Participatieverordening gemeente Bergen 2014 De raad van de gemeente Bergen, gelezen het voorstel van Burgemeester en wethouders van 10 december 2013, gelezen het advies van de commissie Welzijn van 28 januari 2014, gelet op de artikelen 149 en 156 Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de artikelen 8, 19 lid 4, 19a lid 1, 23 lid 3 en 35 Wet inburgering en de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430); overwegende, dat de gemeente het streven van het Rijk naar een hoge mate van participatie van de ingezetenen in de maatschappij onderschrijft in de Wet participatiebudget en de toekomstige Participatiewet, en dat dit streven gebaat is bij een gezamenlijke aanpak van arbeidsparticipatie, educatie en maatschappelijke participatie; Besluit vast te stellen de
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: het college van burgemeester en wethouders; b. uitkeringsgerechtigde: een persoon met een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); c. Anw-er: een persoon die een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet ontvangt en die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf; d. niet-uitkeringsgerechtigde (nug-ger): een persoon als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a WWB, die als werkloze werkzoekende staat ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf; e. doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7 lid 1 onder a WWB door het college ondersteuning wordt geboden; f. belanghebbende: een persoon die behoort tot de doelgroep en die aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden; g. voorziening: de voorziening bedoeld in artikel 7 lid 1 onder a WWB. Een instrument binnen een traject, dat ingezet wordt om belemmeringen bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid weg te nemen; h. subsidie: de aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten; i. premie: financiële beloning ter bevordering van arbeidsinschakeling; j. algemeen geaccepteerde arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB ; k. gesubsidieerde arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 10 lid 2 WWB.
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
1
2. De begripsbepalingen van de WWB, de Wet inburgering en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.
Hoofdstuk 2. Wet werk en bijstand Afdeling 1. Beleid en financiën Artikel 2. Opdracht college 1. Ingevolge artikel 7 WWB biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en omvang van de verschillende binnen de doelgroep te onderscheiden groepen en voorzieningen die het geschiktst zijn voor de leden van die groepen. 2. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden dan wel de maatschappelijke, economische of conjuncturele ontwikkelingen. Artikel 3. Plan 1. Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het college een plan vast, waarin de doelstellingen, soorten voorzieningen en de beoogde resultaten worden aangegeven. 2. Het college doet verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van het beleid. Artikel 4. Subsidie- of budgetplafonds en plafonds betreffende voorzieningen 1. De gemeenteraad stelt in de begroting een subsidieplafond vast. Het college kan in het plan een of meer bijzondere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een voorziening kan geweigerd worden als het subsidieplafond wordt overschreden. 2. Het college kan in het plan tevens een plafond instellen voor het aantal personen, dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening. 3. Een door het college voor een specifieke voorziening ingesteld plafond vormt enkel een weigeringsgrond bij de aanspraak op die desbetreffende specifieke voorziening. Afdeling 2. Aanspraken van de doelgroep Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning 1. Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. 2. De in lid 1 bedoelde ondersteuning kan bestaan uit: a. ondersteuning bij de verwerving van arbeid; b. ondersteuning bij het behoud van arbeid; c. een voorziening als bedoeld in artikel 6 van deze verordening. 3. Voorzieningen worden niet ingezet voor belanghebbenden jonger dan 27 jaar zolang na hun melding voor een bijstandsuitkering nog niet de wachttermijn van vier weken is verstreken. Artikel 6 Voorzieningen 1. Het college kan een persoon binnen de doelgroep een voorziening aanbieden. Een voorziening wordt slechts aangeboden voor zover het college deze noodzakelijk acht voor de arbeidsinschakeling van de desbetreffende persoon. 2. De in lid 1 bedoelde voorziening kan bestaan uit: a. een voorziening ten behoeve van het verwerven en behouden van arbeid; b. een voorziening ter verbetering of behoud van de positie op de arbeidsmarkt of binnen de maatschappij; c. het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling;
