HUISBEZOEKEN AAN 80 – PLUSSERS
Rapport huisbezoeken bij 80-plussers in Merelbeke
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 1 van 21
Projectevaluatie I.
OPSTART
a.
een geschikt personeelslid
In de opstartfase van het project diende aandacht te gaan naar een aantal randvoorwaarden die vervuld dienden te worden alvorens met het project aan de slag kon worden gegaan. In mei 2009 werd het projectdossier goedgekeurd in de gemeenteraad, in december 2009 kwam de medewerkster die de huisbezoeken uitvoert in dienst van het project. Het competentieprofiel, waaraan vrij hoge eisen gebonden waren, was moeilijk verenigbaar met het profiel van een doelgroepmedewerker in SINE-statuut. In november werd een medewerker gevonden die het juiste statuut en vermoedelijk de juiste instapcompetenties had om met het project van start te kunnen gaan. Doorheen december werd de medewerker de tijd gegeven om de diensten te leren kennen in Merelbeke, werden bezoeken gepland bij OCMW, PWA,… om een inzicht te krijgen in de Merelbeekse sociale kaart. Ook werden operationele afspraken gemaakt met deze en andere diensten in verband met doorverwijzingen. In februari 2010 kon door de huisbezoekster een eerste vorming worden gevolgd rond communicatieve vaardigheid, doorverwijzing en klantvriendelijkheid, in de rand van de start van het digitaal sociaal huis. Intussen volgde de huisbezoekster verschillende interne opleidingen over het productaanbod in de thuiszorgsector en een aantal opleidingen die eerder ondersteunend voor haar taak zijn. Ervaring, en het zich verdiepen in specifieke vragen van verschillende 80-plussers zorgden ervoor dat zij met een volwaardige kennis van zaken bij de 80-plussers kon binnenstappen. b.
Communicatie
Om het angst-effect bij de 80-plussers te reduceren werd in de opzet voorzien dat de huisbezoekster zowel schriftelijk als telefonisch contact opnam met de personen die bezocht werden. Bovendien kregen de mensen de kans om af te bellen of aan te geven dat het tijdstip niet past. Naast de communicatie aan de personen, werd ook een perstekst ontworpen om het project bekend te maken via de media, om een zo breed mogelijk gamma van personen te informeren. De pers bleek vrij veel interesse te hebben in het onderwerp. Acht artikels verschenen in de geschreven media, één bijkomend artikel werd na de persconferentie van RESOC gepubliceerd alsook één televisie-uitzending op AVS.
c.
Vragenlijst
In samenspraak met RESOC en OCMW Destelbergen, en op basis van Europese vragenlijsten, werd een vragenlijst ontwikkeld die peilt naar de randvoorwaarden om langer thuis te blijven wonen. Deze randvoorwaarden situeren zich in: de woonomgeving moet aangepast zijn aan de behoefte van de oudere: de comfortgraad, veiligheidsgraad en aanpassingsgraad aan de individuele behoefte staan daarbij centraal. Hoe lager deze graden, hoe minder lang men over het algemeen thuis zal/kan wonen
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 2 van 21
-
De zorgbehoefte van de oudere is ook altijd in zeker of grote mate aanwezig. Bij het levenslang thuis wonen, moet een bereikbaar productaanbod dat tegemoetkomt aan de behoefte van de zorgbehoevende beschikbaar zijn. Dit productenaanbod kan zowel informeel (mantelzorg) als professioneel (thuiszorg, pleegzorg, ziekenzorg,…) aanwezig zijn. Hoe slechter het aanbod – en de kennis van degene die de behoefte heeft- aan deze producten op de noden, hoe minder lang men zal/kan thuis wonen.
-
Sociaal contact : als men richting vereenzaming denkt is een “gamma” aan sociale contacten – afhankelijk van de behoefte- wenselijk. Allerlei factoren kunnen er voor zorgen dat deze contacten al dan niet blijven bestaan. Deze contacten kunnen als een behoefte worden aanschouwd, en gebeuren ook formeel en informeel, zowel door diensten als mantelzorgers.
Zowel het gemeentebestuur als het OCMW van Merelbeke hebben een aantal van deze producten in hun gamma. Overigens hebben beide besturen een aantal producten niet in hun gamma, maar kunnen zij, door stimulerende, onderhoudende of repressieve maatregelen de markten sturen die wél in het gewenste productengamma kunnen voorzien. Het inhoudelijk rapport in bijlage geeft een aantal vastgestelde feiten weer bij 80-plussers in Merelbeke. Merelbeke Flora wordt tegenover het centrum en de andere deelgemeenten van Merelbeke gezet om louter praktische redenen: na de bezoeken in Flora, waar een tussentijdse rapportage van werd gemaakt, werden een aantal wijzigingen in de vragenlijst doorgevoerd. De vragenlijst zelf werd reeds geëvalueerd en naar aanleiding van de evaluatie bijgestuurd en bruikbaar gemaakt voor andere gemeenten die het project starten. Het rapport pretendeert niet de wetenschappelijke standaarden na te streven inzake sociaal onderzoek. De statistieken die werden opgemaakte het doel van het project is de abstractie van beleidsinformatie om te komen tot acties vanuit het lokaal bestuur om het ouderen mogelijk te maken langer thuis te wonen.
d.
