik zie efficiëntiewinst’.
ROM-gegevens kennen. Dus de sturing zit al direct aan de voorkant van het proces. Dat lijkt me een voordeel van de introductie van afdelingen. Dan kun je met elkaar zeggen op welke indicatoren je wilt gaan sturen. Ik zie ons met zo’n afdeling een mini-organisatietje worden waarmee we meer beleid kunnen realiseren voor zeg maar de moederorganisatie Stichting 1nP. In elk geval meer resultaat dan wanneer iedere professional afzonderlijk dit allemaal zou moeten gaan realiseren’.
Mini-bedrijfje
ROM tussen de oren
De afdeling aan de Vondelstraat 100 heeft nog geen duidelijk afgebakende structuur. Gert-Jan: ‘Er moet officieel nog een soort oprichtingsvergadering komen en dat zou ik willen koppelen aan een doorrekening van de beginnende organisatie. Ik doe dat vaak samen met een goede vriend en collega voor andere bedrijven, dus ik dacht waarom zou ik dat hier niet ook kunnen doen? Welke DBC’s spelen er, hoe lang duren onze DBC’s gemiddeld en in welke frequentie behandelen we? Allemaal vragen waarmee we naar onszelf leren kijken, naar onze input en output: zeg maar hoe runnen we de show. Een afdeling zal moeten nadenken over de mogelijkheden voor efficiëntiewinst. Voorbeeldje: krijg ik een mailtje van 1nP of ik wel goed heb gekeken naar al onze ‘ROM’-en2 per dossier. Dan laat zich de vraag stellen of iedereen dat wel netjes en consequent doet. Dus wat gebeurt er? Al tijdens de intake met de cliënt kijk ik mee en vraag ik aan mijn collega of we de ROMgegevens al hebben. We gaan bijvoorbeeld zeggen in onze afdeling: we zullen geen intervisie doen zonder dat we van de cliënt de
Het hele ROM-verhaal, of liever gezegd het feit dat (sommige) professionals nog altijd moeizaam zijn in het aanleveren ervan, is volgens Gert-Jan niet zozeer iets dat te maken heeft met aversie tegen het meten van resultaten, maar domweg iets dat nog geen routine is geworden. Een handelwijze die voor de behandelaar nog onvoldoende ‘tussen de oren’ zit. ‘Het is nog teveel een brave vorm van lippendienst aan de zorgverzekeraar, in plaats van een als vanzelfsprekend geïntegreerd stuk gereedschap waarmee we in onze professie werken. Dat moet het wel gaan worden. Ook al omdat je de meetresultaten wilt kunnen gebruiken voor je eigen 2 ROM - Routine Outcome Monitoring (of Measurement). ROM is een methode om de geleverde zorg inzichtelijk te maken, te evalueren en te verbeteren. Een ROM-methode bestaat uit een meetinstrument, afspraken over de wijze en mate van af te nemen metingen bij cliëntengroepen en een meetuitkomst. In de praktijk wordt ROM toegepast door middel van één of enkele vragenlijsten, die tenminste aan het begin en aan het einde van een behandeling worden afgenomen.
21
verbetering. Ik zie het als nuttig, maar ik besef me ook terdege dat dit soort ontwikkelingen niet tegen te houden zijn.
E-therapie ‘Neem nou de smart-phone. Ik kan ertegen in opstand komen, maar ze zijn al lang een fact of life en zullen nooit meer weg te denken zijn. Dat geldt voor de tablets inmiddels ook. Dat wil niet zeggen dat ik niet vind dat we er als organisatie alles aan moeten doen om zo’n app als Match2Fit ook werkelijk te laten functioneren.
Weet je wat ik zou willen met die app? Ik wil tijdens mijn behandelsessie kunnen typen op mijn iPad en vervolgens aan het einde van de sessie de app Match2Fit kunnen opstarten om in direct contact met mijn cliënt te kunnen zeggen: “vul de vragenlijst even in als je wilt”’.
Techno-geek ‘Dat is volgens mij ook de hele bedoeling van Scott Miller geweest, om de Session Rating Scale (SRS)3 door cliënten te laten invullen vlak voor of kort na het einde van de sessie. Dus wil ik die app op mijn eigen iPad kunnen draaien, snap je? Dan kan ik de cliënt ook meteen het grafische overzicht van de afgelopen sessies laten zien en dan kunnen we samen spreken over de opvallende uitkomsten. De organisatie, en dan bedoel ik 1nP, hecht veel waarde aan het credo “meten is weten”. Ik ben het daar in theorie helemaal mee eens, maar de praktische uitwerking hobbelt daar nog achteraan. Ik ben zoals
gezegd best wel een techno-geek. Zo hoop ik dat Extenzo straks in een bepaalde vorm voor mijn iPad beschikbaar komt, maar ook dat ik op mijn iPad per cliënt mijn standaard ROM BSI4 kan bekijken. Dan kan ik de door de cliënt ingevulde data ook met hem of haar delen en zeggen: “Het gaat nog niet zo goed op je hostiliteit hè, daar moeten we wat meer aan werken”. Kijk, dat soort rechtstreekse en snelle interventies die toch goed worden onderbouwd door de meetgegevens, dat is volgens mij de toekomst van het vak. Nu moet ik alle onderbouwing ergens in het dossier zien op te zoeken en dat kost teveel tijd’.
Meten als tweede natuur ‘Ja, ik begrijp best dat het een beetje flauw klinkt. Ik weet als geen ander dat 1nP in vergelijking met de collega GGZ-instellingen dit soort gegevens veel beter digitaal toegankelijk heeft gemaakt, maar ik zie nog zoveel extra verbetermogelijkheden. Tegelijkertijd is er van ons als professionals een soort flankerend beleid noodzakelijk. Zodat we in onze afdeling zeggen: bij alle intervisies liggen de BSI’s ook op tafel. En nog een stapje verder: bij alle intervisies kun je als behandelaar hardmaken dat je de BSI ook met je cliënt doorgesproken hebt. Als we zo zouden gaan sturen, dan maken we van het gebruik van meetgegevens zoals de
BSI een vanzelfsprekende handelwijze. Alleen maar het geautomatiseerd en digitaal aanbieden van dit soort data, met zo nu en dan een dringende mailtje vanuit de organisatie dat van elke professional wordt verwacht dat hij of zij er gebruik van maakt, daarmee krijg je denk ik onvoldoende breed en vanzelfsprekend draagvlak. Daardoor wordt het werken er mee geen “tweede natuur”, denk ik persoonlijk’.
Gratis iPad of 1nPad Gert-Jan ziet de technologische ontwikkelingen, maar ook de prijzen van draagbare gadgets zo snel gaan, dat het beslist denkbaar is dat 1nP-professionals straks allemaal een iPad van de organisatie krijgen waarmee dit soort digitale dataverwerking het ‘abc’ van de organisatie kan gaan worden. Ook in de behandelruimte zelf. ‘Extenzo zelf is een mooi voorbeeld van allerlei lastige, tijd vretende zaken die weggeorganiseerd zijn. Het gemak van een intuïtieve digitale interface, waar nog een heleboel aan kan worden verbeterd. Mij is ter ore gekomen wat 1nP wil gaan doen met de introductie van het Clearvale Private Social Networking5, een digitale ontwikkel- en ontmoetingsruimte voor de 1nP organisatie, de professionals en de cliënten. Ik zie daarbij ook grote voordelen voor de afdelingen en onze contacten met
SRS: Session Rating Scale, waarin wordt gevraagd hoe de cliënt de therapeutische relatie tijdens de sessie heeft ervaren. 4 BSI: Brief Symptom Inventory - De verkorte versie van de SCL-90-R inventariseert dezelfde negen dimensies van psychopathologie. 5 Clearvale Private Social Network is een concept van Broadvision en wordt in opdracht van 1nP ontwikkeld door InTouch in Amsterdam. Zie elders in dit nummer het interview met Rager Ossel van InTouch over deze vorm van incompany networking. 3
IK LEEF! 8
‘E-therapy zal de face-to-facecontacten met de therapeut nooit kunnen vervangen!’
