IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
De Fractie van D66 t.a.v. de heer J. Heuvelink van Goghlaan 77 2661 SC BERGSCHENHOEK
Postbus 1 2650 AA Berkel en Rodenrijs Nadere informatie Marjonne van Workum Telefoon 14010 E·mail
[email protected] Fax
Datum 28 januari 2014
(010) 8004001
Ons kenmerk U14.01090
Onderwerp
Beantwoording van uw raadsvragen
Geachte heer Heuvelink,
Op 19 januari 2014 heeft u raadsvragen ingediend over de toekomst van basisschool De Kleine Kapitein. Allereerst willen wij als college benadrukken dat wij het voor zowel leerlingen, leerkrachten, directie en bestuur heel erg vervelend vinden dat De Kleine Kapitein zich nu in deze situatie bevindt. Het team van De Kleine Kapitein, de Stichting Natuurlijk Leren en alle vrijwillige ouders hebben de afgelopen jaren met veel energie gewerkt aan de opbouw van dit bijzondere onderwijsconcept en het is voor ouders en kinderen altijd zeer onwenselijk om van school te wisselen. Ook zouden wij het als gemeente erg betreuren gezien het belang dat wij, net als u, hechten aan een goed en divers onderwijsaanbod in onze gemeente. Met deze brief geven wij u antwoord op uw vragen. Vraag 1. De wethouder onderwijs heeft aangegeven zich actief te willen inzetten bij bemiddeling tussen schoolbesturen en De Kleine Kapitein school am (alsnog) tot een samenwerking dan wel fusie te komen. Kan het College ons inlichten welke pogingen hij precies zal gaan ondernemen? Antwoord Allereerst moeten wij duidelijk zijn dat wij als gemeente een schoolbestuur niet kunnen verplichten om een andere school over te nemen. Ieder schoolbestuur maakt haar eigen afweging of het toevoegen van De Kleine Kapitein aan haar bestand een wenselijke aanvulling zal zijn in het realiseren van haar eigen ambities. Een schoolbestuur zal daarbij bijvoorbeeld kijken naar de financiële gevolgen, de match van het onderwijsconcept, en de gevolgen voor de onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld op basis van aanwezige rapporten van de onderwijsinspectie. Wat wij wel als college kunnen doen is De Kleine Kapitein in contact brengen met schoolbesturen en de behoefte van onze inwoners om deze school in stand te houden onder de aandacht te brengen. Dit
pagina 1/5
Ons kenmerk U14.01090
laatste heeft de wethouder zeer actief gedaan vanaf het moment dat hij van De Kleine Kapitein begrepen heeft dat het hun op eigen kracht mogelijk niet zou gaan lukken. De Kleine Kapitein heeft op dat moment pas aangegeven met wie zij gesprekken voerden. De wethouder heeft direct aangegeven te willen bemiddelen en heeft de betreffende partijen uitgenodigd voor een gesprek. Een schoolbestuur moet uiteindelijk zelf bepalen of zij hierbij een rol willen en kunnen spelen. Dit laatste is ook niet altijd mogelijk gezien de financiële situatie van sommige schoolbesturen.