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
2
d. de verwerving van een dienstverband als bedoeld in artikel 2 lid 1 Wet sociale werkvoorziening 30); en e. gesubsidieerde arbeid. 3. Onverminderd lid 2 kan een voorziening tevens betrekking hebben op: a. de noodzakelijke kosten samenhangende met de deelname aan een voorziening; b. de kosten ter bepaling van de noodzakelijkheid en inhoud van een voorziening; c. de noodzakelijke kosten in verband met loonvormende arbeid. Artikel 7. Verruiming doelgroep In afwijking van artikel 5 lid 1 van deze verordening kan het college de aanspraak op bepaalde vormen van ondersteuning ook openstellen voor andere personen die in de gemeente Bergen hun woonplaats hebben. Artikel 8. Uitvoeringsbesluit 1. Bij uitvoeringsbesluit kan het college ten aanzien van de verschillende vormen van ondersteuning, met inachtneming van hetgeen daarover in het plan is bepaald, nadere regels stellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op: a. aan wie, onder welke voorwaarden, welke vorm van ondersteuning kan worden aangeboden; b. de weigeringsgronden; c. de beëindigingsgronden. 2. Daarnaast kunnen de regels bedoeld in lid 1 tevens betrekking hebben op: a. de verstrekking van subsidies; b. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling; c. de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies; d. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten; e. het vragen van een eigen bijdrage; f. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies. Afdeling 3. Verplichtingen van de doelgroep en premies Artikel 9. Verplichtingen 1. Een uitkeringsgerechtigde is verplicht van de hem/haar aangeboden vorm van ondersteuning gebruik te maken. 2. Elke persoon die deelneemt aan een voorziening is daarnaast gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WWB, IOAW, IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen en deze verordening. 3. Het college kan in aanvulling op de in lid 2 genoemde algemene verplichtingen voor een deelnemend persoon individuele verplichtingen aan een voorziening verbinden. Deze persoon is dan ook aan deze verplichtingen gehouden. 4. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan de in de leden 2 en 3 genoemde verplichtingen, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening op basis van artikel 8 lid 1 onder b WWB. 5. Als een niet-uitkeringsgerechtigde of Anw-er gebruik maakt van een voorziening en niet voldoet aan de in lid 2 en lid 3 genoemde verplichtingen, kan het college de kosten van de ondersteuning en/of voorziening geheel of gedeeltelijk van hem/haar terugvorderen. Artikel 10. Premies Het college verstrekt in beginsel geen premies voor behoud of aanvaarden van werk.
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
3
Hoofdstuk 3. Educatie Artikel 11. Educatie 1. Het college kan educatievoorzieningen aanbieden aan personen die vallen onder de doelgroep van het participatiebudget of Participatiewet met als doel hun participatie te verhogen. 2. De bepalingen van hoofdstuk 2 afdeling 1, zijn op dit hoofdstuk van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Slotbepalingen Artikel 12. Hardheidsclausule Het college kan ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 13. Situaties waarin deze verordening niet voorziet In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 14. Inwerkingtreding en intrekking bestaande verordeningen 1. De verordening treedt in werking op 1 april 2014. 2. Met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Re-integratieverordening WWB gemeente Bergen 2004’ ingetrokken; 3. De ‘Verordening Wet inburgering gemeente Bergen 2010’ wordt eveneens ingetrokken, behoudens voor zover de Wet Inburgering van toepassing blijft op grond van artikel X van de Wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb. 2012, 430). Artikel 15. Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als de ‘Participatieverordening gemeente Bergen 2014’. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bergen op 18 februari 2014
De voorzitter,
De griffier,
M.H.E. Pelzer
W.P.G.M. Scheepens
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
4