23
‘E-Health moet je leren gebruiken. Tijdens de 1nP-dagen in april 2013 kregen 1nP-professionals een introductie in de mogelijkheden van het nieuwe E-Health Warenhuis van 1nP’
IK LEEF! 8 de 1nP-relatiebeheerders online. Handig en zeker de moeite van het ontwikkelen waard, maar laten we niet vergeten om ook Extenzo zelf voortdurend te verbeteren.
Afdelingen van gewicht Verder is het zo dat Gert-Jan van mening is dat een afdeling voor zichzelf ook een soort ‘dagelijks bestuurtje’ zal moeten organiseren. ‘Een club waarin omzet- en productieafspraken gemaakt kunnen worden, waar de vergaderfrequentie wordt bepaald, waarin de intervisies kunnen worden geregeld en waarin ook kan worden gesproken over inclusiecriteria bij het toelaten van nieuwe afdelingsleden. Ik heb dat ook aan de organisatie doorgegeven met de vraag of er in een dergelijk geval niet een organisatiebreed, voor alle afdelingen geldend ‘bestuursreglement’ dient te worden geformuleerd. Gelijke monniken, gelijke kappen’.
Acquisitie per afdeling Gert-Jan: ‘De verschillen vieren nu hoogtij. De standaard richtlijnen binnen 1nP ontbreken vooralsnog. Er is wel transparantie, maar alles berust op individuele, onderlinge afspraken. Met de introductie van afdelingen vind ik ook dat in dergelijke afspraken een gemeenschappelijk lijn dient te worden gevolgd. Je zou bijvoorbeeld kunnen stellen dat naarmate expertise en verantwoordelijkheid van een behandelaar groter worden, hij of zij een hoger percentage krijgt. Volgens mij is het ultieme doel van de afdelingen dat we nu veel minder vrijblijvend dan voorheen gaan werken als een multidisciplinaire groep. Daar schuilt een contradictie
in. De meeste professionals hebben zich indertijd bij 1nP aangesloten juist omdat ze onafhankelijk wilden werken en nu moeten ze ineens samenwerken. Er hebben zich enkelen onder ons in multidisciplinaire clusters verenigd, maar ik heb daar eerlijk gezegd veel te weinig van gemerkt. De groep die hier aan de Vondelstraat 100 indertijd heel nauw multidisciplinair samenwerkte is massaal vertrokken naar de Ruysdaelstraat in Amsterdam-Zuid. Wat er overbleef huurt primair behandelruimte en vormt langzaam weer een nieuwe clubje samenwerkende professionals. Dat gaat niet zo gemakkelijk en vanzelfsprekend als je zou willen hoor. Het gaat wel lukken. Vooral omdat we als afdeling in de nieuwe Basis-GGZ de relatie met de huisartsen en verwijzers moeten gaan uitbouwen en bewaken. We moeten in onze eigen regio bijna een nieuw soort acquisitie gaan plegen. En dan laat zich de vraag stellen hoe we dat gaan aanpakken. Wordt het dan de “Afdeling Vonderstraat 100 - onderdeel van de 1nP Groep, onderdeel van de Parnassia Groep”? Ik heb geen idee’.
Zelfsturing belonen ‘Als je kijkt naar het huidige aanbod in onze Afdeling Vondelstraat 100 zijn we redelijk breed. We kunnen crisisinterventies doen, we werken met adolescenten, volwassenen, groepen, maar ook ernstige psychiatrische problematiek met outreachende thuiszorg, maatschappelijk werk. Het is er allemaal, maar we gaan het nu voor het eerst eens goed inventariseren. Kijk, dat is ook iets waartoe de vorming van afdelingen je aanzet: je gaat als vanzelf beter om met je vraag gestuurde aanbod. Ik zie de verbetering
van dit soort mini-bedrijfjes binnen 1nP uiteindelijk ook renderen en dan wordt het mogelijk om vanuit de moederorganisatie goed presterende afdelingen te belonen. Iedere vorm van zelfbestuur en zelforganisatie in afdelingsverband neemt immers het 1nP-secretariaat, maar ook de relatiebeheerders, tijd en werk uit handen. Het is denk een onvermijdelijke ontwikkeling. Toch is het goed om nu al na te denken over die vormen van beloning omdat de ervaring nu eenmaal leert dat het belonen van dit soort van zelforganisatie het proces versneld’.
E-Health geen Heilige Graal Tegen de achtergrond van deze ontwikkeling tekent zich de aansluiting van Stichting 1nP bij de Parnassia Groep af. Hoe ziet Gert-Jan die aansluiting? ‘Ik weet nog niet hoe we van die aansluiting zullen kunnen profiteren, anders dan dat we E-Health-programma’s zullen kunnen gebruiken die door de Parnassia Groep al ontwikkeld zijn. En verder kan zo’n aansluiting, met de schaalvergroting die erbij hoort, de 1nP organisatie beter beschermen tegen wat ik maar de “macht” van de zorgverzekeraars wil noemen. Ik heb daarnaast zo mijn eigen gedachten over het nut van E-Health. Ooit heb ik zelf een E-Health-programma aangeschaft. Een programma voor mensen met depressie. Ik had daar hoge verwachtingen van, het was een door de zorgverzekeraar goedgekeurde software. Mijn cliënten zouden de module thuis kunnen doorlopen en ik zou dat mogen laten gelden als een face-to-face contact met die cliënt’.
25
Beating the Blues
Jong doet het beter
Een leuk vak
‘Dat leek erg mooi allemaal. Ik heb me zeer ingespannen om daar vijf geschikte cliënten voor te vinden. Slechts twee daarvan hebben het depressie-programma ook daadwerkelijk helemaal afgemaakt. De rest is afgehaakt. Je kunt mijn teleurstelling begrijpen. Ik dacht grensverleggend bezig te zijn, state of the art, met een eindeloos gemonitord, getoetst en goedgekeurd E-Health-programma. “Beating the Blues” heette het en het heeft me veel geld gekost zonder dat het ook maar iets heeft opgeleverd. Ik weet verder wat van “In Therapie”, momenteel een van de weinige succesvolle E-Health-programma’s. Maar daarin wordt het face-to-face contact goeddeels vervangen door live chatsessies. Ik wil maar zeggen: daarmee wordt geen werkelijke tijdwinst voor de therapeut behaald. En ik ben er van overtuigd dat de echte face-toface contacten in de relatie cliënt-therapeut zó belangrijk zijn dat we die nooit zullen kunnen missen. Hoe mooi de digitale interface van een E-Health-programma ook wordt ontwikkeld. Het aantal cliënten dat puur en alleen vanuit huis achter het beeldscherm van de pc een E-Health-programma succesvol doorloopt, zal marginaal blijken.
‘Kom op’, zegt Gert-Jan Lind, ‘ik neem je mee naar het leukste plekje in deze buurt en dan praten we daar verder’. Het leukste plekje blijkt ‘De Koffiesalon’ aan de 1e Constantijn Huygensstraat 82, in 2012 op nummer één in de Koffie Top 100 van Misset Horeca. ‘De Koffiesalon’ is hét mokka-latta-mekka van de psychotherapeut die voor zijn werk pendelt tussen Zeist, Bilthoven, Utrecht en Amsterdam. ‘De Koffiesalon’ is de plek waar hij zijn comfort-koffie met croissants bestelt. Ik ruik de geur van zwarte Arabia en heerlijk Frans gebak en vraag Gert-Jan of hij het vak nog wel leuk vindt, eigenlijk?