Projectdoelstellingen
(1) het wegwijs maken van kwetsbare ouderen binnen de dienstverleningen die hen kunnen ondersteunen bij het langer zelfstandig wonen Ter vervulling van deze doelstelling wordt van de huisbezoekster verwacht dat deze een algemene tot uitgebreide kennis heeft van de diensten en producten die in de gemeente Merelbeke te verkrijgen zijn, in het bijzonder: Kennis van aanwezige thuiszorgdiensten en poetsdiensten Thuishulp,poetshulp, maaltijden,… Gemeentelijke producten in het kader van de doelgroep (productencatalogus) Producten van het OCMW Producten van andere overheden: provinciaal/federaal/Vlaams Met deze dienstverleningen in het achterhoofd (in een afgedrukte vorm, folders, brochures om te raadplegen tijdens de bezoeken) kan de medewerker het juiste product aan de nood koppelen. De huisbezoekster groeide doorheen het eerste halfjaar in haar kennis van het productengamma, zowel door informatie aangeleverd door de diensten, als op basis van vragen allerhande die vanuit het bezochte publiek aan haar werden gesteld.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 3 van 21
Achteraan op de vragenlijst wordt in de nieuwe vragenlijst bijgehouden welke actie/actieve of passieve doorverwijzing werd ondernomen, zodat later, en bij een eventueel volgend bezoek, kan worden nagegaan of de noden zijn ingelost. (2)
Het aanreiken van bruikbare informatie betreffend deze dienstverleningen
In combinatie met de nodendetectie is de medewerker in staat om het correcte product uit het gamma af te stemmen op de gedetecteerde nood. Deze doelstelling wordt vervuld door de hierboven beschreven methodiek. De opleiding die de betrokken medewerker volgde rond vraagdetectie, klantvriendelijkheid, stelde haar, hoewel er al een stevige begincompetentie aanwezig was, in staat om nog gerichter de “vraag achter de vraag” te vinden. (3) Constateren en noteren van gegevens voor eventuele vervolgacties (het vergaren van informatie) met betrekking op: Naar aanleiding van de tussentijdse evaluatie worden een aantal gegevens (rechten) vooraf ingewonnen om reeds een beeld te hebben van de situatie van de 80-plussersdie wordt bezocht. Het laat ons ook toe om de rechten die de 80-plusser heeft te vergelijken met de rechten die de 80-plusser al dan niet méént te hebben.
(4)
Eenzaamheid reduceren
Naast het in kaart brengen van de sociale relaties en de frequentie dat er contacten zijn(zie supra), zorgt de huisbezoekster zelf ook voor een bijkomend bezoek. Één bezoek breekt de eenzaamheid niet, maar de medewerker kan wel een aantal kanalen aangeven om de eenzaamheid te breken. Zo wordt bijvoorbeeld bij elk bezoek verwezen naar de PWA-dienst “gezelschap voor senioren”, als naar het sociaal restaurant van het OCMW, wat naast een mogelijkheid tot eten ook een ontmoetingsplaats is.
II.
Het project in een breder kader
De opvolging van de projectdoelstellingen en eventuele bijsturing van het project gebeurt vanuit de dienst Sociale Zaken en Huisvesting, aan de hand van vooraf vastgelegde indicatoren betreffende 1. Middelen De projectbegroting en effectieve kost lopen zij aan zij. Er werden tot op heden geen uitgaven gedaan voor het project die niet werden voorzien. De projectbegroting werd door het beheerscomité van het project goedgekeurd. De administratieve omkadering van het project verloopt vanuit Destelbergen. Tot op heden zijn er ook geen problemen opgedoken in de samenwerking met Destelbergen. Operationeel loopt de sturing van de medewerker vanuit de dienst sociale zaken & huisvesting van de gemeente. Hoewel in de opstartfase van het project minder ondersteuning aan de medewerker kon worden geboden dan nodig, bleek de huisbezoekster zeer autonoom, zodat de sturing vanuit de dienst enkel inhoudelijk gebeurt wat het project betreft. De medewerker is in staat om een planning uit te voeren en zelf op te volgen, zonder daarbij steken te laten vallen, wat de last van het project op de dienst zeer minimaal houdt. Zeker in de beginfase werd op quasi wekelijkse basis een gesprek met de medewerker gehouden om praktische zaken vlot te doen lopen en om de inhoudelijke bezoeken op punt te stellen. Op heden wordt dit nog steeds gedaan, echter eerder op maandelijkse basis.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 4 van 21
2. Proces Wat de gebruikte instrumenten (vragenlijst, achtergrondinformatie; zie supra) betreft werden deze reeds aan een aparte evaluatie onderworpen en werden deze reeds aan een eerste aanpassing onderworpen. Wat de omkadering betreft zijn tot op heden ook geen operationele problemen opgedoken. Een van de aandachtspunten die wel kan worden vermeld is de mogelijke overlappende dienstverleningen met de diensten van het OCMW. Verschillende diensten en maatschappelijk werkers vanuit de thuiszorgdiensten (en andere diensten) van het OCMW komen ook over de vloer bij de 80plussers. Hoewel de doelstelling van het project, en van de maatschappelijk werkers in een andere lijn ligt, kan de samenwerking nog verbeteren. Ook de vraag of het project niet eerder in een OCMWwerking thuishoort kan worden opgeworpen indien het over coördinatie gaat. Met de opstart van het sociaal huis wordt dit nog scherper aangevoeld. De huisbezoekster kan als het ware als een verlengde van de intaker van de thuiszorgdiensten worden gezien. De vraag moet durven worden gesteld of na afloop van alle bezoeken in deze richting kan worden gedacht voor de medewerker, uiteraard met respect voor alle arbeidswetgeving. Een contra-indicatie was het beeld dat de 80-plussers van het OCMW in het algemeen hebben. Deze generatie ouderen kent het OCMW als “openbare onderstand” en staat in sommige gevallen heel terughoudend tegenover een huisbezoek van het OCMW. OCMW’s worden voor deze generatie eerder aan rusthuizen dan aan thuiszorgdiensten gelinkt. Ook deze drempel kan door de goede opstart en het gebruik van de merknaam Sociaal Huis worden overwonnen. 