Twintigste Jaargang.
31 Augustus 1917.
No. 16.
ei
IHDISCn lOUWKUHDIQ »TUDSCHR1FTW •••
OR6AAM : DER _ 1VEREEMIGIM6 s
VAH
I BOUWKUNDIGEN ËIMEDEPIAHDSCHOMDIË Uitgeefster ï)c Vcrccniqing van Bouw kundigen in Ncd Indic
Redacteur J HOEK PPCzn Opzichter B O W te S E M A R A N G
flaiBaaaaBBaaaaaBaBBiiHBBaBaaaBBBBBBBaB
G c d i u k t bij S t o o m d r u k k c n j M A S M A N & STROIVK — Scmarang — —
iBgBaBaaBiieiiBiaBBBiaHBaBiiiiBBiiB«*Ba"Bi'"°"B>BBaQaBBB
Lidmaatschap der Veieeniging van Bouwkundigen . . . . Losse nummers met platen f 1 — per stuk Losse nummers zonder platen
i
24— s jaars O 50 per stuk
Advertentiën-tarief: Per - I pagina .
'2
' ''^
Per
' 4 pagina
,
15: s Kleine advertentien en korte mededeelmqen f 1 — pei 10 wooiden of gedeelten daaivan Bi| 3 6 12 en 24 achtereenvolgende plaatsingen resp 80 70 60 en 50 % ^a^ bovenstaand taiief
f 10 •50
Zich te wenden tot de N . V . N E D . I N D . P U B L I C I T E I T S - B U R E A U , Soerabaja. 20»"" laargang, No
16 INHOUDSOPGAVE
31 Augt 1917
(Bevat 6 platen) A
Veieenigmgi
belangen
Bijdragen wed Hubeek — Buitengewone Alg Vergadering — Oprichting afdeelingen — Nog eens de reisdeclaraties — Daggelden vooi gezinsleden — Rectificatie — Comité Veiecnigingsgebouw — De actie der Indische Bouwkundigen — Reorganisatie van den Waterstaatsdienst — Opleiding van op nemers Krantenuitknipsels 8
Technisch
gedeelte
Een praatje over Mechanica en Hydraulica (vervolg) — W a terverdeeling — Moderne begrippen omtrent Electriciteit en Magnetisme — Een spoorweg van beton — Kleine Mede deelingen C Niet technisch
gedeelte
Vragcnbus — Inhoud van Technische en Vaktijdschriften — Mutaties —Advertenties
C O R R E S P O N D E N T I E . Alle stukken betreffende de Redactie en alle biidragen voor het Indisch Bouwkundig Tijdschrift waaronder die op de Vragenbus betrekking hebbende, te zenden aan den heer J H O E K PPCzn te S E M A R A N G , Karang-Tempel 1, Redacteur van het Orgaan der Vereeniging Contributie, abonnementsgelden en donatien te zenden aan de Soerabaiasche Incasso-, Spaar- en
Hulpbank te Soerabaia correspondentie daarover te richten aan den Secietans-Penningmeester der Vereeniging. den heer B. J. SCHUIL, Opzichter B O W te Semarang (Sompok) Men meldt zich als lid dei Vereeniging van Bouv. kundigen aan en abonneert zich op het I B T bi) den Secretaris der Vereeniging, den heet B. J SCHUIL, Opz B O W tzSematang (Sompokj, aan wien ook adres-opgave moet worden toegezonden en aan wien tevens alle correspondentie omttent adresveranderingen en reclames omtrent het eventueel niet op tijd ontvangen van het tijdschrift, gericht behooren te worden De Redactie houdt zich beleefd aanbevolen voor de toezending van bijdragen Het daarvoor te verkenen honorarium is bekendgesteld in het Decenihet-nummer van 1907 en nader aangevuld in het nummer van December i90S hetwelk ten gerieve van de leden, die na 1%8 zijn toegetreden, in het September no. 1912 in zijn geheel is opgenomen. Men wordt beleefd verzocht de copie slechts aan eene zijde van het papier te beschrijven en de teekeningen te vervaardigen uitsluitend met zwarte hjnen op wit ongehjnd papier, calqueerpapier of hnnen, dus zonder kiemen Zoo eenigszins mogelijk, volge men voor de teekeningen de afmetingen van het tijdschrift of veelvouden daarvan, bijv 32 X 20 cM , 32 X 30 cM 32 X 60 cM 64 X 40 cM , of 64 X 60 cM
270
INDISCH B O U W K U N D I G T I I D S C H R I F l ' .
I N G E K O M E N BIJDRAGEN V O O R D E W E D . HUBEEK.
G. J. H J. C. W J. V. S A. J. L J. F. P. W. . F. A. W Afd. Minahassa . . H. A. F. H. . . . J. D W. M G. de I J. M . W J. I. K L. G. C G. L. de G. . J. M. L J. F. Ch. V. G F. W P. V. d H C A. D. . A. A R. S. N H. J. B . . J. P. K. . Reeds verantwoord Totaal De
.
. . .
. . . . . . . . . . . .
f ., „ „ „ „ .. .. „ ., .. „ ,. . .. .. . .. . ., . .. . .. . ,. . ,. .. . ,. ... . .. . f
25.10.10.5— 5.25— 75.10.— 30.10.10— 10.10.10.10.5.— 25.10.5.5.— 10.10.5.25462.50 817.50
Secretaris-penningmeester B. }. SCHUIL.
B U I T E N G E W O N E ALGEMEENE VERGADERING. Het „Program van Actie" is thans aan de leden aangeboden, de buitengewone Aigemeene Vergadering ter bespreking daarvan, zal gehouden worden op den 13en October a. s. in het logegebouw te Solo des morgens half negen. De dag d. o. v. zullen bezichtigd worden, het Post- en Telegraaf-kantoor ter plaatse, en de nieuwe brug over de Solo-rivier. Nadere bizonderheden over deze excursies zullen nog worden medegedeeld. Aan verschillende Spoorweg-directies is het verzoek gedaan om reductie voor het reizen over hare lijnen naar Solo. De N . I. S. stond bereids kostelooze terugreis toe. Zoodra eveneens van de overige directies een antwoord is ontvangen, zal aan de leden den gebruikelijken aanvraag worden toegezonden, waarop in te vullen is, of zij gebruik zullen maken van de reductie en over welke trajecten ; daarbij zal tevens de agenda voor de vergadering worden ingesloten. Met het oog op het tijdig verkrijgen van goed logies, is den Heer C. F. GOUT te Solo aangezocht om, wanneer de leden zich tot hem wenden ter bespreking van een hotel daarvoor te willen zorg dragen; ook hierover zullen gedrukte kaarten worden toegezonden. De 2e. Secretaris. J. H.
OPRICHTING
ANTONISSE.
AFDEELINGEN.
Door het bestuur der Ver. van B. werd van den Heer J. F. P A T I W A E L W E S T E R L O O de mededeeling ontvangen van het oprichten eener afdee-
31 AUG. 1917.
ling der Ver. van B. te Banjoewangi genoemd Argapoera, terwijl van den Heer R. SCHLECHTER de oprichting der afdeeling Minahassa te Tondano werd vernomen. Met genoegen maakt het bestuur de oprichting dezer beide afdeelingen bekend en spreekt daarbij de hoop uit dat van deze publicatie een opwekking zal uitgaan tot oprichting van meerdere afdeelingen. Namens De
het bestuur: Secretaris
B. J. SCHUIL.
N O G E E N S D E REISDECLARATIES. In het vorige nummer werd bericht dat de daggelden voor de ambtenaren ressorteerende in de 3e en 4e klasse verhoogd waren. Dit is slechts ten deele waar. Het verhoogde daggeld wordt slechts in die gevallen betaald, dat in een aantal van de als duur bekend staande plaatsen overnacht wordt. Door omstandigheden kan thans niet opgegeven worden welke die plaatsen zijn, echter hoopen wij dit in het volgende nummer te kunnen doen. Tot welke onbillijkheden het streng doorvoeren van sommige bepalingen van het reisreglement kan voeren bewijze het volgende niet gefingeerde geval. Een opzichter heeft twee werken gelegen op + 5 paal van een pasangrahan welke gelegen is op 20 paal van zijn standplaats. De pasangrahan kan slechts met klein transport (karretje) bereikt worden. Den eersten dag wordt gereisd naar de pasangrahan en aldaar verbleven. Den volgende dag wordt het eerste werk bezocht. Daar van hier geen weg voert naar het tweede werk anders dan langs de pasangrahan en in verband met den tijd die op het werk verbleven moet worden niet het tweede werk op denzelfden dag bezocht kan worden moet wederom in den pasangrahan overnacht worden. Den volgenden dag wordt het tweede werk bezocht en daar daarna de standplaats niet weer bereikt kan worden moet wederom overnacht worden. Daar de beide werken gelegen zijn op minder dan 6 paal van de plaats waar in genot van daggeld overnacht wordt, wordt voor het bezoeken van de beide werken geen cent vergoed. Daar van paarden gebruik moet worden gemaakt en het tarief daar ter plaatse f 0.25 per paal is mag die opzichter telkens als bij deze werken bezoekt met inbegrip van de fooi voor den paardenjongen f 6 uit eigen zak betalen. D A G G E L D E N V O O R G E Z I N S L E D E N BIJ REIZEN T E L A N D . De tegemoetkoming aan landsdienaren bij reizen bij eerste plaatsing en bij verplaatsing ten behoeve van de leden van het gezin zijn in gunstigen zin gewijzigd. Thans is bepaald dat bij zoodanige reizen, voor zoover die over land plaats hebben, t)ehalve transportmiddelen, wordt te goed gedaan voor de vrouw zoomede voor elk kind van 15 jaren en ouder de helft en voor elk kind van 2 tot 15 jaren één vierde van het den reiziger toekomend daggeld. Deze regeling geldt eveneens voor de vermelde reizen van landsdienaren behoorende tot de inlandsche en met deze gelijkgestelde bevolking, te wier aanzien het Europeesch burgerlijk reisreglement en de militaire reisreglementen niet toepasselijk zijn. Uit Locomotief.
31 A U G . 1917.
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
RECTIFICATIE. Op blz. 20 van het ontwerp Program van Actie, dat medio Augustus rondgezonden is, is een fout ingeslopen. Onder het bestuur is vergeten de heer W . H. Th. M A R C U S als lid, terwijl de naam van den heer B. J, SCHUIL die op 't oogenblik wel Secretarispenningmeester echter geen bestuurslid is, niet onder het hoofdbestuur had moeten compareeren. COMITÉ
VEREENIGINGSGEBOUW.
Hieronder volgt een kort verslag van de resultaten der besprekingen, op Vrijdag den 9en Augustus j. 1. door het comité voor het vereenigingsgebouw, te Wonosobo gehouden. De H. H. BÉRAUD, MARCUS en D E H A A N zijn aangewezen resp : als voorzitter, secretaris en lid van het comité. Het schrijven van den Resident van Djocja over het terrein, het antwoord daarop van het Bestuur der Vereeniging van Bouwkundigen en een nader besluit van Z.H.Ed. Gestr. worden in het I. B. T. gepubliceerd. De leden van het comité kunnen zich met den inhoud van het door het Bestuur gegeven antwoord wel vereenigen, eveneens met vorm en strekking van een door dat Hoofdbestuur aan den Directeur van Onderwijs in te dienen rekest voor het houden van eene geldioterij. Verder is besloten om zoo spoedig mogelijk een volledige platte grond b. v. op een schaal van 1 a 250 van het vereenigingsgebouw als een losse plaat in ons Tijdschrift op te nemen en tevens in hetzelfde nummer de voorwaarden bekend te maken van de uit te schrijven prijsvraag voor het leveren van een ontwerp met begrooting van kosten. Indien de geldloterij toegestaan wordt, zullen er waarschijnlijk voor de beste ontwerpen worden uitgeloofd a. een eerste prijs van 1 2 0 0 0 . ^ en b. een premie van f 1000.— Anders zal voorgesteld worden de bedragen te verminderen tot resp: f 1000.— en f 500.— en dan uit de Vereenigingskas te doen uitkeeren. De Heer D E H A A N heeft op zich genomen het noodige te verrichten voor de opmaking van de prijsvraag, waarvoor de vroeger in ons Tijdschrift verschenen prijsvraag voor een Technicum, tot leiddraad zal strekken. De Heer M A R C U S zal zich namens het comité in verbinding stellen met verschillende Firma's en Maatschappijen, om voorloopige besprekingen te voeren over eventueele inhuur van localiteiten voor expositie of (en) voor het ten verkoop uitstallen van hunne handelsartikelen. Van den uitslag der bemoeiingen van het Hoofdbestuur en van het comité zal t. z. t. t.itvoerig in dit Tijdschrift mededeeling worden gedaan. Namens het comité De Secretaris, W . MARCUS. D E ACTIE D E R I N D I S C H E KUNDIGEN.