‘Het is eigenlijk heel simpel. Ik ben er van overtuigd dat als je nu naar een jonge tandarts gaat dat je beter geholpen wordt dan wanneer je een oude tandarts bezoekt. Zo zie ik ook dat onze jongere collega’s veel gemakkelijker toestaan dat er wordt gemeten of ze effectief werken. Ze laten zich met grote vanzelfsprekendheid de maat nemen, omdat ze weten dat het in het belang van de vakmatige vooruitgang is. Toen ik afgestudeerd was had ik een stage van drie maanden achter de rug. Dat was alles. Tegenwoordig doorlopen psychologen vanaf het begin van hun studie stages en trainingen en ga zo maar door. Dit allemaal gezegd hebbend, ik vind nu, op deze leeftijd, het werken met cliënten eigenlijk alleen maar leuker geworden. Ik voel dat ik zelf ook toch nog steeds beter word en mijn cliënten meer te bieden heb, en dat geeft veel voldoening. Er is empirische evidentie die dit tegenspreekt, dat weet ik en toch pas ik nu beter in het metier dan jaren geleden. Dat gevoel straalt eigenlijk uit naar alles wat ik doe, ook bij mijn interimmanagement en het organisatieadvieswerk. Ik word daar wel blij van, als ik zie hoe er op al die terreinen kruisbestuiving aan het plaatsvinden is. Ik zeg wel eens gekscherend tegen een echtpaar dat ik in therapie heb: wat is jullie missie en visie als gezin? Maar zo gek is dat nog niet. Ook in relaties spelen mini-vraagstukken op organisatorisch vlak. Of een relatie kan verbeteren wanneer beide partners doen aan “het managen van verwachtingen” - typisch bedrijfsjargon, maar wel to the point. Zo zie je maar, ik ben niet uitgeleerd en ik geniet nog steeds heel veel van al mijn werkzaamheden...
Ik zeg maar: E-Health vormt niet de Heilige Graal van onze toekomstige geestelijke gezondheidszorg. Of ik moet me zeer sterk vergissen. Ik heb gezien hoe moeilijk het is om zoiets als E-Health succesvol te runnen’.
‘Psychotherapie bedoel je? Ik vind het alleen maar leuker worden naarmate ik ouder word. Ik zie overigens ook wel dat de jongere collega’s die nu opgeleid worden als therapeut oneindig veel meer kennis hebben van evidence-based practice in therapievormen. Veel meer inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid en via de moderne wetenschappelijke opleidingen gepokt en gemazeld in het draaien van gestructureerde programma’s en het protocollair denken over behandelingen. Mijn oorspronkelijke opleiding psychologie was een bak bagger. Ja, echt waar. Toen ik studeerde wisten we toch helemaal niks van de psychologie. Denk aan EMDR, neurofeedback, mindfulness, cognitieve gedragstherapie. Of wereldwijd getoetste protocollaire programma’s voor de aanpak van multi-problem gezinnen. Dat is allemaal de laatste jaren tot volle wasdom gekomen. Ik heb zelf jaren vervolgopleidingen moeten doen om mijn kennis te verdiepen’.
IK LEEF! 8
27
InTouch ontwikkelde voor 1nP een digitale ‘Info Society voor de GGZ’ From hierarchy to wirearchy. ‘Ossel’ betekent ‘helder licht’ voor Tibetaanse boeddhisten. Het is ook de achternaam van Rager Ossel, directeur-eigenaar van InTouch in Amsterdam, geboren in Utrecht op 12 mei 1950 en tot op de dag van vandaag een ‘lateraal’1, of sprongsgewijs denker, zoals hij het zelf noemt. ‘Ik wijd uit, ik dwaal af en soms beland ik ergens waar mijn gesprekspartner me niet langer kan volgen’. De band loopt, we zullen zien.
In contact Als jongetje in het naoorlogse Drenthe moet Rager een uniek amalgaam geweest zijn van wat wij nu als hoogbegaafd én ADHD zouden hebben beschouwd. Vroeger werd er dan gezegd: ‘t is is geen gemakkelijk jong’. Bij zijn bedrijf InTouch aan de Amsterdamse Middenweg ontmoet ik een kwieke, soepele geest van bijna 63 jaren. Een rijzige, charmante verschijning wiens onzichtbare high-tech gehoorapparaat naadloos babbelt met zijn iPhone, waardoor bellers vrijwel ongemerkt inbreken in ons gesprek en van repliek worden gediend, terwijl Rager bijna achteloos wat intoetst op zijn iMac. Een charismatisch, boeddhistisch denker die dankzij sleutelmomenten in zijn jeugd
een heel mensenleven lang zal werken aan wat ik maar even voor het gemak de ‘humanisering’ van de elektronica wil noemen. Intuïtief op de mens anticiperende elektronica ver avant la lettre.
De Diamanten Weg ‘Mijn vader had altijd drie dingen in zijn zak: een zakdoek, een zakmes en een kompas. De zakdoek was multifunctioneel en met dat zakmes kon hij alles. Mijn vader was handig. Hij leerde me eens hoe ik met een zaag om moest gaan en hij kon aan het geluid van de zaag horen of ik het goed deed of niet. We maakten vaak samen boswandelingen.
Ik zal een jaar of vier, vijf geweest zijn. Als we een lange wandeling in het bos hadden gemaakt, dan zei mijn vader op een gegeven ogenblik dat ik de weg naar huis zelf maar moest zien te vinden. Prachtig vond hij het als het me niet lukte. En dan kwam het kompas tevoorschijn. Ik zie hem nog de werking van het kompas aan me uitleggen. Ik luisterde want het was me niet gelukt om de weg terug te vinden en dat kompas kon me helpen. Die uitleg van mijn vader heeft een diepe indruk op me gemaakt’. Iets willen leren omdat het zonder concrete leerervaring niet is gelukt. Koersvast worden in dat soort van leren. Dat zou het persoonlijke kompas van de jonge Rager gaan vormen. Het praktische kompas van vader samen met de spirituele levenslessen in Boeddhisme en yoga die hij van zijn humanistische moeder meekreeg. Een combinatie waardoor Rager uiteindelijk het boeddhisme zou gaan praktiseren met de 16e Gyalwa Karmapa, Rangjung Rigpey Dorje (19241981). Hij was de spiritueel leider van de Karma Kagyü, een van de belangrijkste scholen van het Tibetaans boeddhisme, ook wel het Diamantweg-boeddhisme genoemd. 1 Edward de Bono, ‘Lateral thinking: creativity step by step’, Paperback, 2009
IK LEEF! 8
De diamanten weg: een kompas, een zakmes en een zakdoek.
29
We hebben het over elektronica.
IK LEEF! 8
Mind over matter
‘Smart building electronics’
Rager bleek op de lagere en middelbare school een lastige leerling die alleen maar wilde leren waar hij belangstelling voor had. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was chemie dé technologie van die tijd. Je had in Nederland de Enka, de ‘Eerste Nederlandse Kunstzijdefabriek te Arnhem’ en later ook in Ede. Die technologie had zijn belangstelling en de ‘particuliere’ Rager Ossel ging naar Rens & Rens, toen een particuliere HTS voor elektronica en radiotechniek in Hilversum.
We hebben het over elektronica. De computer stond nog in de kinderschoenen. Maar Rager maakte ook toen al bijzondere elektronica. ‘Ik bouwde niet star, ik keek naar de behoefte van mensen en maakte mijn elektronica al snel configureerbaar. Flexibel, zodat beslissingen niet vooraf gemaakt werden maar op het moment van de fijnafstemming met de klant. Ik werkte bijvoorbeeld toen al aan interactieve gebouwen. Het Bouwcentrum in Rotterdam was net klaar en in combinatie met een aantal tentoonstellingsruimten wilde men het hele complex ‘interactief ’ hebben. Ik maakte een opstelling waarvan de ingebouwde, adaptieve elektronica intelligent reageerde op de passerende bezoeker. Het gebouw begeleide de bezoeker. Jan Vrijman had een fantastische multimediale presentatie ontwikkeld over “De Wereld Van Nu” en ik mocht er voor zorgen dat de lichtbeelden, de gesproken commentaren en geluiden allemaal elektronisch gestuurd en gesynchroniseerd werden’.
‘Het was de hoofddocent Jan Ligthart die me op het spoor van de elektronica zette. Hij had gesnapt dat ik zonder het te weten op zoek was naar een zinvolle verzoening van lichaam en geest, en hij was het die me vertelde dat elektronen onze hersenen stuurden en daarmee de brug vormden tussen lichaam en geest. Daar moest ik meer van weten’. Bij Rens & Rens viel hij al snel op want in het laatste jaar werd Rager ‘weggekocht’ door MM Chanowski Productions BV op de Prinsengracht in Amsterdam. Het bedrijf bouwde multimediale installaties. Thijs Chanowski zag wel wat in de grillige elektronische visies van Rager Ossel en bood hem een baan met een kanten-klaar technisch laboratorium aan. ‘Alsof het zo bedoeld was. Een lab voor mijzelf en een uitdaging in de multimedia waarbij de relatie van mensen met de techniek voorop stond’.