Vraag 2. Wat betekent de brief van BSOZus Et Zo over haar bereidwilligheid om de BSOruimte in de WP2 school te betrekken, en daarmee de kapitaallasten voor die 200m2 meter BSOvoor haar rekening te nemen, voor het voorstelomtrent uitstel van de bouw van de WP2 school? En in hoeverre was de wethouder reeds op de hoogte van deze bereidheid van BSOZus Et Zo? Antwoord De wethouder is reeds op de hoogte van de wensen van BSOZus en ZO om, in plaats van kinderopvang organisatie Kern, de 200m2 BSOin de WP2 school over te nemen. Belangrijk om te weten hierbij is dat wij als College van Burgemeester en Wethouders gekozen hebben om schoolbesturen zelf te laten bepalen met welke kinderopvangorganisatie zij het liefst samenwerken. Wij kunnen en mogen geen voorkeur uitspreken omdat er sprake is van commerciële organisaties. Dit is ook omschreven in de beleidsregels huisvesting kinderopvang, zoals vastgesteld in augustus 2012. Zie de bijlage met kenmerk T11.09857. Een goede samenwerking tussen scholen en kinderopvangorganisaties is bijvoorbeeld van belang in het gezamenlijk gebruik van ruimtes, de afstemming bij de organisatie van TSO (Tussenschoolse Opvang) maar ook bij de ontwikkeling van een kind. De Klipper en De Kleine Kapitein hebben in het verleden uitdrukkelijk gekozen voor Kern Kinderopvang. Ook nu nog spreken zij hun voorkeur uit voor kinderorganisatie Kern. Kern heeft ook de intentie uitgesproken graag een langdurige huurrelatie aan te willen gaan. De inzet vanaf de start van het bouwtraject is echter altijd geweest dat de WP2 na de bouw overgenomen zou worden door de schoolbesturen. Deze zouden vervolgens de kapitaallasten voor de BSO ruimtes van de gemeente overnemen. Ze zouden dan zelf een huurovereenkomst af kunnen sluiten met een kinderopvangorganisatie naar keuze. Zij bepalen derhalve of het Kern of een andere organisatie gaat worden. Dit is bijvoorbeeld ook reeds voor de WP3 geregeld. De Laurentius Stichting neemt de WP3 school volledig over, inclusief de BSOruimtes en organiseren zelf de afspraken met een BSO. Indien de scholen een afspraak met BSOZus en ZO willen maken, voor ruimtes die ze van ons overgeno~ hebben, is dat hun keuze. Eind 2013 is echter bekend geworden dat de schoolbesturen, uiteindelijk niet de kapitaallasten van de 200m2 BSOin de WP2 wensten over te nemen, ondanks het feit dat Kern Kinderopvang wel bereid was een langdurig huurcontract af te sluiten. De schoolbesturen hebben toen samen met Kern voorgesteld om de 200m2 uit het ontwerp te verwijderen en de kinderopvang gebruik te laten maken van de beschikbare ruimte binnen de m2 voor onderwijs. Dit zou een aanpassing van het ontwerp betekenen en dus vertraging van het bouwtraject. er dan aanpassingskasten van het ontwerp gemaakt worden.
Ook moeten
Dit was een extra reden, naast de onzekerheid over De Kleine Kapitein, voor de gemeente om een pas op de plaats te maken, zoals ook aangegeven in de brief naar de commissie van januari, en te gaan
pagina 2/5
Ons kenmerk U14.01090
onderzoeken of het verstandig is het ontwerp aan te gaan passen. Deze keuze is mede afhankelijk van de bereidheid van de schoolbesturen en de kinderopvangorganisatie om de ontwerp aanpassingskosten te betalen of dat de reeds geplande BSOruimte beter als losstaande ruimte in de markt gezet kan worden. Pas wanneer dit laatste het geval is, komen andere partijen in beeld, zoals BSOZus en Zo en andere kinderopvangorganisaties. Vraag 3. Klopt het dat De Kleine Kapitein school de afgelopen jaren te klein is gehuisvest omdat zij op de tijdelijke locatie geen beroep heeft kunnen doen op de zogenaamde vaste voet (200m2) in bruto vloer oppervlak (BVD)?Zo ja, hoe kan het college verantwoorden dat de gemeentelijke richtlijn voor huisvesting van pritnair onderwijs hier buiten werking is geplaatst? Zo nee, hoe kijkt het college naar zijn eigen rol in de ontwikkeling van De Kleine Kapitein?
Antwoord Op het moment dat De Kleine Kapitein werd gehuisvest in de tijdelijke huisvesting aan de Stationssingel gold de oude Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs (hierna: verordening). In die verordening werd niet gerekend met BVD, maar met lokalenbehoefte. De Kleine Kapitein heeft steeds het aantal lokalen tot haar beschikking gehad, waar zij volgens de verordening recht op had. Overigens constateren wij niet een achterblijvende groei van het totaal aantalleerlingen in de wijk Westpolder ten gevolge van de keuze voor tijdelijke huisvesting in afwachting van de definitieve bouw van een WP2 en WP3 school. Integendeel, de groei volgt nog steeds in grote mate de leerlingenprognoses. Soms is een wachtlijst ook een keuze van een school zelf i.v.m. tekort aan leraren of onzekerheid over de toekomst. Wel zien wij verschuivingen in belangstellingspercentages tussen scholen. Daar heeft de gemeente geen invloed op. Wij nemen dan ook afstand van de indruk die u wilt wekken dat De Kleine Kapitein het noodzakelijke aantalleerlingen op 1 oktober 2013 niet gehaald zou hebben ten gevolge van de tijdelijke huisvesting zoals aangeboden door de gemeente. Vraag 4. Hoe kijkt het College terug op haar rol in de publieke communicatie omtrent de toekomst van De Kleine Kapitein en van de nieuwbouwplannen van de WP2school, in de periode voorafgaand aan de informatieavond voor de ouders van De Kleine Kapitein op woensdag 15 januari j.l.?