BOUW-
De correspondent van het Bat. Nieuwsblad te Djokja schrijft ons: Toen de heer Homan van der Heide, destijds directeur der B. O. W . , in 1912 voor den dag kwam met een reorganisatie van het ondergeschikte personeel, rezen zeer kort daarna talrijke klachten over de nieuwe regeling. Behalve de overige bezwaren was tegen die reorganisatie nog aan te voeren, dat zij een element van onderlingen naijver en wederzijdsch wantrouwen onder het
271
personeel van genoemden dienst heeft gebracht door de bevoorrechting van het uit Holland gezonden personeel boven hetgeen in Indië werd aangeworven Natuurlijk hebben die klachten, welke wij voor het eerst voor een jaar of vier op de vergaderingen der Indische bouwkundige vereeniging hebben gehoord, geen resultaat gehad. Het zou ook al te gek zijn, indien een departementschef zich van het door hem gekozen pad liet afbrengen door adviezen van ondergeschikten '). Intusschen is achteraf toch gebleken, dat die z. g. reorganisatie zeer ondeugdelijk werk was, vooral wat bereft de overgangsbepalingen, welke voor de in Indië aangeworven krachten een steen des aanstoots waren. Bij de behandeling der bebegrooting van 1917 werd terzake bij het betrokken artikel opgemerkt; ,,Om allen geheel op denzelfden voet te behan.delen vordert de billijkheid, dat alle opzichters, onverschillig of zij al dan niet uit Nederland zijn uitgezonden, die ten genoege van de Regeering aantoonen, dat zij vóór hunne indiensttreding als opzichter bij den Waterstaat in Indië en na hun 18e jaar, vijf jaren of langer in de practijk werkzaam zijn geweest, geacht worden bij hunne indiensttreding al dadelijk in het genot te zijn geweest van een bezoldiging van f 200 's maands." Hoewel hiermee één der vele grieven zou worden weggenomen, is aldus tochgeene regeling verkregen, welke geacht kan worden de dienstvoorwaarden van het personeel op geheel gezonde basis te hebben gebracht. De ,,Vereeniging van Bouwkundigen in Ned. Indië" heeft indertijd de zaak geëntameerd en eene commissie benoemd, welke een program van actie zou ontwerpen voor de verkrijging eener betere regeling voor de opleiding, examens, organisatie, maatschappelijke en materieële positie en voor de bevordering. Den 8en Mei 1915 begon die commissie haar arbeid en den 2Ien Juli 1917 werd de laatste zitting gehouden. Het hoofdbestuur der vereeniging (president de heer BÊRAUD, secretaris de heer O T T E N ^) heek er blijkbaar geen gras over laten groeien en kon reeds thans een ,,ontwerp program van actie" in zee zenden. De leden op Java hebben tot medio September den tijd op dit ontwerp amendementen voor te stellen, waarna den 13en October a. s. te Solo eene buitengewone algemeene vergadering zal worden gehouden, waarin het program zal worden behandeld. Is het ontwerp definitief aangenomen, dan zal het met een rekest den landvoogd worden aangeboden. Er staan in het ontwerp rekest enkele zinnen, welke ook den chefs van andere departementen en diensten ter overweging kunnen worden aangeboden. Z o o lezen wij in het bedoeld ontwerp: „Dat ter verzekering van een beteren gang van zaken bij dien dienst, zijnde voor een belangrijk deel van genoemde ambtenaren afhankelijk, herhaalde personeelsuitbreiding niet het eenigst afdoend middel is; dat ontegenzeggelijk veel meer wordt bereikt met het aankweeken en voor 's lands dienst behouden van goede krachten onder die ambtenaren, nadat deze door rationeele opleiding op hunne taak zijn voorbereid". ') Hier vergist de correspondent zich. Juist tengevolge van de actie van de Vereeniging van Bouwkundigen is de toepassing der overgangsbepalingen herzien. ^) De heer O T T E N heeft het P. v. A. onderteekend als secretaris van het comité voor dat program met als secretaris van de V. v. B. want dat is de heer SCHUIL.
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT.
272
afgewezen, om reden het publiek een ervaren werkman beter acht dan een gediplomeerde ambachtsjongen. Wel is waar vinden de jongelui met diploma voor smeden gauwer werk, o. a. bij automobielateliers, ijzerfabrieken. industrieën en wagenmakerijen. Om te beginnen kunnen ze krijgen f 0.75. f 1.-soms f 1.25 per dag, naar hun kundigheiden vlijt kunnen ze brengen tot f2.50 per dag, d. i. zon-en feestdagen medegerekend f 75.-per maand, meer niet. terwijl opnemers en teekenaars met den titel van mantries nog kans hebben op een maximum tractement van f 90. — plus terreingeld. Dikwijls wordt er geadverteerd in di maleische bladen,: „gevraagd een opnemer bekend met trgnchemontagne-boussole en waterpasinstrument, tractement te oordee'en naar kennis". Hierop komen van verschillende kanten sollicitaties; de keuze valt echter meestal op de mooie certificaten. De gelukkige wordt opgeroepen, op de proef gesteld en gevraagd naar zijn dienst-staten, dan volgt het systeem van vraag en aanbod, dat dikwijls afloopt met .,ik zal je voor zooveel aannemen onder voorwaarde dat." Om verschillende redenen noem ik deze manier van werken stootend, waarom ik het noodzakelijk acht de mantries teekenaar-opnemer eerst een examen te laten afleggen, na het behaald diploma door den Directeur der B. O . W . te benoemen, te plaatsen en over te plaatsen. Is het oprichten van een cursus of het bijvoegen van een afdeeling te kostbaar, dan diene elk jaar op een der hoofdplaatsen op Java examen te worden afgenomen, de candidaat brengt een verklaring van practisch onderlegd te zijn van zijn chef mede. om aan dat examen deel te mogen nemen. De Sarekat-Islam te Koetoardjo heeft reeds stappen gedaan en dit zal hoop ik resultaten hebben. Moet het Gouvernement weer achter blijven? Het bestuur der V. v. B. zal een goede daad verrichten door in dezen een request in te dienen aan den Directeur der B. O. W . Uw dw. Malang, Augustus 1917. MOHAMAD.
Inderdaad, men ziet hier bij iedere organisatie: uitbreiding van personeel, het scheppen van geheel nieuwe ambten, enz. enz. Niettemin kan wel worden gezegd, dat de individueele prestaties er bij het personeel, over het algemeen gesproken, niet beter op zijn geworden. Hetgeen overigens te begrijpen is, wijl iedere reorganisator het zoekt in de breedte instede van in de diepte. De vereeniging van Indische bouwkundigen wil eene meer individueele reorganisatie, waardoor het personeel tot betere en meerdere arbeidsprestatie wordt gebracht. Ons lijkt dit streven zeer sympathiek. Het ontwerp-program vluchtig doorbladerend treffen ons de duidelijke uiteenzetting en verder de goede geest dezer actie. Het bestuur der vereeniging heeft daarvoor recht op een woord van hulde en men mag den wensch uiten, dat de leden door hunne persoonlijke medewerking den arbeid van het bestuur zoo vruchtdragend mogelijk zullen maken. REORGANISATIE V A N DEN STAATSDIENST.
WATER-
Uit het verslag van de laatste Algemeene Vergadering der Vereeniging van Waterstaatsingenieurs door den vertegenwoordiger van onze vereeniging opgemaakt (zie I. B. T . 1917 No. blz. 135 e. V.) blijkt dat de Vereeniging van W . I. van plan is een commissie te benoemen die voorstellen moet indienen om te geraken tot een grondige reorganisatie van den waterstaatsdienst. In deze commissie zouden zitting nemen zes ingenieurs en de heer BÈRAUD als voorzitter van onze Verseniging. Uit het verslag van de bestuursvergadermg volgende op bovenbedoelde Alg. Verg ; (zie W a terstaatsingenieur 1917 N o . 5 blz. 264) blijkt dat toen nog werd besloten die commissie nog uit te breiden zoodat verzocht zouden worden daarin zitting te nemen: J. W . de BRUIJN K O P S Voorzitter L. P. A. BÈRAUD (voorzitter der Ver. v. Bouwk.) |. van TUBERGEN ] A. A. MEIJERS F. A. VARKEVISSER
I ( 1 ,g_^
KRANTENUITKNIPSELS.
A. M. VALKENBURG ( J. BLACKSTONE \ Ch. G. CRAMER / Als plaatsvervangende leden werde.T gekozen de heeren J. Th. van ROSSE en F. W . Th, van GORDT.
W a t de heer B E R A U D betreft, kunnen wij mededeelen, dat deze de benoeming bereids heeft aangenomen.
,
OPLEIDING V A N O P N E M E R S . Geachte
31 AUG. 1917.
De redacteur houdt zich aanbevolen voor het toezenden van krantenuitknipsels op technisch- en vereenigingsgebied. Vooral de besprekingen inde pers van het P. v. A zou hij gaarne ontvangen. Thans worden reeds geregeld geplaatst berichten uit: Soerabaiasch Handelsblad, Locomotief en Bataviasch Nieuwsblad. EEN PRAATJE OVER MECHANICA HYDRAULICA.
EN
Redacteur,
Beleefd verzoek ik U om een plaatsje voor het volgende, waarvoor ik U bij voorbaat mijn wel- ' gemeendcn dank aanbied. Verleden jaar heb ik in het Tijdschrift van de vereenigmg van Bouwkundigen een artikel geschreven . over het oprichten van een cursus voor opnemers en teekenaars in dezelfden geest als de cursus voor mantries-kadaster, dan wel om aan de inlandsche\ ambachtschool te Soerabaia een afdeeling toe tet voegen speciaal daarvoor. In het laatste geval1 zal deze school zeker in bloei toenemen, daar err feiten zijn, die er op wijzen dat jongelui mett einddiploma dier school voor smeden en timmeren1 bij het zoeken naar werk gewoonweg worden\
Vervolg van blz. 239. Eenige aanteekcningen betrekking hebbende op de afvoerformules voorkomende in het I. B. T . N o . 13 Bladzijde 219. (met 6 grafieken en 1 tabel) Toen wi] de formules 8, 8a en 9 bepaalden, hebben wij de snelheid van het aankomend water verwaarloosd en dus aangenomen dat het water van uit een groote plas b.v. een wadoek door de sluis gevoerd wordt. Heeft het water, alvorens de de sluis bereikt te hebben, reeds eenige snelheid, wat het geval is in leidingen en kanalen, dan moet
31 A U G . 1917.
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
de snelheid van dit water in rekening worden gebracht. Deze snelheid wordt met behulp van formule 4 (zie I. B. T. No. 11 bl. 182) omgezet in snelheidshoogte (of drukhoogte) dus h ==
2g' Voorbeeld. Een iniaatsiuis bestaat uit een korte buis met een diameter van 0.60 M, waarbij F = 0.28 M ^ Verschil van waterstand voor en achter de buis is 0.20 M, de snelheid van het aankomend water is 0.90 M. Men vraagt de afvoer door de sluis te bepalen. Oplossing. De snelhed van het aankomend water van 0.90 in drukhoogte omgezet, geeft h = 0 041. Deze hoogte gevoegd bij 0 2 0 geeft h = •0.241. Neemt men de contractiecoefflcient 0,75, dan is volgens formule 8 de afvoer: Q =:: 0.75 X 0.28 X 4.43 ) o 24 = 0.456 M^. Vraagstuk 29. In een leiding, met een snelheid van 1.50 M moet een sluis ontworpen worden voor Q = : 1 . 1 6 M ^ . Het verschil in waterstand voor en achter de sluis mag niet meer bedragen dan 0.17 M. Men vraagt voor /i = 0.75 de diameter van de sluis te bepalen. Vraagstuk 30. In een rivier, welke bij bandjir 25 M^ afvoert bij een snelheid van 1.25 M en een waterdiepte van 2.10 M, moet een brug ontworpen worden. Eene opstuwing voor de brug van 0.25 M is toegestaan; men vraagt voor ju = 0.95 de wijdte tusschen de iandhoofden te bepalen. Heeft men een volkomen overlaat, waarbij de snelheid van het aankomend water in rekening wordt gebracht, dan verandert formule 9 in: 0 = 0.385 /^ B (H + h) I 2g (H + h) waarin h weder bepaald wordt met behulp van formule 4. Voorbeeld. In een leiding heeft men een stortdam met breeden kruin. De breedte tusschen de leimuren is 2,50 M. De waterdiepte is 0.65 de snelheid van het aankomend water is 1.32 M, men vraagt O te bepalen. Oplossing. Bl) v = 1 . 3 3 , behoort h = 0 09 H + h wordt 0.65 + 0.09=0.74. Voor ;i O 90 wordt Q = 0.35 X 2.50 X 0.74 ) 2 g X 0.74 = 2.47 M^. Vraagstuk 31. In een te graven leiding, waarin een snelheid van 1.40 M is toe te staan en waarin de waterdiepte is 0.50 M, moet om het groote verhang te verminderen op afstanden eeiiige stortdammen gebouwd worden, werkende als volkomen overlaten. Indien het debiet van de leiding 2 M ' bedraagt, vraagt men met inachtname van de snelheid van het aankomend water de breedte van de dammen te bepalen.
van irrigatieprojecten, acht ik het wel van belang deze gegevens in mijn causerie op te nemen. Formule 8 voor sluizen, ingenieur van Berenstein onderscheidt 3 gevallen. Sluizen van boven gesloten (zie fig. 22) al Sluis en brugopeningen van boven jeheel b) open (zie fig. 23) c) Sluis en brugopeningen van boven geheel open (zie fig. 24) en werkende als volkomen overlaat, waarbij dus toe te passen formule 9. Voor de eerste 2 gevallen vindt men de waarde van jM in tabel 1 Voor het laatste geval is voor groote openingen, waarbij de breedte B ^ 3 H : ^ = (1 - 0.2 H B). Voor kleine openingen past men toe de waarden in tabel 2. Volkomen overlaten. Behalve voor sluis- en brugopeningen met laag beneden water wordt formule 9 ook toegepast bij stortdammen, indien de kruin van de stuw gelijk is met den bodem van het bovendeel van het kanaal (zie fig. 25). Bij groote openingen past men dezelfde waarde van /u toe als hierboven: ju = (1—0. 2 H/B) Voor kleine openingen heeft men; bij rechthoekige kanten /t = 0.8 bij afgeronde kanten fi = 0.9 Is de kruin van de stuw hooger gelegen dan de leidingbodem, zooals bij schotbalkstuwen (zie fig. 26), dan kan men foimule 9 niet meer toepassen, daar de waarde 0.385 die wij q zullen noemen afhankelijk is van de diepte p en de kruinsbreedte c. Formule 9 zullen wij aldus neerschrijven : Q — /< q (mBH I 2gH) of, wanneer wij de notaties van de figuren 26 t/m 29 volgen : Q — ^ q
(mLh i 2gh7
(9c)
waarbij L de lengte van de stuw is. De waarden van mLh | 2gh zijn voor L = I M lengte voor ons uitgerekend en verzameld in de grafleken 1 t/m 5. Hierbij is de snelheid van het aankomend water reeds in rekening gebracht. De waarden van q. welke afhankelijk zijn van de diepte p en de breedte c, vindt men in tabel 3, terwijl ju, zooals hierboven: (1 —0.2 h/L) (h zie fig. 26 t/m 29):
2^
8S
Op overeenkomstige wijze wordt de formule 10b van meetschotten (zie I. B. T. N o . 14 bl 240) veranderd. De formule luidt dan: Q=^0,42B(H+hi ) I ^ + h ) (10c). Vraagstuk 32. In een leiding vlak achter een sluis wordt een meetschot geplaatst, breed 0.80 M. De storthoogte volgens de peilschaal bedraagt 0.23 M, terwijl de snelheid van het aankomend water is 1.25 M. Men vraagt het debiet te bepalen. In onze voorbeelden hebben wij /t nu eens 0.70, dan weer 0.85 en een volgende keer 0.90 genomen. Waar de eene ontwerper 0.70 neemt, zal een ander wellicht 0.80 nemen. Ten einde eene uniforme waarde van fi te krijgen, heeft de Ingenieur van Berenstein in de Waterstaats-Ingenieur jaargang 1914 No. 5 eenige waarden van /i gegeven, uitgaande van een serie formules, gebezigd bij de 'rrigatieafdeeling Serajoe. Ten einde aan deze gegevens meer bekendheid te geven en aangezien ook opzichters belast worden met het uitwerken
273
1
27
28
I <-
2^
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT
274
Tabel 2 dë ngevende de waarden van //
Tabel 1 aangevende de waarden van u voor sluis- en brugopenigen Drempel boven den kanaalboden! —
g Si ^
C cc w c -
O
w Jr-,
.3
c
_
^
o:
E
£1 O
CQ ra i2
c a
— T3 lU C
c o
e ö
ra - E w er T3 ra N !r!