Intel inside Die intuïtieve elektronica en later de anticiperende en zelf lerende software zullen de rode draad gaan vormen in het werkzame leven van Rager Ossel. Hij verliet MM Chanowski Productions BV en werd met zijn eigen bedrijf de bouwer van het eerste elektronische grid van de Flevohof, een vooruitstrevend agrarisch themapark bij Biddinghuizen in de Flevopolder en de voorloper van het huidige Walibi Holland.
De Flevohof beschikte dankzij Rager Ossel over tal van educatieve, elektronisch gestuurde attracties rond het thema landbouw en veeteelt, op een oppervlakte van 150 hectare.
Hij ging naar Amerika om voor Rockwell International te werken aan de eerste I/O kaarten2. In Amerika maak Rager kennis met Steve Jobs en Steve Wozniak van Apple en werd de eerste importeur van Apple II in de Benelux, tevens ontwikkelaar van Apple II intelligente I/O kaarten. Door beider levenshouding en ideeën kregen Rager en Steve Jobs een hechte band. Ook met Bill Gates, toen nog ‘een jochie met grote ideeën’, heeft Rager regelmatig gewerkt. Zijn toenmalige bedrijf ‘OSL Integrators’ werkte voor klinkende namen als Estec , NLR, Fokker, De Nederlandse Marine, Geko Norway, Thomson Medical, Marconi Italia. I/O staat in de computertechniek voor input/output. Het is de beschrijving van de communicatie tussen (deel)systemen van computers. Tussen mens en computer heet dit een interface.
2
31
Het zou te ver voeren om alle vroege innovaties van Rager Ossel te beschrijven, maar één voorbeeld spreekt boekdelen.
Op en neer meneer In 1976 stapt Rager bij liftenfabrikant Starlift in Voorburg naar binnen met een revolutionair ontwerp. ‘Dat bedrijf werkte nog met starre seriegeschakelde relais. Ik had een adaptief lifttaaltje ontwikkeld in een microprocessor.
Walrusklasse We gaan met grote sprongen door een mensenleven. Of zoals Rager het noemt, we springen van ‘de fijne granulariteit naar de grove granulariteit’. Eind jaren tachtig ging Steve Wozniak weg bij Apple. Wozniak was in de begintijd van Apple de technicus van het bedrijf. Hij was verantwoordelijk voor de eerste versies van het besturingssysteem en de hardware van de Apple I en de beroemde Apple II, de eerste echte PC die tot de komst van de Commodore 64 de meest succesvolle computer zou zijn. Waarom verliet Wozniak Apple? De kast rond de Apple II met zijn intelligente I/O kaarten ging dicht. Het nadenken over de adaptieve software in relatie tot de hardware ging eruit. Apple zou gewoon computers
Zeg maar een simpel soort Apple Talk voor liften. Dat wil zeggen een combinatie van elektronische commando’s die als een taaltje functioneerde. Wat was daarvan het voordeel? Mijn lifttaaltje was slim, een elektronische liftboy die weet wanneer een grote groep bezoekers terug zal keren en van welke verdieping. Of die anticipeert op liftbewegingen tussen de begane grond en de derde verdieping als daar juist een congres plaatsvindt. Kortom de lift kon met mijn taaltje gemakkelijk worden afgestemd op verwachte en onverwachte mensenstromen. En daar stond ik met mijn kostbare prototype dat ik voor 45.000 gulden wilde verkopen aan de directeur van Starlift. De directeur wilde me niet eens ontvangen. Ik moest hem maar bellen.
En weet je wat hij toen zei? “U mag dan een boel verstand van computers hebben, een lift is maar een simpel ding. Neem nou maar van mij aan: een lift gaat op en neer en meer hoeft hij niet te kunnen. Wij hebben uw lifttaaltje helemaal niet nodig”. Vier jaar later moest datzelfde Starlift een vermogen van anderhalf miljoen gulden lenen bij het Ministerie van Economische Zaken om de enorme achterstand in microprocessortechnologie in te kunnen halen. Nog twee jaar later was Starlift ter ziele, opgekocht door een Canadese firma. Zelfstandig is men de achterstand niet meer te boven gekomen. Zo snel gingen de ontwikkelingen in die periode. Het is de story of my life’.
gaan verkopen. Nou ja, gewoon... ‘Steve Wozniak ging zijn eigen weg. Ook voor mij was de schoonheid van het systeem eraf en ik heb het importeurschap overgedragen aan wat nu Apple iCentre Zeist heet. Ik ging een andere kant op in mijn ontwikkeling en ik ben software-bussen3 gaan maken, onafhankelijk van welke hardware dan ook. Ik heb een conceptueel framework ontwikkeld waarvan ik softwarematig adaptieve toepassingen voor klanten kon maken. Vanaf dat moment ging het heel erg goed met het bedrijf. In 1984 ging ik met dit concept meewerken aan de Walrus onderzeeboot die gebouwd werd door de Rotterdamse scheepswerf RDM. Het was onder andere mijn taak om de compartimenten voor de negen bemanningsleden zodanig opnieuw in te richten dat ze via computers op een adaptieve wijze met elkaar
konden werken en communiceren. Die aansluiting van mens en machine heb ik met mijn software-bus kunnen vergemakkelijken. Er werken hier bij InTouch nog altijd medewerkers die indertijd hebben gewerkt aan de opdracht voor de Walrus’.
Midlife crisis Vanaf dat ogenblik gaat de ontwikkeling in de wereld van de technologie razendsnel en wordt in slechts luttele jaren de hegemonie van de computer gevestigd. De leercurve voor Rager Ossel was in die tijd een steile. Zijn persoonlijke filosofie van het adaptieve 3 Een software-bus is een programmeerbare interface waarmee meerdere software modules van verschillende pakketten grote hoeveelheid data met elkaar kunnen uitwisselen.
IK LEEF! 8 ‘InTouch kan virtuele gemeenschappen bouwen die zo klein en zo groot zijn als je maar wilt.’
33
Werknemers, sponsors, leden en cliënten samenbrengen en ontmoeten.
IK LEEF! 8 framework gold ineens ook voor de man zelf: aanpassen, aanpassen, aanpassen en proberen om op de ontwikkelingen vooruit te lopen. De technologische uitdagingen en de nieuwe prikkels kunnen iemand ook gemakkelijk te veel worden. De stoppen slaan door. De kentering kwam toen Rager zich vrij plotseling realiseerde dat hij was blijven denken als een elektrotechnisch ingenieur. ‘Dat zinde mij maar niks. Daarin school voor mij persoonlijk een beperking’. De band met het boeddhisme moest weer worden aangehaald om opnieuw een brug te kunnen slaan tussen zijn thuishaven: de techniek en zijn passie: de communicatie van mensen met én als gevolg van de technische vooruitgang. Het kwartje viel in die periode drie keer. ‘Toen ik het boek ‘Logica van het Gevoel’4 las realiseerde ik me dat alles anders moest. Het tweede moment van inzicht kwam toen ik betrokken raakte bij het door Louwrien Wijers in 1990 georganiseerde ‘Art meets Science and Spirituality in a changing Economy’ een vijfdaagse reeks van gesprekken in het Stedelijk Museum Amsterdam met uitlopende gasten als de Dalai Lama, Robert Rauschenberg, John Cage, J.C.J. Van der Heyden, Mother Tessa Bielecki, Lawrence Weiner en Marina Abramovic. De derde keer was toen ik na mijn scheiding een relatie kreeg met een holistisch fysiotherapeute en me ineens meer dan ooit bewust werd van de complexe signalen van het menselijk lichaam’.
4 Arnold Cornelis, eigenzinnig filosoof en auteur van het meesterwerk: ‘Logica van het Gevoel’.
‘Compunicatie’ en Tribal Computing Het was duidelijk: Rager Ossel moest voor zichzelf een nieuwe brug zien te slaan tussen het empirische denken van de elektrotechnisch ingenieur en het empathische denken van de gevoelige boeddhist. Hij werd de man achter de stichting Compunication, een initiatief om computers en communicatie op nieuwe manieren te integreren.