3. Kwantiteit Er werd met de huisbezoeken gestart op 15/01/2010. In de eerste maand werd het aantal bezoeken vrij laag gehouden om intensievere opvolging te kunnen behouden. Waar in de aanvang 2 tot 3 huisbezoeken per dag werden gepland, worden er op heden 5 per dag gepland. In totaal werd tussen 15/01/2010 en 17/03/2011 bij 938 personen een bezoek gepland. 763 daarvan kregen effectief een bezoek. Bij de bezoeken wordt vooral de nadruk op de kwaliteit gelegd, wat de bezoeken in tijdsduur iets uitgebreider maakt dan aanvankelijk ingeschat. 4. Impact Hoewel hier rond moeilijk conclusies kunnen worden getrokken, zien we op de dienst sociale zaken een tendens dat meer 80-plussers de weg naar de dienst vonden om aanvragen te doen voor de tegemoetkoming hulp aan bejaarden en voor de gemeentelijke premies mantelzorg en personen met een handicap. Zeker bij deze laatste kan moeilijk worden nagegaan in hoeverre dit de huisbezoeken hier aan de basis liggen. 5. In de rand Alvorens tot de resultaatsrapportage voor Merelbeke overgaan willen we graag nog een aantal zaken vermelden die niet direct in de vragenlijst werden opgenomen, maar door de projectmedewerker werden opgemerkt. Ze hebben niet altijd een even lokale oorsprong, maar lijken zeker noemenswaardig:
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 5 van 21
-
-
-
-
Het openbaar vervoer is niet toegankelijk genoeg: opstappen van bussen zijn te hoog, er moet te snel ingestapt worden, de chauffeur kan niet wachten tot de 80-plusser is gaan zitten in de bus; autonome Vlaamse of Federale diensten, zoals De Post, De Lijn, … zijn niet meer lokaal of telefonisch bereikbaar voor deze doelgroep door centrale telefoonnummers en lange wachttijden of computerstemmen aan de telefoon. Ook lokaal kan niet meer gebeld worden naar bijvoorbeeld De Post; Toegankelijkheid van de voetpaden is een aandachtspunt waar de welzijnsraad uitgebreid over rapporteert. De problematiek wordt herhaaldelijk vastgesteld door de 80-plussers, niet noodzakelijk in een rolstoel; Er leeft een vraag rond glasophaling aan huis bij de 80-plussers. Deze doelgroep- zeker als er weinig informele contacten zijn, geraken niet tot aan het containerpark; De bezochte personen zijn zeer gelukkig met het feit dat het lokaal bestuur interesse toont in hun leeftijdscategorie.
6. 80-plussers in Flora langer laten thuis wonen A. ALGEMEEN OVER FLORA EN MERELBEKE Zoals eerder aangehaald worden resultaten van Flora hieronder vaak tegenover de resultaten van Merelbeke gezet. Dit heeft een aantal redenen: - De huisbezoeken zijn gestart in Flora en op basis daarvan werd een tussentijdse rapportage gemaakt - Na de bezoeken in Flora werd de vragenlijst licht aangepast. Voor sommige vragen kan dus geen vergelijking worden gemaakt. - Het is wel interessant om te zien of er grote verschillen opduiken in de verstedelijkte omgeving tegenover het centrum. Als we in onderstaande tekst refereren naar Merelbeke, dan spreken we over Merelbeke met als zijn deelgemeenten en met uitzondering van Flora. Indien dit anders moet worden geïnterpreteerd wordt dit expliciet vermeld. OVER KRUISANALYSE, DETAILZOOM EN BENCHMARKING In samenwerking met Resoc en OCMW Destelbergen werd de VUB binnen het DC Noise-project aangesproken om een analyse te maken van de resultaten van de antwoorden in de vragenlijsten. Dit werd ook zo gedaan en in maart 2012 werd door hen een sessie georganiseerd waarin de resultaten aan bod kwamen. Deze analyse, waarvan de verwachtingen door de dienst hoog lagen, bleef zeer op de vlakte en beanwoordde niet aan de verwachtingen. Begin 2013 werden door de dienst organisatieontwikkelinge interne opleidingen gegeven die ons mogelijk maakten deze analyse te maken. In wat volgt vindt u de overzichten van de gegevens die we verzamelden bij de 80-plussers. Van niet alle verzamelde data wordt gerapporteerd om het overzichtelijk te houden. Ook wordt niet voor elke deelgemeente apart een analyse gemaakt, omdat in sommige deelgemeenten weinig 80-plussers aanwezig zijn en dit mogelijk in resultaten een vertekend beeld kan geven. Hier en daar werden kruisanalyses gemaakt omdat sommige verbanden zich evidenter laten vermoeden dan andere. Een voorbeeld hiervan: als we de vraag “kan u uw woning in de winter voldoende verwarmen” gaan kruisen met “bent u eigenaar, huurder, of huurder tegen lagere dan normale
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 6 van 21
kostprijs” dan komen we erop uit dat het vooral sociale huurders zijn die moeite hebben om hun woning warm te houden. Op verzoek kunnen de verschillende vragen met elkaar gekruist worden. Inzoomen kan op verzoek ook op deelgemeenteniveau en volgens andere kenmerken. Benchmarking kan met de vragenlijsten van andere gemeenten gebeuren op verzoek. Vanuit de VUB kregen we op papier de resultaten van Destelbergen en Nazareth, waar een vragenronde door vrijwilligers gebeurde. WAAROM NIET ALLE 80-PLUSSERS WERDEN BEZOCHT Van de 938 personen die werden aangeschreven in Merelbeke voor een huisbezoek kon bij 763 personen, of bij 81%, het bezoek ook effectief doorgaan. Bij ongeveer 5% was er geen bezoek gewenst, een 10% verbleef op het moment dat het bezoek gepland werd voor langere tijd of permanent in een zorginstelling. De overige kleine 5% was overleden of verhuisd. Geen bezoek gewenst Bottelare Centrum Kwenenbos Lemberge Melsen Munte Schelderode Subtotaal Flora Totaal
Overleden 10 13 4 2 1 30 14 44
Verhuisd./ verblijf Bezocht Eindtotaal Verhuisd in instelling 4 1 7 59 81 25 8 34 275 355 3 8 66 81 3 21 24 3 1 15 46 67 1 1 29 31 7 34 42 36 10 75 530 681 0 3 7 233 257 36 13 82 763 938
Zowel in Merelbeke als in Flora is 56% van de bezochte ouderen alleenstaand. 43% van de ouderen senioren woont samen met zijn partner. 36% van de bezochten waren mannen, de overige 64% waren vrouwen.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 7 van 21