^
Drempel = kanaalbodem
1
sluis
I
« = 0 7 -f- 0 029 1 B
A
B
- S e (u c 2
= 10
a l l Si 3 n
V
S 'S
II /t = 0 78 + 0 021 1 B
)
A
-T3
B V
0 64
0 72
0 68
0 76
0 72
081
0.76
0 81
III fi ^ 0 85 -4- OOHi B
O 85 Tabel 4 aangevende de waarden van q bi) volkomen overlaten met hellende voor- en of achtervlakken behoudens een contractie (tabel 5)
I
I sluisope,ning van boven open
voor
en bruqc peniqen werkende als volkomen overlaat
co
mpe
S
31 AUG. 1917.
0 76
0 72
0 90
0 80
0 85
h
r
1
1
q c
Tabel 3 aangevende de waarden van q bij volkomen
[
q
1 096
0 25
0 784
175
0 998
3 00
0 50
0 824
2 00
1 022
' 3 25
0 75
0 862
2 25
1 048
3 50
1 123
100
0 900
2 50
1 064
3 75
1 128
125
0 936
2 75
1 082
4 00
1 133
1 50
0 968
overlaten met verticale voor- en achtervlakken h c
h'
' 1 ^
c
-
"
1
O-
0 70
0 55
0 802
1 10
0 904
0 05
0 709
0 60
0811
1 15
0913
010
0718
0 65
0 820
120
0 922
0 15
0 728
0 70
0 830
125
0 931
0 20
0 737
0 75
0 839
1 30
0 9^0
h,
0 25
0 746
0 80
0 848
1 35
0 950
P
0 30
0 756
0 85
0 857
140
0 959
1 45
0 968
1 1196
Tabel 6 aangevende de waarden var1 q bi] ovei laten waarbij h,
0 35
0 765
0 90
0 866
0 40
0 774
0 95
0 876
150
0 978
0 45
0 783
100
0 885
155
0 987
0 50
0 792
105
0 894
160
0 996
> p en
p
> 070
q
^ q
P
0
106
0 40
0 99
1 00
0 94
0 05
105
0 50
0 98
1 10
0 94
0 10
104
0 60
0 97
1 20
0 93
015
103
0 70
0 96
1 30
0 93
102
0 80
0 95
1 40
0 92
100
0 90
0.95
150
0 92
0 20
i
0 30
1
l a b e l 5 aangevende de Correctie in "/o van q uit tabel 4 — voorvlak
voorvlak
voorvlak
verticaal
helling 3 1
helling 2 1
h
a
01
i'^
< 21c > 2 c < 2
voorvlak
voorvlak helling i ; i
Ih
h h > 2 c < 2 c >2 1 < 2
helling
h
11
'h ^
> 2 c < 2 ^
voorvlak helling
voorvlak, helling ,
>2
< 2L >2
< 2
>2
co
^3,1 c T 21 -c 1 vlo 1 .ir!
iS
>
1 2' 1 3 1 1 4 1
'
-1
+6 +6
+2 +1
+6 +6 +6
—2
-3
+7 f5
- 3
+7 +1
—4
-4 1
- 4
- 4
—2
-7
i - 7
- 9
i
-6 1
+3 +2 +2 +1 +1 +1 -1
,-13
-4
- 8 1
-1
-17
- 5
-11
- 3
+5 +5 +6 + 16 +7 +2 -1 -3 -5
+3 + 3 +3 +3 +4 h3 Hl +1 -1
+5
--5
1-3
- -6
-1
--6
--5
3
-1-4
- 6
1-3
-16
- 3
+5 +6 +5
- 4
-1-5
-1-7
1-4
-'-7
-1-4
.-1-10
-6
--10
- 6
-'-11
-7
--11
--7
--10
6
-10
--5 - 6
I3
--5 - 3
--4
- 4
--9
-6 - 5
- 9
-5
-1-4 .-2
- 5
--3
-7
-1-7
-4
-7
--2
- 9
--4
.-2
275
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
31 AUG. 1917.
Voorbeeld. Een schotbalkstuvv is lang 3.50 M. dik 35 C.M. De hoogte boven den bodem is 1.50 M. terwijl de storthoogte bedraagt 0.40 M ; men vraagt Q te bepalen. Oplossing. Voor 1 M stuwlengte vindt men volgens grafiek 2 bij p = 1.75 en h = 0.40. Q = 0.47. Voor 3.5 M stuwlengte is Q = 3.5 X 0-47. Deze waarde moet nog vermenigvuldigd worden met ^tt en q. ft = (1—0,2 0,4/3.5) = 0.98. q i s voor h/c = 0 4/0 35 1.14 volgens tabel 3 gelijk aan 0.91. Hieruit volgt dat. Q r= 0.91 X 0.98 X 3.5 X 0.47 = \A7 M^. Bij hellende voor-en of achtervlakken past men eveneens formule 9c'toe, terwijl mende waarden van q in tabel 4 vindt. Hierbij behoort echter nog eene correctie voor \iet hellende vlak, welke correctie men in tabel 5 vindt en in °/o is uitgedrukt. Heeft men dus voor q uit tabel 4 gevonden 0.90 en is de helling van het voorviak 3.1, terwijl het achtervlak telood is, waarbij h/c ^ 2, dan moet er ó^/o bijgeteld worden; q is dan 0,906 Is h/c daarentegen <^ 2, dan wordt er slechts 2 ' „ bijgeteld, dus q = : 0.902. Voorbeeld. Een stuwdam, volgens fig. 27 is lang 6 M. h = O 65 M, p =r:: 2 M, c = O 50 Het benedenwater is lager gelegen dan de kruin van de stuw: men vraagt Q te bepalen, wanneer het voorviak onder 3 : 1 helt. Oplossing. 1) Volgens grafiek^ is bij p =^ 2 en h = 0.65 de waarde van mh }' 2 gh = 0.98 2) Volgens tabel 4 is voor - := ^-^^ =: 1,30, q = 0.942. De correctie volgens tabel 5 is voor
Bij h = 1 . 5 0 en p = 2 vindt men Q = 3.64. De waarde van q zoeken wij in grafiek 6. Bij h p
1.50 2
»„-.
z _ P
zr: ,., = 0.75 en - =
1 , ^
= 0.50 vindt men q =
0.964. Verder is de contractie /f :(l-0.2 Ys) = 0.98. De afvoer is derhalve 0 . 9 8 X 0 . 9 6 4 X 1 5 X 3.64 = 51.6 M^. 2e. Voorbeeld. Een meetschot, waarbij de zijkanten telood staan (dus niet onder een helling van 4 : 1 ) heeft een drempelbreedte van 1 M ; drempelhoogte p boven den bodem is 0.70 M. Benedenwaterstand h ] ^ 0 . 1 5 en bovenwaterstand h = 0.50 M boven den drempel. Men vraagt de afvoer te bepalen. N . B . Hierbij is /t 1. q vindt men weder volgens grafiek 6, welke voor ^^^ 0.714 en 2 _ 0 3 5 _ Q ^ g^jj.j^ jg ggj^ Qgj q
Volgens grafiek
0.70
2 vindt men voor p - 0.7 en h -^ 0.5 de waarde van Q - 0.703. Voor de contractie heeft men ^ - 0.8 (zie hierboven) Hieruit volgt Q 0.8 X 0.97 X O 703 O 546 M^. Vraagstuk 36. Hoe groot is Q, wanneer het meetschot 1.50 M. breed is, p 0.6, h - 0.6 en h, 0 2. Vraagstuk 37. Een stuwdam heeft een kruinsbreedte van 0.9, een verticaal voorviak, het achtervlak helt onder 1 : 1 . Stuwlengte 30 M. Bij een afvoer van 315 M^ reikt het benedenwater tot 0.8 M . boven de kruin van de stuw. Men vraagt hoe hoog het bovenwater hierbij zal staan.
- < 2 =r. -|-2"/o, derhalve is q = 0.944. 3) /u bedraagt (1 = 0 . 2 ^ ) = 0.98. Dus Q ^ 0 9 8 X 0 . 9 4 4 X 6 X 0 . 9 8 = 5.45 M». Vraagstuk 33. Men vraagt Q te bepalen, indien h = 1 M, p = 2, c = 0.5, het voorviak telood staat en het achtervlak onder een helling van 2 : 1, L = 6 M. Het benedenwater is eveneens lager gelegen dan de kruin van de stuw. Vraagstuk 34. Een stuwdam is ontworpen, lang 15 M, benedenwater ligt 1.5 M boven den bodem. Kruin stuw ligt 1.75 M boven den bodem, kruinsbreedte is 0.9 M ; zoowei voor als achterviak heit onder 2; 1. Men vraagt hoe hoog het water bij een bandjir van 150 M^ boven de kruin van de stuw zal rijzen. Vraagstuk 35. Een stuwdam moet ontworpen worden voor Q = 30 M^. De kruin van de stuw moet 2 M boven den bodem liggen, de stuwbreedte is O 9 M. Helling voor en achterviak is 2 : 1. Het opgestuwde water ligt 0.9 M boven kruin stuw; men vraagt de lengte van de stuw te bepaien. Ligt het benedenwater hooger dan de kruin van de stuw, dan zal dit eenigen invloed uitoefenen op de afstrooming. Voor dit geval vindt men de waarde van q in de grafiek 6. Is daarentegen de waarde van — > 0.70, dan wordt q
>2
P
-1-3
bepaald met behulp van tabel 6. Voorbeeld. Bij een stuwdam in een rivier, breed 15 M, waarvan de kruin 2 M boven den bodem is geiegen, wordt tijdens een bandjir waargenomen een bovenwaterstand, die tot 1 50 M en een benedenwaterstand, die tot O 50 M boven de kruin reikt. De dam heeft verticale voor en achtervlakken, kruinsbreedte c ^ 0.75 M. Men vraagt den afvoer te bepalen. Oplossing. Men berekent met behulp van grafiek 3 weder Q voor 1 M stuwlengte.
-1-4 -' 6
- -7 -,-6 -1-5 -1-4
-i-2
UMm
WATERVERDEELING. Over bovenstaand onderwerp is de laatste jaren zeer veel gesproken en geschreven. Door verschillende personen van kringen, en verschillende richting. Allereerst trok het de aandacht van de direct belanghebbenden, de inlandsche landbouwers en de suikermenschen. Verder van de direct met dit vraagstuk, in aanraking komende ambtenaren, irrigatie-Ingenieurs en Opzichters en de B. B. Ambtenaren, ook in de tweede kamer en de pers werd dit vraagstuk meermalen uitvoerig behandeld. Het vraagstuk is dan ook van vrij groot economische en zelfs politieke belang. De bestaande toestand is in vele gevallen onbillijk tegenover den inlandschen landbouwer. Verscheidene stelsels werden reeds aan de hand gedaan, tot nu toe met zeer weinig practisch resultaat. Dit resultaat is echter wel bereikt, dat bijna iedereen toestemt dat de bestaande toestand niet geheel ongewijzigd mag blijven. Hoe het echter moet worden is nog in lange niet beslist. De oorzaak hiervan is wel in de eerste plaats hierin te zoeken, dat er werkelijk eenige strijd van belangen is maar meer nog dat deze belangenstrijd of beter dit belangen verschil groot geacht wordt. Ik bedoel hiermede voornamelijk dat beiden partijen, de inlandsche landbouwer en de suikerman, over 't algemeen aanmerkelijk meer water voor zich verlangen — ten koste van den andere natuurlijk, —dan zij werkelijk noodig hebben, opdat zij naar hartelust met het water kunnen „morsen" en zelfs in droge tijden niet te veel soesah hebben. Behalve aan de zeer natuurlijke zelfzucht in den mensch is dit dan, o. i. meer mede toe te schrijven aan de nog te weinige zekerheid, dat het water werkelijk zuiver volgens het aangenomen beginsel verdeeld zal worden, zoodat elk staat kan maken
276
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T . ; • ' . ] .
het deel, dat hem toekomt, te zullen ontvangen. Het heeft mij dan ook verwonderd dat tot nu toe niet meer de aandacht gevestigd is geweest, op de practische toepassing van een bepaald systeem. Er zijn wel reeds vele systemen aan de hand gedaan en bestreden, doch ik zag nog nimmer duidelijk de uitvoerbaarheid aangetoond en de methode voor de juiste uitvoering gegeven. Het wil mij voorkomen, dat ook dit een der reden?n is waarom nog zoo betrekkelijk weinig overeenstemming verkregen werd. Wij • willen trachten in de goede richting iets aan te geven. Vooraf een overzicht geven van 't voornaamste van wat over deze kwestie reeds aangevoerd is lag oorspronkelijk wel in onze bedoeling, doch wij hebben hiervan afgezien om de uitgebreidheid die zelfs een „beknopt" overzicht noodzakelijk nog moest verkrijgen. Wij deden dit te gereeder waar verondersteld mag worden, dat alle lezers eenigszins met de kwestie bekend zijn en omdat alle op min of meer deugdelijke gronden verdedigde veranderingen steeds weer op min of meer deugdelijke gronden bestreden werden. Ook dit wijst er o. i. op dat de kwestie te veel van haar theoretische en te weinig van de practische kant bekeken werd. O p de uitvoering komt het aan en vele stelsels in theorie heel mooi, moeten in de practijk van geener waarde blijken. Na aangegeven te hebben volgens welke beginselen, naar onze meening de waterverdeeling dient plaats te hebben zullen wij dan ook op de toepassing de werkelijke verdeeling dus, de volle nadruk leggen, een en ander aan de hand van een negental stellingen. De juiste hoeveelheid water op de juiste tijden verstrekt, is, wat elk gewas noodig heeft. Hierover bestaat geen strijd en kan ook geen strijd ontstaan. Deze ontstaat hierdoor dat men niet altijd de beschikking heeft over zooveel water als men op een bepaalden tijd meent noodig te hebben. De beschikbare waterhoeveelheden zijn beperkt en het water van een rivier stroomt steeds door, dag en nacht, op gunstige en ongunstige tijden. W a s er altijd voor iedereen naar diens eigen meening ruim voldoende water beschikbaar, dan bestonden er geen waterverdeelings-kwestie's. Kon men het water dat op ongunstige tijden nutteloos wegloopt opvangen en voor gunstige tijden bewaren dan was de kwestie zoo goed als opgelost. Het eerste zal in behoorlijk bevolkte streken, maar zoowel mogelijk van het water geprofiteerd wordt, mede door het verschil van natte en drooge tijden, nooit voorkomen. Met het tweede worden proeven genomen voor toepassing op kleiner schaal (wadoekstelseldag en nachtregeling) en op grooten schaal vond dit zelfs op verschillende plaatsen in het buitenland en straks misschien ook op Java toepassing (reservoirs — Rawa Pening) De practische bezwaren ook de financieele hiertegen, zijn echter van dien aard, dat naar veler meening moeilijk een eenigszins algemeene toepassing te verwachten is. W a a r dit zoo is zal dus het beschikbare water in billijkheid onder belanghebbende verdeeld moeten worden en verstrekt op die tijden, waarop het voor de te bevloeien gronden het meest noodig is en voor de overige, op andere tijden te bevloeien gronden, gemist kan worden, zonder of met de minst nadeelige gevolgen. Al dadelijk komt dan hierbij de z. g. dag- en nacht rege'ing ter beschouwing. W e doen dit in onze Ie stelling.