‘Sociale netwerken sprongen in die tijd als paddestoelen uit de grond. Hyves, Facebook, Twitter, LinkedIn. We zijn het Social Media gaan noemen, maar het is de vraag hoe sociaal deze netwerken werkelijk zullen blijken te zijn. Mij viel al snel op hoe commercieel de basisgedachte achter de exploitatie van het individu werd. 500+ “vrienden” kan geen normaal mens managen. De effectiviteit van mega-netwerken zoals Facebook, en LinkedIn begint dan ook al te verwateren. Een oceaan van miljoenen netwerkers zorgt voor drenkelingen. Je verzuipt gemakkelijk’. Rager Ossel pakt het liever vanuit de basis aan. InTouch zorgt samen met eindgebruikers, klanten en relaties die passen bij een specifiek profiel, voor zogenaamde ‘private social networks’. De deelnemers worden lid van een grotere of kleinere ‘computerstam’, een digitale ‘tribe’. Niet meer en niet minder dan een groep mensen die samen wil communiceren, werken, ideeën uitwisselen en van elkaar leren. Dit soort netwerken stimuleert een ‘tribale verbondenheid’,
een wij-gevoel dat we gemakkelijk herkennen en kunnen uitbouwen in een digitale vorm. Dat gaat verder dan sociaal gebabbel met een wanhopige echo op het Internet. Het zorgt voor interactie en de uitwisseling van contacten die de communicatie dieper en effectiever maken. Een elektronisch ‘kampvuur’ zou een metafoor zijn voor dit soort nieuwe netwerken.
Een citadel van pleinen Een iets andere metafoor voor de netwerken die InTouch ontwikkelt maakt gebruik van de pleinen van een stad. Stadspleinen, grote en kleine, zijn de ontmoetingsruimten in een metropool. Je kunt er ademhalen en uitrusten. Je hebt compacte buurtpleintjes waar een drietal frequente gebruikers dagelijks dat ene bankje bezetten en imposante pleinen voor geregisseerde massabijeenkomsten waarop het altijd een drukte van belang is - allemaal in één en dezelfde stad. Op basis van onder meer het Clearvale Private Social Network concept van Broadvision, kan InTouch dergelijke ‘pleinen’ ontwikkelen voor organisaties die er (al dan niet met commerciële bedoelingen) hun werknemers, sponsors, leden en cliënten kunnen samenbrengen en ontmoeten. Rager Ossel: ‘Het werd me heel helder: de nadelen van wat we Social Media zijn gaan noemen. Je weet eigenlijk niet meer precies met wie je van doen hebt. Mensen verbergen zich achter avatars, verzonnen profielen, opgeleukte cv’s en gepimpte foto’s. Het sociale netwerk wordt een schijnwereld. Een soort “Second Life”.
35
Korte lijnen De kwaliteit van de gepubliceerde content is oncontroleerbaar geworden. Erger nog: de leverancier van het netwerk, bijvoorbeeld Facebook, wordt feitelijk eigenaar van al je bijdragen, foto’s en materiaal. Facebook doet er dingen mee waar jij niet om gevraagd hebt. Privacy wordt een illusie, je hele leven ligt te grabbel op het Internet’.
Twee zielen één gedachte Rager Ossel gelooft dus in het kleinschalig communiceren van gelijkgezinden in netwerken die gebouwd zijn voor persoonlijk gebruik. Gebruikers die samenwerken, kennis delen in een structuur die wel wat lijkt op de pleinen in een stad waar de ouderwetse burenhulp samengaat met verrassende ontmoetingen, waar je ‘virtuele’ bedrijfsverzamelgebouwen kunt organiseren en waar deelnemers elkaar helpen, opbeuren, stimuleren en inspireren. Die visie, dat concept, wekte de vanzelfsprekende belangstelling van 1nPbestuurder Gerard van Kesteren. De GGZ-netwerkorganisatie gaat een nieuwe fase in en ook het digitale ‘netwerken’ van 1nP zelf moet mee met de eisen van de tijd. Wat InTouch voor 1nP heeft gebouwd zijn veilige en beschermde, kleinschalige sociale netwerken. Gemeenschappen die als tandwielen samenvallen met het al draaiende Extenzo, de uitgebreide geautomatiseerde back-office omgeving van de 1nP-organisatie.
Gerard van Kesteren: ‘In mijn gesprekken met Rager Ossel van InTouch kreeg ik het idee dat men daar precies snapt hoe wij als netwerkorganisatie in de toekomst willen gaan communiceren: met elkaar, met onze professionals en met onze cliënten. From hierarchy to wire-archy - waarin sociale netwerken de traditionele bedrijfsmatige wijze van werken met een pc compleet zullen gaan veranderen’. InTouch kan virtuele gemeenschappen bouwen die zo klein en zo groot zijn als je maar wilt. Wat te denken van beveiligde communicatie rond een gemeenschap die 1nP-professionals in een afdeling met elkaar verbindt. 1nP organiseert immers vanaf 2013 alle zorg in lokale afdelingen en het wordt dus heel belangrijk dat de leden van die afdelingen gemakkelijk en snel onderling met elkaar kunnen communiceren en gegevens uitwisselen. Een relatiebeheerder van 1nP kan aansluiten bij zo’n virtuele afdeling en op die wijze snel communiceren met de gehele afdeling, ongeacht tijd of plaats.
Client-centered En dan is er de communicatie met de cliënt. 1nP wil, nog meer dan het al doet, de cliënt centraal stellen, betrekken bij en verantwoordelijk maken voor diens eigen behandeltraject. Er is voor cliënten een eigen ‘private-social’ 1nP-netwerk waar ze in een beveiligde omgeving één-op-één kunnen communiceren met hun behandelaar en die hen toegang geeft tot het
nieuwe E-Health Warenhuis van 1nP. Dat E-Health Warenhuis moet je zien als een virtuele ‘winkel’ met behandelmodules voor de meest voorkomende psychische aandoeningen, met digitaal aangeboden geprotocolleerde psychologische testen en Routine Outcome Monitors (ROM’s). Ook de Session Rating Scale (SRS) die cliënten kunnen invullen vlak voor of kort na het einde van de sessie en waarin wordt gevraagd hoe de cliënt de therapeutische relatie in deze sessie heeft ervaren, komt beschikbaar via het nieuwe E-Health Warenhuis van 1nP. Later volgt ook de Outcome Rating Scale (ORS), die wordt ingevuld aan het begin van de sessie en de vooruitgang of verandering meet, zoals ervaren door de cliënt, in vergelijking met de vorige sessie. De SRS en de ORS zijn eenvoudige vragenlijsten ontwikkeld door Scott Miller van het International Center for Clinical Excellence waarmee feedback van de cliënt aan de behandelaar wordt gegeven. Door cliënten via een eigen digitaal netwerk in de 1nP-omgeving onder andere veel meer zicht te geven op de statistische verwerking van de resultaten van de app Match2Fit hoopt 1nP op een nog grotere betrokkenheid van die cliënten bij hun eigen behandelproces.
Lotgenotencontact Het eigen ‘private-social’ 1nP-netwerk voor cliënten van 1nP kan echter nog veel meer. Je krijgt er nieuws over de organisatie in het belang van de cliënt. Cliënten volgen er bijvoorbeeld een
IK LEEF! 8
‘De traditionele bedrijfsmatige wijze van werken met een pc zal compleet gaan veranderen’.
37
‘Niemand is anoniem aanwezig ergens in het complexe digitale netwerk van het nieuwe 1nP.’
IK LEEF! 8
Twitterfeed over 1nP en participeren er zelf in. Cliënten ontvangen via dat eigen netwerk ook alle formele stukken die horen bij de officiële spelregels van een GGZ-organisatie. Je kunt contact zoeken met de Cliëntenraad van 1nP. Ga zo maar door. Daarin zie je de flexibiliteit van het ‘Clearvale Private Social Network’-concept. Cliënten kunnen door hun behandelaar via het beveiligde netwerk worden geïntroduceerd bij een co-behandelaar of bij een professional die bijvoorbeeld op verzoek vijf sessies EMDR met de cliënt zal gaan doen. Het netwerk van twee personen wordt dan ineens een groepje van drie of vijf, alles alleen na de uitdrukkelijke goedkeuring van de cliënt. Verder kan de 1nPcliënt via het netwerk communiceren met lotgenoten in een eigen, afgeschermde netwerkomgeving. Dat lotgenotencontact vindt plaats op weer een ander ‘plein’. Via een eigen ‘private social network’, dat ook nadat de cliënt is uitbehandeld kan blijven bestaan. Zo’n cliënt kan zich binnen het eigen ‘private social network’ ontwikkelen als een ervaringsdeskundige, iets waar 1nP in een later stadium weer van zou kunnen profiteren. Hoe nuttig kan het niet zijn wanneer ervaringsdeskundigheid van oud-cliënten middels bijvoorbeeld een digitaal spreekuur kan worden benut ten behoeve van de cliëntengemeenschap van de organisatie.