Antwoord Eind november heeft de raad een motie aangenomen voor een investeringsstop, mede naar aanleiding van het advies van de provincie en de scan van BZK. De WP2 en WP3 school staan beiden in het Meerjareninvesteringsplan. Het college moest toen met spoed alle investeringen opnieuw tegen het licht houden om zo min mogelijk vertraging te krijgen in de geplande activiteiten. Hiervoor is een raadsbesluit voorbereid voor de commissie AB van januari 2014. De Wethouder onderwijs vond het wenselijk niet alleen financiële maar ook maatschappelijke argumenten uit de samenleving te betrekken bij de afweging rondom de Wp2 en de Wp3 school. Dus juist in het belang van de scholen en ouders is dit onderwerp geagendeerd voor de commissie Samenleving van begin januari 2014. Daarom heeft het college een brief voorbereid voor de commissie Samenleving. Deze brief moest voor de kerstvakantie aangeleverd worden. Om te voorkomen dat ouders deze openbare informatie zouden lezen, is een informatiebulletin voor ouders ontwikkeld. Dit bericht is voor de kerstvakantie verstuurd aan de schoolbesturen en aan Kern Kinderopvang met het verzoek eventuele feedback te geven. Vervolgens zijn de opmerkingen verwerkt en is de vrijdag voor de kerstvakantie het definitief geworden
pagina 3/5
Ons kenmerk U14.01090
informatiebulletin verspreid aan de schoolbesturen en geplaatst op www.lansingerland.nl. De afspraak met de schoolbesturen is altijd dat zij zorgen in overleg met de schooldirecteuren voor communicatie naar ouders. Iedere school heeft daar zijn eigen communicatiekanalen en momenten voor. Helaas blijkt dit niet gebeurd te zijn bij sommige schoolbesturen. Pas in de weken na de kerstvakantie, mede nadat de gemeente zelf vragen gesteld heeft of er al gecommuniceerd was aan ouders, blijken ouders geïnformeerd te zijn. Wij vinden het net als u heel vervelend dat ouders van de wethouder tijdens de commissie Samenleving voor het eerst moesten horen over de mogelijke onzekerheid over de toekomst van de school. Vraag 5. Hoe wil het cottege de diversiteit van onderwijs in de Gouden Buurten (en de Gouden Ui/buurt in het bijzonder) waarborgen, mede met het oog op de aantrekkelijkheid van deze toch al veel geplaagde wijk? Antwoord Er is sprake van een diversiteit aan onderwijs in de wijk Westpolder door het bestaan van openbaar onderwijs (de Klipper), Christelijk onderwijs (de Maxima) en katholiek onderwijs (de Gouden Griffel/het Zilveren Penseel). Natuurlijk zou het erg wenselijk zijn wanneer we het concept van De Kleine Kapitein ook in deze wijk kunnen blijven aanbieden. Vraag 6. Welke alternatieven ziet het College verder voor de ontwikkeling in termen von herstart/doorstart?
van De Kleine Kapitein, bijvoorbeeld
Antwoord Een formele herstartldoorstart via een aanvraag op het Plan van scholen is per 1 augustus 2014 niet meer mogelijk. Uit de prognoses kwam namelijk niet naar voren dat De Kleine Kapitein nu binnen vijf jaar wel de stichtingsnorm zou halen. Er zijn echter nog wel andere mogelijkheden voor De Kleine Kapitein, zoals het worden van een nevenvestiging/dislocatie van een andere school van een ander schoolbestuur. Ook kan De Kleine Kapitein nog een gesprek aangaan met de Minister om te kijken of de Minister bereid is tot een uitzonderingssituatie. Wij hopen van harte voor alle betrokkenen dat er snel duidelijkheid komt voor De Kleine Kapitein. Deze onzekerheid is erg vervelend. Zodra er duidelijkheid is, starten wij het vervolg van het afwegingsproces rondom de bouw van de WP2.
pagina 4/5
Ons kenmerk U14.01090
Wij verwachten dat wij met deze brief antwoord hebben gegeven op uw raadsvragen.