STELLING
31 AUG. 1917. I.
,,De dag- en nachtregeling is niet onbillijk tegenover de bevolking, mits de hoeveelheden bevloeiïngsivater aan riet-en bevolkingsaanplant verstrekt in billijke verhouding tot elkaar staan, omdat de inlander niet voortdurend bij de bevloeiïng van zijn saivah behoeft te blijven en dus niet 's nachts behoeft te werken, indien het water slechts zoo vroeg verstrekt wordt, dat nog voor den donker het noodige voor de verdeeling verricht kan worden." Om misverstand te voorkomen zij hier nog ten overvloede opgemerkt, dat, zooals ook direct uit de stelling zelve blijkt, onder dag- en nachtregeling door ons niet slechts zoodanige regeling verstaan wordt waarbij aan den suikerrietaanplant alleen en dan al het beschikbare water overdag en aan den bevolkingsaanplant alleen en dan al het beschikbare water 's nachts verstrekt wordt, doch ook zoodanige regeling waarbij aan het riet alleen doch niet al het water overdag en de overige hoeveelheid aan de bevolkingsaanplant verstrekt wordt. Een regeling waarbij aan de suikerrietaanplant overdag al het water verstrekt wordt en voor de bevolkingsaanplant allen 'snachts water beschikbaar gesteld wordt, achten wij zeer onbillijk. Dit is dan echter niet alleen, of liever niet zoo zeer om de nachtverstrekking, maar daarom, dat bij zulk een regeling aan de hoogstens een derde van de totaal bevloeide oppervlakte beslaande suikerrietaanplant de helft van de beschikbare waterhoevelheid gegeven wordt. Bovendien gaat er dan 's nachts altijd meer water verloren dan overdag vooral als de verdeeling niet nog voor den donker kan plaats hebben. Dit is echter o. i. een kwestie van de hoeveelheid water en hierom behoeft de dagen nachtregeling in ruimeren zin verstaan, nog niet ondeugdelijk genoemd te worden. Ons inziens mag zulks alleen, als er voor de bevolkingsaanplant ernstige bezwaren bestaan tegen een bevloeiïng 's nachts, een bevloeiïng overdag althans aanmerkelijk meer voordeelen zou opleveren, terwijl dan verder de rietaanplant met minder nadeelige gevolgen 's nachts bevloeid zou moeten kunnen worden. Geen van beiden is echter ons inziens het geval. W e kregen voor kort in handen het verslag van de in de Residentie Besoeki gehouden vergaderingen tot het onderzoek naar de werkmg voor de z. g dag- en nachtregeling, van welke vergaderingen we er zelf eenige bijwoonden. En nu is het zeer opmerkelijk, dat de bevolking zeif zoo weinig bezwaar tegen verstrekking 's nachts hadden, dat men overal waar dit gevraagd o. v. 4 uur en verder 's nachts water krijgen — gehand1 haafd te zien, dan dat ze al het water overdag doch 'snachts niets zouden krijgen. Zij achtten dit allen „roegi" te zijn, wel een bewijs, dat het ook bij hen om de hoeveelheid en niet over de nachtverstrekking ging. Het bleek dan ook dat, allen met de bestaande regeling, althans in het gedeelte van het gewest dat wij hier v. n. op 't oog hebben, den laatsten tijd — en lest heugt best — toegepast overeenkomstig de na te noemen beginselen, zeer tevreden waren. De bezwaren tegen de nachtverstrekking aangevoerd waren allen van uiterst weinig beteekenis. Zoo klaagde men over den donker; men was bang voor slangen; de vrouw moest dan alleen thuis blijven, enz Bovendien heetten deze bezwaren dan nog voor het meerendeel geïnspireerd. In elk geval waren het alle bezwaren niet tegen de waterverstrekking doch tegen elke bewaking 's nachts.
31 A U G . 1917.
INIDSCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
's Nachts werken doet de inlander dan ook zoo goed als nooit. Zijn nachtwerk bestaat in „bewaking", wat om beurten door hen gedaan wordt en over 't algemeen toch ook bij waterverstrekking overdag zou moeten geschieden n. 1. tegen beschadiging door wilde varkens en ander ongedierte. Grondbewerking of iets van dien aard geschiedt echter s' nachts nimmer. Voor de padi krijgt men over het algemeen reeds s' morgens water, terwijl voor de polowidjo de grondbewerking in den drooge plaats heeft. Hiervoor bestaat b. V. bij djagoeng het nachtwerken alleen voor één aanplant gemiddeld vijf maal toerappen. In aanmerking genomen dat dit dan nog om beurten door de verschillende bezitters gedaan wordt, vind men dat een sawaheigenaar gemiddeld vijf maal per jaar s' nachts uit moet voor de bewaking van zijn velden. Geen wonder dus, dat hij dit zelf zoo erg niet vindt. Vele zijn echter de bezwaren tegen waterverstrekking aan riettuinen des nachts. Hoofdbezwaar is wel 't planten. Echter ook voor 't toerappen zijn de bezwaren nog niet te onderschatten. Het water moet geul voor geul geleid worden, door gehuurde diensten, 't Toezicht moet veel intensiever zijn. Vrouwen en kinderen werken s' nachts niet. Dan vreest men voor toeneming van diefstal, en rietbranden. 't Is niet noodig hier alle reeds zoo dikwijls genoemde bezwaren op te noemen. De inlander kent ze zelf ook zoo wel, dat toen hem, zooals in bovengenoemd verslag vermeld wordt, gevraagd werd, wanneer hij indien hij een rietaanplant zou hebben, water zou willen gebruiken, antwoorder „Natuurlijk overdag". De verstrekking aan de bevolkingsaanplant moet echter altijd zoo vroeg geschieden, dat de verdeeling, nog voor den donker invalt, geregeld kan worden. Dit is noodig omdat er anders meer water verloren zal gaan. Er moeten nog sluizen verzet worden enz. Bij een goede waterverdeehng, zooals wij die hieronder zullen aangegeven, zullen alle leidingen door de met de waterverdeehng belaste (irrigatieambtenaren, telkens als de verstrekking aan de riettuinen ophoudt en die aan de bevolkingsaanplant begint, afgeloopen en de schuiven, waar noodig, versteld moeten worden. O p zijn laatst zal hierom in 't algemeen om 4 uur n.m. het water voor de bevolkingsaanplant beschikbaar moeten komen. Ook door de bevolking kan dan het water nog geleid worden, naar het op dien bepaalden tijd te bevloeiën complex en op de velden. Overigens worde de tijd bepaald naar rata volgens het beginsel vastgelegd in stelling 2. STELLING
2.
Bij een bepaalde aanplant — van riet. padi en polowidjo — en een bepaalde hoeveelheid bevloeiingswater is alleen billijk te noemen een verdeeling in evenredigheid met de oppervlakte van den aanplant, met in aanmerkingneming van de relatieve waterbehoefte van elk gewas (b.v. te stellen voor riet op één tegen voor padi op drie en voor waterbehoevende polowidjo op één.) Wanneer op een zekeren tijd precies zooveel water beschikbaar is als de op dien tijd aanwezigen aanplant noodig heeft zal alleen bij een verdeeling volgens bovenstaand beginsel allen aanplant juist voldoende water krijgen. Bij elke andere regeling zal de eene aanplant meer, de andere minder krijgen dan juist noodig is. Zoo zal bij een verdeeling, die in plaats van met den aanplant slechts rekening houdt met de bruto oppervlakte van de voor een bepaalde aanplant
277
bestemde gronden in 't voordeel zijn van hen wiens gronden voor het kleinste gedeelte beplant zijn. W o r d t slechts rekening gehouden met de oppervlakte van den aanplant en niet ook met de relatieve waterbehoefte, dan zullen zij in 't voordeel zijn wier aanplant de kleinste waterbehoefte heeft. Indien slechts rekening gehouden wordt met de bruto oppervlakte van de verschillende complexen grond, met diverse aanplant kan de ongelijkheid nog veel grooter worden. Steeds heeft in het veronderstelde geval de een meer dan hij noodig heeft, en de ander te weinig, leder zal dan ook toestemmen dat in dit geval een regeling volgens het aangegeven beginsel het beste, het eenig goede is. Afdingen hierop kan eerst mogelijk worden als er werkelijk te weinig water beschikbaar iS, over een vrijwillig afstand doen van water, over „waterafkoop", dus, willen we het hier niet hebben, dit ligt buiten ons bestek. Ook willen we buiten beschouwing laten wat gedaan moet worden als er zoo weinig water beschikbaar is, dat de geheele aanplant zoo goed als verloren zal gaan als niet een gedeelte geheel opgeofferd wordt. Sommige meenen dat het in zoo 'n geval in 't algemeen belang is, eerst de polowidjo en daarna de padi aanplant op te offeren en den rietaanplant te behouden, daar deze de grootste waarde vertegenwoordigt. Het komt ons zeer twijfelachtig voor dat dit de meest gewenschte oplossing zijn zou, daar in zulk geval het algemeen belang niet direct verband houdt met de waarde van een aanplant uitgedrukt in guldens. In elk geval betreft dit echter buitengewone omstandigheden waarvoor buitengewone maatregelen passen. Overigens lijkt mij echter ook bij een te weinig water de toepassing van bovengenoemd beginsel zonder meer het meest gewenschte en het billijkste. Werkelijk te weinig water is natuurlijk schadelijk voor het gewas. Billijk is in zoo'n geval dat allen gelijkelijk lijden. Indien door aanhouding van de genoemde verhouding van een voor riet tegen een voor polowidjo en drie voor padi bij te weinig water het eene gewas meer achteruit zou gaan, dan het andere naarmate het te kort aan water grooter wordt dan zouden naar die zelfde mate deze verhoudingen gewijzigd moeten worden. Men kan in zekeren zin zeggen, dat dan de relatieve waterbehoefte zich gewijzigd heeft. Het beginsel blijft echter gehandhaafd. Door proeven zou de relatieve waterbehoefte bepaald moeten worden. W e gelooven dat de door ons genoemde verhoudingen vrij goed zijn en voorloopig aangehouden kunnen worden. Bij de bespreking van deze verhoudingen werd mij eens de opmerking gemaakt, dat deze voor de rietcultuur nadeelig was. Men meende dat toepassing het riet veel minder water zou schenken dan thans. Ook de inlander meent, dat het riet tegenwoordig veel meer water krijgt dan het volgens dit beginsel zou moeten hebben. Toch is dit niet altijd waar, althans b. v. in het Sampeangebied en in het Banjoepoetih-gebied niet. Z o o stelde in begin November 1914 de Regent van Sitoebondo aan het bestuur voor om den tijd dat het water aan de riettuinen verstrekt werd van V. m. 6 tot n. m. 2 uur in te krimpen tot van V. m. 6 tot 12 uur; gedurende dien tijd kregen de fabrieken dan nog niet eens al het water. Hoeveel de bevolking toekwam is mij niet bekend, we zulken daarom maar even aannemen dat de fabrieken gedurende dien tijd wel alles kregen. Zij kregen dan dus een derde gedeelte van het water
278
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
terwijl de Regent voorstelde dit op een vierde terug te brengen. Nu stond eind October van dat jaar te velde 110 bouws padi, 6057 bouws polowidjo en 3482 bouws riet. O p eind N o vember waren deze cijfers respectievelijk 1447—, 3054—, en 3501. Een kleine berekening doet zien dat dus over de maand November het riet volgens bovenstaande verhoudingen recht had op o. V. een derde gedeelte van het water. Terecht werd dan ook door den toenmaligen opzichter der irrigatie aldaar, tegen het voorstel geadviseerd, te meer daar in die maand gemiddeld 15, 122. M ' water per seconde beschikbaar was, zoodat ruim 1, 1 en 3 L. per seconde per bouw verstrekt kon worden, wat voor die streek ruim voldoende is. Toen wij zelf het vorige jaar deze hoeveelheden verstrekten werd zelfs geklaagd over te veel water. Ons bleek dan ook, dat bij een goede verdeeling, voornamelijk ook in het tertiaire vak door de bevolking zelf, 2 L. per bouw per sec; voor padi in die streek nog ruim voldoende werd geacht. Niettegenstaande dit alles werd toch in den loop der maand het water voor de fabriek bekrompen volgens het voorstel van den Regent. W e meenden dit even te moeten vermelden, opdat niet te gul beweerd worde, eenerzijds, dat de fabrieken thans altijd een onevenredig groot gedeelte van de beschikbare waterhoeveelheid krijgen en anderzijds, dat de genoemde verhoudingen beslist vermindering van het water voor de fabrieken beteekend. W e l zal dit misschien dikwijls het geval zijn, doch moet zulks dan ook, omdat daar de fabrieken thans te veel krijgen. Aan den anderen kant geloof ik ook, dat voor de bevolking deze regeling zeer aannemelijk is en zeker zeer gaarne aangenomen zal worden, vooral daar zij van meening is, dat zij bij de tegenwoordige regeling veel minder krijgen, zooals opgemerkt, dikwijls ten onrechte. Bij de vaststelling van de relatieve waterbehoefte, zou men voor verschillende complexen dan nog rekening kunnen houden met de meerdere en mindere doorlaatbaarheid van den bodem. W a a r het verschil zeer sterk spreekt zou dit eenigszins op den gis kunnen geschieden. In het algemeen zullen hiervoor echter proefnemingen op grootere schaal moeten plaats hebben. W a a r zulke proeven niet hebben plaats 'gehad is het beter met de niet erg in het oog springende verschillen maar geen rekening te houden. De fout die dan gemaakt wordt zal aUicht kleiner zijn dan wanneer zulks wel geschied. Proeven door Ing. D E V O S voor drie jaar in deze genomen toch, doen zien hoe klein deze verschillen voor gelijksoortige gronden slechts zijn. Stelling III. O m bij h e t b o v e n g e n o e m d e s t e l sel v a n w a t e r V e r d e e 1 i ng van de b e s c h i k b a r e w a t e r h o e v e e l h e i d steeds h e t m e e s t e n u t t e h e b b e n , is e e n s t r e n g d o o r g e v o e r d e p l a n t r e g e li n g e i s c h , w a a r b i j d a n in aanmerking d i e n t g e n o m e n te w o r d e n , d a t zoowel uit een e c o n o m i s c h als uit pol i t i e k o o g p u n t de r i e t c u l t u r e s zooWel a l s de p a d i c u l t u r e s n i e t a l l e e n recht van bestaan hebben, doch v o o r Ja va v o o r a l s n o g zoogoedals onmisbaar geacht moeten worden Een groot bezwaar zou tegen het in stelling twee verkondigde beginsel aangevoerd kunnen worden, dit namelijk, dat bij een te veel planten