B. HUISVESTING EIGENAAR OF HUURDER Bijna 80% van de 80-plussers in Merelbeke blijkt eigenaar te zijn van de woning waar ze in wonen. Dit is 10% meer dan in Flora. 9% is geen eigenaar, maar huurt evenwel kosteloos. 3% huurt tegen een beduidend lagere huurprijs; in Flora is dit aandeel een stuk groter (15%). 9% huurt de woning die wordt betrokken conform de huurprijzen op de private markt. Dit cijfer komt ongeveer overeen met Flora. We kunnen stellen dat er onder de 80-plussers in Merelbeke een kleine 10% een woning huurt op de private markt en tegen gangbare marktprijs. Het al dan niet beschikken over een eigendom is een secundaire armoede-indicator. Kansen op armoede, en bijgevolg een verminderde mogelijkheid om lang thuis te wonen, nemen toe wanneer men niet over eigendom beschikt.1 Vergeleken met het Belgische gemiddelde stellen we vast dat de verdeling eigenaar huurder naar leeftijd van de referentiepersoon een gelijkaardige lijn vertoont. De groep 65+ssers in aanschouw genomen in de gemiddelde verdeling 74% eigenaars tegenover 26% huurders. De verdeling daalt 1 a 2 procent naarmate de ouderdom toeneemt tot 99jaar in het voordeel van de huurders. Na de leeftijd van +-35 jaar wijzigt het aandeel in huurder/eigenaar nog slechts in zeer geringe mate. Als we enkel de huurders conform de marktprijs in aanschouw nemen, zien we een risicogroep van een 10%. Iets minder dan 80% eigenaars vormen de voornaamste een doelgroep wanneer het gaat over woningaanpassing.
In 92,5% van de gevallen wonen de bevraagden in een eengezinswoning. Een kleine 8% woont in een appartement, waarbij een 3,5% niet over een lift beschikt om zijn of haar appartement te betreden. Deze cijfers zijn vergelijkbaar met Flora. Toegankelijkheid is van groot belang voor ouderen die langer thuis willen blijven wonen. Appartementen zonder lift laten uitschijnen dat de toegankelijkheid zeker te wensen overlaat voor de gemiddelde 80-plusser. In Flora blijkt het aandeel van 80-plussers dat in een appartement zonder lift betrekt relatief klein. De Keulenaer, F., De ontwikkeling van een meervoudige armoede-index, in Vranken, J. Geldof, D., Van Menxel, G. & Van Ouytsel, J (eds) Armoede en sociale uitsluiting,Jaarboek 2000, Leuven/Leusden, Acco, pp. 103-113, 2000. 1
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 8 van 21
Bij veel eengezinswoningen merken we dat de bovenste verdieping niet meer wordt gebruikt; de slaapkamer heeft een kleine helft (45%) een plaats ingenomen in een van de vertrekken van de gelijkvloerse verdieping- wat op zich geen kwaad kan. Niemand vindt zijn woning te klein. Een kleine 6% vindt zijn woning te groot.
VOORZIENINGEN IN DE WONING
Bij iets meer dan 97% van de bevraagden is er stromend warm water aanwezig in de woning. Bij de meeste woningen (92%) is er een bad of douche en een toilet aanwezig (=klein comfort). Bij 8% van de bezochten is dat niet het geval. Dit is vergelijkbaar met Flora. Bij 54% van de ondervraagden in Merelbeke is centrale verwarming aanwezig in de woning. Een vierde verwarmt decentraal op gaskachels, één op tien van de bevraagden verwarmt de woning met een elektrische installatie. Mazoutkachels zijn in Merelbeke meer aanwezig dan in Flora, waar het aandeel decentrale gaskachels dan weer hoger ligt. In vergelijking met het gemiddelde comfort in het Vlaams Gewest ligt de gemiddelde comfortgraad (toilet+douche/bad+ CV) van de woningen van de bevraagden in Merelbeke in de lijn van het Vlaams gemiddelde (cijfers 2005, vanneste e.a. 2007, Woonsurvey 2005). Indien rekening gehouden wordt met de leeftijdsfactor, zien we dat, in vergelijking met onderstaande tabel (1991 en 2001) de woning van de bevraagde 80plussers in vergelijking een hogere comfortgraad kennen- op niveau van gemiddeld comfort. Hoewel deze cijfers relatief positief zijn, lijkt het wenselijk om te stimuleren in de richting van groot comfort. Uit dit onderzoek blijkt ook dat het vooral huurwoningen zijn die op vlak van kwaliteit minder scoren Als we cijfers van de woonsurvey2vergelijken naar comfort kunnen we vaststellen dat op vlak van comfort er in Merelbeke minder woningen zijn die geen klein comfort hebben dan in Vlaanderen. Vooral het aandeel woningen met minimaal een kleine comfortgraad ligt hoger dan in Vlaanderen. Deze cijfers zijn gelijkaardig in Flora. 2
Bron: NIS - VWT 1991 & SEE 2001: 2%-steekproef Steunpunt Demografie VUB; OASeS-berekeningen: Comfort bij de gepensioneerden naar leeftijdscategorie
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 9 van 21
CO-PREVENTIE In nagenoeg geen enkele van de bezochte woningen bevond zich een brander in een badkamer, keuken of andere risicovolle plaats. De brander bevindt zich telkens in een aparte, daarvoor voorziene ruimte, of buiten de woning. CO-preventieve acties naar deze doelgroep zijn- als het gaat om omgaan met de brander- minder opportuun voor de bevraagden in Merelbeke, daar zich weinig problemen stellen. Ook blijkt dat in 90% van de gevallen de stookinstallatie minstens om de 2 jaar wordt onderhouden. Een 10% kon niet onmiddellijk aangeven hoe frequent de installatie wordt onderhouden. PERCEPTIE VAN DE WONINGGROOTTE Deze vraag gaat niet over de grootte van de woning maar over het ruimtelijk gevoel van de oudere in de woning. Woningen die te klein of te ruim zijn, doen ook af aan het comfort. Over het algemeen voelt men de woning niet als te ruim aan. De meeste bevraagden vinden hun woning niet te ruim (6% wel). In Flora was dit resultaat nagenoeg identiek. In een nadere bevraging/opmerking van de huisbezoekster, blijkt dat doorgaans enkel nog de verdieping op het gelijkvloers wordt gebruikt. Het bed wordt veelal in de leefruimte opgesteld om trappen te vermijden. Dit hoeft niet noodzakelijk een probleem te zijn.