Met een vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Lansingerland
b.a. drs. ing. Ad Eijkenaar Secretaris
Coos Rijsdijk Burgemeester
Bijlage: T11.09857 - Beleidsregels huisvesting kinderopvang
pagina 5/5
GEMEENTE
Lansingerland
Decentrale regelgeving Titel regelgeving Beleidsregels voor de huisvesting van kinderopvang Citeertitel Beleidsregels huisvesting kinderopvang Besloten door: College van Burgemeester en Wethouders Registratie-nummer T11.09857 Corsa-nummer te plaatsen Regelgeving Maatschappelijke zorg en welzijn Onderwerp Aangepast beleid Betreft 1 augustus 2012 Geldig van Onbepaalde tijd Geldig tot N.v.t. Wettelijke grondslag Datum terugwerkende kracht n.v.t. Datum ondertekening regeling Bekendmaking geplaatst n.v.t. Datum bekendmaking N.v.t. Gedelegeerde regelgeving Geen Opmerkingen
Pagina 1/9
Inhoudsopgave Aanleiding
3
1 Relevante wet- en regelgeving 4 1.1 Wet kinderopvang 4 1.2 Motie Aartsen/Bos 4 1.3 Ruimtelijke ordening 4 1.4 Rol gemeente op basis van wet- en regelgeving 4 2 Beleidsregels kinderopvang (dagopvang en BSO)in schoolgebouwen 5 2.1 Inleiding............................................................................................................................................................ 5 2.2 Verhuur van ruimtes in een onderwijsgebouw 5 2.2.1 Tijdelijke leegstand van een onderwijslokaal........................................................................5 2.2.2 Structurele leegstand van een onderwijslokaal.. 5 2.2.3 Verhuur van overige ruimtes in een schoolgebouw 5 2.3 Gemeente is juridisch eigenaar van het schoolgebouw........................................................................... 5 2.3.1 Afsluiten huurovereenkomst...................................................................................................... 6 2.3.2 Huurprijs 6 2.3.3 Selectie van aanbieder van kinderopvang..............................................................................6 2.4 Schoolbestuur of derde partij is juridisch eigenaar van het gebouw...................................................6 2.4.1 Afsluiten huurovereenkomst 5 2.4.2 Huurprijs 6 2.4.3 Toestemming gemeente 6 2.4.4 Selectie van aanbieder van kinderopvang 6 2.5 Realisatie van een aparte kinderopvanglocatie bij een schoolgebouw 7 2.5.1 Toestemming gemeente 7 2.5.2 Overig 7 2.6 Realisatie van nieuwe schoolgebouwen 7 2.6.1 Verzoek tot realisatie van kinderopvang in het schoolgebouw.......................................... 7 2.6.2 Selectie van aanbieder van kinderopvang 7 3 Overige beleidsregels huisvesting kinderopvang 8 3.1 Kostendekkende huurprijs gemeentelijke gebouwen, anders dan onderwijsgebouwen 8 3.2 Zoekopdracht geschikte locaties 8 3.3 Procedures omtrent vergunningen en kwaliteitseisen kinderopvang 8 3.4 Medewerking verlenen aan realisatie van nieuwe locaties 8 Bijlage 1: Schematisch overzicht verhuur onderwijsruimte
9
Pagina 2/9
Aanleiding Kinderopvang heeft een belangrijke functie in de maatschappij. Voor veelouders is kinderopvang een voorwaarde om te kunnen participeren op de arbeidsmarkt. Kinderopvang omvat kinderdagopvang voor kinderen van 0·4 jaar en buitenschoolse opvang (BSO)voor kinderen van 4·12 jaar. De BSOis weer onder te verdelen in voorschoolse en naschoolse opvang. Tot 2005 was de gemeente verantwoordelijk voor de huisvesting van kinderopvang. Het rijk stelde subsidie beschikbaar aan de gemeenten voor de realisatie van de kindplaatsen. Met de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 is kinderopvang een vraaggefinancierde markt geworden. Dit was voor de gemeente aanleiding om geen actief kinderopvangbeleid meer te voeren en zich niet te mengen in de marktwerking. De kinderopvang is na de invoering van de wet sterk gegroeid. Dit komt vooral door de stimuleringsmaatregelen van het Rijk. Zo is kinderopvang financieel toegankelijker geworden door de invoering van de financiële tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang die ouders kunnen