Veiligheid en privacy
Vertrouwen
Het Clearvale-concept van InTouch kan op die wijze binnen de netwerkomgeving van 1nP zorgen voor een grote diversiteit aan ‘pleinen’ waarop simultaan wordt gecommuniceerd; door de organisatie, door de professionals en door de cliënten. Maar dan wel zodanig dat de organisatie Stichting 1nP steeds precies weet met wie ze te maken heeft. Het wordt geen anonieme vrijplaats of een ‘chatroom’ waarin heren van middelbare leeftijd zich kunnen voordoen als een bedremmeld tienermeisje met als nickname ‘Loesje441’. InTouch bouwt veiligheden en waarborgen in die een dergelijke bedenkelijke wildgroei tegengaan. Op een centrale plek in de organisatie wordt de identiteit, de leeftijd en de rol gecontroleerd en bevestigd van iedereen die ergens in Clearvale toegang heeft tot een groepsplein. Verder worden alle ‘praatpleinen’ in de netwerkomgeving van 1nP gemonitord en is de omgeving ingericht op het eigen ‘zelfreinigend vermogen’. Daarmee verander je voor een deel de invloedsfeer van controle in een sfeer van vertrouwen. Precies waar 1nP naar toe wil. De 1nP-professionals zijn in die netwerkomgeving nooit anoniem. De personalia van elke professional zijn gecheckt en gedubbelcheckt en blijven in het digitale contact met cliënten, gemeenschappen van cliënten en de organisatie steeds verifieerbaar. Identiteitsfraude wordt op alle niveaus onmogelijk gemaakt. 1nP als organisatie valideert de eigen professionals en de participerende cliënten in een continue proces: niemand is anoniem aanwezig ergens in het complexe digitale netwerk van het nieuwe 1nP.
Dat moet ook wel wanneer je met de nog altijd stigma-gevoelige psychologische behandeltrajecten en klachtenbeelden ‘online’ gaat. Hoe vooruitstrevend de gedachte van bijvoorbeeld een E-Health Warenhuis ook is, er zal nog veel water door de Rijn stromen, eer het voor alle cliënten in de GGZ een vanzelfsprekende vorm van (ondersteunende) therapeutische interventie wordt. Zolang er in ‘de huiskamers’, in blogs en in nieuwsgroepen elders op het Internet nog met argwaan wordt gediscussieerd over de betrouwbaarheid en de privacy van de ‘zorginfrastructuur’ (voorheen het verguisde EPD of elektronisch patiëntendossier), moet de introductie van digitale en vernieuwende e-health met veel zorg en maximale integriteit omringd worden. Niets wat 1nP samen met InTouch heeft gebouwd aan kleinschalige netwerken in de eigen netwerkomgeving staat open voor individuen die niet bij Stichting 1nP in zorg zijn of zorg leveren.
En 1nP snapt ook wel dat het aanvankelijk zal gaan om een groep van mondige, goed-geoutilleerde cliënten met een groter dan gemiddelde vaardigheid in pc-gebruik. Laat dat nou net de doelgroep zijn die door heel Nederland 1nP al weet te vinden vanwege het gemak waarmee er op de huidige 1nP-website door zoekende cliënten kan worden gekozen voor de eigen behandelaar. Die groep, met dat specifieke cliëntenprofiel, zal in de toekomst razendsnel gaan groeien, verwacht 1nP. Daar wil de organisatie klaar voor zijn.
39
Fluïde intuïtieve netwerken We zijn weer terug in het InTouch kantoor van Rager Ossel aan de Amsterdamse Binnenweg. Rager gaat in zijn visie op de ontwikkeling van Clearvale nog veel verder. ‘Iemand start ergens in een netwerk. Dat is geen star proces. Dat is op zichzelf al een vorm van intuïtief zoeken geweest. Ga maar bij jezelf na hoe je tegenwoordig zoekt op het Internet, dat is veel intuïtiever geworden dan de research die we vroeger deden. Vervolgens linkt zo’n gebruiker aan diens eigen netwerk alles wat hij of zij nodig heeft of wenselijk acht. Ook dat is een vloeiend en intuïtief proces. Dan kan er een moment komen dat het netwerk van die persoon zich losmaakt van de oorspronkelijke netwerkomgeving en zelfstandig verder gaat. Ik zie dat als iets dat bijna organisch tot stand komt. Niet als een vertakking maar eerder als een “aflegger”, een tak van een boom die op de vruchtbare bodem wordt gelegd, zelfstandig wortels maakt en als boom verder gaat, geheel los van de moederboom. Wij bij InTouch bieden daarvoor de mogelijkheden en die mogelijkheden zijn eindeloos. Dat is wat ik zie als de opkomst en de groei van fluïde intuïtieve netwerken. Ook in de zorg zal die ontwikkeling voor
een aardverschuiving gaan zorgen’. Wat een fraai beeld. Niet één boom, maar een heel bos van sociale netwerken in een nieuwe digitale wereld. Daar zal ongetwijfeld een ander soort kompas voor nodig zijn.
Zorg online
Ik heb een heel moderne huisarts. Hij is ‘online’. Na veel gedoe met verschillende browsers lukt het me om in te loggen en om in zijn agenda een afspraak te maken. Poeh, poeh, dat is me wat. Maar een eenmaal gemaakte afspraak kan ik nog niet ongedaan maken, of wijzigen. Daaraan wordt gewerkt, zegt mijn huisarts monter.
‘Je tijd is beperkt, dus verspil het niet met het leiden van andermans leven. Word niet gevangen door dogma’s, ze zijn het resultaat van het denken van andere mensen. Laat niet het lawaai van andermans meningen je innerlijke stem smoren. En, het allerbelangrijkste, heb de moed om je hart en intuïtie te volgen. Je weet al wat je echt wil worden. De rest is secundair’.
(Steve Jobs, Stanford Commencement Address,12 juni 2005)
IK LEEF! 8
‘Je weet eigenlijk niet meer precies met wie je van doen hebt. Mensen verbergen zich achter avatars, verzonnen profielen, opgeleukte cv’s en gepimpte foto’s.’
41
NIEUWS 2012
Aansluiting 1nP bij de Parnassia Groep
Intentieverklaring ondertekend Op maandag 8 oktober 2012 tekenden de bestuursvoorzitters van Stichting 1nP en de Parnassia Groep een intentieverklaring op weg naar een uiteindelijke aansluiting van 1nP bij de Parnassia Groep. Beide partners hebben in de maanden nadien de samenwerking nader uitgewerkt.
Risico’s delen, kansen grijpen Door intensief samen te werken willen Stichting 1nP en de Parnassia Groep gezamenlijk de kwaliteit van zorg verbeteren en de kosten per cliënt laten dalen. Onder de paraplu van een grote instelling als de Parnassia Groep is er voor niche-speler 1nP meer geld om bijvoorbeeld financiële risico’s te spreiden en om te investeren in belangrijke innovaties zoals E-Health. Ook verwacht 1nP betere volume-afspraken te kunnen maken met de grote zorgverzekeraars. Verder hebben we te maken met forse bezuinigingen in de zorg die in een hoog tempo doorgevoerd moeten worden. Gezamenlijk met de Parnassia Groep is 1nP beter uitgerust om de gevolgen van deze bezuinigingen het hoofd te bieden.
IK LEEF! 8
Foto: Stephan Valk (de Parnassia Groep) en Gerard van Kesteren (1nP) ondertekenen de intentieverklaring. Staand achter de bestuurders, de beide bestuurssecretarissen, Edwin Haverkamp (de Parnassia Groep) en Inge Baeten (1nP).