j j ,
. 1
• }
i | ,
31 AUG. 1917.
van 't meest waterbehoevende gewas veel minder gronden bevloed zouden kunnen worden dan thans het geval is. Hiertegen is een plantregeling een beslisten eisch, echter niet alleen hiertegen. Bijna overal op Java is een gedeelte van het jaar, in den Westmoeson, veel meer water beschikbaar, dan in een ander gedeelte, den Oostmoeson, terwijl de beplantbare oppervlakte ongeveer gelijk blijft. De eene tijd heeft men dus per eenheid van oppervlakte veel meer water beschikbaar dan de andere. Gevolg hiervan is indien men al het water zooveel mogelijk wil benutten, dat in eerst genoemd tijdvak den aanplant van de 't meest waterbehoevende gewassen veel grooter moet zijn dan in het tweede tijdvak. Om nog andere, ook voor plaatsen waar West en Oostmoeson debiet weinig verschillen geldende redenen, moet een plantregeling ter meest profij te benutting van het water ingevoerd worden. W e bedoelen de noodzakelijke wisselbouw. Het is niet goed op den zelfden grond steeds door een zelfde gewas te kweeken. Voor het riet is men algemeen gekomen tot den driejarigen wisselbouw. Voor padi is een eenjarige wisselbouw aangewezen, 't Is van algemeene bekendheid, dat de padiopbrengst sterk achteruit gaat als tweemaal per jaars z.g.n Oost- en Westmoesonpadi geplant wordt. Wil er niet den eenen tijd te veel, den anderen tijd te weinig water zijn, dan moet er dus een plantregeling zijn, welke hiertegen waakt, en steeds zorgt voor een juiste verhouding tusschen de meer en minder water behoevende aanplant. Deze plantregeling mag echter o. i. niet met geweld een of ander cultuur geheel terug dringen. Naar onze meening zijn de riet zoowel als de padicultuur beiden vooralsnog voor Java onmisbaar. De rietcultuui levert veel meer profijt op dan de padicultuur, althans in den tegenwoordigen tijd. En al wordt bij de bespreking van deze kwestie nog al eens vergeten, dat de winsten door de suikerfabriekanten gemaakt niet alleen een gevolg zijn van den door hun beoefenden landbouw, maar ook voor een groot gedeelte door de fabriekage, dus door hun industrie., toch moet niet vergeten dat deze industrie zonder den landbouw onmogelijk is. De totale winst, die met een bouw suikerriet gemaakt kan worden is dan ook veel grooter dan die van een bouw padi; ook voor de bevolking. Zoo dikwijls wordt de fouL gemaakt dat voor de bevolking alleen de grondeigenaren aangezien worden, welke dan schade heeten te hebben als zijn hun gronden aan de fabriek verhuren. Of en wanneer dit laatste waar is, willen we buiten beschouwing laten, maar vergeten mag niet wordendat de bevolking niet alleen uit grondeigenaren, doch ook uit koelie's, toekangs, verkoopers, enz. bestaat, Door elke fabriek worden in de campagne maandelijks duizende guldens aan deze personen uitbetaald. Een suikerstreek is dan ook een welvarende streek. De suikercultuur is de meest profijte. De padicultuur voorziet echter in de volksvoeding en is hierom van zeer groote waarde. Daarom stond voor ons nog niet direct vast,dat bij noodzakelijk opoffering van een gedeelte van den aanplant, dit de padiaanplant moet zijn. Het volk moet zijn voedsel hebben en het is van het grootste nationaal belang, dat voedsel op eigen bodem geteeld wordt. Als door misgewas of anderzins de oogst mislukt in een land, gewoon om een groot gedeelte
31 A U G . 1917.
gedaan werd. Voor elke maand is hierin aangegeven de oppervlakte van den padiaanplant, van den polowidjoaanplant en van den rietaanplant en de nog onbeplante oppervlakte alles op het einde der maand. Verder is aangegeven het gemiddelde debiet van de Sampeanrivier over de helft van de betreffende en de helft van de volgende maand. Waarom niet het gemiddelde over een maand, maar over twee halve gegeven werd zal duidelijk zijn. Dit laatste gemiddelde past het zuiverst bi) de opgaven van den aanplant op het eind der maand. Beter is nog de opgaven van elke halve maand te nemen, zooals we ook voor de uitvoering zullen aangeven. Voor ons doel hier, als voorbeeld, is de hier gegeven staat echter voldoende. Verder is dan aangegeven de hoeveelheid water welke noodig geweest zou zijn bij verstrekking van 1 L. per sec. per bouw riet, 1 L. per sec. per bouw polowidjo (v. n, djagong) en 3 L. per sec. per bouw padi. Zooals opgemerkt is zijn deze hoeveelheden meer dan voldoende en zou gevoegelijk 30"/o minder genomen kunnen worden. Voor streken waar de grond minder waterdoorlatend is, kan natuurlijk nog minder genomen worden. W a a r echter, zooals uit de staat blijkt, zelfs in het droge jaar 1914 nog zooveel water beschikbaar was, houden we deze hoeveelheden maar aan. Ook voor het riet is dit ruim voldoende. Wel heeft men tijdens het planten het meeste water noodig, doch tijdens het planten heeft men juist veel oud riet, dat bijna gesneden moet worden en geen of zeer weinig water meer behoefd. Zoodat toch doorloopend de zelfde eenheid aan J e houden is.
van zijn voedsel uit te voeren, zal men het eerst op beperking of geheele stopzetting van den uitvoer bedacht zijn, waardoor dan elders het eerst gebrek ontstaat. Reeds hierom is het een voordeel niet van een ander afhankeUjk te zijn. Ook in tijden van oorlog of andere buitengewone tijden is dit voordeel groot. De tegenwoordige oorlog toont dit zoo duidelijk aan. In de eerste plaats voor de in oorlog zijnde landen zelf. Denk aan Duitschland, en ook aan de andere oorlogvoerende landen. Doch in de tweede plaats ook voor de overige landen. Neem Nederland, wat een moeite moet er gedaan worden, om aan voldoende tarwe te komen. En wat voor Nederland de tarwe is, is voor Java de rijst, ja zelfs nog meer. Hoe de plantregeling moet zijn, kan bij toepassing van het door ons genoemde systeem van van waterverdeeling hieruit direct afgeleid worden. Door den driejarigen wisselbouw bij het suikerriet, waardoor een stuk grond elke drie jaar een maal beplant kan worden, is de maximum met riet te beplanten oppervlakte van zelf vastgesteld. Dit is een derde van de totaal bevloeide oppervlakte. Dit maximum is dan bovendien door de regeering nog vastgelegd toen zij bepaalde dat in een dessa niet meer dan een derde van de gronden aan de fabrieken mogen worden verhuurd. De oppervlakten van padi en polowidjo aanplant worden dan verder in verband met de beschikbare waterhoeveelheden bepaald. Hiervoor stelt men voor een bepaalde aantal jaren om een gemiddelde te vinden, staten samen als door ons
STAAT
I.
Aanplant Sampeangebied 1914 ( + )
O p het einde der maand
279
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
Padiaan-
Polowidjo
Rietaan-
plant in bouws
aanplant in bouws
plant in bouws
in bouws
_ >. Benoodigd bij Bevloeïingswater be- i verstrekkingen schikbaar in voor 3-1-1 L per L/sec. j sec. per 1 bouws
Onbepiant
i
voor
29.680
27.190
870
34.710
32.640
3.750
1.320
36.900
31.210
3.890
4.370
38 030
21.860
20
4.270
5.990
31.400
16.200
540
4.160
8.390
23.250
8.180
2.630
4.000
7.620
17.930
4.630
,—
6.470
4.150
3.630
15.150
10.620
50
7.000
3.910
3.200
13.880
11.150
HO
6.060
3.480
4.600
14.360
9.870
November
1.450
3.050
3.500
6.250
21.800
10.900
December
4.580
2.540
3.530
3.600
28.500
20.870
Januari
7.650
490
3,750
2.360
Februari
9.630
—
3.750
Maart
9.180
—
April
5.990
—
Mei
3.970
Juni
1.160 ^^
Augustus September
Juli
October
I
•
De ruime hoeveelheid water waarover men in het Sampeangebied te beschikken heeft valt dadelijk in het ook. Niet te verdedigen is dan ook het groote vrijwel doorloopend onbeplante gedeelte van hel bevloeiïngsgebied. Verder blijkt dan dat de padiaanplant vroeger aangevangen had kunnen worden waardoor dan in de maanden November en December minder overtollig water overgebleven was. De padioogst zou dan
.
eerder afgeloopen zijn waardoor dan weer vroeger djagoeng geplant had kunnen worden. W a n neer dan door alle sawahbezitters tweemaal achtereen polowidjo geplant werd, zou er ook in de overige maanden een veel kleiner surplus zijn en de totale waterhoeveelheid dus veel economischer gebruikt worden. Thans wordt in genoemd gebied voor een zeer groot gedeelte slecht eenmaal in 't jaar polowidjo geplant.
280
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
_2i A ^
^II
Een zeer lezenswaardig artikel over „de verklaring der zwaarte" verscheen in de „Wetenschappelijke Bladen, December 1915". Hier wordt de theorie van „trek en druk ' zooveel mogelijk verklaard en het vóór en tegen van wetenschappelijke zijde bekeken en aangetoond dat „Zwaarte" of „Zwaartekracht" vermoedelijk eveneens in verband staat met den alom tegenwoordigen „ether", waaruit eveneens licht, elektriciteit en magnetisme verklaard kunnen worden. Als wij spreken over licht, geluid of warmte, dan voelen wij dat wij te doen hebben met bekende zaken; zaken zoo gewoon in het dagelijksch leven dat het onnoodig is daarvan een nadere verklaring te geven. Eiken dag vult het zonlicht de ruimte, het verblindt ons oog, het valt op de ons omringende voorwerpen en maakt hen daardoor zichtbaar; en als wij 's avonds, als de zon is ondergegaan, haar licht vervangen door kunstmatige lichtbronnen, kaars, lamp of elektrisch licht, dan is het alleen om de bezigheden te kunnen voortzetten;'t wordt gewoonte licht te zien. Evenzoo is het gesteld met het geluid dat wij gewoon zijn te hooren te beginnen met de jongste kindsheid tot den hoogsten ouderdom. Onze ooren zijn zoo gewoon geraakt aan het opvangen van geluiden, hetzij een gesprek, het gegons van het stadsleven of het tikken van een klok gedurende de nachtelijke uren, dat het ons vreemd voorkomt geen enkel geluid te hooren na het bestijgen van een hoogen berg. Warmte is een even gewoon verschijnsel; hoe kan de zon niet branden en een kachelvuut niet aangenaam verwarmen? Maar als er sprake is van elektriciteit, die andere groote natuurkracht, dan voelen wij van zelf dat wij op onbekend terrein geraken. Het is een geheimzinnige macht, wij kunnen haar niet zien, niet hooren, noch voelen, zij is niet eenvoudig te verklaren of te beschrijven. Wij spreken van haar als van geesten en spoken en dat komt daarvan daan, dat wij geen zintuig bezitten om de elektriciteit waar te nemen. Terwijl wij met ons oog de lichtgolven, met ons oor die van het geluid en met alle lichaamsdeelen die der warmte kunnen opvangen, ontbreekt een zintuig voor de elektriciteit. Elektriciteit kan met M O D E R N E BEGRIPPEN O M T R E N T gezien worden, noch gehoord, noch geroken, zij ELEKTRICITEIT E N M A G N E T I S M E . is reukloos en smakeloos, ontastbaar en onzichtbaar. Subjectief beschouwd ontgaat de elektriciteit aan De vraag „wat is elektriciteit, wat magnetisme?" ons begrip, maar objectief beschouwd is de elekis nog lang niet voldoende opgelost en beide natriciteit even bekend voor ons als licht, warmte, tuurkrachten blijven zich voorloopig nog m een geluid en smaak of reuk. De verschijnselen, waargeheimzinnig waas hullen, maar genoeg zij te weten mede zij zich uit en de wetten, waaraan zij gedat de wetenschap stap voor stap in de richting hoorzaamt zijn ons even vertrouwd als die van tot oplossing van het vraagstuk vooruitgaat en de andere natuurkrachten. . dagelijks juistere voorstellingen verkregen worden omtrent den aard der elektrische en magnetische Laten wij eens even de natuurkundige verklaring verschijnselen. Of de praktijk iets zal hebben aan geven van licht, geluid of warmte. de wetenschap wat elektriciteit feitelijk is, zal de Als wij 's avonds in een helderen nacht buiten tijd moeten leeren. Voorloopig is het voldoende staan dan zien wij duizenden flikkerende sterren. dat men de wetten van elektriciteit en magnetisme De teleskoop leert ons dat sommige zonnen, andere kent, en die weet toe te passen in allerlei richting manen, weder andere werelden als de onze zijn. en dat men daarin reeds bizonder ver gevorderd De ster, die het dichtst bij ons staat is nog milis, dat bewijzen de vele toepassingen in het dalioenen kilometers van ons verwijderd en toch zien gelijksch leven. ,., , j wij haar. Er moet dus iets tusschen de ster en ons ooq zijn dat de verbinding tusschen die twee Is het in dit opzicht niet hetzelfde als met de vormt. Deze verbinding wordt in het dagelijksch zwaartekracht? leven „lichtstraal" genoemd. Natuurkundigen verW i e weet wat de zwaartekracht eigenlijk is en klaren ons dat tusschen die ster en ons oog een toch gehoorzaamt ieder onwillekeurig aan haar ontelbaar aantal lichtgolven in onafgebroken volgwetten, te beginnen met het pas geboren kind tot orde en met verbazende snelheid aanwezig zijn. Als aan den geleerde toe, die de wetten aan de nawij ons oog op een andere ster richten, dan zendt die tuurverschijnselen toetst en den practicus, die van ons eveneens lichtgolven toe en als wij ons nU die wetten in de meest uitgebreide beteekenis van eens van de aarde konden verwijderen tot op een het woord voor allerlei doeleinden gebruik maakt.