aanvragen bij de belastingdienst. De extra kinderopvangplaatsen worden veelal gerealiseerd in nieuwe gebouwen of door bestaande locaties aan te passen. Een van de knelpunten voor uitbreiding is echter het vinden van geschikte locaties. De wettelijke verplichtingen en gemeentelijke bepalingen kunnen een drempel vormen voor ondernemers. Kinderopvangorganisaties zoeken daarom naar creatieve oplossingen zoals gezamenlijk gebruik van schoolgebouwen, sportaccommodaties en het verbouwen van kantoorgebouwen. De organisaties van kinderopvang hebben steeds meer de behoefte aan een duidelijke omschrijving van de regierol van de gemeente bij de realisatie van kinderopvang. Zo lang de gemeente handelt vanuit het algemeen belang, het gemeentelijk beleid volledig transparant is en ondernemers niet individueel bevoordeeld worden, kan de gemeente een rol hebben in het marktsysteem voor kinderopvang. Zowel vanuit de gemeente als vanuit schoolbesturen en kinderopvangorganisaties is er vooral behoefte aan meer duidelijkheid omtrent de kaders en de beleidslijn ten aanzien van verhuur van ruimte in schoolgebouwen. Ook gezien de recente ontwikkelingen, waar verhuur van ruimte in schoolgebouwen steeds omvangrijker wordt, is het van belang de zaken goed te regelen. Om meer duidelijkheid te geven over het gemeentelijk beleid voor huisvesting van zowel de dagopvang als de buitenschoolse opvang zijn deze beleidsregels opgesteld.
Pagina 3/9
1 ReLevante wet- en regeLgeving 1.1 Wet kinderopvang Na de invoering van de Wet kinderopvang heeft de gemeente zich met name gericht op het uitvoeren van de wettelijke taken zoals het actueel houden van het register kinderopvang, het uitvoeren van toezicht en handhaving en uitvoering van het doelgroepenbeleid. In de Wet kinderopvang zijn, behalve de gemeentelijke taken, ook kwaliteitseisen ten aanzien van de kinderopvang vastgelegd. In mei 2012 worden de landelijke kwaliteitseisen voor kinderopvang vastgesteld in een Algemene maatregel van bestuur.
1.2 Motie Van Aartsen/Bos Als gevolg van de motie Van Aartsen/Bos zijn schoolbesturen sinds 1 augustus 2007 verplicht een arrangement (doorgaande ontwikkelingslijn) voor BSOaan ouders aan te bieden als zij daarom vragen. Hierdoor is een extra impuls ontstaan voor het creëren van voorzieningen voor BSOin en rondom scholen. In de doorgaande ontwikkelingslijn werken de professionals samen om de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten en onderwijsachterstanden te voorkomen.
1.3 Ruimtelijke ordening Een organisatie voor kinderopvang krijgt bij de realisatie van nieuwe kindplaatsen te maken met de landelijke en gemeentelijke regelgeving ten aanzien van ruimtelijke ordening. De gemeente heeft een taak met betrekking tot: • Het verstrekken van een omgevingsvergunning; • Het toetsen van locaties aan bestemmingsplannen; • Het wijzigen van bestemmingsplannen; • Het ontwikkelen/ontwerpen van nieuwe wijken.
1.4 Rol gemeente op basis van wet- en regelgeving De gemeente vindt het belangrijk dat er voldoende en kwalitatief goede kinderopvang voor haar inwoners aanwezig is. De gemeente heeft hierbij een regierol (hieronder wordt verstaan een voorwaardenscheppende en sturende rol) bij het realiseren van kinderopvanglocaties. De gemeente kan door het handhaven of wijzigen van bestemmingen de voorwaarden creëren voor het realiseren van kinderopvang. Ook vanuit de rol als eigenaar van gemeentelijke accommodaties kan de gemeente voorzieningen creëren voor kinderopvang.
Pagina 4/9
2 Beleidsregels kinderopvang(dagopvang en BSO) in schoolgebouwen 2.1 Inleiding Omdat scholen een arrangement voor BSOmoeten aanbieden is het wenselijk om buitenschoolse opvang zoveel mogelijk in of rondom een schoolgebouw te realiseren. Dit bevordert onder andere de inhoudelijke afstemming tussen kinderopvang en onderwijs. Ten aanzien van het realiseren van kinderopvang (zowel BSOals dagopvang) in schoolgebouwen worden de onderstaande beleidsregels gehanteerd.