43
DE 1NP DAGEN 2013 1
April 2013 In 2013 verzorgde 1nP voor in totaal 148 1nP professionals drie instructieve middagen in het voorjaar. Drie dagen-drie locaties: Dinsdag 9 april Planetarium Amsterdam met 45 deelnemers; Donderdag 11 april WTC Arnhem met 33 deelnemers; Maandag 15 april La Vie Utrecht met 70 deelnemers.
Er waren spreekbeurten over Social Media en het nut ervan voor professionals in de zorg (door Liesbeth Meijnckens, freelance adviseur E-Health en Social Media). En over E-Health zoals door PsyQ ontwikkeld in de vorm van een E-Health Warenhuis dat in de Parnassia Groep ook voor 1nP professionals beschikbaar is. Elke 1nP-middag kende een andere deskundige van PsyQ als presentator voor dit onderdeel. In Amsterdam was het Jolaine Houtenbrink, in Arnhem Janne Stout en in Utrecht verzorgt Marjan Wesseling van PsyQ de presentatie. Gerard van Kesteren hield een presentatie over de veranderingen die het gevolg worden van de invoering van de basis-GGZ in 2014.
IK LEEF! 8 2
1 Liesbeth Meijnkens spreekt over Social Media in de zorg. 2 Marjan Wesseling
van PsyQ presenteert het E-Health Warenhuis.
3 Bij een broodje wordt er actief geoefend met het nieuwe E-Health Warenhuis van 1nP.
3
45
DE 1NP DAGEN 2013
1nP Dag in Maarssen minder uitgelaten Een andere toon Ruim 200 1nPers namen deel aan de jaarlijkse 1nP-dag op 5 oktober 2013 in de fonkelnieuwe evenementenlocatie Inn Style, pal aan de Maarsseveense plassen in Maarssen, op een steenworp afstand van Utrecht.
Er viel enige gereserveerdheid te bespeuren bij de bezoekers. Niets van de gebruikelijke uitgelaten begroetingen. Iets van de onderlinge verbondenheid die eerdere 1nP-dagen zo tekenden ontbrak aan het begin van de dag. Daar is ook reden voor. Het is al een tijdje hommeles in de GGZ en van dag tot dag lijken de problemen, de bezuinigingen en de kritiek op de beroepsgroep zich op te stapelen. Dat is een hard gelag voor mensen die met vijf tot tien (of meer) jaar studie achter de rug het eigen vak in korte tijd gedecimeerd zien tot naakte minutenzorg.
IK LEEF! 8 1
1 Een werkgroep sprak over de methode van David Cooperrider: de Appreciative Inquiry (AI). Een verandervorm van het waarderend onderzoeken. 2 Ook buiten gingen de groepjes hard aan het werk.
2
47
DE 1NP DAGEN 2013
Nieuwe verbindingen ‘IMPOSSIBLE’ stelde ook Gerard in zijn welkomstwoord. Ogenschijnlijk onmogelijk zijn de transities in de GGZ en voor zelfs de goed-ingevoerde 1nP-professional onbegrijpelijk. In zijn introductie noemde Gerard het boek ‘In het Oog van de Orkaan’ - Nederland in transitie, door Jan Rotmans. De schrijver pleit voor een herstel van de verbindingen. Verbindingen tussen mensen onderling en tussen mens en systeem, markt en samenleving, beleid en praktijk. Iedereen kan daar een bijdrage aan leveren. Impossible wordt volgens 1nP dan ‘I’m possible’.
Even bijpraten In de plenaire ochtendbijeenkomst presenteerde Sabine Drost verder de nieuwe, verbeterde website van 1nP. Nu nog in aanbouw, maar straks met zijn opbouw in communities en zijn snelle interface voor de bezoekende cliënt en professional een wereld van verschil met vroeger. Inge Baeten besprak met de zaal de voortgang in de tien afgesproken samenwerkingwerkingsresultaten die 1nP en de Parnassia Groep bij het samengaan zijn overeengekomen. Mirjam Rietdijk nam de zaal tenslotte mee in een korte vogelvlucht over de veranderende eisen in de GGZ: de nadruk op ROM, de aangescherpte materiële controles, de duidelijke pakketversobering en het gekrakeel rond het hoofdbehandelaarshap.
Decentrale Jeugdzorg vanaf 2015 Gerard van Kesteren en Annemieke Lagerberg informeerden de zaal over één van de drie grote decentralisaties die het Rijk in voorbereiding heeft als onderdeel van de bezuinigingen: de transitie van de gehele Jeugdzorg naar de gemeenten. Net als indertijd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), kan met het delegeren van de Jeugdzorg naar de gemeenten worden verwacht dat (in elk geval in aanvang) de willekeur regeert. Gemeenten mogen immers zelf bepalen hoe de schaarse middelen worden ingezet? Van die middelen moeten de gemeenten de volgende zaken financieren: de (voorheen provinciale) jeugdzorg, de jeugdbescherming en jeugdreclassering, de jeugd-GGZ en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd. Een vrijwel onmogelijke opgave.
Hoofdbrekens in de GGZ Ook de perikelen rondom het hoofdbehandelaarschap gerelateerd aan de ministriële richtlijn en aan de verschillende eisen van verzekeraars, samen met de invoering van de Generalistische GGZ en de specialistische GGZ, waren tijdens het middagprogramma onderwerpen van uitgebreide discussie met de zaal. De meest schrijnende hartenkreet uit de zaal: ‘Worden we eigenlijk nog wel gewaardeerd om wat we doen?’ kon op massale bijval rekenen.
IK LEEF! 8 3
3 Remco Hoeffnagel, inkoper GGZ regio West bij Achmea, was aanwezig om het standpunt van de zorgverzekeraar te verduidelijken. 4 Tijdens de lunch
was er gelegenheid tot ‘dobberen’.
4
49
NIEUWS 2013
IK LEEF! 8
Aansluiting 1nP bij de Parnassia Groep
Stichting 1nP sluit zich aan bij de Parnassia Groep De aansluiting van Stichting 1nP bij de Parnassia Groep werd op woensdag 24 april 2013 een feit. Op die dag was het precies 541 dagen geleden dat Stichting 1nP voor het eerst schoorvoetend aansluiting zocht bij de Parnassia Groep. Zo memoreerde 1nP-bestuurder Gerard van Kesteren het tijdens zijn woord van welkom aan de medewerkers van de Parnassia Groep die voor een feestelijke kennismaking naar Hellevoetsluis gekomen waren.
Veel uitdagingen Dat beide partijen elkaar uiteindelijk hebben gevonden en van de hindernissen in de aanloop er naartoe uitdagingen hebben gemaakt, dat zegt wel wat. Evenals de tien resultaten die beide organisaties gezamenlijk zijn overeengekomen. Tien stippen aan een tijdshorizon van drie jaar, de periode waarin de aansluiting een succes moet zijn gebleken.
Foto: Medewerkers van Stichting 1nP en de Parnassia Groep maken kennis met elkaar.
51
Aansluiting 1nP bij de Parnassia Groep
Die 10 resultaten zijn: 1. Behouden van de marktpositie van Stichting 1nP en de Parnassia Groep. 2. Het realiseren van een verbetering van het zorgaanbod door: - inzet e-health modules bij Stichting 1nP; - uitbreiding van het zorgaanbod; - borgen van het hoofdbehandelaarschap bij Stichting 1nP; - verbetering en borging crisisfunctie Stichting 1nP; - afstemming in doorverwijzingen van cliënten en meer samenwerking in de keten; - marktniches behouden voor specialistisch zorgaanbod. 3. Versterking van de medische governance bij Stichting 1nP.
1
4. Gezamenlijke voorbereiding op toekomstige ontwikkelingen. 5. Vergroten van binding en loopbaanmogelijkheden voor medewerkers en aangesloten professionals. 6. Opleidingsaanbod van de Parnassia Groep beschikbaar stellen voor medewerkers en professionals van Stichting 1nP. 7. Deelname van Stichting 1nP aan wetenschappelijk onderzoek van de Parnassia Groep. 8. Kind- en Jeugd: gezamenlijke voorbereiding op de transitie naar gemeenten. 9. Het realiseren van kostenbesparingen, waardoor zoveel mogelijk middelen ingezet kunnen worden voor de directe cliëntenzorg. 10. Betere positionering van Stichting 1nP door aansluiting bij GGZ Nederland.