KENNIS VAN SUBSIDIEKANALEN ROND WONEN Er kan gesteld worden dat de gemiddelde bevraagde 80-plusser niet of weinig bekend is met de specifieke subsidiekanalen voor ouderen en/of personen met een handicap. Redenen daarvoor kunnen van velerlei aard zijn.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 10 van 21
Het merendeel van de 80-plusser kent slechts weinig subsidiekanalen op vlak van aanpassing aan de woningen, of “kortingen” op belastingen.
AANGEPASTE WONINGEN Weinig woningen van 80-plussers zijn aangepast inzake valpreventie en weinig kleine ingrepen worden ondernomen. Een 23% heeft een aantal aanpassingen laten doen in de badkamer, bij 45% van de 80-plussers staat een bed in de huiskamer en ongeveer 6% heeft daarnaast maatregelen genomen om vallen te voorkomen (plaatsen van handgrepen, vastleggen van matten,…). Een vergelijking met Flora kunnen we niet maken gezien deze vragen werden toegevoegd in de vragenlijst. VERHUISPLANNEN In Merelbeke heeft slechts 1 op 25 bevraagden verhuisplannen in de nabije toekomst. In Flora lag dit aantal een stuk hoger: Eén op de 10 heeft daar verhuisplannen. Bij de bevraging in Flora werd nog niet gepeild naar waar de bevraagden willen verhuizen. Bij de verdere bezoekronde werd dit wel in kaart gebracht. Het merendeel van de verhuisplannen gaat richting de serviceflats of een woonzorgcentrum. In 2 gevallen waren er plannen om bij de kinderen te gaan inwonen.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 11 van 21
CONCLUSIES MET BETREKKING TOT WONEN Valpreventie Uit een onderzoek van Van de Molen (1990) blijkt dat oudere willen verhuizen naar een rusthuis of in de toekomst willen verhuizen naar een rusthuis doordat er negatieve aspecten zijn in hun huidige woning. Voorbeelden zijn: Een te grote woning, onvoldoende hulp, alles is te ver afgelegen, te veel trappen. Uit een ander onderzoek blijkt dat oudere ook voor een verhuis naar een rusthuis verkiezen wanneer ze gezondheidsproblemen hebben en daaraan gekoppeld een te zware belasting is voor de naaste omgeving van de oudere. (Vanden Boer, 1994, 1996).Volgens Verliefde, Baerten (2006) zijn er verschillende redenen waarom oudere zich laten opnemen. Maar in de praktijk zijn er drie redenen die de kroon spannen, namelijk: 1. Het veilig wonen verdwijnt, 2. de partner is overleden 3. of er is een opname in het ziekenhuis geweest. Natuurlijk is een combinatie van deze situaties ook mogelijk.3
De gemaakte vragenlijst bekijkt de kwalitatieve gegevens van de woningen van de 80-plussers in een licht van valpreventie en algemeen comfort. Een opname in het ziekenhuis van een oudere is ook vaak het gevolg van een val wat ons terugbrengt op ‘Veiligheid in en om de woning’. In Merelbeke én Flora merken we dat er relatief weinig aanpassingen gebeuren in de woningen om ze veiliger te maken, maar ook dat subsidiekanalen (en dus ook sensibilisering hierrond) zeer weinig gekend zijn. Om hieraan tegemoet te komen kan op verschillende manieren worden ingezet. Preventief kunnen campagnes die de bewustwording van het probleem met vallen van ouderen worden opgezet of reeds bestaande campagnes worden ondersteund en verder uitgebouwd. Daarnaast kan nu reeds bij een eerste contact van de burger met de gemeente (vb. bij een eerste contactname voor een bouwvergunning) met alles wat rond wonen draait, de burgers worden bewustgemaakt van het feit dat ook hij ouder wordt en op een bepaald punt in zijn leven minder mobiel of zorgbehoevend zal zijn. Actief ondersteundend kan, naast het opzetten van een actief informatiebeleid rond de opdracht die de regionale dienstencentra hebben om advies te genen over aanpassingen aan woningen van zorgbehoevenden. Een extra stimulans kan een gemeentelijke premie zijn, die kleine aanpassingen in woningen betoelaagt als het gaat om ingrepen die de woning toegankelijker maken. Woonkwaliteit Als het gaat om de algemene woonkwaliteit van de ouderen zien we dat de meeste woningen van 80plussers in Merelbeke minstens een minimaal comfort hebben. Er zijn echter nog een aantal woningen die basiscomfort (bad of douche/toilet in de woning) missen. Als we deze woningen verder onder de loep nemen zien we dat het zowel over eigendomswoningen als over huurwoningen gaat. Preventief (en repressief) kan er worden ingezet op het actief gaan zoeken naar huurwoningen in Merelbeke die ongeschikt zijn voor verhuur en actief op te treden. Systematisch zal op die manier de algemene woonkwaliteit verbeteren en die van huurders ook. Bij eigenaars van woningen zonder voorzieningen merkte de huisbezoekster vaak dat de bewoners dit zelf niet echt als een probleem zien. Zij zijn al hun hele leven gewoon om het op die manier te doen. 3 Latdamone Pathavong, “De opnameprocedure van een rusthuis, Het begin van een nieuw leven”, 2009
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 12 van 21