2.2 Verhuur van ruimtes in een onderwijsgebouw Leegstaande lokalen in onderwijsgebouwen kunnen, indien gewenst, verhuurd worden aan kinderopvangorganisaties. Hoe de verhuur plaatsvindt, is afhankelijk van diverse factoren zoals: • Het soort ruimte (lokaal of overige ruimte); • Tijdelijke of permanente leegstand van het lokaal; • Het juridisch eigendom van het gebouw. In bijlage 1 is schematisch weergegeven hoe de verhuur van of bij een schoolgebouw plaatsvindt.
2.2.1 Tijdelijke leegstand van een onderwijslokaal • Voor verhuur van lokalen die tijdelijk niet voor onderwijsdoeleinden gebruikt worden, gelden de regels van de Wet op het Primair Onderwijs en de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs. • De gemeente kan ten alle tijden besluiten om de onderwijsruimtes te vorderen indien deze voor •
onderwijs nodig zijn. De lokalen blijven de bestemming onderwijshuisvesting houden.
2.2.2 Structurele leegstand van een onderwijslokaal • De gemeente beoordeelt per situatie of het wenselijk is om een lokaal, dat structureel niet meer voor onderwijs nodig is, te onttrekken aan de onderwijsbestemming. • De gemeente houdt bij de bovenstaande afweging onder andere rekening met de doorverwijsmogelijkheid van omliggende scholen. • Nadat een lokaal aan de onderwijsbestemming is onttrokken, wordt de gemeente eigenaar van dit deel van het gebouw.
2.2.3 Verhuur van overige ruimtes in een schoolgebouw • De verhuur van andere ruimtes dan schoollokalen vindt veelal plaats op basis van medegebruik met de •
school. Het proces rondom de verhuur vindt verder op dezelfde wijze plaats als de verhuur van onderwijslokalen.
2.3 Gemeente is juridisch eigenaar van het schoolgebouw
2.3.1 Afsluiten huurovereenkomst • Indien het juridisch eigendom van de school niet is overgedragen aan het schoolbestuur kan de gemeente besluiten ruimtes te verhuren aan kinderopvang. • De gemeente sluit de huurovereenkomst voor een tijdelijk leegstaand lokaal af voor maximaal1 jaar. • Voor lokalen die structureelleeg staan kan een huurovereenkomst voor langere tijd afgesloten worden.
Pagina 5/9
2.3.2 Huurprijs •
De gemeente verhuurt onderwijslokalen, jaar.
• • • •
De huurprijs per m2 wordt vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. De kosten voor gas, water en electra worden apart bij de huurder in rekening gebracht. De gemeente verhuurt ruimtes, die structureelleeg staan, tegen een kostendekkende huurprijs. Het kostendekkend huurtarief bestaat uit de kapitaallasten die de gemeente draagt (rente, afschrijving, onderhouds- en reparatiekosten, verzekeringskosten, zakelijke lasten en belastingen en beheerkosten).
•
Als een ruimte door meerdere gebruikers wordt gebruikt dan geldt een gereduceerd huurtarief op basis van een procentuele verdeling van de periode van het gebruik van de ruimte. De exacte verdeling zal per huursituatie in beeld worden gebracht. De huur wordt jaarlijks geïndexeerd met het door het CBSberekend consumentenprijsindexcijfer, reeks alle huishoudens.
•
die tijdelijk
leeg staan, tegen een vaste huurprijs per m2 per
2.3.3 Selectie van aanbieder van kinderopvang • Het schoolbestuur van de school, die gehuisvest is in het schoolgebouw, selecteert de aanbieder van kinderopvang. • Indien er meerdere scholen gehuisvest zijn in het gebouw selecteren de betreffende schoolbesturen gezamenlijk de aanbieder. •
Het selecteren van een aanbieder voor kinderopvang is niet aanbestedingsplichtig, maar het schoolbestuur moet wel rekening houden met het transparantiebeginsel en gelijkheidsbeginsel zodra zij een selectieprocedure gaat voeren.