2
IK LEEF! 8
1 Onder de paraplu van de Parnassia Groep. 2 Alle aanwezige 3
1nPers ontvangen het nieuwe boek van Myrthe van der Meer.
3 Bestuur de Parnassia 4
Groep, overhandigt een kunstwerk aan Gerard van Kesteren, voorzitter Raad van Bestuur Stichting 1nP.
4 De recente ontwikkelingen en bezuinigingen in de zorg als een risicovol Monopolyspel.
53
Aansluiting 1nP bij de Parnassia Groep
Beloften waarmaken Verantwoordelijk voor de projectbegeleiding en realisatie van de tien overeengekomen resultaten zijn Inge Baeten, bestuurssecretaris van Stichting 1nP, en Ella Broers, projectleider Projectenbureau de Parnassia Groep. Inge en Ella werken vanaf de voorbereiding tot de aansluiting al nauw samen en zijn daarmee wellicht de eerste collega’s van beide instellingen die zo intensief met elkaar in contact komen. Hoe bevalt dat? Ella Broers: ‘1nP is een organisatie die via het eigen netwerk de vrijgevestigde professionals met elkaar verbindt. Dat is een werkvorm die wij niet kennen. Bij ons is er natuurlijk wel veel outreachende zorg, maar in het merendeel van de gevallen komen de cliënten naar de instellingen van de Parnassia Groep. Dus zo’n netwerkorganisatie als 1nP zien we als een aanwinst. We hebben als organisatie met professionals in loondienst ook behoefte aan een flexibele schil. Door de bezuinigingen is die flexibele schil bij ons zo goed als uitgeput geraakt. Met 1nP zorgen we voor een vernieuwing en een verversing. Er komt een flexibele groep professionals bij die, afhankelijk van de productieafspraken die we met de zorgverzekeraars zijn overeengekomen, diensten voor ons kunnen leveren. Het ondernemend vermogen van de vrijgevestigde professionals van 1nP kan voor de Parnassia Groep ook van inspirerende aanvulling zijn’.
Op de foto van links naar rechts: Ella Broers (de Parnassia Groep) en Inge Baeten (Stichting 1nP) zijn samen projectleiders van de tien resultaten die bij de aansluiting zijn geformuleerd.
IK LEEF! 8
Profiteren van elkaars kwaliteiten Beide instellingen bezien ook de (landelijke) dekking van de aangeboden zorg. In welke regio’s zijn zowel 1nP als de Parnassia Groep goed vertegenwoordigd en waar vult de dekking van 1nP die van de Parnassia Groep aan? Ella Broers: ‘De Parnassia Groep heeft drie kernregio’s: NoordHolland, Haaglanden en Rijnmond. Maar met 1nP die goed is vertegenwoordigd in bijvoorbeeld Amsterdam en Utrecht kunnen we elkaar in verschillende regio’s versterken’. Inge Baeten: ‘Momenteel bekijken we in het kader van het verbeteren van ons zorgaanbod, maar ook als een gezamenlijke voorbereiding op toekomstige ontwikkelingen, heel nauwkeurig hoe we gezamenlijk de nieuwe basis-GGZ kunnen aanpakken. De Parnassia Groep wil zich voor de basis-generalistische GGZ presenteren met Indigo als voorpost en de mirro-screener1 voor de screening en eerste verwijzing naar behandelmethoden. Ella Broers: ‘Dat is juist. De Parnassia Groep profileert zich met het merk Indigo voor de nieuwe basis-generalistische GGZ. Met Indigo en Mirro hebben we al een werkrelatie met veel huisartsenpraktijken en dat willen we graag uitbouwen. Maar 1nP heeft vrijgevestigde professionals die ook een goede relatie met huisartsen onderhouden, dus we willen bezien hoe we elkaar daarin kunnen versterken’.
1 De mirro-screener ondersteunt bij de eerste zorgtoewijzing van cliënten met psychische problemen. Het is een digitale vragenlijst die de zorgprofessional (bijvoorbeeld de huisarts of POH-GGZ) samen met de cliënt doorloopt. In combinatie met de klinische blik vormt dit een uniek uniform en toetsbaar proces waarbij tegelijk bij elk individu diens persoonlijke biografie wordt meegewogen.
55
Aansluiting 1nP bij de Parnassia Groep
PsyQ en de zorgpaden Inge Baeten: ‘We zijn nu dan ook aan het bekijken met welke praktijken we een dubbele werkrelatie hebben en hoe we in het vervolg gezamenlijk kunnen optrekken. Het zal denk ik meer en meer duidelijk worden dat de professionals van 1nP die werkzaam willen zijn in de basis-generalistische GGZ op termijn bereid moeten zijn om de mirro-systematiek te gaan hanteren. Voor de specialistische GGZ werkt de Parnassia Groep met de beproefde protocollen en zorgpaden van het zorgbedrijf PsyQ als uitgangspunt. We zullen de professionals van 1nP benaderen met het verzoek om deze protocollen (voor zover ze die niet al hanteren) over te nemen. We willen straks van de 1nP-professionals die er van afwijken ook graag weten waarom dat zo is. Zo groeien we soms langzaam, soms door de omstandigheden wat sneller naar elkaar toe. We tasten af waar we elkaar versterken en aanvullen en proberen dat zo snel mogelijk uit te rollen’.
Blij met elkaar Inge Baeten: ‘Het elektronisch cliëntendossier van 1nP is het door ons zelf ontwikkelde softwareproduct Extenzo. Door de Parnassia Groep één van de pareltjes van onze organisatie genoemd. Extenzo is flexibel en bijvoorbeeld vrij eenvoudig om te bouwen als een goede softwareoplossing voor de nieuwe basis-GGZ. Dat zijn we nu ook aan het onderzoeken voor de Parnassia Groep’.
Ella Broers: ‘Ja dat klopt. De Parnassia Groep is er enthousiast over. We hebben 1nP bezocht om specifiek naar de werking van Extenzo te kijken en over de implementatie daarvan in de toekomstige basis-GGZ beraden we ons momenteel. Extenzo, en dan met name het onderdeel Administratie-Direct is wellicht ook interessant voor diegenen die met één been in de Parnassia Groep staan en voor de rest ook een nog eigen praktijk voeren’. Inge Baeten: ‘Ook de noodzakelijke kostenbesparingen in de zorg brengen ons bij elkaar. Alle organisaties in de GGZ zijn momenteel bezig de bezuinigingen op zodanige wijze het hoofd te bieden dat de kwaliteit van de geleverde zorg er niet onder lijdt. De Parnassia Groep en Stichting 1nP denken door de aansluiting hier ook een belangrijke stap te kunnen maken’.
De Parnassia Groep en Stichting 1nP zijn blij met elkaar. Dat beamen ook de twee projectleiders van de tien afgesproken resultaten. Hoe zeer het landelijk gezien momenteel ook mag ‘rommelen’ in de GGZ, de twee organisaties hebben zich aan elkaar verbonden met als belangrijkste doelstelling op allerlei gebieden de geleverde zorg te kunnen verbeteren.
‘Een kwestie van geld: ook de noodzakelijke kostenbesparingen in de zorg brengen ons bij elkaar’.
COLOFON 8
Uitgave Redactie Column Tekst & Beeld Vormgeving Druk
Stichting 1nP Gerard van Kesteren, Taco Meeuwsen Chris Dokter ESOX Holland, Hellevoetsluis RS Creative Media, Brielle Grafische Groep Matthys
Stichting 1nP is de landelijke zorgaanbieder die vooroploopt in bedrijfstechnische en vakinhoudelijke innovatie in de Geestelijke Gezondheidszorg. 1nP werkt voortvarend aan een landelijk dekkend netwerk van professionals in de zorg. Bijna 600 professionals in heel Nederland bundelen hun expertise in stichting 1nP. En daar komen nog altijd vakgenoten bij. Sedert 2013 is stichting 1nP aangesloten bij de Parnassia Groep. © 1nP 2013 alle rechten voorbehouden
LEEF MEE! Stichting 1nP Postbus 199, 3220 AD Hellevoetsluis / 0900 555 3000 /
[email protected] / www.1np.nl
8