Echter is de kans groot dat deze mensen uit noodzaak sneller dan verhoopt in een woonzorgcentrum terecht komen, bij gebrek aan basiscomfort. Bewustmaking op een leeftijd waarop men kapitaalkrachtig genoeg is om (relatief kleine) investeringen te doen én nog de moed hebben om aanpassingen te doen in de woning is aangewezen. In combinatie met een eventuele toelage voor de minder kapitaalkrachtige Als we kijken op welke momenten (bijna) elke burger in aanraking komt met de overheid rond deze periode, dan is het moment van de pensioenaanvraag het uitgelezen moment om persoonlijk en actief te informeren. Het uitwerken van een informatiepakket hierrond dat bij elke pensioenaanvraag wordt meegegeven kan hieraan tegemoetkomen. Daarnaast is het aangewezen om blijvend in te zetten op de bekendmaking van de subsidiekanalen van andere overheden. Een gemeente is niet de meest kapitaalkrachtige overheid om renovaties te ondersteunen. Een actief (algemeen) informatiebeleid rond wonen en premies, specifiek gericht op ouderen kan verder uitgewerkt en gestructureerd worden. Voor rond valpreventie en algemene woonkwaliteit kan worden overwogen worden om samenwerkingen te zoeken met sociale economie of vrijwilligers die hiervoor worden opgeleid. Naar analogie met de “energiesnoeiers” kan aan een traject met een soort “valpreventiesnoeiers” worden opgezet.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 13 van 21
C. GEZONDHEID HULP EN VOORZIENINGEN FYSIEKE BEPERKINGEN BIJ DAGELIJKSE ACTIVITEITEN Bij de peiling in welke mate men fysiek wordt beperkt bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, blijkt dat bij 40% er enige beperking is, en dat 25% een zware beperking heeft bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Een 35% ondervindt geen hinder. Ongeveer 60% van de 80-plussers in Merelbeke heeft hulp nodig bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. In Flora was dat 10% minder. Deze zorgbehoefte wordt ingevuld door formele en informele hulpverleners. In vergelijking met andere, gelijkaardige (ocmw Waasmunster, project eenzaamheid Gent) kunnen we vaststellen dat deze -relatieve- behoefte weinig afwijkt van andere regio’s.
BEPERKINGEN BIJ ONDERHOUD EN ANDERE HUISHOUDACTIVITEITEN Waar in Flora ongeveer de helft van de 80 plussers ondervindt moeilijkheden bij het onderhouden van de woning en bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, zoals koken, afwassen,…, is dit in het centrum een 65%. Hiertegenover staat het professioneel aanbod: in Flora maakt ongeveer 53% gebruik van gezins-of poetshulp; in het centrum is dat ongeveer 60%. Net zoals in Flora is er dus nog een grotere vraag dan het aanbod. Niet iedereen die een behoeft heeft aan hulp vraagt echter ook professionele hulp. Momenteel is er nog een behoefte, zowel in centrum als in Flora, hulp bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Demografische factoren (de ‘verzilvering’) daarbij in acht genomen, is er een –kleine en gestage- groeimarge is voor het aanbod aan poets- en gezinshulp. Ook naar bekendheid scoren de diensten poets-en gezinshulp relatief goed. Respectievelijk 4% en 10% kent (kende) het aanbod aan deze dienstverlening niet. Uit de aanvragen van de mantelzorgpremie blijkt dat meer dan 70% van de mantelzorgers minimaal dagelijks hulp biedt, en dat 67% daarvan huishoudelijke taken op zich neemt. In hoeverre de volledige behoefte daarmee vervult wordt valt moeilijk vast te stellen. BEKENDHEID VAN THUISZORGDIENSTEN Bij de vraag naar bekendheid van een aantal diensten die zich richten op het zo lang mogelijk thuis wonen, stellen we vast dat de ‘basisdiensten’ een relatief grote bekendheid hebben. Gezinszorg, personenalarmsysteem, voetverzorging en poetsdiensten kunnen als ‘ingeburgerd’ worden beschouwd. Een aantal andere diensten die door openbare besturen worden georganiseerd, genieten minder bekendheid. Zo kent 27% van de 80-plussers het dagverzorgingscentrum niet en meer dan de helft kent de mindermobielencentrale niet. Klusjesdiensten zijn relatief onbekend bij de 80-plussers en van gezelschap voor senioren heeft 95% geen notie.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 14 van 21
Één dienstverlening springt in het oog: Warme maaltijden. Meer dan 80% kent het bestaan van een dienstverlening (die in Merelbeke enkel privaat gebeurt), slechts 10% maakt er gebruik van. Ook werd tijdens de huisbezoeken notie gemaakt van het feit dat niet elke 80-plusser hierop kon beroep doen via een private instantie. Anticiperen daarop kan op verschillende mogelijkheden: gaat het enkel om een informatie of financiële drempel dan kunnen daar op maat initiatiever rond worden genomen. Gaat het om een te beperkt aanbod dan is een aanvullend aanbod in de dienstverlening (i.s.m sociale economie?) aangewezen. In de bevraging werd echter niet verder gepeild naar de reden waarom men zo weinig gebruik maakt van deze (private)dienstverlening.
MEDISCHE EN PARAMEDISCHE DIENSTEN Alle 80-plussers kennen een arts. Ongeveer 70% heeft ook minstens maandelijks contact met de huisarts. Andere medische en paramedische diensten zijn ook door quasi iedereen gekend. Er is echter één uitzondering: slechts 32% kent een ergotherapeut.