Toelichting Algemeen Deze verordening geeft de juridische handvatten om dit participatiebeleid te gaan uitvoeren. Deze verordening kenmerkt zich door deregulering. De Raad kiest ervoor om aan het college en aan uitvoerende medewerkers een ruim mandaat te geven om in individuele gevallen passend maatwerk te leveren. De Raad doet een beroep op college en medewerkers om daarin creatief te zijn én om waar mogelijk de aansluiting te zoeken bij de ambities van de inwoners zèlf, die een beroep (moeten) doen op dit beleid. Met deze verordening maakt de Raad het mogelijk om de participatie vorm te geven conform het beginsel van zelf-sturing. De verordening is naar vorm en inhoud zo geschreven dat zij houdbaar is bij toekomstig te verwachten wetswijzigingen (met name het voorstel Wet werken naar vermogen) en ook houdbaar is bij verdiepte regionale samenwerking. Ook is de verordening aangepast op de recente wetswijzigingen in de Wet werk en bijstand en de Wet inburgering. Artikel 1. Begripsbepalingen Deze bepalingen spreken voor zich. Artikel 2. Opdracht college Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de onderscheiden doelgroepen en schept voorzieningen die voor hen geschikt zijn. In het beleidsplan (zie volgende artikel) heeft de Raad daarbij beschreven hoe de verschillende doelgroepen worden onderscheiden naar hun vermogen om zelfstandig geheel of gedeeltelijk te voorzien in hun inkomen. Artikel 3. Beleidsplan Dit is een beleidsplan waarin de doelgroepen zijn bepaald en de voorzieningen zijn beschreven: “Meedoen naar vermogen”. Dit beleidsplan is bedoeld voor de programmaperiode 2013-2016, dus vier jaar. Het college kan werkende weg het beleid verfijnen en waar nodig aanpassen aan zich wijzigende omstandigheden. Voorheen was het participatiebeleid gedetailleerd door de Raad in de verordening beschreven en voorgeschreven, maar dat verdraagt zich niet met de in de inleiding beschreven deregulering. Het college doet verslag aan de gemeenteraad over de doeltreffendheid en de resultaten van het beleid. In de regel verloopt dit via de gemeentelijke jaarrekening. Artikel 4. Subsidie- of budgetplafonds en plafonds betreffende voorzieningen De WWB geeft een individueel recht op participatievoorzieningen aan individuele belanghebbenden. Dit recht wordt begrensd door de taak van het college om te beoordelen of de gevraagde voorziening nuttig is. Maar daarnaast kan het college een voorziening ook op budgettaire gronden weigeren. Dit is eerder een principiële mogelijkheid dan dat het van groot praktisch belang is, maar moet niettemin geregeld worden. Het door de raad begrote bedrag voor participatie geldt als een subsidieplafond. Het college kan in het beleidsplan een of meer bijzondere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een voorziening kan geweigerd worden als het subsidieplafond wordt overschreden. Artikel 5. Aanspraak op ondersteuning Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Zie echter het vorige artikel voor begrenzingen. Het college kan zelf ondersteuning aanbieden, of een voorziening inkopen of financieren. De ondersteuning en voorzieningen hebben in de eerste plaats betrekking op het krijgen of behouden van betaald werk. Maar het doel is breder: zie in artikel 6 van deze
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
5
verordening. Het gaat ook om het verkrijgen/behouden van een plek binnen de maatschappij. Met ingang van 1 januari 2012 kent de wet een beperking voor jongeren tot 27 jaar. Als zij nog regulier aan het onderwijs kunnen deelnemen, wordt geen participatievoorziening mogelijk geacht. Zij moeten worden “terugverwezen” naar de schoolbanken en de ondersteuning van de gemeente zal zich daarop richten. In het beleidsplan is dat nader uitgewerkt. In de eerste vier weken na de melding voor een uitkering, mogen jongeren onder de 27 jaar bovendien (wettelijk) geen ondersteuning ontvangen, ter stimulering van hun zelfredzaamheid. Artikel 6 Voorzieningen Bij de participatievoorzieningen hoort allereerst het terug begeleiden naar werk. Het participatiebeleid richt zich in eerste instantie op personen die bijstand hebben aangevraagd of gaan aanvragen. Voor hun geldt de noodzaak om zelfvoorzienend te blijven of te worden. Maar het participatiebeleid is breder. Behoort betaald werk niet tot de mogelijkheden dan zal het college moeten omzien naar andere (geschikte) mogelijkheden van participatie. De voorkeursrichting die uit het beleidsplan blijkt, is het zoeken naar (maatschappelijk) zinvol vrijwilligerswerk. Dit kan de in de wet omschreven “wederprestatie” zijn als het accent ligt op het maatschappelijk nut. Het kan ook een vorm van