terwijl als men tweemaal plant, men dikwijls veel te laat is, wat dan ook weer een verlating van den padiplant tengevolge heeft. Door een sterk doorgevoerde plantregeling is hierin verbetering te brengen 't Spreekt vanzelf, dat aan die plantregeling dan ook streng de hand gehouden moet worden. Er wordt wel beweerd, dat het in strijd zou zijn met de persoonlijke vrijheid als men iemand wilde dwingen op een bepaalden tijd een bepaald gewas te planten. Wij kunnen deze meening niet deelen. Als elk persoon in 't planten geheel onafhankelijk stond van den anderen was voor deze meening iets te zeggen. Nu echter een vroeger of later planten van padi b. V. tengevolge heeft dat vroeger of later meer water gebruikt moet worden dan waarop de plantregeling recht geeft en dus een directe benadeeling van andere tengevolge heeft, is dit o. i. niet toelaatbaar. Tenzi) men bij de waterverstrekking geen rekening hield met wat geplant is, doch met wat geplant moest zijn. Dit zou echter meer allerlei onaangename gevolgen hebben. Bij een gebied als het Sampeangebied past, zooals ook uit de staat blijkt, in hoofdzaak padi in den Westmoeson en polowidjo in den Oostmoeson. W a a r Oost- en Westmoesondebiet echter weinig verschillen is dit anders. Daar zal men moeten zorgen, dat steeds door, een o. v. gelijk oppervlak met padi en een gelijk oppervlak met riet en polowidjo beplant is. Een voldoend aantal staten, als wij er hier een gaven, zijn een zuiveren grondslag om een goede plantregeling saamtestellen. Tenslotte willen we nog even de aandacht er op vestigen dat de totale rietaanplant steeds vrijwel gelijk blijft ook in den tijd voor het planten. Er is wil eens beweerd dat de suikercultuur in dien tijd twee-derde van de oppervlakte in beslag neemt inplaats van een-derde, n. 1. een-derde voor den ouden en een-derde voor den nieuwen aanplant. Uit ons staatje blijkt echter dat het snijden en planten vrijwel gelijken tred houden. Een zelfde staatje voor genoemd gebied over de jaren 1915 en 1916 en ook van andere gebieden toont het zelfde aan. Wordt vervolgd.
31 AUG. 1917.
INDISCH BOUWKUNDIG^TIJDSCHRIFT.
281
metalen geleiders, is het het eenvoudigst eerst zeer grooten afstand, dan zouden wij die sterren na te gaan hoe de wind zich gedraagt en dan steeds kunnen blijven zien, waaruit wij het besluit kan door vergelijking alles wat hierop betrekkmg mogen trekken dat die millioenen sterren naar alle heeft overgebracht worden op dien eigenaardigen richtingen lichtstralen uitzenden en wel zonder ether De overeenkomst is zeer groot en kan veel ophouden, zoodat van bepaalde lichtgolven gebijdragen tot het goed begrijpen van zeer vele sproken kan worden. elektrische verschijnselen. Tusschen ons en de sterren en tusschen deze en O p de eilanden in den oceaan heerscht bijna de oneindige zichtbare ruimte is een middenstof, voortdurend wind, hetzij die als land- of zeewirid die deze golven voortplant, alles doordringt en wordt gevoeld. Overdag wordt het land door de op haar plaats bhjft ook als wij u t hare nabijheid zon verhit; de daarboven hangende lucht verdunt alle vaste stoffen, vloeistoffen en gassen verwijen stijgt op en de koelere lucht boven de zee deren, een middenstof, eigenaardiger dan de meest neemt haar plaats in, waardoor de zeewind ontzeldzame stoffen, „ether" genaamd. staat, 's Nachts heeft het omgekeerde plaats: het Objectief beschouwd is licht dus een golfbeland koelt sneller af dan de zee, de lucht daalt weging van den ether, die overal aanwezig is, en de landwind is ontstaan. Er is steeds een strooalle lichamen doordringt en elke ruimte opvult. ming van de plaats waar de lucht wordt verdicht Door een dergelijke middenstof, maar veel groen naar een plaats waar de lucht wordt verdund. ver van samenstelling, de lucht, wordt het geluid Deze plaatselijke verdunning en verdichung, vertot ons oor voortgeplant. oorzaakt door verschil in temperatuur, is de oorDoor middel van de stemmiddelen veroorzaakt zaak van het ontstaan van zachte winden, stormen een spreker geluidsgolven, die uit de longen voorten orkanen. komen en zich door de lucht verspreiden Die Indien de wind, in plaats van ongehinderd door geluidsgolven breiden zich van het eene punt, de ruimte te blazen, gedwongen wordt door een den mond des sprekers, in alle richtingen uit totnauwe spleet te gaan, indien wij, bij voorbeeld een dat zij het gehoororgaan van de menigte treffen. zekeren winddruk doen ontstaan aan het eene einde Ongeveer hetzelfde vindt plaats als men een steen van een lange ijzeren pijp, dan gaat door die pijp in een stilstaand water gooit. Van het middenpunt een sterke luchtstroom, zooals bijv: in de buizen der verstoring van het evenwicht der wateropwaardoorheen door luchtdruk kleine wagentjes met pervlakte gaan in alle richtingen straalsgewijze poststukken vervoerd worden tusschen de groote golven uit. totdat deze den oever treffen. Maar post' en telegraafkantoren der groote steden in die golven planten zich evengoed onder de waEuropa, soms ook in winkels voor het vervoer teroppervlakte voort, soms tot den bodem en visder gekochte goederen, of ook warme lucht bij schen die organen bezitten, die eenigszins gelijken inrichtingen voor centrale verwarming of gas in op die van het menschelijk oor, ondervinden gede stedelijke leidingen, steeds van uit een midwaarwordingen die bij ons geluid te voorschijn delpunt waar de verdeeling naar verschillende zouden roepen. plaatsen geschiedt. In het geval van water-of geluidsgolven of De wind, die door de ruimte waait wordt voor lichtgolven weten wij door waarnemmg dat er ons zichtbaar gemaakt door opgewaaide bladeren, geen lichamelijke mededeeling is van een waterstof, enz. enz. hi) buigt de takken der boomen, deeltje, van licht of ether van het middenpunt blaast een vlam uit of buigt dien naar omlaag. der beweging tot den oever, het oor of het oog. De richting wordt aangegeven door de overal Elk deeltje beweegt op zich zelf over een afstand, aanwezige windwijzers en de kracht kan gemeten die slechts een gedeelte van een miUimeter beworden door instrumenten: anemometer genoemd. draagt, maar elk geeft een stoot aan het volgenZooals het met den wind ga^it zoo geschiedt de, dit weder aan het daarop volgende, en zoo het op dezelfde wijze met de elektriciteit. voorts, en zoo voorts, zoodat de beweging en Indien wij in plaats van het eiland in den met de stof zelf over een kleineren of grooteren Oceaan een metalen kogel nemen en dien aan afstand wordt voortgeplant. En juist is deze voorteen ziiden draad in de ruimte ophangen, terwijl planting van beweging, in tegenstelling van de de oceaan voorgesteld wordt door de omringenvoortbeweging van de stof zelf, het eigenaardige de lucht gedurende een vochtigen dag en wij den en karakterestieke van de golfbeweging. kogel laden met elektriciteit, of, zooals de tecliniWie heeft niet eens een luchtgolf over een sche term luidt, aan den kogel een positieve elekgraanveld zien heenstrijken! Elke halm buigt het trische lading geven, dan zal van dien kogel een hoofd, maar slechts over kleinen afstand en toch elektrische stroom uitgaan en wel in alle richtingen, strijkt de geheele luchtgolf over het gansche opzoolang de spanning van de elektriciteit vari den pervlak. Het geluid is dus een golfbeweging voortkoqel grooter is dan die van de omringende ucht geplant door middel van de lucht. Het hcht is Dit kan aangetoond worden door op den kogel een golfbeweging voortgeplant door den ether. eeniqe drooge bladeren of papiersnippers te leggen, Maar, beide middenstoffen hebben ook de eigendie oogenbhkkelijk in alle richtingen worden wegschap golven te voorschijn te roepen, die geluid geblazen. Indien een brandende kaars in de nabijen licht over zeer groote afstanden bemerkbaar heid van den kogel wordt gebracht zal de vlam maken. In het geval van de lucht noemen wij worden afgebogen, in enkele gevallen worden deze beweging: wind. In het geval van ether uitgedoofd. zal nu aangetoond worden, dat wij te doen hebben Indien de elektrische stroom in plaats van naar met een elektrischen stroom. alle richtingen weg te vloeien gedwongen wordt Evenals de wind de lichamelijke voortbeweging zich in een bepaalde richting te bewegen, hier is van de middenstof, welker golvende beweging door middel van een geleider, als in ons geval de wij geluid noemen, evenzoo is een elektrische kogel door een metalen draad met de aarde wordt stroom de lichamelijke voortbeweging van de verbonden, dan zal door dien draad een sterke middenstof, welker golvende beweging door ons elektrische stroom gaan, waarvan de richting belicht wordt genoemd. paald wordt door middel van den e ektrischen Een elektrische stroom is niet anders dan een windwijzer, een magneetnaald en welks sterkte stroom van licht. Voor het goed begrijpen van gemeten kan worden, nu niet door middel van het wezen der elektrische stroomen, hetzij deze een anemometer, maar van een galvanometer. Zich voortplanten door de open ruimte of langs
282
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
Hieruit besluiten wij dat de elektrische stroom een strooming van den ether is, waarop hieronder nog zal worden teruggekomen. De eigenschappen der elektriciteit zijn het meest bestudeerd door middel van stroomen die door metalen geleiders gaan en bij alle elektrische praktische toepassingen wordt dan ook van dergelijke geleiders gebruik gemaakt. De elektriciteit of zooals wij spoedig zullen zien, de etherstroom plant zich snel door een roodkoperdraad voort. Voor dien etherstroom is de draad hol; in elektrische termen: koper is een goede geleider. Zij gaat eveneens door een ijzeren draad, maar niet met hetzelfde gemak, dezelfde snelheid, nog minder is de snelheid door een draad van kool. Zij stroomt beter • door een draad van groote middellijn dan door een van kleine afmeting. In alle draden ondervindt zij meer of minder etherische wrijving of elektrischen weerstand. Door die etherische wrijving of elektrischen weerstand wordt de draad verwarmd als de elektriciteit daar doorheen stroomt en zoo zal natuurlijk een draad van geringe middellijn hooger verhit worden dan een van grootere afmeting en een van ijzer meer dan een van koper en die van kool het hoogst van allen. Dit zien wij in onze elektrische verlichting. (Kooldraadlampen). De elektrische stroom, in de centrale ontstaan, komt in ons huis door tusschenkomst van draden van koper van betrekkelijk groote middellijn, die daardoor slechts in geringe mate verwarmd worden; maar als zij in de lamp treedt, stroomt zij door een fijne draad van kool, waarin de wrijving plotseling in hooge mate toeneemt en daardoor wordt de verhitting zoo hoog dat de draad witgloeiend wordt; was die draad niet opgesloten in een glazen omhulsel, waaruit de lucht voor het grootste gedeelte is verwijderd, dan zou hij verbranden en er niets overblijven. Een ander geval: een elektrische stroom die door een draad vloeit, welke om een ijzeren staaf is gewonden, doch deze niet aanraakt, dus daarvan geïsoleerd is, verandert die ijzeren staaf in een magneet, zoodat hij in staat is ijzer aan te trekken, dus arbeid te verrichten. Het omgekeerde is eveneens waar: als wij een magneet bewegen in de spiraalvormige windingen van een koperen draad (solenoide), dan wordt in dien draad een elektrische stroom opgewekt en door dien draad te verlengen kan de opgewekte elektriciteit over groote afstanden worden overgebracht en daar weder voor allerlei doeleinden gebruikt. Op dit laatste grondbeginsel berust de dynamo-machine, die ons elektriciteit levert voor licht en kracht. O p het eerste berust de werking van den elektrischen motor, die de tramwagens voortdrijft en kracht levert voor vele industriën. De elektriciteit plant zich door de draden met een enorme snelheid voort (als die van het licht 300 000 K.M. sec) en vormt daardoor een uitstekend middel om berichten tusschen ver verwijderde plaatsen over te brengen, door telegrafie en telefonie. Een telegraafdraad tusschen twee plaatsen is niets anders dan een weg, waarover de elektriciteit zich beweegt. Aan het eene einde is een reservoir van elektriciteit. De Morse-sleutel is de inrichting die aan de elektriciteit gelegenheid geeft in den draad te treden. Door telkens kleine en verschillende hoeveelheden met langere en kortere tusschenpoozen in den draad te zenden volgens vooraf afgesproken codes en hare aankomst te noteeren of op te vangen, kunnen onze gedachten over de grootste afstanden in dat soort taal overgeseind worden.