2.4 Schoolbestuur of derde partij is juridisch eigenaar van het schoolgebouw
2.4.1 Afsluiten huurovereenkomst • De juridisch eigenaar sluit een huurovereenkomst met de kinderopvang af. • De juridisch eigenaar bepaalt de looptijd van de huurovereenkomst.
2.4.2 Huurprijs • De juridisch eigenaar bepaalt zelf de huurprijs. • Het schoolbestuur draagt een deel van de huurinkomsten af aan de gemeente voor het onderhoud van de buitenkant van het schoolgebouw waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. • Per situatie wordt afgesproken hoeveel huur wordt afgestaan voor het onderhoud.
2.4.3 Toestemming gemeente • Indien het schoolbestuur juridisch eigenaar is, moeten zij voor alle ruimtes vooraf toestemming aan de gemeente vragen als zij deze willen verhuren aan een kinderopvangorganisatie. • Indien de juridisch eigenaar een andere partij is dan een schoolbestuur, vraagt deze alleen toestemming aan de gemeente als het gaat om het verhuren van leegstaande onderwijslokalen.
2.4.4 Selectie van aanbieder van kinderopvang • De juridisch eigenaar selecteert zelf de aanbieder van kinderopvang. • De juridisch eigenaar is vrij om zelf te bepalen hoe de selectie plaatsvindt. • Er is geen aanbestedingsplicht, maar zodra het schoolbestuur iets van een selectieprocedure gaat voeren moet zij rekening houden met het zogenoemde transparantiebeginsel en gelijkheidsbeginsel.
Pagina 6/9
2.5 Realisatie van een aparte kinderopvanglocatie
bij een schoolgebouw
2.5.1 Toestemming gemeente • De investeerder vraagt vooraf toestemming aan de gemeente voor het realtseren van een aparte kinderopvanglocatie bij een schoolgebouw. • De gemeente beoordeelt of de realisatie past binnen het bestemmingsplan. • Indien het gaat om realisatie op het schoolplein moet aangetoond worden dat het schoolplein blijft voldoen aan de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs. • De investeerder vraagt een vergunning aan voor de realisatie van het gebouw.
2.5.2 Overig • De kinderopvangorganisatie zorgt zelf voor de investering in het eigen gebouw. • De investeerder/eigenaar van het nieuwe gebouw huurt of koopt de grond van de eigenaar. • De eigenaar van het nieuwe gebouw sluit, indien van toepassing, een huur- of koopovereenkomst af met de kinderopvangorganisatie.
2.6 Realisatie van nieuwe schoolgebouwen
2.6.1 Verzoek tot realisatie van kinderopvang in het schoolgebouw • De verplichting om te zorgen voor de aansluiting tussen BSOen het onderwijs blijft bij de scholen liggen. • Het realiseren van kinderopvang is geen verantwoordelijkheid van de gemeente en investeert behoudens het hierna bepaalde - hierin in beginsel niet. • Op verzoek van het schoolbestuur kan de gemeente, indien de bestemmingsplannen en masterplannen voor nieuwbouwwijken het toelaten, ruimte voor kinderopvang realiseren in de nieuwbouwplannen voor een schoolgebouw. • Bij het vestigen van kinderopvang in schoolgebouwen zal een aanvraag, die door het schoolbestuur bij de gemeente wordt ingediend, goed onderbouwd moeten worden. • In de aanvraag moet ook de gewenste omvang van het aantal kindplaatsen worden opgenomen. • De gemeente neemt per schoolgebouween besluit of de realisatie van kinderopvang bij de school mogelijk wordt gemaakt. • De gemeente neemt per schoolgebouween besluit of zij zelf investeert in de realisatie van de extra m2 voor kinderopvang of dat een externe investeerder wordt gezocht.
2.6.2 • •
Afsluiten huurovereenkomst / huurprijs Als de gemeente juridisch eigenaar is van het schoolgebouw dan vindt de verhuur plaats zoals vermeld in paragraaf 2.3.1 en 2.3.2. Als het schoolbestuur of een derde partij juridisch ergenaar is van het schoolgebouw dan vindt de verhuur plaats zoals vermeld in paragraaf 2.4.2 en 2.4.2.
2.6.2 Selectie van aanbieder van kinderopvang • De selectie van de aanbieder wordt overgelaten aan het schoolbestuur dat zich vestigt in het gebouw. • Indien er sprake is van een verzamelgebouw van meerdere scholen, selecteren de verschillende schoolbesturen gezamenlijk een aanbieder. • In geval dat een derde partij eigenaar is/wordt van het gebouw selecteert de eigenaar samen met de scholen de aanbieder.
