Hyperthermie – koortsopwekking tegen kanker Hyperthermie is een behandeling waarbij de temperatuur in het gehele of een deel van het lichaam zodanig verhoogd wordt dat hierdoor waarden als bij koorts of nog hoger bereikt worden. Doel van de behandeling is genezing te bewerkstelligen of te versnellen. Koorts is namelijk een fysiologisch mechanisme van ons lichaam om biochemische reacties sneller te laten verlopen, waardoor herstelwerkzaamheden in ons lichaam beter kunnen verlopen. Vroeger werd hyperthermie vooral toegepast bij infecties, binnen de natuurgeneeskunde. Kinderen en mensen met koorts werden warm ingepakt als ze al koorts hadden om hierdoor de temperatuur te verhogen. Naderhand kwamen er ook methoden om de lichaamswarmte actief te verhogen, zoals sauna en warme baden. De laatste decennia is hyperthermie ook in de belangstelling gekomen omdat de methode werkzaam zou zijn tegen kanker. Daarom is men de methode ook gaan toepassen in academische centra om de werking en werkzaamheid ervan wetenschappelijk te kunnen bewijzen. Daarnaast is er in de complementaire geneeskunde ook een hyperthermie stroming, die voortgekomen is uit de natuurgeneeskundige benadering (dagelijks 10 minuten in een 43 graden bad, het gehele lichaam; uitgezonderd het hoofd).
Verschillen Nederland en buitenland Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen de in Nederland in academische centra toegepaste hyperthermie en die door de complementaire artsen wordt toegepast? In de Daniël de Hoedkliniek in Rotterdam wordt alleen plaatselijke hyperthermie toegepast in twee variaties: oppervlakkige en diepe. Voor beide types wordt een andere apparaat gebruikt. De oppervlakkige hyperthermie gaat met behulp van een zelf ontwikkeld apparaat dat hyperthermie tot 4 centimeter diepte kan bewerkstelligen en werkt met radiomagnetische straling met een frequentie van 433 MHz, feitelijk een soort magnetronstraling. Voor de diepe hyperthermie wordt gebruik gemaakt van een commercieel verkrijgbaar systeem met acht applicatoren (of antennes). De frequentie van de radiomagnetische straling hiervan is 70 MHz. Hiermee kunnen tumoren in de romp behandeld worden. Bij beide apparaten wordt intensief gekoeld aan de buitenkant om te voorkomen dat de huid verbrandt. Met behulp van deze apparatuur kan nauwkeurig in de gaten gehouden worden of de temperatuur in het behandelde gebied niet te hoog wordt. Boven de 45 graden Celsius wordt namelijk ook aan gezonde cellen teveel schade aangericht.
1
Lokale en totale hyperthermie Ook binnen de complementaire geneeskunde worden twee verschillende types hyperthermie toegepast, de plaatselijke methode en de totale lichaamshyperthermie. Voor de locale hyperthermie wordt vaak gebruik gemaakt van een commercieel verkrijgbaar apparaat dat werkt via een elektromagnetisch veld met een frequentie van 13,56 MHz. Het heeft twee elektrodes of applicatoren, onder en boven en voor elk van beide kan een grote en kleinere variant gebruikt worden. Hierdoor, in samenwerking met de ingebouwde elektronica, kan goed op een tumor gefocust worden, zowel in ledematen, romp als hoofd. Ook voor de totale lichaamshyperthermie wordt veelal een commercieel verkrijgbaar apparaat gebruikt. Hierbij wordt het lichaam verwarmd door middel van infraroodstraling waarbij speciale filters het lichaam beschermen tegen verbranding. Met deze methode kunnen temperaturen tot 42 graden Celsius bereikt worden, maar veelal gaat men niet hoger dan 40,5 graden. Diverse gezondheidsparameters van de patiënt kunnen worden gemonitord, zoals lichaamstemperatuur, ECG en zuurstofverzadiging van het bloed.