31 A U G . 1917
Het aankomen van deze oneindig kleine hoe veelheden etherstroomen kan op verschillende manieren voor ons oog zichtbaar gemaakt worden. In de zoogenaamde naaldtelegraaf, gaat de elektrische stroom door een magneetnaald en dwingt deze een bepaalden stand aan te nemen, evenals de wind de richting aangeeft aan een windwijzer. Indien het mogelijk ware op de top van een heuvel een reservoir te plaatsen gevuld met wind onder hoogen druk en dien wind door middel van een of andere inrichting telkens bij kleinere en grootere hoeveelheden te laten ontsnappen volgens eerst overeengekomen afspraak en hem op een heuvel in de nabijheid gelegen weder te laten werken op een windwijzer, dan zou een dergelijke inrichting in alle deelen overeenkomen met de elektrische telegraaf. Maar een dergelijke windtelegraaf zou langzaam werken en steeds onder den invloed staan van weer en wind en daarom nooit in praktisch gebruik genomen kunnen worden 't Is dan ook alleen een voorbeeld. Er is nog een ander verschijnsel waarop nu de aandacht gevestigd moet worden om de overeenkomst aan te toonen tusschen elektriciteit en ethertrillingen. Stel dat wij over een telegraafdraad beschikken waardoorheen en onafgebroken elektrische stroom vloeit. Neem aan dat op een afstand van 10 voet van dezen draad en daarmede in het geheel geen verbinding vormende, een andere draad wordt gespannen en daarin een inrichting wordt aangebracht die het mogelijk maakt de aanwezigheid van een elektrischen stroom aan te toonen, voor het geval deze werkelijk te bemerken zou wezen. Zoo lang de stroom in den eersten draad zonder op houden in de zelfde richting vloeit, bemerkt men daarvan niets in den anderen draad, maar als aan den elektrischen stroom in den eersten draad een snelle trilling of opeenvolging van stooten wordt gegeven, bijv: 100 trillingen per secunde, door het openen en sluiten van den stroom door een Morse-sleutel of andere inrichting, dan ontstaan in den tweeden draad eveneens stroomen van hetzelfde aantal trillingen (frequentie). Hoe heeft deze werking nu plaats?. Hoe worden die trillingen door de ruimte van den eenen draad op den anderen overgebracht? De eenige geleider tuschen beide draden is de vochtige lucht, maar het verschijnsel vertoont zich eveneens als de lucht volkomen droog is, zelf als zij geheel en al ontbreekt (luchtledig). De eenige verklaring is dat de trillingen in den eersten draad naar den tVveeden worden overgebracht door een tusschenstof, in dit geval den ether, die alle ruimten vult. Wij zullen nu aantoonen dat die trillingen werkelijk door middel van den golvenden ether worden overgebracht. Als overeenkomstig voorbeeld wordt de wind weder ter verklaring te hulp geroepen. Onderstel dat wij een buis hebben waardoorheen een onafgebroken luchtstroom wordt voortbewogen. Neem aan dat wij daar 10 voet van daan ons oor plaatsen. Z o o lang de lucht voortdurend stroomt zullen wij daarvan niets bemerken geen geluid wordt gehoord. Maar als wij aan den voortgaanden luchstroom elkander met korte tusschenpoozen opvolgende stooten mededeelen, bijv: 100 per secunde door den luchtstroom herhaaldelijk af te breken en weder te laten stroomen, dan zal de buis naar alle zijden golven uitzenden en wel met 100 trillingen persecunde, waardoor een musicale toon wordt gehoord door ons oor, dat medetrilt. In dit geval is dus een voortdurende luchtstroom door herhaalde afbrekingen veranderd in geluidgolven.
31 A U G . 1917
INDISCH B O U W K U N D I G T I J D S C H R I F T .
Door overeenstemming zou volgen dat in het ,/orige geval een etherstroom (elektriciteit) door snelle onderbrekingen veranderd wordt in ethergolven (elektrische golven). Maar wij moeten een sterker bewijs hebben dan enkele overeenkomst msschen deze twee verschijnselen. Als een herhaaldelijk onderbroken stroom in den draad in staat is om ethergolven te doen ontstaan, dan zijn deze ethergolven in den draad niets anders dan Hchtgolven. Ongelukkig kan ons oog alleen lichtgolven waarnemen, die slechts een klein gedeelte van een millimeter lang zijn, terwijl de golven, door den snelst afgebroken elektrischen stroom uitgezonden, nog verscheidene centimeters lengte hebben. Niettegenstaande dit feit is de volkomen overeenstemming tusschen golven, veroorzaakt door een afgebroken elektrischen stroom en die, afkomstig van een lichtbron, op meer dan een wijze vastgesteld en wel door talrijke proeven, het eerst door Maxwel, later door Hertz bewezen ; de meest overtuigende proef 18 wel deze dat golven, uitgestraald door een elektrischen draad door de ruimte worden geslingerd met een snelheid van 300000 kilometer per secunde, dezelfde snelheid waarmede het licht zich door de ruimte voortplant. Voor zoover dus ethergolven besproken werden zijn dus die, welke uitgestraald worden door een door elektriciteit doorloopen geleider van den zelfden aard als die, door de zon uitgestraald als licht of door elke andere lichtbron. Wordt
EEN SPOORWEG VAN
vervolgd.
BETON.
De belangrijke rol, die beton kan^ spelen bij den aanleg van spoorwegen, wordt o p ' t oogenblik bewezen door de Burlington Spoorweg-Mij. Niet alleen dat deze maatschappij een ruim gebruik maakt van gewapend beton, maar zij laat tevens zien hoe het juiste gebruik daarvan is en vooral hoe de meeste economische werkwijze is. Dit werk zal veel bijdragen tot een snelle verbreiding van het gebruik van gewapend beton bij spoorwegen. Het aanmaken van beton op de plaats van gebruik komt weinig meer voor en het geheele systeem van betonbereiding is gecentraliseerd op een drietal plaatsen n.l. te Galesburg (lil.) Hannibal (Mo.) en Havelock (Neb.) Een van de moeilijkheden, die iedere aanlegafdeeling van een spoorweg op te lossen heeft, is de aanleg der bruggen en ander benoodigdheden m de baan. Vooral bij het uitvoeren van betonwerken moest bijna al het werk ter plaatse uitgevoerd worden. Bij de nieuwe methode wordt het grootste gedeelte juist op een der werkplaatsen gedaan en een brug kan practisch gesproken geheel gereed afgeleverd worden, zoodat alleen het stellen ter plaatse geschiedt. Met andere woorden het werk komt naar de werkplaats, inplaats van de werkplaats naar het werk. Dit geeft enorme besparmgen, vooral daar thans uit het werkvolk gehaald kan worden, wat er uit te halen valt en een brug onder het nieuwe systeem opgericht kost nog beduidend minder dan zij een paar jaar geleden gekost zou hebben in spijt van de groote prijsstijging van materialen den laatsten tijd. Brugdekplanken, brugplaten in vaste maten, zoowel als palen benoodigd voor de bruggen, betonpalen voor afrasteringen, banden voor langs de perrons, buisduikers enz. alles wordt kant en klaar afgeleverd. Als men weet dat een gewapend beton hekpaal gemaakt kan worden voor f 0.55 of ongeveer evenveel als een houten paal kost, kan men
'''"")4( - >'l' "
283
zien welk een besparing met deze werkwijze bereikt wordt. Een ploeg van 12 man op de werkplaats te Havelock kan in een jaar onder meer maken 50.000 hekpalen, 300 brugzerken en 10.000 voet trottoirband om niet te spreken van al de drinktroggen voor de veekralen, die men bij ieder station heeft. Verder moet men in rekening brengen, dat het meeste werk in het warme jaargetijde gedaan moet worden. Gewapend beton platen en palen voor de kleine bruggen worden in voorraad gehouden in standaardmaten en kunnen direct op iedere plaats van de lijn geleverd worden. De platen komen voor in lengten van 14, 16 en 20 voet. In werkelijkheid zijn het meer reusachtige blokken dan platen of zerken. ledere plaat is 7 voet breed en twee er van worden naast elkaar gelegd voor de benoodigde 14 voet voor de normale enkel spoor-bruggetjes. Ieder blok heeft aan een zijde een verhoogde rand, zoodat de twee blokken te samen de aan de buitenzijde van de brug benoodigde opstand geven. De blokken worden door verbindingstukken aan elkaar gekoppeld en de rails er overheen gelegd. Het geheel wordt opgevuld met grint, zoodat de bruggen haast niet te onderscheiden zijn van de gewone baan. De ballast op de brug maakt dat de baan veel gemakkelijker bereden wordt en een oningewijde kan zonder een blik naar buiten te werpen niet weten of hij over een brug gaat of niet. Nog een nieuwigheid is ingevoerd. Terwijl vroeger de bruggen onderhouden werden door speciale arbeiders worden nu de gewone spoorwegarbeiders belast met het toezicht er op. De palen voor de bruggen worden gereed gehouden in lengte van 14 tot 30 voet. Behalve de platen voor de kleine bruggen worden ook betonplaten geleverd als afdekking voor ijzeren bruggen. Deze platen zijn 5 X 1 ^ ^oet, zoodat een plaat juist overdwars de breedte heeft van een enkelspoor baan. Ook deze blokken worden door verbindingstukken aan elkaar gekoppeld en ballast wordt er over heen gebracht, evenals bij de kleinere bruggen. Natuurlijk is er minder vraag naar deze platen daar groote bruggen relatief minder voorkomen dan kleinere. Hoewel sommige maatschappijen de nieuwe methode al hebben aangenomen, zijn er nog een groot aantal, die betonwerklui de lijn langs sturen. Hierdoor heeft men dan een veel langer en tijd noodig om hetzelfde werk te verrichten en moet men op veel plaatsen werken, dan heeft men ook een grooter aantal menschen noodig. Natuurlijk blijft er altijd nog een groote hoeveelheid werk over om de brug ter plaatse te monteeren en ook zal door speciale omstandigheden het wel eens beter zijn de geheele brug op de plaats zelf samen te stellen. De betonwerkplaats te Havelock heeft een lengte van 5 blokken en een breedte van 60 voet. Een gebouw is speciaal bestemd voor het maken van hekpalen, een ander voor drinktroggen. Het zwaardere werk, zooals het maken van de gewapend beton blokken gebeurt buiten gedurende het warme jaargetijde. Een groote loopkraan strekt zich uit over de geheele werkplaats, loopende over een rail aan iedere zijde van de werf; op deze manier is het laden van de blokken, waarvan sommige 26 ton wegen gemakkelijk. Ook de betonmenger voor het buitenwerk is op rails gemonteerd en kan verplaatst worden naar al de mallen, welke over de geheele werf verspreid zijn. Het gebouw bestemd voor het maken van de betondrinktroggen heeft natuurlijk zijn eigen betonmenger. Een systeem van smalspoor met kleine wagentjes, welke de
284
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
vormen dragen, verbindt het gebouw met de werf. Als een trog geheel gereed is wordt de kar naar buiten gereden. O p deze manier wordt de moeilijkheid om de versche troggen met handenkracht te verplaatsen geheel ontgaan. De betontroggen zijn een groote verbetering boven de oude houten troggen en verschaffen het vee, dat per spoor vervoerd moet worden, een zindelijke drinkplaats. In de werkplaats te Havelock worden zoo goed als alle hekpalen voor de lijn gemaakt. Dit werk wordt buitengewoon vlug gedaan met een speciaal daarvoor ontworpen machine. Deze machine eindigt van boven in een groote schoorsteen. Het betonmengsel wordt in kleine bakjes door middel van een elevator naar boven geheschen en in den schoorsteen gestort. De mallen voor de palen worden in een draaiend onderstel gezet. Telkens als een vorm onder de schoorsteen komt wordt juist voldoende beton toegelaten om de mal te vullen, dan komt een volgende enz. De gevulde mallen worden uit de machine gehaald en de palen kunnen in den vorm verharden. Dank zij de Burlington Spoorweg Mij. hebben thans tot zelfs de kleinste halten een afzetting van beton, zooals de trottoirs in de steden. Vroeger was die afzetting van hout of metselwerk. De betonbanden worden in korte stukken op de werkplaatsen gereed gemaakt en aan de verschillende stations geleverd. De stukken worden met behulp van ijzeren krammen aan elkaar verbonden. Het eenige wat thans te doen is, is een geul te graven, de blokken er in te zetten en de aarde weder aan te vullen, terwijl vroeger een ploeg betonwerkers noodig was, die met behulp van houten bekistingen de geheele band op de plaats zelf goten. Het betonneeren van alle kunstwerken draagt er ten sterkste toe bij om de geheele lijn tegen vuur bestand te maken. Men behoeft niet ver terug te gaan om zich de tragedies te herinneren, die het gevolg waren van een afgebrande brug. Houten bruggen worden al eenigen tijd zooveel mogelijk vermeden en de vervanging er van door betonplaten met doorgaand ballastbed heeft een van de verschrikkingen van de spoorwegmenschen weggenomen. Ook de hekpalen van beton hebben het brandgevaar ten zeerste verminderd. Het is niet mogelijk thans reeds te zeggen hoe al deze werken zich in de loop der jaren zullen houden; zooals de werkwijze thans is, kost het niet veel meer een kunstwerk van beton in plaats van hout te maken en thans kan reeds met zekerheid gezegd worden dat, beton een veel langeren levensduur dan hout heeft. Van tijd tot tijd worden er proeven genomen om ook nog andere voorwerpen langs de baan van beton te maken en alleen de tijd kan leeren of dit zal voldoen. Uit Scientific
American.
31 AUG. 1917.
komt, geprobeerd. Dit met cadmium en enkele andere Duitsche metalen vormde een soldeersel dat gezegd wordt niet vergiftig en bijna vrij van tin te zijn. Een vierde van de 21.000 ton in vredestijd per jaar in Duitschland ingevoerde tin, wordt gebruikt voor soldeersel. Het nieuwe recept zal helpen het Duitsche tinprobleem op te lossen, wat wel noodig moet zijn daar een kort geleden gepubliceerd besluit van het Gouvernement de confiskatie beval van alle tinnen deksels van de bierpullen. Ook de kerkklokken zijn overal opgekocht om van hun metaal een nuttig gebruik te maken. Uit Scientific American. GEZONDHEIDSCOMMISSIES OP DE PHILIPPIJNEN. De gezondheidsdienst op de Philippijnen heeft thans den weg ingeslagen van het benoemen van gezondheidscommissies, die nauwkeurige onderzoekingen moeten doen naar de gezondheidstoestand in iedere stad en geschikte plannen maken betreffende de drinkwatertoevoer, afvoer van afvalstoffen, persoonlijke hygiène voor de inlanders en andere zaken de gezondheid betreffende. Dit werk is begonnen in Juni 1915 en twee commissies zijn sedert aan het werk geweest. Zes steden ziin op deze wijze onderzocht. In de eerste tijden van de Amerikaansche inbezitneming werd alleen aandacht gewijd aan het doen ophouden van zware epidemiën, zooals cholera, pokken en builenpest. Pokken en builenpest zijn reeds van de eilanden verbannen, terwijl de cholera reeds zeer verminderd is en nooit meer zoo als vroeger epidemische vormen aanneemt. In 1906 is een algemeen onderzoek naar de watervoorzieningen ingesteld en in het volgende jaar werd de eerste artesische put geboord en thans zijn er reeds meer dan 1200 van deze putten, die voldoende drinkwater geven. Uit Scientific American. VERLICHTING
VAN
KAMERS.