INFORMELE ZORG Ook de peiling of men beroep kan doen op personen in de directe omgeving, los van enige professionele hulp is aan de orde. Zo zien we dat bij de bevraagden meer dan een 98% van vervoer wordt voorzien door naasten en een zelfde percentage bij mantelzorgers terecht kan om persoonlijke problemen aan toe te vertrouwen.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 15 van 21
Wanneer raad of hulp nodig is bij het invullen van administratieve zaken, kan nagenoeg iedereen van de bevraagden beroep doen op iemand in de nabije omgeving. Slechts één tiende van de bevraagden kan beroep doen op zijn omgeving wanneer zij door een plotse gebeurtenis een slaapplaats zouden nodig hebben. Tegenover deze vraag biedt de gestructureerde zorg in Merelbeke voorlopig weinig antwoord. Mantelzorg wordt doorgaans geboden door de familie: vooral kinderen, partner en kleinkinderen zorgen voor de informele vormen van zorg. Maar bijna een kwart (24%) van de bezochte tachtigplussers wordt hierbij ook door buren bijgestaan. Dezelfde lijn kan worden teruggevonden bij de aanvragers van de gemeentelijke mantelzorgpremie. Als we de cijfers van Merelbeke tegenover Flora plaatsen zien we dat er meer mantelzorgers zijn in Merelbeke dan in Flora. Mogelijk kan dit worden verklaar door de sociale cohesie: zeker in de deelgemeenten kent men elkaar beter. Hoe dichter bij de stad, hoe anoniemer en hoe minder contacten met de buurt. Opvallend is echter ook dat in Merelbeke meer dan in Flora zorg door kinderen en kleinkinderen aanwezig is. Een directe verklaring kunnen we daar niet voor geven. KENNIS VAN FINANCIËLE TEGEMOETKOMINGEN MBT ZORG Wanneer het gaat over kennis rond subsidiekanalen rond zorg blijkt dat de kennis van de 80-plussers rond deze toelage schommelt tussen de 10% en de 30%. De connotatie dient hier wel gemaakt dat geen vergelijking kan worden gemaakt met hoeveel gerechtigden er effectief zijn. Eén van de zaken die in de rand van het project is gebleken, en reeds eerder vermeld, is dat de 80-plusser niet altijd op de hoogte is van welke rechten hij of zij geniet, maar veelal wél het recht heeft geopend. Op vlak van vervoer wordt in Merelbeke relatief weinig gebruik gemaakt van vervoersdiensten. Een 7% maakt gebruik van de minder mobielencentrale. Dit is even veel als in Flora. Algemene terugkerende vragen die door de bezochten worden gesteld zijn of de minder mobielencentrale in het weekend ook diensten verlenen. Ook naar de cultuurevenementen die de gemeente organiseert geraken de 80-plussers niet omwille van vervoersproblematiek. De interesse in het aanbod is er wel vanuit deze doelgroep.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 16 van 21
CONCLUSIES MET BETREKKING TOT ZORG Kennis van diensten en financiële ondersteuning Zowel in Merelbeke als in Flora is een groot aanbod aan zorgdiensten aanwezig, dat doorgaans ook vrij goed gekend is bij de ouderen. Een aantal ‘producten’ zijn echter nog niet ingeburgerd, omdat ze nog niet lang zijn opgestart, of om andere redenen. Om deze, en andere zaken bekend te maken dient er aandacht te worden gevestigd op het feit dat de 80-plussers moeilijk te bereiken zijn via de standaard communicatiekanalen. Velen onder hen hebben leesmoeilijkheden, enkelen gebruiken het internet. Één van de manieren om hen bekend te maken met het dienstenaanbod zijn proactieve huisbezoeken, maar deze zijn zeer tijdsintensief. Een opportuniteit lijkt hier om hen te informeren via de voor hen waardevolle derden: hulpverleners uit de (para)medische sector komen daar dagelijks over de vloer, poets- en gezinshulp komt wekelijks aan huis en mantelzorgers die actief zorg dragen voor kunnen intermediair kanaal worden gebruikt. Methodieken om hen te informeren kunnen lokaal worden uitgedacht en verder ontwikkeld. Dit lijkt te passen in de “informatieopdracht” die het sociaal huis decretaal meekreeg. Naar aanbod van diensten en dekkingsgraad lijkt het vrij goed te zitten in Merelbeke. Velen die nood hebben aan hulp bij dagelijkse activiteiten maken gebruik van professionele diensten. Ook velen worden bijgestaan door mantelzorgers. Een gestage groei van deze diensten blijft echter aangewezen gezien ook demografisch het aantal 80-plussers zal toenemen. Een specifieke behoefte waar het aangewezen is om verder onderzoek naar te doen is de dienstverlening rond warme maaltijden aan huis. Slechts een klein aandeel geniet deze dienstverleners via private instanties, het overgrote deel echter niet. Rond de (para)medische sector kan gesteld worden dat enkel ergotherapie minder bekend is. Dit komt zeker niet ten goede aan mogelijke acties rond valpreventie. Bekendmaking en aanbod van ergotherapeuten met screening van de woningen is een opdracht van de regionale dienstencentra (zie thuiszorgdecreet) die doorgaans verzuild zijn ingebed. Een samenwerkingsprotocol met de regionale dienstencentra die Merelbeke als werkingsgebied hebben kan hier soelaas bieden. Zo zou bijvoorbeeld na een bezoek van een ergotherapeut een verslag kunnen gemaakt worden van de zaken die kunnen worden gedaan rond valpreventie, waarna de gemeente als subsidie een stuk van de aanpassingswerken ten laste neemt.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 17 van 21
D.