Welke vorm van hyperthermie is werkzaam? Waarom wordt er hier zo’n duidelijk onderscheid gemaakt tussen hyperthermie in reguliere en in complementaire setting? De reden hiervoor ligt in het feit er binnen de reguliere geneeskunde twijfel bestaat aan de kwaliteit van veel toegepaste hyperthermiebehandelingen. Het gaat hierbij met name om de vraag of voldoende hoge temperaturen bereikt worden. Er wordt dus ook veel aandacht besteed aan het meten van de bereikte temperaturen en aan het verbeteren van methodes om deze te meten. Omdat de reguliere hyperthermie veelal in universitaire centra plaatsvindt, zijn voor dit soort fundamenteel wetenschappelijk onderzoek ook vaker de faciliteiten en fondsen beschikbaar. En het is inderdaad zo dat de fabrikant van het meest verkochte commercieel verkrijgbare hyperthermie-apparaat niet voldoende onderzoek heeft verricht naar de bereikte temperaturen om met zekerheid te kunnen garanderen dat de streeftemperaturen in de tumor ook altijd gehaald worden. Daarnaast is het aantonen van de werkzaamheid van hyperthermie een moeizame zaak. Enerzijds omdat de therapie eigenlijk altijd gecombineerd wordt met een of meerdere andere behandelingen, zoals radiotherapie en/of chemotherapie. Anderzijds ook omdat de gouden standaard voor dit soort onderzoek het gerandomiseerde placebogecontroleerde onderzoek is, het 2
evidence based model. En dan nog liefst dubbelblind, wat met name bij een behandeling die duidelijk waarneembaar is vrij lastig is. Binnen een universitaire ziekenhuissetting is het mogelijk om de helft van de mensen niet te behandelen met hyperthermie, want iemand die de standaardbehandeling (meestal radiotherapie) ondergaat kan kiezen voor een kans op extra therapie door aan het onderzoek mee te doen. De meeste mensen die echter bij een complementair behandelcentrum voor hyperthermie komen, doen dat omdat hun tumor regulair niet binnen een behandelprotocol is opgenomen maar toch hopen of verwachten dat hyperthermie ook in hun geval een gunstig effect zal hebben. Deze mensen zullen dus zelden instemmen met deelneming aan een onderzoek waarbij ze vijftig procent kans lopen niet behandeld te worden op de manier zoals zij dat graag willen. Om deze reden is men binnen de complementaire geneeskunde veelal gedwongen de bewijzen voor het succes van een behandeling uit een serie opeenvolgende patiënten met een bepaalde kanker te halen en de resultaten hiervan te vergelijken met de standaardprognose voor dit soort patiënten. En dat vergt dan ook al een zekere specialisatie in bepaalde tumorsoorten en een zekere grootschaligheid (en dus ook weer reputatie) om voldoende patiënten met eenzelfde tumor te kunnen behandelen. En mensen die liefst ook een zelfde reguliere behandeling ondergaan of ondergaan hebben. En bovendien bestaat een standaardprognose feitelijk niet: elk onderzoek levert andere cijfers en veel onderzoeken uit het verleden zijn gebaseerd op behandelingen die inmiddels weer veranderd zijn en niet meer standaard. Door dit soort moeilijkheden is het zeer lastig en tijdrovend om onomstotelijk te kunnen bewijzen dat een behandeling gunstig is. En dit verklaart op zich het wantrouwen van de reguliere geneeskunde in vele complementaire behandelingen. En versterkt dit wantrouwen tevens. Toch zijn er vanuit de complementaire geneeskunde diverse behandelingen en inzichten naar voren gekomen die uiteindelijk een plaats in de reguliere geneeskunde hebben verworven. Niet alleen vanuit de kruidengeneeskunde zijn er op basis van planten stoffen geneesmiddelen geïsoleerd die nu wijd en zijd gebruikt worden (zoals vincoblastine uit de vinca minor en taxol uit pijnbomen), maar ook is reeds het eerste antikanker-medicijn geïsoleerd uit salvestrolen, stoffen die planten maken om zich te verweren tegen aanvallers. Ook het gebruik van probiotica maakt een duidelijke opkomst door en is inmiddels ook door de voedingsmiddelenindustrie omarmd als het middel tegen een slechte darmwerking. Hoewel dat in de praktijk natuurlijk niet zo simpel ligt. En eveneens begint het steeds duidelijker te worden dat onze 3