sociale activering zijn als het accent ligt op het persoonlijk nut voor de belanghebbende. Ook de toeleiding naar de sociale werkvoorziening (WSW) en begeleiding van de personen die op de wachtlijst WSW zijn opgenomen hoort bij deze instrumenten. Artikel 7. Verruiming doelgroep De Wet op het participatiebudget maakt het mogelijk om ook aan inwoners van een gemeente die niet onder de doelgroep van de WWB vallen, een voorziening aan te bieden. Dit wordt om budgettaire redenen niet ingezet bij re-integratie, maar dit maakt het wel mogelijk om in bijzondere gevallen preventief op te treden. Ook maakt het de inzet van educatie-instrumenten voor de bredere (beroeps-) bevolking mogelijk. Zie hiervoor artikel 11. Artikel 8. Uitvoeringsbesluit Aangezien beoogd wordt om tot een deregulering te komen, is de bepaling bewust als “kan”-bepaling vormgegeven. Deze bepaling maakt het voor het college mogelijk om nadere regels te stellen als dat nodig mocht blijken, bijvoorbeeld als het college de uitvoering van het participatiebeleid geheel of gedeeltelijk opdraagt aan anderen in het kader van uitbesteding of samenwerking. Deze bepaling is afgestemd op regionale voorbeelden en met het oog op eventuele toekomstige regionale samenwerking. Artikel 9. Verplichtingen Het deelnemen aan participatievoorzieningen is niet vrijblijvend. In het beleidsplan is beschreven dat het college in eerste instantie vrijwillige deelname zal nastreven. Het opleggen en handhaven van een verplichting moet uitzondering zijn, maar zal voorkomen. Een uitkeringsgerechtigde is verplicht van de hem/haar aangeboden vorm van ondersteuning gebruik te maken. De verplichtingen worden nader uitgewerkt in de wet. Daarnaast kunnen uit het oogpunt van maatwerk bij een traject bijzondere individuele verplichtingen worden opgelegd. Bij het starten van een traject worden belanghebbenden gewezen op de verplichtingen en de gevolgen van het niet nakomen daarvan. Als een WWB – gerechtigde belanghebbende verwijtbaar de verplichtingen niet nakomt zal dit leiden tot een tijdelijke verlaging van de uitkering. De wijze waarop en de mate waarin worden in een afzonderlijke verordening geregeld. De niet-uitkeringsgerechtigde is niet verplicht tot deelname aan een traject, maar verbindt zich door het gaan deelnemen aan een traject wel aan de verplichtingen die
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
6
erbij horen. De deelname is dus vrijwillig maar niet vrijblijvend. Via de afstemmingsverordening is voor deze belanghebbende geen sanctie op verwijtbaar gedrag mogelijk. Daarom wordt een sanctiemogelijkheid geopend in het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van de kosten van de ondersteuning. Dit is een bevoegdheid van het college, waarbij het college telkens een afweging van alle betrokken belangen moet maken. Naast de mate van verwijtbaarheid zal in die afweging in ieder geval ook de draagkracht van de belanghebbende moeten worden meegewogen. Artikel 10. Premies Het college verstrekt in beginsel geen premies voor behoud of aanvaarden van werk. In het beleidsplan is aangegeven dat het verstrekken van premies afbreuk doet aan het beginsel dat het vanzelfsprekend is dat de belanghebbende die kan werken, dat ook naar vermogen doet. Artikel 11. Educatie Naast het “reguliere” onderwijs, bieden met name ROC’s opleidingsmogelijkheden aan voor belanghebbenden die behoren tot de beroepsbevolking (Wet educatie beroepsbevolking) en niet meer in het reguliere onderwijs terecht kunnen. Via het participatiebudget ontvangen gemeenten een beperkt budget om dit te financieren. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan alfabetisering. De doelgroep is breder dan de WWB-doelgroep. Zie artikel 7. Artikel 12. Hardheidsclausule Deze bepaling spreekt voor zich. Artikel 13. Situaties waarin deze verordening niet voorziet Deze bepaling spreekt voor zich. Artikel 14. Inwerkingtreding en intrekking bestaande verordeningen De verordening treedt in werking per 1 april 2014. Daarmee worden eerdere verordeningen ingetrokken. De oude Inburgeringsverordening blijft van kracht voor de trajecten die nog onder de oude Wet inburgering zijn gestart (dus vóór 1 januari 2013). Ook de trajecten die wettelijk al voor 1 januari 2013 hadden mogen starten maar door omstandigheden later beginnen, vallen nog onder de oude Wet inburgering. Een en ander geldt, zolang de bedoelde trajecten nog niet zijn afgerond. Artikel 15. Citeertitel Dit artikel behoeft geen toelichting.
Participatieverordening gemeente Bergen 2014
7