EENZAAMHEID
80-PLUSSERS ZELF OP PAD… Op de vraag hoe vaak mensen nog de woning verlaten- zonder de doeleinden daarvoor in kaart te brengen- merken we op dat een bijna een kwart (18%) van de bevraagden zelden of nooit meer de woning verlaat Dit is minder dan in Flora (24%). Een 41% van de bevraagden verlaat wekelijks of maandelijks de woning; ongeveer eenzelfde aantal (41%) verlaat de woning op dagelijkse of bijna dagelijkse basis. De 80-plussers in Merelbeke komen vaker buiten hun woning dan in Flora. DEELNAME AAN HET SOCIAAL LEVEN Een kleine 40% laat, wegens vervoersproblematiek activiteiten vallen; bij een 23% gebeurt het vaak tot zeer vaak dat activiteiten niet worden opgenomen door vervoersproblematiek. Dit is iets minder dan in Flora (30%)
De meeste 80-plussers in Merelbeke (98%) ontmoeten minstens meerdere malen per maand vrienden of familie om sociale redenen.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 18 van 21
Ongeveer een vijde van het de 80-plussers in Merelbeke vinden dat zij onvoldoende contacten hebben. Bij veel 80-plussers komen er nogal wat professionelen over de vloer: wekelijks de poetsvrouw en de gezinshulp, om de 2 dagen een thuisverpleegkundige en maandelijks een bezoekje van de huisarts is niet ongebruikelijk. Velen kijken dan ook uit naar deze bezoekjes. Een 20% mist toch frequent sociaal contact. Hoewel blijkt dat de meesten frequent sociaal contact hebben, gaat dit mogelijk veelal om familie en draait het rond zorg of verzorging. Eenzaamheid bestrijden is echter niet voor de hand liggend. Een aantal projecten die zich specifiek richten tot eenzaamheidsbestrijding zijn reeds opgestart in andere gemeenten en kennen daar succes. Vaak wordt met vrijwilligers gewerkt. Verschillende projecten worden aangehaald in de uitgave ‘Samen de stoep op’; een samenwerking tussen de VUB , Hogeschool Gent en de provincie Oost-Vlaanderen. Het project ‘De burenhulpcentrale’, (zie bijlage) kan een mooie aanvulling zijn op bestaande dienstverlening.
D.
FINANCIEEL
Een 32% van de ondervraagden zegt een VT-statuut te hebben. 7% zegt een tegemoetkoming hulp aan bejaarden te hebben. De Vlaamse zorgverzekering opent zijn recht voor 19% van de bevraagden. We zien dat in Flora meer dan in het centrum de Vlaamse Mantel-en zorgpremie gekend is dan in Merelbeke. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de professionele partners wél de informatie meegeven over deze tegemoetkoming, en mantelzorgers dat niet doen. Uiteraard niet omdat ze dat niet willen, maar vermoedelijk omdat ze zelf niet op de hoogte zijn. Een aantal gerichte infomomenten rond de verschillende tegemoetkomingen aan mantelzorgers, verenigingen,… kan hier soelaas bieden. 68% verklaart een comfortabel leven te kunnen leiden met hun huidige inkomen. 30% geeft aan dat er geen problemen zijn om financieel rond te komen, waar een 2 % het moeilijk blijkt te hebben om met het huidige inkomen rond te komen.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 19 van 21
Zowel bij de personen die aangeven dat het moeilijk is om financieel rond te komen als bij de personen die aangeven dat het wel lukt om rond te komen, blijkt niet direct een relatie met het eigenaarschap of huurderschap. Vooral de huurders tegen een lagere dan de marktprijs (vooral sociale huurders) blijken het moeilijk te hebben. De 80-plusser in Merelbeke heeft het iets comfortabeler met zijn inkomen dan die uit Flora. Aan de inkomenskant situeert zich bij de gemiddelde 80-plusser in Flora niet direct een inkomensprobleem. Toch zijn een aantal mogelijke inkomensbronnen nog te weinig bekend bij de doelgroep, of halen ze verschillende inkomenskanalen door elkaar. Het aanbieden van eenvoudige, gestructureerde informatie rond de verschillende mogelijke inkomensbronnen lijkt aangewezen.
ACTIEVE DOORVERWIJZING Naast het kenbaar maken van een aantal diensten en een inventarisatie van de behoeften stond ook de actieve doorverwijzing centraal. Wanneer de huisbezoekster opmerkte dat een aantal zaken nog niet op punt stonden of administratief nog niet in orde waren, nam de huisbezoekster (na hiertoe een mandaat van de bezochte te hebben gekregen) contact op met de nodige diensten. Onderstaand een overzicht op welke producten de meeste doorverwijzingen betrekking hadden.
III.
CONCLUSIE
Op heden werden de resultaten van de huisbezoeken in Merelbeke verwerkt en werden mogelijke actiepunten aangedragen om tegemoet te komen aan de onvolkomenheden die werden vastgesteld. Daarnaast en daarbij onthalen de 80-plussers in Merelbeke het project met lof. Ondertussen werd met het project een doorstart gemaakt en besliste het schepencollege om ook de 70plussers een bezoek te brengen. De vragenlijst werd aangepast aan vragen die leefden in de
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 20 van 21
vrijetijdsdienst. Zij wilden meer zicht krijgen op de perceptie en doeltreffendheid van hun aanbod naar de ouderen. Op heden hebben alle 70-75 jarigen reeds een bezoek gekregen. De Merelbeekse 80-plusser is er niet slecht aan toe. Zijn woning is doorgaans in relatief goede staat, hij heeft een behoorlijk inkomen en kent de meeste diensten die met zorg bezig zijn, en haalt deze ook in huis. Daarnaast wordt hij omringd door mantelzorgers die hun verdienstelijke bijdrage leveren. Maar in de algemeenheden van de statistieken worden vaak de niches over het hoofd gezien: 8% heeft géén douche of bad, of geen toilet in de woning. Bijna 20% verlaat zijn woning zelden of nooit, slechts 12% kan beroep doen op iemand als zij door een noodsituatie tijdelijk niet alleen thuis kunnen zijn en slechts 6% weet dat hij een premie kan krijgen voor de aanpassing aan zijn woning aan zijn specifieke behoefte en 20% vindt dat hij te weinig sociale contacten heeft. Actieve inzet op, en ontwikkeling of implementatie van specifieke methodes om ook deze situaties aan te pakken dringen zich op.
Voor verslag, Rian Verstringe Dienst sociale zaken & huisvesting.
Evaluatierapport huisbezoeken aan 80-plussers
p 21 van 21