voedingsmiddelenindustrie niet meer de kwaliteit voeding oplevert die de mens eigenlijk nodig heeft. En dit zijn slechts enkele voorbeelden. Dit spanningsveld tussen regulier en complementair zal voorlopig nog wel blijven bestaan, ondanks de toenemende pogingen tot verzoening. De integratieve geneeskunde waarbij het beste van twee werelden wordt gecombineerd, is nog niet tot stand gekomen. Naast de bewijsbaarheid van bepaalde behandelingen spelen hier ook nog andere factoren mee, zoals economische en ook sociaal-culturele. De farmacochemische industrie heeft belangrijke invloed op de besluitvorming in deze wereld en heeft vermoedelijk een belangrijke invloed op de medische besluitvorming. Vanuit dat perspectief is het blijven bestaan van een tegenstelling tussen regulier en complementair vermoedelijk zelfs wel gunstig.
Kosten hyperthermie Een ander aspect van behandeling met hyperthermie is het kostenaspect. Regulier wordt dit in principe, al dan niet na verleende toestemming van de verzekeraar, vergoed, soms draagt de universiteit zelf (gedeeltelijk) de kosten. Hyperthermie binnen de complementaire geneeskunde daarentegen wordt hooguit gedeeltelijk vergoed – met een heel goede aanvullende verzekering – en meestal niet. En omdat de behandeling een duur apparaat vergt, een half uur tot een uur duurt en omdat er vaak tot dertig behandelingen noodzakelijk zijn, wordt het kiezen voor complementaire hyperthermie dus ook direct afhankelijk van de beschikbare fondsen: de meeste mensen zullen het niet of nauwelijks kunnen betalen. Wat betekent dit nu allemaal voor iemand die gehoord heeft dat zijn/haar kans om langer en met betere levenskwaliteit te overleven toeneemt wanneer er ook een hyperthermiebehandeling plaatsvindt naast een reguliere behandeling? Volgens onze inzichten is dat naar alle waarschijnlijkheid inderdaad het geval. De kans is groot dat wanneer zo’n aanvullende behandeling in een universitair centrum tezamen en gecoördineerd met de normale reguliere behandeling plaatsvindt, deze een (iets) hogere kwaliteit heeft dan wanneer deze in een andere setting plaatsvindt, binnen de behandelcentra van de complementaire geneeskunde. Aan de andere kant kunt u binnen de complementaire geneeskunde profiteren van behandelingen met voeding, voedingsstoffen en kruiden die een gunstig effect kunnen hebben en die regulier niet gebruikt worden. En dus zal het voor ieder die de mogelijkheid heeft om een keuze te maken voor reguliere hyperthermie of complementaire hyperthermie een persoonlijk afweging zijn, waarbij naast de medisch statistische gegevens en het kostenaspect ook nog veel andere factoren een rol zullen spelen. 4
En voor wie geen keuze heeft omdat voor de eigen tumor geen reguliere hyperthermie beschikbaar is en wie voldoende draagkrachtig is om zo’n behandeling zonder problemen te kunnen betalen, voor die mensen is het kiezen voor complementaire hyperthermie vermoedelijk een goede optie die kan bijdragen aan een langer en prettiger leven na of met kanker. Bron: © 2007 - 2009 STICHTING NATIONAAL FONDS TEGEN KANKER
5