De verlichting van een kamer hangt voor een groot gedeelte af van de kleur en de samenstelling der muren, m. a. w. van de hoeveelheid teruggekaót-st licht. Volgens de laatste onderzoekingen zijn als maatstaf voor teruggekaatst licht de volgende verhoudingsgetallen aangenomen: Zwart fluweel, dof 0.4''/o, zwart katoen 1.2''''c' zwart papier, dof, 4.5'f, donkerblauw papier6.5*/c' donkergroen 10.1"/o licht rood 16.2''/o. donker geel 20''/o, lichtblauw 40'''n. lichtgroen 46.5''f, licht oranje 54.8%, wit 70"/,, spiegelglas, verzilverd 92.3''/o. Prometheus.
E E N SOLDEERSEL ZONDER TIN.
HET UITTREKKEN V A N DAMPLANKEN.
Men zegt dat de Duitschers een soldeersel uitgevonden hebben zonder tin. Tin is zeer schaars in Duitschland, daar het er niet gevonden wordt en het niet ingevoerd kan worden. Eerst is geprobeerd cadmium, een metaal nauw verwant aan zink, te gebruiken, want cadmium wordt in groote hoeveelheden in Duitschland gevonden. Een zeer goed soldeersel werd bereid uit SO^/o lood, 10"/o cadmium en slechts 10'/o van tiet nu kostbare tin. Dit mengsel kan echter niet gebruikt worden voor het maken van blikjes, daar het lood met zure vruchtensappen vergiftige verbindingen aangaat. Toen werd bismuth een ander metaal, dat ook in groote hoeveelheden in Duitschland voor-
Zooals de lezers uit het artikel „Machines voor de bouwplaats" hebben kunnen zien, worden tegenwoordig de nieuwerwetsche stoomheien (systeem Nasmyth, Morrison, Lacour, Figee, enz.) gebruikt, niet alleen om palen en planken in te heien, maar ook om ze er weer uit te trekken. In Scientific American vonden wij het volgende bericht: Omgekeerde hamers zijn met succes gebruikt voor het verwijderen van den kofferdam voor den gemeentepier bij de 46ste straat. Verscheidene 72 voet (22 Meter) lange palen kwamen direct naar boven toen een kracht van slechts 40 ton werd aangewend en men mag aannemen dat, op de zware hoekpalen na, voor geen enkele een
i'ii' 31 AUG. 1917.
285
INDISCH B O U W K U N D I G TIJDSCHRIFT.
grootere kracht dan 100 ton is noodig geweest, bit bewijst dus dat de omgekeerde stoomhamers yebruikt kunnen worden om de langste stalen damplanken uit te trekken nuts zi) goed ingeheid zijn geweest. VRAGENBUS. Vraag No. 1. Hoe is de nieuwste tractementsregeehng voor de opzichters Rijkswaterstaat in Nederland? Hoe luidt thans de titel voor deze ambtenaren ? Gwenscht is een volledige opgave van begintractement, voorhoogingen enz verder c. q huishuurindemniteit, enz. Vraag No 2: W i e helpt den Redacteur aan het dwarsprofiel van de kali bij C uit het wegenvraagstuk van het architectsexamen van dit jaar. I N H O U D V A N TECHNISCHE EN TIJDSCHRIFTEN.
VAK-
Indisch Tijdschrift voor Spooi- en Tiamwegwezen No VU Vereenvoudigde administratie voor bestelgoederenvervoer — De 8 uur arbeidsdag beweging van het Amenkaansche spoorwegpersoneel — Verhoogmg van den oppersdruk van wielen en buitenkiukken door herhaald oppersen — Een Amerikaan sche slagring — Eenige bladzijden Indische Spoorwegpolitiek 11 (De voorgeschiedenis der Indische Spoorwegen) Open betrekkingen — Maandopbrengsten Technisch Weekblad No X Ontwerp bondsbegrootmg 1917 —Voorstellen voor de 21sfe. gewone algemeene vergadering. — Tusschentijdsche bestuurbverkiezing — Kort verslag bestuursvergadering van 10 Febr. 1917 — Aankondigingen van excursies — Kalk uit Nederlandsche kalksteen gebrand — Uit Technische bladen — Mutaties ledenlijst — Informatiebureau Idem No XI Niet ontvangen Idem No. XII Aankondigingen van excursies — Verslagen van afdeehngsvergaderingen — Uit de afdeelingen — Kritiek op lage aanvangstractementen van technici. — Uit technische bladen — Mutaties ledenlijst — Informatiebureau Idem No XIII Aankondigingen van excursies — Verslagen \an afdeelingsvergadeiingen — Jaarverslag van de commissie van de statistiek 1916 — Uitslag van examens — Boekbespreking en Catalogi — Voorstellen tot voorkoming van ontslag van metaalnijverheidstechnici — Uit technische bladen — Mutaties ledenlijst — Informatiebuieau Idem No XIV In Memoriam Dirk Rijksen — Jaarboekje 1917 _ Periodieke verkiezing Bondsbestuur — Aankondigingen van vergaderingen en excursies — Verslagen van afdeehngsvergaderingen — Over de prijsvraag in T . W No. 46 — Huisvlijt tentoonstelling — Nationale bloemententoonstelling — Boekbespreking en Catalogi — Uit technische bladen — Mu taties ledenlijst — Informatiebureau
MUTATIES TECHNISCH PERSONEEL B. O. W . . S. S. en G E N I E . B. O. W Ontslagen op verzoek met ingang van 9 September wegens overgang in particulieren dienst eervol uit s' lands dienst de opzichter 3 de klasse J. Hoek.*)
Tijdelijk belast Met de waarneming der betrekking van opzichter D. Th. J. J. Diederiksz Winkelhaagen, thans onderopzichter der 1ste klasse. Bepald: Dat de benoemde opzichters F. F. Jüch, W . F. H. van der Pol, W . F. Ch. Pelt, C. P H. de Jongh, G. F. Busé J. L. E. Kühr, Ch. Th. Steiginga, A. L Bcrget, A. van Kuilenburg, N . Neijman, W , N . Rundberg, F. H. Bödmer, A E. Lokollo, J. A. Lefeber en de wd. opzichter D. Th. J. J Diederiksz Winkelhaagen bij de exploitatie, afdeeling weg en wecken geplaatst blijven; dat de benoemde opzichter F. Döhne bij de werken tot verbetering der spoorwegtoestanden in en om Soerabaja geplaatst blijft; dat de benoemde opzichter R. G. Ch. Bookelman bij den aanleg van de lijn Bandjar-Parigi geplaatst blijft; dat de benoemde opzichter W . F. Lefeber, op het kantoor van het hoofd van den dienst, (constructie-contrólebruggenbureau) geplaatst blijft; dat de benoemde opzichter H. W . Dornseiffcr en E. R. Clark bij de opname van Staatsspoorwegen op Java en de waterkrachten in NederlandschIndië geplaatst blijven; dat de benoemde opzichters W . F. Krols en A. C. NeijndorfF bij den aanleg van Staatsspoorwegen in Zuid-Sumatra geplaatst blijven. ' Ontslagen: O p verzoek, wegens ziekte eervol uit zijne betrekking de opzichter F. H. de Bruin, met bepaling dat het ontslag gerekend wordt op den 6 den Mei '17 te zijn ingegaan.
A D V E R T E N T I E N. Bij de Dcli Spoorweg Maatschappij kunnen geplaatst worden
twee Opzichters salaris naar bekwaamheid. Inlichtingen te bekomen bij den heer J. R Th N A G E L Weltevreden, Oud Gondangdia, Gangbaroe N o . 8, Zich verder te wenden tot de administratie der Deli Spoorweg Maatschappij te Medan.
BEKENDMAKING. De Burgemeester van Soerabaja maakt bekend, dat het programma in de Nederlandsche en Maleische taal voor de door deze Gemeente uitgeschreven.
Prijsvraag
S. S. Benoemd: Tot opzichter F. F. Jüch, W . F. H. van der Pol, W . F. Ch. Pelt, C. P H. de Jongh, G. F. Busé, J, L. E. Kühr, F. Döhne, Ch Th. Steiginga, A. L. Berger, A. van Kuilenburg, N . Neijman, F. H. Bödmer, W . F. J. Krols, A. F. LokoUo, E. R. Clark, J. A. Lefeber. R. G. Ch. Bookelman, W . F. Lefeber, H. W . Dornsciffer, A. C. NeijndorfF, en W . N. Rundberg, thans onderopzichter der 1ste klasse: *) de heer Hoek is sedert benoemd tot opzichter 1ste klasse bij den dienst van het Bouw- en Woningtoezicht van de Gemeente Semarang. Behoudens onvoorziene omstandigheden kan hij dus nog gedurende lange jaren redacteur van het I B. T. blijven.
voor
Projecten
van
Goedkoope
woningen
ter Gemeente-Secretarie verkrijgbaar is gesteld tegen betaling van f 1 . ^ per stuk, zoomede het Rooireglement tegen eene betaling van f 0,50 per stuk. Tegen inzending der kosten worden het programma en Rooireglement toegezonden. Voor deze prijsvraag is eene totaal som van f 10.000.— voor de prijstwinner beschikbaar gesteld. Soerabaja, den 26 Juli 1917 De Burgemeester van Soerabaja, A. M E Y R O O S .
ff'
286
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT.
31 AUG. 1917.
PRIJSVRAAG voor projecten voor goedkoope woningen, uitgeschreven door de Gemeente
SOERABAIA. Beantwoording van aan de jury gestelde vragen. VRAAG
ANTWOORD
Art. 3a. Bedoeld wordt de oppervlakte van het Vraagt het indienen van eene opgave hoofdgebouw en der bijgebouwen berekend van de oppervlakte van het Hoofdgebouw naar de buitenwerksche maten. en der bijgebouwen. Is dit de buitenwerksche oppervlakte ? Art. 3c. De er fafsluiting, aanleg gas- en waterBerekening van den totalen kostprijs: leiding, begrinting en beplanting kunnen in moet voor afsluiting voorerven, voor gashet project wel in beschouwing genomen en waterleiding, voor begrinting en beworden, doch komen niet in aanmerking planting door ontwerper prijzen vastgesteld bij de berekening van den totalen kostprijs. worden of kan dit alles buiten beschouwing blijven ? Art. 3c. Voor elk type van elke afdeeling wordt Moet een gedetailleerde begrooting ingeeen gedetailleerde begrooting verlangd. diend worden? Voor elk type van elke afdeeling? of kan voor overeenkomende bouwconstructie verwezen worden naar een gemaakte begrooting, herleid tot een prijs per M^? Art. 3e. Een liniaire plattegrondteekening is volWordt met kapplan voldoende geacht doende doch in ieder geval moet de plaateen liniaire plattegrondteekening van de sing der spanten worden aangegeven. dakvlakken ? Art. 51. Wordt bedoeld topgevels. ad. d. rooireglement spreekt van eindgevels; welke zijn deze bij een vierkant gebouw zonder topgevels ? Wordt misschien bedoeld muren met topgevels? Verlangd wordt voor elke afdeeling 2 woningen. Moet dit luiden: minstens één ontwerp vrijstaande woning en minstens één ontwerp gekoppelde woning? Ja. Behalve de vorenstaande zijn nog enkele vragen gesteld en verzoeken gedaan, welke hun beantwoording kunnen vinden in de voorwaarden van de prijsvraag bldz. 2 laatste lid, bldz. 3 6e en 7e hd) of waaraan niet voldaan kan worden, zoodat beantwoording hiervan onnoodig is. Soerabaja, 24 Augustus 1917. De Burgemeester van Soerabaja,
A. MEYROOS. Stoomdrukkerij MASMAN & STROINK, Semarang.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift 30 Jul
1.
Fig: 2.
ir
Slede-graafmachine jn^^^^^'^bineerde egalisator en transport-mnchtmg (motor).
•i
INDISCH BOUWKUNDIG TIJDSCHRIFT.
31 AUG. 1917.
Indisch Bouwkundig Tijdschrift 30 Juni 1917 No. 12.
IJSVRAAG
MACHINES VOOR BOUWPLAATS 1.
n voor goedkoope woningen, uitgereven door de Gemeente
SOERABAIA. irding van aan de jury gestelde vragen. G
ANTWOORD Fig: 6.
an eene opgave iet Hoofdgebouw de buitenwerksche
Bedoeld wordt de oppervlakte van het hoofdgebouw en der bijgebouwen berekend naar de buitenwerksche maten.
totalen kostprijs: )rerven, voor gas)egrinting en beprijzen vastgesteld liten beschouwing
De erfafsluiting, aanleg gas- en waterleiding, begrinting en beplanting kunnen in het project wel in beschouwing genomen worden, doch komen niet in aanmerking bij de berekening van den totalen kostprijs.
ï begrooting inge: type van elke overeenkomende en worden naar [, herleid tot een
Voor elk type van elke afdeeling wordt een gedetailleerde begrooting verlangd.
/oldoende geacht ïekening van de
Een liniaire plattegrondteekening is voldoende doch in ieder geval moet de plaatsing der spanten worden aangegeven.
)reekt van eindgebij een vierkant ; Wordt misschien evels ? elke afdeeling 2 en: minstens één ig en minstens één ling?
Fig: 1.
Slede-graafmachine gedurende vervoer te land.
Fig: 4.
Fig: 2.
Egalisator door muildieren in beweging gebracht.
Grijpemmer met 2 schoepen.
Fig: 7. Gecombineerde egalisator en transport-inrichting (motor).
Slede-graafmachine in houtconstructie.
Wordt bedoeld topgevels.
-1
•"'V Fig: 5.
Hellende transporteur.
\ .
Ja.
ande zijn nog enkele vragen gesteld en verzoeken gedaan, welke en vinden in de voorwaarden van de prijsvraag bldz. 2 laatste of waaraan niet voldaan kan worden, zoodat beantwoording Soerabaja, 24 Augustus 1917. De Burgemeester van Soerabaja,
A. MEYROOS.
Fig: 8.
Buckeye Traction Ditcher.
Stoomdrukkerij MASMAN ö STROINK, Semarang.
Fig: 3.
Fig: 3a. Sinaasappelschil-grijper.
Fig: 3b,
Graafemmer. Fig; 9.
Profiel-graver.
ml
m\ at
^