Pagina 7/9
3 Overige beleidsregels
huisvesting
kinderopvang
3.1 Kostendekkende huurprijs gemeentelijke gebouwen, anders dan onderwijsgebouwen • •
In geval de gemeente een locatie (anders dan een schoolgebouw) verhuurt voor het aanbieden van kinderopvang rekent zij hiervoor een kostendekkende huurprijs. Het kostendekkend huurtarief bestaat uit de kapitaallasten die de gemeente draagt (rente, afschrijving, onderhonds- en reparatiekosten, verzekeringskosten, zakelijke lasten en belastingen en beheerkosten).
3.2 Zoekopdracht geschikte locaties • • •
De verantwoordelijkheid voor het zoeken van een geschikte locatie voor kinderopvang ligt bij de betreffende organisatie. De gemeente voert geen zoekopdrachten uit naar bestaande niet-gemeentelijke gebouwen die mogelijk geschikt zijn voor het aanbieden van kinderopvang. Voor vragen over de mogelijkheden in de gemeentelijke gebouwen kunnen de kinderopvangorganisaties altijd terecht bij de gemeente.
3.3 Procedures omtrent vergunningen en kwaliteitseisen kinderopvang •
• • •
De kinderopvangorganisaties zijn zelf verantwoordelijk voor opname in het register kinderopvang, voor de uitoefening van zijn activiteiten vereiste vergunningen en/of ontheffingen en het voldoen aan alle wettelijke verplichtingen. De kinderopvangorganisatie moet zelf beoordelen of een toekomstige locatie voldoet of na een verbouwing zal voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgesteld in de wet en regelgeving. De GGDtoetst, nadat alle vergunningsprocedures en verbouwingen zijn afgerond, of de locatie daadwerkelijk voldoet aan de kwaliteitseisen voor kinderopvang. Voor vragen over vergunningen, bestemmingsplannen en de opname in het register kunnen zij altijd terecht bij de gemeente.
3.4 Medewerking verlenen aan realisatie van nieuwe locaties •
Zodra een plan / locatie voor realisatie van kinderopvang kansrijk is, zet de gemeente zich in om de voorwaarden te creëren binnen het bestemmingsplan.
Pagina 8/9
BijLage 1: Schematisch overzicht
verhuur onderwijsruimte
Kinderopvang in een schoolgebouw Gemeente juridisch eigenaar van schoolgebouw
Schoolbestuur / derde partij juridisch eigenaar van schoolgebouw
Realisatie aparte kinderopvanglocatie schoolgebouw
Huurovereenkomst
'Opgesteld en afgesloten door gemeente. ·Looptijd maximaal 1 jaar voor tijdelijk leegstaande lokalen. 'Langere looptijd voor structureel leegstaande lokalen.
'Opgesteld en afgesloten door eigenaar. ·Looptijd keuze van eigenaar.
'Verhuur of verkoop van grond door eigenaar. 'Indien van toepassing kan de eigenaar van het gebouw de ruimte verhuren aan de aanbieder van kinderopvang. 'Looptijd keuze van eigenaar gebouw.
Huurprijs
'Vaste huurprijs per m2 voor tijdelijk leegstaand lokaal. 'Kostendekkende huurprijs voor structureel leegstaand lokaal. 'Gereduceerde huurprijs voor gezamenlijk gebruik ruimtes.
'Eigenaar bepaalt huurprijs. 'Deel van de huur wordt afgestaan aan gemeente voor groot onderhoud.
'Eigenaar grond bepaalt huurprijs/verkoopprijs. 'Eigenaar van gebouw bepaalt huurprijs voor kinderopvanglocatie .
Toestemming gemeente
N.v.t.
'Voor verhuur schoollokalen moet vooraf toestemming gevraagd worden.
N.v.t.
Selectie aanbieder kinderopvang
'Door het schoolbestuur van de school die in het gebouw gehuisvest is.
• Door het schoolbestuur van de school die in het gebouw gehuisvest is.
• Door het schoolbestuur van de school die in het gebouw gehuisvest is of door juridisch eigenaar van gebouwals het niet vanuit schoolbestuur is geïnitieerd.
bij
Pagina 9/9